o vierde concert O-serie • 50e seizoen 5 februari 2011, 13.30-15.45 uur
Radio Filharmonisch Orkest Groot Omroepkoor Nationaal Kinderkoor junior Nationaal Jongenskoor Charles Dutoit dirigent Celso Antunes koordirigent
Faust Méphistophélès Marguerite Brander
Gregory Kunde tenor Sir Willard White bas-bariton Ruxandra Donose mezzosopraan Henk van Heijnsbergen bas
Hector Berlioz La damnation de Faust, opus 24 1845-1846 1803-1869 Légende dramatique en quatre parties wereldpremière: Parijs, Opéra Comique, 6 december 1846
er is geen pauze na afloop blijven de buffettenongeveer 20 minutenopen
Hans Schellevis repetitor Jurjen Stekelenburg boventiteling
O vierde concert O-serie • 50e seizoen 5 februari 2011
Berlioz’ eeuwige passies
Uitzending op Radio 4 Deze NTR ZaterdagMatinee wordt rechtstreeks uitgeterugluisteren zonden op Radio 4. Via de ZaterdagMatinee-website via internet kunt u de opname terugluisteren. www.zaterdagmatinee.nl
NTR Podium zondag 6 februari 13.00 uur documentaires en Het sluwe vosje • Kinderkoor de Kickers wordt gevolgd concertregistraties op tijdens de voorbereidingen voor de voorstellingen van nederland 2 Janácˇeks opera door De Nederlandse Opera. En Hans Haffmans spreekt dirigent Lawrence Renes en zangers. Estland en de uitzinnige koorcultuur • De koorcultuur van Estland hield het land decennialang op de been. Pianist/presentator Christiaan Kuyvenhoven bezoekt in Tallinn het beroemdste koor van Estland: het Filharmonisch Kamerkoor, dat nu wordt geleid door Nederlander Daniel Reuss. Daarnaast beelden van het concert dat dit koor gaf op 2 oktober 2010 in de NTR ZaterdagMatinee. Dansfilm: Mirages • Dansschets over de binnenwereld van een klassieke danseres – Michèle Jimenez – tijdens haar voorbereidingen voor de rol van Sylphide. Een film van Annabelle Lopez Ocho (choreografie) en Jellie Dekker (regie). maandag 7 februari 23.55 uur Toivo Tulev - Songs • TV-registratie van Songs van Toivo Tulev, één van de meest succesvolle hedendaagse componisten uit Estland. Het werk dat grotendeels is geïnspireerd op de oude Estse volksmuziek werd uitgevoerd in de NTR Zaterdagmatineevan 2 oktober 2010 door het Filharmonisch Kamerkoor en Ensemble uit Estland onder leiding van Daniel Reuss. www.ntrpodium.nl
2
Rêveries – Passions, dromen en passies – de titel voor het openingsdeel van Berlioz’ Symhonie fantastique (zijn strikt autobiografische ‘Episode de la vie d’un artiste’ over de brandende liefde voor de ideale vrouw), heeft het gewicht van een oorlogsverklaring: ‘Ik, Berlioz, ben de chroniqueur van mijn hartstochten, die ik alleen kan uitdrukken door middel van muziek.’ Die passies zijn er eerder dan de noten. Lang voor hij als componist zijn eigen toon vindt, wordt de voedingsbodem voor zijn werk gevormd door de grote, steevast alles verterende indrukken die hij in zijn kindertijd opdoet als zoon van een dorpsdokter in het zuid-Franse La Côte-Saint-André; en als iets de musicus Berlioz typeert, is het de loyaliteit aan zijn jeugdervaringen. De belangrijkste componenten – natuur, het bovenzinnelijke, Vergilius, de liefde – zullen op diverse manieren hun weg vinden in zijn werk. Lyrisch bezingt Berlioz in zijn Mémoires de “dromerige verhevenheid” van de landschappen rond zijn geboortedorp, met een natuurliefde waarvan de Symphonie fantastique, Harold en Italie (1834), La damnation de Faust (1846) en zijn meesterwerk Les Troyens (1858) de
sporen zullen dragen. De romantiek van roomse rituelen brengt hem in extase. Op de dag van zijn communie vervult een hymne tijdens de Eucharistie hem “met een mystieke en tegelijkertijd hartstochtelijke verwarring”, een geëxalteerdheid die ondanks zijn latere reserves over het katholicisme nagalmt in zowel zijn kolossaal geproportioneerde religieuze werken als het ‘chant de la Fête de Pâques’ uit La damnation de Faust of het Convoi funèbre uit Roméo et Juliette. Tranen vergiet de twaalfjarige Berlioz boven het vierde boek van Vergilius’ Aeneis, verslag van “epische hartstochten” die zijn “ontluikende fantasie doen ontvlammen”, en hem veertig jaar later zullen inspireren tot zijn magnum opus Les Troyens. Als de jonge Berlioz – gepassioneerd fluitist, beginnend componist – wordt overvallen door een ‘hopeloze’ liefde voor het meisje Estelle Duboeuf, eert hij haar met een droevige romance waarvan de melodie later ongewijzigd terugkeert in, toeval bestaat niet, het eerste deel van de Symphonie fantastique. Ontroerend, en geheel in zijn geest, is dat hij Estelle veertig jaar later opnieuw zal opzoeken in Lyon. Wat hij als kind voelt en verwerkt is voor eeuwig.
3
Somberheid In Berlioz huizen, klassiek romantisch, twee zielen. Hoe vitaal de auteur van de Mémoires en de componist van de Fantastique ook lijkt, zijn wereldbeeld is inktzwart, en het is meer dan de optelsom van desillusies waarop het leven hem zo royaal zou vergasten; de somberheid zit hem in het bloed. De romantische spleen van de Fantastique en de tragiek van Les Troyens openbaren zich al vroeg, erkent hij ook zelf. “De compositieproeven uit mijn adolescentenjaren droegen het stempel van een diepe melancholie.” Misschien hangt die gemoedsgesteldheid samen met de aanvankelijke beperktheid van zijn uitdrukkings mogelijkheden. De grote emoties die hij voelt, vergen grootscheepse expressiemiddelen die hij niet eens van horen zeggen kent. Voor de kleine muziek coterie in La Côte, met de grote muziekmetropolen ver buiten bereik, is de romantiek voor de jonge Berlioz een gesloten boek. Hij heeft geen idee wat zich in de grote wereld afspeelt. Over orkestpartituren beschikt hij niet. Als hij op een dag een vel muziekpapier “met 24 notenbalken” bemachtigt, ontwaakt een diep verlangen ze vol te schrijven. Ondanks zijn hoogstaande culturele vorming is hij op muziekgebied een onbeschreven blad, als hij in 1822 naar Parijs trekt om medicijnen te studeren op bevel van zijn vader, die streng gekant is tegen een muzikale loopbaan. Hij haalt die schade razendsnel in, ten koste van zijn studie. Als hij opera’s van
4
Salieri, Spontini en bovenal Glucks Iphigénie en Tauride heeft gehoord, is hij vastbesloten componist te worden. Hij neemt les bij Jean-François Lesueur en studeert contrapunt bij Beethovens vriend Anton Reicha. Hij schrijft een mis, die met succes wordt uitgevoerd. Na Gluck komen de andere goden in zijn leven: de sprookjesachtige Weber, de allesomvattende Shakespeare, de reus Beethoven en tenslotte Goethes Faust. Ze overrompelen hem zowel door hun artistieke grootheid als door de wijze waarop ze de belangrijkste facetten van zijn wereldbeeld weerspiegelen: zijn spleen, zijn zinnelijkheid, zijn natuurliefde.
