gemeente Eindhoven
Raadsnummer 09. R3393. OOI Inboeknummer Dossiernummer 947.402 r7 november zoog
Raads inforrnatiebrief Betreft: besluit en beleidsregels individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Eindhoven (zozo)
Inleiding Met ingang van 1 januari 2010 gaat de wetswijziging Wmo met betrekking tot hulp bij het huishouden in. Deze wijziging betekent dat zorgaanbieders het product hulp in natura niet langer via een alfahulp aan clienten kunnen leveren. Clienten die wel alfahulp willen, kunnen kiezen voor een persoonsgebonden budget (PGB). Tevens moeten clienten vooraf goed geinformeerd worden over de rechten en plichten met betrekking tot het persoonsgebonden budget. Deze wetswijziging heeft er in geresulteerd dat het beleid inzake hulp bij het huishouden op deze punten aangepast moet worden.
Besluit van college van burgemeester en wethouders Wij hebben besloten om
1 het besluit en beleidsregels individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Eindhoven (2010) vast te stellen, waarin de volgende wijzigingen zijn opgenomen: wijziging inzet alfahulp bij inzet hulp bij het huishouden in natura; het uurtarief PGB voor de inzet hulp bij het huishouden stellen op 6 14,50 wanneer men gebruik maakt van een particuliere hulp; het uurtarief PGB voor de inzet hulp bij het huishouden stellen op% 18,54 wanneer men gebruik maakt van een hulp via een erkende thuiszorginstelling; de overgangsregeling voor de mensen die momenteel een PGB ontvangen om hulp bij het huishouden in te kopen; 2 het besluit maatschappelijke ondersteuning individuele voorzieningen gemeente Eindhoven (2009) en de beleidsregels individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Eindhoven (2009) eerder vastgesteld op 2 december 2008 in te trekken.
Raadsnummer 09.R3393.OOI
Argumenten 1.1 Wijziginginzet aifahuipen bij inzet hulp bij het huishouden
Met ingang van 1 januari 2010 is er een wetswijziging van kracht op het gebied van hulp bij het huishouden in natura voor de inzet van alfahulpen. Het is niet langer toegestaan om alfahulpen in te zetten bij hulp in natura. Er mag op geen enkele wijze een werkgeversrelatie bestaan tussen alfahulp en een organisatie (zorgaanbieder). Wanneer een client wel gebruik wil maken van een alfahulp kan hiervoor een persoonsgebonden budget verstrekt worden. 1.2 Het uurtari ef PGB voor de inzet hulp bij het huishouden stellen op 6 1450 wanneer
men gebruik maakt van een particuliere hulp De belangenvereniging voor alfahulpen, Alfatrots, geeft aan dat 6 14,50 per uur een reeel tarief is. Alfahulpen krijgen in Nederland gemiddeld een uurtarief tussen de
< 12,00 en 6 12,50 (dit is bruto-netto). Sinds 2006 is dit bedrag niet meer ge’indexeerd. Alfatrots heeft het oorspronkelijk tarief van 6 12,50 vanaf 2006 geindexeerd voor loonsverhogingen, CAO stijgingen en inf latiecorrecties. Daarnaast hebben zij een factor op het tarief gezet wat het mogelijk maakt voor alfahulpen om zich te verzekeren (dit kunnen ze doen voor E 20,ÃćâĆňâĂİ per maand). Als de alfahulp zich verzekerd
dan houdt deze bij een tarief van 614,50 netto nog meer over dan dat ze nu krijgt. 1.3 Het uurtarief PGB voor de inzet hulp bij het huishouden stellen op< 78,54 wanneer men gebruik maakt van een hulp vi a een erkende thuiszorgi nsteiii ng
Dit tarief is het huidige tarief die de gemeente Eindhoven beschikbaar stelt in de vorm van een PGB om een hulp bij het huishouden in te kopen. Dit bedrag is geindexeerd met de index voor de lonen in de gezondheids- en welzijnszorg (januari 2009 t/m september 2009, zijnde 102,9. Hiermee komt het nieuwe uurbedrag op C 18,54. 1.4 De overgangsregeii ng voor de cii enten di e momenteel een PGB ontvangen om hulp
bij hethuishoudenin tekopen Mensen die voor 1 januari 2010 al een PGB ontvingen voor hulp bij het huishouden komen in een zogenaamde overgangsregeling. Deze overgangsregeling zal maximaal zes maanden duren en is juist bedoeld voor die clienten die het PGB hadden ingezet bij de inkoop van particuliere hulp. Vanaf 1 januari 2010 zal het PGB bestaan uit twee tarieven, namelijk t 14,50 voor de inkoop van particuliere hulp en C 18,54 voor de inkoop van het hulp bij het huishouden wanneer men gebruik maakt van een erkende thuiszorginstelling. Clienten die hulp bij het huishouden willen inkopen bij een particuliere hulp krijgen een lager PGB dan voor 1 januari 2010.
Raadsnummer 09.R3393.OOI
1.5 De participatiecommissie WWZisgeinformeerdinzakedi t voorstel. In de vergadering van de participatiecommissie op 14 oktober 2009 is dit voorstel van het gedifferentieerde tarief besproken. Zij kunnen zich vinden in het voorstel mits de gemeente de clienten goed geinformeerd over de mogelijkheden die de regeling dienstverlening aan huis biedt voor de particuliere hulpen.
Ter inzage gelegde stukken 1 Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Eindhoven (2010).
2 Beleidsregels individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Eindhoven (2010).
Burgemeester en wethouders van Eindhoven,
A. Brunninkhuis, secretaris
YG09048831
Beleidsregels individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Eindhoven (zoro) Inleiding Voor u liggen de Beleidsregels individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning van de gemeente Eindhoven. Deze beleidsregels, alsmede het Besluit maatschappelijke ondersteuning, vinden hun grondslag in de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Eindhoven (2009). Deze verordening is op 2] oktober 2008 vastgesteld door de gemeenteraad. De beleidsregels en het besluit zijn door het college van burgemeester en wethouders op 17 november 2009 vastgesteld. De beleidsregels ontlenen hun status aan artikel 4:81, lid 1 Algemene wet bestuursrecht: Een bestuursorgaan kan beleidsregels vastste!ien met betrekking tot een hem toekomende of onder zijn verantwoordelijkheid uitgeoefende, dan wel door hem gedelegeerde bevoegdheid. Als beleidsregels zijn vastgesteld, kan daar in beschikkingen eenvoudig naar worden verwezen. Uiteraard is het wel zo dat besluiten volgens de beleidsregels moeten worden genomen.
Net als in de verordening is in deze beleidsregels uitgegaan van de indeling van het compensatiebeginsel. in artikel 4 van de Wmo wordt de gemeente opgedragen ten behoeve van de compensatie voorzieningen te treffen". Het compensatiebeginsel heeft 4 peilers: 1 een huishouden te voeren (hieronder vallen hulp bij het huishouden en de woonvoorzieningen); 2 zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel (vervoersvoorzieningen); 3 zich te verplaatsen in en om de woning (rolstoelvoorzieningen); 4 medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan,
Bij het compenseren wordt rekening gehouden met de persoonskenmerken van de belanghebbende, alsmede met de capaciteit van de belanghebbende om uit een oogpunt van kosten zelf in maatregelen te voorzien. Dit betekent om de participatiegedachte van de Wmo uit te voeren, we nog meer dan voorheen stil moeten staan bij de hulpvraag van de belanghebbende en moeten kijken hoe we in gezamenlijkheid een oplossing kunnen vinden voor de huipvraag. Hierbij spelen de algemene voorzieningen in de stad en vanuit andere regelingen ook een rol. Per 1 januari 2010 gaan deze nieuwe beleidsregels in, hiermee komen de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Eindhoven (2009) te vervallen. NB: Voor de leesbaarheid van de tekst wordt alleen hij of zijn" geschreven, maar wordt ook "zij en haar"
bedoeld.
Inhoudsopgave Inleiding
1 Begrippen 2. De toegangsbepaling 2,1 De hulpvraag 2.2 De toegangsbepaling 2,2.1 Samenhangende afstemming 2.2.2 Verstrekking zonder medische indicatie 2,3 Voorliggende versus individuele voorzieningen 2,3,1 Algemene voorzieningen 2.3.2 Andere wettelijke regeling of privaatrechtelijke overeenkomst 2,4 Voorwaarden voor het toekennen van individuele voorzieningen 2.4.1 Aantoonbare beperkingen 2.4.2 Langdurig noodzakelijk 2,4.3 Goedkoopst-adequaat 2 4.4 In overwegende mate op het individu gericht 2.4.5 Een algemeen gebruikelijke voorziening 2.4.6 De belanghebbende niet woonachtig is binnen de gemeente Eindhoven 2.4.7 De ondervonden problemen vloeien voort uit de aard der gebruikte materialen 2.4,8 De kosten zijn gemaakt voorafgaand aan het moment van beschikken 2.4.9 Voortijdige herverstrekking
3. Verstrekkingsvormen en typen van individuele voorzieningen 3.1 Verschillende wijzen om individuele voorzieningen te verkrijgen: de keuzevrijheid 3.2 Voorzieningen in natura 3.3 De gemaximeerde financiÃńle vergoeding 3 4 Net gemaximeerde financiele vergoeding 3.4.1 Check of belanghebbende om kan gaan met het PGB 3.4.2 Omvang van het PGB 3.4,3 Uitbetaling van het PGB 3.4.4 De controle van het PGB 3.4.5 Verstrekking van het PGB 3.5 Typen van individuele voorzieningen 3.5.1 De alternatieve voorziening
4. Individuele voorzieningen voor het voeren van een huishouden 4.1 Hulp bij het huishouden 4.1.1 Gebruikelijke zorg in Eindhoven: Zorg voor elkaar 4.1.1.1 Onderdelen van gebruikelijke zorg 4.1.1.2 De omvang van de hulp bij het huishouden 4.1.’1.2.1 Relatie met voorliggende voorziening 4.1.1.2.2 Mantelzorg 4.1.1.2.3 Revalideren
4.1.2 Toekenning hulp bij het huishouden 4.2 Woonvoorzieningen 4.2.1 Zaken die een rol speien bij de mogelijke oplossingen
4.2.2 Soorten woonvoorzieningen 4,2.2.1 Hulpmiddelen in het kader van wonen 4.2.2.1.1 Trapliften 4.2,2.1.2 Overige hulpmiddelen in het kader van wonen
4,2,2.’i,3 Opplusvoorzieningen 4.2.2.1.4 Woningsanering in verband met CARA 4,2,2,1.5 Onderhoud, keuring en reparatie
4.2.2.2 Verhuis en inrichtingskosten 4.2.2.2.1 Kosten ivm tijdelijke huisvesting 4.2,2,2,2 Huurderving 4.2.2.3 Woning aan passingen 4.2.2.3.’t Voorzieningen in gemeenschappelijke ruimte 4.2.2.3.2 Uitbreiding van ruimten of verwerven extra grond 4.2.2.3.3 De uitraasruimte 4,2,2.3 4 Voorwaarden voor uitbetaling PCB voor woningaanpassingen 4.2.2.3.5 Kosten van woningaanpassing
5 individuele voorzieningen voor het zich lokaal verplaatsen per vervoersmiddel 5.1 Doei van het vervoer: in beginsel alleen sociaalvervoer in de eigen woon- of leefomgeving 5.1,1 Het leven van alledag in de directe woon- of leeforngeving 5.1.2 Voorliggende voorzieningen 5.1.3 Vervoer voor AWBZ-instellingsbewoners 5,2 Soorten individuele voorzieningen voor het zich verplaatsen per vervoermiddel 5.2.1 Vervoersmiddelen 5.2,2 Collectief Vraagafhankelljk Vervoer (CVV)
5.2.3 Vervoerskostenvergoedinge n
6 Individuele voorzieningen voor het verplaatsen in en rond de woning 6.1 Rolstoel 6,2 Onderhoud, gebruiken reparatie 6.3 Aanspraak op rolstoelen door AWBZ-bewoners 7 Individuele voorzieningen voor het ontmoeten van medemensen en het aangaan van sociale verbanden 7.1 Bovenregionaal vervoer 7.2 Sportvoorziening
8 De toekenning 8.1 Motivatie van de oplossing 8.2 Bijdragen in de kosten 8.2,1 Eigen bijdrage in Eindhoven 8.2.2 Termijn van betaling 8.2.3 Wanneer eigen bijdrage 8.2.4 Hoogte van eigen bijdrage 8.2,5 Aanleveren gegevens aan CAK
Begrippen In de beleidsregels worden de begrippen Wet, Verordening, Besluit, AMvB en belanghebbende op grond van ziekte of gebrek gebruikt. Hieronder wordt verstaan. a. Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning; b. Verordening: Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Eindhoven (2009) c, Besluit: het besluit maatschappelijke ondersteuning individuele voorzieningen gemeente Eindhoven waarin door het college van burgemeester en wethouders nadere regels worden gesteld ten aanzien van de voorwaarden waaronder een voorziening wordt verstrekt en de bijbehorende financiÃńle voorwaarden. d. AMvB (Besluit maatschappelijke ondersteuning’); hierin zijn door de wetgever nadere regels gesteld aan de gemeenten over het heffen van een eigen bijdrage. e. Belanghebbende: een persoon met een beperking en/of chronisch psychisch probleem en/of een psychosociaal probleem, als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet.
2 De toegangsbepaling 2.1 De hulpvraag De belanghebbende kan zich met zijn hulpvraag melden bij de gemeente. Dit kan telefonisch, bij het loket, schriftelijk of via internet /e-mail. De belanghebbende vraagt aan de gemeente een oplossing voor de beperkingen die hij ondervindt in zijn maatschappelijke participatie en/of zijn zelfredzaamheid. Het is ook mogelijk dat niet de belanghebbende zelf maar een mantelzorger dan wel direct betrokkene de hulpvraag kenbaar maakt. Voor een goede hulpvraaganalyse is het nodig om in alle redelijkheid individuele situaties zo goed mogelijk in te schatten om een goede beoordeling te kunnen geven aan de adequaatheid van een toe te kennen voorziening, De mantelzorger (die al dan niet zichzelf als zodanig herkennen) kan hierbij een belangrijke rol speten. In complexe situaties dient de aanwezige mantelzorger dan wel direct betrokkene actief betrokken te worden bij de hulpvraaganalyse. De input van de mantelzorger dan wel direct betrokkene wordt met belanghebbende afgestemd. 2.2 De toegang sbepaling Om de belanghebbende zo goed mogelijk te helpen is het van belang om de situatie van de belanghebbende inzichtelijk te krijgen. Denk hierbij aan in welke gezinssamenstelling woont iemand, in welk type huis woont iemand, welke sociale contacten heeft iemand, of er financiÃńle problemen zijn, is iemand voldoende mobiel, is er sprake van belangrijke gebeurtenissen die van invloed zijn op iemands deelname aan het maatschappelijk verkeer. Het is belangrijk om eerst het algemene beeld van de klant te krijgen. Dit gebeurt in een gesprek samen met de belanghebbende.
Door de situatie zorgvuldig met de belanghebbende zelf in beeld te brengen wordt voorkomen dat de belanghebbende telkens opnieuw zijn verhaal moet doen. Met een korte check kan worden nagegaan of de situatie van de belanghebbende is veranderd. Bij de toegangsbepaling gaat het erom na samenspraak met de belanghebbende een goede oplossing te vinden voor de beperkingen die iemand heeft om te kunnen participeren in de samenleving, Bij maatwerk ’ Besluit houdende regels met betrekking tot de uikeringen t,b.v. beleid op het terrein van Openbare Geestelijke Gezondheidszorg, Maatschappelijke opvang, vrouwenopvang, versiavlngsbeleid, de stimuieringsuitkeringen, de eigen bijdragen en de financiÃńle tegemoetkomingen op het terrein van de maatschappelijke ondersteuning en wijziging van andere besluiten,
wordt uitgegaan van de belanghebbende in zijn omgeving en maatwerk is gericht op het bevorderen van de zelfredzaamheid en de participatie. Eigen verantwoordelijkheid en uitgaan van de eigen mogelijkheden spelen hierbij ook een rol. Maatwerk is belangrijk, maar kent wel zijn grens, Bij de toegangsbepaling wordt gebruik van de ICF classificatie (Verordening art 2.2 lid 5), De ICF is een uniform begrippenkader waarmee het mogelijk is het functioneren van de belanghebbende en de eventuele problemen die de belanghebbende in het functioneren ervaart te beschrijven inclusief de factoren die op dat functioneren van toepassing zijn.
Bij de toegangbepaling wordt ook gekeken naar de voorzieningen die op het gebied van wonen en zorg uit de AWBZ worden geregeld, Als de oplossing van de hul pvraag (ook) bestaat uit de inzet van AWBZvoorzieningen leidt de gemeente deze aanvraag door naar het indicatleorgaan van de AWBZ.
2.2.1 Samenhangende afstemming In de integrale uitvraag van de hulpvraag zorgt de gemeente ervoor dat de geboden oplossingen in (individuele) voorzieningen samenhangend is en afgestemd op de situatie van de belanghebbende. Tijdens de integrale uitvraag wordt (indien van toepassing) aandacht besteed aan: 1. de algemene gezondheidstoestand van de belanghebbende; 2. de beperkingen die de belanghebbende in zijn functioneren, ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek; 3. de woning en de woonomgeving van de belanghebbende; 4. het psychisch en sociaal functioneren van de belanghebbende; 5. de sociale omstandigheden van de belanghebbende; 6. de behoefte van de belanghebbende; 7, het sociale netwerk van de belanghebbende (zowel binnen als buiten de gezinssituatie), Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door de gemeente bij deze bevindingen aangesloten,
2.2.2 Verstrekking zonder medische indicatie In bepaalde situaties, ex artikel 2.2 lid 2 van de Verordening, zal er zonder medische indicatie tot een verstrekking worden overgegaan. Dit omdat op grond van bepaalde kenmerken van de doelgroep waartoe de belanghebbende behoort het niet waarschijnlijk is dat de voorziening wordt afgewezen. Verder onderzoek zou onnodig belastend zijn en levert doorgaans geen ander beeld op, Hierbij speelt bijvoorbeeld de leeftijd van de belanghebbende een rol. Zo is het aannemelijk dat een persoon van 75 jaar of ouder bewegingsbeperkingen ondervindt en zodoende in aanmerking komt voor het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer(CVV). De gemeente Eindhoven heeft een aantal situaties benoemd waarbij deze medische indicatie achterwege blijft. Dit zijn:
1. Collectief vraagafhankelijk vervoer (CVV) voor personen van 75 jaar of ouder; 2. Hulp bij het huishouden voor alleenstaande personen van 75 jaar en ouder dan wel gehuwde personen waarbij beide partners 75 jaar en ouder zijn, Afhankelijk van de grootte van de woning en de te verrichten activiteiten gaat het hier om 2 of 3 uur per week; 3. transportrolstoelen voor personen van 75 jaar en ouder; 4, woonvoorzieningen die behoren tot de zogenoemde Opplusvoorzieningen voor personen van 55 jaar en ouder; 5. toiletstoel (ongeacht de leeftijd).
