gemeente Eindhoven
Raadsnummer o8.Rz8y6.oox Inboeknummer o8bstoz467 possiernummer 849.407 z december zoo8
Raads inforrnatiebrief Betreft Besluit maatschappelijke ondersteuning individuele voorzieningen gemeente Eindhoven (2oog) en Beleidsregels individuele voorzieningen maatschappelijk ondersteuning gemeente Eindhoven (2009).
Inleiding Op 21 oktober 2008 is de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning (2009) door uw raad vastgesteld. Het besluit en de beleidsregels vormen de nadere uitwerking van de kaders die in de verordening zijn vastgelegd. Het vaststellen van besluit en beleidsregels is een bevoegdheid van ons college. De wijzigingen vloeien voort uit het vierjaren beleidskader, de verordening alsmede ervaringen uit de uitvoeringspraktijk. Met deze raadsinformatiebrief willen wij u informeren over deze nadere uitwerking van de verordening. Besluit van college van burgemeester en wethouders Wij hebben besloten:
1 het Besluit maatschappelijke ondersteuning individuele voorzieningen gemeente Eindhoven (2009) vast te stellen. De belangrijkste wijzigingen hierin zijn: alle PGB (Persoonsgebonden budget) klanten hulp bij het huishouden krijgen ondersteuning door de SVB (Sociale Verzekeringsbank); voor de bedragen voor PGB hulpmiddelen maximaal 35’/o korting hanteren op de catalogusprijs van de door de gemeente ingekochte hulpmiddelen; sportvoorziening tot maximaal 6 6.000,ÃćâĆňâĂİ in plaats van sportrolstoel;
2 de Beleidsregels individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Eindhoven (2009) vast te stellen. De belangrijkste wijzigingen hierin zijn: categoriale uitzondering hulp bij het huishouden: burger van 75 jaar en ouder krijgt zonder indicatie 2 of 3 uur zorg; bij toepassing van het protocol gebruikelijke zorg wordt explicieter rekening gehouden met de leefsituatie, perspectief en belastbaarheid van de leefeenheid (het gezin) en met maatschappelijke participatie.
Raadsnummer O8.RZ8 j6.OOZ
Argumenten 1.1 en 2.1 Met het besluit en de beleidsregels zij n de nadere regelsingevuld van de kaders voor de verstrekking van individuele voorzieningen conform de parti cipatiegedachte van de Wmo.
Het besluit en de beleidsregels vormen het sluitstuk van de vernieuwing van de kaders voor de individuele voorzieningen Wmo. Alle relevante beleidsdocumenten zijn procesgericht in plaats van productgericht. Tevens zijn de kaders nu ingedeeld conform de vier velden van het compensatiebeginsel. Hiermee wil de gemeente Eindhoven de participatiedoelstelling van de Wmo beter invullen. 1.2 en 2.2 Parti ci pati ecommissi e Wonen, Welzijn en Zorg (adviesorgaan B& W) heeft
positief advies ui tgebracb t.
De Participatiecommissie geeft een positief advies over het besluit en de beleidsregels. De uitwerking is conform de lijn die is ingezet met de verordening. Met deze documenten zijn de individuele voorzieningen Wmo helemaal in lijn met het gedachtegoed van de Wmo. Tevens zijn de punten die de Participatiecommissie belangrijk vindt na bespreking met hen verwerkt. 1.3 Alle PGB klanten hulp bij het huishouden worden aangemeld bij de Si/B. Alle PGB klanten hulp bij het huishouden worden aangemeld bij de Sociale Verzekeringsbank. Hiermee zijn zij optimaal ondersteund bij de administratieve lasten die een PGB voor hulp bij het huishouden met zich meebrengt. De client is zelf vrij om al dan niet van deze dienstverlening gebruik te maken.
1.4 PGB bedragen voor hulpmiddelen zijn reeler.
Voorheen werd een op een de korting die de gemeente ontvangt doorberekend in het PGB bedrag. Echter deze korting loopt op tot 60’/o. Wij achten het niet reeel dat
de klant dezelfde korting kan bedingen als hij een hulpmiddel aanschaft middels een PGB. Vandaar dat wij de bedragen hebben begrensd op 35
In de verordening is vastgesteld dat de gemeente Eindhoven sportvoorzieningen verstrekt in plaats van alleen sportrolstoelen. Sport is een belangrijke manier om medemensen te ontmoeten en sociale verbanden aan te gaan. Het oude bedrag van 6 2.308,ÃćâĆňâĂİ is niet reeel om een goede sportvoorziening van te kopen. Niet alle
sportvoorzieningen zijn zo duur. Ook met kleine hulpmiddelen als rackets, grips kunnen klanten vooruit. Daarom is het een gemaximeerd bedrag. 2.3 Klanten die op grond van leeftijd bijna altijd aanspraak maken op hulp bij het huishouden worden niet meer geindiceerd. De kans dat klanten van 75 jaar of ouder geen indicatie krijgen voor 2 a 3 uur hulp bij het huishouden is zeer klein. Daarom wordt er voor deze groep een categoriale
Raadsnummer O8.RZ8 j6.OOZ
uitzondering gemaakt. Hiermee geven wij invulling aan een eerdere motie van het CDA.
2.4 Protocol gebrui kelij ke zorg is beter toepasbaar op de verschillende leefsi tuati es van de klanten.
Hiermee willen wij een betere invulling geven aan de participatiegedachte uit de Wmo. Met de wijziging worden thuiswonende kinderen uitgezonderd van gebruikelijke zorg tot het einde van de kwalificerende leerplicht (tot maximaal 18 jaar). Ook wordt de grens voor fysieke afwezigheid minder strikt gelegd. Bij het beoordelen of gebruikelijke zorg aan de orde is worden leefsituatie, perspectief en belastbaarheid van de leefeenheid, alsmede maatschappelijke participatie expliciet als wegingsfactor meegenomen. Dit in tegenstelling tot het protocol gebruikelijke zorg, zoals dat in de AWBZ gebruikt werd. 3.1 /Met de Raadsvverkgroep Wmois afgesproken de commissie middels een raadsi nforma ti ebri ef op de hoogte te brengen van de voltooiing van de kaders.
Uw raad heeft de belangrijkste kaders vastgesteld in het vierjaren beleidsplan en de Verordening individuele voorzieningen. Middels de raadsinformatiebrief willen wij de commissie maatschappelijke zorg, financien, personeel en organisatie informeren over de nadere uitwerking van haar kaders voor de individuele voorzieningen Wmo.
Ter inzage gelegde stukken 1 Kort overzicht belangrijkste wijzigingen in het besluit en de beleidsregels. 2 Besluit maatschappelijke ondersteuning individuele voorzieningen gemeente Eindhoven (2009).
3 Beleidsregels individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Eindhoven (2009).
Burgemeester en wethouders van Eindhoven,
A. Brunninkhuis, secretaris
Raadsnummer O8.RZ8 j6.OOZ
KB08012832
Ter inzage bij de raadsinformatiebrief Kort overzicht belangrijkste wijzingen in besluit en beleidsregels De wijzigingen ten opzichte van het oude besluiten de beleidsregels vloeien voort uit de gewijzigde verordening en besluitvorming in de Raad over het vierjarenbeleidskader Wmo. Dit betekent:
Procesmatig opgesteld van hulpvraag naar oplossing; De oplossing van de hulpvraag kan ook gevonden worden in voorliggende voorzieningen. In dat geval ontvangt de belanghebbende een brief met daarin de motivatie voor aangedragen oplossing voor de hulpvraag. Als de oplossing van de hulpvraag (mede) gevonden wordt in een individuele Wmo voorziening dan volgt een beschikking; lndeiing van de voorzieningen op basis van het compensatiebeginsel; Invoeren van de alternatieve voorzieningen: de alternatieve voorziening wordt in de beleidsregels nader omschreven, er is voor gekozen om op dit moment de alternatieve voorziening nog niet dicht te regelen, dit om voldoende ruimte te geven aan de casemanager om samen met de belanghebbende te zoeken naar een oplossing; Verstrekking van sportvoorzieningen (sporthulprniddelen maar ook sportprothesen). Onder de Wmo sportvoorziening valt niet de hhn op h&n begeleiding bij het sporten en separaat vervoer t,b.v, sporten. Een systematiek van eigen bijdrage via het CAK. Een eigen bijdrage wordt gevraagd voor Hulp bij het huishouden, woningaanpassingen en aanpassingen aan de eigen auto Uitwerking van de Eindhovense interpretatie van het protocol gebruikelijke zorg, het protocol gebruikelijke zorg zoals opgesteld door het CIZ vormt de basis maar op een aantal punten zijn wijzigingen aangebracht. Deze wijzigingen hebben tot doel invulling te geven aan de Participatiegedachte uit de Wmo, dit in tegenstelling tot de verzekeringsgedachte uit de AWBZ. Wijzigingen zijn: thuiswonende kinderen worden uitgezonderd van gebruikelijke zorg tot het einde van de kwalificerende leerplicht (tot max. 18 jaar). Uitzondering van gebruikelijke zorg op grond van fysieke afwezigheid, leefsituatie, perspectief en belastbaarheid van de leefeenheid zijn als wegingsfactor toegevoegd. Tot slot is maatschappelijke participatie als wegingsfactor toegevoegd. Met zonder indicatie toekennen van een vastgesteld aantal uren hulp bij het huishouden aan 75+ ers. Daarnaast zijn er op basis van evaluatie en ervaringen in de uitvoeringspraktijk een aantal wijzigingen in besluit en beleidsregels aangebracht. De belangrijkste daarvan zijn: Voor de ondersteuning bij het PGB voor Hulp bij het huishouden is de optie eruit gehaald dat de klant met een geldbedrag zelf ondersteuning kan inkopen. Het bedrag (wat al veel hoger was dan wij contractueel aan de SVB betalen) was niet voldoende om dezelfde (noodzakelijke) dienstverlening in te kunnen kopen dan de SVB kan bieden. Nu krijgt iedereen die een PGB heeft voor hulp bij het huishouden ondersteuning van de SVB, Bij de PGB bedragen voor hulpmiddelen wordt niet meer de volledige korting die de gemeente van de leveranciers krijgt ctoorberekend aan de belanghebbende. Deze kan namelijk oplopen tot 65%. Dit omdat uit evaluatie is gebleken dat belanghebbenden een dergelijk hoge korting niet kunnen bedingen bij een leverancier. Er wordt vanaf 1 januari 2009 nog maar maximaal 35% korting op de catalogusprijs doorberekend aan de belanghebbende, Wij achtten het reeel dat een belanghebbende een korting van 359b kan bedingen. Het gevolg hiervan ls dat het PGB voor hulpmiddelen niet meer is gebaseerd op de goedkoopst adequate voorziening in natura. De kosten voor het PGB voor hulpmiddelen zullen hierdoor gaan stijgen. Op dit moment wordt er niet veel gebruik van het PGB voor hulpmiddelen waardoor de kostenstijging binnen de reguliere Wrno begroting kan worden opgevangen. Het is belangrijk om de kostenstijging te monitoren. Tot slot zijn de bedragen in het Besluit geindexeerd waar dat van toepassing is.
gemeente Eindhoven
Besluit maatschappelijke ondersteuning individuele voorzieningen gemeente Eindhoven (zoog) Hoofdstuk 1, Algemene bepalingen
1.1 Begripsbepallngen in dit besluit wordt verstaan onder:
a, Verzamelinkomen: zoals bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001. b. Belastbaar loon: zoals bedoeld in artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964. c. Peiljaar: het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het jaar waarin aan een persoon maatschappelijke ondersteuning is verleend. d. Basisassortiment natura voorzieningen: voor de voorzieningen in natura wordt gewerkt met een basisassortiment. Dit is het brede basisassortiment dat is aanbesteed door de gemeente Eindhoven. e. Bijlage: Bijlage met bedragen PGB 2009 per voorzieningen categorie.
f. Verordening: Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Eindhoven (2009). g. Cogege: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven
Hoofdstuk 2 Verstrekkingsvormen en typen van individuele voorzieningen
2.1 Verstrekking van Persoonsgebonden budget Op het persoonsgebonden budget, zoals genoemd in artikel 6 van de wet, zijn de volgende voorwaarden van toepassing: a. Een PGB wordt alleen verstrekt ten aanzien van individuele voorzieningen; b. de omvang van het PGB is de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate te verstrekken voorziening in natura, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingskosten c. Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een PGB vindt plaats op verzoek van de belanghebbende. d. Oe toekenning van het te verstrekken PGB, de omvang en de looptijd ervan worden bij beschikking vastgesteld. e. Bij de beschikking wordt indien van toepassing een Programma van Eisen verstrekt waarin aangegeven is aan welke vereisten de met het Persoonsgebonden budget te verwerven voorziening dient te voldoen. f, Na verzending van de beschikking en na ondertekening van de overeenkomst Persoonsgebonden budget gemeente Eindhoven wordt het Persoonsgebonden budget, eventueel ln delen, ter beschikking gesteld door storting op de rekening van de belanghebbende,
2.2 Indexering bedragen PGB 1. Jaarlijks per 1 januari wordt het PGB voor hulp bij het huishouden geÃŕndexeerd op basis van de prijsindex voor de CAO lonen in de gezondheids- en welzijnszorg van het CBS.
2. Jaarlijks per 1 januari wordt de PGB opslag voor lidmaatschap belangenorganisatie geindexeerd op basis van het consumentenprijsindexcijfer aHe huishoudens (CBS).
3. Jaarlijks wordt per 1 januari het PGB voor hulpmiddelen binnen het basisassortiment geindexeerd op basis van het consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens (CBS).
2.3 Budgetperiode voor PGB hulpmiddelen. Het PGB wordt geacht in ieder geval toereikend te zijn voor een periode overeenkomend met de normale afschrijvingstermijn die, voor zover van toepassing, geldt voor de met het PGB te verwerven voorziening,
2.4 Afwijzingsgronden PGB. Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien: a. op grond van aanwijiingen die tijdens het onderzoekduidelijkzijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de belanghebbende problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget en hiervoor geen beheerder kan worden aangeweze n; b. de belanghebbende eerder een PGB is verleend op grond van deze verordening en de belanghebbende zich niet gehouden heeft aan de bij de verlening van dat eerdere PGB opgelegde verplichtingen; c, op grond van aanwijzingen, die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden, het ernstige vermoeden bestaat dat de belanghebbende het persoonsgebonden budget om financiele redenen niet kan aanwenden voor de aanschaf/inzet van de voorziening; d. de belanghebbende een zodanig progressief ziektebeeld heeft dat in geval van natura-verstrekking de voorziening niet in bruikleen maar middels een huurconstructie wordt verstrekt.
2.5 Algemene verplichtingen PGB. Bij de verlening van het PGB gelden in ieder geval de volgende verpHchtingen: a. het PGB wordt uitsluitend gebruikt voor betaling van de getndiceerde voorziening en de daarmee samenhangende kosten; b. voor het PGB dient de belanghebbende in principe 2 offertes te overleggen; c. de geindiceerde voorziening die de belanghebbende inkoopt met het PGB dient adequaat, veilig, belanghebbende gericht en kwaiitatief verantwoord te zijn. d. de belanghebbende dient een particuliere aansprakeHjkheidsverzekering af te sluiten voor schade die door het gebruik van de voorziening aan derden kan ontstaan.
e. de belanghebbende bewaart de rekening(en) en betalingsbewijs (betaflngsbewljzen) van de met het PGB ingekochte geindiceerde voorziening gedurende vijf jaar of, indien de normale afschrijvingsduur langer is dan deze termijn, overeenkomstig deze langere termijn en stelt deze desgevraagd ter beschikking van het College,
2.6 Opslag PGB voor lidmaatschap belangenorganisatie 1, De opslag voor een lidmaatschap bij een belangenorganisatie is een vast bedrag per PGB houder per jaar van 6 38,95 (bedrag 2009).
2. De opslag voor lidmaatschap belangenorganisatie wordt gekenmerkt toegekend aan de belanghebbende, 2.7 Verantwoording PGB. 1. De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het College vindt steekproefsgewijs plaats na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van enig kaienderjaar. De om ang van de steekproef is een percentage van de verstrekte persoonsgebonden budgetten, 3. De omvang van deze steekproef betreft 2% van het totaal aantal PGB-houders. 4. De belanghebbende is verpiicht de daarvoor noodzakelijke stukken op verzoek van het College per omgaande te verstrekken. 5. Na ontvangst van de in het vorige lid bedoelde bescheiden wordt door het College beoordeeid of er aanleiding bestaat het Persoonsgebonden budget geheel of ten dele terug te vorderen ef te verrekenen.
Hoofdstuk 3. Individuele voorzieningen voor het voeren van een huishouden 3 A. Hulp bij het huishouden
3.1 Hoogte PGB voor hulp bij het huishouden voor belanghebbenden met een indicatie van voor 1-1-2009 De verlening van een PGB voor hulp bij het huishouden vindt voor belanghebbenden die een indicatie hebben die dateert van voor 1 januari 2009 als volgt plaats: a. er wordt een bedrag beschikbaar gesteld om hulp bij het huishouden in te kopen dat per klasse in 2009 bedraagt:
Klasse 1 (0- 1,9 uur): 6 937;; ii, Klasse 2 (2- 3,9 uur): 6 2.841,ÃćâĆňâĂİ
iii. Klasse 3 (4- 6,9 uur): 6 5.209,-; iv. Klasse 4 (7 - 9,9 uur) : ( 8.050,-; v. Klasse 5 (10-12,9 uur): 6 ’10.893,-; vi. Klasse 6 (13 -15,9 uur): 6 l 3.732;;
b. bij additionele uren die boven klasse 6 worden toegekend, wordt een uurbedrag van E 18,02 gehanteerd.
3.2 Hoogte PGB voor hulp bij het huishouden voor belanghebbenden met een indicatie vanaf 1-1-2009 De verlening van een PGB voor hulp bij het huishouden vindt voor belanghebbenden die een indicatie hebben die dateert vanaf 1 januari 2009 plaats door een bedrag van 6 18,02 (voor 2009) per uur beschikbaar te stellen om hulp bij het huishouden in te kopen.
3.3 Ondersteuning voor PGB-houder hulp bij het huishouden 4. Het College heeft de SVB gecontracteerd die de PGB houder voor hulp bij het huishouden kan ondersteunen bij de verplichtingen die het PGB met zich meebrengt.
S. Deze ondersteuning bevat:
Vraagbaak functie Collectieve verzekering voor wettelijke aansprakelijkheid en rechtsbijstand Indien van toepassing de totale salarisadministratie Indien van toepassing een vergoeding voor loondoorbetaling bij ziekte en arbodienstverlening
3 B. Woonvoorzieningen 3.4 PGB voor hulpmiddelen in het kader van wonen binnen het basisassortiment 1. Het persoonsgebonden budget voor hulpmiddelen in het kader van wonen, die binnen het basisassortiment van de gemeente Eindhoven vallen, wordt per voorzieningencategorie vastgesteld op basis van de tegenwaarcte van de goedkoopst-adequate voorziening. 2. Deze bedragen zijn vastgelegd in de bijlage. 3. Deze basisbedragen worden indien van toepassing verhoogd met een bedrag voor maatwerk en/of modulaire aanpassingen. 4. De noodzaak voor maatwerken/ofmodulaire aanpassingen wordt vastgesteld op basis van het medisch advies en/of het selectierapport van de voorziening. 5. Het PGB voor maatwerken/of modulaire aanpassingen wordt bepaald op basis van de tegenwaa rde van het bedrag zoals vermeld in het door het College geaccepteerde offerte. Er bestaat de verplichting om minimaal twee offertes te vragen 6. De PGB-bedragen bedoeld in dit artikel onder lid 1 en onder lid 3 vormen tezamen het totale PGB voor de voorziening,
3.5 PGB voor hulpmiddelen in het kader van wonen buiten het basisassortiment Het persoonsgebonden budget voor hulpmiddelen in het kader van wonen die buiten het baslsassortiment van de gemeente Eindhoven vallen wordt bepaald op basis van
de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het College geaccepteerde offerte, Er bestaat de verplichting om minimaal twee offertes te vragen, met daarin (indien van toepassing) opgenomen een indicatie voor de onderhoudskosten gedurende de afschrijvingsduur,
3.6 PGB voor onderhoud en reparatie van hulpmiddelen in het kader van wonen ’I. Het persoonsgebonden budget voor onderhoud, reparatie voor hulpmiddelen in het kader van wonen is een vast bedrag op jaarbasis. 2. De vaste bedragen zijn vastgelegd in de bijlage, 3. Het persoonsgebonden budget voor het onderhoud en reparatie van de vervoersvoorziening. 4, Het PGB voor onderhoud en reparatie worden jaarlijks uitgekeerd,
3,7 De vergoeding voor verhuis- en inrichtingskosten De hoofdbewoner van de woonruimte en/of degene die op verzoek van de gemeente de woonruimte ontruimt ontvangt de gemaximeerde financiÃńle vergoeding. 2. Het bedrag voor de verhuiskostenvergoeding als genoemd in artikel 4.4 sub b. van de Verordening bedraagt 6 3.404,-.
3.8 PGB voor woningaanpassing 1. Het PGB voor de woningaan passing als bedoeld in artikel 4.4 sub c, van de Verordening wordt vastgesteld als tegenw aarde van het bedrag zoals vermeld in de door het College geaccepteerde offerte. Er bestaat de verplichting om minimaal twee offertes te vragen,
2. Indien de beianghebbende niet de eigenaar is van de woning waarin de woningaanpassing dient te worden aangebracht, wordt het PGB voorde woningaan passing als bedoeld in artikel 4.4 sub c. van de Verordening, conform artikel 7 lid 2 Wet maatschappelijke ondersteuning, betaald aan de eigenaar van de woning, 3. De belanghebbende is een eigen bijdrage verschuldigd voor de woningaan passing. 4, De eigen bijdrage voor de woningaanpassing wordt over maximaal 39 perioden van vier weken geheven.
3.9 PGB voor de alternatieve voorziening voor het voeren van een huishouden Het persoonsgebonden budget voor de alternatieve voorziening voor het voeren van een huishouden wordt bepaald op basis van de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in het door het College geaccepteerde offerte. Er bestaat de verplichting om minimaal twee offertes te vragen, met daarin opgenomen een indicatie voor de onderhoudskosten gedurende de afschrijvingsduur.
3.10 PGB voor keuring, onderhoud en reparatie. 1. Het persoonsgebonden budget wordt verstrekt voor keuring, onderhoud en reparatie van de hieronder opgesomde voorzieningen: a. stoelliften; b. rolstoel- of staplatea uliften;
c. woonhuisliften; d, hefplateauliften; e. balansliften; f. de mechanische inrichting voor het verstellen van een ln hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel; g. elektromechanlsche openlngs- en sluitingsmechanismen van deuren; h. toilet voorzien van onderspoel en toiletf6hn. 2. De omvang van het PGB wordt na overleg van de factuur achteraf bepaald en betaald.
3.11 Vergoeding voor tijdelijke huisvesting. 1, De hoogte van de vergoeding in de kosten van tijdelijke huisvesting bedraagt: a. de werkelijke kosten met een maximum van 6630; ÃćâĆňâĂİ per maand, als tege-
moetkoming in de kosten va n het tijdelijk betrekken van zelfstandige woonruimte of het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte; b. de werkelijke kosten met een maximum van 6 315,ÃćâĆňâĂİ per maand ter
tegemoetkoming in de kosten van het tijdelijk betrekken van een nietzelfstandige woonruimte. 2. De hoogte van een doorburgemeester en wethouders te verlenen vergoeding in de kosten van tijdelijke huisvesting, is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten, met een maximum van het bedrag genoemdin artikel 13 lid 1 sub a van de Wet op de Huurtoeslag. 3. De tegemoetkoming wordt verleend uitsluitend voor de periode dat de aan te passen woonruimte ten gevoige van het realiseren van de woningaanpassing niet bewoond kan worden en de belanghebbende als gevolg daarvan voor dubbele wooniasten komt te staan. 4. Oe vergoeding wordt maximaal zes maanden verstrekt; 5, De vergoeding wordt verstrekt aan de hoofdbewoner van de vroonruimte.
3,12 Vergoeding voor huurderving, 1. De hoogte van de vergoeding in de kosten van huurde rving is gelijk aan de kale huur van de woonruimte, met een maximum van < 630,-.
2. De vergoeding wordt maximaal zes maanden verstrekt; 3. De eerste maand komt niet ln aanmerking voor vergoeding.
Hoofdstuk 4. Individuele voorzieningen voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel
4.1 PGS voor vervoersvoorzieningen binnen basisassortiment. ’i, Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen, die binnen het basisassortiment van de gemeente Eindhoven vallen, wordt per voorzieningencategorie vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst-adequate voorziening. 2. Deze bedragen zijn vastgelegd in de bijlage.
4.2 PGB voor vervoersvoorzieningen binnen basisassortiment met maatwerk en/of modulaire aanpassingen Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen, die binnen het basisassortiment van de gemeente Eindhoven vallen, wordt per voorzienlngencategorie vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst-adequate voorziening. 2. Deze bedragen zijn vastgelegd in de bijlage. 3, Deze basisbedragen worden indien van toepassing verhoogd met een bedrag voor rnaatwerk en/of modulaire aanpassingen. 4. De noodzaakvoor maatwerk en/of modulaire aanpassingen wordt vastgesteld op basis van het medisch advies en/of het selectierapport van de voorziening. 5. Het P66 voor maatwerken/of modulaire aanpassingen wordt bepaald op basis van de tegenwaa rde van het bedrag zoals vermeld in het door het College geaccepteerde offerte. Ehn offerte is voldoende. 6. De PGB-bedragen bedoeld in dit artikel onder lid 1 en onder lid 3 vormen tezamen het totale PGB voor de voorziening.
4.3 PGB voor vervoersvoorzieningen buiten basisassortiment Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen die buiten het basisassortiment van de gemeente Eindhoven vallen, wordt bepaald op basis van de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in het door het College geaccepteerde offerte. Er bestaat de verplichting om minimaal twee offertes te vragen, met daarin opgenomen een indicatie voor de onderhouds- en reparatiekosten gedurende de afschrijvingsduur.
4.4 PGB voor onderhoud, reparatie en verzekering van de vervoersvoorziening 1. Het persoonsgebonden budget voor onderhoud, reparatie vervoersvoorzieningen en indien van toepassing verzekering is een vast bedrag op jaarbasis, 2. De vaste bedragen zijn vastgelegd in de bijlage. 3. Het PGB voor onderhoud, reparatie en indien van toepassing verzekering worden jaarlijks uitgekeerd.
4.5 PGB voor de alternatieve voorziening voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel Het persoonsgebonden budget voor de alternatieve voorziening voor het zich iokaa I verplaatsen per vervoermiddel wordt bepaald op basis van de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het College geaccepteerde offerte. Er bestaat de verplichting om minimaal twee offertes te vragen, met daarin opgenomen een indicatie voorde onderhoudskosten gedurende de afschrijvingsduur.
4.6 Vervoerskostenvergoedingen Maximale normbedragen (bedragen 2008): a. voor een vergoeding in de kosten van het gebruik van een (eigen) auto/ vervoer derden geldt een normbedrag van C1.035,60 per jaar; b. voor een vergoeding in de kosten van het gebruik van een bruikleenauto geldt een normbedrag van 6 667,70 per jaar; c. de vergoeding voor een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen, bedraagt maximaal 50% van de gemaximeerde vergoeding zoals op genomen in artikel 4.6 lid 1 onder b; d. voor een vergoeding in de kosten van het gebruik van een taxi geldt een normbedrag van 6 ’l,035,60 per jaar; e. voor een vergoeding ln de kosten van het gebruik van een rolstoeltaxl geldt een normbedrag van 61,553,39 per jaar; f. voor een vergoeding ln de begeleidingskosten openbaar vervoer geldt een normbedrag van 6 517,79 per jaar; g. voor een vergoeding in de kosten van het gebruik van een niet-elektrische gesloten buitenwagen geldt een normbedrag van 6 334,52 per jaar. 2. De vervoerskostenvergoeding wordt verstrekt als een gemaximeerde vergoeding op basis van declaraties. 3, De bedragen van de vervoerskostenvergoeding worden jaariijks per 1 januari geindexeerd op basis van het consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens (CBS).
