UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID Academiejaar 2014-‐2015
De regulering van rentevoeten inzake hypothecair krediet De Belgische regeling in rechtsvergelijkend perspectief
Masterproef van de opleiding Master of Laws in het Notariaat
Ingediend door Louis-‐Maxim Desmadryl Studentennummer: 01409195
Promotor: Prof. dr. M. Tison Commissaris: Mevr. J. Malekzadem
UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID Academiejaar 2014-‐2015
De regulering van rentevoeten inzake hypothecair krediet De Belgische regeling in rechtsvergelijkend perspectief
Masterproef van de opleiding Master of Laws in het Notariaat
Ingediend door Louis-‐Maxim Desmadryl Studentennummer: 01409195
Promotor: Prof. dr. M. Tison Commissaris: Mevr. J. Malekzadem
Samenvatting In deze masterproef wordt de regulering van rentevoeten inzake hypothecair krediet onderzocht. Hiertoe wordt de huidige Belgische regeling van de rentevoeten uit het WER op drie vlakken vergeleken. Ten eerste beoogt de auteur de huidige regeling in het WER te vergelijken met de vroegere regeling in de Wet Hypothecair Krediet. Op dit vlak kan dit onderzoek zich ten eerste lenen als een leidraad voor de stand van zaken naar Belgisch recht op het vlak van rentevoeten inzake hypothecair krediet. Hierbij wordt de vigerende wetgeving afgetoetst aan de rechtsleer die de Wet Hypothecair Krediet interpreteerde. De tweede vergelijking werpt een blik over onze zuidergrens. De Franse wetgeving omtrent de rentevoeten en weergave van kosten van de 'crédit immobilier' wordt aan een kritisch onderzoek onderworpen. Hierbij geeft deze masterproef een weergave van het vigerend recht hieromtrent. Daarenboven wordt de Franse regeling naast de Belgische gelegd en wordt beoordeeld welke van beide de beste consumentenbescherming biedt. Daarenboven worden enige aanbevelingen aan de respectievelijke wetgevers geformuleerd. Ten slotte speelt de laatste vergelijking zich af op supranationaal niveau. Met de Richtlijn Hypothecair Krediet beoogt de Europese wetgever een harmonisatie van de hypothecaire kredietmarkt binnen de Europese Unie, gekoppeld aan een hoge consumentenbescherming. Enerzijds wordt deze richtlijn geëvalueerd op het vlak van harmonisering en vooral op het vlak van de consumentenbescherming. Anderzijds wordt onderzocht welke elementen van de richtlijn reeds aanwezig zijn in het Belgisch en Frans recht en welke elementen er aldus nog zullen worden ingevoerd. Tevens worden in dit luik enige aanbevelingen geformuleerd. Deze worden niet alleen ten aanzien van de Europese wetgever geformuleerd. Ten aanzien van de Belgische en Franse wetgever worden ook enige suggesties gedaan over hoe ze invulling kunnen geven aan de ruimte die de richtlijn nog laat voor de nationale wetgeving.
I
Dankwoord In dit dankwoord wil ik me in de eerste plaats richten tot mijn promotor, prof. dr. Tison. Tijdens de colleges Notarieel Kredietrecht en Zekerheden gedurende het eerste semester van de Master in het Notariaat heeft hij mijn interesse in deze zeer interessante rechtstak sterk aangewakkerd. Daarenboven wil ik hem tevens bedanken voor het aanreiken van een dergelijk interessant en actueel onderwerp. Vervolgens wens ik mijn familie te bedanken voor de steun gedurende mijn opleiding. Daarnaast wens ik ook al mijn vrienden te bedanken die hebben bijgedragen tot mijn masterscriptie. Ten slotte zou ik ook in het bijzonder Véronique willen bedanken voor het nalezen van mijn masterscriptie en het kritisch aanhoren van mijn ideeën voor deze masterproef.
II
Inhoudsopgave Samenvatting
I
Dankwoord
II
Inhoudsopgave
III
1. Inleiding
1
2. A`bakening van het onderzoek
2
2. 1. Wat is hypothecair krediet? -‐ Materiële a`bakening van het onderzoek
2
2
2. 1. 2. Toepassingsvoorwaarden van de regeling inzake hypothecair krediet
4
2. 1. 2. a. Vereisten naar hoedanigheid van kredietnemer en kredietgever
4
2. 1. 2. b. De bestemming van het krediet
6
2. 1. 2. c. De aard van het krediet
8
2. 1. 2. d. Houdt hypothecair krediet hier op?
10
10
2. 1. 1. Hypothecair Krediet in België
2. 2. De invloed van de Europese Unie inzake hypothecair krediet
2. 3. Met welk land zal de regulering van rentevoeten worden vergeleken? -‐ Territoriale a`bakening van het onderzoek
3. Hoe worden rentevoeten naar Belgisch recht gereguleerd? 3.1 Begrippenkader
12
15
16
3. 1. 1. Rentevoet
16
3. 1. 2. Vaste rentevoet
17
3. 1. 3 Variabele rentevoet
18
3. 1. 4. Ristorno's
18
3. 1. 5. Reducties of verminderingen
19
3. 2. De regulering van de vaste rentevoeten
20
20
3. 2. 2. Het toepassen van ristorno's of reducties op vaste rentevoeten
22
3. 2. 1. Algemeen
3. 3. De regulering van variabele rentevoeten
23
23
25
3. 3. 3. De rentevoet moet zowel in meer als in min kunnen schommelen
25
3. 3. 4. De schommeling van de rentevoet moet beperkt worden
26
3. 3. 5. Hoe frequent mag de rentevoet aangepast worden?
27
3. 3. 6. De variabiliteit van de rentevoet moet worden gekoppeld aan een referte-‐index
28
3. 3. 1. Algemeen
3. 3. 2. Eén variabele rentevoet per kredietovereenkomst
III
3. 3. 7. Hoe moet de nieuwe rentevoet worden berekend voor elke nieuwe periode?
30
3. 3. 8. Wettelijke beperking van de schommeling gedurende de eerste drie jaar van de overeenkomst
3. 3. 9. Ristorno's en verminderingen bij variabele rentevoeten
31
32
3. 3. 10. Informatieverplichtingen t.a.v. de consument-‐kredietnemer m.b.t. variabele rentevoeten
34
3. 3. 10. a. Vermeldingen in de vestigingsakte
35
3. 3. 10. b. Mededelingsplicht van de nieuwe rentevoet en het daaraan aangepaste a`lossingsplan
3. 4. Is het mogelijk om variabele en vaste rentevoeten te combineren?
36
37
38
3. 5. Wat zijn de gevolgen van een overtreding van de bepalingen van het WER? 3. 5. 1. De burgerlijke gevolgen
38
3. 5. 2. De strafrechtelijke gevolgen
40
4. Hoe worden rentevoeten naar Frans recht gereguleerd?
41
4. 1. De regulering van rentevoeten inzake 'credit immobilier': de invloed van het gemeen recht
41
4. 2. De grenzen van de contractvrijheid bij 'crédit immobilier' 4. 2. 1. De 'taux effectif global'
42
43
45
4. 2. 3. De verhouding tussen de TEG en de TEM -‐ Wanneer is er sprake van woeker?
47
4. 2. 4 Wat zijn de gevolgen indien er sprake is van woeker?
4. 2. 2. De TEM als referentierentevoet
4. 2. 4. a. De burgerlijke gevolgen
47
48
48
4. 3. Speci`ieke informatieverplichtingen betreffende variabele rentevoeten
49
4. 2. 4. b. De strafrechtelijke gevolgen
5. Nood aan aanpassingen van de regulering van rentevoeten onder invloed van de richtlijn hypothecair krediet?
6. Vergelijking van de Belgische en Franse regulering van de rentevoeten
50
53
7. Besluit
57
8. Bibliogra`ie
61
IV
1. Inleiding 1. De link tussen een masterproef in het notariaat en het hypothecair krediet is vlug gelegd. De vestigingsakte van het hypothecair krediet bestaat immers uit een geheel van authentieke notariële en onderhandse akten.1 De authentieke akte die steeds voorkomt is de authentieke kredietakte met hypotheekvestiging of beperkte akte van hypotheekvestiging.2 Deze akte moet op straffe van nietigheid authentiek worden verleden.3 Een hypothecair krediet is dan ook een krediet waarbij er een waarborg is onder de vorm van een onroerend voorrecht zoals een hypotheek. Voor de vestiging van die hypotheek is een notariële akte vereist. Daarom wordt de kredietovereenkomst verleden bij notariële akte.4 Het belang van deze masterproef is te vinden in de wijde verspreiding van deze kredietvorm. Daarenboven is dit een zeer belangrijke vorm van krediet.5 Onder invloed van de hoge vastgoedprijzen hebben de meeste gezinnen een hypothecair krediet. Dit hypothecair krediet is bovendien de `inanciële operatie met de grootste impact op het gezinsbudget. 2. Deze masterproef focust zich op de regulering van de rentevoeten inzake hypothecair krediet. Ze beoogt een weergave te bieden van de regels naar Belgisch recht. Het Wetboek Economisch Recht, waarvan boek VII het hypothecair krediet betreft, is op 1 april 2015 in werking getreden. Er zal onderzocht worden of er verschillen zijn tussen de Wet Hypothecair Krediet en het WER. Dit onderzoek zal kunnen functioneren als leidraad in de nieuwe wetgeving met retrospectie op de oude. 3. Daarenboven heeft dit onderzoek een uitgebreid rechtsvergelijkend luik. Hierbij zal de Franse wetgeving, die sterk van de Belgische wetgeving afwijkt, onder de loep worden genomen. De regeling van rentevoeten en de grenzen van de wilsvrijheid bij het stipuleren van rentevoeten naar Frans recht wordt uitgebreid beschreven. Vervolgens beoordelen we ook de verschillen tussen de Belgische en Franse wetgeving.
1 Art. I.9, 75° WER; art. 3, 5° Wetboek Hypothecair Krediet. 2 E. CASIER, "Commentaar bij art. 4 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 1999, a`l. 10, 17, nr. 17. 3 R. STEENNOT, "De notaris en de bescherming van de consument" IN FACULTEIT DER RECHTSGELEERDHEID INSTITUUT
NOTARIEEL RECHT (ed.) Rechtskroniek voor het Notariaat deel 14, Brugge, Die Keure, 2009, nr. 76-‐77. 4 Art. 76, eerste lid Hypotheekwet; D. MEULEMANS, "IX.A. Hypothecair Krediet" in X., Onroerend Goed in de Praktijk, Deurne, Kluwer, IX.A.6-‐1. 5 C. BIQUET-‐MATHIEU en E. TERRYN (eds.), Hypothecair krediet -‐ Crédit hypothécaire, Brugge, Die Keure, 2010, p. VI.
1
4. Tevens is er recentelijk een richtlijn betreffende hypothecaire kredieten tot stand gekomen, wat tevens aansluit bij de rechtsvergelijkende studie in deze masterproef. Deze regeling beoogt de harmonisatie van de verschillende rechtsstelsels binnen de Europese Unie met het oog op de consumentenbescherming en de eenmaking van de interne markt. Hier zal beoordeeld worden of deze richtlijn de juiste methodes hanteert met het oog op haar doelstellingen. Daarenboven zal in dit kader beoordeeld worden welke aanpassingen de Belgische en de Franse wetgeving moeten ondergaan. 2. A`bakening van het onderzoek 5. Ter a`bakening van dit onderzoek dienen we eerst na te gaan wat hypothecair krediet is. Hiervoor onderzoeken we in de eerste plaats de Belgische reglementering om te zien wat al dan niet onder deze noemer kan gebracht worden. Vervolgens dienen we dit te verengen naar de reglementering die zich mengt in de wilsautonomie van de partijen betreffende de rentevoeten. De regulering van rentevoeten staat namelijk centraal in dit onderzoek. Het onderzoeksobject bevindt zich dus vooral in de privaatrechtelijke inmenging van de wetgeving in de contractvorming van een hypothecair krediet. Uiteraard dienen we hierbij op zoek te gaan naar vergelijkbare `iguren in het buitenland, zodat we de Belgische regulering kunnen evalueren in een rechtsvergelijkend perspectief. 2. 1. Wat is hypothecair krediet? -‐ Materiële a`bakening van het onderzoek 2. 1. 1. Hypothecair Krediet in België 6. In België komt men bij een zoektocht al vlug terecht bij het Hypothecair Krediet. Dit is een speci`iek gereglementeerde vorm van kredietverlening. Aan deze benoemde vorm van kredietverlening werd initieel vorm gegeven door het K.B. 225 van 7 januari 19366 en later door Titel I van de Wet Hypothecair Krediet van 4 augustus 1992. Sinds de integratie van het
6
Koninklijk besluit nr. 225 van 7 januari 1936 tot reglementeering van de hypothecaire leeningen en tot inrichting van de controle op de ondernemingen van hypothecaire leeningen, BS 7 januari 1936; C. BIQUET-‐ MATHIEU, "L'articulation des réglementations en matière de crédit hypothécaire" in E. BALATE, C. BIQUET-‐MATHIEU, en L.M. HENRION, Le droit du crédit. Contrôle judiciaire et droit applicable en matière de crédit hypothécaire, Diegem, Kluwer Editions Juridiques Belgique, 1995, nr. 1; H. COUSY, "Naar een vernieuwd wettelijk kader voor het hypothecair krediet: een terugblik als inleiding" in D. MEULEMANS en G. SCHEPERS (eds.), De nieuwe Wet op het Hypothecair Krediet in Reeks Notariële Praktijkstudies, Deurne, Kluwer Rechtswetenschappen België, 1993, nr. 2-‐4; G. JAKHIAN, Le crédit hypothécaire: Examen de la loi du 4 août 1992, Brussel, Larcier, 1994, nr. 1; D. MICHIELS en T. VAN SINAY, Notarieel Vastgoedrecht, Leuven, VRG, 2013, nr. 558.
2
hypothecair krediet in Boek VII van het Wetboek Economisch Recht7, dat in werking is getreden op 1 april 2015, is deze wet geen vigerend recht meer.8 In feite krijgen enkel kredietovereenkomsten, die onder het toepassingsgebied vallen van deze wet, de kwali`icatie van hypothecair krediet.9 Daarom zullen we eerst onderzoeken wat de vereisten zijn die de wet stelt opdat de wetgeving verplicht van toepassing zou zijn. Opgemerkt dient te worden dat het steeds mogelijk is om de regels van deze wet toe te passen, ook al valt het contract niet binnen het toepassingsgebied, bv. omwille van het professioneel karakter van het krediet.10 7. Het hypothecair krediet wordt in art. I.9, 53° van het WER gede`inieerd als: "hypothecair krediet : het krediet bestemd voor het Xinancieren van het verwerven of behouden van onroerende zakelijke rechten, toegekend aan een consument, en dat : a) hetzij gewaarborgd wordt door een hypotheek of een voorrecht op onroerend goed of door de inpandgeving van een op dezelfde wijze gewaarborgde schuldvordering, b) hetzij een schuldvordering uitmaakt die voortspruit uit de indeplaatsstelling van één of meer derde personen in de rechten van een schuldeiser die bevoorrecht is op een onroerend goed, c) hetzij bedongen werd met het recht een hypothecaire waarborg te eisen, zelfs indien dit recht in een afzonderlijke akte bedongen is, d) hetzij een garantiekrediet waarbij aan de borg of garant een hypothecaire waarborg wordt toegekend" Dit artikel is duidelijk geïnspireerd door het toepassingsgebied uit art. 1 en 2 van de Wet Hypothecair Krediet en vormt er als het ware in beperkte mate een samensmelting van. In dit toepassingsgebied waren een aantal elementen te onderscheiden die apart behandeld dienen
7 Hierna: WER. 8 Art. 2 Koninklijk Besluit van 19 april 2014 tot bepaling van de inwerkingtreding van de wet van 19 april 2014
houdende invoeging van boek VII "Betalings-‐ en kredietdiensten" in het Wetboek van economisch recht, houdende invoeging van de de`inities eigen aan boek VII en van de straffen voor de inbreuken op boek VII, in de boeken I en XV van het Wetboek van economisch recht en houdende diverse andere bepalingen, en van de wet van 19 april 2014 tot organisatie van de verhaalmiddelen tegen sommige beslissingen van de FSMA genomen met toepassing van boek VII of van boek XV van het Wetboek van economisch recht, en tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de `inanciële sector en de `inanciële diensten, BS 28 mei 2014, 41803. 9 K. BYTTEBIER, Handboek Financieel Recht, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1995, nr. 544; P. SOURBRON, "Aan de wet onderworpen kredietovereenkomsten" in D. MEULEMANS en G. SCHEPERS (eds.), De nieuwe Wet op het Hypothecair Krediet in Reeks Notariële Praktijkstudies, Deurne, Kluwer Rechtswetenschappen België, 1993, nr. 1. 10 C. BIQUET-‐MATHIEU, "L'articulation des réglementations en matière de crédit hypothécaire" in E. BALATE, C. BIQUET-‐MATHIEU, en L.M. HENRION, Le droit du crédit. Contrôle judiciaire et droit applicable en matière de crédit hypothécaire, Diegem, Kluwer Editions Juridiques Belgique, 1995, nr. 564; E. CASIER, "Commentaar bij art. 1 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2010, a`l. 32, 93, nr. 52.
3
te worden. Deze elementen zijn ook terug te vinden in de nieuwe regelgeving in het Wetboek Economisch recht. Ten eerste is er de hoedanigheid van de kredietgever en van de kredietnemer. Ten tweede is er de bestemming van het krediet. Ten derde moet het krediet een hypothecair krediet zijn. Dit laatste lijkt vrij contradictoir, nl. om onder de regeling van het hypothecair krediet te vallen, moet er sprake zijn van een hypothecair krediet. Of is het hypothecair krediet ruimer dan het toepassingsgebied van deze wet? Uit de bewoordingen van art. 1 en 2 Wet Hypothecair Krediet kon men a`leiden dat hypothecair krediet inderdaad ruimer is. 2. 1. 2. Toepassingsvoorwaarden van de regeling inzake hypothecair krediet 2. 1. 2. a. Vereisten naar hoedanigheid van kredietnemer en kredietgever 8. Uit art I.9, 53° WER blijkt dat de kredietnemer een consument moet zijn, opdat de regeling van de WER van toepassing zou zijn. Een consument wordt als volgt gede`inieerd: "Iedere natuurlijke persoon die handelt voor doeleinden die buiten zijn handels-‐, bedrijfs-‐, ambachts-‐ of beroepsactiviteit vallen".11 De kredietnemer moest volgens art. 1 Wet Hypothecair Krediet ook een natuurlijke persoon zijn. Hiermee sluit men meteen alle mogelijke rechtspersonen uit.12 Deze consument moet tevens zijn gewone verblijfplaats in België hebben.13 De afwijking door het WER van de Wet Hypothecair Krediet door niet langer "natuurlijk persoon"14, maar speci`iek "consument" te hanteren zal echter vooral te merken zijn bij de bestemming van het krediet.15 11 Art. I.1, 2° WER. 12
C. BIQUET-‐MATHIEU, "L'articulation des réglementations en matière de crédit hypothécaire" in E. BALATE, C. BIQUET-‐MATHIEU, en L.M. HENRION, Le droit du crédit. Contrôle judiciaire et droit applicable en matière de crédit hypothécaire, Diegem, Kluwer Editions Juridiques Belgique, 1995, nr. 17; C. BIQUET-‐MATHIEU, "Le champ d'application de la loi sur le crédit hypothécaire et son articulation avec la loi sur le crédit à la consommation" in C. BIQUET-‐MATHIEU en E. TERRYN (eds.), Hypothecair krediet -‐ Crédit hypothécaire, Brugge, Die Keure, 2010, nr. 23; E. CASIER, "Commentaar bij art. 1 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2010, a`l. 32, 87, nr. 43; D. MICHIELS en T. VAN SINAY, Notarieel Vastgoedrecht, Leuven, VRG, 2013, nr. 565; P. SOURBRON, "Aan de wet onderworpen kredietovereenkomsten" in D. MEULEMANS, G. SCHEPERS (eds.), De nieuwe Wet op het Hypothecair Krediet in Reeks Notariële Praktijkstudies, Deurne, Kluwer Rechtswetenschappen België, 1993, nr. 3. 13 Art. VII.2, §2 WER; Art. 1 Wet Hypothecair Krediet; E. CASIER, "Commentaar bij art. 1 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2010, a`l. 32, 94-‐95, nr. 54; G. JAKHIAN, Le crédit hypothécaire: Examen de la loi du 4 août 1992, Brussel, Larcier, 1994, nr. 15. 14 Art. 1 Wet Hypothecair Krediet; G. JAKHIAN, Le crédit hypothécaire: Examen de la loi du 4 août 1992, Brussel, Larcier, 1994, nr. 7. 15 cf. infra randnummer 10-‐12.
4
9. De kredietgever daarentegen kan zowel een natuurlijk persoon als een rechtspersoon zijn.16 De kredietgever wordt als volgt gede`inieerd: "kredietgever : elke natuurlijke persoon of elke rechtspersoon die, in het raam van zijn handels-‐ of beroepsactiviteiten, een krediet toestaat, met uitzondering van de persoon die een kredietovereenkomst aanbiedt of sluit wanneer deze overeenkomst het voorwerp uitmaakt van een onmiddellijke overdracht of indeplaatsstelling ten gunste van een vergunninghoudende of geregistreerde kredietgever aangewezen in de overeenkomst"17 Hier geldt net als bij de Wet Hypothecair Krediet een territorialiteitsvereiste opdat de WER van toepassing zou zijn op de overeenkomst. De vroegere territoriale toepassing bestond erin dat de kredietgever ten eerste zijn hoofdzetel (rechtspersonen) of hoofdverblijfplaats (natuurlijke personen) in België moest hebben.18 Ten tweede kon de Wet Hypothecair Krediet ook van toepassing zijn als de kredietgever geen van beide in België heeft, maar indien er voldaan wordt aan twee cumulatieve voorwaarden. Ten eerste moest de kredietgever voorafgaand aan de overeenkomst een bijzonder voorstel hebben gedaan of publiciteit hebben verstrekt in België. Ten tweede moet de kredietnemer de noodzakelijke handelingen voor de sluiting van de overeenkomst in België hebben verricht.19 Het WER wijkt hiervan op twee manieren af. Het WER is ten eerste van toepassing indien de kredietgever zijn commerciële of beroepsactiviteiten uitoefent in België, waardoor het mogelijk is een hoofdzetel of hoofdverblijfplaats buiten België en een bijkantoor in België te hebben. Ten tweede is het WER 16
C. BIQUET-‐MATHIEU, "L'articulation des réglementations en matière de crédit hypothécaire" in E. BALATE, C. BIQUET-‐MATHIEU, en L.M. HENRION, Le droit du crédit. Contrôle judiciaire et droit applicable en matière de crédit hypothécaire, Diegem, Kluwer Editions Juridiques Belgique, 1995, nr. 23; C. BIQUET-‐MATHIEU, "Le champ d'application de la loi sur le crédit hypothécaire et son articulation avec la loi sur le crédit à la consommation" in C. BIQUET-‐MATHIEU en E. TERRYN (eds.), Hypothecair krediet -‐ Crédit hypothécaire, Brugge, Die Keure, 2010, nr. 31; E. CASIER, "Commentaar bij art. 1 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2010, a`l. 32, 95-‐97, nr. 56; G. JAKHIAN, Le crédit hypothécaire: Examen de la loi du 4 août 1992, Brussel, Larcier, 1994, nr. 19; D. MICHIELS en T. VAN SINAY, Notarieel Vastgoedrecht, Leuven, VRG, 2013, nr. 564. 17 Art. I.9, 34° WER. 18 C. BIQUET-‐MATHIEU, "L'articulation des réglementations en matière de crédit hypothécaire" in E. BALATE, C. BIQUET-‐MATHIEU en L.M. HENRION, Le droit du crédit. Contrôle judiciaire et droit applicable en matière de crédit hypothécaire, Diegem, Kluwer Editions Juridiques Belgique, 1995, nr. 24; K. BYTTEBIER, Handboek Financieel Recht, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1995, nr. 544; E. CASIER, "Commentaar bij art. 1 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2010, a`l. 32, 97, nr. 57; G. JAKHIAN., Le crédit hypothécaire: Examen de la loi du 4 août 1992, Brussel, Larcier, 1994, nr. 19-‐20; D. MICHIELS en T. VAN SINAY, Notarieel Vastgoedrecht, Leuven, VRG, 2013, nr. 560. 19 C. BIQUET-‐MATHIEU, "L'articulation des réglementations en matière de crédit hypothécaire" in E. BALATE, C. BIQUET-‐MATHIEU, en L.M. HENRION, Le droit du crédit. Contrôle judiciaire et droit applicable en matière de crédit hypothécaire, Diegem, Kluwer Editions Juridiques Belgique, 1995, nr. 560; K. BYTTEBIER, Handboek Financieel Recht, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1995, nr. 544; E. CASIER, "Commentaar bij art. 1 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2010, a`l. 32, 97-‐98, nr. 58; G. JAKHIAN, G., Le crédit hypothécaire: Examen de la loi du 4 août 1992, Brussel, Larcier, 1994, nr. 19 en 21-‐22; D. MICHIELS en T. VAN SINAY, Notarieel Vastgoedrecht, Leuven, VRG, 2013, nr. 564.
5
ook van toepassing indien de kredietgever dergelijke activiteiten met ongeacht welke middelen richt op België of op verscheidene landen, met inbegrip van België. De overeenkomst moet in dat geval onder die activiteiten vallen.20 De WER heeft door deze afwijkingen ervoor gezorgd dat het toepassingsgebied van de Belgische regeling van het Hypothecair Krediet gevoelig wordt uitgebreid. 2. 1. 2. b. De bestemming van het krediet 10. De bestemming van het krediet dient enkel in hoofde van de kredietnemer beoordeeld te worden.21 Er zijn twee aspecten met betrekking tot de bestemming van het krediet. Enerzijds moet het krediet aangegaan zijn voor het `inancieren van het verwerven of behouden van onroerende zakelijke rechten.22 Anderzijds moet het krediet een bestemming hebben die buiten de handels-‐, bedrijfs-‐, ambachts-‐ of beroepsactiviteit van de kredietnemer valt.23 11. Onder de oude wetgeving moest het verwerven of behouden van onroerende zakelijke rechten ruim geïnterpreteerd worden.24 Dit houdt o.a. in dat het zowel kan gaan over het kopen, bouwen, verbouwen, herinrichten of renoveren van onroerende goederen. Het krediet kan echter ook aangewend worden voor de opleg bij een ruil of verdeling of zelfs voor de
20 Art. VII.2, §2 WER. 21 C. BIQUET-‐MATHIEU, "Le champ d'application de la loi sur le crédit hypothécaire et son articulation avec la loi sur
le crédit à la consommation" in C. BIQUET-‐MATHIEU en E. TERRYN (eds.), Hypothecair krediet -‐ Crédit hypothécaire, Brugge, Die Keure, 2010, nr. 27-‐28; P. SOURBRON, "Aan de wet onderworpen kredietovereenkomsten" in D. MEULEMANS, G. SCHEPERS (eds.), De nieuwe Wet op het Hypothecair Krediet in Reeks Notariële Praktijkstudies, Deurne, Kluwer Rechtswetenschappen België, 1993, nr. 5. 22 Art. I.9, 53° WER; C. BIQUET-‐MATHIEU, "L'articulation des réglementations en matière de crédit hypothécaire" in E. BALATE, C. BIQUET-‐MATHIEU, en L.M. HENRION, Le droit du crédit. Contrôle judiciaire et droit applicable en matière de crédit hypothécaire, Diegem, Kluwer Editions Juridiques Belgique, 1995, nr. 18-‐21; C. BIQUET-‐MATHIEU, "Le champ d'application de la loi sur le crédit hypothécaire et son articulation avec la loi sur le crédit à la consommation" in C. BIQUET-‐MATHIEU en E. TERRYN (eds.), Hypothecair krediet -‐ Crédit hypothécaire, Brugge, Die Keure, 2010, nr. 63; K. BYTTEBIER, Handboek Financieel Recht, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1995, nr. 544; E. CASIER, "Commentaar bij art. 1 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2010, a`l. 32, 79-‐86, nr. 35-‐42; G. JAKHIAN, Le crédit hypothécaire: Examen de la loi du 4 août 1992, Brussel, Larcier, 1994, nr. 6; D. MICHIELS en T. VAN SINAY, Notarieel Vastgoedrecht, Leuven, VRG, 2013, nr. 560; J. STUYCK en G. STRAETMANS, Financiële Diensten en de consument, Deurne, Kluwer, 1994, nr. 362; E. WYMEERSCH, "Aspecten van het hypothecair krediet naar huidig en toekomstig recht" in M. DE BRUYN, E. VAN TRICHT, H. VERSCHRAEGEN, H. VAN OVERLOOP, L. LAMOT en E. WYMEERSCH, Kredietverlening en hypotheekleningen, Deurne, Kluwer, 1992, nr. 43. 23 Art. I.9, 53° WER jo. art. I.1, 2° WER; K. BYTTEBIER, Handboek Financieel Recht, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1995, nr. 544; G. JAKHIAN, Le crédit hypothécaire: Examen de la loi du 4 août 1992, Brussel, Larcier, 1994, nr. 8; D. MICHIELS en T. VAN SINAY, Notarieel Vastgoedrecht, Leuven, VRG, 2013, nr. 560. 24 C. BIQUET-‐MATHIEU, "Le champ d'application de la loi sur le crédit hypothécaire et son articulation avec la loi sur le crédit à la consommation" in C. BIQUET-‐MATHIEU en E. TERRYN (eds.), Hypothecair krediet -‐ Crédit hypothécaire, Brugge, Die Keure, 2010, nr. 63-‐79; E. CASIER, "Commentaar bij art. 1 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2010, a`l. 32, 79-‐86, nr. 35-‐42; D. MICHIELS en T. VAN SINAY, Notarieel Vastgoedrecht, Leuven, VRG, 2013, nr. 562.
6
betaling van successierechten m.b.t. onroerende goederen.25 Daarenboven slaat dit niet uitsluitend op de verwerving van eigendom, maar ook op de verwerving van andere onroerende zakelijke rechten. Daardoor kan men ook de aankoop of behoud van erfpacht, opstal, vruchtgebruik en erfdienstbaarheden `inancieren met een hypothecair krediet. Deze ruime interpretatie van de Wet Hypothecair Krediet moet nog steeds gehanteerd worden voor de interpretatie van het WER. Er is immers geen enkele reden om hiervan af te wijken. 12. In de oorspronkelijke wet moest er sprake zijn van een uitsluitend particulier oogmerk bij het aangaan van het hypothecair krediet. Er mocht dus absoluut geen professioneel oogmerk zijn, zelfs niet in beperkte mate.26 De wetgever was echter afgestapt van een dergelijk beperkt toepassingsgebied.27 Zo was het vervolgens voldoende dat de natuurlijke persoon een hoofdzakelijk particulier oogmerk had voor het aangaan van het hypothecair krediet.28 Zo kon het onroerend goed toch voor een beperkt gedeelte voor professionele doeleinden gehanteerd worden.29 De nieuwe regels in de WER wijken hiervan af door te grijpen naar de term 'consument'. Hierdoor moet de bestemming van het krediet vreemd zijn aan de handels-‐, bedrijfs-‐, ambachts-‐ of beroepsactiviteit van de kredietnemer.30 Dit gaat eigenlijk in tegen de visie van de richtlijn hypothecair krediet. Deze visie staat een gemengde bestemming toe, indien de handels-‐, bedrijfs-‐, ambachts-‐ of beroepsactiviteit zo beperkt is dat het binnen de globale context van de overeenkomst niet overheerst.31 De nuance 'hoofdzakelijk' is hiermee immers weggevallen. Wellicht zal de term consument richtlijnconform moeten geïnterpreteerd worden. Zo liet het Hof van Justitie een zeer beperkte professionele bestemming toe in het arrest-‐Gruber bij de interpretatie van de term 'consument'.32 Hoe
25 P. SOURBRON, "Aan de wet onderworpen kredietovereenkomsten" in D. MEULEMANS, G. SCHEPERS (eds.), De nieuwe
Wet op het Hypothecair Krediet in Reeks Notariële Praktijkstudies, Deurne, Kluwer Rechtswetenschappen België, 1993, nr. 13. 26 E. CASIER, "Commentaar bij art. 1 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2010, a`l. 32, 87-‐88, nr. 44; G. JAKHIAN, Le crédit hypothécaire: Examen de la loi du 4 août 1992, Brussel, Larcier, 1994, nr. 8-‐10; J. STUYCK en G. STRAETMANS, Financiële Diensten en de consument, Deurne, Kluwer, 1994, nr. 362; E. WYMEERSCH, "Aspecten van het hypothecair krediet naar huidig en toekomstig recht" in M. DE BRUYN, E. VAN TRICHT, H. VERSCHRAEGEN, H. VAN OVERLOOP, L. LAMOT en E. WYMEERSCH, Kredietverlening en hypotheekleningen, Deurne, Kluwer, 1992, nr. 43. 27 Zie art. 83 Wet 24 maart 2003, BS 2 mei 2003. 28 E. CASIER, "Commentaar bij art. 1 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2010, a`l. 32, 92, nr. 49-‐50; D. MICHIELS en T. VAN SINAY, Notarieel Vastgoedrecht, Leuven, VRG, 2013, nr. 565. 29 C. BIQUET-‐MATHIEU, "Le champ d'application de la loi sur le crédit hypothécaire et son articulation avec la loi sur le crédit à la consommation" in C. BIQUET-‐MATHIEU en E. TERRYN (eds.), Hypothecair krediet -‐ Crédit hypothécaire, Brugge, Die Keure, 2010, nr. 24-‐26; E. CASIER, "Commentaar bij art. 1 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2010, a`l. 32, 88-‐89, nr. 45. 30 Art. I.9, 53° WER jo. art. I.1, 2° WER. 31 Considerans 12 Richtlijn hypothecair krediet. 32 HvJ 20 januari 2005, C464/01, Johann Gruber v. Bay Wa AG, Jur. 2005, I, 458.