2.3 VoorHggende versus individuele voorzieningen In artikel 4van de wet wordt de gemeente opgedragen ten behoeve van de compensatie voorzieningen te treffen". De wet stelt dus niet dat het steeds om individuele voorzieningen moet gaan. Ook voorliggende voorzieningen kunnen een oplossing zijn voor de hulpvraag van de belanghebbende, Voorliggende voorzieningen bestaan uit:
1. Algemene voorzieningen. 2. Voorzieningen uit andere wettelijke regeling(en) of privaatrechtelijke overeenkomst.
2.3.1 Algemene voorzieningen Om te voorzien in het snel en regelarm treffen van veel voorkomende (eenvoudige) voorzieningen is in de verordening het begrip algemene voorzieningen opgenomen. Kenmerkend voor algemene voorzieningen is dat de gemeente deze voorzieningen organiseert, inkoopt en ter beschikking stelt, los van of vooruitlopend op individuele aanvragen. Het zal in de regel gaan om steunpunten, depots, pools, waar de voorzieningen op voorraad worden gehouden, al dan niet op wijkniveau. Voorbeelden hiervan zijn het sportvoorzieningende pot en het depot van hulpmiddelen in het hospice. Ook algemene voorzieningen zoals welzijnswerk, buurthuiswerk etc. kunnen voorliggende algemene voorzieningen zijn.
Algemene voorzieningen zijn voorzieningen die een probleem snel en effectief op kunnen lossen en zullen in de regel met een minimum aan procedures kunnen worden aangeboden Het specifieke van deze voorzieningen is gelegen in het algemene aanbod en de voordelen van deze algemene voorzieningen zijn een snelle en simpele oplossing van de problemen, zonder bureaucratie en zonder eigen bijdragen. In plaats van de soms complexe advisering wordt in dit kader van het veeI lichtere begrip toegangsbeoordeling gebruik gemaakt.
2.3.2 Andere wettelijke regeling of privaatrechtelijke overeenkomst Naast algemene voorzieningen bestaan de voorliggende voorzieningen ook uit voorzieningen op basis van andere wetgeving of privaatrechtelijke overeenkomsten. Ingeval er beroep op een andere regeling of overeenkomst kan worden gedaan, geldt deze als voorliggende voorziening. Verstrekking van een Wmo-voorziening is dus niet mogelijk wanneer de aangevraagde voorziening onder een andere (voorliggende) regeling wordt verstrekt. Het kan gaan om ( niet limitatiefj: AWBZ: ADL-huIpmiddelen voor Iopen, zitten en slapen, communicatie, voeding, persoonlijke verzorging, inrichtingselementen voor woningen. Een overzicht van mogelijke hulpmiddelen is opgenomen In de bijlage, WIa: voorzieningen voor vervoer naar het werk of onderwijs, aanpassingen op het werk of op schooi. WWB, bijzondere bijstand: inkomensondersteunende voorzieningen zoals vergoedingen voor stookkosten, bewassingskosten, Idedingkosten, dieetkosten. Ook wordt g&n voorziening toegekend Indien er aanspraak bestaat via een privaatrechtelijke overeenkomsten of verbintenis. Wel bestaat in uitzonderlijke situaties de mogelijkheid om een voorziening onder cessie verstrekken, bijvoorbeeld als er sprake is van een langdurige gerechtelijke procedure bij aansprakelijkheid, Als een persoon gehandicapt raakt als gevolg van een bedrijfsongeval kan de werkgever aansprakelijk zijn voor de gevolgen van de opgelopen handicap, zoals een dure aanpassing van de woning. De mogelijkheid van het voorwaardelijk toekennen van een voorziening moet echter weI opwegen tegen de kosten van terugvordering, Gaat het om relatief goedkope voorzieningen dan wordt de voorziening voorwaardelijk toegekend.
2.4 Voorwaarden voor het toekennen van individuele voorzieningen Bij de behandeling van de aanvraag van individuele voorzieningen spelen enkele algemene voorwaarden, zoals vastgelegd in de verordening in artikel 2,4, Hieronder worden deze voorwaarden en aanverwante zaken nader toegelicht.
2,4.1 Aantoonbare beperkingen Het treffen van Wmo individuele voorzieningen hebben tot doel om de persoon met beperkingen, een chronisch psychisch probleem en lof een psychosociaal probleem een zodanige uitgangspositie te verschaffen dat zij in aanvaardbare mate zelfredzaam zijn en in staat tot maatschappelijke participatie. De beperkingen, het chronische psychische probleem en/of het psychosociaal probleem worden aantoonbaar gemaakt naar objectief medische noodzaak,
2.4.2 Langdurig noodzakelijk De eis dat een voorziening langdurig noodzakelijk moet zijn heeft te maken met de afgrenzing met het hulprniddelendepot van de Thuiszorgorganisaties dat op basis van de AWBZ beschikbaar wordt gesteld. Uit het hulpmiddelendepot kan gedurende drie maanden, 44nmaal te verlengen met nog eens drie maanden, een hulpmiddel worden verleend. Na die periode bestaat de mogelijkheid het hulpiniddel tegen betaling te huren. Dat wil echter niet zeggen dat de grens van langdurig noodzakelijk op 6 maanden ligt. De grens wordt eerder bepaald door de vraag: gaat het probleem over of is het blijvend, Als iemand een probleem heeft dat 8 of 10 maanden zal duren maar daarna over zal zijn, mag er van worden uitgegaan dat geen sprake is van langdurige noodzaak. Dat geldt overigens niet bij een belanghebbende die terminaal is. Als de levensverwachting 4 maanden is, is duidelijk dat het geen tijdelijk probleem is, maar een probleem tot de dood erop volgt. Er moet dan uitgegaan worden van langdurige noodzaak. Een uitzondering op de regel dat de aangevraagde voorziening langdurig noodzakelijk moet zijn, wordt gevormd door situaties waarin voor een afzienbare periode hulp bij het huishouden nodig is, bijvoorbeeld bij ontslag en herstel na zieke nhuisopname of bij een ontregeld huishouden.
2.4.3 Goedkoopst-adequaat Het criterium goedkoopst-adequaat betekent dat een te verstrekken voorziening allereerst adequaat dient te zijn, dit betekent dat een voorziening volgens objectieve maatstaven nog toereikend moet zijn. Zijn er twee of meer voorzieningen adequaat, dan kiest de gemeente voor de goedkoopste voorziening. Wat betreft het kwaliteltsniveau waarvan uitgegaan kan worden, dient bij een verantwoord niveau te worden aangesloten. Eigenschappen die kostenverhogend werken zonder dat deze de voorziening meer adequaat maken, zullen in principe niet voor vergoeding in aanmerking komen. Het is wei mogelijk een voorziening te verstrekken die duurder is dan de goedkoopst adequate voorziening, mits de belanghebbende bereid is het prijsverschil zelf te bekostigen. De belanghebbende zal in dat geval eerder kiezen voor een persoonsgebonden budget of de meerkosten zelf te betalen bij een natura-verstrekking.
2.4.4 ln overwegende mate op het individu gericht Een individuele Wmo voorziening die op grond van de verordening wordt toegekend moet in overwegende mate op het individu gericht zijn. Dit betekent dat er altijd een individuele belanghebbende moet zijn die de voorziening aanvraagt. De individuele Wmo voorziening moet specifiek op de persoon van de belanghebbende gericht zijn. Dit betekent overigens niet dat bij het in kaart brengen van de hulpvraag van de belanghebbende louter wordt gekeken naar het individu. Er dient ook aandacht te worden besteed aan het sociale netwerkvan de belanghebbende (zowel binnen als buiten de gezlnssituatie),zie hiervoor ook paragraaf 2.2.1 Samenhangende afstemming,
2.4.5 Een algemeen gebruikelijke voorziening Wet begrip algemeen gebruikelijk stamt nog uit de tijd van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW). Volgens de vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep is een zaak algemeen gebruikelijk indien de volgende criteria van toepassing zijn: 1. de voorziening is niet speciaal voor belanghebbenden bedoeld; 2. de voorziening is in de reguliere handel verkrijgbaar; 3. de voorziening is in prijs vergelijkbaar met soortgelijke producten,
In individuele gevallen kan een voorziening die op zichzelf ais algemeen gebruikelijk kan worden beschouwd, vanwege omstandigheden aan de kant van de belanghebbende toch niet als algemeen gebruikelijk worden beschouwd, Er moet dan een uitzondering worden gemaakt, waarbij het gaat om: ’i. een plotseling optredende handicap, waardoor algemeen gebruikelijke voorzieningen eerder dan normaal moeten worden vervangen; 2. de belanghebbende heeft een inkomen, dat door aantoonbare kosten van de handicap onder de voor hem/haar geldende bijstandsnorm dreigt te komen.
2.4.6 De belanghebbende niet woonachtig is binnen de gemeente Eindhoven De Wvg sprak over: in de gemeente woonachtige gehandicapten" (art. 2, lid 1). De Wmo kent deze aanduiding niet meer. Toch is het evident dat het compensatiebeginsei van de gemeente alleen maar geldt ten aanzien van in de gemeente woonachtige belanghebbenden. In de verordening Is dit geborgd. Er zal in het beginstadium van de aanvraag beoordeeld moeten worden of de belanghebbende in de Gemeente Eindhoven ingeschreven staat in de gemeentelijke basisadministratie (GBA).
2.4.7 De ondervonden problemen vloeien voort uit de aard der gebruikte materialen Het zal hierbij vooral om woonvoorzieningen gaan, waarbij te denken valt aan spaanplaat dat formaldehydegas bevat, halfsteens muren op het westen die veel waterdoorslag geven en dus veel vochtigheid binnen, enz. Iedereen, ongeacht een eventuele handicap, zal met dit soort materialen dezelfde problemen kunnen ondervinden. Het probleem wordt dus niet veroorzaakt door de combinatie handicap en de woning, maar door de gebruikte materialen, reden om een voorziening te weigeren.
Een uitzondering wordt gemaakt bij aandoeningen die verband houden met CARA. De Gemeente Eindhoven kan in dit geval de woning beperkt saneren. De beleidsregels rondom woningsanering zijn beschreven in pa rag raaf 4.2.2.1 4.
2.4.8 De kosten zijn gemaakt voorafgaand aan het moment van beschikken Het is een belanghebbende niet toegestaan een gemeente voor een voldongen feit te stellen waarbij de gemeente niet meer de mogelijkheid heeft een (indicatie)onderzoek in te stellen of de voorziening volgens het vastgestelde beleid te verstrekken. Met andere woorden: wie een voorziening aanschaft en daarna aanvraagt, loopt de kans op een afwijzing. Uit de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep blijkt dat deze regel niet zonder meer mag worden toegepast. De Centrale Raad gaat er van uit dat de regel bedoeld is om controle achteraf mogelijk te maken. Bij een woningaanpassing zou na een verbouwing bijvoorbeeld niet meer vastgesteld kunnen worden of er een goedkoper alternatief heeft bestaan. Dat heeft tot consequentie dat indien achteraf toch nog gecontroleerd kan worden wat de goedkoopst-adequate oplossing was, een afwijzing achterwege moet blijven. Uiteraard kan dan wel de goedkoopst-adequate voorziening verstrekt worden, ook al is de aangeschafte voorziening aanzienlijk duurder. Dat is dan de consequentie voor de belanghebbende die voor de beschikking zelf iets heeft aangeschaft.
Uit deze jurisprudentie valt op te maken dat afwijzing op de grond dat reeds kosten zijn gemaakt voordat het college een beslissing heeft genomen slechts houdbaar is wanneer het college niet meer kan achterhalen of een voorziening noodzakelijk, adequaat en passend is om een aantoonbare beperking op het gebied van het wonen of het zich binnen of buiten de woning verplaatsen op te heffen of te verminderen. Deze jurisprudentie moet dan ook beslist niet worden beschouwd als een ’vrijbrief’ voor een belanghebbende om vooruitiopend op een beslissing van het college allerhande voorzieningen aan te schaffen.
2.4.9 Voortijdige herverstrekking Verloren gegane voorzieni ng door toedoen van de belanghebbende, Dit is een vergaande regel, die altijd goed voorbereid en onderbouwd dient te worden. Zorgvuldig onderzoek is hier op zijn plaats, Zeker bij personen die afhankelijk zijn van voorzieningen kan dit een zeer ing rijpende, maar noodzakelijke maatregel zijn. Toch komt het met enige regelmaat voor dat door onzorgvuldig gebruik, nalatigheid of zelfs misbruik regelmatig reparaties nodig zijn om bijvoorbeeld een scootmobiel rijdend te houden, Dit kan gebeuren uit onzorgvuidigheid, onder invloed van akohol of drugs enz. Bij herhaling van dit soort problemen is het goed eerst met betrokkene te overieg gen en duidelijk te maken dat dit in strijd is met de bruikieenovereenkomst, Heeft een dergelijk gesprek geen resultaat, dan kan overgegaan worden tot aangetekend waarschuwen dat bij herhaling de voorziening zal worden ingenomen. Herhaalt het probleem zich dan weer dan kan tot inname worden overgegaan en hoeft er geen herverstrekking plaats te vinden, in principe gedurende de verdere afschrijvingsperiode.
Voorziening vroegtijdig afgeschreven doorintensiefgebruik. We hanteren gemiddelde afschrijvingsperiode van hulpmiddelen. Voor de een kan deze periode te kort zijn, terwijl een ander nog jaren met zijn hulpmiddel vooruit kan, indien een hulpmiddel technisch wordt afgekeurd en dit ligt aan vroegtijdige slijtage door intensief gebruik dan wordt er een nieuw hulpmiddel verstrekt, zonder verdere maatregelen naar de belanghebbende. in de beschikking wordt dan gewoon weer de gemiddelde afschrijvingsperiode genoemd.
g. Verstre)tjtingsvormen en typen van individuele voorzieningen 3.1 Verschillende wijzen om individuele voorzieningen te verkrijgen: de keuzevrijheid Bij een aanspraak op een individuele voorziening heeft de belanghebbende de keuzevrijheid tussen een persoonsgebonden budget (PGB) of een naturaverstrekking. Dit is bepaald in artikel 6 van de Wmo. Deze keuzevrijheid is niet absoluut. Als tegen deze keuzevrijheid overwegende bezwaren bestaan kan van deze . keuzevrijheid worden afgeweken. Overwegende bezwaren: Kunnen gelegen zijn in efficiency overwegingen. Zo is bijvoorbeeld het CVV een individuele voorziening die collectief wordt ingevuld. Uit efficiency overwegingen wordt het CVV alleen in natura verstrekt en wordt de keuze voor een PGB niet geboden. Door deze keuzevrijheid zou het primaat van het collectief vervoer in het gedrang kunnen komen. De Tweede Kamer heeft tijdens het algemeen overleg op 29 maart 2006 aangegeven dat voorkomen moet worden dat het collectief vervoer gevaar loopt door artikel 6 Wmo. Het kan niet zo zijn dat een PGB verplichting de ontwikkeling van het collectief vervoer belemmert. Kunnen gelegen zijn in de persoonlijke situatie van de belanghebbende (zie 3.4.1)
Indien er voor een bepaalde hulpvraag een oplossing gezocht kan worden in een voorliggende voorziening dan geldt de keuzevrijheid niet. Een persoonsgebonden budget wordt alleen verstrekt ten aanzien van individuele voorzieningen. Tevens kent de gemeente Eindhoven een gemaximeerde financi(ile vergoeding bijvoorbeeld voor een sportvoorziening of voor verhuis- en inrichtingskosten. Bij een gemaximeerde financiÃńle vergoeding is er geen keuzevrijheid voor andere verstrekkingsvormen. De gemaximeerde financiele vergoeding is een vast bedrag dat onafhankelijk is van het inkomen. Met ingang van 1 januari 201 0 is de wetswijziging Wmo met betrekking tot Hulp bij het Huishouden van kracht. Deze wetswijziging omvat de volgende kernelementen: zorgaanbieders kunnen het product hulp in natura niet langer via een alfahulp aan clienten leveren. CliÃńnten die wel alfahulp willen kunnen kiezen voor een persoonsgeboden budget; cliÃńnten moeten vooraf goed geTnformeerd worden over de rechten en plichten met betrekking tot het
persoonsgebonden budget. De gemeente Eindhoven kent met ingang van I januari 2010 twee tarieven wanneer men gebruik wil maken van het PGB voor hulp bij het huishouden, Het ene tarief is gebaseerd op inkoop van hulp bij het huishouden inkoopt in de vorm van een particuiiere hulp. Het andere tarief is gebaseerd op inkoop van hulp van een erkende thuiszorginstelling, Een erkende thuiszorginsteiling moet in ieder gevai toegelaten worden tot WTZi (Wet toelating zorginstellingen). Dit betekent dat er afspraken zijn gemaakt met de zorgkantoren en dat de thuiszorginstelling geregistreerd is als instelling in het kader van de AWBZ en/of de ZvW (Zorgverzekeringswet). Deze erkenning staat op de sites van de betreffende zorginstelling.
Overgangsregeling PGB 2010: Voor de belanghebbende die in 2009 reeds een PGB ontvingen is een afbouwregeling getroffen van 6 maanden, Ongeacht of zij het PGB inzetten voor particuliere hulp of hulp van een erkende zorgaanbieder krijgen zij het hoge tarief. Indien zij in deze periode van 6 inaanden een overeenkomst overleggen met erkende zorgaanbieder overleggen, dan behouden zij het hogere PGB tarief. Bij de uitbetaling zie ook paragraaf 3,4.3. worden de bedragen lager dan < 2.500,- in een keer uitbetaald in 6 maanden hoog tarief en 6 maanden laag tarief. Als de belanghebbende de zorgovereenkomst met een
erkende zorgaanbieder overlegd dan krijgen zij een nabetaling van 6 maanden het verschil tussen hoog en laag tarief, De bedragen hoger of gelijk aan 6 2.500,- worden maandelijks betaaid.
