ORGAAN VAN DE HISTORISCHE KRING HAAKSBERGEN
305 GESLAAGDE EXCURSIE NAAR OLDENZAAL Op zaterdag 16 september j.l. werd door de Historische Kring een ex cursie naar Oldenzaal georganiseerd, die blijkens de reacties van de deelnemers en deelneemsters wel in de smaak gevallen is. In de sacris tie van de Plechelmus-basiliek waren de kunstschatten van de kerk geëxposeerd. Jammer was het, dat de beschikbare tijd het niet toeliet meer aandacht aan de fraaie liturgische voorwerpen en gewaden te besteden, te meer omdat de ruimte bijna te klein was om de circa 90deelnemers te kunnen bevatten. Beter werd het 5 toen de excursisten daarna in twee groepen gesplitst werden, die beurtelings het oudheidkundig museum "Palthe-huis" en de basiliek konden bekijken. Bij beide waren veel dingen van grote historische waarde te zien o, a, de bekende stoel van "Huttenklaos". Voor de meest sportieven onder ons was de beklimming van de Plechelmus-tor en ook een evenement, dat de moeite waard was, Hoewel het de gehele morgen geregend had, was het weer na de middag zo verbeterd, dat vanaf de toren fraaie vergezichten mogelijk waren op omliggende plaatsen, Een woord van dank aan de organisatoren van de excursie en onze gastheren te Oldenzaal moge dit korte verslag besluiten, Het Bestuur
MEDEDELING VAN DE REDACTIE Aandachtige lezers zal het opgevallen zijn, dat dit nummer van Aold Hoksebarge dikker is dan normaal en 20 i,p, v. zoals anders 16 pagina's telt, De reden hiervan is, dat dit exemplaar het laatste is van vijf jaargangen van ons verenigingsorgaan. Het kwam de redactie gewenst voor om een gerubriceerde inhoudsopgave van deze vijf jaargangen samen te stellen, waardoor ieder, die nog eens een artikel wil naslaan, zonder al te veel moeite de juiste plaats kan vinden. U ziet deze inhoudsopgave op de bladzijden nrs. 319 - 324. Vijf jaargangen Aold Hoksebarge betekenen een kleine mijlpaal in het bestaan van onze vereniging, waar wel even bij mag worden stilgestaan. De redactie wil van deze gelegenheid gebruik maken om de lezers hartelijk te bedanken voor de voortdurende belangstelling en gewaardeerde positieve reacties, Moge de prettige relatie tussen U en ons in de volgende vijf jaar bestendigd worden. De Redactie
306 IN 1723 KREEG DE KOSTER EEN NIEUW HUIS
Op 20 en 21 mei 1723 werd te Haaksbergen een goedsherenvergadering gehouden, waarin de bouw van een nieuw kostershuis besproken werd. Goedsheren, ook erfgenamen geheten, waren afgevaardigden van het dorp en de zes marken van Haaksbergen, uit elke marke en uit het dorp twee man, in totaal dus 14 personen. Naast andere taken had dit college ook toezicht op het onderhoud van de kerk, de kosterij, het kerkhof en het onderwijs. Men leest in de notulen van de vergadering: "De kerkmeesteren een nader bestek van het Costershuis op huiden ter vergaderinge van de presente Goedsheeren en Erfgenamen vertoond hebbende, soo is 't selve ingevolge het overgegevene bestek bestedet aan de minst biedende, sijnde Waender Bloemcamp voor een summa van ƒ 570, -welk bestek alhier volgende in 't protocol sal geregistreerd worden: BESTEK VAN DE COSTERLJE
Ses gebont (gebinten), de balken lang binnenwerk 20 voet, dick of swaer op de stam 11 en 12 duim, op de top 10 en 11 duim. De stijlen lang 15 voet, swaer 8 en 12 duim. De korbeels 4 1/2 voet lang, dick 8 en 9 duim. De platen lanck 48 voet, dick 7 en 8 duim. De steek of waaybanden lang 7 ½, dik 4 en 6 duim. Twee onderslagen stijlen daer de groote deuren aen hangen lang 11 voet van drie/vierdel kant. De reijen in 't geheel soo als er toebehoort 5 en 6 duim. Zestien span spoor en lanck 17 voet, op de stam 5 en 6 duim, op de top 4 en 5 duim. In eiken span sparen een haenen houd of balkjen lang 8 voet, dik 4 en 4 duim. Boven door de sparen een naelde of ribbe van 2 1/2 en 4 duim. Drie opsetsels nae behooren. De platen op de afdakken 47 voet, 4 en 8 duim. Op de hilde in eiken stijl een intooge lang 10 voet, dick 4 en 5 duim. Twe onderslagen stijls daer men van de deele in de keuken gaet lang 11 voet, dick 5 en 7 duim, twe mael doorrijget met ribben van 5 en 7 duim. In den boven eynde twe klooster cousijns (kozijnen) lang 8 voet, dick 7 en 5 duim met eijken vensters. Het deurcousijn aen den hof hoog 11 voet, een glas van 3 3/4 voet, in de dag wijt 3 voet, het hout dick 5 en 8 duim. Daerin twe gekorven deuren van 1 ½ duims eijken planken. Nog 4 kousijntjes in de afdakken, waschkamer, kelder en kamers, het hout dick 4 en 7 duim, in den dag 3 en 2 ½ voet met eijken vensters. Nog vier deurenkousijns aen de kamers hoogh 6 1/2 voet wijt 3 voet, het hout 5 en 5 duim met deuren er in.