Onder de invloed van Faust Faust leert hij in 1828 kennen in de Franse vertaling van Gérard de Nerval. Diep onder de indruk componeert hij zijn Huit scènes de Faust, een verzameling losse Faust-fragmenten die hij een jaar later in Parijs op eigen kosten laat drukken als zijn Opus 1, en die zeventien jaar later – al dan niet herzien en/ of getransponeerd – als grondstof zullen dienen voor zijn Damnation: Chant de la Fête de Pâques, Paysans sous les tilleuls, Concert de sylphes, Écot de joyeux compagnons (Histoire d’un rat), Chanson de Méphistophélès (Histoire d’un puce), Le roi de Thulé (Chanson gotique), Romance de Marguerite/Choeur des soldats en Sérénade de Méphistophélès. Shakespeare-motto’s bij elk deel van de Huit scènes en een citaat van Thomas Moore boven de partituur verraden zijn hooggestemde artistieke ambities. In
eerste instantie beschouwt hij zijn Goethe-bloemlezing als een van zijn beste vroege werken, maar als de euforie voorbij is zal hij zich verbazen over “de talrijke en enorme gebreken van het werk”, dat hij “onvolledig” en “zeer slecht geschreven” acht. Complimenten van Giacomo Meyerbeer en een bewonderende brief van de Duitse theoreticus en criticus A.B. Marx, die zijn Faust-muziek in Berlijn onder ogen krijgt, verlossen hem niet van zijn twijfels over de muziek. Hij vernietigt hoogstpersoonlijk alle partituren die hij kan opsporen en laat het Faustthema voorlopig liggen – al zal hij, zoals hij in zijn Mémoires schrijft, de direct daarna gecomponeerde Symphonie fantastique optekenen “onder invloed” van Goethes gedicht, en probeert hij in 1834 fragmenten uit de Scènes te laten publiceren in het tijdschrift La Romance. Toch lijkt het onvermijdelijk dat hij de draad weer zal oppakken, al was het maar omdat de trouw aan zijn helden het verhaal van zijn leven is. Als inspiratiebronnen zal hij Shakespeare, Goethe en, later, Vergilius alle drie vereeuwigen in tenminste één meesterwerk: Shakespeare in Roméo et Juliette en Béatrice et Bénédict, Goethe in La damnation de Faust, Vergilius in Les Troyens.
Zoektocht naar de vorm Een van de voornaamste problemen die Berlioz als toonzetter van literaire drama’s ontmoet, getuige de langdurigheid van zijn worstelingen met zowel Roméo et Juliette als Faust, is de
Hector Berlioz, door André Gill
vorm. Hij hinkt op twee benen. De symfonicus Berlioz is teveel theaterman om de traditionele symfonische vorm van vóór Beethovens Negende klakkeloos te eerbiedigen, de operacomponist te symfonisch gestemd om zich tot vocale nummers te beperken. Daar komt bij dat de kracht van zijn programmatische symfonieën, de Symphonie fantastique en Harold en Italie, nu juist berust op Berlioz’ unieke vermogen menselijk drama vorm te geven met instrumentale middelen. Op die ingeslagen weg gaat hij voort. Roméo et Juliette wordt dan ook geen opera maar een ‘symphonie dramatique’ – en dat is precies wat het is. Tegenover de theatrale koorscènes van Montagues en Capulets plaatst Berlioz de goeddeels instrumentale portretten
5
van de titelhelden, die zijn hartverscheurende verbondenheid met beiden een theatrale dimensie verlenen, zonder een in grote lijnen symfonische grondvorm geweld aan te doen.
Duisternis. Die werdegang doet denken aan de Symphonie fantastique, waar de held in een opiatische droom op het schavot belandt en verzeild raakt in een gruwelijke heksensabbat. Berlioz’ Faust is kortom een hoogstpersoonlijke Faust, zoals zijn Roméo et Berlioz’ eigen Faust In La damnation de Faust, dat hij in Parijs Juliette ‘zijn’ Shakespeare-ideaal gehoorzaamde: “It was not to Goethe that en als rondreizend dirigent in 1845 en Berlioz was trying to do particular 1846 onder hectische omstandigheden justice, but to the more general concomponeert, zet Berlioz Goethe zowel cept of romantic longing”, schrijft de formeel als inhoudelijk volledig naar Berlioz-biograaf D. Kern Holoman. Dat zijn hand. Ten eerste door drastisch te knippen en plakken in de tekst, waarin is adequaat geformuleerd. Veel meer dan de verkrampte maar goedgebekte Nervals vertaling steeds meer concurhuiskamergeleerrentie krijgt van eigen Berlioz’ Faust is een hoogstpersoonlijke de van Goethe is de Faust van verzen, vervolgens door een Faust, zoals zijn Roméoet Juliette ‘zijn’ Berlioz het portret van de verscheurgoede afloop te de romantische veranderen in Shakespeare-ideaal gehoorzaamde. ziel die als alter een slechte. De ego van de componist met suïcidale grote scènes uit Faust I – Faust in zijn wanhoop zijn verlangen uitzingt naar studeerkamer, de taferelen in Auerde natuur en de liefde, die in het eerste bachs Keller, Fausts confrontatie met deel de boeren en soldaten benijdt om Greetje, haar lied over de Koning van de probleemloze overzichtelijkheid van Thule – zijn ondanks alle wijzigingen hun bestaan. nog herkenbaar, maar Fausts eenzame weeklacht op de ‘Plaines de Hongrie’ is Zelf acht de componist zijn dichterlijke vrijheden meer dan gewettigd. In het bij Goethe nergens terug te vinden. De zinsbegoochelende mystiek van Faust II niet gesigneerde voorwoord bij de partituur beklemtoont Berlioz dat het blijft behalve in de slotscène met sowieso onmogelijk zou zijn geweest Greetjes hemelvaart buiten beeld, en “een gedicht van deze omvang” zonder de ontknoping van La damnation is ingrijpende wijzigingen op muziek te Faust I noch Faust II. Belangrijker nog: zetten. Van alle dramatische gedichten Waar Goethes Faust na een moment die Goethe schreef, is Faust volgens van zelfinzicht door de voorzienigheid hem wel het minst geschikt van A tot Z wordt gered, eindigt de onbesuisde te worden gezongen. Niettemin verheld van Berlioz na een nachtmerrieweert hij zich fel tegen het verwijt dat achtige hellevaart bij de Prinsen der
6
hij Goethes drama heeft verminkt; die handelwijze, legt hij uit, zou zich niet verdragen met zijn eerbied voor het genie van de dichter. Daarnaast stelt hij vast dat het Faust-verhaal al lang voor Goethe – hij noemt met name de versie van Marlowe – in de noord-Europese literaire wereld zo wijdverbreid was dat het openbaar kunstbezit is geworden.
