fysiotherapie & ouderenzorg
Voorwoord De fysiotherapie in de geriatrie is een erkende verbijzondering. Geheel terecht, naar ons idee. De ouder wordende mens behoeft een specifieke benadering bij stoornissen en beperkingen van het bewegingsapparaat. Handelingen uit de algemene fysiotherapie kunnen bij ouderen soms beter achterwege worden gelaten of dienen op een andere manier te worden uitgevoerd. Kennis van psychologische, sociale en fysiologische veranderingen bij veroudering en geriatrische ziektebeelden is belangrijk bij de zorgverlening aan ouderen en de ontwikkeling van deze zorg. Dit is natuurlijk een vorm van preken voor eigen parochie; de lezer, zelf waarschijnlijk zo’n deskundige, weet waar het om draait bij de fysiotherapeutische zorgverlening aan ouderen. Maar helaas is nog niet heel Nederland hiervan doordrongen. Behalve bij het KNGF en bij ons heeft de fysiotherapie in de geriatrie als verbijzondering nog niet zoveel vaste grond onder de voeten. Voor kinderfysiotherapie en manuele therapie zijn bijvoorbeeld andere, hogere tarieven overeengekomen met de zorgverzekeraars en andere behandeltijden. De NVFG timmert hard aan de weg om de profilering van onze specialisatie te versterken. En steeds beter komt het geriatrische deelgebied van de fysiotherapie uit de verf. Een belangrijke stap hierin is het beschrijven wat we doen, wat we zijn, wat we niet doen en niet zijn. Deze stap wordt momenteel gezet; door het maken van een domeinomschrijving van de geriatrische fysiotherapie. Als we onszelf beter kennen, kunnen we dat ook aan anderen beter duidelijk maken. Gelooft u ons, met vereende krachten - want we zullen er met z’n allen aan moeten werken - komt het best in orde. De redactie
Inhoud Pg. 1: Pg. 2: Pg. 5: Pg. 6: Pg. 9: Pg. 15: Pg. 25: Pg. 27:
vakblad NVFG, juni 2002
Voorwoord, Inhoud Verenigingsnieuws Colofon, Richtlijnen voor auteurs Tijdbestedingsonderzoek van fysiotherapeuten in verpleeghuizen. Mieke van Gemert Dezelfde breuk, andere waarden, revalidatiepsychologie bij dementie. R. Geelen, M. van Gennep Onderzoek naar de criteriumvaliditeit van het motorisch onderzoek formulier. W.Timmermans Boekbespreking Artikel rubriek
1
Verenigingsnieuws Verslag studiedag NVFG 15 maart 2002 Op vrijdag 15 maart werd door de NVFG en de hogescholen van Utrecht en Brabant, de studiedag "Capita Selecta Psychogeriatrie" georganiseerd. De dag werd gehouden aan de hogeschool van Utrecht. Tijdens het ochtend programma werden een drietal lezingen verzorgd, gevolgd door 2 lezingen in het middagprogramma. De dag stond onder voorzitterschap van Hans van Herwaarde. De dag werd geopend met een lezing van Martin van Gennep. Hij gaf een presentatie over een nieuw, tertiair preventieproject waarbij paramedici dementerende ouderen thuis bezoeken. Vervolgens hield Nellie Demen een lezing over belevingsgerichte zorg. Aan de orde kwamen onder andere de filosofie achter de belevingsgerichte zorg en de diverse benaderingsstrategieën. De ochtend werd afgesloten door Ronald Geelen die vanuit het motivatiemodel van Atkinson een invulling gaf aan de revalidatie psychologie bij dementerende ouderen. Het middag programma werd geopend door Frans Hoogeveen. In een meer dan een uur durende presentatie nam hij ons mee met het thema humor in de zorg. De laatste lezing van de dag werd wederom door Martin van Gennep verzorgd. Hij presenteerde een aantal principes waarvan een fysiotherapeut gebruik kan maken bij de behandeling van gedeprimeerde ouderen. De dag werd afgesloten door Hans van Herwaarde, door middel van een bloemetje voor de sprekers.
Kwaliteitsregister KNGF Per 1 januari 2003 vindt er een herregistratie plaats van het merendeel van de geriatrisch fysiotherapeuten. Deze herregistratie wordt geheel verzorgd door het KNGF. Voor eventuele mededelingen over deze herregistratie verwijzen wij naar fysiopraxis en de internet site van het KNGF (www.kngf.nl). Voor eventuele vragen kan contact worden opgenomen met het bureau van het KNGF. Hetzelfde is van toepassing voor vragen over accreditatie.
KNGF-congres 2002 De NVFG verleent zijn medewerking aan het KNGF najaarscongres 2002. Deze medewerking zal zich uiten in het verzorgen van een bijdrage op zaterdag 2 november. Het onderwerp zal zijn: Nieuwe ontwikkelingen op het gebied van vallen en valpreventie. Dit congresaandeel komt in de plaats van de studiedag in oktober. Het NVFG programma zal ter accreditatie worden aangeboden voor het register van de algemeen practicus en de geriatrische fysiotherapeut.
Bijscholingsdag NVFG 2003 De volgende bijscholingsdag van de NVFG zal in maart 2003 worden gehouden. Het onderwerp van die dag zal geheel in het teken staan van neurologie. Meer informatie hierover volgt in de F&O nr. 3 en de fysiopraxis.
Nieuwe bestuursleden Het bestuur verwelkomt vier nieuwe (aspirant) leden. Zij stellen zich graag aan u voor.
2
fysiotherapie & ouderenzorg
Verenigingsnieuws Angelique Grootfaam In 1992 ben ik afgestudeerd als fysiotherapeut. Sinds 1995 werk ik als fysiotherapeut bij de Stichting Kalorama. De Stichting bestaat uit een verpleeghuis (somatiek en psycho-geriatrie), een verzorgingshuis en een centrum
NVFG. Het is de bedoeling dat ik in de eerste instantie contactpersoon word voor de redactie, vanuit het bestuur, voor het vakblad Fysiotherapie & Ouderenzorg. Eventueel kunnen er in de loop van tijd meerdere taken toegevoegd worden.
KNGF-congres 2002 Onderwerp NVFG:
Ontwikkelingen op het gebied van vallen en valpreventie Datum: zaterdag 2 november 2002 Locatie: het Congresgebouw in Den Haag Meer informatie over het congres is te lezen in Fysiopraxis voor doofblinden. Verder wordt er verpleeghuiszorg aangeboden aan cliënten van het substitutie- en thuiszorgproject. Zelf ben ik voornamelijk werkzaam op de somatische afdelingen van het verpleeghuis en behandel ik cliënten van het thuiszorgproject. Daarnaast ben ik actief in de ondernemingsraad en de arbo-commissie van deze stichting. Sinds begin 2002 ben ik aspirant-bestuurslid van de NVFG. Ik heb geen ervaring wat het bestuurswerk betreft. Wel denk ik met mijn motivatie en inzet een bijdrage te kunnen leveren aan de verdere ontwikkeling van de
vakblad NVFG, juni 2002
Mijn hobby’s zijn: sporten (fitness, body pump) en genieten van mijn vrije tijd Mieke Koning Mijn naam is Mieke Koning. Ik heb gereageerd op de oproep voor nieuwe bestuursleden, omdat ik het werk van de NVFG erg belangrijk vind. In de afgelopen jaren hebben ze ertoe bijgedragen dat de geriatrische fysiotherapie naar een hoger niveau is gebracht, met een goed vakblad en goede bijscholingsdagen. Het is belangrijk dat de NVFG zich nog meer
3
Verenigingsnieuws gaat profileren. Het te maken functieprofiel is daar een belangrijk uitgangspunt voor. Ook zijn er nog te weinig fysiotherapeuten die in de geriatrie werken lid van de NVFG (ca. 400), dus zal er wat meer aan de beeldvorming gedaan moeten worden. Ik hoop hier de komende tijd aan te kunnen meewerken. Ik ben sinds 22 jaar werkzaam in de geriatrie. De laatste 17 jaar in het Beatrix Verpleeghuis in Culemborg, dat sinds kort gefuseerd is met een aantal verpleeghuizen in de regio tot Stichting Zorgcentra De Betuwe. Dit houdt in dat we meer in de regio en extramuraal zijn gaan werken. Ik vind het werk in de geriatrie nog steeds uitermate boeiend, vooral ook omdat het steeds in ontwikkeling is en je naast het behandelen met allerlei andere dingen bezig bent, zoals het opzetten van tilscholingen, het deelnemen aan werkgroepen over allerlei onderwerpen, het ontwikkelen van een goed lopend multidisciplinair overleg enz. Mijn vrije tijd besteed ik graag aan mijn gezin. Ik heb een man en twee dochters van 12 en 10 jaar oud, en ik hou van reizen, tuinieren en koken. Tiny Looijen In 1993 ben ik afgestudeerd als fysiotherapeut. Daarna heb ik het doorstroomprogramma Bewegingswetenschappen voor Fysiotherapeuten aan de Universiteit Maastricht afgerond. Sinds 1995 werk ik bij Interkerkelijke Stichting Zorgvoorzieningen De Brug locatie Nassau Odijckhof te Driebergen. Dit is een verpleeg- en reactiveringscentrum voor zowel somatische als psychogeriatrische bewoners. Tevens is er een somatische dagbehandeling en een polikliniek. Afgelopen jaren heb ik de post-HBO opleiding Fysiotherapie in de Geriatrie gevolgd.
4
Na deze opleiding werd ik gevraagd voor het bestuur van de NVFG. Binnen dit bestuur wil ik me met name bezig houden met het beleid ten aanzien van scholing. Het lijkt mij een uitdaging om me hiervoor in te zetten, omdat er op dit gebied momenteel veel veranderingen gaande zijn. Marianne Zweekhorst Mijn naam is Marianne Zweekhorst. In 1986 ben ik afgestudeerd als fysiotherapeut. Ik werk sinds 1993 als fysiotherapeut en sinds 1996 tevens als arbo-cordinator bij SVVL "De Hoige Weide" te Lochem. Dit is een gecombineerd verpleeg/verzorgingshuis. Het verpleeghuis biedt plaats aan somatische en psychogeriatrische bewoners en meervoudig gehandicapte "jongeren". Tevens is er een dagbehandeling voor zowel somatische als psychogeriatrische cliënten. In 1997 heb ik de post-HBO opleiding Fysiotherapie in de geriatrie afgerond. Deze opleiding is belangrijk voor collega’s die met geriatrische cliënten werken, in verband met de specifieke deskundigheid. In november heb ik gereageerd op de noodkreet van het bestuur van de NVFG, waarin een oproep werd gedaan aan collega’s die het voortbestaan van de vereniging wilden ondersteunen. Aangezien ik het voortbestaan van de NVFG zeer belangrijk vind heb ik aangeboden hand en spandiensten te verrichten. Uiteindelijk ben ik aspirant-lid van het bestuur geworden en op dit moment oriënteer ik mij op een bestuursfunctie. Mijn hobby’s zijn: wandelen en tennissen. Verder houd ik van lezen, waarvoor echter te weinig tijd overblijft.
fysiotherapie & ouderenzorg
Colofon
Richtlijnen voor auteurs
"Fysiotherapie en Ouderenzorg", voorheen Nieuwsbrief NVFG, is een driemaal per jaar verschijnend vakblad voor fysiotherapeuten in werkzaam in de geriatrie, uitgegeven door de NVFG.
Doel van het tijdschrift "Fysiotherapie en Ouderenzorg" Het tijdschrift verwelkomt iedere bijdrage die de intercollegiale communicatie op een zo breed mogelijk terrein, i.e. fysiotherapie, logopedie, ergotherapie, verpleging/verzorging in de ouderenzorg kan bevorderen. Een dergelijke bijdrage kan in de vorm van artikelen betreffende klinisch onderzoek, ervaringen uit het werkveld, een kritisch literatuuroverzicht, boekbesprekingen of een kort bericht.
