25e jaargang no. l - februari 1992 - verschijnt 4 x per jaar.
ORGAAN VAN DE HISTORISCHE KRING HAAKSBERGEN
Aold Hoksebarge REDAKTIE:
B.E. Asbreuk F.G.M. Gebbink - Broekhuis E.H.J. Overbeeke-Scholten H.J.J. ten Hagen G.H.J.M. Rengerink W.H.M. Winkels
ADMINISTRATIE: Mevr. S. Henkes, Enschedesestraat 34, 7481 CR Haaksbergen Postbankrekening nr. 2547699 Bankrekening ABN-AMRO nr. 59.11.23.584 beide t.n.v. Penningmeester Historische Kring Haaksbergen
„Aold Hoksebarge" wordt vier keer per jaar toegezonden aan de leden van de „Historische Kring Haaksbergen". Zij betalen voor lidmaatschap en abonnement ƒ 25,00 per jaar. Publikatie of overname van artikelen, geheel of gedeeltelijk, is alleen toegestaan met toestemming van de auteur(s) en bronvermelding.
Bestuur van de Historische Kring Haaksbergen W.H.M. Winkels E.H.J. Overbeeke-Scholten H.J.J. ten Hagen F.A.M. Brummelhuis
G.H.J.M. Rengerink B.E. Asbreuk F.G.M. Gebbink-Broekhuis S. Henkes J.G. Hofste op Bruinink
Lansinkstraat 14 1 e voorzitter Fazantstraat 13 secretariaat Mozartstraat 46 secretaris Stiegert 68 1e penn.meester / 2e voorz. De Kerkuil 38 2e penn.meester Benteloseweg 23 Kolenbranderweg 53 Enschedesestraat 34 Blekerstraat 5
7481 JP Haaksbergen
tel. 22431
7481 BG Haaksbergen
tel. 21634
7482 VD Haaksbergen
tel. 23509
7482 GE Haaksbergen
tel. 24516
7582 KA Denekamp
tel. 05413-53428
7482 PN Haaksbergen 7482 SE Haaksbergen 7481 CR Haaksbergen 7481 JT Haaksbergen
tel. 05405-75214 tel. 22559 tel. 24532 tel. 23553
1573
IN MEMORIAM J.G.L. OVERBEEKE Op 13 december 1991 overleed na een langdurige ziekte op de leeftijd van 71 jaar de zeer verdienstelijke secretaris van onze vereniging de heer J.G.L. Overbeeke. Reeds in december 1962 startte hij met historisch onderzoek op professionele basis, nadat hij al vele jaren daarvoor als amateur op dit terrein werkzaam was geweest. In de periode 1962-1967 heeft hij, mede geïnspireerd door de heer D. Jordaan J.G.H, zn en diens vader, intensief archief onderzoek gepleegd. Door zijn interesse, grote kennis van de historie en zijn nooit aflatende ijver is hij mede-oprichter geweest van de Historische Kring Haaksbergen op 15 maart 1967. Vanaf de oprichting is hij secretaris van de Historische Kring geweest en een ijverig redactielid van het kwartaal "Aold Hoksebarge". In al die jaren, dat dit blad bestaat, is er nooit een uitgave verschenen, waarin hij geen publicatie verzorgde. Hij heeft door zijn grote kennis van zaken, wetenschappelijk inzicht, accuratesse en enthousiasme de leden van de Kring geïnspireerd tot het doen van historisch onderzoek. Vooral door zijn toedoen kwamen hoog gekwalificeerde boekwerken over de kerkelijke en wereldlijke geschiedenis van Haaksbergen tot stand. Vele personen, die bezig zijn met genealogisch onderzoek van hun familie, deden een beroep op hem. Hij verschafte hen gratis vele gegevens, hierdoor in staat gesteld door een door hem zorgvuldig samengesteld en gecatalogiseerd privé archief. Jarenlang had hij zitting in de Straatnamen-commissie van de gemeente. Mede door zijn toedoen hebben vele straten in Haaksbergen een naam gekregen duidend op historische gegevens. Voor zijn vele verdiensten op het gebied van de lokale en regionale geschiedenis werd hij op 28 juli 1990 ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag koninklijk onderscheiden met de eremedaille in goud, verbonden aan de orde van Oranje Nassau. Zijn heengaan betekent voor onze Historische Kring een zeer groot verlies. Hij heeft zijn historisch onderzoek thans afgesloten, maar zijn sporen laat hij na. Moge dit een troost zijn voor zijn rouw en familie, die het grootste verlies van ons allen lijden. Moge hij rusten in vrede. Het Bestuur.
1574
KESMIS 1990 t Water in n viever, Bleenkt wit in de heugte, t Zunnenlech is helder, Witte wolkn in de loch. Wi-j kiekt en heurt n Tillevizie en t radio. Wat n lustern en zeen Doore wi-j op eenn dag, Zoas Beatrix en n Paus, Zee pröt oaver t milieu En geboorte genetica. n Paus sprek in alle taaln, Hef volle volk op t Pietersplein, en zeangt urbi en orbica. H.S.V. Nog even het gedicht van 6 februari 1991 en wel de laatste regel: Mer wat ha'w n plezeer. F.G.M. Gebbink-Broekhuis.
VERENIGINGSNIEUWS Op donderdag 28 november j.1. vond 's avonds om 20.00 uur in de Richtershof de eerste lezing met dia's plaats in het winterseizoen 1991/92. Deze dia-lezing werd verzorgd door het echtpaar Grootjans uit Borculo en droeg als titel: "De boer op". Aan de hand van prachtige dia's werd een terugblik geworpen op het leven rondom de boerderij uit de laatste 75 jaar. De meesten van de ongeveer zestig aanwezigen konden zich nog heel goed herinneren, dat niettegenstaande zware arbeid en soms lange dagen het toen ook zeer gezellig kon zijn op de boerderij. Het Bestuur.