4. In afwijking van het gestelde in het eerste lid geldt voor gebruikers van alie gemotoriseerde enlof elektrische verplaatslngsmiddelen (bijvoorbeeld een scootmobiel), ongeacht de snelheid, 75% van de gemaximeerde vergoeding voor taxi, gebruik eigen auto of vervoer door derden. 5. In afwijking van het gestelde in het eerste lid gelden voor kinderen tot 15 jaar de onderstaande vergoedingen:
a. Otot 4jaar geen vergoeding; b, 4 tot 12 jaar perjaar 25% van het normbedrag genoemd onder het eerste lid, onder c;
c. 12 tot 15 jaar per jaar 50% van het normbedrag, 6. In afwijking van het gestelde in lid 1 wordt voor de aanpassing van de eigen auto een PGB toegekend. De hoogte van het PGB wordt vastgesteld op basis van twee
door het College geaccepteerde offertes Voor de aanpassingen aan de eigen auto is een eigen bijdrage verschuldigd.
Hoofdstuk 5. individuele voorzieningen voor het verplaatsen in en rond de woning.
5.1. PGB voor rolstoelvoorzieningen binnen basisassortiment. 1, Met persoonsgebonden budget voor rolstoelvoorzieningen, die binnen het basisassortiment van de gemeente Eindhoven vallen, wordt per voorzieningencategorie vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst-adequate voorziening. 2. Deze bedragen zijn vastgelegd in de bijlage. 5.2. PGB voor rolstoelvoorzieningen binnen basisassortiment met rnaatwerk en/af modulaire aanpassingen Het persoonsgebonden budget voor rolstoelen, die binnen het basisassortirnent van de gemeente Eindhoven vallen, wordt per voorzie ningencategorie vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst-adequate voorziening. 2. Deze bedragen zijn vastgelegd in de bijlage. 3, Deze basisbedragen worden indien van toepassing verhoogd met een bedrag voor aanpassingen en/of opties. 4, De noodzaak voor de aanpassingen en/of opties wordt vastgesteld op basis van het medisch advies en/of het selectierapport van de voorziening. S. Het PGB voor aanpassingen /opties wordt bepaald op basis van de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in het door het College geaccepteerde offerte. Een offerte ls voldoende. 6. De PGB-bedragen bedoeld in dit artikel onder lid 1 en onder lid 3 vormen tezamen het totale PGB voor de voorziening.
5.3, PGB voor rolstoelvoorzieningen buiten basisassortiment Het Persoonsgebonden budget voor rolstoelvoorzieningen die buiten het basisassortiment van de gemeente Eindhoven vallen wordt bepaald op basis van de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in het door het College geaccepteerde offerte. Er bestaat de verplichting om minimaal twee offertes te vragen, met daarin opgenomen een indicatie voor de onderhoudskosten gedurende de afschrijvingsduur. 5.4 PGB voor onderhoud, reparatie en verzekering van rolstoelen Het persoonsgebonden budget voor onderhoud, reparatie en indien van toepassing verzekering voor vervoersvoorzieningen is een vast bedrag op jaarbasis. 2. De vaste bedragen zijn vastgelegd in de bijlage. 3. Het PGB voor onderhoud, reparatie en indien van toepassing verzekering wordt jaarlijks uitgekeerd,
5,5 PG13 voor de alternatieve voorziening voor het verplaatsen in en rond de
woning Het persoonsgebonden budget voor de alternatieve voorziening voor het verplaatsen in en rond de woning wordt bepaald op basis van de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in het door het college geaccepteerde offerte, Er bestaat de verplichting om minimaal twee offertes te vragen, met daarin opgenomen een indicatie voor de onderhoudskosten gedurende de afschrijvingsduur.
Moofdstuk 6 Individuele voorzieningen voor het ontmoeten van medemensen en het aangaan van sociale verbanden
6. I Gemaximeerde financiÃńle vergoeding voor Individuele sportvoorziening 1, Voor een sportvoorziening, zoals bedoeld in artikel 7,1 lid a. van de Verordening, wordt uitsluitend een gemaximeerde financiÃńle vergoeding verstrekt. 2. De hoogte van deze vergoeding is, ongeacht het inkomen, gelijk aan de werkelijke kosten van de sportvoorzienlng tot een maximum van 6 6.000,- welk bedrag bedoeld is als vergoeding in aanschaf, onderhoud en reparatie van een sportvoorziening voor een periode van drie jaar. 3. De werkelijke kosten van de sportvoorziening worden bepaald op basis van de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in het door het College geaccepteerde offerte. Er bestaat de verplichting om minimaal twee offertes te vragen, met daarin opgenomen een indicatie voor de onderhouds- en reparatiekosten gedurende de afschrijvingsduur,
6.2 Gemaximeerde financiiile vergoeding individuele vervoersvoorziening voor bovenregionaal gebruik 1. Indien zich een uitzonderingssituatie voordoet als omschreven ln (het tweede deel van) artikel 7.4 van de Verordening wordt een gemaxtmeerde financiÃńle vergoeding verstrekt voor bovenregionaal vervoer. 2. Per kalenderjaar wordt de bovenregionale vervoersbehoefte van de belanghebbende ln kilometers bepaald. 3. De belanghebbende vraagt bij twee vervoerders een offerte op voor het verzorgen van het vervoer voor het in lid 2 bepaalde aantal kilometers. 4. Op basis van de goedkoopste offerte wordt de gemaximeerde financiÃńle vergoeding per kalenderjaar vastgesteld. 5. De gemaximeerde financiÃńle vergoeding wordt vooraf uitbetaald aan de belanghebbende.
6.3 PGS voor de alternatieve voorziening voor het ontmoeten van medemensen en het aangaan van sociale verbanden Het persoonsgebonden budget voor de alternatieve voorziening voor het verplaatsen in en rond de woning wordt bepaald op basis van de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in het door het College geaccepteerde offerte. Er bestaat de verplichting om minimaal twee offertes te vragen, met daarin opgenomen een indicatie voor de onderhoudskosten gedurende de afschrijvlngsduur,
Hoofdstuk 7 De toekenning
7.1 De eigen bijdrage 1. Het PGB dat voor een individuele Wmo voorziening wordt uitgekeerd is bestemd voor de aanschaf (en eventuele reparatie, onderhoud en verzekering) van de voorziening dan wel voor de inkoop van dienstverlening. 2, Voor hulp bij het huishouden, woningaanpassingen en aanpassingen eigen auto is een eigen bijdrage verschuldigd. 3. Het CAK berekent, legt op en int de eigen bijdrage, 4, De eigen bijdrage voor hulp bij het huishouden bedraagt maximaal < 12,40 per uur.
5, Het bedrag genoemd in voorgaand lid en de bedragen genoemd in de artikelen 7.2, 7,3, 7.4 en 7.5 worden door het Rijk bepaald in de AMvB (Besluit
maatschappelijke ondersteunIng).
7.2 Hoogte eigen bijdrage, ongehuwd, jonger dan 65 jaar. Het bedrag dat ongehuwde personen jonger dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt 6 16 80 per vier weken, terwijl het percentage van het verzameiinkomen boven 6 1 6301,ÃćâĆňâĂİ dat boven dit bedrag per jaar betaald moet worden 15% bedraagt.
7.3 Hoogte eigen bijdrage, ongehuwd, ouder dan 65 jaar. Het bedrag dat ongehuwde personen van 65 jaar of ouder dienen te betalen bedraagt 6 1 6,80 per vier weken, terwijl het percentage van het verzamelinkomen boven 6 14.365,ÃćâĆňâĂİ dat boven dit bedrag per jaar betaald moet worden 1596 bedraagt.
7.4 Hoogte eigen bijdrage, gehuwd, een van beide of beide partners jonger dan 65 jaar. Het bedrag dat gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar of beiden jonger zijn dan 65 jaar, dienen te betalen bedraagt t 24 20 per vier weken, terwijl het percentage van het verzamelinkomen boven 4 21.002,- dat boven dit bedrag per jaar betaald moet worden ’l 5% bedraagt,
7.5 Hoogte eigen bijdrage, gehuwd, beide partners ouder dan 65 jaar. Het bedrag dat gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn dienen te betalen bedraagt 6 24,20 per vier weken, terwijl het percentage van het verzamelinkomen boven 6 ] 9 759,– dat boven dit bedrag per jaar betaald moet worden ’i 5% bedraagt,
Hoofdstuk 8 inlichtingen, intrekking en terugvordering 8.1 Heronderzoek. 1. Het College kan een heronderzoek instellen naar het voortduren van het recht op ol het gebruik van de ingevolge de verordening toegekende voorzieningen. 2, indien naar aanleiding van een heronderzoek blijkt datde belanghebbende niet langer recht heeft op een voorziening ingevolge de verordening, kan het College de voorziening intrekken.
Hoofdstuk 9 Overige bepalingen 9.1 Citeert itel.
1. Dit besluit kan worden aangehaald als: "Besluit maatschappelijke ondersteuning individuele voorzieningen gemeente Eindhoven (2009]’. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2009. 2. Hiermee komt het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Eindhoven (2008), Gemeenteblad nr. 19, te vervallen.
Bijlage: PGB 2008 per voorzieningencategorie voor binnen-basisassor ti ment
voorzieningen De vermelde bedragen PGB voor aanschaf van de individuele voorziening is gebaseerd op de gemiddelde cataloguswaarde van beide aanbieders in natura, minus een korting van maximaai 35%. Totaal PGB bestaat uit PGB voor aanschaf eventueei verhoogd met een PGB voor maatwerk en/of modulaire aanpassingen.
NB: Voor elektrische rolstoelen en scootmobielen dient daarnaast een bedrag van 646,41 per jaar (prijspeil 2008) te worden uitgekeerd voor de verzekering van het hulpmiddel.
Voorzieningencategorie
PGB voor
aanschaf
Vast bedrag per jaar voor
exclusief maatwerk
onderhoud en reparatie,
en/of modulaire
(indusier 8TYIQ
Bnclusief BTW/
aanpassingen)
Rolstoelen volwassenen Handbewogen incidenteel gebruik Transportrolstoel voor passief gebruik
490,48
77,16
Transportrolstoel voor semi-actief gebruik Lichtgewicht transportrolstoel
508,8 l
77,16
709,75
77,’l 6
Passief met nadruk op comfort Actief met. vouwframe Actief met vastframe
2266,96 126’i,04
’1 32,72
103,32
1 596,28
11 3,04
Actief met frame geschikt voor comfort en heavy
Rolstoelen volwassenen Handbewogen permanent gebruik
1495,15
103,32
Rolstoel geschikt voor trippelaandrijving
1337,79
103,32
Rolstoelen volwassenen Elektrisch bewogen Gebruik binnenshuis Gebruik binnen/buiten Gebruik buiten/binnen Gebruik buiten
5175,90 5672,25 5418,17 6611,70
$30,64 530,64 530,64 530,64
cluty
Voorzieningencategorie
PGB voor
aanschaf
Vast bedrag per jaar voor
(inclusief btw /
onderhoud
exciusief maatwerk en reparatie, ee/of modulaire
(inclusief BTW)
aanpassingen)
Kin d er voorzieningen
Handbewogen rolstoel incidenteel gebruik Âżggv Vouwframe
440,32 1054,94
66,36 132,72
Kinder voorzieningen
Handbewogen rolstoel permanent gebruik Passief Actief met vouwframe
1997,53 1626@5
132,72
ActieF met vast frame
1700,08 2591,41
’1 97,16
) aagverstel(ing t/m grond
6737,46 10239,47
556,80 556,80
Autostoeitje
2112,/9
66,36
1131,4 2179+2 2385,52 2352,61
101,64 101,64 124,44 124,44
2385,41 3789,51 4870,97 4213,48 4802,87
269,76 331,68 331,68 331,68 250,68
2622,40 4600,24 91,59 92,52
245,40 245,40 26,04 26,04
Actief met frame geschikt voor comfort
K1nderrolstoel en elektrisch be ogen Gebruik buiten/binnen
’1 97,16
195,48
Vervoersvoorzieningen fietsvoorzieningen Oriewieifiets
Driewiel-ligfiets Duofiets Handbike /aankoppelfiets
Elektrisch bewogen vervoersvoorzieningen 5caotmobiel 8 km 5cootmobiei15 km Scootmobiei (15 km)met extra vering 5cootmobiel (15 km) voor heavy duty Elektrische handbike/ aankoppel fiets
Hulpmiddelen in het kader van wonen Roerende woonvoorzieningen Tillift Passief gebruik Tillift actief gebruik Transferplank Draaischijf
Voorzieningencategorie
PGB voor (inclusief btw /
Vast bedrag per jaar voor onderhoud en
exdusief
reparatie
maatwerk en/of
(IfKIusief 6TW)
aanschaf
modulaire aanpassingen)
Toiletstoel
132,40 452,82 1055,42
26,04 26,04 66,36
Douche/toiletrolstoei actief gebruik Elektrische badiift
677,14
Bad plank
44,20
66,36 66,36 26,04
Douche/toiletrolstoel Passief gebruik Douche/toiletrolstoel Passief gebruik met kanteibare zitunit
9’I 7,79
Trapliften (prijspeil 2008 inclusief BTW)
Trapliften buitenbocht Rechte trap Enkel-scheluwe trap Trap met benedenkwart Trap met bovenkwart Enkel-scheluwe trap met bovenkwart Trap met hoekbordes Trap met hoekbordes en bovenkwart Trap twee kwarten Trap met 180 graden bocht Spiltrap Opklapbaar raiideei Extra veiligheidsgordel Parkeerbocht Onderhoud inclusief reparatie eerste 5 jaar (bedrag bedoeld voor 5 jaar) Jaarlijks onderhoud na 5 jaar per jaar
Buitenbocht 2325,2740,35 IS; 35{\}5,-
3515,3515,3750,3750,-
3750;
Binnenbocht 2740,-
3690; 3690; 3810; 3515,3930,-
3930; 3930,3930,-
480,-
55; 240; 490,-
55,240,490,-
105,-
105,-
Toelichting Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning Algemene toelichting Voor het uitvoeren van de individuele voorzieningen Wmo worden er drie bestuurlijke stukken opgesteld. ln de eerste plaats is er de Verordening waarin de raad de kaders heeft vastgesteld voor de verstrekking van de individuele voorzieningen. Op de tweede plaats volgt het Besluit maatschappelijke ondersteuning waarin de termijnen en bedragen, die op basis van de verordening moeten worden vastgesteld, zijn bepaald. Daarnaast zijn alle regels waarvoor de verordening een delegatiebepaiing voor het college bevat in dit besluit opgenomen, Dan volgt als derde de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning. Hierin staat op verstrekking niveau de uitvoeringsregels van de individuele voorzieningen.
Artikelsgewijze toelichting Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen 1.1. Beg ripsbepalingen Onder a, het genoemde artikel uit de Wet inkomstenbelasting 2001 luidt; met verzamelinkomen wordt bedoeld het gezamenlijk bedrag van:
het inkomen uit werk en woning; het inkomen uit aanmerkelijk belang; en
het belastbare inkomen uit sparen en beleggen, verminderd met daarin begrepen te conserveren inkomen. Onder b, het genoemde artikel uit de Wet op de loonbelasting 1964 luidt: met belastbaar loon wordt bedoeld het loon verminderd met de zeedagenaftrek. De belasting wordt geheven op het belastbare loon,
De overige begripsbepalingen spreken voor zich.
Hoofdstuk 2. Verstrekkingsvormen en typen van individuele voorzieningen
2.1 Verstrekking van persoonsgebonden budget Verstrekking van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de belanghebbende. Dit kan bij voorkeur tegelijk met de aanvraag, indien op dat moment al duidelijk is dat de belanghebbende dit wenst. Sub b. De omvang van het PGB wordt vastgesteld op basis van de prijzen voor de voorzieningen in natura, Korting op hulpmiddelen kan wel oplopen tot 6594 van de catalogusprijs. Hoewel het PGB gerelateerd is aan de goedkoopst adequate voorzieningen in natura acht de gemeente Eindhoven het niet re@el dat een
individuele belanghebbende een dergelijke hoge korting kan bedingen. Daarom wordt door de gemeente Eindhoven maximaal een korting van 3596 op de catalogusprijs doorberekend aan de PGB houder, Sub d bepaalt dat in elk geval de belangrijkste aspecten van het Persoonsgebonden budget in de toekenningsbeschikking worden vastgelegd, Het gaat om de omvang ervan (de hoogte van het budget), maar het kan ook gaan om de periode waarover het wordt toegekend. Het spreekt voor zich dat dergelijke beschikkingen uiterst zorgvuldig worden geformuleerd. ln sub e is neergelegd de algemene eis dat er een Programma van Eisen wordt vastgesteld, waarin wordt aangegeven aan welke eisen de met het Persoonsgebonden budget te verwerven voorziening moet voldoen. Het Programma van Eisen is dus een belangrijk document; als niet aan het Programma van Eisen wordt voldaan kan dat gevolgen hebben voor de afrekening van het toegekende budget.
Sub f is beschreven dat de belanghebbende een overeenkomst Persoonsgebonden budget moet ondertekenen en terugsturen naar de gemeente. ln deze overeenkomst staan de belangrijkste bepalingen van de besteding van de PGB beschreven,
2.2 indexering bedragen PGB Lid 1: PGB voor hulp bij het huishouden. Dit artikel geeft een nadere specificatie van welke CBS prijsindex voor het PGB voor hulp bij het huishouden zal worden gehanteerd. Dit is, analoog aan de indexering van de tarieven voor zorg in natura, de CBS index voor de lonen in de gezondheids- en welzijnssector. Per kalenderjaar worden de PGB bedragen geindexeerd. Deze bedragen worden reeds in het vierde kwartaal vastgesteld om de budgethouders tijdig te kunnen uitbetalen. Daarom zal de gemiddelde prijsindex voor de lonen in de gezondheids- en welzijnszorg over de maanden januari tot en met september van het lopende jaar de basis zijn voor de indexering per 1 januari van het voigende jaar, ln dit Besluit staan reeds de bedragen genoemd voor 2009.
Lid 2: opslag PGB voor lidmaatschap betangenorganisatie Per kalenderjaar worden de PGB bedragen geifndexeerd met het prijsconsumentenindexcijfers alle huishoudens van het CBS. Deze bedragen worden reeds in het vierde kwartaal vastgesteld om de budgethouders tijdig te kunnen uitbetalen. Daarom zal de gemiddelde prijsindex voorde lonen in de gezondheids- en welzijnszorg over de maanden januari tot en met september van het lopende jaar de basis zijn voorde indexering per 1 januari van het voigende jaar. in dit Besluit staan reeds de bedragen genoemd voor 2009.
Lid 3: PGB voor huipmiddelen binnen het basispakket Per kalenderjaar worden de PGB bedragen geÃŕndexeerd met het prijsconsurnentenindexcijfers alle huishoudens van het CBS. De bedragen worden in januari geindexeerd. Als periode wordt gehanteerd december tot en met november van het voorafgaande jaar.
2.2 Budgetperiode voor PGB hulpmiddelen. Het PGB voor een hulpmiddel geldt voor de gehele afschrijvingstermijn van het hulpmiddel. Die ls doorgaans 5 jaar, Voor trapliften geldt echter een periode van 10 jaar. 2.3 Afwijzingsgronden PGB. ln principe heeft de belanghebbende de keuzevrijheid tussen een voorziening in natura of een PGB. Echter er kunnen zich situaties voordoen waarin geen PGB wordt verstrekt. Dit geldt in de situaties waarin het zeer te betwijfelen valt dat de belanghebbende het PGB (goed) kan aanwenden. 2.4 Aigernene verpVichtingen PGB. Aan het verstekken van een PGB worden algemene verplichtingen verbonden voor de belanghebbende. Indien hij/zij zich hieraan houdt heeft hijlzij het recht het PGB vrij te besteden. Indien de belanghebbende zich niet aan deze algemene verplichtingen voldoet kan de gemeente Eindhoven besluiten het PGB niet te verstrekken of het reeds verstrekte PGB terug te vorderen.
2.5 Opslag PGB voor lidmaatschap belangenorganisatie Ud 1, Naast het bedrag voor een hulpmiddel of het inzetten van hulp bij het huishouden wordt er ook een PGB verstrekt voor het afsluiten van een abonnement bij een belangenorganlsatie voor PGB- houders (bijvoorbeeld Per Saldo), Deze opslag wordt een keer per jaar verstrekt per PGB-houder, ongeacht het aantal PGB’s. Per kalenderjaar wordt de opslag PGB voor het lidmaatschap van een belangenorganisatie ge7ndexeerd. Deze bedragen worden al in het vierde kwartaal vastgesteld om de budgethouders tijdig te kunnen uitbetalen. Daarom zal de gemiddelde consumentenprljsindex (CPI alle huishouden CBS) over de maanden januari tot en met september van het lopende jaar de basis zijn voor de indexering per 1 januari van het volgende jaar.
Lid 2, Het bedrag wordt jaarlijks overgemaakt en is gekenmerkt voor besteding aan het lidmaatschap van een belangenorganisatie, Over de besteding hoeft geen verantwoording te worden afgelegd.
2.6 Verantwoording PGB. Om na te gaan of het PGB goed wordt besteed zal de gemeente Eindhoven steekproeven uitvoeren, Als de PGB-houder wordt geselecteerd zal hij/zij alle van toepassing zijnde documenten (offertes, rekeningen, overige documentatie) moeten overleggen aan de gemeente voor onderzoek, De documenten moeten door de PGBhouder gedurende 5 jaar worden bewaard. in Eindhoven is het percentage voor de steekproef vastgesteld op 2%b.
Hoofdstuk 3. Individuele voorzieningen voor het voeren van een huishouden 3 A Hulp bij het huishouden Hulp in het huishouden kan in natura bij gecontracteerde leveranciers worden afgenomen of middels een PGB.
3.1. Hoogte PGB voor hulp bij het huishouden voor belanghebbenden met een indicatie van voor ’l-1-2009 Met ingang van 1 januari 2009 wordt de omvang van de hulp bij het huishouden niet meer uitgedrukt in het kiassensysteem dat we kennen uit de AWBZ, maar in uren, afgerond naar decimaien, per week. Voor belanghebbenden die een geldige indicatie hebben die dateert van voor 1 januari 2009 bHjft de indicatie in klassen van kracht tot het moment van verlengings- of uitbreidingsaanvraag, Bij de verlengings- of uitbreidingsindicatie wordt de belanghebbende vervolgens in uren geTndiceerd. Voor het bepalen van de hoogte van het PGB voor deze belanghebbenden is op 1 januari 2007 het klassensysteem met de bijbehorende bedragen overgenomen dat in de AWBZ werd gehanteerd. Dat betekent dat in klasse 1 het bedrag gebaseerd is op 1 uur zorg, in klasse 2 op 3 uur, in klasse 3 op 5,5 uur, in klasse 4 op 8,5 uur, in klasse 5 op
11,5 uur en in klasse 6 op 14,5 uur. De bedragen die worden uitgekeerd zijn bestemd om hulp bij het huishouden voor in te kopen. Jaarlijks wordt het bedrag geindexeerd. Wordt er gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot additionele uren boven de hoogste klasse 6 dan wordt per uur een bedrag vergoed van <18,02,
3.2 Hoogte PGB voor hulp bij het huishouden met een indicatie vanaf 1-1-2009 Met ingang van 1 januari 2009 wordt de omvang van de hulp bij het huishouden niet meer uitgedrukt in het klassensysteem dat we kennen uit de AWBZ, maar in uren, afgerond naar decimalen, per week. Jaarlijks wordt het bedrag geTndexeerd. Voor het bepalen van de hoogte van het PGB voor belanghebbenden die vanaf 1 januari 2009 een indicatie voor Hulp bij het huishouden hebben ontvangen wordt een tarief per uur gehanteerd. Dit tarief is gebaseerd op de bedragen uit het kiassensysteem wat overgenomen is vanuit de AWBZ. Het bedrag in kiasse ’i is gebaseerd op 1 uur zorg. Door dit bedrag te delen door 52 weken ontstaat het bedrag
wat per uur aan PGB houders wordt uitgekeerd die een indicatie hebben ontvangen vanaf I januari 2009.
3.3 Ondersteuning voor PGB-houder hulp bij het huishouden De belanghebbende die een PGB ontvangt voor hulp bij het huishouden is opdrachtgever of werkgever voor degene die de zorg komt leveren. Dit brengt bepaalde verplichtingen met zich mee zoals het bijhouden van een deugdelijke (salaris)administratie, de verplichting om het loon door te betalen bij ziekte (als de belanghebbende werkgever is) en het hebben van een verzekering voor wettelijke aansprakelijkheid. De gemeente Eindhoven wil de PGB-houder bij deze verplichtingen ondersteunen en heeft daartoe een overeenkomst gesloten met de Sociale verzekeringsbank (SVB). De PGB-houder kan contact opnemen met de SVB en daar de volgende diensten afnemen: vraagbaak: belanghebbenden kunnen met vragen rondom de besteding van het PGB bij een callcentrum terecht collectieve verzekering voor wettelijke aansprakelijkheid en rechtsbljstand indien van toepassing neemt de SVB de totale salarlsadminlstratie over van de belanghebbende, Dit is als de belanghebbende werkgever is van de hul pverte ner.
Indien van toepassing vergoeding voor loondoorbetaling bij ziekte en arbo-
dienstverlening
3B Woonvoorzlening en.
PGB voor hulpmiddelen in het kader van wonen Onder hulpmiddelen in het kader van wonen worden onder meer verstaan de roerende woonvoorzieningen, de traplift en de Opplusvoorzieningen. Voor de bepaling van het PGB wordt onderscheid gemaakt tussen hulpmiddelen die in het basisassortiment van de gemeente Eindhoven zitten en hulpmiddelen die buiten dit assortiment vallen.
3.4 PGB voor hulpmiddelen in het kader van wonen binnen het basisassortiment Indien het hulpmiddel binnen het basisassortiment valt wordt er een vast bedrag per voorzieningencategorie verstrekt. Dit betreft de traplift en de roerende woonvoorzieningen, ln de bijlage worden deze bedragen weergegeven, De bedragen zijn gebaseerd op (het gemiddelde van) de bedragen die door de leveranciers van het baslsassortiment worden gehanteerd. Indien medisch noodzakelijk (gebleken uit indicatie- en/of selectierapport) is, worden deze basisbedragen verhoogd met een bedrag voor de aanpassingen en/of opties. Bij de aanpassingen en/of opties van het hulpmiddel binnen het basisassortiment is kkn offerte voldoende.
3.5 PGB voor hulpmiddelen in het kader van wonen buiten het basisassortiment Indien het hulpmiddel bulten het baslsassortiment valt dient de belanghebbende 2 offertes te overleggen met daarin (indien van toepassing) opgenomen een indicatie voor de onderhoudskosten gedurende de afschrljvingsduur. Van elke offerte wordt het totaalbedrag berekend door de aanschafprijs+ de kosten voor onderhoud voor 5 jaar bij eikaar op te tellen. Wet laagste totaalbedrag wordt als PGB aan de
belanghebbende uitgekeerd, Onder meer Opplusvoorzieningen vallen buiten het basisassortiment. 3.6 PGB voor onderhoud en reparatie van hulpmiddelen in het kader van wonen Voor onderhoud en reparatie ls er voor gekozen om jaar Hjks een PGB (bedrag) over te maken. Zo blijft de belanghebbende in beeld en blijft er jaarlijks aandacht voor onderhoud financieel mogelijk. Bij voorzieningen uit het basisassortiment is het PGB een vast bedrag zoals vermeid in de Bijlage. Bij voorzieningen buite n het assortiment wordt het bedrag zoals vermeld in de offerte overgenomen,
3.7 De vergoeding voor verhuis- en inrichtingskosten Een verhuiskostenvergoeding wordt verstrekt aan de belanghebbende die gaat verhuizen naar een reeds aangepaste woning of aan de bewoner van een reeds aangepaste woning die deze vrij maakt. Het bedrag voor de verhuiskostenvergoeding is een gemaximeerde financiÃńle vergoeding.