Secretariaat NVFG: Erik de Jong, Schumanstr. 4, 9728 SK Groningen, Email:
[email protected]. Advertentie-adres: Karin de Bruijne, Architect Berlageln. 17, 2552 ZN Den Haag, tel: 070-3912188,, E-mail:
[email protected]. Advertentiekosten op aanvraag. Zestiende jaargang, nummer 2, juni 2002, oplage 600 exemplaren. Abonnementen: gratis voor leden van de NVFG, 25,- euro per jaar voor niet leden. Aanmelden bij ledenadministratie KNGF, postbus 248, 3800 AE, Amersfoort Hoofdredactie: Ina Bettman. Redactie: Martin van Gennep, Eric Scherder. Redactie-adres: Ina Bettman, verpleeghuis Tamarinde, Neckardreef 6, 3562 CN, Utrecht. Lay-out: John Branten. Artikelenrubriek: Ina Bettman, John Branten. Ontwerp omslag: Menno van der Veen. Foto omslag: Nederland in Beweging. Kopijsluiting volgende nummer: 1 augustus 2002. De NVFG stelt zich niet verantwoordelijk voor tekst en inhoud van artikelen en commerciële advertenties. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd zonder schriftelijke toestemming van de redactie. ISSN: 1380-8125 Druk: Drukkerij Best.
vakblad NVFG, juni 2002
Richtlijnen voor het schrijven van een artikel 1.Het artikel kan zowel in het nederlands als in het engels worden geschreven. Laat in beide gevallen de tekst op taal en- en spellingsfouten controleren alvorens het in te leveren. 2.Nummer de bladzijden. 3.Geef een samenvatting van niet meer dan 200 woorden. 4.Zet op de titelpagina de volledige titel van het artikel, uw naam + werkzaamheden en uw contactadres (incl. tel., fax of e-mail). 5.Bij klinisch onderzoek deelt u het artikel in met de volgende subhoofden: Inleiding, Methode, Resultaten, Discussie, Literatuur, Tabellen, Figuren. 6.Illustraties zijn gewenst, ze verduidelijken de inhoud en veraangenamen het lezen. 7.Figuren, tabellen en illustraties s.v.p. los van de tekst aanleveren, bij voorkeur in zwart-wit. 8.Geef in de tekst, door gebruik te maken van vet, cursief of onderstreping, een aantal quote’s aan, in verband met het benadrukken van speciale inhouden. 9.Gebruik een dubbele regelafstand. 10.Lever het artikel in viervoud in, plus een versie van artikel op floppy-disk in WordPerfect of Word. Maak zo min mogelijk gebruik van een speciale opmaak. Adres toezending artikelen en dergelijke Reactie F&O, Ina Bettman, verpleeghuis Tamarinde, Neckardreef 6, 3562 CN, Utrecht, tel: 030-2634722. Literatuurverwijzingen "Fysiotherapie en Ouderenzorg" hanteert het systeem van de American Psychological Association. Literatuurverwijzingen in de tekst Verwijs naar publicaties door middel van achternaam en jaar van uitgave: (Timmerman, 1996) of (Jansen en Timmerman, 1997) Zijn er meer dan twee auteurs schrijf dan (Timmerman e.a., 1998). Heeft een auteur in een jaar meerdere door u aangehaalde publicaties op zijn naam staan, schrijf dan (Pieterse, 1998a, 1998b). Zijn er meerdere auteurs met dezelfde achternaam, geef dan ook de voorletters aan (A. Vermeent, 1998, B. Vermeent, 1998). Na een citaat, wordt het paginacijfer van de aangehaalde publicatie gegeven (Timmermans, 1996, p57). Literatuurlijst Rangschik de literatuurlijst alfabetisch naar de achternaam van de eerste auteur. Wanneer u van een auteur meerdere publicaties vermeld, geef de titels dan in chronologische volgorde weer. Vermeld bij boeken auteur(s), redacteur(en), titel, plaats van uitgifte en eventueel betreffende paginacijfers. Voorbeelden: Kugel, J. Psychologie van het lichaam. Utrecht, het Spectrum, 1981. Beelen, F. Creatieve therapie met gezinnen. In: W.J.L. Klijn (red.), Systeemtaxatie in beweging. Amsterdam, Swetz en Zeitlinger, 1991. Vermeld bij tijdschriftartikelen auteur(s), titel, naam tijdschrift, jaartal, jaargang en paginacijfers. Voorbeeld: Smits-Engelsman, B.C.M. Het gebruik van motorische tests: praktijk en theorie. Nederlands Tijdschrift voor Fysiotherapie, 1995; 105:130-136.
5
Tijdbestedingsonderzoek van fysiotherapeuten in verpleeghuizen Mieke van Gemert
Tijdens een goed bezochte bijeenkomst op 20 maart van dit jaar werden in het Jaarsbeursgebouw in Utrecht de resultaten van het "Vervolgonderzoek Tijdbesteding Fysiotherapeuten Verpleeghuizen" gepresenteerd. Bovendien werden het registratieprogramma "Tijdbesteding fysiotherapeuten verpleeghuizen" en het daar aan gekoppelde "Personeelsplanninginstrument fysiotherapeuten verpleeghuizen" aan de aanwezigen aangeboden. Voor deze presentatie waren vertegenwoordigers van afdelingen fysiotherapie uit alle verpleeghuizen in Nederland uitgenodigd. Dit onderzoek is een vervolg op een eerder gehouden tijdbestedingsonderzoek dat in 1998 bij 10 afdelingen fysiotherapie in de verpleeghuissector is uitgevoerd en tot doel had inzicht te verkrijgen in de diverse werkzaamheden en in de gemiddelde tijdbesteding per type cliënt. Bij dit onderzoek zijn cliëntencategorieën gedefinieerd en is de gemiddelde behandeltijd en het gemiddelde aantal behandelcontacten per categorie in beeld gebracht. Beide onderzoeken zijn uitgevoerd door Bureau Hoeksma, Homans en
6
Onderstaand artikel is een verslag van resultaten van het Tijdsbestedingsonderzoek. Enkele resultaten worden besproken. Het instrument is een krachtig hulpmiddel om de personeelsomvang van een afdeling fysiotherapie verder te onderbouwen. De voorzitter houdt tot slot een pleidooi voor het gebruik van het registratieprogramma FysiformV.
Menting (HHM). Het eerste onderzoek in opdracht van de LVFD, het vervolgonderzoek op verzoek van het KNGF. In dit artikel zal een beschrijving worden gegeven van de presentaties van die middag. Henk Bijlsma, namens het KNGF, gaf een beeld van de afdelingen fysiotherapie in verpleeghuizen in Nederland. Bij de start van het onderzoek is door het KNGF een vragenlijst uitgezet bij alle verpleeghuizen in Nederland. De bedoeling hiervan is inzicht te krijgen in onder andere de fysiotherapeutische formatie, de gemiddelde leeftijd van de fysiotherapeuten en het aantal fysiotherapeutische behandelin-
gen. Van de 338 aangeschreven verpleeghuizen hebben er 211 de vragenlijst geretourneerd. Het betrof hier 152 gecombineerde, 29 somatische en 30 psychogeriatrische verpleeghuizen. Enkele resultaten van de vragenlijst zijn: •er zijn 1077 fysiotherapeuten werkzaam in deze 211 verpleeghuizen met een gemiddelde aanstelling van 0,7 fte; •er zijn bijna 2 maal zoveel vrouwelijke fysiotherapeuten (gemiddeld 0,6 fte) werkzaam als mannelijke fysiotherapeuten (gemiddeld 0,8 fte); •de gemiddelde leeftijd van de vrouwen is 37,8 jaar en van mannen 41,5 jaar;
fysiotherapie & ouderenzorg
•er is de laatste paar jaar nauwelijks sprake van instroom van nieuwe, jonge collega’s; •er is niet echt sprake van secretariële ondersteuning van de afdelingen fysiotherapie: bij de 211 verpleeghuizen worden de afdelingen fysiotherapie door 35 medewerkers (16,7 fte) administratief ondersteund. Deze medewerkers zijn meestal werkzaam voor meerdere disciplines. Chantal IJland, bureau HHM, gaf een toelichting op de uitvoering en resultaten van het onderzoek. Doelstelling van het onderzoek De doelstelling van het "Vervolgonderzoek Tijdbesteding Fysiotherapie Verpleeghuizen" is het ontwikkelen van een personeelsplanninginstrument voor afdelingen fysiotherapie in verpleeghuizen. Hiervoor dienen onder meer de verpleeghuiscliënten in goed onderbouwde categorieën te worden ingedeeld met voor elke categorie een bijbehorende behandeltijd. Door in het onderzoek het instrument van tijdregistratie te gebruiken is het mogelijk een richtlijn voor de te besteden tijd aan de uitvoering van bepaalde activiteiten vast te leggen. Het onderzoek heeft een kwantitatief karakter en heeft niet tot doel de bevindingen tot beroepsinhoudelijke norm te verheffen. Organisatie van het onderzoek Het gehele onderzoek is door een begeleidingscommissie ondersteund. Deze commissie heeft onder andere de onderzoeksopzet en het vorige onderzoek bekeken en van verbeteringen voorzien. Daarnaast heeft ze de wijze van registra-
vakblad NVFG, juni 2002
tie mede bepaald, de ontwikkelde registratiesoftware getest, de onderzoeksresultaten geïnterpreteerd en de ontwikkeling van het personeelsplanninginstrument gestimuleerd en gevolgd. Aan het onderzoek hebben 28 verpleeghuizen deelgenomen. Deze verpleeghuizen zijn dusdanig gekozen dat ze een goede doorsnede vormen van het landelijke beeld. De medewerkers van de afdelingen fysiotherapie is gevraagd om gedurende vier weken (van 17 september tot en met 12 oktober 2001) de tijd die wordt besteed aan alle activiteiten te registreren in een speciaal ontwikkeld geautomatiseerd registratieprogramma. De werkzaamheden van de fysiotherapeuten worden in drie hoofdgroepen ingedeeld: •direct-cliëntgebonden werkzaamheden (daadwerkelijke (groeps)behandeling); •indirect-cliëntgebonden werkzaamheden (bijvoorbeeld cliëntgebonden overleg, aanvragen van hulpmiddelen, registreren van cliëntgegevens, voorbereiding groepsactiviteiten); •niet-cliëntgebonden werkzaamheden (bijvoorbeeld werkoverleg, commissies/werkgroepen, opleidingsactiviteiten, persoonlijke verzorging). Bij de direct-cliëntgebonden werkzaamheden moeten per cliënt de volgende onderdelen worden aangegeven: •hoofddiagnose (psychogeriatrie, somatiek); •opname-indicatie (revalidatie, dagbehandeling, longstay, poliklinisch of substitutie); •cliëntencategorie (keuze uit 16
categorieën); •neven-cliëntencategorie; •tijdbesteding per (groeps)behandeling. Resultaten Het gaat te ver om in het kader van dit artikel alle resultaten weer te geven. Hieronder vindt u dus een greep uit het totaal: •van de 4.293 cliënten, die door de deelnemende fysiotherapeuten zijn behandeld, heeft 63% alleen een individuele behandeling ontvangen, 23 % alleen een groepsbehandeling en 14% zowel een individuele als groepsbehandeling; •gemiddeld is een cliënt 9,7 keer door een fysiotherapeut behandeld wat overeenkomt met 2,4 keer per week (exclusief groepsbehandeling); •68% van de cliënten in de deelnemende huizen is 75 jaar of ouder; de gemiddelde leeftijd is 77 jaar; •de verdeling naar hoofdgroepen van de tijdbesteding van alleen de fysiotherapeuten is als volgt: 48% direct-cliëntgebonden tijd; 22% indirectcliëntgebonden tijd; 30% nietcliëntgebonden tijd. •met betrekking tot de tijdbesteding zijn er verschillen tussen de categorieën verpleeghuizen. Zo besteden fysiotherapeuten uit pg-verpleeghuizen meer tijd aan deskundigheidbe-
Mieke van Gemert is fysiotherapeut en voorzitter van de NVFG.
7
vordering en fysiotherapeuten uit gecombineerde verpleeghuizen duidelijk meer tijd aan opleidingsactiviteiten. De somatische verpleeghuizen besteden meer tijd aan informele overdracht. •van de vastgestelde cliëntencategorieën bevat CVA de meeste cliënten (32%), gevolgd door bewegingsarmoede (17%) •de gemiddelde behandeltijd per contact over alle categorieën bedraagt ruim 18 minuten; de verschillen in behandeltijd per contact tussen de categorieën is minimaal; •de plaats van de cliënt in het zorgcircuit is van invloed op zowel de duur als de frequentie van de therapie; cliënten die voor revalidatie zijn opgenomen krijgen de meeste behandelcontacten en meer behandeltijd dan cliënten die een andere opname-indicatie hebben. Rudi Steenbruggen, lid van de begeleidingscommissie, hield een warm pleidooi voor het uitvoeren van tijdsregistratie. Onder registratie wordt verstaan: het kwantitatief vastleggen van het huidige kwaliteitsniveau. Het maakt het eigen handelen van de individuele fysiotherapeut inzichtelijk, maar ook het handelen van de afdeling. Tevens is het mogelijk om op verschillende niveaus vergelijkingen te maken. Met registratie is het mogelijk om in de tijd ontwikkelingen zichtbaar te maken op het niveau van cliëntontwikkelingen, op het niveau van aanpassingen van het behandel- en afdelingsbeleid en op het niveau van de ontwikkeling van het instellingsbeleid.