307
Twe houten gevels elk driemael doorrijdt, de onderste reije die op de plate komt 6 en 8 duim met eijken gevel planken daer voor, onder voor de gevels een lijste. De nien of grote deure van 1 1/2 duims vuren hout met de middeler (stiepel) daerin. Dertig voet grondhout van behoorlijke swaerte. De beddesteden behoorlijk te maken, gelijk het op het papier aanweijst, van duims vuiren hout. Boven de kelder vijf eijken ribben waertusschen wordt gewulft, alsmede boven de kamertjes ses ribben swaer 6 en 7 duim. Boven de keuken te solderen (zoldervloer) alsmede de kamertjes met eijken solderplanken. Soo veel latten als op het huis van noden sijn. Dit alles te maken gangbaer om te sluiten nae behoorlijke ordre. METSELWERK Dit huis is lanck 47 voet breet 37 1/2 voet. Dit alles op te metselen met een steensmuur. Edog de fondamenten van twe steensmure sullende de grauwe steen door de kerkmeesteren geleverd worden (afkomstig van afbraak oude huis ?): Aen de afdakken tot aen de plaete. Aen de gevels tot aen of tegens de balkens, De kelder met een steens muur rontom en boven tusschen de ribben gewulft, Tusschen de keuken en de deele alsmede de kamertjes met een half steens muur. Een dubbelde schoorsteen nae behoren daer uit te halen en op 't boesems hout mede op te metselen, Dit alles te maeken nae behoren gelijk het op het papier aenwijst. De keuken te berapen en bepleisteren met de kelder en de kamertjes. Het huis behoorlijk met pannen te voorsien, boven te bevorsten en de dakken daer onder". Onder het bestek staat de acceptatie van de aannemer: "Bekenne ik ondergeschreven ingevolge bovenstaende bestek te hebben aengenomen de leverantie van de materialen en dan opbouwen van de kosterij tot Hax-bergen voor een somma van ƒ 570 gulden. Haxbergen 21 Mei 1723. w. g. Wander Blomkamp" Aan de hand van bovenstaande bestek is het mogelijk een schets te maken van het Haaksbergse kostershuis anno 1723, dat gelegen was op de hoek van de tegenwoordige Von Heijdenstraat/Schoolstraat, thans het pand van Klaver N. V. Het geeft een indruk van een dorpshuis in het begin van de 18e eeuw, overigens een woningtype, dat eeuwenlang gebruikelijk was. Opvallend is wel, dat de buitenmuren al geen vakwerk meer
308
waren, maar gemaakt van steens metselwerk, vermoedelijk al een zekere luxe, die voor de koster, die tevens schoolmeester was, niet overdreven werd geacht. De grote deeldeur bevond zich aan de straatzijde, de keuken, gelegen aan het boveneind van de woning, aan de tuinzijde, De schets bij dit artikel is het kostershuis, gezien vanuit de tuin, gemaakt naar de beschrijving in het bestek. W. E. ten Asbroek
KOSTERSHUIS ANNO 1723
309 HOE EEN TOEKOMSTIGE DROST HAAKSBERGEN LEERDE KENNEN In 1595 had Joost van Bevervoorde tot de Oldemeule zijn tweede echtgenote Judith Schele tot meesteres van zijn bekende kasteel Oldemeule gemaakt. Dit riddergoed lag in Eule tussen Hengelo en Beckum. Reeds in 1334 werd Everhard van Bevervoorde er door de graaf van Bentheim mee beleend en sindsdien was het in handen van de familie gebleven. In 1800 werd het slot helaas afgebroken, alleen zijn water-korenmolen, die nog onlangs zo prachtig werd gerestaureerd, getuigt van vroegere glorieuze jaren. In 1597 kreeg het echtpaar Bevervoorde-Schele een zoon, Nicolaas Christoffel geheten, die van 1639 tot 1675 drost van Haaksbergen en Diepenheim zou zijn. Reeds in 1627 had Nicolaas kennis gemaakt met het dorp Haaksbergen, maar niet op zo'n prettige wijze, hoewel het aanvankelijk zo plezierig begonnen was. Onderrichter van Haaksbergen was Johan Varver, stammend uit een geslacht van blauwververs, dat in het zogenaamde Blauwenhuis woonde, op de plaats waar nu Rijwielhandel H. ter Avest, Eibergsestraat 19-21 gevestigd is. In oktober 1967, in het eerste nummer van de eerste jaargang van Aold Hoksebarge besteedde de heer J. Overbeeke al uitvoerig aandacht aan deze familie. Johan Varver was gehuwd met Anna, wier achternaam onbekend is, en was vader van een zoon Berend en twee dochters, Anna en Lijsken, En met de eerste, de oudste dochter, was Jonker Nicolaas van Bevervoorde een vrijage begonnen, die niet zonder gevolgen was gebleven. Met haar trouwen was natuurlijk onmogelijk voor zo'n deftige jonker, dat was te ver beneden zijn stand. Maar als je rijk bent, is er wel een andere oplossing, met geld kun je heel veel goed maken'. Uitvoerig wordt de geschiedenis verteld in de notulen van de Haaksbergse gerichtszitting van 31 mei 1630. Wat zal Haaksbergen gesmuld hebben van dit schandaaltje, dat een burgermeisje, nog wel een dochter van deonderrichter, overkomen was. Richter is Henrick Menger, keurnoten of bijzitters zijn Derck Menten, die tevens notuleerde en Johan Varver. Eerst worden de gewone zaken afgehandeld, aanpandingen, aanmaningen tot betaling van schulden en verkopingen van erven en landerijen. Dan treedt Johan Varver terug als keurnoot en neemt Gerrit ten Busch zijn plaats in, want nu komt Johan's zaak. Hij wordt partij in het gericht'. Uitvoerig heeft Derck Menten er met veel Duitse woorden en spelingen een verslag van gemaakt, Derck kwam namelijk uit Gronau: "Gecompariert unnd erschennen (zijn) Johann Varver, Underrichter, mit Annen sijner ehelichter huisfrouw unnd sie Anna mit Johann vorsz. haeren echter Mann und natuurlicken Mumber". Het echtpaar bekende
310