7
bepaal je echter of er sprake is van een particuliere bestemming, gemengde bestemming of beroepsbestemming? Dit hangt niet af van de aard van het onroerend goed, maar van de verklaring van de kredietnemer over de bestemming van het kredietbedrag.33 Deze verklaring is enkel van belang bij een consument die tevens zelfstandige is. Voor een consument-‐ loontrekkende is er steeds sprake van een krediet met een privé-‐bestemming.34 2. 1. 2. c. De aard van het krediet 13. Om onder het toepassingsgebied van de wet te vallen, moet er effectief sprake zijn van een hypothecair krediet. Het dient dus te gaan over een kredietovereenkomst. Dit zijn alle mogelijke `inanciële verrichtingen tot het bekomen van een terugbetaalbare geldsom, waaronder de lening en de kredietopening.35 Hierbij geldt de verbintenis om het uitgeleende kapitaal en bijhorende interesten terug te betalen, waarbij die terugbetaling is gewaarborgd door een hypotheek op een onroerend goed.36 14. Hieraan wordt verder invulling gegeven door art. I.9, 53° Wet Hypothecair Krediet. Hierin sluit de wetgeving nog naadloos aan op de oude regeling.37 Hypothecair krediet binnen het kader van de wet is namelijk ruimer opgevat dan een krediet dat enkel gewaarborgd is door
33 E. CASIER, "Commentaar bij art. 1 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2010, a`l. 32, 92-‐93, nr. 51. 34 E. CASIER, "Commentaar bij art. 1 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2010, a`l. 32, 92-‐93, nr. 51. 35 Art. I.9, 39° WER; C. BIQUET-‐MATHIEU, "L'articulation des réglementations en matière de crédit hypothécaire" in
E. BALATE, C. BIQUET-‐MATHIEU, en L.M. HENRION, Le droit du crédit. Contrôle judiciaire et droit applicable en matière de crédit hypothécaire, Diegem, Kluwer Editions Juridiques Belgique, 1995, nr. 14; C. BIQUET-‐MATHIEU, "Le champ d'application de la loi sur le crédit hypothécaire et son articulation avec la loi sur le crédit à la consommation" in C. BIQUET-‐MATHIEU en E. TERRYN (eds.), Hypothecair krediet -‐ Crédit hypothécaire, Brugge, Die Keure, 2010, nr. 34; E. CASIER, "Commentaar bij art. 1 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2010, a`l. 32, 60, nr. 3; G. JAKHIAN, Le crédit hypothécaire: Examen de la loi du 4 août 1992, Brussel, Larcier, 1994, nr. 4. 36 P. SOURBRON, "Aan de wet onderworpen kredietovereenkomsten" in D. MEULEMANS, G. SCHEPERS (eds.), De nieuwe Wet op het Hypothecair Krediet in Reeks Notariële Praktijkstudies, Deurne, Kluwer Rechtswetenschappen België, 1993, nr. 16. 37 Art. 2 Wet Hypothecair Krediet.
8
een hypotheek.38 De wet onderscheidt in feite vijf verschillende hypotheses.39 Ten eerste is er het rechtstreeks hypothecair krediet, waarbij het krediet gewaarborgd wordt door een hypotheek of een onroerend voorrecht.40 Hierbij kan ook een derde aan de kredietovereenkomst, zoals een borgsteller of zekerheidssteller, een hypotheek vestigen op zijn goed ten behoeve van de kredietnemer. Ten tweede kan er sprake zijn van een afgeleid hypothecair krediet, waarbij men een schuldvordering in pand geeft die zelf gewaarborgd is door een hypotheek of een voorrecht op onroerend goed.41 Ten derde kan er sprake zijn van een hypothecair krediet indien de schuldvordering voortspruit uit de indeplaatsstelling van één of meer derde personen in de rechten van een schuldeiser die bevoorrecht is op een onroerend goed.42 Ten vierde is er ook sprake van hypothecair krediet indien aan de kredietgever een hypothecaire volmacht wordt verleend.43 Ten slotte valt ook het garantiekrediet, waarbij aan de borg of garant een hypothecaire waarborg wordt toegekend, onder het hypothecair krediet.44
38
C. BIQUET-‐MATHIEU, "L'articulation des réglementations en matière de crédit hypothécaire" in E. BALATE, C. BIQUET-‐MATHIEU, en L.M. HENRION, Le droit du crédit. Contrôle judiciaire et droit applicable en matière de crédit hypothécaire, Diegem, Kluwer Editions Juridiques Belgique, 1995, nr. 16; K. BYTTEBIER, Handboek Financieel Recht, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1995, nr. 545. 39 C. BIQUET-‐MATHIEU, "L'articulation des réglementations en matière de crédit hypothécaire" in E. BALATE, C. BIQUET-‐MATHIEU, en L.M. HENRION, Le droit du crédit. Contrôle judiciaire et droit applicable en matière de crédit hypothécaire, Diegem, Kluwer Editions Juridiques Belgique, 1995, nr. 24; K. BYTTEBIER, Handboek Financieel Recht, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1995, nr. 545; E. CASIER, "Commentaar bij art. 2 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2010, a`l. 32, 103-‐110, nr. 1-‐10; G. JAKHIAN, Le crédit hypothécaire: Examen de la loi du 4 août 1992, Brussel, Larcier, 1994, nr. 5; P. SOURBRON, "Aan de wet onderworpen kredietovereenkomsten" in D. MEULEMANS, G. SCHEPERS (eds.), De nieuwe Wet op het Hypothecair Krediet in Reeks Notariële Praktijkstudies, Deurne, Kluwer Rechtswetenschappen België, 1993, nr. 18; E. WYMEERSCH, "Aspecten van het hypothecair krediet naar huidig en toekomstig recht" in M. DE BRUYN, E. VAN TRICHT, H. VERSCHRAEGEN, H. VAN OVERLOOP, L. LAMOT en E. WYMEERSCH, Kredietverlening en hypotheekleningen, Deurne, Kluwer, 1992, nr. 43. 40 Art. 2, 1° Wet Hypothecair Krediet; C. BIQUET-‐MATHIEU, "Le champ d'application de la loi sur le crédit hypothécaire et son articulation avec la loi sur le crédit à la consommation" in C. BIQUET-‐MATHIEU en E. TERRYN (eds.), Hypothecair krediet -‐ Crédit hypothécaire, Brugge, Die Keure, 2010, nr. 49-‐56 en 58. 41 Art. 2, 1° Wet Hypothecair Krediet; C. BIQUET-‐MATHIEU, "Le champ d'application de la loi sur le crédit hypothécaire et son articulation avec la loi sur le crédit à la consommation" in C. BIQUET-‐MATHIEU en E. TERRYN (eds.), Hypothecair krediet -‐ Crédit hypothécaire, Brugge, Die Keure, 2010, nr. 59. 42 Art. 2, 2° Wet Hypothecair Krediet; C. BIQUET-‐MATHIEU, "Le champ d'application de la loi sur le crédit hypothécaire et son articulation avec la loi sur le crédit à la consommation" in C. BIQUET-‐MATHIEU en E. TERRYN (eds.), Hypothecair krediet -‐ Crédit hypothécaire, Brugge, Die Keure, 2010, nr. 60. 43 Art. 2, 3° Wet Hypothecair Krediet; C. BIQUET-‐MATHIEU, "Le champ d'application de la loi sur le crédit hypothécaire et son articulation avec la loi sur le crédit à la consommation" in C. BIQUET-‐MATHIEU en E. TERRYN (eds.), Hypothecair krediet -‐ Crédit hypothécaire, Brugge, Die Keure, 2010, nr. 61; D. MICHIELS en T. VAN SINAY, Notarieel Vastgoedrecht, Leuven, VRG, 2013, nr. 564. 44 Art. 2, 4° Wet Hypothecair Krediet; C. BIQUET-‐MATHIEU, "Le champ d'application de la loi sur le crédit hypothécaire et son articulation avec la loi sur le crédit à la consommation" in C. BIQUET-‐MATHIEU en E. TERRYN (eds.), Hypothecair krediet -‐ Crédit hypothécaire, Brugge, Die Keure, 2010, nr. 62.
9
2. 1. 2. d. Houdt hypothecair krediet hier op? 15. Uit deze korte uiteenzetting blijkt dat het Wetboek Economisch Recht en de Wet Hypothecair Krediet vooral een toepassingsgebied hebben dat zich toespitst op een heel concrete situatie, nl. de situatie waarbij een natuurlijke persoon met een (hoofdzakelijk) particulier oogmerk een krediet aangaat voor de verwerving of het behoud van een onroerend goed. Dit is eigenlijk vrij eng. Het WER en de Wet Hypothecair Krediet maken immers duidelijk dat het hypothecair karakter van het krediet slechts één voorwaarde is om onder het toepassingsgebied van de wet te vallen. Er zijn zekere andere situaties denkbaar waarbij een rechtsonderhorige een krediet zou aangaan die gewaarborgd is op één van de vijf manieren vermeld in art. I.9, 53° WER en art. 2 Wet Hypothecair Krediet. 16. In deze masterscriptie zijn we echter vooral op zoek naar gereguleerde vormen van hypothecair krediet, waarbij door de wetgeving de rentevoeten worden gereglementeerd. Buiten deze wet kunnen uiteraard andere kredieten worden aangegaan die door een hypotheek of één van de andere geviseerde waarborgen worden gedekt. Men kan hierbij denken aan professionele kredieten. Zo is de Wet Laruelle-‐Geens voor de `inanciering van KMO's bijvoorbeeld een speci`ieke wet voor kredieten. In deze wet worden de rentevoeten echter niet speci`iek gereguleerd. Dit leidt ons tot een belangrijke vraag: waarom zou de wetgever beslissen om de kredietverlening in bepaalde gevallen aan banden te leggen? Het blijkt al uit het toepassingsgebied dat de wetgever met de regelgeving omtrent het Hypothecair Krediet een consumentenbeschermend oogmerk had.45 2. 2. De invloed van de Europese Unie inzake hypothecair krediet 17. Ook de Europese Unie heeft interesse in het hypothecair krediet. In de rechtsleer wordt vaak verwezen naar de Richtlijn Hypothecair Krediet.46 Deze richtlijn heeft een consumentenbeschermend oogmerk.47 Artikel 3 van de richtlijn bevestigt meteen dat het hypothecair krediet ruimer is dan hetgeen in de Belgische wet vervat is. Hierin wordt het 45 P. SOURBRON, "Het dingend karakter van de wet. Overzicht van de sancties" in D. MEULEMANS, G. SCHEPERS (eds.),
De nieuwe Wet op het Hypothecair Krediet in Reeks Notariële Praktijkstudies, Deurne, Kluwer Rechtswetenschappen België, 1993, nr. 1. 46 Richtlijn 2014/17/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen en tot wijziging van de Richtlijnen 2008/48/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010, Pb.L. 28 februari 2014, a`l. 60, 34; Hierna: Richtlijn Hypothecair Krediet. 47 Consideransen 6, 10, 11 en 15 Richtlijn Hypothecair Krediet.
10
toepassingsgebied van de richtlijn afgebakend. De richtlijn zou enerzijds van toepassing zijn op "kredietovereenkomsten die gewaarborgd worden door een hypotheek of door een in een lidstaat gebruikelijke andere vergelijkbare zekerheid op voor bewoning bestemde onroerende goederen, of gewaarborgd worden door een recht op voor bewoning bestemde onroerende goederen." Anderzijds op "kredietovereenkomsten voor het verkrijgen of het behouden van eigendomsrechten betreffende grond of een bestaand of gepland gebouw". Hierdoor koppelt men de aard van de zekerheid los van de bestemming van het krediet in tegenstelling tot het Belgisch recht. Hieruit is af te leiden dat de Belgische wetgever een enger toepassingsgebied heeft genomen dan het toepassingsgebied van de Europese richtlijn. Er is sprake van een minimumharmonisatie in de richtlijn op dit vlak, waardoor men de bescherming voor minstens dat toepassingsgebied moet garanderen en men bovendien nog verder mag gaan in de bescherming.48 Het engere toepassingsgebied in de Belgische wetgeving leidt net tot een minder ruime bescherming aangezien ze in minder situaties van toepassing is. De Belgische wetgever zal de wetgeving hieraan moeten aanpassen. 18. De richtlijn beperkt, net als in de WER, het toepassingsgebied tot de overeenkomsten waarbij consumenten betrokken zijn. De Europese wetgever heeft hierbij gekozen voor een verwijzing naar de richtlijn consumentenkrediet.49 De consument in de zin van de richtlijn hypothecair krediet is dus een natuurlijk persoon die bij het aangaan van een hypothecair krediet handelt voor doeleinden die buiten zijn bedrijfs-‐ of beroepsactiviteiten vallen. Hierbij lijkt een beperkt professionele bestemming wel mogelijk.50 De Europese wetgever sluit zich hiermee aan bij de Belgische wetgeving van na de wet van 24 maart 200351, toen een beperkt professionele bestemming van het krediet wel onder de noemer van het hypothecair krediet kwam.52 Waarschijnlijk mede onder invloed van deze Europese richtlijn heeft de Belgische wetgever ook het begrip "consument" opgenomen in het WER. Hier stond de Belgische wetgever eigenlijk verder dan de Europese wetgeving en rechtspraak door een iets ruimere
48 Art. 2, lid 1 Richtlijn Hypothecair Krediet. Bepaalde aspecten zijn onderhevig aan een maximumharmonisatie.
Zie art. 2, lid 2 Richtlijn Hypothecair Krediet. 49 Art. 4, 1° Richtlijn Hypothecair Krediet jo. art. 3, a) Richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van Richtlijn 87/102/EEG van de Raad, Pb.L. 22 mei 2008, a`l. 133, 66 (hierna: Richtlijn Consumentenkrediet). 50 Considerans 12 Richtlijn Hypothecair Krediet. Hierbij moet het handels-‐, bedrijfs-‐ of beroepsoogmerk zo beperkt zijn dat het binnen de globale context van de overeenkomst niet overheerst. 51 Zie art. 83 Wet 24 maart 2003 tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet , BS 2 mei 2003. 52 C. BIQUET-‐MATHIEU, "Le champ d'application de la loi sur le crédit hypothécaire et son articulation avec la loi sur le crédit à la consommation" in C. BIQUET-‐MATHIEU en E. TERRYN (eds.), Hypothecair krediet -‐ Crédit hypothécaire, Brugge, Die Keure, 2010, nr. 26.
11
bescherming te bieden. Het arrest Gruber en de richtlijn vullen de gemengde bestemming wel heel beperkt in. Door de minimumharmonisatie was deze aanpassing geenszins nodig. 2. 3. Met welk rechtsstelsel zal de regulering van rentevoeten worden vergeleken? -‐ Territoriale a`bakening van het onderzoek 19. Gelet op de rechtsvergelijkende invalshoek van deze masterproef, is het noodzakelijk aan te duiden welk buitenlands rechtsstelsel behandeld zal worden. Uit het toepassingsgebied van de Belgische wetgeving en de Europese richtlijn kunnen we opmaken dat er twee aspecten zijn aan het "hypothecair krediet". Enerzijds is er het aspect van de vestiging van een zekerheid op een onroerend goed, dat eerder verbonden is aan de aard van de overeenkomst. Anderzijds is er de bestemming, nl. het verwerven of behouden van zakelijke rechten op een onroerend goed dat (hoofdzakelijk) bestemd is voor de bewoning door particulieren of consumenten. Daarom zal de focus in de rechtsvergelijking liggen op gelijkaardige `iguren, nl. een krediet gewaarborgd door een hypotheek en anderzijds de woonkredieten. Beide hebben een beschermingsoogmerk voor consumenten. 20. Het is echter niet eenvoudig gelijkaardige regelingen te vinden in het buitenland door de grote verschillen tussen de nationale wetgevingen.53 In tegenstelling tot België hebben niet alle landen ervoor geopteerd om, naast de regeling voor het consumentenkrediet, een speci`ieke regeling voor hypothecaire kredietovereenkomsten met consumenten in te voeren.54 21. Een land dat dit wel heeft gedaan is Frankrijk met de invoering van het 'crédit immobilier' in de Code de la consommation.55 Dit wordt in de wet als volgt omschreven:
53 E. VAN DEN HAUTE, Harmonisation européenne du crédit hypothécaire: Perspectives de droit comparé, de droit
international privé et de droit européen, Brussel, Bruylant, 2010, nr. 224. 54 E. VAN DEN HAUTE, Harmonisation européenne du crédit hypothécaire: Perspectives de droit comparé, de droit international privé et de droit européen, Brussel, Bruylant, 2010, nr. 224. 55 Zie ook: Loi n°79-‐596 du 13 juillet 1979 relative à l'information et à la protection des emprunteurs dans le domaine immobilier, http://legifrance.gouv.fr/af`ichTexte.do?cidTexte=JORFTEXT000000886678 (hierna: Loi Crédit Immobilier); T. BONNEAU, Droit bancaire, Parijs, LGDJ, 2013, nr. 840; J. CALAIS-‐AULOY en H. TEMPLE, Droit de la consommation, Parijs, Dalloz, 2010, nr. 419; C. GAVALDA en J. STOUFFLET, Droit bancaire, Parijs, LexisNexis, 2010, nr. 839-‐840; D. MAZEAUD en S. PIEDELIÈVRE, Crédit immobilier (commercial) in Répertoire Droit Immobilier, Parijs, Dalloz, 2014, nr. 6; Y. PICOD en H. DAVO, Droit de la consommation, Dalloz, Paris, 2010, nr. 464; S. PIEDELIÈVRE, Droit de la Consommation, Parijs, Economica, 2008, nr. 344.
12
"Leningen die op gebruikelijke basis worden verleend door elke natuurlijke of rechtspersoon, wat hun kwaliXicatie of techniek ook moge zijn, met het oog op het Xinancieren van: 1° met betrekking tot onroerende goederen die een bestemming tot bewoning of bewonings-‐ en professionele bestemming hebben: a) hun verwerving in eigendom of het intekenen op of aankopen van aandelen van vennootschappen die toegang geven tot hun aanwijzing in eigendom. Daarin zijn ook inbegrepen de handelingen die het herstel, de verbetering of onderhoud van een dergelijk onroerend goed beogen. b) hun verwerving in genot of het intekenen op of aankopen van aandelen van vennootschappen die toegang geven tot hun aanwijzing in genot. Daarin zijn ook inbegrepen de handelingen die het herstel, de verbetering of onderhoud van een dergelijk onroerend goed beogen. c) de uitgaven gerelateerd aan het herstel, de verbetering of het onderhoud van onroerende goederen, indien het kredietbedrag meer dan 75.000 euro bedraagt.56 d) de uitgaven gerelateerd aan de bouw van onroerende goederen 2° De aankoop van terreinen met als bestemming het bouwen van onroerende goederen als bedoeld onder 1°."57 22. Ondanks dat deze regeling zich bevindt in de Franse consumentenwetgeving bij uitstek, is het toepassingsgebied niet zo beperkt als het nieuwe Belgische toepassingsgebied. Daarenboven wordt 'consument' nooit vermeld in de wet.58 Ze heeft immers ook een gemengde bestemming59 van het goed waarvoor het krediet wordt aangegaan voor ogen. De bestemming tot bewoning mag hierbij niet louter accessoir zijn.60 In de praktijk probeerde men echter ook kredieten voor louter commerciële onroerende goederen onder deze wetgeving te brengen. Het Hof van Cassatie heeft echter besloten dat de wet dan niet van
56 Indien de kosten minder dan 75.000 euro zijn, dan is de regeling betreffende het consumentenkrediet van
toepassing (art. L.311-‐1-‐L.315-‐11 Code de la consommation). Hierbij wordt aldus niet gekeken naar het kredietbedrag, maar naar de kosten die gelinkt zijn aan het herstel, de verbetering of het onderhoud. Zie: Cass. fr. 1e Civ. 15 december 1993, Recueil Dalloz 1994, 217; J. CALAIS-‐AULOY en H. TEMPLE, Droit de la consommation, Parijs, Dalloz, 2010, nr. 419; Y. PICOD en H. DAVO, Droit de la consommation, Dalloz, Paris, 2010, nr. 464. 57 Vrije vertaling van art. L312-‐2 Code de la consommation. 58 D. MAZEAUD en S. PIEDELIÈVRE, Crédit immobilier (commercial) in Répertoire Droit Immobilier, Parijs, Dalloz, 2014, nr. 13. 59 Zowel een bestemming tot bewoning als een professionele bestemming. Zie: D. MAZEAUD en S. PIEDELIÈVRE, Crédit immobilier (commercial) in Répertoire Droit Immobilier, Parijs, Dalloz, 2014, nr. 15. 60 J. CALAIS-‐AULOY en H. TEMPLE, Droit de la consommation, Parijs, Dalloz, 2010, nr. 419; D. MAZEAUD en S. PIEDELIÈVRE, Crédit immobilier (commercial) in Répertoire Droit Immobilier, Parijs, Dalloz, 2014, nr. 15.
13
toepassing is,61 behalve indien de partijen vrijwillig de wet van toepassing hebben gemaakt op hun overeenkomst.62 Daarentegen mag men net als in België als consument onroerende goederen kopen met het oog op de verhuring ervan, zolang het onroerend goed minstens hoofdzakelijk tot bewoning bestemd is.63 23. Er zijn nog een aantal verschillen met de Belgische regelgeving. Ten eerste kan een dergelijk krediet ook worden afgesloten door een rechtspersoon.64 Er worden echter twee uitzonderingen op het ruime toepassingsgebied gemaakt: nl. kredieten verstrekt aan rechtspersonen van publiek recht en kredieten om een beroepsactiviteit te `inancieren en dan vooral de beroepsactiviteit van een natuurlijk of een rechtspersoon die op een gebruikelijke wijze, zelfs bijkomstig aan een andere activiteit of in het kader van hun maatschappelijk doel, (on)gebouwde, (on)afgewerkte, collectieve of individuele onroerende goederen of gedeelten in eigendom of genot verschaffen.65 Ten tweede is een opvallend verschil met het Belgisch recht dat 'prêts' (of in het Nederlands: leningen) de juridische term is die de Code de la consommation hanteert voor alle kredietvormen in het kader van het 'crédit immobilier', waaronder ook kredietopeningen.66 Hierdoor zijn de gemeenrechtelijke regels die van toepassing zijn op 'prêts'67 ook van toepassing op het 'crédit immobilier', zolang de regels betreffende het 'crédit immobilier' in de Code de la consommation daarvan niet afwijken. Ten derde is het voor de toepasselijkheid van de wetgeving niet verplicht dat er sprake is van een hypotheek of van een andere zakelijke zekerheid op een onroerend goed. Desondanks worden 61
Cass. fr. 1e Civ. 10 februari 1993, n°91-‐12.382, http://www.legifrance.gouv.fr/af`ichJuriJudi.do? oldAction=rechJuriJudi&idTexte=JURITEXT000007030002&fastReqId=2079848000&fastPos=171; Cass. fr. 1e C i v. 2 0 m a a r t 2 0 0 7 , n ° 0 6 -‐ 1 3 . 8 8 4 , h t t p : / / w w w. l e g i f r a n c e . g o u v. f r / a f ` i c h J u r i J u d i . d o ? oldAction=rechJuriJudi&idTexte=JURITEXT000017826873&fastReqId=799233993&fastPos=1; C. GAVALDA en J. STOUFFLET, Droit bancaire, Parijs, LexisNexis, 2010, nr. 840; D. LEGEAIS, "Champ d'application des crédits immobiliers" (noot bij Cass. fr. 1e Civ., 20 maart 2007), RTD Com. 2007, p. 430; S. PIEDELIÈVRE, Droit de la Consommation, Parijs, Economica, 2008, nr. 346; C. RONDEY, "Crédit immobilier et avantages `iscaux ne font pas toujours bon ménage" (noot bij Cass. fr. 1e Civ., 20 maart 2007), Recueil Dalloz 2007, p. 1077; X., "L'emprunt destiné à `inancer l'acquisition de parts de sociétés construisant et aménageant un hôtel est à vocation commerciale", AJDI 2007, p. 399. 62 Cass. fr. 1e Civ., 2 oktober 2002, n° 99-‐18.467, http://www.legifrance.gouv.fr/af`ichJuriJudi.do? oldAction=rechJuriJudi&idTexte=JURITEXT000007044800&fastReqId=1343491007&fastPos=1; X., "Crédit immobilier : un champ d'application extensible", Recueil Dalloz 2002, p. 3012. 63 J. CALAIS-‐AULOY en H. TEMPLE, Droit de la consommation, Parijs, Dalloz, 2010, nr. 419; Y. PICOD en H. DAVO, Droit de la consommation, Dalloz, Paris, 2010, nr. 463. 64 Y. PICOD en H. DAVO, Droit de la consommation, Dalloz, Paris, 2010, nr. 464. 65 Art. L.312-‐3 Code de la consommation; art. 1 Loi Crédit Immobilier; J. CALAIS-‐AULOY en H. TEMPLE, Droit de la consommation, Parijs, Dalloz, 2010, nr. 419; D. MAZEAUD en S. PIEDELIÈVRE, Crédit immobilier (commercial) in Répertoire Droit Immobilier, Parijs, Dalloz, 2014, nr. 14; Y. PICOD en H. DAVO, Droit de la consommation, Dalloz, Paris, 2010, nr. 463; S. PIEDELIÈVRE, Droit de la Consommation, Parijs, Economica, 2008, nr. 345. 66 T. BONNEAU, Droit bancaire, Parijs, LGDJ, 2013, nr. 840; J. CALAIS-‐AULOY en H. TEMPLE, Droit de la consommation, Parijs, Dalloz, 2010, nr. 416.; D. MAZEAUD en S. PIEDELIÈVRE, Crédit immobilier (commercial) in Répertoire Droit Immobilier, Parijs, Dalloz, 2014, nr. 17. 67 Art. 1874-‐1914 Code Civil.
14
dergelijke kredieten uiteraard wel gewaarborgd door verschillende zekerheden.68 Ten laatste zou deze regeling van openbare orde zijn, terwijl de Belgische van dwingend recht zou zijn.69 Dit moet echter genuanceerd worden aangezien het Hof van Cassatie heeft geoordeeld dat de partijen er louter niet op voorhand van kunnen afwijken.70 Het is dus wel mogelijk de gevolgen van die regels te bevestigen, waardoor de regeling eerder van dwingende aard is.71 24. Ondanks de kleine verschillen lijken het consumentenbeschermend oogmerk72 en de focus op voor bewoning bestemde onroerende goederen ideale raakpunten om de regeling van de rentevoeten naar Frans recht te vergelijken met de Belgische. Daarnaast zal steeds de wetgeving van de Europese Unie verwerkt worden, gelet op de groeiende invloed van het EU-‐ recht op het hypothecair krediet. 3. Hoe worden rentevoeten naar Belgisch recht gereguleerd? 25. Voor een goed begrip van de regulering van rentevoeten naar Belgisch recht is het noodzakelijk om eerst een aantal essentiële begrippen te belichten, meer bepaald de soorten rentevoeten die gehanteerd worden bij het hypothecair krediet. Vervolgens wordt onderzocht hoe deze soorten rentevoeten gereguleerd worden. Hierbij zal een focus liggen op de inmenging van de wetgever in de concrete private rechtsverhouding tussen de kredietgever en de kredietnemer. Ten eerste denkt men aan het aantal opeenvolgende rentevoeten en de opeenvolging van verschillende rentevoeten binnen één overeenkomst. Ten tweede denkt men aan de grenzen van de variabiliteit van rentevoeten. Ten derde heeft dit ook betrekking op de mogelijke kortingen of ristorno's die de kredietgever aan zijn cliënt verleent. Van zeer groot belang is dat de vermelde regulering van rentevoeten uit de WER, net als in de Wet
68 J. CALAIS-‐AULOY en H. TEMPLE, Droit de la consommation, Parijs, Dalloz, 2010, nr. 416. 69 J. CALAIS-‐AULOY en H. TEMPLE, Droit de la consommation, Parijs, Dalloz, 2010, nr. 419. 70 Cass. fr. 1e Civ. 9 december 1997, RTD Civ. 1998, 670, noot J. MESTRE; J. CALAIS-‐AULOY en H. TEMPLE, Droit de la
consommation, Parijs, Dalloz, 2010, nr. 419. 71 J. CALAIS-‐AULOY en H. TEMPLE, Droit de la consommation, Parijs, Dalloz, 2010, nr. 419. 72 Art. L312-‐3-‐1 Code de la consommation; J. CALAIS-‐AULOY en H. TEMPLE, Droit de la consommation, Parijs, Dalloz, 2010, nr. 416 en 419.