La damnation als opera Wat moet zijn Faust worden, als het geen dramatische symfonie en blijkbaar ook geen echte opera is? Een tijd speelt Berlioz met de gedachte zijn Damnation een ‘opéra de concert’ te noemen, om bij nader inzien voor ‘légende dramatique en quatre parties’ te kiezen. Dit dilemma is typerend voor de omgang met het onderwerp: het genrevraagstuk is in Faust-toonzettingen epidemisch. Net als Berlioz speelt de Goethe-vereerder Robert Schumann met de gedachte een Faust-opera te schrijven, en net als Berlioz ziet hij daar om hem moverende redenen toch van af; zijn Szenen aus Goethes Faust, waar hij van 1844 tot vlak voor zijn dramatische zelfmoordpoging in 1854 aan werkt, zijn even lastig classificeerbaar als La damnation. Sowieso is het opmerkelijk dat, op de Fausts van Spohr en Gounod na, de belangrijkste negentiende-eeuwse Faust-vertoningen geen opera’s zijn geworden: zie Liszts Faustsymfonie, zie Mahlers Achtste symfonie. Werd de thematiek te veelomvattend, de vorm te complex bevonden voor regulier muziektheater? Het heeft er de schijn van.
Niettemin schurkt de muzikale taal van La damnation de Faust veel dichter tegen de opera aan dan Roméo et Juliette, al is er bijvoorbeeld geen ouverture – maar die ontbreekt ook in Les Troyens. De regie-aanwijzingen wijzen erop dat Berlioz zijn werk wel degelijk als opera concipieerde, en het verwondert niet dat het werk met enige regelmaat als zodanig op de planken komt. Er zijn recitatieven en aria’s, ensembles, koorscènes, twee balletten en, behalve in het eerste deel, echte operafinales; anders dan in Roméo dijen de instrumentale delen nergens tot symfonische proporties uit. Tegelijkertijd heeft het werk met zijn Hongaarse mars, de Amen-fuga, soldaten- en studentenkoren, het Ballet des sylphes en het Menuet des follets iets van een briljant geïnspireerde ratjetoe, een door een groot idee bijeengehouden potpourri van oud (Huit scènes) en nagekomen materiaal. De Hongaarse mars schrijft hij op basis van het oude Hongaarse rakoczy-thema als zelfstandig concertstuk, dat in 1846 met groot succes in Pest wordt gespeeld en hem voor de uitzinnig reagerende Hongaren tot een nationale held maakt. Het bewonderenswaardige raffinement waarmee Berlioz de mars in de eerste scène van La damnation integreert, doet niets af aan het feit dat het karakteriserende element de dramatische ontwikkeling her en der naar de tweede plaats verdringt. De beroemde scène in Auerbachs Keller is een revue-achtige aaneenschakeling van losse nummers, deels al bekend van de Huit scènes de Faust; voor de
7
titelfiguur, die in het eerste deel met veel pathos ten tonele wordt gevoerd als de lijdende held, is minder dan een bijrol weggelegd. Als in de eerstvolgende scène Faust in slaap wordt gewiegd, is dat vooral om hem het veld te laten ruimen voor de vocaal-instrumentale brille van het Choeur de gnomes et de sylphides en het Ballet de follets; in de finale van het tweede deel blijft het aandeel van Faust en Mefistofeles beperkt tot meezingen met een studentenkoor. Fausts heldin Marguerite maakt pas haar opwachting in het derde deel, onhandig laat voor een primadonna met een sleutelrol in Goethe’s Faustvertelling. Dat voor Fausts aanwezigheid op de Hongaarse vlakten en de Hongaarse mars elk dramaturgisch voorwendsel ontbreekt, ontgaat ook Berlioz niet, al praat hij in zijn voorwoord met aandoenlijke charme recht wat krom is: die mars, schrijft hij daar, is er omdat de musicus in hem dat eiste. Als componist zou hij Faust “overal hebben gebracht, waar het geringste muzikale motief dat zou hebben vereist”.
De intieme Faust Daarmee legt Berlioz alsnog de vinger op wat, opera of geen opera, zijn Damnation wil zijn; grote, ondanks de bezetting vaak opmerkelijk intieme muziek. Naast de virtuoze concertstukken met hun brutaal heldere kleuren zijn het vooral de lyrische kleinoden die de aandacht trekken. Fausts melancholiek wiegende alleenspraak in de
8
eerste scène en de strijkerslyriek in de aria’s van Faust en Marguerite (niet toevallig hetzij in 6/8 of 3/4-maat) maken natuur en verliefdheid tot haast tastbare sensaties. Constante is het altijd originele, volstrekt idiomatische gebruik van karakteriserende instrumenten als trombones (Mefistofeles), altviolen (Greetjes ‘Roi de Thulé’), althobo (Greetjes romance) en piccolofluiten (Sylphen). Opmerkelijk is Berlioz’ dubbelzinnige gebruik van de fugatechniek, die in de Amen-fuga parodistische doeleinden dient, maar in de vierde scène, met Faust alleen in zijn werkkamer, net als in de opening van Harold en Italie lijkt te worden ingezet als symbool voor een verloren dolende ziel. Berlioz vond La damnation de Faust een van zijn meest geslaagde werken. De première in de Parijse Opéra-Comique, door Berlioz zelf gefinancierd en gedirigeerd, wordt niettemin een catastrofe; bij de eerste twee uitvoeringen in december 1846 is de zaal zo slecht bezet dat de geplande derde voorstelling moet worden geannuleerd. De onderneming ruïneert en ontstelt hem. “Niets in mijn kunstenaarsloopbaan”, blikt hij in zijn Mémoires terug, “heeft mij zo gekwetst als deze onverwachte onverschilligheid.” Bas van Putten
O vierde concert O-serie • 50e seizoen 5 februari 2011
Synopsis
Eerste deel Op de Hongaarse vlakten prijst Faust (scène I) bij zonsopgang de zegeningen van het voorjaar. In de verte hoort hij de boeren (scène II) de lente vieren met een dans. Hij is jaloers op hun geluk, zoals hij (scène III) jaloers is op de hartstocht van het oprukkende Hongaarse leger; zijn eigen hart blijft koud. Het leger trekt (Hongaarse mars) voorbij, Faust maakt zich uit de voeten.