voor het gericht, dat het "schuldich unnd verplichtet worden synn aan Juditkenn (n.b. genoemd naar Jonker Nicolaas' moeder Judith), bij haerer comparanten oldeste dochter Annen door Juncker Niclaesz van Bevervorden natuurlich geprocreerde (verwekte) dochterkenn, die summa vann twee hundert daler ad dertich stuver 't stucke gerechnett, welcke penningen Johann Varver krafft (krachtens) mit Juncker Beverforde anno 1627 den 19 Octobris opgerichteden ende onderschrevenn accortz, wegen het onderholdt des kindes, alsz ock mede wegen der swancheringe haerer dochter, des kindes moder vorsz,, woll ontfangen hefft". 200 Daalder klinkt in de huidige tijd misschien niet veel, maar in die jaren hebben Johan Varver en Anna het gebruikt "tott bethalinge haerer angekofften hueses ende hoeves (aangekochte huis en tuin) staende ende gelegen alhier tott Haxbergen in de Blanckenborch tusschen huesern ende hoevens vann S, (wijlen) Matthias Langenzals einer- und Herman Tiasz anderseitz". Johan en Anna Varver beloven "haerer dochter kindt vor die jaerlixe rente tott syne mundige jaerenn (haar meerderjarigheid) sonder ferner (verdere) kosten und schaden Junckers van Bevervorde ten vollenn to onderholdenn ende tho verplegen (op) borger-lyke wyse, also dat numandt darover te klagen hebben solle, unnd so bald (zodra) Juditkenn vorsz. syne mundige jaeren erreichet (bereikt) ende by andere leyde (lieden) dienen und wonnen werdt (wonen zal), geloeven (beloven) comparanten haer so daenes vorsz. capitaell (200 daalder) tho erleggen (betalen). Eventueel wil het echtpaar dan ook wel rente geven, "handtgeldt up tydt ende termyn alsz sie alszdann accordieren werden (zullen) bis tor tydt der afloese (aflossing)". Tot zekerheid voor hun dochterskind Juditken stelt het echtpaar "tott einen wharen hypotheek ende underpande und warborgenn haer huesz ende hoff vorsz. met allen darthobehoerenden olden und nien (nieuwe) recht und gerechtigheidenn, vort (verder) haere allinge bewech- und unbewechliche (roerende en onroerende) itzige (tegenwoordige) und thokumstige haeve und guedern" om in het geval van niet betalen van rente of kapitaal deze hieruit te kunnen verhalen. Uit de gerichtsprotocollen blijkt nog, dat Johan Varver het huis in de Blankenborg op 10 augustus 1629 gekocht had, en er sindsdien ook woonde. Jonker van Bevervoorde heeft zijn kennismaking met Haaksbergen wel heel duur moeten betalen. W. E. ten Asbroek
311 FUNCTIE EN WERKWIJZE VAN HET GERICHT HAAKSBERGEN
Het landsheerlijk gezag manifesteerde zich in vroegere jaren vooral door het bezit van de rechterlijke macht. De landsheer van Haaksbergen, van ca. 1100 tot 1811 achtereenvolgens de bisschop van Utrecht, de koning van Spanje en de Staten van Overijssel, werd vertegenwoordigd door zijn ambtman of drost, die speciaal belast was met de handhaving van de openbare orde. Aanvankelijk reisde de ambtsman rond door zijn rechtsgebied maar vermoedelijk sinds ca.1400 werd hij geassisteerd door richters, die in de verschillende kerspels of gerichten gevestigd waren. Voor het kerspel Haaksbergen was dit de richter van Haaksbergen. In criminele zaken kende men het zgn. hoge en lage gericht. Het eerste was voorbehouden aan de drost, het tweede aan de richter. Civiele kwesties werden berecht door de richter. Burgerzaken betroffen aan- en verkopen, boedelscheidingen, testamenten, hypotheken, geldleningen, voogdij stellingen en schuldinvorderingen. Het Haaksbergse gericht werd gevormd door de richter en twee keurnoten of bijzitters. Bij afwezigheid van de eerste kon ook de verwalter of plaatsvervangend richter als richter optreden. Een van de keurnoten was vaak de zgn. onderrichter, die de richter assisteerde bij werkzaamhe den als dagvaarden, huren, pachten en hypotheken opzeggen, aanmaningen en beslagleggingen. De andere keurnoot was een te goeder naam bekend staande ingezetene van het dorp of kerspel Haaksbergen. Geprotocolleerd werd door de gerichtsschrijver, die soms ook tevens keurnoot was. Geoordeeld werd "met rechte ende nae landrechte ende nae athmals (overgeleverd) rechte". De zaken, die het gericht te behandelen kreeg, waren velerlei: diefstal, beroving, mishandeling en belediging, registreren van contracten, machtigingen, hypotheken, koopacten, voogd- of momberstellingen, boedelscheidingen en inventarisaties, maar vooral schuldinvorderingen en beslagleggingen stonden op de agenda van de wekelijks plaatsvindende zittingen. Als er tussen deze "gewone" zittingen een extra zitting nodig was, sprak men van een "noodgericht", een zitting op verzoek. Deze was nogal eens nodig b. v. bij spoedeisende testamenten of wanneer getuigen van elders buiten de normale zittingstijd verschenen, die hun natuurlijk niet altijd bekend was. Minderjarigen en huisvrouwen en zelfs weduwen konden niet alleen voor het gericht optreden. Zij moesten vergezeld worden door hun voogd of mombaar, bij echtgenotes was deze meestal haar man. Bij enigszins belangrijke zaken was het gewenst zich te laten vertegenwoordigen of bijstaan door een gevolmachtigde, meestal een persoon, die meer of minder met rechtzaken op de hoogte was. Naar gelang van de hoedanigheid van de gemachtigde sprak men
312
van een volmachtiger, mandataris, interveniënt, licentiaat, procureur of procurator, advocaat en rechtsgeleerde. De laatsten waren vaak gedoctoreerd en hadden achter hun naam de letters J.U. D. staan: juris utriusque doctor, n.l. doctor in beide rechten, burgerlijk en kerkelijk. De partijen in het rechtsgeding werden bij strafzaken meestal klager en beklaagde genoemd, bij civiele zaken aanlegger en verweerder, De laatste heette in het latijn ook pars adversa, tegenpartij. Bij schuldinvorderingen "besprak" de schuldeiser de schuldenaar "met rechte" of "sprak hem aan" door "inleidinghe nae Landrecht" te doen, De schulden konden op allerlei manieren ontstaan zijn; "herkomniende van reckeninge", wegens "verkoffte" goederen als erven, landerijen, "bestialiën" (vee), landbouwgewassen, bier en honing,, wegens achterstallige pachten en renten, wegens onbetaald loon, "meysterlohn" (doktershonorarium) of