1575
HET ERVE HEUPERMAN IN BRAMMELO (SLOT) DE AFSPLITSING HOPERLUFTOCHT, OOK KLEINE HOOPEN, HOPER WEVER EN LATER OOK HOLLANDSHUISKEN GEHETEN. In de hiervoor vermelde aktie van 14 mei 1616 is sprake van "dat spieker ofte Huisken". In de tijd van tekort aan woonruimte en landbouwgrond werd dit schuurtje natuurlijk regelmatig bewoond. De oudst bekende bewoner is Jan Morsink alias ten Hoopen (zie hiervoor B). Te beginnen met hem volgen hierop enkele opeenvolgende generaties ten Hoopen, die er gewoond hebben. K. JAN MORSINK alias TEN HOOPEN, gehuwd ca. 1629 met EEFSE N.N., weduwe van Gerdt ten Hoopen. Eerst bouwman op Heuperman, maar nadat zijn stiefzoon (zoon van Gerdt op Heuperman) hier landbouwer geworden was, landbouwer op het Kleine Hoopen. Kinderen: 1. Gerdt ten Hoopen, landbouwer op Kerkenlintel (zie B.) 2. JAN TEN HOOPEN, zie L. Gerichtsprotocollen: 1651 17/11 De olde Jan ten Hoopen bespreekt zijn stiefzoon Hendrik. 1669 21/11 Jenneke, dochter van Lambert te Lintelo, legt beslag op 15 daalder, staande onder de oude Hoperman of siens zoon. 1671 6/2 Olde Hopermans zoon Jan. 1674 15/6 Hendrik ter Braak arresteert 40 gdl., staande onder Hoperwever, toebehorende Witteboers Berndt in Graes. 1674 9/11 Roelof Conhuurne contra Jan ten Hoopen junior. 1674 7/12 Jan ten Hoopen contra Hendrik ter Braak. 1675 10/5 Hendrik ten Hoopen bespreekt zijn stiefvader Jan ten Hoopen voor drie jaar herenschatting a ƒ 53,00. Jan woont op een deel van het Hoopen en moet na rato betalen. Jan ten Hoopens zoon Jan vraagt copie. L. JAN TEN HOOPEN, gehuwd ca. 1655 met N.N. Kinderen: 1. N.N. ten Hoopen, gehuwd met Jan Jansen Muller. 2. Geertruit ten Hoopen, gehuwd Hbg 3 februari 1684 met Jan ten Brink, zoon van Gerrit, Eibergen en ca. 1700 hertrouwd met Hendrik Weeink, Zij waren landbouwers op het erve Brink onder Eibergen. 3. Gerrit ten Hoopen, zie M. Gerichtsprotocollen:
1576
1677 29/10 Hoperwever is Jan ten Hoopen junior. 1692 19/11 Kinderen van wijlen Han Homolle arresteren pacht van Jan ten hoopen onder Hendrik Ellenbroek. 1693 13/2 Dezelfden arresteren pacht van Jan ten Hoopen staande onder Holland. (Hendrik Ellenbroek alias Holland was huurder of mogelijk medehuurder van de Hoper lijftocht of het Kleine Hoopen, dat naar hem ook Hollands huiske genoemd werd). 1708 5/11 Hendrik ten Ellenbroek alias Holland. 1711 8/6 Jan Jansen Muller in het nieuwe broek mede voor zijn absente kinderen en Hendrik Weeink alias Brinck en vrouw Geertruit ten Hoopen verkopen aan Gerrit Jansen ten Hoopen en vrouw Clara Hoonte hun katerstede het kleine Hoopen. 1711 11/6 Gerrit Jansen ten Hoopen en vrouw Clara ter Hoonte lenen ƒ 550,00 van Gerrit te Lintelo en ƒ 400,00 van Jan Arents te Lintelo. Onderpand het Hoperhuusken. Terugbetaald 9 mei 1724. Zoutgeld: 1693 De olde Heuperman. 1701 De olde Heuperman nu Holland. M. GERRIT TEN HOOPEN van Hoperlijftocht, gehuwd Hbg 23 oktober 1697 met CLARA TER HOONTE, dochter van Jan, aan Weeink, Brammelerbroek, Kind: 1. JAN TEN HOOPEN, zie N. Gerichtsprotocollen: 1724 9/5 Gerrit ten Hoopen en vrouw Clara ter Hoonte lenen ƒ 850,00 van Jacob Muiderman. Onderpand Hoperhuisken in Brammelo. In margine: Op 11 juli 1760 toonde Aaltje ten Hoopen, geassisteerd met Jan Steegeman, deze obligatie met opschrift "Bovenstaand kapitaal is mij door de weduwe ten Hoopen voldaan, Diepenheim l mei 1970, w.g. J.H. Muiderman". N. JAN TEN HOOPEN, gehuwd Hbg 4 april 1723 met AALTJE TER STEGE, dochter van Gerrit, Goor. Kinderen: 1. Hermannus ten Hoopen, gedoopt Hvd 31 januari 1724 2. Gesina ten Hoopen, gedoopt Hvd 31 januari 1724 (tweeling) 3. MECHTILDA TEN HOOPEN, zie P. 4. Gesina ten Hoopen, gedoopt Hvd 7 februari 1730. 5. Gerardus ten Hoopen, gedoopt Hvd 16 april 1732. 6. Gerardus ten Hoopen, gedoopt Hvd 13 september 1736.