3.8 PGB voor woningaanpassing Onder een woningaanpassing wordt verstaan. een aanpassing van de woning zelf, ter compensatie van de problemen die in de woning spelen ten aanzien van de bewoner met een beperking, bijvoorbeeld de aanbouw van een gelijkvloerse slaapkamer of aanpassingen aan de badkamer. De woningaanpassing wordt niet in natura verstrekt, in dat geval zou de Eindhoven namelijk ais opdrachtgever optreden. Omdat er met de wonlngaanpassingen grote bedragen gemoeid zijn, wordt boven de Europese aanbestedingsdrempel uitgekomen en zou de gemeente via een aanbesteding een aannemer moeten contracteren. De verwachting is dat de belanghebbende dan wel de verhuurder bij dergelijke grote woningaanpassingen de regie in eigen hand wil houden en dat een aanbesteding ten koste gaat van de keuzevrijheid van de woningeigenaar. Daarom wordt de woningaanpassing in de vorm van een PGB verstrekt aan de eigenaar van de woning (belanghebbende of verhuurder). De belanghebbende betaalt gedurende maximaal 39 perioden van vier weken een eigen bijdrage voor de wonlngaan passing van het CAIC
3.9 PG B voor de alternatieve voorziening voor het voeren van een huishouden. Indien na samenspraak met de belanghebbende blijkt dat een alternatieve voorziening voor het voeren van een huishouden een oplossing biedt voor de
hulpvraag van de belanghebbende dan moet deze (indien mogelijk) twee offertes te overleggen met daarin (indien van toepassing) opgenomen een indicatie voor de onderhoudskosten gedurende de afschrijvingsduur. Op basis van de offerte(s) wordt de hoogte van het PGB voor de alternatieve voorziening voor het voeren van een huishouden bepaald. Van elke offerte wordt het totaalbedrag berekend door de aanschafprijs+ de kosten voor onderhoud voor 5 jaar bij elkaar op te tellen. Het laagste totaalbedrag wordt als PGB aan de belanghebbende uitgekeerd.
3.10 PGB voor keuring, onderhoud en reparatie. De limitatieve lijst aan voorzieningen zijn aan belanghebbenden verstrekt in het kader van woningaanpassingen. De belanghebbende is eigenaar van de voorziening en kan voor keuring, onderhoud en reparatie na overleg van de factuur een PGB krijgen. Omdat we deze voorzieningen niet in natura verstrekken kan de keuring, onderhoud en reparatie ook niet in natura geschieden.
3.11 Gemaximeerde financiÃńle vergoeding voor tijdelijke huisvesting. De vergoeding wordt verstrekt voor de woning die aangepast wordt en niet voor de woning waarin de belanghebbende tijdelijk verblijft. De belanghebbende kan aileen huurtoeslag ontvangen voor de woning, waar hij/zij woont, De belanghebbende zal dus zelf bij de belastingdienst de huurtoeslag moeten aanvragen voor zijn/haar tijdelijke woning. Op het moment dat de belanghebbende verhuist naar de tijdelijke woning, stopt de huurtoeslag op de aan te passen woning. Meer informatie hierover kan de belanghebbende contact opnemen met de Belastingdienst, en is te verkrijgen op internet via www.toeslagen.nl. 3.12 Gemaximeerde financiÃńle vergoeding voor huurderving. Voor de maximale hoogte van de vergoeding voor huurderving wordt aangesloten bij het bedrag dat maximaal subsidiabele huur op grond van de Wet op de huurtoesiag. Huurderving wordt maximaal 6 maanden vergoed en de eerste maand komt niet ln aanmerking voor een vergoeding.
Hoofdstuk 4 Individuele voorzieningen voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel PGB voor vervoersmiddelen
Onder vervoermiddelen worden de hulpmiddelen verstaan die belanghebbende nodig heeft om zich te kunnen verplaatsen op korte en middenlange afstand te weten de scootmobiel en de bijzondere fietsen, zoals een driewielfiets. Voor de bepaling van het PGB wordt onderscheid gemaakt tussen vervoersmiddelen die binnen het baslsassortiment van de gemeente Eindhoven, eventueel met een (rnaatwerk) aanpassing/optie zitten en huipmlddelen die buiten dit assortiment vallen.
4.1 PGB voor vervoersvoorzieningen binnen het basisassortiment indien het vervoersmiddelen binnen het basisassortiment valt wordt er een vast bedrag per voorzieningencategorie verstrekt. In een bijlage worden deze bedragen weergegeven, De bedragen zijn gebaseerd op het gemiddelde van de bedragen die door de leveranciers van het basisassortiment worden gehanteerd, 4.2 PGB voor vervoersvoorzieningen binnen basisassortiment met maatwerk en/of modulaire aanpassingen Indien medisch noodzakelijk (gebleken uit medisch advies en/of selectierapport) is, worden deze basisbedragen verhoogd met een bedrag voor de aanpassingen en/of opties. Bij de aanpassingen en/of opties van het vervoersmiddel binnen het basisassortiment is een offerte voldoende.
4.3 PGB voor vervoersvoorzieningen buiten het basisassortiment Indien het vervoersmiddel buiten het basisassortiment valt dient de belanghebbende twee offertes te overleggen met daarin (indien van toepassing) opgenomen een indicatie voor de onderhoudskosten gedurende de afschrijvingsduur, Van elke offerte wordt het totaalbedrag berekend door de aansÂńhafprijs+ de kosten voor onderhoud voor 5 jaar bij elkaar op te tellen. Het laagste totaalbedrag wordt als PGB aan de
belanghebbende uitgekeerd, 4.4 PGB onderhoud, reparatie en verzekering van de vervoersvoorzieningen Voor onderhoud en reparatie is er voor gekozen om jaarlijks een PGB (bedrag) over te maken, Zo blijft de belanghebbende in beeld en blijft er jaarlijks aandacht voor onderhoud financieel mogelijk. Bij vervoersmlddeien uit het basisassortiment is het PGB voor onderhoud een percentage. Bij voorzieningen buiten het assortiment wordt het bedrag zoals vermeld in de offerte overgenomen.
4.5. PGB voor de alternatieve voorziening voor het zich lokaal verplaatsen per
vervoermiddel Indien na samenspraak met de belanghebbende blijkt dat een alternatieve voorziening voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel een oplossing biedt voor de hul pvraag van de belanghebbende dan moet deze (indien mogelijk) twee offertes te overleggen met daarin (indien van toepassing) opgenomen een indicatie voor de onderhoudskosten gedurende de afschrljvingsduur. Op basis van de offerte(s) wordt de hoogte van het PGB voor de alternatieve voorziening voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel bepaald, Van eike offerte wordt het totaaibedrag berekend door de aanschafprijs+ de kosten voor onderhoud voor 5 jaar bij elkaar op te tellen, Het laagste totaalbedrag wordt als PGB aan de belanghebbende uitgekeerd.
4.6 Vervoerskostenvergoedingen In artikel 4.6 zijn de normbedragen weergegeven, zoals die gehanteerd worden bij de vaststelling van de hoogte van de vervoerskostenvergoeding. Deze normbedragen worden als gemaximeerde financiele vergoedingen per jaar verstrekt op basis van declaraties van de werkelijke kosten. Lid 3, Per kalenderjaar worden de PGB bedragen geindexeerd met het prijsconsumentenindexcijfers alle huishoudens van het CBS, De bedragen worden in januari geindexeerd, Als periode wordt gehanteerd december tot en met november van het voorafgaande jaar, Lid 5. Omdat het verpiaatsingsgedrag van/voor kinderen over het algemeen anders is dan bij volwassenen geiden voor kinderen andere normbedragen, opgenomen in het derde lid. Daarbij is gekozen voor een indeling in Ieeftijdscategorieen, waaraan normbedragen gekoppeld zijn, Vanaf 15 jaar geldt het normbedrag, zoals opgenomen in de verordening. Wanneer voor een kind roistoelvervoer noodzakelijk is, wordt per individueel geval nagegaan of van deze normbedragen afgeweken moet worden, Lid 6: voor de aanpassing eigen auto wordt een PGB verstrekt, Hiervoor is de
belanghebbende wel een eigen bijdrage verschuldigd,
Hoofdstuk 5 Individuele voorzieningen voor het verplaatsen in en rond de woning PGB voor rolstoelvoorzieningen Voor de bepaling van het PGB wordt onderscheid gemaakt tussen hulpmiddelen die binnen het basisassortiment van de gemeente Eindhoven, eventueel met een (maatwerk) aanpassing/optie zitten en hulpmiddelen die buiten dit assortiment vallen.
5.1 PGB voor rolstoelvoorzieningen binnen basisassortiment indien de rolstoelvoorziening binnen het basisassortiment valt wordt er een vast bedrag per voorzie ningencategorie verstrekt. In een bijlage worden deze bedragen weergegeven. De bedragen zijn gebaseerd op het gemiddelde van de bedragen die door de leveranciers van het basisassortiment worden gehanteerd. 5.2 PGB voor rolstoelvoorzieningen binnen basisassortiment met maatwerk en/of modulaire aanpassingen Indien medisch noodzakelijk (gebleken uit medisch advies en/of selectierapport) is, worden deze basisbedragen verhoogd met een bedrag voor de aanpassingen en/of
opties. Bij de aanpassingen en/of opties van het hulpmiddel binnen het basisassortiment is k6n offerte voldoende.
5.3 PGB voor rolstoelvoorzieningen buiten basisassortiment Indien de rolstoelvoorziening buiten het basisassortiment valt dient de belanghebbende twee offertes te overleggen met daarin (indien van toepassing) opgenomen een indicatie voor de onderhoudskosten gedurende de afschrijvingsduur. Van elke offerte wordt het totaalbedrag berekend door de aanschafprijs+ de kosten voor onderhoud voor 5 jaar bij elkaar op te tellen, Het laagste totaalbedrag wordt als PGB aan de belanghebbende uitgekeerd.
5A PGB voor onderhoud, reparatie en verzekering van rolstoelen Voor onderhoud en reparatie is er voor gekozen om jaarlijks een PGB (bedrag) over te maken. Zo blijft de belanghebbende in beeld en blijft er jaarlijks aandacht voor onderhoud financieel mogelijk. Bij rolstoeivoorzieningen uit het basisassortiment is het PGB voor onderhoud een percentage. Bij rolstoelvoorzieningen buiten het assortiment wordt het bedrag zoals vermeld in de offerte overgenomen.
5.5 PGB voor de alternatieve voorziening voor het verplaatsen in en rond de
woning Indien na samenspraak met de belanghebbende blijkt dat een alternatieve voorziening voor het verplaatsen in en rond de woning een oplossing biedt voor de hulpvraag van de belanghebbende dan moet deze (indien mogelijk) twee offertes te overleggen met daarin (indien van toepassing) opgenomen een indicatie voorde onderhoudskosten gedurende de afschrijvingsduur, Op basis van de offerte(s) wordt de hoogte van het PGB voor de alternatieve voorziening voor het verplaatsen in en rond de woning bepaald. Van elke offerte wordt het totaalbedrag berekend door de aanschafprijs+ de kosten voor onderhoud voor 5 jaar bij elkaar op te tellen. Het laagste totaalbedrag wordt als PGB aan de belanghebbende uitgekeerd.
Hoofdstuk 6 Individuele voorzieningen voor het ontmoeten van medemensen en het aangaan van sociale verbanden 6.1 Gemaximeerde financiÃńle vergoeding voor individuele sportvoorziening Sporten is bij uitstek een activiteit waar de belanghebbende met een beperking medemensen kan ontmoeten en sociale verbanden aan kan gaan, De Raad heeft, in het kader van het vierjarenbeleidspian Wmo 2008-2011 besloten het enge begrip sportrolstoel (wat voortkwam uit de Wvg) te vervangen door de brede sportvoorziening, De belanghebbende die in aanmerking komt voor een individuele sportvoorziening ontvangt een gemaximeerde financiele vergoeding waar hij de sportvoorziening mee
aan kan schaffen voor een periode van drie jaar, De hoogte van de vergoeding is gemaximeerd op < 6.000;. De werkelijke kosten van de sportvoorziening worden tot dit maximum gedekt, Om de werkelijke kosten van de sportvoorziening te kunnen bepalen dient de belanghebbende twee offertes te overleggen. Van elke offerte wordt het totaalbedrag berekend door de aanschafprijs+ de kosten voor onderhoud voor 3 jaar bij eikaar op te tellen. Het laagste totaalbedrag wordt als financiele vergoeding aan de belanghebbende uitgekeerd.
6.2 Gemaximeerde financiÃńle vergoeding individuele vervoersvoorziening voor bovenregionaal gebruik Voor zogenaamd bovenregionaai vervoer binnen heel Nederland verzorgt Valys de reisservice. iedereen met een handicap, ongeacht het inkomen, kan gebruik maken van Valys. Het regelt van deur tot deur reizen, gebruik makend van vervoer per taxi. Als er medische redenen zijn waardoor men geen gebruik kan maken van Valys en de belanghebbende raakt zonder de bovenregionale contacten in een sociaal isolement, dan kan er sprake zijn van een afwijkende vervoersbehoefte waarvoor een individuele
oplossing wordt bezien, Door deze oplossing kan de belanghebbende medemensen ontmoeten en sociale verbanden aangaan.
6.3 PGB voor de alternatieve voorriening voor het ontmoeten van medemensen en het aangaan van sociale verbanden indien na samenspraak met de belanghebbende blijkt dat een alternatieve voorziening voor het ontmoeten van medemensen en het aangaan van sociale verbanden een oplossing biedt voor de hulpvraag van de belanghebbende dan moet deze (indien mogelijk) twee offertes te overleggen met daarin (indlen van toepassing) opgenomen eenindicatie voor de onderhoudskosten gedurende deafschrijvingsduur. Op basis van de offerte(s) wordt de hoogte van het PGB voorde alternatieve voorziening bepaald. Van elke offerte wordt het totaalbedrag berekend door de aanschafprijs + de kosten voor onderhoud voor 5 jaar bij elkaar op te tellen, Het laagste totaalbedrag wordt als PGB aan de belanghebbende uitgekeerd.
Hoofdstuk 7 De toekenning
7.1 De eigen bijdrage Lid 1. De PGB’s die worden uitgekeerd aan de belanghebbende zijn bestemd voor de aanschaf van de voorziening (inclusief eventuele reparatie, onderhoud en verzekering) dan wel voor het inkopen van de dienstverlening (hulp bij het huishouden). Dit betekent dat het uitgekeerde PGB niet gebruikt mag worden om de eventuele eigen bijdrage te betaien.
Lid 2 t/m 4. Hierin wordt gemeld in welke (limitatieve opsomming) er wel een eigen bijdrage aan de belanghebbende wordt gevraagd. Bij de overige individuele voorzieningen geldt dus geen eigen bijdrage. Tevens heeft de gemeente Eindhoven met ingang van 1-1-2009 het eigen aandeel afgeschaft. Op grond van artikel 15 van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning mag er geen eigen bijdrage worden geheven aan personen die jonger zijn dan ’I 8 jaar, De CAK gegevens hebben betrekking op de inkomensgegevens van de belanghebbende van twee jaar terug, het zogenaamde peiljaar, Bij achteruitgang in het huidige inkomen (ten opzichte van dat in het peiljaar) is een verlegging van het peiljaar mogelijk. Dit kan de belanghebbende bij het CAK aangevraagd worden, Lid 5, De bedragen komen uit de AMvB (Besluit maatschappelijke ondersteuning’). Hierin worden door de wetgever nadere regels geste’Id aan de gemeenten over het heffen van een eigen bijdrage.
7.2 t/m 7.4 hoogte eigen bijdrage per gezinssituatie en leeftijd Hoofdstuk IV van de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) handelt over eigen bijdragen en het eigen aandeel bij financiirle tegemoetkomingen. In artikel 4.1 van de AMvB wordt onder a, b, c en d aangegeven welke bedragen de minister als minimum bedrag aan eigen bijdrage laat gelden voor welke groepen. Van het meerdere aan verzamelinkomen wordt maximum 15% als eigen bijdrage aangemerkt, De gemeente Eindhoven kiest ervoor om de AMvB te volgen,
Hoofdstuk 8 Inlichtingen, intrekking en terugvordering 8.1 Heronderzoek Om te kunnen vaststellen dat de voorziening nog de juiste is voor de belanghebbende kan er jaarlijks een onderzoek worden ingesteld naar het recht op of het gebruik van de voorziening. Indien wordt vastgesteld dat de voorziening niet langer de juiste is, wordt deze ingetrokken en al dan niet vervangen door een passende voorziening.
Hoofdstuk 9 Overige bepalingen Artikel 9,1 spreekt voor zich,
’ Besluit houdende regels met betrekking tot de uikeringen t.b.v. beleid op het terrein va n Openbare Geesteiijke Gezondheidszorg, Maa t s c happelijke opvang,
vrouwenopvang, verslavingsbeleid, de stimuleringsuitkeringen, de eigen bijdragen en de financiÃńle tegemoetkomingen op het terrein van de maatschappelijke ondersteuning en wijzigmg van andere besluiten.
Beleidsregels Individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemeente Eindhoven (2009)
Inleiding Voor u liggen de Beleidsregels individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning van de gemeente Eindhoven, Deze beleidsregels, alsmede het Besluit maatschappelijke ondersteuning, vinden hun grondslag in de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Eindhoven (2009). Deze verordening is op 21 oktober 2008 vastgesteld door de gemeenteraad. De beleidsregels en het besluit zijn door het college van burgemeester en wethouders op 2 december 2008 vastgesteld. De beieidsregels ontlenen hun status aan artikel 4:81, lid 1 Algemene wet bestuursrecht: Een beÃğtvursorgoon kan beleidsregeis voststeiien met betrekking tot een hem toekomende ofonder zijn verantwoordelijkheid uitgeoefende, dan wel door hem gedelegeerde bevoegdheid. Als beleidsregels zijn vastgesteld, kan daar in beschikkingen eenvoudig naar worden verwezen, Uiteraard is het wel zo dat besluiten volgens de beleidsregels moeten worden genomen.
Net als in de verordening is in deze beleidsregels uitgegaan van de indeling van het compensatiebeginsel. fn artikel 4 van de Wmo wordt de gemeente opgedragen ten behoeve van de compensatie voorzieningen te treffen". Het compensatiebeginsel heeft 4 peilers: 1 eenhuishouden te voeren (hieronder vallen hulp bij het huishouden en de woonvoorzieningeh); 2 zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel (vervoersvoorzieningen); 3 zich te verplaatsen in en om de woning (roistoeivoorzieningen); 4 medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. Bij het compenseren wordt rekening gehouden met de persoonskenmerken van de belanghebbende, alsmede met de capaciteit van de be)anghebbende om uit een oogpunt van kosten zelf in maatregelen te voorzien. Dit betekent om de participatiegedachte van de Wmo uit te voeren, we nog meer dan voorheen st(l moeten staan bij de hulpvraag van de belanghebbende en moeten kijken hoe we in gezamenlijkheid een oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag. Hierbij spelen de algemene voorzieningen in de stad en vanuit andere regelingen ook een rol.
Per 1-1-2009 gaan deze nieuwe beieidsregels in, hiermee komen de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Eindhoven (2007) te vervallen, NB: Voor de leesbaarheid van de tekst wordt alleen "hij of zijn"geschreven, maar wordt ook "zij en haar"
bedoeld.
Inhoudsopgave inleiding
1 Begrippen. 2 De toegangsbepaling.âĂđ
2.1 De hulpvraag 2.2 De toegangsbepaling.âĂđâĂđ...
2.2.1 Samenhangende afstemming. 2,2.2 Verstrekking zonder medische Indicatie 2.3 Voorliggende versus individuele voorzieningen âĂđ,...,...,., âĂđâĂđ,..., âĂđ,...,...,..âĂđ.âĂđâĂđ......,...,....,.
2,3.1 Algemene voorzieningen, 2.3.2 Andere wettelijke regeling of privaatrechtelijke overeenkomst. 2.4 Voorwaarden voor het toekennen van individuele voorzieningen.
2,4,1 Aantoonbare beperkingen. 2,4.2 Langdurig noodzakelijk...... 2.4.3 Goedkoopst-adequaat.. 2.4.4 ln overwegende mate op het individu gericht, 2,4,5 Een algemeen gebruikelijke voorziening. 2.4.6 De belanghebbende niet woonachtig is binnen de gemeente Eindhoven. 2,4.7 De ondervonden problemen vloeien voort uit de aard der gebruikte mate rialen . 2.4.8 De kosten zijn gemaakt voorafgaand aan het moment van beschikken
2.4.9 Voortijdige herverstrekking. 3 Verstrekkingsvormen en typen van individuele voorzieningen.........,.âĂđâĂđ 3.1 Verschillende wijzen om individuele voorzieningen te verkrijgen: de keuzevrijh eid
3.2 Voorziening in natura, 3,3 De gemaximeerde financiele vergoeding., 3,4 Het persoonsgebonden budget (PGB) .. 3.4.1 Check ofbelanghebbende omkan gaan met het PGB. âĂđâĂđ
3.4.2 Omvang van het PGB. 3.4.3 Uitbetaling van het PGB., 3,4.4 De controle van het PGB...... 3.4.5 Verstrekking van het PGB. 3.5 Typen van individuele voorzieningen. 3.5.1 De alternatieve voorziening . 4 Individuele voorzieningen voor het voeren van een huishouden 4.1 Hulp bij het huishoudenâĂđ, 4.1.1 Gebruikelijke zorg In Eindhoven; Zorg voor elkaar.
4.1.1,1 Onderdelen van gebruikelijke zorg.. 4.1.1.2 De omvang van de hulp bij het huishouden..., 4.1.1.2.1 Relatie met voorliggende voorziening,.
4.1.1,2.2 Mantelzorg, 4.1,1.2.3 Revalideren 4.1.2 Toekenning hulp bij het huishouden..
..6 âĂđ6
.......6 ,.6 ..7 ..7 ..7 ........7
âĂđâĂđ...8
9 9 9
....,10 ...,. 10
.10 .11 âĂđ.âĂđ 1 1
11
,12 12
.13 15 15 , âĂđâĂđ,16
16 ...âĂđâĂđ19
19
20 20 20
4.2 Woonvoorzieningen. 4.2.1 Zaken die een rol spelen bij de mogelijke oplossingen
4,2.2 Soorten woonvoorzieningen.. 4.2.2.1 Hulpmiddelen in het kader van wonen ...
4.2.2.1.1 Tra pliften., 4.2.2.1,2 Overige hulpmiddelen in het kader van wonen.,
4,2,2.1.3 Opplusvoorzieningen . 4.2.2.1.4 Woningsanering in verband met CARA. 4.2.2.1.5 Onderhoud, keuring en reparatie. 4.2.2.2 Verhuis en inrichtingskosten, 4,2.2.2.1 Kosten i.v.m. tijdelijke huisvesting,
4.2.2.2,2 Huurderving.. 4.2.2.3 Woningaanpassingen . âĂđ.,
4.2.2.3.1 Voorzieningen In gemeenschappelijke ruimte, 4.2.2,3,2 Uitbreiding van ruimten of verwerven extra grond ..âĂđ.âĂđ,...âĂđâĂđâĂđâĂđ... âĂđ...
4.2.2.3.3 De uitraasrulmte
4.2.2.3.4 Voorwaarden voor uitbetaling PGB voor woningaanpassing.
42,2.3.5 Kosten van woningaanpassingen..
22
24 .âĂđâĂđâĂđ24
24
24 25 25 26 26 27 27
28 28 28 29 29
.31 5 Individuele voorzieningen voor het zich lokaal verplaai.sen pei vervoeimiddel, 5.1 Doei van het vervoer: in beginsel alleen sociaal vervoer in de eigen woon - of leefomgeving....,..... 31 31 5,1.1 Het ieven van alledag in de directe woon- of leefomgeving,.
5,1.2 Voorliggende voorzieningen......
.......31
32
5.1.3 Vervoer voor AWBZ-instellingsbewoners. 5.2 Soorten individuele voorzieningen voor het zich verplaatsen per vervoerm iddel
âĂđ,... 32
5,2.1 Vervoers middelen......âĂđâĂđ, ...âĂđ.âĂđ.........âĂđ,......âĂđ,.âĂđ.....,..âĂđ,.âĂđ,....„...,......„...,........âĂđ,
...... 3 3
5.2.2 Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (CVV)., Begeleiders mee in het CVV. Gedeelrefijke C V V vergoeding âĂđ
5.2.3 Vervoerskostenvergoedingen .. Kinderen âĂđâĂđ
6 Individuele voorzieningen voor het verplaatsen in en rond de woning. 6.1 Rolstoel.. âĂđâĂđ...
... 33 ...,., 33
..34 ....,., 34 ....... 34
35 ,.âĂđ... 35
..35 6,2 Onderhoud, gebruik en reparatie , âĂđ,36 6.3 Aanspraak op rolstoeien door AWBZ-bewoners. 7 individuele voorzieningen voor het ontmoeten van medemensen en het aang aan van sociale verbanden 37 7.1 Bovenregionaal vervoer ....âĂđâĂđ, ........,.âĂđ.,
7.2 Sportvoorziening.. 8 De toekenning ...., S.’I Motivatie van de oplossing .. 8,2 Bijdragen in de kosten. 8,2,1 Eigen bijdrage in EindhovenâĂđâĂđ...,
8.2.2 Termijn van betaling. 8.2.3 Wanneer eigen bijdrage.. 8,2.4 Hoogte van de eigen bijdrage. 8.2.5 Aanleveren gegevens aan CA K . Bijlage 1: Handreiking normering hulp bij het huishouden.
...,... 37
...37 .... 38
38 , 40 ...,., 40
40 40 .40 .âĂđâĂđ40
.41
1 Begrippen In de beleidsregels worden de begrippen Wet, Verordening, Besluit, AMvB en belanghebbende op grond van ziekte of gebrek gebruikt. Hieronder wordt verstaan: a. Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning; b, Verordening: Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Eindhoven (20G9) c. Besluit: het besluit maatschappelijke ondersteuning individuele voorzieningen gemeente Eindhoven waarin door het college van burgemeester en wethouders nadere regels worden gesteld ten aanzien van de voorwaarden waaronder een voorziening wordt verstrekt en de bijbehorende financiÃńle voorwaarden. d. AMvB (Besluit maatschappelijke ondersteuning’): hierin zijn door de wetgever nadere regels gesteld aan de gemeenten over het heffen van een eigen bijdrage. e. Beianghebbende: een persoon met een beperking en/of chronisch psychisch probleem en/of een psychosociaal probleem, als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet.
2 De toegangsbepaling 2.f De hulpvraag De belanghebbende kan zich met zijn hulpvraag melden bij de gemeente. Dit kan telefonisch, bij het loket, schriftelijk of via inter net /e-mail, De belanghebbende vraagt aan de gemeente een oplossing voor de beperkingen die hij ondervindt in zijn maatschappelijke participatie en/of zijn zelfredzaamheid, Het is ook mogelijk dat niet de belanghebbende zelf maar een mantelzorger dan wel direct betrokkene de huipvraag kenbaar maakt. Voor een goede huipvraaganalyse is het nodig om in alle redelijkheid individuele situaties zo goed mogelijk in te schatten om een goede beoordeling te kunnen geven aan de adequaatheid van een toe te kennen voorziening, De mantelzorger (die ai dan niet zichzelf als zodanig herkennen) kan hierbij een belangrijke rol spelen. In complexe situaties dient de aanwezige mantelzorger dan wel direct betrokkene actiefbetrokken te worden bij de hulpvraaganalyse. De input van de rnantelzorger dan wel direct betrokkene wordt roet belanghebbende afgestemd.
2.2 De toegangsbepaling Om de belanghebbende zo goed mogelijk te helpen is het van belang om de situatie van de belanghebbende inzichtelijk te krijgen. Denk hierbij aan in welke gezinssarnenstelling woont Iemand, in welk type huis woont iemand, welke sociale contacten heeft iemand, ofer flnanciele problemen zijn, is iemand voldoende mobiel, is er sprake van belangrijke gebeurtenissen die van invloed zijn op iemands deelname aan het maatschappelijk verkeer. Het is belangrijk om eerst het algemene beeld van de klant te krijgen. Dit gebeurt in een gesprek samen met de belanghebbende,
Door de situatie zorgvuldig met de belanghebbende zelf ln beeld te brengen wordt voorkomen dat de belanghebbende telkens opnieuw zijn verhaal moet doen. Met een korte check kan worden nagegaan of de situatie van de belanghebbende is veranderd. Bij de toegangsbepaling gaat het erom na samenspraak met de beianghebbende een goede oplossing te vinden voor de beperkingen die iemand heeft om te kunnen participeren in de samenleving, Bij maatwerk wordt uitgegaan van de belanghebbende in zijn omgeving en maatwerk is gericht op het bevorderen van de zelfredzaamheid en de participatie. Eigen verantwoordelijkheid en uitgaan van de eigen mogelijkheden spelen hierbij ook een rol. Maatwerk is belangrijk, maar kent wel zijn grens. Bij de toegangsbepaling wordt gebruik van de ICF classificatie (Verordening art 2.2 lid 5). Oe ICF is een
uniform begrippenkader waarmee het mogelijk is het functioneren van de belanghebbende en de eventuele
’ Besluit houdende regels met betrekking tot de uikeringen t.b.v. beleid op het terrein van Openbare Geestelijke Gezondheidszorg, Maatschappelijke opvang, vrouwenopvang, verslavingsbeleid, de stimuleringsuitkeringen, de eigen bijdragen en de financiÃńle tegemoetkomingen op het terrein van de maatschappelijke ondersteuning en wijziging van andere besluiten.
problemen die de belanghebbende in het functioneren ervaart te beschrijven inclusief de factoren die op dat functioneren van toepassing zijn.