als vergoeding voor "smerte ende versuym" bij mishandelingen, Om betaling van schulden, die overigens nog bewezen moesten worden, veilig te stellen, werd roerend of onroerend goed va.n gedaagde "gearresteerd" d.w.z. in beslag genomen en tot onderpand gesteld of in de taal van die tijd "anpandinghe gedaen". Volgens landrecht werd het arrest drie keer herhaald, soms zelfs nog een vierde keer, dit heette dan "boven rechte", Als de gedaagde niet in het gericht woonde en niet bekend was, moest hij een borg stellen en als hij dat niet kon werd hij "corporell" (in persoon) gearresteerd, De gedaagde werd door de richter geciteerd of gedagvaard om voor het gericht te verschijnen en zijn verklaring af te leggen. Als hij "bij faute" (zonder bericht) niet "compareerde" (verscheen), was gedaagde "in contumaciam" of "contumax" (weerspanning) en werd hij meestal zonder meer veroordeeld. De tegenpartij kon aan het gericht copie van de aanklacht en enkele, meestal twee weken uitstel vragen. Beide partijen konden ook getuigen doen horen. Zij gaven daartoe mondelinge of schriftelijke "interrogatoria (vragen) op ende tegens" met name genoemde getuigen. Zo nodig werden deze beëdigd om een "kundtschap der Godtljjcke waerheit" te zeggen, ook konden ze volstaan met "handtastinghe in ehedes plaetse", waarbij soms eerst een "avisatie des meinehedes" (waarschuwing tegen meineed) uitgesproken werd. Bij belangrijke kwesties werd zowel bij strafzaken als bij civiele advies gevraagd aan rechtsgeleerden en mede hierdoor kon een proces soms maanden, zelfs jaren gerekt worden. Als dan na kortere of langere tijd de sententie, decretum of uitspraak van de richter gevallen was, kon aanlegger of zijn gemachtigde zijn pand gaan halen bij de verliezende partij. Dit ging natuurlijk niet altijd even gemakkelijk. Zo nodig werd "panthaelinghe" verzocht aan de onderrichter. Het pand moest naar het
313 gericht gebracht worden, het moest getoond of "exibiert" worden. Dit was niet moeilijk bij een meubelstuk, een koperen ketel en zelfs nog niet bij een koe, een paard of een veulen, bij gepande landerijen werd "erde ende twijch" van het land getoond, bij beslag van gewas, aren van "rogge, weite ende boekwelte". Dit "signaet (teken) van pandinge" werd ! "ad protocollam" (te boek) gebracht, waarop de winnende parij "doende vërmoege sijn verwin ende gedaenê anpandinghe opboedinge (bod) ende aneichninge (toeëigening)" aan het pand deed. Men noemde dit het pand "té paele slijten". De winnaar deed een bod, soms werd "opgebuetet" (verhoogd) door hemzelf of een ander, waarna de laatste bieder eigenaar van het pand werd. Dit werd dan "gerichtelijk verzet, losse vorbeholden". De verliezer kon dus door binnen enkele dagen alsnog te betalen zijn afgepand eigendom terugkopen. Bij verkopen van grotere zaken als erven, woningen en landerijen, wilde men natuurlijk graag meer mogelijke ko pers aantrekken. De onderrichter hield dan "kerckespraecke" of "affi geerde" d.w.z. plakte een mededeling over de a.s. verkoop aan, soms zelfs "an die drie naeste kerspels kercken binnen Delden, Haxbèrgen ende Enschede", Het goed werd dan enige tijd later "opentlijk verkofft bij brendende kertzen. Wie bij kertzenuitganck de laetste verhoging hefft, sal koeper sijn"J Hiervoor gebruikte men waskaarsjes, die ca. 5 minuten brandden. Tijdens deze brandduur kon men verhogen, maar als bij het laatste kaarsje geen bod was gedaan, werd de laatste bieder koper. Vaak was een proces met de uitspraak van de richter nog niet afgelopen. Men procedeerde verder, omdat er nieuwe gezichtspunten ter tafel ge bracht werden of om berekende gerichtskosten te verhalen, die vaak niet mis waren. Op deze wijze kwam het dikwijls voor, dat ook onbelangrijke kwesties jarenlang slepend gehouden werden. Dat daarbij niet alleen de gerichtskosten, maar ook de honoraria van gemachtigden en rechtsgeleerden steeds hoger werden, is duidelijk. w.E. ten Asbroek
314 ASSINKKAMP
(2)
HUIS NR. 74
Op de plek, waar nu het café en winkelpand van de familie Ottink, Molenstraat 26-28, gevestigd is, stond in vroegere jaren het "Huis aan de Boom", op de kadasterkaart anno 1830 huis nr. 74. De benaming 'Aan de Boom" wijst er op, dat hier enkele eeuwen geleden een slag- of tol-boom was, waarlangs het verkeer van Eibergen, Neede, Vreden en andere dorpen daar in de buurt, Haaksbergen moest binnenkomen. Of op deze plaats ooit tol geheven is, is echter niet bekend en ook oude papieren zeggen niets hierover. Het is natuurlijk niet onmogelijk, dat dit in een grijs verleden wel het geval geweest is, maar aannemelijker is het, dat er alleen een slagboom was, waarmee het dorp Haaksbergen tijdens nachtelijke uren min of meer afgesloten werd. Van de oudst bekende bewoners van het huis aan de boom is niet te bewijzen, dat zij afstammen of familie zijn van Johan Assink, die in 1600 in het dorp woont, hoewel Johan's kleinzoon Karst Assink op 3 januari 1681 aan de toenmalige bewoner van het huis aan de boom, Jan ten Raa, een hypotheek van 150 daalder opzegt of "loskundigt" zoals men het toen noemde. In de gerichtsprotocollen wordt op 10 februari 1632 de eerst bekende bewoner genoemd, Gerdt ten Raa, die in tweede echt gehuwd was met een juffrouw Stina. Op 2 april 1649 wordt haar naam weer genoemd in de protocollen en blijkt zij hertrouwd te zijn met Claas ten Grotenhuis. Jan ten Raa is haar stiefzoon, dus uit het eerste huwelijk van Gerdt, en hij moet uit de boedelscheiding 171 daalder ontvangen van zijn stiefmoeder. Ook Jan woont aan de boom. Hij was vóór 6 juni 1659 gehuwd met Geesken Michgorius en hertrouwt op 12 augustus 1677 met Grietje Bruyns. Het beroep van Jan is niet bekend, meestal wordt hij provisor genoemd, namelijk provisor van de N.H. Diaconie, wat betekende, dat hij belast was met de armenzorg. In deze functie wordt hij vermeld van 1661 tot 1675. Daarna wordt hij tot 1687 vermeld als ouderling van de "gereformeerde" gemeente van Haaksbergen. Voor het laatst wordt hij genoemd in de gerichtsprotocollen van 1699. Zijn zoon, ook Jan ten Raa geheten, huwt in 1708 met Jenneken Buur-sink uit Buurse. Door financiële moeilijkheden wordt hij in 1722 gedwongen een hypotheek op zijn huis te nemen. Hij krijgt daartoe ƒ 700, - van Johannes Michgorius, secretaris van Haaksbergen. Het huis aan de boom wordt dan al niet meer door één familie bewoond, want in het hoofdgeldregister van 1723 worden als bewoners genoemd Jan ten Raa, zijn zuster Maria ten Raa, weduwe van Nicolaas Armbroster en Hendrik