1577
Gerichtsprotocollen: 1734 10/1 Henricus Warners in de Krone bespreekt Jan ten Hoopen in Hollands huisken. 1760 11/7 Aaltje ten Hoopen, weduwe van Jan ten Hoopen, leent ter aflossing van ƒ 850,00 hypotheek aan Jacob Muiderman ƒ 900,00 van Jan Stegeman en vrouw Janna Vluttert. Onderpand Hoperhuuske. In margine: 6 januari 1781 toonde Jan Duisman een kwitantie van 12 juli 1780, ondertekend door douarière van Hoevel-Bentinck. Volkstelling 1748: Weduwe van Jan ten Hoopen met l kind onder 10 jaar, inwonend vrouw en kind onder 10 jaar. P. MECHTILDE of METTIE TEN HOOPEN, gedoopt Hvd 27 oktober 1726, gehuwd Hbg 3 november 1745 met HENDRIK HORKENBORG, zoon van Jan, Brammelo. Landbouwer of de Huberie of Klein Overbeek, vandaar de diverse achternamen van hun kinderen. Kinderen: 1. Joanna Overbeek, gedoopt Hbg 2 februari 1751. 2. Engele Overbeek, gedoopt Hbg 16 juli 1754. 3. Jan Gerritsen Overbeek, gedoopt Hbg 3 maart 1758. 4. Gertrudis Horkenborg, gedoopt Hbg 24 maart 1762. 5. Aleida Hubers, gedoopt Hbg 28 februari 1767. Gerichtsprotocollen: 1772 6/5 Mette Holland, weduwe van Hendrik Horkenborg alias Hubers, is met haar 5 kinderen eigenaar van de Hubert (ca. 14 schepel), de Holland en de Huiskerskamp (ca. 3 schepel). Hubert wordt overgedragen aan Jan Duisman, die met haar oudste dochter Janna gaat trouwen (gehuwd Hbg 14 juni 1772). De weduwe houdt voor zich Holland en de Huiskeskamp. Na haar overlijden erven de vier overblijvende kinderen dit voor ƒ 900,00 zijnde de schuld die erop rust. 1780 6/7 Mette Holland, weduwe van Hendrik Horkenborg en kinderen verkopen aan Jan Duisman en vrouw Janna Horkenborg het Hollandshuuske en de Huiskeskamp (ca. 14 schepel) voor ƒ 900,00. Dit geld ter aflossing van schuld aan baronesse van Hoevel op Heekeren als cessionaris van de weduwe van Jan Stegeman. De kopers lenen ƒ 1800,00 van Isaac Naber te Enschede. In deze jaren is het Kleine Hoopen vaak verhuurd geweest, mogelijk ook tegelijkertijd aan meer gezinnen. Vanaf ca. 1755 woonden er Jan ten Hoopen en Maria Brouwers (zie E3), die 29 augustus 1751 getrouwd waren. Zie lieten 5 kinderen dopen:
1578
1. Arnoldus ten Hoopen, gedoopt Rietmolen 10 februari 1752. 2. Aaltje ten Hoopen, gedoopt Hbg 13 mei 1754. 3. Johannes ten Hoopen, gedoopt Hvd 11 januari 1756. 4. Arnoldus ten Hoopen, gedoopt Hvd 17 september 1757. 5. Joanna ten Hoopen, gedoopt Hvd 13 augustus 1759. De pastoor van het Slot bij Hengevelde als vader van het kind bij de laatste doop: Joannes van Kleyne Hoopen. Als andere huurders werden genoteerd Arend Essink, die in 1763 met Janna Overbeeke trouwde, Jan Berend Ros en zijn vrouw Aleida Weeink in 1779. Hendrik ten Brummelhuis in 1783, gehuwd met Stine Teutelink en tenslotte Lambert Broshuis en zijn vrouw Gesina van de Doest in 1794. Het laatste echtpaar kocht het erve toen van Jan Duisman. Naar Lambert Broshuis alias Kinkellammert wordt het Kleine Hoopen thans Lamberts genoemd. HOOPERWONNER In het register van nieuw gebouwde woningen anno 1751 werd vermeld, dat op het Hoopen een schopje getimmerd was, dat nu bewoond werd. Bewoners waren Jan ten Eisen uit Holthuizen, weduwnaar van Harmken Groothuis, in 1750 hertrouwd met Free ten Velthuis het het gericht Delden. In het doopboek van het Slot bij Hengevelde werden in 1752, 1754 en 1760 dopen van hun kinderen genoteerd. In 1752 werd als vader genoteerd Joannes ten Eisen habitant op 't Hoopen en in 1754 Joannes ten Eisen Hoperwönner. Vermoedelijk reeds vrij kort erna werd het erf bewoond door een Heupermandochter, Janna geheten (zie F5). R. JANNA TEN HOOPEN, gedoopt Hvd 23 april 1739, overleden Hbg 16 april 1822, gehuwd Hbg 13 februari 1763 met JAN EEFTINK uit Boekelo, daarna 26 september 1773 met JAN SCHONEVELD en tenslotte 27 juli 1777 met GERRIT OVERBEEK, weduwnaar op Heuperman. Kinderen uit het Ie huwelijk: 1. Gerardus Eeftink, gedoopt Hvd 22 augustus 1763, overleden als G. ten Hoopen Hbg 31 maart 1830, gehuwd RK 16 juni 1798 met Hermina Heetpas, dochter van Berend en Janna ten Hoopen. Landbouwer op Meisterboer in Brammelo. 2. Aleida Eeftink, gedoopt Hvd 16 maart 1765. 3. Hendricus Eeftink, gedoopt Hvd 15 februari 1766, als H. ten Hoopen gehuwd RK Hvd 4 september 1802 met Joanna Blanken.
1579
4. Bernardina Eeftink, gedoopt Hvd 14 januari 1768, overleden Hbg 27 maart 1806, gehuwd RK Hvd 6 juli 1805 met Joannes ter Braak. Deze hertrouwde 25 juli 1807 met Joanna Nijhof. 5. Maria Aleida Eeftink, gedoopt Hvd 2 februari 1770. 6. BERNARDUS EEFTINK alias TEN HOOPEN, zie S. In 1766 en 1768 noteerde de pastoor als vader Joannes Eeftink, woont nu in het Hooperhuusken. S. BERNARDUS EEFTINK alias TEN HOOPEN, gedoopt Hvd 21 april 1771, overleden Hbg 15 oktober 1835, gehuwd RK Hvd 10 februari 1812 met GEERTRUIT TEN ELSEN, dochter van Jan en Aleida Hessels. Landbouwer op de Koopman in Brammelo. Kinderen: 1. Jan ten Hoopen, gedoopt Hvd 6 november 1812, ongehuwd overleden Hbg 20 januari 1851. 2. Joanna ten Hoopen, gedoopt Hvd 8 oktober 1814, gehuwd Hbg 17 juli 1857 met Bernardus Johannes Scholten uit Borne, zoon van Gerrit Jan en Geertruida Beid. 3. Joannes ten Hoopen, gedoopt Hvd 9 augustus 1822, overleden Hbg 28 april 1824. TEN HOOPENS IN HAAKSBERGEN De smedenfamilie ten Hoopen en de ten Hoopens, die naar de naam Hagemors luisteren, stammen af van Gerhardus ten Hoopen, vermeld onder F 3. Hun genealogie volgt hierna: T. GERHARDUS TEN HOOPEN, gedoopt Hvd 16 oktober 1736, gehuwd Hbg 23 juni 1771 met MARIA BUSSCHERS, dochter van Hendrik, Eppenzolder. Zij hertrouwde 23 maart 1788 met JAN HENDRIK WIELENS. Gerhard ten Hoopen was pachter van boerderij de Kievit in de Veldmaat (zie Oald Hoksebarge blz. 734). Dit erve was eigendom van Jannes Ottink uit Stepelo. Toen Maria in 1788 hertrouwde met Jan Hendrik Wielens verhuisde ze naar het dorp. Kinderen uit het eerste huwelijk: 1. Hendricus ten Hoopen, gedoopt Hbg 10 augustus 1772. 2. HENRICUS TEN HOOPEN, zie U. 3. Joannes ten Hoopen, gedoopt Hbg 16 januari 1779. 4. BERNARDUS TEN HOOPEN, zie W.
