Faculteit rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013
MASTERPROEF: DE SCHENKING VAN LEVENSVERZEKERINGEN. AANDACHTSPUNTEN VOOR DE NOTARIS MET EEN VOORSTEL VAN MODEL VAN NOTARIELE SCHENKINGSAKTE.
Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’
Ingediend door Fien Decap Studentennummer: 00805608
Promotor: Professor Dr. J. Bael Commissaris: Mevrouw H. Baert
I
DANKWOORD Ik heb lang uitgekeken naar, maar tegelijk ook gevreesd voor, de masterproef. Ik wou heel graag iets vinden dat mij in die mate boeide dat ik er een heel jaar intensief mee bezig kon zijn. Ik wil dan ook graag prof. dr. Bael bedanken om mij dit onderwerp toe te kennen.
Vervolgens wil ik graag mevrouw Herlinde Baert bedanken om mij de nodige tips te geven om me verder op weg te helpen en de puntjes op de i te zetten.
Ik zou deze masterproef niet tot een goed einde kunnen gebracht hebben zonder de steun van mijn ouders, in het bijzonder mijn vader die zo moedig was de taak op zich te nemen om deze masterproef helemaal na te lezen. Mijn broer wil ik bedanken voor alle hulp bij de lay-out. Mijn zus verdient een bijzondere vermelding omdat wij elkaar steeds motiveerden en steunden als we het iets minder goed zagen zitten. Ook een grote dankjewel aan Evy Tempelaere om mijn werk grondig na te lezen en te verbeteren op fouten.
Als laatste wil ik mijn vriend vermelden voor z’n onvoorwaardelijke steun.
II
INHOUDSTAFEL DANKWOORD ...................................................................................................................................... II INHOUDSTAFEL................................................................................................................................. III DE SCHENKING VAN LEVENSVERZEKERINGEN. AANDACHTSPUNTEN VOOR DE NOTARIS MET EEN VOORSTEL VAN MODEL VAN NOTARIËLE SCHENKINGSAKTE. ........ 1 A.
De schenking ................................................................................................................................... 1
1.
Definitie ........................................................................................................................................... 1
2.
De constitutieve bestanddelen ......................................................................................................... 1 2.1.
Materieel bestanddeel ............................................................................................................ 1
2.2.
Intentioneel bestanddeel ......................................................................................................... 2
3.
De schenking van roerende of onroerende goederen....................................................................... 3
B.
De levensverzekering ...................................................................................................................... 4
1.
Omschrijving van de levensverzekering.......................................................................................... 4
2.
Soorten levensverzekeringen ........................................................................................................... 6 2.1.
Onderscheid gemaakt door het ‘Algemeen Reglement Controle’ ......................................... 6
2.2.
Onderscheid gemaakt door de rechtspraktijk ......................................................................... 6
3.
Kwalificatie van de levensverzekering ............................................................................................ 7
4.
De belangrijkste partijen bij de levensverzekering.......................................................................... 9 4.1.
De verzekeringnemer ........................................................................................................... 10
4.2.
De begunstigde..................................................................................................................... 11
4.3.
Het verzekerd hoofd of de verzekerde ................................................................................. 12
4.4.
De verzekeraar ..................................................................................................................... 12
C.
Waarom de schenking van de levensverzekering? ........................................................................ 13
1.
De overdracht om niet van de rechten voortvloeiend uit een verzekeringsovereenkomst ............ 15 1.1.
Civielrechtelijke aspecten .................................................................................................... 15
1.1.1.
De schenking door de verzekeringnemer......................................................................... 15
1.1.1.1.
Juridische kwalificatie schenking levensverzekering ............................................ 15
1.1.1.2.
Gaat
het
om
de
overdracht
van
een
vorderingsrecht
of
over
een
schuldvernieuwing? .................................................................................................................. 17
III
1.1.1.3.
Welke levensverzekeringscontracten kunnen geschonken worden? ..................... 18
1.1.1.4.
De schenking aan de begiftigde ............................................................................. 19
1.1.1.5.
Moet de echtgenoot van de verzekeringnemer toestemmen? ................................ 23
1.1.1.6.
De vormvereisten................................................................................................... 24
a.
Artikel 119 en 120 WLVO ........................................................................................ 25
b.
De notariële akte ........................................................................................................ 26
c.
De volgorde van het vervullen van de vormvoorschriften ........................................ 30
1.1.1.7. a.
Algemeen................................................................................................................... 32
b.
Bijzondere lasten en voorwaarden............................................................................. 33 -
Voorbehoud van vruchtgebruik ................................................................................. 33
-
Het beding van onvervreemdbaarheid en onbeslagbaarheid ..................................... 35
-
Het beding van conventionele terugkeer ................................................................... 36
1.1.1.8. 1.1.2. 1.2.
De inhoud van de schenkingsakte ......................................................................... 32
De schenking van de levensverzekering aan meerdere begiftigden ...................... 38
De schenking door de begunstigde .................................................................................. 39 Fiscaalrechtelijke aspecten ................................................................................................... 40
1.2.1.
Is een nieuwe premietaks verschuldigd? ......................................................................... 40
1.2.2.
De implicaties van de overdracht op niveau van de inkomstenbelasting ........................ 41
1.2.3.
De implicaties van de overdracht op het niveau van de successierechten (artikel 8 W.
Succ.)
......................................................................................................................................... 42
1.3.
Besluit .................................................................................................................................. 49
1.4.
Een voorstel van model van notariële schenkingsakte ......................................................... 50
1.5.
Een voorstel van model van bijvoegsel tot overdracht van de rechten voortvloeiend uit de
levensverzekering .............................................................................................................................. 51 2.
De schenking van de levensverzekering door vrijwillige aanbieding ter registratie ..................... 52 2.1.
De regeling in het Vlaams en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ..................................... 52
2.1.1.
De situatie tussen 1 januari 2004 en 1 januari 2005 ........................................................ 52
2.1.2.
De valkuil van artikel 4,3° W. Succ. ............................................................................... 52
2.1.3.
De toepassing van artikel 4,3° Vl./Br. Succ. vermijden .................................................. 55
IV
2.1.3.1.
Verzekeringen in geval van leven ......................................................................... 56
2.1.3.2.
Verzekeringen in geval van overlijden .................................................................. 56
2.1.3.3.
Gemengde levensverzekeringen ............................................................................ 57
2.2.
De regeling in het Waals Gewest ......................................................................................... 59
2.3.
Besluit .................................................................................................................................. 64
3.
De schenking van de levensverzekering gecombineerd met de maatschap .................................. 65
4.
De antimisbruikbepaling ............................................................................................................... 66 4.1.
De oude antimisbruikbepaling ............................................................................................. 66
4.2.
De nieuwe algemene antimisbruikbepaling ......................................................................... 66
4.3.
De antimisbruikbepaling toegepast op de schenking van levensverzekeringen................... 70
BESLUIT .............................................................................................................................................. 71 BIJLAGE ............................................................................................................................................... 72
V
DE SCHENKING VAN LEVENSVERZEKERINGEN. AANDACHTSPUNTEN VOOR DE NOTARIS MET EEN VOORSTEL VAN MODEL VAN NOTARIËLE SCHENKINGSAKTE. A. De schenking 1. Definitie 1.
De schenking is een rechtshandeling te kostelozen titel of om niet. Het is een contract uit
vrijgevigheid waarbij een partij, de schenker, aan de andere, de begiftigde, geheel om niet een voordeel verschaft.1 Artikel 894 BW stelt dat de schenking onder levenden een akte is waarbij de schenker zich dadelijk en onherroepelijk van de geschonken zaak ontdoet ten voordele van de begiftigde, die ze aanneemt. Ondanks het feit dat het artikel spreekt van een akte is de schenking wel degelijk een overeenkomst omdat voor de totstandkoming zowel de toestemming van de schenker als van de begiftigde is vereist.2 De woorden ‘dadelijk en onherroepelijk’ zijn cruciaal want hierdoor onderscheidt de schenking zich van het testament waarbij de erflater beschikt over zijn vermogen voor de tijd dat hij niet meer in leven zal zijn.3 2. De constitutieve bestanddelen 2.
Volgens het Hof van Cassatie zijn de onmiddellijke en onherroepelijke afstand van het goed,
de animus donandi, en de aanvaarding door de begiftigde de samenstellende elementen van de schenking.4 Er zijn twee essentiële bestanddelen die aanwezig moeten zijn om een rechtshandeling als een schenking te kunnen kwalificeren. 2.1. Materieel bestanddeel 3.
Het eerste bestanddeel is het materieel element dat bestaat uit de dadelijke en onherroepelijke
verarming in hoofde van de schenker en een verrijking in hoofde van de begiftigde. Deze verrijking is het gevolg van de verarming van de schenker. Er komt een vermogensverschuiving tot stand zonder gelijkwaardige tegenprestatie.5 Ten eerste dient er een onmiddellijke overdracht van het vermogensbestanddeel plaats te vinden. Het is voldoende dat het recht op de zaak onmiddellijk overgaat. Het bezit van de geschonken zaak of de
1
Artikel 1105 van het burgerlijk wetboek (hierna: BW) Artikel 894 in fine en 932 BW 3 E. SPRUYT, “De schenking: het paradepaard van de successieplanning”, AFT 2008, deel 1: afl. 8-9, 19. 4 Cass. 13 december 1956, Pas. 1957, I, 392. 5 E. SPRUYT, “De schenking: het paradepaard van de successieplanning”, AFT 2008, deel 1: afl. 8-9, 20. 2
1
uitoefening van het recht dient bijgevolg niet noodzakelijk onmiddellijk over te gaan.6 Het is de schenker geoorloofd voor zichzelf of voor een derde het genot of het vruchtgebruik van de geschonken goederen voor te behouden volgens artikel 949 BW. In dit geval ligt een dadelijke overdracht van de blote eigendom voor.7 Ten tweede dient de schenking een onherroepelijke overdracht van de geschonken zaak tot stand te brengen. Artikel 946 BW bepaalt namelijk dat wanneer de schenker zich het recht voorbehoudt om over de geschonken zaak te beschikken er een ongeldige schenking voorligt. Eens de schenking geldig gesloten werd, kan deze enkel herroepen worden mits wederzijdse toestemming of op gronden door de wet erkend.8 2.2. Intentioneel bestanddeel 4.
Het tweede essentieel bestanddeel is het intentioneel element of de zogenaamde animus
donandi. Dit is het inzicht om te begunstigen, een vrijgevigheids- of altruïstische gedachte. In hoofde van de beschikker moet het inzicht om te begiftigen bestaan, zonder een economische tegenprestatie in ruil te verwachten noch met het oog op het vergoeden van een eerder geleverde prestatie.9 De animus donandi wordt niet vermoed, maar moet worden bewezen10, en dit bewijs kan worden geleverd met alle middelen van recht11. Het louter ontbreken van een gelijkwaardige economische tegenprestatie vormt op zich geen voldoende bewijs dat effectief animo donandi werd opgetreden. Dit is zelfs niet het geval indien er tussen de partijen genegenheids- of familiebanden bestaan.12 Bij de beoordeling van de werkelijke bedoeling of beweegreden (op het moment dat de rechtshandeling gesteld werd) van de partijen, mag tevens rekening worden gehouden met de manier waarop de partijen zich gedroegen na de schenking.13 De aanwezigheid van ‘animus donandi’ is dan ook een feitenkwestie volgens de rechtsleer.
5.
Niettegenstaande de schijnbaar eenvoudige principes bestaat er toch nog regelmatig discussie
omtrent de juridische aard van een gestelde rechtshandeling.
6
W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, AntwerpenOxford, Intersentia, 2010, 555. 7 A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Handboek estate planning [algemeen deel 2] Vermogensplanning met effect bij leven. Schenking, Gent, Larcier, 2009, 209. 8 Artikel 1134, 2e lid BW; artikel 953 BW; W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen- Oxford, Intersentia, 2010, 556. 9 W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, AntwerpenOxford, Intersentia, 2010, 557. 10 Rb. Brussel 25 april 1986, JT 1987, 488; Rb. Antwerpen 6 maart 1990, RW 1991-92, 545. 11 Antwerpen 10 november 2003, RABG 2005, 729. 12 Bergen 9 september 1975, Rec.gén.enr.not. 1978, nr. 22239, noot; Rb. Brugge 10 maart 1987, RW 1988-89, 53, noot PUELINCKX-COENE. 13 M. PUELINCKX-COENE, N. GEELHAND, en F. BUYSSENS, “Schenkingen”, TPR 1999, afl. 2, 836, nr. 93.
2
3. De schenking van roerende of onroerende goederen 6.
Bij de schenking is het belangrijk een onderscheid te maken tussen roerende en onroerende
goederen, omdat in het Wetboek Registratierechten verschillende tarieven worden gehanteerd. Voor het onderscheid tussen roerende en onroerende goederen dient men de definitie in het burgerlijk recht te raadplegen.14 De levensverzekering is een roerend goed zodat deze uiteenzetting beperkt zal blijven tot de schenking van roerende goederen, en in het bijzonder de schenking van de levensverzekering.
14
G. VERSCHELDEN, A. WYLLEMAN, J. BAEL en N. GEELHAND, Rechtskroniek voor het Notariaat, deel 5 Familierecht, Brugge, Die Keure, 2004-2005, 181.
3
B. De levensverzekering 7.
Levensverzekeringen worden de laatste jaren steeds meer gebruikt in het kader van
vermogens- en successieplanning. Particulieren plaatsen hun vermogen in levensverzekeringspolissen om diverse redenen, hoofdzakelijk financiële en fiscale.15 Ook de vrijstelling16 van roerende voorheffing onder bepaalde voorwaarden en het feit dat een levensverzekering een interessant instrument kan zijn voor de schenker om controle te behouden over het door hem geschonken vermogen zorgen voor de toenemende populariteit van de levensverzekering.17 1. Omschrijving van de levensverzekering 8.
De structuur van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst brengt de
levensverzekeringen,
wat
betreft
het
verzekerd
risico,
onder
in
de
grotere
groep
persoonsverzekeringen. Dit zijn de verzekeringen waarbij de verzekeringsprestatie of de premie afhankelijk is van een onzeker voorval dat iemands leven, fysieke integriteit of gezinstoestand aantast. De
persoonsverzekeringen
worden
ingedeeld
in
levensverzekeringen
en
de
andere
18
persoonsverzekeringen.
Artikel 97 van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst definieert de levensverzekering als volgt: ‘persoonsverzekering, waarbij het zich voordoen van het verzekerd voorval alleen afhankelijk is van de menselijke levensduur’.19 Het bovenstaande onderscheid is van groot belang omwille van de specifieke bepalingen die van toepassing zijn op de levensverzekeringen. Met name zijn de artikelen 97 tot en met 135 WLVO van toepassing. Deze artikelen gaan onder andere over de regeling rond de premiebetaling, over de begunstigingsclausule,
de
regelingen
betreffende
het
reservatair
erfrecht
en
het
20
huwelijksvermogensrecht.
Volgens voorgaande, gecombineerd21 met artikel 1.A. WLVO die de verzekeringsovereenkomst definieert, omvat de levensverzekering minstens het volgende: (i)
De betaling van een premie
15
J. RUYSSEVELDT, “Schenking - Levensverzekering - Aanvaarding door de begunstigde”, Registratierechten 2007, afl. 4, 9. 16 Artikel 19, §1, 3° WIB 1992 juncto artikel 21, 9° WIB 1992 17 S. HUBRECHT, “Overdracht van alle rechten om niet en artikel 8 W. Succ.”, Successierechten 2008-2009, 7. 18 T. ROOVERS, “De civiele en fiscale aspecten van de schenking (door middel) van een individuele levensverzekering”, Not.Fisc.M. 2012, afl. 10, 335. 19 Artikel 97 van de Wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst (hierna afgekort als WLVO), BS 20 augustus 1992 en artikel 2,1° KB 14 november 2003 betreffende de levensverzekeringsactiviteit, BS 14 november 2003 20 T. ROOVERS, “De civiele en fiscale aspecten van de schenking (door middel) van een individuele levensverzekering”, Not.Fisc.M. 2012, afl. 10, 335. 21 J.-M. BINON en B. DUBUISSON, “L’aléa dans les produits d’assurance-vie. Le point de vue belge”, in Les nouveaux produits d’assurance-vie: Droit civil et droit fiscal, Brussel, Bruylant-Academia, 2000, nr. 10.
4
(ii)
De verbintenis van de verzekeraar een prestatie te leveren indien een onzeker voorval zich voordoet dat uitsluitend afhankelijk is van de menselijke levensduur
(iii)
Een verzekerbaar belang
Het gaat dus om een overeenkomst waarbij de verzekeraar zich ertoe verbindt, tegen betaling van premies, aan de verzekeringnemer zelf of aan zijn begunstigde, een vast bedrag uit te keren. Het tijdstip van uitkering wordt bepaald in de overeenkomst en kan ofwel bij het overlijden van de verzekerde, ofwel op een bepaalde einddatum bij leven van de verzekerde (ongeacht de overlijdensdatum) plaatsvinden.22 Levensverzekeringen zijn altijd forfaitair. De uitkering van de verzekeraar is dan ook niet afhankelijk van de omvang van de schade van het verzekerde voorval.23 Dit heeft tot gevolg dat cumulatie van levensverzekeringen, of andere vergoedingsbronnen, toegelaten is. Het fundamentele kenmerk van de levensverzekering is dat de verzekerde gebeurtenis die tot uitkering van de verzekeringsprestatie aanleiding geeft, enkel betrekking mag hebben op de menselijke levensduur.24 Juridisch wordt de levensverzekering gekwalificeerd als een beding ten behoeve van een derde25, dit speelt een belangrijke rol op het niveau van de successierechten. (infra - 3. Kwalificatie van de levensverzekering, randnummer 14 ) De levensverzekering is nominatief van aard.26 Volgens artikel 94 WLVO moet een polis op naam van de verzekeringnemer worden opgesteld. De levensverzekering mag dus niet aan order of aan toonder zijn in het Belgisch recht.
9.
De meest voorkomende configuratie bij levensverzekeringen is de AAA/B-configuratie
waarbij A tegelijkertijd de verzekeringnemer, verzekerd hoofd en begunstigde is bij het bereiken van een bepaalde leeftijd. B wordt begunstigde indien A overlijdt voor het bereiken van deze leeftijd.27
22
C. DEVOET, Levensverzekering: technische en juridische aspecten, Mechelen, Kluwer, 2005, 25; P. VAN EESBEECK, “Planning via levensverzekeringen”, in A. VERBEKE, H. DERYCKE en P. LALEMAN (eds.),
Handboek Estate Planning, deel 7, Vermogensplanning: Alternatieve vormen, Gent, Larcier, 2006, 3. 23 Artikel 1, J WLVO; P. BIELEN, “Levensverzekeringen: nog steeds uiteenlopende fiscale rechtspraak”, Fiscoloog 2008, nr. 1109, 2. 24 D. PIGNOLET, “Vermogensplanning door middel van levensverzekeringen”, AFT 2008, afl. 2, 4. 25 M. PUELINCKX-COENE, “Het moeilijke huwelijk tussen erfrecht en levensverzekeringen”, TEP 2005/5, 294. 26 C. DEVOET, “De levensverzekeringsovereenkomst – Algemene aspecten”, in X., Kluwer's Verzekeringshandboek , II.1.8-01 - II.1.8-10, (10 p.) 43. 27 N. LABEEUW, “Schenking van een levensverzekering - Gevolgen van het arrest van het Grondwettelijk Hof dd. 26 juni 2008”, in W. PINTENS en J. DU MONGH (eds.), Patrimonium 2009, Antwerpen, Intersentia, 2009, 284, nr. 7.
5
Een variant hierop is de AA/B-configuratie waarbij A verzekeringnemer en verzekerde is en B de begunstigde.28 2. Soorten levensverzekeringen 2.1. Onderscheid gemaakt door het ‘Algemeen Reglement Controle’ 10.
Op vlak van verzekeringen wordt over ‘takken’ gesproken. De verzekeringsrisico’s worden
namelijk geklasseerd in 2 activiteitsgroepen en in 27 takken. Dit wordt bepaald door het ‘Algemeen Reglement Controle’29 dat de implementatie bevat van Europees recht in Belgisch recht.30 In eerste instantie wordt een indeling gemaakt per groep van activiteit, waarbij er een groep van activiteiten “Niet-leven” is en een groep van activiteiten “Leven”. In de eerste groep worden 18 takken onderscheiden. De groep van activiteiten “Leven” telt 9 takken (takken 21 tot en met 29).31 Onder deze laatste activiteiten vallen de levensverzekeringen die niet verbonden
zijn
met
beleggingsfondsen
(tak
21),
levensverzekeringen
in
verband
met
beleggingsfondsen (tak 23) en kapitalisatieverrichtingen (tak 26).32 Deze bijdrage wordt beperkt tot de tak 21- en 23 levensverzekeringen, die horen bij de groep van activiteiten “Leven”, omdat deze de ‘eigenlijke levensverzekeringen’ zijn.33 Verzekeraars zijn verplicht om per tak of groep van takken een toelating te bekomen om de betreffende risico’s te mogen dekken.34 2.2. Onderscheid gemaakt door de rechtspraktijk35 11.
De rechtspraktijk maakt een onderscheid tussen de verzekeringen bij leven, bij overlijden en
de gemengde levensverzekeringen.
Bij de verzekeringen bij overlijden zijn de prestaties verschuldigd bij het overlijden van de verzekerde. Bij de verzekeringen bij leven zijn de prestaties slechts verschuldigd indien de verzekerde op de
28
P. VAN EESBEECK en L. VEREYCKEN, “Wat een notaris moet weten over levensverzekeringen en beleggingsverzekeringen”, Not.Fisc.M. 2009, afl. 3, 98. 29 KB van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen, BS 11 april 1991. 30 Richtlijn 2002/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende de levensverzekering, http://eur-lex.europa.eu. 31 L. SCHUERMANS, Grondslagen van het Belgisch verzekeringsrecht (tweede editie), Antwerpen-Oxford, Intersentia, 2008, 42. 32 L. SCHUERMANS, Grondslagen van het Belgisch verzekeringsrecht (tweede editie), Antwerpen-Oxford, Intersentia, 2008, 581. 33 T. ROOVERS, “De civiele en fiscale aspecten van de schenking (door middel) van een individuele levensverzekering”, Not.Fisc.M. 2012, afl. 10, 338. 34 Artikel 6 Algemeen Reglement Controle 35 A. VANDEWIELE en B. MEESTERS, “De levensverzekering in het notariaat”, Not.Fisc.M. 2008, nr. 8, 250; L. SCHUERMANS, Grondslagen van het Belgisch verzekeringsrecht (tweede editie), Antwerpen-Oxford, Intersentia, 2008, 551 ev.
6
vervaldag nog in leven is. De gemende levensverzekering is een combinatie van de twee voorgaande verzekeringen. Binnen de eerste twee categorieën zijn er nog subtypes.36 1. Bij de verzekering bij leven bestaat de verzekering met uitgesteld kapitaal waarbij het kapitaal wordt uitgekeerd als de verzekerde op een vooraf bepaald tijdstip nog in leven is. Daarnaast is er de verzekering met lijfrente37 waarbij de verzekeraar tot het overlijden van een aangeduide persoon een rente zal uitkeren en dit in ruil voor de betaling van een kapitaal.
2. Bij de overlijdensverzekering bestaan er drie subtypes. Als eerste is er de tijdelijke verzekering. Hier wordt het kapitaal betaald indien de verzekerde tijdens de duur van het contract overlijdt. De belangrijkste verzekering van deze categorie is de schuldsaldoverzekering. Vervolgens is er de levenslange verzekering waarbij de verzekeraar de begunstigde betaalt ongeacht het tijdstip van overlijden van de verzekerde. Als laatste is er de overlevingsverzekering. Hier betaalt de verzekeraar de begunstigde indien deze nog in leven is op het ogenblik van het overlijden van de verzekerde. De gemengde levensverzekering, die zowel het risico ‘overlijden’ als het risico ‘leven’ dekt, is een overeenkomst waarbij het kapitaal uitbetaald wordt ofwel bij het overlijden vóór het bereiken van een bepaalde leeftijd of datum, ofwel bij het bereiken van die bepaalde leeftijd of datum.38 Deze verzekering waarborgt dus het voortijdig overlijdensrisico en vervult gelijktijdig een spaarfunctie. De gemengde levensverzekering wordt ook een 10/x verzekering genoemd waarbij x een breukdeel of een veelvoud van 10 is , dat voor het kapitaal bij overlijden staat.39 3. Kwalificatie van de levensverzekering 12.
Vroeger was de levensverzekering als voorzorgsmaatregel bedoeld. Het initiële opzet was
namelijk de nabestaanden indekken tegen het risico van een vroegtijdig overlijden.40
36 37
A. VANDEWIELE en B. MEESTERS, “De levensverzekering in het notariaat”, Not.Fisc.M. 2008, nr. 8, 250 C. DEVOET, “Gecombineerde levensverzekeringen”, in X., Kluwer's Verzekeringshandboek , II.1.3-01 - II.1.3-
15 (15 p.), 43. 38 Circ. nr. 16/2006, 31 juli 2006. (voorbeeld van gemengde levensverzekeringen: tak 21 en tak 23) 39 L. SCHUERMANS, Grondslagen van het Belgisch verzekeringsrecht (tweede editie), Antwerpen-Oxford, Intersentia, 2008, 553. 40 M. DELBOO, G. DEKNUDT en S. NELIS, Vermogensplanning en burgerlijke maatschap: uw 65 antwoorden, Antwerpen, Intersentia, 2010, 25; T. ROOVERS, “De civiele en fiscale aspecten van de schenking (door middel) van een individuele levensverzekering” Not.Fisc.M. 2012, afl. 10, 334.
7
Vandaag is ze in toenemende mate een spaar-, kapitalisatie-, of beleggingsverrichting geworden. Het kan gaan om een optimalisatie van de inkomsten, het verschaffen van een aanvullend pensioen of de overdracht van grote sommen aan personen die na het overlijden begunstigd moeten worden. Hierdoor is er dan ook discussie ontstaan omtrent de kwalificatie van bepaalde levensverzekeringen.
13.
De moeilijkheid ligt in het vraagstuk of de levensverzekering in werkelijkheid een loutere
beleggingsoperatie is waardoor ze dan niet kan worden ondergebracht onder het bijzonder statuut dat aan de levensverzekering toegekend wordt in de WLVO. Ze verstrekt namelijk interessante voordelen aan deze overeenkomsten die belangrijk zijn op vlak van het familiaal vermogensrecht.41 Er is behoorlijk veel rechtspraak waarin levensverzekeringsovereenkomsten geherkwalificeerd worden als beleggingsverrichtingen.42 Dit heeft groot belang op fiscaal vlak omdat het ontbreken van het risico dat alleen afhankelijk is van de menselijke levensduur betekent dat de betaalde premies niet de wettelijke immunisatie genieten.43
Er wordt niet verder ingegaan op de problematiek van de herkwalificatie van de levensverzekering omdat deze materie het bestek van deze thesis te buiten gaat.
14.
De verzekeringnemer kan bij het sluiten van de verzekeringsovereenkomst een begunstigde
aanduiden. Indien deze begunstigde een derde is wordt deze constructie verbintenisrechtelijke geïnterpreteerd als een beding ten behoeve van een derde. Het contract bestaat dan uit een hoofdcontract, het contract tussen de verzekeringnemer en de verzekeraar, waarop het beding ten behoeve van een derde geënt is. Dit laatste is de begunstigingsclausule van het verzekeringscontract. De medecontractant (verzekeringnemer) verbindt zich ertoe iets te doen ten gunste van een derde persoon.44 De derde die begunstigd wordt door de levensverzekering bekomt het kapitaal uit eigen hoofde. De hoedanigheid van erfgenaam is hier niet van belang maar de derde bekomt het voordeel op grond van het contract.
15.
De derde moet bepaald of minstens bepaalbaar zijn op het ogenblik dat het beding effect
sorteert. Indien dit niet het geval is wordt de bedinger geacht voor zichzelf te hebben bedongen.
41
D. PIGNOLET, “Vermogensplanning door middel van levensverzekeringen”, AFT 2008, afl. 2, 5; L. VEREYCKEN, “Levensverzekering. Risico is géén essentieel kenmerk”, Life & Benefits februari 2004, nr. 2. 42
Rb. Brugge (4e K.) 15 januari 2002 (bevestigd in beroep door Gent, (5e K.)), 15 december 2003 en 20 maart 2002, De Verz. 2002, 6787 en 686; Rb. Brugge 12 maart 2002, AFT 2002, 287, noot M. VANDENDIJK en C. HENDRICKX; Liège, (1e K.), 3 februari 2003, Rev.Not.Belge, 2003, 218. 43 L. SCHUERMANS, Grondslagen van het Belgisch verzekeringsrecht (tweede editie), Antwerpen-Oxford, Intersentia, 2008, 583. 44 N. GEELHAND DE MERXEM, Cursus successierechten, 2012, 107.
8
Het is aangewezen dat er verschillende begunstigden aangeduid worden. In geval van overlijden van de eerste begunstigde zal de tweede geroepene de uitkering dan bekomen.45 In de meeste gevallen heeft de begunstigde geen kennis van het feit dat hij als begunstigde in een levensverzekering werd aangeduid. De begunstiging moet namelijk niet aanvaard worden tijdens het leven van de verzekeringnemer, maar mag ook gebeuren na zijn dood.46
16.
Het beding ten behoeve van een derde kan een onrechtstreekse schenking uitmaken.