315
Reimerink. Nicolaas Armbroster stamde uit een familie van orgelbouwers en organisten, terwijl van Hendrik Reimerink bekend is, dat hij smid was. Volgens de volkstelling van 1748 en de N.H. lidmatenlijst van 1749 wonen dan in het huis aan de boom kinderen van Jan ten Raa, namelijk Gerrit ten Raa, die in 1743 getrouwd was met Jenneken Morssinkhof, Jan Hendrik ten Raa en Catharina ten Broekhuis, weduwe van Willem ten Raa, die in 1741 met Willem gehuwd was en haar man dus al vroeg had moeten missen. De financiële moeilijkheden zijn nog niet voorbij voor de familie. Blijkbaar wordt zelfs de hypotheekrente niet op tijd betaald, want op 22 juni 1776 verkoopt de hypotheekhoudster Christiena Michgorius, dochter van bovengenoemde secretaris, het huis aan de boom voor ƒ 707, - aan Anna Zeggers, weduwe van Arend ter Horst, De verkoop van het pand geschiedt voor de helft executoir door Christiena Michgorius en voor de andere helft vrijwillig door de weduwe van Willem ten Raa en de erfgenamen van Gerrit ten Raa. Van Arend ter Horst is bekend, dat hij fabrikeur was en woonde in het pand hoek Spoorstraat-Poststeeg (voormalige coöperatie), waar ook zijn weduwe bleef wonen, zij verhuisde dus niet naar de boom. Als zij in 1777 wil hertrouwen, wordt er een inventaris opgemaakt, waarin naast garens en geweven doek ook een "sak horologie" genoemd wordt. Uit de opsomming blijkt, dat inmiddels het huis aan de boom opgeknapt is en verbeterd, waardoor dit nu ƒ 1000, - waard is. De tweede man van Anna Zeggers heet Hendrik Jan ten Raa, die weliswaar dezelfde achternaam draagt als de bewoners van het huis aan de boom, maar beslist geen naaste familie is. Hij is afkomstig van het erve Te Giffele in Hoonte onder Neede. In 1789 krijgt het echtpaar Ten Raa-Zeggers gelegenheid hun huis aan de boom te ruilen met dat van hun buurman aan de latere Poststeeg, want op 4 december van dat jaar kopen zij het huis aan de Kattenstraat (Poststeeg) van Hermanus Hendrikzoon Waanders en diens vrouw Grie-te Derksen voor ƒ 800, - en de laatsten kopen op dezelfde datum en voor hetzelfde bedrag het huis aan de boom, waarvoor zij een hypotheek van ƒ 835, - krijgen van de Diaconie. Bij de volkstelling van 1795 is dan ook deze Hermanus Waanders, wiens beroep smid is en wiens gezin vier personen telt, hoofdbewoner van het huis aan de boom. In hetzelfde pand wonen echter nog vier of vijf gezinnen. Bij de volkstelling van 1830 wordt Hermanus Waanders vermeld als wever, oud 75 jaar. Dan wonen er in totaal vier gezinnen en wel die van Waanders zelf, van de weduwe Zwerink, van de metselaar Kaspers en van de schoenmaker Eyf.
316
In 1840 is het pand uitgebreid tot twee huizen. In het kleinste aan dekant van de E ib ergs estraat woont de tapper Hendrikus Zweerink, in het grootste wonen nog steeds vier gezinnen, namelijk die van Hendrikus Waanders, metselaar, Hendrik Kaspers, metselaar, Steven ter Riet, daglo ner en Hermanus te Kotte, landbouwer. Eigenaar van beide panden is Hendrikus Waanders. In 1850 wonen in het ene huis Hendrik Kaspers en in het andere Hendrik Waanders, blijkbaar was de woningnood gedaald en vermoedelijk ook de welvaart gestegen, waardoor inwoningen niet meer nodig waren. HUIS NR. 75 De oudst bekende bewoner van huis nr. 75, thans het pand van mevrouw J. R.P. Hofsté op Bruinink-Morsman, Molenstraat 24, was Hendrik van Aele, van wien in de gerichtsprotocoliën van 23 september 1663 vermeld wordt, dat hij een schoonzoon was van Willem Bargerinck. Als men nog even de genealogie Assink in het eerste artikel over de Assinkkamp nakijkt, ziet men dat Willem Bargerinck met Jenneken Assinck getrouwd was, een dochter van Johan Assinck, aan wien de Assinckkamp zijn naam ontleende. Hendrik van Aele, die ook Vesterinck genoemd werd, was omstreeks 1660 gehuwd met Fenna Bargerinck. Men mag aannemen, dat toen ten behoeve van het jonge paar een stukje Assinkkamp werd afgestaan, waaruit volgt dat huis nr. 75 uit ca. 1660 stamt. Op 17 september 1700 maakte Hendrick van Aele zijn testament, vermoedelijk is hij kort daarna gestorven. Als zijn kinderen worden genoemd Garrit van Aele, die in 1684 met Grietje Leferinck getrouwd was en te Amsterdam woonde, verder twee ongehuwde dochters Jenneken en Willemken van Aele en nog een dochter Anneke, die in 1691 met Werner Averbeeke, smid te Haaksbergen, getrouwd was. In het Verpondingsregister van 1720 worden als bewoners van huis rir„ 75 de weduwe van Aele en Willemke van Aele vermeld, maar in het Hoofdgeld-register van 1723 staat "Willemke van Aele en haar zusters", waarschijnlijk was moeder inmiddels op zeer hoge leeftijd overleden. Een dochter van het echtpaar Averbeeke-Vesterinck alias Averbeeke-van Aele, Barmken geheten, huwde in 1722 niet Hendrik Mei j eririk en dit echtpaar kwam door vererving in het bezit van het pand. Bij de volkstelling van 1748 worden dan ook als bewoners genoemd Hendrik. Meijerink met vrouw en één kind boven tien jaar. Inwonend waren nog Lambert ten Thije met vrouw en twee kinderen onder tien jaar en een klopje. Het ene kind van Hendrik Meijerink boven tien jaar was zijn zoon Gerrit, die twee keer trouwde: in 1762 met Stine ter Borg uit het dorp Haaksbergen en in 1766 met Fenne Boumeister uit Langelo. Uit