15
Hypothecair Krediet van dwingend recht is.73 In het WER is het echter zo dat afwijkingen niet meer louter relatief nietig zijn. Onder invloed van het recht van de Europese Unie74 zijn strijdige bedingen nietig van rechtswege.75 Desondanks beoogt de nietigheid de bescherming van de zwakkere contractpartij, nl. de consument-‐kredietnemer, in de zin dat de nietigheid slechts intreedt indien de rechten van de consument worden ingeperkt of zijn verplichtingen verzwaard worden.76 Deze nietigheid zit aldus op de grens tussen de relatieve en de absolute nietigheid. 3. 1 Begrippenkader 3. 1. 1. Rentevoet 26. Rentevoet werd in de oude Wet Hypothecair Krediet omschreven als de "voet die uitgedrukt is in een percentage per jaar (of per periode)77, waartegen de intresten voor dezelfde periode berekend worden".78 In de rechtsleer werd dit, wegens haar tautologische aard, niet aanzien als een goede de`initie.79 Nu wordt hiervoor echter een andere term gehanteerd, nl. de
73 Art. 3 Wet Hypothecair Krediet; art. 7.II §4 WER; E. CASIER, "Commentaar bij art. 3 Wet Hypothecair Krediet",
Comm.Fin. 1994, a`l. 2, 2-‐3, nr. 1; P. D'HAEN en P. HEYMANS, Le crédit hypothécaire au logement réglementé en Belgique, Waterloo, Kluwer, 2009, p. 33-‐34; P. SOURBRON, "Het dingend karakter van de wet. Overzicht van de sancties" in D. MEULEMANS, G. SCHEPERS (eds.), De nieuwe Wet op het Hypothecair Krediet in Reeks Notariële Praktijkstudies, Deurne, Kluwer Rechtswetenschappen België, 1993, nr. 1-‐10; J. STUYCK en G. STRAETMANS, Financiële Diensten en de consument, Deurne, Kluwer, 1994, nr. 362; Pro memorie: Er zijn wel regels van toepassing op het hypothecair krediet onder de Wet Hypothecair Krediet die niet louter een particulier belang beschermen, maar ook een algemeen belang. Het gaat hierbij om de bepalingen die bij overtreding strafrechtelijk gesanctioneerd worden. Dit zijn echter geen artikelen die op de regulering van rentevoeten van toepassing zijn, zie: E. CASIER, "Commentaar bij art. 3 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 1994, a`l. 2, 3-‐4, nr. 2-‐4; P. SOURBRON, "Het dwingend karakter van de wet. Overzicht van de sancties" in D. MEULEMANS, G. SCHEPERS (eds.), De nieuwe Wet op het Hypothecair Krediet in Reeks Notariële Praktijkstudies, Deurne, Kluwer Rechtswetenschappen België, 1993, nr. 5-‐9; 74 Zie art. 41 Richtlijn Hypothecair Krediet: "Dwingend karakter van de richtlijn. De lidstaten dragen er zorg voor dat: a) de consument geen afstand kan doen van de rechten die hem worden toegekend krachtens het nationale recht die deze richtlijn omzetten; (…). Hiermee sluit de EU-‐wetgever de deur voor de consument om de relatieve nietigheid eventueel te bevestigen. 75 Art. 7.II §4 WER. 76 art. 7.II §4 WER. 77 Art. 2 Wet van 13 maart 1998 tot wijziging van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet en tot wijziging van de wet van 13 april 1995 tot wijziging van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet, BS 19 april 1998, 10785. 78 Art. 4, 4° Wet Hypothecair Krediet; E. CASIER, "Commentaar bij art. 4 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 1999, a`l. 10, 17, nr. 5; M. DE BRUYN, "Het `inanciële aspect van verschillende leningen" in M. DE BRUYN, E. VAN TRICHT, H. VERSCHRAEGEN, H. VAN OVERLOOP, L. LAMOT en E. WYMEERSCH, Kredietverlening en hypotheekleningen, Deurne, Kluwer, 1992, p. 49; D. NOËL en R. DUVIVIER, "Les differentes formules de taux d'intérêt dans le cadre d'un crédit hypothécaire régi par la loi du 4 août 1992" in C. BIQUET-‐MATHIEU en E. TERRYN (eds.), Hypothecair krediet -‐ Crédit hypothécaire, Brugge, Die Keure, 2010, nr. 1. 79 G. JAKHIAN, Le crédit hypothécaire: Examen de la loi du 4 août 1992, Brussel, Larcier, 1994, nr. 64.
16
debetrentevoet.80 Hiermee is men beter in lijn met de Europese richtlijn.81 De debetrentevoet is "de rentevoet, uitgedrukt op jaarbasis en toegepast in een vast of veranderlijk percentage op het gedeelte van het kapitaal dat is opgenomen en berekend aan de hand van de elementen die de Koning aanduidt en op de wijze die Hij bepaalt (…)."82 Deze de`initie werd in de wet van 13 maart 1998 aangevuld, waardoor ristorno's bij hypothecair krediet niet langer mogelijk waren.83 Een gelijkaardige aanvulling is echter geenszins terug te vinden in het WER. Financieel gezien is rente de vergoeding die de kredietgever vraagt voor het lenen van geld aan de kredietnemer.84 Het is de prijs van de tijd en van het risico.85 Dit is te onderscheiden van interest, wat een vergoeding is die de kredietinstelling geeft aan degene die geld deponeert bij de kredietinstelling.86 3. 1. 2. Vaste rentevoet 27. Een vaste rentevoet wordt niet gede`inieerd onder de Wet Hypothecair Krediet, maar wel onder het WER. Een vaste debetrentevoet is namelijk "de debetrentevoet voorzien door een bepaling in de kredietovereenkomst waarbij de kredietgever en de consument voor de volledige duur van de kredietovereenkomst een enkele debetrentevoet of voor deeltermijnen verschillende debetrentevoeten overeenkomen waarvoor uitsluitend een vast speciXiek percentage wordt gebruikt".87 Uit deze de`initie volgt dat de vaste rentevoet moet vastliggen op het moment van de sluiting van de overeenkomst en niet kan herzien worden in de loop van het contract.88
80 Art. VII.127-‐129 WER. 81 Art. 4, 18° Richtlijn Hypothecair Krediet jo. art. 3, j) Richtlijn Consumentenkrediet. 82 Art. I.9, 44° WER. 83 Wet van 13 maart 1998 tot wijziging van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet en tot
wijziging van de wet van 13 april 1995 tot wijziging van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet, BS 19 april 1998, 10785; E. CASIER, "Commentaar bij art. 4 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 1999, a`l. 10, 19-‐21, nr. 9-‐13; E. CASIER, "Commentaar bij art. 8 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2013, a`l. 40, 163, nr. 6; P. D'HAEN en P. HEYMANS, Le crédit hypothécaire au logement réglementé en Belgique, Waterloo, Kluwer, 2009, p. 112; P. HEYMANS, Het gereglementeerd hypothecair woonkrediet in België, Mechelen, Kluwer, 2008, p. 61. 84 M. DE BRUYN, "Het `inanciële aspect van verschillende leningen" in M. DE BRUYN, E. VAN TRICHT, H. VERSCHRAEGEN, H. VAN OVERLOOP, L. LAMOT en E. WYMEERSCH, Kredietverlening en hypotheekleningen, Deurne, Kluwer, 1992, p. 7; S. PIEDELIÈVRE en E. PUTMAN, Droit bancaire, Parijs, Economica, 2011, nr. 396. 85 S. PIEDELIÈVRE en E. PUTMAN, Droit bancaire, Parijs, Economica, 2011, nr. 384. 86 M. DE BRUYN, "Het `inanciële aspect van verschillende leningen" in M. DE BRUYN, E. VAN TRICHT, H. VERSCHRAEGEN, H. VAN OVERLOOP, L. LAMOT en E. WYMEERSCH, Kredietverlening en hypotheekleningen, Deurne, Kluwer, 1992, p. 49. 87 Art. I.9,45° WER. 88 D. NOËL en R. DUVIVIER, "Les differentes formules de taux d'intérêt dans le cadre d'un crédit hypothécaire régi par la loi du 4 août 1992" in C. BIQUET-‐MATHIEU en E. TERRYN (eds.), Hypothecair krediet -‐ Crédit hypothécaire, Brugge, Die Keure, 2010, nr. 4 en 5.
17
3. 1. 3. Variabele rentevoet89 28. De wetgever heeft de variabele rentevoet niet gede`inieerd. Deze soort rentevoet werd pas toegelaten in België sinds de Wet Hypothecair Krediet van 1992.90 Deze mogelijkheid werd behouden door het WER.91 Ondanks het gebrek aan een de`initie is dit concept vrij duidelijk. Het is namelijk het tegenovergestelde van hetgeen de wet over de vaste rentevoet bepaalt. Mijns inziens is dit dus de debetrentevoet die voorzien wordt in de kredietovereenkomst waarbij de kredietnemer en de consument voor de volledige duur van de kredietovereenkomst één debetrentevoet overeenkomen, waarvoor een veranderlijk percentage wordt gebruikt. 3. 1. 4. Ristorno's 29. Er is sprake van een ristorno indien de kredietgever een deel van de periodieke door de kredietnemer in de uitvoering van de kredietovereenkomst verrichte betalingen aan hem teruggeeft.92 Dit teruggeven dient echter niet te letterlijk worden genomen, want de kredietgever zal deze rente gewoon niet innen.93 De ristorno kan voorkomen onder de vorm van een bepaald percentage dat wordt terugbetaald of onder de vorm van een vastgelegde
89 E. WYMEERSCH, "Aspecten van het hypothecair krediet naar huidig en toekomstig recht" in M. DE BRUYN, E. VAN
TRICHT, H. VERSCHRAEGEN, H. VAN OVERLOOP, L. LAMOT en E. WYMEERSCH, Kredietverlening en hypotheekleningen, Deurne, Kluwer, 1992, nr. 43. 90 Art. 7 Wet Hypothecair Krediet; E. CASIER, "Commentaar bij art. 7 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2013, a`l. 40, 156-‐157, nr. 1-‐2; P. D'HAEN en P. HEYMANS, Le crédit hypothécaire au logement réglementé en Belgique, Waterloo, Kluwer, 2009, p. 115; P. HEYMANS, Het gereglementeerd hypothecair woonkrediet in België, Mechelen, Kluwer, 2008, p. 64; G. JAKHIAN, Le crédit hypothécaire: Examen de la loi du 4 août 1992, Brussel, Larcier, 1994, nr. 91; D. MEULEMANS, "De variabiliteit van de hypothecaire rentevoet" in D. MEULEMANS en G. SCHEPERS (eds.), De nieuwe Wet op het Hypothecair Krediet, Deurne, Kluwer, 1993, nr. 1-‐8; D. MICHIELS en T. VAN SINAY, Notarieel Vastgoedrecht, Leuven, VRG, 2013, nr. 581-‐583; D. NOËL en R. DUVIVIER, "Les differentes formules de taux d'intérêt dans le cadre d'un crédit hypothécaire régi par la loi du 4 août 1992" in C. BIQUET-‐MATHIEU en E. TERRYN (eds.), Hypothecair krediet -‐ Crédit hypothécaire, Brugge, Die Keure, 2010, nr. 5. 91 Art. VII.127 WER. 92 M. BOGAERTS, Reducties en ristorno's op interest in het hypothecair krediet, Gent, Faculteit Rechtsgeleerdheid UGent, 2012, p. 7 en 10; E. CASIER, ”De wet van 13 maart 1998 tot wijziging van de wet op het hypothecair krediet. Een positieve balans voor de consument”, DCCR 1999, p. 135; E. CASIER, "Commentaar bij art. 4 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 1999, a`l. 10, 8-‐9, nr. 11; P. D'HAEN en P. HEYMANS, Le crédit hypothécaire au logement réglementé en Belgique, Waterloo, Kluwer, 2009, p. 136; G. JAKHIAN, Le crédit hypothécaire: Examen de la loi du 4 août 1992, Brussel, Larcier, 1994, nr. 112. Voor een cijfervoorbeeld, zie: P. HEYMANS, Het gereglementeerd hypothecair woonkrediet in België, Mechelen, Kluwer, 2008, p. 79; D. NOËL en R. DUVIVIER, "Les differentes formules de taux d'intérêt dans le cadre d'un crédit hypothécaire régi par la loi du 4 août 1992" in C. BIQUET-‐ MATHIEU EN E. TERRYN (eds.), Hypothecair krediet -‐ Crédit hypothécaire, Brugge, Die Keure, 2010, nr. 17. 93 E. CASIER, "Commentaar bij art. 4 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 1999, a`l. 10, 8-‐9, nr. 11; M. BOGAERTS, Reducties en ristorno's op interest in het hypothecair krediet, Gent, Faculteit Rechtsgeleerdheid UGent, 2012, p. 7.
18
som.94 De rentevoet zelf wordt niet aangetast door een ristorno, i.t.t. een reductie van rentevoet.95 Er is hierbij sprake van een beloningsoogmerk in hoofde van de kredietgever voor de stiptheid of trouw van de kredietnemer.96 3. 1. 5. Reducties of verminderingen 30. Een reductie daarentegen komt voor wanneer de kredietgever aan de kredietnemer bij de totstandkoming van de overeenkomst een vermindering toekent van de verschuldigde rentevoet.97 Zo zal de basisrentevoet met een aantal procespunten meteen verlaagd worden, waardoor men in feite meteen de rentevoet zelf aanpast.98 Deze vermindering kan ofwel tijdelijk zijn, ofwel gelden voor de ganse duur van de kredietovereenkomst.99 Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat tijdelijke verminderingen enkel toegelaten zijn bij vaste rentevoeten.100 Bij variabele rentevoeten kunnen enkel verminderingen voor de volledige contractduur worden toegelaten, aangezien er o.a. maar één veranderlijke rentevoet mag zijn en de reductie eigenlijk de rentevoet zelf aantast.101
94 P. D'HAEN en P. HEYMANS, Le crédit hypothécaire au logement réglementé en Belgique, Waterloo, Kluwer, 2009, p.
136. 95 D. NOËL en R. DUVIVIER, "Les differentes formules de taux d'intérêt dans le cadre d'un crédit hypothécaire régi par la loi du 4 août 1992" in C. BIQUET-‐MATHIEU EN E. TERRYN (eds.), Hypothecair krediet -‐ Crédit hypothécaire, Brugge, Die Keure, 2010, nr. 17. 96 E. CASIER, "Commentaar bij art. 4 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 1999, a`l. 10, 7, nr. 9; P. D'HAEN en P. HEYMANS, Le crédit hypothécaire au logement réglementé en Belgique, Waterloo, Kluwer, 2009, p. 136; G. JAKHIAN, Le crédit hypothécaire: Examen de la loi du 4 août 1992, Brussel, Larcier, 1994, nr. 112. 97 P. D'HAEN en P. HEYMANS, Le crédit hypothécaire au logement réglementé en Belgique, Waterloo, Kluwer, 2009, p . 136; G. JAKHIAN, Le crédit hypothécaire: Examen de la loi du 4 août 1992, Brussel, Larcier, 1994, nr. 112. Voor een cijfervoorbeeld, zie: E. CASIER, "Commentaar bij art. 4 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 1999, a`l. 10, 9, nr. 12; P. HEYMANS, Het gereglementeerd hypothecair woonkrediet in België, Mechelen, Kluwer, 2008, p. 78; D. NOËL en R. DUVIVIER, "Les differentes formules de taux d'intérêt dans le cadre d'un crédit hypothécaire régi par la loi du 4 août 1992" in C. BIQUET-‐MATHIEU EN E. TERRYN (eds.), Hypothecair krediet -‐ Crédit hypothécaire, Brugge, Die Keure, 2010, nr. 17. 98 M. BOGAERTS, Reducties en ristorno's op interest in het hypothecair krediet, Gent, Faculteit Rechtsgeleerdheid UGent, 2012, p. 7. 99 G. JAKHIAN, Le crédit hypothécaire: Examen de la loi du 4 août 1992, Brussel, Larcier, 1994, nr. 112. 100 E. CASIER, ”De wet van 13 maart 1998 tot wijziging van de wet op het hypothecair krediet. Een positieve balans voor de consument”, DCCR 1999, p. 139. 101 Art. 9 §1 Wet Hypothecair Krediet; E. CASIER, ”De wet van 13 maart 1998 tot wijziging van de wet op het hypothecair krediet. Een positieve balans voor de consument”, DCCR 1999, p. 137-‐139; M. BOGAERTS, Reducties en ristorno's op interest in het hypothecair krediet, Gent, Faculteit Rechtsgeleerdheid UGent, 2012, p. 7; E. CASIER, "Commentaar bij art. 9 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2002, a`l. 17, 126, 85; P. HEYMANS, Het gereglementeerd hypothecair woonkrediet in België, Mechelen, Kluwer, 2008, p. 81.
19
3. 2. De regulering van de vaste rentevoeten 3. 2. 1. Algemeen 31. De wetgever heeft buiten de de`initie eigenlijk niet veel regulering gecreëerd met betrekking tot de vaste debetrentevoet. De wet stelt enkel dat er één of meer vaste rentevoeten kunnen worden bedongen en dat deze rentevoeten dan gelden voor het gedeelte van de duur van de overeenkomst waarvoor ze bedongen is.102 32. Hierdoor zijn er in feite vier verschillende mogelijkheden om in een hypothecaire kredietovereenkomst enkel met vaste debetrentevoeten te werken.103 Ten eerste is het mogelijk om op de meest eenvoudige manier één vaste debetrentevoet voor de ganse duurtijd van het contract vast te leggen.104 Bv. een hypothecair krediet van 150.000,00 euro terug te betalen op twintig jaar, waarbij op het ganse bedrag een vaste debetrentevoet van 3,5% dient betaald te worden. Ten tweede kan men het geleende kapitaal onderverdelen in schijven waarbij men op de verschillende schijven verschillende vaste debetrentevoeten dient te betalen.105 Bv. een hypothecair krediet van 150.000,00 euro terug te betalen op twintig jaar waarbij op de schijf van 100.000,00 euro gedurende de ganse duur van de overeenkomst een vaste debetrentevoet van 3,5% dient betaald te worden en op de schijf van 50.000,00 euro een vaste debetrentevoet van 4,5%.
102 Art. 8 Wet Hypothecair Krediet; art. VII.127 WER. 103 E. CASIER, "Commentaar bij art. 8 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2013, a`l. 40, 162 nr. 2; P. D'HAEN en P.
HEYMANS, Le crédit hypothécaire au logement réglementé en Belgique, Waterloo, Kluwer, 2009, p. 114; P. HEYMANS, Het gereglementeerd hypothecair woonkrediet in België, Mechelen, Kluwer, 2008, p. 64; D. MEULEMANS, "De variabiliteit van de hypothecaire rentevoet" in D. MEULEMANS en G. SCHEPERS (eds.), De nieuwe Wet op het Hypothecair Krediet, Deurne, Kluwer, 1993, nr. 11; D. MEULEMANS, "IX.A. Hypothecair Krediet" in X., Onroerend Goed in de Praktijk, Deurne, Kluwer, IX.A.3 -‐6; D. MICHIELS en T. VAN SINAY, Notarieel Vastgoedrecht, Leuven, VRG, 2013, nr. 583. 104 E. CASIER, "Commentaar bij art. 8 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2013, a`l. 40, 162 nr. 1; P. D'HAEN en P. HEYMANS, Le crédit hypothécaire au logement réglementé en Belgique, Waterloo, Kluwer, 2009, p. 114-‐115; P. HEYMANS, Het gereglementeerd hypothecair woonkrediet in België, Mechelen, Kluwer, 2008, p. 64; D. MEULEMANS, "De variabiliteit van de hypothecaire rentevoet" in D. MEULEMANS en G. SCHEPERS (eds.), De nieuwe Wet op het Hypothecair Krediet, Deurne, Kluwer, 1993, nr. 11; D. MICHIELS en T. VAN SINAY, Notarieel Vastgoedrecht, Leuven, VRG, 2013, nr. 583. 105 E. CASIER, "Commentaar bij art. 8 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2013, a`l. 40, 162 nr. 2; P. D'HAEN en P. HEYMANS, Le crédit hypothécaire au logement réglementé en Belgique, Waterloo, Kluwer, 2009, p. 114-‐115; P. HEYMANS, Het gereglementeerd hypothecair woonkrediet in België, Mechelen, Kluwer, 2008, p. 64; D. MEULEMANS, "De variabiliteit van de hypothecaire rentevoet" in D. MEULEMANS en G. SCHEPERS (eds.), De nieuwe Wet op het Hypothecair Krediet, Deurne, Kluwer, 1993, nr. 11.
20
Ten derde kan men verschillende vaste rentevoeten bedingen die elkaar opvolgen in de tijd, waarbij men in de eerste periode een vaste debetrentevoet betaalt en vervolgens in de verdere periodes een andere vaste rentevoet.106 Bv. een hypothecair krediet van 150.000,00 euro terug te betalen op 20 jaar waarbij gedurende de eerste vijf jaar een vaste debetrentevoet van 3,5% dient betaald te worden, gedurende de volgende tien jaar een vaste debetrentevoet van 4% en gedurende de laatste vijf jaar een vaste debetrentevoet van 5%. Ten vierde kan men ook opteren voor een combinatie van het tweede en derde scenario, waarbij men de combinatie maakt van een splitsing van het kredietbedrag in schijven en van een splitsing in de duur van de overeenkomst.107 Bv. een hypothecair krediet van 150.000,00 euro terug te betalen op twintig jaar waarbij 100.000,00 euro wordt terugbetaald tegen een vaste debetrentevoet van 3,5% gedurende de eerste vijf jaar, tegen een vaste debetrentevoet van 4% gedurende de volgende tien jaar en tegen een vaste debetrentevoet van 4,5% gedurende de laatste vijf jaar. De andere schijf van 50.000,00 euro wordt terugbetaald tegen een vaste debetrentevoet van 4,5% gedurende de eerste vijf jaar, tegen een vaste debetrentevoet van 5% gedurende de volgende tien jaar en tegen een vaste debetrentevoet van 5,5% gedurende de laatste vijf jaar. 33. De wetgever laat de partijen dus toe te combineren tussen vaste rentevoeten. Op de vraag of het toegelaten is vaste en variabele rentevoeten te combineren, wordt later ingegaan.108 34. Wat echter niet toegelaten is bij het bedingen van een vaste rentevoet of eventuele reducties, is dat de kredietgever zich het recht zou voorbehouden de rechten en verplichtingen van de consument-‐kredietnemer eenzijdig te wijzigen.109 Dit is overigens van 106 E. CASIER, "Commentaar bij art. 8 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2013, a`l. 40, 162 nr. 3; P. D'HAEN en P.
HEYMANS, Le crédit hypothécaire au logement réglementé en Belgique, Waterloo, Kluwer, 2009, p. 114-‐115; P. HEYMANS, Het gereglementeerd hypothecair woonkrediet in België, Mechelen, Kluwer, 2008, p. 62; D. MEULEMANS, "De variabiliteit van de hypothecaire rentevoet" in D. MEULEMANS en G. SCHEPERS (eds.), De nieuwe Wet op het Hypothecair Krediet, Deurne, Kluwer, 1993, nr. 11; D. MICHIELS en T. VAN SINAY, Notarieel Vastgoedrecht, Leuven, VRG, 2013, nr. 583. 107 E. CASIER, "Commentaar bij art. 8 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2013, a`l. 40, 162, nr. 4; P. D'HAEN en P. HEYMANS, Le crédit hypothécaire au logement réglementé en Belgique, Waterloo, Kluwer, 2009, p. 114; P. HEYMANS, Het gereglementeerd hypothecair woonkrediet in België, Mechelen, Kluwer, 2008, p. 62; D. MEULEMANS, "De variabiliteit van de hypothecaire rentevoet" in D. MEULEMANS en G. SCHEPERS (eds.), De nieuwe Wet op het Hypothecair Krediet, Deurne, Kluwer, 1993, nr. 11. 108 cf. infra randnummer 60-‐61. 109 Art. VII. 134 WER; art. 15 Wetboek Hypothecair Krediet; E. CASIER, "Commentaar bij art. 15 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2013, a`l. 40, 2-‐8, nr. 1-‐11; D. MEULEMANS, "IX.A. Hypothecair Krediet" in X., Onroerend Goed in de Praktijk, Deurne, Kluwer, IX.A.7-‐1.
21
toepassing op alle hypothecaire kredieten met een variabele rentevoet. Omtrent een aanpassing van de rentevoeten dient er dus altijd een wederzijdse overeenstemming te zijn.110 3. 2. 2. Het toepassen van ristorno's of reducties op vaste rentevoeten 35. Zoals reeds vermeld111 heeft de wet van 13 maart 1998 onrechtstreeks de mogelijkheid voor kredietgevers om ristorno's uit te keren verboden, waardoor vanaf dan elke vermindering of verhoging van de kost van het krediet moest geïntegreerd worden in de rentevoet.112 Tot dan werden deze toegelaten, zelfs onder het K.B. nr. 225.113 De ratio legis om ristorno's te verbieden is o.a. het gebrek aan transparantie van deze techniek.114 Het door de kredietnemer verschuldigde bedrag kan immers verschillen naargelang een ristorno of een reductie van eenzelfde percentage wordt toegepast.115 Onder de nieuwe regeling in het WER is echter de zinsnede niet opgenomen dat deze vermindering of vermeerdering moet geïntegreerd worden in de kredietkost. Dit kan ons leiden tot de conclusie dat ristorno's weer toegelaten zouden zijn onder het WER. Volgens mij is het verbod op ristorno's echter impliciet vervat in art. VII. 123 § 2 WER. Ondanks dat deze afdeling van de WER betrekking heeft op de reclame en de kosten, lijkt het mogelijk uit dit artikel af te leiden dat er enkel sprake kan zijn van verminderingen en vermeerderingen van de debetrentevoet zelf. De prospectus van het hypothecair krediet dient immers alle eventuele verminderingen en vermeerderingen van de rentevoet te bevatten.116 Desondanks is dit wel een minder doorslaggevend element dan de vroegere bepaling in art. 4, 4° Wet Hypothecair Krediet, waardoor eventuele verheldering door de wetgever of de rechtspraak af te wachten is.
110 E. CASIER, "Commentaar bij art. 15 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2013, a`l. 40, 3-‐4, nr. 2. 111 cf. supra randnummer 29. 112 Art. 4, 4° Wet Hypothecair Krediet; E. CASIER, "Commentaar bij art. 4 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin.
1999, a`l. 10, 9, nr. 13; P. HEYMANS, Het gereglementeerd hypothecair woonkrediet in België, Mechelen, Kluwer, 2008, p. 77; D. NOËL en R. DUVIVIER, "Les differentes formules de taux d'intérêt dans le cadre d'un crédit hypothécaire régi par la loi du 4 août 1992" in C. BIQUET-‐MATHIEU en E. TERRYN (eds.), Hypothecair krediet -‐ Crédit hypothécaire, Brugge, Die Keure, 2010, nr. 19. 113 P. HEYMANS, Het gereglementeerd hypothecair woonkrediet in België, Mechelen, Kluwer, 2008, p. 77. 114 Verslag Kamercommissie, Parl. St. Kamer, 1996-‐1997, nr. 946/8, 20. 115 M. BOGAERTS, Reducties en ristorno's op interest in het hypothecair krediet, Gent, Faculteit Rechtsgeleerdheid UGent, 2012, p. 13-‐14; E. CASIER, ”De wet van 13 maart 1998 tot wijziging van de wet op het hypothecair krediet. Een positieve balans voor de consument”, DCCR 1999, p. 135. Voor cijfervoorbeelden zie: P. HEYMANS, Het gereglementeerd hypothecair woonkrediet in België, Mechelen, Kluwer, 2008, p. 79-‐80; D. NOËL en R. DUVIVIER, "Les differentes formules de taux d'intérêt dans le cadre d'un crédit hypothécaire régi par la loi du 4 août 1992" in C. BIQUET-‐MATHIEU en E. TERRYN (eds.), Hypothecair krediet -‐ Crédit hypothécaire, Brugge, Die Keure, 2010, p. 216-‐218. 116 Art. VII. 123 § 2 WER.
22
36. Betreffende de tijdelijkheid van de verminderingen dient herhaald te worden dat dit door de wetgever toegelaten is bij vaste rentevoeten.117 Daarnaast is het ook mogelijk om voorwaardelijke verminderingen toe te staan, ondanks het feit dat er lange tijd werd opgeworpen dat dit in strijd zou kunnen zijn met het verbod op gezamenlijk aanbod uit het toenmalige art. 54 WHP.118 Eerst werd dit al aanvaard door het Hof van Cassatie.119 Nu wordt dit verbod in het WER opgeheven waardoor dit probleem van de baan lijkt.120 Ook lijkt art. VII. 128 §1 6° lid 2 WER de mogelijkheid van een voorwaardelijke vermindering te aanvaarden, wat echter enkel voor de veranderlijke rentevoet geldt. Aangezien er echter geen limiet staat op het aantal vaste rentevoeten in een overeenkomst, hoeft het geen betoog dat voorwaardelijke verminderingen ook bij vaste rentevoeten toegelaten zijn. Art. I.9, 45° WER lijkt echter mogelijk roet in het eten te gooien door te bepalen dat voor deeltermijnen verschillende debetrentevoeten overeengekomen kunnen worden waarvoor uitsluitend een vast speci`iek percentage wordt gebruikt. Kan er immers nog sprake zijn van een 'vast speci`iek percentage', indien er sprake is van een voorwaardelijke vermindering en in een bepaalde deeltermijn de voorwaarde niet langer wordt nagekomen?
3. 3. De regulering van variabele rentevoeten 3. 3. 1. Algemeen 37. De variabele rentevoet werd, op vraag van de kredietgevers, voor het eerst in België toegelaten met de invoering van de Wet Hypothecair Krediet, meer bepaald met de invoering van art. 7 en 9 Wet Hypothecair Krediet.121 De vraag van de kredietgevers kwam er om het 117 cf. supra randnummer 32. 118 E. CASIER, ”De wet van 13 maart 1998 tot wijziging van de wet op het hypothecair krediet. Een positieve balans
voor de consument”, DCCR 1999, p. 139-‐148; E. CASIER, "Commentaar bij art. 19 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2003, a`l. 19, 7-‐22, nr. 3-‐6; P. HEYMANS, Het gereglementeerd hypothecair woonkrediet in België, Mechelen, Kluwer, 2008, p. 81-‐82. 119 D. MICHIELS en T. VAN SINAY, Notarieel Vastgoedrecht, Leuven, VRG, 2013, nr. 589. 120 Art. VI.80 WER. 121 C. BIQUET-‐MATHIEU, "L'articulation des réglementations en matière de crédit hypothécaire" in E. BALATE, C. BIQUET-‐MATHIEU, en L.M. HENRION, Le droit du crédit. Contrôle judiciaire et droit applicable en matière de crédit hypothécaire, Diegem, Kluwer Editions Juridiques Belgique, 1995, nr. 5; D. MEULEMANS, "De variabiliteit van de hypothecaire rentevoet" in D. MEULEMANS en G. SCHEPERS (eds.), De nieuwe Wet op het Hypothecair Krediet, Deurne, Kluwer, 1993, nr. 1-‐5; D. MEULEMANS, "IX.A. Hypothecair Krediet" in X., Onroerend Goed in de Praktijk, Deurne, Kluwer, IX.A.3-‐7; D. MICHIELS en T. VAN SINAY, Notarieel Vastgoedrecht, Leuven, VRG, 2013, nr. 584; D. NOËL en R. DUVIVIER, "Les differentes formules de taux d'intérêt dans le cadre d'un crédit hypothécaire régi par la loi du 4 août 1992" in C. BIQUET-‐MATHIEU en E. TERRYN (eds.), Hypothecair krediet -‐ Crédit hypothécaire, Brugge, Die Keure, 2010, nr. 5; J. STUYCK en G. STRAETMANS, Financiële Diensten en de consument, Deurne, Kluwer, 1994, nr. 361 en 369; E. VAN DEN HAUTE, Harmonisation européenne du crédit hypothécaire: Perspectives de droit comparé, de droit international privé et de droit européen, Brussel, Bruylant, 2010, nr. 268.