Indien de begunstiging om niet gebeurt, met begiftigingsinzicht of animus donandi, kan men spreken van een onrechtstreekse schenking47 wanneer naast de animus donandi de schenker een verarming ondergaat die de begiftigde verrijkt. Om te kunnen spreken van een schenking is echter wel vereist dat de aanvaarding door de begiftigde tijdens het leven van de schenker gebeurt. De aanvaarding valt buiten de strikte vormvereisten van artikel 932 BW zodat de aanvaarding van de onrechtstreekse schenking ook stilzwijgend kan gebeuren.48 De onrechtstreekse schenking wordt verwezenlijkt door een akte met een eigen autonoom en neutraal statuut dat definitief is. Het autonoom statuut geeft aan dat een rechtshandeling aan een eigen set van regels onderworpen is. Het volstaat de regels na te leven eigen aan de bijzondere rechtsfiguur, die als vehikel gebruikt kan worden voor het verwezenlijken van de vrijgevigheid.49 De vereiste van een neutraal karakter wil zeggen dat het al dan niet kosteloos karakter niet uit de rechtshandeling mag af te leiden zijn. Als laatste vereiste moet de schenking definitief zijn, de schenker mag er niet op kunnen terugkomen.50 4. De belangrijkste partijen bij de levensverzekering 17.
Hieronder volgt een korte omschrijving van de rechten en plichten van de verschillende
personen die betrokken zijn bij de levensverzekeringsovereenkomst.
45
C. DEWULF, “Levensverzekeringen en giften - Twee verschillende rechtsfiguren op elkaar afstemmen”. T.Not 2006, afl. 11, 569. 46 N. LABEEUW, “Schenking van een levensverzekering – Gevolgen van het arrest van het Grondwettelijk Hof dd. 26 juni 2008”, in W. PINTENS en J. DU MONGH (eds.), Patrimonium 2009, Antwerpen, Intersentia, 2009, 284, nr. 8. 47 K. BERNAUW, “Verzekeringen en erfrecht”, in J. ROGGE, (ed.), Levensverzekeringen en giften, Mechelen, Kluwer, 2008, 32.; N. LABEEUW, “Schenking van een levensverzekering – Gevolgen van het arrest van het Grondwettelijk Hof dd. 26 juni 2008”, in W. PINTENS en J. DU MONGH (eds.), Patrimonium 2009, Antwerpen, Intersentia, 2009, 284, nr. 8 e.v. 48 W. PINTENS, B. VAN DER MEERSCH en K. VANWINCKELEN, Inleiding tot het familiaal vermogensrecht, Leuven, UP, 2002, 514. 49 C. DEWULF, “De overdracht om niet van de rechten voortvloeiend uit een verzekeringsovereenkomst”, in J. ROGGE (ed.), Levensverzekeringen en giften, Mechelen, Kluwer, 2008, 173. 50 G. DEKNUDT, “Schenkingen”, in W. PINTENS en J. DU MONGH (eds.), Patrimonium 2008, Antwerpen, Intersentia, 2008, 104, nr. 145.
9
4.1. De verzekeringnemer 18.
De verzekeringnemer heeft geen eigen definitie gekregen in de WLVO. Er werd tijdens de
bespreking van de WLVO in de Commissie voor het bedrijfsleven en het Wetenschapsbeleid door de toenmalig bevoegde minister verwezen naar de definitie van de verzekeringsovereenkomst.51 Artikel 1 WLVO bepaalt dat de verzekeringnemer diegene is die zich verbindt tot de betaling van een vaste of veranderlijke premie in ruil waarvoor hij een in de verzekeringsovereenkomst bepaalde prestatie geleverd ziet door de verzekeraar ingeval zich een onzekere gebeurtenis voordoet. De term ‘onzeker’ duidt op een termijn. Het tijdstip waarop men overlijdt maakt de onzekere gebeurtenis uit.52 DE ROOVER
53
is echter samen met FONTAINE54 van mening dat deze definitie onvolledig is omdat de
verzekeringnemer zich niet alleen verbindt t.a.v. de verzekeraar, maar ook t.a.v. andere partijen (bijvoorbeeld de begunstigde). Het lijkt hen dan ook beter de verzekeringnemer aan te duiden als diegene die de verzekeringsovereenkomst onderschrijft/sluit.
19.
De betaling van de premie bij de levensverzekering is facultatief. De verzekeringnemer heeft
geen enkele juridische verplichting om de premie te betalen.55 Dit facultatief karakter geldt voor zowel de eerste als voor alle premiegedeelten.56 De verklaring hiervoor is te vinden in het feit dat de overeenkomst een lange looptijd kan hebben en dat de omstandigheden die tot het sluiten van de polis hebben geleid ingrijpend kunnen veranderen, tot het punt waar de interesse in de levensverzekering grotendeels verdwenen is. Het kan ook dat de last om de premies te dragen soms (te) zwaar kan wegen en men zich ervan wil bevrijden.57 De verplichting tot betaling van de premies betekent dus dat de verzekeringnemer de premies moet betalen om de verzekerde waarborgen te verkrijgen of te behouden.58
20.
De verzekeringnemer heeft tijdens de looptijd van de verzekering een aantal rechten. Dit
zolang de verzekerde prestatie niet opeisbaar is.59 Ook wanneer de begunstigde heeft aanvaard, verliest de verzekeringnemer zijn macht.
51
T. ROOVERS, “De civiele en fiscale aspecten van de schenking (door middel) van een individuele levensverzekering”, Not.Fisc.M. 2012, afl. 10, 336. 52 N. LABEEUW en B. VERDICKT, “Successieplanning met een levensverzekering: enkele knelpunten” TEP 2009, 88. 53 T. ROOVERS, “De civiele en fiscale aspecten van de schenking (door middel) van een individuele levensverzekering”, Not.Fisc.M. 2012, afl. 10, 336. 54 M. FONTAINE, Droit des assurances, Brussel, Larcier, 2010, 123. 55 Artikel 104 WLVO 56 Artikel 11 KB levensverzekeringen 57 e M. FONTAINE, Droit des assurances, 2 ed., Brussel, Larcier, 1996, 499, nr. 995. 58 C. DEVOET, “Levensverzekeringen. De verplichtingen van de partijen”, In J.-C. ANDRÉ-DUMONT, et al (eds), Kluwer’s Verzekeringshandboek (II.1.10), Mechelen, Kluwer, losbl., 47. 59 P. VAN EESBEECK en L. VEREYCKEN, “Wat een notaris moet weten over levensverzekeringen en beleggingsverzekeringen”, Not.Fisc.M. 2009, afl. 3, 63.
10
De belangrijkste rechten60 zijn het recht om de begunstigden aan te duiden, te wijzigen en te herroepen, het recht van afkoop en het recht om zijn rechten over te dragen. Ook kan de verzekeringnemer het gepaste moment van uitkering kiezen. Het betreft rechten die de verzekeringnemer exclusief toebehoren. Dit wil zeggen dat derden deze rechten niet kunnen uitoefenen (tenzij de rechten werden overgedragen door de verzekeringnemer) en dat de rechten niet vererven.61 Deze laatste vaststelling kan voor problemen zorgen wanneer de verzekeringnemer en de verzekerde verschillende personen zijn, en de verzekeringnemer eerst overlijdt. De rechten doven dan uit en de polis wordt geblokkeerd. Een oplossing hiervoor kan gevonden worden in de figuur van de ‘overdracht van rechten’. Artikel 120 WLVO stelt dat de verzekeringnemer in de polis kan bedingen dat bij zijn overlijden zijn rechten geheel of ten dele zullen overgaan op een persoon die hij daartoe aanwijst.62 4.2. De begunstigde 21.
De begunstigde is diegene die recht heeft op de verzekeringsprestatie bij overlijden van het
verzekerde hoofd. Bij het opeisbaar worden van de verzekeringsprestaties wordt beoordeeld wie uiteindelijk optreedt als begunstigde van een levensverzekering.63 Zoals eerder vermeld is het aangewezen bij aanvang reeds te voorzien in een subsidiaire begunstiging. De aanduiding, herroeping of wijziging van de begunstigde zijn formele rechtshandelingen die een geschrift vereisen.64 Ook werd eerder al vermeld dat het recht een begunstigde aan te duiden een exclusief recht is dat de verzekeringnemer toebehoort, behalve indien het werd overgedragen. Dit zorgt voor controle op de levensverzekering in hoofde van de verzekeringnemer.65 De verzekeringnemer beslist wie de begunstigde wordt en of deze begunstigde blijft, althans zolang de begunstiging niet is aanvaard.66 De aanduiding van de begunstigde kan generiek (via verwijzing naar een hoedanigheid of verwantschap) of nominatief (bij naam noemen) gebeuren.
22.
De begunstigde dient de begunstiging formeel te aanvaarden, anders is deze nog wijzigbaar en
herroepbaar. Voor de wijziging of herroeping van de begunstiging volstaat een geschrift en is geen bijvoegsel aan de polis vereist. In geval van een aanvaarde begunstiging kan de wijziging of 60
N. LABEEUW en B. VERDICKT, “Successieplanning met een levensverzekering: enkele knelpunten”, TEP 2009, 88. 61 Artikel 106, 112, 114, 119 WLVO 62 P. VAN EESBEECK en L. VEREYCKEN, “Wat een notaris moet weten over levensverzekeringen en beleggingsverzekeringen”, Not.Fisc.M. 2009, afl. 3, 63. 63 P. VAN EESBEECK, “Levensverzekering/Begunstigingsclausule”, in A. VERBEKE, H. DERYCKE en P. LALEMAN, Handboek Estate Planning, deel 7, Vermogensplanning: Alternatieve vormen, Gent, Larcier, 2006, 13. 64 Artikel 10, 106, 112 WLVO 65 N. LABEEUW en B. VERDICKT, “Successieplanning met een levensverzekering: enkele knelpunten” TEP 2009, 91. 66 Artikel 112 WLVO
11
herroeping slechts met akkoord van de begunstigde.67 De aanvaarding is formalistisch en moet met een polisbijvoegsel gebeuren, ondertekend door de verzekeringnemer, verzekeraar en begunstigde.68 4.3. Het verzekerd hoofd of de verzekerde 23.
De uitkering van het kapitaal is verbonden aan het nog in leven zijn of het overlijden van een
bepaald persoon, de verzekerde of het verzekerd hoofd genaamd.69 De verzekerde kan in zijn hoedanigheid, noch voor noch bij het zich voordoen van het verzekerd voorval, geen enkel recht laten gelden op de levensverzekering. 4.4. De verzekeraar 24.
De figuur van de verzekeraar werd niet uitdrukkelijk omschreven in de WLVO. Het was wel
de bedoeling om dit te doen maar omwille van het feit de Raad van State bedenkingen had bij de definitie die bleek uit de voorbereidende werken70 werd uiteindelijk geen definitie weerhouden.
25.
De belangrijkste verplichting van de verzekeraar is ingeval de onzekere gebeurtenis zich
voordoet de verzekerde prestatie betalen.71 De reikwijdte van zijn verplichtingen wordt bepaald volgens de volgende principes: -
De waarborg is verkregen in de hele wereld
-
Hij dekt alle gevallen van overlijden, behalve de uitsluitingen voorzien door de wet of de overeenkomst.
67
N. LABEEUW en B. VERDICKT, “Successieplanning met een levensverzekering: enkele knelpunten” TEP 2009, 94. 68 Artikel 123 WLVO 69 N. LABEEUW, “Schenking van een levensverzekering - Gevolgen van het arrest van het Grondwettelijk Hof dd. 26 juni 2008”, in W. PINTENS en J. DU MONGH (eds.), Patrimonium 2009, Antwerpen, Intersentia, 2009, 283, nr.5. 70 MvT, Parl.St. Kamer 1990-91, nr. 1586/1 71 C. DEVOET, “Levensverzekeringen. De verplichtingen van de partijen”, in J.-C. ANDRÉ-DUMONT et al (eds), Kluwer’s Verzekeringshandboek (II.1.10), Mechelen, Kluwer, losbl., 35.
12
C. Waarom de schenking van de levensverzekering? 26.
Op 1 januari 2004 is een verlaagd tarief ingevoerd in de drie gewesten voor schenkingen van
roerende goederen. In het Vlaamse Gewest werd voorzien in vlakke tarieven van 3% of 7% naargelang de verwantschapsband tussen de schenker en de begiftigde.72 Schenkingen in rechte lijn, tussen echtgenoten of samenwonenden worden belast aan 3% en in alle andere gevallen aan 7%. Een bijkomend voordeel van de betaling van de schenkingsrechten is dat het geschonken goed niet meer onderworpen wordt aan successierechten indien de schenker overlijdt binnen de drie jaar na de schenking. De schenking onder de levenden van roerende goederen verdient dan ook de voorkeur boven de testamentaire beschikking.73 Anderzijds zijn levensverzekeringen als nieuw soort spaarproduct erg in trek.74 Het maatschappelijk, fiscaal en financieel belang dat de levensverzekering inneemt is de laatste tijd enorm toegenomen. Zoals eerder vermeld was de levensverzekering vroeger een loutere voorzorgsmaatregel, terwijl ze vandaag een spaar- en beleggingsproduct is geworden. De levensverzekering maakt een roerend goed uit, zodat een combinatie van beide op het eerste zicht wel interessant lijkt. Zowel op burgerrechtelijk als fiscaal rechtelijk vlak lijkt dit voordelen op te leveren.
De levensverzekering is in het kader van successieplanning een vaak aangewende techniek. De verzekeringnemer behoudt hierbij in grote mate controle over zijn vermogen dat hij uiteindelijk aan de begunstigde wil overdragen. Dit is echter enkel het geval indien de begunstigde de schenking nog niet heeft aanvaard. Aan dit controlebehoud hangt echter een duur prijskaartje omwille van artikel 8 van het Wetboek der Successierechten.75 Door de vlakke tarieven voor de schenking van roerende goederen zou de schenking van de levensverzekering een interessant successieplanningsinstrument kunnen uitmaken. Hieronder zullen we onderzoeken of de figuur van de overdracht om niet van de rechten van de verzekeringnemer bruikbaar is en of de registratie van de begunstiging enkel belast is aan roerende schenkingsrechten en of er dan later geen successierechten meer verschuldigd zijn.
72
T. CARNEWAL en S. VANMAELE, “Schenking van roerende goederen onder opschortende voorwaarde van vooroverlijden van de schenker: de artikelen 4,3° Vl. en Br.W.Succ. en 131bis Wal.W.Reg. gewikt en gewogen” Not.Fisc.M. 2011, 119. 73 C. DEWULF, “De overdracht om niet van de rechten voortvloeiend uit een verzekeringsovereenkomst”, in J. ROGGE (ed.), Levensverzekeringen en giften, Mechelen, Kluwer, 2008, 169. 74 N. LABEEUW, “Schenking van een levensverzekering - Gevolgen van het arrest van het Grondwettelijk Hof dd. 26 juni 2008”, in W. PINTENS en J. DU MONGH (eds.), Patrimonium 2009, Antwerpen, Intersentia, 2009, 281. 75 Hierna afgekort als ‘W. Succ.’
13
27.
De problematiek is de volgende76:
A heeft een beleggingsverzekering lopen in een ‘levenslange AAB-configuratie’ waarbij A zowel verzekeringnemer als verzekerde is, en B de begunstigde bij het overlijden van A. Indien A niets onderneemt moet B bij het overlijden van A successierechten betalen op grond van het fictief legaat van artikel 8 W. Succ. en deze kunnen zeer hoog oplopen afhankelijk van het bedrag en de graad van verwantschap. Als A de vermogenswaarde van de polis wil schenken aan B, zou A de polis kunnen afkopen en de afkoopwaarde via de hand- of bankgift (al dan niet geregistreerd) of via notariële schenkingsakte (al dan niet in het buitenland) kunnen overmaken aan B. Deze operatie brengt niet alleen een administratieve uitdaging mee, het kan ook behoorlijk wat kosten. Er moet in alle gevallen een afkoopvergoeding (uitstapkosten) betaald worden en soms ook een roerende voorheffing op de afgekochte polis. Bij tak-21 verzekeringen is namelijk 25% roerende voorheffing verschuldigd indien het kapitaal binnen de acht jaar wordt opgevraagd. Als de begiftigde opnieuw in een polis stapt kunnen hier ook weer instapkosten aan verbonden zijn. Sinds 1 januari 2013 bedraagt de premietaks 2% in plaats van 1,1%.77 Het kan ook zijn dat de financiële voordelen van de polis zo interessant zijn dat A de bestaande polis wil houden.78 Om de administratieve problemen te omzeilen, of de bestaande polis te houden, kan teruggegrepen worden naar de figuur van de ‘kosteloze overdracht van de rechten van de verzekeringnemer’ dat terug te vinden is in artikel 119 en 120 WLVO.79 Voor bepaalde levensverzekeringen zou eventueel een oplossing kunnen worden gevonden in de figuur van de vrijwillige aanbieding ter registratie van de begunstiging.
Hoe dan ook is de schenking van een levensverzekering juridisch zeer complex omdat zowel het schenkingsrecht als het (levens)verzekeringsrecht moet worden nageleefd.
76
P. VAN EESBEECK en L. VEREYCKEN, “Wat een notaris moet weten over levensverzekeringen en beleggingsverzekeringen”, Not.Fisc.M. 2009, afl. 3, 98. 77 http://netto.tijd.be/sparen_en_beleggen/beleggen/Assuralia_verbolgen_over_taksverhoging_levensverzekeringe n.9270408-2213.art?ckc=1 78 J. RUYSSEVELDT, Praktijkgids successieplanning, Knokke-Heist, X, 2011, 485. 79 P. VAN EESBEECK, “Levensverzekering. Verzekeringsgift: nog geen volledig geëffend pad”, Life & Benefits 2008, nr. 5, 6; G. DEKNUDT, “De schenking van (alle) rechten van een levensverzekeringscontract: opgelet met aansprakelijkheid ingevolge chronologie”, Nieuwsbrief Notariaat 2009, afl. 16, 4-7; S. HUBRECHT, “Overdracht van alle rechten om niet en artikel 8 W. Succ.”, Successierechten 2008-2009, 2-3/8.
14
1. De overdracht om niet van de rechten voortvloeiend uit een verzekeringsovereenkomst 1.1. Civielrechtelijke aspecten 1.1.1. De schenking door de verzekeringnemer Drie zaken kunnen het voorwerp uitmaken van een schenking onder de levenden:80
28. -
Hetzij het voordeel van de verzekeringsprestaties bij de opeisbaarheid;
-
Hetzij het vorderingsrecht dat de verzekeringnemer heeft op de wiskundige reserve (de waarde van een verzekeringsovereenkomst op een bepaalde datum81) van het contract met alle daaraan verbonden rechten en plichten;
-
Hetzij zowel het voordeel van de verzekeringsprestaties als het vorderingsrecht dat de verzekeringnemer heeft op de wiskundige reserve met al de daarop verbonden rechten en plichten.
Het is meer dan waarschijnlijk dat de schenker van de levensverzekeringsovereenkomst dit laatste beoogt wanneer hij een dergelijke schenking doet. 1.1.1.1. Juridische kwalificatie schenking levensverzekering 29.
De schenking onder de levenden van een levensverzekeringscontract komt eigenlijk neer op
een overdracht, ten kosteloze titel, van de rechten die de verzekeringnemer kan laten gelden tegen de verzekeraar op grond van het levensverzekeringscontract. Deze rechten hebben het karakter van een roerend vorderingsrecht. 82
Bij een overdracht in volle eigendom treedt de overnemer in de plaats van de verzekeringnemer en neemt dan ook al zijn rechten en verplichtingen over. Bij de overdracht van de rechten daarentegen worden enkel de rechten en niet de verplichtingen overgedragen.83
DE GEYTER
84
meent dat bij de overdracht van de rechten eigenlijk de volle eigendom wordt
overgedragen omdat de enige verplichting van de verzekeringnemer bestaat uit het betalen van de premies en gelet op het feit dat de verzekeringnemer niet kan gedwongen worden de premies te betalen, gaat het om een fictieve verplichting. 80
C. DE GEYTER, “Giften met betrekking tot de levensverzekering op verzekeringsrechtelijk vlak”, in J. ROGGE (ed.), Levensverzekeringen en giften, Mechelen, Kluwer, 2008, 72. 81 T. ROOVERS, “De civiele en fiscale aspecten van de schenking (door middel) van een individuele levensverzekering”, Not.Fisc.M. 2012, afl. 10, 336. 82 C. DE GEYTER, “Giften met betrekking tot de levensverzekering op verzekeringsrechtelijk vlak”, in J. ROGGE (ed.), Levensverzekeringen en giften, Mechelen, Kluwer, 2008, 73. 83 C. DE GEYTER, “Giften met betrekking tot de levensverzekering op verzekeringsrechtelijk vlak”, in J. ROGGE (ed.), Levensverzekeringen en giften, Mechelen, Kluwer, 2008, 73. 84 C. DE GEYTER, “Giften met betrekking tot de levensverzekering op verzekeringsrechtelijk vlak”, in J. ROGGE (ed.), Levensverzekeringen en giften, Mechelen, Kluwer, 2008, 73.
15
Ook ROOVERS85 is van mening dat de verzekeringnemer geen plichten heeft jegens de verzekeraar. De enige plichten die de verzekeringnemer heeft zijn de plichten die voortvloeien uit de uitoefening van zijn rechten, vermeld in de artikelen 106 tot en met 120 WLVO. De overdracht van deze laatste plichten volgt dus eigenlijk uit de overdracht van de rechten op de polis. Het adagium “accessoirum sequitur principale” is hier van toepassing.86
Toch nuanceert hij de discussie door de vraag te stellen of de partijen kunnen volstaan met een overdracht van alle rechten om de cessionaris de nieuwe verzekeringnemer te maken, of als daarvoor een overdracht in volle eigendom (alle rechten en plichten) plaats moet vinden. Hij wijst erop dat de voorbereidende werken bij de WLVO toch duidelijk een onderscheid lijken te maken tussen een overdracht in volle eigendom en een overdracht van alle rechten.
30.
Uit de motivering87 bij artikel 119 WLVO blijkt dat de wetgever drie verschillende wijzen van
overdracht van alle rechten uit de levensverzekeringsovereenkomst voor ogen had. Namelijk de overdracht in volle eigendom, ten belope van de verschuldigde sommen of van alle rechten uit de overeenkomst van levensverzekering. De toelichting stelt dat de omvang van de overdracht van rechten (alle rechten of een gedeelte ervan) afhangt van de overeenkomst van overdracht die de partijen hebben gesloten. Het is onduidelijk of de wetgever naast het bijvoegsel van artikel 120 WLVO ook nog een (andere) titel voor de overdracht van de rechten wou invoeren, of als deze ‘overeenkomst van overdracht’ net op dit bijvoegsel slaat.88
Maar dit gemaakte onderscheid is evenwel niet meer gepast. Het gaat om een praktijk die voor de invoering van de WLVO werd toegepast , en waarop toen reeds al veel kritiek bestond in de rechtsleer omdat het niet duidelijk was welk juridisch regime precies van toepassing was op de wijze van overdracht (overdracht in volle eigendom, ten belope van de verschuldigde sommen of overdracht van de rechten) is ook ROOVERS89 uiteindelijk van mening dat de overdracht van alle rechten door de verzekeringnemer-cedent aan de cessionaris tot gevolg heeft dat deze laatste de nieuwe verzekeringnemer wordt. De overdracht van alle rechten komt op hetzelfde neer als de overdracht in volle eigendom.
85
T. ROOVERS, “De civiele en fiscale aspecten van de schenking (door middel) van een individuele levensverzekering”, Not.Fisc.M. 2012, afl. 10, 354. 86 P. VAN OMMESLAEGHE, Droit des obligations, tome III, Brussel, Bruylant, 2010, 1808. 87 MvT, Parl.St. Kamer 1990-91, nr. 1586/1, 99. 88 T. ROOVERS, “De civiele en fiscale aspecten van de schenking (door middel) van een individuele levensverzekering”, Not.Fisc.M. 2012, afl. 10, 355. 89 T. ROOVERS, “De civiele en fiscale aspecten van de schenking (door middel) van een individuele levensverzekering”, Not.Fisc.M. 2012, afl. 10, 355.
16
31.
Gelet op deze interpretatieproblemen raadt DE GEYTER90 aan om in de akten en bijvoegsels
aan het contract te vermelden dat de verzekeringnemer het vorderingsrecht dat hij bezit op het contract met alle daarop gebonden verplichtingen en rechten in volle eigendom overdraagt, inclusief de persoonsgebonden rechten. 1.1.1.2. Gaat
het
om
de overdracht
van een vorderingsrecht
of
over een
schuldvernieuwing? 32.
Bij de overdracht van rechten blijft de initiële vordering onveranderd bestaan, maar dan in
hoofde van de overnemende schuldeiser. De partijen hebben de bedoeling om de bestaande verbintenis samen met de daarmee verbonden schuldvordering onveranderd te laten voortbestaan, zij het dan wel in hoofde van een andere persoon.91 De toestemming van de schuldenaar is niet vereist maar de overdracht moet hem wel worden bekendgemaakt en hiertoe is de vervulling van formaliteiten vereist.
33.
Bij de schuldvernieuwing wordt de bestaande verbintenis niet voortgezet maar wordt ze
vervangen door een (volledig) nieuwe verbintenis met draagwijdte die de partijen er zelf aan hebben willen geven en hebben de partijen ook de bedoeling om een volstrekt nieuwe rechtsverhouding tot stand te brengen en om de vroegere rechtsverhouding te laten uitdoven.92 De oude verbintenis verdwijnt en de nieuwe verbintenis komt tot stand. In tegenstelling tot de loutere overdracht van de rechten is de tussenkomst van de schuldenaar hier wel vereist.93 Het bewijs van de animus novandi moet worden geleverd omdat de schuldvernieuwing niet wordt vermoed. Artikel 1273 BW bepaalt dat de wil om de schuldvernieuwing tot stand te brengen duidelijk moet blijken uit de handeling.94
34.
Vroeger werd aangenomen dat de overdracht kon worden geanalyseerd als een
schuldvernieuwing of novatio. In dit geval was bij de overdracht dan ook een nieuwe premietaks verschuldigd.95 Dit is ook hetgeen expliciet in de memorie van toelichting geschreven staat.96 Er wordt echter meer en meer aangenomen dat de overdracht in volle eigendom van het contract, waardoor de overnemer de nieuwe verzekeringnemer wordt, een overdracht van een vorderingsrecht uitmaakt zodat geen nieuwe premietaks verschuldigd is. Ook ingevolge de bewoordingen uit het
90
C. DE GEYTER, “Giften met betrekking tot de levensverzekering op verzekeringsrechtelijk vlak”, in J. ROGGE (ed.), Levensverzekeringen en giften, Mechelen, Kluwer, 2008, 73. 91 G. DEKNUDT en S. SEYNS, “Successieplanning met behoud van het bestaand levensverzekeringscontract: registratie van de begunstiging of overdracht onder kosteloze titel van het contract in volle eigendom?”, T.Not 2012, afl. 1, 19. 92 S. STIJNS, Leerboek verbintenissenrecht – Boek 2, Brugge, die Keure, 2009, 126, nr. 174. 93 C. DE GEYTER, “Giften met betrekking tot de levensverzekering op verzekeringsrechtelijk vlak”, in J. ROGGE (ed.), Levensverzekeringen en giften, Mechelen, Kluwer, 2008, 74. 94 S. STIJNS, Leerboek verbintenissenrecht – Boek 2, Brugge, die Keure, 2009, 126, nr. 174. 95 G. DEKNUDT, “De schenking van (alle) rechten van een levensverzekeringscontract: opgelet met aansprakelijkheid ingevolge chronologie”, Nieuwsbrief Notariaat 2009, afl. 16, 5. 96 MvT, Parl.St. Kamer 1990-91, nr. 1586/1, p. 99
17
WLVO zelf ‘overdracht van de rechten uit de overeenkomst’ heeft men bij de overdracht in volle eigendom niet te maken met een schuldvernieuwing maar met een overdracht.97 De fiscus98 heeft in het schrijven van 17 april 2008 uitgaande van de dienst Patrimoniumdocumentatie (Kadaster, Registratie en Domeinen) verduidelijkt dat uit artikel 119 WLVO volgt dat bij de overdracht van rechten het oorspronkelijke verzekeringscontract blijft bestaan. Er werd bevestigd dat de begiftigde geen nieuwe premie betaalt zodat een nieuwe premietaks niet verschuldigd is. De fiscus voegde hier nog aan toe dat een notariële akte vereist is opdat de premietaks niet verschuldigd zou zijn.99 1.1.1.3. Welke levensverzekeringscontracten kunnen geschonken worden? 35.
Het schenken van de levensverzekering heeft enkel zin als deze een patrimoniale waarde heeft.
De verzekeringnemer wenst vooral de reserve van het contract op het ogenblik van de schenking en het recht op de verzekeringsprestaties te schenken en niet alleen de rechten verbonden aan het vorderingsrecht die hij bezit op deze reserve.100 Dit brengt met zich mee dat enkel de spaar- en beleggingsverzekeringen in aanmerking kunnen worden genomen voor een schenking o.m. bepaalde types van tak-21 en tak-23 verzekeringen.101
36.