317 het eerste huwelijk werd in 1764 een zoon Herman geboren, die in 1796 trouwde met Hermina Holterman, ouders van Gerhardina Meijerink, die op haar beurt in 1825 huwde met de metselaar Gerhardus Wijlens, die in 1796 geboren werd als zoon van Jan Wijlens en Berendina Wissink, Vermoedelijk woonde deze Jan Wijlens ook in huis nr, 75, waar hij bij de volkstelling van 1795 als daghuurder vermeld wordt, Uit het tweede huwelijk van Gerrit Meijerink, dat met Fenne Boumeister, werd in 1770 een dochter Christina geboren en ook deze huwde twee keer: in 1799 met Hendrik Oostendorp te Langelo en in 1815 met Joannes Wijlens, die in 1795 uit hetzelfde echtpaar Wijlens-Wissink geboren werd, De familieband werd hierdoor tamelijk ingewikkeld; de dochter van Herman Meijerink, Gerhardina, trouwde met Gerhardus Wijlens, de halfzuster van Herman Meijerink, Christina, huwde met Johannes Wijlens, de broer van Gerhardus, Gerhardina Meijerink kon dus tante en schoonzuster zeggen tegen Christina Meijerink, In 1801 was Gerrit Meijerink nog eigenaar van huis nr. 75, maar bij de volkstelling van 1830 was Gerhardus Wijlens, die nu als beroep wever opgegeven had, bewoner. Eigenaar was echter Joannes Wijlens, die met zijn vrouw Christina op Jonkman in Langelo woonde, Naast het boerenbedrijf had dit echtpaar daar ook een café, waardoor Joannes als beroep "tapper" kon opgeven. In 1840 werden als bewoners van huis nr, 75 Gerardus Wielens en Gerhardina Meijerink met drie kinderen vermeld en nog twee dames Eeftink en Veehof. Zij waren vermoedelijk kostgangsters. Volgens het bevolkingsregister van 1850 woont ook dan nog het gezin Wielens hier, maar als beroep van Gerhardus wordt weer metselaar vermeld. Inwonend in hetzelfde huis is dan een kolenbrander, Bernardus Komman geheten, HUIS NR. 76 Op de plaats waar nu het Wolhuis Kerkemeijer gevestigd is, Molenstraat 22, stond in 1830 huis nr. 76. Dit huis is vermoedelijk niet zo heel oud, het stamt uit ca. 1700. Op 20 januari 1690 trouwt Arent te Lintelo, zoon van wijlen Arent, geboren op Kleinshuis te Langelo, thans Eibergsestraat 197, met Hendrickjen Hanninck. Arent te Lintelo, alias Klejmen Arent, wordt al in 1687 als lidmaat van de N.H. Kerk vermeld, zijn vrouw in 1691 en bij laatste vermelding staat een latere aantekening "nu in het dorp". In het Zoutgeldregister anno 1693 ontbreekt huis nr. 76, maar in het bij huis nr. 75 vermelde testament van Hendrik van Aele anno 1700, woont deze uitdrukkelijk naast Klein Arents land. Uit de gerichtsprotocollen blijkt dat Arent Klein te Lintelo reeds
318
voor 1696 overleden is, misschien moest zijn weduwe toen van het Langelose erve af en kocht zij met de "morgengave", die ze hiervoor kreeg, een stuk van de Assinkkamp, waarop huis nr. 76 gebouwd werd. In de gerichtsprotocollen wordt echter geen aankoop vermeld. Als Arent's dochter Jenneken in 1711 lidmaat wordt van de N.H. Kerk, staat er bij vermeld "in het dorp". In het Verpondings- en Hoofdgeldregister van 1720 resp. 1723 wordt als bewoner van huis nr. 76 de weduwe Klein Laigelo genoemd, maar in 1725 wonen Hendrikje Hannink, weduwe van Arend te Lintelo en haar dochter Jenneken te Lintelo in de Oostenstraat. De zoon van de weduwe, ook Arend geheten, is echter aan de Molenstraat blijven wonen en trouwt daar in 1728 met Geertruit Meijerink, zuster van zijn buurman van nr, 75: Hendrik Meijerink,, In de gerichtsprotocollen van 25 mei 1736 blijkt Geertruit reeds weduwe te zijn, zij heeft minstens vier kinderen, de laatste geboren na de dood van haar man. Alle kinderen, die katholiek gedoopt werden, zijn echter jong overleden. Het overlijden van de laatste, dochter Geesken, blijkt op 20 januari 1756 uit het Register op de 50e Penning, waarin Geesken's tante en buurvrouw, de weduwe van Hendrik Meijerink, haar overlijden meldt en zegt, dat haar kinderen erfgenamen zijn. Deze erven het huis en de hof in de Molenstraat, bezwaard met ƒ 600, - hypotheek en moeten voor de overdracht de 50e penning, dus 2% van de verkoopwaarde betalen. Op 29 juni 1764 worden de erfgenamen met name genoemd, want dan verkopen Garrit Meijerink, gehuwd met Stijne ter Borg (bewoner van pand nr. 75), Jan Meijerink gehuwd met Gese Smit, Hendrik Jasink (gehuwd geweest met een Meijerink?), Jan Pullens gehuwd met Gesken Meijerink en Johanna Meijerink hun behuizing, were en achterliggende hof voor ƒ 720, - aan Claas Waanders. Bij de volkstelling van 1795 wordt huisnr. 76 bewoond door de spinster weduwe Claas Waanders, de wever Gerrit Hannink en de smid Jan Stegeman. Op 20 maart 1801 verkopen Hendrik en Jan Waanders hun ouderlijk huis, schuur en smederij voor ƒ 1100, -aan Herman Denekamp en diens vrouw Berendina Spikkers. Herman De-nekamp is kort daarna reeds gestorven en zijn weduwe hertrouwt met haar "inwoner" Jan Stegeman, die ook niet lang daarna gestorven is, want op 15 maart 1809 verkopen de erven van Jan Stegeman het huis, de tuin en de achterliggende smederij voor ƒ 1120, - aan de Joodse Gemeente te Haaksbergen. Waarschijnlijk hadden de Israëlieten van Haaksbergen, die in deze tijd van vrijheid, gelijkheid en broederschap eindelijk ook godsdienstvrijheid gekregen hadden, de bedoeling in het pand hun kerk te stichten, maar dit plan is om onbekende redenen niet doorgegaan. Wordt vervolgd. WE
ten Asbroek
J.B.A. Leusink J. Overbeeke