23
hoofd te kunnen bieden aan een stijging van hun kosten tijdens de duur van de overeenkomst.122 De kredietgevers lenen immers zelf geld op de kapitaalmarkten om de kredieten ter beschikking te stellen van de kredietnemer, waardoor een stijging van de rentestand op de interbancaire kapitaalmarkt uiteraard een signi`icante kostenstijging voor de kredietgevers kan inhouden.123 Daarom rekenen de kredietgevers, indien er een vaste rentevoet was bedongen, vaak een risicopremie in. Tijdens de overeenkomst kan immers niet meer geraakt worden aan de vaste rentevoet.124 Het wegvallen van deze risicopremie kan ook zeker in het voordeel van de consument spelen. Niet alleen de vraag van de Belgische kredietinstellingen, maar ook hun algemene concurrentiepositie op de Europese markt en het feit dat de variabele rentevoet in de rest van de Europese Unie al was toegelaten, noopten de wetgever tot ingrijpen.125 Uiteraard kon men niet zomaar de kredietgevers de vrije loop laten en werd er een vrij stringente regeling opgelegd met betrekking tot de variabele rentevoeten. Zo werd een balans gevonden tussen de vrijheid in het gebruik van `inanciële technieken en de consumentenbescherming.126 38. Art. 9 van de Wet Hypothecair Krediet heeft twee versies gekend, nl. degene die van toepassing was op kredietovereenkomsten gesloten voor 1 september 1998 en degene die van toepassing was op kredietovereenkomsten gesloten vanaf 1 september 1998127 tot de inwerkingtreding van art. VII.128 WER. De gelijkenissen en verschillen tussen de regeling voor en na 1998 zijn reeds uitvoerig besproken in de rechtsleer.128 Daarom zal in deze
122 D. MEULEMANS, "De variabiliteit van de hypothecaire rentevoet" in D. MEULEMANS en G. SCHEPERS (eds.), De
nieuwe Wet op het Hypothecair Krediet, Deurne, Kluwer, 1993, nr. 6-‐8; D. NOËL en R. DUVIVIER, "Les differentes formules de taux d'intérêt dans le cadre d'un crédit hypothécaire régi par la loi du 4 août 1992" in C. BIQUET-‐ MATHIEU en E. TERRYN (eds.), Hypothecair krediet -‐ Crédit hypothécaire, Brugge, Die Keure, 2010, nr. 5. 123 D. NOËL en R. DUVIVIER, "Les differentes formules de taux d'intérêt dans le cadre d'un crédit hypothécaire régi par la loi du 4 août 1992" in C. BIQUET-‐MATHIEU en E. TERRYN (eds.), Hypothecair krediet -‐ Crédit hypothécaire, Brugge, Die Keure, 2010, nr. 5. 124 D. NOËL en R. DUVIVIER, "Les differentes formules de taux d'intérêt dans le cadre d'un crédit hypothécaire régi par la loi du 4 août 1992" in C. BIQUET-‐MATHIEU en E. TERRYN (eds.), Hypothecair krediet -‐ Crédit hypothécaire, Brugge, Die Keure, 2010, nr. 5. 125 Memorie van toelichting bij het Wetsontwerp op het Hypothecair Krediet, Parl. St. Kamer 1990-‐1991, nr. 1742/1, p. 6. 126 Memorie van toelichting bij het Wetsontwerp op het Hypothecair Krediet, Parl. St. Kamer 1990-‐1991, nr. 1742/1, p. 6. 127Art. 2 Wet van 13 maart 1998 tot wijziging van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet en tot wijziging van de wet van 13 april 1995 tot wijziging van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet, BS 19 april 1998, 10785. 128 E. CASIER, "Commentaar bij art. 9 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2002, a`l. 17, 126, 85. nr. 5-‐68; P. D'HAEN en P. HEYMANS, Le crédit hypothécaire au logement réglementé en Belgique, Waterloo, Kluwer, 2009, p. 119-‐132; P. HEYMANS, Het gereglementeerd hypothecair woonkrediet in België, Mechelen, Kluwer, 2008, p. 68-‐73; D. NOËL en R. DUVIVIER, "Les differentes formules de taux d'intérêt dans le cadre d'un crédit hypothécaire régi par la loi du 4 août 1992" in C. BIQUET-‐MATHIEU en E. TERRYN (eds.), Hypothecair krediet -‐ Crédit hypothécaire, Brugge, Die Keure, 2010, nr. 6-‐15.
24
masterproef de huidige regeling uit het WER worden uiteengezet. Bij een vergelijking van de tekst van de Wet Hypothecair Krediet en het WER valt meteen op dat de regeling in feite exact hetzelfde is gebleven. Uiteraard wordt in het WER de nieuwe nummering en nieuwe terminologie van dit wetboek gehanteerd (nl. debetrentevoet i.p.v. rentevoet en consument i.p.v. kredietnemer) maar dit verandert inhoudelijk niets. Daarom zullen mijns inziens ook de geldende inzichten uit de rechtsleer omtrent dit artikel nog steeds een correct beeld geven over de interpretatie van dit artikel. 3. 3. 2. Eén variabele rentevoet per kredietovereenkomst129 39. Indien de partijen een variabele rentevoet bedingen in de kredietovereenkomst, mag er slechts één variabele rentevoet bedongen worden voor de ganse duur van de overeenkomst.130 Dit heeft uiteraard gevolgen met betrekking tot de twee mogelijke dimensies die ook terugkwamen in de tweede en derde mogelijkheid bij vaste rentevoeten.131 Het gevolg van het artikel is namelijk dat het enerzijds verboden is om verschillende veranderlijke rentevoeten voor verschillende schijven van het kredietbedrag te hanteren en dat het anderzijds onmogelijk is om meerdere variabele rentevoeten gespreid in de tijd te bedingen door bv. tijdelijke verminderingen te geven of door andere modaliteiten te hanteren gedurende de looptijd van de kredietovereenkomst.132 3. 3. 3. De rentevoet moet zowel in meer als in min kunnen schommelen133 40. De veranderlijke rentevoet zou waarschijnlijk bij voorkeur enkel naar boven schommelen voor de kredietgever en enkel naar beneden voor de kredietnemer. Een echte variabiliteit veronderstelt echter dat er zowel een stijging als een daling van de rentevoet kan zijn. Gelet op de sterkere contractpositie van de kredietgever zou echter de schommeling naar boven vooral
129 Art. VII.128 §1 WER; art. 9 §1 Wet Hypothecair Krediet. 130 E. CASIER, "Commentaar bij art. 9 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2002, a`l. 17, 82-‐83. nr. 2; P. D'HAEN en
P. HEYMANS, Le crédit hypothécaire au logement réglementé en Belgique, Waterloo, Kluwer, 2009, p. 133-‐134; P. HEYMANS, Het gereglementeerd hypothecair woonkrediet in België, Mechelen, Kluwer, 2008, p. 62; D. MEULEMANS, "IX.A. Hypothecair Krediet" in X., Onroerend Goed in de Praktijk, Deurne, Kluwer, IX.A.3 -‐8-‐9. 131 cf. supra randnummer 32. 132 E. CASIER, "Commentaar bij art. 9 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2002, a`l. 17, 82-‐84. nr. 2 en 3; P. HEYMANS, Het gereglementeerd hypothecair woonkrediet in België, Mechelen, Kluwer, 2008, p. 81; D. NOËL en R. DUVIVIER, "Les differentes formules de taux d'intérêt dans le cadre d'un crédit hypothécaire régi par la loi du 4 août 1992" in C. BIQUET-‐MATHIEU en E. TERRYN (eds.), Hypothecair krediet -‐ Crédit hypothécaire, Brugge, Die Keure, 2010, nr. 19. 133 Art. 128 §1, 1° WER; art. 9 §1, 1° Wet Hypothecair Krediet.
25
voorkomen. De verplichting om in beide richtingen te schommelen is dan ook dwingend vastgelegd in de wet.134 3. 3. 4. De schommeling van de rentevoet moet beperkt worden135 41. De schommeling van de rentevoet wordt echter niet volledig op zijn beloop gelaten. De wet legt immers vast dat de rentevoet slechts in een bepaalde mate kan stijgen of dalen ten opzichte van de oorspronkelijke rentevoet 136 . 137 In de vestigingsakte van de kredietovereenkomst dient dan ook vastgelegd te worden hoeveel de rentevoet maximaal kan stijgen of dalen.138 De mogelijke stijging mag hoogstens gelijk zijn aan de maximale daling.139 Het is dus mogelijk dat er vastgelegd wordt dat de rentevoet verder kan dalen t.o.v. de oorspronkelijke rentevoet dan dat ze kan stijgen.140 Dit is uiteraard met het oogmerk de consument te beschermen.141 Daarenboven kan men ook overeenkomen dat er een minimumverschil moet zijn ten opzichte van de rentevoet in de vorige periode om effectief de
134 K. BYTTEBIER, Handboek Financieel Recht, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1995, nr. 551; E. CASIER,
"Commentaar bij art. 9 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2002, a`l. 17, 85. nr. 5; P. D'HAEN en P. HEYMANS, Le crédit hypothécaire au logement réglementé en Belgique, Waterloo, Kluwer, 2009, p. 119; G. JAKHIAN, Le crédit hypothécaire: Examen de la loi du 4 août 1992, Brussel, Larcier, 1994, nr. 94; D. MEULEMANS, "De variabiliteit van de hypothecaire rentevoet" in D. MEULEMANS en G. SCHEPERS (eds.), De nieuwe Wet op het Hypothecair Krediet, Deurne, Kluwer, 1993, nr. 16; D. MEULEMANS, "IX.A. Hypothecair Krediet" in X., Onroerend Goed in de Praktijk, Deurne, Kluwer, IX.A.3-‐7 en IX. A.3-‐9; D. MICHIELS en T. VAN SINAY, Notarieel Vastgoedrecht, Leuven, VRG, 2013, nr. 584; D. NOËL en R. DUVIVIER, "Les differentes formules de taux d'intérêt dans le cadre d'un crédit hypothécaire régi par la loi du 4 août 1992" in C. BIQUET-‐MATHIEU en E. TERRYN (eds.), Hypothecair krediet -‐ Crédit hypothécaire, Brugge, Die Keure, 2010, nr. 7. 135 Art. VII.128 §1, 7° WER; art. 9 §1, 1° Wet Hypothecair Krediet. 136 "De oorspronkelijke rentevoet is de rentevoet waartegen de rente wordt berekend die de consument verschuldigd is op het tijdstip van de eerste rentebetaling", zie art. VII.128 §1, 4° WER en art. 9 §1, 4° Wet Hypothecair Krediet. 137 P. D'HAEN en P. HEYMANS, Le crédit hypothécaire au logement réglementé en Belgique, Waterloo, Kluwer, 2009, p. 119-‐120; P. HEYMANS, Het gereglementeerd hypothecair woonkrediet in België, Mechelen, Kluwer, 2008, p. 68; D. MEULEMANS, "De variabiliteit van de hypothecaire rentevoet" in D. MEULEMANS en G. SCHEPERS (eds.), De nieuwe Wet op het Hypothecair Krediet, Deurne, Kluwer, 1993, nr. 18; G. JAKHIAN, Le crédit hypothécaire: Examen de la loi du 4 août 1992, Brussel, Larcier, 1994, nr. 99; D. MEULEMANS, "IX.A. Hypothecair Krediet" in X., Onroerend Goed in de Praktijk, Deurne, Kluwer, IX.A.3-‐7; D. MICHIELS en T. VAN SINAY, Notarieel Vastgoedrecht, Leuven, VRG, 2013, nr. 584. 138 E. CASIER, "Commentaar bij art. 9 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2002, a`l. 17, 106-‐107. nr. 44-‐46; D. MEULEMANS, "IX.A. Hypothecair Krediet" in X., Onroerend Goed in de Praktijk, Deurne, Kluwer, IX.A.3 -‐8; D. MICHIELS en T. VAN SINAY, Notarieel Vastgoedrecht, Leuven, VRG, 2013, nr. 584; D. NOËL en R. DUVIVIER, "Les differentes formules de taux d'intérêt dans le cadre d'un crédit hypothécaire régi par la loi du 4 août 1992" in C. BIQUET-‐ MATHIEU en E. TERRYN (eds.), Hypothecair krediet -‐ Crédit hypothécaire, Brugge, Die Keure, 2010, nr. 11. 139 K. BYTTEBIER, Handboek Financieel Recht, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1995, nr. 551; E. CASIER, "Commentaar bij art. 9 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2002, a`l. 17, 85. nr. 5, 44-‐48; D. MEULEMANS, "IX.A. Hypothecair Krediet" in X., Onroerend Goed in de Praktijk, Deurne, Kluwer, IX.A.3 -‐8; D. MICHIELS en T. VAN SINAY, Notarieel Vastgoedrecht, Leuven, VRG, 2013, nr. 584. 140 D. MEULEMANS, "IX.A. Hypothecair Krediet" in X., Onroerend Goed in de Praktijk, Deurne, Kluwer, IX.A.3 -‐8. 141 D. MEULEMANS, "IX.A. Hypothecair Krediet" in X., Onroerend Goed in de Praktijk, Deurne, Kluwer, IX.A.3-‐6 en IX.A.3-‐7.
26
rentevoet te veranderen.142 Zo kan men bepalen dat de te betalen rentevoet slechts zal stijgen of dalen, indien de referte-‐index met minstens 0,25% is gestegen of gedaald t.o.v. de rentevoet in de vorige periode.143 3. 3. 5. Hoe frequent mag de rentevoet aangepast worden?144 42. De rentevoet kan maximaal één keer per jaar aangepast worden.145 Het is dus onmogelijk onder de Belgische wetgeving om maandelijks of hal`jaarlijks de rentevoet aan te passen. Verder kunnen de partijen vastleggen in de vestigingsakte hoe frequent de rentevoet wordt herzien.146 De enige beperking is dat tussen twee aanpassingen minstens één jaar moet verstrijken.147 Zo kan men ook eerst om de drie jaar en vervolgens om het jaar aanpassen. 43. Wanneer zou het eerste moment dan kunnen zijn waarop de rentevoet kan aangepast worden t.o.v. het sluiten van de overeenkomst, gelet op dit minimum van één jaar? Normaal gezien zou dit moeten zijn vanaf het moment dat de rente begint te lopen, d.i. het moment dat
142 Art. VII.128 §1, 7°, derde lid WER; art.9 §1, 7° derde lid Wet Hypothecair Krediet; K. BYTTEBIER, Handboek
Financieel Recht, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1995, nr. 551; E. CASIER, "Commentaar bij art. 9 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2002, a`l. 17, 108-‐109. nr. 49-‐50; P. D'HAEN en P. HEYMANS, Le crédit hypothécaire au logement réglementé en Belgique, Waterloo, Kluwer, 2009, p. 120-‐121; G. JAKHIAN, Le crédit hypothécaire: Examen de la loi du 4 août 1992, Brussel, Larcier, 1994, nr. 100; D. MEULEMANS, "IX.A. Hypothecair Krediet" in X., Onroerend Goed in de Praktijk, Deurne, Kluwer, IX.A.3 -‐13; D. NOËL en R. DUVIVIER, "Les differentes formules de taux d'intérêt dans le cadre d'un crédit hypothécaire régi par la loi du 4 août 1992" in C. BIQUET-‐MATHIEU en E. TERRYN (eds.), Hypothecair krediet -‐ Crédit hypothécaire, Brugge, Die Keure, 2010, nr. 11. 143 E. CASIER, "Commentaar bij art. 9 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2002, a`l. 17, 108-‐109. nr. 49-‐50; P. HEYMANS, Het gereglementeerd hypothecair woonkrediet in België, Mechelen, Kluwer, 2008, p. 68. 144 Art. VII. 128 §1, 2° WER; art. 9 §1, 2°. 145 K. BYTTEBIER, Handboek Financieel Recht, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1995, nr. 551; E. CASIER, "Commentaar bij art. 9 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2002, a`l. 17, 85-‐86, nr. 6-‐7; P. D'HAEN en P. HEYMANS, Le crédit hypothécaire au logement réglementé en Belgique, Waterloo, Kluwer, 2009, p. 121; P. HEYMANS, Het gereglementeerd hypothecair woonkrediet in België, Mechelen, Kluwer, 2008, p. 68; G. JAKHIAN, Le crédit hypothécaire: Examen de la loi du 4 août 1992, Brussel, Larcier, 1994, nr. 101; D. MEULEMANS, "De variabiliteit van de hypothecaire rentevoet" in D. MEULEMANS en G. SCHEPERS (eds.), De nieuwe Wet op het Hypothecair Krediet, Deurne, Kluwer, 1993, nr. 21-‐22; D. MEULEMANS, "IX.A. Hypothecair Krediet" in X., Onroerend Goed in de Praktijk, Deurne, Kluwer, IX.A.3-‐9 -‐ IX.1.3-‐10; D. MICHIELS en T. VAN SINAY, Notarieel Vastgoedrecht, Leuven, VRG, 2013, nr. 584; D. NOËL en R. DUVIVIER, "Les differentes formules de taux d'intérêt dans le cadre d'un crédit hypothécaire régi par la loi du 4 août 1992" in C. BIQUET-‐MATHIEU en E. TERRYN (eds.), Hypothecair krediet -‐ Crédit hypothécaire, Brugge, Die Keure, 2010, nr. 10. 146 Ze moeten deze tijdstippen zelfs vastleggen in de vestigingsakte: zie art. VII.128 §3 WER en art. 9 §3 Wet Hypothecair Krediet. 147 E. CASIER, "Commentaar bij art. 9 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2002, a`l. 17, 85-‐86. nr. 6-‐7.
27
het kredietbedrag effectief ter beschikking wordt gesteld van de kredietnemer. Dit is meestal één jaar na ondertekening van de notariële kredietakte.148 3. 3. 6. De variabiliteit van de rentevoet moet worden gekoppeld aan een referte-‐index149 44. De kredietgever zou logischerwijs zelf de variabiliteit van de rentevoet gedurende de duur van de kredietovereenkomst bepalen. Zo kan hij deze rentevoet beter in lijn brengen met de voorwaarden waaraan hij zelf op de kapitaalmarkten leent. Dit zou echter weinig objectief zijn en een zeer groot onevenwicht betekenen in de verhouding tussen de kredietgever en de kredietnemer.150 Daarenboven zou dit in feite een eenzijdige wijziging van de overeenkomst inhouden, wat verboden is.151 45. Daarom heeft de wetgever er ter bescherming van de consument voor geopteerd de rentevoet te koppelen aan een openbare, objectieve, meetbare en niet-‐manipuleerbare referentiemaatstaf. Zo is men inderdaad niet a`hankelijk van de toestand of commerciële politiek van kredietgevers, maar uitsluitend van het marktgebeuren.152 Aan welke referte-‐ indexen er mag worden gekoppeld en hoe die berekend worden, wordt bepaald door de Koning na een reeks adviezen bij de Nationale Bank van België, de FSMA en de Commissie voor verzekeringen.153 De mogelijke referte-‐indexen zijn vastgelegd in het K.B. van 11 januari 1993 dat werd gewijzigd bij K.B. van 20 april 1999, K.B. van 3 maart 2011 en K.B. van 19
148
E. CASIER, "Commentaar bij art. 9 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2002, a`l. 17, 88, nr. 13-‐14; D. MEULEMANS, "De variabiliteit van de hypothecaire rentevoet" in D. MEULEMANS en G. SCHEPERS (eds.), De nieuwe Wet op het Hypothecair Krediet, Deurne, Kluwer, 1993, nr. 23; D. NOËL en R. DUVIVIER, "Les differentes formules de taux d'intérêt dans le cadre d'un crédit hypothécaire régi par la loi du 4 août 1992" in C. BIQUET-‐MATHIEU en E. TERRYN (eds.), Hypothecair krediet -‐ Crédit hypothécaire, Brugge, Die Keure, 2010, nr. 11. 149 Art. VII. 128 §1, 3° WER; art. 9, §1, 3° Wet Hypothecair Krediet. 150 D. MEULEMANS, "De variabiliteit van de hypothecaire rentevoet" in D. MEULEMANS en G. SCHEPERS (eds.), De nieuwe Wet op het Hypothecair Krediet, Deurne, Kluwer, 1993, nr. 14. 151 Art. VII.134 WER; Art. 15 Wetboek Hypothecair Krediet; E. CASIER, "Commentaar bij art. 15 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2013, a`l. 40, 2-‐8, nr. 1-‐11. 152 Memorie van toelichting bij het Wetsontwerp op het Hypothecair Krediet, Parl. St. Kamer 1990-‐1991, nr. 1742/1, p. 6; K. BYTTEBIER, Handboek Financieel Recht, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1995, nr. 551; P. D'HAEN en P. HEYMANS, Le crédit hypothécaire au logement réglementé en Belgique, Waterloo, Kluwer, 2009, p. 119; D. MEULEMANS, "De variabiliteit van de hypothecaire rentevoet" in D. MEULEMANS en G. SCHEPERS (eds.), De nieuwe Wet op het Hypothecair Krediet, Deurne, Kluwer, 1993, nr. 14; P. HEYMANS, Het gereglementeerd hypothecair woonkrediet in België, Mechelen, Kluwer, 2008, p. 68; D. MEULEMANS, "IX.A. Hypothecair Krediet" in X., Onroerend Goed in de Praktijk, Deurne, Kluwer, IX.A.3 -‐10-‐12; D. MICHIELS en T. VAN SINAY, Notarieel Vastgoedrecht, Leuven, VRG, 2013, nr. 585. 153 Art. VII. 128 §1, 3°, tweede lid WER; art. 9 §1, 3°, tweede lid Wet Hypothecair Krediet.
28
maart 2012.154 Deze zijn bijvoorbeeld terug te vinden op de site van de FSMA en het Rentenfonds (die deze referte-‐indexen maandelijks per KB dient bekend te maken)155.156 De partijen konden kiezen welke referte-‐index werd vastgelegd in de vestigingsakte van het krediet.157 Nu is deze vrijheid echter niet meer aanwezig, aangezien de referte-‐index dient genomen te worden in functie van de duur van de perioden van verandering van de rentevoeten.158 Dit houdt in dat de referte-‐index bepaald wordt door de tijdsduur tussen twee data van verandering van de rentevoet of tussen een datum van verandering en de vervaldag van de kredietovereenkomst. Aan die periode wordt dan een letterteken gekoppeld tussen A en J, die een bepaald rekenkundig gemiddelde van rentevoeten vertegenwoordigt.159 Indien er dus in de kredietovereenkomst meer dan één periodiciteit van verandering is opgenomen, moet voor elke speci`ieke periodiciteit afzonderlijk de overeenkomstige referte-‐index worden gebruikt.160 Wordt hiermee eigenlijk niet afgeweken van het feit dat er maar één veranderlijke rentevoet mag zijn per hypothecair krediet? Nee, want er blijft één variabele rentevoet, die weliswaar per periodiciteit door een andere referte-‐index wordt beïnvloed.
154
Koninklijk Besluit van 11 januari 1993 tot vaststelling van de referteïndexen voor de veranderlijke rentevoeten inzake hypothecaire kredieten, BS 9 februari 1993, 2882 (hierna: K.B. Referte-‐indexen); Koninklijk Besluit van 20 april 1999 tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 januari 1993 tot vaststelling van de referte-‐indexen voor de veranderlijke rentevoeten inzake hypothecaire kredieten, BS 8 juli 1999, 25853; Koninklijk Besluit van 3 maart 2011 betreffende de evolutie van de toezichtsarchitectuur voor de `inanciële sector, BS 9 maart 2011, 15623; Koninklijk Besluit van 19 maart 2012 tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 december 2007 betreffende de lineaire obligaties, de gesplitste effecten en de schatkistcerti`icaten, en van andere koninklijke besluiten met verwijzingen naar het Rentenfonds, BS 4 april 2012, 21145. 155 P. HEYMANS, Het gereglementeerd hypothecair woonkrediet in België, Mechelen, Kluwer, 2008, p. 72; D. MEULEMANS, "IX.A. Hypothecair Krediet" in X., Onroerend Goed in de Praktijk, Deurne, Kluwer, IX.A.3 -‐11. 156 X., "Referte-‐indexen van 1992 tot heden", http://www.fsma.be/nl/supervision/`inbem/hk/article/rihk/ ri.aspx; X. "Referte-‐indexen voor de veranderlijke rentevoeten inzake hypothecaire kredieten", http:// www.nbb.be/rk/nl/market/reference_indices.html. 157 D. MEULEMANS, "De variabiliteit van de hypothecaire rentevoet" in D. MEULEMANS en G. SCHEPERS (eds.), De nieuwe Wet op het Hypothecair Krediet, Deurne, Kluwer, 1993, nr. 24; D. NOËL en R. DUVIVIER, "Les differentes formules de taux d'intérêt dans le cadre d'un crédit hypothécaire régi par la loi du 4 août 1992" in C. BIQUET-‐ MATHIEU en E. TERRYN (eds.), Hypothecair krediet -‐ Crédit hypothécaire, Brugge, Die Keure, 2010, nr. 8. 158 Art. 9 §1, 3° tweede zinsnede; E. CASIER, "Commentaar bij art. 9 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2002, a`l. 17, 88, nr. 18-‐22 en 105, nr. 43; P. D'HAEN en P. HEYMANS, Le crédit hypothécaire au logement réglementé en Belgique, Waterloo, Kluwer, 2009, p. 127-‐128; D. NOËL en R. DUVIVIER, "Les differentes formules de taux d'intérêt dans le cadre d'un crédit hypothécaire régi par la loi du 4 août 1992" in C. BIQUET-‐MATHIEU en E. TERRYN (eds.), Hypothecair krediet -‐ Crédit hypothécaire, Brugge, Die Keure, 2010, nr. 14. 159 Voor referte-‐index A: "het rekenkundig gemiddelde der referentierentevoeten, opgetekend gedurende de maand die eindigt op de 10de van die kalendermaand, van de lijn van de schatkistcertiXicaten waarvan de residuele looptijd het dichtst bij een jaar is". Zie art. 2 §2 K.B. Referte-‐indexen. Voor referte-‐indexen B -‐ J: "het rekenkundig gemiddelde der theoretische rendementsvoeten, opgetekend gedurende de maand die eindigt op de 10de van die kalendermaand, van de effecten van de Staatsschuld over respectievelijk 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 jaar". Zie art. 2 §3 K.B. Referte-‐indexen 160 P. HEYMANS, Het gereglementeerd hypothecair woonkrediet in België, Mechelen, Kluwer, 2008, p. 71-‐72. Zie ook voor enkele cijfervoorbeelden: P. HEYMANS, Het gereglementeerd hypothecair woonkrediet in België, Mechelen, Kluwer, 2008, p. 71-‐72.
29
46. Opgemerkt dient te worden dat deze regeling geldt voor kredieten uitgedrukt in euro, Belgische frank en Luxemburgse frank.161 Voor andere munten voorziet het art. 3 K.B. Referte-‐ indexen enkele voorwaarden om als referte-‐index te kunnen fungeren bij een hypothecair krediet: 1) de vaststelling van de referte-‐index is niet a`hankelijk van de kredietgever, 2) de evolutie moet zonder tussenkomst van de kredietgever kenbaar zijn voor de kredietnemer en 3) de referte-‐index moet representatief zijn voor de evolutie van de rentevoeten op de kapitaal-‐ en geldmarkten van de betrokken munt.162 3. 3. 7. Hoe moet de nieuwe rentevoet worden berekend voor elke nieuwe periode?163 47. Voor 1998 werden de nieuwe rentevoeten berekend volgens de regel van drie:164 oorspronkelijke rentevoet x nieuwe referte-‐index nieuwe rentevoet165 = ____________________________________________________________ oorspronkelijke referte-‐index 48. Sinds 1998 en in de WER wordt de proportionele berekeningswijze niet langer gehanteerd, maar wordt de rentevoet berekend volgens de methode van het constant wiskundig gemiddelde.166 nieuwe rentevoet
= oorspronkelijke rentevoet + nieuwe referte-‐index
-‐ oorspronkelijke referte-‐index
161 E. CASIER, "Commentaar bij art. 9 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2002, a`l. 17, 99. nr. 27. 162 E. CASIER, "Commentaar bij art. 9 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2002, a`l. 17, 99. nr. 27. 163 Art. VII. 128 §1, 4°-‐6° WER; art. 9 §1, 4°-‐6° Wet Hypothecair Krediet. 164 Oorspronkelijk art. 9 §1, 3° Wet Hypothecair Krediet; E. CASIER, "Commentaar bij art. 9 Wet Hypothecair
Krediet", Comm.Fin. 2002, a`l. 17, 100. nr. 29; P. D'HAEN en P. HEYMANS, Le crédit hypothécaire au logement réglementé en Belgique, Waterloo, Kluwer, 2009, p. 123; P. HEYMANS, Het gereglementeerd hypothecair woonkrediet in België, Mechelen, Kluwer, 2008, p. 71-‐72; D. MEULEMANS, "De variabiliteit van de hypothecaire rentevoet" in D. MEULEMANS en G. SCHEPERS (eds.), De nieuwe Wet op het Hypothecair Krediet, Deurne, Kluwer, 1993, nr. 31-‐36; D. NOËL en R. DUVIVIER, "Les differentes formules de taux d'intérêt dans le cadre d'un crédit hypothécaire régi par la loi du 4 août 1992" in C. BIQUET-‐MATHIEU en E. TERRYN (eds.), Hypothecair krediet -‐ Crédit hypothécaire, Brugge, Die Keure, 2010, nr. 9. 165 Dit resultaat werd afgerond naar het dichtstbijzijnde halftiende percent per jaar, indien de periodieke rentevoet per jaar wordt berekend, zie oorspronkelijk art. 9 §1, 3° Wet Hypothecair Krediet. 166 Art. VII.128 §1, 6° WER; art. 9 §1, 6° Wet Hypothecair Krediet; E. CASIER, "Commentaar bij art. 9 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2002, a`l. 17, 100. nr. 36; P. D'HAEN en P. HEYMANS, Le crédit hypothécaire au logement réglementé en Belgique, Waterloo, Kluwer, 2009, p. 126; P. HEYMANS, Het gereglementeerd hypothecair woonkrediet in België, Mechelen, Kluwer, 2008, p. 70; D. MEULEMANS, "IX.A. Hypothecair Krediet" in X., Onroerend Goed in de Praktijk, Deurne, Kluwer, IX.A.3-‐13-‐14; D. NOËL en R. DUVIVIER, "Les differentes formules de taux d'intérêt dans le cadre d'un crédit hypothécaire régi par la loi du 4 août 1992" in C. BIQUET-‐MATHIEU en E. TERRYN (eds.), Hypothecair krediet -‐ Crédit hypothécaire, Brugge, Die Keure, 2010, nr. 15.
30
49. Om deze berekening goed te kunnen uitvoeren, moeten de elementen in de berekening duidelijk gede`inieerd worden. De wetgeving zelf verschaft hierbij enige duidelijkheid. De oorspronkelijke rentevoet wordt gede`inieerd als de rente die de kredietnemer verschuldigd is op het tijdstip van de eerste rentebetaling.167 De nieuwe referte-‐index is volgens de wet de referte-‐index verschenen in de kalendermaand die voorafgaat aan de datum van de verandering.168 Ten slotte is de oorspronkelijke referte-‐index gede`inieerd op twee manieren. Enerzijds is dit, als er sprake is van niet-‐professionele kredietverleners, de referte-‐index van de kalendermaand die voorafgaat aan de datum van het kredietaanbod.169 Anderzijds is dit in een situatie met professionele kredietgevers170 de referte-‐index vanop hun tarie`lijst voor dat type krediet van de kalendermaand die voorafgaat aan de datum van dat tarief.171 3. 3. 8. Wettelijke beperking van de schommeling gedurende de eerste drie jaar van de overeenkomst172 50. Tijdens de eerste drie jaar van de kredietovereenkomst en meer speci`iek bij de mogelijke verandering van de rentevoet voor het tweede en het derde jaar heeft de wetgever 167
Art. VII.128 §1, 4° WER; art. 9 §1, 4° Wet Hypothecair Krediet; E. CASIER, "Commentaar bij art. 9 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2002, a`l. 17, 103-‐104. nr. 37-‐38; P. HEYMANS, Het gereglementeerd hypothecair woonkrediet in België, Mechelen, Kluwer, 2008, p. 70; D. MEULEMANS, "IX.A. Hypothecair Krediet" in X., Onroerend Goed in de Praktijk, Deurne, Kluwer, IX.A.3 -‐14; D. NOËL en R. DUVIVIER, "Les differentes formules de taux d'intérêt dans le cadre d'un crédit hypothécaire régi par la loi du 4 août 1992" in C. BIQUET-‐MATHIEU en E. TERRYN (eds.), Hypothecair krediet -‐ Crédit hypothécaire, Brugge, Die Keure, 2010, nr. 15. 168 Art. VII.128 §1, 6° WER; art. 9 §1, 6° Wet Hypothecair Krediet; E. CASIER, "Commentaar bij art. 9 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2002, a`l. 17, 105, nr. 42; P. D'HAEN en P. HEYMANS, Le crédit hypothécaire au logement réglementé en Belgique, Waterloo, Kluwer, 2009, p. 126; P. HEYMANS, Het gereglementeerd hypothecair woonkrediet in België, Mechelen, Kluwer, 2008, p. 70; D. MEULEMANS, "IX.A. Hypothecair Krediet" in X., Onroerend Goed in de Praktijk, Deurne, Kluwer, IX.A.3 -‐14; D. NOËL en R. DUVIVIER, "Les differentes formules de taux d'intérêt dans le cadre d'un crédit hypothécaire régi par la loi du 4 août 1992" in C. BIQUET-‐MATHIEU en E. TERRYN (eds.), Hypothecair krediet -‐ Crédit hypothécaire, Brugge, Die Keure, 2010, nr. 15. 169 Art. VII.128 §1, 5° WER; art. 9 §1, 5° Wet Hypothecair Krediet. Deze moet worden opgenomen in de vestigingsakte, zie: art. VII.128 §3 WER en art. 9 §3 Wet Hypothecair Krediet; E. CASIER, "Commentaar bij art. 9 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2002, a`l. 17, 104-‐105, nr. 40-‐41; P. HEYMANS, Het gereglementeerd hypothecair woonkrediet in België, Mechelen, Kluwer, 2008, p. 70; D. MEULEMANS, "IX.A. Hypothecair Krediet" in X., Onroerend Goed in de Praktijk, Deurne, Kluwer, IX.A.3 -‐14-‐15; D. NOËL en R. DUVIVIER, "Les differentes formules de taux d'intérêt dans le cadre d'un crédit hypothécaire régi par la loi du 4 août 1992" in C. BIQUET-‐MATHIEU en E. TERRYN (eds.), Hypothecair krediet -‐ Crédit hypothécaire, Brugge, Die Keure, 2010, nr. 15. 170 Dit zijn de kredietgevers onderworpen aan hoofdstuk 4 van Boek VII WER of de hypotheekondernemingen onderworpen aan titel II van het Wetboek Hypothecair Krediet. 171 Art. VII.128 §1, 5° WER; art. 9 §1, 5° Wet Hypothecair Krediet; deze moet worden opgenomen in de vestigingsakte, zie art. VII.128 §3 WER en art. 9 §3 Wet Hypothecair Krediet; E. CASIER, "Commentaar bij art. 9 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2002, a`l. 17, 104-‐105, nr. 40-‐41; P. HEYMANS, Het gereglementeerd hypothecair woonkrediet in België, Mechelen, Kluwer, 2008, p. 70; D. MEULEMANS, "IX.A. Hypothecair Krediet" in X., Onroerend Goed in de Praktijk, Deurne, Kluwer, IX.A.3 -‐15; D. NOËL en R. DUVIVIER, "Les differentes formules de taux d'intérêt dans le cadre d'un crédit hypothécaire régi par la loi du 4 août 1992" in C. BIQUET-‐MATHIEU en E. TERRYN (eds.), Hypothecair krediet -‐ Crédit hypothécaire, Brugge, Die Keure, 2010, nr. 15. 172 Art. VII.128 §1, 8° WER; art. 9 §1, 8° Wet Hypothecair Krediet.