Tak-21 levensverzekeringen (spaarverzekeringen) zijn er voor spaarders die veilig willen
beleggen, willen genieten van fiscale voordelen, op lange termijn (minimaal 8 jaar en 1 dag) willen beleggen, een vaste, gegarandeerde intrest verkiezen en tegelijkertijd willen profiteren van een eventuele goede evolutie van de financiële markten.102 Het zijn de levensverzekeringen waarmee men aan kapitaalopbouw kan doen, en die niet verbonden zijn met beleggingsfondsen. Tak-21 producten zijn vrijgesteld van roerende voorheffing indien ze een looptijd van minstens 8 jaar hebben, of als ze een overlijdensdekking van minstens 130% hebben van het totaal aantal gestorte premies. Indien de belegger zijn contract afkoopt vóór die vervaldatum is de roerende voorheffing dus wel van toepassing. De voorheffing wordt berekend op een fictief rendement van 4,75%.103
97
C. DE GEYTER, “Giften met betrekking tot de levensverzekering op verzekeringsrechtelijk vlak”, in J. ROGGE (ed.), Levensverzekeringen en giften, Mechelen, Kluwer, 2008, 75. 98 G. DEKNUDT, “De schenking van (alle) rechten van een levensverzekeringscontract: opgelet met aansprakelijkheid ingevolge chronologie”, Nieuwsbrief Notariaat 2009, afl. 16, 5. 99 A. VAN GEEL en A. BIESMANS, “Registreren van schenkingen van verzekeringsproducten – aan welke waarde? – afkoopwaarde?”, Nieuwsbrief Notariaat 2012, nr. 3, 2. 100 C. DE GEYTER, “Giften met betrekking tot de levensverzekering op verzekeringsrechtelijk vlak”, in J. ROGGE (ed.), Levensverzekeringen en giften, Mechelen, Kluwer, 2008, 79. 101 Zie algemeen: C. DE WULF “De overdracht om niet van de rechten voortvloeiend uit een verzekeringsovereenkomst”, in J. ROGGE (ed.), Levensverzekeringen en giften, Kluwer, Mechelen, 2008, dossier nr. 4, 167-186. 102 http://www.rabobank.be/Tak21 103 P. VAN MALDEGEM, “Paspoort op komst voor alle beleggingsproducten”, Netto oktober 2012, 51.
18
37.
De levensverzekeringsproducten van tak-23 (beleggingsverzekeringen) zijn meestal gebaseerd
op risicovolle producten (zoals aandelen en obligaties). Ze bieden geen gegarandeerd rendement in tegenstelling tot de tak-21 producten. Hun rendement is afhankelijk van de resultaten van de beleggingsfondsen waarin de tak-23 contracten zijn belegd.104 Ze worden dan ook vaak eerder als een investeringsproduct gekwalificeerd dan als een spaarproduct.105
38.
Binnen de spaar- en beleggingsverzekeringen komen alleen de niet-fiscale individuele
levensverzekeringen in aanmerking voor een schenking van de levensverzekering. Met ‘individueel’ wordt a contrario verwezen naar de tweede pensioenpijler. De levensverzekeringen die kaderen binnen deze pijler vallen buiten de reikwijdte van de spaar- en beleggingsverzekeringen die in aanmerking komen als voorwerp van een schenking. De fiscale spaar- en beleggingsverzekeringen zijn de polissen waarvan de betaalde premies aanleiding hebben gegeven tot een fiscaal voordeel voor de verzekeringnemer en waarvan de prestaties, of op een bepaalde leeftijd de afkoopwaarde, onderhevig zijn aan bepaalde belastingen. Er moet aan verschillende voorwaarden voldaan zijn om te kunnen genieten van de fiscale voordelen verbonden aan de betaalde premies. Deze voorwaarden hebben o.a. betrekking op de configuratie van de polis.106
39.
Bepaalde omstandigheden kunnen de schenking ervan echter nutteloos maken of verhinderen.
Indien de begunstigde van de levensverzekering de begunstiging al heeft aanvaard, wordt het recht op de verzekeringsprestaties onherroepelijk107 en moet de aanvaardende begunstigde zijn toestemming geven opdat de verzekeringnemer zijn rechten kan uitoefenen. Ook de levensverzekeringscontracten die in pand gegeven zijn of waarvan de rechten vooraf geheel of deels werden overgedragen ter waarborg van een krediet of die het voorwerp uitmaken van een beslag zijn problematisch. Als laatste kunnen zoals hierboven vermeld levensverzekeringscontracten die bepaalde fiscale voordelen hebben genoten voor grote problemen zorgen bij de schenking.108 1.1.1.4. De schenking aan de begiftigde 40.
De begunstigde en begiftigde zijn twee verschillende begrippen.
Wanneer een verzekeringnemer zijn rechten uit de verzekeringsovereenkomst wil schenken aan een begiftigde is de bedoeling van de partijen meestal dat de begiftigde de voordelen zou bekomen die aan de verzekering verbonden zijn. Het belangrijkste voordeel is uiteraard de begunstiging. Om na te gaan 104
P. VAN MALDEGEM, “Paspoort op komst voor alle beleggingsproducten”, Netto oktober 2012, 52.
105
http://www.fsma.be T. ROOVERS, “De civiele en fiscale aspecten van de schenking (door middel) van een individuele levensverzekering”, Not.Fisc.M. 2012, afl. 10, 354. 107 Artikel 121 WLVO 108 C. DE GEYTER, “Giften met betrekking tot de levensverzekering op verzekeringsrechtelijk vlak”, in J. ROGGE (ed.), Levensverzekeringen en giften, Mechelen, Kluwer, 2008, 79 e.v. 106
19
wie als begunstigde is aangewezen zal men eerst en vooral de polis en de eventuele bijvoegsels moeten onderzoeken.109
41.
Er stelt zich geen probleem indien de begunstigde van de levensverzekering de
verzekeringnemer zelf is of de aanstaande begiftigde. Door de overdracht van zijn rechten door de verzekeringnemer wordt de begiftigde én verzekeringnemer én begunstigde. Hij geniet dan alle rechten en voordelen.110
42.
Indien de begiftigde van de levensverzekering en de begunstigde twee verschillende personen
zijn is deze situatie voornamelijk te wijten aan het feit dat voorafgaand aan het opstellen van de schenkingsakte geen contact opgenomen werd met de verzekeraar om na te gaan wie als begunstigde werd aangeduid.111 Indien in een verzekeringsovereenkomst een andere persoon als begunstigde werd aangewezen dan de begiftigde vormt dit een probleem. Strikt juridisch gezien is de begiftigde dan titularis van de rechten met betrekking tot de schuldvordering van de verzekeringnemer maar heeft hij geen recht op de verzekeringsprestaties. Als de begunstiging niet wordt herroepen dan heeft de aangewezen begunstigde recht op de verzekeringsprestatie.
Er kunnen twee situaties onderscheiden worden.
43.
Wat indien de begunstiging op datum van schenking al werd aanvaard?
In dit geval consolideerde de begunstigde zijn recht. Vanaf dit moment kan de verzekeringnemer niet meer over het voordeel van de levensverzekering beschikken ongeacht het feit dat hij eigenaar blijft van de rechten. Hij is enkel niet meer vrij in de uitoefening ervan.112 Voor o.a. afkoop, voorschot, inpandgeving, overdracht van de rechten, heeft de verzekeringnemer dus de toestemming nodig van de aanvaardende begunstigde.113 Volgens artikel 121, lid 2 WLVO kan de verzekeringnemer de begunstiging enkel herroepen in de gevallen bepaald in de artikelen 953 tot 958 en 1096 BW. Er ligt een ongeldige schenking voor indien de verzekeringnemer bij de overdracht van zijn levensverzekeringscontract de toestemming niet heeft verkregen. 109
C. DE WULF “De overdracht om niet van de rechten voortvloeiend uit een verzekeringsovereenkomst”, in J. ROGGE (ed.), Levensverzekeringen en giften, Mechelen, Kluwer, 2008, 169. 110 C. DE WULF “De overdracht om niet van de rechten voortvloeiend uit een verzekeringsovereenkomst”, in J. ROGGE (ed.), Levensverzekeringen en giften, Mechelen, Kluwer, 2008, 169. 111 C. DE GEYTER, “Giften met betrekking tot de levensverzekering op verzekeringsrechtelijk vlak”, in J. ROGGE
(ed.), Levensverzekeringen en giften, Mechelen, Kluwer, 2008, 81. 112 C. DE GEYTER, “Giften met betrekking tot de levensverzekering op verzekeringsrechtelijk vlak”, in J. ROGGE (ed.), Levensverzekeringen en giften, Mechelen, Kluwer, 2008, 82. 113 Zie artikelen 114, lid 2, 116, lid 2 en 119, lid 2 WLVO
20
Deze situatie vormt doorgaans geen probleem omdat in de praktijk de begunstiging zelden wordt aanvaard.
44.
Vervolgens kan de situatie bestaan waarbij de begunstiging nog niet werd aanvaard op datum
van de schenking. Volgens DE GEYTER dienen hier twee vragen gesteld te worden.114 Op de vraag of de overdracht in volle eigendom van het verzekeringscontract beschouwd mag worden als een stilzwijgende herroeping van de in het contract aangeduide begunstigde, ten voordele van de begiftigde van de schenking antwoordt hij dat dit zal afhangen van de feitelijke appreciatie van de rechter. Het is namelijk absoluut niet zeker dat de overdracht zonder uitdrukkelijke herroeping door de rechter zal worden beschouwd als een stilzwijgende herroeping van deze begunstigde. In sommige gevallen wordt een stilzwijgende herroeping van de toewijzing aangenomen wanneer een juridische handeling werd gesteld door de verzekeringnemer die de begunstiging van de derde aangewezene noodzakelijkerwijze tegenspreekt: afkoop of inpandgeving bijvoorbeeld.115
Vervolgens vraagt DE GEYTER zich af of de begiftigde door de overdracht in volle eigendom van het verzekeringscontract ook het recht verkrijgt om de oorspronkelijke begunstigde te herroepen. De rechten met betrekking tot de aanstelling en de herroeping van een begunstigde zijn van zeer strikt persoonlijke en morele aard.116 Ze kunnen dan ook uitsluitend door de verzekeringnemer worden uitgeoefend. De vraag kan gesteld worden of deze strikt persoonsgebonden rechten wel mogen worden overgedragen gelet op het feit dat zowel de keuze van begunstigde als het bedrag van de begunstigingstoekenning gebeurt op basis van een strikt persoonlijke, gevoelsmatige en morele motivatie.117 DE GEYTER
118
meent dat gelet op de plaats die de bepalingen in verband met de overdracht van de
rechten in de WLVO innemen, net achter alle andere rechten van de verzekeringnemer, mag verdedigd worden dat de overdracht mag slaan op alle rechten, inclusief de strikt persoonsgebonden rechten zodat de nieuwe verzekeringnemer deze mag uitoefenen.119 Maar niet iedere verzekeringsjurist is het
114
C. DE GEYTER, “Giften met betrekking tot de levensverzekering op verzekeringsrechtelijk vlak”, in J. ROGGE (ed.), Levensverzekeringen en giften, Mechelen, Kluwer, 2008, 83. 115 C. DEVOET, Levensverzekering - Technische en juridische aspecten, Kluwer, 2005, 185. 116 T. ROOVERS, “De civiele en fiscale aspecten van de schenking (door middel) van een individuele levensverzekering”, Not.Fisc.M. 2012, afl. 10, 355. 117 C. DEVOET, Les assurances de personnes, Anthémis, 2006, 355, nr 980. 118 C. DE GEYTER, “Giften met betrekking tot de levensverzekering op verzekeringsrechtelijk vlak”, in J. ROGGE (ed.), Levensverzekeringen en giften, Mechelen, Kluwer, 2008, 83. 119 De meerderheid van de rechtsleer is van mening dat de strikt persoonsgebonden rechten kunnen worden overgedragen: G. DEKNUDT en S. SEYNS, “Successieplanning met behoud van het bestaand levensverzekeringscontract: registratie van de begunstiging of overdracht onder kosteloze titel van het contract in volle eigendom?”, T.Not 2012, afl. 1, 13; C. DE WULF “De overdracht om niet van de rechten voortvloeiend uit een verzekeringsovereenkomst”, in J. ROGGE (ed.), Levensverzekeringen en giften, Mechelen, Kluwer, 2008, 170.
21
hiermee eens. Sommigen zijn van oordeel dat enkel de rechten op de verzekeringsprestaties en de rechten i.v.m. het vorderingsrecht op de reserve kunnen worden overgedragen.
M.i. zal de begiftigde de begunstiging kunnen herroepen. De begiftigde wordt de nieuwe verzekeringnemer en bekomt bijgevolg de levensverzekering in volle eigendom. Hij krijgt alle rechten die de oorspronkelijke verzekeringnemer kon laten gelden tegen de verzekeraar met inbegrip van de strikt persoonsgebonden rechten.
Voor de zekerheid doet men er goed aan om in de akten en de bijvoegsels aan het contract te vermelden dat de verzekeringnemer, bij wijze van schenking, het vorderingsrecht dat hij bezit op het levensverzekeringscontract met al de daarop gebonden verplichtingen en rechten in volle eigendom overdraagt, met inbegrip van alle strikt persoonsgebonden rechten.120
45.
DE GEYTER
121
stelt één van volgende werkwijzen voor indien de begunstigde in het
levensverzekeringscontract niet de begiftigde is: -
Eerst wordt de herroeping van de bestaande begunstigde en de aanstelling van de begiftigde als nieuwe begunstigde in de notariële schenkingsakte geacteerd, en daarna gebeurt de overdracht in volle eigendom van de rechten en de plichten aan de begiftigde. Men zal hierop volgend bij wege van bijvoegsel aan de polis de begunstiging nogmaals herroepen om dan de begiftigde als nieuwe begunstigde aan te stellen. Dit bijvoegsel dient te worden ondertekend door de schenker en de verzekeraar gelet op het vormvoorschrift opgelegd door artikel 106, §1, al. 1 en 112, al. 2 WLVO. Vervolgens legt het vormvoorschrift van artikel 120 WLVO op dat het bijvoegsel tot overdracht in volle eigendom wordt ondertekend door de schenker, de begiftigde en de verzekeraar.
-
Een tweede werkwijze kan erin bestaan dat de notariële akte van overdracht (en/of het bijvoegsel van overdracht) uitdrukkelijk vermeldt122:
Dat de schenking alle rechten betreft die de schenker, in zijn hoedanigheid van verzekeringnemer, kan doen gelden tegenover de verzekeraar, op grond van het geschonken levensverzekeringscontract;
120
C. DE GEYTER, “Giften met betrekking tot de levensverzekering op verzekeringsrechtelijk vlak”, in J. ROGGE (ed.), Levensverzekeringen en giften, Mechelen, Kluwer, 2008, 74. 121 C. DE GEYTER, “Giften met betrekking tot de levensverzekering op verzekeringsrechtelijk vlak”, in J. ROGGE (ed.), Levensverzekeringen en giften, Mechelen, Kluwer, 2008, 84. 122 C. DE GEYTER, “Giften met betrekking tot de levensverzekering op verzekeringsrechtelijk vlak”, in J. ROGGE (ed.), Levensverzekeringen en giften, Mechelen, Kluwer, 2008, 84. De clausules komen uit een notariële schenkingsakte: C. DE WULF, Het opstellen van notariële akten, boekdeel IIB, Mechelen, Kluwer, 2006, 61-62.
22
Dat de begiftigde, ten aanzien van het geschonken levensverzekeringscontract, vanaf de datum van ondertekening van de notariële akte in alle rechten en plichten treedt die aan de verzekeringnemer toekomen op grond van de WLVO en het levensverzekeringscontract;
Dat in deze rechten zijn begrepen, zonder dat deze opsomming beperkend is: het recht op de verzekeringsprestaties, het recht om een begunstigde of een nieuwe begunstigde aan te wijzen, het recht om een begunstigde te herroepen, het recht van afkoop, het recht van reductie, het recht om het contract opnieuw in werking te stellen, het recht op een voorschot, het recht om de rechten uit het contract in pand te geven en het recht om deze rechten, volledige of gedeeltelijke, over te dragen en in het algemeen alle rechten die aan de verzekeringnemer toebehoren.”
De overdracht wordt opgenomen in een bijvoegsel aan het contract ondertekend door de schenker, begiftigde en de verzekeraar. Zolang de oorspronkelijke begunstigde niet wordt herroepen door de nieuwe verzekeringnemer, behoudt de begunstigde z’n recht op de prestaties. -
Als laatste kan de schenker de bestaande begunstiging herroepen en de toekomstige begiftigde als nieuwe begunstigde nominatim aanwijzen. Deze wijzigingen worden opgenomen in een bijvoegsel aan het contract. Dit wordt ondertekend door de schenker en de verzekeraar. Vervolgens wordt via notariële akte de volle eigendom van het levensverzekeringscontract overgedragen aan de begiftigde. Deze akte bevat duidelijkheidshalve de vermelding dat de schenker aan de begiftigde al zijn rechten overdraagt die hij als verzekeringnemer kan laten gelden. Als laatste stap wordt een tweede bijvoegsel van overdracht van rechten, ondertekend door de schenker, begiftigde en verzekeraar, opgesteld.123 1.1.1.5. Moet de echtgenoot van de verzekeringnemer toestemmen?
46.
De vraag die zich hier stelt is of de notaris die geconfronteerd wordt met een schenking van
een levensverzekering gedaan door een gehuwde verzekeringnemer aan een andere persoon dan zijn echtgenoot of een naast familielid verplicht de toestemming van deze echtgenoot moet verkrijgen opdat de overdracht geldig zou zijn. Artikel 119, 1e lid WLVO bepaalt het volgende: “De verzekeringnemer kan de uit de verzekeringsovereenkomst voortvloeiende rechten geheel of ten dele overdragen. Dat recht van overdracht kan niet worden uitgeoefend door zijn echtgenoot of zijn schuldeisers”. 123
C. DE WULF, mmv J. BAEL, S. DEVOS en H. DE DECKER, Het opstellen van notariële akten, boekdeel IIB, Mechelen, Kluwer, 2006, 61.
23
Men mag uit deze bepaling niet afleiden dat de verzekeringnemer alleen en zonder de toestemming van z’n mede-echtgenoot de rechten mag overdragen om niet. Wanneer de verzekeringnemer gehuwd is onder een stelsel met gemeenschap van goederen, en de levensverzekering de facto een spaar- of beleggingsproduct uitmaakt waarvan de premies betaald werden met gemeenschappelijke gelden, is artikel 1419, 1e lid BW van toepassing dat op straffe van vernietigbaarheid de toestemming van de mede-echtgenoot vereist voor elke overdracht om niet. Een overdracht door de verzekeringnemer van zijn rechten is geen gewone uitoefening van zijn rechten in het kader van de afgesloten overeenkomst. Hij treedt dan buiten het contract en moet de toestemming van de mede-echtgenoot bekomen wanneer de overdracht om niet geschiedt. 124
Het is inderdaad zo dat de WLVO geen rekening houdt met enkele artikelen uit het burgerlijk wetboek die uitdrukkelijk de principiële vrijheid van een gehuwde verzekeringnemer beperken om een schenking te doen aan andere personen dan zijn echtgenoot en er zelfs niet naar verwijst.125
De notaris doet er hier dus goed aan om zeer voorzichtig te werk te gaan. Het is zijn plicht om zijn cliënt zo goed en compleet mogelijk te informeren over de gevolgen van de eventuele toepassing van artikelen 224, 1419 en 1422 BW op de schenking. De notaris raadt de verzekeringnemer dus best aan de toestemming van de echtgenoot te verkrijgen.126 1.1.1.6. De vormvereisten 47.
Wat betreft de vormvoorwaarden is er in de rechtsleer absoluut geen eensgezindheid.
Bij de schenking van het levensverzekeringscontract dient men verschillende vormvoorschriften na te leven. Zowel artikel 120 WLVO als de artikelen 931-951 BW met betrekking tot de schenkingen onder de levenden hebben betrekking op de schenking van de levensverzekering. De gehele discussie draait dan ook om de vraag of een notariële akte vereist is voor de schenking van een levensverzekering of niet.
Omwille van het feit dat de levensverzekering verplicht op naam van de verzekeringnemer opgesteld moet worden, en niet aan order of toonder kan zijn, is het ook niet mogelijk dat de verzekeringnemer zijn rechten uit het levensverzekeringscontract schenkt door gewoon de originele polisstukken (deze 124
C. DE WULF “De overdracht om niet van de rechten voortvloeiend uit een verzekeringsovereenkomst”, in J. ROGGE (ed.), Levensverzekeringen en giften, Mechelen, Kluwer, 2008, 170. 125 C. DE GEYTER, “Giften met betrekking tot de levensverzekering op verzekeringsrechtelijk vlak”, in J. ROGGE
(ed.), Levensverzekeringen en giften, Mechelen, Kluwer, 2008, 78. 126 T. ROOVERS, “De civiele en fiscale aspecten van de schenking (door middel) van een individuele levensverzekering”, Not.Fisc.M. 2012, afl. 10, 354, vn 95; C. DE GEYTER, “Giften met betrekking tot de levensverzekering op verzekeringsrechtelijk vlak”, in J. ROGGE (ed.), Levensverzekeringen en giften, Mechelen, Kluwer, 2008, 79
24
vormen de titel van het vorderingsrecht) te overhandigen aan de begiftigde.127 Deze bepaling is van dwingend recht.128
a. Artikel 119 en 120 WLVO 48.
In artikel 119 WLVO wordt bepaald dat de rechten die uit de verzekeringsovereenkomst
voortvloeien geheel of ten dele kunnen worden overgedragen door de verzekeringnemer, niet door zijn echtgenoot of de schuldeisers ervan. Het tweede lid van dit artikel stelt, zoals reeds gezegd, dat indien de begunstiging al werd aanvaard, de toestemming van de begunstigde vereist is voor de uitoefening van het recht van overdracht.
49.
Het eerste lid van artikel 120 WLVO bepaalt het volgende:
“De overdracht van de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten, of van een gedeelte ervan, kan alleen geschieden door middel van een bijvoegsel, getekend door de overdrager, de overnemer en de verzekeraar”. Dit artikel vereist twee elementen opdat de overdracht kan plaatsvinden. Er dient ten eerste een geschrift (het bijvoegsel genaamd) te zijn. Ten tweede dient dit geschrift ondertekend te zijn door drie partijen: de overdrager, de overnemer en de verzekeraar. Ook zegt dit artikel dat de overdracht alléén maar kan geschieden op deze manier. Ze kan dus op geen enkele andere wijze tot stand komen. Het artikel geeft geen antwoord op de vraag of deze overdracht een verkoop moet zijn, of als ze ook een schenking kan uitmaken. 129
DEKNUDT en SEYNS
menen dat op grond van de parlementaire voorbereiding van artikel 120, 1e
lid WLVO zou kunnen worden verdedigd dat dit artikel geen betrekking heeft op de totstandkoming zelf van de overdracht, of de totstandkoming inter partes, maar enkel de tegenstelbaarheid van een tussen de partijen geldig tot stand gekomen overdracht aan derden. Dit betreft in het bijzonder de verzekeringsmaatschappij.
127
C. DE GEYTER, “Giften met betrekking tot de levensverzekering op verzekeringsrechtelijk vlak”, in J. ROGGE (ed.), Levensverzekeringen en giften, Mechelen, Kluwer, 2008, 76. 128 Artikel 3 WLVO 129 G. DEKNUDT en S. SEYNS, “Successieplanning met behoud van het bestaand levensverzekeringscontract: registratie van de begunstiging of overdracht onder kosteloze titel van het contract in volle eigendom?”, T.Not 2012, afl. 1, 14.
25
DE GEYTER
130
zegt echter dat uit artikel 120 WLVO volgt dat dit vormvoorschrift wordt opgelegd
zowel voor de rechtsgeldigheid van de overdracht tussen de overdrager en overnemer als voor de tegenstelbaarheid van de overdracht aan de verzekeraar en aan derden.
Als dit vormvoorschrift niet correct wordt nageleefd zal de verzekeraar er ook geen rekening mee moeten houden. Bij afkoop zal de verzekeraar geldig uitbetalen aan de oorspronkelijke verzekeringnemer en bij het opeisbaar worden van de verzekeringsprestatie voor de begunstigde zal hij eveneens rechtsgeldig betalen aan de begunstigde. Zoals eerder vermeld stelt artikel 120 WLVO dat de overdracht “alleen kan geschieden door middel van” zodat dit artikel, en de vereiste van het bijvoegsel, volgens DE WULF sowieso moet worden nageleefd. Het artikel is tevens van dwingend recht.131
b. De notariële akte 50.
Anderzijds zijn er de bepalingen van het burgerlijk wetboek met betrekking tot schenkingen
onder de levenden. Meer bepaald behandelen de artikelen 931 t.e.m. 952 BW de geldigheid van de schenkingen onder de levenden. Artikel 931 BW: “Alle akten houdende schenkingen onder de levenden worden verleden voor notaris, in de gewone contractvorm, en daarvan wordt, op straffe van nietigheid, een minuut gehouden.”
Er zijn twee strekkingen wanneer het gaat over de vraag of er bij de schenking van de levensverzekering al dan niet een notariële akte vereist is.
51.
De meerderheid van de rechtsleer132 meent dat er veiligheidshalve goed aan wordt gedaan om
te werken met een notariële akte. Dit om alle problemen te vermijden met de fiscale administratie en omdat deze weg meest rechtszekerheid biedt.
130
C. DE GEYTER, “Giften met betrekking tot de levensverzekering op verzekeringsrechtelijk vlak”, in J. ROGGE (ed.), Levensverzekeringen en giften, Mechelen, Kluwer, 2008, 76-77. 131 Artikel 3 WLVO; C. DE WULF, “De overdracht om niet van de rechten voortvloeiend uit een verzekeringsovereenkomst”, in J. ROGGE (ed.), Levensverzekeringen en giften, Mechelen, Kluwer, 2008, 171. 132 G. DEKNUDT en S. SEYNS, “Successieplanning met behoud van het bestaand levensverzekeringscontract: registratie van de begunstiging of overdracht onder kosteloze titel van het contract in volle eigendom?”, T.Not 2012, afl. 1, 15; C. DEWULF, Levensverzekeringen en giften - Twee verschillende rechtsfiguren op elkaar afstemmen. T.Not 2006, afl. 11, 565; C. DE WULF “De overdracht om niet van de rechten voortvloeiend uit een verzekeringsovereenkomst”, in J. ROGGE (ed.), Levensverzekeringen en giften, Mechelen, Kluwer, 2008, 171; C. DE GEYTER, “Giften met betrekking tot de levensverzekering op verzekeringsrechtelijk vlak”, in J. ROGGE (ed.), Levensverzekeringen en giften, Mechelen, Kluwer, 2008, 77;
26
De overdracht ten kosteloze titel wordt dan beschouwd als een rechtstreekse schenking die als dusdanig voor de notaris moet worden verleden.133 Dit houdt in dat voor de schenking van de levensverzekering zowel artikel 120 WLVO als de artikelen betreffende de schenking onder de levenden, in het bijzonder artikel 931 BW, dienen te worden nageleefd.
DE WULF
134
zegt dat men de schenking bijgevolg tot stand zal brengen bij wege van een notariële
schenkingsakte en daarbovenop een polis, ondertekend door de drie partijen (begiftigde, schenker en verzekeraar). Hij raadt de notaris verder aan in zijn notariële schenkingsakte duidelijk te vermelden dat het opstellen van het bijvoegsel aan de polis in overeenstemming met artikel 120 WLVO een bijkomende verplichting is omdat een notariële schenkingsakte op zich dus niet volstaat.
SEYNS en DEKNUDT
135
menen dat de notariële akte vereist is opdat de overdracht inter partes tot
stand zou worden gebracht. Het bijvoegsel nadien zou enkel dienen om tussen partijen een geldig gedane overdracht tegenstelbaar te maken aan de verzekeraar en heeft dus geen overdragend karakter. Omwille van deze laatste reden zou ze dan ook niet kunnen worden aangewend om een onrechtstreekse schenking te realiseren.
ROOVERS
136
is van mening dat het bijvoegsel wel een vormvoorwaarde is voor de overdracht van de
rechten maar zelf geen titel vormt voor de overdracht. D.w.z. dat het bijvoegsel gepaard moet gaan met een titel waaruit de overdracht van alle rechten uit de polis blijkt. Als de titel van de schenking geïncorporeerd wordt in het bijvoegsel hebben we te maken met een rechtstreekse schenking. Deze ‘openbare’ overdracht om niet van de schuldvordering is een rechtstreekse schenking, en deze is onderworpen aan artikel 931 BW. Gelet op de vormvoorwaarde van artikel 931 BW zal deze rechtstreekse schenking maar kunnen plaatsvinden indien er een notariële akte voorligt.
Ook KBC is van mening dat de schenking best voltrokken wordt in twee aktes. Eerst een notariële schenkingsakte waarin de voorwaarden van de schenking worden bepaald, en vervolgens een
133 134
J. SACE, “Les libéralités – critères et distinctions”, Rép. Not., t. III, 1. livre VI, 116, nr. 78. C. DE WULF, mmv J. BAEL en S. DEVOS, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht (Het Opstellen
van Notariële Akten), Mechelen, Kluwer, 2011, 372. 135 G. DEKNUDT en S. SEYNS, “Successieplanning met behoud van het bestaand levensverzekeringscontract: registratie van de begunstiging of overdracht onder kosteloze titel van het contract in volle eigendom?”, T.Not 2012, afl. 1, 15. 136 T. ROOVERS, “De civiele en fiscale aspecten van de schenking (door middel) van een individuele levensverzekering”, Not.Fisc.M. 2012, afl. 10, 357.
27
polisbijvoegsel waarin de schenkingsakte vertaald zal worden door middel van een overdracht van rechten naar de begiftigde (die tevens begunstigde is in de polis).137
52.
De fiscus heeft in 2008 beslist dat bij de overdracht van rechten het oorspronkelijke
verzekeringscontract blijft bestaan. De begiftigde van het levensverzekeringscontract moet geen nieuwe premie betalen, zodat geen nieuwe premietaks verschuldigd is. Hierop komen we verder nog terug (infra - 1.2.1 is een nieuwe premietaks verschuldigd?). Hij besliste tevens dat: “De schenking van het verzekeringscontract moet gebeuren door middel van een avenant aan de oorspronkelijke polis, ondertekend door de schenker (de oorspronkelijke verzekeringnemer), de begiftigde (de nieuwe verzekeringnemer) en de verzekeraar, en moet het voorwerp uitmaken van een notariële akte.” Hoewel de premietaks niets te maken heeft met de vorm van de schenking liet de administratie niet na om hierover haar standpunt naar voren te brengen.138
Indien men beroep doet op de notaris in België voor het verlijden van de schenkingsakte zullen schenkingsrechten verschuldigd zijn.