319 GERUBRICEERDE INHOUDSOPGAVE VAN DE EERSTE 5 JAARGANGEN VAN AOLD HOKSEBARGE (okt, 1967 - nov. 1972) De cijfers voor de artikelen verwijzen naar jaargang, tijdschriftnummer en bladzijde. In de eerste jaargang ontbreken echter paginanummers, zodat hier alleen tijdschriftnummers vermeld konden worden, ADELLIJKE GESLACHTEN EN HUIZEN I 1 J. Vredenberg, Voet en Van Limburgh II 1-67 D. Jordaan, Het kasteel de Blanckenborch te Haaksbergen II l - 75 J. Vredenberg, Unico Ripperda AMBACHT EN BEROEP IV 4 - 241 H. Kormelink, Uit het kolenboek van H. J. ten Raa BELASTINGREGISTERS 11 J. Overbeeke, De vuurstedenregisters (Brammelo) 12 J. Overbeeke, De vuurstedenregisters (Boekelo) 13 J. Overbeeke, De vuurstedenregisters (Langelo) 14 J. Overbeeke, De vuurstedenregisters (Hones) II 1-78 J. Overbeeke, De vuurstedenregisters (Buurse) II 2-93 J. Overbeeke, De vuurstedenregisters (Dorp Haaksbergen) II 3 - 110 J. Overbeeke, De vuurstedenregisters (Holthuizen) II 4 - 126 J. Overbeeke, De vuurstedenregisters (Eppenzolder/ Stepelo) III 2 - 147 W. E. ten Asbroek, Ook in vroeger jaren was de belastingdruk hoog BOEKAANKONDIGINGEN 1 2 I 2 I 2
G. J. Woertman, Sint Isidorushoeve 40 jaar Jaarboek Twente 1968 Dr. J.G.M. Bartelink, Twents volksleven in liederen en dansen
320
I 44 I II 44 II II 42 III 2 III 3 III IV 3
Jaarboek Twente 1969 Oudheidkamer Twente, Eerste nummer van 't Inschrien - 128 Jaarboek Twente 1970 - 128 A. Buter, Kralen aan een rozenkrans - 128 Th. J. Meyerink, Bibliografie Haaksbergen • - 160 W. Dijkhof, Losser vroeger en nu - 160 A. Buter, Vuur over Twente - 176 Fotoboek Oud -Haaksbergen -225 Haaksbergen vroeger en nu IV 3 - 225 A. J. Schilderman, Historie van de parochie van de H. Pan cratius en haar bedehuis te Haaksbergen IV 4 -256 A. J. Temmink/J.B. A. Leusink, Haaksbergen vroeger en nu DIALECT EN DIALECTSTUDIE I II II II II III III III III IV IV IV IV V V V
4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3
J. Vredenberg, De taal van Haaksbergen (1) J. Vredenberg, De taal van Haaksbergen (2) J. Vredenberg, De taal van Haaksbergen (3) J. Vredenberg, De taal van Haaksbergen (4) J. Vredenberg, De taal van Haaksbergen (5) J. Vredenberg, De taal van Haaksbergen (6) J. Vredenberg, De taal van Haaksbergen (7) J. Vredenberg, De taal van Haaksbergen (8) J. Vredenberg, De taal van Haaksbergen (9) J, Vredenberg, De taal van Haaksbergen (10) J. Vredenberg, De taal van Haaksbergen (11) J. Vredenberg, De taal van Haaksbergen (12) J. Vredenberg, De taal van Haaksbergen (13) J. Vredenberg, De taal van Haaksbergen (14) J. Vredenberg, De taal van Haaksbergen (15) J. Vredenberg, De taal van Haaksbergen (16)
- 70 - 83 - 98 - 115 - 131 - 150 - 163 - 181 - 197 -219 - 237 -254 - 268 - 287 -289 DIVERSEN II 1 - 77 N.N. Er waren grenzen - er zijn grenzen III 1 - 141 J. Overbeeke, Archieven, vrije toegang voor iedereen, de toekomst van het verleden III 1 - 143 J. Overbeeke, Vlaggedag te Haaksbergen III 2 - 151 D. Jordaan, De vereniging Concordia (1849 - 1857) III 4 - 185 W. E. ten Asbroek, Geldersch Overijsselsche Locaalspoorweg Mij IV 1 - 193 J. Overbeeke, De volkstelling IV 3 -240 W. E. ten Asbroek, Invoering van de Gregoriaanse kalender in Twente V 4 - 311 W. E. ten Asbroek, Functie en werkwijze van het gericht Haaksbergen
321 ERVEN EN WONINGEN 11 12 1 II II II III III IV IV
4 2-85 3 - 100 4 - 119 3 - 172 4 - 188 l - 201 2-215
V
2 -274
V
3 - 297
V
4 -314
HERALDIEK I 1 14
J. Overbeeke, Het Blauw enhuis H. E. J. Berendsen, Geschiedenis van het huis genaamd "Het witte Paard" H. Kormelink/J„ Overbeeke, Het erve Kerkemeijer J, Overbeeke, Het huis "De halve maan" H.E.J. Berendsen, De Oldenhof te Buurse J. Overbeeke, Het erve Rondeel en zijn bewoners J. Overbeeke, Het erve Braok J. Overbeeke, Het erve Assink W. E. ten Asbroek/J. Overbeeke, De Stoepe W. E. ten Asbroek/J. Overbeeke, Het erve de Grobbe te Buurse W. E. ten Asbroek/J. Leusink/J. Overbeeke, Assinkkamp (1) W. E. ten Asbroek, Het erve Havink in het Brammeler Broek W. E. ten Asbroek/J, Leusink/J. Overbeeke, Assinkkamp (2)
D. Jordaan, Het wapen van Haaksbergen B. E. Asbreuk, De ouderdom van het wapen van Haaksbergen II 4 - 113 A. J. Temmink, De klokken van de St. Pancratiuskerk te Haaksbergen HISTORISCHE VERHALEN II 1 - 8 0 D. Jordaan, Uit het dagboek van Hendrik Jan Bos II 1 - 7 2 Mr, J, E. van Loevezijn, De mobilisatie van 1830 (1) II 2 - 9 0 Mr. J,E, van Loevezijn, De mobilisatie van 1830 (2) II 3 - 107 Mr. J.E. van Loevezijn, De mobilisatie van 1830 (3) II 4 - 124 Mr. J. E. van Loevezijn, De mobilisatie van 1830 (4) III l - 129 D. Jordaan, Herinnert U zich nog? (Onafhankelijkheids feesten 1913) III l -136 J.H. Feenstra, Herinneringen aan de Haaksbergse kermis rond 1915 III l - 138 H. Kormelink/J. Overbeeke, Verkopinge bij brandende keersen anno 1708 III 2 - 157 J. Overbeeke, Dieverij in vroegere dagen III 4 - 190 W. E. ten Asbroek, Een soldaat voor 180 gulden IV l -194 W. E. ten Asbroek, Hoe Burgsteinfurt aan plundering ontkwam
322
IV l - 200 IV l -205 IV 2 - 213 IV 2 - 221 IV 3 - 232 V l -267 Haaksbergen V l -271 V l - 271 strijding V 4 -309 KERKEN EN II 4 - 113
W. E. ten Asbroek, Een bruiloft met gevolgen W.E. ten Asbroek, Sex.in vroeger jaren W. E. ten Asbroek, Ruzie op het Eekveld W. E. ten Asbroek, Elke dag een glaasje W. E. ten Asbroek, Ruzie in het jachtveld W. E. ten Asbroek, Dreigende cholera-epidemie in W.E. ten Asbroek, Veranderde eetgewoonten W. E. ten Asbroek, Het gehele dorp druk met brandbeW. E. ten Asbroek, Hoe een toekomstige Drost Haaksbergen leerde kennen BEGRAAFPLAATSEN A. J. Temmink, De klokken van de St. Pancratiuskerk te Haaksbergen J. Overbeeke, De kerk op de Hofbraak W. E. ten Asbroek, De kerk op de Hofbraak G. J„ Reilink, Nogmaals de klokken van de St.