Tweede deel In zijn Noord-Duitse studeerkamer (scène IV) beklaagt de suïcidale Faust zich over zijn troosteloze leven. Net als hij de gifbeker wil innemen, klinkt de paashymne, die de ontroerde geleerde weerhoudt van zijn daad. Dan verschijnt (scène V) Mefistofeles, die Faust belooft zijn stoutste dromen uit te laten komen. Faust bezwijkt voor de verleiding. In scène VI bevindt het duo zich in Auerbachs Keller in Leipzig, waar de stemming uitbundig is. De stamgasten heffen een drinklied aan, Brander zingt zijn lied over een vergiftigde rat (Chanson de Brander), waarna op het thema van dit lied een fuga wordt gezongen. Mefisto zingt op zijn beurt
met algehele instemming het lied van de vlo (Chanson de Méphistophélès). Faust ziet het met walging aan en dringt aan op vertrek; Faust en Mefistofeles exeunt. In scène VII bevinden beiden zich aan de oever van de Elbe. In Voici des roses (Air de Méphistophélès) wenst Mefistofeles Faust ‘wellustige dromen’ toe. In het Choeur de gnomes et de sylphes wordt Faust in slaap gezongen. In zijn sluimeringen verschijnt Marguerite voor zijn geestesoog, wier naam hij hardop noemt terwijl hij in slaap valt. Na het Ballet des sylphes bezingt de ontwaakte Faust zijn verlangen naar haar, dat Mefistofeles beloont door hem naar haar woning te geleiden. In scène VIII (Finale) bereiken Faust en Mefistofeles in een wolk van straatrumoer (Choeur de soldats, Chanson d’étudiants) hun bestemming.
Derde deel In Marguerites kamer bezingt de indringer Faust (scène IX) innig zijn passie voor de geliefde. Vertederd bewondert hij haar vertrek. Als Marguerite terugkeert, verbergt Mefistofeles Faust achter een gordijn (scène X). In scène XI maakt een rusteloze Margue-
9
Vierde deel Marguerite (scène XV) zingt, door liefde verteerd, een romance. Ze snakt naar Faust, lijdt onder zijn afwezigheid. Faust (Invocation à la nature, scène XVI) bevindt zich intussen eenzaam en
10
verdrietig in een onherbergzaam landschap, met de immense natuur als zijn enige troost. Tot overmaat van ramp brengt Mefistofeles (scène XVII) slecht nieuws: Marguerite zit in de gevangenis, beschuldigd van moord op haar moeder, bezweken aan een overdosis van het slaapmiddel dat Faust Marguerite heeft meegegeven om zijn bezoeken aan de geliefde ongestoord te laten plaatsvinden. Faust smeekt Mefistofeles haar te redden, maar die eist een wederdienst: hij wil Fausts ziel, en vraagt hem zwart op wit akkoord te gaan. Faust tekent in paniek zijn pact met de duivel. Faust en Mefistofeles bestijgen twee zwarte paarden. Maar in plaats van Marguerite te redden, zoals hij belooft, voert Mefistofeles Faust in een afschrikwekkende hellevaart regelrecht naar zijn inferno, waar de duivel triomfeert met de woorden ‘ik ben de winnaar’ (scène XVIII), en door demonen in een fictieve horrortaal als een held wordt ontvangen (scène XIX, pandaemonium). In de Epilogue sur la terre (epiloog op aarde) wordt met droefheid vastgesteld dat zich in de helse afgronden een ‘afschuwelijk noodlot’ heeft voltrokken (‘O terreurs!’). Één troost: in de slotscène (scène XX, Dans le ciel/Apothéose de Marguerite) blijkt dat er voor Marguerite toch een plaats is in de hemel, die de ‘naïeve ziel’ vergeving schenkt. (BvP)
O vierde concert O-serie • 50e seizoen 5 februari 2011
Uitvoerenden Charles Dutoit Charles Dutoit, artistiek leider en chef-dirigent van het Royal Philharmonic Orchestra in Londen, dirigeert met grote regelmaat het Chicago Symphony, het Boston Symphony, de Berliner Philharmoniker, het Koninklijk Concertgebouworkest en het Israel Philharmonic. Sinds 2008 is hij bovendien chef-dirigent van The Philadelphia Orchestra, een orkest waarmee hij inmiddels dertig jaar samenwerkt. Van 1977 tot 2002 was Charles Dutoit artistiek leider van het Montreal Symphony Orchestra, tussen 1990 en 2010 had hij de artistieke leiding over het zomerfestival van het Philadelphia Orchestra in het Saratoga Performing Arts Center, en van 1991 tot 2001 was hij artistiek leider en chef-dirigent bij het Orchestre National de France. Bij het NHK Symfonieorkest (Tokio), waar hij sinds 1996 de leiding had, is Charles Dutoit Music Director Emeritus. Ook bij het Sapporo Pacific Music Festival en het Miyazaki International Music Festival in Japan en de door hem in 2005 opgerichte Canton Summer Academy (Guangzhou, China) heeft hij de artistieke leiding. Bovendien is hij Music Director bij het Verbier Festival
Orchestra. Het was Herbert von Karajan die de jonge twintiger Charles Dutoit uitnodigde om de Staatsoper Wien te dirigeren. Sindsdien werkte Dutoit in de grote operahuizen, van Covent Garden en de Metropolitan Opera in New York tot de Deutsche Oper in Berlijn en het Teatro Colón in Buenos Aires. Hij werd onderscheiden met vele prijzen en eretitels, waaronder Grand Officier de l’Ordre national du Québec, Commandeur de l’Ordre des Arts et des Lettres van de Franse overheid, en Honorary Charles Dutoit
Radu Tuta
rite duidelijk dat zij, net als Faust eerder, in haar droom is bezocht door het visioen van een toekomstige geliefde. Ze is verliefd en weet zeker dat de liefde wederzijds is, maar vraagt zich angstig af of ze hem ooit zal zien. Ze zingt Le Roi de Thulé, ‘chanson gothique’. In scène XII (Évocation) roept Mefistofeles de geesten op hem te helpen: zij moeten zorgen dat Marguerite willoos bezwijkt voor Faust. ‘In naam van de duivel, dans!’, draagt hij ze op. Aldus geschiedt in het Menuet des follets (dwaallichten). Daarna brengen Mefistofeles en het ‘Choeur des follets’ Marguerite een serenade. In scène XIII (duet) aanschouwt zij tot haar stomme verbazing Faust, de man van de droom. Het is liefde op het eerste gezicht; tweespraak wordt liefdesduet. Als vervolgens Mefistofeles binnentreedt, slaat (scène XIV) de stemming om. De buren, volgens Mefistofeles door ‘ons gezang’ (zie scène XII) gewekt, hebben Margueritues moeder gealarmeerd, die in aantocht is. Terwijl de buren in koor waarschuwen dat Marguerite een minnaar op bezoek heeft, neemt zij smartelijk afscheid van de verliefde Faust. Diens vurigheid, die hem weerloos maakt tegen duivelse verzoekingen, wordt door Mefistofeles met heimelijke vreugde gadegeslagen.