Bij de toegangbepaling wordt ookgekeken naar de voorzieningen die op het gebied van wonen en zorg uit de AWBZ worden geregeld. Als de oplossing van de hulpvraag (ook) bestaat uit de inzet van AWBZvoorzieningen leidt de gemeente deze aanvraag door naar het indicatieorgaan van de AWBZ,
2.2.$ Samenhangende afstemming. In de integrale uitvraag van de hulpvraag zorgt de gemeente ervoor dat de geboden oplossingen in (individuele) voorzieningen samenhangend is en afgestemd op de situatie van de belanghebbende. Tijdens de integrale uitvraag wordt (indien van toepassing) aandacht besteed aan: de algemene gezondheidstoestand van de belanghebbende; 2, de beperkingen die de belanghebbende in zijn functioneren, ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek; 3, de woning en de woonorngeving van de belanghebbende; het psychisch en sociaal functioneren van de belanghebbende;
5 de sociale omstandigheden van de belanghebbende; 6. de behoefte van de belanghebbende; 7. het sociale netwerk van de belanghebbende (zowel binnen als buiten de gezinssituatie). Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door de gemeente bij deze bevindingen aangesloten.
2.2.2 Verstrekking zonder medische indicatie ln bepaalde situaties, ex artikel 2.2 lid 2 van de Verordening, zal er zonder medische indicatie tot een verstrekking worden overgegaan. Dit omdat op grond van bepaalde kenmerken van de doelgroep waartoe de belanghebbende behoort het niet waarschijnlijk is dat de voorziening wordt afgewezen. Verder onderzoek zou onnodig belastend zijn en levert doorgaans geen ander beeld op. Hierbij speelt bijvoorbeeld de leeftijd van de belanghebbende een rol, Zo is het aannemelijk dat een persoon van 75 jaar of ouder bewegingsbeperkingen ondervindt en zodoende in aanmerking komt voor het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (CVV),
De gemeente Eindhoven heeft een aantal situaties benoemd waarbij deze medische indicatie achterwege blijft. Dit zijn:
1. Collectief vraagafhankelijk vervoer (CVV) voor personen van 75 jaar of ouder; 2. Hulp bij het huishouden voor alleenstaande personen van 75 jaar en ouder dan wel gehuwde personen waarbij beide partners 75 jaar en ouder zijn. Afhankelijk van de grootte van de woning en de te verrichten activiteiten gaat het hier om 2 of 3 uur per week; 3. transportrolstoelen voor personen van 75 jaar en ouder; 4. woonvoorzieningen die behoren tot de zogenoemde Opptusvoorzieningen voor personen van 55 jaar en ouder; 5. toiletstoel (ongeacht de leeftijd),
2.3 Voorliggende versus individuele voorzieningen "In artikel 4 van de wet wordt de gemeente opgedragen ten behoeve van de compensatie voorzieningen te treffen", De wet stelt dus niet dat het steeds om individuele voorzieningen moet gaan. Ook voorliggende voorzieningen kunnen een oplossing zijn voor de hulpvraag van de belanghebbende. Voorliggende voorzieningen bestaan uit:
Algemene voorzieningen Voorzieningen uit andere wettelijke regeling{en) of privaatrechtelijke overeenkomst
2.3.1 Algemene voorzienin9en Om te voorzien in het snei en regelarm treffen van veel voorkomende (eenvoudige) voorzieningen is in de verordening het begrip algemene voorzieningen opgenomen. Kenmerkend voor algemene voorzieningen is dat de gemee nte deze voorzie ningen organiseert, inkoopt en ter beschikking stelt, los van of vooruitlopend op individueie aanvragen. Het zal in de regel gaan om steunpunten, depots, pools, waar de voorzieningen op voorraad worden gehouden, al dan niet op wijkniveau, Voorbeelden hiervan zijn het sportvoorzieningendepot en het depot van hulpmiddelen in het hosplce.
Ook algemene voorzieningen zoals welzijnswerk, buurthuiswerk etc, kunnen voorliggende algemene voorzieningen zijn, Algemene voorzieningen zijn voorzieningen die een probleem snel en effectief op kunnen lossen en zullen in de regel met een minimum aan procedures kunnen worden aangeboden. Het specifieke van deze voorzieningen is gelegen in het algemene aanbod en de voordelen van deze algemene voorzieningen zijn een snelle en simpele oplossing van de problemen, zonder bureaucratie en zonder eigen bijdragen. In plaats van de soms complexe advisering wordt in dit kader van het veel lichtere begrip toegangsbeoordehng gebruik gemaakt.
2.3.2 Andere wettelijke regeling of privaatrechtelijke overeenkomst Maast algemene voorzieningen bestaan de voorliggende voorzieningen ook uit voorzieningen op basis van andere wetgeving of privaatrechtelijke overeenkomsten. Ingeval er beroep op een andere regeling of overeenkomst kan worden gedaan, geldt deze als voorliggende voorziening, Verstrekking van een Wmo-voorziening is dus niet mogelijk wanneer de aangevraagde voorziening onder een andere (voorliggende) regeling wordt verstrekt, Het kan gaan om ( niet limitatief): AWBZ: ADL-hulpmiddelen voor lopen, zitten en slapen, communicatie, voeding, persoonlijke verzorging, inrichtingselementen voor woningen. Een overzicht van mogelijke hulpmiddelen is opgenomen in de bijlage, Wia: voorzieningen voor vervoer naar het werk of onderwijs, aanpassingen op het werk of op school. WWB, bijzondere bijstand: inkomensondersteunende voorzieningen zoals vergoedingen voor stookkosten, bewassingskosten, kiedingkosten, dieetkosten. Ook wordt g&en voorziening toegekend indien er aanspraak bestaat via een privaatrechtelijke overeenkomsten of verbintenis. Wel bestaat in uitzonderlijke situaties de mogelijkheid om een voorziening onder cessie verstrekken, bijvoorbeeld als er sprake is van een langdurige gerechtelijke procedure bij aansprakelijkheid. Als een persoon gehandicapt raakt als gevolg van een bedrijfsongeval kan de werkgever aansprakelijk zijn voor de gevolgen van de opgelopen handicap, zoals een dure aanpassing van de woning. De mogelijkheid van het voorwaardelijk toekennen van een voorziening moet echter wel opwegen tegen de kosten van terugvordering. Gaat het om relatief goedkope voorzieningen dan wordt de voorziening voorwaardelijk toegekend,
2.4 Voorwaarden voor het toekennen van individuele voorzieningen Bij de behandeling van de aanvraag van individuele voorzieningen spelen enkele algemene voorwaarden, zoals vastgelegd in de verordening in artikel 2.4. Hieronder worden deze voorwaarden en aanverwante zaken nader toegelicht.
2.4.4 Aantoonbare beperkingen Het treffen van Wmo individuele voorzieningen hebben tot doel om de persoon met beperkingen, een chronisch psychisch probleem en lof een psychosociaal probleem een zodanige uitgangspositie te verschaffen dat zij in aanvaardbare mate zelfredzaam zijn en in staat tot maatschappelijke participatie. De beperkingen, het chronische psychische probleem en/of het psychosociaal probleem worden aantoonbaar gemaakt naar objectief medische noodzaak.
2.4.2 Langdurig noodzakelijk De eis dat een voorziening langdurig noodzakelijk moet zijn heeft te maken met de afgrenzing met het hulpmiddelendepot van de Thuiszorgorganisaties dat op basis van de AWBZ beschikbaar wordt gesteld, Uit het huiprniddelendepot kan gedurende drie maanden, eenmaal te verlengen met nog eens drie maanden, een hulpmiddel worden verleend. Na die periode bestaat de mogelijkheid het hulpmiddel tegen betaling te huren. Dat wi( echter niet zeggen dat de grens van langdurig noodzakelijk op 6 maanden ligt. De grens wordt eerder bepaald door de vraag: gaat het probleem over of is het blijvend. Als iemand een probleem heeft dat 8 of 30 maanden zal duren maar daarna over zal zijn, mag er van worden uitgegaan dat geen sprake is van langdurige noodzaak. Dat geldt overigens niet bij een belanghebbende die terminaal is. Ais de
levensverwachting 4 maanden ls, is duidelijk dat het geen tijdelijk probleem is, maar een probleem tot de dood erop volgt, Er moet dan uitgegaan worden van langdurige noodzaak.
Een uitzondering op de regel dat de aangevraagde voorziening langdurig noodzakelijk moet zijn, wordt gevormd door situaties waarin voor een afzienbare periode hulp bij het huishouden nodig is, bijvoorbeeld bij ontslag en herstel na ziekenhuisopname of bij een ontregeld huishouden.
2A.3 Goedkoopst-adequaat Het criterium goedkoopst-adequaat betekent dat een te verstrekken voorziening allereerst adequaat dient te zijn, dit betekent dat een voorziening volgens objectieve maatstaven nog toereikend moet zijn. Zijn er twee of meer voorzieningen adequaat, dan kiest de gemeente voor de goedkoopste voorziening. Vfat betreft het kwallteitsniveau waarvan uitgegaan kan worden, dient bij een verantwoord niveau te worden aangesloten, Eigenschappen die kostenverhogend werken zonder dat deze de voorziening meer adequaat maken, zullen in principe niet voor vergoeding in aanmerking komen. Het is wel mogelijk een voorziening te verstrekken die duurder is dan de goedkoopst adequate voorziening, mits de belanghebbende bereid is het prijsverschil zelf te bekostigen. De belanghebbende zal in dat geval eerder kiezen voor een persoonsgebonden budget of de meerkosten zelf te betalen bij een natura-verstrekking,
2.4A In overwegende mate op het individu gericht Een individuele Wmo voorziening die op grond van de verordening wordt toegekend moet in overwegende mate op het individu gericht zijn. Dit betekent dat er altijd 6bn individuele belanghebbende moet zijn die de voorziening aanvraagt. De individuele Wmo voorziening moet specifiek op de persoon van de belanghebbende gericht zijn. Dit betekent overigens niet dat bij het in kaart brengen van de hulpvraag van de belanghebbende louter wordt gekeken naar het individu. Er dient ook aandacht te worden besteed aan het sociale netwerk van de belanghebbende (zowel binnen als buiten de gezinssltuatie), zie hiervoor ook paragraaf 2.2.1 Samenhangende afstemming,
2.4.6 Een algemeen gebruikelijke voorziening Het begrip algemeen gebruikelijk stamt nog uit de tijd van de AIgemene Arbeidsongeschiktheldswet (AAW]. Volgens de vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep is een zaak algemeen gebruikelijk indien de volgende criteria van toepassing zijn:
1, de voorziening is niet speciaalvoor belanghebbenden bedoeld; 2. de voorziening is in de reguliere handel verkrijgbaar; 3. de voorziening is in prijs vergelijkbaar met soortgetijke producten. ln individuele gevallen kan een voorziening die op zichzelf als algemeen gebruikelijk kan worden beschouwd, vanwege omstandigheden aan de kant van de belanghebbende toch niet als algemeen gebruikelijk worden beschouwd. Er moet dan een uitzondering worden gemaakt, waarbij het gaat om: 1, een plotseling optredende handicap, waardoor algemeen gebruikelijke voorzieningen eerder dan normaal moeten worden vervangen; 2. de belanghebbende heeft een inkomen, dat door aantoonbare kosten van de handicap onder de voor hem/haar geldende bijstandsnorm dreigt te komen,
2.4.6 De belanghebbende niet woonachtig is binnen de gemeente Eindhoven Oe Wvg sprak over: in de gemeente woonachtige gehandicapten" (art. 2, lid 1), De Wmo kent deze aanduiding niet meer. Toch is het evident dat het compensatiebeginsel van de gemeente alleen maar geldt ten aanzien van in de gemeente woonachtige belanghebbenden. ln de verordening ls dit geborgd.
Er zal in het beginstadium van de aanvraag beoordeeld moeten worden of de belanghebbende in de Gemeente Eindhoven ingeschreven staat in de gemeentelijke basisadminlstratie (GBA).
2.4.7 De ondervonden problemen vloeien voort uit de aard der gebruikte materialen Het zal hierbij vooral om woonvoorzieningen gaan, waarbij te denken valt aan spaanplaat dat formaldehydegas bevat, halfsteens muren op het westen die veel waterdoorslag geven en dus veel ochtigheid binnen, enz. Iedereen, ongeacht een eventuele handicap, zal met dit soort materialen dezelfde problemen kunnen ondervinden, Het probleem wordt dus niet veroorzaakt door de combinatie handicap en de woning, maar door de gebruikte materialen, reden om een voorziening te weigeren. Een uitzondering wordt gemaakt bij aandoeningen die verband houden met CARA. De Gemeente Eindhoven kan in dit geval de woning beperkt saneren, De beieidsregels rondom woningsanering zijn beschreven in paragraaf 4.2.2.1.4.
2.4.8 De kosten zijn gemaakt voorafgaand aan het moment van
beschikken
Het is een belanghebbende niet toegestaan een gemeente voor een voldongen feit te stellen waarbij de gemeente niet meer de mogelijkheid heeft een (indicatie)onderzoek in te stellen of de voorziening volgens het vastgestelde beleid te verstrekken. Met andere woorden: wie een voorziening aanschaft en daarna aanvraagt, loopt de kans op een afwijzing. Ult de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep blijkt dat deze regel niet zonder meer mag worden toegepast. De Centrale Raad gaat er van uit dat de regel bedoeld is om controle achteraf mogelijk te maken, Bij een woningaanpassing zou na een verbouwing bijvoorbeeld niet meer vastgesteld kunnen worden of er een goedkoper alternatief heeft bestaan. Dat heeft tot consequentie dat indien achteraf toch nog gecontroleerd kan worden wat de goedkoopst-adequate oplossing was, een afwijzing achterwege moet blijven. Uiteraard kan dan wel de goedkoopst-adequate voorziening verstrekt worden, ook al is de aangeschafte voorziening aanzienlijk duurder. Dat is dan de consequentie voor de belanghebbende die voor de beschikking zelf iets heeft aangeschaft. Uit deze jurisprudentie valt op te maken dat afwijzing op de grond dat reeds kosten zijn gemaakt voordat het college een beslissing heeft genomen slechts houdbaar is wanneer het college niet meer kan achterhalen of een voorziening noodzakelijk, adequaat en passend is om een aantoonba re beperking op het gebied van het wonen of het zich binnen of buiten de woning verplaatsen op te heffen of te verminderen, Deze jurisprudentie moet dan ook beslist niet worden beschouwd als een ’vrijbrief’ voor een belanghebbende om vooruitlopend op een beslissing van het college allerhande voorzieningen aan te schaffen.
2.4.9 Voortijdige herverstrekking Verloren gegane voorziening door toedoen van de belanghebbende Dit is een vergaande regel, die altijd goed voorbereid en onderbouwd dient te worden. Zorgvuldig onderzoek is hier op zijn plaats. Zeker bij personen die afhankelijk zijn van voorzieningen kan dit een zeer ingrijpende, maar noodzakelijke maatregel zijn. Toch komt het met enige regelmaat voor dat door onzorgvuldig gebruik, nalatigheid of zelfs misbruik regelmatig reparaties nodig zijn om bijvoorbeeld een scootmoblel rijdend te houden. Dit kan gebeuren uit onzorgvuldigheid, onder invloed van alcohol of drugs enz. Bij herhaling van dit soort problemen is het goed eerst met betrokkene te overleggen en duidelijk te maken dat dit in strijd is met de bruikleenovereenkomst. Heeft een dergelijk gesprek geen resuitaat, dan kan overgegaan worden tot aangetekend waarschuwen dat bij herhaling de voorziening zal worden ingenomen, Herhaalt het probleem zich dan weer dan kan tot inname worden overgegaan en hoeft er geen herverstrekking plaats te vinden, in principe gedurende de verdere afschrijvingsperiode. V oorzienin g vroegtijdig afgeschreven door intensief g e brui A
We hanteren gemiddelde afschrijvingsperiode van hulpmiddelen. Voor de een kan deze periode te kort zijn, terwijl een ander nog jaren met zijn hulpmiddel vooruit kan. Indien een hulpmiddel technisch wordt afgekeurd en dit ligt aan vroegtijdige slijtage door intensief gebruik dan wordt er een nieuw hulpmiddel verstrekt, zonder verdere maatregelen naar de belanghebbende, In de beschikking wordt dan gewoon weer de gemiddelde afschrijvingsperiode genoemd,
3 Verstrekkingsvormen en typen van individuele voorzieningen 3. 0 Verechi(lende wijzen am individue]e voorzieningen te verkrijgen: de kectzevrijheid Bij een aanspraak op een individuele voorziening heeft de belanghebbende de keuzevrijheid tussen een persoonsgebonden budget (PGB) of een naturaverstrekking. Dit is bepaald in artikel 6 van de Wrno. Deze keuzevrijheid is niet absoluut. Als tegen deze keuzevrijheid overwegende bezwaren bestaan kan van deze keuzevrijheid worden afgeweken. Overwegende bezwaren: Kunnen gelegen zijn in efficiency overwegingen. Zo is bijvoorbeeld het CVV een individuele voorziening die collectief wordt ingevuld. Uit efficiency overwegingen wordt het CVV a/leen in natura verstrekt en wordt de keuze voor een PGB niet geboden. Door deze keuzevrijheid zou het primaat van het collectief vervoer in het gedrang kunnen komen. De Tweede Kamer heeft tijdens het algemeen overleg op 29 maart 2006 aangegeven dat voorkomen moet worden dat het collectief vervoer gevaar loopt door artikel 6 Wmo. Het kan niet zo zijn dat een PGB verplichting de ontwikkeling van het cogectief vervoer belemmert. Kunnen gelegen zijn in de persoonlijke situatie van de belanghebbende ( zie 3.4.1) Indien er voor een bepaalde hul pvraag een oplossing gezocht kan worden in een voorliggende voorziening dan geldt de keuzevrijheid niet, Een persoonsgebonden budget wordt alleen verstrekt ten aanzien van individuele voorzieningen. Tevens kent de gemeente Eindhoven een gemaximeerde financiÃńle vergoeding bijvoorbeeld voor een sportvoorziening of voor verhuis- en inrichtingskosten. Bij een gemaximeerde financiÃńle vergoeding is er geen keuzevrijheid voor andere verstrekkingsvormen. De gemaximeerde financiÃńle vergoeding is een vast bedrag dat onafhankelijk is van het inkomen.
Hieronder worden de 3 verstrekkingsvormen toegelicht.
3.2 Voorziening in natura Wordt een voorziening niet als persoonsgebonden budget verstrekt, maar in natura, dan zal toekenning ook bij beschikking plaatsvinden. in de beschikking worden de voorwaarden opgenomen waaronder verstrekking plaatsvindt, Dit kan zijn in eigendom of in bruikleen. Artikel 3.2 lid 2 van de verordening voorziet in het van toepassing verklaren van een bruikleenovereenkomst ais er een voorziening in natura wordt verstrekt, ln deze overeenkomst worden de rechten en verplichtingen van de belanghebbende en van het college vastgelegd. Deze overeenkomst maakt onderdeel uit van de beschikking. In de beschikking zal daarom een verwijzing naar de overeenkomst worden opgenomen.
In de wet is niet de verplichting opgenomen de belanghebbende de keuzevrijheid te bieden binnen de individuele voorzieningen in natura, De Gemeente Eindhoven biedt deze mogelijkheid echter wel. De belanghebbende heeft voor de verkrijging van een hulpmiddel (behalve voor trapliften) en voor hulp bij het huishouden de keuze tussen meerdere leveranciers.
3.3 De gemaximeerde financiele vergoeding De gemaximeeide financiille vergoeding is een geldbedrag dat is bedoeld om een bepaalde individuele voorziening te verwerven. Het is een tegemoetkoming in de kosten van een individuele voorziening waarvan de hoogte is gebonden aan een maximum en waarbij geen afstemming met het gezinsinkomen plaatsvindt. Het is niet perse een kostendekkende vergoeding. Een gemaximeerde financiÃńle vergoeding wordt toegekend voor: De vergoeding voor verhuis-en inrichtinskosten, gemaximeerde financiele vergoeding voor huurderving, gemaximeerde financiÃńle vergoeding voor tijdelijke huisvesting. Gemaximeerde financiÃńle tegemoetkoming voor onderhoud, keuring en reparatie
Vervoerskostenvergoedingen De gemaximeerde financiele vergoeding voor bovenregionaal vervoer De individuele sportvoorziening
3 4 Het persoonsgebonden bodget (PGB) Om duidelijk te laten zijn wat met het persoonsgebonden budget dient te worden aangeschaft en meer precies: aan welke vereisten de aan te schaffen voorziening dient te voldoen teneinde de voorziening verantwoord te laten zijn, wordt een zo nauwkeurig mogelijk omschreven programma van eisen bij de beschikking gevoegd. Hierdoor wordt voorkomen dat door onduidelijkheid over de eisen die aan de voorziening gesteld moeten worden een verkeerde voorziening wordt aangeschaft. Wordt dan toch een voorziening aangeschaft die niet aan dat program van eisen voldoet, dan is gehandeld in strijd met de beschikking.
3.4.1 Check of belanghebbende om kan gaan met het PGB ln het Besluit (artikel 2.3.) zijn een aantal afwijzingsgronden opgenomen wanneer de belanghebbende geen beroep kan doen op de keuzevrijheid om een PGB te kiezen. In lid b staat dat er een onderzoek plaatsvindt om na te gaan of de belanghebbende wel kan omgaan met het PGB.
De gemeente heeft een vergewisplicht om te checken of iemand geestelijk in staat is zijn PGB te beheren en er conform het programma van eisen de juiste voorziening mee in te kopen, Aanwijzingen dat iemand hiertoe niet in staat is zijn onder andere: Belanghebbende is bekend bij een instantie voor geestelijke gezondheidszorg ( bijvoorbeeld GGzE of bemoeizorg Belanghebbende is bekend bij een instantie voor versiavingsproblematiek (bijvoorbeeld NEOS, N ovadic-Kentron)
Het gaat hierbij om aanwijzingen die moeten worden gecheckt. Bij twijfel kan gekeken worden of er een beheerder kan worden gevonden die met de belanghebbende ervoor zorgt dat de juiste voorziening wordt aangeschaft. Als er geen beheerder is dan wordt het PGB afgewezen en wordt de voorziening in natura verstrekt. In lid d staat dat er een onderzoek plaatsvindt om na te gaan dat er problemen op het financiÃńle vlak zijn waardoor een belanghebbende het PGB niet kan aanwenden. Aanwijzingen dat iemand om financi(die redenen geen PGB dient te krijgen zijn onder andere: Belanghebbende is in GWS bekend als klant bij schuiddienstverlening, Aan belanghebbende vragen of hij vaak (meerdere weken per maand) dan wel langdurig(meerdere maanden achter elkaar) rood staat bij de bank. Dit wordt wel afgezet tegenover de maandelijkse inkomsten en eventueel spaargeld, Ook hier gaat het om aanwijzingen die moeten worden gecheckt (oa bij de unit schulddienstverlening). Bij gerede twijfel kan er geen PGB worden uitgekeerd en wordt er aan de belanghebbende een voorziening in natura aa n ge bode n,
De gemeente Eindhoven geeft in haar rapportage e x/i ziet aan dat dit/deze onderzoek(en) zorgvuldig it/zijn gebeurd.
3.4.2 Omvang van het PGB Het persoonsgebonden budget is een geldbedrag dat de belanghebbende onder voorwaarden mag besteden aan een compenserende voorziening naar zijn keuze. De omvang van het persoonsgebonden budget is bepaald in het Besluit maatschappelijke ondersteuning Gemeente Eindhoven, Hierbij dienen twee mogelijkheden te worden onderscheiden: Enerzijds is er het persoonsgebonden budget voor diensten, te weten hulp bij het huishouden, anderzijds het persoonsgebonden budget voor hulpmiddelen. Wat betreft de hoogte van het PGB voor hulpmiddelen wordt er per toekenning een berekening gemaakt. De kosten van de voorziening in natura zijn uitgangspunt bij het bepalen van de hoogte van het persoonsgebonden budget, Dat wordt afgeleid van de tarieven van de leveranciers waarmee de Gemeente Eindhoven een overeenkomst heeft. Daarbij worden bedragen geteld voorde verzekering, het onderhoud en de reparaties van de voorziening, voor zover daar sprake van is. De PGB bedragen zijn vastgelegd in het besluit.
In de tarieven zal veelal sprake zijn van kortingen, omdat via de overeenkomst met de leverancier een grote hoevee(heid voorzieningen afgenomen wordt. Deze korting wordt doorberekend naar het persoonsgebonden budget, Om het voor de belanghebbende wel mogelijk te maken het hulpmiddel aan te schaffen berekenen we een maximum korting van 35% door.
3.4.3 Uitbetaling van het PGB in de beschikking wordt vermeld wat de omvang van het persoonsgebonden budget is en voor hoeveel jaar het persoonsgebonden budget bedoeld is, Is de beschikking verzonden en de ondergetekende PGB overeenkomst retour ontvangen, dan kan het persoonsgebonden budget beschikbaar worden gesteld. Hierbij gelden de volgende regels: Een PGB voor hulp bij het huishouden wordt in een keer betaalbaar gesteld bij een jaarbedrag tot k 2500;, alle overige bedragen worden maandelijks betaalbaar gesteld. Een PGB voor hulpmiddelen wordt tot’ S000,- in ken keer beschikbaar gesteld Indien een aan te schaffen voorziening in een keer betaald moeten worden. Bij bedragen boven de 6 5000,- wordt het bedrag uitbetaald aan door de belanghebbende gekozen leverancier na overleg van de factuur. Een PGB voor onderhoudskosten en het Bdmaatschap van belangenorganisaties wordt jaarlijks vooraf beschikbaar gesteld, zolang de belanghebbende de voorziening nog gebruikt, ook al is de afschrfjvingsduur verstreken. Dit kan langer zijn dan de in de beschikking genoemde periode waarvoor het budget bestemd is.
3.4.4 De controle van het PGB Iedere budgethouder dient de volgende stukken te bewaren: de nota/factuur van de aangeschafte voorziening; een betalingsbew ijs van aanschaf van de voorziening of een overzicht van de salarisadmlnistratie met bewijsmiddelen een kopie van de zorgovereenkomst die is gesloten met degene die de hulp bij het huishouden ievert Steekproefsgewijs bepaalt het college bij welke budgethouders deze stukken worden opgevraagd om te controleren of het persoonsgebonden budget besteed is aan het doei waarvoor het verstrekt is. Is dat het geval, dan hoeft er verder niets te gebeuren. Is het persoonsgebonden budget anders besteed dan bedoeld, dan kan het college overwegen het persoonsgebonden budget geheel of gedeeltelijk terug te vorderen. Daarbij zal leidend zijn of er opzet in het spel is geweest, of dat sprake is geweest van onwetendheid. In die laatste situatie kan overlegd worden dat deze situatie in de toekomst vermeden dient te worden. Bij opzet moet afgewogen worden of terugvordering in verhouding staat tot wat er bewust onjuist is gedaan.
3A.5 Verstrekking van het PGB Bl het verstrekken van een individuele voorzieningen in de vorm van een PGB kunnen zich een aantal situaties voordoen die bij een verstrekking in natura niet voorkomen. Hieronder worden de meest voorkomende situaties beschreven en uitgelegd hoe de gemeente Eindhoven hier in beginsel mee omgaat De voorzieningis voordot de gebruikelij ke afschrijftermij n afloopt niet meer naodzakelij k af adequaat, indien de belanghebbende komt te overlijden waardoor de voorziening niet meer wordt gebruikt wordt het resterende budget niet teruggevorderd op de erven. Als de voorziening niet meer volledig adequaat is in verband met een verslechterde medische situatie die niet was voorzien wordt er, op basis van een nieuwe indicatie, opnieuw een voorziening toegekend en gaat de looptijd van het persoonsgebonden budget opnieuw In.