Hieronder worden de drie verstrekkingsvormen toegelicht,
3.2 Voorziening in natura Wordt een voorziening niet als persoonsgebonden budget verstrekt;maar in natura, dan zal toekenning ook bij beschikking plaatsvinden, In de beschikking worden de voorwaarden opgenomen waaronder verstrekking plaatsvindt, Dit kan zijn in eigendom of in bruikleen. Artikel 3,2 lid 2 van de verordening voorziet in het van toepassing verklaren van een bruikleenovereenkomst als er een voorziening in natura wordt verstrekt. In deze overeenkomst worden de rechten en verplichtingen van de belanghebbende en van het college vastgelegd. Deze overeenkomst maakt onderdeel uit van de beschikking. In de beschikking zal daarom een verwijzing naar de overeenkomst worden opgenomen.
In de wet is nier de verplichting opgenomen de belanghebbende de keuzevrijheid te bieden binnen de individuele voorzieningen in natura. De Gemeente Eindhoven biedt deze mogelijkheid echter wel. De belanghebbende heeft voor de verkrijging van een hulpmiddel (behalve voor trapliften) en voor hulp bij het huishouden de keuze tussen meerdere leveranciers, 3.3 De gemaximeerde financiÃńle vergoeding De gemaximeerde financiÃńle vergoeding is een geldbedrag dat is bedoeld om een bepaalde individuele voorziening te verwerven. Het is een tegemoetkoming in de kosten van een individuele voorziening waarvan de hoogte is gebonden aan een maximum en waarbij geen afstemming met het gezinsinkomen plaatsvindt Het is niet pers& een kostendekkende vergoeding. Een gemaximeerde financiele vergoeding wordt toegekend voor: De vergoeding voor verhuis-en inrichtinskosten, gemaximeerde financiÃńle vergoeding voor huurderving, gemaximeerde financiÃńle vergoeding voor tijdelijke huisvesting. Gemaximeerde financiÃńle tegernoetkorning voor onderhoud, keuring en reparatie.
Vervoerskostenvergoedingen. De gemaximeerde financiÃńle vergoeding voor bovenreg ionaal vervoer, De individuele sportvoorziening.
3.4 Het persoonsgebonden budget (PGB) Om duidelijk te laten zijn wat met het persoonsgebonden budget dient te worden aangeschaft en meer precies: aan welke vereisten de aan te schaffen voorziening dient te voldoen teneinde de voorziening verantwoord te laten zijn, wordt een zo nauwkeurig mogelijk omschreven programma van eisen bij de beschikking gevoegd. Hierdoor wordt voorkomen dat door onduidelijkheid over de eisen die aan de voorziening gesteld moeten worden een verkeerde voorziening wordt aangeschaft. Wordt dan toch een voorziening aangeschaft die niet aan dat program van eisen voldoet, dan is gehandeld in strijd met de beschikking. 3.4.1
De gemeente heeft een vergewisplicht om te checken of iemand geestelijk in staat is zijn PGB te beheren en er conform het programma van eisen de juiste voorziening mee in te kopen. Aanwijzingen dat iemand hiertoe niet in staat is zijn onder andere: belanghebbende is bekend bij een instantie voor geestelijke gezondheidszorg (bijvoorbeeld GGzE of bemoeizorg); belanghebbende is bekend bij een instantie voor verslavingsprobfematiek (bijvoorbeeld NEOS, NovadicKentron).
Het gaat hierbij om aanwijzingen die moeten worden gecheckt, Bij twijfel kan gekeken worden of er een beheerder kan worden gevonden die met de belanghebbende ervoor zorgt dat de juiste voorziening wordt aangeschaft, Als er geen beheerder is dan wordt het PGB afgewezen en wordt de voorziening in natura verstrekt. In lid d staat dat er een onderzoek plaatsvindt om na te gaan dat er problemen op het financiÃńle vlak zijn waardoor een belanghebbende het PGB niet kan aanwenden. Aanwijzingen dat iemand om financiele redenen geen PGB dient te krijgen zijn onder andere: belanghebbende is in GW5 bekend als klant bij schuiddienstveriening; aan belanghebbende vragen of hij vaak (meerdere weken per maand) dan wel langdurig(meerdere maanden achter elkaar) rood staat bij de bank. Dit wordt wel afgezet tegenover de maandelijkse inkomsten en eventueel spaargeld. Ook hier gaat het om aanwijzingen die moeten worden gecheckt (oa bij de unit schulddienstverlening). Bij gerede twijfel kan er geen PGB worden uitgekeerd en wordt er aan de belanghebbende een voorziening in natura aangeboden.
De gemeente Eindhoven geeft in haar rapportage expliciet aan dat dit/deze onderzoek(en) zorgvuldig is/zijn
gebeurd, 3.42 Omvang van het PGB Het persoonsgebonden budget is een geldbedrag dat de belanghebbende onder voorwaarden mag besteden aan een compenserende voorziening naar zijn keuze. De omvang van het persoonsgebonden budget is bepaald in het Besluit maatschappelijke ondersteuning Gemeente Eindhoven, Hierbij dienen twee mogelijkheden te worden onderscheiden: Enerzijds is er het persoonsgebonden budget voor diensten, te weten hulp bij het huishouden, anderzijds het persoonsgebonden budget voor hulpmiddelen. Wat betreft de hoogte van het PGB voor hulpmiddelen wordt er per toekenning een berekening gemaakt. De kosten van de voorziening in natura zijn uitgangspunt bij het bepalen van de hoogte van het persoonsgebonden budget. Dat wordt afgeleid van de tarieven van de leveranciers waarmee de Gemeente Eindhoven een overeenkomst heeft. Daarbij worden bedragen geteld voor de verzekering, het onderhoud en de reparaties van de voorziening, voor zover daar sprake van is. De PGB bedragen zijn vastgelegd in het besluit.
In de tarieven zal veelalsprake zijn van kortingen, omdat via de overeenkomst met de leverancier een grote hoeveelheid voorzieningen afgenomen wordt. Deze korting wordt doorberekend naar het persoonsgebonden budget. Orn het voor de belanghebbende wel mogelijk te maken het hulpmiddel aan te schaffen berekenen we een maximum korting van 35% door,
3.4.3 Uitbetaling van het PGB In de beschikking wordt vermeid wat de omvang van het persoonsgebonden budget is en voor hoeveel jaar het persoonsgebonden budget bedoeld is.
ls de beschikking verzonden en de ondergetekende PGB overeenkomst retour ontvangen, dan kan het persoonsgebonden budget beschikbaar worden gesteld. Hierbij gelden de volgende regels: Een PGB voor hulp bij het huishouden wordt in een keer betaalbaar gesteld bij een jaarbedrag tot 6 2500,alle overige bedragen worden maandelijks betaalbaar gesteld, Een PGB voor hulpmiddelen wordt tot < 5000,ÃćâĆňâĂİ in een keer beschikbaar gesteld indien een aan te schaffen
voorziening in een keer betaald moeten worden, Bij bedragen boven de < 5000,- wordt het bedrag uitbetaald aan door de belanghebbende gekozen leverancier na overleg van de factuur. Een PGB voor onderhoudskosten en het lidmaatschap van belangenorganlsaties wordt jaarlijks vooraf beschikbaar gesteld, zolang de belanghebbende de voorziening nog gebruikt, ook ai is de afschrijvingsduur verstreken. Dit kan langer zijn dan de in de beschikking genoemde periode waarvoor het budget bestemd is. 3.4.4 De controle van het PGB
ledere budgethouder dient de volgende stukken te bewaren: de nota/factuur van de aangeschafte voorziening; een betaiingsbewijs van aanschaf van de voorziening; of een overzicht van de salarisadministratie met bewijsmiddelen; een kopie van de zorgovereenkomst die is gesloten met degene die de hulp bij het huishouden levert. Steekproefsgewijs bepaalt het college bij weike budgethouders deze stukken worden opgevraagd om te controleren of het persoonsgebonden budget besteed is aan het doel waarvoor het verstrekt is. Is dat het geval, dan hoeft er verder niets te gebeuren. Is het persoonsgebonden budget anders besteed dan bedoeld, dan kan het college overwegen het persoonsgebonden budget geheel of gedeeltelijk terug te vorderen. Daarbij zal leidend zijn of er opzet in het spel is geweest, of dat sprake is geweest van onwetendheid, in die laatste situatie kan overlegd worden dat deze situatie in de toekomst vermeden dient te worden. Bij opzet moet afgewogen worden of terugvordering in verhouding staat tot wat er bewust onjuist is gedaan. 3A.5 Verstrekking van het PGB Bi het verstrekken van een individuele voorzieningen in de vorm van een PGB kunnen zich een aantal situaties voordoen die bij een verstrekking in natura niet voorkomen. Hieronder worden de meest voorkomende situaties beschreven en uitgelegd hoe de gemeente Eindhoven hier in beginsel mee omgaat. De voorziening is voordat de gebruikeljike afschrij ftermij n afloopt niet meer noodzakelijk of adequaat. Indien de belanghebbende komt te overlijden waardoor de voorziening niet meer wordt gebruikt wordt het resterende budget niet teruggevorderd op de erven. Als de voorziening niet meer volledig adequaat is in verband met een verslechterde medische situatie die niet was voorzien wordt er, op basis van een nieuwe indicatie, opnieuw een voorziening toegekend en gaat de looptijd van het persoonsgebonden budget opnieuw in.
De belanghebbende heeftzijn PG8 uitgegeven aan verkeerde hulpmiddelenldiensten. Als een budgethouder zijn budget echter uitgeeft aan zaken die zijn beperk/ng niet of onvoldoende compenseren en om die reden opnieuw aanklopt bij de gemeente, kan hij verwachten dat zijn budget wordt teruggevorderd omdat hij het niet heeft besteed aan het doel waarvoor het is gegeven.
De gemeente kan vervolgens aan zijn compensatieplicht voldoen door de verstrekking van een voorziening in natura, De budgethouder heeft ln dit geval immers laten zien dat hij niet in staat is tot het omgaan met een persoonsgebonden budget. Dat laatste geldt als uitsluitingsgrond onder het begrip ’overwegende bezwaren’ in artikel 6 Wrno De voorziening moet gedurende de looptijd worden aangepast. Is de voorziening nog niet afgeschreven dan kan er een PGB worden toegekend voor de aanpassing, Het is overigens niet de bedoeling dat bij een gelijktijdige toekenning van de voorziening en de aanpassing er voor verschillende vormen van verstrekking wordt gekozen. Oe belanghebbende wiizlj n huidige voorziening omruilen voor een PGB. De belanghebbende die hulp bij het huishouden ontvangt kan wisselen van verstrekkingsvorm, Dit betekent dat hij zijn natura-toekenning kan omzetten in een PGB en omgekeerd. Heeft de belanghebbende een hulpmiddel in natura dan heeft de gemeente hem reeds gecompenseerd door op grond van de Wmo (of ex Wvg) een voorziening toe te kennen. Er is dan geen sprake van een participatieprobleem. Deze voorziening kan dan niet worden omgeruild voor een PGB, Pas als de voorziening Is afgeschreven of niet meer adequaat of aan te passen is, dan kan de belanghebbende bij de verstrekking van de nieuwe individuele voorziening gebruik maken van de keuzevrijheid en voor een PGB kiezen.
De belanghebbende houdt over op zijn budget. Indien de belanghebbende overhoudt op zijn budget, wordt dit niet teruggevorderd. Hiermee wil de gemeente het signaal afgeven dat de klant wordt beloond ais hij efAci Int met zijn budget om gaat. Wettelijke gezien moet het persoonsgebonden budget vergelijkbaar zijn aan de verstrekking ln natura. De hoogte van de tarieven worden vastgesteld op basis van de tegenwaarde van goedkoopst adequate voorziening. Het za I daarom zelden voorkomen dat de belanghebbende overhoudt op zijn budget. Overmach t.
De belanghebbende kan door overmacht, buiten zijn schuld, zijn voorziening verspelen, bijvoorbeeld door een ongeval waarbij een onverzekerde derde betrokken is of doordat een leverancier buiten de schuld van de budgethouder zijn verplichtingen niet nakomt, terwijl er al wel betalingen zijn gedaan. In dat geval zal de budgethouder met succes opnieuw een beroep kunnen doen op het gemeentelijke compensatlebeginsel,
3.5 Typen van individuele voorzieningen Alle individuele voorzieningen kennen verschillende typen. Deze zijn opgebouwd van voorzieningen met een collectief karakter naar gangbare individuele voorzieningen tot alternatieve individuele voorzieningen, In deze volgorde worden de voorzieningen ook aangeboden aan de belanghebbende. In het verleden spraken we van primaten voor collectieve voorzieningen Ook nu zijn de collectief ingevulde individuele voorzieningen voorliggend op overige individuele voorzieningen. Nieuw In de verordening zijn de alternatieve voorzieningen Het opnemen van de alternatieve voorzieningen biedt een mogelijkheid aan de gemeente en de belanghebbende om in samenspraak te komen tot een andere oplossing als de geijkte oplossingen geen toereikende oplossing bieden (zie paragraaf 3.5.1) . Voor alle typen van individuele voorzieningen is wel een indicatie en beschlkklng nodig. a. Van de individuele voorzieningen die coliectief zijn ingevuld is het bekendste voorbeeld het CVV. Collectief ingevulde individuele voorzieningen worden alleen in natura aangeboden, b. Gangbare individuele voorzieningen: dit betreft het volledige pakket aan voorzieningen dat de gemeente inkoopt, zowel het standaard pakket (binnen-pakket voorzieningen) als de buiten-pakket voorzieningen. Deze voorzieningen kennen een natura en PGB variant,
c. Alternatieve individuele voorzieningen bij de hulpvraag van de klant. Er is geen gangbare voorziening of een gangbare voorziening kan geboden worden en biedt een oplossing voor de ondervonden beperking, maar het alternatief is voor de belanghebbende een meer toereikende oplossing voor de hulpvraag. Ook bij deze voorzieningen geldt een natura en PGB vadant,
3.5.1 De alternatieve voorziening Het werken met de alternatieve voorzieningen is nieuw. Voorheen was de enige mogelijkheid om de hardheidsclausule aan te spreken, maar dit gaf wel aan dat het een laatste redmiddel was. Door de toevoeging van de alternatieve individuele voorziening willen we aangeven dat het een regale oplossing is voor de huipvraag van de belanghebbende ook al heeft de gemeente deze voorziening niet in het ingekochte pakket opgenomen, Daarnaast willen we met de toevoeging van de alternatieve voorziening ruimte laten voor de ontwikkelingen op het terrein van individuele voorzieningen, De ontwikkelingen op het terrein van hulpmiddelen bijvoorbeeld gaan zo snel dat het niet te overzien is wat op er op enig moment allemaal op de markt komt.
Aan deze alternatieve voorzieningen zijn wel een aantal voorwaarden verbonden. Net als bij alle individuele voorzieningen moet er voor de alternatieve voorzieningen een indicatie zijn, Er zullen medische gronden moeten zijn waarom de belanghebbende een individuele voorziening nodig heeft. 2. De voorziening moet (medisch) verantwoord zijn, Dat betekent dat de voorziening de gezondheid van de belanghebbende niet mag schaden maar daarnaast in zijn algemeenheid verantwoord moet zijn zoals veilig, degelijk etc. 3. De kosten van de alternatieve voorziening mogen niet onevenredig hoog zijn. Dat wil zeggen dat de kosten in verhouding moeten staan tot de kosten van de gangbare individuele voorziening waarmee de alternatieve voorziening het best te vergelijken is. Als er geen gangbare individuele voorziening is waarmee de vergelijking kan worden gemaakt dan zullen de kosten van de alternatieve voorziening moeten worden afgezet tot het totale Wmo budget dat beschikbaar is voor individuele voorzieningen en het aantal belanghebbenden dat daarmee gecompenseerd wordt. Nog meer dan bij de overige individuele voorzieningen zal het spanningveld tussen maatwerk voor de belanghebbende en objectiviteit (geen rechtsongelijkheid) een rol spelen bij de inzet van alternatieve voorzieningen. Zeker ais het gaat om de kosten die aan de voorziening verbonden zijn, is er nog veel interpretatieruimte. Om de inzet van alternatieve voorzieningen goed neer te zetten in de uitvoering en subjectiviteit te verminderen, wordt het inzetten van de alternatieve voorziening besproken in een casusoverleg. De gemeente Eindhoven wil bekijken of hieruit blijkt dat er meer regels gesteld moeten worden. Dicht regelen is op dit moment niet wenselijk omdat er dan te weinig ruimte aan de casemanager gegeven wordt om, na samenspraak met de belanghebbende, te zoeken naar een oplossing. Kenmerk van de alternatieve voorziening is juist ’op de lijn is in",
Voorwaarden voor toekenning alternatieve voorziening, Alle regels zoals gesteld in paragraaf 2.4 zijn ook op de alternatieve voorziening van toepassing. Het kan voorkomen dat de oplossing van de hulpvraag ligt in een voorziening die algemeen gebruikelijk is (zie ook paragraaf 2,4,5), Het is niet de bedoeling van de alternatieve voorzienmg om aan belanghebbende een algemeen gebruikelijke voorziening te verstrekken.
’Op de lijn is in wordt binnen de gemeente Eindhoven gebruikt om een cultuurverandering tot stand te brengen. Ambtenaren worden uitgedaagd om optimaal rnaatwerk te leveren en daarbij de grenzen van de landelijke en lokale regels op te zoeken als het nodig is.