8
De gegevens uit de registratie kunnen bijvoorbeeld gebruikt worden bij besprekingen over de formatie binnen de instelling (bijvoorbeeld bij veranderingen in cliëntengroepen), bij het bepalen van het beroepsinhoudelijke beleid van de afdeling en ook bij het ontwikkelen van het landelijke beleid. Het maakt de beroepsgroep slagvaardig naar de toekomst bij ontwikkelingen als transmuraliteit, patiëntgebonden budgetten en ziekenhuis verplaatste zorg. Oproep van de voorzitter Als voorzitter van de NVFG ben ik blij met het onderzoek en met het ontwikkelde registratieprogramma Tijdbesteding fysiotherapeuten verpleeghuizen" en het personeels-
De gegevens uit de registratie zijn door de leidinggevende in het personeelsplanninginstrument te gebruiken om de benodigde formatie van de afdeling fysiotherapie in kaart te brengen. Op deze wijze kan er een antwoord gegeven worden op vragen als "Hoeveel fysiotherapeuten moeten worden ingezet ten behoeve van welk aantal cliënten?" en "Wat betekent een verschuiving van doelgroepen voor de benodigde personeelscapaciteit?". Ik zou u allen willen oproepen uw werkzaamheden te (blijven) registreren. En als u registreert pleit ik er voor om allen gebruik te maken van het ontwikkelde registratieprogramma. De resultaten van de registratie kunnen gebruikt gaan worden voor
"...draagt bij aan professionalisering..."
planninginstrument fysiotherapeuten verpleeghuizen, FysiformV. Het draagt bij aan de professionalisering van onze beroepsgroep in de verpleeghuissector. Het is goed om de werkzaamheden van een afdeling zichtbaar en dus toetsbaar en beïnvloedbaar te maken. Door eenduidige registratie in verpleeghuizen ontstaat de mogelijkheid tot benchmarking, waarbij de resultaten van verschillende afdelingen naast elkaar worden gelegd en opvallende verschillen onder de loep worden genomen. Voor alle verpleeghuizen, die van de programma’s gebruik maken zal op 9 oktober de eerste benchmarkbijeenkomst plaatsvinden.
het formuleren van beleid, zowel op het niveau van de afdeling fysiotherapie als op landelijk niveau. Voor meer informatie over en het aanvragen van het onderzoeksrapport, het registratieprogramma en het personeelsplanninginstrument kunt u contact opnemen met het Hoofdkantoor KNGF, afdeling ledenadvies.
fysiotherapie & ouderenzorg
Dezelfde breuk, andere waarden. Revalidatiepsychologie bij dementie Ronald Geelen & Martin van Gennep
De motivatie van de jongere revalidatiepatiënt is meestal een positief gegeven. De jongere weet wat er aan de hand is en wat er gebeuren moet. Hij schat de kans op vooruitgang doorgaans gunstig in, de waarde van een geslaagde revalidatie staat buiten kijf, en de patiënt neemt de nodige inspanning voor lief. Bij de oudere met dementie ligt dit anders. Zo meent de oudere misschien dat hij ondanks alle beloftes nooit meer kan lopen. Hij voelt hier en nu pijn, angst of een andere belemmering, en weigert elke uitnodiging tot opstaan. Wat de behandelaar ook wil of probeert. Het ver-
Aan de hand van het motiveringsmodel van Atkinson worden drie aspecten van de revalidatie bij dementerende ouderen besproken. Deze aspecten zijn respectievelijk: De ingeschatte kans op een succesvolle revalidatie, de waarde van een goede revalidatie en de kosten die een revalidatie met zich meebrengt.
gen. Het tegenovergestelde kan echter ook mogelijk zijn. Vanuit zelfoverschatting wil de oudere meteen zelf ongeremd aan de wandel. Zelfs een perfect revalidatieprogramma werkt niet, als de oudere er niet aan kan of wil meewerken.
P(UI+) x W K
M=
Atkinson’s motivatie-model
minderde inzicht van degene met dementie kan ook ontkenning van het probleem met zich meebren-
vakblad NVFG, juni 2002
Welke ingangen zijn er om de oudere over streep te krijgen voor de revalidatie?
Deze vraag zal beantwoord worden met behulp van een door Atkinson (Atkinson e.a., 1960, Atkinson, 1964) ontwikkeld model waarin factoren zijn ondergebracht die op de motivatie van invloed zijn. Dit model komt erop neer dat de revalidant sterk gemotiveerd is als: hij
Drs. Ronald Geelen is psycholoog, gedragstherapeut en rationeel-emotief therapeut. Hij werkt bij Zorgcentrum Oranjehaeve, te Breda. Drs. Martin van Gennep is geriatrisch fysiotherapeut en psychomotorisch therapeut bij Zorgcentrum Oranjehaeve. Daarnaast is hij als docent verbonden aan de Hogeschool Brabant, alwaar hij de modulaire opleiding tot geriatrisch fysiotherapeut coördineert.
9
de overtuiging van een grote kans op een goede afloopheeft; de revalidatie voor hem een grote waarde heeft; de ingeschatte (en ervaren) kosten van revalideren laag zijn. M is de Motivatie voor de revalidatie, bepaald door een veelheid aan factoren. P(Ui+) is de Perceptie ofwel de (subjectieve) inschatting door de patiënt van een gunstige uitkomst van de revalidatie, er van uitgaande dat de persoon kiest voor revalidatie en hiervoor de benodigde inspanning levert. W is de Waarde die de revalidatie voor de patiënt kan hebben, ervan uitgaande dat de gestelde doelen worden bereikt. K zijn de Kosten, die de patiënt door het revalideren meent te maken (denk bijvoorbeeld aan vermoeidheid, geconfronteerd worden met onvermogen, aandacht moeten missen enzovoort). De motivatie neemt volgens het model toe, als de teller (= P(Ui) x W) wordt gemaximaliseerd, en de noemer (K) wordt geminimaliseerd. P (Ui+): de ingeschatte kansen op een succesvolle uitkomst Het gaat hier om de inschatting ofwel perceptie van kansen, niet om de objectieve kans. Dit is in lijn met de cognitieve theorie van Thomae (Thomae, 1970), waarin de subjectieve inschatting van een situatie een groter gewicht heeft op gedrag, dan de objectieve kenmerken van de situatie. De rol van deze inschatting komt ook naar voren in de "self-efficacy" theorie van Bandura (Bandura, 1977)) . Self-efficacy
10
staat voor de verwachting die iemand heeft, dat hijzelf een bepaalde actie met succes uit kan voeren. Dit is iets anders dan de feitelijke mogelijkheden, of algemeen te verwachten gemiddelde resultaten van een bepaalde therapie. De oudere kan weten dat mensen met een ge-
en waarom van het oefenen zelfs achterwege, als dit niet wordt opgepikt en verstorend werkt voor de medewerking hier en nu. Op een dergelijk moment kunnen we bijvoorbeeld met een kleine en veelal concrete vraag beginnen, ("Zet dit been maar even vooruit"), zonder
Wanneer het water stille staet, Wanneer de mensche ledigh gaet, Wanneer het ijser rusten moet, Niet een van drie en blijfter goed. Jacob Cats (1577-1660)
broken heup in het algemeen na revalidatie weer kunnen lopen, maar ervan overtuigd blijven dat dit hemzelf niet zal lukken. Dit vergt meer en vooral ook andere communicatie van de behandelaar, dan het verstrekken van medische en feitelijke gegevens. Waar bij jongeren een rooskleurige inschatting van eigen succeskansen en mogelijkheden kan bestaan, blijkt uit onderzoeken dat voor ouderen vooral de waargenomen kans op falen overheerst. Bij dementie wordt het onthouden van gegeven uitleg een extra probleem, vooral met het verminderde inzicht in en overzicht van wat er aan de hand is. Voor de behandelaar brengt dementie in de communicatie allerlei verschuivingen met zich mee. Zoals het vereenvoudigen en verkorten van gegeven informatie, en indien nodig herhaling van het vertelde. Soms blijft uitleg over het hoe
dat het doel wordt benoemd (Dus bijvoorbeeld niet wordt gezegd: "we gaan aan de loopbrug oefenen"). De aandacht wordt gericht op de eerste stap, daarna de volgende, en de volgende ... Ook kan het oefenen in een voor de dementerende herkenbaar jasje worden gegoten: "We lopen even naar de WC..." of "We gaan even naar de tuin kijken". De verlangde beweging zelf voordoen, of de gewenste beweging bij de oudere met de handen in gang zetten (führen) kan de oudere op weg helpen, evenals het oefenen zo in te richten, dat na de aanvankelijke hulp van de behandelaar, de afronding voor de patiënt juist gemakkelijker wordt (gangmaken), wat weer positief uitwerkt op het gevoel van eigenwaarde. De oudere met dementie zal meer een (impliciete) afweging maken of hij zich bij deze persoon hier en nu wil/durft in te spannen. Voel ik me bij deze man of vrouw (daarin kan al een eerste kosten-baten ana-
fysiotherapie & ouderenzorg
lyse zitten) vertrouwd of niet? Wat heeft zij/hij aan? Hoe praat hij? Op bewaarschooltoon, leutig, ongepast, respectvol, mijn dialect of niet (en dús niet te vertrouwen is)? Kijkt hij me aan? Lijkt hij op zijn gemak? Hoe raakt hij me aan (en wat wil ik daarin?), Lijkt hij mij te kennen? Mag ik even wennen aan hem of haar? Praat hij over de dingen die me aanspreken? Wat schiet ik ermee op om met deze meneer of mevrouw in zee te gaan? Oefenen in de omgeving die de oudere kent (thuis, in de huiskamer van het verpleeghuis) kan de kansen op deelname vergroten (minder moeite vooraf, vertrouwde omgeving). Het omgekeerde komt echter ook voor: de oudere geeft alleen gehoor aan activering in een vreemde omgeving, bij minder bekende mensen (vreemde ogen dwingen) (Geelen & Snoeren, 1991a). Als eenmaal de eerste passen (of andere bewegingen) worden gezet, hoe klein ook, is van de behandelaar een verbale of nonverbale blijk van herkenning en erkenning helpend. De duim gaat omhoog, er volgt een animerend "Goed zo", een knik met het hoofd of iets anders. Bij falen is de oudere geen sukkel maar een volhouder, benoemd wordt wat er goed gaat en hoe het beter kan. "Die vriendelijke meneer blijft onverstoorbaar positief, kalm, schrikt niet als ik me verstap en vangt me indien nodig zeker op". In plaats van schrik volgt iets als: "Ik pas goed op u hoor" "Het komt goed". Soms met een kwinkslag om de spanning te verlichten: "Ik hou u vast ... als u valt, vallen we samen" "Nou zijn die andere dames jaloers op ons, denken dat we een jong stelletje zijn".
vakblad NVFG, juni 2002
Naast de uitstraling van de behandelaar, speelt ook het - vaak wisselvallige - gemoed van de oudere mee bij de waargenomen kansen. Het humeur en de conditie kunnen per dag, zelfs per uur sterk wisselen bij dementie. Vangt u nu bot? Dat gaat bij dementie nogal eens niet volgens de feedbackregels: "Jij kwezel, doe het zelf!" "Bah wat een zieligerd ben jij, om oude mensen zo lastig te vallen!" Dan is het de kunst om de onderliggende boodschap serieus te nemen ("Ik snap dat u boos bent op mij"), zonder om de oudere te lachen, ermee in discussie te gaan, of de eigen deskundigheid te benadrukken. Een weerwoord is ook hier vlug gevonden: "Als u zo goed bent, gaat u dan maar andere mensen besokken". Behalve dementie, kunnen ook stemmingsproblemen zoals angst of een depressie niet alleen de kijk op het eigen leven, maar ook op de revalidatiekansen ernstig vergal-
betekent een geslaagde revalidatie voor mij?" Op welke zaken voelt de oudere zich op een of andere manier betrokken, wat wil hij graag doen (of voorkómen)? Lowenthal (Lowenthal, 1977) spreekt in dit verband over "commitments", oneerbiedig kunnen we hier spreken over "stokpaardjes". Voor de een is zo zelfstandig mogelijk blijven het grootse goed, de ander wil zijn hobby blijven uitvoeren, kortom: vul maar in. Voor de jongere is de waarde van een succesvolle revalidatie eerder iets vanzelfsprekends, zelfs als het "alleen" maar gaat om het vasthouden van alle lichamelijke mogelijkheden, of het eventueel later nog kunnen ontwikkelen van de betrokkenheden waarvan nu (nog) geen sprake is. De jongere wil alle opties openhouden, neemt geen genoegen met minder. De waarde van een gelukte revalidatie staat buiten kijf. Voor de oudere gaat het in eerste instantie om het behouden of terug-
"...Depressie is één van de belangrijkste voorspellers van de revalidatie uitkomst..."