53.
Een ander deel139 van de rechtsleer meent dat de notariële akte niet vereist is bij de schenking.
Dit wordt verdedigd op basis van de wettekst zelf. Belangrijk is dan dat het bijvoegsel aan de polis op geen enkele wijze aangeeft dat de overdracht animo donandi geschiedt en dat er in feite een schenking voorligt. Het gaat hier om een onrechtstreekse schenking. De rechtsleer en rechtspraak aanvaarden algemeen dat een notariële schenkingsakte niet vereist is voor bepaalde bijzondere types van milddadigheden (handgiften, vermomde schenkingen en onrechtstreekse schenkingen).140 De onrechtstreekse schenking komt zoals eerder gezegd tot stand door een akte die op zich niet laat blijken of men handelt onder bezwarende titel of om niet. De rechtshandeling dient dus een abstract en neutraal karakter te hebben. De akte mag in geen geval de oorzaak vermelden.141 Een levensverzekering is onderworpen aan een eigen set van rechtsregels. De overdracht is geldig in het kader van deze rechtsfiguur (de onrechtstreekse schenking) indien ze dus voldoet aan de vormvoorwaarden van artikel 120 WLVO.
137 138
KBC, Gids erfrecht en successieplanning, Editie 2012, 45. G. DEKNUDT, “De schenking van (alle) rechten van een levensverzekeringscontract: opgelet met
aansprakelijkheid ingevolge chronologie”, Nieuwsbrief Notariaat 2009, afl. 16, 5. 139 P. VAN EESBEECK, “Levensverzekering. Verzekeringsgift: nog geen volledig geëffend pad”, Life & Benefits 2008, nr. 5, 7; A.-C. LUSSIE, “Donation du contrat d’assurance vie et du bénéfice du contrat en droit belge” in J.C. ANDRE-DUMONT, H. CASMAN, A. CULOT, P. DE PAGE, I. DE STEFANI, P. GLINEUR en A.-C. LUSSIE, L’assurance vie: outil de planification patrimoniale, Louvain-la-Neuve, Anthemis, 2010, 214. 140 C. DEWULF, “De overdracht om niet van de rechten voortvloeiend uit een verzekeringsovereenkomst”, in J. ROGGE (ed.), Levensverzekeringen en giften, Mechelen, Kluwer, 2008, 172. 141 W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 666, nr. 1247.
28
Indien de akte, in dit geval het bijvoegsel bij de polis, zou weergeven dat de overdracht om niet geldt, zou het gaan om een ongeldige schenking omdat ze niet notarieel werd verleden. Er ligt dan een nietige schenkingsakte voor behept met absolute nietigheid. Bepaalde auteurs vragen zich af of men zich niet kan beperken tot een louter ‘onderhands’ bijvoegsel van overdracht van rechten waarbij dan in een latere ‘pacte adjoint’, waarin de verzekeraar niet tussenkomt, wordt vermeld dat de gedane overdracht als schenking gold en toen al ‘aanvaard’ werd.142 De specifieke aandachtspunten143 voor de notaris kunnen we dan als volgt samenvatten: -
In het bijvoegsel aan de polis zal melding worden gemaakt van de overdracht zonder te vermelden dat het om een schenking gaat.
-
Na de ondertekening van het bijvoegsel aan de polis zullen de verzekeringnemer-schenker en de begiftigde ieder een afzonderlijk onderhands document ondertekenen waarin ze erkennen dat de overdracht van de rechten uit het levensverzekeringscontract ten kosteloze titel werd gedaan. Het gaat om twee onderhandse documenten in dezelfde zin als degene die gebruikelijk ondertekend worden aansluitend bij een gepleegd handgift.144 Voorbeelden van dergelijke erkenning zullen volgende gegevens bevatten145:
De rechten verbonden aan de levensverzekering van (…) worden aan (…) overgedragen zoals blijkt uit het bijvoegsel aan de polis ondertekend op (…)
De overdracht gebeurt om niet en wordt gedaan door de overdrager ten titel van onrechtstreekse schenking (met vrijstelling van inbreng of als voorschot)
De overdracht van de rechten wordt onder de volgende lasten en voorwaarden gedaan (…) De begiftigde verbindt zich ertoe deze te zullen naleven (eventuele bijzondere voorwaarden en lasten vermelden)
-
Indien er een ‘pacte adjoint’ wordt opgemaakt dient er aandacht te worden besteed aan de redactie van de ‘pacte adjoint’ zodat ze enkel vanuit bewijsrechtelijk oogpunt wordt opgesteld en niet op zichzelf de schenking, en dus de eigendomsoverdracht, tot gevolg heeft.146
142
P. VAN EESBEECK, “Levensverzekering. Verzekeringsgift: nog geen volledig geëffend pad”, Life & Benefits
2008, nr. 5, 7. 143
C. DEWULF, “De overdracht om niet van de rechten voortvloeiend uit een verzekeringsovereenkomst”, in J. ROGGE (ed.), Levensverzekeringen en giften, Mechelen, Kluwer, 2008, 174. 144 C. DE WULF, mmv J. BAEL, S. DEVOS en H. DE DECKER, Het opstellen van notariële akten. Organieke Wet
Notariaat. Personen- en familierecht. Familiaal vermogensrecht (2e herwerkte druk), Mechelen, Kluwer Uitgevers, 2003, 445, nr. 495 ev. 145 C. DEWULF, “De overdracht om niet van de rechten voortvloeiend uit een verzekeringsovereenkomst”, in J. ROGGE (ed.), Levensverzekeringen en giften, Mechelen, Kluwer, 2008, 173. 146 G. DEKNUDT en S. SEYNS, “Successieplanning met behoud van het bestaand levensverzekeringscontract: registratie van de begunstiging of overdracht onder kosteloze titel van het contract in volle eigendom?”, T.Not 2012, afl. 1, 16, voetnoot 36: Cass. 22 april 2010, Rev.not.b. 2011, afl. 3052, 318, noot P. DELNOY
29
54.
Gelet op de voorbereidende werken bij de WLVO waaruit blijkt dat de (vorm)voorwaarde van
het bijvoegsel ingevoerd werd om de toenmalige regels van artikel 1690 BW buitenspel te zetten lijkt het m.i. ook beter dat wel een notariële akte wordt opgemaakt. Artikel 1690 BW bepaalde toen dat de overdracht van een schuldvordering slechts aan derden, en dus ook aan de gecedeerde schuldenaar-verzekeraar, kon worden tegengeworpen indien dit aan deze derden bij deurwaardersexploot zou worden betekend of door aanvaarding van die overdracht in authentieke akte.147 Het doel van artikel 120 WLVO was dan ook om deze onpraktische werkwijze te vervangen door een eenvoudiger bijvoegsel bij de polis. Ook doet artikel 119 WLVO uitschijnen dat er naast het vereiste bijvoegsel bij de polis voorgeschreven door artikel 120 WLVO ook een ‘overeenkomst van overdracht die partijen hebben gesloten’ moet bestaan.148 Er wordt echter geen uitsluitsel hierover gegeven in het artikel.
c. De volgorde van het vervullen van de vormvoorschriften 55.
Een tweede vraag die we ons kunnen stellen indien de notariële akte wordt opgemaakt bij de
overdracht van de rechten is of deze voor of na het bijvoegsel moet worden opgemaakt.
56.
Enerzijds is op grond van de exacte bewoordingen van de tekst van artikel 120, eerste lid
WLVO enkel een bijvoegsel vereist. Indien we anderzijds rekening houden met de mogelijk ware ratio legis van het artikel is een notariële akte vereist in geval van overdracht om niet. Omwille van dit laatste punt is het volgens sommigen149 aangewezen, of toch voorzichtiger, om de overdracht te realiseren via een bijvoegsel bij het levensverzekeringscontract (zonder op dat moment te vermelden dat het om een schenking gaat) en om nadien in een notariële akte te voorzien waarin de overdracht in volle eigendom van het contract wordt bevestigd of gerealiseerd.
Het komt hierop neer: -
Indien de tekst van artikel 120, eerste lid WLVO primeert dan komt de overdracht geldig tot stand via het bijvoegsel en bevestigt de notariële akte de overdracht.
-
Als de ratio legis van het artikel primeert dan is er geen geldige overdracht als enkel het bijvoegsel wordt opgemaakt, maar dan realiseert de notariële schenkingsakte uiteindelijk de schenking.
147
MvT, Parl.St. Kamer 1990-91, nr. 1586/1, 100. T. ROOVERS, “De civiele en fiscale aspecten van de schenking (door middel) van een individuele levensverzekering”, Not.Fisc.M. 2012, afl. 10, 356. 149 G. DEKNUDT en S. SEYNS, “Successieplanning met behoud van het bestaand levensverzekeringscontract: registratie van de begunstiging of overdracht onder kosteloze titel van het contract in volle eigendom?”, T.Not 2012, afl. 1, 16. 148
30
57.
Auteurs150 die de tweede stelling verdedigen zeggen dat er eerst een notariële akte dient te
worden opgemaakt dat duidelijkheidshalve vermeldt dat de schenker aan de begiftigde al zijn rechten overdraagt die hij als verzekeringnemer kon laten gelden. Dit zijn alle rechten opgesomd in de artikelen 106 t.e.m. 120 WLVO. Vervolgens dient een tweede bijvoegsel aan de polis te worden opgesteld tot bevestiging van de overdracht van zijn rechten door de verzekeringnemer aan de begiftigde. 151
DE GEYTER
meent dat dit aanhangsel van overdracht onmiddellijk na het verlijden van de notariële
schenkingsakte bij de notaris moet worden ondertekend. De notaris en de verzekeraar dienen vóór het vervullen van de formaliteiten te worden ingeschakeld opdat de schenker vooraf juist geïnformeerd wordt over al de modaliteiten die een dergelijke schenking omringen en de gevolgen indien deze niet correct werden nageleefd. Toelichtingsclausules in de documenten die de notaris moet opmaken kunnen bijvoorbeeld vermelden dat de partijen erop gewezen werden dat er tevens een bijvoegsel aan het levensverzekeringscontract dient opgemaakt te worden tot bevestiging van de overdracht en dat partijen zich ertoe verbinden hiervoor zo snel mogelijk het nodige te doen. Ook ROOVERS152 is van mening dat het bijvoegsel als uitvoering van de schenking moet volgen op de notariële schenking en niet omgekeerd.
Het probleem bij deze stelling is dat als de rechten worden overgedragen via een notariële schenkingsakte (dadelijk en onherroepelijke overdracht) deze niet meer kunnen worden overgedragen via het bijvoegsel. Dit gaat tegen een duidelijke wettekst in.
Maar de verzekeringsmaatschappijen vereisen (volgens wat gezegd wordt op basis van een algemene gedragslijn uitgetekend door de beroepsfederatie) éérst een notariële schenkingsakte vooraleer ze willen overgaan tot de ondertekening van het bijvoegsel die de overdracht van de rechten inhoudt. Zo niet rekent de verzekeringsmaatschappij toch een premietaks aan.153
150
C. DE WULF, “Schenkingen van roerende goederen. Bedenkingen en formulieren”, in C. CASTELEIN, A. VERBEKE en L. WEYTS (eds.), Notariële Clausules, Liber Amicorum professor Johan Verstraete, Antwerpen,
Intersentia, 2007, 171. 151 C. DE GEYTER, “Giften met betrekking tot de levensverzekering op verzekeringsrechtelijk vlak”, in J. ROGGE (ed.), Levensverzekeringen en giften, Mechelen, Kluwer, 2008, 77. 152 T. ROOVERS, “De civiele en fiscale aspecten van de schenking (door middel) van een individuele levensverzekering”, Not.Fisc.M. 2012, afl. 10, 357. 153 G. DEKNUDT, “De schenking van (alle) rechten van een levensverzekeringscontract: opgelet met aansprakelijkheid ingevolge chronologie”, Nieuwsbrief Notariaat 2009, afl. 16, 5.
31
58.
DEKNUDT
154
kaart het probleem van de omkering van de chronologie aan met een
veelzeggend voorbeeld: Indien de verzekeringsgift aan één kind wordt gedaan en het ander kind voelt zich na het overlijden van de schenker benadeeld dan kan hij proberen de schenking onderuithalen met de argumentatie dat de overdracht op een ongeldige manier werd gedaan, omdat niet eerst een bijvoegsel werd opgesteld.
Wat betreft de fiscus zal deze de ongeldigheid van de overdracht om de nietigheid te bekomen waarschijnlijk niet kunnen inroepen omdat slechts een (mogelijk) relatieve nietigheid voorligt bij de schending van de vormvereisten van de schenking en bovendien heeft de fiscus in een administratieve beslissing van 1 juli 1957 in verband met de schenking van aandelen op naam via aandeelhoudersregister beslist dat zij de nietigheid niet zal inroepen als de erfgenamen deze niet inroepen. Als de overdracht niet civielrechtelijk wordt betwist door de erfgenamen mag verwacht worden dat de fiscus dit ook niet zal doen.155
RUYSSEVELDT
156
ziet een oplossing in dit probleem door het onderhands bijvoegsel aan de notariële
akte vast te hechten.
59.
M.i. is het te bewandelen pad om eerst een notariële schenkingsakte op te maken en
vervolgens een bijvoegsel omwille van het feit dat het bijvoegsel volgens mij zelf geen titel vormt van de overdracht. Het bewerkstelligt de overdracht van de rechten in uitvoering van een geldige titel.157 1.1.1.7. De inhoud van de schenkingsakte a. Algemeen 60.
In het algemeen zal de schenking zeker de vermelding bevatten dat de schenker aan de
begiftigde al zijn rechten overdraagt die hij als verzekeringnemer kan laten gelden. Dit zijn zoals eerder gezegd alle rechten opgesomd in de artikelen 106 tot en met 120 WLVO. Dit betreft onder meer: het recht op de verzekeringsprestaties, het recht om van de verzekeraar een voorschot op de verzekerde prestaties te verkrijgen, het recht om een begunstigde aan te duiden en de begunstiging te herroepen, het recht de uit de verzekeringsovereenkomst voortvloeiende rechten over te dragen of in pand te geven, het recht van afkoop en reductie, enz.
154
G. DEKNUDT, “De schenking van (alle) rechten van een levensverzekeringscontract: opgelet met aansprakelijkheid ingevolge chronologie”, Nieuwsbrief Notariaat 2009, afl. 16, 6. 155 G. DEKNUDT en S. SEYNS, “Successieplanning met behoud van het bestaand levensverzekeringscontract: registratie van de begunstiging of overdracht onder kosteloze titel van het contract in volle eigendom?”, T.Not 2012, afl. 1, 17. 156 J. RUYSSEVELDT, Praktijkgids successieplanning, Knokke-Heist, X, 2011, 486. 157 T. ROOVERS, “De civiele en fiscale aspecten van de schenking (door middel) van een individuele levensverzekering”, Not.Fisc.M. 2012, afl. 10, 357.
32
Op de verzekeringnemer kunnen eventueel nog verplichtingen rusten die samen met de rechten kunnen worden overgedragen. Hiervan zal melding worden gemaakt in de akte. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de premies die in de toekomst nog dienen te worden betaald.158
b. Bijzondere lasten en voorwaarden 61.
Indien de schenkingen vooral ingegeven zijn door estate planning worden in de
schenkingsakten vaak bedingen opgenomen die tot doel hebben de schenker bepaalde rechten voor te behouden t.a.v. de geschonken goederen of de rechten van beschikking in hoofde van de begiftigde te beperken. De levensverzekering wordt dan niet in volle eigendom geschonken, maar slechts een ‘deeltje’ ervan. In onderstaande bespreking wordt verder ingegaan op volgende bedingen: voorbehoud van vruchtgebruik, het beding van onvervreemdbaarheid en onbeslagbaarheid, en het beding van conventionele terugkeer. Deze bedingen die vaak gebruikt worden bij schenkingen van lichamelijke roerende goederen worden door sommige practici gewoon overgenomen in de schenkingsakten van verzekeringsrechten, maar dit is volgens DE WULF niet altijd gewenst en stelt soms bijzondere problemen.159 62.
Voorbehoud van vruchtgebruik
Artikel 578 BW definieert vruchtgebruik als volgt:
“het recht om van een zaak waarvan een ander de eigendom heeft, het genot te hebben, zoals de eigenaar zelf, maar onder de verplichting de zaak zelf in stand te houden”.
Verzekeraars worden regelmatig geconfronteerd met de schenking van de levensverzekering met een beding van voorbehoud van het levenslange vruchtgebruik. De schenker, of de langstlevende van hen als er meerdere schenkers zijn, schenkt alleen de blote eigendom van zijn levensverzekering en behoudt zich het vruchtgebruik voor.160
63.
De vraag stelt zich hier wat de zin van dit voorbehoud is omdat levensverzekeringen
gewoonlijk geen vruchten voortbrengen.
158
C. DE WULF, mmv J. BAEL en S. DEVOS, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht (Het opstellen van Notariële Akten), Mechelen, Kluwer, 2011, 372. 159 C. DE WULF “De overdracht om niet van de rechten voortvloeiend uit een verzekeringsovereenkomst”, in J. ROGGE (ed.), Levensverzekeringen en giften, Mechelen, Kluwer, 2008, 174. 160 C. DE GEYTER, “Giften met betrekking tot de levensverzekering op verzekeringsrechtelijk vlak”, in J. ROGGE (ed.), Levensverzekeringen en giften, Mechelen, Kluwer, 2008, 85.
33
Verschillende auteurs161 zijn het er dan ook over eens dat het niet aan te raden is de rechten te schenken met voorbehoud van vruchtgebruik. De rechten in verband met het contract worden gesplitst onder de blote eigenaar en de vruchtgebruiker. De afbakening van de rechten tussen hen is zeer complex en moeilijk. De uitoefening ervan wordt hierdoor zeer delicaat. Men komt in een situatie terecht waarbij er een levensverzekering bestaat met meerdere verzekeringnemers (infra - 1.1.1.7. De schenking van de levensverzekering aan meerdere begiftigden) maar dan met het kenmerk dat hun rechten niet van dezelfde aard zijn. De begiftigde bekomt de volle eigendom pas bij het overlijden van de schenker, of bij verzaking aan het vruchtgebruik door de schenker. Om interpretatiemoeilijkheden te vermijden is het dan ook van cruciaal belang dat de partijen duidelijk maken wat ze precies bedoelen, dat de rechten en verplichtingen van iedere partij nauwkeurig worden beschreven.
64.
DE WULF
162
stelt dat een voorbehoud van vruchtgebruik wel zin kan hebben wanneer de
verzekeringsovereenkomst in periodieke uitkeringen voorziet die als vruchten gekenmerkt kunnen worden ten gunste van de verzekeringnemer. Het kan hier bijvoorbeeld gaan over een periodieke vergoeding in de zin van een interest op de betaalde premie(s). Hij meent echter dat men in zo’n omstandigheden er beter aan doet in de schenkingsakte te vermelden dat de schenker zich de periodieke betalingen voorbehoudt. De algemene bewoording ‘voorbehoud van vruchtgebruik’ zorgt zoals eerder vermeld voor interpretatieproblemen.
65.
Op de vraag of de verzekeringnemer-schenker de uitoefening van andere rechten kan
voorbehouden dan de rechten die ressorteren onder het begrip vruchten antwoordt DE WULF negatief. Hij meent dat dit in conflict zou kunnen komen met een van de basisbeginselen van het schenkingsrecht, namelijk de onherroepelijkheid van de schenking. Dit is het geval indien de verzekeringnemer-schenker zich bijvoorbeeld het recht op reductie tot beloop van een bepaald bedrag voorbehoudt. Het gevolg hiervan is dat dit kan leiden tot de nietigheid van de gehele schenking of van het gedeelte van de schenking waarover hij zich het beschikkingsrecht heeft voorbehouden.
161
C. DE WULF “De overdracht om niet van de rechten voortvloeiend uit een verzekeringsovereenkomst”, in J. ROGGE (ed.), Levensverzekeringen en giften, Mechelen, Kluwer, 2008, 174; C. DE GEYTER, “Giften met betrekking tot de levensverzekering op verzekeringsrechtelijk vlak”, in J. ROGGE (ed.), Levensverzekeringen en giften, Mechelen, Kluwer, 2008, 86; C. DEWULF, Levensverzekeringen en giften - Twee verschillende
rechtsfiguren op elkaar afstemmen. T.Not 2006, afl. 11, 566 162 C. DE WULF “De overdracht om niet van de rechten voortvloeiend uit een verzekeringsovereenkomst”, in J. ROGGE (ed.), Levensverzekeringen en giften, Mechelen, Kluwer, 2008, 174-175.
34
Als oplossing voor dit probleem stelt DE WULF163 dat de schenker de schenking kan doen
66.
onder last van een periodieke betaling of lijfrente. Ook DE GEYTER164 zegt dat notariële akten die een dergelijke schenking realiseren geen
67.
rekening houden met de specifieke kenmerken van het levensverzekeringsrecht. Er wordt geen rekening gehouden met de verzekeringsrechtelijke principes die bij zo’n overdracht van toepassing zijn. Er is geen informatie over de uitoefening van de rechten van de verzekeringnemer, noch wordt er verduidelijkt wat precies onder deze ‘vruchten van de levensverzekering’ moet worden verstaan. Noch het burgerlijk wetboek noch de verzekeringswetgeving beschrijven de aard en de omvang van de vruchten die een levensverzekeringscontract kan opbrengen. Ook wordt geen oplossing voorgeschreven wat er met de verzekeringsprestaties moet gebeuren indien de schenker op de einddatum van het contract nog in leven is. Net als DE WULF wijst DE GEYTER op het risico van het niet naleven van de vereiste onherroepelijkheid van de schenking.
Wat betreft de omschrijving van de vruchten zijn de partijen volgens DE GEYTER vrij. Hij geeft het volgende voorbeeld om de vruchten van Tak-21 verzekeringen te beschrijven: -
hetzij de groei van de wiskundige reserve van het contract te rekenen vanaf de dag van de schenking
-
hetzij een bepaald percentage van de groei van de wiskundige reserve -
68.
Het beding van onvervreemdbaarheid en onbeslagbaarheid165
Wat betreft de clausule van onvervreemdbaarheid heeft deze t.a.v. de schenking van de
rechten die voortvloeien uit het verzekeringscontract een beperkte draagwijdte. De begiftigde wordt verhinderd de hem geschonken rechten of een deel ervan over te dragen aan derden. Ze verhindert volgens DE WULF niet dat de begiftigde de hem geschonken rechten zelf zou uitoefenen en bijvoorbeeld zou overgaan tot de herroeping van de begunstiging enz.
Rechtsleer en rechtspraak hebben de geldigheid van dergelijke clausules aanvaard wanneer ze beantwoordt aan twee criteria.166 Ten eerste moet ze een tijdelijk karakter hebben. Dit zou anders indruisen tegen het principe van de vrije omloop der goederen, dat tot de openbare orde behoort. Ten 163
C. DE WULF, “De overdracht om niet van de rechten voortvloeiend uit een verzekeringsovereenkomst”, in J. ROGGE (ed.), Levensverzekeringen en giften, Mechelen, Kluwer, 2008, 175. 164 C. DE GEYTER, “Giften met betrekking tot de levensverzekering op verzekeringsrechtelijk vlak”, in J. ROGGE
(ed.), Levensverzekeringen en giften, Mechelen, Kluwer, 2008, 85-87. 165 C. DE WULF, “De overdracht om niet van de rechten voortvloeiend uit een verzekeringsovereenkomst”, in J. ROGGE (ed.), Levensverzekeringen en giften, Mechelen, Kluwer, 2008, 176-177. 166 A. KLUYSKENS, De schenkingen en testamenten, Antwerpen, Standaard, 1947, 31, nr. 15
35
tweede moet de onvervreemdbaarheid een rechtmatig belang dat bescherming verdient, en die zowel betrekking kan hebben op de schenker, de begiftigde of een derde, vrijwaren. Het is aan de feitenrechter om te beoordelen of de clausule voldoet aan de twee vooropgestelde criteria. De rechter kan het beding voor wettig of onwettig beschouwen. In het eerste geval moet de begiftigde het verbod van vervreemding eerbiedigen. Indien hij het goed toch zou vervreemden kan de vervreemding nietig verklaard worden of kan de schenking herroepen worden wegens het niet naleven van een last of niet vervullen van een voorwaarde.167 Indien de clausule onwettig wordt beschouwd wordt de clausule voor niet-geschreven gehouden overeenkomstig artikel 900 BW.
69.
DE WULF meent dat als men wil verhinderen dat derden (bijvoorbeeld een schuldeiser) het
goed zouden doen verkopen op beslag, men deze onbeslagbaarheid als last expliciet moet vermelden. Er is echter wel verdeeldheid in de rechtsleer en rechtspraak betreffende de clausules die zeggen dat het geschonken goed niet in beslag genomen mag worden door de schuldeisers van de begiftigde. Bepaalde rechtsleer168 is van mening dat de clausule van onbeslagbaarheid wettig en geldig zou moeten zijn in die gevallen waar de rechtspraak de geldigheid van de clausule van onvervreemdbaarheid aanneemt. 70.
Het beding van conventionele terugkeer
Dit is een vaak gebruikte clausule met als doel dat de geschonken goederen terug zouden
keren naar de schenker indien de begiftigde vóór hem zou overlijden. Artikel 951 BW handelt over het recht van terugkeer. Het artikel bepaalt dat de schenker ten aanzien van de geschonken goederen het recht van terugkeer kan bedingen in het geval van vooroverlijden van de begiftigde alleen of in het geval van vooroverlijden van de begiftigde en zijn afstammelingen. Het artikel vermeldt ook uitdrukkelijk dat dit recht alleen ten voordele van de schenker kan worden bedongen. Het beding van conventionele terugkeer moet worden opgenomen in de schenkingsakte, maar moet op grond van de artikelen 951 of 952 BW ook worden opgenomen in het bijvoegsel aan de polis.169 Het beding werkt als een ontbindende voorwaarde. Indien het goed werd vervreemd doet de clausule deze vervreemding met terugwerkende kracht teniet. De schenking wordt geacht nooit te hebben bestaan.170
167
Rb. Antwerpen 25 februari 1988, T. Not 1988, 201-205 A. KLUYSKENS, Schenkingen en testamenten, Antwerpen, Standaard, 1947, 39, nr. 21; C. DE WULF, “De overdracht om niet van de rechten voortvloeiend uit een verzekeringsovereenkomst”, in J. ROGGE (ed.), Levensverzekeringen en giften, Mechelen, Kluwer, 2008, 177. 169 C. DEWULF, mmv. J. BAEL, S. DEVOS en H. DE DECKER, Het opstellen van notariële akten, boekdeel IIB, Mechelen, Kluwer, 2006, 62. 168
36
Vanuit fiscaal oogpunt is een dergelijk terugkeer zeer voordelig. Bij de terugkeer van de goederen naar de oorspronkelijke schenker zijn geen successierechten verschuldigd omdat de terugkeer zijn oorsprong vindt in een uitdrukkelijk ontbindende voorwaarde opgenomen in de schenkingsakte.171
71.
Indien de schenker van het levensverzekeringscontract zowel verzekeringnemer als verzekerde
is zal men bij de schenking ervan in een situatie terechtkomen waar de verzekeringnemer en de verzekerde niet dezelfde persoon zijn. Indien dit recht van terugkeer niet werd bedongen zullen de rechten die de begiftigde op grond van de levensverzekering heeft in zijn nalatenschap vallen als hij overlijdt voor de schenker-verzekerde. Om dit tegen te gaan volstaat het dus dat de begiftigde in zijn contract een clausule inlast waarbij hij bepaalt dat zijn rechten op de polis, bij het overlijden voor de schenker-verzekerde, terug overgaan op deze laatste.172
De beste optie is een beding van conventionele terugkeer te voorzien wanneer de begiftigde én zijn nakomelingen voor de schenker overlijden maar eveneens wanneer de begiftigde zonder nakomelingen zou overlijden.
72.
In geval dat de overgedragen rechten onveranderd gehandhaafd blijven tot aan het overlijden
van de begiftigde zal de terugkeer zijn gewone uitvoering hebben en keren de geschonken rechten terug zoals de terugkeer van een lichamelijk goed. De geschonken goederen zijn dan nog in hun oorspronkelijke vorm voorhanden.
73.
Indien de geschonken goederen niet meer in hun oorspronkelijke vorm voorhanden zijn, is de
conventionele terugkeer niet eenvoudig. Zo kan de levensverzekering eindigen vóór het overlijden van de begiftigde. Het kapitaal dat eventueel werd uitbetaald aan de begunstigde komt niet in de plaats van de oorspronkelijke rechten. Zaakvervanging is hier namelijk niet van rechtswege van toepassing.173
170
P. VAN EESBEECK, “Levensverzekering/Conventionele terugkeer en last van lijfrente of van periodieke uitkering” in A. VERBEKE, H. DERYCKE en P. LALEMAN (eds.), Vermogensplanning: alternatieve vormen, HEP algemeen deel 7, Gent, Larcier, 2006, 31. 171 C. DEWULF, mmv. J. BAEL, S. DEVOS en H. DE DECKER, Het opstellen van notariële akten. Organieke Wet Notariaat. Personen- en Familierecht. Familiaal Vermogensrecht (2e herwerkte druk), Mechelen, Kluwer, 2003, 423. 172 C. DE GEYTER, “Giften met betrekking tot de levensverzekering op verzekeringsrechtelijk vlak”, in J. ROGGE (ed.), Levensverzekeringen en giften, Mechelen, Kluwer, 2008, 85. 173 C. DE WULF, “De overdracht om niet van de rechten voortvloeiend uit een verzekeringsovereenkomst” in J. ROGGE (ed.), Levensverzekeringen en giften, Mechelen, Kluwer, 2008, 179.