4 Individuele voorzieningen voor het voeren van een huishouden in Eindhoven kennen we drie soorten voorzieningen onder de rubriek individuele voorzieningen voor het voeren van een huishouden:
’l. hulp bij het huishouden 2, woon voorzieningen 3. alternatieve voorzieningen die het mogelijk maken een huishouden te voeren De eerste twee worden hieronder nader beschreven. Voor de nadere omschrijving van de alternatieve voorzieningen zie paragraaf 3,5,1, 4.1 Hulp bij het huishouden Hulp bij het huishouden geeft ondersteuning aan mensen die niet in staat zijn zelfstandig een huishouden te voeren. Er zijn twee situaties waarin hulp bij het huishouden toegekend kan orden: 1. de belanghebbende heeft aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek 2. de mantelzorger heeft problemen met het uitvoeren van huishoudelijke taken bij belanghebbende. In situaties dat die problemen (deels) opgelost kunnen worden door het toekennen van hulp bij het huishouden is dat een reden voor toekenning. Daarbij dient er van uitgegaan te worden dat de hulp bij het huishouden plaats vindt bij de belanghebbende, die de mantelzorg ontvangt, en niet bij de mantelzorger thuis, indien die een ander woonadres heeft als de belanghebbende, Onder hulp bij het huishouden vallen de volgende activiteiten: signaleringsfunctie, en schoonmaakwerkzaamheden en/of
boodschappen doen en/of verzorging planten en dieren en/of verzorging textiel en/of zorg voor de voeding (voorbereiden, serveren, afwassen, opruimen) en/of organisatie van het huishouden (planning van de huishoudelijke zorg: ’wie doet wat’), opvang en/of verzorging van huisgenoten; advies, instructie en voorlichting (o.a, gericht op het stimuleren van de zelfredzaamheid van de belanghebbende), De activiteiten ’sig naleringsfunctie’ en ’schoonmaakwerkzaamheden’ worden bij elke belanghebbende ingezet, De indicatie bepaalt verder welke andere activiteiten bij de belanghebbende ingezet dienen te worden. Het landelijk gangbare onderscheid tussen Hvl (basis schoonmaakwerkzaamheden) en Hv2 (meer gespecialiseerde Hulp bij het huishouden zoals de organisatie van het huishouden) wordt in Eindhoven niet gehanteerd, Dit omdat de grens tussen de dienstverlening Hv1 en Hv2 in de praktijk niet zo makkelijk te trekken is. Van het ene op het andere moment kan een belanghebbende ineens andersoortige hulp nodig hebben zoals hulp bij de organisatie van zijn huishouden, Echter hij ls dan doorgaans niet het beste geholpen met een andere vorm van dienstverlening uitgevoerd door een andere zorgverlener. Door met 60n vorm van dienstverlening te werken kan dezelfde zorgverlener bij de belanghebbende blijven. De zorgverlener wordt door de zorgaanbieder getraind/begeleid, zodat deze aan de veranderde zorgvraag van de belanghebbende kan voldoen Onder hulp bij het huishouden vallen zowel de uitstelbare als de niet uitste)bare taken. Niet uitstelbare taken zijn maaltijd verzorgen, de kinderen verzorgen, afwassen en opruimen. Wel uitstelbare taken zijn boodschappen doen, wasverzorging, zwaar huishoudelijk werk: stofzuigen, sanitair, keuken, bedden
verschonen, Zie ook bijlage 1; handreiking normering hulp bij het huishouden.
Wel of geen hulp bij het huishouden, Om na te gaan of de belanghebbende ook hulp bij het huishouden krijgt zijn drie zaken van belang: 1. medisch geYndiceerd;
2. geen voorliggende voorziening; 3. geen of gedeeltelijke aanspraak op gebruikelijke zorg. Om na te gaan of de belanghebbende hulp bij het huishouden nodig heeft wordt er (medisch) geindiceerd. Daarbij dient bijzondere aandacht te bestaan voor de zogenaamde medisch moeilijk te objectiveren aandoeningen (mmoa’s), waarbij gewaakt moet worden voor het verlenen van antirevaliderende hulp.
4.1.1 Gebruikelijke zorg in Eindhoven: Zorg voor elkaar Artikel 4.3 van de verordening bepaalt dat: ’de belanghebbende nietin aanmerking voor hulp bij het huishouden als tot de leefeenheid waar deze persoon deel van uitmaakt den of meer huisgenoten behoren die welin staat zijn het huishoudelijk werk te verrichten. Ditis van toepassing zolang er geen onevenredig beroep wordt gedaan op de draaglast en de draagkracht van de belanghebbende enlofzijn huisgenoten.’ Dit wordt gebruikeIijke zorg" genoemd. De term is overgenomen uit de beleidsregels zoals het CIZ die hanteerde ten aanzien van de functie Huishoudelijke Verzorging in de AWBZ tot het moment van invoering van de Wrno. Eindhoven heeft het protocol gebruikelijke zorg vanuit de AWBZ in de basis overgenomen maar deze op punten aangepast met als doel invulling te geven aan de participatiegedachte uit de Wmo en geen onevenredig beroep te doen op de draaglast en de draagkracht van de belanghebbende en/of zijn huisgenoten.
Gebruikelijke zorg. Gebruikelijke zorg wil zeggen dat als de huipvrager huisgenoten heeft die het huishoudelijk werk over kunnen nemen, zij verondersteld worden dit door een herverde iing van taken te doen. Hierdoor bestaat er geen noodzaak meer om hulp bij het huishouden te indiceren. Dit principe is gebaseerd op de achterlig gende gedachte dat een leefeenheid in gezamenlijkheid verantwoordelijk is voor het huishoudelijke werk. Dat betekent dat indien degene die gewend is het huishoudelijk werk te doen hiertoe niet meer in staat is, andere leden van de leefeenheid verondersteld worden dit over te nemen. Gebruikelijke zorg is alleen aan de orde als er een leefeenheid is die een gezamenlijk huishouden voert. Uitwonende kinderen vallen hier dus buiten, Onder personen die lid zijn van de Ieefeenheid worden niet verstaan personen die een (pension)kamer huren. Het moet dan gaan om personen die in generlei familiebetrekking staan tot elkaar en er moet daadwerkelijk een huurovereenkomst liggen. In die situaties worden overigens de werkzaamheden ten aanzien van de huurder door de verhuurder als zijnde beroepsmatig niet geindiceerd!
Gebruikelijke zorg heeft een verplichtend karakter en betreft alle huisgenoten ouder dan 18 jaar,
4.1.1.1 Onderdelen van gebruikelijke zorg Grenzen leefeenheid. Wat betreft de defini6ring van leefeenheid zijn er situaties die op een grensgebied liggen. Bij kloostergemeenschappen bijvoorbeeld is wel sprake van een leefeenheid, maar is over het algemeen een taakverdeling, die zich niet leent voor overname, in die situatie kan wel geindiceerd worden voor bijvoorbeeld het schoonmaken van de eigen kamer indien met dit niet zelf meer kan, Gemeenschappelijke ruimten die kenmerkend voor kloosters zijn kunnen niet worden geindiceerd omdat zij het niveau sociale woningbouw te boven gaan (bibliotheken, gebedsruimten, gemeenschapsruimten, refters) en behoren tot de eigen verantwoordelijkheid van de gemeenschap.
Voor AWSZ-instellingen geldt dat huishoudelijke verzorging in de functie verblijf is opgenomen en dus niet geTndiceerd kan worden. Voor particuliere tehuizen die verzorging bieden geldt dat daar hulp bij het huishouden voor het eigen appartement of de eigen kamer geindiceerd kan worden in zoverre de zorg niet door betrokkene wordt betaald. Dan gaat het immers om reeds aanwezige professionele zorg en is er geen tekort of probleem. Dit geldt ook voor door het tehuis verzorgde wasve rzorging of maaltijdverzorging.
Gebrwkebjke zorg en thuiswonende kinderen, Thuiswonende kinderen worden uitgezonderd van gebruikelijke zorg, tot het einde van de kwalificerende leerplicht (tot maximaal 18 jaar). Dit stelt hen in de gelegenheid om te participeren in sociale en maatschappelijke verbanden, Ook worden kinderen zo beschermd tegen een te groot verantwoordelijkheidsgevoel voor een huishouding waarin de vader of moeder door een beperking of chronische ziekte niet volledig functioneert. Het uitzonderen van gebruikelijke zorg betekent dat thuiswonende kinderen niet worden meegenomen in het bepalen van het recht op hulp bij het huishouden. Dit wil echter niet zeggen dat thuiswonende kinderen niet verondersteld worden te helpen in het huishouden, leder kind zal moeten teren de eigen kamer bij te houden, te helpen met het dekken van de tafel, te helpen bij de afwas etc. Vanaf 18 jaar wordt men verondersteld in verband met studie op kamers te kunnen wonen en een eenpersoonshuishovden te kunnen draaien. Vanaf 23 jaar wordt men verondersteld alle taken horende bij het hulp bij het huishouden te kunnen verrichten. Studie of werk in relatie tot gebruikeljike zorg Ook studie of werkzaamheden vormen in principe geen reden om van de gebruikelijke zorg af te zien. immers, iedereen die werkt zal naast zijn werk het huishouden moeten doen of hier eigen oplossingen voor zoeken (zoals het inhuren van particuliere hulp). Dat geldt ook voor tweeverdieners. Fysieke a Avezigheid. Bij werkenden wordt geen rekening gehouden met zeer drukke werkzaamheden en (zeer) lange werkweken. Over het algemeen kan a! leen rekening worden gehouden met personen die vanwege hun werkzaamheden langdurig van huis zijn. Daardoor zijn zij immers de facto niet in staat het huishoudelijk werk over te nemen. Als door langdurige afwezigheid in verband met werk er in de dagelijkse praktijk sprake is van een 1persoonshuishouden dan kan er geen gebruikelijke zorg worden verleend. Dit hoeft niet altijd zo ver te gaan dat iemand een aaneengesloten periode van ten minste zeven etmalen van huis is. Ook in de situatie dat iemand 5 dagen van huis is, 1 dag thuis is en vervolgens weer S dagen van huis is kan er van die persoon in alle redelijkheid niet verwacht worden dat deze op de ene dag dat hij/zij thuis is alle huishoudelijke werkzaamheden op zich neemt. De afwezigheid moet een verplichtend karakter hebben. Het gaat te ver chauffeurs die op het buitenland reizen, medewerkers in de offshore of marinemensen die maanden achtereen van huis zijn, te dwingen een andere functie te zoeken.
Het aanleren van huishoudelijke activi teiten. Bij gebruikelijke zorg wordt geen rekening gehouden met het feit of men al dan niet wil of ai dan niet gewend is huishoudelijke taken te verrichten. In situaties dat personen uit de leefeenheid die nog nooit huishoudelijk werk hebben gedaan, dit niet kunnen, kan via een tijdelijke indicatie hulp geboden worden bij het aanleren hiervan. De taak wordt dan niet overgenomen maar via instructies gestuurd. Wanneer in redelijkheid niet (meer) kan worden verondersteld dat een nieuwe taak als het huishouden nog te trainen of aan te leren is, zoals bij ouderen op hoge leeftijd (> 75 jaar) wordt, Indien nodig, hulp voor de
zwaar huishoudelijke taken geindiceerd die anders tot gebruikelijke zorg zouden worden gerekend. Lichte huishoudelijke taken vallen in die situaties wel onder de gebruikelijke zorg. Sekse, religie en cultuur. Bij het inventariseren van de eigen mogelijkheden van de leefeenheid wordt geen onderscheid gemaakt op basis van sekse, religie, cultuur, de wijze van inkomensverwerving of persoonlijke opvattingen over het verrichten van huishoudelijke taken. Er is sprake van een samenleving waarin een ieder gelijke aanspraken op hulp bij het huishouden maakt.
Korte levensvenvachting. ln geval de belanghebbende een zeer korte, bekende levensverwachting heeft kan ter ontlasting van de Ieefeenheid van de belanghebbende worden afgeweken van de normering van gebruikelijke zorg. Opvang en verzorging van kinderen bij uitval van een van de ouders. Ouders hebben een zorgplicht voor hun kinderen, De ouders zorgen voor de opvoeding van hun kinderen, Dit houdt in: het zorgen voor hun geestelijk en lichamelijk welzijn en het bevorderen van de ontwikkeling van hun persoonlijkheid (en naar draagkracht voorzien in de kosten van dit alles). Oe zorgplicht strekt zich uit over opvang, verzorging, begeleiding en opvoeding die een ouder (of verzorger), onder meer afhankelijk van de leeftijd en verstandelijke ontwikkeling van het kind, normaal gesproken geeft aan een kind, inclusief de zorg bij kortdurende ziekte. Bij uitval van 44n van de ouders neemt de andere ouder de gebruikelijke zorg voor de kinderen over. Gebruikelijke zorg voor kinderen omvat in ieder geval de aanwezigheid van een verantwoordelijke ouder of derde persoon conform de leeftijd en ontwikkeling van het kind. Opvang is niet structureel in de Wmo. Voor de verzorging van de kinderen kan, zonodig, wel een beroep op ondersteuning vanuit de Wmo worden gedaan. Eigen oplossingen gaan daarbij voor. Indien nodig dient de ouder gebruik te maken van de voor hem/haar geldende regeling voor zorgverlof. De indicatiesteller onderzoekt, in geval er mantelzorg aanwezig is, wat in redelijkheid met mantelzorg kan worden opgevangen. Is dit niet mogelijk dan dienst de ouder gebruik te maken van (een combinatie van) creche, opvang op school buitenschoolse opvang, gastouder e.d. (de zogenaamde algemeen gebruikelijke voorliggende voorzieningen). Zijn de hierboven genoemde mogelijkheden reeds maximaal gebruikt, zijn deze afwezig of is er slechts kortdurend overbrugging nodig in noodgevallen dan kan Muip bij het huishouden worden ingezet. Structurele opvang van kinderen is geen taak binnen de Wmo, Niet structurele opvang van kinderen kan alleen bij ontwrichting of calamiteiten tijdelijk tot ondersteuning vanuit de Wmo leiden. Verzorging van kinderen kan zonodig tot ondersteuning vanuit de Wmo leiden.
Uitval van ouderin ednoudergezin, Indien er sprake is van uitval van de ouder in een eenoudergezin, of beide ouders ondervinden beperkingen in de opvang van verzorging van de kinderen, wordt er eerst nagegaan wat de mantelzorg opvangt en wat vrijwilligers als vervangende mantelzorg, voorliggende voorzieningen en algemeen gebruikelijke voorzieningen kunnen opvangen als het gaat om oppas en opvang. Gebruik van kinderopvang /creche als voorliggende voorziening voor oppas en opvang van gezonde kinderen is redelijk, Daarbij moet wel rekening gehouden worden met het effect van deze voorliggende voorzieningen op de leefsituatie van de belanghebbende (zie paragraaf 4.1.’1.2.1) Indien uit het onderzoek van de indicatiesteller blijkt dat de voorliggende voorzieningen niet aanwezig zijn, niet toepasbaar zijn of uitgeput zijn is bij uitval van de ouder in een hhnoudergezin afhankelijk van de leeftijd en ontwikkeling van het kind een indicatie voor hulp bij het huishouden mogelijk tot 40 uur per week voor oppas en opvang van gezonde kinderen. Een dergelijke indicatie is in principe van korte duur (maximaal 3 maanden), de periode waarin een eigen oplossing moet worden gevonden.
Leefsituatie, perspectief en belastbaarheid van de ieefeenheid ais wegingsfactor. Er zal altijd onderzocht moeten worden wat het effect van het toepassen van gebruikelijke zorg is op iemands thulssituatie. Rekening moet worden gehouden met de Ieefsituatie, het perspectief en de belastbaarheid van de leefeenheid. De huisgenoten worden hierover gesproken. Het kan noodzakelijk zijn om in de individuele situatie af te wijken van de algemene regels. Een van de redenen om in de individuele situatie af te wijken kan zijn dat degene van wie wordt verwacht dat zij taken overneemt reeds overbelast dreigt te raken. Onder overbelasting wordt verstaan; ’ meer belasten dan de draagkracht toelaat’. In medische kringen wordt dan gesproken over het (on)evenwicht tussen draagkracht (= belastbaarheid) en draaglast ( =belasting). Overbelasting kan worden veroorzaakt door een combinatie van symptomen van lichamelijke en/of psychische aard en wordt bepaald door in- en uitwendige factoren.
Factoren die van invloed zijn op de draagkracht zijn onder meer: lichamelijke conditie van de degene die gebruikelijke zorg levert (mantelzorger / partner); geestelijke conditie van degene die gebruikelijke zorg levert; wijze van omgaan met problemen (coping); motivatie voor zorgtaak; sociaal netwerk. Factoren die van invloed zijn op de draagiast zijn onder meer: omvang en mate van (on)planbaarheid van zorgtaken;
ziektebeeld en prognose; inzicht van degene die gebruikelijk zorg levert in ziektebeeld van belanghebbende woonsituatie bijkomende sociale problemen; bijkomende emotionele problemen. Het perspectief (stabiele of instabiele situatie / kan situatie nog verbeteren of verslechterd deze alleen nog maar) en de tijdsduur van de situatie (langdurig aangewezen zijn op gebruikelijke zorg doordat iemand een chronische ziekte of lichamelijke beperking heeft) hebben invloed op de draagkracht en draaglast van degene die gebruikelijke zorg levert. In het onderzoek naar de draagkracht en draag last dient dit meegenomen te worden.
In geval de leden van een leefeenheid dreigen overbelast te raken door de combinatie van werk en verzorging van de belanghebbende kan een indicatie worden gesteld op de onderdelen die normaliter tot de gebruikelijke zorg worden gerekend. In eerste instantie zal die indicatie van korte duur zijn om de leefeenheid de gelegenheid te geven de onderlinge taakverdeling aan de ontstane situatie aan te passen en de draagkracht binnen de leefeenheid te hervinden. Hetzelfde geldt ais een partner ten gevolge van het plotselinge overlijden van de andere oucler dreigt overbelast te raken door de combinatie van werk en verzorging van de inwonende kinderen.
4.1.1,2 De omvang van de hulp bij het huishouden Is er geen sprake van gebruikelijke zorg, dan dient de omvang van de hulp bij het huishouden te worden vastgesteld. Hiervoor moet bepaald worden welke activiteiten de belanghebbende zelf niet kan uitvoeren en welke normtijden hiervoor gelden. Er is, in navolging van de AWBZ gekozen voor normtijden, om een uitgangspunt te hebben voor de omvang van de verschillende taken die in het huishoudelijk werk verricht moeten worden De optelsom van de normtijden leidt tot een indicatie uitgedrukt in uren afgerond naar decimalen, per week.
De in de bijlage aangegeven normtijden worden gehanteerd. Deze normtijden zijn afkomstig uit het protocol huishoudelijke verzorging van het CIZ en samengesteld in overleg met de landelijke koepel van thuiszorglnstellingen. Normering door de gemeente is nodig om een uitgangspunt te hebben en discussies te voorkomen over de benodigde tijd voor bepaalde activiteiten (zie bijlage 1) Aan de hand van de normtijden zoals genoemd in bijlage 1 kan voor de individuele situatie worden bepaald hoeveel tijd noodzakelijk is. Afhankelijk van de benodigde hulp in uren wordt de klasse toegekend.