11
Gregory Kunde
Officer of Canada – de hoogste onderscheiding van dat land. Charles Dutoit werd geboren in Lausanne, Zwitserland, en studeerde viool, altviool, piano, slagwerk, muziekgeschiedenis en compositie aan de conservatoria en muziekacademies van Genève, Siena, Venetië en Boston. Zijn passie voor geschiedenis en archeologie, politicologie, kunst en architectuur bracht de globetrotter Dutoit in alle 196 landen van de wereld. Eerder in de Matinee: Chausson Symfonie, Tsjaikovski Vioolconcert & Ravel La Valse (1989), Bizet l’Arlésienne - tweede suite, Szymanowski Tweede vioolconcert & Honegger Derde symfonie (1994)
Celso Antunes Sinds augustus 2008 is Celso Antunes chef-dirigent van het Groot Omroepkoor en professor koordirectie aan de Haute École de Musique de Génève. Van 1994 tot 1998 was hij chef-dirigent van het Neues Rheinisches Kammerorchester en van het Antwerpse ensemble Champ d’Action. Van 2002 tot 2007 was hij artistiek leider en chef-dirigent van het National Chamber Choir of Ireland. Antunes’ repertoire reikt van koormuziek uit de renaissance tot en met
12
www.fotoab.com
Marco Borggreve
Celso Antunes
Sir Willard White
hedendaagse muziek. Hij dirigeerde het Nieuw Ensemble, Ensemble Modern en het door hem opgerichte Tippett Ensemble en leidde premières van Wolfgang Rihm, Jonathan Harvey, Michael Tippett, Hans Zender, Brice Pauset en Lera Auerbach. Antunes is al jaren actief op belangrijke Europese muziekpodia en festivals, waaronder de Donaueschinger Musiktage, het Festival van Vlaanderen, de Musikbiennale München, het Kurt-Weill-Festival in Dessau, het Living Music Festival in Dublin en November Music in ’s-Hertogenbosch. Jaarlijks keert Celso Antunes terug naar zijn geboorteland Brazilië om de Camerata Fukuda en het Staats Symfonieorkest van São Paulo te dirigeren. In de serie NPS maakt hoorbaar in het Muziekgebouw aan ’t IJ dirigeerde Celso Antunes de Radio Kamer Filharmonie in een programma met werken van Marshall, Mackey, Bruynèl en MacMillan. Van laatstgenoemde klonk de Nederlandse première van The exorcism of Rio Sumpúl.
Gregory Kunde Faust Sinds zijn Europese debuut als Nadir in Bizets Les pêcheurs des perles bij de Opéra van Nice werd de Amerikaanse tenor
Gregory Kunde gevraagd voor optredens in de Parijse Opéra Comique, de Bastille, de Deutsche Oper in Berlijn, het Teatro Colón in Buenos Aires, de operahuizen van Rome, Madrid, Toulouse, Wenen, Athene, Montréal, Zürich, Tokio en Verona, het Teatro alla Scala in Milaan, het Grand Théâtre de Genève en tijdens het Rossini Festival in Pesaro. Onder zijn grootste tenorrollen waren die van Arnold in Rossini’s Guillaume Tell, Tebaldo in Bellini’s I Capuleti e i Montecchi, Lindoro in Rossini’s L’italiana in Algeri, Julien in Charpentiers Louise, Des Grieux in Massenets Manon, Ernesto in Don Pasquale, Elvino in La sonnambula, Fernando in Donizetti’s La favorita, Idreno in Rossini’s Semiramide, Rinaldo in Rossini’s Armida en Arturo in I puritani. Hij werkte samen met dirigenten als Sir Simon Rattle, Richard Bonynge, Giancarlo del Monaco, Riccardo Muti, Pier Luigi Pizzi, Michel Plasson, Georges Prêtre, Claudio Scimone en Alberto Zedda. Dit seizoen zingt hij onder andere Polliono in Norma in Teatro Donizetti in Bergamo, Arnold in Guillaume Tell tijdens het Mozart-festival in La Coruña en Raoul in Les huguenots bij de Opéra du Rhin. Hij verleende medewerking aan opnamen van Les Troyens en Benvenuto Cellini, die door het tijdschrift Gramophone werden uitgeroepen tot respectievelijk DVD of the Year 2005 en Opera Recording of the Year 2005. Eerder in de Matinee: Glinka Ivan Soesanin (1989), Donizetti Anna Bolena (1989), Rossini Le Comte Ory (2005), Haydn Armida (2009)
Sir Willard White Méphistophélès Het repertoire van de in Jamaica geboren bas-bariton Willard White omvat rollen in opera’s van John Adams, Bartók, Monteverdi, Händel, Henze, Mozart, Rossini, Verdi, Puccini, Wagner, Debussy, Sjostakovitsj, Moesorgski, Prokofjev, Messiaen en Gershwin. De rol van Golaud in Pelléas et Mélisande vertolkte hij in Amsterdam en San Francisco, waar hij ook de titelrol zong in Messiaens St. François d’Assise en Nekrotzar in Ligeti’s Le Grand Macabre, een partij die hij eveneens in Rome en tijdens de Salzburger Festspiele voor zijn rekening nam. In de Parijse Bastille zong hij Méphistophélès in Faust, de titelrol in Blauwbaards Burcht en Barbe-bleue in Ariane et Barbe-bleue. In Le Châtelet zong hij Nick Shadow in The Rake’s Progress, Oedipus Rex en El Niño van John Adams – die hij ook bij het San Franscisco Symphony Orchestra en het Deutsche Symphonie Orchester Berlin, en in Los Angeles, New York en Londen zong. Bij de English National Opera trad hij op in de titelrol in Der fliegende Holländer, als Koetoezov in Oorlog en Vrede en Méphistophélès in La damnation de Faust, een rol die hij eveneens zong in Genève, met het Rotterdams Philharmonisch Orkest onder Valery Gergiev, met het San Francisco Symphony Orchestra, in Tokio en het Gulbenkian in Lissabon. Hij zong Wotan/Wanderer in Wagners Ring met Sir Simon Rattle tijdens het festival van Aix-en-Provence. Blauwbaards burcht zong hij in het Liceu in Barcelona, en met het London Sym
13
Henk van Heijnsbergen Brander
Ruxandra Donose
Henk van Heijnsbergen
phony Orchestra onder Gergiev in het Barbican Center. Bij de Welsh National Opera zong hij de titelrol in Boris Godoenov. Covent Garden nodigde hem uit als Klingsor in Parsifal en Hertog Blauwbaard, de Metropolitan Opera zag hem onder meer als Golaud en als Ferrando in Il trovatore. Meer recent zong hij de titelrol in El Cimmarón van Henze (Koninklijke opera van Denemarken), Gorjantsjikov in Uit een dodenhuis (La Scala, Milaan) en Ned in Gershwins Treemonisha (Châtelet). Hij was bovendien Artiest van de Maand in St. Petersburg, waar hij ondermeer Méphistophélès in La damnation de Faust en Marke in Tristan und Isolde zong. Eerder in de Matinee: Gershwin Porgy and Bess (1987), Sjostakovitsj Symfonie nr. 14 (1990)
Ruxandra Donose Marguerite De in Roemenië geboren mezzosopraan Ruxandra Donose vertolkte de laatste tijd onder andere de rollen van Angelina in La Cenerentola tijdens het Glyndebourne Festival en bij de Deutsche Oper Berlin, Charlotte in Werther bij de Royal Opera, Covent Garden en de Metropolitan Opera in New York en Elena in La donna del lago bij de Deut-
14
sche Oper in Berlijn. Zij gaf recitals met Dmitri Hvorostovsky en Anna Netrebko en zong in concertante uitvoeringen van Le damnation de Faust met het Symphonieorchester des Bayerischen Rundfunks. Bovendien zong zij Concepcion in L’heure espagnole (Covent Garden), Turin in Idomeneo (Deutsche Oper) en Glucks Orphée (Opera Company of Philadelphia). Dit seizoen staan optredens als Donna Elvira in Don Giovanni (Deutsche Oper, Berlijn) en La Cenerentola op het programma. La damnation de Faust zong Ruxandra Donose eerder met het Philadelphia Orchestra onder Charles Dutoit, het Philharmonia Orchestra in Londen, het City of Birmingham Symphony Orchestra, het Tonhalle-Orchester in Zürich, het Orchestre National du Capitôle de Toulouse en het Orchestre de Paris. Zij werkte samen met dirigenten als Claudio Abbado, Pierre Boulez, Sir Colin Davis, Christoph von Dohnányi, Vladimir Fedoseyev, Marek Janowski, Mariss Jansons, Fabio Luisi, Zubin Mehta, Kent Nagano, Seiji Ozawa, Donald Runnicles, Wolfgang Sawallisch, Jeffrey Tate en Marcello Viotti.