31
beperkingen opgelegd omtrent de maximale verhoging van de rentevoet.173 Hiervoor moet er uiteraard sprake zijn van een frequentie van veranderlijkheid dat lager is dan drie jaar.174 De verhoging voor het tweede jaar is beperkt tot één procentpunt per jaar ten opzichte van de oorspronkelijke rentevoet. De verhoging voor het derde jaar is beperkt tot twee procentpunten per jaar ten opzichte van de oorspronkelijke rentevoet. De ratio legis van de wetgever was te vermijden dat de kandidaat kredietnemer verleid zou worden door een zeer lage variabele interestvoet die plots spectaculair zou stijgen.175 Een belangrijke vraag is wanneer de begin-‐ en einddatum is van die driejarige periode. Wellicht moet gevolgd worden wat werd gesteld betreffende het tijdstip van de eerste mogelijke verandering van de rentevoet, nl. wanneer het kredietbedrag ter beschikking wordt gesteld aan de kredietnemer (meestal vanaf het verlijden van de notariële kredietakte).176 3. 3. 9. Ristorno's en verminderingen bij variabele rentevoeten 51. Net als bij de vaste rentevoeten, zijn ristorno's bij variabele rentevoeten niet meer mogelijk.177 52. In tegenstelling tot de vaste rentevoeten is het bij variabele rentevoeten niet mogelijk om tijdelijke renteverminderingen overeen te komen.178 Dit wordt in de rechtsleer niet steeds op applaus onthaald, gelet op het feit dat de consument-‐kredietnemer vaak bij aanvang van zijn 173
K. BYTTEBIER, Handboek Financieel Recht, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1995, nr. 551; D. MEULEMANS, "De variabiliteit van de hypothecaire rentevoet" in D. MEULEMANS en G. SCHEPERS (eds.), De nieuwe Wet op het Hypothecair Krediet, Deurne, Kluwer, 1993, nr. 19; D. MEULEMANS, "IX.A. Hypothecair Krediet" in X., Onroerend Goed in de Praktijk, Deurne, Kluwer, IX.A.3-‐12-‐13; D. MICHIELS en T. VAN SINAY, Notarieel Vastgoedrecht, Leuven, VRG, 2013, nr. 584. 174 E. CASIER, "Commentaar bij art. 9 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2002, a`l. 17, 107, nr. 47; P. HEYMANS, Het gereglementeerd hypothecair woonkrediet in België, Mechelen, Kluwer, 2008, p. 68; D. NOËL en R. DUVIVIER, "Les differentes formules de taux d'intérêt dans le cadre d'un crédit hypothécaire régi par la loi du 4 août 1992" in C. BIQUET-‐MATHIEU en E. TERRYN (eds.), Hypothecair krediet -‐ Crédit hypothécaire, Brugge, Die Keure, 2010, nr. 11. 175 P. D'HAEN en P. HEYMANS, Le crédit hypothécaire au logement réglementé en Belgique, Waterloo, Kluwer, 2009, p. 121; D. NOËL en R. DUVIVIER, "Les differentes formules de taux d'intérêt dans le cadre d'un crédit hypothécaire régi par la loi du 4 août 1992" in C. BIQUET-‐MATHIEU en E. TERRYN (eds.), Hypothecair krediet -‐ Crédit hypothécaire, Brugge, Die Keure, 2010, nr. 11. 176 cf. supra randnummer 43; E. CASIER, "Commentaar bij art. 9 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2002, a`l. 17, 89, nr. 16. 177 cf. supra randnummer 35. 178 E. CASIER, "Commentaar bij art. 9 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2002, a`l. 17, 83-‐84, nr. 3 (In deze bijdrage wordt ook uitgebreid ingegaan op de redenen waarom dit niet wordt aanvaard); P. D'HAEN en P. HEYMANS, Le crédit hypothécaire au logement réglementé en Belgique, Waterloo, Kluwer, 2009, p. 143; P. HEYMANS, Het gereglementeerd hypothecair woonkrediet in België, Mechelen, Kluwer, 2008, p. 81; D. NOËL en R. DUVIVIER, "Les differentes formules de taux d'intérêt dans le cadre d'un crédit hypothécaire régi par la loi du 4 août 1992" in C. BIQUET-‐MATHIEU en E. TERRYN (eds.), Hypothecair krediet -‐ Crédit hypothécaire, Brugge, Die Keure, 2010, nr. 19.
32
hypothecair krediet over minder middelen beschikt.179 Het is echter wel mogelijk om voorwaardelijke renteverminderingen bij veranderlijke rentevoeten toe te staan, aangezien dit doorheen het WER en de Wet Hypothecair Krediet wordt bevestigd. Zo houdt art. VII.140 §1 WER en art. 21 §1, lid 3 Wet Hypothecair Krediet rekening met het wegvallen of wijzigen van een vermindering. Bij een variabele rentevoet kan dit uitsluitend betrekking hebben op een voorwaardelijke rentevoetvermindering. Daarenboven gaat de wetgeving dit nog veel explicieter aanvaarden in art. VII.128 §1, 6° en 7° en art. 9 §1, 6° en 7° Wet Hypothecair Krediet. 53. Art. VII. 128 § 1, 6° alinea 2 en art. 9 §1, 6° alinea 2 hebben louter betrekking op variabele rentevoeten. Voor de berekening van de nieuwe rentevoet, zou een voorwaardelijke rentevoetvermindering eventueel problemen kunnen opleveren voor de kredietgever aangezien dit eventueel zou betekenen dat de oorspronkelijke rentevoet een stuk lager ligt. Hierdoor zou de rentevoet minder sterk kunnen stijgen. Daarom heeft de wetgever ervoor gezorgd dat de kredietgever bij het bepalen van de nieuwe rentevoet mag uitgaan van een hogere originele rentevoet indien de voorwaarden voor de rentevoetvermindering niet langer worden nagekomen.180 De verhoging die hierdoor tot stand komt, mag niet meer bedragen dan de vermindering die werd toegekend in het begin van het krediet, waardoor men in feite zal terechtkomen op de basisrentevoet zonder vermindering.181 54. Art. VII.128 §1, 7° alinea 2 en art. 9, §1, 7° alinea 2 erkennen ook de mogelijkheid van een voorwaardelijke rentevoetvermindering bij variabele rentevoeten. Hier wordt de beperking van de onder-‐ en bovengrenzen van de variabele rentevoet aangepast aan de voorwaardelijke rentevoetvermindering. Als er dus sprake is van een voorwaardelijke rentevoetvermindering, kan er in de vestigingsakte bepaald worden dat er rekening wordt gehouden met een hogere rentevoet indien de voorwaarden niet langer voldaan zijn om van de vermindering te genieten.182 Deze verhoging mag wederom niet hoger zijn dan de toegekende vermindering bij de aanvang van het krediet.183 179 P. HEYMANS, Het gereglementeerd hypothecair woonkrediet in België, Mechelen, Kluwer, 2008, p. 81. 180 P. D'HAEN en P. HEYMANS, Le crédit hypothécaire au logement réglementé en Belgique, Waterloo, Kluwer, 2009, p.
126; P. HEYMANS, Het gereglementeerd hypothecair woonkrediet in België, Mechelen, Kluwer, 2008, p. 70; D. MEULEMANS, "IX.A. Hypothecair Krediet" in X., Onroerend Goed in de Praktijk, Deurne, Kluwer, IX.A.3 -‐14. 181 E. CASIER, "Commentaar bij art. 9 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2002, a`l. 17, 104, nr. 39; P. D'HAEN en P. HEYMANS, Le crédit hypothécaire au logement réglementé en Belgique, Waterloo, Kluwer, 2009, p. 144. 182 E. CASIER, "Commentaar bij art. 9 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2002, a`l. 17, 108, nr. 48; D. MEULEMANS, "IX.A. Hypothecair Krediet" in X., Onroerend Goed in de Praktijk, Deurne, Kluwer, IX.A.3-‐12. 183 E. CASIER, "Commentaar bij art. 9 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2002, a`l. 17, 108, nr. 48.
33
55. Er is lange tijd discussie geweest omtrent de mogelijkheid van voorwaardelijke rentevoetverminderingen.184 De argumenten die hiervoor werden aangehaald waren de artikelen 6 Wet Hypothecair Krediet, de artikelen 18 en 19 Wet Hypothecair Krediet en de artikelen 54 en 55 van de Wet Handelspraktijken.185 Het belangrijkste argument om te kunnen besluiten tot de toelaatbaarheid van de voorwaardelijke rentevoetverminderingen is te vinden in een arrest van het Hof van Cassatie. Dit arrest stelt dat uit de context van de Wet Handelspraktijken, waarin het gezamenlijk aanbod wordt verboden, kan worden afgeleid dat de wetgever niet de vrijheid van onderhandeling van de partijen wil beknotten.186 Wanneer het aanbod dus niet gericht is aan alle consumenten en ze a`hangt van persoonlijke elementen waarover de partijen hebben onderhandeld, is er geen sprake van een gezamenlijk aanbod in de zin van de Wet Handelspraktijken. Het verbod van de wet slaat volgens het Hof van Cassatie dus enkel op een aanbod gericht aan alle consumenten voorafgaand aan mogelijke onderhandelingen.187 De Wet Hypothecair Krediet geldt daarenboven als een lex specialis t.o.v. de Wet Handelspraktijken en er is geen enkele objectieve reden voor het onderscheid op dit vlak tussen de vaste en voorwaardelijke rentevoet.188 3. 3. 10. Informatieverplichtingen t.a.v. de consument-‐kredietnemer m.b.t. variabele rentevoeten189 56. De algemene informatieverplichtingen die zowel precontractueel als contractueel zijn, vallen buiten het bestek van dit onderzoek. Toch moet benadrukt worden dat het voor de consument niet steeds eenvoudig is om te begrijpen wat nu de concrete gevolgen zijn van de kredietovereenkomst. Dit is zeker het geval, indien er sprake is van een variabele rentevoet. Dit is immers een voor de consument vrij ondoorzichtig systeem. Daarom zullen we deze speci`ieke informatieverplichtingen belichten. De wetgever probeert hieraan tegemoet te komen in art. VII.128 §3 en §4 WER en art. 9 §3 en §4 Wet Hypothecair Krediet.
184 cf. supra randnummer 36. 185 E. CASIER, "Commentaar bij art. 19 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2003, a`l. 17, 157-‐172, nr. 3-‐6; P.
D'HAEN en P. HEYMANS, Le crédit hypothécaire au logement réglementé en Belgique, Waterloo, Kluwer, 2009, p. 144-‐145; P. HEYMANS, Het gereglementeerd hypothecair woonkrediet in België, Mechelen, Kluwer, 2008, p. 82-‐85. 186 Cass. 30 maart 2001, Banc. Fin. 2001, 256, noot G. STRAETMANS. 187 P. D'HAEN en P. HEYMANS, Le crédit hypothécaire au logement réglementé en Belgique, Waterloo, Kluwer, 2009, p. 144-‐145; P. HEYMANS, Het gereglementeerd hypothecair woonkrediet in België, Mechelen, Kluwer, 2008, p. 84. 188 Vr. en Antw. Kamer 14 september 1998, 19601-‐19603 (Vr. C. Burgeon). 189 De algemene informatieverplichtingen die zowel precontractueel als contractueel zijn, vallen buiten het bestek van dit onderzoek.
34
3. 3. 10. a. Vermeldingen in de vestigingsakte 57. Ten eerste dienen er in de vestigingsakte190 een aantal parameters worden opgenomen, zodat de consument beter ingelicht is om de werking van de variabele rentevoet beter te begrijpen. Daarom moet de vestigingsakte de volgende gegevens bevatten:191 1) De tijdstippen waarop de rentevoet zal aangepast worden; 2) De voorwaarden waaraan de verandering van de rentevoet is onderworpen; 3) De modaliteiten van de verandering van de rentevoet; 4) En ten slotte de oorspronkelijke waarde van de referte-‐index. 58. Daarnaast heeft de wet ook uitdrukkelijk een paar speci`ieke vermeldingen in de vestigingsakte verplicht gesteld. Ten eerste wordt bepaald dat de vestigingsakte de beperking van de verandering van de rentevoet in meer of in min192 moet vastleggen.193 Ten tweede, als men gebruik wil maken van de modaliteit dat de rentevoet pas wijzigt vanaf een bepaald minimaal verschil t.o.v. de vorige rentevoet,194 dient dit ook in de vestigingsakte te worden vermeld.195
190 De vestigingsakte wordt in art. I.9, 75° WER gede`inieerd als: "het geheel van de authentieke en onderhandse
akten en elk document dat bepalingen bevat die eenzelfde krediet regelen", net als in art. 4,5° Wet Hypothecair Krediet; G. JAKHIAN, Le crédit hypothécaire: Examen de la loi du 4 août 1992, Brussel, Larcier, 1994, nr. 65. 191 Art. VII.128 §3 WER; art. 9 §3 Wet Hypothecair Krediet; E. CASIER, "Commentaar bij art. 9 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2002, a`l. 17, 116, nr. 63; G. JAKHIAN, Le crédit hypothécaire: Examen de la loi du 4 août 1992, Brussel, Larcier, 1994, nr. 105; D. MICHIELS en T. VAN SINAY, Notarieel Vastgoedrecht, Leuven, VRG, 2013, nr. 584; D. NOËL en R. DUVIVIER, "Les differentes formules de taux d'intérêt dans le cadre d'un crédit hypothécaire régi par la loi du 4 août 1992" in C. BIQUET-‐MATHIEU en E. TERRYN (eds.), Hypothecair krediet -‐ Crédit hypothécaire, Brugge, Die Keure, 2010, nr. 5. 192 cf. supra randnummer 40. 193 Art. 128 §1, 7° lid 1 WER; art. 9 §1, 7° lid 1Wet Hypothecair Krediet; E. CASIER, "Commentaar bij art. 9 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2002, a`l. 17, 116, nr. 63; D. NOËL en R. DUVIVIER, "Les differentes formules de taux d'intérêt dans le cadre d'un crédit hypothécaire régi par la loi du 4 août 1992" in C. BIQUET-‐MATHIEU en E. TERRYN (eds.), Hypothecair krediet -‐ Crédit hypothécaire, Brugge, Die Keure, 2010, nr. 11. 194 cf. supra randnummer 41. 195 Art. 128 §1, 7° lid 3 WER; art. 9 §1, 7° lid 3 Wet Hypothecair Krediet; E. CASIER, "Commentaar bij art. 9 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2002, a`l. 17, 116, nr. 63; D. MEULEMANS, "IX.A. Hypothecair Krediet" in X., Onroerend Goed in de Praktijk, Deurne, Kluwer, IX.A.3-‐13; D. NOËL en R. DUVIVIER, "Les differentes formules de taux d'intérêt dans le cadre d'un crédit hypothécaire régi par la loi du 4 août 1992" in C. BIQUET-‐MATHIEU en E. TERRYN (eds.), Hypothecair krediet -‐ Crédit hypothécaire, Brugge, Die Keure, 2010, nr. 11.
35
3. 3. 10. b. Mededelingsplicht van de nieuwe rentevoet en het daaraan aangepaste a`lossingsplan 59. Ten tweede is er ook een speci`ieke mededelingsplicht in hoofde van de kredietgever om de kredietnemer en zijn borg op de hoogte te stellen van de wijziging van de variabele rentevoet.196 Hierbij moet het nieuwe a`lossingsplan worden gevoegd.197 Zo niet, wordt de nieuwe rentevoet niet toegepast en blijft de oude rentevoet van toepassing.198 Dit moet ten laatste gebeuren op de dag dat de nieuwe rentevoet begint te lopen.199 De verplichting tot mededeling geldt echter niet bij daling van de rentevoet.200 Daarenboven is de kredietgever op datzelfde moment ook verplicht de consument een nieuw volledig a`lossingsplan te bezorgen, indien er sprake is van een a`lossingskrediet201.202 Dit kan allemaal per gewone brief, maar uiteraard is het naar bewijswaarde aan te raden een aangetekende brief te zenden.203
196 Art. VII.128 §4 WER, art. 9 §4 Wet Hypothecair Krediet; K. BYTTEBIER, Handboek Financieel Recht, Antwerpen,
Kluwer Rechtswetenschappen, 1995, nr. 552; E. CASIER, "Commentaar bij art. 9 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2002, a`l. 17, 116, nr. 64; D. MEULEMANS, "De variabiliteit van de hypothecaire rentevoet" in D. MEULEMANS en G. SCHEPERS (eds.), De nieuwe Wet op het Hypothecair Krediet, Deurne, Kluwer, 1993, nr. 50-‐54; D. MEULEMANS, "IX.A. Hypothecair Krediet" in X., Onroerend Goed in de Praktijk, Deurne, Kluwer, IX.A.3-‐15; D. NOËL en R. DUVIVIER, "Les differentes formules de taux d'intérêt dans le cadre d'un crédit hypothécaire régi par la loi du 4 août 1992" in C. BIQUET-‐MATHIEU en E. TERRYN (eds.), Hypothecair krediet -‐ Crédit hypothécaire, Brugge, Die Keure, 2010, nr. 12. 197 Opgemerkt dient te worden dat zowel voor een hypothecair krediet met een vaste als met een variabele rentevoet er een a`lossingstabel van het aangeboden krediet moet worden overgemaakt ten laatste bij het overmaken van het aanbod. Zie: Art. VII.133, tweede lid WER en art. 14, tweede lid Wet Hypothecair Krediet. 198 E. CASIER, "Commentaar bij art. 9 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2002, a`l. 17, 116, nr. 64; D. MEULEMANS, "De variabiliteit van de hypothecaire rentevoet" in D. MEULEMANS en G. SCHEPERS (eds.), De nieuwe Wet op het Hypothecair Krediet, Deurne, Kluwer, 1993, nr. 52; D. MEULEMANS, "IX.A. Hypothecair Krediet" in X., Onroerend Goed in de Praktijk, Deurne, Kluwer, IX.A.3-‐15. 199 Art. VII.128 §4 WER, art. 9 §4 Wet Hypothecair Krediet; E. CASIER, "Commentaar bij art. 9 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2002, a`l. 17, 116, nr. 64; D. MEULEMANS, "IX.A. Hypothecair Krediet" in X., Onroerend Goed in de Praktijk, Deurne, Kluwer, IX.A.3-‐13. 200 E. CASIER, "Commentaar bij art. 9 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2002, a`l. 17, 116-‐117, nr. 64; D. MEULEMANS, "De variabiliteit van de hypothecaire rentevoet" in D. MEULEMANS en G. SCHEPERS (eds.), De nieuwe Wet op het Hypothecair Krediet, Deurne, Kluwer, 1993, nr. 52. 201 Art I.9, 61° WER en art. 5 Wet Hypothecair Krediet de`iniëren a`lossing van het kapitaal: "de wijze van terugbetaling van het kapitaal waarbij de consument zich verbindt tijdens de looptijd van het krediet stortingen te doen die het kapitaal on-‐ middellijk met de overeenkomstige som verminderen", resp.: "wanneer de kredietnemer de verplichting aangaat tijdens de looptijd van het krediet stortingen te verrichten die het kapitaal onmiddellijk met de overeenkomstige som verminderen". 202 Art. VII.128 §4 WER, art. 9 §4 Wet Hypothecair Krediet; E. CASIER, "Commentaar bij art. 9 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2002, a`l. 17, 117, nr. 66; D. MEULEMANS, "De variabiliteit van de hypothecaire rentevoet" in D. MEULEMANS en G. SCHEPERS (eds.), De nieuwe Wet op het Hypothecair Krediet, Deurne, Kluwer, 1993, nr. 56-‐57; D. MEULEMANS, "IX.A. Hypothecair Krediet" in X., Onroerend Goed in de Praktijk, Deurne, Kluwer, IX.A.3-‐16; D. NOËL en R. DUVIVIER, "Les differentes formules de taux d'intérêt dans le cadre d'un crédit hypothécaire régi par la loi du 4 août 1992" in C. BIQUET-‐MATHIEU en E. TERRYN (eds.), Hypothecair krediet -‐ Crédit hypothécaire, Brugge, Die Keure, 2010, nr. 11. 203 D. MEULEMANS, "De variabiliteit van de hypothecaire rentevoet" in D. MEULEMANS en G. SCHEPERS (eds.), De nieuwe Wet op het Hypothecair Krediet, Deurne, Kluwer, 1993, nr. 55.
36
3. 4. Is het mogelijk om variabele en vaste rentevoeten te combineren? 60. De wet stelt dat er slechts één variabele en meerdere vaste rentevoeten per kredietovereenkomst mogen zijn.204 Belet dit de partijen om in de kredietovereenkomst overeen te komen dat er één variabele rentevoet van toepassing is op een bepaalde schijf en/ of gedurende een bepaalde periode en voor de rest van het kredietbedrag en/of de duurtijd van de kredietovereenkomst één of meer vaste rentevoeten? 61. Als men inderdaad de artikelen VII.127 en VII.128 WER en de artikelen 8 en 9 Wet Hypothecair Krediet samen leest, lijkt het inderdaad mogelijk om meerdere rentevoeten te hanteren voor verschillende periodes en schijven, met de speci`ieke begrenzing dat van al deze rentevoeten er slechts één van een variabele aard mag zijn.205 Dit is echter betwist waardoor men toch beter voorzichtig blijft.206 Zo wordt in de rechtsleer beweerd dat de combinatie van een schijf van het krediet tegen een vaste rentevoet en een andere schijf tegen een variabele rentevoet met twee verschillende rentevoeten te vermijden is.207 Dit zou immers een inbreuk kunnen zijn op art. VII.128 §1 WER en art. 9 §1 Wet Hypothecair Krediet. Daarom stelt deze rechtsleer algemeen dat art. 9 §1 Wet Hypothecair Krediet een algemeen verbod op meerdere rentevoeten inhoudt en het dan ook verboden is, of minstens af te raden, in één kredietovereenkomst meerdere rentevoeten (waarvan één variabele) van verschillende waarde te hebben. Indien er dus sprake is van een initiële, identieke waarde van de rentevoet zou dit geen problemen opleveren.208 Eén rechtsgeleerde wijst elke combinatie van een variabele rentevoet en vaste rentevoet(en) zelfs resoluut af.209
204 cf. supra randnummer 31-‐34 en 39. 205 E. CASIER, "Commentaar bij art. 7 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2013, a`l. 40, 158-‐159, nr. 4-‐5; P.
D'HAEN en P. HEYMANS, Le crédit hypothécaire au logement réglementé en Belgique, Waterloo, Kluwer, 2009, p. 133-‐134; D. MICHIELS en T. VAN SINAY, Notarieel Vastgoedrecht, Leuven, VRG, 2013, nr. 583; D. NOËL en R. DUVIVIER, "Les differentes formules de taux d'intérêt dans le cadre d'un crédit hypothécaire régi par la loi du 4 août 1992" in C. BIQUET-‐MATHIEU en E. TERRYN (eds.), Hypothecair krediet -‐ Crédit hypothécaire, Brugge, Die Keure, 2010, nr. 5. 206 E. CASIER, "Commentaar bij art. 7 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2013, a`l. 40, 158-‐159, nr. 4-‐5; P. D'HAEN en P. HEYMANS, Le crédit hypothécaire au logement réglementé en Belgique, Waterloo, Kluwer, 2009, p. 133-‐134; P. HEYMANS, Het gereglementeerd hypothecair woonkrediet in België, Mechelen, Kluwer, 2008, p. 62-‐63. 207 E. CASIER, "Commentaar bij art. 7 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2013, a`l. 40, 158-‐159, nr. 4-‐5; P. D'HAEN en P. HEYMANS, Le crédit hypothécaire au logement réglementé en Belgique, Waterloo, Kluwer, 2009, p. 133-‐134. 208 E. CASIER, "Commentaar bij art. 7 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2013, a`l. 40, 158-‐159, nr. 4-‐5; P. D'HAEN en P. HEYMANS, Le crédit hypothécaire au logement réglementé en Belgique, Waterloo, Kluwer, 2009, p. 133-‐134. 209 D. MEULEMANS, "IX.A. Hypothecair Krediet" in X., Onroerend Goed in de Praktijk, Deurne, Kluwer, IX.A.3 -‐8-‐9.
37
3. 5. Wat zijn de gevolgen van een overtreding van de bepalingen van het WER? 62. Bij de uiteenzetting van de gevolgen van de overtreding van de regulering betreffende rentevoeten inzake hypothecair krediet zullen we ons vooral focussen op de burgerlijke gevolgen en beknopt op de strafrechtelijke gevolgen. 3. 5. 1. De burgerlijke gevolgen 63. De dwingende aard van het Wet Hypothecair Krediet en de WER werd reeds kort besproken.210 In art. 3 van de Wet Hypothecair Krediet werd bepaald dat elk beding dat strijdig was met titel I van de Wet Hypothecair Krediet nietig was.211 Enkel die clausule is dan nietig en niet de hele overeenkomst.212 Dit deed vermoeden dat er dan sprake was van een relatieve nietigheid, wat ook werd gesteld door de Memorie van Toelichting bij de Wet Hypothecair Krediet.213 Er wordt in de rechtsleer echter gealludeerd dat de Wet Hypothecair Krediet van algemeen belang en dus van openbare orde zou zijn.214 Hierover is weliswaar geen overeenstemming.215 Eigenlijk moet er genuanceerd worden in de zin dat sommige artikelen van openbare orde zijn en andere louter van dwingend recht.216 Deze bepaling is overgenomen door art. VII.2 §4 WER. Hieraan werd toegevoegd dat een strijdig beding met het WER niet louter nietig, maar nietig van rechtswege is voor zover het ertoe strekt de
210 cf. supra randnummer 25. 211 K. BYTTEBIER, Handboek Financieel Recht, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1995, nr. 573; E. CASIER,
"Commentaar bij art. 3 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 1994, a`l. 2, nr. 1; P. SOURBRON, "Het dwingend karakter van de wet. Overzicht van de sancties" in D. MEULEMANS, G. SCHEPERS (eds.), De nieuwe Wet op het Hypothecair Krediet in Reeks Notariële Praktijkstudies, Deurne, Kluwer Rechtswetenschappen België, 1993, nr. 1-‐3; A. VAN INGELGHEM, "Commentaar bij art. 28 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2003, a`l. 19, 225, nr. 1. 212 P. SOURBRON, "Het dwingend karakter van de wet. Overzicht van de sancties" in D. MEULEMANS, G. SCHEPERS (eds.), De nieuwe Wet op het Hypothecair Krediet in Reeks Notariële Praktijkstudies, Deurne, Kluwer Rechtswetenschappen België, 1993, nr. 14; A. VAN INGELGHEM, "Commentaar bij art. 28 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2003, a`l. 19, 225, nr. 9. 213 Memorie van toelichting bij het Wetsontwerp op het Hypothecair Krediet, Parl. St. Kamer 1990-‐1991, nr. 1742/1, p. 4; P. SOURBRON, "Het dwingend karakter van de wet. Overzicht van de sancties" in D. MEULEMANS, G. SCHEPERS (eds.), De nieuwe Wet op het Hypothecair Krediet in Reeks Notariële Praktijkstudies, Deurne, Kluwer Rechtswetenschappen België, 1993, nr. 11; A. VAN INGELGHEM, "Commentaar bij art. 28 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2003, a`l. 19, 225, nr. 8. 214 P. HEYMANS, Het gereglementeerd hypothecair woonkrediet in België, Mechelen, Kluwer, 2008, 16. 215 E. CASIER, "Commentaar bij art. 3 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 1994, a`l. 2, nr. 2; P. SOURBRON, "Het dwingend karakter van de wet. Overzicht van de sancties" in D. MEULEMANS, G. SCHEPERS (eds.), De nieuwe Wet op het Hypothecair Krediet in Reeks Notariële Praktijkstudies, Deurne, Kluwer Rechtswetenschappen België, 1993, nr. 4; A. VAN INGELGHEM, "Commentaar bij art. 28 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2003, a`l. 19, 225, nr. 8. 216 P. SOURBRON, "Het dwingend karakter van de wet. Overzicht van de sancties" in D. MEULEMANS, G. SCHEPERS (eds.), De nieuwe Wet op het Hypothecair Krediet in Reeks Notariële Praktijkstudies, Deurne, Kluwer Rechtswetenschappen België, 1993, nr. 5-‐9; A. VAN INGELGHEM, "Commentaar bij art. 28 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2003, a`l. 19, 228-‐229, nr. 8.
38
rechten van de consument in te perken of zijn verplichtingen te verzwaren. Zoals gezegd bevindt de nietigheid zich nu eerder op de grens tussen de absolute en de relatieve nietigheid. 64. In art. VII. 209 WER en art. 28 Wet Hypothecair Krediet worden de burgerlijke sancties verder uiteengezet. De voornaamste sanctie in het kader van de rentevoeten is vervat in de eerste paragraaf van beide artikelen. Deze artikelen zijn van toepassing als de kredietgever de verplichtingen of verbodsbepalingen van de WER resp. Wet Hypothecair Krediet schendt.217 Hieronder vallen zeker de schendingen van art. VII.127 en VII.128 WER resp. art. 8 en 9 Wet Hypothecair Krediet die betrekking hebben op de vaste en variabele rentevoeten.218 Ze bepalen dus de algemene sanctie bij overtredingen van de regeling inzake hypothecair krediet.219 Bij een dergelijke schending kan de kredietnemer op ieder ogenblik en zonder enige vergoeding het krediet terugbetalen.220 Daarenboven is het in het kader van rentevoeten bijzonder van belang dat wordt bepaald dat in het geval de kredietnemer van zijn recht op terugbetaling gebruik maakt en de rentevoet niet kan worden bepaald doordat de vestigingsakte niet de nodige elementen bevat, de gelopen interesten aan de wettelijke rentevoet berekend worden.221 Dit geldt echter niet als de kredietgever bewijst dat de bedoelde schending de kredietnemer geen nadeel heeft berokkend.222 Er is hier dus sprake van een weerlegbaar vermoeden van nadeel in hoofde van de kredietnemer.223 Hierbij zou het lichtste nadeel aanleiding kunnen geven tot de sanctie.224
217 A. VAN INGELGHEM, "Commentaar bij art. 28 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2003, a`l. 19, 230, nr. 10. 218 A. VAN INGELGHEM, "Commentaar bij art. 28 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2003, a`l. 19, 230, nr. 10. 219
K. BYTTEBIER, Handboek Financieel Recht, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1995, nr. 573; P. SOURBRON, "Het dwingend karakter van de wet. Overzicht van de sancties" in D. MEULEMANS, G. SCHEPERS (eds.), De nieuwe Wet op het Hypothecair Krediet in Reeks Notariële Praktijkstudies, Deurne, Kluwer Rechtswetenschappen België, 1993, nr. 16; A. VAN INGELGHEM, "Commentaar bij art. 28 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2003, a`l. 19, 225, nr. 2. 220 K. BYTTEBIER, Handboek Financieel Recht, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1995, nr. 573; A. VAN INGELGHEM, "Commentaar bij art. 28 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2003, a`l. 19, 233, nr. 14-‐15. 221 A. VAN INGELGHEM, "Commentaar bij art. 28 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2003, a`l. 19, 233, nr. 13. 222 Art. VII.209 §1, tweede lid WER en art. 28 §1, tweede lid Wet Hypothecair Krediet. 223 K. BYTTEBIER, Handboek Financieel Recht, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1995, nr. 573; P. SOURBRON, "Het dwingend karakter van de wet. Overzicht van de sancties" in D. MEULEMANS, G. SCHEPERS (eds.), De nieuwe Wet op het Hypothecair Krediet in Reeks Notariële Praktijkstudies, Deurne, Kluwer Rechtswetenschappen België, 1993, nr. 16; A. VAN INGELGHEM, "Commentaar bij art. 28 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2003, a`l. 19, 232, nr. 11. 224 P. SOURBRON, "Het dwingend karakter van de wet. Overzicht van de sancties" in D. MEULEMANS, G. SCHEPERS (eds.), De nieuwe Wet op het Hypothecair Krediet in Reeks Notariële Praktijkstudies, Deurne, Kluwer Rechtswetenschappen België, 1993, nr. 16; A. VAN INGELGHEM, "Commentaar bij art. 28 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2003, a`l. 19, 232, nr. 11.