4.1.1.2.1 Relatie met voorliggende voorziening De toekenning is in principe, omdat er nog gekeken dient te worden naar voorliggende voorzieningen, Voorliggende voorzieningen, die altijd algemeen gebruikelijkzljn, kunnen gevonden worden in: klnderopvang (crÃĺche, kinderdagverblijf, overblijfrnogelijkheden op school, voor- of naschoolse opvang); oppascentrales; maaltijddiensten; hond enuitlaat-service; boodschappendie nsten. De voorliggende voorziening moet ter plaatse wei beschikbaar zijn en algemeen gebruikelijk voor de persoon als belanghebbende. Of iets wel of niet algemeen gebruikelijk ls hangt (onder meer) af van het inkomen, Is het bovenstaande niet het geval, dan Is er geen sprake van een voorliggende voorziening. Hiertoe is het nodig rekening te houden met de sociale kaart zoals die ter plekke bestaat. Niet relevant is of men gebruik wil maken van een voorliggende voorziening. Effect van voorliggende voorzieningen op de leefsituatie als wegingsfactor. In het geval dat voorliggende voorzieningen beschikbaar zijn en voor de belanghebbende als algemeen gebruikelijk gelden krijgt belanghebbende geen of een gedeeltelijke toekenning voor hulp bij het huishouden. Bij het indicatieonderzoek moet echter wel onderzocht worden of het gebruik van voorlig gende voorzieningen geen onevenredig negatief effect heeft op de leefsituatie van de belanghebbende. Als voorbeeld: Kinderopvang geldt als voorliggende voorziening voor hulp bij het huishouden. Op basis van het protocol gebruikelijke zorg geldt dat voor gezonde kinderen geldt dat kinderopvang tot 5 dagen per week redelijk is, Echter het is de vraag of het redelijk is om kinderopvang ais volledig voorliggende voorzieningen aan te merken voor een chronisch zieke moeder die ai zeer beperkt is in haar functioneren en door kinderopvang haar kinderen 5 dagen per week moet missen. In het indicatleonderzoek zal dit afgewogen moeten worden. Het perspectief van de belanghebbende (verbetering, verslechtering, stabiel) en de tijdsduur van de situatie (langdurige beperking in tegenstelling tot bijvoorbeeld herstel na een operatie) zullen ook in dit onderzoek betrokken moeten worden. Uitkomst kan zijn dat kinderopvang maar gedeeltelijk als voorliggende voorziening wordt aangemerkt.
Maatschappelijke participatie als uvegingsfactor. Het protocol gebruikelijke zorg, waarop het’protocol gebruikelijke zorg in Eindhoven: Zorg voor elkaar’ ls gebaseerd stamt uit de tijd dat de hulp bij het huishouden onderdeel uitmaakte van de AWBZ. De AWBZ is een volksverzekering. Bij de indicatiestelling wordt gekeken of de verzekerde wettelijk aanspraak maakt op zorg uit de AWBZ. De Wmo daarentegen is een participatiewet en bevat de wettelijke opdracht aan gemeenten om voorzieningen te treffen gericht op maatschappelijke ondersteuning.’Meedoen’ is het maatschappelijke doel van de Wmo. Anders dan de AWBZ heeft de Wmo niet het karakter van een verzekering. De burger kan de gemeente aanspreken op haar opdracht om mensen maatschappelijk te laten participeren. Hieruit vloeit voort dat bij de indicatiestelling voor hulp bij het huishouden niet meer de verzekeringsgedachte leidend moet zijn maar het realiseren van maatschappelijke participatie. Bij het
indicatieonderzoek zal altijd de afweging gemaakt moeten worden of het al dan niet toekennen van hulp bij het huishouden nadelige effecten heeft op de maatschappeiijke participatie van de belanghebbende,
Ais voorbeeld de volgende situatie: Belanghebbende, alleenstaand, heeft de chronische vermoeidheidsziekte ME. Hulp bij het huishouden is toegekend voor de periode van 1 jaar. In dit jaar treedt er een verbetering op in de situatie van belanghebbende waardoor zij voor een aantal uren per week vrijwiiligerswerk gaat doen om zo weer onder de mensen te komen en voor haar gevoel een nuttige maatschappelijke bijdrage te leveren. Na 1 jaar wordt belanghebbende geherindiceerd. Vanuit de oude AWBZ verzekeringsgedachte zou de uitkomst van de herindicatie de volgende zijn: belanghebbende kan zich een aantal uren per week extern inzetten voor vrijwiiligerswerk, dit betekent dat zij voldoende energie heeft om activiteiten te verrichten, hulp bij het huishouden wordt niet meer geindiceerd. Belanghebbende moet zelf weer al haar huishoudelijke taken verrichten hetgeen haar zo vermoeid dat zij geen energie meer overheeft om haar vrijwilligerswerk te doen. Noodgedwongen moet zij stoppen met het vrijwilligerswerk. Vanuit de particlpatiegedachte van de Wmo is de uitkomst anders. Het vrijwilligerswerk zorgt ervoor dat belanghebbende maatschappelijk participeert. Dit wordt rneegewogen in het Indicatieonderzoek en leidt ertoe dat de hulp bij het huishouden niet wordt stopgezet maar wordt gecontinueerd voor een bepaalde periode. Na die periode wordt opnieuw gekeken of er verdere verbeteringen in de situatie van belanghebbende zijn opgetreden waardoor zij haar vrijwilligerswerken haar huishoudelijke taken beide kan uitvoeren.
4.1.1.2.2 Mantelzorg Mantelzorg is zorg voor mensen waarbij een sociale relatie aanwezig is. Dit kan familie zijn maar ook vrienden of kennissen, Deze zorg is zwaarder, langduriger of intensiever dan de normale (gebruikelijke) zorg. Mantelzorg vindt plaats op basis van vrijwilligheid. Dit betekent dat mantelzorg nooit verplicht kan worden. Bij mantelzorg gaat het om zorg waarop de belanghebbende wel aanspraak heeft, en waar dus een indicatie voor zou zijn. Er kan hulp bij het huishouden verstrekt worden ln situaties dat de mantelzorg problemen heeft bij de uitvoering daarvan. In situaties dat die problemen (deels) opgelost kunnen worden door het toekennen van hulp bij het huishouden is dat een reden voor toekenning, Daarbij dient er van uitgegaan te worden dat de hulp bij het huishouden plaats vindt bij de hulpvrager, die de manteizorg ontvangt, en niet bij de mantelzorger thuis, indien die een ander woonadres heeft als de hulpvrager. Als er mantelzorg aanwezig is dan zal in het indicatieonderzoek ook gekeken moeten worden naar de draaglast-draagkracht van de mantelzorger. Het kan soms heel duidelijk zijn dat de mantelzorger overbelast Is. In andere gevallen is dat minder duidelijken zal dit in het indicatieonderzoek moeten worden uitgediept, 4.1 .1.2.3 Revalideren
Er wordt geen hulp bij het huishouden verstrekt ais de verstrekking daarvan revalidatie zou tegenwerken. Hierbij is overleg hierover met de behandeiaar belangrijk.
4.1.2 Toekenning hulp bij het huishouden Indien hulp bij het huishouden wordt toegekend moet de omvang van het aantal uren worden vastgesteld. Hiervoor moet bepaald worden welke activiteiten de hulpvrager zelf niet kan uitvoeren en welke normtijden hiervoor gelden. Er is, in navolging van de AWBZ gekozen voor normtijden, om een uitgangspunt te hebben voor de omvang van de verschillende taken die in het huishoudelijk werk verricht moeten worden. De optelsom van de normtijden leidt tot het benodigde aantal uren. De in de bijlage 1 aangegeven normtijden worden gehanteerd, om te bepalen hoeveel uren er noodzakelijk zijn ln de individuele situatie. Deze normtijden zijn afkomstig uit het protocol huishoudelijke verzorging van het CIZ en samengesteld in overleg met de landelijke koepel van thulszorginstellingen. Normering door de
gemeente is nodig om een uitgangspunt te hebben en discussies te voorkomen over de benodigde tijd voor bepaalde activiteiten, In de periode 1 januari 2008 tot 1januari 2009 heeft de gemeente Eindhoven bij de indicatiestelling voor hulp bij het huishouden gewerkt met uren ingedeeld in klasse. Per 1 januari 2009 wordt de omvang van hulp bij het huishouden uitgedrukt in uren, afgerond naar decimalen, per week. De huidige beschikkingen op basis van de klasse indeling worden niet herzien. Hierdoor zullen de komende jaren beide systemen naast elkaar voorkomen.
Bij alle nieuwe indicaties en herindicaties wordt de urensystematiek gebruikt. ln natura. Indien het gaat om zorg in natura, dan kan de toe te kennen hulp bij het huishouden bij beschikking worden toegekend en tevens doorgegeven worden aan de instelling naar keuze die deze voor de belanghebbende gaat verzorgen. Hierbij is relevant dat de instelling de inhoudelijke opbouw van de indicatie kent, Daardoor kan voorkomen worden dat activiteiten worden uitgevoerd waarvoor geen hulp is toegekend. Omdat sprake is van een eigen bijdrage moeten de benodigde gegevens worden doorgegeven aan het CAK, die deze eigen bijdragen voor zorg in natura uitrekent en int.
Persoonsgebonden budget. Gaat het om een persoonsgebonden budget dan krijgt de belanghebbende een beschikking waarin het aantal uren en het totaal bedrag aan persoonsgebonden budget staat vermeld. Voor uitbetalingsregels zie paragraaf 3,4,3), Oe gemeente geeft de bedragen door aan het CAK en de belanghebbende krijgt van het CAK de aanslag van de eigen bijdrage, 4.2 Woonvoorzieningen Artikel 4.4 van de Verordening bepaalt dat er drie soorten woonvoorzieningen zijn: a. hulpmiddelen ln het kader van wonen; b. verhuis en inrlchtlngskosten
c. woningaanpassing Een belanghebbende kan voor hulpmiddelenin hetkader van wonen en/of verhuis eninrichtingskostea in aanmerking komen als hij aantoonbare beperkingen heeft op grond van ziekte of gebrek. Een belanghebbende kan voor een woningaanpassing in aanmerking komen als hij: a. aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, b. na samenspraak met de gemeente blijkt dat een verhuizing niet mogelijk is of niet de goedkoopst adequate oplossing is,
4.2.1 Zaken die een rol spelen bij de mogelijke oplossingen Bij de hulpvraaganalyse wordt na samenspraak met de belanghebbende bekeken welke oplossing, naar objectieve maatstaven gemeten, de goedkoopste adequate oplossing is. Hierbij gaat het met name om de vraag verhuizen versus aanpassing van de woning. Bij deze analyse spelen de volgende punten een rol: De sociale omstandighedenr 1, Oe mantelzorg die door de verhuizing wegvalt. Als er sprake ls van mantelzorg vanuit de buurt, die onder druk komt als de belanghebbende naar een andere wijk verhuist, kan niet gesteld worden dat verhuizen een adequate oplossing is. Wanneer de belanghebbende zou verhuizen zal de mantelzorg immers weg kunnen vallen. Als sprake is van het wegvallen van mantelzorg door een verhuizing kan het aanpassen van de woning de voorkeur krijgen,
Dit moet per individuele situatie bekeken worden. Als verhuisd kan worden binnen de wijk moet het besluit tot verhuizen geiden boven het aanpassen van de woning omdat de mantelzorg dan niet in gevaar komt. 2. De binding van de belanghebbende {en de leden van zijn gezin) met de wijk; Als de belanghebbende cruciale sociale contacten heeft en daar ook van afhankelijk is voor zijn welbevinden en die sociale contacten dicht in de buurt van de woning liggen, is het de vraag of verhuizen naar een andere omgeving wel verstandig is. Als de belanghebbende door verhuizing naar een andere wijk in een sociaal isoiement dreigt te geraken doordat het sociale verband met de huidige woonomgeving wegvalt, kan niet gesteld worden dat verhuizen een adequate oplossing is. Per individuele situatie moet deze afweging gemaakt worden. Als in dergelijke situaties verhuisd kan worden naar een adequate woning binnen de wijk ligt dit weer anders. Dan wordt de woning niet aangepast. In die gevallen ls verhuizen wel de meest adequaat goedkoopste oplossing. Urgentie van verhuizen /aanpassing. Dvidegjk moet worden hoe urgent het aanpassen van de woning of verhuizen naar een geschikte woning is. Dit moet bij de indicatiestelilng bepaald worden. Als het aanpassen van de woning of verhuizen naar een geschikte woning urgent is en er komt op de in de indicatie gestelde termijn geen geschikte woning beschikbaar dan zal de huidige woning van belanghebbende aangepast moeten worden.
Snelheid waarmee een woonprobleem gecompenseerd kan worden. Omdat het primaat ligt bij verhuizen, moet de belanghebbende in kwestie ook in de gelegenheid gesteld worden om te kunnen verhuizen. Als het voor de belanghebbende in kwestie jaren duurt voordat deze kan verhuizen is de verhuizing geen adequate oplossing meer. Er moet wel genoeg woningaanbod aanwezig zijn om te stellen dat verhuizen de oplossing is, Bij een huurwoning is de belanghebbende zelf verantwoordelijk voor het zoeken van een geschikte woning. Gemeente en corporaties kunnen de belanghebbende behulpzaam zijn. Bij een koopwoning moet de belanghebbende erop gewezen worden dat deze zelf moet zoeken naar een nieuwe woning. De belanghebbende kan niet verplicht worden om te verhuizen naar een huurwoning.
In het indicatieadvies moet opgenomen zijn binnen welke medisch aanvaardbare termijn een oplossing gevonden moet zijn voor het woonprobleem, Sprake moet zijn van een ’redelijke termijn’: a. Er wordt een termijn van maximaal 12 maanden in acht genomen, Als binnen deze termijn geen geschikte woning aangeboden kan worden, moet verhuizen als minder adequaat worden aangemerkt en moet de woning worden aangepast. b. Als aan het einde van deze termijn feitelijk voorzienbaar is dat alsnog een geschikte woning beschikbaar komt, kan alsnog vastgehouden worden aan de beschikking en verder gezocht worden naar een geschikte woning. c, Anders ligt het, als binnen de termijn wel (adequate) woonruimte is aangeboden, maar deze door de belanghebbende wordt geweigerd. Blj weigering kan echter niet van de gemeente worden gevraagd de huidige woning alsnog aan te passen. d, Als verhuizing pas plaatsvindt na aflopen van de termijn, al dan niet na verlenging van de termijn, bestaat er geen recht meer op de gemaximeerde financiÃńle vergoeding voor verhuis- en inrichtingskosten. Afzetten van de aanpassingskosten van de huidige woonruimte tegen nieuwe woonruimte: voldoet de (vrijkomende) woning aan de eisen van de nieuwe bewoner of zijn er nog extra aanpassingen nodig? Als extra aanpassingen noodzakelijk zijn, is het de vraag wat de hoogte van de kosten is om de woning geschikt te maken;
als er een kostenafweging wordt gemaakt tussen het aanpassen van de huidige woonruimte enerzijds en verhuizen anderzijds moeten alle kosten daarbij worden betrokken. Dit houdt in dat de aanpassingskosten van de huidige woonruimte afgezet moeten worden tegen a. de verhuiskostenvergoeding voor de ondersteuningsvrager; b. het eventueel aanpassen van de nieuwe woning; c. het eventueel vrijmaken van de woning. Om een totale kostenvergelijking te maken zou als de ’nieuwe’ woning leeg staat tevens rekening moeten worden gehouden met: d. een eventueel gemaximeerde financiÃńle vergoeding voor huurderving,
integraie afweging van verschillende Wmo-voorzieningen. Afstemming met overige Wmo-voorzieningen is van belang voor het maken van een keuze. Afstemming met vervoersvoorzieningen kan een duidelijke rol spelen. Criteria die hierbij een rol spelen zijn de afstand tot openbaar vervoerhaltes, de aanwezigheid van voorzieningen ais winkelcentra, ziekenhuizen enz, Als een woning dicht bij bovengenoemde voorzieningen gelegen is, kan de gemeente tot de conclusie komen dat het adequater is om de huidige woning aan te passen dan de belanghebbende te laten verhuizen. De bereikbaarheid van voorzieningen blijft daardoor beter en op het gebied van vervoersvoorzieningen behoeven wellicht minder aanvullende maatregelen te worden genomen. De toegankelijkheid en doorgankelijkheid voor rolstoelgebruikers van de directe woonomgeving is een andere factor die een rol kan spelen bij een verandering van woonomgeving. Verhuizing kan in dit kader zowel een verbetering als verslechtering van de totale situatie met zich meebrengen. iiiierksituatie, met name de afstand tot het werk.
Ook de werksituatie van de belanghebbende kan van invloed zijn op de beslissing om al dan niet te verhuizen. Hierbij gaat het met name over de afstand tot het werk en de wijze waarop de belanghebbende deze kan overbruggen (al dan niet met vervoersvoorzieningen). Als de belanghebbende zijn werk ’aan huis’ heeft (eigen bedrijf), moeten de consequenties van verhuizing ook vanuit de bedrijfsmatige kant meegewogen worden. Het is immers mogelijk dat de vestiging van het bedrijf op een andere, in commercieel opzicht minder aantrekkelijke, locatie negatieve gevolgen voor het inkomen uit eigen bedrijf kan hebben.
Hetfeitofbeianghebbende eigenaar ofhuurder van de woonruimteis. Als de ondersteuningsvrager eigenaar van de woonruimte is, zal een verhuizing of woningaanpassing andere gevolgen met zich meebrengen dan wanneer deze de woning huurt. Het verhuizen vanuit een koopwoning heeft meer emotionele en financiele consequenties dan verhuizing vanuit een huurwoning. Doordat de gemeente Eindhoven werkt met Opplusvoorziening en vanaf 1 januari 2009 de trapliften beschouwd als een hulpmiddel in het kader van wonen, en hulpmiddelen in het kader van wonen uitgezonderd zijn van het primaat vari verhuizen, zal het bij de afweging wel of niet verhuizen om aanzieniijke bedragen gaan voor een woningaanpassing, De belanghebbende met een koopwoning zal hierdoor inzien dat een verhuizing redelijk ls,
De mogebjke gebruiksduur van de voorziening Er moet ook rekening gehouden worden met het feit dat een aan te passen koopwoning naar alle waarschijnlijkheid minder makkelijk kans heeft om voor hergebruik in aanmerking te komen. Een revisiebeding, zoals bij huurwoningen, bestaat niet voor eigen woningen; behoud van woningen voor de markt. De gemeente heeft geen instrument om de woning vrij te krijgen, Het zal niet zo eenvoudig zijn om een geschikte kandidaat voor die woning te vinden, die zowel financieel als ergonomisch gezien geschikt is voor de betreffende woonruimte.