De Nederlandse bas-bariton Henk van Heijnsbergen treedt veelvuldig op met de Omroeporkesten, het Noord Nederlands Orkest, het Limburgs Symfonie Orkest, Het Brabants Orkest en het Residentie Orkest. Hij werkte met dirigenten als Kees Bakels, Frans Brüggen, Mark Elder, Ivan Fisher, Jean Fournet, Graeme Jenkins, Gennadi Rozhdestvensky, Reinbert de Leeuw, Ingo Metzmacher, Kenneth Montgomery, Stefan Soltesz, Marc Soustrot, Ed Spanjaard, Edo de Waart, Alberto Zedda en Jaap van Zweden. Internationaal verwierf hij naam door een groot aantal uitvoeringen met werk van Stockhausen, onder leiding van de componist zelf. Hij zong rollen bij ondermeer Opera Forum (nu De Nationale Reisopera), Opera Zuid, De Nederlandse Opera en bij de Vlaamse Opera. Sinds 1983 is Henk van Heijnsbergen verbonden aan het Groot Omroepkoor.
Radio Filharmonisch Orkest Het Radio Filharmonisch Orkest werd in 1945 opgericht door Albert van Raalte. Het orkest werd na hem geleid door achtereenvolgens Paul van Kempen, Bernard Haitink, Jean Fournet, Willem van Otterloo, Hans Vonk, Sergiu Comissiona en Edo de Waart. Sinds september 2005 is Jaap van Zweden chef-dirigent en artistiek leider. In het seizoen 2011-2012 gaat Amerikaanse dirigent James Gaffigan een verbintenis aan als vaste gastdirigent van het Radio Filharmonisch Orkest tot einde seizoen 2014-2015.
Markus Stenz volgt Jaap van Zweden als chef-dirigent op met ingang van het seizoen 2012-2013. Het Radio Filharmonisch Orkest werkte samen met tal van befaamde gastdirigenten, onder wie Leopold Stokowski, Kirill Kondrasjin, Antál Dorati, Riccar do Muti, Kurt Masur, Mariss Jansons, Michael Tilson Thomas, Gennady Rozhdestvensky en Valery Gergiev. Het orkest speelde de (Nederlandse) premières van werken van onder anderen Koechlin, Martin, Franssens, Koolmees, Padding, Francesconi, Janácˇek, De Raaff, Oestvolskaja, Vriend en Rijnvos. Het orkest staat in dienst van de Publieke Omroep en is prominent aanwezig in de series NTR Zaterdag Matinee en Het Zondagochtend Concert in het Amsterdamse Concertgebouw, alsook in De Vrijdag van Vredenburg te Utrecht. Daardoor kan het zich in het Nederlandse muziekleven opmerkelijk profileren door bijzonder geprogrammeerde symfonische concerten en concertante opera-uitvoeringen. Eerste uitvoeringen in Nederland en wereldpremières zijn daarbij regelmatig aan de orde. Het Radio Filharmonisch Orkest treedt bij gelegenheid ook op in het buitenland. Olivier Messiaens meesterwerk La Transfiguration de Notre Seigneur JésusChrist, uitgevoerd in de ZaterdagMatinee in juni 2008 door Radio Filharmonisch Orkest en Groot Omroepkoor onder leiding van Reinbert de Leeuw, oogstte in september 2008 tijdens het Festival Musica in Straatsburg buitengewoon enthousiaste kritieken. Met
15
chef-dirigent Jaap van Zweden was het Radio Filharmonisch Orkest in oktober 2009 te gast op het Sun Festival in Singapore. In maart 2010 vonden concertreizen plaats naar Groot-Brittannië, Duitsland en Oostenrijk. De omvangrijke cd-catalogus van het Radio Filharmonisch Orkest wordt in het seizoen 2010-2011 aangevuld met nieuwe opnamen in de veelgeprezen Sjostakovitsj- en Bruckner-reeks voor respectievelijk het label BIS en Challenge Records International. Tevens worden cd-opnamen gemaakt van Union square dance for 2 identical orchestras van Richard Rijnvos. www.radiofilharmonischorkest.nl
Groot Omroepkoor Het Groot Omroepkoor, opgericht in 1945, ontstond uit de bundeling van verschillende vocale ensembles die voor de oorlog binnen de toenmalige omroepverenigingen functioneerden. Van meet af aan heeft het koor zich gemanifesteerd als een flexibel ensemble met een omvangrijk repertoire – van renaissance en barok tot hedendaags. Het Groot Omroepkoor stond spoedig te boek als een van de grootste professionele koren van Europa. Het Groot Omroepkoor trad in grote formaties op met dirigenten als Jean Fournet, Benjamin Britten, Bernard Haitink, Eugen Jochum, Carlo Maria Giulini en meer recent met Edo de Waart, Valery Gergiev, Jaap van Zweden, Zubin Mehta, Markus Stenz, Riccardo Chailly, Mariss Jansons en Simon Rattle. In ouder repertoire
16
werkte het koor met specialisten als Nikolaus Harnoncourt, Frans Brüggen en Philippe Herreweghe. Chef-dirigenten van het Groot Omroepkoor waren achtereenvolgens Kenneth Montgomery, Robin Gritton, Martin Wright en Simon Halsey. Sinds september 2008 wordt deze functie bekleed door de Braziliaanse dirigent Celso Antunes. Vanaf de jaren ’80 treedt het Groot Omroepkoor frequent op in de NTR ZaterdagMatinee in het Amsterdamse Concertgebouw. In dat kader vertolkt het koor regelmatig premières en werken van hedendaagse componisten als Ligeti, Boulez, Birtwistle, Kagel, Reich, Wagemans, Adès en Adams. Behalve met de omroeporkesten treedt het Groot Omroepkoor geregeld op met andere orkesten. Met het Koninklijk Concertgebouworkest onder leiding van Mariss Jansons wordt in het seizoen 2010-2011 Mahlers Sinfonie der Tausend uitgevoerd; met de Berliner Philharmoniker onder leiding van Simon Rattle Mahlers Derde symfonie. Voor het label BIS zijn cd-opnamen gepland van Sjostakovitsj’ Tweede en Derde symfonie, uitgevoerd met het Radio Filharmonisch Orkest onder leiding van Mark Wigglesworth. Voor het omroeplabel QuattroLive worden in juni 2011 met de Radio Kamer Filharmonie werken opgenomen van James MacMillan onder leiding van de componist. Mede op initiatief van het Groot Omroepkoor is de Eric Ericson Masterclass opgericht. Deze masterclass voor jonge koordirigenten is onderdeel van