37
Het kan ook dat de oorspronkelijke vorm niet meer voorhanden is door toedoen van de begiftigde zelf. De begiftigde kan bijvoorbeeld de verzekering hebben afgekocht voor het verstrijken van de in het contract voorziene termijn. Bepaalde rechtsleer stelt de zakelijke subrogatie bij een beding van conventionele terugkeer niet echt nodig is om de rechten van de schenker veilig te stellen. De begiftigde zal in geval van bijvoorbeeld de afkoop van de levensverzekering een fout hebben begaan door daden te stellen die de normale toepassing van de bedongen terugkeer tegenhouden. Civielrechtelijk is de zaakvervanging betwist want het wijkt af van wat in het burgerlijk wetboek is voorzien, m.n. de terugkeer van het geschonken goed zelf. De erfgenamen van de begiftigde zullen tegenover de schenker aansprakelijk zijn voor de waarde van de vervreemde goederen.174 Een ander deel175 van de rechtsleer meent dat de begiftigde niets kan verweten worden. Hij heeft namelijk enkel de hem geschonken rechten benut.
75.
Bij het opstellen van zo’n overdrachtsclausule moet de verzekeraar er op letten dat het beding
van terugkeer enkel ten gunste van de schenker werd gedaan en niet van een derde of de erfgenamen van de schenker.176
76.
Om deze problemen tegen te gaan stelt DE WULF177 voor om twee clausules toe te voegen aan
dit beding van conventionele terugkeer. Ten eerste kan een verbod worden opgenomen voor de begiftigde om daden te stellen die de geschonken rechten zouden wijzigen vóór het verstrijken van de duur van de verzekeringsovereenkomst, en vervolgens een beding dat stelt dat indien de terugkeer om welke reden dan ook geen plaats kan vinden aan de schenker een forfaitair bedrag zal worden uitgekeerd door de nalatenschap van de begiftigde. Hierop zullen echter wel successierechten verschuldigd zijn. 1.1.1.8. De schenking van de levensverzekering aan meerdere begiftigden 77.
Bij de schenking van de levensverzekering aan meerdere begiftigden komt men terecht in een
situatie waar er verschillende verzekeringnemers zijn. Nergens in de wet werd specifiek aandacht besteed aan levensverzekeringen met meerdere verzekeringnemers. De verzekeraars moeten dan ook
174
J. BAEL, Het verbod van bedingen betreffende toekomstige nalatenschappen, Mechelen, Kluwer, 2006, 283,
nr. 460. 175
C. DE WULF, “De overdracht om niet van de rechten voortvloeiend uit een verzekeringsovereenkomst”, in J. ROGGE (ed.), Levensverzekeringen en giften, Mechelen, Kluwer, 2008, 179. 176 C. DE GEYTER, “Giften met betrekking tot de levensverzekering op verzekeringsrechtelijk vlak”, in J. ROGGE
(ed.), Levensverzekeringen en giften, Mechelen, Kluwer, 2008, 85. 177 C. DE WULF, “De overdracht om niet van de rechten voortvloeiend uit een verzekeringsovereenkomst”, in J. ROGGE (ed.), Levensverzekeringen en giften, Mechelen, Kluwer, 2008, 180.
38
bijzondere aandacht hebben voor de redactie van de polisvoorwaarden en aan het beheer van zo’n levensverzekeringscontracten.178 De uitoefening van de geschonken rechten is zeer moeilijk door het exclusief en persoonlijk karakter van de rechten die de verzekeringnemer toekomen. De rechten moeten door alle verzekeringnemers gezamenlijk worden uitgeoefend.179 Het is aangewezen te voorzien in een volmacht aan één van de medegerechtigden om ten behoeve van alle verzekeringnemers op te treden t.a.v. de verzekeringsmaatschappij.180 Deze regeling moet het voorwerp uitmaken van een specifiek aanhangsel aan het levensverzekeringscontract dat door alle verzekeringnemers én de verzekeraar moet worden ondertekend.
78.
Indien één van de medeverzekeringnemers overlijdt tijdens de looptijd van het contract moet
de polis het lot van de rechten van de overleden verzekeringnemer regelen. Het vorderingsrecht en de daarop verbonden rechten en plichten van de vooroverleden medeverzekeringnemer vallen in zijn nalatenschap indien niets werd geregeld hierover. De uitoefening van de rechten kan hierdoor volledig geblokkeerd raken. Ook het beheer van het contract wordt hierdoor volledig onmogelijk. Briefwisseling dient best gericht te worden aan alle medeverzekeringnemers of naar een adres overeengekomen door alle verzekeringnemers. Het is echter vaak zo dat in de praktijk er geen duidelijkheid is in de schenkingsakte bij een schenking aan meerdere begiftigden. De verzekeraar voert het contract best enkel uit met uitdrukkelijk akkoord van alle medeverzekeringnemers.181
DE GEYTER raadt in dit geval aan de polis af te kopen en de afkoopwaarde te verdelen onder de
verschillende personen die de verzekeringnemer wenst te begiftigen. 1.1.2. De schenking door de begunstigde 79.
Indien de begunstigde ook de verzekeringnemer is stelt zich geen probleem. In die hypothese
gelden de beginselen hierboven uiteengezet. Indien de begunstigde echter een derde is kan zoals eerder vermeld een onderscheid gemaakt worden of deze de schenking al dan niet heeft aanvaard. 178
C. DE GEYTER, “Giften met betrekking tot de levensverzekering op verzekeringsrechtelijk vlak”, in J. ROGGE (ed.), Levensverzekeringen en giften, Mechelen, Kluwer, 2008, 80-81; P. VAN EESBEECK en L. VEREYCKEN, “Wat een notaris moet weten over levensverzekeringen en beleggingsverzekeringen”, Not.Fisc.M. 2009, afl. 3, 99. 179 C. DE GEYTER, “Giften met betrekking tot de levensverzekering op verzekeringsrechtelijk vlak”, in J. ROGGE (ed.), Levensverzekeringen en giften, Mechelen, Kluwer, 2008, 80-81. 180 C. DEWULF, Levensverzekeringen en giften - Twee verschillende rechtsfiguren op elkaar afstemmen. T.Not 2006, afl. 11, 566; C. DEVOET, Levensverzekering – Technische en juridische aspecten, Kluwer, 2005, 175. 181 C. DE GEYTER, “Giften met betrekking tot de levensverzekering op verzekeringsrechtelijk vlak”, in J. ROGGE (ed.), Levensverzekeringen en giften, Mechelen, Kluwer, 2008, 81.
39
Zolang de begunstigde de begunstiging van de levensverzekering niet in de door de wet vereiste vorm heeft aanvaard kan de verzekeringnemer de begunstiging herroepen tot op het ogenblik dat de verzekerde prestaties opeisbaar worden. De rechten van de begunstigde zijn dan niet meer dan een ‘toekomstig’ goed dat niet het voorwerp kan uitmaken van een schenking onder de levenden. Eens de begunstigde de begunstiging in de door de wet vereiste vorm heeft aanvaard is mag zij aanzien worden als een ‘actueel’ recht. Dit actuele recht kan volgens DE WULF het voorwerp uitmaken van een schenking door de begunstigde. Het is echter zo dat deze ‘actuele’ rechten voorwaardelijk zijn. De begiftigde die de rechten geschonken krijgt van de begunstigde moet beseffen dat deze rechten afhankelijk zijn van de voorwaarde dat de oorspronkelijke begunstigde in leven blijft tot de datum van opeisbaarheid van de verzekeringsprestatie. Indien de begunstigde voor deze datum overlijdt, komt het recht op de prestatie toe aan de verzekeringnemer of zijn nalatenschap.182
80.
Er is verdeeldheid in de rechtsleer of de verzekeringnemer zijn toestemming moet geven voor
de schenking door de begunstigde van zijn rechten. Enerzijds kan men hier stellen dat het gaat om een overdracht van de rechten voortvloeiend uit een levensverzekeringsovereenkomst zodat artikel 120 WLVO van toepassing is. Dit artikel bepaalt dat zowel de overdrager, de overnemer en de verzekeraar het bijvoegsel moeten ondertekenen. Anderzijds gaat het hier om een rechtshandeling die niets te maken heeft met het afgesloten verzekeringscontract. Er doet zich geen wijziging voor in de onderlinge rechtsverhouding. Uit dit zou men kunnen besluiten dat het vormvoorschrift van artikel 120 WLVO niet van toepassing is en dat een notariële schenkingsakte, zonder toestemming van de verzekeringnemer of verzekeraar, volstaat. 183 1.2. Fiscaalrechtelijke aspecten 1.2.1. Is een nieuwe premietaks verschuldigd? 81.
Volgens DE KNUDT en SEYNS184 zijn er weinig problemen wat betreft de premietaks. Artikel
176/1 van het wetboek diverse rechten en taksen185 bepaalt het volgende: “De invorderbare taks wordt berekend op het totaalbedrag van de premies, persoonlijke bijdragen en werkgeversbijdragen, verhoogd met de lasten, in de loop van het belastingjaar te betalen of te dragen door hetzij de verzekeringnemers, hetzij de aangeslotenen en hun werkgevers.”
182
C. DE WULF, “De overdracht om niet van de rechten voortvloeiend uit een verzekeringsovereenkomst”, in J. ROGGE (ed.), Levensverzekeringen en giften, Mechelen, Kluwer, 2008, 180. 183 C. DE WULF, “De overdracht om niet van de rechten voortvloeiend uit een verzekeringsovereenkomst”, in J. ROGGE 184
(ed.), Levensverzekeringen en giften, Mechelen, Kluwer, 2008, 181.
G. DEKNUDT en S. SEYNS, “Successieplanning met behoud van het bestaand levensverzekeringscontract:
registratie van de begunstiging of overdracht onder kosteloze titel van het contract in volle eigendom?”, T.Not 2012, afl. 1, 18. 185 Hierna afgekort als ‘Wb. D.R.T.’
40
Indien en voor zover er krachtens de overdracht van de rechten geen nieuwe premie moet worden betaald of gedragen, zal de Fiscale Administratie geen belastbare grondslag voorhanden hebben om tot een nieuwe heffing over te gaan. De vraag of de overdracht van de rechten voortvloeiend uit de levensverzekering al dan niet een schuldvernieuwing is, is volgens hen dan ook irrelevant voor wat betreft het verschuldigd zijn van de nieuwe premietaks.
82.
De Fiscale Administratie186 heeft ook in een schrijven van 17 april 2008 van de dienst
Patrimoniumdocumentatie verklaard dat aangezien de begiftigde van de schenking, die in alle rechten en plichten treedt van de overdrager, geen premie betaalt in de zin van voornoemd artikel 176/1 Wb. D.R.T., de Fiscale Administratie aanneemt dat zo’n schenking de jaarlijkse taks op de verzekeringsverrichtingen niet opeisbaar maakt. Zoals hierboven vermeld voegde de administratie aan datzelfde schrijven het volgende toe: ‘De schenking van het verzekeringscontract moet gebeuren door middel van een avenant aan de oorspronkelijke polis, ondertekend door de schenker (de oorspronkelijke verzekeringnemer), de begiftigde (de nieuwe verzekeringnemer) en de verzekeraar, én moet het voorwerp uitmaken van een notariële akte. Is dit niet het geval dan vallen we terug op de normale regel waarbij er bij wijziging van verzekeringnemer voor de Fiscale Administratie sprake is van een nieuw contract, daar er bij overdracht van reserves als voorwaarde wordt gesteld dat de verzekeringnemer en de verzekeraar dezelfde moeten blijven opdat de overdracht de jaarlijkse taks op de verzekeringsverrichtingen niet opeisbaar zou maken’187
De Administratie gaat hier dus ook m.i. te ver omdat de vorm van de schenking niet relevant kan zijn voor het al dan niet verschuldigd zijn van de premietaks. Ook blijkt uit dit schrijven niet of de fiscus belang hecht aan de volgorde van het bijvoegsel en de notariële akte. 1.2.2. De implicaties van de overdracht op niveau van de inkomstenbelasting 83.
Artikel 21, 9° b) van het wetboek van de inkomstenbelastingen bepaalt het volgende:
“De inkomsten van roerende goederen en kapitalen omvatten niet:
186
G. DEKNUDT, “De schenking van (alle) rechten van een levensverzekeringscontract: opgelet met aansprakelijkheid ingevolge chronologie”, Nieuwsbrief Notariaat 2009, afl. 16, 5. 187 G. DEKNUDT en S. SEYNS, “Successieplanning met behoud van het bestaand levensverzekeringscontract: registratie van de begunstiging of overdracht onder kosteloze titel van het contract in volle eigendom?”, T.Not 2012, afl. 1, 18, vn. 42.
41
9°
inkomsten
die
zijn
begrepen
in
kapitalen
en
afkoopwaarden
betreffende
levensverzekeringscontracten gesloten door een natuurlijke persoon, zoals die in artikel 19, § 1, eerste lid, 3°, worden omschreven, in elk van de volgende gevallen: b) wanneer het contract gesloten is voor meer dan acht jaar en de kapitalen of afkoopwaarden effectief worden betaald meer dan acht jaar na het sluiten van het contract.”
Wanneer levensverzekeringscontracten met een lopende termijn van acht jaar worden overgedragen stelt zich hier de vraag of artikel 21, 9° b) WIB hierop van toepassing is. Blijft m.a.w. de lopende termijn van acht jaar al dan niet behouden bij de overdracht van de volle eigendom van een levensverzekeringscontract? Om op deze vraag te kunnen antwoorden is het volgens SEYNS en DEKNUDT188 wel relevant te weten of de overdracht van de volle eigendom van de levensverzekering al dan niet schuldvernieuwing is. Als de overdracht een schuldvernieuwing zou uitmaken komt een nieuwe overeenkomst tot stand zodat de lopende termijn van acht jaar zal eindigen en in het licht van artikel 21, 9°, b) WIB een nieuwe termijn van acht jaar zal beginnen lopen. De
memorie
van
toelichting189
zegt
dat
de
overdracht
in
volle
eigendom van
een
levensverzekeringscontract een schuldvernieuwing is wat volgens SEYNS en DEKNUDT verkeerd is. Als het daarentegen wel als overdracht wordt beschouwd, wat volgens de meerderheid van de rechtsleer zo is, wordt de termijn van acht jaar niet afgebroken en geeft de schenking van de levensverzekering dan ook geen aanleiding tot de heffing van inkomstenbelastingen.
84.
De artikelen 119-120 WLVO zijn ondergebracht onder de titel ‘overdracht van de rechten uit
de overeenkomst’ en behandelen het ‘recht van overdracht’ en het ‘vormvoorschrift’, dus het gaat m.i. wel degelijk om een overdracht van de rechten. Zolang de omstandigheden er niet toe leiden dat schuldvernieuwing voorligt zal ook de termijn van acht jaar in het licht van artikel 21 WIB niet worden doorbroken. 1.2.3. De implicaties van de overdracht op het niveau van de successierechten (artikel 8 W. Succ.) 85.
De bedoeling van de overdracht in volle eigendom van een levensverzekeringscontract bestaat
erin dat later, bij de uitkering van de verzekeringspolis, geen successierechten meer verschuldigd zijn op grond van artikel 8 W. Succ. Het oogmerk is om het vermogen, dat reeds werd geïnvesteerd in een spaar- of beleggingsverzekering, over te dragen op een fiscaalvriendelijke wijze. Dit wordt bereikt doordat de oorspronkelijke
188
G. DEKNUDT en S. SEYNS, “Successieplanning met behoud van het bestaand levensverzekeringscontract: registratie van de begunstiging of overdracht onder kosteloze titel van het contract in volle eigendom?”, T.Not 2012, afl. 1, 19. 189 MvT, Parl.St. Kamer 1990-91, nr. 1586/1, p. 99
42
verzekeringnemer zijn beding ten behoeve van een derde omzet tot een beding ten behoeve van zichzelf.190 Wanneer de overdracht om niet plaatsvindt voor een Belgische notaris heeft dit tot gevolg dat er verplicht schenkingsrechten verschuldigd zullen zijn. Ligt hier een geldige schenking voor waarmee artikel 8 W. Succ. buitenspel gezet wordt?191
Artikel 8 W.Succ. bepaalt het volgende: “Worden geacht als legaat te zijn verkregen, de sommen, renten of waarden die een persoon geroepen is kosteloos te ontvangen, bij het overlijden van de overledene, ingevolge een contract bevattende een door de overledene of door een derde ten behoeve van de verkrijger gemaakt beding. Worden eveneens geacht als legaat te zijn verkregen, de sommen, renten of waarden, die een persoon geroepen was kosteloos te ontvangen binnen drie jaar vóór het overlijden van de overledene of die hij geroepen is kosteloos na dit overlijden te ontvangen, ingevolge een contract bevattende een door de overledene ten behoeve van de verkrijger gemaakt beding. Dit artikel is mede van toepassing op de sommen of waarden die een persoon geroepen is kosteloos te ontvangen bij het overlijden van hem, die een levensverzekering aan order of aan toonder heeft aangegaan. Wanneer de overledene gehuwd was onder een stelsel van gemeenschap van goederen, worden de sommen, renten of waarden, die aan zijn echtgenoot toevallen ingevolge een door deze echtgenoot afgesloten levensverzekering of contract met vestiging van rente, zomede de sommen, renten of waarden, die hij geroepen is kosteloos te ontvangen ingevolge een contract bevattende een door de overledene of door een derde ten behoeve van de echtgenoot gemaakt beding, geacht als legaat door de echtgenoot te zijn verkregen, tot beloop van hun algeheel bedrag, zo de sommen, renten of waarden werden verkregen als tegenwaarde voor eigen goederen van de overledene, en enkel tot beloop van de helft in al de andere gevallen. Het recht is niet verschuldigd wanneer er bewezen wordt dat de sommen, renten of waarden verkregen werden als tegenwaarde voor eigen goederen van de echtgenoot. De omstandigheid dat het beding wederkerig is, ontneemt daaraan niet de aard van bevoordeling. De verkrijger wordt ondersteld kosteloos te ontvangen, behoudens tegenbewijs. Dit artikel is niet van toepassing: 1° op de sommen, renten of waarden, verkregen ingevolge een beding dat aan het registratierecht gevestigd voor de schenkingen werd onderworpen; 2° op de renten en kapitalen gevestigd tot uitvoering van een wettelijke verplichting; 3° op de renten en kapitalen die door tussenkomst van de werkgever van de overledene werden gevestigd ten behoeve van de overlevende echtgenoot van de overledene of, bij gebreke, ten behoeve 190
T. ROOVERS, “De civiele en fiscale aspecten van de schenking (door middel) van een individuele levensverzekering”, Not.Fisc.M. 2012, afl. 10, 353. 191 P. VAN EESBEECK en L. VEREYCKEN, “Wat een notaris moet weten over levensverzekeringen en beleggingsverzekeringen”, Not.Fisc.M. 2009, afl. 3, 98.
43
van zijn kinderen die de leeftijd van eenentwintig jaar niet hebben bereikt, tot uitvoering hetzij van een groepsverzekeringscontract onderschreven ingevolge een bindend reglement van de onderneming en beantwoordende aan de voorwaarden gesteld door de reglementering betreffende de controle van zulke contracten, hetzij van het bindend reglement van een voorzorgsfonds opgericht ten behoeve van het personeel van de onderneming; 4° op de sommen, renten of waarden, bij het overlijden van de overledene verkregen, ingevolge een contract bevattende een door een derde ten behoeve van de verkrijger gemaakt beding, wanneer er bewezen wordt dat deze derde kosteloos ten behoeve van de verkrijger heeft bedongen.”
86.
De eerste vraag die we ons hier kunnen stellen is wat er gebeurt als de verzekeringsgift ter
registratie wordt aangeboden, of net niet. Er kunnen zodoende twee hypotheses onderscheiden worden. Er kan een geregistreerde schenking of een kosteloze overdracht die niet geregistreerd werd voorliggen.192
87.
Indien de gift voor een Belgische notaris verleden wordt, of de onderhandse overdracht van de
verzekeringsrechten via het bijvoegsel wordt geregistreerd hebben we een geregistreerde aanvaarding van het voordeel van het beding ten behoeve van een derde, met betaling van het schenkingsrecht. Artikel 8 W. Succ. blijft in deze context buiten schot. Het beding ten behoeve van een derde dat met het schenkingsrecht werd belast is niet langer vatbaar voor een belastbaar successierecht omwille van de uitzondering van artikel 8, lid 6 W. Succ. Omdat de begunstigde in de plaats van de verzekeringnemer wordt gesteld is het duidelijk dat het overlijden van het verzekerd hoofd niet langer een opschortende voorwaarde is, maar slechts een tijdsbepaling. De schenking met onmiddellijke betaling van het schenkingsrecht is dan ook mogelijk volgens RUYSSEVELDT193, zodat volgens hem de mogelijke toepassing van het successierecht ingevolge artikel 4,3° W. Succ. kan worden ontweken.
In de praktijk echter willen sommige ontvangers geen evenredige schenkingsrechten heffen, maar het algemeen vast recht, op basis van artikel 4,3° W. Succ.194 Verschillende andere auteurs195 zijn echter, zoals RUYSSEVELDT, van mening dat de verzekeringsgift een onmiddellijke overdracht van alle rechten van de verzekeringnemer aan de begiftigde inhoudt
192
J. RUYSSEVELDT, Praktijkgids successieplanning, Knokke-Heist, X, 2011, 486-487. J. RUYSSEVELDT, Praktijkgids successieplanning, Knokke-Heist, X, 2011, 486-487. 194 N. LABEEUW en B. VERDICKT, “Successieplanning met een levensverzekering: enkele knelpunten” TEP 193
2009, 109. 195
A. VAN GEEL en A. BIESMANS, “Registreren van schenkingen van verzekeringsproducten – Aan welke waarde? – Afkoopwaarde?” Nieuwsbrief Notariaat maart 2012 nr. 3, 3.
44
zodat wel evenredige schenkingsrechten geheven moeten worden bij de aanbieding ter registratie van de verzekeringsgift.
88.
RUYSSEVELDT vraagt zich af of de betaling van het schenkingsrecht over de huidige
afkoopwaarde volstaat om de toepassing van artikel 8 W. Succ. volledig uit te sluiten. Ook VAN GEEL en BIESMANS196 vragen zich af of bij de aanbieding ter registratie van de verzekeringsgift, de schenkingsrechten dienen berekend te worden op het gespaarde bedrag tot op de dag van de schenking, dan wel op het kapitaal dat uitgekeerd zal worden bij het overlijden. De verkoopwaarde moet worden bepaald op datum waarop de registratierechten op de schenking opeisbaar zijn, m.a.w. de datum van de aanbieding ter registratie van het geschrift waarop de schenkingsrechten geheven worden. Maar wat is nu ten tijde van de verzekeringsgift het voorwerp van de schenking?
Zijn het de premies die het voorwerp zijn van de schenking, of het kapitaal dat de begunstigde ontvangt? Enerzijds heeft de schenker zich enkel van de premies ontdaan, maar anderzijds heeft de begunstigde het recht om van de verzekeraar de uitvoering te eisen van de verplichtingen die hij in zijn contract met de verzekeringnemer heeft opgenomen. Het Grondwettelijk Hof197 bevestigde in zijn arrest van 26 juni 2008 dat de reserve voor ‘gemengde levensverzekeringen’ kan worden ingeroepen tegenover het kapitaal. Het Hof wilde voor de bescherming van de reservataire erfgenamen niet discrimineren tussen de begunstiging van een tak-23 en een schenking van een beleggingsportefeuille. Niet de premies worden in aanmerking genomen, maar het kapitaal.198
VAN GEEL en BIESMANS
199
stellen vervolgens de vraag of dat nu betekent dat bij de overdracht van
alle rechten het uitgekeerde kapitaal het voorwerp is van de schenking. Het antwoord hierop is volgens hen negatief omwille van het feit dat het kapitaal (meestal) nog niet is uitgekeerd. De gemengde levensverzekeringen bouwen een kapitaalreserve op, en hebben dus een vermogenswaarde tijdens de looptijd ervan. Deze vermogenswaarde is het reeds opgebouwde kapitaal (de reserve of de afkoopwaarde) .
Het schenkingsrecht moet volgens RUYSSEVELDT geheven worden over het volledig voordeel van het beding ten behoeve van een derde. In casu zal dit het deel van de bevoordeling zoals samengesteld met 196
A. VAN GEEL en A. BIESMANS, “Registreren van schenkingen van verzekeringsproducten – Aan welke waarde? – Afkoopwaarde?” Nieuwsbrief Notariaat maart 2012 nr. 3, 3. 197 GwH 26 juni 2008. 198 W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINKELEN, Familiaal vermogensrecht, Intersentia, Antwerpen, 2010, randnr. 1256, 669-670; A. VAN GEEL en A. BIESMANS, “Registreren van schenkingen van verzekeringsproducten – Aan welke waarde? – Afkoopwaarde?” Nieuwsbrief Notariaat maart 2012 nr. 3, 4. 199 A. VAN GEEL en A. BIESMANS, “Registreren van schenkingen van verzekeringsproducten – Aan welke waarde? – Afkoopwaarde?” Nieuwsbrief Notariaat maart 2012 nr. 3, 3.
45
de premies betaald door de schenker-verzekeringnemer betreffen. De heffingsgrondslag is volgens artikel 133 W. Reg. de verkoopwaarde van de geschonken goederen zonder aftrek van de lasten. Hier kan de huidige verkoopwaarde van het te ontvangen voordeel geraamd worden op de huidige afkoopwaarde van de verzekeringspolis. Artikel 131, §2 W. Reg bepaalt dat het tarief wordt berekend op het bruto-aandeel dat iedere begiftigde krijgt. Het is essentieel dat de kosteloze overdracht slaat op het volledige voordeel van het verzekeringscontract in de mate dat de premies betaald werden door de schenker-verzekeringnemer. Zo maakt men duidelijk dat het ganse voordeel van het contract deel heeft uitgemaakt van de schenking en dat hierop het schenkingsrecht werd geheven. Dit kan een belangrijk argument zijn bij de eventuele latere vordering.200
89.
Maar moeten dan nog successierechten geheven worden op basis van artikel 8 W. Succ. indien
het kapitaal later wordt uitgekeerd aan de begiftigde?
90.
Een deel van de rechtsleer zegt dat de belastingadministratie zou kunnen verdedigen dat de
uitkering van het overlijdenskapitaal initieel door de schenker-verzekeringnemer werd bedongen zodat er dus successierechten verschuldigd zijn.201 In deze interpretatie is er enkel een onbelast beding ten behoeve van zichzelf indien de levensverzekering werd afgesloten door de begunstigde.
91.
Andere auteurs202 menen dat dit niet correct is en dat bij een overdracht van de
levensverzekering artikel 8 W. Succ. geen grondslag biedt om de uiteindelijke verzekeringsprestaties in hoofde van de begunstigde-overnemer te laten belasten. Artikel 8 W. Succ. belast namelijk enkel bedingen ten behoeve van een derde en niet bedingen die de begunstigde in eigen voordeel heeft bedongen. De overdracht van de rechten, die kleven aan het statuut van verzekeringnemer, aan de begunstigde zet het initiële beding ten behoeve van een derde om in een beding ten behoeve van zichzelf waarop artikel 8 W. Succ. niet van toepassing is. Door de overdracht treedt de begiftigde namelijk zelf in alle rechten en plichten van de verzekeringnemer (schenker). De begiftigde kan dan een nieuwe 200
J. RUYSSEVELDT, Praktijkgids successieplanning, Knokke-Heist, X, 2011, 486-487. P. VAN EESBEECK en L. VEREYCKEN, “Wat een notaris moet weten over levensverzekeringen en beleggingsverzekeringen”, Not.Fisc.M. 2009, afl. 3, 98; S. HUBRECHT, “Overdracht van alle rechten om niet en artikel 8 W.Succ.”, Successierechten 2008-2009, 10; P. VAN EESBEECK, “Levensverzekering. Verzekeringsgift: nog geen volledig geëffend pad”, Life & Benefits 2008, nr 5, 7; J. RUYSSEVELDT, Praktijkgids 201
successieplanning, Knokke-Heist, X, 2011, 487. 202 G. DEKNUDT en S. SEYNS, “Successieplanning met behoud van het bestaand levensverzekeringscontract: registratie van de begunstiging of overdracht onder kosteloze titel van het contract in volle eigendom?”, T.Not 2012, afl. 1, 20; S. HUBRECHT, “Overdracht van alle rechten om niet en artikel 8 W. Succ.”, Successierechten 2008-2009, 10; N. LABEEUW, “Schenking van een levensverzekering - Gevolgen van het arrest van het Grondwettelijk Hof dd. 26 juni 2008”, in W. PINTENS en J. DU MONGH (eds.), Patrimonium 2009, Antwerpen, Intersentia, 2009, 294, nr. 32; N. LABEEUW en B. VERDICKT, “Successieplanning met een levensverzekering: enkele knelpunten” TEP 2009, 108.
46
begunstigde aanwijzen, waarop artikel 8 W. Succ. van toepassing zal zijn bij de uitkering, in de relatie tussen de begiftigde en de nieuwe begunstigde, of de begiftigde kan zichzelf als begunstigde bevestigen. De begunstigde krijgt de uitkering dan op grond van een beding dat de begunstigde voor zichzelf heeft gemaakt.
Het komt er dus op neer dat als we een polis hebben met de configuratie AA/B, en A schenkt de levensverzekering aan B, we tot de configuratie BA/B komen. M.i. is in dit geval het beding ten behoeve van een derde als het ware ‘gemuteerd’ in een beding ten behoeve van zichzelf.