De belanghebbende heeftzijn PGB uitgegeven aan verkeerde hulpmiddelen!diensten Als een budgethouder zijn budget echter uitgeeft aan zaken die zijn beperking niet of onvoldoende compenseren en om die reden opnieuw aanklopt bij de gemeente, kan hij verwachten dat zijn budget wordt teruggevorderd omdat hij het niet heeft besteed aan het doel waarvoor het is gegeven. De gemeente kan vervolgens aan zijn compensatiepllcht voldoen door de verstrekking van een voorziening in natura. De budgethouder heeft in dit geval immers laten zien dat hij niet in staat is tot het omgaan met een persoonsgebonden budget. Dat laatste geldt als uitsluitingsgrond onder
het begrip ’overwegende bezwaren’ ln artikel 6 Wmo
De voorziening moetgedurende de looptijd warden aangepast ls de voorziening nog niet afgeschreven dan kan er een PGB worden toegekend voor de aanpassing. Het is overigens niet de bedoeling dat bij een gelijktijdige toekenning van de voorziening en de aanpassing er voor verschillende vormen van verstrekking wordt gekozen. De belanghebbende wil zijn huidige voorziening omruilen voor een PGB De belanghebbende die huip bij het huishouden ontvangt kan wisselen van verstrekkingsvorm. Dlt betekent dat hij zijn natura-toekenning kan omzetten in een PGB en omgekeerd. Heeft de beianghebbende een hulpmiddel in natura dan heeft de gemeente hem reeds gecompenseerd door op grond van de Wmo (of ex Wvg) een voorziening toe te kennen, Er is dan geen sprake van een participatieprobleem. Deze voorziening kan dan niet worden omgeruild voor een PGB. Pas als de voorziening is afgeschreven of niet meer adequaat of aan te passen is, dan kan de belanghebbende bij de verstrekking van de nieuwe individuele voorziening gebruik maken van de keuzevrijheid en voor een PGB kiezen.
De belanghebbende houdt over op zijn budget Indien de belanghebbende overhoudt op zijn budget, wordt dit niet teruggevorderd. Hiermee wil de gemeente het signaal afgeven dat de klant wordt beloond als hij efficiÃńnt met zijn budget om gaat, Wettelijke gezien moet het persoonsgebonden budget vergelijkbaar zijn aan de verstrekking in natura, De hoogte van de tarieven worden vastgesteld op basis van de tegenwaarde van goedkoopst adequate voorziening. Met zal daarom zelden voorkomen dat de belanghebbende overhoudt op zijn budget. Overmach t
De belanghebbende kan door overmacht, buiten zijn schuld, zijn voorziening verspelen, bijvoorbeeld door een ongeval waarbij een onverzekerde derde betrokken is of doordat een leverancier buiten de schuld van de budgethouder zijn verplichtingen niet nakomt, terwijl er al wel betalingen zijn gedaan. In dat geval zal de budgethouder met succes opnieuw een beroep kunnen doen op het gemeentelijke compensatiebeginsel.
3.5 Typen van indivicfuele voorzieningen Alle individuele voorzieningen kennen verschillende typen. Deze zijn opgebouwd van voorzieningen met een collectief karakter naar gangbare individuele voorzienmgen tot alternatieve individuele voorzieningen. In deze volgorde worden de voorzieningen ook aangeboden aan de belanghebbende. In het verleden spraken we van primaten voor collectieve voorzieningen, Ook nu zijn de collectief ingevulde individuele voorzieningen voorliggend op overige individuele voorzieningen. Nieuw in de verordening zijn de alternatieve voorzieningen. Het opnemen van de alternatieve voorzieningen biedt een mogelijkheid aan de gemeente en de belanghebbende om in samenspraak te komen tot een andere oplossing als de geijkte oplossingen geen toereikende oplossing bieden (zie paragraaf 3.5,1), Voor alle typen van individuele voorzieningen is wel een indicatie en beschikking nodig. a. Van de individuele voorzieningen die collectief zijn ingevuld is het bekendste voorbeeld het CVV. Collectief ingevulde individuele voorzieningen worden alleen in natura aangeboden, b. Gangbare individuele voorzieningen: dit betreft het vo! ledige pakket aan voorzieningen dat de gemeente inkoopt, zowel het standaard pakket (binnen-pakket voorzieningen) als de buiten-pakket voorzieningen. Deze voorzieningen kennen een natura en PGB variant, c, Alternatieve individuele voorzieningen bij de hulpvraag van de klant. Er is geen gangbare voorziening of een gangbare voorziening kan geboden worden en biedt een oplossing voor de ondervonden beperking, maar het alternatief is voor de belanghebbende een meer toereikende oplossing voor de hul pvraag. Ook bij deze voorzieningen geldt een natura en PGB variant.
3.5.1 De alternatieve voorziening Het werken met de alternatieve voorzieningen is nieuw, Voorheen was de enige mogelijkheid om de hardheidsclausule aan te spreken, maar dit gaf wei aan dat het een laatste redmiddel was, Door de toevoeging van de alternatieve individuele voorziening willen we aangeven dat het een reele oplossing is voor de hulpvraag van de belanghebbende ookal heeft de gemeente deze voorziening niet in het ingekochte pakket opgenomen. Daarnaast willen we met de toevoeging van de alternatieve voorziening ruimte laten voor de ontwikkelingen op het terrein van individuele voorzieningen, De ontwikkelingen op het terrein van hulpmiddelen bijvoorbeeld gaan zo snel dat het niet te overzien is wat op er op enig moment allemaal op de markt komt.
Aan deze alternatieve voorzieningen zijn wel een aantal voorwaarden verbonden. 0. Net als bij alle individuele voorzieningen moet er voor de alternatieve voorzieningen een indicatie zijn. Er zullen medische gronden moeten zijn waarom de belanghebbende een individuele voorziening nodig heeft. De voorziening moet (medisch) verantwoord zijn. Dat betekent dat de voorziening de gezondheid van de belanghebbende niet mag schaden maar daarnaast in zijn algemeenheid verantwoord moet zijn zoals veilig, degelijk etc. 2. De kosten van de alternatieve voorziening mogen niet onevenredig hoog zijn. Dat wil zeggen dat de kosten in verhouding moeten staan tot de kosten van de gangbare individuele voorziening waarmee de alternatieve voorziening het best te vergelijken is. Als er geen gangbare fndfviduefe voorziening is waarmee de vergelijking kan worden gemaakt dan zullen de kosten van de alternatieve voorziening moeten worden afgezet tot het totale Wmo budget dat beschikbaar is voor individuele voorzieningen en het aantal belanghebbenden dat daarmee gecompenseerd wordt, Nog meer dan bij de overige individuele voorzieningen zal het spanningvefd tussen maatwerk voor de belanghebbende en objectiviteit (geen rechtsongeiijkheid) een rol spelen bij de inzet van alternatieve voorzieningen, Zeker als het gaat om de kosten die aan de voorziening verbonden zijn, is er nog veef interpretatieruimte. Orn de inzet van alternatieve voorzieningen goed neer te zetten in de uitvoering en subjectiviteit te verminderen, wordt het inzetten van de alternatieve voorziening besproken in een casusoverleg, De gemeente Eindhoven wil bekijken oF hieruit blijkt dat er meer regels gesteld moeten worden. Dicht regelen is op dit moment niet wenselijk omdat er dan te weinig ruimte aan de casemanager gegeven wordt om, na samenspraak met de belanghebbende, te zoeken naar een oplossing. Kenmerk van de alternatieve voorziening is juist ’op de fijn is in’.
Ifoorwaarrfen voor toekenning aiternatieve vobrziening Alle regels zoals gesteld in paragraaf 2.4 zijn ook op de alternatieve voorziening van toepassing. Het kan voorkomen dat de oplossing van de hufpvraag ligt in een voorziening die algemeen gebruikelijk is (zie ook paragraaf 2.4,S). Het is niet de bedoeling van de alternatieve voorziening om aan be lang hebbende een algemeen gebruikelijke voorziening te verstrekken.
’ Op de lijn fs in wordt binnen de gemeente Eindhoven gebruikt om een cuftuurverandering tot stand te brengen. Ambtenaren worden uitgedaagd om optimaal maatwerk te leveren en daarbij de grenzen van de landelijke en lokale regels op te zoeken als het nodig is,
4 Individuele voorzieningen voor hef voeren van een huishouden ln Eindhoven kennen we drie soorten voorzieningen onder de rubriek individue’le voorzieningen voor het voeren van een huishouden: 1. hulp bij het huishouden
2. woonvoorzieningen 3. alternatieve voorzieningen die het mogelijk maken een huishouden te voeren De eerste twee worden hieronder nader beschreven. Voor de nadere omschrijving van de alternatieve voorzieningen zie paragraaf 3.5.1,
4.1 Hulp bij het huishouden Hulp bij het huishouden geeft ondersteuning aan mensen die niet in staat zijn zeifstandig een huishouden te voeren, Er zijn twee situaties waarin hulp bij het huishouden toegekend kan worden: 1. de belanghebbende heeft aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek. 2. de mantelzorger heeft problemen met het uitvoeren van huishoudelijke taken bij belanghebbende. In situaties dat die problemen (deels) opgelost kunnen worden door het toekennen van hulp bij het huishouden is dat een reden voor toekenning. Daarbij dient er van uitgegaan te worden dat de hulp bij het huishouden plaats vindt bij de belanghebbende, die de manteizorg ontvangt, en niet bij de mantelzorger thuis, indien die een ander woonadres heeft als de belanghebbende.
Onder hulp bij het huishouden vallen de volgende activiteiten:
Signateringsfunct(e, en Schoonmaakwerkzaamheden en/of Boodschappen doen en/of Verzorging planten en dieren en/of Verzorging textiel en/of Zorg voor de voeding (voorbereiden, serveren, afwassen, opruimen) en/of Organisatie van het huishouden (planning van de huishoudelijke zorg: ’wie doet wat’) Opvang en/of verzorging van huisgenoten Advies, instructie en voorlichting (o.a. gericht op het stimuleren van de zelfredzaarnheid van de belanghebbende) De activiteiten ’signaleringsfunctie’ en ’schoonrnaakwerkzaamhede n’ worden bij elke belanghebbende ingezet. De indicatie bepaalt verder welke andere activiteiten bij de belanghebbende ingezet dienen te worden. Het landelijk gangbare onderscheid tussen Kvl (basis schoonrnaakwerkzaamheden) en Hv2 {meer gespecialiseerde Hulp bij het huishouden zoals de organisatie van het huishouden) wordt in Eindhoven niet gehanteerd. Dit omdat de grens tussen de dienstverlening Hv’i en Hv2 in de praktijk niet zo makkelijk te trekken is. Van het ene op het andere moment kan een belanghebbende ineens andersoortige hulp nodig hebben zoals hulp bij de organisatie van zijn huishouden, Echter hij is dan doorgaans niet het beste geholpen met een andere vorm van dienstverlening uitgevoerd door een andere zorgverlener. Door met een vorm van dienstverlening te werken kan dezelfde zorgverlener bij de belanghebbende blijven, De zorgverlener wordt door de zorgaanbieder getraind / begeleid, zodat deze aan de veranderde zorgvraag van de belanghebbende kan voldoen. Onder hulp bij het huishouden vallen zowel de uitstelbare ats de niet uitstelbare taken. Niet uitstelbare taken zijn maaltijd verzorgen, de kinderen verzorgen, afwassen en opruimen, Wel uitstelbare taken zijn boodschappen doen, wasverzorging, zwaar huishoudelijk werk: stofzuigen, sanitair, keuken, bedden
verschonen.
Zie ook bijlage 1: handreiking normering hulp bij het huishouden
Wel of een hul bi het huishouden Om na te gaan of de belanghebbende ook hulp bij het huishouden krijgt zijn drie zaken van belang;
1. medisch geindiceerd 2. geen voorliggende voorziening 3. geen of gedeeltelijke aanspraak op gebruikelijke zorg
Om na te gaan of de belanghebbende hulp bij het huishouden nodig heeft wordt er (medisch) geindiceerd. Daarbij dient bijzondere aandacht te bestaan voor de zogenaamde medisch moeilijk te objectiveren aandoeningen (mmoa’s), waarbij gewaakt moet worden voor het verlenen van antirevaliderende hulp.
4.1.1 Gebruikelijke zorg in Eindhoven: Zorg voor elkaar Artikel 4.3 van de verordening bepaalt dat: ’de belanghebbende nietin aanmerking voor hulp bij het huishouden als tot de leefeenheid waar deze persoon deel van uitmaakt een afmeer huisgenoten behoren die wel in staatzijn het huishoudefijk werk te verrichten. Ditis van toepassing zolang er geen onevenredig beroep wordt gedaan op de draagiast en de draagkracht van de belanghebbende en/ofzijn hui sgenoten.’
Dit wordt gebruikelijke zorg" genoemd, De term is overgenomen uit de beleidsregels zoals het ClZ die hanteerde ten aanzien van de functie Huishoudelijke Verzorging ln de AWBZ tot het moment van invoering van de Wmo, Eindhoven heeft het protocol gebruikelijke zorg vanuit de AWBZ in de basis overgenomen maar deze op punten aangepast met als doel invulling te geven aan de participatiegedachte uit de Wmo en geen onevenredig beroep te doen op de draaglast en de draagkracht van de belanghebbende en/of zijn
huisgenoten. Gebruikelijke zorg Gebruikelijke zorg wil zeggen dat als de hulpvrager huisgenoten heeft die het huishoudelijk werk over kunnen nemen, zij verondersteld worden dit door een herverdeling van taken te doen. Hierdoor bestaat er geen noodzaak meer om hulp bij het huishouden te indiceren. Dit principe ls gebaseerd op de achterliggende gedachte dat een leefeenheid in gezamenlijkheid verantwoordelijk is voor het huishoudelijke werk. Dat betekent dat indien degene die gewend is het huishoudelijk werk te doen hiertoe niet meer in staat is, andere leden van de leefeenheid verondersteld worden dit over te nemen, Gebruikelijke zorg ls alleen aan de orde als er een leefeenheid is die een gezamenlijk huishouden voert. Uitwonende kinderen vallen hier dus buiten, Onder personen die lid zijn van de leefeenheid worden niet verstaan personen die een (pension)kamer huren, Met moet dan gaan om personen die ln generlei familiebetrekklng staan tot elkaar en er moet daadwerkelijkeen huurovereenkomst liggen, In die situaties worden overigens de werkzaamheden ten aanzien van de huurder door de verhuurder als zijnde beroepsmatig niet geÃŕndiceerd! Gebruikelijke zorg heeft een verplichtend karakter en betreft alle huisgenoten ouder dan 18 jaar.
4.1.1.1 Onderdelen van gebruikelijke zorg Grenzen leefeenheid Wat betreft de defini5ring van leefeenheid zijn er situaties die op een grensgebied liggen. Bij kloostergemeenschappen bijvoorbeeld is wel sprake van een leefeenheid, maar is over het algemeen een taakverdeling, die zich niet leent voor overname, In die situatie kan wel geindiceerd worden voor bijvoorbeeld het schoonmaken van de eigen kamer indien met dit niet zelf meer kan. Gemeenschappelijke ruimten die kenmerkend voor kloosters zijn kunnen niet worden gefndiceerd omdat zij het niveau sociale woningbouw te boven gaan (bibliotheken, gebedsruimten, gemeenschapsruirnten, refters) en behoren tot de eigen verantwoorde!ijkheid van de gemeenschap. Voor AWBZ-instellingen geldt dat huishoudelijke verzorging in de functie verblijf is opgenomen en dus niet geindiceerd kan worden,
Voor particuliere tehuizen die verzorging bieden geldt dat daar hulp bij het huishouden voor het eigen appartement of de eigen kamer gefndiceerd kan worden in zoverre de zorg niet door betrokkene wordt betaald. Dan gaat het immers om reeds aanwezige professionele zorg en is er geen tekort of probleem. Dit geldt ook voor door het tehuis verzorgde wasverzorging of maaltijdverzorging.
Gebruikelijke zorg en thuiswonende kinderen Ehujswonende kinderen worden uitgezonderd van gebruikelijke zorg, tot het einde van de kwalificerende leerplicht (tot maximaal 18 jaar), Dit stelt hen in de gelegenheid om te participeren in sociale en maatschappelijke verbanden. Ook worden kinderen zo beschermd tegen een te groot verantwoordelijkheidsgevoel voor een huishouding waarin de vader of moeder
door een beperking of chronische ziekte niet volledig functioneert. Het uitzonderen van gebruikelijke zorg betekent dat thuiswonende kinderen niet worden meegenomen in het bepalen van het recht op hulp bij het huishouden, Dit wil echter niet zeggen dat thuiswonende kinderen niet verondersteld worden te helpen in het huishouden, leder kind zal moeten leren de eigen kamer bij te houden, te helpen met het dekken van de tafel, te helpen bij de afwas etc. Vanaf 18 jaar wordt men verondersteld in verband met studie op kamers te kunnen wonen en een eenpersoonshuishouden te kunnen draaien. Vanaf 23 jaar wordt men verondersteld alle taken horende bij het hulp bij het huishouden te kunnen verrichten, Studie of werkin relatie tat gebruikeljike zorg Ook studie of werkzaamheden vormen in principe geen reden om van de gebruikelijke zorg af te zien. Immers, iedereen die werkt zal naast zijn werk het huishouden moeten doen of hier eigen oplossingen voor zoeken {zoals het inhuren van particuliere hulp). Dat geldt ook voor tweeverdieners.
Fysieke afwezigheid Bij werkenden wordt geen rekening gehouden met zeer drukke werkzaamheden en (zeer) lange werkweken. Over het algemeen kan alleen rekening worden gehouden met personen die vanwege hun werkzaamheden langdurig van huis zijn. Daardoor zijn zij immers de facto niet in staat het huishoudelijk werk over te nemen. Als door langdurige afwezigheid in verband met werker in de dagelijkse praktijk sprake is van een 1persoonshuishouden dan kan er geen gebruikelijke zorg worden verleend. Dit hoeft niet altijd zo ver te gaan dat iemand een aaneengesloten periode van ten minste zeven etmalen van huis is. Ook in de situatie dat iemand 5 dagen van huls is, 1 dag thuis is en vervolgens weer 5 dagen van huis is kan er van die persoon in alle redelijkheid niet verwacht worden dat deze op de ene dag dat hij/zij thuis is alle huishoudelijke werkzaamheden op zich neemt. De afwezigheid moet een verplichtend karakter hebben, Het gaat te ver chauffeurs die op het buitenland reizen, medewerkers in de offshore of marinemensen die maanden achtereen van huis zijn, te dwingen een andere functie te zoeken. Het aanleren van huishoudelijke activiteiten Bij gebruikelijke zorg wordt geen rekening gehouden met het feit of men al dan niet wil of al dan niet gewend is huishoudelijke taken te verrichten. In situaties dat personen uit de feefeenheid die nog nooit huishoudelijk werk hebben gedaan, dit niet kunnen, kan via een tijdelijke indicatie hulp geboden worden bij het aanleren hiervan. De taak wordt dan niet overgenomen maar via instructies gestuurd. Wanneer in redelijkheid niet {meer) kan worden verondersteld dat een nieuwe taak als het huishouden nog te trainen of aan te leren is, zoals bij ouderen op hoge leeftijd () 75 jaar) wordt, indien nodig, hulp voor de zwaar huishoudelijke taken geindiceerd die anders tot gebruikelijke zorg zouden worden gerekend. Lichte huishoudelijke taken vallen in die situaties wel onder de gebruikelijke zorg. Sekse, religie en cultuur Bij het inventariseren van de eigen mogelijkheden van de leefeenheid wordt geen onderscheid gemaakt op basis van sekse, religie, cultuur, de wijze van inkomensverwerving of persoonlijke opvattingen over het verrichten van huishoudelijke taken. Er is sprake van een samenleving waarin een ieder gelijke aanspraken op hulp bij het huishouden maakt.
Korte levensverwachting In geval de belanghebbende een zeer korte, bekende levensverwachting heeft kan ter ontlasting van de leefeenheid van de belanghebbende worden afgeweken van de normering van gebruikelijke zorg. Opvang en verzorging van kinderen bij uitval van een van de ouders Ouders hebben een zorgplicht voor hun kinderen. De ouders zorgen voor de opvoeding van hun kinderen. Dit houdt in: het zorgen voor hun geestelijk en lichamelijk welzijn en het bevorderen van de ontwikkeling van hun persoonlijkheid (en naar draagkracht voorzien in de kosten van dit alles). De zorgplicht strekt zich uit over opvang, verzorging, begeleiding en opvoeding die een ouder (of verzorger), onder meer afhankelijk van de leeftijd en verstandelijke ontwikkeling van het kind, normaal gesproken geeft aan een kind, inclusief de zorg bij kortdurende ziekte. Bij uitvalvan kkn van de ouders neemt de andere ouder de gebruikelijke zorg voor de kinderne over. Gebruikelijke zorg voor kinderen omvat in ieder geval de aanwezigheid van een verantwoordelijke ouder of derde persoon conform de leeftijd en ontwikkeling van het kind. Opvang is niet structureel in de Wmo. Voor
de verzorging van de kinderen kan, zonodig, wel een beroep op ondersteuning vanuit de Wmo worden gedaan. Eigen oplossingen gaan daarbij voor. IndIen nodig dient de ouder gebruik te maken van de voor hem/haar geldende regeling voor zorgverlof. De indicatiestelier onderzoekt, in geval er manteizorg aanwezig is, wat in rede Hjkheid met mantelzorg kan worden opgevangen. Is dit niet mogelijk dan dienst de ouder gebruikte maken van (een combinatie van) creche, opvang op school buitenschoolse opvang, gastoude r e.d. (de zogenaamde algemeen gebruikelijke voorliggende voorzieningen). Zijn de hierboven genoemde mogelijkheden reeds maximaal gebruikt, zijn deze afwezig of is er slechts kortdurend overbrugging nodig in noodgevallen dan kan Hulp bij het huishouden worden ingezet. Structurele opvang van kinderen is geen taak binnen de Wmo, Niet structurele opvang van kinderen kan alleen bij ontwrichting of calamiteiten tijdelijk tot ondersteuning vanuit de Wmo leiden. Verzorging van kinderen kan zonodig tot ondersteuning vanuit de Wmo leiden.
Uitval van ouderin denoudergezfn Indien er sprake is van uitval van de ouder in een eenoudergezin, of beide ouders ondervinden beperkingen in de opvang van verzorging van de kinderen, wordt er eerst nagegaan wat de mantelzorg opvangt en wat vrijwilligers als vervangende mantelzorg, voorliggende voorzieningen en algemeen gebruikelijke voorzieningen kunnen opvangen ais het gaat om oppas en opvang. Gebruik van kinderopvang /crÃĺche als voorliggende voorziening voor oppas en opvang van gezonde kinderen is redelijk, Daarbij moet wel rekening gehouden worden met het effect van deze voorliggende voorzieningen op de leefsituatie van de belanghebbende (zie paragraaf4.1.1.2.1) Indien uit het onderzoek van de indicatiesteller blijkt dat de voorliggende voorzieningen niet aanwezig zijn, niet toepasbaar zijn of uitegeput zijn is bij uitval van de ouder in een eenoudergezin afhankelijk van de leeftijd en ontwikkeling van het kind een indicatie voor hulp bij het huishouden mogelijk tot 40 uur per week voor oppas en opvang van gezonde kinderen. Een dergelijke indicatie is in principe van korte duur (maximaal 3 maanden), de periode waarin een eigen oplossing moet worden gevonden. Lee/situatie, perspectief en belastbaarheid van de leefeenheid als wegingsfactor Er za I altijd onderzocht moeten worden wat het effect van het toepassen van gebruikelijke zorg is op iemands thuissituatie. Rekening moet worden gehouden met de leefsituatie, het perspectief en de belastbaarheid van de Ieefeenheid. De huisgenoten worden hierover gesproken. Met kan noodzakelijk zijn om in de individuele situatie af te wijken van de algemene regels. Een van de redenen om in de individuele situatie af te wijken kan zijn dat degene van wie wordt verwacht dat zij taken overneemt reeds overbelast dreigt te raken. Onder overbelasting wordt verstaan. ’ meer belasten dan de draagkracht toelaat’. In medische kringen wordt dan gesproken over het (on)evenwkht tussen draagkracht (= belastbaarheid) en draaglast ( =belasting). Overbelasting kan worden veroorzaakt door een combinatie van symptomen van lichamelijke en/of psychische aard en wordt bepaald door in- en uitwendige factoren,
Factoren die van invloed zijn op de draagkracht zijn onder meer: - lichamelijke conditie van de degene die gebruikelijke zorg levert (mantelzorger / partner) - geestelijke conditie van degene die gebruikelijke zorg levert - wijze van omgaan met problemen (coping) - motivatie voor zorgtaak - sociaal netwerk Factoren die van invloed zijn op de draaglast zijn onder meer: - omvang en mate van (on) planbaarheid van zorgtaken - ziektebeeld en prognose - inzicht van degene die gebruikelijk zorg levert in ziektebeeld van belanghebbende - woonsituatie - bijkomende sociale problemen - bijkomende emotionele problemen Met perspectief (stabiele of’instabiele situatie / kan situatie nog verbeteren of verslechterd deze alleen nog maar) en de tijdsduur van de situatie (langdurig aangewezen zijn op gebruikelijke zorg doordat iemand een chronische ziekte of lichamelijke beperking heeft) hebben invloed op de draagkracht en draaglast van degene die gebruikelijke zorg levert. In het onderzoek naar de draagkracht en draaglast dient dit
meegenomen te worden, In geval de leden van een leefeenheid dreigen overbelast te raken door de combinatie van werk en verzorging van de belanghebbende kan een indicatie worden gesteld op de onderdelen die normaliter tot de gebruikelijke zorg worden gerekend. In eerste instantie zal die indicatie van korte duur zijn om de leefeenheid de gelegenheid te geven de onderlinge taakverdeling aan de ontstane situatie aan te passen en
de draagkracht binnen de leefeenheid te hervinden, Hetzelfde geldt als een partner ten gevolge van het plotselinge overlijden van de andere ouder dreigt overbelast te raken door de combinatie van werk en verzorging van de inwonende kinderen,
4.1.1.2 De omvang van de hulp bij het huishouden Is er geen sprake van gebruikelijke zorg, dan dient de omvang van de hulp bij het huishouden te worden vastgesteld. Hiervoor moet bepaald worden welke activiteiten de belanghebbende zelf niet kan uitvoeren en welke normtijden hiervoor gelden. Er is, in navolging van de AWBZ gekozen voor normtijden, om een uitgangspunt te hebben voor de omvang van de verschillende taken die in het huishoudelijk werk verricht moeten worden, De optelsom van de normtijden leidt tot een indicatie uitgedrukt in uren afgerond naar decimalen, per week. De in de bijlage aangegeven normtijden worden gehanteerd. Deze normtijden zijn afkomstig uit het protocol huishoudelijke verzorging van het CIZ en samengesteld in overleg met de landelijke koepel van thuiszorginsteilingen. Normering door de gemeente is nodig om een uitgangspunt te hebben en discussies te voorkomen over de benodigde tijd voor bepaalde activiteiten (zie bijlage 1) Aan de hand van de normtijden zoals genoemd in bijlage 1 kan voor de individuele situatie worden bepaald hoeveel tijd noodzakelijk is. Afhankelijk van de benodigde hulp in uren wordt de klasse toegekend.
4.1.7.2.1 Refatie met vooriiggende voorziening De toekenning is in principe, omdat er nog gekeken dient te worden naar voorliggende voorzieningen. Voorliggende voorzieningen, die altijd algemeen gebruikelijk zijn, kunnen gevonden worden in. kinderopvang (crÃĺche, kinderdagverblijf, overblijfmogelijkheden op school, voor- of naschoolse opvang); oppascentrales;
rnaaltijddiensten; hondenuitlaat-service; boodschappendiensten. De voorliggende voorziening moet ter plaatse wel beschikbaar zijn en algemeen gebruikelijk voor de persoon als belanghebbende. Of iets wel of niet algemeen gebruikelijk is hangt (onder meer) af van het inkomen. Is het bovenstaande niet het geval, dan is er geen sprake van een voorliggende voorziening, Hiertoe is het nodig rekening te houden met de sociale kaart zoals die ter plekke bestaat. Niet relevant is of men gebruik wil maken van een voorliggende voorziening.