len. Depressie is één van de belangrijkste voorspellers van de revalidatie uitkomst, en dient daarom ook altijd bij en naast de revalidatie aandacht te krijgen. W: de waarde van een succesvolle uitkomst Bij de waarde gaat het hier niet om de inschatting van de behandelaar, maar die van de revalidant. "Wat
krijgen van restfuncties. De waarde van de revalidatie komt in een nabijer perspectief te liggen, minder in de verre toekomst, meer in het recente. Opgemerkt moet hier worden dat de eerder aangestipte stemmingsproblemen ook op de ervaren waarde invloed hebben Bij een ernstige depressie kan de waarde van welke uitkomst dan ook onhaalbaar of onbelangrijk lijken. Bij de oudere met dementie is er
11
meestal nauwelijks, of geen, gerichtheid op de toekomst. De oudere raakt hier en nu van slag door wat niet meer kan of wordt verlangd, raakt gefrustreerd. Inzicht en overzicht van eigen mogelijkheden verminderen snel bij het vorderen van de dementie, zodat met de noodzaak van revalidatie ("Met mij is niks aan de hand hoor!") ook de waarde van een succesvolle revalidatie op losse schroeven raakt. Uitleg over technische en professionele mogelijkheden slaat dan niet aan. De waarde van de revalidatie dient dan meer in het hier en nu worden gelegd. Één van de manieren daartoe, is uit te gaan van hoogfrequente gewoontes die de oudere hier en nu heeft, en daaraan (de nog laagfrequente) oefeningen te koppelen (het Premack-principe (Premack, 1959). Bijvoorbeeld door (een extra stukje) te lopen om het begeerde pakje sigaretten te gaan halen, of naar de vogels in de volière te kijken (gesteld dat de oudere dit gewoon is te doen en het hem boeit). Of de oudere een stukje (langer) te laten lopen voor hij diens middagdut doet. Een andere weg is ernaar toe te werken dat de oefening zelf nuttig of hier en nu prettig wordt gevonden (in plaats van het lange termijn doel); zoals door te bewegen in prettig warm water, of het via balspel indirect aanspreken van vaardigheden. De zin van oefenen wordt soms niet herkend of erkend, en de daarbij gegeven uitleg wordt veelal snel vergeten. Feedback en het positief herbenoemen van wat zich afspeelt ("Die beweging doet u he-le-maal goed zo!...) zullen dan ook royaal plaats dienen te vinden. Evenals onconditionele positieve bekrachtiging: zomaar tussen door aan-
12
dacht, een gesprekje over wat de oudere aanspreekt, een grapje, koetjes en kalfjes gesprek, even ontspannen, een sigaretje of sigaar roken of gebakje eten. Deze bekrachtiging kan soms plaatsvinden tijdens de oefening, soms moet de oefening ervoor worden stopgezet omdat de oudere de aandacht niet kan verdelen. Het Quid Pro Quo principe kan hier opgeld doen: voor wat hoort wat Geelen en van Gennep (1991): "U doet dit, dan doen wij daarna samen dát" (de positieve toon is hier overigens onmisbaar: het mag geen dreigen worden: "Als u niet ... dan krijgt u geen ...") (Geelen & Snoeren, 1991b). Soms is het voor de oudere van belang als hij zélf kan meebeslissen wat gebeurt. Op een vraag als "Wilt u in de loopbrug oefenen?" is ook een "Nee" mogelijk, en dan heb je een probleem. Soms kan enigszins tegemoet worden gekomen aan het mee willen bepalen, en de kans op meedoen toch groot houden. Een
mene zin ("Het is toch voor mensen goed als ze ..."). Het gaat juist om de relevantie voor deze persoon, als individu. En als die er niet is, moeten we dat niet toedekken. "Ik besef dat u er weinig heil in ziet, maar ik vind het toch belangrijk dat u ...". K: de kosten Revalidatie brengt uiteenlopende kosten met zich mee: inspanning, zweet, vermoeidheid, en ander lichamelijk ongemak. Jongeren zien die kosten wel eens als vanzelfsprekend: het is "all in the game", geen punt. Soms worden kosten zelfs herbenoemd als waarde (de inspanning kúnnen opbrengen, wilskracht oefening), of worden lichamelijke "bijwerkingen" van inspanningen herbenoemd als iets wat de kans op een positieve uitkomst vergroot. Bijvoorbeeld: bij bodybuilding (in zijn soort van oefenen en herhaling vergelijkbaar met revalidatie) wordt jarenlang, frequent en inten-
"...Bij onvermijdelijke momenten van tegenslag is de oudere geen loser maar een volhouder..."
manier daartoe is de illusie van alternatieven (Geelen & van Gennep, 1992). "Wilt u vandaag kort oefenen, of liever wat langer?" "Zullen we nu beginnen, of over een kwartier?" "Wilt u in buiten lopen, of liever binnen?" De beslissing om te blijven zitten wordt voor menige oudere zo minder waarschijnlijk. Waarde kun je niet rechtstreeks aanpraten, in elk geval niet in alge-
sief met zware gewichten getraind om de gewenste lichamelijke verschijning te bereiken. Door de intensieve, elkaar snel opvolgende inspanningen voelen de spieren al snel gezwollen en licht pijnlijk aan. In vakjargon wordt dit de "pomp" genoemd. Deze fysieke toestand wordt niet gezien als een lastige ervaring die maar op de koop toe te nemen is, maar als teken van voor-
fysiotherapie & ouderenzorg
uitgang. "No pain, no gain", pijn als voorwaarde voor vooruitgang. Zo’n herinterpretatie kan ook bij de revalidatie aanslaan. Bijvoorbeeld: "Als u met deze oefening bezig bent, kunt u een pijnlijk of zeurend gevoel in de benen krijgen. Soms vinden mensen dat een vervelend gevoel, misschien is dat bij u ook wel het geval. U moet zich daarbij wel bedenken dat u sneller vooruit
de kaalheid van de ruimte. Psychologische kosten verbonden aan revalideren, zijn er voor ouderen met en zonder dementie in uiteenlopend opzicht: denk aan de angst te falen, gezichtsverlies te lijden, te vallen of zich in elk geval te bezeren. Denk ook aan de angst voor het verlaten van de vertrouwde zitplaats "Kom ik nog wel terug?
Als het niet gaat zoals het moet, dan moet het maar zoals het gaat Nieuwe drempels vragen nieuwe strategiën
zult gaan als u dat gevoel in Uw spieren voor korte tijd kunt doorstaan" (Geelen,1991). Helaas kunnen kosten niet altijd in een voordeel worden omgeturnd. Met name bij dementerende ouderen vormen ze hier en nu vlug een drempel, en dienen ze zoveel mogelijk te worden voorkómen. Denk aan start- of andere pijn, verheviging van malaisegevoelens, duizeligheid, koude, tocht, de lange tocht naar de oefenruimte, fel licht, oncomfortabele kleding (bijvoorbeeld de schoen die knelt, de broek die dreigt af te zakken), zintuiglijke stoornissen die de revalidatie bemoeilijken. Denk ook aan glanzende oppervlakten (geboende gladde vloeren) die angst voor uitglijden oproepen of die verblinden, de "fitness-martelwerktuigen" in de fysioruimte ("Wat gaat hier met me gebeuren?"). Vergeet ook verblinding niet door scherpe lichtcontrasten, lawaai en galm effecten door
vakblad NVFG, juni 2002
Is mijn stoel dan niet bezet? Zal mijn bezoek niet voor niks komen?". Onzekerheid in allerlei vormen kan opkomen: over wie u bent en wat u wilt, en wat verlangd zal worden. De oudere met dementie heeft door het verminderd begrip doorgaans meer tijd nodig om te begrijpen wat wordt gevraagd, onbedoeld en onwillekeurig jagen we hem of haar zo al snel op, terwijl juist kalmte en geruststelling nodig is. Dat kan door kalm uit te leggen wat de bedoeling is, of dat eerst juist niet te doen, de oudere aan ons te laten wennen met een algemeen praatje over koetjes en kalfjes. Of te praten over iets wat de interesse van de oudere vangt, voor hem of haar van belang is. Het huisdier, de echtgenoot, de passie voor paarden of wat al niet meer. We neigen ertoe om de kosten maar te verzwijgen of geringschattend af te doen. "Daar zetten we ons ge-
woon overheen hoor!" We mogen dan niet verwachten dat ze geen rol meer spelen, ze worden integendeel dan vaak door de oudere overschat. De kosten overdekken door "het positieve" ("Maar het is toch LEUK om te oefenen?") of te moraliseren ("U moet het toch BELANGRIJK vinden dat u weer kunt ..."), brengt meestal een schijnaanpassing teweeg: de oudere gedraagt zich uiterlijk aangepast, maar is het vertrouwen in u kwijt. Reëel aangeven wat van de oudere verlangd wordt, met daarbij de opmerking dat dit soms wel moeilijk op te brengen zal zijn, kan beter werken. Met een kalme voorbereiding op wat komen gaat, op de juiste momenten. Het beste kunnen we natuurlijk vóóraf de mogelijke kosten proberen te achterhalen, én elimineren. Denk daarbij ook aan pijnstilling vooraf, een behaaglijke oefenomgeving, gebruik van warmte en koude, voorkomen van spierpijn, duizeligheid, oefenen op momenten van fysiek beter welbevinden, via de eigen houding en omgang te voorkomen dat de oudere zich onzeker voelt, angstig raakt te vallen of anderszins te falen. Het invoegen van momenten van ontspanning (even zitten, praatje, kopje koffie, massage, etc) kan ook helpen voorkomen dat de kosten uit de hand lopen. Bij onvermijdelijke momenten van tegenslag is de oudere geen loser maar een volhouder. "Het gaat nu moeilijk, maar u haalt eruit wat erin zit!" Bij tijdelijke apathie is het juist goed dat de oudere niet zomaar onbezonnen begint, maar nadenkt voor hij in gang gaat. Zo’n positieve kijk verbetert de sfeer in zo verre ze voor déze oudere geloofwaardig blijft. Vooral als de
13
hulpverlener dat ook nonverbaal ondersteunt: bemoedigend overkomt, kalm en zeker.
Tot slot: M. Dé motivatie bestaat niet De "motivatie" is niet iets op zichzelf staands, geen onveranderlijk persoonskenmerk. Het model van Atkinson laat zien dat motivatie zich vormt in een wisselwerking van de oudere met zijn gedachten en verwachtingen, omgevingsinvloeden en de hulpverlener. Bij elke oudere op een andere manier. In het algemeen is bij jongeren de teller doorslaggevend, bij ouderen vormen de kosten een meer beperkende factor, die bij ouderen met dementie nog nadrukkelijker opspeelt omdat de waarden van de teller kleiner of minder helder zijn. Bij het afstemmen van de revalidatie dient daarom bij hen actief te worden ingespeeld op de kosten; per oudere kunnen daarvoor andere maatregelen en benaderwijzen nodig zijn. Dementie & revalidatie, is ook psychologisch gezien een interessante combinatie, juist omdat details in benadering en omgeving de doorslag kunnen geven in de motivatie.
of the Psychology of Aging. New York: Van Nostrand Reinhold Company. Geelen R & Th Snoeren (1991). Bewegen tot activiteit (1). Aandachtspunten voor de omgang met demente ouderen. Maandblad Activiteitensector, 3,1-4. Geelen R & Th Snoeren (1991). Bewegen tot activiteit (2). Communicatiestrategieën voor de omgang met demente ouderen. Maandblad Activiteitensector, 4, 1215. Geelen R (1991). Revalideren betekent ook relativeren. Het motiveren van de oudere revalidatie-patiënt. Denkbeeld, Tijdschrift voor Psychogeriatrie, mei, 11-15. Geelen R & M van Gennep (1992). Gesprekswendingen tegen duimendraaien. Stap voor stap stimuleren tot activiteit. Denkbeeld, Tijdschrift voor Psychogeriatrie, september, 14-17. Geelen R & P Soons (1996). Rehabilita-
tion: an everyday motivation model. Patient Education and Counseling, 28, 69-77. Lowentahl MF (1977). Toward a sociopsychological theory of change in adulthood and old age. In: Birren JE, Schaie KW (eds). Handbook of the Psychology of Aging. New York: Van Nostrand Reinhold Company, 116-127. Premack D (1959). Toward Empirical Behavior Laws: 1: Positive Reinforcement. Psychological Review, 66, 219-233. Thomae H (1970). Theory of aging and cognitive theory of personality. Human Development, 13, 1-16.
Literatuur: Atkinson JW (1964). An Introduction to Motivation. Toronto: D Van Nostrand Company. Atkinson JW Bastian JR, Earl RW, Litwin GH (1960). The Achievement Motive, Goal Setting, and Probability Preferences. Journal of Abnormal Psychology, 60, 27-36. Bandura A (1977). Social learning theory. Englewood Cliffs, NJ: Prentice-Hall. Birren JE, Schaie KW (1985). Handbook
14
fysiotherapie & ouderenzorg
Onderzoek naar de criteriumvaliditeit van het motorisch onderzoek formulier. W.F.J.M.J. Timmermans Inleiding Een deel van de afstudeerfase van de Modulaire Opleiding tot Geriatrisch fysiotherapeut, Post-HBO opleiding voor fysiotherapeuten aan de Hogeschool Brabant in Breda, bestaat uit een stage. De invulling van deze stage gebeurt in overleg met de coördinator van de opleiding. Ik heb mijn stage gebruikt om een studie uit te voeren naar de criterium validiteit van het meetinstrument: Motorisch Onderzoek Formulier, kortweg MOF genoemd (Timmermans, 1985), (Figuur 1). Het MOF is een instrument om de motorisch mogelijkheden van de volwassen hemiplegie patiënt te
W.F.J.M.J. Timmermans is fysiotherapeut in verpleeghuis Ter Valcke te Goes, tevens werkzaam in Maatschap voor fysiotherapie van Daal-Timmermans te Domburg en Oostkapelle. Correspondentie adres: Verpleeghuis Ter Valcke, Valckeslotlaan 200, 4461 SE te Goes. Telefoon: 0113-240.000, contactor: 309 (
[email protected]).
vakblad NVFG, juni 2002
Beschreven wordt een onderzoek naar de criterium validiteit van het meetinstrument: Motorisch Onderzoek Formulier, (MOF), (Timmermans, 1985). Dit is een meetinstrument om het motorisch herstel van de volwassen hemiplegie patiënt te kunnen meten. Als vergelijkend meetinstrument is gekozen voor de "Stroke Rehabilitation Assessment of Movement", (STREAM), (Daley e.a., 1997). De gevonden resultaten ondersteunen de criterium validiteit van MOF, al eerder is onderzoek gedaan naar de interbeoordelaar betrouwbaarheid (Timmermans, 1985). Ter beschikking is nu een betrouwbaar en valide meetinstrument om het motorisch kunnen van de volwassen hemiplegie patiënt vast te leggen.