1580
Kind uit het tweede huwelijk: 5. Gertjan Wielens, gedoopt Hbg 17 oktober 1788. U. HENRICUS TEN HOOPEN, gedoopt Hbg 16 maart 1776, overleden Hbg 11 mei 1824, gehuwd RK Hbg 4 juni 1802 met JOANNA SCHREIBELD. Landbouwer op Hagemors, een gedeelte van Eeltink in Brammelo, waarover in 1751 genoteerd werd "Op Eeltink is een huisje gebouwd in de Hagemors". Kinderen: 1. Arendina ten Hoopen, gedoopt Hbg 20 september 1798, overleden Hbg 10 april 1814. 2. Gerardus ten Hoopen, gedoopt Hbg 6 oktober 1804, ongehuwd overleden 18 januari 1861. 3. Joannes ten Hoopen, gedoopt en overleden Hbg 7 september 1807 4. JOANNES TEN HOOPEN, zie V. V. JOANNES TEN HOOPEN, gedoopt Hbg 3 oktober 1810, overleden Deventer 30 augustus 1858, ca. 1839 gehuwd met CATHARINA ELLENBROEK, dochter van Berend en Joanna Deterink. Landbouwer op de Hagemors. Kinderen: 1. Hendrikus ten Hoopen, geboren Hbg 29 februari 1840. 2. Johannes ten Hoopen, geboren Hbg 5 mei 1842, overleden Hbg 4 augustus 1844. 3. Johannes ten Hoopen, geboren 8 oktober 1845. 4. Arend Jan ten Hoopen, geboren 7 januari 1848. 5. Johanna ten Hoopen, geboren Hbg 21 maart 1850, overleden Hbg 3 mei 1850. 6. Bernardus ten Hoopen, geboren 6 juli 1851, overleden 30 mei 1938, gehuwd Hbg 21 januari 1882 met Gerritdina ter Huurne, dochter van Berend Hendrik en Eva Grobbink. Bernardus woonde in het dorp Haaksbergen. 7. Willemina ten Hoopen, geboren 22 oktober 1853, overleden 23 mei 1856. 8. Gerhardus ten Hoopen, geboren Hbg 27 april 1856. W. BERNARDUS TEN HOOPEN, gedoopt Hbg 5 oktober 1780, overleden 9 oktober 1822 te Benningbroek, gemeente Sybekarspel, gehuwd ca. 1814 met JOANNA BEUTINK, geboren te Lunten als dochter van Albert. Zij woonde in 1830 in de Oostenstraat nr. 35 en werd toen de weduwe Johanna ten Hoopen-Kappelers genoemd
1581
Kinderen: 1. Joanna Geertruida ten Hoopen, gedoopt Hbg 20 februari 1815, overleden Hbg 29 september 1818. 2. GERRIT ALBERT TEN HOOPEN, zie X. 3. Bernardina ten Hoopen, gedoopt 19 september 1822, overleden 11 juni 1823 (postuum). X. GERRIT ALBERT TEN HOOPEN, gedoopt Hbg 8 september 1819, gehuwd Hbg 23 augustus 1850 met GRADINA WAANDERS, dochter van Albertus, grofsmid, en Eva Eijsink. Gerrit Albert woonde aan de Zeedijk nr. 49. Van zijn schoonvader en zwager leerde hij het smidsvak en bracht dit vak zo in de Ten Hoopen-familie. Kinderen: 1. Bernardus ten Hoopen, geboren 18 juni 1851. 2. Johannes ten Hoopen, geboren 28 november 1852. 3. Alberta Johanna ten Hoopen, geboren 26 juli 1855, gehuwd 24 januari 1885 met Johannes Hermanus Velthuis. + W.E. ten Asbroek - + J.G.L. Overbeek
DE KWITSNIEDER D'r zolt nog mar wèènig leu ween, dee diz 'n naam nog kend. De juuste gegevens zunt mi-j nich bekeend, mar de tied waorin dit verhaal zich hef ofspöld, zal zo ongeveer in de eerste dattig jaor van disse eeuw heb'n wes. Zien 'n juuste naam was Hendrik Karnebeek. Hee is geboor'n in 'n Honesch op 't erve Bekkevos, mar is later volle jaorn in kost wes bi-j de fam. Beks an 'n Hasseltweg. Zoas ie a wal hebt markt, was hee kleermaker van beroep, mar in dee tied zal 't wa volle oetstuk'n hebben wes. Zien gereedschap beston oet 'n nééjmasjientje, ne striekplaanke en 'n striekiezer, wat hee op 'n nek'n met num. Zo toog hee de boer'n langs in 'n Honesch en Langelo en zelfs aover de grenze. Dat hee zo bekend was, kwam nich duur zien wark as snieder, mar meer duur zien grap'n en grol'n, dee hee aoveral oethaal'n. Zo was hee 'n keer op de delle an 't wark en zag'e de jörre ankom'n um te heurn of ter nog wat in 'n haandel was. 'n Kwit, want zo wörd'n he-j aaltied neumt, wol de jörre te pak'n nem'n. Hee greep 'n broodmes en wedsteen en ging met 't mes an 't sliep'n, en keek daorbi-j zo akelig gemeen aover zien brilken, dat de
1582
jörre 't noch ofwocht'n, mar rap wier op de fletse sprong en maak'n dat hee weg kwam. Arin Hasseltweg kwam'n ze 'n keer wier van nij-jaoars vesite. En wee lag daor an de kaante van de weg half in 'n sloot? 'n Kwit had wier wat oete dach. Gauw werd er ne schoefkaor ophaald, en word'n 't "slachtoffer" d'r op éleg. Vlak bi'j hoes spronge aovereind en reupe "Maansleu ie wod bedaankt". Bi-j 'n aandren boer was hee an 't wark vuur op de delle en d'r was nogal wat jongkvolk um hem hen en dan was 'n Kwit op zien beste. Opeens wod'n d'r roop "Daor koomp brulft'n volk an", en 't heele spul ging op 'n nienduur an. De Kwitsnieder verston nl. ok de keuns van boeksprek'n en had doarmet 't heele spul mooi op 'n löppe had. Zo zolt d'r nog wal heel wat meer dinge met de Kwitsnieder heb'n ofspöld, mar de meeste leu zint oet de tied en mot ik 't hierbi-j laot'n. B.J. Waanders. NASCHRIFT Wie weet er nog meer van deze bijzondere figuur en zijn er misschien nog foto's van hem. De Redaktie.