Effect van voorliggende voorzieningen op de leefsituatie als wegingsfactor In het geval dat voorliggende voorzieningen beschikbaar zijn en voor de belanghebbende als algemeen gebruikelijk gelden krijgt belanghebbende geen of een gedeeltelijke toekenning voor hulp bij het huishouden. Bij het indicatieonderzoek moet echter wel onderzocht worden of het gebruik van voorliggende voorzieningen geen onevenredig negatief effect heeft op de leefsituatie van de belanghebbende. Als voorbeeld: Kinderopvang geldt als voorliggende voorziening voor huip bij het huishouden. Op basis van het protocol gebruikelijke zorg geldt dat voor gezonde kinderen geldt dat kinderopvang tot 5 dagen per week redelijk is. Echter het is de vraag ofhet redelijk is om kinderopvang als volledig voorliggende voorzieningen aan te merken voor een chronisch zieke moeder die al zeer beperkt is in haar functioneren en door kinderopvang haar kinderen 5 dagen per week moet missen In het indicatieonderzoek zal dit afgewogen moeten worden. Het perspectief van de belanghebbende (verbetering, verslechtering, stabiel) en de tijdsduur van de situatie (langdurige beperking in tegenstelling tot bijvoorbeeld herstel na een operatie) zullen ook in dit onderzoek betrokken moeten worden. Uitkomst kan zijn dat kinderopvang maar gedeeltelijk als voorliggende voorziening wordt aangemerkt.
Maatschappelijke partici patie als wegingsfactor Het protocol gebruikelijke zorg, waarop het ’ protocol gebruikelijke zorg in Eindhoven: Zorg voor elkaar’ is gebaseerd stamt uit de tijd dat de hulp bij het huishouden onderdeel uitmaakte van de AWBZ. De AWBZ is
een volksverzekering, Bij de indicatiestelling wordt gekeken of de verzekerde wettelijk aanspraak maakt op zorg uit de AWBZ. De Wmo daarentegen is een participatiewet en bevat de wettelijke opdracht aan gemeenten om voorzieningen te treffen gericht op maatschappelijke ondersteuning. ’Meedoen’ is het maatschappelijke doel van de Wmo. Anders dan de AWBZ heeft de Wrno niet het karakter van een verzekering. De burger kan de gemeente aanspreken op haar opdracht om mensen maatschappelijk te iaten participeren. Hieruit vloeit voort dat bij de indicatiestelling voor hulp bij het huishouden niet meer de verzekeringsgedachte leidend moet zijn maar het realiseren van rnaatschappeiijke participatie. Bij het indicatieonderzoek zal altijd de afweging gemaakt moeten worden of het al dan niet toekennen van hulp bij het huishoudennadelige effecten heeft op de maatschappelijke participatie van de belanghebbende. Als voorbeeld de volgende situatie: Belanghebbende, alleenstaand, heeft de chronische vermoeidheidsziekte ME. Hulp bij het huishouden is toegekend voor de periode van] jaar. In dit jaar treedt er een verbetering op in de situatie van belanghebbende waardoor zij voor een aantal uren per week vrijwiiiigerswerk gaat doen om zo weer onder de mensen te komen en voor haar gevoel een nuttige maatschappelijke bijdrage te leveren. Na ] jaar wordt belanghebbende geherindiceerd Vanuit de oude AWBZ verzekeringsgedachte zou de uitkomst van de herindicatie de volgende zijn: belanghebbende kan zich een aantal uren per week extern inzetten voor vrijwilligerswerk, dit betekent dat zij voldoende energie heeft om activiteiten te verrichten, hulp bij het huishouden wordt niet meer geindiceerd, Belanghebbende moet zelf weer al haar huishoudelijke taken verrichten hetgeen haar zo vermoeid dat zij geen energie meer overheeft om haar vrijwilligerswerk te doen. Noodgedwongen moet zij stoppen met het vrijwilligerswerk. Vanuit de participatiegedachte van de Wmo is de uitkomst anders, Het vrijwilligerswerk zorgt ervoor dat belanghebbende maatschappelijk participeert. Dit wordt meegewogen in het indicatieonderzoek en leidt ertoe dat de hulp bij het huishouden niet wordt stopgezet maar wordt gecontinueerd voor een bepaalde periode. Na die periode wordt opnieuw gekeken of er verdere verbeteringen in de situatie van belanghebbende zijn opgetreden waardoor zij haar vrijwilligerswerk en haar huishoudeiijke taken beide kan uitvoeren.
4. 7.1.2.2 Mantelzorg Mantelzorg is zorg voor mensen waarbij een sociale relatie aanwezig is, Dit kan familie zijn maar ook vrienden of kennissen. Deze zorg is zwaarder, langduriger of intensiever dan de normale (gebruikeiijke) zorg, Mantelzorg vindt plaats op basis van vrijwilligheid. Dit betekent dat mantelzorg nooit verplicht kan worden. Bij manteizorg gaat het om zorg waarop de belanghebbende wel aanspraak heeft, en waar dus een indicatie voor zou zijn. Er kan hulp bij het huishouden verstrekt worden in situaties dat de mantelzorg problemen heeft bij de uitvoering daarvan. fn situaties dat die problemen (deels) opgelost kunnen worden door het toekennen van hulp bij het huishouden is dat een reden voor toekenning. Daarbij dient er van uitgegaan te worden dat de hulp bij het huishouden plaats vindt bij de hulpvrager, die de mantelzorg ontvangt, en niet bij de manteizorger thuis, indien die een ander woonadres heeft als de hulpvrager.
Als er rnantelzorg aanwezig is dan zal in het indicatieonderzoek ook gekeken moeten worden naar de draaglast-draagkracht van de mantelzorger. Het kan soms heel duidelijk zijn dat de mantelzorger overbelast is, in andere gevallen is dat minder duidelijk en zal dit in het indicatieonderzoek moeten worden uitgediept
4.7. 1.2.3 Revalideren Er wordt geen hulp bij het huishouden verstrekt als de verstrekking daarvan revalidatie zou tegenwerken. Hierbij is overleg hierover met de behandelaar belangrijk.
4.1.2 Toekenning hulp bij het huishouden indien hulp bij het huishouden wordt toegekend moet de omvang van het aantal uren worden vastgesteld. Hiervoor moet bepaald worden welke activiteiten de hulpvrager zelf niet kan uitvoeren en welke normtijden hiervoor gelden, Er is, in navoiging van de AWBZ gekozen voor normtijden, om een uitgangspunt te hebben voor de omvang van de verschiiiende taken die in het huishoudelijk werk verricht moeten worden. De optelsom van de normtijden leidt tot het benodigde aantal uren. De in de bijlage 1 aangegeven normtijden worden gehanteerd, om te bepalen hoeveel uren er noodzakelijk zijn in de individuele situatie, Deze normtijden zijn afkomstig uit het protocol huishoudelijke verzorging van het CIZ en samengesteld in overleg met de landelijke koepel van thuiszorginstellingen Normering door de
gemeente is nodig om een uitgangspunt te hebben en discussies te voorkomen over de benodigde tijd voor bepaalde activiteiten. in de periode 1-1-2007 tot 1-1-2009 heeft de gemeente Eindhoven bij de indicatiestelling voor hulp bij het huishouden gewerkt met uren ingedeeld in klasse. Per 1-1-2009 wordt de omvang van hulp bij het huishouden uitgedrukt in uren, afgerond naar decimalen, per week. De huidige beschikkingen op basis van de klasse indeling worden niet herzien. Hierdoor zullen de komende jaren beide systemen naast elkaar voorkomen. Bij aile nieuwe indicaties en herindicaties wordt de urensystematiek gebruikt.
In natura indien het gaat om zorg in natura, dan kan de toe te kennen hulp bij het huishouden bij beschikking worden toegekend en tevens doorgegeven worden aan de instelling naar keuze die deze voor de belanghebbende gaat verzorgen, Hierbij is relevant dat de instelling de inhoudelijke opbouw van de indicatie kent. Daardoor kan voorkomen worden dat activiteiten worden uitgevoerd waarvoor geen hulp is toegekend. Omdat sprake is van een eigen bijdrage moeten de benodigde gegevens worden doorgegeven aan het CAK, die deze eigen bijdragen voor zorg in natura uitrekent en int.
Persoonsgebonden budget Gaat het om een persoonsgebonden budget dan krijgt de belanghebbende een beschikking waarin het aantal uren en het totaal bedrag aan persoonsgebondenbudget staat vermeld. Voor uitbetalingsregels zie paragraaf 3A.3). De gemeente geeft de bedragen door aan het CAK en de belanghebbende krijgt van het CAK de aanslag van de eigen bijdrage.
4.2 Woonvoorzieningen Artikel 4.4 van de Verordening bepaalt dat er drie soorten woonvoorzieningen zijn: a. hulpmiddelen in het kader van wonen;
b, verhuis en inrichtingskosten c. woningaanpassing Een belanghebbende kan voor hul middelen in het kader van wonen en/of verhuis en inrichtin skosten in aanmerking komen ais hij aantoonbare beperkingen heeft op grond van ziekte of gebrek.
Een belanghebbende kan voor een wonin aan assin in aanmerking komen als hij: a. aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek. En b. na samenspraak met de gemeente blijkt dat een verhuizing niet mogelijk is of niet de goedkoopst adequate oplossing is.
4.2.1 Zaken die een rol spelen bij de mogelijke oplossingen Bij de hutpvraaganalyse wordt na samenspraak met de belanghebbende bekeken weike opiossing, naar objectieve maatstaven gemeten, de goedkoopste adequate oplossing is. Hierbij gaat het met name om de vraag verhuizen versus aanpassing van de woning, Bij deze analyse spelen de volgende punten een rol;
De sociale ornstandi heden: ’i. De mantelzorg die door de verhuizing wegvalt. Als er sprake is van mantelzorg vanuit de buurt, die onder druk komt als de belanghebbende naar een andere wijk verhuist, kan niet gesteld worden dat verhuizen een adequate oplossing is. Wanneer de belanghebbende zou verhuizen zal de mantelzorg immers weg kunnen vallen. Als sprake is van het wegvallen van mantelzorg door een verhuizing kan het aanpassen van de woning de voorkeur krijgen. Dit moet per individuele situatie bekeken worden. Als verhuisd kan worden binnen de wijk moet het besluit tot verhuizen geiden boven het aanpassen van de woning omdat de rnantelzorg dan niet in gevaar komt. 2. De binding van de belanghebbende (en de leden van zijn gezin) met de wijk; Als de belanghebbende cruciale sociale contacten heeft en daar ook van afhankelijk is voor zijn welbevinden en die sociale contacten dicht in de buurt van de woning liggen, is het de vraag of verhuizen naar een andere omgeving wel verstandig is. Ais de belanghebbende door verhuizing naar een andere wijk in een sociaal isolement dreigt te geraken doordat het sociaie verband met de huidige woonomgeving wegvalt, kan niet gesteld worden dat verhuizen een adequate oplossing is. Per individuele situatie moet deze afweging gemaakt worden. Als in dergelijke situaties verhuisd kan worden naar een adequate woning binnen de wijk ligt dit weer anders. Dan wordt de woning niet aangepast. in die gevallen is verhuizen wel de meest adequaat goedkoopste oplossing. Ur entie van verhuizen/aan assin Duidelijk, moet worden hoe urgent het aanpassen van de woning of verhuizen naar een geschikte woning is. Dit moet bij de indicatiestelling bepaald worden, Als het aanpassen van de woning of verhuizen naar een geschikte woning urgent is en er komt op de in de indicatie gestelde termijn geen geschikte woning beschikbaar dan zal de huidige woning van belanghebbende aangepast moeten worden,
Snelheid waarmee een woon robleem ecom enseerd kan worden Omdat het primaat ligt bij verhuizen, moet de belanghebbende in kwestie ook in de gelegenheid gesteld worden om te kunnen verhuizen, AIs het voor de belanghebbende in kwestie jaren duurt voordat deze kan verhuizen is de verhuizing geen adequate oplossing meer, Er moet wei genoeg woningaanbod aanwezig zijn om te stellen dat verhuizen de oplossing is. Bij een huurwoning is de belanghebbende zelf verantwoordelijk voor het zoeken van een geschikte woning, Gemeente en corporaties kunnen de belanghebbende behulpzaam zijn. Bij een koopwoning moet de belanghebbende erop gewezen worden dat deze zelf moet zoeken naar een nieuwe woning, De belanghebbende kan niet verplicht worden om te verhuizen naar een huurwoning.
In het indicatieadvies moet opgenomen zijn binnen welke medisch aanvaardbare termijn een oplossing gevonden moet zijn voor het woonprobleem, Sprake moet zijn van een ’redelijke termijn’. a, Er wordt een termijn van rnaximaai i 2 maanden in acht genomen. Als binnen deze termijn geen geschikte woning aangeboden kan worden, moet verhuizen als minder adequaat worden aangemerkt en moet de woning worden aangepast.
b. Als aan het einde van deze termijn feitelijk voorzienbaar is dat alsnog een geschikte woning beschikbaar komt, kan alsnog vastgehouden worden aan de beschikking en verder gezocht worden naar een geschikte woning. c. Anders ligt het, als binnen de termijn wel (adequate) woonruimte is aangeboden, maar deze door de belanghebbende wordt geweigerd Bij weigering kan echter niet van de gemeente worden gevraagd de huidige woning alsnog aan te passen. d, Als verhuizing pas plaatsvindt na aflopen van de termijn, al dan niet na verlenging van de termijn, bestaat er geen recht meer op de gemaximeerde financiÃńle vergoeding voor verhuis- en inrichtingskosten,
Afzetten van de aan assin skosten van de huidi e woonruimte te en nieuwe woonruimte: Voldoet de (vrijkomende) woning aan de eisen van de nieuwe bewoner of zijn er nog extra aanpassingen nodig? Als extra aanpassingen noodzakelijk zijn, is het de vraag wat de hoogte van de kosten is om de
woning geschikt te maken. Als er een kostenafweging wordt gemaakt tussen het aanpassen van de huidige woonruimte enerzijds en verhuizen anderzijds moeten aile kosten daarbij worden betrokken. Dit houdt in dat de aanpassingskosten van de huidige woonruimte afgezet moeten worden tegen a. de verhuiskostenvergoeding voor de ondersteuningsvrager, b. het eventueel aanpassen van de nieuwe woning en c, het eventueel vrijmaken van de woning. Om een totale kostenvergelijking te maken zou als de’nieuwe’woning leeg staat tevens rekening moeten worden gehouden met d. een eventueel gemaximeerde financiÃńle vergoeding voor huurderving.
lnte rale afwe in van verschillende Wmo-voorzienin en Afstemming met overige Wmo-voorzieningen is van belang voor het maken van een keuze. Afstemming met vervoersvoorzieningen kan een duidelijke rol spelen, Criteria die hierbij een rol spelen zijn de afstand tot openbaar vervoerhaltes, de aanwezigheid van voorzieningen als winkelcentra, ziekenhuizen enz. Als een woning dicht bij bovengenoemde voorzieningen gelegen is, kan de gemeente tot de conclusie komen dat het adequater is om de huidige woning aan te passen dan de belarighebbende te laten verhuizen. De bereikbaarheid van voorzieningen blijft daardoor beter en op het gebied van vervoersvoarzieningen behoeven wellicht minder aanvullende maatregelen te worden genomen, De toegankelijkheid en doorgankelijkheid voor rolstoelgebruikers van de directe woonomgeving is een andere factor die een rol kan spelen bij een verandering van woonomgeving. Verhuizing kan in dit kader zowel een verbetering als verslechtering van de totale situatie met zich meebrengen. Werksituatie met name de afstand tot het werk, Ook de werksituatie van de belanghebbende kan van invloed zijn op de beslissing om al dan niet te verhuizen, Hierbij gaat het met name over de afstand tot het werken de wijze waarop de belanghebbende deze kan overbruggen (al dan niet met vervoersvoorzieningeri). Als de belanghebbende zijn werk’aanhuis’ heeft (eigen bedrijf), moeten de consequenties van verhuizing ook vanuit de bedrijfsrnatige kant meegewogen worden. Het is immers mogelijk dat de vestiging van het bedrijf op een andere, in commercieel opzicht minder aantrekkelijke, locatie negatieve gevolgen voor het inkomen uit eigen bedrijf kan hebben.
Het feit ofbelan hebbende ei enaar of huurder van de woonruimte is. Als de ondersteuningsvrager eigenaar van de woonruimte is, zal een verhuizing of woningaanpassing andere gevolgen met zich meebrengen dan wanneer deze de woning huurt. Het verhuizen vanuit een koopwoning heeft meer emotionele en financiele consequenties dan verhuizing vanuit een huurwoning. Doordat de gemeente Eindhoven werkt met Opplusvoorziening en vanaf I-1-2009 de trapliften beschouwd als een hulpmiddel in het kader van wonen, en hulpmiddelen in het kader van wonen uitgezonderd zijn van het primaat van verhuizen, zal het bij de afweging wel of niet verhuizen om aanzienlijke bedragen gaan voor een woningaanpassing. De belanghebbende met een koopwoning zal hierdoor inzien dat een verhuizing redelijk is,
De mo eli ke ebruiksduur van de voorzienin Er moet ook rekening gehouden worden met het feit dat een aan te passen koopwoning naar alle waarschijnlijkheid minder makkelijk kans heeft om voor hergebruik in aanmerking te komen.
Een revisiebeding, zoals bij huurwoningen, bestaat niet voor eigen woningen, behoud van woningen voor de markt De gemeente heeft geen instrument om de woning vrij te krijgen; Het zal niet zo eenvoudig zijn om een geschikte kandidaat voor die woning te vinden, die zowel financieel als ergonomisch gezien geschikt is voor de betreffende woonruimte. Consequentie hiervan zal zijn dat eigen woningen meestal voor 64n enkele belanghebbende aangepast
worden,
Aanpassingen aan sociale huurwoningen zijn vaker opnieuw in te zetten dan aanpassingen aan koopwoningen, omdat deze huurwoningen opnieuw kunnen worden verhuurd aan belanghebbenden, waardoor de gebruiksduur van de aanpassing wordt verlengd. Dit speelt in de afwegmg dan ook een rol van belang. Ook de medische prognose s peelt in dit verband een rol. Als vaststaat dat lernands toestand naar verwachting zodanig zal verslechteren, en dat als gevolg daarvan de aanpassing slechts voor beperkte tijd zal volstaan, kan dat gegeven een rol spelen in de afweging tussen verhuizing of aanpassen.
Voorzienbare veranderin in woonbehoefte Een belangrijke afweging die feitelijk al aan het begin van de beoordeling gemaakt moet worden is de beantwoording van de vraag of iemand niet zelf passende maatregelen had moeten nemen om de situatie te vermijden waarbij verhuizing of woningaanpassir g geboden zal zijn, Vooral voor ouderen geidt dat zij op enig moment om moeten zien naar woonruimte die ook geschikt is als men te maken zal krijgen met beperkingen op grond van de oudere leeftijd. In die gevailen wordt de verhuizing als algemeen gebruikelijk aangemerkt en wordt hier geen verhuis en inrichtingskostenvergoeding voor gegeven, ln de verordening is dit in artikel 4,7 lid c opgenomen.
4.2.2 Soorten woonvoorzieningen 4.2.2.1 Huipmiddeien in het kader van wonen Hulpmiddelen in het kader van wonen zijn hulpmiddelen die het mogelijk maken dat de belanghebbende in zijn woning kan blijven wonen zonder dat er bouwkundige aanpassingen nodig zijn. Dit betekent dat er geen afweging wordt gemaakt in het kader van (het primaat) van verhuizen als een belanghebbende een hulpmiddel in het kader van wonen nodig heeft.
4.2.2.7.1 Trapliften Vanaf 1-1-2009 worden trapllften in de gemeente Eindhoven niet langer beschouwd als een bouwtechnische woning aanpassing maar als een roerende woonvoorziening omdat deze na gebruik door de leverancier wordt verwijderd en de woning in originele staat terugkeert. Net als bij de overige hulpmiddelen wordt de traplift in natura en PGB aangeboden,
4.2.2.1.2 Overige hulpmiddelen in het kader van wonen Voorbeelden hiervan zijn tilliften, badliften, douche/toiletstoelen, draaischijven, transferplanken. De voorziening wordt in natura of als persoonsgebonden budget verstrekt. In geval van een natura-verstrekking van een douche- en toiletvoorziening wordt, in verband met de hygiene, voorzieningen in eigendom verstrekt. De overige voorzieningen die in natura verstrekt worden, worden in bruikleen verstrekt. Zoals al vermeld gaat het hier niet om inrichtingselementen. De overige hulpmiddelen in het kader van wonen moeten voorzien in een oplossing voor een elementaire woonfunctie, cfie eventueel ook kan worden geboden middels een bouwkundige voorziening, Of de belanghebbende in aanmerking komt voor een losse (roerende) of een vaste (onroerende) woonvoorziening, hangt af van de bouwkundige situatie van de woning en van de ondervonden beperkingen en belemmeringen. Meestal zal de losse voorziening een goedkoop en adequaat alternatief zijn voor een vaste voorziening. Een voorbeeld: in plaats van een vaste plafondlift als transferhutpmiddel kan ook een losse ti)lift worden verstrekt of een tra nsferplank. Ook zal bij voorkeur met de overige hulpmiddelen in het kader van wonen worden gewerkt in situaties waarin mensen wachten op opname in een zorginstelling of in andere situaties waarin de voorziening langdurig noodzakelijk is, maar waarin de verstrekking van vaste woonvoorzienlngen als risico met zich meebrengt dat deze voorziening op zichzelf niet efficiÃńnt ls. Voorbeelden zijn terminale situaties, maar ook situaties waarin mensen in een slooppand wonen.
4.2.2.1.3 Opplusvoorzieningen Bij Opplusvoorzieningen gaat het om kleine woningaanpassingen die bij belanghebbenden ouder dan SS jaar in woning worden aangebracht ter verbetering van het functioneel wonen. De voorzieningen (dit is een limitatieve lijst) die tot de Opplusvoorzieningen behoren zijn: Algemeen: Bestrating ophogen bij voordeur+ Scheg met anti-sliprubbers Doucheruimte I B adka m erffi: Douchezitje+ Wa ndbeu ge l s + Douch e kop met g lij stang + Anti-siipvl oer
Toilet. ’Verhoogde toiietpot+ Reservoir verhogen+ Solide wc-bril+ Wandbeugel Overig : Verg roten bediening s gem a k boven lichten + Tweede t rap leuning + Seniorens lot aanbre nge n
Opplusvoorzieningen kunnen op twee wijzen verstrekt worden: I. Via de Opplusregeling die de gemeente Eindhoven heeft gesloten met verhuurders. Bij huurwoningen van de woningcorporaties: Domein, Trudo, Woonbedrijf en Wooninc worden deze aanpassingen kosteloos aangebracht. Belanghebbenden moeten zich bij de woningcorporatles melden. 2. Bij huurwoning van andere verhuurders en koopwoningen kan de belanghebbende via de gemeente in aanmerking komen voor een budget om deze aanpassingen te realiseren, Hiervoor wordt geen eigen bijdrage gerekend.
4.2.2.1.4 Woningsaneringin verband met CARA Men kan in aanmerking komen voor een PGB voor woningsane r ing die als gevolg van allergie in verband met CARA noodzakelijk zijn, Sanering is slechts mogelijk als een duidelijke diagnose is gesteld door de huisarts of de longarts. De noodzaak voor het verstrekken van een vergoeding, wordt mede in relatie tot het
levenspatroon en leefregels, de gehele woninginrichting en ventilatiemogelijkheden en -gedrag bepaald. Het college kan hierover advies vragen eventueel met inschakeling van een gespecialiseerde CARAverpleegkundige, Verwacht wordt dat de betrokkene zich in het vervolg bij de aanschaf van nieuwe materialen aan het programma van eisen voor de woninginrichting zal houden, Ook mag verwacht worden dat betrokkenen zelf maatregelen treft ter voorkoming van CARA-klachten. ln de regel kan een vergoeding worden verstrekt indien: de belanghebbende bij de aanschaf niet van tevoren had kunnen weten dat CARA zou ontstaa nl vererge re n;
vervanging van het artikel medisch gezien op zeer korte termijn noodzakelijk is. De voorzieningen worden wegens de urgente vervanging niet als algemeen gebruikelijk gezien. Geen vergoeding wordt verstrekt indien.. het treffen van een voorziening niet tot verbetering van de situatie van de belanghebbende leidt; de belanghebbende bij aanschaf van het artikel redelijkerwijs had kunnen weten dat hij overgevoelig op bepaalde stoffen reageert. de belanghebbende net is verhuisd; het vervangen van de vloerbedekking zijn algemeen gebruikelijke inrichtingskosten bij een verhuizing. Het te vervangen artikel ouder is dan 8 jaar. De woningsanering betreft in de regel het vervangen van tapijt in het slaapvertrek. Afschrij vingstermijn Een vergoeding wordt alleen verstrekt in die gevallen dat de betreffende te vervangen stoffering nog niet is afgeschreven. Indien een artikel is afgeschreven (in de regel na 8 jaar) wordt geen financiÃńle
tegemoetkoming verleend, Hierbij wordt voor de hoogte van de vergoeding als volgt rekening gehouden met de reeds verlopen afschrijvingsperiode. De vergoeding bedraagt een percentage van de kosten, afhankelijk van de afschrijvingsperiode: 10096 indien het artikel nieuwer is dan twee jaar; 759h indien het artikel tussen de twee en vier jaar oud is; 509’ indien het artikel tussen de vier en zes jaar oudis; 2S96 indien het artikel tussen de zes en acht jaar oud is, Als normbedragen worden de NIBUD-prijzen gehanteerd.
4.2.2. 7.5 Onderhoud, keuring en reparatie Het gaat hier om onderhoud, controle en reparatie van woonvoorzieningen die verstrekt zijn op grond van de Verordening, de verordening (2007), de VVG, het BGSHG of de RGSHG. Vooral kostbare woonvoorzieningen (m.n. mechanische en elektrische voorzieningen) komen in aanmerking vanwege de verlengde levensduur en de grotere veiligheid. Het betreft een limitatieve lijst, zie hiervoor artikel 3.10 van het Besluit.
Voorwaarden om ln aanmerking te komen voor de voorziening: 1. De woonvoorzlening is in het kader van Wmo, Wvg, het BGSHG of de RGSHG verleend 2. De belanghebbende bewoont ten tijde van het onderhoud, de keuring of de reparatie de woonruimte als hoofdverblijf 3. De reparatie is nodig als gevolg van omstandigheden die niet aan de belanghebbende zijn toe te rekenen
Persoonsgebonden budget Oe eigenaar van de woonruimte ontvangt het PGB. Reparaties aan verstrekte woonvoorzieningen worden volledig vergoed, tenzij de reparatie het gevolg is van opzet, grove schuld of ernstige nalatigheid.
4.2.2.2 Verhuis en inrichtingskosten Verhuis en inrichtingskosten zijn een gemaximeerde financiÃńle vergoeding. Dit is in drie situaties mogelijk aan de orde: 1, De belanghebbende gaat vanwege problemen met het normale gebruik van de woning verhuizen naar een adequate woning; 2, Oe belanghebbende vraagt een woonvoorzlenlng aan in de vorm van een woningaanpassing, maar na onderzoek blijkt verhuizing de meest adequaat goedkoopste oplossing te zijn voor het woon probleem. Ook mogelijk ls dat de betreffende woning niet kan worden aangepast; 3. Voor het vrijmaken van een aangepaste woning door een persoon die in een aangepaste woning woont,
Het college verstrekt ln beginsel geen vergoeding voor verhuizing en herinrichting, indien de verhuizing heeft plaatsgevonden voordat op de aanvraag is beschikt, tenzij achteraf alsnog kan worden vastgesteld dat er problemen bij het normale gebruik van de woning werden ondervonden in de verlaten woning. Als dat laatste niet meer kan, is dat reden voor afwijzing. Bij een verzoek om verhuiskostenvergoeding krijgt de be(anghebbende een beschikking, waarin toestemming wordt verleend voor de verhuizing. Oe uitbetaling (aan de belanghebbende) vindt pas plaats als de belanghebbende een schrifte!ijk bewijs kan overleggen dat hij/zij het nieuwe huurcontract/koopcontract heeft getekend. De periode tussen beschikking en uitbetaling bedraagt maximaal 12 maanden.