de Internationale Koorbiënnale Haarlem en vindt eens in de twee jaar plaats. www.grootomroepkoor.nl
Nationaal Kinderkoor junior & Nationaal Jongenskoor Vocaal Talent Nederland is een nationaal opleidingsinstituut voor koorzang en heeft als missie muzikaal getalenteerde kinderen (vanaf 6 jaar) en jongeren (vanaf 16 jaar) tot bloei te brengen. De stichting biedt een opleidingstraject op het terrein van zang onderwijs, solfège, ensemblezang en algemene muziekleer. Het uitgangspunt is kinderen en jongeren vaardigheden aan te reiken, waarmee zij zelfstandig kunnen musiceren. De stichting organiseert vier nationale koren, het Nationaal Kinderkoor, het Nationaal Kinderkoor junior, het Nationaal Jongenskoor en het Natio-
naal Jeugdkoor. Beschermheer van de stichting is Sir Simon Rattle, chef-dirigent van de Berliner Philharmoniker. Artistiek leider is Wilma ten Wolde. Verspreid over het land verzorgt een team van docenten de opleiding van de kinderen. De wekelijkse lessen worden gegeven in Amersfoort, Amsterdam, Den Haag, Groningen, Rotterdam, Tilburg, Utrecht, Zuidwolde (Dr) en Zutphen. Eens in de maand verzamelen de kinderen zich voor een landelijke studiedag of landelijk studieweekend. Vandaag hoort u de kinderen van het Nationaal Jongenskoor, het Nationaal Kinderkoor junior en de jongste zangers uit het Nationaal Jeugdkoor, vocaal gecoacht door de Engelse baritonDavid Wilson-Johnson. Instudering Nationaal Kinderkoor junior: Marjolein Verburg, Nationaal Jongenskoor: Annemiek van der Ven. www.vocaaltalent.nl
17
Radio Filharmonisch Orkest
Groot Omroepkoor
chef-dirigent
eerste viool
cello
hoorn
Jaap van Zweden
Joris van Rijn Mitcho Dimitrov Alexander Baev Roswitha Devrient Alberto Johnson Natalia Gabunia Mariska Godwaldt Masha Iakovleva Kerstin Kendler Anna Korpalska Pamela Kubik Theo Ploeger Pieter Vel Ruud Wagemakers Peter Weimar Arnieke Ehrlich
Michael Stirling Anton Istomin Eveline Kraayenhof Wim Hülsmann Harm Bakker Mirjam Bosma Crit Coenegracht Anneke Janssen Rebecca Smit Arjen Uittenbogaard
Petra Botma Anneke Vreugdenhil Frederick Franssen Toine Martens
contrabas
trombone
Rien Wisse Jim Schultz Walter van Egeraat Annika Hope Edward Mebius Sjeng Schupp Stephan Wienjus Eduard Zlatkin
Jaume Gavilan Agullo Peter Saunders
Fluit/piccolo
pauken
Barbara Deleu Thies Roorda Mirjam Teepe
Paul Jussen
ere-dirigent
Edo de Waart
tweede viool
Casper Bleumers Eveline Trap Andrea van Harmelen Sarah Loerkens Jill Bernstein Michiel Eekhof Yvonne Hamelink Annemarie van Helderen Robbert Honorits Guido Muller Renate van Riel Alexander van den Tol Françoise van Varsseveld Paul Hendriks
18
trompet
Hessel Buma Rik Knarren Jacco Groenendijk Hans Verheij
bastrombone
Brandt Attema tuba
Bernard Beniers Joost Smeets
slagwerk
Hans Wolters
Hans Zonderop Henk de Vlieger Esther Doornink Harry van Meurs
althobo
harp
Gerard van Andel
Ellen Versney Veronique Serpenti
hobo
altviool
klarinet
Francien Schatborn Frank Brakkee Huub Beckers Arjan Wildschut Igor Bobylev Annemijn den Herder Ben Joles Erik Krosenbrink Robert Meulendijk Ewa Wagner Joke van Raalte Aimee Versloot
Harmen de Boer Nanette Bakker basklarinet
Sergio Hamerslag
fagot
Jos Lammerse Annet Karsten Freek Sluijs Birgit Strahl
assistent-dirigent
Benjamin Levy
Chef-dirigent
Vaste gastdirigent
Celso Antunes
Michael Gläser
sopraan
ALT
TENOR
BAS
Esther Beima Reina Boelens Annelie Brinkhof Mar Dodina Isabel Delamarre Elma van den Dool Daphne Druijf Loes Groot Antink Anitra Jellema Michaele Karadjian Mariëlle Kirkels Margo van Laack Marianne van Laarhoven Judith Petra Linda Rands Maja Roodveldt Annette de Rozario Jolanda Sengers Henda Strydom Helen Thomson Esther de Vos Yuko Yagishita
Yvonne Benschop Nicoline Bovens Ans van Dam Marjan van Eldik Kazue Goto Eline Harbers Anneke Leenman Ekaterina Levental Els Liebregt Susanne Meessen Marga Melerna Maria de Moel Corrie Pronk Dirtzen Rinkleff Anjolet Rotteveel Adélaïde Rouyer Ingrid van der Ven Lisinka de Vries Harda van Wageningen Ruth Willemse Pierrette de Zwaan
Ambrož Bajec-Lapajne Alan Belk Ross Buddie Kevin Doss Eyjólfur Eyjólfsson Boguslaw Fiksinski Peter-Paul Houtmortels Marius Kwaks Falco van Loon Aart Mateboer Ioan Micu Matthew Minter Albert van Ommen Geraint Roberts Matthew Smith Henk Vels John Vredeveldt Steven de Vries Deniz Yilmaz
Gert-Jan Alders Marcel van Dieren Math Dirks Jelle Draijer Peter Duyster Geert van Hecke Kees van Hees Henk van Heijnsbergen Palle Fuhr Jørgensen Itamar Lapid Peter van der Leeuw Gilad Nezer Ludovic Provost Menno van Slooten Lars Terray Luuk Tuinder Nanco de Vries Tiemo Wang Jan van Zelm
vaste pianist
Ben Martin Weijand
Nationaal Kinderkoor junior en Nationaal Jongenskoor Friso Ages Veronika Akhmetchina Anne-Roos Bakkes Isa Berix Nishad Bhadra Ster Borgman Femke Bruggeman Jelle Bürmann Lina Campanella Xenia Dees Dorien Deodatus Luca Dommerholt Noor Eddes Yana Engelbrecht Sophia Faltas