39
65. Ten slotte moet ook gewezen worden op art. 1907 ter BW, dat in het gemeenrecht de hoogte van de rentevoeten beteugelt op burgerlijk vlak.225 Dit artikel is enkel van toepassing op hypothecaire kredieten die een lening op interest zijn. Kredietopeningen zijn bijgevolg uitgesloten van dit artikel.226 De vraag is of dit wel toegepast kan worden op het hypothecair krediet. Er werd immers reeds beslist dat deze regeling niet van toepassing is op het consumentenkrediet door de burgerrechtelijke beteugeling in die regulering.227 3. 5. 2. De strafrechtelijke gevolgen 66. Bij de strafrechtelijke gevolgen van een overtreding dienen we vooral te kijken naar art. XV. 90, 7° WER dat stelt dat de kredietgever geen betaling of vergoeding mag eisen buiten de gevallen voorzien in boek VII. Een overtreding van de regels betreffende de rentevoeten inzake hypothecair krediet kan dus leiden tot een sanctie van niveau 5: een geldboete van 250 tot 100.000 euro en/of een gevangenisstraf van één maand tot één jaar.228 67. Daarenboven beteugelt art. 494 Strafwetboek woeker. Er moet echter een zekere regelmaat in de woekerpraktijken van de kredietgever zijn aangezien het een gewoontemisdrijf is. Aangezien deze regeling van openbare orde is, zal deze echter wel van toepassing zijn op kredietopeningen. De kredietgever wordt dan bestraft met een gevangenisstraf van een maand tot een jaar en/of met een geldboete van duizend euro tot tienduizend euro. Hier kan dezelfde opmerking gemaakt worden als bij de burgerlijke beteugeling van woeker. Deze regeling is misschien niet van toepassing op hypothecair krediet aangezien er, door de strafrechtelijke beteugeling in die regulering, beslist werd dat deze regeling niet van toepassing is op het consumentenkrediet229
225
Indien de rechter op vordering van de kredietnemer vaststelt dat er sprake is van woeker, zullen de verplichtingen van de kredietnemer vermindert worden tot de terugbetaling van het geleende kapitaal en de betaling van de wettelijke rente. Opdat er sprake zou zijn van woeker moet de kredietgever misbruik maken van de behoeften, zwakheden, hartstochten of onwetendheid van de kredietnemer. Daarenboven moet een rente of andere voordelen worden bedongen die de normale interesten en de dekking van het risico van de lening duidelijk overschrijden. Zie art. 1907ter BW. 226 Rb. Charleroi 8 juni 2000, T.B.H. 2001, 781, noot J. BUYLE en M. DELIERNEUX. 227 Rb. Kortrijk 29 april 1994, T. Vred. 1995, 130. 228 Art. XV.90, 7° WER en art. XV.70 WER. 229 Rb. Kortrijk 29 april 1994, T. Vred. 1995, 130.
40
4. Hoe worden rentevoeten naar Frans recht gereguleerd? 68. De regeling van het 'crédit immobilier' naar Frans recht is van een totaal andere aard dan de regeling van het Belgische hypothecair krediet. De Belgische wetgever beoogde de consumentenbescherming op twee manieren te realiseren. Enerzijds voerde de Belgische wetgever een streng en duidelijk kader in voor de rentevoeten en in het bijzonder voor de variabele rentevoeten. Aangezien hiermee concreet werd ingegrepen in de overeenkomst werd dit reeds uitgebreid besproken. Anderzijds werden verplichtingen ingevoerd pre-‐ contractuele informatie aan de consument te verschaffen.230 69. De Franse wetgever heeft er echter niet voor gekozen de contractsvrijheid van de partijen speci`iek bij het 'crédit immobilier' aan banden te leggen, maar bij bepalingen die betrekking hebben op zowel het 'crédit à la consommation' als het 'crédit 'immobilier'.231 De Code de la consommation heeft daarenboven sterk ingezet op het tweede aspect van de consumentenbescherming in het kader van het Belgische hypothecair krediet. In het Franse 'crédit immobilier' heeft de informatie voor de consument over de kredietovereenkomst een centrale rol.232 De voorwaarden voor de kredietovereenkomsten worden immers vaak door kredietinstellingen opgelegd. Deze zijn vaak zo ingewikkeld dat ze niet meer begrijpbaar zijn voor de consument. De informatieverplichtingen zijn onder te verdelen in ten eerste verplichtingen betreffende de reclame voor het krediet, ten tweede verplichtingen betreffende het aanbod aan de consument en ten derde verplichtingen betreffende de vestigingsakte.233 4.1. De regulering van rentevoeten inzake 'credit immobilier': de invloed van het gemeen recht 70. Inzake rentevoeten bij 'crédit immobilier' moet men eerst het gemeen recht bekijken. Ten eerste laat art. 1905 Code civil voor de partijen toe dat ze een rentevoet mogen overeenkomen.234 Indien dit niet wordt gedaan, kan er geen interest worden aangerekend. 230 E. MESSELY, "Informatieverstrekking aan de kredietnemer" in D. MEULEMANS en G. SCHEPERS (eds.), De nieuwe
Wet op het Hypothecair Krediet, Deurne, Kluwer, 1993, 157-‐164. 231 Art. L.313-‐1-‐L.313-‐5 Code de la consommation. 232 T. BONNEAU, Droit bancaire, Parijs, LGDJ, 2013, nr. 840; J. CALAIS-‐AULOY en H. TEMPLE, Droit de la consommation, Parijs, Dalloz, 2010, nr. 421-‐423; C. GAVALDA en J. STOUFFLET, Droit bancaire, Parijs, LexisNexis, 2010, nr. 841-‐842; D. MAZEAUD en S. PIEDELIÈVRE, Crédit immobilier (commercial) in Répertoire Droit Immobilier, Parijs, Dalloz, 2014, nr. 6 en 27-‐78; S. PIEDELIÈVRE, Droit de la Consommation, Parijs, Economica, 2008, nr. 350-‐359. 233 J. CALAIS-‐AULOY en H. TEMPLE, Droit de la consommation, Parijs, Dalloz, 2010, nr. 421-‐423; S. PIEDELIÈVRE, Droit de la Consommation, Parijs, Economica, 2008, nr. 350-‐359. 234 P. ANCEL, Manuel de droit du crédit, Parijs, Litec, 1995, nr. 124; C. GAVALDA en J. STOUFFLET, Droit bancaire, Parijs, LexisNexis, 2010, nr. 559 en 568; S. PIEDELIÈVRE, Droit de la Consommation, Parijs, Economica, 2008, nr. 349.
41
Indien niet gepreciseerd wordt hoe hoog de bedongen rentevoet is, valt men terug op de wettelijke rentevoet.235 Het is volgens art. 1907, tweede lid Code civil dus noodzakelijk de conventionele interestvoet expliciet te bedingen indien men die wil toepassen.236 Hierin wordt dit artikel bijgetreden door art. 313-‐2, tweede lid Code de la consommation. Dat artikel stelt dat de 'taux effectif global' expliciet moet worden vastgelegd en moet worden vermeld in elk geschrift die een lening, die onder de Code de la consommation valt, vaststelt.237 71. De Code de la consommation heeft zich voor de beperkingen van de wilsautonomie qua rentevoeten gebaseerd op het gemeenrecht. In het gemeenrecht speelt de wilsautonomie op vlak van rentevoeten in principe vrij.238 De partijen kunnen de rentevoet dus in principe vrij bepalen.239 Zowel de vaste als de variabele rentevoeten kunnen door de partijen voor hun kredietovereenkomst gehanteerd worden.240 De wetgever verwijst immers naar beide types rentevoeten, bv. in art. L.312-‐8 Code de la consommation. Daarenboven lijkt het mogelijk vrij deze te combineren. 4.2. De grenzen van de contractvrijheid bij 'crédit immobilier' 72. De wet van 28 december 1966 bepaalde als enige limiet op de rentevoet dat er geen sprake mag zijn van woeker ('taux d'usure').241 Deze wet werd geïntegreerd in de huidige art. L.313-‐3-‐L.313-‐5 Code de la consommation.242 Bij de lezing van art. L.313-‐3 Code de la 235 P. ANCEL, Manuel de droit du crédit, Parijs, Litec, 1995, nr. 125; C. GAVALDA en J. STOUFFLET, Droit bancaire, Parijs,
LexisNexis, 2010, nr. 560. 236 P. ANCEL, Manuel de droit du crédit, Parijs, Litec, 1995, nr. 126-‐127; T. BONNEAU, Droit bancaire, Parijs, LGDJ, 2013, nr. 487; C. GAVALDA en J. STOUFFLET, Droit bancaire, Parijs, LexisNexis, 2010, nr. 561; S. PIEDELIÈVRE en E. PUTMAN, Droit bancaire, Parijs, Economica, 2011, nr. 388. 237 Cass. fr. 1e Civ. 24 juni 1981, n°80-‐12903, http://www.legifrance.gouv.fr/af`ichJuriJudi.do? oldAction=rechJuriJudi&idTexte=JURITEXT000007007769&fastReqId=1002070948&fastPos=3; T. BONNEAU, Droit bancaire, Parijs, LGDJ, 2013, nr. 487; C. GAVALDA en J. STOUFFLET, Droit bancaire, Parijs, LexisNexis, 2010, nr. 561; S. PIEDELIÈVRE en E. PUTMAN, Droit bancaire, Parijs, Economica, 2011, nr. 388. 238 C. GAVALDA en J. STOUFFLET, Droit bancaire, Parijs, LexisNexis, 2010, nr. 557. 239 P. ANCEL, Manuel de droit du crédit, Parijs, Litec, 1995, nr. 129. 240 C. GAVALDA en J. STOUFFLET, Droit bancaire, Parijs, LexisNexis, 2010, nr. 567; E. VAN DEN HAUTE, Harmonisation européenne du crédit hypothécaire: Perspectives de droit comparé, de droit international privé et de droit européen, Brussel, Bruylant, 2010, nr. 269. 241 Loi du 28 décembre 1966 relative à la usure, aux prêts d'argents et à certaines opérations de démarchage et d e p u b l i c p u b l i c i t é , h t t p : / / w w w. l e g i f r a n c e . g o u v. f r / a f ` i c h Te x t e A r t i c l e . d o ; j s e s s i o n i d = 6 9 7 E 9 4 5 0 7 E 9 2 7 8 1 F 0 D 1 0 E E 6 C 2 3 0 8 4 A 3 D . t p d i l a 1 2 v _ 2 ? idArticle=LEGIARTI000006507929&cidTexte=JORFTEXT000000880208&categorieLien=id&dateTexte=1990063 0; J. CALAIS-‐AULOY en H. TEMPLE, Droit de la consommation, Parijs, Dalloz, 2010, nr. 363; C. GAVALDA en J. STOUFFLET, Droit bancaire, Parijs, LexisNexis, 2010, nr. 399 en 569; S. PIEDELIÈVRE, Droit de la Consommation, Parijs, Economica, 2008, nr. 281-‐282. 242 S. PIEDELIÈVRE, Droit de la Consommation, Parijs, Economica, 2008, nr. 281-‐282; J. CALAIS-‐AULOY en H. TEMPLE, Droit de la consommation, Parijs, Dalloz, 2010, nr. 363 en 420.
42
consommation valt op dat er sprake is van woeker als de 'taux effectif global'243 een bepaalde limiet overstijgt.244 Daarom moet eerst duidelijk gemaakt worden wat een TEG inhoudt. Deze TEG dient in verhouding bekeken te worden met 'le taux effectif moyen pratiqué au cours du trimestre précédent par les établissements de crédit et les sociétés de Xinancement pour des opérations de même nature comportant des risques analogues'.245 Dit wordt vervolgens onderzocht. Ten slotte bekijken we ook hoe de verhouding tussen beide moet zijn opdat er sprake zou zijn van woeker. 4. 2. 1. De 'taux effectif global' 73. Art. 313-‐1 Code de la consommation bepaalt dat de TEG van een lening de som is van een aantal elementen van het krediet. Ten eerste bestaat dit uit de rente van het krediet.246 Ten tweede moeten hier ook de directe en indirecte kosten, de commissies of de vergoedingen van eender welke aard worden bijgeteld, zelfs als die kosten, commissies of vergoedingen overeenstemmen met echte uitgaven.247 Ten slotte moeten hier ook de kosten, de commissies en de vergoedingen die aan tussenpersonen betaald of verschuldigd zijn bij de kredietverstrekking worden bijgeteld. 248 In het kader van de precontractuele informatieverstrekking249 en de vermeldingen in het contract250 bij 'crédit immobilier' moeten de lasten verbonden aan de eventuele zekerheden die gesteld worden voor het krediet en de erelonen van ministeriële of`icieren worden bijgeteld. Deze worden niet bijgeteld indien deze
243 Hierna: TEG. 244 C. GAVALDA en J. STOUFFLET, Droit bancaire, Parijs, LexisNexis, 2010, nr. 571. 245 Vrije eigen vertaling: 'De gemiddelde effectieve rentevoet die gedurende het voorgaande trimester gehanteerd
is door kredietinstellingen en `inancieringsvennootschappen voor handelingen van dezelfde aard en met gelijke risico's'. Hierna: TEM. 246 P. ANCEL, Manuel de droit du crédit, Parijs, Litec, 1995, nr. 129; J. CALAIS-‐AULOY en H. TEMPLE, Droit de la consommation, Parijs, Dalloz, 2010, nr. 429; S. PIEDELIÈVRE en E. PUTMAN, Droit bancaire, Parijs, Economica, 2011, nr. 396; E. VAN DEN HAUTE, Harmonisation européenne du crédit hypothécaire: Perspectives de droit comparé, de droit international privé et de droit européen, Brussel, Bruylant, 2010, nr. 269. 247 P. ANCEL, Manuel de droit du crédit, Parijs, Litec, 1995, nr. 129; J. CALAIS-‐AULOY en H. TEMPLE, Droit de la consommation, Parijs, Dalloz, 2010, nr. 429; C. GAVALDA en J. STOUFFLET, Droit bancaire, Parijs, LexisNexis, 2010, nr. 571; S. PIEDELIÈVRE, Droit de la Consommation, Parijs, Economica, 2008, nr. 283; S. PIEDELIÈVRE en E. PUTMAN, Droit bancaire, Parijs, Economica, 2011, nr. 396; E. VAN DEN HAUTE, Harmonisation européenne du crédit hypothécaire: Perspectives de droit comparé, de droit international privé et de droit européen, Brussel, Bruylant, 2010, nr. 269. 248 P. ANCEL, Manuel de droit du crédit, Parijs, Litec, 1995, nr. 129; J. CALAIS-‐AULOY en H. TEMPLE, Droit de la consommation, Parijs, Dalloz, 2010, nr. 429; C. GAVALDA en J. STOUFFLET, Droit bancaire, Parijs, LexisNexis, 2010, nr. 571; S. PIEDELIÈVRE, Droit de la Consommation, Parijs, Economica, 2008, nr. 283. 249 Art. L.312-‐4-‐L.312-‐6-‐2 Code de la consommation. 250 Art. L.312-‐7-‐L.312-‐8 Code de la consommation.
43
voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst niet precies kunnen worden vastgesteld.251 Zo moeten de vaste notariskosten wel reeds worden opgenomen.252 Het is de bedoeling om in feite de reële kost van het krediet weer te geven.253 Deze TEG moet steeds in de reclame voor een 'crédit immobilier', in het aanbod van een 'crédit immobilier' en algemeen in elk geschrift dat een dergelijk krediet vaststelt, worden vermeld en dit op straffe van nietigheid van het rentebeding.254 74. Dit lijkt een heel eenvoudige berekening, maar dit is het geenszins.255 Het is zelfs quasi onmogelijk voor de kredieten met een variabele rentevoet.256 Men moet de TEG normaal
251
J. CALAIS-‐AULOY en H. TEMPLE, Droit de la consommation, Parijs, Dalloz, 2010, nr. 429; D. MAZEAUD en S. PIEDELIÈVRE, Crédit immobilier (commercial) in Répertoire Droit Immobilier, Parijs, Dalloz, 2014, nr. 43; S. PIEDELIÈVRE, Droit de la Consommation, Parijs, Economica, 2008, nr. 283-‐284; S. PIEDELIÈVRE en E. PUTMAN, Droit bancaire, Parijs, Economica, 2011, nr. 396. 252 Cass. fr. 1e Civ. 20 maart 2005, Recueil Dalloz 2005, 1148, noot E. CHEVRIER; G. BRIARDEAUD en P. FLORES, "Crédits immobiliers : le taux effectif global en voie de mériter son nom" (noot onder Cass. fr. 1e Civ. 20 maart 2005), Recueil Dalloz 2005, 2757; J. CALAIS-‐AULOY en H. TEMPLE, Droit de la consommation, Parijs, Dalloz, 2010, nr. 429; D. LEGEAIS, "Crédit à la consommation. TEG. Eléments pris en compte pour le calcul" (noot onder Cass. fr. 1e Civ. 20 maart. 2005), RTD Com. 2005, 575. 253 P. ANCEL, Manuel de droit du crédit, Parijs, Litec, 1995, nr. 131; C. GAVALDA en J. STOUFFLET, Droit bancaire, Parijs, LexisNexis, 2010, nr. 557; D. MAZEAUD en S. PIEDELIÈVRE, Crédit immobilier (commercial) in Répertoire Droit Immobilier, Parijs, Dalloz, 2014, nr. 43; S. PIEDELIÈVRE, Droit de la Consommation, Parijs, Economica, 2008, nr. 283; S. PIEDELIÈVRE en E. PUTMAN, Droit bancaire, Parijs, Economica, 2011, nr. 396. 254 Art. L.312-‐4, 2° en L.312-‐8, 2° Code de la consommation; art. 1907, tweede lid Code civil; Cass. fr. 1e Civ. 24 j u n i 1 9 8 1 , n ° 8 0 -‐ 1 2 9 0 3 , h t t p : / / w w w . l e g i f r a n c e . g o u v . f r / a f ` i c h J u r i J u d i . d o ? oldAction=rechJuriJudi&idTexte=JURITEXT000007007769&fastReqId=1002070948&fastPos=3; C. GAVALDA en J. STOUFFLET, Droit bancaire, Parijs, LexisNexis, 2010, nr. 564 en 841-‐842; D. MAZEAUD en S. PIEDELIÈVRE, Crédit immobilier (commercial) in Répertoire Droit Immobilier, Parijs, Dalloz, 2014, nr. 6; S. PIEDELIÈVRE, Droit de la Consommation, Parijs, Economica, 2008, nr. 350 en 354; S. PIEDELIÈVRE en E. PUTMAN, Droit bancaire, Parijs, Economica, 2011, nr. 388; Indien men dit vergeet, kan men een strafrechtelijke sanctie oplopen. Zie: art. L.313-‐2 Code de la consommation; S. PIEDELIÈVRE, Droit de la Consommation, Parijs, Economica, 2008, nr. 285; S. PIEDELIÈVRE en E. PUTMAN, Droit bancaire, Parijs, Economica, 2011, nr. 388. 255 J. CALAIS-‐AULOY en H. TEMPLE, Droit de la consommation, Parijs, Dalloz, 2010, nr. 421-‐429; S. PIEDELIÈVRE, Droit de la Consommation, Parijs, Economica, 2008, nr. 285. 256 E. VAN DEN HAUTE, Harmonisation européenne du crédit hypothécaire: Perspectives de droit comparé, de droit international privé et de droit européen, Brussel, Bruylant, 2010, nr. 269. Daarom voerde de wetgever een speci`ieke informatieplicht in voor kredieten met variabele rentevoeten: cf. infra randnummer 84-‐85.
44
proportioneel berekenen.257 Art. R. 313-‐1, III Code de la consommation speci`iceert die berekening voor het 'crédit immobilier'.258 Dit is duidelijk voer voor actuarissen. 4. 2. 2. De TEM als referentierentevoet259 75. De TEM is van zeer groot belang om te bepalen of er sprake is van woeker. De TEM is een unieke referentierentevoet gebaseerd op de rentevoeten op de markt.260 Hoe wordt de TEM concreet bepaald? De TEM wordt elk trimester berekend door de Banque de France.261 Daarvoor doet ze elk trimester een onderzoek naar de kredieten in euro, om de nodige data te verzamelen om de gemiddelde effectieve rentevoet te berekenen.262 76. Omdat de wetgeving oplegt dat er bij de berekening van de TEM rekening moet worden gehouden met de aard en de risico's van de kredieten, worden de kredieten onderverdeeld in kredieten van dezelfde aard met gelijkaardige risico's waarvoor dan eenzelfde referentierentevoet wordt bepaald. Deze categorieën van kredieten werden vastgelegd in een besluit van de minister van Economie in uitvoering van art. L.313-‐3 Code de la
257
C. GAVALDA en J. STOUFFLET, Droit bancaire, Parijs, LexisNexis, 2010, nr. 572; S. PIEDELIÈVRE, Droit de la Consommation, Parijs, Economica, 2008, nr. 285; S. PIEDELIÈVRE en E. PUTMAN, Droit bancaire, Parijs, Economica, 2011, nr. 398-‐399. 258 C. GAVALDA en J. STOUFFLET, Droit bancaire, Parijs, LexisNexis, 2010, nr. 571; S. PIEDELIÈVRE en E. PUTMAN, Droit bancaire, Parijs, Economica, 2011, nr. 399. Vrije vertaling van art. R.313, II Code de la consommation: "(…)De TEG is een jaarlijkse voet, die proportioneel is aan de periodevoet na a`loop van de periode en uitgedrukt per honderd monetaire eenheden. De periodevoet en de duur van de periode moeten expliciet worden meegedeeld aan de kredietnemer. De periodevoet wordt actuarieel berekend, vertrekkend van één enkele periode die overeenstemt met de periodiciteit van de door de kredietnemer uitgevoerde stortingen. Deze berekening verzekert, volgens de methode van de samengestelde interesten, de gelijkheid tussen enerzijds de geleende sommen en anderzijds alle op grond van deze lening door de kredietnemer verschuldigde stortingen van kapitaal, interesten en diverse kosten, waarbij deze laatste elementen geschat worden." Voor een uitgebreide bespreking en voorbeeld van een berekening, zie: Y. SALATS, "Mode de calcul du taux effectif global dans les prêts d'argent", Defrénois 1978, art. 31703, 593. 259 "Le taux effectif moyen pratiqué au cours du trimestre précédent par les établissements de crédit et les sociétés de Xinancement pour des opérations de même nature comportant des risques analogues." 260 S. PIEDELIÈVRE, Droit de la Consommation, Parijs, Economica, 2008, nr. 282. 261 Art. D.313-‐6-‐D.313-‐7 Code de la consommation; C. GAVALDA en J. STOUFFLET, Droit bancaire, Parijs, LexisNexis, 2010, nr. 575; S. PIEDELIÈVRE en E. PUTMAN, Droit bancaire, Parijs, Economica, 2011, nr. 395. 262 Art. D.313-‐7 Code de la consommation; J. CALAIS-‐AULOY en H. TEMPLE, Droit de la consommation, Parijs, Dalloz, 2010, nr. 363.
45
consommation.263 Hierbij krijgen de variabele en de vaste rentevoeten elk een aparte referentierentevoet.264 77. Na de berekening van de TEM voor de verschillende categorieën kredieten door de Banque de France worden deze elk trimester, door de minister van Economie, in het 'Journal ofXiciel de la République française' gepubliceerd.265 Deze worden ook gepubliceerd op de website van de Banque de France.266 Tegelijk worden de respectievelijke drempels, waarboven er sprake is van woeker, gepubliceerd.267 Deze rentevoeten gelden dan voor het daaropvolgende trimester.268 Het is opvallend dat deze rentevoeten zeer hoog zijn in verhouding met de in`latie, waardoor ze niet echt een belemmering zijn voor de kredietinstellingen.269
78. Het is opmerkelijk dat art. D.313-‐7 tweede lid een afwijking toelaat van de vastgestelde TEM's. Het is immers mogelijk dat de `inancieringskosten van de kredietinstellingen plots een uitzonderlijke stijging of daling meemaken. In dat geval kan, door de minister van Economie, afgeweken worden van de berekeningen van de Banque de France.270
263 Arrêté du 24 août 2006 `ixant les catégories de prêts servant de base à l’application de l’article L. 313-‐3 du
code de la consommation et de l’article L. 313-‐5-‐1 du code monétaire et `inancier, relatifs à l’usure, JO 13 september 2006, n° 212, 13474, https://www.banque-‐france.fr/`ileadmin/user_upload/banque_de_france/ Supervision_et_Reglementation/cclrf/a20060824.pdf, gewijzigd bij arrêté du 22 mars 2011 `ixant les montants qui dé`inissent les catégories de prêts servant de base à l'application du régime de l'usure, http:// w w w . l e g i f r a n c e . g o u v . f r / a f ` i c h T e x t e . d o ? cidTexte=JORFTEXT000023751653&fastPos=2&fastReqId=661505357&categorieLien=cid&oldAction=rechText e; J. CALAIS-‐AULOY en H. TEMPLE, Droit de la consommation, Parijs, Dalloz, 2010, nr. 364; C. GAVALDA en J. STOUFFLET, Droit bancaire, Parijs, LexisNexis, 2010, nr. 575; S. PIEDELIÈVRE en E. PUTMAN, Droit bancaire, Parijs, Economica, 2011, nr. 395. 264 Art. 1 Arrêté du 24 août 2006 `ixant les catégories de prêts servant de base à l’application de l’article L. 313-‐3 du code de la consommation et de l’article L. 313-‐5-‐1 du code monétaire et `inancier, relatifs à l’usure, JO 13 september 2006, n° 212, 13474, https://www.banque-‐france.fr/`ileadmin/user_upload/banque_de_france/ Supervision_et_Reglementation/cclrf/a20060824.pdf; J. CALAIS-‐AULOY en H. TEMPLE, Droit de la consommation, Parijs, Dalloz, 2010, nr. 429; S. PIEDELIÈVRE, Droit de la Consommation, Parijs, Economica, 2008, nr. 282. 265 Art. D.313-‐7 Code de la consommation; C. GAVALDA en J. STOUFFLET, Droit bancaire, Parijs, LexisNexis, 2010, nr. 575. 266 X., "Taux d'usure", https://www.banque-‐france.fr/economie-‐et-‐statistiques/changes-‐et-‐taux/taux-‐ dusure.html. 267 Art. D.313-‐6 Code de la consommation. 268 Art. D.313-‐6 Code de la consommation; J. CALAIS-‐AULOY en H. TEMPLE, Droit de la consommation, Parijs, Dalloz, 2010, nr. 363. 269 J. CALAIS-‐AULOY en H. TEMPLE, Droit de la consommation, Parijs, Dalloz, 2010, nr. 363. 270 S. PIEDELIÈVRE en E. PUTMAN, Droit bancaire, Parijs, Economica, 2011, nr. 394-‐395.
46
4. 2. 3. De verhouding tussen de TEG en de TEM -‐ Wanneer is er sprake van woeker? 79. Volgens art. L.313-‐3 Code de la Consommation is er sprake van een woekerlening wanneer op het moment van de kredietovereenkomst de TEG de TEM meer dan dertig procent overtreffen.271 Men moet aldus de TEM vermenigvuldigen met 1,3 om de woekerdrempel te overschrijden. Hierbij hoort een concreet voorbeeld.272 Voor de 'crédits immobiliers' met een vaste rentevoet heeft de Banque de France in het eerste semester van 2015 vastgesteld dat de TEM 3,37% bedraagt. Als men dit vermeerdert met dertig procent, bekomt men de woekerdrempel voor het tweede trimester van 2015. Deze bedraagt dan 4,49%. Voor de 'crédits immobiliers' met een variabele rentevoet heeft de Banque de France in het eerste semester van 2015 vastgesteld dat de TEM 3,07% bedraagt. Als men dit vermeerdert met dertig procent, bekomt men de woekerdrempel voor het tweede trimester van 2015. Deze bedraagt dan 4,09%. 4. 2. 4 Wat zijn de gevolgen indien er sprake is van woeker? 80. Een woekerrente wordt uiteraard beteugeld. Indien de kredietinstelling en de kredietnemer in het kader van een kredietovereenkomst die onder het toepassingsgebied van het 'crédit immobilier' een TEG overeenkomen die de woekerdrempel overschrijdt, is er sprake van een woekerrente. 81. De gevolgen van een dergelijke woekerrente worden bepaald door art. L.313-‐4 en L.313-‐5 Code de la consommation.273 De beteugeling gebeurt enerzijds op burgerlijk en anderzijds op strafrechtelijk vlak.274
271
P. ANCEL, Manuel de droit du crédit, Parijs, Litec, 1995, nr. 131; J. CALAIS-‐AULOY en H. TEMPLE, Droit de la consommation, Parijs, Dalloz, 2010, nr. 363; C. GAVALDA en J. STOUFFLET, Droit bancaire, Parijs, LexisNexis, 2010, nr. 574; S. PIEDELIÈVRE, Droit de la Consommation, Parijs, Economica, 2008, nr. 282; S. PIEDELIÈVRE en E. PUTMAN, Droit bancaire, Parijs, Economica, 2011, nr. 394. 272 X., "Taux d'usure", https://www.banque-‐france.fr/economie-‐et-‐statistiques/changes-‐et-‐taux/taux-‐ dusure.html. 273 C. GAVALDA en J. STOUFFLET, Droit bancaire, Parijs, LexisNexis, 2010, nr. 575. 274 P. ANCEL, Manuel de droit du crédit, Parijs, Litec, 1995, nr. 131bis; J. CALAIS-‐AULOY en H. TEMPLE, Droit de la consommation, Parijs, Dalloz, 2010, nr. 363; S. PIEDELIÈVRE, Droit de la Consommation, Parijs, Economica, 2008, nr. 287.