IN EN ROND DE BOERDERIJ HET JAAR ROND, DOOR DE EEUWEN HEEN JANUARI Het jaar begint steeds met een oorverdovend lawaai: een gebruik stammend uit het grijze verleden, toentertijd bedoeld om de boze geesten te verjagen. In mijn jonge jaren knalden wij met carbidbussen en pistooltjes met kruitbriefjes. De eerste paar dagen van het nieuwe jaar kregen de meiden en knechten van de boerderij vrij-af. Ze kregen van de boerin een grote ontbijtkoek mee, waar ze hun familie mee konden verrassen. Dit waren zo ongeveer de enige vakantiedagen voor het werkvolk. Als er tenminste dan nog knollen waren en de vorst het toeliet, moesten er dagelijks knollen getrokken worden als voer voor het rundvee en in gekookte vorm ook voor de varkens. Het knollen trekken was een zwaar en koud werk. Sedert
1583
ongeveer 1975 is het gedaan met de verbouw van knollen. Knollen werden gezaaid op het roggeland na de oogst hiervan in de tweede helft van augustus. Bij redelijk weer was het hout hakken een jaarlijks terugkerend werk in de winter voor de mannen. In de regel werd het hout gehakt in de leeftijd van 12 tot 15 jaar. Hout van deze leeftijd was niet te zwaar en nog redelijk te hanteren. Bij het verwerken van het hout na het kappen werd er allerhande gerief hout apart gehouden zoals weide afrasterings-palen, allerhande stelen voor het kleingereedschap, berkenrijs hout voor bezems, bonenstokken, rijshout voor de erwten en de peulen, slieten voor in de hilde en op de balken etc. Het teveel aan hout werd verwerkt tot houtskool (zie Aold Hoksebarge blz. 1454). Verder werden de takken opgebonden tot bossen en een teveel van deze bossen werd verkocht aan de bakker om de oven op hitte te brengen. Het kan koud zijn in januari. De kerken waren vroeger niet verwarmd. De vrouwen maakten dan gebruik van een stoof, die men van huis meenam of bij het stamcafé bij de kerk te leen kreeg. Het vuur moest dan wel goed opgestookt worden met hardhout of nog beter met briketten om voldoende kooltjes te hebben. In huis gebruikten de beter gesitueerden al wel kruiken in de bedden van kinderen en zieken. Bij de minder bedeelden maakte men keistenen heet bij het losse vuur om ook als zodanig dienst te doen. Vogels In het begin van deze eeuw zag men in de winter tussen de grote zwermen verschillende soorten kraaien zoals bonte kraaien. Nu zie je deze bonte kraaien nog hoogst zelden. Bij een bezoek aan Berlijn zag ik , dat deze bonte kraaien zich nu helemaal als parkvogel hadden ingeburgerd en zich voedden met wéggeworpen eten en straatkadavers. Vroeger kwamen er vaak klandestiene vogelvangers de boerenerven afstropen om met lijmstokjes en klepkooien putters, vinken, goudvinken, groenlingen, sijsjes etc. te vangen. Korhoenders kwamen toen hier nog volop voor en ik heb het nu nog steeds over het begin van deze eeuw. Veelal zag men deze in koppels van 6-10 stuks. Vooral bij sneeuw, als er op de grond niet veel te vinden was, voedden ze zicht veelal met boomzaden zoals berkenpropjes. Korhoenders vliegen graag steeds dezelfde route, nl. van een boom bij het ene stuk bouwland naar een boom bij een ander stuk bouwland. Stropers wisten dat maar al te goed. Zo ging stroper Ten Thije op een warme zomermorgen vroeg zich neer vleien onder zo'n bepaalde boom in de hoop buit te krijgen. Ten Thije echter sukkelde met het geweer naast zich in slaap. Lang heeft hij echter niet kunnen slapen, want het was veldwach-
1584
ter Van Ulsen, die hem wekte met de woorden "Ten Thije, ik neem het geweer vast mee en als je maar zorgt, dat je voor de middag bij mij voorbij komt om een procesverbaal te maken en slaap nu nog maar een poosje". Het weer Bij storm zegt men "goed weer voor de mensen, die van de wind leven". Als het slecht weer is, wordt er wel eens gezegd "het is nu goed weer om een erfenis te verdelen". Met heel mooi weer hoort men wel eens zeggen "nu is het weer als of het uit Den Haag komt." Trekdieren Honden liepen meer onder de kar dan voor de kar en konden alleen gebruikt worden op verharde wegen. Het waren veelal veners en scharenslijpers, die gebruik maakten van de trekkracht van de hond. Ezels werden het meest gebruikt door schooiers, die met koopwaar van boer naar boer trokken met op de kar hun hele hebben en houden, 's Nachts en bij slecht weer vroegen ze onderdak bij een boer, waar ze dan in het hooi of stroo mochten slapen. In ruil voor het gebedelde eten en verschafte onderdak kreeg men dan vaak een door hen zelf gemaakt tenen mandje of heideborstel. Ze probeerden hun koopwaar te slijten in ruil vaak voor lompen, paardehaar van manen en staart en gedroogde huiden van kleine dieren, zoals hazen, konijnen, bunzings, kattevellen enz. Op het plattegrond werden deze dieren, als ze dood waren, het vel afgestroopt, binnenste buiten getrokken en vol gestopt met hooi in de schuur opgehangen. Het vel was dan met 14 dagen droog en werden dan door de schooiers afgeleverd bij de bontindustrie. Koeien en ossen waren hier te lande de eerste trekdieren. Ossen werden al gebruikt door de hunnebedbouwers ± 3000 jaar v. Chr. om de grote stenen te