Consequentie hiervan zal zijn dat eigen woningen meestal voorkan enkele belanghebbende aangepast worden. Aanpassingen aan sociale huurwoningen zijn vaker opnieuw in te zetten dan aanpassingen aan koopwoningen, omdat deze huurwoningen opnieuw kunnen worden verhuurd aan belanghebbenden, waardoor de gebruiksduur van de aanpassing wordt verlengd. Dit speelt in de afweging dan ook een rol van belang. Ook de medische prognose speelt in dit verband een rol. Als vaststaat dat iemands toestand naar verwachting zodanig zal verslechteren, en dat als gevolg daarvan de aanpassing slechts voor beperkte tijd zal volstaan, kan dat gegeven een rol spelen in de afweging tussen verhuizing of aanpassen,
Voorzienbare verandering in woonbehoefte. Een belangrijke afweging die feitelijk al aan het begin van de beoordeling gemaakt moet worden is de beantwoording van de vraag of iemand niet zelf passende maatregelen had moeten nemen om de situatie te vermijden waarbij verhuizing of woningaanpassing geboden zal zijn. Vooral voor ouderen geldt dat zij op enig moment om moeten zien naar woonruimte die ook geschikt is als men te maken zal krijgen met beperkingen op grond van de oudere leeftijd, In die gevallen wordt de verhuizing als algemeen gebruikelijk aangemerkt en wordt hier geen verhuis en inrichtingskostenvergoeding voor gegeven, In de verordening is dit in artikel 4.7 lid c opgenomen.
42.2 Soorten woonvoorzieningen 4.2.2.1 Hulpmiddelen in het kader van wonen Hulpmiddelen in het kader van wonen zijn hulpmiddelen die het mogelijk maken dat de belanghebbende in zijn woning kan blijven wonen zonder dat er bouwkundige aanpassingen nodig zijn. Dit betekent dat er geen afweging wordt gemaakt in het kader van (het primaat) van verhuizen als een belanghebbende een hulpmiddel in het kader van wonen nodig heeft. 4.2.2.1.1 Trapliften Vanaf 1 januari 2009 worden tra pliften in de gemeente Eindhoven niet langer beschouwd als een bouwtechnische woning aanpassing maar als een roerende woonvoorziening omdat deze na gebruik door de leverancier wordt verwijderd en de woning ln originele staat terugkeert, Net als bij de overige hulpmiddelen wordt de traplift in natura en PGB aangeboden.
42.2.1.2 Overige hulpmiddelen in het kader van wonen Voorbeelden hiervan zijn tilliften, badliften, douche/toiletstoelen, draaischijven, transferplanken. De voorziening wordt in natura of als persoonsgebonden budget verstrekt. In geval van een natura-verstrekking van een douche- en toiletvoorziening wordt, in verband met de hygiÃńne, voorzieningen ln eigendom verstrekt. De overige voorzieningen die in natura verstrekt worden, worden in bruikleen verstrekt. Zoals al vermeld gaat het hier niet om inrichtingselementen. De overige hulpmiddelen in het kader van wonen moeten voorzien in een oplossing voor een elementaire woonfunctie, die eventueel ook kan worden geboden middels een bouwkundige voorziening. Of de belanghebbende in aanmerking komt voor een losse (roerende) of een vaste (onroerende) woonvoorziening, hangt af van de bouwkundige situatie van de woning en van de ondervonden beperkingen en belemmeringen. Meestal zal de losse voorziening een goedkoop en adequaat alternatief zijn voor een vaste voorziening. Een voorbeeld: in plaats van een vaste plafondlift als transferhulpmiddel kan ook een losse tillift worden verstrekt of een transferplank. Ook zal bij voorkeur met de overige hulpmiddelen ln het kader van wonen worden gewerkt in situaties waarin mensen wachten op opname in een zorginstelling of in andere situaties waarin de voorziening langdurig noodzakelijk is, maar waarin de verstrekking van vaste woonvoorzienlngen als risico met zich
meebrengt dat deze voorziening op zichzelf niet efficiÃńnt is, Voorbeelden zijn terminale situaties, maar ook situaties waarin mensen in een siooppand wonen.
4.2.2.1.3 Opplusvoorzienlngen Bij Opplusvoorzleningen gaat het om kleine woningaan passingen die bij belanghebbenden ouder dan 55 jaar in woning worden aangebracht ter verbetering van het functioneel wonen. De voorzieningen (dit is een limitatieve lijst) die tot de Opplusvoorzleningen behoren zijn: Algemeen: Bestrating ophogen bij voordeur+ Scheg met anti-sliprubbers. Doucheruirnte / Badkamer: Douchezitje+ Wandbeugels+ Douchekop met glijstang+ Anti-slipvloer, Toilet: Verhoogde toiletpot+ Reservoir verhogen+ Solide wc-bril+ Wandbeugel. Overig: Vergroten bedieningsgemak bovenlichten+ Tweede trapleuning+ Seniorenslot aanbrengen. Opplusvoorzieningen kunnen op twee wijzen verstrekt worden: 1. Via de Opplusregeling die de gemeente Eindhoven heeft gesloten met verhuurders. Bij huurwoningen van de wonlngcorporaties: Domein, Trudo, Woonbedrijf en Wooninc worden deze aanpassingen kosteloos aangebracht. Belanghebbenden moeten zich bij de woningcorporatles melden. 2. Bij huurwoning van andere verhuurders en koopwoningen kan de belanghebbende via de gemeente in aanmerking komen voor een gemaximeerde vergoeding om deze aanpassingen te realiseren. Hiervoor wordt geen eigen bijdrage gerekend. 4.2.2.1.3 Woningsanering in verband met CARA Men kan in aanmerking komen voor een PGB voor woningsanering die als gevolg van aliergie in verband met CARA noodzakelijk zijn. Sanering is slechts mogelijk als een duidelijke diagnose is gesteld door de huisarts of de longarts, De noodzaak voor het verstrekken van een vergoeding, wordt mede ln relatie tot het levenspatroon en leefregels, de gehele woninginrichting en ventilatiemogeiijkheden en -gedrag bepaald. Het college kan hierover advies vragen eventueel met inschakeling van een gespecialiseerde CARAverpleegkundige. Verwacht wordt dat de betrokkene zich in het vervolg bij de aanschaf van nieuwe materlaien aan het programma van eisen voor de woninginrichting zal houden. Ook mag verwacht worden dat betrokkenen zelf maatregelen treft ter voorkoming van CARA-klachten, ln de regel kan een vergoeding worden verstrekt indien: de belanghebbende bij de aanschaf niet van tevoren had kunnen weten dat CARA zou ontstaan/verergeren; vervanging van het artikel medisch gezien op zeer korte termijn noodzakelijk is. De voorzieningen worden wegens de urgente vervanging niet als algemeen gebruikelijk gezien. Geen vergoeding wordt verstrekt indien: het treffen van een voorziening niet tot verbetering van de situatie van de belanghebbende leidt; de belanghebbende bij aanschaf van het artikel redelijkerwijs had kunnen weten dat hij overgevoelig op bepaalde stoffen reageert; de belanghebbende net is verhuisd; het vervangen van de vloerbedekking zijn algemeen gebruikelijke inrichtingskosten bij een verhuizing; Het te vervangen artikel ouder is dan 8 jaar. De woningsanering betreft in de regel het vervangen van tapijt in het slaapvertrek.
Afschrijvingstermijn. Een vergoeding wordt alleen verstrekt in die gevallen dat de betreffende te vervangen stoffering nog niet ls afgeschreven. indien een artikel is afgeschreven (in de regel na 8 jaar) wordt geen financiÃńle tegemoetkoming verleend.
Hierbij wordt voar de hoogte van de vergoeding als volgt rekening gehouden met de reeds verlopen afschrijvingsperiode, De vergoeding bedraagt een percentage van de kosten, afhankelijk van de afschrijvingsperiode: 100% indien het artikel nieuwer is dan twee jaar; 75% indien het artikel tussen de twee en vier jaar oudis; 50% indien het artikel tussen de vier en zes jaar oud is; 2596 indien het artikel tussen de zes en acht jaar oud is. Als normbedragen worden de NIBUD-prijzen gehanteerd,
4,2.2.1,5 Onderhoud, keuring en reparatie Het gaat hier om onderhoud, controle en reparatie van woonvoarzieningen die verstrekt zijn op grond van de Verordening, de verordening (2007), de VVG, het BGSHG of de RGSHG. Vooral kostbare waonvoorzieningen (m.n, mechanische en elektrische voorzieningen) komen in aanmerking vanwege de verlengde levensduur en de grotere veHigheid. Het betreft een limitatieve lijst, zie hiervoor artikel 3.10 van het Besluit.
Voorwaarden om in aanmerking te komen voor de voorziening: 1. de woonvaorziening is in het kader van Wmo, Wvg, het BGSHG of de RGSHG verleend; 2. de belanghebbende bewoont ten tijde van het onderhoud, de keuring of de reparatie de woonruimte als haofdverblijf; 3, de reparatie is nodig als gevolg van omstandigheden die niet aan de belanghebbende zijn tae te rekenen.
Persoonsgebonden budget. De eigenaar van de woonruimte ontvangt het PGB, Reparaties aan verstrekte woonvaorzieningen worden volledig vergoed, tenzij de reparatie het gevolg is van opzet, grove schuld of ernstige nalatigheid.
4.2.2.2 Verhuis en inrichtingskosten Verhuis en inrichtingskosten zijn een gemaximeerde financiÃńle vergoeding. Dit is in drie situaties mogelijk aan de orde: 1. de belanghebbende gaat vanwege problemen met het normale gebruik van de woning verhuizen naar een adequate woning; 2, de belanghebbende vraagt een woanvoorziening aan in de vorm van een woningaanpassing, maar na onderzoek blijkt verhuizing de meest adequaat goedkoopste oplossing te zijn voor het woonprobleem. Ook mogelijk is dat de betreffende woning niet kan worden aangepast; 3, voor het vrijmaken van een aangepaste woning door een persoon die in een aangepaste woning woont. Het college verstrekt in beginsel geen vergoeding voor verhuizing en herinrichting, indien de verhuizing heeft plaatsgevonden voordat op de aanvraag is beschikt, tenzij achteraf alsnog kan worden vastgesteld dat er problemen bij het normale gebruik van de woning werden ondervonden in de verlaten woning. Als dat laatste niet meer kan, is dat reden voor afwijzing. Bij een verzoek om verhuiskostenvergoeding krijgt de belanghebbende een beschikking, waarin toestemming wordt verleend voor de verhuizing. De uitbetaling (aan de belanghebbende) vindt pas plaats als de belanghebbende een schriftelijk bewijs kan overleggen dat hij/zij het nieuwe huurcantract /koopcontract heeft getekend. De periode tussen beschikking en uitbetaling bedraagt maximaal 12 maanden.
Naast vergoeding voor de verhuis en inrichtingskosten kent de gemeente Eindhoven ook vergoedingen voor kosten in verband met tijdelijke huisvesting en huurderving,
4.22.2.1 Kosten i.v.m. tijdelijke huisvestÂż9 Als de belanghebbende tijdens het aanpassen van zijn huidige woonruimte niet in de woonruimte kan verblijven, dan kan hij/zij een tegemoetkoming in de dubbele woonlasten krijgen als hij/zij tijdelijk naar een andere woonruimte moet uitwijken, Daarnaast kan tijdelijke huisvesting noodzakelijk zijn in verband met de aanpassing van de door de belanghebbende nog te betrekken woonruimte, De kosten worden gemaakt in verband met: a. het tijdelijk betrekken van een zelfstandige woonruimte; b. het tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte; c. het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte
Voorwaarden om in aanmerking te komen voor de voorziening: de belanghebbende kan redelijkerwijs niet voorkomen dat hij/zij dubbele woonlasten heeft; het betreft een zelfstandige woonruimte dan wel een particuliere (niet AWBZ) woongroep die wat betreft woonfuncties vergelijkbaar zijn met zelfstandige woonruimten. Niet in aanmerking komen: hotels/pensions, trekkerswoo nwagens, A WBZ-instellingen, va ka ntiewonin g en, tweede woningen en specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte gebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij (nieuw)bouw of renovatie zonder
noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden; de belanghebbende verblijft niet in een instelling die ingevolge artikel 8 van de AWBZ (Stb. 1992, 392) is erkend, tenzij er sprake is van dag behandeling,
Gemaximeerde financiele vergoeding. De hoofdbewoner van de woonruimte krijgt de gemaximeerde financiÃńle vergoeding, De vergoeding wordt verleend uitsluitend voor de periode dat de aan te passen woonruimte ten gevolge van het realiseren van de wonlngaanpassing niet bewoond kan worden en de belanghebbende als gevolg daarvan voor dubbele woonlasten komt te staan tot een maximum van 6 maanden,
De tegemoetkoming wordt verstrekt voor de woning die aangepast wordt en niet voor de woning waarin de belanghebbende tijdelijk verblijft. De belanghebbende kan alleen huurtoeslag ontvangen voor de woning, waar hij/zij woont. De belanghebbende zal dus zelf bij de belastingdienst de huurtoeslag moeten aanvragen voor zijn/haar tijdelijke woning. Op het moment dat de belanghebbende verhuist naar de tijdelijke woning, stopt de huurtoeslag op de aan te passen woning. Voor meer informatie hierover kan de belanghebbende contact opnemen met de Belastingdienst, en is te verkrijgen op internet vla www,toeslagen.nl,
42.2.2.2 Huurderving Bij het verbreken van de band tussen een aangepaste woning en de belanghebbende (verhuizing/overlijden) komt deze woning voor hergebrulk beschikbaar. Het is mogelijk dat deze woning niet onmiddellijk opnieuw door een andere belanghebbende in gebruik kan worden genomen, hetzij omdat hiervoor (nog) geen gegadigde ls, hetzij omdat de woning nog enigermate aangepast dient te worden aan de belemmeringen van de nieuwe bewoner.
4.2.2.3 Woningaanpassingen Wonlngaanpassingen zijn bouwkundige woningaanpassingen die de ergonomische beperkingen van de belanghebbende geheel of gedeeltelijk wegnemen en het norma! e gebruik van de woning bevorderen. Het gaat om onroerende, dus aard- en/of nagelvaste, voorzieningen. De hobby-, werk; recreatie- of speelruimte komt niet in aanmerking voor een woningaan passing, tenzij uitsluitend via deze ruimte(n) de woning bereikt kan worden. De aanpassing moet allereerst het normale gebruik van de woning betreffen.
Het normale gebruik van de woning omvat de elementaire woonfuncties, dat zijn de activiteiten die de gemiddelde Nederlander in zijn woning in elk geval verricht. Het gaat daarbij om slapen, lichaamsreiniging, toiletgang, het bereiden en consumeren van voedsel, het zich horizontaal en verticaal verplaatsen in de woning. Voor kinderen komt daar bij het veilig kunnen spelen in de woonruimte. Het feit dat alleen problemen bij het normale gebruik van de woning worden gecompenseerd, houdt in dat geen rekening wordt gehouden met voorzieningen met een therapeutisch doel (bijvoorbeeld dlalyseruimten, therapeutisch baden). Evenmin wordt er rekening gehouden met problemen die een incidenteel karakter hebben,dan wel voorzieningen die puur als noodvoorziening hebben te gelden (bijvoorbeeld incidenteel gebruikte en nietessentiele onderdelen van de woning respectievelijk viuchtvoorzieningen ofbranddeuren). Ook ten behoeve van het gebruik van hobbyruimtes en studeerkamers worden geen compenserende woonvoorzieningen getroffen, aangezien het daarbij niet gaat om ruimten met een elementaire woonfunctie, Voorwaarden woning a a n passing.
Uitzondering op het beginsel dat een woningaanpassing worden verstrekt ter compensatie van problemen bij het normale gebruik van de woning vormt de uitraaskamer. (zie verder) Bij de woningaan passing wordt gebruik gemaakt van duurzame bouwmaterialen, Zo is het dat gebruikt wordt voorzien van een keurmerk (FSC of Keurhout-Duurzaam). De eigenaar van de woonruimte verleent medewerking. Oe te treffen voorziening moet toereikend verzekerd zijn of worden. De woningaanpassing kan een eigen toegangspad betreffen, maar kan geen betrekking hebben op de garage (of carport), tenzij de aanvraag betrekking heeft op een toegangsdeur tot de garage voor zover deze noodzakelijk ais berging dienst doet, alsmede door middel van het oprichten van aanbouwen of bijbouwen met dat doel,
4.2.2.3 Soorten woningaanpassingen 4.2.2.3.1 Voorzieningen in gemeenschappelijke ruimte De volgende voorzieningen in een gemeenschappelijke ruimte kunnen in aanmerking komen voor een financiele tegemoetkoming, indien zonder deze wonlngaanpasslng de woonruimte voor de belanghebbende ontoegankelijk blijft (art, 4,8 Verordening) :
a. het verbreden van toegangsdeuren; b. het aanbrengen van automatische deuropeners; c. de aanleg van een hel lingbaan van de openbare weg naar de toegang van het gebouw (mits de woningen ln het woongebouw te bereiken zijn met een rolstoel) ;
d, het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders; e. het aanbrengen van een extra trapleunlng bij een portiekwoning; en f, een opstelplaats voor een rolstoel bij de toegangsdeur van het woongebouw.