meten. Met betrekking tot meetinstrumenten wordt een onderscheid gemaakt in: logische, "face" of "expert" validiteit: de mate waarin het meetinstrument door experts valide wordt geacht. "Content" validiteit: validiteit van inhoud, zoals bijv. de relevantie van verschillende items bij meetinstrumenten. Construct validiteit: de mate waarin het meetinstrument een hypothetisch construct meet. "Criterion" (criterium) of "concurrent" validiteit: het vergelijken van een meetinstrument met een gouden standaard. Onderzoek naar de criterium validiteit van het MOF behelst het vergelijken van resultaten van het MOF met resultaten van een ander meetinstrument, welke dan gebruikt
wordt als gouden standaard. Hiervoor is gebruik gemaakt van de "Stroke Rehabilitation Assessment of Movement" (STREAM) (Daley e.a., 1997; Daley e.a., 1999). Dit correlatie onderzoek is erop gericht een lineair verband tussen twee of meer variabelen te analyseren. In een recent verschenen uitgave van de Nederlandse Hartstichting: "Revalidatie na een beroerte, richtlijnen en aanbevelingen voor zorgverleners" wordt het belang van het systematisch vastleggen van patiëntgegevens benadrukt (Commissie CVA-Revalidatie, 2001). In een van de aanbevelingen staat geschreven: "Er wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van gestandaardiseerde, gevalideerde meetin-
15
Figuur 1 MOF MOTORISCH ONDERZOEK FORMULIER Naam: Datum C.V.A.: Datum onderzoek: Relevant medische gegevens: -communicatie: -emotionaliteit: -sensibiliteit: -perceptie: -visus/gehoor: Commentaar/ opmerkingen:
Naam therapeut: Hemiplegie: li Volgnr. onderzoek: Benodigde tijd: Naam onderzoeker:
Functioneel deel X
0
1
re
Dissociatief deel 2
3
X
1
1
2
2
3
3
4
4
5
5
6
6
7
7
8
8
9
9
10
10
11
11
12
12
13
13
0
1
2
3
14 15
Figuur 1: Het Motorisch Onderzoek Formulier (MOF)
MOF: pg 2-4 artikel
16
2
fysiotherapie & ouderenzorg
MOTORISCH ONDERZOEK FORMULIER FUNCTIONEEL DEEL. Naam: Datum:
Scoresleutel: X: niet getest, onder vermelding van reden. o: onmogelijk, “geen medewerking”, 2 of meer helpers. 1: ondersteund, medewerking, 1 helper voldoende. 2: zelfstandig, maar met gebruik van hulpmiddel, (stok, 4-poot, bedrek, papegaai e.d.) 3: volledig zelfstandig.
nr. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13
item ruglig, zijlig rechts ruglig, zijlig links brug maken zitten zit, grond raken, zit zit, stand staan stand op been rechts stand op been links stand, grond raken, stand ruglig, zit lopen trap lopen
score
opmerking
totaal score:
MOF: pg 2-4 artikel
Figuur 1: Het Motorisch Onderzoek Formulier (MOF)
vakblad NVFG, juni 2002
17
3
MOTORISCH ONDERZOEK FORMULIER DISSOCIATIEF DEEL.
Naam: Datum: Scoresleutel:
X: 0: 1:
2:
3:
nr. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
niet getest, onder vermelding van reden. onmogelijk, geen zichtbare beweging van de aangedane zijde. zwaar beperkte baan van beweging in vergelijking met normale anatomische bewegingsuitslagen. (kleine bewegingsuitslag, sterk patroonbewegen, sterk geassocieerde motoriek zichtbaar) licht beperkte baan van beweging. (grote bewegingsuitslag, neiging tot patroonbeweging, neiging tot associaties) volledige bewegingsbaan is actief mogelijk (gedissocieerde motoriek)
item elevatie schoudergordel extensie elleboog ventraal extensie elleboog craniaal supinatie onderarm dorsaalflexie pols, gesteund idem, ongesteund extensie vingers, gesteund idem, ongesteund tanggreep, gesteund idem, ongesteund abductie been dorsaalflexie voet extensie knie hor. abductie bovenbeen flexie knie
score
opmerking
totaal score MOF: pg 2-4 artikel
Figuur 1: Het Motorisch Onderzoek Formulier (MOF)
18
fysiotherapie & ouderenzorg
4
strumenten" (Commissie CVA-Revalidatie, 2001, p.50). Validiteit is een kernbegrip in het gebruik van meetinstrumenten en algemeen
lijkheden werden in de studie betrokken. Ook is rekening gehouden met het tijdstip van ontstaan van het CVA: zowel recente CVA patiën-
Scoresleutel STREAM:
Materiaal en procedure
bewegingsuitslag (ROM) kwaliteit van beweging duidelijk afwijkend vrijwel normaal
geen
deels
volledig
0
1a
1c
0
1b
2 (3)
Tabel 1: Scoresleutel STREAM
aanvaard is de stelling dat een meetinstrument valide moet zijn om zinvol te kunnen worden gebruikt (Daley e.a., 1997; Drenth, 1985; Groenewegen, 1984; Knapp, 1985; Patrick en Beery, 1991; Smits-Engelsman, 1995). Een duidelijke algemene definitie van validiteit vinden we bij Drenth (1985, p. 236): "Validiteit is de mate waarin een test aan zijn doel beantwoordt".
rende co-morbiditeit, bijvoorbeeld uitgebreide artrosis deformans, artritis of COPD, zoals beoordeeld door de behandelend fysiotherapeut.
ten als patiënten waarbij het tijdstip verder terug lag zijn getest. De criteria gebruikt voor het selecteren van de personen waren de volgende: •Toestemming van de persoon (informed consent). •Hemiplegie als gevolg van een CVA. •Afwezigheid van een gemengde of receptieve afasie, zoals beoordeeld door de logopedis-
STREAM: Stroke Rehabilitation Assessment of Movement De definitie van dit meetinstrument luidt: een klinisch meetinstrument voor de evaluatie van het herstel van vrijwillige bewegingen (voluntary movement) en basis mobiliteit (basic mobility) na het doormaken van een CVA (Daley e.a., 1997). Het meetinstrument STREAM is vanaf 1986 ontwikkeld in het Jewish Rehabilitation Hospital in Chomedy-Laval, Quebec, Canada, in samenwerking met medewerkers van de McGill Universiteit, faculteit "Rehabilitation Sciences" en "School of Physical & Occupational Therapy". Doel was te komen tot een omvattend, gestandaardiseerd, objectief en kwantitatief meetinstrument voor het domein motoriek van de CVA patiënt. De gebruikte items in dit onderzoeksprotocol waren afkomstig van de klinische ervaring van deskundigen en van andere meetinstrumen-
METHODE Populatie In totaal deden 20 personen mee aan de studie. De personen waren afkomstig uit de "hemiplegie populatie" van het verpleeghuis Ter Valcke en de dagbehandeling Ter Valcke. Uitgangspunt was om een groot bereik in motorische mogelijkheden te weerspiegelen. Zowel personen met zeer geringe motorische mogelijkheden, als personen met zeer grote motorische moge-
vakblad NVFG, juni 2002
"...de STREAM scoort met name de motorische uitvoering..."
te. •Een stabiel motorisch beeld, zoals beoordeeld door de behandelend fysiotherapeut. •Geen aanwezigheid van versto-
ten zoals Ashburn, 1982; Bobath, 1987; Brunnström, 1970; FuglMeyer, 1975. STREAM bestaat uit eenvoudige bewegingen en activiteiten om zo
19
zuiver mogelijk "motorisch" te meten. Als scoresleutel is een 3 respectievelijk 4 puntsordinale meetschaal gebruikt (tabel 1). Een ordinale meetschaal houdt in dat er wél sprake is van een rangorde van categorieën, maar géén sprake van is van een vaste afstand tussen de categorieën. De totaalscore op de STREAM heeft een range van 070. STREAM heeft met name weinig lading op de gebieden: cognitie, perceptie en communicatie. Er wordt gebruik gemaakt van eenvoudige opdrachten, voor afname van de STREAM is weinig materiaal nodig. De gestelde afnameduur bedraagt ongeveer 15 minuten. STREAM is gericht op het meten van "motor ability", ook al heeft de patiënt begeleiding nodig i.v.m. cognitieve en/of perceptuele problemen. De STREAM scoort met name de motorische uitvoering, bijvoorbeeld het zelfstandig kunnen lopen, zónder hulpmiddel, maar mét een afwijking van het normale bewe-
pendence Measure (Keith e.a., 1987) of de Barthel-index (Mahoney en Barthel, 1965). Het meetinstrument STREAM bestaat uit 2 subschalen met in totaal 30 items: Subschaal 1: vrijwillige bewegingen met voor de bovenste extremiteit 10 items, zoals: protractie scapula in ruglig, extensie elleboog in ruglig. En voor de onderste extremiteit ook 10 items zoals: flexie knie met gestrekte heup, dorsaalflexie enkel met gestrekte knie. Subschaal 2: basis mobiliteit met 10 items zoals: omrollen, gaan staan, staan en lopen. Motorisch Onderzoek Formulier: MOF Het motorisch onderzoeksformulier is ontwikkeld op de afdeling fysiotherapie in verpleeghuis Ter Valcke in het begin van de jaren tachtig (Timmermans, 1985). Doel was het ontwikkelen van een meetinstrument om het motorisch herstel van de volwassen hemiplegie patiënt te kunnen meten. On-
"...de gevonden resultaten ondersteunen de criterium validiteit van MOF..."
gingspatroon. Een dergelijk patroon krijgt een score van 1. Het zelfstandig kunnen lopen mét een hulpmiddel én een normaal bewegingspatroon heeft een score van 2. Voor het meten van bijvoorbeeld functionele onafhankelijkheid dient gebruik te worden gemaakt van andere meetinstrumenten zoals bijvoorbeeld de Functional Inde-
20
derzoek naar en gebruik van bestaande formulieren leverde een aantal tekortkomingen op. De onderzoeken waren vaak te uitgebreid, te vermoeiend voor geriatrische CVA patiënten en de gevraagde items waren niet altijd relevant voor ouderen of eenvoudigweg niet uit te voeren. Een moeilijk uit te voeren opdracht is bijvoorbeeld het
aannemen van de uitgangshouding: puppyhouding of schuttershouding. Verder waren de gevonden onderzoeksformulieren onvoldoende gestandaardiseerd en van onvoldoende of niet bekende betrouwbaarheid en validiteit (Bobath, 1979; Johnstone, 1980; Brunnstrom, 1981; Lincoln, 1979; Evans, 1981; Ashburn, 1982). Het MOF bestaat uit drie onderdelen, een verzamelblad waarop administratieve gegevens en de resultaten worden genoteerd, een dissociatief deel, met 15 items zoals: elevatie schouder, extensie elleboog, flexie heup en extensie knie en een functioneel deel met 13 items zoals: zitten, bukken, staan en lopen (Figuur 1). Het dissociatieve gedeelte meet verandering op stoornisniveau, terwijl het functionele deel verandering meet op beperkingniveau. Als scoresleutel is een 4 punts ordinale meetschaal gebruikt. Er is een totaalscore op MOF mogelijk van 0 tot en met 84 punten. Het dissociatieve deel van MOF is voor wat betreft de items vergelijkbaar met de subschaal vrijwillige beweging van STREAM en het functionele deel van MOF is vergelijkbaar met de subschaal basis mobiliteit van STREAM. Het is middels het afnemen van MOF mogelijk op snelle wijze een overzicht te krijgen omtrent de motorische mogelijkheden van de volwassen hemiplegie patiënt. De hele onderzoeksprocedure is gestandaardiseerd onder andere door een bijbehorende handleiding. In deze handleiding worden expliciete regels gegeven met betrekking tot het te gebruiken materiaal, de onderzoekruimte en de manier waarop de verschillende onderzoekitems dienen te worden afgenomen. Een vergelijking tussen de scoresleutels
fysiotherapie & ouderenzorg
Score sleutel Stream:
Score sleutel Motorisch Onderzoek Formulier:
vrijwillige beweging:
dissociatief gedeelte:
X: niet getest, onder vermelding van reden.
X: niet getest, onder vermelding van reden.
0: geen beweging zichtbaar.
0: onmogelijk, geen zichtbare beweging van de aangedane zijde.
1a: enkel een deel van de beweging met een duidelijke afwijking van het normale patroon. 1b: enkel een deel van de beweging op een manier vergelijkbaar met de niet aangedane zijde. 1c: volledige bewegingsuitslag met een duidelijke afwijking van het normale patroon. 2: volledige bewegingsuitslag op een manier vergelijkbaar met de niet aangedane zijde.
1: zwaar beperkte baan van bewegen in vergelijking met de normale anatomische bewegingsuitslag. (kleine bewegingsuitslag, sterk patroonbewegen, sterk geassocieerde motoriek zichtbaar) 2: licht beperkte baan van bewegen in vergelijking met de normale anatomische bewegingsuitslag. (grote bewegingsuitslag, neiging tot patroonbewegen, neiging tot associaties) 3: volledige bewegingsbaan is actief mogelijk.
Basis mobiliteit:
Funktioneel deel:
X: niet getest, onder vermelding van reden.
X: niet getest, onder vermelding van reden.
0: geen beweging zichtbaar.
0: onmogelijk, geen medewerking, 2 of meer helpers.
1a: enkel een deel van de gevraagde activiteit kan zelfstandig worden uitgevoerd, heeft fysieke hulp nodig of stabilisatie of gebruik van hulpmiddel, met een duidelijke afwijking van het normale patroon.
1: ondersteund, medewerking, 1 helper voldoende.