47
4. 2. 4. a. De burgerlijke gevolgen 82. Op burgerlijk vlak heeft de wetgever er niet voor gekozen de kredietovereenkomst of het rentebeding nietig te verklaren. De excessieve betalingen ten gevolge van de woekerrente worden volledig toegerekend op de vervallen interesten en vervolgens op het kapitaal van de overeenkomst.275 Dit betreft een cascadesysteem: eerst worden de excessieve betalingen toegerekend op de vervallen onbetaalde rente, vervolgens op de nog te vervallen rente en ten laatste op het kapitaal.276 Voor de rest van de overeenkomst zou de rente verlaagd worden tot de woekerdrempel, aangezien de wetgever geen gratis krediet beoogt.277 Men kan dit eigenlijk wel zien als een partiële nietigheid van het rentebeding.278 Als het kapitaal en de interesten van het krediet daarentegen al volledig zijn betaald, moeten de onverschuldigd betaalde sommen terugbetaald worden met wettelijke rente vanaf de dag waarop ze zijn betaald.279 Hiermee wijkt de wetgever af van de rechtspraak van het Franse Hof van Cassatie in het gemeen recht. Het Hof is een voorstander van de nietigheid van het rentebeding en een toepassing van de wettelijke rentevoet, indien de regels van de TEG worden miskend.280 4. 2. 4. b. De strafrechtelijke gevolgen 83. Op strafrechtelijk vlak wordt de woekerrente inzake 'crédit immobilier' in Frankrijk beteugeld door art. L.313-‐5 Code de la consommation.281 Op grond van dit artikel worden de personen die een woekerlening toekennen bestraft.282 Tevens worden de personen geviseerd die bewust, op welke manier ook of voor welke reden ook, direct of indirect hun medewerking 275 Art. L.313-‐4 Code de la consommation; P. ANCEL, Manuel de droit du crédit, Parijs, Litec, 1995, nr. 131bis; J.
CALAIS-‐AULOY en H. TEMPLE, Droit de la consommation, Parijs, Dalloz, 2010, nr. 363; C. GAVALDA en J. STOUFFLET, Droit bancaire, Parijs, LexisNexis, 2010, nr. 557; S. PIEDELIÈVRE, Droit de la Consommation, Parijs, Economica, 2008, nr. 288; S. PIEDELIÈVRE en E. PUTMAN, Droit bancaire, Parijs, Economica, 2011, nr. 402. 276 S. PIEDELIÈVRE, Droit de la Consommation, Parijs, Economica, 2008, nr. 288; S. PIEDELIÈVRE en E. PUTMAN, Droit bancaire, Parijs, Economica, 2011, nr. 402. 277 P. ANCEL, Manuel de droit du crédit, Parijs, Litec, 1995, nr. 131bis; S. PIEDELIÈVRE, Droit de la Consommation, Parijs, Economica, 2008, nr. 288; S. PIEDELIÈVRE en E. PUTMAN, Droit bancaire, Parijs, Economica, 2011, nr. 402. 278 S. PIEDELIÈVRE, Droit de la Consommation, Parijs, Economica, 2008, nr. 288. 279 J. CALAIS-‐AULOY en H. TEMPLE, Droit de la consommation, Parijs, Dalloz, 2010, nr. 363. 280 Cass. fr. 1e Civ. 11 juni 2009, n° 08-‐11755, http://www.legifrance.gouv.fr/af`ichJuriJudi.do? oldAction=rechJuriJudi&idTexte=JURITEXT000020745580&fastReqId=1161000327&fastPos=8; S. PIEDELIÈVRE en E. PUTMAN, Droit bancaire, Parijs, Economica, 2011, nr. 390. 281 C. GAVALDA en J. STOUFFLET, Droit bancaire, Parijs, LexisNexis, 2010, nr. 557; S. PIEDELIÈVRE, Droit de la Consommation, Parijs, Economica, 2008, nr. 287; S. PIEDELIÈVRE en E. PUTMAN, Droit bancaire, Parijs, Economica, 2011, nr. 401. 282 C. GAVALDA en J. STOUFFLET, Droit bancaire, Parijs, LexisNexis, 2010, nr. 557; S. PIEDELIÈVRE, Droit de la Consommation, Parijs, Economica, 2008, nr. 287; S. PIEDELIÈVRE en E. PUTMAN, Droit bancaire, Parijs, Economica, 2011, nr. 401.
48
verlenen aan het verkrijgen of het verlenen van een woekerlening of aan een lening die door zijn toedoen een woekerlening wordt.283 Hier is eigenlijk sprake van een objectief, wiskundig misdrijf, waar de goede trouw of opzet in beperkte mate speelt.284 De straffen die hierop staan zijn een gevangenisstraf van twee jaar en een boete van 300.000 euro. Daarenboven kan de rechtbank beslissen het vonnis geheel of gedeeltelijk te publiceren of te af`icheren, de onderneming die de woekerlening toestond de`initief of voorlopig te sluiten en allerhande werkzaamheden en mandaten voor de plegers van het misdrijf te verbieden.285 4. 3. Speci`ieke informatieverplichtingen betreffende variabele rentevoeten 84. De Franse wetgever voorziet net als de Belgische wetgever speci`ieke informatieverplichtingen voor variabele rentevoeten. Zo bevat de Franse wetgeving ook een verplichting om bij het aanbod van een 'crédit immobilier' met een vaste rentevoet een a`lossingsplan te bezorgen aan de kredietnemer. Hierbij preciseert men uit hoeveel kapitaal resp. rente elke a`lossing bestaat.286 85. Bij een 'crédit immobilier' met een variabele rentevoet wijkt men in Frankrijk hiervan af. Het is immers niet altijd mogelijk op een precieze manier de rentevoet op voorhand vast te stellen.287 Bij een aanbod van een dergelijk krediet moet er ten eerste een prospectus worden gevoegd die de voorwaarden en modaliteiten van de variabiliteit van de rentevoet voorstelt.288 Ten tweede moet een informatiedocument worden bijgevoegd waarin een simulatie van de impact van een dergelijke verandering van de rentevoet op de maandelijkse a`lossingen, de duur van de lening en de totale kost van het krediet worden opgenomen.289 Een dergelijke simulatie is echter geen verbintenis in hoofde van de kredietgever ten aanzien van de
283
C. GAVALDA en J. STOUFFLET, Droit bancaire, Parijs, LexisNexis, 2010, nr. 557; S. PIEDELIÈVRE, Droit de la Consommation, Parijs, Economica, 2008, nr. 287; S. PIEDELIÈVRE en E. PUTMAN, Droit bancaire, Parijs, Economica, 2011, nr. 388. 284 S. PIEDELIÈVRE, Droit de la Consommation, Parijs, Economica, 2008, nr. 287; S. PIEDELIÈVRE en E. PUTMAN, Droit bancaire, Parijs, Economica, 2011, nr. 401. 285 Art. L.313-‐5, tweede lid, 1°-‐3° Code de la consommation; C. GAVALDA en J. STOUFFLET, Droit bancaire, Parijs, LexisNexis, 2010, nr. 557; S. PIEDELIÈVRE, Droit de la Consommation, Parijs, Economica, 2008, nr. 287. 286 Art. L.312-‐8, eerste lid, 2°bis Code de la consommation; D. MAZEAUD en S. PIEDELIÈVRE, Crédit immobilier (commercial) in Répertoire Droit Immobilier, Parijs, Dalloz, 2014, nr. 39; Y. PICOD en H. DAVO, Droit de la consommation, Dalloz, Paris, 2010, nr. 468; S. PIEDELIÈVRE, Droit de la Consommation, Parijs, Economica, 2008, nr. 355. 287 S. PIEDELIÈVRE en E. PUTMAN, Droit bancaire, Parijs, Economica, 2011, nr. 389. 288 Art. L.312-‐8, eerste lid, 2°ter Code de la consommation; D. MAZEAUD en S. PIEDELIÈVRE, Crédit immobilier (commercial) in Répertoire Droit Immobilier, Parijs, Dalloz, 2014, nr. 41; S. PIEDELIÈVRE, Droit de la Consommation, Parijs, Economica, 2008, nr. 355. 289 Art. L.312-‐8, eerste lid, 2°ter Code de la consommation; D. MAZEAUD en S. PIEDELIÈVRE, Crédit immobilier (commercial) in Répertoire Droit Immobilier, Parijs, Dalloz, 2014, nr. 41.
49
werkelijke evolutie van de rentevoet gedurende het krediet en ten aanzien van de impact van die evolutie op de maandelijkse a`lossingen, op de duur van het krediet en op de totale kost van het krediet.290 Daarom moet ook in het informatiedocument worden vermeld dat de simulatie louter indicatief is en dat de kredietgever niet aansprakelijk is indien de reële evolutie van de rentevoet afwijkt van de simulatie.291 5. Nood aan aanpassingen van de regulering van rentevoeten onder invloed van de richtlijn hypothecair krediet? 86. De hoofdlijnen van de Richtlijn Hypothecair krediet in het kader van deze masterproef worden hier besproken.292 Het is daarenboven een zeer actuele vraag om te beoordelen of de huidige regelingen naar Belgisch en Frans recht aan de nieuwe richtlijn hypothecair krediet aangepast moeten worden. Naar Belgisch recht zullen er zeker aanpassingen nodig zijn. In het verslag van de Senaatscommissie Financiën bij de invoeging van de artikelen betreffende het hypothecair krediet stond reeds duidelijk dat de bepalingen omtrent het hypothecair krediet opnieuw moeten bekeken worden in het licht van de richtlijn hypothecair krediet.293 Dit was geen probleem aangezien de Wet Hypothecair Krediet nog van toepassing zou blijven tot 1 april 2015. Sindsdien heeft men het WER echter niet aangepast. Ook naar Frans recht zal dit tot de nodige aanpassingen leiden van de wetgeving leiden.294 87. De richtlijn erkent dat zowel de variabele als de vaste rentevoeten kunnen toegepast worden op hypothecaire kredieten.295 Een variabele rentevoet is in het Europese recht een
290
Art. L.312-‐8, eerste lid, 2°ter Code de la consommation; D. MAZEAUD en S. PIEDELIÈVRE, Crédit immobilier (commercial) in Répertoire Droit Immobilier, Parijs, Dalloz, 2014, nr. 41. 291 Art. L.312-‐8, eerste lid, 2°ter Code de la consommation. 292 Richtlijn 2014/17/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen en tot wijziging van de Richtlijnen 2008/48/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010, Pb.L. 28 februari 2014, a`l. 60, 34. 293 Verslag Senaatscommissie over het wetsontwerp houdende invoeging van Boek VII. « Betalings-‐ en kredietdiensten » in het Wetboek van economisch recht, houdende invoeging van de de`inities eigen aan boek VII en van de straffen voor de inbreuken op boek VII, in de boeken I en XV van het Wetboek van economisch recht en houdende diverse andere bepalingen, Parl.St. Senaat 2013-‐2014, nr. 5-‐2817/2. 294 D. MAZEAUD en S. PIEDELIÈVRE, Crédit immobilier (commercial) in Répertoire Droit Immobilier, Parijs, Dalloz, 2014, nr. 3-‐8. 295 Art. 4, 16° Richtlijn Hypothecair Krediet jo. art. 3, j) Richtlijn Consumentenkrediet; art. 11, lid 2, c) Richtlijn Hypothecair Krediet; art. 13, lid 1, e) Richtlijn Hypothecair Krediet.
50
debetrentevoet die kan worden aangepast aan wijzigingen van een in de kredietovereenkomst vermelde referentievoet.296 Op dit vlak behouden de lidstaten hun vrijheid.297 88. De belangrijkste innovatie in de richtlijn is het verplicht maken van een jaarlijks kostenpercentage en de ESIS298 die bij het aanbod moet worden gevoegd.299 Door de harmonisatie van het JKP beoogt de Europese wetgever de vergelijkbaarheid van de verschillende kredietaanbiedingen op de markt te verhogen. Het ESIS is een document waarin de belangrijkste gepersonaliseerde informatie over het hypothecair krediet aan de consument helder wordt weergegeven.300 Het JKP moet de totale kosten van het krediet voorstellen voor de consument, uitgedrukt in een percentage op jaarbasis van het totale kredietbedrag.301 Dit is gelijk aan de contante waarde op jaarbasis van alle verbintenissen die de consument t.a.v. de kredietgever heeft.302 De berekeningswijze hiervan wordt bepaald in art. 17 van de richtlijn, waarbij verwezen wordt naar een wiskundige formule in de bijlage bij de richtlijn. 89. Art. 17, lid 4 van de richtlijn bepaalt dat, in het kader van kredietovereenkomsten met een variabele rentevoet, bij de berekening van het JKP moet uitgegaan worden van de hypothese dat de debetrentevoet en de overige kosten vast zijn.303 Door de harmonisatie van het JKP beoogt de Europese wetgever de vergelijkbaarheid van de verschillende kredietaanbiedingen op de markt te verhogen. Art. 17, lid 5 behandelt de hypothese waarbij men een vaste rentevoet voor een eerste periode van minstens vijf jaar heeft vastgelegd en er vervolgens onderhandeld wordt over de rentevoet voor de komende periode. Deze hypothese kan naar huidig Belgisch recht niet voorkomen, maar naar Frans recht wel. In dat geval dekt het JKP enkel de eerste periode. Als er sprake is van een rentevoet die kan gewijzigd worden of variabel is gedurende het krediet, dient ervoor gezorgd te worden dat de consument geïnformeerd wordt over de risico's van de verhoging van de rentevoet. Men moet dan een bijkomend JKP verstrekken met de toelichting van de mogelijke risico's van een signi`icante verhoging. Dit zal leiden tot bijkomende speci`ieke informatieverplichtingen in zowel België 296 Considerans 21 Richtlijn Consumentenkrediet. 297 Considerans 43 Richtlijn Hypothecair Krediet. 298 Europees Gestandaardiseerd Informatieblad, zie bijlage II Richtlijn Hypothecair Krediet. 299
Art. 11, lid 2 Richtlijn Hypothecair Krediet; art. 14 Richtlijn Hypothecair Krediet. Hierbij moet ook de debetrentevoet worden vermeld en zijn vaste of variabele karakter. Hierna: JKP. 300 Considerans 40-‐44 Richtlijn Hypothecair Krediet; D. MAZEAUD en S. PIEDELIÈVRE, Crédit immobilier (commercial) in Répertoire Droit Immobilier, Parijs, Dalloz, 2014, nr. 6. 301 Art. 4, 15° Richtlijn Hypothecair Krediet; consideransen 49-‐51 Richtlijn Hypothecair Krediet. 302 Art. 4, 15° Richtlijn Hypothecair Krediet. 303 Art. 17, lid 4 Richtlijn Hypothecair Krediet.
51
als Frankrijk. Als men de stijging of daling van de rentevoet niet heeft beperkt, moet men ervoor waarschuwen dat de totale kredietkosten kunnen stijgen. Dit is uiteraard een situatie die zich naar Belgisch recht, door de wettelijke beperkingen op de variabiliteit van de rentevoeten, niet kan voordoen. Ondanks de beperkingen die de regels omtrent woeker in Frankrijk opleggen, zijn er geen verplichte concrete beperkingen naar Frans recht, waardoor dit tot extra informatieverplichtingen voor variabele rentevoeten leidt. 90. De invoering van het JKP zal vooral de Belgische wetgever tot aanpassingen verplichten. Er is immers in principe sprake van minimumharmonisatie in de richtlijn. Voor het JKP heeft de Europese wetgever, met het oog op de uniformiteit met de regeling in het consumentenkrediet304, de maximumharmonisatie vooropgesteld.305 In België worden de verschillende onderdelen van het JKP allemaal apart vermeld in de vestigingsakte, maar niet in één bepaling. Door de beperkingen op de variabele rentevoet lijkt het me eenvoudiger om weer te geven wat het JKP gedurende de duur van de overeenkomst zal zijn aangezien het mogelijk is de potentieel hoogste en laagste rentevoeten weer te geven door de bepaling van de maximale en minimale stijging van de rentevoet. De overige vermeldingen in het ESIS zijn reeds verplicht naar Belgisch recht. In Frankrijk zal de wetgeving in mindere mate aangepast moeten worden. Het concept van de TEG leunt namelijk al heel dicht aan bij het JKP, aangezien dit ook een algemeen kostenplaatje voorziet.306 De wetgeving zal dus in mindere mate aangepast moeten worden dan in België. 91. De richtlijn legt tevens de verplichting op dat bij kredieten met een variabele rentevoet de indexen of debetrentevoeten voor de berekening van de variabele rentevoet duidelijk, begrijpelijk, objectief en controleerbaar moeten zijn. In België is een dergelijke regeling al verankerd in de wet. In Frankrijk is dit echter niet wettelijk geregeld. De referentierentevoet kan in Frankrijk door de partijen vrij gekozen worden.307 Zo zou de kredietinstelling naar zijn eigen bancaire basisrentevoet kunnen verwijzen.308
304 Considerans 19 Richtlijn Hypothecair Krediet. 305 Art. 2, lid 2 Richtlijn Hypothecair Krediet. 306 D. MAZEAUD en S. PIEDELIÈVRE, Crédit immobilier (commercial) in Répertoire Droit Immobilier, Parijs, Dalloz,
2014, nr. 7. 307 C. GAVALDA en J. STOUFFLET, Droit bancaire, Parijs, LexisNexis, 2010, nr. 567. 308 Cass. fr. Comm. 9 juli 1996, N° 94-‐17.612, La Semaine Juridique Edition Générale, II, 22721, noot J. STOUFFLET; C. GAVALDA en J. STOUFFLET, Droit bancaire, Parijs, LexisNexis, 2010, nr. 399 en 567; J. STOUFFLET, " Validité d'une clause de variation du taux d'intérêt en fonction du taux d base d'une banque et conditions de forme à respecter" (noot onder Cass. fr. Comm. 9 juli 1996) , La Semaine Juridique Edition Générale, II, 22721.
52
92. Daarenboven moet een regeling ingevoerd worden die de kredietgever verplicht de consument in kennis te stellen van wijzigingen in de debetrentevoet voordat deze in werking treden.309 Bij een objectieve referentierentevoet, waarvan het publiek via passende middelen kennis kan nemen, kan men er echter voor opteren niet bij elke rentewijziging van de referentierentevoet de consument in kennis te stellen. Men dient de consument dan periodiek in kennis te stellen van de wijzigingen.310 De Belgische wetgever verplicht de kennisgeving reeds bij de regeling van variabele rentevoeten.311 Een dergelijke verplichting zou in Frankrijk ook van toepassing zijn bij een wijziging van de TEG op basis van niet-‐objectieve referentierentevoeten, zoals de bancaire basisrentevoet.312 Indien er echter sprake is van een objectieve referentierentevoet313 zou de kredietgever niet een dergelijke kennisgevingsplicht hebben.314 De Franse wetgever dient wetgeving op dit vlak in te voeren. 93. Hieruit blijkt dat zowel in Frankrijk als in België de regulering van rentevoeten in sterke mate bij de omzetting van de Richtlijn Hypothecair Krediet aangepast moet worden. 6. Vergelijking van de Belgische en Franse regulering van de rentevoeten 94. Het is duidelijk dat de Belgische en Franse regeling een andere visie hebben op de uitdrukking van de rentevoeten inzake hypothecair krediet. Dit bevestigt de visie van de Europese wetgever dat de harmonisatie van het hypothecair krediet kan tegemoetkomen aan 309 Art. 27 lid 1 Richtlijn Hypothecair Krediet. 310 Art. 27, lid 2 Richtlijn Hypothecair Krediet. 311 Art. VII.128 §4 WER, art. 9 §4 Wet Hypothecair Krediet. 312
Cass. fr. 1e Civ. 20 december 2007, n° 06-‐14.690, http://www.dalloz.fr/documentation/Document? id=CASS_LIEUVIDE_2007-‐12-‐20_0614690&ctxt=0_dCRzMD04NzNlwqdqJHNqMz1jMDUzwqdqJHQxMj0wNi0xNC 4 2 O T D C p 3 g k c 2 Y 9 c G F n Z S 1 y Z W N o Z X J j a G U %3d&ctxtl=0_cyRwYWdlTnVtPTHCp3MkdHJpZGF0ZT1GYWxzZcKncyRzbE5iUGFnPcKncyRpc2Fibz1UcnVlwqdzJ HBhZ2luZz1UcnVlwqdzJG9uZ2xldD0%3d; V. AVENA-‐ROBARDET, "Prêt à taux variable : information de la modi`ication du TEG en cas de révision du taux initial" (noot onder Cass. fr. 1e Civ. 20 december 2007), Recueil Dalloz 2008, 286. 313 Bijvoorbeeld de EURIBOR of de TRBO (taux moyen mensuel de rendement en bourse des obligations) . Zie: V. AVENA-‐ROBARDET, "Prêt à taux variable : information de la modi`ication du TEG en cas de révision du taux initial" (noot onder Cass. fr. 1e Civ. 20 december 2007), Recueil Dalloz 2008, 286; D. LEGEAIS, "Portée de la modi`ication d'un taux d'un crédit à taux variable" (noot onder Cass. fr. 1e Civ. 20 december 2007), RTD Com. 2008, 159. 314 Cass. fr. 1e Civ. 20 december 2007, n° 06-‐14.690, http://www.dalloz.fr/documentation/Document? id=CASS_LIEUVIDE_2007-‐12-‐20_0614690&ctxt=0_dCRzMD04NzNlwqdqJHNqMz1jMDUzwqdqJHQxMj0wNi0xNC 4 2 O T D C p 3 g k c 2 Y 9 c G F n Z S 1 y Z W N o Z X J j a G U %3d&ctxtl=0_cyRwYWdlTnVtPTHCp3MkdHJpZGF0ZT1GYWxzZcKncyRzbE5iUGFnPcKncyRpc2Fibz1UcnVlwqdzJ HBhZ2luZz1UcnVlwqdzJG9uZ2xldD0%3d; V. AVENA-‐ROBARDET, "Prêt à taux variable : information de la modi`ication du TEG en cas de révision du taux initial" (noot onder Cass. fr. 1e Civ. 20 december 2007), Recueil Dalloz 2008, 286; D. LEGEAIS, "Portée de la modi`ication d'un taux d'un crédit à taux variable" (noot onder Cass. fr. 1e Civ. 20 december 2007), RTD Com. 2008, 159.
53
het creëren van de interne markt. De vraag is natuurlijk welke van de twee wegen te verkiezen valt. 95. De Belgische wetgever reguleert de variabiliteit van de rentevoeten veel strenger dan de Franse wetgever. Zo is er een verplichte band met een objectieve referentierentevoet in België, maar niet in Frankrijk. Verder heeft de Franse regeling quasi niets ingevoerd qua limieten op de variabiliteit van de rentevoeten. Zo mag men vrij bedingen over de periodiciteit van de variabiliteit, over de mogelijke hoegrootheid van de variabiliteit etc. Alvast op het vlak van de objectieve criteria voor de variabiliteit heeft de Europese wetgever de Belgische regeling gevolgd. De Europese wetgever heeft hier de juiste keuze gemaakt met het oog op de consumentenbescherming. De mogelijkheid om de variabiliteit van de rentevoet te linken aan de eigen bancaire basisrentevoet dient dan ook afgewezen te worden. 96. Betreffende de informatieverplichtingen is tevens de Belgische visie boven de Franse te verkiezen. Het lijkt me voor de consument veel duidelijker telkens de variabele rentevoet aangepast wordt hierover ingelicht te worden. Daarenboven zal het nieuwe a`lossingsplan hem ook perfect in staat stellen de toekomstige impact van deze wijziging te begrijpen. De Franse wetgeving zorgt ook voor een kennisgeving, maar niet voor een a`lossingsplan. Enkel bij de aanvang van de overeenkomst wordt een indicatieve simulatie over de mogelijke evolutie van de rentevoet meegedeeld. Hierboven werd reeds duidelijk dat de Franse wetgever moet remediëren op het vlak van kennisgevingsplichten in het licht van de nieuwe Europese richtlijn. 97. De Franse wetgever heeft anderzijds een moderne en objectieve invulling gegeven aan het concept woeker om de willekeur en wilsvrijheid van de kredietgevers in te perken ter bescherming van de consument. De Belgische wetgever heeft dit niet gedaan. Het is aan te moedigen een dergelijke objectieve invulling te geven aan woeker. Zo kan men de wilsvrijheid toch een absolute grens opleggen, die er bv. niet is op het vlak van vaste rentevoeten naar Belgisch recht. Dit valt buiten het bestek van de Richtlijn Hypothecair Krediet, dus daar kan de Belgische wetgever vrij de wetgeving aanvullen. Het lijkt me aangewezen een dergelijke objectieve woekerbepaling in het WER in te voeren. Het feit dat de wetgever sowieso een JKP voor het hypothecair krediet zal moeten invoeren, zal deze opdracht alvast vergemakkelijken. 98. Nu wordt ingegaan op de belangrijkste vernieuwing die er moeten komen naar Belgisch recht, nl. de invoering van het JKP. De Belgische wetgever had gekozen voor een opsplitsing 54
van de rentevoet en de andere kosten van het krediet.315 De kosten die ten laste van de consument konden gelegd worden, werden uitdrukkelijk in art. 11 Wet Hypothecair Krediet en art. VII.130 WER bepaald.316 De Franse wetgever kiest daarentegen voor een kostenpercentage waarin zowel de rentevoet als de andere kosten inbegrepen zijn.317 Het is echter veel minder duidelijk welke kosten al dan niet opgenomen moeten worden in de TEG, waardoor de rechtspraak al vaak moest tussenkomen.318 Eigenlijk is het bepalen van een TEG een quasi onmogelijke opdracht, zeker in het kader van variabele rentevoeten.319 De Europese wetgever sluit zich desondanks op dit vlak duidelijk bij de Franse wetgever aan, zelfs op het vlak van een zeer beperkte weergave van kosten die nu concreet onder het JKP vallen.320 Bepaalde Belgische rechtsleer is dan ook niet meteen te vinden voor een dergelijke visie op de uitdrukking van de rentevoet en de kosten van het krediet.321 99. De stelling van VAN DEN HAUTE dient op het vlak van de TEG en het JKP gevolgd te worden.322 De Belgische visie is ondanks het niet centraliseren van de rentevoet en de kosten in één getal duidelijker voor de consument. De TEG en het JKP zijn niet steeds een duidelijke weergave van het echte kostenplaatje.323 Door de limitatieve opsomming van de kosten die aangerekend kunnen worden aan de consument, is de Belgische wetgever duidelijker dan de negatieve visie van de Franse wetgever die uitsluit welke kosten aangerekend kunnen worden.324 Gecombineerd met de onmogelijke bepaling van de variabiliteit van de rentevoet, leidt dit effectief tot een onmogelijke berekening van de TEG of JKP.325 De maatregelen die de Franse wetgever met de indicatieve tabellen heeft genomen, lijkt in zeer beperkte mate 315 E. VAN DEN HAUTE, Harmonisation européenne du crédit hypothécaire: Perspectives de droit comparé, de droit
international privé et de droit européen, Brussel, Bruylant, 2010, nr. 268. 316 E. VAN DEN HAUTE, Harmonisation européenne du crédit hypothécaire: Perspectives de droit comparé, de droit international privé et de droit européen, Brussel, Bruylant, 2010, nr. 268. 317 E. VAN DEN HAUTE, Harmonisation européenne du crédit hypothécaire: Perspectives de droit comparé, de droit international privé et de droit européen, Brussel, Bruylant, 2010, nr. 269. 318 C. GAVALDA en J. STOUFFLET, Droit bancaire, Parijs, LexisNexis, 2010, nr. 571. 319 E. VAN DEN HAUTE, Harmonisation européenne du crédit hypothécaire: Perspectives de droit comparé, de droit international privé et de droit européen, Brussel, Bruylant, 2010, nr. 267 en 269. 320 Zie art. 17 Richtlijn Hypothecair Krediet. 321 E. VAN DEN HAUTE, Harmonisation européenne du crédit hypothécaire: Perspectives de droit comparé, de droit international privé et de droit européen, Brussel, Bruylant, 2010, nr. 267. 322 E. VAN DEN HAUTE, Harmonisation européenne du crédit hypothécaire: Perspectives de droit comparé, de droit international privé et de droit européen, Brussel, Bruylant, 2010, nr. 267-‐270. 323 E. VAN DEN HAUTE, Harmonisation européenne du crédit hypothécaire: Perspectives de droit comparé, de droit international privé et de droit européen, Brussel, Bruylant, 2010, nr. 269-‐270. 324 E. VAN DEN HAUTE, Harmonisation européenne du crédit hypothécaire: Perspectives de droit comparé, de droit international privé et de droit européen, Brussel, Bruylant, 2010, nr. 268-‐270. 325 E. VAN DEN HAUTE, Harmonisation européenne du crédit hypothécaire: Perspectives de droit comparé, de droit international privé et de droit européen, Brussel, Bruylant, 2010, nr. 269.
55
consumentenbeschermend. Door de onduidelijke a`bakening van de kosten zullen de nationale wetgeving en de rechtspraak invulling moeten geven, waardoor men de beoogde vergelijkbaarheid niet bekomt. De invoering van het JKP was volgens VAN DEN HAUTE dus zeker niet aan te raden.326 Zijn aanbevelingen aan de Europese wetgever bestonden dan ook uit drie pijlers. Ten eerste moest de Europese wetgever de variabiliteit van de rentevoet aanvaarden, eventueel gecombineerd met enige waarborgen zoals in het Belgisch recht.327 Dit heeft de Europese wetgever gedaan. Ten tweede moest er een limitatieve lijst gekomen zijn van de kosten die de consument moet betalen.328 Dit heeft de Europese wetgever niet gedaan. Ten slotte argumenteert VAN DEN HAUTE dat de rentevoet en de kosten apart moesten worden bedongen. De informatieverplichting van de kredietgever situeert zich dan niet rond één parameter. Ze is gebaseerd op enerzijds de vaststelling van de vaste of variabele rentevoet en de modaliteiten van de variabiliteit en anderzijds op de kosten en vergoedingen die ten laste van de consument zouden worden gelegd.329 100. Kortom, er zijn elementen van de Franse en de Belgische wetgeving die navolging verdienen. De objectiviteit van de begrenzingen in beide landen is in zeer sterke mate consumentenbeschermend, i.e. betreffende de variabiliteit in België en betreffende de woeker in Frankrijk. De informatieverplichtingen in België zijn stringenter dan in Frankrijk. Soms verdrinken de consumenten in informatie, waardoor men desinformatie in de hand werkt. Gelet echter op de tussenkomst van de notaris bij de vestigingsakte in België, waarbij de akte dient voorgelezen en toegelicht te worden, kan men dat probleem opvangen.330 Daarenboven kan een ESIS ook bijdragen aan een heldere toelichting van het krediet, indien men de vereiste vaststelling van het JKP laat vallen. De opsplitsing tussen de kosten en de rentevoet enerzijds en de limitatieve opsomming van de kosten anderzijds, zoals in het Belgische recht, had ook 326 E. VAN DEN HAUTE, Harmonisation européenne du crédit hypothécaire: Perspectives de droit comparé, de droit
international privé et de droit européen, Brussel, Bruylant, 2010, nr. 270. 327 E. VAN DEN HAUTE, Harmonisation européenne du crédit hypothécaire: Perspectives de droit comparé, de droit international privé et de droit européen, Brussel, Bruylant, 2010, nr. 270. 328 E. VAN DEN HAUTE, Harmonisation européenne du crédit hypothécaire: Perspectives de droit comparé, de droit international privé et de droit européen, Brussel, Bruylant, 2010, nr. 270. 329 E. VAN DEN HAUTE, Harmonisation européenne du crédit hypothécaire: Perspectives de droit comparé, de droit international privé et de droit européen, Brussel, Bruylant, 2010, nr. 270. 330 Art. 9 §1, lid 2 en 3 Wet van 25 ventôse jaar XI op het notarisambt, Bulletin des Lois 16 maart 1803, n° 2440. (deze wet werd reeds meermaals aangepast en wordt ook wel Notariswet of Organieke Wet Notariaat genoemd). Over de toelichting door de notaris bij het hypothecair krediet, zie: P. JOISTEN, "Le devoir d'information et de conseil du notaire en matière de crédit hypothécaire" in C. BIQUET-‐MATHIEU en E. TERRYN (eds.), Hypothecair krediet -‐ Crédit hypothécaire, Brugge, Die Keure, 2010, 355-‐409; D. MICHIELS, Hypothecair Krediet, http:// www.michiels-‐stroeykens.be/PDFS-‐2014/Hypothecair%20krediet%20(wetgeving%20en%20modellen).pdf, nr. 43-‐44; R. STEENNOT, "De notaris en de bescherming van de consument" IN FACULTEIT DER RECHTSGELEERDHEID INSTITUUT NOTARIEEL RECHT (ed.) Rechtskroniek voor het Notariaat deel 14, Brugge, Die Keure, 2009, nr. 73-‐93.