III 2 - 145 III 3 -166 III 3 -172 Pancratiuskerk III 4-181 J. Vredenberg, Nog eens klokopschriften IV 2 - 209 J. Leusink, Middeleeuwse funderingen onder de Pancratiuskerk V l - 265 W. E. ten Asbroek, Ook Haaksbergen in 1633 gereformeerd V 2-281 D. Jordaan, Het kerkhof aan de Enschedesestraat V 3 - 291 D, Jordaan, Het particuliere kerkhof aan de Spoorstraat V 4 - 306 W, E. ten Asbroek, In 1723 kreeg de koster een nieuw huis LANDBOUW EN VEETEELT
I3 II 2 - 8 8
B. E. Asbreuk, De heide H. Kormelink, De meier plantte de telgen, de Provincie kapte de bomen II 4 - 122 H. Kormelink, Toen er nog meer paarden en minder koeien waren V 2-285 B. E. Asbreuk, Met hout werd veel gedaan MARKEN EN MARKE-HISTORIE
I 1 J, Vredenberg, Iets over het markeboek van Buurse I 2 J.D. Jordaan, Uit de marke Buurse I 2 D. Jordaan, Naschrift (Statenschans) IV 2 - 211 B. E, Asbreuk, Wonen wij op oud of wonen wij op nieuw land?
323
IN MEMORIAM I3 H.A. Brummelhuis III 4 - 177 J.M. Scaf MOLENS III 1-132 A.F.M. Otte, De Haaksbergs e windmolen "D e Korenbloem1 IV 4 -244 W. E. ten Asbroek/J. Overbeeke, De watermolen bij Haaksbergen (1) V l -260 W.E. ten Asbroek/J. Overbeeke, De watermolen bij Haaksbergen (2) V 2 -279 H. Hagens, De watermolen bij Haaksbergen (3) V 3 -291 W. E. ten Asbroek, De watermolen bij Haaksbergen (4) NAMEN EN NAAMSVERKLARING EN
I
2
B. J. Hekket, Wat betekenen de namen van Haaksbergen en zijn buurtschappen (1) 13 B. J. Hekket, Wat betekenen de namen van Haaksbergen en zijn buurtschappen (2) 13 D. Jordaan, De betekenis van de naam Haaksbergen II 1-65 D. Jordaan, De meest voorkomende familienamen in Haaksbergen II 1-66 B. J. Hekket, Nogmaals de naam Haaksbergen II 1-69 H. Kormelink, Een inventarisatie van veldnamen IV 4 - 253 W.E. ten Asbroek, Kwamen onze Twentse voorouders uit Oost-Munsterland ? V l - 258 J. Vredenberg, Overeenkomst van topografische namen OPGRAVINGEN 12 D, Jordaan, De opgraving te Rietmolen (Ravenhorst) 12 D. Jordaan, De opgraving op de Markt (De Zwaan) 13 J. Leusink, De opgraving aan de Markt te Haaksbergen (De Zwaan) 14 J.F. Overbeek, Historisch object te Buurse (Horck) I 4 R. Coops, Verslag N. J. B. G.-kamp Haaksbergen 1968 (Blankenborg) II 4-116 R. Coops, Opgravingen Blanckenborgh 1969 III 4-184 J. Overbeeke, Bodemvondsten in Brammelo PERSONEN EN GESLACHTEN
I3 II 3 - 9 7 II 3 - 105 III l - 144
D. Jordaan, Pastoor Dr. Alfons Ariëns J.G.H. Jordaan, Oud Haaksbergen (Van der Sluys) D. Jordaan, De schilder Herman van der Haar D. Jordaan, De dichter Herman Berghege
324
III 2 -158 J.M. Scaf, Haaksbergen en Ariëns (1) III 3-161 J.M. Scaf, Haaksbergen en Ariëns (2) III 4 - 177 J.M. Scaf, Haaksbergen en Ariëns (3) IV 1-207 J.M. Scaf, Haaksbergen en Ariëns (4) IV 2 -222 J.M. Scaf, Haaksbergen en Ariëns (5) IV 3 -234 J.M. Scaf, Haaksbergen en Ariëns (6) PLAATSBESCHRIJVINGEN II 1-76 D. Jordaan, Beschrijving van Haaksbergen uit 1729 II 2-81 A. J. Temmink, Beschrijving van Haaksbergen uit 1844 IV 3 -226 D. Jordaan, Enquête der gemeente Haaksbergen in 1817 VERENIGINGSACTIVITEITEN I 1 D, Jordaan, Ten geleidebij eerstenummer van Aold Hoksebarge I 1 Verslag excursie centrum Haaksbergen I 2 Verslag lezing D, Jordaan over Buur serbeek en Schipbeek I 3 Verslag excursie Eppenzolder, Boekelo en Hengevelde II 1-79 Verslag lezing J, Vredenberg over de Hoksebargsesproake II 1-79 Verslag lezing G, Kolenbrander over Twente en zijn volk II 2-96 Verslag lezing A, L, Hulshoff over monumenten in Twente II 3 - 112 Verslag bezoek bestuur aan Wessum (Westfalische Wasserburgen) II 4-128 Verslag excursie Diepenheim en omgeving III 1 - 144 Verslag lezing E, Jans over bouw- en volkskunst in Oost Nederland III 2 - 159 Verslag lezing G. Gast over Twentse folklore III 2 - 159 Verslag lezing H, Hagens over Twentse watermolens III 3 - 176 Verslag excursie naar Wessum en omgeving III 4 - 191 Verslag excursie naar Niekerke, Twistveld en Langelo III 4-192 Verslag bezoek Hist, sociëteit Enschede aan Haaksbergen III 4 - 192 Verslag lezing J, Buursink over Twents dialect IV 2-221 Verslag lezing L, Sevenster over kastelen rond Diepenheim en Goor IV 2 -222 Verslaglezing J, Overbeeke/A. J. Temmink over Brammelo IV 3-225 Aankondiging hist. tentoonstelling Aold Hoksebare IV 3 - 226 Verslag excursie naar Buurse V 1 - 257 Verslag historische tentoonstelling Aold Hoksebarge V 1-258 Verslag lezing H, L, Kok over geschiedenis van de laatste eer V 2-273 Verslag lezing D. Jordaan over Twenteen Haaksbergen rond 1920 V 2 - 273 Verslag lezing B„ Plegt over het Aole dorp Losser V 3-289 Verslag excursie naar Ootmarsum V 4 - 305 Verslag excursie naar Oldenzaal