Zelfs al heeft de nieuwe verzekeringnemer de initiële begunstigingsclausule, die werd bedongen door de eerste verzekeringnemer-schenker, niet veranderd, dan nog had hij volgens deze strekking dus de keuze om de begunstiging te wijzigen, en heeft hij ervoor gekozen om de begunstiging in z’n eigen voordeel, impliciet, te bevestigen.203 Bij deze visie kijkt men m.a.w. naar het ogenblik van de uitkering.204
Omwille van de strikte interpretatie van fiscale wet moet ook artikel 8 W. Succ strikt worden geïnterpreteerd.205 Voor de toepassing van artikel 8 W. Succ. moet een hoofdcontract en een beding (ten behoeve van een derde) voorliggen. Het is doorslaggevend wie uiteindelijk het beding in het hoofdcontract aanging. Als de begunstigde van de polis in zijn eigen voordeel heeft bedongen ligt een beding ten behoeve van zichzelf voor en vindt artikel 8 W. Succ. geen toepassing.206
92.
Indien bij de schenking evenredige schenkingsrechten werden betaald staat men iets steviger.
Artikel 8, lid 6, 1° W. Succ. bepaalt dat artikel 8 W. Succ. niet van toepassing is op sommen, renten of waarden waar reeds schenkingsrechten op werden betaald. Maar VAN EESBEECK207 stelt dat de betaling van de schenkingsrechten geen absolute zekerheid geeft dat artikel 8 W. Succ. niet meer van toepassing is. Het is immers niet het recht op de verzekeringsprestatie (het overlijdenskapitaal) dat wordt geschonken maar de rechten van de verzekeringnemer die net uitdoven wanneer de verzekerde overlijdt en dus het overlijdenskapitaal opeisbaar wordt.
De verzekeringnemer schenkt inderdaad al zijn rechten en dus onder meer:
het recht van afkoop: is de waarde van de schenking dan de afkoopwaarde?
203
T. ROOVERS, “De civiele en fiscale aspecten van de schenking (door middel) van een individuele levensverzekering”, Not.Fisc.M. 2012, afl. 10, 359. 204 S. HUBRECHT, “Overdracht van alle rechten om niet en artikel 8 W. Succ.”, Successierechten 2008-2009, 10. 205 S. VAN CROMBRUGGE, De grondregels van het Belgisch fiscaal recht (editie 2005), Kalmthout, Biblo, 2005, 19 ev., nr. 8-11. 206 G. DEKNUDT en S. SEYNS, “Successieplanning met behoud van het bestaand levensverzekeringscontract: registratie van de begunstiging of overdracht onder kosteloze titel van het contract in volle eigendom?”, T.Not 2012, afl. 1, 21. 207 P. VAN EESBEECK, “Verzekeringsgift: nog geen volledig geëffend pad”, Life & Benefits 2008, nr. 5, 7-8.
47
het recht een nieuwe begunstigde aan te duiden, en indien de begiftigde geen nieuwe begunstigde aanduidt, dan heeft de begiftigde later zelf recht op het kapitaal. Door de overdracht van alle rechten beslist de begiftigde over de bestemming van het kapitaal, daarvoor was zijn recht op het kapitaal onzeker. Is de waarde van de schenking dan toch het uitgekeerd kapitaal bij afloop van de polis?208
Ook volgens MAYEUR is het noodzakelijk dat de schenkingsrechten effectief slaan op de sommen, renten of waarden die de derde begunstigde verwacht wordt te ontvangen om de toepassing van artikel 8 W. Succ. te vermijden.209
DEVOET
210
is dezelfde mening toegedaan als VAN EESBEECK en MAYEUR en maakt net als hen een
onderscheid tussen de afkoopwaarde van het verzekeringscontract enerzijds en de verzekerde prestaties zelf anderzijds. Het volstaat niet om het schenkingsrecht te betalen op de afkoopwaarde van het contract om zo te ontsnappen aan het betalen van successierechten op de verzekeringsprestaties zelf.
93.
Het komt er volgens mij op neer dat de schenking van alle rechten van de verzekeringnemer in
principe geregistreerd kan worden tegen het evenredig schenkingsrecht van 3% of 7% berekend op de afkoopwaarde op datum van de registratie. De begiftigde wordt door de schenking de nieuwe verzekeringnemer en het beding ten behoeve van een derde verandert in een beding ten behoeve van zichzelf, wat niet onder het toepassingsgebied van artikel 8 W. Succ. valt.
Het is hoe dan ook aan te raden dat de notaris de begiftigde adviseert om de oorspronkelijke begunstiging te herroepen, en opnieuw een begunstigingsclausule te bedingen waarbij hij zichzelf als begunstigde aanduidt.211
94.
Indien men niet werkt met een notariële akte bij de overdracht van de rechten, of enkel het
bijvoegsel gebruikt is geldt het onderstaande:
208
A. VAN GEEL en A. BIESMANS, “Registreren van schenkingen van verzekeringsproducten – Aan welke waarde? – Afkoopwaarde?” Nieuwsbrief Notariaat maart 2012 nr. 3, 3. 209 A. MAYEUR, “Problématique du droit de successoin et du droit de donation dur les assurances-vie”, Droits de succession 2007/4-5-6, 19. 210 C. DEVOET, “Assurance-vie – “Donation” d’un contrat d’assurance vie” in Y.-H. LELEU, A. VERBEKE, J.-F. TAYMANS en M. BOURGEOIS (eds.), Manuel de planification patrimoniale. Livre 7: les formes alternatives de planification patrimoniale, Brussel, Larcier, 2010, 85, nr. 86. 211 T. ROOVERS, “De civiele en fiscale aspecten van de schenking (door middel) van een individuele levensverzekering”, Not.Fisc.M. 2012, afl. 10, 359.
48
Voor het vermijden van schenkingsrechten kan beroep worden gedaan op een belastingvrije schenking, zoals de schenking voor de Nederlandse notaris. Ook indien de schenking enkel met het onderhands bijvoegsel gerealiseerd wordt zijn geen schenkingsrechten verschuldigd. Voorwaarde voor het niet verschuldigd zijn van de progressieve successierechten is dat de schenkeroverdrager minimum nog drie jaar in leven blijft na de schenking ingevolge artikel 7 W. Succ. Indien in deze driejarige periode vrijwillig registratierechten betaald worden vermijdt men de toepassing van artikel 7 W. Succ. alsnog. Het is volgens RUYSSEVELDT niet zeker dat in geval de schenker-overdrager nog drie jaar blijft leven geen successierechten verschuldigd zijn. Als de premies destijds bij de ondertekening door de initiële verzekeringnemer betaald werden blijft de heffing van successierechten onder toepassing van artikel 8 W. Succ. mogelijk. Het komt er volgens RUYSSEVELDT op neer dat het deel onderschreven door de verzekeringnemer op zijn hoofd (en door hem betaald) in het voordeel van de begunstigde principieel belastbaar blijft, ook na de overdracht.212 1.3. Besluit 95.
Deze werkwijze heeft als grootste nadeel dat door de overdracht diegene die de
verzekeringspolis afsluit alle zeggenschap over de polis verliest. Hij heeft niet meer de mogelijkheid om de polis af te kopen en de ‘begunstigden in geval van overlijden’ te wijzigen. Deze controle was dan ook een van de grote voordelen van de levensverzekering als successieplanningsinstrument.213
96.
De notariële akten van de schenking en de aanhangsels van overdracht mogen geen
tegenstrijdigheden bevatten en de clausules in de beide documenten moeten volledig aan elkaar aangepast zijn. Om problemen hieromtrent te vermijden moet de notaris correcte informatie krijgen over de aard en de kenmerken van de geschonken goederen. De notaris moet meestal contact opnemen met de financiële instelling of de tussenpersoon om de waarde van de geschonken goederen te kennen en om tevens meer informatie over de geschonken producten in te winnen. De beste oplossing is dan ook de notaris en de verzekeraar vooraf samen in te schakelen zodat zij de mogelijkheid hebben om alle nodige informatie uit te wisselen die betrekking heeft op de wensen van de schenker en de kenmerken van het contract.214
212 213
J. RUYSSEVELDT, Praktijkgids successieplanning, Knokke-Heist, X, 2011, 486-487. M. DELBOO, G. DEKNUDT en S. NELIS, Vermogensplanning en burgerlijke maatschap: uw 65 antwoorden,
Antwerpen, Intersentia, 2010, 26-27. 214 C. DE GEYTER, “Giften met betrekking tot de levensverzekering op verzekeringsrechtelijk vlak”, in J. ROGGE (ed.), Levensverzekeringen en giften, Mechelen, Kluwer, 2008, 88.
49
KBC waarschuwt ook voor deze moeilijke constructie waarbij de voorwaarden van de notariële schenking soms niet verenigbaar zijn met de levensverzekeringstechniek en dus niet overgenomen kunnen worden in het polisbijvoegsel. Er wordt dan ook aangeraden de notariële schenking voor de levensverzekering zo eenvoudig mogelijk te houden. De schenking van een takproduct door één verzekeringnemer aan één begiftigde in volle eigendom en zonder bijzondere voorwaarden dus. De haalbaarheid van andere voorwaarden worden volgens hen ook best door een notaris vooraf afgetoetst met de verzekeraar.215
Het is dan ook burgerrechtelijk eerder een successieplanning in extremis. Maar om als een effectief planningsinstrument te kunnen dienen moet men er wel zeker van zijn dat de overdracht kan worden geregistreerd aan de vlakke roerende schenkingsrechten. In een concreet praktijkgeval van LABEEUW en VERDICKT216 heeft de bevoegde ontvanger geweigerd om tot heffing van de roerende schenkingsrechten over te gaan. Deze registreerde het document weliswaar aan het algemeen vast recht. Het ingeroepen argument was artikel 4,3° Vl. W. Succ. De auteurs zien echter niet in hoe dit artikel van toepassing kan zijn gelet op het feit dat de overdracht van de rechten van de verzekeringnemer op de begunstigde onmiddellijk gebeurt en in geen geval onderworpen is aan een opschortende voorwaarde die in vervulling gaat ingevolge het overlijden van de schenker. Ook VAN GEEL en BIESMANS
217
houden er deze mening op na, en zeggen dat de verzekeringsgift een
onmiddellijke overdracht inhoudt van alle rechten van de verzekeringnemer aan de begiftigde, en dat dus de heffing van evenredige schenkingsrechten rechtvaardigt. Maar het verzet van de Fiscale administratie om een overdracht van de rechten door de oorspronkelijke verzekeringnemer aan de begiftigde te registreren aan de lage schenkingsrechten maakt deze techniek uiteindelijk moeilijk bruikbaar.
97.
De beste manier om veilig tot deze schenking van een levensverzekering over te gaan is m.i.
dan ook om voorafgaandelijk de visies en standpunten van de bevoegde belastingadministraties in te winnen. Bijvoorbeeld via de Dienst Patrimoniumdocumentatie of via een voorafgaande beslissing.218 1.4. Een voorstel van model van notariële schenkingsakte Zie bijlage
215
KBC, Gids erfrecht en successieplanning, Editie 2012, 45. N. LABEEUW en B. VERDICKT, “Successieplanning met een levensverzekering: enkele knelpunten” TEP 2009, 108. 217 A. VAN GEEL en A. BIESMANS, “Registreren van schenkingen van verzekeringsproducten – Aan welke waarde? – Afkoopwaarde?” Nieuwsbrief Notariaat maart 2012 nr. 3, 2-4. 218 T. ROOVERS, “De civiele en fiscale aspecten van de schenking (door middel) van een individuele levensverzekering”, Not.Fisc.M. 2012, afl. 10, 360. 216
50
1.5. Een voorstel van model van bijvoegsel tot overdracht van de rechten voortvloeiend uit de levensverzekering Zie bijlage
51
2. De schenking van de levensverzekering door vrijwillige aanbieding ter registratie 98.
Een andere methode om de levensverzekering te schenken is de registratie van de
begunstiging. Hierbij wordt de toepassing van artikel 8 W. Succ. vermeden door een beroep te doen op de eerste van de vier uitzonderingsgevallen, namelijk artikel 8, laatste lid, 1° W. Succ: “Dit artikel is niet van toepassing op de sommen, renten of waarden, verkregen ingevolge een beding dat reeds aan het registratierecht gevestigd voor de schenkingen werd onderworpen.”
99.
Bij de schenking van de levensverzekering door de overdracht van alle rechten voortvloeiend
uit de levensverzekering is de doelstelling om eenvoudigweg buiten het toepassingsgebied van artikel 8 W. Succ. te blijven.
100.
In onderstaande uiteenzetting wordt uitgegaan van de AAB-configuratie waarbij A de
schenker is die zowel de verzekerde als de verzekeringnemer is en de begiftigde als begunstigde optreedt (B). 2.1. De regeling in het Vlaams en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 2.1.1. De situatie tussen 1 januari 2004 en 1 januari 2005219 101.
Op 1 januari 2004 gingen de verlaagde tarieven voor schenkingen van roerende goederen van
3% en 7% van kracht in het Vlaams Gewest. Op 1 januari 2005 ging het nieuwe fictielegaat van artikel 4,3° Vl./Br. Succ. van kracht. In deze korte periode kon dus eenvoudig de aanvaarding van de begunstiging worden geregistreerd tegen de betaling van 3% of 7% schenkingsrechten om later zeker geen successierechten meer verschuldigd te zijn op de uitkering. Het geschrift waarin de begunstigde aanvaardt betreft immers een schenking van een roerend goed en geeft aanleiding tot het heffen van het vlak registratierecht indien men dat geschrift laat registeren. De begunstiging uit hoofde van een levensverzekering zou dan in principe ook gerealiseerd kunnen worden op fiscaalvriendelijke wijze omdat de fictiebepaling van artikel 8 Vl./Br. Succ. vermeden kon worden. 2.1.2. De valkuil van artikel 4,3° W. Succ.220 102.
Op 1 januari 2005 werd echter zoals hoger vermeld een nieuw fictielegaat in het leven
geroepen. 219
S. NELIS en M. DELBOO, “Registratie aanvaarding levensverzekeringen: over de valkuil van artikel 4,3° W. Succ.” Successierechten 2007, afl. 8, 7-8 220 S. NELIS en M. DELBOO, “Registratie aanvaarding levensverzekeringen: over de valkuil van artikel 4,3° W. Succ.” Successierechten 2007, afl. 8, 8, B.
52
Artikel 4,3° Vl./Br. Succ. luidt als volgt: “Worden met het oog op de heffing van het successierecht als legaten beschouwd: alle schenkingen onder de levenden van roerende goederen die de overledene heeft gedaan onder de opschortende voorwaarde die wordt vervuld ingevolge het overlijden van de schenker.” Dit artikel bestaat ook in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. In beide gewesten zijn in dergelijk geval dus de progressieve successierechten verschuldigd.
De begunstigingen via levensverzekeringen waarbij de verzekeringnemer ook de verzekerde is maar niet de begunstigde, zullen na de aanvaarding door de begunstigde, wat verplicht zal zijn wil men de begunstiging laten registreren, in beginsel worden aangemerkt als schenkingen die plaatsvinden onder voormelde opschortende voorwaarde die wordt vervuld ingevolge het (vóór)overlijden. De begunstigde krijgt de uitkering in principe pas als de verzekeringnemer (schenker) vóóroverlijdt.221 De vrijwillige registratie mits betaling van het schenkingsrecht lijkt wettelijk niet mogelijk. De levensverzekering zal worden geregistreerd aan het algemeen vast recht van 25 EUR.222 Het algemeen vast recht wordt geheven op grond van artikel 131, §2, laatste lid W. Reg. iuncto artikel 11 W. Reg. Op het ogenblik dat de opschortende voorwaarde zich realiseert worden dergelijke schenkingen belast aan de progressieve tarieven in de successierechten en niet aan de vlakke schenkingsrechten. Artikel 4,3° Vl./Br. Succ. voorziet niet in een uitzondering voor schenkingen die reeds aan het registratierecht voor schenkingen werden onderworpen in tegenstelling tot artikel 8 Vl./Br. Succ.
103.
DEKNUDT en SEYNS
223
zijn van mening dat het registreren van de begunstiging uit een
levensverzekeringscontract toch fiscaal voordelig kan zijn. Bij een restrictieve lezing van artikel 4,3° Vl./Br. Succ. worden énkel de schenkingen die plaatsvinden onder de ‘opschortende voorwaarde die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker’ aan het successierecht onderworpen. Het is van cruciaal belang dat het artikel spreekt van een opschortende voorwaarde, en niet van een opschortende termijn.
104.
Een voorwaarde is een toekomstige, onzekere gebeurtenis terwijl een termijn een toekomstige
en zekere gebeurtenis is. Enkel indien de effectieve uitvoering van de schenking afhankelijk is van een toekomstige gebeurtenis waarvan de partijen geen zekerheid hebben of de gebeurtenis zeker zal plaatsvinden, ligt dus een 221
G. DEKNUDT en S. SEYNS, “Successieplanning met behoud van het bestaand levensverzekeringscontract: registratie van de begunstiging of overdracht onder kosteloze titel van het contract in volle eigendom?”, T.Not 2012, afl. 1, 7. 222 N. LABEEUW, “Schenking van een levensverzekering - Gevolgen van het arrest van het Grondwettelijk Hof dd. 26 juni 2008”, in W. PINTENS en J. DU MONGH (eds.), Patrimonium 2009, Antwerpen, Intersentia, 2009, 293, nr. 7. 223 G. DEKNUDT en S. SEYNS, “Successieplanning met behoud van het bestaand levensverzekeringscontract: registratie van de begunstiging of overdracht onder kosteloze titel van het contract in volle eigendom?”, T.Not 2012, afl. 1, 8.
53
voorwaarde in de strikt juridische zin van het woord voor. Het overlijden van een persoon is een opschortende termijn want net zoals de belastingen is het overlijden een van de weinige zekerheden in het leven. Schenkingen gekoppeld aan een (opschortende) termijn kunnen in principe niet worden geviseerd door artikel 4,3° Vl./Br. Succ blijkens de uitdrukkelijke wettekst.
105.
De regeling van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wijkt op één punt af van de Vlaamse
regeling. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt voorzien in de bijkomende voorwaarde dat de fiscale woonplaats van de schenker zowel ten tijde van de schenking als ten tijde van zijn of haar overlijden in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest moeten gevestigd zijn. Indien de schenker-verzekeringnemer nog in het Vlaams Gewest woont wanneer de aanvaarding van een begunstiging van een levensverzekering gebeurt en daarna verhuist naar het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, dan kan de aanvaarding van deze begunstiging toch geregistreerd worden mits betaling van de vlakke roerende schenkingsrechten. Bijkomend is dat pas ten vroegste na twee en een half jaar geregistreerd kan worden.224
Het bevoegde gewest wordt bepaald door de plaats waar de overledene het langst verbleef in de vijf jaar voorafgaand aan het overlijden.
106. Het komt er dus op neer dat artikel 4,3° Vl./Br. Succ. slechts een grondslag tot belastbaarheid in de successierechten kan uitmaken als de uitvoering van de schenking gekoppeld is aan een toekomstige gebeurtenis die vervuld wordt door het overlijden van de schenker, maar waarvan het onzeker is of deze gebeurtenis zich in de toekomst al dan niet effectief zal vervullen. Het is dan ook slechts indien de schenking plaatsvindt ‘onder de opschortende voorwaarde van het vóóroverlijden van de schenker’ (de schenker overlijdt voor de begiftigde) dat ze aan artikel 4,3° Vl./Br. Succ. onderworpen kan worden. In dergelijk geval ligt er namelijk effectief een onzekere gebeurtenis voor, namelijk de onzekerheid dat de begiftigde de schenker zal overleven.
Het is in dit geval wel degelijk zo dat de begunstigde de uitkering pas verkrijgt indien de verzekeringnemer komt te overlijden voor de begunstigde. Indien de begunstigde eerst overlijdt komt de uitkering bij het overlijden van de verzekeringnemer die ook het verzekerd hoofd is, niet toe aan de nalatenschap van de begunstigde, maar aan de verzekeringnemer zelf volgens artikel 111 WLVO. 224
N. LABEEUW, “Schenking van een levensverzekering - Gevolgen van het arrest van het Grondwettelijk Hof dd. 26 juni 2008”, in W. PINTENS en J. DU MONGH (eds.), Patrimonium 2009, Antwerpen, Intersentia, 2009, 294.
54
2.1.3. De toepassing van artikel 4,3° Vl./Br. Succ. vermijden 107.
Om de toepassing van het artikel te vermijden zou de begunstiging onder kosteloze titel niet
gekoppeld mogen worden aan het vóóroverlijden van de verzekeringnemer, maar aan het overlijden van de verzekeringnemer. Dit zou dan volgens de hierboven uiteengezette reden geen aanleiding mogen geven tot de toepassing van artikel 4,3° Vl./Br. Succ. De uitkering, het voordeel van de polis, komt dan sowieso toe aan de begunstigde of diens nalatenschap, ongeacht wie als eerste sterft, zodat enkel een opschortende termijn voorligt.225
De fiscale wet moet strikt geïnterpreteerd worden en bovendien moet een fiscale bepaling, indien deze onduidelijk zou zijn, worden uitgelegd in het voordeel van de belastingplichtige.226
108.
LABEEUW en VERDICKT
227
zijn van mening dat de vrijwillige aanbieding ter registratie van
een levensverzekering niet mogelijk is behalve als het gaat om een registratie van een levensverzekering bij leven, want daarop is artikel 4,3° Vl./Br. Succ. niet van toepassing.
DEKNUDT en SEYNS
228
menen dat mits een goede redactie het laten registeren van de begunstiging uit
een levensverzekeringscontract met als doel de heffing van successierechten te vermijden doeltreffend kan zijn. (infra - verzekeringen in geval van overlijden, randnummer 110) Volgens NELIS en DELBOO229 kan artikel 4,3° Vl./Br. Succ. niet de geregistreerde aanvaarding van álle levensverzekeringen treffen waarbij de verzekeringnemer tevens het verzekerd hoofd maar niet de begunstigde is.
225
G. DEKNUDT en S. SEYNS, “Successieplanning met behoud van het bestaand levensverzekeringscontract: registratie van de begunstiging of overdracht onder kosteloze titel van het contract in volle eigendom?”, T.Not 2012, afl. 1, 10. 226 G. DEKNUDT en S. SEYNS, “Successieplanning met behoud van het bestaand levensverzekeringscontract: registratie van de begunstiging of overdracht onder kosteloze titel van het contract in volle eigendom?”, T.Not 2012, afl. 1, 8, vn 19. 227 N. LABEEUW en B. VERDICKT, “Successieplanning met een levensverzekering: enkele knelpunten” TEP 2009, 108. 228 G. DEKNUDT en S. SEYNS, “Successieplanning met behoud van het bestaand levensverzekeringscontract: registratie van de begunstiging of overdracht onder kosteloze titel van het contract in volle eigendom?”, T.Not 2012, afl. 1, 10. 229 S. NELIS en M. DELBOO, “Registratie aanvaarding levensverzekeringen: over de valkuil van artikel 4,3° W. Succ.” Successierechten 2007, afl. 8, 9-11.
55
2.1.3.1. Verzekeringen in geval van leven230 109.
Bij de levensverzekeringen ‘leven’ wordt een bedrag uitgekeerd indien het verzekerd hoofd op
een vooraf bepaalde datum nog in leven is. Er zijn slechts successierechten verschuldigd indien en wanneer de verzekeringnemer binnen de drie jaar na deze datum overlijdt. Dit zijn levensverzekeringen waarbij de opeisbaarheid van de verzekeringsprestaties totaal niet afhankelijk zijn van het overlijden van de verzekeringnemer – verzekerd hoofd. Bijvoorbeeld indien de verzekeringnemer en het verzekerd hoofd twee verschillende personen zijn.231 De opschortende voorwaarde wordt in dergelijk geval niet vervuld ingevolge het overlijden van de verzekeringnemer-verzekerd hoofd-schenker, maar wel ingevolgde het op een vooraf bepaald tijdstip nog in leven zijn van deze laatste. Er kunnen dan ook geen problemen rijzen met betrekking tot artikel 4,3° Vl./Br. Succ indien de begunstiging uit een dergelijke levensverzekering geregistreerd wordt. 2.1.3.2. Verzekeringen in geval van overlijden 110.
NELIS en DELBOO
232
, hierin gevolgd door DEKNUDT en SEYNS233, menen dat de techniek van
het laten registreren van de aanvaarding ook mogelijk is bij dergelijke levensverzekeringen zonder te worden getroffen door artikel 4,3° Vl./Br. Succ. Het moet dan gaan om verzekeringen in geval van overlijden waarbij de begunstigde garantie heeft dat de uitkering aan hem of aan zijn nalatenschap zal worden uitgekeerd bij overlijden van de verzekeringnemer-verzekerd hoofd. Het mag dus niet gaan om een tijdelijke verzekering waarbij de verzekeraar alleen maar uitkeert indien het overlijden plaatsvindt vóór een bepaalde datum. Het moet zodoende een verzekering betreffen voor het hele leven. Bij dergelijke verzekeringen moet de verzekeraar steeds uitkeren ongeacht wanneer het verzekerd hoofd overlijdt. Het gaat hier om een toekomstige zekere gebeurtenis. De zekerheid in hoofde van de begunstigde dat hijzelf of de nalatenschap de uitkering zal ontvangen zal slechts aanwezig zijn als in het levensverzekeringscontract uitdrukkelijk werd bepaald dat bij het overlijden van de begunstigde voor de verzekeringnemer, de uitkering toch dient toe te komen aan de nalatenschap van de begunstigde. Artikel 111 WLVO bepaalt immers dat als de begunstigde sterft
230
S. NELIS en M. DELBOO, “Registratie aanvaarding levensverzekeringen: over de valkuil van artikel 4,3° W. Succ.” Successierechten 2007, afl. 8, 9. 231 G. DEKNUDT en S. SEYNS, “Successieplanning met behoud van het bestaand levensverzekeringscontract: registratie van de begunstiging of overdracht onder kosteloze titel van het contract in volle eigendom?”, T.Not 2012, afl. 1, 10. vn 18. 232 S. NELIS en M. DELBOO, “Registratie aanvaarding levensverzekeringen: over de valkuil van artikel 4,3° W. Succ.” Successierechten 2007, afl. 8, 9-11 233 G. DEKNUDT en S. SEYNS, “Successieplanning met behoud van het bestaand levensverzekeringscontract: registratie van de begunstiging of overdracht onder kosteloze titel van het contract in volle eigendom?”, T.Not 2012, afl. 1, 10.
56
voor de verzekeringnemer de uitkering aan de verzekeringnemer of zijn nalatenschap toekomt, behalve in geval van aanduiding van een subsidiaire begunstigde. 2.1.3.3. Gemengde levensverzekeringen 111.
De gemengde levensverzekering is een combinatie van beide voorgaande. De verzekeraar moet
uitkeren aan de begunstigde bij overlijden van het verzekerd hoofd indien deze op enig moment vóór een vooraf bepaalde datum komt te overlijden én aan een begunstigde bij leven als het verzekerd hoofd op deze vooraf bepaalde datum nog in leven is. Er moet bijgevolg een onderscheid gemaakt worden. De registratie van de aanvaarding door de begunstigde bij leven biedt volgens NELIS en DELBOO234 geen probleem in het kader van artikel 4,3 Vl./Br. Succ. De uitkering aan de begunstigde vindt plaats onder de opschortende voorwaarde van het in leven zijn van de verzekeringnemer - verzekerd hoofd schenker op een vooraf overeengekomen datum. Bij de registratie van de aanvaarding door de begunstigde bij leven zal het algemeen vast recht van 25 EUR verschuldigd zijn volgens artikel 16 W. Reg. omdat het een schenking betreft die aan een schorsende voorwaarde onderworpen is. Wanneer de uitkering daadwerkelijk plaatsvindt zullen slechts de schenkingsrechten verschuldigd zijn, zelfs indien de verzekeringnemer - verzekerd hoofd schenker binnen de drie jaar overlijdt.
Bij de registratie van de aanvaarding door de begunstigde bij overlijden dienen volgens NELIS en DELBOO
235
twee cumulatieve voorwaarden voldaan te zijn om een toepassing van artikel 4,3 Vl./Br.
Succ. te kunnen vermijden. Eerst en vooral dient de begunstigde bij overlijden dezelfde persoon te zijn als de begunstigde bij leven en ten tweede moet in het contract uitdrukkelijk bepaald worden dat bij overlijden van de begunstigde vóór de uitkering van de prestatie de uitkering moet gebeuren aan diens nalatenschap. In dat geval is er weer sprake van een opschortende termijn en niet van een opschortende voorwaarde.
Essentieel is dus de correcte formulering van de begunstigingsclausule door de verzekeringnemer verzekerd hoofd - schenker.
112.
De registratie bij de laatste twee types levensverzekeringen leidt er toe dat ook de aangroei van
het uit te keren kapitaal in de periode tussen de registratie en het overlijden van de verzekeringnemer niet langer belast kan worden. Artikel 8, laatste lid, 1° Vl./Br. Succ. voorziet een vrijstelling voor de
234
S. NELIS en M. DELBOO, “Registratie aanvaarding levensverzekeringen: over de valkuil van artikel 4,3° W. Succ.” Successierechten 2007, afl. 8, 10-11 235 S. NELIS en M. DELBOO, “Registratie aanvaarding levensverzekeringen: over de valkuil van artikel 4,3° W. Succ.” Successierechten 2007, afl. 8, 10-11
57
sommen, renten of waarden verkregen ingevolge het beding dat aan het registratierecht werd onderworpen. Het is dus niet vereist dat de sommen, renten of waarden zelf aan het registratierecht worden onderworpen, enkel het beding waaruit deze worden bekomen moet zijn geregistreerd.236
113.