56
een element van harmonisatie moeten zijn. Zoals gezegd is er op het vlak van de verplichting van het JKP sprake van maximumharmonisatie. De maximumharmonisatie inzake het JKP geldt enkel in de zin dat deze JKP verplicht moet worden uitgedrukt, maar niet in de zin dat de rentevoeten en kosten nog apart zouden worden gegeven ter informatie van de consument. Toch zal het JKP, ondanks de grotere mate van consumentenbescherming in de Belgische regeling, in de wetgeving ingeschreven moeten worden. 7. Besluit 101. Het onderzoek beoogt ten eerste een bespreking van de regulering van rentevoeten inzake hypothecair krediet naar Belgisch recht. Zowel de Wet Hypothecair Krediet als het WER werden verwerkt in deze masterproef. Enerzijds werd het WER verwerkt omwille van de recente invoering van het WER en anderzijds werd de Wet Hypothecair Krediet besproken, omwille van de gelijkaardigheid aan de regeling aan het WER en omwille van de doctrine die nog uitsluitend over de Wet Hypothecair Krediet spreekt. Gelet op het quasi identieke karakter van beide wetgevingen kan deze doctrine dan ook van overeenkomstige toepassing zijn op het WER. 102. Om de regulering van de rentevoeten beter te kunnen kaderen werd eerst het toepassingsgebied van de regeling betreffende het hypothecair krediet onderzocht. Het hypothecair krediet is immers ruimer dan hetgeen in het WER en in de Wet Hypothecair Krediet werd geregeld. Het gaat in die wetgeving over een speci`ieke vorm van kredieten die gewaarborgd wordt door een zakelijke zekerheid. Daarenboven moet het hypothecair krediet aan andere voorwaarden voldoen om onder deze regelingen te vallen. Zo moet het krediet o.a. een (hoofdzakelijk) particuliere bestemming hebben en moet ze dienen om zakelijke rechten te verwerven, te behouden etc. op een onroerend goed. De focus van de masterproef werd op deze speci`ieke benoemde vorm van kredieten gelegd. Het is immers mogelijk dat andere kredieten zeer gelijkaardige kenmerken hebben als deze die onder de wettelijke regeling vallen. Bij de analyse van het toepassingsgebied werd duidelijk dat het toepassingsgebied van het WER toch niet helemaal dezelfde lading dekt als het toepassingsgebied van de Wet Hypothecair Krediet. Dit is vooral het geval door een inperking van de gemengde bestemming in vergelijking met de Wet Hypothecair Krediet. Het is echter duidelijk dat deze wetgeving nog steeds de bescherming van de consument als belangrijkste oogmerk heeft. De inperking t.o.v. de vorige wetgeving lijkt onnodig te zijn. Een verdergaande bescherming van een consument, 57
die mede in professionele hoedanigheid handelt, kan in overeenstemming zijn met de minimumharmonisatie die de nieuwe richtlijn hypothecair krediet vooropstelt. 103. Op basis van de kenmerken van het Belgische hypothecair krediet die uit het toepassingsgebied werden gedistilleerd, werd op zoek gegaan naar een gelijkaardige regeling in het buitenland dat zich zou lenen tot een rechtsvergelijkend onderzoek. Hierbij kwam het 'crédit immobilier' naar Frans recht naar voor. Daarenboven werd de toepasselijkheid van de richtlijn hypothecair krediet op het Belgische hypothecair krediet en de Franse 'crédit immobilier' vastgesteld. Dit heeft ook geleid tot verder rechtsvergelijkend onderzoek. 104. Bij de uiteenzetting van de regulering van rentevoeten werd duidelijk dat de Belgische wetgever de wilsvrijheid van de partijen in het kader van het hypothecair krediet sterk beperkt heeft. Dit hoeft niet te verbazen indien men rekening houdt met de doelstelling van de wetgever om de consument te beschermen. Hierbij werd duidelijk dat de Belgische wetgever, om deze doelstelling te bereiken, heeft ingezet op sterke informatieverplichtingen, die ook van belang zijn bij de rentevoeten inzake hypothecair krediet. In het kader van dit onderzoek was het echter vooral van belang om een andere methode van de Belgische wetgever onder de loep te nemen, nl. de speci`ieke beperking van de wilsvrijheid van de partijen bij het bedingen van de rentevoet. Dit is in de Belgische wetgeving bovenal het geval voor de variabele rentevoeten. Bij vaste rentevoeten is er duidelijk veel meer wilsautonomie voor de partijen om bv. opeenvolgende rentevoeten en/of rentevoeten per schijf van het krediet te bedingen. Inzake variabele rentevoeten heeft de wetgever, uit vrees voor de ondoorzichtigheid van de clausules van de kredietinstellingen en uit vrees voor de mogelijke hoge schommelingen van de rentevoet, heel wat regels opgelegd. Zo kan er slechts één variabele rentevoet zijn per kredietovereenkomst, moet deze rentevoet zowel in meer als in min kunnen schommelen, moet de frequentie van aanpassingen beperkt worden, moet er een koppeling zijn van de rentevoet aan een objectieve referte-‐index etc. De Belgische wetgever heeft hiermee gekozen voor een strenge regeling die heel fel ingrijpt in de wilsautonomie van de kredietgever. Deze zeer strikte regeling heeft duidelijk zijn waarde. Ze zorgt namelijk voor een goede balans tussen de variabiliteit van de rentevoet, die vereist werd door de kredietinstellingen, en de bescherming van de consument. De beteugeling van deze regels betreft vooral de nietigheid van het rentebeding en het herleiden van de rentevoet naar de wettelijke rentevoet. 105. Daartegenover staat de Franse regelgeving betreffende het 'crédit immobilier'. De Franse wetgever werkt duidelijk in een totaal andere constellatie dan de Belgische wetgever. De 58
Franse regeling laat de partijen in principe volledig los in de bepaling en modulering van hun rentevoeten. Ze laat ze zelfs zodanig vrij dat de variabiliteit van een rentevoet kan gekoppeld worden aan de eigen bancaire basisrentevoet van de kredietgever. Aangezien de wetgeving ook naar Frans recht vooral de doelstelling heeft de consumenten te beschermen, worden er naast informatieverplichtingen ook beperkingen van de wilsvrijheid van de kredietgever opgenomen in de Code de la consommation. In Frankrijk slaat men de stap van de regulering van de rentevoet zelf over. Men heeft immers gekozen voor het concept van de TEG, een algemeen kostenbedrag waarin zowel de interesten als de andere kosten worden opgenomen. In België worden deze kosten apart gehouden. Het nadeel aan dit systeem in Frankrijk is dat het niet meteen duidelijk is welke kosten al dan niet in de TEG dienen te worden opgenomen. Daarentegen heeft de Belgische wetgever limitatief de mogelijk aan te rekenen kosten duidelijk opgesomd. Die TEG zou dus een volledige weergave moeten zijn van de kosten verbonden aan een krediet. Eenmaal die TEG is vastgesteld, moet die afgetoetst worden aan een bepaalde objectieve parameter, de TEM. Als de TEG meer dan 30% de TEM overstijgt, dan is er sprake van woeker of 'usure'. Indien men een dergelijke woekerrente heeft bedongen, zal men de te betalen TEG herleiden tot de woekerdrempel, die gelijk is aan de TEM vermeerderd met 30%. 106. De Europese wetgever heeft duidelijk inspiratie gevonden in beide systemen voor het opstellen van de richtlijn hypothecair krediet. Ten eerste is er zoals in veel Europese consumentenwetgeving een belangrijke focus op informatieverplichtingen. De ESIS die in alle lidstaten zal worden ingevoerd, zoals bij consumentenkrediet, is een goede en verhelderende maatregel. De kenmerken van de kredietovereenkomst worden hier in vrij eenvoudige bewoordingen uiteengezet. Een dergelijke beknopte informatie`iche geeft de belangrijkste informatie die vereist is voor de consument om de gevolgen van zijn krediet te begrijpen. Ten tweede wordt de vermelding van het JKP als verplichting ingevoerd door de richtlijn. Dit sluit aan bij het concept van de TEG, behalve dat ze een jaarlijks bedrag weergeeft. De vraag is of dit, met het oog op informatie van de consument, wel een goed concept is. Eigenlijk kan dit niet als een geslaagd opzet beschouwd worden. Bij een variabele rentevoet is het immers onmogelijk op voorhand de evolutie ervan te voorspellen. Zo is het in feite onmogelijk de consument een adequaat beeld te geven van de gevolgen van zijn overeenkomst. Het is daarenboven zeer onoverzichtelijk voor de consument dat hij niet weet welke kosten al dan niet aan hem aangerekend kunnen worden. Deze worden immers niet limitatief door de richtlijn opgesomd. Uiteraard kunnen de Belgische consumenten blijven vertrouwen op de 59
regels hieromtrent naar Belgisch recht. Hier had de Europese wetgever eigenlijk beter de Belgische visie gevolgd. Het lijkt me echter niet noodzakelijk onmogelijk om de rentevoet en de kosten alsnog in twee delen te bepalen in de vestigingsakte. De maximumharmonisatie inzake het JKP geldt enkel in de zin dat deze JKP verplicht moet worden uitgedrukt, maar niet in de zin dat er nog andere parameters zouden worden gegeven ter informatie van de consument. Het kan wel zeker nuttig zijn om bij de invoering van het JKP ook een regeling in te voeren geënt op de objectieve 'usure' uit het Franse recht om de consument verder te beschermen tegen torenhoge kosten opgelegd door de kredietgever. Ten derde heeft de Europese wetgever terecht de Belgische visie gevolgd op het vlak van een aantal regels betreffende de variabele rentevoeten. Zo wordt het nu verplicht in Frankrijk om de variabiliteit van de rentevoeten te koppelen aan een objectieve referentierentevoet. Daarenboven dienen de partijen nu bij elke wijziging van de rentevoet in kennis te worden gesteld, zoals dit reeds van toepassing is naar Belgisch recht. Naar Frans recht moest dit niet indien er sprake was van een objectieve referentierentevoet. Deze toekomstige wijziging is naar Frans recht, met het oog op de bescherming van de consument, een duidelijke verbetering. De regelingen van beide landen hebben duidelijk pro's en contra's. De Europese wetgever heeft echter niet de pro's van beide landen gecombineerd, maar hij heeft ook gekeken naar de homogeniteit van zijn eigen recht en dan vooral de homogeniteit met de wetgeving omtrent het consumentenkrediet. Dit heeft niet steeds tot de beste keuzes geleid. 107. De Belgische regulering van rentevoeten inzake hypothecair krediet blijkt na een rechtsvergelijkend onderzoek voldoende waarborgen te bieden voor de consument. De regels zijn dan ook streng t.a.v. de kredietgevers. Gelet op het grote belang van het hypothecair krediet voor veel gezinnen is dit aan te moedigen. De wetgever zal de Belgische regeling echter aan de nieuwe richtlijn moeten aanpassen. Het is wel mogelijk om de belangrijkste facetten van de Belgische regeling te behouden door de grote ruimte die de Europese wetgever heeft gelaten, behalve op het vlak van de JKP. Deze aanpassingen zullen na de invoeging in het WER een tweede grote wijziging teweegbrengen. Het valt dan ook te betreuren dat de wetgever zich bij de invoeging niet reeds liet inspireren door de ontwerpen van de richtlijn.
60
Bibliogra@ie Wetgeving Europa
-‐ Richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van Richtlijn 87/102/EEG van de Raad, Pb.L. 22 mei 2008, a`l. 133, 66.
-‐ Richtlijn 2014/17/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen en tot wijziging van de Richtlijnen 2008/48/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010, Pb.L. 28 februari 2014, a`l. 60, 34. België
-‐ Wet van 25 ventôse jaar XI op het notarisambt, Bulletin des Lois 16 maart 1803, n° 2440 (ook wel Organieke Wet Notariaat of Notariswet).
-‐ Burgerlijk wetboek. -‐ Hypotheekwet. -‐ Koninklijk besluit nr. 225 van 7 januari 1936 tot reglementeering van de hypothecaire leeningen en tot inrichting van de controle op de ondernemingen van hypothecaire leeningen, BS 7 januari 1936.
-‐ Wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet, BS 19 augustus 1992, 18196. -‐ Wet van 13 maart 1998 tot wijziging van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet en tot wijziging van de wet van 13 april 1995 tot wijziging van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet, BS 19 april 1998, 10785.
61
-‐ Wet 24 maart 2003 tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet. , BS 2 mei 2003, 23749.
-‐ Wetboek Economisch recht. -‐ Koninklijk Besluit van 11 januari 1993 tot vaststelling van de referteïndexen voor de veranderlijke rentevoeten inzake hypothecaire kredieten, BS 9 februari 1993, 2882.
-‐ Koninklijk Besluit van 20 april 1999 tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 januari 1993 tot vaststelling van de referte-‐indexen voor de veranderlijke rentevoeten inzake hypothecaire kredieten, BS 8 juli 1999, 25853.
-‐ Koninklijk Besluit van 3 maart 2011 betreffende de evolutie van de toezichtsarchitectuur voor de `inanciële sector, BS 9 maart 2011, 15623.
-‐ Koninklijk Besluit van 19 maart 2012 tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 december 2007 betreffende de lineaire obligaties, de gesplitste effecten en de schatkistcerti`icaten, en van andere koninklijke besluiten met verwijzingen naar het Rentenfonds, BS 4 april 2012, 21145.
-‐ Koninklijk Besluit van 19 april 2014 tot bepaling van de inwerkingtreding van de wet van 19 april 2014 houdende invoeging van boek VII "Betalings-‐ en kredietdiensten" in het Wetboek van economisch recht, houdende invoeging van de de`inities eigen aan boek VII en van de straffen voor de inbreuken op boek VII, in de boeken I en XV van het Wetboek van economisch recht en houdende diverse andere bepalingen, en van de wet van 19 april 2014 tot organisatie van de verhaalmiddelen tegen sommige beslissingen van de FSMA genomen met toepassing van boek VII of van boek XV van het Wetboek van economisch recht, en tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de `inanciële sector en de `inanciële diensten, BS 28 mei 2014, 41803.
-‐ Memorie van toelichting bij het Wetsontwerp op het Hypothecair Krediet, Parl. St. Kamer 1990-‐1991, nr. 1742/1, 1-‐17.
62
-‐ Verslag Kamercommissie over het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet en tot wijziging van de wet van 13 april 1995 tot wijziging van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet., Parl. St. Kamer, 1996-‐1997, nr. 946/8, 20.
-‐ Vr. en Antw. Kamer 14 september 1998, 19601-‐19603 (Vr. C. Burgeon). -‐ Verslag Senaatscommissie over het wetsontwerp houdende invoeging van Boek VII. « Betalings-‐ en kredietdiensten » in het Wetboek van economisch recht, houdende invoeging van de de`inities eigen aan boek VII en van de straffen voor de inbreuken op boek VII, in de boeken I en XV van het Wetboek van economisch recht en houdende diverse andere bepalingen, Parl.St. Senaat 2013-‐2014, nr. 5-‐2817/2, www.senaat.be. Frankrijk
-‐ Code civil -‐ Loi du 28 décembre 1966 relative à la usure, aux prêts d'argents et à certaines opérations d e d é m a r c h a g e e t d e p u b l i c p u b l i c i t é , h t t p : / / w w w. l e g i f ra n c e . g o uv. f r / af`ichTexteArticle.do;jsessionid=697E94507E92781F0D10EE6C23084A3D.tpdila12v_2? idArticle=LEGIARTI000006507929&cidTexte=JORFTEXT000000880208&categorieLien=id &dateTexte=19900630.
-‐ Loi n°79-‐596 du 13 juillet 1979 relative à l'information et à la protection des emprunteurs d a n s l e d o m a i n e i m m o b i l i e r, h t t p : / / l e g i f r a n c e . g o u v. f r / a f ` i c h Te x t e . d o ? cidTexte=JORFTEXT000000886678.
-‐ Code de la consommation. -‐ Arrêté du 24 août 2006 `ixant les catégories de prêts servant de base à l’application de l’article L. 313-‐3 du code de la consommation et de l’article L. 313-‐5-‐1 du code monétaire et `inancier, relatifs à l’usure, JO 13 september 2006, n° 212, 13474, https://www.banque-‐ france.fr/`ileadmin/user_upload/banque_de_france/Supervision_et_Reglementation/cclrf/ a20060824.pdf. 63
-‐ Arrêté du 22 mars 2011 `ixant les montants qui dé`inissent les catégories de prêts servant de base à l'application du régime de l'usure, http://www.legifrance.gouv.fr/af`ichTexte.do? cidTexte=JORFTEXT000023751653&fastPos=2&fastReqId=661505357&categorieLien=cid &oldAction=rechTexte. Rechtspraak Europa
-‐ HvJ 20 januari 2005, C464/01, Johann Gruber v. Bay Wa AG, Jur. 2005, I, 458. België
-‐ Cass. 30 maart 2001, Banc. Fin. 2001, 256, noot STRAETMANS, G. -‐ Rb. Kortrijk 29 april 1994, T. Vred. 1995, 130. -‐ Rb. Charleroi 8 juni 2000, T.B.H. 2001, 781, noot BUYLE, J. en DELIERNEUX, M. Frankrijk
-‐ Cass. fr. 1e Civ. 24 juni 1981, n°80-‐12903, http://www.legifrance.gouv.fr/af`ichJuriJudi.do? oldAction=rechJuriJudi&idTexte=JURITEXT000007007769&fastReqId=1002070948&fastP os=3.
-‐ Cass. fr. 1e Civ. 10 februari 1993, n°91-‐12.382, http://www.legifrance.gouv.fr/ a
f
`
i
c
h
J
u
r
i
J
u
d
i
.
d
o
?
oldAction=rechJuriJudi&idTexte=JURITEXT000007030002&fastReqId=2079848000&fastP os=171.
-‐ Cass. fr. 1e Civ. 15 december 1993, Recueil Dalloz 1994, 217. -‐ Cass. fr. Comm. 9 juli 1996, N° 94-‐17.612, La Semaine Juridique Edition Générale, II, 2272, noot Stouf`let, J. 64
-‐ Cass. fr. 1e Civ., 2 oktober 2002, n° 99-‐18.467, http://www.legifrance.gouv.fr/ a
f
`
i
c
h
J
u
r
i
J
u
d
i
.
d
o
?
oldAction=rechJuriJudi&idTexte=JURITEXT000007044800&fastReqId=1343491007&fastPo s=1.
-‐ Cass. fr. 1e Civ. 20 maart 2005, Recueil Dalloz 2005, 1148, noot CHEVRIER, E. -‐ Cass. fr. 1e Civ. 20 maart 2007, n° 06-‐13.884, http://www.legifrance.gouv.fr/ a
f
`
i
c
h
J
u
r
i
J
u
d
i
.
d
o
?
oldAction=rechJuriJudi&idTexte=JURITEXT000017826873&fastReqId=799233993&fastPos =1.
-‐ Cass. fr. 1e Civ. 20 december 2007, n° 06-‐14.690, http://www.dalloz.fr/documentation/ D
o
c
u
m
e
n
t
?
id=CASS_LIEUVIDE_2007-‐12-‐20_0614690&ctxt=0_dCRzMD04NzNlwqdqJHNqMz1jMDUzw qdqJHQxMj0wNi0xNC42OTDCp3gkc2Y9cGFnZS1yZWNoZXJjaGU %3d&ctxtl=0_cyRwYWdlTnVtPTHCp3MkdHJpZGF0ZT1GYWxzZcKncyRzbE5iUGFnPcKncyR pc2Fibz1UcnVlwqdzJHBhZ2luZz1UcnVlwqdzJG9uZ2xldD0%3d.
-‐ Cass. fr. 1e Civ. 11 juni 2009, n° 08-‐11755, http://www.legifrance.gouv.fr/af`ichJuriJudi.do? oldAction=rechJuriJudi&idTexte=JURITEXT000020745580&fastReqId=1161000327&fastP os=8. Rechtsleer Boeken België
-‐ BALATE, E., BIQUET-‐MATHIEU, C. en HENRION, L.M., Le droit du crédit. Contrôle judiciaire et droit applicable en matière de crédit hypothécaire, Diegem, Kluwer Editions Juridiques Belgique, 1995, 126 p.
-‐ BIQUET-‐MATHIEU, C., EN TERRYN, E., (eds.), Hypothecair krediet -‐ Crédit hypothécaire, Brugge, Die Keure, 2010, 1016 p. 65
-‐ BOGAERTS, M., Reducties en ristorno's op interest in het hypothecair krediet, Gent, Faculteit Rechtsgeleerdheid UGent, 2012, 40 p.
-‐ BYTTEBIER, K., Handboek Financieel Recht, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1995, 480 p.
-‐ CENTRUM VOOR BEROEPSVERVOLMAKING IN DE RECHTEN (ed.), Actuele ontwikkelingen in de rechtsverhouding tussen bank en consument -‐ Tweede Antwerps Juristencongres, Antwerpen, Maklu, 1994, 342 p.
-‐ D'HAEN, P. en HEYMANS, P., Le crédit hypothécaire au logement réglementé en Belgique, Waterloo, Kluwer, 2009, 533 p.
-‐ DE BRUYN, M., VAN TRICHT, E., VERSCHRAEGEN, H., VAN OVERLOOP, H., LAMOT, L., en WYMEERSCH, E., Kredietverlening en hypotheekleningen, Deurne, Kluwer, 1992, 333 p.
-‐ HEYMANS, P., Het gereglementeerd hypothecair woonkrediet in België, Mechelen, Kluwer, 2008, 355 p.
-‐ JAKHIAN, G., Le crédit hypothécaire: Examen de la loi du 4 août 1992, Brussel, Larcier, 1994, 225 p.
-‐ MEULEMANS, D. en SCHEPERS, G. (eds.), De nieuwe Wet op het Hypothecair Krediet in Reeks Notariële Praktijkstudies, Deurne, Kluwer Rechtswetenschappen België, 1993, 566 p.
-‐ MEULEMANS, D. en LENS, M., De invoering van een nieuwe regeling voor het hypothecair krediet, Diegem, ced.samson, 1993, 60 p.
-‐ MICHIELS, D. en VAN SINAY, T., Notarieel Vastgoedrecht, Leuven, VRG, 2013, 362 p. -‐ MICHIELS, D., Hypothecair Krediet, http://www.michiels-‐stroeykens.be/PDFS-‐2014/ Hypothecair%20krediet%20(wetgeving%20en%20modellen).pdf, 55 p.
66
-‐ STUYCK, J. en STRAETMANS, G., Financiële Diensten en de consument, Deurne, Kluwer, 1994, 295 p.
-‐ VAN DEN HAUTE, E., Harmonisation européenne du crédit hypothécaire: Perspectives de droit comparé, de droit international privé et de droit européen, Brussel, Bruylant, 2010, 550 p.
-‐ X., Mortgage Credit in the European Community, Brussel, European Community Mortgage Federation, 1990, 395 p.
-‐ X., Le crédit hypothécaire dans la Communauté Européenne, Brussel, Fédération Hypothécaire auprès de la CE, 1990, 416 p.
-‐ X., Het hypothecaire krediet: van de onaXhankelijkheid van België tot de Europese Gemeenschap, Brussel, Belgische Vereniging voor het Onroerend krediet, 1992, 232 p. Frankrijk
-‐ ANCEL, P., Manuel de droit du crédit, Parijs, Litec, 1995, 316 p. -‐ BONNEAU, T., Droit bancaire, Parijs, LGDJ, 2013, 750 p. -‐ CALAIS-‐AULOY, J. en TEMPLE, H., Droit de la consommation, Parijs, Dalloz, 2010, 726 p. -‐ GAVALDA, C. en STOUFFLET, J., Droit bancaire, Parijs, LexisNexis, 2010, 742 p. -‐ LE BESNERAIS, P., Financement immobilier, Parijs, Librairies Techniques, 1979, 303 p. -‐ MAZEAUD, D. en PIEDELIÈVRE, S., Crédit immobilier (commercial) in Répertoire Droit Immobilier, Parijs, Dalloz, 2014, 41 p.
-‐ PICOD, Y. en H. DAVO, H., Droit de la consommation, Dalloz, Paris, 2010, 425 p. -‐ PIEDELIÈVRE, S., Droit de la Consommation, Parijs, Economica, 2008, 665 p. -‐ PIEDELIÈVRE, S. en PUTMAN, E., Droit bancaire, Parijs, Economica, 2011, 808 p. 67
Artikels België
-‐ BIQUET-‐MATHIEU, C., "L'articulation des réglementations en matière de crédit hypothécaire" in BALATE, E., BIQUET-‐MATHIEU, C. en HENRION, L.M, Le droit du crédit. Contrôle judiciaire et droit applicable en matière de crédit hypothécaire, Diegem, Kluwer Editions Juridiques Belgique, 1995, 53-‐114.
-‐ BIQUET-‐MATHIEU, C., "Le champ d'application de la loi sur le crédit hypothécaire et son articulation avec la loi sur le crédit à la consommation" in BIQUET-‐MATHIEU, C. en TERRYN, E. (eds.), Hypothecair krediet -‐ Crédit hypothécaire, Brugge, Die Keure, 2010, 27-‐86.
-‐ CASIER, E., "Commentaar bij art. 3 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 1994, a`l. 2, 6 p. -‐ CASIER, E., ”De wet van 13 maart 1998 tot wijziging van de wet op het hypothecair krediet. Een positieve balans voor de consument”, DCCR 1999, 134, 30 p.
-‐ CASIER, E., "Commentaar bij art. 4 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 1999, a`l. 10, 12 p. -‐ CASIER, E., "Commentaar bij art. 9 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2002, a`l. 17, 60p. -‐ CASIER, E., "Commentaar bij art. 19 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2003, a`l. 19, 23 p. -‐ CASIER, E.,"Commentaar bij art. 1 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2010, a`l. 32, 48 p. -‐ CASIER, E.,"Commentaar bij art. 2 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2010, a`l. 32, 12 p. -‐ CASIER, E., "Commentaar bij art. 8 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2013, a`l. 40, 4 p. -‐ CASIER, E., "Commentaar bij art. 15 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2013, a`l. 40, 8 p. -‐ CASIER, E., "Commentaar bij art. 7 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2013, a`l. 40, 6 p.
68
-‐ COUSY, H., "Naar een vernieuwd wettelijk kader voor het hypothecair krediet: een terugblik als inleiding" in MEULEMANS, D. en SCHEPERS, G. (eds.), De nieuwe Wet op het Hypothecair Krediet in Reeks Notariële Praktijkstudies, Deurne, Kluwer Rechtswetenschappen België, 1993, 5-‐16.
-‐ DE BRUYN, M. "Het `inanciële aspect van verschillende leningen" in DE BRUYN, M., VAN TRICHT, E., VERSCHRAEGEN, H., VAN OVERLOOP, H., LAMOT L. en WYMEERSCH, E., Kredietverlening en hypotheekleningen, Deurne, Kluwer, 1992, 1-‐55.
-‐ JOISTEN, P., "Le devoir d'information et de conseil du notaire en matière de crédit hypothécaire" in BIQUET-‐MATHIEU, C. en TERRYN, E. (eds.), Hypothecair krediet -‐ Crédit hypothécaire, Brugge, Die Keure, 2010, 355-‐409.
-‐ MESSELY, E., "Informatieverstrekking aan de kredietnemer" in MEULEMANS, D. en SCHEPERS, G. (eds.), De nieuwe Wet op het Hypothecair Krediet, Deurne, Kluwer, 1993, 157-‐164.
-‐ MEULEMANS, D., "De variabiliteit van de hypothecaire rentevoet" in MEULEMANS, D., en SCHEPERS, G. (eds.), De nieuwe Wet op het Hypothecair Krediet, Deurne, Kluwer, 1993, 75-‐91.
-‐ MEULEMANS, D., "2. Krachtlijnen van de nieuwe wet op het hypothecair krediet" in X., CBR Teksten -‐ Uiteenzettingen 1992-‐1993, Antwerpen, UIA Centrum voor Beroepsvervolmaking in de rechten, 1993, 50 p.
-‐ MEULEMANS, D., "IX.A. Hypothecair Krediet" in X., Onroerend Goed in de Praktijk, Deurne, Kluwer, 90 p.
-‐ NOËL, D. en DUVIVIER, R. "Les differentes formules de taux d'intérêt dans le cadre d'un crédit hypothécaire régi par la loi du 4 août 1992" in BIQUET-‐MATHIEU, C. en TERRYN E. (eds.), Hypothecair krediet -‐ Crédit hypothécaire, Brugge, Die Keure, 2010, 199-‐218.
-‐ SOURBRON, P., "Aan de wet onderworpen kredietovereenkomsten" in MEULEMANS, D. en SCHEPERS, G. (eds.), De nieuwe Wet op het Hypothecair Krediet in Reeks Notariële Praktijkstudies, Deurne, Kluwer Rechtswetenschappen België, 1993, 59-‐71.
69
-‐ SOURBRON, P., "Het dwingend karakter van de wet. Overzicht van de sancties" in MEULEMANS, D. en SCHEPERS, G. (eds.), De nieuwe Wet op het Hypothecair Krediet in Reeks Notariële Praktijkstudies, Deurne, Kluwer Rechtswetenschappen België, 1993, 21-‐28.
-‐ STEENNOT, R., "De notaris en de bescherming van de consument"
IN
FACULTEIT
DER
RECHTSGELEERDHEID INSTITUUT NOTARIEEL RECHT (ed.), Rechtskroniek voor het Notariaat deel 14, Brugge, Die Keure, 2009, 55-‐80.
-‐ VAN INGELGHEM, A., "Commentaar bij art. 28 Wet Hypothecair Krediet", Comm.Fin. 2003, a`l. 19, 12 p.
-‐ WYMEERSCH, E., "Aspecten van het hypothecair krediet naar huidig en toekomstig recht" in DE BRUYN, M., VAN TRICHT, E., VERSCHRAEGEN, H., VAN OVERLOOP, H., LAMOT, L. en WYMEERSCH, E., Kredietverlening en hypotheekleningen, Deurne, Kluwer, 1992, 289-‐324.
-‐ X., "Referte-‐indexen van 1992 tot heden", http://www.fsma.be/nl/supervision/`inbem/hk/ article/rihk/ri.aspx.
-‐ X., "Referte-‐indexen voor de veranderlijke rentevoeten inzake hypothecaire kredieten", http://www.nbb.be/rk/nl/market/reference_indices.html. Frankrijk
-‐ AVENA-‐ROBARDET, V., "Prêt à taux variable : information de la modi`ication du TEG en cas de révision du taux initial" (noot onder Cass. fr. 1e Civ. 20 december 2007), Recueil Dalloz 2008, 286.
-‐ BRIARDEAUD, G. en FLORES, P., "Crédits immobiliers : le taux effectif global en voie de mériter son nom" (noot onder Cass. fr. 1e Civ. 20 maart 2005), Recueil Dalloz 2005, 2757.
-‐ LEGEAIS, D., "Champ d'application des crédits immobiliers" (noot onder Cass. fr. 1e Civ., 20 maart 2007), RTD Com. 2007, 430.
70
-‐ LEGEAIS, D., "Portée de la modi`ication d'un taux d'un crédit à taux variable" (noot onder Cass. fr. 1e Civ. 20 december 2007), RTD Com. 2008, 159.
-‐ RONDEY, C., "Crédit immobilier et avantages `iscaux ne font pas toujours bon ménage" (noot bij Cass. fr. 1e Civ., 20 maart 2007), Recueil Dalloz 2007, 1077.
-‐ SALATS, Y., "Mode de calcul du taux effectif global dans les prêts d'argent", Defrénois 1978, art. 31703, 593.
-‐ STOUFFLET, J., " Validité d'une clause de variation du taux d'intérêt en fonction du taux d base d'une banque et conditions de forme à respecter" (noot onder Cass. fr. Comm. 9 juli 1996), La Semaine Juridique Edition Générale, II, 22721.
-‐ X., "Crédit immobilier : un champ d'application extensible", Recueil Dalloz 2002, 3012. -‐ X., "L'emprunt destiné à `inancer l'acquisition de parts de sociétés construisant et aménageant un hôtel est à vocation commerciale", AJDI 2007, 399.
-‐ X., "Taux d'usure", https://www.banque-‐france.fr/economie-‐et-‐statistiques/changes-‐et-‐ taux/taux-‐dusure.html.
71