Naast vergoeding voor de verhuis en inrlchtlngskosten kent de gemeente Eindhoven ook vergoedingen voor kosten in verband met tijdelijke huisvesting en huurderving,
4.2.2.2. 1 Kosten i.v.m. tijdelijke huisvesting Als de belanghebbende tijdens het aanpassen van zijn huidige woonruimte niet in de woonruimte kan verblijven, dan kan hij/zij een tegemoetkoming in de dubbele woonlasten krijgen als hij/zij tljdebjk naar een andere woonruimte moet uitwijken. Daarnaast kan tijdelijke huisvesting noodzakelijk zijn ln verband met de aanpassing van de door de belanghebbende nog te betrekken woonruimte. Oe kosten worden gemaakt ln verband met:
a. het tijdelijk betrekken van een zelfstandige woonruimte; b. het tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte; c. het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte Voorwaarden om in aanmerking te komen voor de voorziening: - De belanghebbende kan redelijkerwijs niet voorkomen dat hij/zij dubbele woonlasten heeft Het betreft een zelfstandige woonruimte dan wel een particuliere (niet AWBZ) woongroep die wat betreft woonfuncties vergelijkbaar zijn met zelfstandige woonruimten. Niet in aanmerking komen: hotels/pensions, trekkerswoonwagens, AWBZ-instellingen, vakantiewoningen, tweede woningen en specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte gebouwen voor wat betreft voorzieningen in
gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij (nieuw)bouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden De belanghebbende verblijft niet in een instelling die ingevolge artikel 8 van de AWBZ (Stb. 1992, 392) is erkend, tenzij er sprake is van dagbehandeling.
Gemaximeerde financieie vergoeding De hoofdbewoner van de woonruimte krijgt de gemaximeerde financiÃńle vergoeding. De vergoeding wordt verleend uitsluitend voor de periode dat de aan te passen woonruimte ten gevolge van het realiseren van de woningaanpassing niet bewoond kan worden en de belanghebbende ais gevolg daarvan voor dubbele woonlasten komt te staan tot een maximum van 6 maanden .
De tegemoetkoming wordt verstrekt voor de woning die aangepast wordt en niet voor de woning waarin de be(ang hebbende tijdelijk verblijft. De belanghebbende kan alleen huurtoeslag ontvangen voor de woning, waar hij/zij woont. De belanghebbende zal dus zelf bij de beiastingdienst de huurtoesiag moeten aanvragen voor zijn/haar tijdelijke woning. Op het moment dat de belanghebbende verhuist naar de tijdelijke woning, stopt de huurtoeslag op de aan te passen woning, Voor meer informatie hierover kan de belanghebbende contact opnemen met de Seiastingdienst, en is te verkrijgen op internet via www,toeslagen.nl.
4.2.2.2.2 Huurderving Bij het verbreken van de band tussen een aangepaste woning en de belanghebbende (verhuizing/overlijden) komt deze woning voor hergebruik beschikbaar. Het is mogelijk dat deze woning niet onmiddellijk opnieuw door een andere belanghebbende in gebruik kan worden genomen, hetzij omdat hiervoor (nog) geen gegadigde is, hetzij omdat de woning nog enigermate aangepast dient te worden aan de belemmeringen van
de nieuwe bewoner.
4.2.2.3 Woningaanpassfngen Woningaanpassjngen zijn bouwkundige woningaanpassingen die de ergonomische beperkingen van de belanghebbende geheel of gedeeltelijk wegnemen en het normale gebruik van de woning bevorderen. Het gaat om onroerende, dus aard- en/of nagelvaste, voorzieningen. De hobby-, werk-, recreatie- of speelruimte komt niet in aanmerking voor een woningaan passing, tenzij uitsluitend via deze ruimte(n) de woning bereikt kan worden. De aanpassing moet allereerst het normale gebruik van de woning betreffen, Het normale gebruik van de woning omvat de elementaire woonfuncties, dat zijn de activiteiten die de gemiddelde Nederlander in zijn woning in elk gevat verricht, Met gaat daarbij om slapen, ]ichaamsreiniging, toiietgang, het bereiden en consumeren van voedsel, het zich horizontaal en verticaal verplaatsen in de woning. Voor kinderen komt daar bij het vei/ig kunnen spelen in de woonruimte. Het feit dat alleen problemen bij het normale gebruik van de woning worden gecompenseerd, houdt in dat geen rekening wordt gehouden met voorzieningen met een therapeutisch doel (bijvoorbeeld dialyseruimten, therapeutisch baden). Evenmin wordt er rekening gehouden met problemen die een incidenteel karakter hebben, dan wei voorzieningen die puur ais noodvoorziening hebben te gelden (bijvoorbeeld incidenteel gebruikte en nietessentieie onderdelen van de woning respectievelijk vluchtvoorzieningen ofbranddeuren). Ook ten behoeve van het gebruik van hobbyruimtes en studeerkamers worden geen compenserende woonvoorzieningen getroffen, aangezien het daarbij niet gaat om ruimten met een elementaire woonfunctie.
Voorwaarden woniagaanpassing Uitzondering op het beginsel dat een woningaanpassing worden verstrekt ter compensatie van problemen bij het normale gebruik van de woning vormt de uitraaskamer. {zie verder) Bij de woningaanpassing wordt gebruik gemaakt van duurzame bouwmaterialen. Zo is het dat gebruikt wordt voorzien van een keurmerk(FSC of Keurhout-Duurzaam), De eigenaar van de woonruimte verleent medewerking, De te treffen voorziening moet toereikend verzekerd zijn of worden De woningaanpassing kan een eigen toegangspad betreffen, maar kan geen betrekking hebben op de garage (of carport), tenzij de aanvraag betrekking heeft op een toegangsdeur tot de garage voor zover deze noodzakelijk als berging dienst doet, alsmede door middel van het oprichten van aanbouwen of bijbo uwen met dat doel
Soorten wonlngaanpassingen
4.2.2.3.1 Voorzieningenin gemeenschappelijke ruimte De volgende voorzieningen in een gemeenschappegjke ruimte kunnen in aanmerking komen voor een Ananciele tegemoetkoming, indien zonder deze woningaanpassing de woonruimte voor de belanghebbende ontoegankelijk blijft (art. 4.8 Verordening):
a. het verbreden van toegangsdeuren; b. het aanbrengen van automatische deuropeners; c. de aanleg van een hegingbaan van de openbare weg naar de toegang van hetgebouw (mits de woningen in het woongebouw te bereiken zijn met een rolstoel) ;
d. het aanbrengen van drempelhulpen of vionders; e. het aanbrengen van een extra trapleuning bij een portiekwoning; en f, een opstelplaats voor een rolstoel bij de toegangsdeur van het woongebouw.
4.2.2.3.2 Uitbreiding van ruimten of verwervert extra grond Het is mogelijk om een PGB te krijgen voor:
het uitbreiden van een bepaald vertrek dan wel vertrekken of 2. het verwerven van extra grond ten behoeve van een aanbouw of uitbreiding van een bepaald vertrek indien dit op grond van ergonomische beperkingen noodzakelijk zou zijn. Het aantal m’ wat voor een PGB in aanmerking komt is per vertrek gemaximaliseerd
Aantal rn waarvoor ten hoogste een PGB kan worden verleend, aangegeven per vertrek in een zelfstandige woonruimte.
Maximaal aantal m bij aanbouw van een vertrek:
30 10 10
Bij het verwerven van extra grond geldt ook; Het aantal m’ verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, dan wel een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort dat bij het nieuw aanleggen van paden, dan wel bij het aanpassen van bestaande paden ten hoogste in aanmerking komt voor een PGB bedraagt 20 m .
4.2.2.3.3 De ui traasruimte Het gaat om een ruimte die alleen ten behoeve van de belanghebbende meteen aantoonbare gedragsstoornis noodzakelijk is, om hem/haar tot rust te doen komen. Dit vloeit ook voort uit de algemene beperking dat individuele Wmo-voorzieningen in hoofdzaak op het individu gerichtzijn.
De uitraasruimte is dus uitdrukkelijk niet bedoeld om overlast voor huisgenoten te beperken, hoewel dat wel een mogelijk neveneffect kan zijn van verstrekking. Met het oog op de beperking, de gedragsstoornis met ernstig ontrernd gedrag tot gevolg, zal de ruimte in de regel beperkt van omvang zijn, Aanwezige voorzieningen zijn gericht op het doel van de uitraaskamer, het tot rust laten komen. Doorgaans zal de ruimte daarom prikkelarm en veilig moeten zijn, en tevens zijn uitgerust met voorzieningen die toezicht mogelijk maken. Voor zover dat geen technische apparatuur is kan dat onder de voorziening vallen. Betreft het een aanpassing gericht op kinderen ( uitraaskamer ofspeelkamer), dan is er een orthopedagogisch advies vereist, om een verantwoorde beslissing op de aanvraag te kunnen nemen. Op basis van dit deskundigenadvies zal op individuele basis worden vastgesteld aan welke eisen de uitraasruimte moet voldoen. Waar mogelijk zullen bestaande ruimten worden aangepast, bijvoorbeeld de slaapkamer van de belanghebbende voor wie de uitraaskamer nodig is.
4.2.2.3.4 Voorwaarden voor uitbetaling PGB voor woningaanpassing. Om te bewerkstelligen dat de woningaanpassing wordt uitgevoerd conform het programma van eisen en er aldus een adequate aanpassing wordt verstrekt is een aantal voorwaarden gesteld om het toegekende PGB ook daadwerkelijk uit te betalen. De voorwaarden moeten ook middels de beschikking aan de belanghebbende en eventueel aan de woningeigenaar, als die niet de belanghebbende is, worden bekendgemaakt. Het zijn immers de voorwaarden waaraan het besluit is gebonden. De voorziening wordt als PGB verstrekt waarna vervolgens voor maximaal 39 perioden van 4 weken een eigen bijdrage wordt betaald. Het PGB wordt aan de woningeigenaar betaald, De eigen bijdrage komt voor rekening van de
belanghebbende, De volgende voorwaarden zijn van toepassing: a. Er mag niet reeds voorafgaand aan de beschikking een begin worden gemaakt met de uitvoering van de werkzaamheden waarop de financiele tegemoetkoming betrekking heeft, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het college; b, Aan door het college aangewezen personen wordt door de eigenaar of huurder toegang verstrekt tot de woonruimte waar de woningaanpassing wordt aangebracht; c. Aan de onder b, genoemde personen wordt inzicht geboden in bescheiden en tekeningen, welke betrekking hebben op de woningaanpassing; d. Aan de onder b. genoemde personen wordt gelegenheid geboden tot het controleren van de woningaanpassing; e, Meteen na de voltooiing van de werkzaamheden doch uiterlijk binnen 12 maanden na het toekennen van de fmanciele tegemoetkoming verklaart de gerechtigde van de Anancikle tegemoetkoming aan het college dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid conform het programma van eisen (PvE);
f. De gereedmelding is tevens een verzoek om vaststelling en uitbetaling van de financiÃńle tegemoetkoming; g. De gereedmelding, gaat vergezeld van een verklaring dat bij het treffen van de voorzieningen is voldaan aan de voorwaarden waaronder de financiele tegemoetkoming is verleend. Alle rekeningen en betalingsbewijze n worden bijgevoegd. Bij het vergroten van de woning wordt er van uitgegaan dat de eigenaar van de woning zijn opstalverzekering aan de hogere herbouwwaarde van de woning aanpast.
4.2.2.3.5 Kosten van woningaanpassingen De volgende kosten in het kader van een woningaanpassing kunnen in aanmerking worden genomen bij de vaststeiling van het persoonsgebonden budget: De aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening; 2. De risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van het bepaalde in de Risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991; 3. Het architectenhonorarium tot ten hoogste 10% van de aanneemsom met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in SR 1988 van de BNA. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpasslng moet worden ingeschakeld
worden deze kosten subsidiabel geacht. Het betreft dan veelal de ingrijpender woningaan passingen, 4. De kosten voor het toezicht op de uitvoering, indien dit noodzakelijk is, tot een maximum van 296 van de aanneemsom; 5. De leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening; 6. De verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting; 7. Renteverlies, in verband met het verrichten van noodzakelijke betaling aan derden voordat de bijdrage is uitbetaald, voor zover deze verband houdt met de bouw dan wel het treffen van voorzieningen; 8. De prijs van bouwrijpe grond, indien noodzakelijk als niet binnen de oorspronkelijke kavel gebouwd kan worden, volgens bijgaande tabel. 9. De door burgemeester en wethouders (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen,die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen zijn; 10. De kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing; 11. De kosten van aansluiting op een openbare nutsvoorziening, Indien de gemeente ook de administratiekosten van de verhuurder wil vergoeden kan het volgende opgenomen worden: 12. De administratiekosten die verhuurder maakt ten behoeve van het treffen van een voorziening voor de belang hebbende, voor zover de kosten onder 1 tot en met ’l1 meer dan E 1000,– bedragen, 1096 van die kosten, met een maximum van 4 350,ÃćâĆňâĂİ.
5 individuele voorzieningen voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel 5. 0 Doel van het vervoer: in beginsel alleen sociaal vervoerin cfe eigen woon ÃćâĆňâĂİ of leefomgeving.
5.1.1 Het leven van alledag In de directe woon- of leeforngeving Het compensatiebeginsel voor vervoer is in beginsei gericht op het sociaal vervoer, ook wei vervoer in het kader van het leven van alledag in de directe woon- of leefomgeving" genoemd. Het gaat in de Wmo In beginsel om verplaatsingen die de gemiddelde Nederlander in zijn/haar eigen woonomgeving maakt, zoals vervoer om boodschappen te doen, vrienden en familie te bezoeken, vervoer naar clubs en sociaal-culturele insteliingen. Voorzieningen die worden aangevraagd om zich buiten de eigen leefomgeving te kunnen verplaatsen of om voorzieningen mee te nemen, zoals aanhangers en oprijplaten voor het meenemen van scootmobielen of een meeneembare scootmobiel, vallen dan ook niet onder de het compensatiebeginsel. Recreatieve verplaatsingen kunnen deel uitmaken van het dagelijkse patroon van het leven van ailedag, In dat geval wordt met het treffen van een Wmo-vervoersvoorziening ook met deze bestemmingen rekening gehouden. Een vervoersvoorziening die uitsluitend wordt aangevraagd met het oog op recreatie en ontspanning, wordt echter niet in het kader van de Wmo verstrekt. Te denken valt hierbij aan bewoners van een AWBZ-instelling die de voorziening uitsluitend aanvragen om het vervoer van het jaarlijkse uitje te kunnen bekostigen/regelen. Onder de Wvg is een uitgebreide jurisprudentie ontstaan uit zaken die handelden om het doel van het vervoer. Deze jurisprudentie behoudt zijn betekenis onder de Wmo en fungeert dan ook als kader voor het Wmo-co mpensatiebeginsel.
5.1.2 Voorlig gende voorzieningen Vervoerin verband met werk Bij de beoordeling van aanspraken op Wmo vervoersvoorzieningen wordt geenrekening gehouden met vervoersbehoefte in verband met werk. Voor mensen die in dienstbetrekking werken en mogelijk voor zelfstandigen zijn er voorliggende voorzieningen, zoals de voormalige Wet-Rea-voorzieningen die zijn overgeheveld naar WAO/WIA, Wajong, Waz en ZW. Deze regeiingen worden uitgevoerd door het UWV. Werknemers die werkzaam zijn in de sociale werkvoorzieningen (Wsw) kunnen voor woon-werkverkeer op basis van de CAO-Wsw een beroep doen op hun werkgever. I!ervoer in verba nd met vrij wiiiigersw erk
Ook (extra) vervoersbehoefte in verband met vrijwilligerswerk is geen aanleiding voor verstrekking van vervoers voorzieningen, zo heeft de Centrale Raad van Beroep bepaald. De Centrale Raad gaat er van uit dat vervoerskosten betaald kunnen worden door de organisatie waarvoor het vrijwilligerswerk verricht wordt,
Vervoerin verband met therapie, dagbehandeiing/dagopvang ofbezoek aan medische behandelaars Vervoer van en naar medische behandelaars viel niet onder de Wvg en valt evenmin onder de Wmo, Het is niet te beschouwen als vervoer in het kader van het leven van alledag, Bovendien zijn er voor bepaalde situaties voorliggende voorzieningen, zoals de Regeling Zorgverzekering, Het vervoer naar bijvoorbeeld dagopvang of dagverzorging valt in principe evenmin onder het Wmocompensatiebeginsel, Deze bestemmingen zijn niet te vatten onder de verplaatsingen die mensen- in de regel - van dag tot dag plegen te ondernemen, hoewel er op basis van jurisprudentie spaarzaam uitzonderingen worden gemaakt, Een duidelijke lijn is nog niet te ontdekken, omdat het in die uitspraken om uitzonderlijke gevallen ging. Aanvragen voor vervoersvoorzieningen met dit doel zullen daarom kritisch moeten worden beoordeeld. Medische noodzaak, het al dan niet (overwegend) therapeutische karakter van de dagopvang en de erkenning/financiering van de dagopvang op basis van de AWBZ spelen volgens de jurisprudentie een rol. Heeft de dagopvang een overwegend therapeutisch karakter, of wordt die erkend of gefinancierd in AWBZkader, dan is er aanleiding om het vervoer in verband daarmee niet te beschouwen ais vervoer in het kader van het leven van alledag.
Vervoerin verband mer het volgen von onderwijs Vervoer in verband met onderwijs valt evenmin onder het Wmo-compensatiebeginsel. Er zijn voorliggende voorzieningen, zoals het leerlingenvervoer op grond van de onderwijswetgeving en voorzieningen die via het UWV worden verstrekt. Vervoer van kinderen door ouders met een beperkrng Bij de verstrekking van vervoersvoorzieningen moet rekening worden gehouden met het verzorgen van kinderen door ouders met een beperking. Daarbij kan echter ook rekening worden gehouden met alternatieven voor vervoer door de ouders zelf, zo stelt de Centrale Raad van beroep.
6.1.3 Vervoer voor AWBZ-instellingsbewoners Voor belanghebbenden die verblijven in een AWBZ-instelling geldt (Regeling sociaal vervoer AWBZinstellingen) dat zij aanspraak kunnen maken op vervoersvoorzieningen vanuit de AWBZ dan wel het vervallen Besluit Zieke nvervoer Ziekenfondsverzekering. Dit zijn voorlig gende voorzieningen en blijven zodoende buiten de invloedssfeer van de Wmo, Het betreft hier:
Vervoer dat past in de behandeling/therapie; Vervoer naar dagbehandeling in verpleeghuizen en dagopvang in verzorgingshuizen, onder meer in het kader van substitutieprojecten; Vervoer van door de instelling georganiseerde recreatieve activiteiten; Vervoer dat noodzakelijk is voor de opname in de instelling en bij ontslag uit de instelHng;
Vervoer vanuit de instelling naar een ziekenhuis of therapeut, In incidentele gevallen kunnen ook vervoermiddelen als scooters, driewielfietsen e,d. verstrekt worden aan bewoners van een AWBZ-instelling. Begeleiding bij het vervoer von AWBZ-bewoners Ook hier heeft invulling plaatsgevonden op basis van jurisprudentie. Begeleidingskosten kunnen onder het cornpensatiebeginsel vallen. Bij AWBZ-bewoners kan er echter rekening gehouden worden met de agogische taak van personeel van de instelling, met name bij gezinsvervangende tehuizen. Ook bij grotere AWBZinstellingen geldt een beperking van het compensatiebeginsel ten aanzien van de begeleiding. Weekendvervoer voor AIA’BZ-bewoners Onder de Wvg is de omvang van de zorgplicht voor AWBZ-bewoners door jurisprudentie geconcretiseerd. Vooralsnog is hierover nog geen Wmo jurisprudentie voorhanden zodat aangesloten wordt bij deze Wvg jurisprudentie. Uitgangspunt is een gelijke zorgplicht voor AWBZ-bewoners en overige voor bewoners van de gemeente, Categoriale beperking van de omvang van de zorgplicht voor AWBZ-bewoners is ook mogelijk, maar daarop moeten uitzonderingen mogelijk zijn voor individuele gevallen. Het compensatiebeginsei zal onder de Wmo voor AWBZ-bewoners niet afwijken van de bestaande jurisprudentie.
De reguliere zorgplicht voor vervoer houdt in dat er in beginsel zorgplicht is voor regionaal vervoer voor AWBZ-bewoners, en slechts bij wijze van uitzondering - bij dreigende vereenzaming -zorgplicht voor bovenregionaal vervoer. Bij jonge, verstandeiijk gehandicapte AWBZ-bewoners van grote instellingen is deze situatie onder de Wvg-jurisprudentie omgedraaid. Daarbij wordt uitgegaan van een dreigend sociaal isolement, tenzij het tegendeei kan worden aangetoond, Uitgangspunt is dat ook bovenregionaal weekendvervoer van en naar het ouderlijk huis onder de zorgplicht valt. Voor wat betreft de frequentie wordt in de Wvg-jurisprudentie uitgegaan van bezoek om en om, dus de ene week bezoek van ouders aan de instelling, de andere week bezoek van de AWBZ-bewoners aan het ouderlijk huis. Recreatief vervoer voor AWBZ-bewoners vanuit het ouderlijk huis valt niet onder de Wvg-zorgplicht, zo biijkt uit de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep.
5.2 Soorten individuele voorzieningen voor hef z/eh verp/aatsen per vervoermicfdel individuele voorzieningen voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel zijn: l. Vervoers middelen 2, Collectieve vervoersvoorziening (Coliectief Vraagafhankelijk vervoer / CVV)
3. Vervoerskostenvergoedingen 4. Alternatieve individuele voorzieningen voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel De eerste drie worden hieronder nader beschreven. Voor de nadere omschrijving van de alternatieve voorzieningen zie paragraaf 3.5.1.
5.2.1 Vervoersmiddelen Dit betreft fletsvoorzieningen (zoals een driewielfiets, een driewiel-ligfiets, een duofiets of een handbike/aankoppelflets) of elektrisch bewogen vervoersvoorzieningen zoals de scootmobiel of een elektrische handbike/aankoppeiflets.
5.2.2 Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (CYV) Het collectief vraagafhankelijk vervoer is een individuele voorziening die collectief is ingevuld. Zie paragraaf 3.5,
Een belanghebbende kan voor een collectieve vervoersvoorzlening ln aanmerking komen, wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte ofgebrek: het gebruik van het openbaar vervoer onmogelijk maken; of het bereiken van het openbaar vervoer onmogelijk maken, Aspecten die hierbij een rol spelen zijn de afstand tot de dichtstbijzijnde halte, de inspanning en tijd die het kost deze halte te bereiken, belemmeringen bij het vervoer zeif, zoals: het in- en uitstappen, het zitten, het zich staande kunnen houden bij het wegrijden of afremmen, De uitdrukking ’het openbaar vervoer niet kunnen bereiken of geen gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer’ wordt door de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep geoperationaliseerd middels het loopafstands-criterium maximale loopafstand 800 meter". Kan men geen 800 meter zelfstandig, aldan niet met hulpmiddelen en in een redelijk tempo, afleggen dan wordt men verondersteld het openbaar vervoer niet te kunnen bereiken. Kan men dat wel, maar is het onmogelijk in het openbaar vervoer te komen, dan ook komt men voor vervoersvoorzieningen in aanmerking, Er ligt overigens geen letterlijke relatie met het openbaar vervoer. Het opheffen van een buslijn,waardoor een halte op grote(re) afstand komt te liggen, Is geen aanleiding een vervoersvoorzlening te verstrekken, Indien nog gefietst kan worden over grotere afstanden kan hier ook rekening mee worden gehouden. Komt men op grond van deze criteria voor een vervoersvoorziening in aanmerking, dan zijn er twee terreinen waarop vervoer mogelijk is. Het eerste terrein is het vervoer op de korte afstand, in de woonomgeving, het "loop" en fletsvervoer, Het tweede terrein is op wat langere afstand, de afstand waarvoor mensen zonder beperking het openbaar vervoer zouden kunnen nemen. Ais op beide terreinen problemen bestaan moet op beide terreinen bekeken worden welke oplossingen noodzakelijk zijn, Alleen bij personen met een zeer beperkte Ioopafstand (dat is een loopafstand tot maximaal 100 meter) moet als gevolg van de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep op beide terreinen een oplossing worden geboden. Dit wil niet zeggen dat dit niet hoeft bij mensen met een grotere ioopafstand, maar tot 100 meter is het dwingend voorgeschreven!
Wie problemen heeft op de afstanden gelijklopend met het openbaar vervoer komt in aanmerking voor collectief vervoer indien dit medisch gezien adequaat is. Dat zal het in zeer veel gevallen zijn: uit de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep blijkt dat alleen bij onbeheersbare incontinentie (hetgeen zelden voorkomt) of bij ernstige gedragsproblemen of in andere uitzonderlijke situaties collectief vervoer niet adequaat geacht moet worden. In bijna alle andere situaties is collectief vervoer de eerste voorziening die in aanmerking komt voor verstrekking.
Begeleiders meein het CVV De medisch be elelder Indien de belanghebbende door de aard van de handicap een begeleider nodig heeft om zich te kunnen verplaatsen dan geeft de gemeente hiervoor een indicatie af welke vermeld wordt op het CVV-pasje. Er is dan sprake van een zogenaamde begeleidingsindicatie voor een medisch begeleider. Deze medische begeleider biedt, wanneer nodig, hulp die door de chauffeur niet geboden kan worden, (medische handelingen; adequaat ingrijpen bij gedragsstoornissen). Een vervoersgerechtigde met een medische indicatie voor begeleiding tijdens de rit mag niet zonder een begeleider vervoerd worden. De begeleider hoeft niet altijd dezelfde persoon te zijn. Voor deze begeleider worden geen kosten ln rekening gebracht, De sociaal be eleider
Belanghebbenden kunnen ook een persoon meenemen die dan hetzelfde bedrag verschuldigd is als de belanghebbende. Daarnaast kan de gemeente een indicatiestelllng afgeven waardoor het gehele gezin met
de belanghebbende kan meereizen. ln beide situaties worden de meereizende personen tegen hetzelfde tarief vervoerd als de belanghebbende.
Gedeeltelijke CV V vergoeding Degenen met een vervoersmiddel zoals een scootmobiel of een aangepaste fiets, kunnen ook gebruik maken van het CVV waarbij wel rekening wordt gehouden met de mate waarin al voor een deel in de sociale contacten wordt voorzien, Het aantal gesubsidieerde zones in het kader van het CVV wordt dan ook begrensd. Er wordt hierbij geen onderscheid gemaakt in de snelheid van de voorziening in natura. Per jaar bedraagt het aantal gesubsidieerde zones: 270 stuks. Deze doelgroep is hiermee gelijk getrokken met de doelgroep 65+, die ook voor maximaal 270 zones gesubsidieerd kan reizen.
5.2.3 Vervoerskestenvergoedingen Als collectief vervoer niet adequaat is zal een andere voorziening gekozen moeten worden, Het gaat dan om een vervoerskostenvergoedlng voor een zelf te regelen voorziening of om een PGB voor aanpassingen aan de eigen auto. De vervoerskostenvergoeding is een gemaximeerde financiÃńle vergoeding.
Vervoerskosten ver oedin en: autokostenvergoeding, taxikostenvergoeding, rolstoeltaxikostenvergoeding. Zie voor de gemaximeerde bedragen van deze vergoedingen het Besluit.
Het PGB voor aan assin en aan de el en auto. Auto-aanpassingen worden alleen in PGB vorm aangeboden en niet in natura, Hiervoor geldt wel een eigen bijdrage zie paragraaf 8.2.3.
Kinderen Voor kinderen met een beperking is er onder de individuele vergoeding een onderscheid aan de hand van de leeftijd waarbij tot 4 jaar geen vergoeding wordt gegeven. Uitga ngspunt is dat ook kinderen zonder beperking geen zelfstandige vervoersbehoefte hebben, zij reizen nog met hun ouders mee. Kinderen onder de vijftien jaar hebben een beperkte zelfstandige vervoersbehoefte. voor het CVV wordt hierin geen onderscheid gemaakt wat betekent dat kinderen vanaf 4 jaar onbeperkt kunnen reizen, De regels met betrekking tot begeleiders zijn ook bij hen van toepassing, Overige denkbare voorzieningen vallen vanaf 1-1-2009 onder de alternatieve voorziening. Denk daarbij aan de bruikleenauto en de gesloten buitenwagen. Deze voorzieningen komen zeer incidenteel voor verstrekking in aanmerking.