1b: enkel een deel van de gevraagde activiteit kan zelfstandig worden uitgevoerd, heeft fysieke hulp nodig of stabilisatie of gebruik van een hulpmiddel, met normaal patroon.
3: volledig zelfstandig.
2: zelfstandig maar met gebruik van hulpmiddel. (stok, 4poot, bedrek, papegaai e.d.)
1c: gevraagde activiteit kan zelfstandig worden uitgevoerd, met of zonder hulpmiddel, met een duidelijke afwijking van het normale patroon. 2: gevraagde activiteit kan zelfstandig worden uitgevoerd, met vrijwel normaal bewegingspatroon en met gebruik maken van hulpmiddel. 3: gevraagde activiteit kan zelfstandig worden uitgevoerd, met vrijwel normaal bewegingspatroon en zonder hulpmiddel. bewegingsuitslag (ROM) kwaliteit van beweging duidelijk afwijkend vrijwel normaal
geen
deels
volledig
0
1a
1c
0
1b
2 (3)
Figuur 2: Vergelijking Scoresleutel STREAM met MOF
van MOF en STREAM wordt gegeven in figuur 2. Een belangrijk verschil tussen MOF en STREAM is dat MOF bij het functionele deel meer nadruk
legt op de mate van onafhankelijkheid van de patiënt, terwijl STREAM strikt de motorische uitvoering blijft scoren. MOF en STREAM werden, zoveel mogelijk, op opeenvolgende dagen afge-
nomen. De instructie van de patiënt en het noteren van de gegevens werd wisselend door mijzelf en de stagiaire fysiotherapie gedaan. Bij de eerste 10 personen werd begonnen met MOF daarna STREAM,
.Vergelijking score sleutel Stream en Mof (6e pagina artikel) vakblad NVFG, juni 2002 5
21
bij de andere 10 personen was de volgorde omgekeerd.
80 70 60
Data analyse
50 40 30
mof totaal
20 10 0 0
10
20
30
40
50
60
70
Tabel 3: SCATTERPLOTS: dissociatief versus vrijwillige beweging. stream totaal functioneel versus basis mobiliteit. Tabel 2 Scatterplot: totaalscore’s STREAM en MOF
50
40
mof dissociatief totaal
30
20
10
0 0
10
20
30
40
50
stream vrijwilligebeweging totaal
40
30
mof functioneel totaal
20
Resultaten
10
0 0
10
20
30
40
stream basis mobiliteit
7
Tabel 3: Scatterplots: dissociatief versus vrijwillige beweging respectievelijk functioneel versus basis mobiliteit.
22
Een aantal persoonskenmerken zijn beschrijvend statistisch weergegeven zoals leeftijd, tijdsduur in maanden sedert het CVA en de verdeling van aangedane zijde. Bij de verwerking en analyse van de gegevens is gebruik gemaakt van SPSS versie 10.0. Om een uitspraak te doen over de criterium validiteit van het meetinstrument MOF, werd de statistische relatie tussen scores MOF en scores STREAM onderzocht. De statistische relatie tussen de totaalscores van MOF respectievelijk STREAM werd geanalyseerd met behulp van Spearmans rangcorrelatiecoëfficiënt. Hetzelfde werd gedaan met de deelscores: dissociatief versus vrijwillige beweging en functioneel versus basis mobiliteit. Als significantiedrempel werd een waarde van p .01 gehanteerd. Correlatie onderzoek is er op gericht een lineair verband tussen twee of meer, variabelen te analyseren. Er wordt dus een lineair verband verondersteld. Bij twee variabelen kun je deze veronderstelling met behulp van een spreidingsdiagram (scatterplot) controleren. De spreidingsdiagrammen zijn als tabellen opgenomen (tabel 2 en 3).
De leeftijd van de proefpersonen had een range van 66 tot en met 92 jaar, met een gemiddelde leeftijd van 80 jaar. De tijdsduur sinds het CVA bedroeg gemiddeld 10,45 maanden: de range was 1 tot en met 60 maanden. De totaalscore op respectievelijk MOF en STREAM
fysiotherapie & ouderenzorg
Tabel 5: CORRELATIES.
Correlations
moffunctioneel totaal
moftotaal moftotaal
moffunctioneeltotaal
mofdissociatieftotaal
streamtotaal
streambasismobiliteit
streamvrijwilligebewe gingtotaal
Correlation Coefficient Sig. (2-tailed) N Correlation Coefficient Sig. (2-tailed) N Correlation Coefficient Sig. (2-tailed) N Correlation Coefficient Sig. (2-tailed) N Correlation Coefficient Sig. (2-tailed) N Correlation Coefficient Sig. (2-tailed) N
Spearman's rho mofdissociatief streamtotaal totaal
streambasis mobiliteit
streamvrijwillige bewegingtotaal
,651**
,941**
,876**
,743**
,931**
, 20
,002 20
,000 20
,000 20
,000 20
,000 20
,651**
1,000
,430
,680**
,788**
,495*
, 20
,058 20
,001 20
,000 20
,027 20
,941**
,430
1,000
,831**
,607**
,958**
,000 20
,058 20
, 20
,000 20
,005 20
,000 20
,876**
,680**
,831**
1,000
,000 20
,001 20
,000 20
,743**
,788**
,000 20
,000 20
,931** ,000 20
1,000
,002 20
,901**
,920**
, 20
,000 20
,000 20
,607**
,901**
1,000
,005 20
,000 20
,495*
,958**
,027 20
,000 20
,714**
, 20
,000 20
,920**
,714**
1,000
,000 20
,000 20
, 20
**. Correlation is significant at the .01 level (2-tailed). *. Correlation is significant at the .05 level (2-tailed).
Tabel 4: Correlaties
had een range van 16 tot en met 78 punten voor MOF en van 13 tot en met 67 punten voor STREAM. De verdeling van aangedane zijde was 10 maal linker zijde aangedaan en 10 maal rechter zijde aangedaan. De uitkomsten uit de verschillende "scatterplots" ondersteunen de veronderstelling van een bestaande lineaire relatie tussen de onderzochte variabelen (tabel 2 en 3). Uit het correlatie onderzoek komen de volgende resultaten (de volledige correlatiematrix wordt gegeven in tabel 4): Tussen de totaal score MOF en de totaal score STREAM is de gevonden correlatie: ,876 (significant bij p-waarde van 0.01). Tussen de MOF functioneel score en STREAM basis mobiliteit score is de gevonden correlatie: ,788 (significant bij p-waarde van 0.01). Tussen de MOF dissociatief score en
vakblad NVFG, juni 2002
STREAM vrijwillige beweging score is de gevonden correlatie: ,958 (significant bij p-waarde van 0.01). Conclusie en discussie De onderzoeksgroep voldoet aan de uitgangspunten: zowel recente als oudere datum CVA patiënten zijn gescoord en de onderzoeksgroep weerspiegelt een grote range in motorische mogelijkheden. De gevonden resultaten ondersteunen de criterium validiteit van MOF als meetinstrument om het motorisch 8 kunnen van de volwassen hemiplegie patiënt te meten. Tussen de MOF functioneel score en STREAM basis mobiliteit score is de gevonden correlatie: ,788. Deze correlatie is lager dan tussen de MOF dissociatief score en STREAM vrijwillige beweging score (,958). De verklaring ligt in het feit dat STREAM de motori-
sche uitvoering meet zowel op de subschaal: vrijwillige beweging, als op de subschaal: basis mobiliteit. Terwijl MOF op het functionele deel van het meetinstrument met name gewicht toekent aan de mate van functionele onafhankelijkheid. Het is wellicht zinvol de naamgeving van MOF te veranderen in: Motorisch en Functioneel Onderzoek Formulier. Zoals eerder aangegeven kan in de klinische situatie niet worden volstaan met enkel het afnemen van STREAM, voor wat betreft de mate van functionele onafhankelijkheid dient gebruik te worden gemaakt van andere meetinstrumenten bijvoorbeeld Functional Independence Measure (Keith e.a., 1987) of de Barthel-index (Mahoney en Barthel, 1965). Het is een voordeel dat MOF juist een en ander combineert. Het Motorisch Onderzoek Formulier is al
23
jaren in gebruik binnen het verpleeghuis Ter Valcke en voldoet als een eenvoudig uit te voeren, betrouwbaar meetinstrument. Het motorisch onderzoek formulier vormt een belangrijk hulpmiddel in het objectiveren van motorische verandering. Ook bij het overdragen van patiënten naar collega fysiotherapeuten is het MOF van gebleken waarde. De studie naar de criterium validiteit is uitgevoerd bij een gering aantal proefpersonen, wellicht dat het onderzoek in de toekomst kan worden herhaald met meer proefpersonen, vanuit verschillende instellingen en dat nader onderzoek kan worden gedaan naar met name de predictieve validiteit. Een ander belangrijk punt van kritiek is dat de beoordeling geschiedde door mijzelf en een stagiair fysiotherapie, bias is niet uit te sluiten Samenvatting. Beschreven wordt een onderzoek naar de criterium validiteit van het meetinstrument: Motorisch Onderzoek Formulier (MOF). Als vergelijkend meetinstrument is gekozen voor de "Stroke Rehabilitation Assessment of Movement" (STREAM). De gevonden resultaten ondersteunen de criterium validiteit van MOF, al eerder is onderzoek gedaan naar de interbeoordelaar betrouwbaarheid (Timmermans, 1985). Ter beschikking is nu een betrouwbaar en valide meetinstrument om het motorisch kunnen van de volwassen hemiplegie patiënt vast te leggen. Dankwoord Dank aan Marjorie den Teuling, stagiair fysiotherapie, ten tijde van
24
het onderzoek. Literatuur Ashburn, A., A Physical Assessment for Stroke Patients. In: Physiotherapy, Vol. 68, nr. 4, 1982, (april), pag. 109-114. Bobath, B., Hemiplegie bij volwassenen: evaluatie en behandeling. Utrecht, Bohn, Scheltema en Holkema, 1979. Brosseau, L. en L. Potvin, Inter-rater reliability and construct validity of the LaVigne Motor Recovery Assessment Scale following a cerebrovascular accident. In: Physiotherapy Theory and Practice, jaargang 1993, no. 9, pa. 91-102. Brunnstrom, M. A., Bewegingstherapie bij een volwassen hemiplegie persoon. Lochem-Poperinge, De Tijdstroom, 1981. Commissie CVA-Revalidatie, Revalidatie na een beroerte, richtlijnen en aanbevelingen voor zorgverleners. Den Haag, Nederlandse Hartstichting, 2001. Daley, K., N. Mayo, I. Danys, R. Cabot, S. Wood-Dauphinée, The Stroke Rehabilitation Assessment of Movement (STREAM): Refining and Validating the content. In: Physiotherapy Canada, Vol. 24, no. 4, jaargang 1997, pag.269-278. Daley, K., N. Mayo, Wood-Dauphinée, Reliability of Scores on the Stroke S. Rehabilitation Assessment of Movement. In: Physical Therapy, Vol. 79, no. 1, jaargang 1999, pag. 8-23. Dekker, C.L., A.M. van Staalduinen, H. Beckerman, J.H. van der Lee, P.A. Koppe, R.C.J. Zondervan, Concurrente validiteit van armfunctietesten bij CVA-patiënten: De Action Research Arm Test, de Nine-Hole Peg Test en de Motricity Index. In: Ned Tijdschr Fysioth, jaargang 111, nummer 5, pag. 110-116. Drenth, J.D., Inleiding in de testtheorie. Deventer, Van Loghum Slaterus, 1985. Fügl-Meyer, A. R., Assessment of motor function in hemiplegic patient. In: Neurophysiological Aspects of Rehabilitation Medicine. Springfield Illinois,Charles Thomas publ., 1976.