4.2.2.3.2 Uitbreiding van ruimten of verwerven extra grond Het is mogelijk om een PGB te krijgen voor:
1 het uitbreiden van een bepaald vertrek dan wel vertrekken of 2 het verwerven van extra grond ten behoeve van een aanbouw of uitbreiding van een bepaald vertrek indien dit op grond van ergonomische beperkingen noodzakelijk zou zijn. Het aantal m wat voor een PGB in aanmerking komt is per vertrek gemaximaliseerd Aantal m’ waarvoor ten hoogste een PGB kan worden verleend, aangegeven per vertrek in een zelfstandige woonruimte,
Soort vertrek
Maximaal aantal m
bij aanbouw van een vertrek: Woonkamer Keuken
Maximaal aantal m’ bij uitbreiding van een reeds aanwezig vertrek:
30 10
een pefsoonsslaapkamer
10
tweepersoonsslaapkamer
18
Toiletruimte Badkamer wastafel
doucheruimte entree/gang/hal Berging
Bij het verwerven van extra grond geldt oolc het aantal m’ verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, dan wel een tweede ingang en een berging en/oftuinpoort dat bij het nieuw aanleggen van paden, dan wel bij het aanpassen van bestaande paden ten hoogste in aanmerking komt voor een PGB bedraagt 20 m’,
4.2.2.3.3 De uitraasruimte Het gaat om een ruimte die alleen ten behoeve van de belanghebbende met een aantoonbare gedragsstoornis noodzakelijk is, om hem/haar tot rust te doen komen. Dit vloeit ook voort uit de algemene beperking dat individuele Wmo-voorzieningen in hoofdzaak op het individu gericht zijn, De uitraasruimte is dus uitdrukkelijk niet bedoeld om overlast voor huisgenoten te beperken, hoewel dat wel een mogelijk neveneffect kan zijn van verstrekking, Met het oog op de beperking, de gedragsstoornis met ernstig ontremd gedrag tot gevolg, zal de ruimte In de regel beperkt van omvang zijn. Aanwezige voorzieningen zijn gericht op het doei van de uitraaskamer, het tot rust laten komen. Ooorgaans zal de ruimte daarom prikkelarm en veilig moeten zijn, en tevens zijn uitgerust met voorzieningen die toezicht mogelijk maken. Voor zover dat geen technische apparatuur is kan dat onder de voorziening vallen. Betreft het een aanpassing gericht op kinderen ( uitraaska mer of speelkamer), dan is er een orthopedagogisch advies vereist, om een verantwoorde beslissing op de aanvraag te kunnen nemen, Op basis van dit deskundigenadvies zal op individuele basis worden vastgesteld aan welke eisen de uitraasruirnte moet voldoen, Waar mogelijk zullen bestaande ruimten worden aangepast, bijvoorbeeld de slaapkamer van de belanghebbende voor wie de uitraaskamer nodig is,
4.2.2.3.4 Voorwaarden voor uitbetaling PGB voor woningaan passing. Om te bewerkstelligen dat de woningaanpassing wordt uitgevoerd conform het programma van eisen en er aldus een adequate aanpassing wordt verstrekt is een aantal voorwaarden gesteld om het toegekende PGB ook daadwerkelijk uit te betalen, De voorwaarden moeten ook middels de beschikking aan de belanghebbende en eventueel aan de woningeigenaar, als die niet de belanghebbende is, worden bekendgemaakt, Het zijn immers de voorwaarden waaraan het besluit is gebonden. De voorziening wordt als PGB verstrekt waarna vervolgens voor maximaal 39 perioden van 4 weken een eigen bijdrage wordt betaald. Het PGB wordt aan de woningeigenaar betaald. De eigen bijdrage komt voor rekening van de
belanghebbende, De volgende voorwaarden zijn van toepassing: a. er mag niet reeds voorafgaand aan de beschikking een begin worden gemaakt met de uitvoering van de werkzaamheden waarop het PGB betrekking heeft, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het college; b, aan door het college aangewezen personen wordt door de eigenaar of huurder toegang verstrekt tot de woonruimte waar de woningaanpassing wordt aangebracht; c. aan de onder b, genoemde personen wordt inzicht geboden in bescheiden en tekeningen, welke betrekking hebben op de woningaanpassing; d. aan de onder b. genoemde personen wordt gelegenheid geboden tot het controleren van de woningaanpassing; e. meteen na de voltooiing van de werkzaamheden doch uiterlijk binnen 12 maanden na het toekennen van het PGB verklaart de gerechtigde van het PGB aan het college dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid conform het programma van eisen (PvE); f. de gereedmelding is tevens een verzoek om vaststelling en uitbetaling van het PGB; g. de gereedmelding, gaat vergezeld van een verklaring dat bij het treffen van de voorzieningen is voldaan aan de voorwaarden waaronder het PGB is verleend, Alle rekeningen en betalingsbewijzen worden bijgevoegd. Bij het vergroten van de woning wordt er van uitgegaan dat de eigenaar van de woning zijn opstafverzekering aan de hogere herbouwwaarde van de woning aanpast,
4.2.2.3.5 Kosten van woningaanpassingen De volgende kosten in het kader van een woningaanpassing kunnen in aanmerking worden genomen bij de vaststelling van het persoonsgebonden budget: 1, de aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening; 2. de risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van het bepaalde in de Risicoregeiing woning- en utiliteitsbouw 1991; 3, het architectenhonorarium tot ten hoogste 10% van de aanneemsom met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in SR 1988 van de BNA. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld worden deze kosten subsidiabel geacht. Het betreft dan veelal de ingrijpender woningaanpassingen. 4. de kosten voor het toezicht op de uitvoering, indien dit noodzakelijk is, tot een maximum van 296 van de
aanneemsom; 5, de leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening, 6. de verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting; 7. renteverlies, ln verband met het verrichten van noodzakelijke betaling aan derden voordat de bijdrage is uitbetaald, voor zover deze verband houdt met de bouw dan wel het treffen van voorzieningen; 8. de prijs van bouwrijpe grond, indien noodzakelijk als niet binnen de oorspronkelijke kavel gebouwd kan worden, volgens bijgaande tabeL
9, de door burgemeester en wethouders (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen zijn; 10. de kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing; 11, de kosten van aansluiting op een openbare nutsvoorziening; Indien de gemeente ook de administratiekosten van de verhuurder wil vergoeden kan het volgende opgenomen worden: 12. de administratiekosten die verhuurder maakt ten behoeve van het treffen van een voorziening -voor de belanghebbende, voor zover de kosten onder ’I t/m 11 meer dan 6 1000;- bedragen, 10% van die kosten, met een maximum van 6 350,–,
5 Individuele voorzieningen voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel 5.1 Doel van het vervoer: in beginsel alleen sociaal vervoer in de eigen woon ÃćâĆňâĂİ of Ieefomgeving.
5.1.1 Het leven van alledag in de directe woon- of leefomgeving Het compensatiebeginsel voor vervoer is in beginsel gericht op het sociaal vervoer, ook wel vervoer in het kader van het leven van alledag in de directe woon- of leefomgeving genoemd. Het gaat in de Wmo in beginsel om verplaatsingen die de gemiddelde Nederlander in zijn/haar eigen woonomgeving maakt, zoals vervoer om boodschappen te doen, vrienden en familie te bezoeken, vervoer naar clubs en sociaal-culturele instellingen. Voorzieningen die worden aangevraagd om zich buiten de eigen Ieefomgeving te kunnen verplaatsen of om voorzieningen mee te nemen, zoals aanhangers en oprijplaten voor het meenemen van scootmobielen of een meeneembare scootmobiel, vallen dan ook niet onder de het compensatiebeginsel. Recreatieve verplaatsingen kunnen deel uitmaken van het dagelijkse patroon van het leven van ailedag. In dat geval wordt met het treffen van een Wmo-vervoersvoorziening ook met deze bestemmingen rekening gehouden, Een vervoersvoorziening die uitsluitend wordt aangevraagd met het oog op recreatie en ontspanning, wordt echter niet in het kader van de Wmo verstrekt, Te denken valt hierbij aan bewoners van een AWBZ-instelling die de voorziening uitsluitend aanvragen om het vervoer van het jaarlijkse uitje te kunnen bekostigen/regelen, Onder de Wvg is een uitgebreide jurisprudentie ontstaan uit zaken die handelden om het doei van het vervoer. Deze jurisprudentie behoudt zijn betekenis onder de Wmo en fungeert dan ook als kader voor het Wrno-com pensatiebeginsel.
5.1.2 Voorliggende voorzieningen Vervoer in verband met werk
Bij de beoordeling van aanspraken op Wmo vervoersvoorzieningen wordt geen rekening gehouden met vervoersbehoefte in verband met werk, Voor mensen die in dienstbetrekking werken en moge! ijk voor zelfstandigen zijn er voorliggende voorzieningen, zoals de voormalige Wet-Rea-voorzieningen die zijn overgeheveld naar WAO/WIA, Wajong, Waz en ZW, Deze regelingen worden uitgevoerd door het UWV. Werknemers die werkzaam zijn in de sociale werkvoorzieningen (Wsw) kunnen voor woon-werkverkeer op basis van de CAO-Wsw een beroep doen op hun werkgever. Vervoerin verband met vrj/vvili/gerswerk. Ook (extra) vervoersbehoefte in verband met vrijwilligerswerk is geen aanleiding voor verstrekking van vervoeysvoorzieningen, zo heeft de Centrale Raad van Beroep bepaald. De Centrale Raad gaat er van uit dat vervoerskosten betaald kunnen worden door de organisatie waarvoor het vrijwilligerswerk verricht wordt. Vervoerin verband met therapie, dagbehandeiing/dagopvang ofbezoek aan medische behandeiaars. Vervoer van en naar medische beha ndeiaars viel niet onder de Wvg en valt evenmin onder de Wmo. Het is niet te beschouwen als vervoer in het kader van het teven van alledag. Bovendien zijn er voor bepaalde situaties voorliggende voorzieningen, zoals de Regeling Zorgverzekering, Het vervoer naar bijvoorbeeld dagopvang of dagverzorging valt in principe evenmin onder het Wmocompensatiebeginsel. Deze bestemmingen zijn niet te vatten onder de verplaatsingen die mensen ÃćâĆňâĂİ in de regel ÃćâĆňâĂİ van dag tot dag plegen te ondernemen, hoewel er op basis van Jurisprudentie spaarzaam
uitzonderingen worden gemaakt. Een duidelijke lijn is nog niet te ontdekken, omdat het in die uitspraken om uitzonderlijke gevallen ging. Aanvragen voor vervoersvoorzieningen met dit doei zullen daarom kritisch moeten worden beoordeeld. Medische noodzaak, het al dan niet (overwegend) therapeutische karakter van de dagopvang en de erkenning/financiering van de dagopvang op basis van de AWBZ spelen volgens de jurisprudentie een rol. Heeft de dagopvang een overwegend therapeutisch karakter, of wordt die erkend of gefinancierd in AWBZ-
kader, dan is er aanleiding om het vervoer in verband daarmee niet te beschouwen als vervoer in het kader van het leven van alledag,
Vervoerin verband met het volgen van onderwijs. Vervoer in verband met onderwijs valt evenmin onder het Wmo-cornpensatiebeginsel. Er zijn voorliggende voorzieningen, zoals het leerlingenvervoer op grond van de onderwijswetgeving en voorzieningen die via het UWV worden verstrekt. Vervoer van kinderen door ouders met een beperking, Bij de verstrekking van vervoersvoorzieningen moet rekening worden gehouden met het verzorgen van kinderen door ouders met een beperking. Daarbij kan echter ook rekening worden gehouden met alternatieven voor vervoer door de ouders zelf, zo stelt de Centrale Raad van beroep.
5.1.3 Vervoer voor AWBZ-instellingsbewoners Voor belanghebbenden die verblijven in een AWBZ-instelling geldt (Regeling sociaal vervoer AWBZinstellingen) dat zij aanspraak kunnen maken op vervoersvoorzieningen vanuit de AWBZ dan wei het vervallen Besluit Ziekenvervoer Ziekenfondsverzekering. Dit zijn voorliggende voorzieningen en blijven zodoende buiten de invloedssfeer van de Wmo. Het betreft hier: vervoer dat past in de behandeling/therapie; vervoer naar dagbehandeling in verpleeghuizen en dagopvang in verzorgingshuizen, onder meer in het kader van substitutieprojecten; vervoer van door de instelling georganiseerde recreatieve activiteiten; vervoer dat noodzakelijk is voor de opname in de instelling en bij ontslag uit de instelling; vervoer vanuit de instelling naar een ziekenhuis of therapeut, In incidentele gevallen kunnen ook vervoermiddelen als scooters, driewielAetsen e.d. verstrekt worden aan bewoners van een AWBZ-instelling, Begeleiding bij her vervoer van AYYBZ-bewoners.
Ook hier heeft invulling plaatsgevonden op basis van jurisprudentie. Begeleidingskosten kunnen onder het compensatiebeginsel vallen. Bij AWBZ-bewoners kan er echter rekening gehouden worden met de agogische taak van personeel van de instelling, met name bij gezinsvervangende tehuizen, Ook bij grotere AWBZ-Instellingen geldt een beperking van het compensatiebeginsel ten aanzien van de begeleiding. YYeekendvervoer voor AYYBZ-bewoners.
Onder de Wvg is de omvang van de zorgplicht voor AWBZ-bewoners door jurisprudentie geconcretiseerd. Vooralsnog is hierover nog geen Wmo jurisprudentie voorhanden zodat aangesloten wordt bij deze Wvg jurisprudentie. Uitgangspunt is een geiijke zorgplicht voor AWBZ-bewoners en overige voor bewoners van de gemeente. Categoriale beperking van de omvang van de zorgplicht voor AWBZ-bewoners is ook mogelijk, maar daarop moeten uitzonderingen mogelijk zijn voor individuele gevallen. Het compensatiebeglnsel zal onder de Wmo voor AWBZ-bewoners niet afwijken van de bestaande jurisprudentie. De reguliere zorgplicht voor vervoer houdt in dat er in beginsel zorgplicht is voor regionaal vervoer voor AWBZ-bewoners, en slechts bij wijze van uitzondering - bij dreigende vereenzaming -zorgplicht voor bovenregionaal vervoer. Bij jonge, verstandelijk gehandicapte AWBZ-bewoners van grote instellingen is deze situatie onder de Wvg-jurisprudentie omgedraaid. Daarbij wordt uitgegaan van een dreigend sociaal isolement, tenzij het tegendeel kan worden aangetoond. Uitgangspunt is dat ook bovenregionaal weekendvervoer van en naar het ouderlijk huis onder de zorgplicht valt,
Voor wat betreft de frequentie wordt in de Wvg-jurisprudentie uitgegaan van bezoek om en om, dus de ene week bezoek van ouders aan de instelling, de andere weekbezoek van de AWBZ-bewoners aan het ouderiijk huis, Recreatief vervoer voor AWBZ-bewoners vanuit het ouderlijk huis valt niet onder de Wvg-zorgplicht, zo blijkt uit de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep.
5.2 Soorten individuele voorzieningen voor het zich verplaatsen per vervoermiddel individuele voorzieningen voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel zijn:
1, vervoersmiddelen; 2. collectieve vervoersvoorziening (Collectief Vraagafhankelijk vervoer /CVV);
3. vervoerskostenvergoedingen; 4. alternatieve individuele voorzieningen voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel, De eerste drie worden hieronder nader beschreven. Voor de nadere omschrijving van de alternatieve voorzieningen zie paragraaf 3.5,1.
5.2.1 Vervoersmiddelen Dit betreft fietsvoorzieningen (zoals een driewielfliets, een driewiel-ligfliets, een duoflrets of een handbike/aankoppelfiets) of elektrisch bewogen vervoersvoorzieningen zoals de scootmobiel of een elektrische handbike/aankoppelfiets.
5.2.2 Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (CVV) Het collectief vraagafhankelijk vervoer is een individuele voorziening die collectief is ingevuld. Zie paragraaf 3,5.
Een belanghebbende kan voor een collectieve vervoersvoorziening in aanmerking komen, wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek: het gebruik van het openbaar vervoer onmogelijk maken; of het bereiken van het openbaar vervoer onmogelijk maken. Aspecten die hierbij een rol spelen zijn de afstand tot de dichtstbijzijnde halte, de inspanning en tijd die het kost deze halte te bereiken, belemmeringen bij het vervoer zelf, zoals: het in- en uitstappen, het zitten, het zich staande kunnen houden bij het wegrijden of afremmen. De uitdrukking ’het openbaar vervoer niet kunnen bereiken of geen gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer’ wordt door de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep geoperationaliseerd middels het loopafstands-criterium "maximale loopafstand 800 meter . Kan men geen 800 meter zelfstandig, al dan niet met hulpmiddelen en in een redelijk tempo, afleggen dan wordt men verondersteld het openbaar vervoer niet te kunnen bereiken, Kan men dat wel, maar is het onmogelijk in het openbaar vervoer te komen, dan ook komt men voor vervoersvoorzieningen in aanmerking. Er ligt overigens geen letterlijke relatie met het openbaar vervoer. Het opheffen van een buslijn, waardoor een halte op grote(re) afstand komt te liggen, is geen aanleiding een vervoersvoorziening te verstrekken. Indien nog gefietst kan worden over grotere afstanden kan hier ook rekening mee worden gehouden. Komt men op grond van deze criteria voor een vervoersvoorziening in aanmerking, dan zijn er twee terreinen waarop vervoer mogelijk is. Met eerste terrein is het vervoer op de korte afstand, in de woonomgeving, het "loop" en "fietsvervoe r . Het tweede terrein is op wat langere afstand, de afstand waarvoor mensen zonder beperking het openbaar vervoer zouden kunnen nemen. Als op beide terreinen problemen bestaan moet op beide terreinen bekeken worden welke oplossingen noodzakelijk zijn. Alleen bij personen met een zeer beperkte loopafstand (dat is een ioopafstand tot maximaal 100 meter) moet als gevolg van de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep op beide terreinen een oplossing worden geboden. Dit wil niet zeggen dat dit niet hoeft bij mensen met een grotere loopafstand, maar tot 100 meter is het dwingend voorgeschreven!