De Vlaamse Fiscale Administratie meent echter dat het overlijden van iemand beschouwd
moet worden als een opschortende voorwaarde die bijgevolg onder het toepassingsgebied van artikel 4,3° Vl./Br. Succ. valt. 237 In de circulaire wordt uitdrukkelijk vermeld welke situaties de omschrijving “alle schenkingen onder de levenden van roerende goederen die de overledene heeft gedaan onder de opschortende voorwaarde die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker” in artikel 4,3° Vl./Br. Succ. beoogt te dekken:
de schenking onder de opschortende voorwaarde van het overlijden van de schenker;
de schenking onder de opschortende voorwaarde van het vooroverlijden van de schenker;
de schenking onder de opschortende voorwaarde van het overleven van de begiftigde.
Indien de Administratie haar standpunt niet bijstelt lijkt de vrijwillige aanbieding ter registratie van (bepaalde) levensverzekeringen mits betaling van schenkingsrechten niet mogelijk. Al zien DEKNUDT en SEYNS in het feit dat in de opsomming hierboven “de schenking onder opschortende termijn van overlijden van de schenker” niet wordt vermeld als voorbeeld van schenking die aan de heffing in de successierechten onderworpen is op grond van artikel 4,3° Vl./Br. Succ. een teken dat registratie van dergelijke schenking wel degelijk mogelijk is.238
De schenking onder de opschortende voorwaarde van het overlijden van de schenker is m.i. iets dat niet kan gelet op het feit dat het overlijden, zoals meermaals gezegd, een toekomstige en zekere gebeurtenis, en dus een termijn en geen voorwaarde is.
114.
Het is onzeker wat er gebeurt indien de Fiscale Administratie in de valkuil trapt en een ter
registratie aangeboden aanvaarding van een begunstiging van een levensverzekeringscontract, die een (onrechtstreekse) schenking onder opschortende voorwaarde van het (vóór)overlijden van de 236
G. DEKNUDT en S. SEYNS, “Successieplanning met behoud van het bestaand registratie van de begunstiging of overdracht onder kosteloze titel van het contract 2012, afl. 1, 12. 237 Circulaire nr. 3/2005 (AFZ 6/2005 – Dos. E.E./L.144) dd. 05.04.2005 238 G. DEKNUDT en S. SEYNS, “Successieplanning met behoud van het bestaand registratie van de begunstiging of overdracht onder kosteloze titel van het contract 2012, afl. 1, 8, vn: 19.
58
levensverzekeringscontract: in volle eigendom?”, T.Not levensverzekeringscontract: in volle eigendom?”, T.Not
verzekeringnemer – verzekerd hoofd – schenker, belast met de evenredige schenkingsrechten hetzij bij de registratie, hetzij bij het overlijden van de verzekeringnemer - verzekerd hoofd - schenker. Dit gaat in tegen artikel 131, §2, laatste lid W. Reg. (“Dit tarief is evenwel niet van toepassing op de schenkingen onder de levenden van roerende goederen die met legaten worden gelijkgesteld krachtens artikel 4, 3°, van het wetboek der successierechten”).239
Omdat artikel 4,3° Vl./Br. Succ. geen uitzondering bevat zoals artikel 8, laatste lid, 1° Vl./Br. Succ. zal de Administratie in dergelijke gevallen nog eens successierechten kunnen heffen. De belastingplichtige dient dan binnen de twee jaar na de heffing een aanvraag tot terugbetaling van de schenkingsrechten in te dienen.240 2.2. De regeling in het Waals Gewest 115.
Net als het Vlaams en Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn sinds december 2005 in het Waalse
Gewest vlakke schenkingsrechten ingevoerd. Volgens artikel 131bis Wal. W. Reg. worden de schenkingen in rechte lijn, tussen echtgenoten en tussen wettelijk samenwonenden belast aan 3,3%, de schenkingen tussen broers en zussen, tussen ooms en tantes of neven en nichten worden belast aan 5,5% en de schenkingen aan alle andere personen worden belast aan 7,7%.241
Het artikel gaat verder als volgt: “§ 3. Het tarief van § 1 geldt niet : 1° voor de schenkingen onder levenden van een blote eigendom of een vruchtgebruik op andere roerende goederen dan die bedoeld bij § 2, 1°, 2° of 3°; 2° voor de schenkingen onder levenden van roerende goederen waarop een andere opschortende voorwaarde dan die bedoeld in artikel 17 berust, die ingevolge het overlijden van de schenker wordt vervuld, tenzij : - ofwel die voorwaarde vervuld is op het ogenblik dat ze ter registratie aangeboden wordt; - ofwel de schenking betrekking heeft op de schenking van de begunstiging van de prestatie van een levensverzekeringsovereenkomst, door de aanwijzing van de begiftigde als begunstigde van die levensverzekeringsovereenkomst in geval van vooroverlijden van de verzekerde van die overeenkomst, zoals bedoeld in de artikelen 106 tot 111 van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst; in dat geval wordt het kapitaal, zoals het op de dag van de schenking bestaat en dat krachtens de overeenkomst gestort moet worden aan de begunstigde in geval vooroverlijden van de verzekerde, geacht het gegeven roerend goed te constitueren dat aan het bij dit 239
S. NELIS en M. DELBOO, “Registratie aanvaarding levensverzekeringen: over de valkuil van artikel 4,3° W. Succ.” Successierechten 2007, afl. 8, 11. 240 Artikel 208 W. Reg. a contrario iuncto artikel 215 W. Reg. 241 H. CASIER, “Schenking in het Waals gewest aan verlaagd tarief: een gevoelige uitbreiding”, Registratierechten 2010, afl. 4, 26; KBC, Gids erfrecht en successieplanning, Editie 2012, 86.
59
artikel bepaalde recht onderworpen is; in afwijking van artikel 16 is het in dit artikel bedoelde recht op dat kapitaal verschuldigd vanaf de in artikel 19, eerste lid, 1°, bedoelde notarisakte die de schenking bevat, of zodra de schenking ter registratie aangeboden wordt, al naar gelang van het geval, en wordt elke latere verhoging van het kapitaal dat in geval van vooroverlijden van de verzekerde werkelijk betaald is aan de begunstigde, ten opzichte van het kapitaal waarop het schenkingsrecht is betaald, geacht niet onderworpen te zijn aan het schenkingsrecht voor de toepassing van het successierecht; - (...) - (...)
116.
De oorspronkelijke regeling in het Waals Gewest maakte de mogelijkheid tot registratie van de
begunstiging van een levensverzekering met betaling van de schenkingsrechten volledig onmogelijk in tegenstelling tot de regelingen in het Vlaams en Brussels Hoofdstedelijk Gewest.242 Alle
schenkingen
onder
opschortende
modaliteit
waren
onderworpen
aan
progressieve
schenkingsrechten (die gelijklopend zijn met de tarieven in het successierecht), ongeacht of het nu ging om een opschortende termijn of om een opschortende voorwaarde.243
117.
De Waalse Minister van Financiën (André Antoine) stelde echter in 2010 dat in 2005 de
toepassingsvoorwaarden te beperkend waren en dat bepaalde schenkingen niet konden genieten van de vlakke tarieven hoewel ze in se niet strijdig waren met de ratio legis van het decreet van 2005. Hij meende dat onder andere de aanstelling als begunstigde van een levensverzekering onterecht niet kon worden belast aan de (lage) vlakke tarieven. Men had namelijk gezien dat de belastingplichtigen hun levensverzekeringen opzegden om nadien het uitgekeerd kapitaal aan de begunstigden van hun levensverzekering te schenken wat principieel kon aan de lage tarieven van 3,3% , 5,5%, 7,7 %. Men wilde dat de burgers niet langer op die manier moesten handelen.244 Ook de schenking onder een opschortende voorwaarde die niet gekoppeld was aan het overlijden van de schenker kon niet worden geregistreerd aan de vlakke schenkingsrechten.245
242
N. LABEEUW, “Schenking van een levensverzekering - Gevolgen van het arrest van het Grondwettelijk Hof dd. 26 juni 2008”, in W. PINTENS en J. DU MONGH (eds.), Patrimonium 2009, Antwerpen, Intersentia, 2009, 294, nr. 31. 243 G. DEKNUDT en S. SEYNS, “Successieplanning met behoud van het bestaand levensverzekeringscontract: registratie van de begunstiging of overdracht onder kosteloze titel van het contract in volle eigendom?”, T.Not 2012, afl. 1, 11. 244 T. CARNEWAL, “Waalse decreetgever verruimt toepassingsgebied vlak tarief bij schenking roerende goederen”, Nieuwsbrief Notariaat 2011, afl. 2, 3. 245 H. CASIER, “Schenkingen in het Waals gewest aan verlaagd tarief: een gevoelige uitbreiding”, Registratierechten 2010, afl. 4, 27.
60
118.
Het programmadecreet van 22 juli 2010246, dat in werking trad op 30 augustus 2010, wijzigde
dan ook artikel 131bis, §3, 2° Wal. W. Reg. dat nu enkel nog de schenking onder opschortende voorwaarde die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker uitsluit van de evenredige schenkingsrechten. Het overlijden maakt een toekomstige en zekere gebeurtenis uit zodat enkel het vóóroverlijden van de schenker onder de nieuwe regeling valt. Ook verdween de opschortende termijn uit artikel 131bis Wal. W. Reg. Zelfs indien deze termijn wordt vervuld door het overlijden van de schenker, belet het niet langer de toepassing van de verlaagde tarieven.247
Maar bovendien werd het tweede streepje van artikel 131bis, §3, 2° uitdrukkelijk gewijzigd. Het bepaalt nu dat voor de schenking die bestaat uit de begunstiging van de prestatie van een levensverzekering een uitzondering op de uitzondering geldt.248
Er kunnen twee situaties onderscheiden worden. De eerste situatie is deze waarbij de begiftigde de verzekeringnemer van het contract wordt met het vermogen om zichzelf óf een andere persoon als begunstigde aan te duiden. Als dit een zuiver en eenvoudige schenking betreft, werd en wordt het voordeel van artikel 131bis Wal. W. Reg. genoten.249
Ten tweede is het voortaan in het Waals Gewest ook mogelijk, door het nieuwe artikel 131bis, §3, 2° tweede streepje Wal. W. Reg., om de schenking onder levenden van roerende goederen onder de opschortende voorwaarde die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker en die de begunstiging van de prestatie van een levensverzekeringsovereenkomst tot voorwerp heeft, te registreren aan de vlakke schenkingsrechten en een vrijstelling te bekomen van de successierechten. De uitzondering van artikel 8, lid 6, 1° W. Succ. is namelijk van toepassing. Het vlakke tarief zal dan ook meteen bij de registratie verschuldigd zijn volgens artikel 131bis, §3, 2°, tweede streepje Wal. W. Reg.
246
Artikel 117 van het Programmadecreet van 22 juli 2010 houdende verschillende maatregelen inzake goed bestuur, bestuurlijke vereenvoudiging, energie, huisvesting, fiscaliteit, werkgelegenheid, luchthavenbeleid, economie, leefmilieu, ruimtelijke ordening, plaatselijke besturen, landbouw en openbare werken, BS 20 augustus 2010, in werking getreden op 30 augustus 2010 (artikel 123 van het Programmadecreet). 247 H. CASIER, “Schenkingen in het Waals gewest aan verlaagd tarief: een gevoelige uitbreiding”, ,Registratierechten 2010, afl. 4, 29. 248 G. DEKNUDT en S. SEYNS, “Successieplanning met behoud van het bestaand levensverzekeringscontract: registratie van de begunstiging of overdracht onder kosteloze titel van het contract in volle eigendom?”, T.Not 2012, afl. 1, 11. 249 S. VANMAELE en T. CARNEWAL, “Commentaar bij de circulatie van 8 december 2010 houdende roerende schenkingen gedaan onder opschortende termijn of opschortende voorwaarde in het Waals Gewest”, Registratierechten 2008-2009, 1/8.
61
M.a.w. de situatie waar de begiftigde de begunstiging aanvaardt in een akte die ter registratie wordt aangeboden kan aan de flat rate belast worden.
Het bijzonderste is dan ook de uitzondering op het principe van artikel 16 W. Reg. In principe zijn de evenredige schenkingsrechten pas opvorderbaar op het moment van de realisatie van de (laatste) opschortende voorwaarde, zijnde het vóóroverlijden van de schenker. Hoewel de schenking nog hangende de voorwaarde ter registratie wordt aangeboden omdat de verzekeringnemer nog in leven is en dat de schenking dus onder opschortende voorwaarde van vooroverlijden van de schenker gebeurt, zal toch onmiddellijk evenredig registratierecht geheven worden. Dit ongeacht of de schenkingsakte in onderhandse of notariële vorm ter registratie wordt aangeboden.250
119.
Sinds 30 augustus 2010 is het dus mogelijk om in het Waals Gewest de begunstiging uit een
levensverzekering onder opschortende voorwaarde of termijn, m.a.w. een onrechtstreekse schenking van levensverzekeringen, te laten registreren aan de vlakke tarieven van 3,3, 5,5 of 7,7% om zo de progressieve successierechten te vermijden.251
120.
De rechten worden geheven op de waarde van het kapitaal dat zou worden uitgekeerd aan de
begunstigde indien de schenker op datum van de schenking zou zijn overleden, m.a.w. de waarde van het kapitaal op het ogenblik van de aanbieding ter registratie. Een latere aangroei van dit kapitaal wordt voor de heffing van successierechten niet geacht aan schenkingsrechten te zijn onderworpen en zullen dus wel belast worden tegen de progressieve successierechten.252
DEKNUDT en SEYNS maken hier wel een onderscheid wat betreft de geregistreerde schenking van de
begunstiging onder opschortende voorwaarde, dan wel onder opschortende termijn. In het eerste geval wijkt de nieuwe bepaling van artikel 131bis, §3, 2° W. Wal. Reg impliciet af van het laatste lid, 1° van artikel 8 W. Suc. De aangroei van het kapitaal na registratie van de begunstiging wordt krachtens deze bepaling voor de toepassing van het successierecht geacht niet onderworpen te zijn geweest aan het schenkingsrecht zodat de aangroei van het uitgekeerde kapitaal na registratie nog zal worden belast in de successierechten. 250
S. VANMAELE en T. CARNEWAL, “Commentaar bij de circulatie van 8 december 2010 houdende roerende schenkingen gedaan onder opschortende termijn of opschortende voorwaarde in het Waals Gewest” Registratierechten 2008-2009, 1/9: Circulaire 16/2010, 3.2.2.2. D. 251 H. CASIER, “Schenkingen in het Waals gewest aan verlaagd tarief: een gevoelige uitbreiding”, Registratierechten 2010, afl. 4, 27; G. DEKNUDT en S. SEYNS, “Successieplanning met behoud van het bestaand levensverzekeringscontract: registratie van de begunstiging of overdracht onder kosteloze titel van het contract in volle eigendom?”, T.Not 2012, afl. 1, 11. 252 H. CASIER, “Schenkingen in het Waals gewest aan verlaagd tarief: een gevoelige uitbreiding”, Registratierechten 2010, afl. 4, 30; T. CARNEWAL, “Waalse decreetgever verruimt toepassingsgebied vlak tarief bij schenking roerende goederen” Nieuwsbrief Notariaat 2011, nr. 2, 3.
62
Indien het gaat om een geregistreerde schenking van de begunstiging onder opschortende termijn speelt de uitzondering van artikel 8, laatste lid, 1° W. Succ. volgens DEKNUDT en SEYNS wel zodat de registratie ertoe leidt dat de aangroei onbelast kan worden verkregen. Dit omwille van de hierboven aangehaalde reden (supra - 2.1.3.3. Gemengde levensverzekeringen, randnummer 112).253
121.
Het wetboek voorziet niet in een bijzonder regime tot teruggave van reeds geheven
schenkingsrechten ingeval de begiftigde vooroverlijdt. Er kan dan eventueel beroep worden gedaan op artikel 209, eerste lid, 3°quater Wal. W. Reg. Hierin doelt men op de situatie van een schenking waarin een ontbindende voorwaarde van vooroverlijden van de begiftigde werd opgenomen, m.a.w. het conventioneel beding van terugkeer. De uitwerking van deze ontbindende voorwaarde geeft slechts recht op teruggave in geval de schenking maximaal 1 jaar vóór de uitwerking van de ontbindende voorwaarde dateert.254
122.
Een stapsgewijze heffing van schenkingsrecht is ook mogelijk. Wanneer men dus periodieke
premies is overeengekomen kan men opeenvolgende documenten aan het verlaagd schenkingsrecht registreren. De verzoeker moet hier de nodige verklaringen afleggen zoals de datum van de vorige akte, plaats van registratie ervan… Nog gemakkelijker is het registratierelaas van de vorige schenkingsakte(n) meedelen aan de Ontvanger der Registratie.255
123.
Wanneer er meerdere begunstigden zijn zal er telkens per begunstigde belast worden
afhankelijk van de band van verwantschap of van samenwoning die bestaat tussen schenker en elk van de begiftigden afzonderlijk. Indien één van hen zijn aanvaarding niet liet registreren zal hij onder het toepassingsgebied van artikel 8 W. Succ. vallen en zal hij successierechten verschuldigd zijn. In geval er opvolgende begunstigden zijn zal de tweede begunstigde onder dubbele opschortende voorwaarde begiftigd worden. In dergelijk speelt artikel 131bis, §3, 2° tweede streepje Wal. W. Reg. niet want hij wordt dan niet begunstigd door het overlijden van de schenker, maar door het overlijden van de eerste begunstigde. De tweede begunstigde zal dan ook zijn aanvaarding slechts kunnen registreren aan het algemeen vast recht. Maar wanneer de eerste begunstigde sterft kan men dan wel een verklaring conform artikel 31,
253
G. DEKNUDT en S. SEYNS, “Successieplanning met behoud van het bestaand levensverzekeringscontract: registratie van de begunstiging of overdracht onder kosteloze titel van het contract in volle eigendom?”, T.Not 2012, afl. 1, 12 254 S. VANMAELE en T. CARNEWAL, “Commentaar bij de circulatie van 8 december 2010 houdende roerende schenkingen gedaan onder opschortende termijn of opschortende voorwaarde in het Waals Gewest” Registratierechten 2008-2009, 1/9. 255 S. VANMAELE en T. CARNEWAL, “Commentaar bij de circulatie van 8 december 2010 houdende roerende schenkingen gedaan onder opschortende termijn of opschortende voorwaarde in het Waals Gewest” Registratierechten 2008-2009, 1/9.
63
eerste lid, 2° C Wal. W. Reg. neerleggen en zal artikel 131bis, §3, 2° tweede streepje Wal. W. Reg. volledig uitwerking krijgen.256
124.
De aanvaarding door de begunstigde na het overlijden van de verzekeringnemer op wiens
hoofd de levensverzekering was afgesloten zal belast worden onder de successierechten middels de artikelen 1 en 8 Wal. W. Succ.257
2.3. Besluit 125.
Wat betreft de levensverzekeringen bij leven stelt de registratie van de begunstiging geen enkel
probleem. De opschortende voorwaarde bestaat hier in het nog in leven zijn van de verzekeringnemer op een bepaald ogenblik, en die wordt niet geviseerd door artikel 4,3° Vl./Br. Succ. Wat de andere levensverzekeringen betreft (levensverzekeringen bij overlijden, en de gemengde levensverzekeringen) moeten we m.i. voorlopig zeer voorzichtig zijn omdat in het Vlaams en Brussels Hoofdstedelijk Gewest artikel 4,3° Vl./Br. Succ. een spelbreker is. De administratie verklaarde het artikel namelijk al meermaals van toepassing op de registratie van de begunstiging. Bepaalde auteurs zijn van mening dat de registratie in zo’n gevallen toch moet kunnen mits bijzondere aandacht wordt besteed aan de redactie.
In het Waals Gewest daarentegen is de registratie van de begunstiging van de prestatie van een levensverzekering geen enkel probleem omwille van artikel 131bis, §3, 2°, tweede streepje Wal. W. Reg.
Het is dan ook duidelijk dat de regeling in het Vlaams en Brusselse Hoofdstedelijk Gewest regeling dringend aan herziening toe is, en dat ze nog iets kunnen leren van het Waals Gewest.
256
S. VANMAELE en T. CARNEWAL, “Commentaar schenkingen gedaan onder opschortende termijn Registratierechten 2008-2009, 1/9-1/10. 257 S. VANMAELE en T. CARNEWAL, “Commentaar schenkingen gedaan onder opschortende termijn Registratierechten 2008-2009, 1/8.
bij de circulatie van 8 december 2010 houdende roerende of opschortende voorwaarde in het Waals Gewest” bij de circulaire van 8 december 2010 houdende roerende of opschortende voorwaarde in het Waals Gewest”,
64
3. De schenking van de levensverzekering gecombineerd met de maatschap 126.
Artikel 46 van het Wetboek van Vennootschappen omschrijft de maatschap als een
vennootschap met een burgerlijk- of handelsdoel die geen rechtspersoonlijkheid bezit. Het is een contract op grond waarvan twee of meerdere personen overeenkomen om iets in gemeenschap te brengen met als doel een nauwkeurig omschreven activiteit uit te oefenen en met het opzet aan de maten, de personen die zich hiertoe verbinden, een rechtstreeks of onrechtstreeks vermogensvoordeel te bezorgen. Het is dus een zuiver contractueel vennootschapstype.258
127.
De controle over de levensverzekering kan via de rechtsfiguur van de burgerlijke maatschap
worden geactiveerd. Volgend voorbeeld verduidelijkt deze toepassing: Een vader wil een deel van zijn vermogen overdragen aan zijn zoon. Eerst schenkt hij de gelden aan zijn zoon, eventueel via een notariële akte, en vervolgens richt de vader samen met zijn zoon een burgerlijke maatschap op, waarbij de zoon de geschonken gelden inbrengt. In de statuten van de maatschap wordt de vader als statutair zaakvoerder aangeduid. Als laatste onderschrijft de maatschap de polis waarbij de vader het verzekerd hoofd is en de burgerlijke maatschap de begunstigde.259 De maatschap heeft in deze situatie ook de initiële premie betaald. Dit is een beding ten behoeve van zichzelf, of een ABA-configuratie. Bij het overlijden van het verzekerd hoofd zal de verzekeraar uitkeren aan de maatschap. In de eerste fase, bij de schenking van de gelden, moet gekeken worden of er al dan niet voor een geregistreerde schenking werd geopteerd en of artikel 7 W. Succ. hier al dan niet van toepassing op is. De initiële schenker heeft dus toezicht over de destijds geschonken goederen, maar kan dus tevens via de maatschap (in zijn hoedanigheid van verzekeringnemer) zelf autonoom het verzekerde kapitaal selecteren en wijzigen. De grote vraag die zich hier stelt is of een maatschap wel een levensverzekering kan onderschrijven. Deze bezit namelijk geen rechtspersoonlijkheid en ze moet worden opgericht door minstens twee personen. Er is in de Belgische verzekeringswet nergens uitdrukkelijk verboden dat meerdere personen een levensverzekeringspolis kunnen afsluiten zodat het in principe mogelijk moet zijn. De zaakvoerder oefent de verzekeringsrechten ten volle uit van zodra de maatschap de levensverzekering ondertekend heeft.260
258
J. RUYSSEVELDT, Praktijkgids successieplanning, Knokke-Heist, X, 2011, 501. J. RUYSSEVELDT, Praktijkgids successieplanning, Knokke-Heist, X, 2011, 495. 260 J. RUYSSEVELDT, Praktijkgids successieplanning, Knokke-Heist, X, 2011, 495. 259
65
4. De antimisbruikbepaling 4.1. De oude antimisbruikbepaling 128.
Vorig jaar was er veel te doen over nieuwe antimisbruikbepaling. De voorpagina’s van de
kranten kopten over hoe successieplanning niet meer mogelijk zou zijn, en volgens sommigen zou het zelfs een misdrijf uitmaken. De tijd en L’Echo schreven over hoe handgiften een vorm van fiscaal misbruik zouden kunnen zijn. Ook het duolegaat en de sterfhuisclausule werden bekritiseerd. Er ontstond dan ook even wat paniek.261
129.
In 1993 werd in het Wetboek van inkomstenbelastingen een algemene antimisbruikbepaling
opgenomen in artikel 344, §1. Vanaf 1 juli 1995 werden soortgelijke bepalingen van toepassing in de registratie- en successierechten, namelijk artikel 18 §2 W. Reg. en artikel 106 W. Succ.262 In de registratie- en successierechten speelden de antimisbruikbepalingen geen al te grote rol omdat de fiscus snel toegaf dat de regels niet te gebruiken zijn voor verrichtingen die tot het privévermogen behoren, zoals successieplanning.263 De reden was dat de toepassing van de antimisbruikbepaling beperkt was tot verrichtingen in de economische sfeer.264 4.2. De nieuwe algemene antimisbruikbepaling 130.
In het regeerakkoord DI RUPO van 1 december 2011 werd een streng optreden tegen fraude en
misbruik in fiscale zaken in het vooruitzicht gesteld, die in de loop van 2012 zestig miljoen euro moest opbrengen. De antimisbruikbepaling moest worden herschreven ‘zodat het bestuur kan herkwalificeren zonder dat het zal moeten aantonen dat er identieke of gelijkaardige rechtsgevolgen naar burgerlijk recht bestaan.’265 Op 29 mei 2012 keurde het parlement artikel 167 t.e.m. 169 van de programmawet goed die in het WIB en in de wetboeken van registratie- en successierechten nieuwe algemene antimisbruikbepalingen invoeren.266
261 262
M. DELANOTE, “Een handgift beschouwen als fiscaal misbruik is onzin”, Fisc.Act. Februari 2012, nr. 22, 1. L. DE BROE, “Interpretatie en toepassing van de algemene antimisbruikbepalingen in de inkomstenbelasting,
registratie- en successierechten”, AFT 2012, afl. 11, 4. 263 L. DE BROE, “Artikel 344, §1: van waterpistooltje tot bazooka?”, Fisc.Act. Februari 2012, nr. 5, 3. 264 N. GEELHAND, “Antimisbruikbepaling in successierechten in strijd met de wet?”, Fisc.Act. Februari 2012, nr. 17, 2. 265 L. DE BROE, “Artikel 344, §1: van waterpistooltje tot bazooka?”, Fisc.Act. Februari 2012, nr. 5, 1. 266 Programmawet van 29 mei 2012: BS 6 april 2012, ed. 3., Parlementaire voorbereiding: DOC 53 2081/001, Kamer, 3de zitting, 53ste zittingsperiode, 2011-2012, 108 et seq. En in DOC 53 2081/016, Kamer, 3 e zitting, 53ste zittingsperiode, 2011-2012, 1 et seq.
66
De nieuwe antimisbruikbepaling geldt voortaan ook op de verrichtingen in het kader van het beheer van het privévermogen.267 Concreet is de nieuwe antimisbruikbepaling van toepassing op ‘rechtshandelingen, of het geheel van rechtshandelingen die eenzelfde verrichting tot stand brengt, die zijn gesteld vanaf de eerste dag van de tweede maand na die waarin deze wet is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad (artikel 169 van de Programmawet (I) van 29 maart 2012), te weten op de rechtshandelingen of het geheel van rechtshandelingen gesteld vanaf 1 juni 2012.’268
131.
Voor het registratierecht in het algemeen, en voor het schenkingsrecht in het bijzonder, is die
antimisbruikbepaling opgenomen in artikel 18, §2 W. Reg. Voor het successierecht blijft artikel 106, lid 2 W. Succ. in de afdeling “bewijsmiddelen van gemeen recht” behouden. Dat zegt namelijk dat § 2 van artikel 18 W. Reg. mutatis mutandis van toepassing is.269
Artikel 18, §2 W. Reg. zegt voortaan het volgende: “Aan de administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer de administratie door vermoedens of door andere in artikel 185 bedoelde bewijsmiddelen en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.
Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingschuldige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt:
1. Een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van dit Wetboek of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst; of 2. Een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel voorzien door een bepaling van dit Wetboek of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.
267
Parl.St. Kamer 2011-12, nr. 2081/1, 113. B.2 Circ. Nr.3/2012 van 4 mei 2012. 269 N. GEELHAND, “Antimisbruikbepaling in successierechten in strijd met de wet?”, Fisc.Act. Februari 2012, nr. 17, 1. 268
67
Het komt aan de belastingschuldige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van registratierechten.
Indien de belastingschuldige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van de wet onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.”
132.
De nieuwe antimisbruikbepaling wordt voorgesteld als een bijzondere bewijsfaciliteit ten
voordele van de administratie. In werkelijkheid klopt dit niet. Artikel 18 W. Reg. maakt formeel geen deel uit van hoofdstuk X W. Reg. over de bewijsmiddelen, maar van hoofdstuk II over de indeling van de rechten en de algemene heffingsregels. Inhoudelijk heeft de nieuwe antimisbruikbepaling ontegensprekelijk tot gevolg dat rechtshandelingen die vroeger onbelast waren, thans belast worden. Concreet betekent dit in het successierecht dat het ontwijken van de fictiebepalingen en andere antimisbruikbepalingen voortaan in principe belastbaar zijn. GEELHAND270 spreekt hier dan ook over een ‘super fictief legaat’. Elke rechtshandeling waarbij de erfopvolger zichzelf, in strijd met het doel en de strekking van een bepaling van het Wetboek Successierechten, buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst zijn belastbaar alsof die rechtshandeling niet was gesteld. Indien de erfgenamen andere motieven dan het ontwijken van successierechten kunnen aantonen dat de keuze voor de rechtshandeling verantwoord dan blijven zij buiten schot.
Een andere indicatie dat het niet om een bewijsmiddel gaat is het standpunt van de Administratie over de werking in de tijd van nieuwe wettelijke vermoedens. Normaal sorteren bewijsmiddelen die door de registratierechten ter beschikking staan onmiddellijk effect. Maar nieuwe vermoedens die door een wet ten bate van de schatkist worden ingevoerd, komen neer op een nieuwe grond van opeisbaarheid, en kunnen niet worden ingeroepen op vóór de nieuwe wet voltrokken feiten. Door de nieuwe antimisbruikbepaling maar van toepassing te verklaren op rechtshandelingen na 1 juni 2012 geeft de wetgever impliciet toe dat het hier om een nieuwe grond van opeisbaarheid gaat.271
133.