Groenewegen, J.C.M., Verantwoord testgebruik. In: Ned Tijdschr Fysioth, Vol. 94, jaargang 1984, nummer 2, pag. 33-37. Keith, R.A., C.V. Granger, B.B. Hamilton, F.S. Sherwin, The Functional Independence Measure: A new tool for rehahilitation. In: Eisenberg Advances in clinical rehabilitation, New York, Springer Verlag, 1987. Knapp, Th.R., Validity, Reliability, and Neither. In: Nursing Research, Vol. 34, jaargang 1985, no. 3, pag. 189-192. Mahoney, F.I. en D.W. Barthel, Functional Evaluation: The Barthel Index. In:Maryland State Med J., Vol. 14, jaargang 1965, nummer 2, pag. 61-65. Patrick, D.L. en D.L. Beery, Measurement Issues: Reliability and Validity. In: Am J of Health Prom., Vol.5, jaargang 1991, no. 4, pag. 305-310. Poole, J.L. en S.L. Whitney, Motor Assessment Scale for Stroke Patients: Concurrent Validity and Interrater Reliability. In: Arch Phys Med Rehabil, Vol. 69, jaargang 1988, pag. 195-197. Smits-Engelsman, B.C.M., Het gebruik van motorische tests: praktijk en theorie. In: Ned Tijdschr Fysioth, Vol. 105, jaargang 1995, nummer 5, pag. 130-136. Timmermans, W.F.J.M.J., Motorisch onderzoeksformulier ter beschikking van de volwassen hemiplegiepatiënt. In: Ned Tijdschr Fysioth, Vol. 95, jaargang 1985, nummer 7/8, pag. 148-150. Timmermans, W.F.J.M.J., MESO project neurologie. Scriptie, Modulaire Opleiding tot Geriatrisch fysiotherapeut, verpleeghuis Ter Valcke, Goes, 2000. Walter, S.D., Methods of Reporting Statistical Results from Medical Research Studies. In: Am J Epidemiol, Vol. 141, jaargang 1995, no. 10, pag. 896-905.
fysiotherapie & ouderenzorg
Boeken
Waarom het leven sneller gaat als je ouder wordt Douwe Draaisma, Historische uitgeverij, Groningen 2001 Als je als fysiotherapeut werkt in de ouderenzorg, wordt je regelmatig geconfronteerd met problemen met het geheugen. In het boek "Waarom het leven sneller gaat als je ouder wordt", wordt het autobiografische geheugen beschreven. Waarom zijn we alles vergeten van ons derde en vierde jaar? Waarom hebben we zo’n feilloos geheugen voor krenkingen? Hoe komt het dat geuren zo’n vroege herinneringen losmaken? En waarom maakt het zoek wat we zo graag wilden bewaren? Deze vragen worden hypothetisch beantwoord, de antwoorden zijn gebaseerd op oude onderzoeken en literatuur. Er wordt zeer frequent verwezen naar literatuur en onderzoeken uit eind 1800 begin 1900. Alle antwoorden bleken al lang verborgen te liggen op de zolders of in de kelders van de psychologie! Het boek leest gemakkelijk weg, er worden leuke voorbeelden gebruikt zoals bijv. in het hoofdstuk over reminicenties. Het hoofdstuk beschrijft het leven van Willem van den Hull uit 1778. Willem van den Hull heeft in 1841
vakblad N.V.F.G.
in 1 jaar tijd zijn leven tot zijn 37e levensjaar beschreven. In 1854 beschreef hij de rest van zijn leven. Hij deed dit alleen aan de hand van zijn persoonlijke herinneringen. Wat uit deze biografie gehaald kan worden is het aantal pagina’s wat hij aan ieder jaar van zijn leven besteed. Maar ook welke herinneringen er met name onthouden worden zoals bijvoorbeeld de mislukkingen, tegenslagen, schaamte, spijt en wroeging en ook zijn onbeantwoorde liefde. Met deze biografie als voorbeeld en andere wetenschappelijke onderzoeken ernaast wordt je duidelijk waarom bij iemand de periode van zijn 5e tot 13e jaar maar met name de periode van het 13e tot 27e jaar zo goed in het geheugen gegrift staan. Andere hoofdstukken die de moeite waard zijn, zijn o.a.: Geur en herinnering, Trauma en herinnering en Het vergeetboek. Waarom gaat het leven nu sneller als je ouder wordt, gaat het daadwerkelijk sneller of lijkt het nu maar alsof? De titel is wat misleidend, want in feite gaat het leven niet sneller maar gebeuren er minder nieuwe dingen in je leven, de dagen gaan steeds meer op elkaar lijken. Als je dus aan het einde van het jaar jezelf afvraagt wat er allemaal gebeurd is, zijn er maar weinig dingen die je je kunt herinneren. Dan lijkt het alsof de tijd sneller gaat als je ouder wordt! Eenvoudig eigenlijk. Ik heb het boek met veel plezier gelezen. Het is een aanrader voor iedereen die nieuwsgierig is naar geheugen en herinneringen en daar in zijn dagelijkse omgeving veel mee te maken heeft. Chantal Leygraaff
25
Recente artikelen In deze rubriek een overzicht van de, voor de fysiotherapie voor ouderen, relevante artikelen van de laatste maanden.
Titels Energy therapies for physical and occupational therapists working with older adults. Anderson, E.Z. Phys Occup Ther Geriatr - Vol. 18, no. 4 (2001) ; p. 3549 Trefwoorden: alternatieve geneeswijzen. ouderen. Bestelnummer: SR-020201, prijs Euro 8,20 Effect of aerobic exercise on tracking performance in elderly people : a pilot study Bakken, R.C. Carey, J.R., ; Di Fabio, R.P., ; Erlandson, T.J., ; Hake, J.L., ; Intihar, T.W., Phys Ther - Vol. 81, no. 12 (December 2001) ; p. 1870-1879 Trefwoorden: aerobe training. ouderen. pilot-study. effecten. visuele perceptie. Bestelnummer: SR-020202, prijs Euro 5,45 Stroke survivor caregiver education: methods and effectiveness. Banford, M., ; Kratz, M., ; Brown, R., ; Emick, K., ; Ranck, J., ; Wilkins, R., ; Holm, M.B., Phys Occup Ther Geriatr Vol. 19, no. 1 (2001) ; p. 3751 Trefwoorden: mantelzorg. behandelmethoden. voorlichting. instructie. stroke units. Bestelnummer: SR020203, prijs Euro 8,20
Hip protectors in aged-care facilities : a randomized trial of use by individual higher-risk residents. Cameron, I.D., ; Venman, J., ; Kurrle, S.E., ; [et al.] Age Ageing - Vol. 30, no. 6 (November 2001) ; p. 477481 Trefwoorden: vallen. ouderen. fracturen. femur. osteoporose. hulpmiddelen, preventie. effectonderzoek. therapietrouw. RCT. Bestelnummer: SR-020204, prijs Euro 3,80 Hip protectors : prevent fractures but adherence is a problem. Cameron, I.D. Br Med J - Vol. 324 (February 2002) ; p. 375-376 Trefwoorden: ouderen. preventie. femur. fracturen. hulpmiddelen. comfort. therapietrouw. kosten. Dit artikel is gratis verkrijgbaar via www.bmj.com Fractuurpreventie bij ouderen en heupbeschermers : de huidige stand van zaken. Chel, V.G.M. Ooms, M.E., Tijdschrift voor Verpleeghuisgeneeskunde - Jrg. 25, nr. 3 (2001) ; p. 18-25 Trefwoorden: verpleeghuizen. patienten. heup. fracturen. preventie. hulpmiddelen. botarchitectuur. vitamine D. kosten-effectenanalyse. calcium. Bestelnummer: SR-020205, prijs Euro 4,35 Adherence to occupational therapist recommendations for home modifications for falls prevention. Cumming, R.G., ; Thomas, M., ; Szonyi, G., ; [et al.] Am J Occup Ther - Vol. 55, no. 6 (November/December 2001) ; p. 641-648 Trefwoorden: vallen. omge-
Deze rubriek wordt verzorgd door de afdeling Documentaire Informatie van het Nederlands Paramedisch Instituut. Deze afdeling heeft als doel het beheren en verspreiden van paramedische informatie om op die manier bij te dragen aan de kwaliteit van de paramedische zorg. De informatie voor deze rubriek wordt geselecteerd uit het literatuurbestand DocOnline van het NPi. Dit bestand is gratis te raadplegen via Internet: www.paramedisch.org Nederlands Paramedisch Instituut, afdeling Documentaire Informatie, Postbus 1161, Amsterdamseweg 16, 3800 BD Amersfoort, Telefoon: (033) 421 61 20, Fax: (033) 421 61 90, E-mail:
[email protected], Internet: www.paramedisch.org/npi U kunt een kopie van de artikelen bestellen uitsluitend door middel van overmaking van het bij het artikel vermelde bedrag op postbanknummer 2313262 of banknummer 415215994. Tevens het codenummer van het artikel vermelden. Bij betaling vanuit het buitenland is 9 Euro extra verschuldigd in verband met bankadministratiekosten voor buitenlandse overboekingen. Bij betaling via Girotel a.u.b. adresgegevens vermelden!
vakblad NVFG, juni 2002
27
Recente artikelen vingsfactoren. preventie. voorspellende waarde. woonomgeving. ouderen. ergotherapie. Bestelnummer: SR020206, prijs Euro 4,35 Prevention of pneumonia in elderly stroke patients by systematic diagnosis and treatment of dysphagia : an evidence-based comprehensive analysis of the literature. Doggett, D.L., ; Tappe, K.A., ; Mitchell, M.D., [et al.] Dysphagia - Vol. 16, no. 4 (Fall 2001) ;
Changes in physical functioning in institutionalized older adults. Julie Richardson c.s. Er bestaat in Nederland niet heel veel informatie over het normale verloop van lichamelijke motorische functies gedurende het verblijf in een verpleeghuis of een verzorgingstehuis. Globaal hebben we altijd het idee dat alle bewoners wel "achteruit" zullen gaan, slechter zullen gaan presteren dus, maar of dat zo is, is onduidelijk. Zijn er groepen bewoners die een groter risico lopen fysiek te verslechteren, zijn er groepen bewoners die misschien er wel wat op vooruit gaan, en is het mogelijk die groepen van elkaar te onderscheiden. De auteurs van dit artikel doen een poging op deze materie een licht te werpen. Een groep van 165 ouderen werd gedurende een jaar gevolgd. Bij aanvang van het jaar en na afloop, werd een Minimum Data Set (MDS) van deze mensen gemaakt. Verder werden relevante persoons- en medische informatie genoteerd. Het MSD is een meetinstrument dat de functionele beperkingen en de ADLsituatie van een proefpersoon vastlegt. Door de gegevens bij aanvang en afloop van het jaar naast elkaar te leggen konden drie groepen (slechter, gelijk, beter) worden onderscheiden. Door binnen de groepen te zoeken
28
p. 279-295 Trefwoorden: preventie. pneumonie. ouderen. CVA. diagnostiek. therapie. behandelmethoden. literatuuronderzoek. evidence based practice. Bestelnummer: SR-020207, prijs Euro 9,30 The prevalence of faecal incontinence in older people living at home. Edwards, N.I., ; Jones, D. Age Ageing - Vol. 30, no. 6 (November 2001) ; p. 503-507. Trefwoorden: prevalentie. incontinentia alvi. ouderen.
naar karakteriserende eigenschappen werd getracht een profiel te maken van bijvoorbeeld de mensen die in een verpleeghuis beter gaan functioneren of juist de groep die alleen maar verder achteruit gaat. De resultaten van het onderzoek zijn even verrassend als (voor het vak fysiotherapie) hoopgevend. Uiteindelijk blijkt "slechts" 30% van de bewoners echt achteruit te gaan, ongeveer 60% blijft stabiel terwijl zelfs 10% beter gaat functioneren. De mythe dat verpleeghuisbewoners zonder regelmatige fysiotherapie automatisch verslechteren kan kennelijk naar de prullenbak. Wat nog veel hoopvoller is, en dit wordt door de auteurs van dit onderzoek ook benadrukt, is dat de groep die het beter gaat doen een groep is die een aantal sterke aspecten had, nl: een goede balans in stand en een uitstekende ROM van alle gewrichten. Deze twee kwaliteiten maken het voor een patiënt mogelijk actief te blijven en in de veilige situatie van een instelling zijn lichamelijk functioneren nog wat uit te bouwen. Zo stellen andere studies dat een laag functie-niveau van de onderste extremiteit een belangrijke bepaler is voor eventueel verval van functies. Al deze items zijn, in de ogen van de auteurs, door een fysiotherapeut goed te behandelen. En is dat geen goed nieuws?! John Branten
fysiotherapie & ouderenzorg
Recente artikelen Groot-Brittannie. epidemiologie. Bestelnummer: SR020208, prijs Euro 3,80 Acute changes in hamstring flexibility : PNF versus static stretch in senior athletes, Physical Therapy in Sport. Feland, J.B., ; Myrer, J.W., Merrill, R.M. Vol. 2, no. 4 (November 2001) ; p. 186-193. Trefwoorden: hamstrings. gewrichtsmobiliteit. stretching. isometrische contracties. PNF. ouderen. sport. effecten. Bestelnummer: SR-020209, prijs Euro 4,35 (Veranderingen in) lichaamssamenstelling gemeten bij twee groepen vrouwelijke Alzheimerpatienten, mobiel en niet-mobiel. Fransen, L.G.M., Janssen, P.P., ; Elvers, J.W.H., ; [et al.] Tijdschrift voor Verpleeghuisgeneeskunde - Jrg. 25, nr. 3 (2001) ; p. 4-9 Trefwoorden: Alzheimer. vrouwen. verpleeghuizen. patienten. gewrichtsmobiliteit. lichaamssamenstelling. voedingstoestand. Bestelnummer: SR-020210, prijs Euro 3,80 Factors associated with home environmental problems among community-living older people. Gitlin, L.N., ; Mann, W., ; Tomit, M., ; Marcus, S.M. Disabil Rehabil - Vol. 23, no. 17 (November 2001) ; p. 777787 Trefwoorden: ouderen. omgevingsfactoren. voorspellende waarde. gezondheidstoestand. ADL. functionele toestand. welzijn. Bestelnummer: SR-020211, prijs Euro 6,Applicability of the functional reach and timed up and go tests for elderly individuals with Alzheimer’s disease : pilot investigation. Goodgold, S., ; Kiami, S., ; Ule, D., ; [et al.] Phys Occup Ther Geriatr Vol. 19, no. 1 (2001) ; p. 21-36. Trefwoorden: Alzheimer. tests. vallen. evenwicht. psychogeriatrie. meetinstrumenten. Bestelnummer: SR-020212, prijs Euro 8,75 Effects of limb-length discrepancy on gait economy and lower-extremity muscle activity in older adults. Gurney, B., ; Mermier, Ch., ; Robergs, R.,; [et al.] J Bone Joint Surg Am - Vol. 83-A, no. 6 (June 2001) ; p.