6 Individuele voorzieningen voor Het verplaatsen in en rond de woning Het verplaatsen in en om de woning kan op verschillende wijzen plaatsvinden: met een rollator, iopend met krukken, met een trippelstoel, of met een rolstoel. Van deze voorzieningen valt uitsluitend de rolstoel onder de Wmo. De andere voorzieningen vallen onder andere wetteiijke regelingen. Er is van af gezien ÃćâĆňâĂİ net als in de Wvg ÃćâĆňâĂİ om een begripsomschrijving van een rolstoel te geven. Het is, ook na
jaren proberen, nog steeds niet gelukt een kwalitatief goede begripsomschrijving van rolstoel te formuleren. Daarom blijft staan als eerder onder de Wvg. onder rolstoel dient te worden verstaan wat daar over het algemeen in het dagelijkse taalgebruik onder wordt verstaan: een rolstoel is een voorziening ter verplaatsing in en om de woning, soms ook in de directe woon- en leefomgeving, waarbij het gaat om 4 wielen, soms alle vier even groot (een transportrolstoel), soms 2 grote wielen achter en 2 kleine wielen voor, waarbij de rolstoel met de handen aan de achterste wielen kan worden aangedreven. Een rolstoel kan inderdaad met de hand worden aangedreven, maar ookelektrisch. Ook zijn er motoren die op een rolstoel aangebracht kunnen worden om het rijden met de rolstoel te ondersteunen, lichter te maken. Naast rolstoelen voor verplaatsing zijn er ook rolstoelen, speciaal voor verplaatsing bij sportbeoefening, de zogenaamde sportrolstoelen, Deze vailen in Eindhoven onder de brede categorie sportvoorzienlngen en wordt verder behandeidin hoofdstuk 7: individuele voorzieningen voor het ontmoeten van medemensen en het aangaan van sociale verbanden.
Een rolstoel die uitsluitend voor woon- en werkverkeer wordt gebruikt valt niet onder deze Verordening (de rolstoel voor woon- en werkverkeer wordt verstrekt door het UWV). Rolstoelen die ook op het werk gebruikt kunnen worden vailen binnen de Verordening. Speciale rolstoelen voor de werksituatie worden verstrekt door de bedrijfsvereniging.
6.< Ro)stoel Op grond van de verordening zijn er twee mogelijkheden om rolstoelen te verstrekken: - Een rolstoe I in nat ura;
- Een persoonsgebonden budget te besteden aan een rolstoel; Voor de personen die incidenteel dan wel dagelijks zich zittend verplaatsen in en rond de woning kan op basis van het gesteide in artikel 6.2 van de verordening een rolstoel toegekend worden. Dit kan op basis van artikel 3.1 lid 1 van de verordening als voorziening in natura en ais persoonsgebonden budget. De gemaximeerde financiÃńle vergoedingen is alieen van toepassing bij een sportrolstoel en wordt ln hoofdstuk 7 van deze beleidsregels verder uitgewerkt, Via een medisch onderzoek zal bepaald worden of er een indicatie is voor een rolstoel en zo ja, in welke van de hierboven genoemde verstrekkingsvormen. Daarbij is de wens van de beianghebbende bepalend en zal een persoonsgebonden budget uitsluitend geweigerd worden als daarvan sprake is op basis van artikel2.3 van het Besluit.
6.2 Onderhoud, gebruik en reparatie Na ruro voorziening
Reparaties worden volledig vergoed via het ali in-onderhoudscontract, tenzij sprake is van opzet, grove schuld of ernstige nalatigheid. De belanghebbende hoeft de reparatie niet eerst aan te vragen. Een keer per jaar vindt preventief onderhoud plaats. Hiervoor is met de leverancier een onderhoudscontract afgesloten. Elektrische rolstoelen worden verzekerd. Oplaadkosten voor accu’s van rolstoelen worden in principe niet vergoed.
Persoonsgebonden budget Naast het PGB voor aanschaf zal een vast bedrag per jaar verstrekt worden voor onderhoud en reparaties aan de
rolstoel voor de gedurende de afschrijvingsduur. Voor rolstoelen wordt een afschrijvingsduur van 5 jaar gehanteerd.
6.3 Aanspraak op rolstoelen cfoor AWBZ-bewoners Bewoners van AWBZ-instellingen die ingevolge artikel 5 van de Wet toelating zorginsteilingen is erkend komen slechts voor een rolstoel in aanmerking indien zij vanuit de AWBZ geen rolstoel krijgen. Hiervan zal sprake zijn als artikel 15 van het Besluit zorgaanspraken AWBZ van toepassing is. Artikel 15 Bza luidt: Ay
Voor zover gepaard gaande met verblijfin dezelfde instelling, omvat de zorg, bedoeld in de artikelen 8, l3 en 14, tevens: a. geneeskundige zorg van olgemeen medische aard, niet zij nde paramedische zorg; b. farmaceutische zorg; c. hulpmiddelen, noodzakelijkin verband met dein deinstelling gegeven zorg; d. tandheelkundige zorg; e. kleding, verband houdeade met het karakter en de doelstelling van deinstelling; f, hetindividueel gebruik van een rolstoel. 2,
De zorg, bedoeld in het eerste lid, aanhef om vat niet het verkrijgen van onderwijs, kleedgeld en zakgeld.
En de zorg als bedoeld in de artikelen 8,13 en 14 bestaat uit: de functie behandeling, ziekenhuiszorg en revalidatiezorg.
Dat betekent dat de combinatie verblijf en behandeling, ontvangen in dezelfde instelling, het verblijf in een ziekenhuis en het verblijf in een revalidatiecentrum redenen zijn om een rolstoel uit de AWBZ te ontvangen. Wie in een ziekenhuis of revaiidatlecentrum bezig is terug te gaan naar huis zal uiteraard een rolstoel aanvragen in het kader van de Wmo,
Door ontwikkelingen als extramuralisering zijn er steeds meer voorzieningen ontstaan waarbij het niet zonder meer duidelijk ls of er sprake is van een toegelaten instelling. In die situatie zal moeten worden nagegaan of op betrokken persoon 4en of meer facetten van de werking van artikel 15 Besluit zorgaanspraken van toepassing is. Hiernaar kan gefnformeerd worden bij de zorgaanbieder of bij het zorg kantoor.
7 Individuele voorzieningen voor het ontmoeten van medemensen en het aangaan van sociale verbanden 7.4 Bovenregionaal vervoer Voor zogenaamd bovenregionaal vervoer binnen heet Nederland verzorgt Valys de reisse rvice. iedereen met een handicap, ongeacht het inkomen, kan gebruik maken van Valys, Het regelt van deur tot deur reizen, gebruik makend van vervoer per taxi.
Als de vervoersvoorzieningen zoals bedoeld in hoofdstuk 6 van de verordening niet voldoende zijn om maatschappelijk te participeren en het gaat om een bovenregionaal contact dat uitsluitend door de belanghebbende zelf kan worden bezocht en het bezoek voor de belanghebbende noodzakelijk is om
dreigende vereenzaming te voorkomen dan kan er sprake zijn van een afwijkende bovenregionale vervoersbehoefte waarvoor door de gemeente een individuele oplossing wordt bezien. Deze oplossing wordt verstrekt in de vorm van een gemaximeerde financiÃńle vergoeding voor bovenregionaal vervoer.
Hetzelfde geldt als er medische redenen zijn waardoor men geen gebruik kan maken van Valys en de belang hebbende raakt zonder de bovenregionale contacten in een sociaal isolement, ook dan kan er sprake zijn van een afwijkende vervoersbehoefte waarvoor door de gemeente een individuele oplossing wordt bezien.
> 2 Sportvoorziening Vanaf 1-)-2009 verstrekt de gemeente Eindhoven niet langer alleen sportroistoelen, maar sportvoorzieningen. Het gaat dan om een gemaximeerde vergoeding van 4 6000,- (ongeacht het inkomen). Ook dit bedrag ls bedoeld is als vergoeding in aanschaf, onderhoud en reparatie van een sportvoorziening voor een periode van drie jaar, De daadwerkelijke hoogte van het te vergoeden bedrag (tot een maximum van 6 6000,-) wordt vastgesteld op basis van de offerte waarin is opgenomen de aanschafkosten+ de kosten voor onderhoud, reparaties en verzekering (indien van toepassing). Om ook verandering aan te brengen in de regel dat mensen 6 maanden lid moeten zijn van een sportverenlging hebben we in samenwerking met het PGE (Platform Gehandicaptenbeield Eindhoven) en de Eindhovense Sportraad het volgende ontwikkeld. Er komt een de ot met aan e aste materialen die mensen met eenbeperking kunnenlenen. Zo kunnen mensen uitproberen of bepaalde sporten leuk vinden en zij die met hun beperking kunnen uitoefenen. De belanghebbende kan met materiaal uit het depot ook bij een vereniging in de regio sporten, mits hijzelf in Eindhoven woont. Tevens zijn er materialen bij sportverenigingen die gebruikt kunnen worden. De sportcoach van de Eindhovense Spoitraad zal de sporter begeleiden in de zoektocht naar een geschikte sport en eventueel een sportclub. Ook richting de sportverenigingen die aangepaste sporten willen
aanbieden wordt begeleiding gegeven. Het depot en de materialen bij sportverenigingen worden als vooriiggend beschouwd voor de individuele voorzieningen. Pas na een leenperiode en als het materiaal frequent wordt gebruikt wordt er een individuele verstrekking gedaan, Als er zeer specifieke aanpassingen nodig zijn wordt hierop wel een uitzondering gemaakt. Met deze nieuwe ontwikkelingen willen we stimuleren dat mensen met een beperking gaan sporten. En sporten is bij uitstek een manier om met anderen in contact te komen.
Voorbeelden van sportvoorzieningen zijn. Sportrolstoel, (race) tandem, hand- en koppelbikes, aangepast paardrijzadel, zitski, sportprothesen etc. Maar ook kleine hulpmiddelen als foamballen, rackets, grips, badges, etc. Het verstrekken van sportprothesen zat altijd maatwerk zijn. Het is hierbij belangrijk om af te steinmen met de behandeld arts dan wei het revalidatiecentruin van de belanghebbende.
Eisn op een begeleiding bij het sporten en separaat vervoer t,b.v, sporten wordt niet gezien als een individuele sportvoorziening in het kader van de Wmo.
Topsport zal net als bij mensen zonder beperking, vaak hoge uitgaven vergen voor sporthulpmiddelen. Deze regeling ls daar niet voor bedoeld. Topsport zal vaak een beroep op sponsoring noodzakehjk maken.
8 De toekenning S.1 Motivatie van de oplossing ingevolge artikel 26, lid 1 Wmo en artikel 8.1 van de verordening dient de gemeente te motiveren hoe de oplossing(en) die de gemeente voorstelt, na samenspraak met de belanghebbende, bijdraagt aan het behouden en bevorderen van de zelfredzaamheid en de normale maatschappelijke participatie van de
belanghebbende, Zoals al eerder vermeld kunnen de door de gemeente aangedragen oplossingen ook liggen op andere terreinen dan de individuele Wmo voorzieningen. Met kan voorkomen dat na de integrale hulpvraaganalyse geen beschikking volgt omdat de hulpvraag kan worden opgelost met voorliggende voorzieningen. De belanghebbende krijgt dan een brief waarin het gesprek is vastgelegd en waarin de voorliggende voorzieningen staan benoemd. Als de belanghebbende er vervolgens op staat om een aanvraag voor individuele voorzieningen te doen dan volgt er wei een beschikking. Doordat de oplossing voor de hulpvraag breder kan zijn dan de individuele Wmo voorzieningen kan het zo zijn dat er een afwijzende beschikking voor individuele voorzieningen wordt afgegeven terwijl er voor de belanghebbende in deze beschikking toch een adequate oplossing voor zijn hulpvraag wordt aangedragen. Op basis van de bepalingen ln wet en verordening zal in de brief (waarin de voorliggende voorzieningen wordenbenoemd) als in de beschikking aangegevenmoeten worden op welke wijze de genomen beschikking bijdraagt aan het behouden en het bevorderen van de zelfredzaamheid en de normale maatschappelijke participatie van betrokkene. De belanghebbende kan als hij het (achteraf) niet eens is met de oplossingsrichting reageren op de brief of de beschikking, ln de brief staat aangegeven hoe de belanghebbende met de casemanager contact kan op nemen, Een beschikking staat open voor bezwaar en beroep, zoals in de beschikking staat vermeld.
Motivatie bij afwijzing vanindividuele Wrno voorziening Is er geen sprake van aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, bestaat er om een andere reden geen medische noodzaak voor het verstrekken van een individuele Wmo voorziening om de belanghebbende te compenseren, ook dan zal ingevolge artikel 26 lid 1 Wmo gemotiveerd moeten worden op welke wijze de genomen beschikking bijdraagt aan het behouden en het bevorderen van de zeifredzaamheid en de normale maatschappelijke participatie van betrokkene.
Bij een afwijzing voor een individuele Wmo voorziening zal men moeten denken aan een formulering waarbij aangegeven wordt dat compensatie door individuele Wmo voorzieningen niet noodzakelijk of zelfs origewenst ls, omdat betrokkene zonder een individuele Wmo voorziening ook ln staat is zelfredzaamheid en/of maatschappelijke participatie te behouden ofte bevorderen. tn onderstaande tabel zijn de situaties die zich voor kunnen doen uit ewerkt
Situatie Belanghebbende meldt zich met
zijn hulpvraag bi’ emeente Belanghebbende meldt zich met zijn hulpvraag bij gemeente
Uitkomst hul pvraag Voorliggende voorzieningen lossen probleem o Een combinatie van voorliggende voorzieningen en individuele Wrno voorzieningen lossen probleem op
Belanghebbende doet nadrukkelijk een aanvraag voor een specifieke individuele voorziening
(Een) individuele Wmo voorzienlng(en) lost l lossen robleern o Omdat voorliggende voorzieningen het probleem oplossen wordt de aangevraagde individuele voorziening
Belanghebbende doet
Niet de aan evraagde individuele
Belanghebbende meldt zich met zijn hulpvraag bij gemeente
af ewezen
CorreS onderttie Brief waarin probleem en o lossing worden benoemd Toekennende beschikking voor individuele Wmo voorziening waarbij ook de voorliggende voorzieningen worden benoemd Toekennende beschikking voor individuele Wmo voorziening
Afwijzende beschikking waarin de aangevraagde indlvkluele Wmo voorziening wordt afgewezen en de voorliggende voorziening als
oplossin wordt benoemd Afwijzende beschikkin waarin de
nadrukkelijkeen aanvraag voor een specifieke individuele voorziening
voorziening is de oplossing maar een andere individuele Wmo voorziening
Belanghebbende doet nadrukkelijk een aanvraag voor een specifieke individuele voorziening
’Een combmatie van voorliggende voorzieningen en de aangevraagde individuele Wmo voorzieningen lossen probleem op De aangevraagde individuele Wmo voorziening lost het probleem op
Belanghebbende doet nadrukkelijk een aanvraag voor een specifieke individuele voorziening
specifiek aangevraagde individuele Wmo vcorziening wordt afgewezen en de andere individuele Wmo voorziening als o 1ossin wordt benoemd Toekennende beschikking voor de individuele Wmo voorziening waarbij ook de voorliggende voorzieningen worden benoemd Toekennende beschikking voor de aangevraagde individuele Wmo voorziening
Voorbeelden van motivaties Voorbeeld 1 Motl vatie van gekozen oplossingsrichting Belanghebbende doet specifiek een aanvraag voor een scootmobiel. Hij wil graag met de scootmobiel naar ikea om daar te gaan eten, Betrokkene vraagt hiermee feitelijk om hem te compenseren om zich lokaal te kunnen verplaatsen. Uit de hulpvraaganalyse blijkt dat betrokkene voorai de deur uit wil om andere mensen te ontmoeten, in zijn wijk zit een buurthuis waar dagelijks samen wordt gegeten en zijn fysieke toestand is nog zodanig dat hij zich met een rollator daar naar toe kan begeven. Belanghebbende krijgt een afwijzende beschikking voor de aangevraagde scootmobiel, daarnaast wordt in deze beschikking een adequate oplossing voor de hul pvraag aangedragen: een rollator vanuit de ziektekostenverzekering en er wordt contact gezocht met de vrijwilligerscentrale zodat iemand met belanghebbende naar het buurthuis gaat om daar te eten,
Voorbeeld 2 inhoudelijke motivatie voori ndividuele YVmo voorziening Bij toekenning van een woonvoorziening, bijvoorbeeld een traplift, kan aangegeven worden dat door deze voorziening betrokkene, die voordien problemen had bij het normale gebruik van de woning, doordat de verdieping niet te bereiken was, thans met de trapiift weer op de verdieping kan komen om de slaapkamer en de sanitaire ruimte te bereiken, waarmee het probleem is gecompenseerd Voorbeeld 3 Motivatie bij afwijzing vanindividuele VYmo voorziening De belanghebbende wil graag een rolstoel bij het verplaatsen in en om de woning en hulp bij het huishouden, Uit medisch onderzoek blijkt dat de diagnose fibrornyalgie gesteld is door de huisarts en dat er nog geen behandeling heeft plaatsgevonden, In deze situatie kan niet zonder meer toegekend worden, omdat daarbij het risico bestaat dat er geen behandeling plaats gaat vinden en er dus afhankelijkheid van zorg en voorzieningen ontstaat terwijl er dus nog behandelmogelijkheden onbenut zijn, De medisch adviseur zal mevrouw naar de huisarts verwijzen met het advies behandelmogelijkheden te benutten. Wangende die behandelmogelijkheden zal geen rolstoel noch hulp bij het huishouden worden toegekend. Mocht mevrouw in behandeling gaan, bijvoorbeeld bij een revalidatiecentrum, dan zal hooguit in overleg met de behandelaren besloten worden tot een beperkte of tijdelijke inzet van een rolstoel of hulp bij het huishouden, voor zover deze inzet de behandeling niet in de weg staat, De motivering zal dus kunnen zijn: Door u is een rolstoel en hulp bij het huishouden aangevraagd. Uit medisch onderzoek is gebleken dat er nog beh andelingsmogelijkheden zijn, Als wij u nu een rolstoel ter beschikking zouden stellen bestaat de mogelijkheid dat u door gebruikmaking van de rolstoel behandelmogeiijkheden in de weg staat, Het doel van de Wmo is niet belanghebbende afhankelijk te maken van voorzieningen, maar te compenseren als duidelijk is dat er geen verbetering mogelijk is. Daarom zullen wij u op dit moment geen rolstoel noch hulp bij het huishouden toekennen. Mocht uit uw behandeling in overleg met uw behandelaars blijken dat verstrekking past in uw behandeling, dan kunt u opnieuw contact met ons opnemen, onder overlegging van een verklaring van uw behandelaars.
8.2 Bijdragen in de kosten in de wet zijn twee manieren beschreven om aan de belanghebbende een bijdrage te vragen voor de individuele voorzieningen. In artikel 15 van de Wet staat de eigen bijdrage beschreven in artikel 19 van de Wet het eigen aandeel. In de Verordening (2009) is vastgelegd dat de gemeente Eindhoven alleen nog de eigen bijdrage hanteert en niet langer eigen aandelen oplegt. Hiermee kiest zij bewust voor een systematiek voor het vragen van een bijdrage aan de belanghebbende,
8.2.1 Eigen bijdrage in Eindhoven in de Wet (artikel 15) is bepaald dat er alleen een eigen bijdrage kan worden gevraagd indien:
de belanghebbende ouder is dan 18 jaar de voorziening in natura of als P66 wordt toegekend. ln de Algemene Maatregel van Bestuur (AMv6) zijn nadere regels gesteld. In artikel 4,1 van de AMv6 staat vermeid dat voor rolstoelen geen eigen bijdrage is verschuldigd. Deze uitzondering geldt alleen voor rolstoelen. in de AMvB is bovendien vastgelegd dat: de eigen bijdrage niet hoger mag zijn dan de kostprijs van de betreffende voorziening; de gemeente bij het vaststellen van de hoogte van de eigen bijdrage geen verrnogenstoets mag uitvoeren de gemeente niet per voorziening voor iedereen dezelfde eigen bijdrage mag vragen de gemeente in het kader van het anticumufatiebeding burgers die reeds een eigen bijdrage betalen voor extrarnurele zorg in de AWBZ nooit meer mag laten betalen dan het inkomensafhankeiijk maximum voor de eigen bijdrage.
8.2.2 Termijn van betaling Ten aanzien van het termijn van betaling zijn in de AMvB ook nadere regels gesteld, ket termijn van betaling van eigen bijdragen is maximaal 39 perioden van vier weken, Deze termijn is gekoppeld aan de verstrekking van de voorziening. indien bij een eenmalige verstrekking, zoals bij het verstrekken van een scootmobiei, na twee jaar geen gebruik meer gemaakt kan worden van de voorziening, mag in het derde jaar geen eigen bijdrage worden geheven. Voor de hulp in het huishouden geldt de genoemde termijn van drie jaar niet. kier wordt een eigen bijdrage geheven zolang gebruik wordt gemaakt van deze voorziening.
8.2,3 Wanneer eigen bijdrage De gemeente Bndhoven heeft bepaafd bij de volgende individuele verstrekkingen een eigen bijdrage te vragen: Bij hulp bij het huishouden, woningaanpassingen en bij aanpassingen aan de eigen auto; Zowel bij een verstrekking in natura als in de vorm van een PGB is de eigen bijdrage van toepassing
8.2.4 Hoogte var) de eigen bijdrage Op basis van het (gezins)inkomen wordt er voor de belanghebbende een maximale eigen bijdrage berekend voor zowel de individuele Wrno voorzieningen als de AWBZ voorzieningen. Het CAK is wettelijk aangewezen als het orgaan dat in Nederland de eigen bijdrage int Door dit bij h&n orgaan neer te leggen kan de anticumulatiebepaling worden gewaarborgd, Hiervoor werkt het CAK roet verzameiinkomens vanuit een peiljaar, welk jaar twee jaar voor het lopende jaar ligt. Dit is noodzakelijk om over de verzamelinkoreen, rjie afkomstig zijn van de beiastingdienst, te kunnen beschikken.
8.2.5 Aanleveren gegevens aan CAK Bij hulp bij het huishouden wordt door de zorgaanbieder de benodigde gegevens aan het CAK aangeleverd. Kiest de belanghebbende voor een PGB dan levert de gemeente deze gegevens aan. Ook voor de overige individuele voorzieningen (met een eigen bijdrage) levert de gemeente de gegevens aan.
Bijlage 0 : Handreiking normering hulp bij hef huishouden Het doen van boodscha en voor het da eli’kse leven. Hieronder vallen het samenstelten van een boodschappenlijst en het inkopen en opbergen van boodschappen, Dit kan 1x per week worden gedaan en daar kan tot en met 4 persorien 60 minuten per week voor worden toegekend. Als het gaat om meer dan 4 personen of als er kinderen jonger dan 12 jaar aanwezig zijn, kan 2x per week boodschappen worden toegekend. indien de afstand tot de winkels groot is, kan 30 minuten extra worden toegekend. Dat betekent dat voor boodschappen de marge voor toekennen bedraagt 60 tot ’I50 minuten. Eigen keuzen, zoals de keuze voor speciaal voedsel dat maar beperkt te koop aangeboden wordt, zodat extra gereisd moet worden, of het doen van boodschappen In een groot aantal winkels, worden in principe niet gehonoreerd, Alieen medisch noodzakelijke afwijkingen kunnen gehonoreerd worden.
Maalti’dverzor in :broodmaalti’d warme maalti’d. Hieronder vallen wat betreft de broodrnaaitijd: broodmaaltijd klaarzetten, tafel dekken en afruimen, koffie/thee zetten en afwassen, met de machine of handmatig. Wat betreft de warme maaltijd vallen hieronder: eten bereiden (voorbereiden en koken) tafel dekken en afruimen, afwassen en opruimen plus opslaan en beheer levensmiddelenvoorraad, Voor de broodmaaltijd kan per keer ’I 5 minuten, voor de warme maaltijd per keer 30 minuten worden
toegekend. Zijn er kinderen jonger dan 12 jaar dan kan per keer 20 minuten extra worden toegekend. Per dag kan het dus gaan om 2 broodmaalti)den en 1 warme maaltijd, waarbij de variatie kan liggen tussen 60 minuten en 120 minuten.
Licht oetswerk in huis kamers o ruimen. Hieronder vallen de volgende activiteiten: Indien geen maaltijdvoorzienlng is geTndiceerd; afwassen, handmatig 15-30 minuten per keer, machine inen uitruimen 10 minuten per keer, Opruimen, stof afnemen, bedden opmaken en wekelijkse beurt interieur; dit is afhankelijk van de grootte van de woning en de specifieke kenmerken van de gezinssamenstelling en bedraagt 15 tot 40 minuten per keer. Bij kinderen onder de 12 jaar, bij allergie (al!een als het gaat om een gesaneerde woning) bij ernstige beperkingen in armen en handen die leidt tot extra rommel kan meer tijd worden toegekend. Dit geldt alleen voor de kamers die in gebruikzijn en uitgaande van een woning niveau sociale woningbouw. Extra toegekende tijd in principe maximaal 3 maal per week 20-30 minuten. Totaal betekent dit minimaal 60-90 minuten, max!maal 180 minuten.
Zwaar huishoudeli’k werk, Hieronder vallen: stofzuigen, schrobben, dwei!en, soppen van sanitair en keuken, bedden verschonen, opruimen huishoudelijk afval. Omvang bij een eenpersoonshuishouden en een huls met 2 kamers 1 x 3 uur per 14 dagen, of 90 minuten per week, Bij een meerpersoonshuishouden en een huis met meer dan 3 kamers geldt de omvang van klasse 2 (aanpassen in uren!). In grote woningen met een hoge bezettingsgraad, bij een hoge vervuilingsgraad (door de situatie, niet door verwaarlozing) blj COPD-problematiek in een gesaneerde woning, bij aanwezigheid van jonge kinderen kunnen extra uren, afhankelijk van de situatie, worden toegekend. Verzorging huisdieren wordt meegenomen en niet extra geindiceerd.
Verzor in kledin /linnen oed. Hier wordt onder gerekend: sorteren en wassen kleding met behulp van een wasmachine, centrifugeren, ophangen en afhalen of was drogen in droger, vouwen, strijken en opbergen, ophangen/afhalen wasgoed. Hiervoor wordt bij 1 persoon 60 minuten per week toegekend, bij 2 personen 90 minuten per week. Meer per week: bij kinderen onder de 16 jaar 30 minuten per week extra, bij bedlegerige personen 30 minuten per week extra, bij extra wassen door overmatige transpiratie, incontinentie, speekseiveriles etc. 30 minuten per week extra. Bij huishoudens met kleine kinderen kan tot maximaal 3x per week wassen worden toegekend, in andere situaties wordt uitgegaan van eenmaal per week.
Or anisatie van het huishouden. Hiertoe worden gerekend opvang en/of verzorging van kinderen/volwassen huisgenoten (anderen helpen met zelfverzorging) en anderen helpen bij het bereiden van maaitijden. Het gaat hierbij om een ouder die tijdeVijk niet in staat is de ouderrol op zich te neinen.
Totaal omvang tot maximaal 40 uur per week aanvullend op de eigen mogelijkheden, te besteden aan wassen en aankleden, hulp bij eten en/of drinken, maaltijd voorbereiden, sfeer scheppen, spelen, opvoedingsactiviteite n. Meer of minder kan worden geindiceerd vanwege het aantal kinderen, de leeftijd van de kinderen, de gezondheidssituatie, het functioneren van kinderen/huisgenoten, aanwezigheid gedragsproblematiek, samenvallende activiteiten.
Da eli’kse or anisatie van het huishouden. Administratieve werkzaamheden, organiseren, plannen en beheren van middelen, Indien hier aanleiding toe bestaat kan hier 30 minuten per week voor worden getndiceerd. Hiervan kan worden afgeweken bij communicatieproblemen, kinderen onder de 16 jaar of andere tijdvragende huisgenoten, of psychosociale of andere problematiek bij meerdere huisgenoten.
Hul bi ontre eldehuishoudin inverbandmet s chische be erkin en, Hieronder kan ook observeren vallen, evenals formuleren doelen met betrekking tot huishouding, helpen verkrijgen, handhaven structuur in het huishouden, helpen verkrijgen/handhaven zelfredzaamheid t.a.v. budget, begeleiden ouders bij opvoering (beperkt en in combinatie met andere onderdelen) en begeleiding kin de ren.
Omvang 30 minuten per week,
Advies instructie voorlichtin AIV erlcht o het huishouden, Instructie omgaan met hulpmiddelen, instructie licht huishoudelijk werk, instructie textlelverzorging, instructie boodschappen doen, instructie komen. Maximaal 30 minuten per week. In 3x per week maximaal 6 weken. Bij communlcatieproblemen kan meer tijd worden geÃŕndiceerd.