vervoeren hetzij op rollende stammetjes hetzij op sleden. Bij de ontginningen van de oerbossen was de trekkracht van de runderen onontbeerlijk. Rond 1900 waren bij veel kleine boeren de koeien nog als trekdier in gebruik. Die koeien waren dan wel een manusje van alles. Naast trekdier moest de koe ook vanzelf sprekend mest produceren voor het gezin. In het begin van deze eeuw gebruikte de Nederlandse Heide Maatschappij 4 a 6 ossen voor de grote ploeg om heidevelden te ploegen voor de aanplant van grote naaldbossen in opdracht van de textiel baronnen. Aanvankelijk werden paarden alleen gebruikt als rij- en lastdieren. Dat paarden veel later zoals runderen als trekdieren gebruikt werden, had voornamelijk te maken met de aanspanning. Rundvee werd aangespannen met een juk, maar
1585
voor paarden moest een andere oplossing gevonden worden in de vorm van een borstblad of hamel. Door hun snelheid waren in vroegere tijden paarden onontbeerlijk bij het leger en werden als zodanig nog gebruikt in de laatste wereldoorlog 1940-1945. Het paard was door de eeuwen heen het statussymbool van de gegoede stand, die zich maar al te graag liet afschilderen, zittend op een paard. In Utrecht staat het standbeeld van St. Willibrordus, zittend op een paard. Het paard is voor die tijd, het begin van onze jaartelling wel wat zwaar en grof uitgevallen. Het wilde oerpaard was aanvankelijk niet groter dan een St.Bernhardshond van tegenwoordig. Bij onderzoek van de grotten van Solutré in Frankrijk zijn de beenderen gevonden van naar schatting 90.000 wilde paarden, de restanten van de vleesmaaltijden van vele generaties pré-historische mensen. Door groepen jagers werden deze paarden opgedreven naar een vooruitstekende rotspunt, waarna ze te pletter vielen in de afgrond. Het paard gaat door voor een edel dier en van geen enkel dier zijn zoveel standbeelden gemaakt. Rome alleen al telt meer dan 100 paardestandbeelden. B.E. Asbreuk.
AARNINK (I) In Stepelo ligt het oude erve Aarnink, dat in het schattingsregister van 1475 vermeld werd als "Aeerning" en waarvan de richter zei dat het, evenals de andere boerderijen in Stepelo, een gewaarde katerstede was. Daarom betaalde Aarnink maar de helft van de aanslag van een volgewaard erve nl. één oude schild. Omstreeks 1830 waren er overeenkomstig bijgaand kaartje drie Aarnink-erven. Eigenaren van de getekende terreinen waren: Marke Holthuizen en Eppenzolder Gerrit Teutelink Arend Jan Ottink Arend Aarnink (Aarnink) Gerhardus Lansink (Klein Aarnink) Gerrit Geurts Gerrit Busschers (Haverland)
B 689-690-869 en 932 B 691 B 692 B 693-743 t/m 752-754 en 866 t/m 868 B 694 t/m 697 B 737 en 738 B 739 t/m 742 en 753
1586
Veldnamen 689/690 Veld 691/692 Keizersbraok 693 Grote Braok 694 Kleine Braok 695 Kalverweide 696/697 Roestman
AARNINK SECTIE B
739 Varkensweide 742 Haverland 743 Gaorden 744/746 Hoesweide 751 Bosweide 754 Haverland
866 867 868 869 972
Kempken Kamp Heetveld Aorninkveld Veld
1587
Volgens het verpondingsregister 1601 lag Aarnink woest. In 1602 werd vermeld, dat Aarnink een erf was van 7 mud "gezaais", maar er was nog maar 2 mud in gebruik. Wie toen eigenaar was, is onduidelijk. Op 19 mei 1628 verzocht Johan Lodewech te Deventer verwin van een achtste deel Aarnink, toebehorende Berndt Bonnier te Delden, wegens niet betaalde koopwaren. Op 15 juni blijkt, dat dit Klein Aarnink betrof. Op 7 juli 1628 werd Egbert Aarnink besproken door Johan Bonnier wegens niet betaalde "binnen- en buitenjaarse" pacht. Als eigenaren van Aarnink werden verder vermeld in 1648 Hof Espelo, in 1667 Margaretha Elisabeth Meijer te Oldenzaal (mogelijk namens Hof Espelo) en in 1668 het klooster Plane. Op 4 oktober 1699 verkocht Margaretha Elisabeth Meijer een kwart Groot en Klein Aarnink, als bij magescheiding van 26 september 1699 toegevallen, aan de Haaksbergse mulder Arent Lankheet en zijn vrouw Hermken ten Have. Op 15 september 1711 verkocht de Ootmarsumse richter Jacob Raterink tweekwart delen van Aarnink aan Hendrik Aarnink voor zijn zoon Jan Aarnink en één kwart deel aan Jan Klein Aarnink. Volgens het register op de 50e penning kocht Arend Aarnink op 16 november 1744 van voornoemde mulder een kwart Aarnink voor de prijs van ƒ 975,00. Daarmee was geheel Aarnink eigendom geworden van de bewoners. De oudst bekende bewoner van Groot Aarnink is: A. EGBERT AARNINK, gehuwd ca. 1600 met NN. Kinderen: 1. GEERLICH AARNINK, zie B. 2. Jan Aarnink, vermeld in 1645. Gerichtsprotocollen: 1628 7/7 Johan Bonnier bespreek pacht van Egbert Aarnink. 1628 1/9 Johan ten Hobbenschot bespreekt Egbert Aarnink 11 daalder. 1645 1/9 Jan Aarnink bespreekt Winolt Hassink 12,5 daalder. 1645 29/9 Jan Aarnink bespreek Jan ten Brummelhuis 9 daalder. 1647 24/4 Richter Limborch te Delden bespreekt Egbert Aarnink in Stepelo wegens boete van 4 oude schilden voor een vechtpartij ten huize van Altena in Beckum. B. GEERLICH AARNINK, gehuwd ca. 1635 met MARIE DERKINK, dochter van Hendrik. Kinderen: 1. HENDRIK AARNINK, zie C. 2. Jan Aarnink, gehuwd 1683 3/6 met Swiertje ten Have onder Delden. Hoofdgeld 1675: Aarnink, 2 personen.