vakblad NVFG, juni 2002
907-915 Trefwoorden: beenlengteverschil. spieractiviteit. ouderen. effecten. gaan. Bestelnummer: SR020213, prijs Euro 4,90 The economic cost of hip fractures among elderly women. Haentjens, P., ; Autier, P., ; Barette, M., ; [et al.] J Bone Joint Surg Am - Vol. 83-A, no. 4 (April 2001) ; p. 493-500 Trefwoorden: femur. fracturen. ouderen. vrouwen. kosten-effectenanalyse. kosten. prospectief onderzoek. zorgverlening. revalidatie. fysiotherapie. Bestelnummer: SR-020214, prijs Euro 4,35 Prediction of outcome after stroke : implications for clinical practice. Hoffmann, T., ; McKenna, K. Phys
Occup Ther Geriatr - Vol. 19, no. 1 (2001); p. 53-75 Trefwoorden: kwaliteit van leven. ontslag. voorspellende waarde. stroke units. CVA. Bestelnummer: SR020215, prijs Euro 12,65 Meanings of play for older adults. Hoppes, S., ; Wilcox, T., ; Graham, G Phys Occup Ther Geriatr - Vol. 18, no. 3 (2001) ; p. 57-68 Trefwoorden: ouderen. spel. vrijetijdsbesteding. zinvolle activiteiten. Bestelnummer: SR-020216, prijs Euro 6,55 Adherence to a fall prevention program among community dwelling older adults. Lambert, C., ; Sterbenz, K.A., ; Womack, D.E., ; [et al.] Phys Occup Ther Geriatr - Vol. 18, no. 3 (2001) ; p. 27-43 Tref-
29
Recente artikelen woorden: ouderen. vallen. preventie. vragenlijsten. voorlichting. Bestelnummer: SR-020217, prijs Euro 9,30 The use of electrical stimulation to increase quadriceps femoris muscle force in an elderly patient following a total knee arthroplasty. Lewek, M., ; Stevens,
J., ; Snyder-Mackler, L. Phys Ther Vol. 81, no. 9 (September 2001) ; p. 1565-1571. Trefwoorden: elektrostimulatie. m quadriceps femoris. ouderen. total hip. effecten. spierversterking. case report. Bestelnummer: SR-020218, prijs Euro 3,80
The use of electrical stimulation to increase quadriceps femoris muscle force in an elderly patient following total knee arthroplasty. Michael Lewek c.s.
het veel beter dan de controle groepen uit de literatuur. Als maat gebruikten de auteurs de Quadriceps Femoris Muscle Index. Deze QFMI geeft d.m.v. een percentage de mate aan waarin de kracht van de spier aan de aangedane kant overeenkomt met de kracht aan de niet aangedane kant. Een index van 80% wil dus zeggen dat de zwakste quadriceps op 20% na, even sterk is als de andere quadriceps. De auteurs stellen zelf ook al dat ze niet zo veel weten over de betrouwbaarheid of de toepasbaarheid van deze maat (ze onderzoeken het nog). De hoogte van de index is namelijk niet alleen afhankelijk van de krachtsontwikkeling in het zwakste been maar ook afhankelijk van wat er tijdens de revalidatie met het andere been gebeurt. Als dit "gezonde" been toevallig in een oefenprogramma wordt meegetraind zal de Index dus relatief lager uitvallen dan bijvoorbeeld in de aanpak van het genoemde onderzoek. Goed lezen van de referentie-onderzoeken is voor het duiden van dit artikel dus eigenlijk een vereiste. Wat toch zou kunnen pleiten voor de beschreven gecombineerde aanpak is de stelling van de auteurs dat ook andere onderzoeken bij (m.n.) kruisbandreconstructies tot dezelfde conclusies komen. Vervelend is dan wel weer dat we dezelfde auteur tegen komen bij beide artikelen. Het leven zit soms vol verrassingen. John Branten
Fysiotechniek is de laatste jaren niet de meest gepropageerde interventie uit ons vakgebied. Op de TENS-apparatuur na, lijken de meeste apparaten op zijn best op een museumplaatsje te kunnen rekenen bij het meer-cellen bad en de waterslang van Kneipp. Binnen het beroep leidt dat soms wel tot typische tegen-acties, zoals misschien het curieuze initiatief om met behulp van het MDBB-model de fysiotechniek een nieuw leven in proberen te blazen. Internationaal is er gelukkig soms ook een lichtje aan de horizon. Dit artikel is er een leuk voorbeeld van. De auteurs stellen dat de combinatie van enerzijds een d.m.v. spierprikkelen opgewekte isometrische contractie tegen een vastgestelde weerstand, met anderzijds de al vaker genoemde, progressieve, hoge intensiteit krachttraining een beter effect zou hebben dan de genoemde (dynamische) krachttraining alleen. Om dit duidelijk te maken publiceren zij een uitgebreide casus-beschrijving van een revalidatie na een total knee operatie. Literatuurgegevens over het effect van de dynamische krachttraining bij verschillende diagnosegebieden bij ouderen worden als referentie gebruikt. U zult het wel verwachten: de patiënt deed
30
fysiotherapie & ouderenzorg
Recente artikelen Postural sway during cane use by patients with stroke. Maeda, A., ; Nakamura, K., ; Higuchi, S., ; [et al.] Am J Phys Med Rehabil - Vol. 80, no. 12 (December 2001) ; p. 903-908 Trefwoorden: ouderen. CVA. loophulpmiddelen. evenwicht. drukmeetsystemen. staan. vergelijkend onderzoek. Bestelnummer: SR-020219, prijs Euro 3,80 Epidemiology of falls. Masud, T. Age Ageing - Vol. 30, supplement 4 (November 2001) ; p. 3-7. Trefwoorden: vallen. epidemiologie. ouderen. risicofactoren. incidentie. prevalentie. Bestelnummer: SR-020220, prijs Euro 3,80 The application of Tai Chi Chuan in rehabilitation and preventive care of the geriatric population. McKenna, M. Phys Occup Ther Geriatr - Vol. 18, no. 4 (2001) ; p. 23-34. Trefwoorden: preventie. vallen. behandelmethoden. ouderen. revalidatie. Tai Chi. Bestelnummer: SR-020221, prijs Euro 6,55 Assistive technology in elderly care. Miskelly, F.G. Age Ageing - Vol. 30, no. 6 (November 2001) ; p. 455458. Trefwoorden: medische technologie. hulpmiddelen. ouderen. Overzichtsartikel Bestelnummer: SR020222, prijs Euro 3,80 Food for thought. Morley, J.E. Am J Clin Nutr - Vol. 74, no. 5 (November 2001) ; p. 567-568 Trefwoorden: ouderen. voeding. geheugen. effecten. Commentaar Bestelnummer: SR-020223, prijs Euro 3,80 Participation in daily living tasks among older adults with fear of falling. Murphy, S.,; Tickle-Degnen, L. Am J Occup Ther - Vol. 55, no. 5 (September/October 2001) ; p. 538-544. Trefwoorden: activiteiten. analyseren. angst. vallen. ouderen. risicofactoren. ADL. Bestelnummer: SR-020224, prijs Euro 3,80 Quality of care in geriatric rehabilitation: clients’ perceptions, ADL dependence, and subjective wellbeing in a one-year perspective. Nygren, C., ; Iwars-
vakblad NVFG, juni 2002
son, S., ; Isacsson, A., ; [et al.] Scandinavian Journal of Occupational Therapy - Vol. 8, no. 3 (2001) ; p. 148156. Trefwoorden: ouderen. revalidatie. evaluatie. zelfredzaamheid. wetenschappelijk onderzoek. Bestelnummer: SR-020225, prijs Euro 4,90 Withholding or withdrawing artificial administration of food and fluids in nursing-home patients. Onwuteaka-Philipsen, B.D., ; Pasman, H.R.W., ; Kruit, A., ; [et al.] Age Ageing - Vol. 30, no. 6 (November 2001) ; p. 459-465. Trefwoorden: verpleeghuizen. besliskunde. voeding. vocht. voedingsbeleid. incidentie. stervensbegeleiding. retrospectief onderzoek. descriptief onderzoek. Bestelnummer: SR-020226, prijs Euro 3,80 Successes and setbacks of the falls consultation : report on the first 150 patients. Puisieux, F., ; Pollez, B., ; Deplanque, D., ; [et al.] Am J Phys Med Rehabil Vol. 80, no. 12 (December 2001) ; p. 909-915. Trefwoorden: vallen. ouderen. indicatoren. preventie. effecten. multidisciplinaire behandeling. voorspellende waarde. Bestelnummer: SR-020227, prijs Euro 3,80 Recovery of patients with a combined motor and proprioception deficit during the first six weeks of post stroke rehabilitation. Rand, D., ; Gottlieb, D., ; Weiss, P.L.T. Phys Occup Ther Geriatr - Vol. 18, no. 3 (2001) ; p. 69-87. Trefwoorden: CVA. motoriek. revalidatie. bovenste extremiteiten. ADL. herstel. meetinstrumenten. propriocepsis. Bestelnummer: SR-020228, prijs Euro 10,40 Evaluatie fysiotherapie bij ouderen’: een inventarisatie in Amsterdam. Ravensberg, D., van; Berkel, L., van Issue - Jrg. 17, nr. 4 (2001) ; p. 5-6. Trefwoorden: fysiotherapie. ouderen. evaluatie. Amsterdam. indicatiestelling. oefentherapie-Cesar. oefentherapie-Mensendieck. verrichtingen. behandelduur. descriptief onderzoek. Bestelnummer: SR-020229, prijs Euro 3,80 Changes in physical functioning in institutionalized
31
Recente artikelen older adults. Richardson, J., ; Bedard, M., ; Weaver, B.,Disabil Rehabil - Vol. 23, no. 15 (October 2001) ; p. 683-689. Trefwoorden: ouderen. functionele toestand. verplaatsen. beperkingen. zelfredzaamheid. Bestelnummer: SR-020230, prijs Euro 3,80 Continuiteit van medische zorg tussen verpleeghuisarts en huisarts. Schols, J.M.G.A., ; Veer, A.J.E., de; Kerkstra, A., ; [et al.] Tijdschrift voor Gezondheidswetenschappen - Jrg. 79, nr. 7 (2001) ; p. 434-442. Trefwoorden: descriptief onderzoek. huisartsen. continu. samenwerking. enquete. verpleeghuisgeneeskunde. zorgverlening. Bestelnummer: SR-020231, prijs Euro 4,90 Broken neck of femur : does rehabilitation improve function? Tippett, Ch. British Journal of Therapy and Rehabilitation - Vol. 8, no. 11 (November 2001) ; p. 410-417. Trefwoorden: wetenschappelijk onderzoek. revalidatie. ouderen. femur. fracturen. Bestelnummer: SR-020232, prijs Euro 4,35
Hip protectors in aged-care facilities: an randomized trial of use by individual higher-risk residents Ian D. Cameron e.a. In dit onderzoek werd een groep van 174 vrouwen van 75 jaar of ouder verdeeld in een interventie- en controlegroep. De interventiegroep kreeg 2 setjes heupbeschermers van het merk Safehip. Alle 174 vrouwen waren de afgelopen maanden gevallen. De deelnemers woonden in diverse instellingen en een verpleegkundige bezocht deze om de "gebruikstrouw" te vergroten. Tijdens het onderzoek braken evenveel vrouwen in de interventiegroep een heup als in de controlegroep. Geen van de mensen die hun heup braken hadden op dat moment de heup-
32
Allochtonen beter voorgelicht : aangepaste voorlichting ouderen in thuiszorg van belang. Tuenter, S., ; Broertjes, J. Tijdschrift Gezondheidsvoorlichting - Jrg. 18, nr. 8 (oktober 2001) ; p. 18-19. Trefwoorden: allochtonen. voorlichting. chronische aandoeningen. communicatie. Bestelnummer: SR-020233, prijs Euro 3,80 Bewonersgebonden kwaliteitsindicatoren in de ouderenzorg. Wagner, C., ; Wiersma, L., ; Ribbe, M.W., ; Wal, G., van der; Kwaliteit in Beeld - Jrg. 11, nr. 5 (2001) ; p. 18-20. Trefwoorden: kwaliteitszorg. kwaliteit. ouderen. zorgverlening. verpleeghuizen. indicatoren. Bestelnummer: SR-020234, prijs Euro 3,80 Tai Chi Chuan training to enhance microcirculatory function in healthy elderly men. Wang, J.-S., ; Lan, Ch., ; Wong, M.-K. Arch Phys Med Rehabil Vol. 82, no. 9 (September 2001) ; p. 1176-1180. Trefwoorden: Tai Chi. training. ouderen. effecten. circulatie. Bestelnummer: SR-020235, prijs Euro 3,80
beschermers aan. Uit het onderzoek blijken vooral weer de praktische nadelen van de heupbeschermers. Bijvoorbeeld dat het ’s nachts dragen ongemak veroorzaakt en dat daarom de heupbeschermers dan niet gebruikt worden. Algemeen nam de gebruikstrouw af in de loop van een jaar. Dat de Safehip heupfracturen kan voorkomen is ondertussen wel bewezen. Het lijkt dus vooral om het daadwerkelijk gebruiken en blijven gebruiken te gaan. Ook fysiotherapeuten, die betrokken zijn bij de implementatie van heupbeschermers dienen zich er dus van bewust te zijn dat met indicatiestelling en verstrekking hun taak niet is volbracht. Ina Bettman
fysiotherapie & ouderenzorg