Timo FranssenVermeulen Moshe Frencken Ide van Gelder Tijmen Grooten Fernanda Haneveld André Hillenius Hanneke Hommes Tobias Hulsker Neeltje Kanneworff Annefleur Kirpensteijn Philine van Klaveren Rosalie de Kloe Jelle Knevel Maurits Koelmans
Ada Korteknie Elena Kozhuharova Marileen van Leeuwen Chaja van Leeuwenstijn Steven van der Linden Florine Marinelli Leonie Masselink Martijn Nijkamp Rieke Oosterhuis David van Overdam Loes Overeem Levy Pletting Poppea Prenen Annelinde Reijntjens Hella de Ridder
Harmen Severiens Noah Siebrand Julia Snijder Pijke Steenhuis Karen Stok Inge Stok Louise van Tassel Joris Tieleman Laurens Toet Niels van Vliet Ida Weidner Jaap van der Wel Leon Wiggerts Jelle Willems
19
C zaterdag 12 februari 2011, 14.15 uur Concertgebouw, Amsterdam
Diepe toewijding vierde concert in de C-serie Radio Kamer Filharmonie Groot Omroepkoor Philippe Herreweghe dirigent Klaas Stok koordirigent Morten Frank Larsen bariton Letizia Scherrer sopraan Ingeborg Danz alt Robert Getchell tenor
20
Philippe Herreweghe
zaterdag 19 februari 2011, 14.15 uur Concertgebouw, Amsterdam
Vivaldi op zijn Frans derde concert in de MusA-serie Venice Baroque Orchestra Andrea Marcon dirigent Karina Gauvin sopraan Kristina Hammarström mezzosopraan Peter Gijsbertsen tenor Luca Tittoto bas Vivaldi La Senna festeggiante RV 693
Antonio Vivaldi schreef, behalve honderden concerten, een aantal vocale
Kristina Hammarström
Karina Gauvin
gelegenheidswerken voor huwelijken en belangrijke politieke gebeurtenissen in Venetië. Een daarvan is La Senna festeggiante: ‘De feestende Seine’. Het is een ‘serenata’, een werk dat het midden houdt tussen een cantate en een opera. In 1723 werden na een onder breking van veertien jaar de diplomatieke banden tussen Frankrijk en de Republiek Venetië weer hersteld. De Franse ambassadeur Jacques-Vincent Languet, graaf van Gergy, organiseerde jaarlijks omvangrijke feestelijkheden op 25 augustus, de naamdag van de heilige Lodewijk, de beschermheilige van Frankrijk. Voor een van de vieringen schreef Vivaldi deze serenata, als een hommage aan de Franse koning Lodewijk XV. Zelden vertoont een werk van Vivaldi zoveel Franse trekken. (cr)
Michael Slobodian
De Zwitserse domineeszoon Frank Martin, wiens honderdtwintigste geboortedag in 2010 herdacht wordt, vermengde in zijn werken Romaanse en Germaanse invloeden. Zo ook in zijn bekende Sechs Monologe aus Jedermann voor bariton en orkest (1943), waarin twaalftoonstechniek, expressionisme en impressionistisch aandoende orkestklanken hand in hand gaan. In de sombere zes monologen naar gedichten van Hofmannsthal wordt een rijke
ongelovige door de Dood ter verantwoording geroepen voor zijn daden. De première van de versie met piano, met bariton Max Christmann en Martin zelf aan de piano, vond midden in de Tweede Wereldoorlog plaats, in 1943 in het neutrale Zwitserland. De vrome Oostenrijkse katholiek Bruckner kent iedereen als de componist van negen monumentale symfonieën. Maar nog voordat hij in 1866 zijn Eerste symfonie voltooide, schreef hij zo’n vijftig geestelijke werken. De Derde Mis in f, met zijn prachtig vol gezongen lange lijnen, werd net ná de Eerste symfonie gecomponeerd. (cr) Hans van der Woerd
Martin Sechs Monologe aus Jedermann Bruckner Mis in f
M us A
Andrea Marcon
21
komende concerten in
De vrijdag van Vredenburg
Zwanenmeer en meer
Tsjaikovski’s Zesde
Radio Filharmonisch Orkest Andrew Grams dirigent
Radio Filharmonisch Orkest Andrew Litton dirigent
Arturo Muruzabal cello
Glorious Percussion
Stravinsky Scherzo à la russe Kabalevski Celloconcert nr. 2 Tsjaikovski Balletmuziek uit Het zwanenmeeren Doornroosje
Goebaidoelina Glorious Percussion (Nederlandse première) Tsjaikovski Symfonie nr. 6
vrijdag 18 februari 2011, 20.15 uur (inleiding 19.30 uur) Vredenburg Leidsche Rijn, Utrecht
vrijdag 11 maart 2011, 20.15 uur (inleiding 19.30 uur) Vredenburg Leidsche Rijn, Utrecht
Philippe Herreweghe en Steven Isserlis
Klanken uit het Oosten
Andrew Litton
Viviane Hagner
Marco Borggreve
vrijdag 25 februari 2011, 20.15 uur (inleiding 19.30 uur) Vredenburg Leidsche Rijn, Utrecht
Steve J. Sherman
vrijdag 11 februari 2011, 20.15 uur (inleiding 19.30 uur) Vredenburg Leidsche Rijn, Utrecht
Radio Kamer Filharmonie Otto Tausk dirigent
Radio Kamer Filharmonie Philippe Herreweghe dirigent
Viviane Hagner viool Steven Isserlis cello
Steven Isserlis
Kevin Davis
Manneke CIACONNA/Answering The Question (wereldpremière) * Schumann Celloconcert Beethoven Symfonie nr. 3 ‘Eroica’ *
Ligeti Concert Românesc Unsuk Chin Vioolconcert Yun Symfonie nr. 2
* zondag 20 februari, 11.00 uur ook in Het Zondagochtend Concert, Concertgebouw, Amsterdam
22
23
Hans van der Woerd
Het team van de NTR ZaterdagMatinee en De Vrijdag van Vredenburg
Gratis OV Het Concertgebouw is een verbintenis aangegaan binnen amsterdam met het GVB, het Gemeentelijk Vervoersbedrijf. Uw entreebewijs voor een concert in het Concertgebouw is tevens geldig als vervoersbewijs voor de trams en bussen van het GVB in Amsterdam. Voor concerten die overdag plaatsvinden, zoals de ZaterdagMatinee, geldt deze nieuwe regeling vanaf drie uur vóór tot vier uur ná aanvangstijd. www.concertgebouw.nl
Korting Graag wijzen wij er op dat u, als u een abonnement heeft voor abonnementhouders op een van de series van de ZaterdagMatinee, voor concerten in de andere series kaarten met korting kunt kopen.
24