1588
Vuurstedenregister 1675: Aarnink, l vuurstede. Zoutgeldregister 1693 en 1701: Aarnink, aanslag 18 stuiver. Gerichtsprotocollen: 1647 15/11 Geerlich Aarnink en vrouw Marie Derkink zijn betaald door hun zwager en broer Goeken Derkink en diens vrouw Swenne ten Schootkate, overeenkomstig magescheiding van 17 mei 1636 van het goed Derkink en de nalatenschap van wijlen Hendrik Derkink en vrouw Mette. 1663 4/1 Aarninks zoon zegt het kapitaal op aan Berndt Bouwmeester. 1675 26/4 Geerlich Aarnink pandt Jan Ottink. C. HENDRIK AARNINK, gehuwd 1676 23/4 met MARIETJE VAANHOLT, dochter van Jan. Kinderen: 1. JAN AARNINK, zie D. 2. Gerrit Aarnink, gehuwd 1723 24/4 met Aaltje van de Breede. Landbouwer onder Goor. 3. Arend Aarnink, gehuwd 1725 4/3 met Maria Keisers Tonnisdochters en hertrouwd 1727 22/6 met Janna Bouwmeester Hendriksdochter. Landbouwer op deel Keiser in Stepelo. 4. Mette Aarnink, gehuwd 1732 17/2 met Hendrik Busschers, zoon van Gerrit in Stepelo. Gerichtsprotocollen: 1689 11/11 Gerhard Adriaan Hofmeijer tot Espele pandt pacht van zijn meiers Hendrik Aarnink en Bus Jan in Stepelo. 1691 12/1 Jacob Raterink pandt zijn meiers Aarnink en Roest Jan alias Klein Aarnink in Stepelo. Betreft pacht 1689 en 1690. D. JAN AARNINK, gehuwd 1711 12/7 met JANNA TEN ASBROEK Jansdochter in Beckum. Dochter: 1. MARIA AARNINK, zie E. Verpondingsregister 1715 en 1720: Aarnink, zelf eigenaar. Hoofdgeldregister 1723: Aarnink, 4 personen, van wie er 2 het om Gods wille begeren.
1589
Gerichtsprotocollen: 1708 29/3 Jan Aarnink is getuige bij het openen van het testament van Klaas Damveld en zijn vrouw Stijne Kerkemeijer. 1736 31/7 Arend Aarnink is geslagen door Hermannus Rondeel, waardoor zijn arm uit het lid is geraakt. Recht gezet door de chirugijn Gerrit Jan Gaalman te Delden. 1745 2/9 Arend Weeink op Aarnink en vrouw Maria Aarnink zijn ƒ 600,00 schuldig aan Antony van der Sluijs. Onderpand erve Aarnink. Wordt 2 september 1747 gequiteerd. 1647 7/12 Arend Lankheet verkocht 17 november 1744 aan Arend Aarnink een kwart Aarnink, zoals door koper gebruikt wordt voor ƒ 975,00. Aangegraven grond 1728-1751: Jan Aarnink. Zoals hiervoor gezien waren door aankopen in 1699 en 1711 een kwart Aarnink eigendom geworden van mulder Arend Lankheet, een ander kwart van Jan Klein Aarnink en twee kwarten van Jan (Groot) Aarnink. Volgens het register van de 50e penning werden daarna verkocht: 1744 16/11 Arend Aarnink koopt van Arend Lankheet, mulder, een kwart Aarnink voor ƒ 975,00. 1744 27/12 Klein Aarnink koopt van Arend Lankheet een kwart Roestmansplaats voor ƒ 325,00. 1744 27/12 Arend Aarnink verkoopt aan Hendrik Derkink land de Heetbreevoor voor ƒ 380,00. 1744 27/12 Arend Aarnink verkoopt aan Jan Gerritsen ter Braak deel Aarnink voor ƒ 775,00. Van het oorspronkelijke Aarnink waren dus nu afgesplitst Klein Aarnink alias Roestman (vermoedelijk al sinds ca. 1600), Braker Horst (Jan Gerritsen ter Braak) in 1744 en het land de Heetbree in 1744. Het grootste deel was eigendom gebleven of geworden van Arend Aarnink. + W.E. ten Asbroek - + J.G.L. Overbeeke.
STUDIEDAG NAAMKUNDE EN REGIONALE GESCHIEDBEOEFENING De culturele Raad Overijssel organiseert op donderdag 26 maart 1992 een studiedag over het thema Naamkunde en Regionale Geschiedbeoefening. Deze vindt plaats van 10.00 tot 15.30 uur in vergadercentrum De Meenthe in Steenwijk.
1590
Iedereen, die regionaal of lokaal historisch onderzoek verricht, krijgt te maken met familienamen, straat- of veldnamen. De naamkunde houdt zich bezig met de wetenschappelijke bestudering van de achtergronden van deze namen. Als zodanig vormt de naamkunde een belangrijke hulpwetenschap voor de regionale geschiedbeoefening. Op de studiedag geeft een aantal deskundigen voorbeelden van de wijze, waarop de historicus de inzichten van de naamkunde voor zijn onderzoek kan gebruiken. In de inleidingen komen de volgende vier onderwerpen aan de orde: - familienamen en historisch onderzoek - veldnamen en historisch onderzoek - de Tweede Wereldoorlog als motief voor veld- en straatnamen - middeleeuwse straatnamen in Steenwijk. 's Middags wordt de film Veldnamen in Overijssel vertoond en organiseert de Historische Vereniging Steenwijk een stadsrondwandeling aan de hand van straatnamen. De kosten van de studiedag bedragen ƒ 35,00 (inclusief lunch). Voor opgave en nadere informatie kunt u terecht bij de Culturele Raad Overijssel, Jacob Catsstraat 25, 8023 AE Zwolle. Tel. 038 - 537527. Culturele Raad Overijssel.