Er is hier bijgevolg duidelijk een bevoegdheidsprobleem. Artikel 4, §1 van de Bijzondere
Financieringswet bepaalt uitdrukkelijk dat de gewesten bevoegd zijn om de aanslagvoet, de
270
N. GEELHAND, “Antimisbruikbepaling in successierechten in strijd met de wet?”, Fisc.Act. Februari 2012, nr.
17, 3. 271
N. GEELHAND, “Antimisbruikbepaling in successierechten in strijd met de wet?”, Fisc.Act. Februari 2012, nr.
17, 3.
68
heffingsgrondslag en de vrijstellingen ervan te wijzigen. De federale fiscale wetgever blijft dus enkel bevoegd voor alles wat betreft de belastbare materie en procedure, inclusief de bewijsregels.272 De uitbreiding of verstrenging van fictiebepalingen behoort zodoende tot de bevoegdheid van de gewesten, omdat het op de heffingsgrondslag slaat en niet op de belastbare materie. Artikel 168 van de programmawet is dus aangetast door bevoegdheidsoverschrijding en is dan ook vernietigbaar.273
134.
Het komt erop neer dat indien de fiscus het bewijs levert van misbruik de belastingplichtige
het tegenbewijs moet leveren dat de keuze voor een bepaalde rechtshandeling werd ingegeven door andere motieven dan het ontwijken van registratie- en successierechten. De fiscus blijft dus de bewijslast dragen van het bestaan van de intentie van belastingontwijking in hoofde van de belastingplichtige, net zoals vroeger. Kan het tegenbewijs niet geleverd worden geldt de sanctie van de niet-tegenstelbaarheid aan de fiscus van de juridische kwalificatie van de door de belastingplichtige gestelde rechtshandeling(en). De fiscus kan dan herkwalificeren.274
135.
De circulaire275 viseert concreet de volgende drie toestanden:
1. de rechtshandelingen waarbij de belastingplichtige naar een zuiver fiscaal voordeel streeft; 2. de rechtshandelingen waarbij de niet-fiscale motieven in niets specifiek zijn voor de betrokken verrichting, maar integendeel zo algemeen zijn dat ze noodzakelijkerwijs aanwezig zijn bij elke verrichting van hetzelfde type; 3. de rechtshandelingen waarbij de niet-fiscale motieven weliswaar specifiek zijn voor de betrokken verrichting, maar een dermate beperkt belang hebben dat een redelijk persoon die verrichting niet zou realiseren omwille van die niet-fiscale motieven: in dat geval kan de administratie ervan uitgaan dat de ingeroepen niet-fiscale motieven, niét het werkelijke motief voor de verrichting is.276
De bedoeling is te vermijden dat dit bewijsmiddel compleet inefficiënt wordt vanaf het moment dat de belastingplichtige met eender welke onwaarschijnlijke niet-fiscale motieven zijn rechtshandeling verantwoordt.
272
L. DE BROE, “Interpretatie en toepassing van de algemene antimisbruikbepalingen in de inkomstenbelasting, registratie- en successierechten”, AFT 2012, afl. 11, 22. 273 N. GEELHAND, “Antimisbruikbepaling in successierechten in strijd met de wet?”, Fisc.Act. Februari 2012, nr. 17, 3. 274 L. DE BROE, “artikel 344, §1: van waterpistooltje tot bazooka?” Fis. Act. Februari 2012, nr. 5, 2. 275 C.1.2.3., 6e lid Circ. Nr. 3/2012 van 4 mei 2012. 276 DOC 53 2081/001, p. 114-115.
69
4.3. De antimisbruikbepaling toegepast op de schenking van levensverzekeringen 136.
Wat betekent dit alles nu op onze verrichting: de schenking van de levensverzekering?
Successieplanning is namelijk bijna steeds fiscaal geïnspireerd. De minister van Financiën gaf duidelijk te kennen dat er voor een handgift of bankgift evident ‘andere motieven’ bestaan. Hij stelde dat de ‘bron’ van de gestelde handeling de ‘vrijgevigheid’ is. ‘Er is geen enkele reden om misbruik te vermoeden wanneer het gaat om een echte gift’.277 De minister waarschuwde ervoor dat ‘complexere vormen van successieplanning’ wél op basis van de nieuwe antimisbruikbepaling grondig worden gescreend. Het zou dan inhoudelijk gaan om ‘rechtshandelingen die als schenking vermomd worden die deel uitmaken van een veel grotere constructie, waarvan het duidelijk is dat het enige doel ervan fiscaal misbruik is’. Nog ingewikkelder werd het toen de minister zei dat het de bedoeling is om ‘fraudeurs’ aan te pakken en dus niet ouders die hun kinderen willen begunstigen.278 Een nieuwe omzendbrief279 moest een beetje meer zekerheid creëren in dit landschap van onzekerheid. Deze circulaire gaf een lijst met rechtshandelingen die als fiscaal misbruik zullen worden beschouwd, en welke rechtshandelingen (op zich) niet. De schenking van de levensverzekering wordt niet in de ‘rode lijst’ genoemd, maar de opsomming is niet limitatief. Het is dan ook aan te raden om eerst en vooral een niet-fiscaal motief in te geven als reden voor de schenking van de levensverzekering, of indien men helemaal zeker wil zijn, voorafgaand contact op te nemen met de Dienst Voorafgaande Beslissingen.
277
Mond. Vr. nr. P1004 en P1018, KATTRIN JADIN en VEERLE WOUTERS, 31 mei 2012, Kamercommissie Financiën, Criv 53 Plen 089, 19. 278 M. DELANOTE, “Een handgift beschouwen als fiscaal misbruik is onzin”, Fisc.Act. Februari 2012, nr. 22, 1-2 279 Circulaire nr. 8/2012 (Vers. 2) dd. 19. 07.2012.
70
BESLUIT 137.
Er bestaan nog tal van vragen, discussiepunten en onzekerheden omtrent de overdracht van de
rechten uit het levensverzekeringscontract. Het is vooreerst onduidelijk of al dan niet een notariële akte vereist is bij de schenking van de levensverzekering, al doet men er veiligheidshalve goed aan om de weg met de notariële akte te volgen. Ook omtrent de modaliteiten bij de schenking bestaan vele onduidelijkheden zodat het aangeraden is het te houden bij een eenvoudige schenking waarin alle rechten en plichten in volle eigendom overgaan aan één begiftigde zonder enig voorbehoud. Het grootste probleem is misschien nog de onzekerheid omtrent de toepassing van artikel 8 W. Succ, en het vermijden van successierechten is net het doel van deze schenking. Deze juridisch complexe operatie is dan ook misschien nog niet helemaal klaar om gebruikt te worden, of toch niet indien het niet doordacht en met de hulp van specialisten gebeurt.
Ook de registratie van de begunstiging van de gemengde levensverzekering of van de levensverzekering bij overlijden lijkt in het Vlaams en Brussels Hoofdstedelijk Gewest onbruikbaar omwille van het feit dat de fiscus artikel 4,3° W. Succ. erop van toepassing verklaart. Het is alleszins zo dat vele vermogensplanners, waaronder Deutsche Bank280, geen constructies aanraden indien geen zekerheid bestaat dat ze niet geviseerd wordt door de antimisbruikbepaling. De beste manier om bij grote vermogens een goede successieplanning op te stellen is volgens hen het gebruik van de maatschap. Gelet op de vele hindernissen en risico’s is het begrijpelijk dat ze zich nog niet aan dergelijke constructies durven wagen.
Successieplanning met een levensverzekeringspolis als controlemiddel blijft zoals RUYSSEVELDT het zo mooi omschrijft fragiel en vereist precisie zoals het monteren van een Zwitsers uurwerk.281
280
Studieavond Deutsche bank, Roeselare, 27 februari 2013 J. RUYSSEVELDT en A. VAN ZANTBEEK, “Schenking met conventionele terugkeer en controle via levensverzekering”, De verzekeringswereld 2005, nr. 15, 43. 281
71
BIJLAGE Voorstel van model van notariële schenkingsakte282 Schenking
door
een
verzekeringnemer
van
zijn
rechten
voortvloeiend
uit
een
levensverzekeringsovereenkomst.
In het jaar... De… Voor ons… notaris met standplaats te… Zijn verschenen: 1) De heer/ mevrouw … Hierna ook genoemd de verzekeringnemer 2) De heer/ mevrouw … Hierna ook genoemd de begiftigde
De comparanten verzoeken ons akte te verlenen van volgende tussen hen gesloten overeenkomst: 1. De heer/mevrouw… verklaart onherroepelijk schenking te doen onder de levenden (als voorschot op erfdeel of met vrijstelling van inbreng) aan de heer/mevrouw… die verklaart te aanvaarden Van alle rechten die de heer/mevrouw … in zijn hoedanigheid van verzekeringnemer kan laten gelden tegenover de verzekeraar de NV… met maatschappelijke zetel te… op grond van de levensverzekeringsovereenkomst
afgesloten
tussen
de
verzekeringsnemer
en
de
hogergenoemde verzekeraar op… onder polisnummer…
2. De begiftigde treedt met ingang van heden ten aanzien van hogergenoemde levensverzekering in alle rechten en plichten die aan de verzekeringsnemer toekomen op grond van de Wet Landverzekeringsovereenkomst en op grond van voormelde verzekeringspolis. In deze rechten zijn begrepen, zonder dat volgende opsomming beperkend is: het recht op de verzekeringsprestaties voor de begiftigde of zijn nalatenschap indien bij de verzekering geen begunstigde is aangewezen; het recht een begunstigde of een nieuwe begunstigde aan te wijzen en het recht de begunstiging te herroepen; de rechten van afkoop en reductie; het recht beroep te doen op een voorschot, en in het algemeen alle rechten die aan de verzekeringsnemer toebehoren en alle verplichtingen die op hem rusten uit dien hoofde.
282
Voorstel van een notariële akte: C. DE WULF, mmv J. BAEL en S. DEVOS, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht (Het opstellen van Notariële Akten), Mechelen, Kluwer, 2011, 376-377.
72
3. De begiftigde verklaart in het bezit te zijn gesteld van een exemplaar van de hoger genoemde polis en bijvoegsel(s) en de bepalingen ervan wel te kennen.
4. Van onderhavige overdracht zal onverwijld, in overeenstemming met artikel 120 van de WLVO, een bijvoegsel bij hogergenoemde polis opgemaakt worden.
5. De schenking wordt gedaan en aanvaard onder het uitdrukkelijk beding van terugkeer van het geschonken goed naar de schenker in geval van vooroverlijden van de begiftigde zonder afstammelingen in het leven op het ogenblik van zijn overlijden. De terugkeer zal plaatshebben zoals bepaald in artikel 952 BW. Indien het geschonken goed niet meer in het vermogen van de begiftigde zou aanwezig zijn op het ogenblik van zijn overlijden, zal de terugkeer betrekking hebben op alle goederen die in de plaats zijn gekomen van het geschonken goed, met de uitdrukkelijke bepaling dat deze zakelijke indeplaatsstelling in de ruimst mogelijke zin moet worden opgevat. Indien en in de mate dat deze bepaling van zakelijk indeplaatsstelling niet kan worden toegepast, evenals indien deze bepaling van zakelijke indeplaatsstelling ongeldig zou worden geacht bij een definitieve rechterlijke beslissing, zal ingevolge het conventioneel recht van terugkeer aan de schenker een som geld moeten worden teruggegeven gelijk aan de waarde van alle door de verzekeraar gedane betalingen gedaan na onderhavige akte van schenking of gelijk aan de waarde van het geschonken goed op de dag van zijn vervreemding, verhoogd met de wettelijke interest vanaf de dag van het overlijden van de begiftigde 6. Bijzondere voorwaarden – (eventuele kosten opgelegd aan de begiftigde) … 7. Slotverklaringen (o.m. schatting pro fisco, afkoopwaarde van de polis op de dag van de schenking) … Waarvan akte… …
73
Voorstel van model van bijvoegsel283
Contract nr. ____________
Bijvoegsel tot overdracht van alle rechten
Tussen 1. ………………………………………….., hierna genoemd de overdrager 2. ………………………………………….., hierna genoemd de overnemer 3. ………………………………………….., hierna genoemd de verzekeraar
Wordt overeengekomen als volgt:
Volledige overdracht van de rechten. De
overdrager
verklaart
alle
rechten
en
verplichtingen
die
voortvloeien
uit
het
levensverzekeringscontract over te dragen aan de overnemer. Deze overdracht gaat in op datum van ………….. om 00.00 uur.
Als gevolg van deze overdracht, verwerft de overnemer de hoedanigheid van verzekeringnemer van het contract en oefent op datum van hierboven alle rechten uit die de wet toekent aan de verzekeringnemer. De overdrager verklaart eventuele eerdere begunstigden in hoofde van het contract te herroepen. De overnemer verklaart volgende personen aan te wijzen als begunstigden: -
In geval van leven van de verzekerde: …………………..
-
In geval van overlijden van de verzekerde:. …………………
Huidig bijvoegsel maakt deel uit van het contract, maar alle andere clausules van het contract blijven onveranderd. Gemaakt op……….................. te........................... In zoveel exemplaren als er partijen zijn met onderscheiden belangen, en elk van hen erkent het zijne te hebben ontvangen.
Handtekeningen
283
Voorstel van model van bijlage: A.-C. LUSSIE, “Donation du contrat d’assurance vie et du bénéfice du contrat en droit belge” in J.-C. ANDRE-DUMONT, H. CASMAN, A. CULOT, P. DE PAGE, I. DE STEFANI, P. GLINEUR en A.-C. LUSSIE, L’assurance vie: outil de planification patrimoniale, Louvain-la-Neuve, Anthemis, 2010, 237.
74
De overdrager
de overnemer
de verzekeraar
In aanwezigheid van de aanvaardende begiftigde: Voor goedkeuring, de aanvaardende begiftigde In aanwezigheid van een verzekerde derde: Voor goedkeuring, de verzekerde
75
VI BIBLIOGRAFIE
1. Wetgeving
Richtlijn 2002/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende de levensverzekering, http://eur-lex.europa.eu.
Burgerlijk wetboek
Wetboek der successierechten
Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten
Wetboek Inkomstenbelasting 1992, BS 30 juli 1992.
Wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst, BS 20 augustus 1992.
Wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, BS 29 juli 1975.
KB
22
februari
1991
houdende
algemeen
reglement
betreffende
de
controle
op
de
verzekeringsondernemingen, BS 11 april 1991.
Programmadecreet van 22 juli 2010 houdende verschillende maatregelen inzake goed bestuur, bestuurlijke vereenvoudiging, energie, huisvesting, fiscaliteit, werkgelegenheid, luchthavenbeleid, economie, leefmilieu, ruimtelijke ordening, plaatselijke besturen, landbouw en openbare werken, BS 20 augustus 2010, in werking getreden op 30 augustus 2010.
Memorie van Toelichting, Parl.St. Kamer 1990-91, nr. 1586/1, 99 ev. FOD, circ. nr. 3/2005 (AFZ 6/2005 – Dos. E.E./L.144) van 5 april 2005
FOD, circ. nr. 16/2006, 31 juli 2006
FOD, circ. nr. 8/2012 (Vers. 2) van 19 juli 2012
Ontwerp van programmawet, Parl.St. Kamer 2011-2012, nr. 53.2081/001, 114-115.
76
Mondelinge Vragen nr. P1004 en P1018, KATTRIN JADIN en VEERLE WOUTERS, 31 mei 2012, Kamercommissie Financiën, Criv 53 Plen 089, 19.
2. Rechtspraak
Cass. 22 april 2010, Rev.not.b. 2011, afl. 3052, 318, noot P. DELNOY
Cass. 13 december 1956, Pas. 1957, I, 392.
Rb. Brussel 25 april 1986, JT 1987, 488
Rb. Antwerpen 6 maart 1990, RW 1991-92, 545.
Antwerpen 10 november 2003, RABG 2005, 729.
Bergen 9 september 1975, Rec.gén.enr.not. 1978, nr. 22239, noot.
Rb. Brugge 10 maart 1987, RW 1988-89, 53, noot PUELINCKX-COENE.
Rb. Brugge 12 maart 2002, AFT 2002, 287, noot VANDENDIJK, M. en HENDRICKX, C.
Liège, (1e K.), 3 februari 2003, Rev.Not.Belge, 2003, 218.
Rb. Antwerpen 25 februari 1988, T. Not 1988, 201-205
3. Rechtsleer -
Boeken
BAEL, J., Het verbod van bedingen betreffende toekomstige nalatenschappen, Mechelen, Kluwer,
2006, 1040 p. BERNAUW, K., “Verzekeringen en erfrecht”, in J. ROGGE (ed.), Levensverzekeringen en giften,
Mechelen, Kluwer, 2008, 186 p.
77
BINON J.-M. en DUBUISSON, B., “L’aléa dans les produits d’assurance-vie. Le point de vue belge”, in DUBUISSON, B. en JAUMAIN, C., Les nouveaux produits d’assurance-vie: Droit civil et droit fiscal,
Brussel, Bruylant-Academia, 2000, 201 p. COUSY, H., “Over de kwalificatie van levensverzekeringscontracten en de rol die daarin wordt
gespeeld door het begrip van kanscontract”, in TILLEMAN, B. en VERBEKE, A., (eds.), Knelpunten Kanscontracten 2, Antwerpen-Oxford, Intersentia, 2004, 172 p. DEKNUDT, G., “Schenkingen”, in W. PINTENS en J. DU MONGH (eds.), Patrimonium 2008,
Antwerpen, Intersentia, 2008, 368 p.
DELBOO, M., DEKNUDT, G. en NELIS, S., Vermogensplanning en burgerlijke maatschap: uw 65
antwoorden, Antwerpen, Intersentia, 2010, 191 p.
DEVOET, C., Levensverzekering: technische en juridische aspecten, Mechelen, Kluwer, 2005, 285 p.
DEVOET, C., “De levensverzekeringsovereenkomst – Algemene aspecten”, in X., Kluwer's
Verzekeringshandboek , II.1.8-01 - II.1.8-10, (10 p.) DEVOET, C., “Gecombineerde levensverzekeringen”, in X., Kluwer's Verzekeringshandboek, II.1.3-01
- II.1.3-15 (15 p.), 43. DEVOET, C., “Levensverzekeringen. De verplichtingen van de partijen”, In ANDRÉ-DUMONT, J.-C.,
et al (eds), Kluwer’s Verzekeringshandboek (II.1.10), Mechelen, Kluwer, losbl., 47.
DEVOET, C., Les assurances de personnes, Louvain-la-Neuve, Anthémis, 2006, 618 p.
DEVOET, C., “Assurance-vie “Donation” d’un contrat d’assurance-vie” in LELEU, Y.-H., VERBEKE, A., TAYMANS, J.-F. en BOURGEOIS, M., (eds.), Manuel de planification patrimoniale. Livre 7: les
formes alternatives de planification patrimoniale, Brussel, Larcier, 2010, 430 p. DE GEYTER, C., “Giften met betrekking tot de levensverzekering op verzekeringsrechtelijk vlak”, in ROGGE, J., (ed.), Levensverzekeringen en giften, Mechelen, Kluwer, 2008, 186 p.
DE WULF, C., “Schenkingen van roerende goederen. Bedenkingen en formulieren”, in CASTELEIN, C., VERBEKE, A. en WEYTS, L., (eds.), Notariële Clausules, Liber Amicorum professor Johan
Verstraete, Antwerpen, Intersentia, 2007, 804 p.
78
DE
WULF,
C.,
“De
overdracht
om
niet
van
de
rechten
voortvloeiend
uit
een
verzekeringsovereenkomst”, in ROGGE, J., (ed.), Levensverzekeringen en giften, Mechelen, Kluwer, 2008, 186 p.
DE WULF, C., mmv BAEL, J., DEVOS, S. en DE DECKER, H., Het opstellen van notariële akten,
boekdeel IIB, Mechelen, Kluwer, 2006, 4 v. (in 6 dl.), 452 p.
DE WULF, C. mmv BAEL, J. en DEVOS, S., Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht (Het
Opstellen van Notariële Akten), Mechelen, Kluwer, 2011, 1341 p.
DE WULF, C., mmv. BAEL, J., DEVOS, S. en DE DECKER, H., Het opstellen van notariële akten.
Organieke Wet Notariaat. Personen- en Familierecht. Familiaal Vermogensrecht (2e herwerkte druk), Mechelen, Kluwer, 2003, 956 p.
FONTAINE, M., Droit des assurances, Brussel, Larcier, 2010, 655 p.
FONTAINE, M., Droit des assurances, 2e ed., Brussel, Larcier, 1996, 587 p.
GEELHAND DE MERXEM, N., Cursus successierechten, 2012, 524 p.
KLUYSKENS, A., De schenkingen en testamenten, Antwerpen, Standaard, 1947, 480 p.
LABEEUW, N., “Schenking van een levensverzekering - Gevolgen van het arrest van het
Grondwettelijk Hof dd. 26 juni 2008”, in PINTENS, W., en DU MONGH, J., (eds.), Patrimonium 2009, Antwerpen, Intersentia, 2009, 398 p. LUSSIE, A.-C., “Donation du contrat d’assurance vie et du bénéfice du contrat en droit belge” in ANDRE-DUMONT, J.-C., CASMAN, H., CULOT, A., DE PAGE, P., DE STEFANI, I., GLINEUR, P. en LUSSIE, A.-C., L’assurance vie: outil de planification patrimoniale, Louvain-la-Neuve, Anthemis,
2010, 246 p.
PINTENS, W., DECLERCK, C., DU MONGH, J. en VANWINCKELEN, K., Familiaal vermogensrecht,
Antwerpen- Oxford, Intersentia, 2010, 1345 p.
PINTENS, W., VAN DER MEERSCH, B. en VANWINCKELEN, K., Inleiding tot het familiaal
vermogensrecht, Leuven, UP, 2002, 997 p.
79
RUYSSEVELDT, J., Praktijkgids successieplanning, Knokke-Heist, X, 2011, 900 p.
SCHUERMANS, L., Grondslagen van het Belgisch verzekeringsrecht (tweede editie), Antwerpen-
Oxford, Intersentia, 2008, 557-558 STIJNS, S., Leerboek verbintenissenrecht – Boek 2, Brugge, die Keure, 2009, 186 p.
VAN OMMESLAEGHE, P., Droit des obligations tome III Régime général de l’obligation - Théorie des
preuves, Brussel, Bruylant, 2010, 2665 p.
VERBEKE, A., BUYSSENS, F. en DERYCKE, H., (eds.), Handboek estate planning [algemeen deel 2]
Vermogensplanning met effect bij leven. Schenking, Gent, Larcier, 2009, 612 p.
VERSCHELDEN, G., WYLLEMAN, A., BAEL, J. en GEELHAND, N., Rechtskroniek voor het Notariaat,
deel 5 Familierecht, Brugge, Die Keure, 2004-2005, 235 p.
VAN CROMBRUGGE, S., De grondregels van het Belgisch fiscaal recht (editie 2005), Kalmthout,
Biblo, 2005, 67 p. VAN EESBEECK, P., “Planning via levensverzekeringen”, in VERBEKE, A., DERYCKE, H. en LALEMAN, P., (eds.), Handboek Estate Planning, algemeen deel 7, Vermogensplanning: Alternatieve
vormen, Gent, Larcier, 2006, 205 p. VAN EESBEECK, P., “Levensverzekering/Begunstigingsclausule”, in VERBEKE, A., DERYCKE, H. en LALEMAN, P., (eds.) Handboek Estate Planning, algemeen deel 7, Vermogensplanning: Alternatieve
vormen, Gent, Larcier, 2006, 205 p. VAN EESBEECK, P., “Levensverzekering/Conventionele terugkeer en last van lijfrente of van
periodieke uitkering” in VERBEKE, A., DERYCKE, H. en LALEMAN, P., (eds.), Handboek Estate Planning algemeen deel 7, Vermogensplanning: alternatieve vormen, Gent, Larcier, 2006, 205 p.
80
-
Tijdschriften
BIELEN, P., “Levensverzekeringen: nog steeds uiteenlopende fiscale rechtspraak”, Fiscoloog 2008, nr.
1109, 1-3. CARNEWAL, T. en VANMAELE, S., “Schenking van roerende goederen onder opschortende
voorwaarde van vooroverlijden van de schenker: de artikelen 4,3° Vl. en Br.W.Succ. en 131bis Wal.W.Reg. gewikt en gewogen”, Not.Fisc.M. 2011, 118-137. CARNEWAL, T., “Waalse decreetgever verruimt toepassingsgebied vlak tarief bij schenking roerende
goederen”, Nieuwsbrief Notariaat 2011, nr. 2, 1-5. CASIER, H., “Schenking in het Waals gewest aan verlaagd tarief: een gevoelige uitbreiding”,
Registratierechten 2010, afl. 4, 26-33. DEKNUDT, G., “De schenking van (alle) rechten van een levensverzekeringscontract: opgelet met
aansprakelijkheid ingevolge chronologie”, Nieuwsbrief Notariaat 2009, afl. 16, 4-7.
DEKNUDT,
G.
en
SEYNS,
S.,
“Successieplanning
met
behoud
van
het
bestaand
levensverzekeringscontract: registratie van de begunstiging of overdracht onder kosteloze titel van het contract in volle eigendom?”, T.Not 2012, afl. 1, 3-23. DELANOTE, M., “Een handgift beschouwen als fiscaal misbruik is onzin”, Fisc.Act. Februari 2012, nr.
22, 1-2. DE BROE, L., “Interpretatie en toepassing van de algemene antimisbruikbepalingen in de
inkomstenbelasting, registratie- en successierechten”, AFT 2012, afl. 11, 4-23. DE BROE, L., “Artikel 344, §1: van waterpistooltje tot bazooka?”, Fisc.Act. Februari 2012, nr. 5, 1-8.
DE WULF, C., “Levensverzekeringen en giften - Twee verschillende rechtsfiguren op elkaar af te
stemmen.” T.Not 2006, 562-566. GEELHAND, N., “Antimisbruikbepaling in successierechten in strijd met de wet?”, Fisc.Act. Februari
2012, nr. 17, 1-3.
81
HUBRECHT, S., “Overdracht van alle rechten om niet en artikel 8 W. Succ.”, Successierechten 2008-
2009, 7-11. LABEEUW, N. en VERDICKT, B., “Successieplanning met een levensverzekering: enkele knelpunten”
TEP 2009, 86-109. MAYEUR, A., “Problématique du droit de succession et du droit de donation sur les assurances-vie”,
Droits de succession, nrs. 4-5-6, 18 avril 2007, 1-24. NELIS, S. en DELBOO, M., “Registratie aanvaarding levensverzekeringen: over de valkuil van artikel
4,3° W. Succ.” Successierechten 2007, afl. 8, 7-8. PIGNOLET, D., “Vermogensplanning door middel van levensverzekeringen”, AFT 2008, afl. 2, 4-25.
PUELINCKX-COENE, M., “Het moeilijke huwelijk tussen erfrecht en levensverzekeringen”, TEP
2005/5, 294-328. PUELINCKX-COENE, M., GEELHAND, N. en BUYSSENS, F., “Schenkingen”, TPR 1999, afl. 2, 836.
ROOVERS, T., “De civiele en fiscale aspecten van de schenking (door middel) van een individuele
levensverzekering”, Not.Fisc.M. 2012, afl. 10, 334-363. RUYSSEVELDT, J., “Schenking – Levensverzekering - Aanvaarding door de begunstigde”,
Registratierechten 2007, afl. 4, 9-10. RUYSSEVELDT, J. en VAN ZANTBEEK, A., “Schenking met conventionele terugkeer en controle via
levensverzekering”, De verzekeringswereld 2005, 43-47. SACE, J., “Les libéralités – critères et distinctions”, Rép. Not., t. III, 1. livre VI, 116, nr. 78.
SPRUYT, E., “De schenking: het paradepaard van de successieplanning”, AFT 2008, deel 1: afl. 8-9,
17-104, deel 2: afl. 10, 20-138. VANDEWIELE, A. en MEESTERS, B., “De levensverzekering in het notariaat”, Not.Fisc.M. 2008, nr. 8,
241-265.
82
VANMAELE, S. en CARNEWAL, T., “Commentaar bij de circulaire van 8 december 2010 houdende
roerende schenkingen gedaan onder opschortende termijn of opschortende voorwaarde in het Waals Gewest”, Registratierechten 2008-2009, 1/5-1/16. VEREYCKEN, L., “Levensverzekering. Risico is géén essentieel kenmerk”, Life & Benefits februari
2004, nr. 2, 1-15. VAN EESBEECK, P., “Levensverzekering. Verzekeringsgift: nog geen volledig geëffend pad”, Life &
Benefits 2008, nr. 5, 6-8. VAN EESBEECK, P. en VEREYCKEN, L., “wat een notaris moet weten over levensverzekeringen en
beleggingsverzekeringen”, Not.Fisc.M. 2009, afl. 3, 59-99. VAN GEEL, A. en BIESMANS, A., “Registreren van schenkingen van verzekeringsproducten – aan
welke waarde? – afkoopwaarde?”, Nieuwsbrief Notariaat 2012, nr. 3, 1-5. VAN MALDEGEM, P., “Paspoort op komst voor alle beleggingsproducten”, Netto oktober 2012, 51-52.
4. Websites
www.fsma.be
www.rabobank.be/Tak21
http://netto.tijd.be/sparen_en_beleggen/beleggen/Assuralia_verbolgen_over_taksverhoging_levensver zekeringen.9270408-2213.art?ckc=1
83