GREPEN UIT DE HAAKSBERGSE GERICHTSPROTOCOLLEN 1629 14/9 Berndt Buersinck, soldaat onder hopman Ense, heeft ter assistentie en op verzoek van Gerrit Marszman in Bentell, kerspel Delden, op 7 dezer door de onderrichter laten vastleggen, dat hij en andere soldaten gezien hebben, hoe de vorige dag genoemde Marszman, toen hij de soldaten gewaar werd, een trommelbus met 31 dlr. en 21 st. van zich afwierp, die hij schuldig was aan burger Schwer tho Linteloe. Buersincks medeconsorten wilden geld niet restitueren. Buersincks belooft noch aan het gericht, noch aan Marszman of zijn goedsheer Jr. Stephan de Reiger of iemand anders, noch door zijn broer, noch door anderen direct of indirect met wapens of anderszins te zullen wreken, maar met ordentlich recht uit te voeren. Stelt daarom zijn oom Weimer Buersinck tot borg voor genoemde 32 dlr. minus 9 st. Als hij door zijn kapitein of het gericht gedwongen wordt de penningen te betalen, stelt Weimer Buersinck zich garant, waarvoor
1591
Berndt Buersinck zijn goed en persoon verbindt. Hierop wordt Berndt losgelaten. 1629 22/9 Engelbert Willeminck klaagt Lyse Afftinck aan, die aan klagers vrouw gezegd zou hebben, dat hij 3 jaar geleden een wagenfalle met ander ijzerwerk van wagen ontvreemd zou hebben. Lyse Afftinck met haar zoon Derrick spreekt dit tegen. 1629 23/11 Berndt van Ulff, soldaat onder hopman Stendell binnen Lingen, klaagt Lambert Meijerinck an, dat deze een paard gekocht heeft van Clausz van Saerbeck, soldaat onder hopman Ense, die dit paard van Ulff gestolen had. Hij wil penningen, die Meyerinck betaald had, aan hem teruggeven. Meyerinck verzoekt bewijs. 1629 30/11 Derrick ten Varwerck bespreekt Clausz ten Brommelhuisz. Hij ver zoekt teruggave of betaling van een varken, dat Clausz van comparant heeft aangenomen te leveren in het Stift Munster "in de mast", maar onderweg verloren zou hebben. 1629 30/11 Gerhardt van Scheven bespreekt Johan ten Hobbenschott. Laatste zegt geen schulden te hebben aan Van Scheven, behalve wat hij aan bierschuld schuldig mocht zijn. 1630 11/1 Lambert ter Steenberch, erfgenaam van zalige vader Werner ter Laekmarsz, evenals andere erfgenamen, spreekt zijn stiefmoeder Mette int Laekmarsz aan, dat zij over 8 dagen een inventaris zal geven van goederen, die hun zalige vader op zijn sterfdag bezat. 1630 25/1 Eszken Rickerinck trekt zijn beledigende woorden tegen Henrick ter Steenberch in. 1630 1/2
Gerrit te Bussche vertoont volmacht d.d. 29/6-1629 van burgemeesters der stad Deventer namens Gerrit Greszhoff en Henrick van Steinfordt, borgers tot Deventer en bespreekt Henrick Hulszhoff in Buerse voor leverantie van 20 wagens wol, zoals aan zijn principalen verkocht en waarvoor al 50 gld. betaald is.
1630 15/2 Berndt Tiaszinck en Braem Claesz te Buurse stellen zich borg voor Henrick Hulszoff voor 37 gld. die Hulszhoff schuldig is aan Gerrit Greszhoff en Henrick van Steinforden, burgers tot Deventer wegens gehouden afrekening. Zij zullen deze penningen met behoorlijke
1592
rente, als hun eigen schuld, terugbetalen in de tijd van het volgende schaapscheren, met wol of met geld. Tot waarborg voor de borgen heeft Hulszhoff 11 ooien en 5 lammeren gesteld en als dit niet genoeg is, zijn andere goederen. 1630 5/4
Arndt ten Ellenbroek bespreekt Jurrien Funcken wegens zijn klacht aan de drost van Haxbergen, dat aanlegger beklaagde met een mes in het hoofd gestoken of gesneden had, wat niet waar is. Tegenpartij laat niets horen. Later bevestigt Jurrien Funcke deze klacht.
1630 5/7
Henrick Wissinck en Aeltkenn Leferinck contra Herman en Johann Grothuis in kwestie kerkbank, welke laatste kundtschappen zouden bijbrengen maar in moram gebleven waren, verklaren bij solemnele ehede, dat zolang hun olde bedagede personen bekend is, de Wissinckbank naast Linteier banck, de Leferinckbank naast de Wissinckbank en de Grothuisinckbank naast de Leferinckbank geweest is, waarop de banken van gerichtswege up haere platzenn verlecht sint wordenn.
1630 5/7
Berndt Roerinck heeft de gebroeders Egbert en Albert Schuiten te Buerse beledigd. Hij verdedigt zich wegens grote dronkenschap en onbedachtzame ijver. Door tussenkomst van Pastoor Chr. Broekhuis en Gerhardt van Scheven e.a. bijgelegd. Roerinck zal voor gericht deze woorden moeten intrekken, de hoge overichheit sullen hier echter op pretenderen.
1630 20/9 Grete Schultenn heeft huisvrouw van Tiasinck uitgescholden. Berndt Tiasinck verzoekt dat gedaagde kondschappen naar landrecht af te horen. 1630 1/11 Berndt Tiasinck namens vrouw en zoon contra Griete Schuiten. Omdat deze niet verschenen is, wordt zij veroordeeld. H.J.J. ten Hagen