Wie problemen heeft op de afstanden gelijklopend met het openbaar vervoer komt in aanmerking voor coilectief vervoer indien dit medisch gezien adequaat is. Dat zal het in zeer veel gevallen zijn: uit de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep blijkt dat alleen bij onbeheersbare incontinentie (hetgeen zelden voorkomt) of bij ernstige gedragsproblemen of in andere uitzonderlijke situaties collectief vervoer niet adequaat geacht moet worden. In bijna alle andere situaties is collectief vervoer de eerste voorziening die in aanmerking komt voor verstrekking. Begeleiders mee in het CVV 0e medisch begeleider. Indien de belanghebbende door de aard van de handicap een begeleider nodig heeft om zich te kunnen verplaatsen dan geeft de gemeente hiervoor een indicatie af welke vermeld wordt op het CVV-pasje. Er is dan sprake van een zogenaamde begeleidingsindicatie voor een medisch begeleider. Deze medische begeleider biedt, wanneer nodig, huIp die door de chauffeur niet geboden kan worden. (medische handelingen; adequaat ingrijpen bij gedragsstoornissen), Een vervoersgerechtigde met een medische indicatie voor begeleiding tijdens de rit mag niet zonder een begeleider vervoerd worden. De begeleider hoeft niet altijd dezelfde persoon te zijn, Voor deze begeleider worden geen kosten in rekening gebracht, De sociaal begeleider. Belanghebbenden kunnen ook een persoon meenemen die dan hetzelfde bedrag verschuldigd is als de belanghebbende. Daarnaast kan de gemeente een Indicatiestelling afgeven waardoor het gehele gezin met de belanghebbende kan meereizen. In beide situaties worden de meereizende personen tegen hetzelfde tarief vervoerd als de belanghebbende. Gedeeltelijke CVY vergoeding. Degenen roet een vervoersmiddel zoals een scootmobiel of een aangepaste flets, kunnen ook gebruik maken van het CVV waarbij wel rekening wordt gehouden met de mate waarin al voor een deel in de sociale contacten wordt voorzien. Het aantal gesubsidieerde zones in het kader van het CVV wordt dan ook begrensd, Er wordt hierbij geen onderscheid gemaakt in de snelheid van de voorziening in natura. Per Jaar bedraagt het aantal gesubsidieerde zones: 270 stuks. Deze doelgroep is hiermee gelijk getrokken met de doelgroep 65+, die ook voor maximaal 270 zones gesubsidieerd kan reizen.
5.2.3 Vervoerskostenvergoedingen Als collectief vervoer niet adequaat is zal een andere voorziening gekozen moeten worden. Het gaat dan om een vervoerskostenvergoedlng voor een zelf te regelen voorziening of om een PGB voor aanpassingen aan de eigen auto. De vervoerskostenvergoeding is een gemaximeerde financiele vergoeding.
Vervoerskosten vergoedingen: autokostenvergoeding, taxikostenvergoeding, rolstoeltaxikostenvergoeding, Zie voor de gemaximeerde bedragen van deze vergoedingen het Besluit. r Het PGB voor aanpassingen aan de eigen auto. Auto-aanpassingen worden alleen in PGB vorm aangeboden en niet in natura. Hiervoor geldt wel een eigen bijdrage zie paragraaf 8.2.3. Kinderen.
Voor kinderen met een beperking is er onder de individuele vergoeding een onderscheid aan de hand van de leeftijd waarbij tot 4 jaar geen vergoeding wordt gegeven. Uitgangspunt is dat ook kinderen zonder beperking geen zelfstandige vervoersbehoefte hebben, zij reizen nog met hun ouders mee. Kinderen onder de vijftien Jaar hebben een beperkte zelfstandige vervoersbehoefte, Voor het CVV wordt hierin geen onderscheid gemaakt wat betekent dat kinderen vanaf 4 jaar onbeperkt kunnen reizen. De regels met betrekking tot begeleiders zijn ook bij hen van toepassing.
Overige denkbare voorzieningen vallen vanaf 1-1-2009 onder de alternatieve voorziening. Denk daarbij aan de bruikleenauto en de gesloten buitenwagen. Deze voorzieningen kamen zeer incidenteei voor verstrekking in aanmerking.
6 individuele voorzieningen voor het verplaatsen in en rond de woning Het verplaatsen in en om de woning kan op verschillende wijzen plaatsvinden: met een rollator, lopend met krukken, met een trippelstoel, of met een rolstoel. Van deze voorzieningen valt uitsluitend de rolstoel onder de Wrno. De andere voorzieningen vallen onder andere wettelijke regelingen. Er is van af gezien ÃćâĆňâĂİ net als in de Wvg - om een begripsomschrijving van een rolstoel te geven. Het is, ook na
jaren proberen, nog steeds niet gelukt een kwalitatief goede begripsornschrijving van rolstoel te formuleren. Daarom blijft staan als eerder onder de Wvg: onder rolstoel dient te worden verstaan wat daar over het algemeen in het dagelijkse taalgebruik onder wordt verstaan: een rolstoel is een voorziening ter verplaatsing in en om de woning, soms ook in de directe woon- en leefomgeving, waarbij het gaat om 4 wielen, soms alle vier even groot (een transportrolstoel), soms 2 grote wielen achter en 2 kleine wielen voor, waarbij de rolstoel met de handen aan de achterste wielen kan worden aangedreven. Een rolstoel kan inderdaad met de hand worden aangedreven, maar ook elektrisch, Ook zijn er motoren die op een rolstoel aangebracht kunnen worden om het rijden met de rolstoei te ondersteunen, lichter te maken. Naast rolstoelen voor verplaatsing zijn er ook rolstoelen, speciaal voor verplaatsing bij sportbeoefening, de zogenaamde sportrolstoelen, Deze vallen in Eindhoven onder de brede categorie sportvoorzieningen en wordt verder behandeld in hoofdstuk 7: individuele voorzieningen voor het ontmoeten van medemensen en het aangaan van sociale verbanden. Een rolstoel die uitsluitend voor woon- en werkverkeer wordt gebruikt valt niet onder deze Verordening (de rolstoel voor woon- en werkverkeer wordt verstrekt door het UWV). Rolstoelen die ook op het werk gebruikt kunnen worden vallen binnen de Verordening. Speciale rolstoelen voor de werksituatie worden verstrekt door de bedrijfsvereniging,
6.1 Rolstoel Op grond van de verordening zijn er twee mogelijkheden om rolstoelen te verstrekken: een rolstoel in natura;
een persoonsgebonden budget te besteden aan een rolstoel, Voor de personen die incldenteei dan wel dagelijks zich zittend verplaatsen in en rond de woning kan op basis van het gestelde in artikel 6,2 van de verordening een rolstoel toegekend worden. Dit kan op basis van artikel 3.1 lid I van de verordening als voorziening in natura en als persoonsgebonden budget. De gemaximeerde financiÃńle vergoedingen is alleen van toepassing bij een sportrolstoel en wordt in hoofdstuk 7 van deze beleidsregels verder uitgewerkt. Via een medisch onderzoek zal bepaald worden of er een indicatie is voor een rolstoel en zo ja, in welke van de hierboven genoemde verstrekklngsvormen. Daarbij is de wens van de belanghebbende bepalend en zal een persoonsgebonden budget uitsluitend geweigerd worden als daarvan sprake is op basis van artikel2.3 van het Besluit,
6.2 Onderhoud, gebruik en reparatie Natura voorziening. Reparaties worden volledig vergoed via het ali in-onderhoudscontract, tenzij sprake is van opzet, grove schuld of ernstige nalatigheid, De belanghebbende hoeft de reparatie niet eerst aan te vragen. Een keer per jaar vindt preventief onderhoud plaats. Hiervoor is met de leverancier een onderhoudscontract afgesioten. Elektrische rolstoelen worden verzekerd. Oplaadkosten voor accu’s van rolstoelen worden in principe niet vergoed.
Persoonsgebonden budget. Naast het PGB voor aanschaf zal een vast bedrag per Jaar verstrekt worden voor onderhoud en reparaties aan de rolstoel voor de gedurende de afschrljvingsduur. Voor rolstoelen wordt een afschrijvingsduur van 5 jaar gehanteerd,
6.3 Aanspraak op rolstoelen door AWBZ-bewoners Bewoners van AWBZ-instellingen die ingevolge artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen is erkend komen slechts voor een rolstoel in aanmerking indien zij vanuit de AWBZ geen rolstoel-krijgen. Hiervan zal sprake zijn als artikel 15 van het Besluit zorgaanspraken AWBZ van toepassing is. Artikel 15 Bza luidt: &7
Voor zover gepaard gaande met verblijfin dezelfde instelling, om va t de zorg, bedoeld in de artikelen 8, 13 en 14, tevens:
a. geneeskundige zorg van algemeen medische aard, niet zijnde paramedische zorg; b. farmaceutische zorg; c. hulpmiddelen, noodzakelij kin verband met de In de instelling gegeven zorg; d, tandheelkundige zorg; e. kleding, verband houdende met het karakter en de doelstelling van de instelÂńngi f. hetindividueel gebruik van een rolstoel. 2.
De zorg, bedoeld in het eerste lid, aanhef omvat niet het verkrj igen van onderwijs, kleedgeld en zakgeld." En de zorg als bedoeld in de artikelen 8, 13 en 14 bestaat uit: de functie behandeling, ziekenhuiszorg en
revalidatiezorg. Dat betekent dat de combinatie verblijf en behandeling, ontvangen in dezelfde instelling, het verblijf in een ziekenhuis en het verblijf in een revalidatiecentrum redenen zijn om een rolstoel uit de AWBZ te ontvangen, Wie in een ziekenhuis of revalidatiecentrurn bezig is terug te gaan naar huis zal uiteraard een rolstoel aanvragen in het kader van de Wmo.
Door ontwikkelingen als extramuralisering zijn er steeds meer voorzieningen ontstaan waarbij het niet zonder meer duidelijk is of er sprake is van een toegelaten instelling, In die situatie zal moeten worden nagegaan of op betrokken persoon een of meer facetten van de werking van artikel 15 Besluit zorgaanspraken van toepassing is. Hiernaar kan geÃŕnformeerd worden bij de zorgaanbieder of bij het zorgkantoor,
7 individuele voorzieningen voor het ontmoeten van medemensen en het aangaan van sociale verbanden
7.1 Bovenregionaal vervoer Voor zogenaamd bovenregionaal vervoer binnen heel Nederland verzorgt Valys de reisservice. iedereen met een handicap, ongeacht het inkomen, kan gebruik maken van Valys. Het regelt van deur tot deur reizen, gebruik makend van vervoer per taxi. Als de vervoersvoorzleningen zoals bedoeld in hoofdstuk 6 van de verordening niet voldoende zijn om maatschappelijk te participeren en het gaat om een bovenregionaai contact dat uitsluitend door de belang hebbende zelf kan worden bezocht en het bezoek voor de belanghebbende noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen dan kan er sprake zijn van een afwijkende bovenregionale vervoersbehoefte waarvoor door de gemeente een individuele oplossing wordt bezien. Deze oplossing wordt verstrekt in de vorm van een gemaximeerde financieqe vergoeding voor bovenregionaal vervoer. Hetzelfde geldt als er medische redenen zijn waardoor men geen gebruik kan maken van Valys en de belanghebbende raakt zonder de bovenregionale contacten in een sociaal isolement, ook dan kan er sprake zijn van een afwijkende vervoersbehoefte waarvoor door de gemeente een individuele oplossing wordt bezien.
7.2 Sportvoorziening Vanaf >-1-2009 verstrekt de gemeente Eindhoven niet langer alleen sportrolstoelen, maar sportvoorzieningen. Het gaat dan om een gemaximeerde vergoeding van < 6000,ÃćâĆňâĂİ (ongeacht het inkomen).
Ook dit bedrag is bedoeld is a)s vergoeding in aanschaf, onderhoud en reparatie van een sportvoorziening voor een periode van drie jaar, De daadwerkelijke hoogte van het te vergoeden bedrag (tot een maximum van E 6000,-) wordt vastgesteld op basis van de offerte waarin is opgenomen de aanschafkosten+ de kosten voor onderhoud, reparaties en verzekering (indien van toepassing). Om ook verandering aan te brengen in de regel dat mensen 6 maanden lid moeten zijn van een sportvereniging hebben we in samenwerking met het PGE (Platform Gehandicaptenbeleid Eindhoven) en de Eindhovense Sportraad het volgende ontwikkeld. Er komt een depot met aangepaste materialen die mensen met een beperking kunnen lenen. Zo kunnen mensen uitproberen of bepaalde sporten leuk vinden en zij die met hun beperking kunnen uitoefenen. De belanghebbende kan met materiaal uit het depot ook bij een vereniging in de regio sporten, mits hijzelf in Eindhoven woont. Tevens zijn er materialen bij sportverenigingen die gebruikt kunnen worden. De sportcoach van de Eindhovense Sportraad zal de sporter bege! eiden in de zoektocht naar een geschikte sport en eventueel een sportclub. Ook richting de sportverenigingen die aangepaste sporten willen
aanbieden wordt begeleiding gegeven, Het depot en de materialen bij sportverenigingen worden als voorliggend beschouwd voorde individuele voorzieningen, Pas na een leenperiode en als het materiaal frequent wordt gebruikt wordt er een individuele verstrekking gedaan. Als er zeer specifieke aanpassingen nodig zijn wordt hierop wel een uitzondering gemaakt. Met deze nieuwe ontwikkelingen willen we stimuleren dat mensen met een beperking gaan sporten. En sporten is bij uitstek een manier om met anderen in contact te komen. Voorbeelden van sportvoorzieningen zijn: Sportrolstoel, (race) tandem, hand- en koppelbikes, aangepast paardrijzadel, zitski, sportprothesen etc. Maar ook kleine huipmiddelen als foamballen, rackets, grips, badges, etc. Het verstrekken van sportprothesen zal altijd maatwerk zijn. Het is hierbij belangrijk om af te stemmen met de behandeld arts dan wel het revalidatiecentrum van de belanghebbende.
Een op Mn begeleiding bij het sporten en separaat vervoer ten behoeve van sporten wordt niet gezien als een individuele sportvoorziening in het kader van de Wmo. Topsport zal net als bij mensen zonder beperking, vaak hoge uitgaven vergen voor sporthulpmiddelen. Deze regeling is daar niet voor bedoeld, Topsport zal vaak een beroep op sponsoring noodzakelijk maken.
8 De toekenning 8.1 Motivatie van de oplossing Ingevolge artikel 26, lid 1 Wmo en artikel 8.1 van de verordening dient de gemeente te motiveren hoe de oplossing(en) die de gemeente voorstelt, na samenspraak met de belanghebbende, bijdraagt aan het behouden en bevorderen van de zeifredzaamheid en de normale maatschappelijke participatie van de belanghebbende. Zoals al eerder vermeld kunnen de door de gemeente aangedragen oplossingen ook liggen op andere terreinen dan de individuele Wmo voorzieningen, Het kan voorkomen dat na de integrale hulpvraaganalyse geen beschikking volgt omdat de hulpvraag kan worden opgelost met voorliggende voorzieningen. De belanghebbende krijgt dan een brief waarin het gesprek is vastgelegd en waarin de voorliggende voorzieningen staan benoemd. Als de belanghebbende er vervolgens op staat om een aanvraag voor individueie voorzieningen te doen dan volgt er wel een beschikking. Doordat de oplossing voor de hulpvraag breder kan zijn dan de individuele Wmo voorzieningen kan het zo zijn dat er een afwijzende beschikking voor individuele voorzieningen wordt afgegeven terwijl er voor de belanghebbende in deze beschikking toch een adequate oplossing voor zijn hul pvraag wordt aangedragen. Op basis van de bepalingen in wet en verordening zal in de brief (waarin de voorliggende voorzieningen worden benoemd) als in de beschikking aangegeven moeten worden op welke wijze de genomen beschikking bijdraagt aan het behouden en het bevorderen van de zelfredzaamheid en de normale maatschappelijke participatie van betrokkene, De belanghebbende kan als hij het (achteraf) niet eens is met de oplossingsrichting reageren op de brief of de beschikking, In de brief staat aangegeven hoe de belanghebbende met de casemanager contact kan op nemen. Een beschikking staat open voor bezwaar en beroep, zoals in de beschikking staat vermeld.
Morivarie bij afwijzing vanindividuele lmo voorziening is er geen sprake van aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, bestaat er om een andere reden geen medische noodzaak voor het verstrekken van een individuele Wmo voorziening om de belanghebbende te compenseren, ook dan zal ingevolge artikel 26 lid 1 Wmo gemotiveerd moeten worden op welke wijze de genomen beschikking bijdraagt aan het behouden en her bevorderen van de zelfredzaamheid en de normale maatschappelijke parriciparie van betrokkene,
Bij een afwijzing voor een individuele Wmo voorziening zal men moeten denken aan een formulering waarbij aangegeven wordt dat compensatie door individuele Wmo voorzieningen niet noodzakelijk of zelfs ongewenst is, omdat betrokkene zonder een individuele Wmo voorziening ook in staat is zelfredzaamheid en/of maatschappelijke participatie te behouden of te bevorderen.
In onderstaande tabel zijn de situaties die zich voor kunnen doen uitgewerkt. Correspondentie Uitkomst hulpvraag
Situatie
Belanghebbende meldt zich
Voorliggende voorzieningen
Brief waarin probleem en
met zijn hulpvraag bij
iossen probleem op
oplossing worden benoemd
Belanghebbende meldt zich
Een combinatie van
met zijn hulpvraag bij
voorliggende voorzieningen en individuele Wmo voorzieningen
Toekennende beschikking voor individuele Wmo
gemeente
gemeente
voorziening waarbij ook de
lossen probleem op
voorliggende voorzieningen worden benoemd
Belanghebbende meldt zich
(Een) individuele Wmo
met zijn hulpvraag bij
voorziening(en) lost / lossen
Toekennende beschikking voor individuele Wmo
gemeente
probleem op
voorziening
Belanghebbende doet nadrukkelijk een aanvraag
Omdat voorliggende voorzieningen het probleem
voor een speciTieke
oplossen wordt de aangevraagde individuele voorziening afgewezen
Afwijzende beschikking waarin de aangevraagde individuele Wmo
individuele voorziening
voorziening wordt afgewezen en de voorliggende voorziening als oplossing wordt benoemd
Belanghebbende doet nadrukkelijk een aanvraag voor een specifieke
individuele voorziening
Niet de aangevraagde
Afwijzende beschikking
individuele voorziening is de oplossing maar een andere individuele Wmo voorziening
waarin de specifiek
aangevraagde individuele Wmo voorziening wordt
afgewezen en de andere individuele Wmo
voorziening als oplossing wordt benoemd Belanghebbende doet nadrukkelijk een aanvraag voor een specifieke individuele voorziening
Een combinatie van
voorliggende voorzieningen en de aangevraagde individuele Wmo voorzieningen lossen probleem op
Belanghebbende doet nadrukkelijk een aanvraag
Wmo voorziening lost het
voor een specifieke
probleem op
De aangevraagde individuele
individuele voorziening
Toekennende beschikking voor de inclividuele Wmo voorziening waarbij ook de voorliggende voorzieningen worden benoemd
Toekennende beschikking voor de aangevraagde in dividue(e Wmo
voorziening
Voorbeelden van motivaties Voorbeeld 1. Motivatie van gekozen opfossingsrichting. Belanghebbende doet specifiek een aanvraag voor een scootmobiel, Hij wil graag met de scootmobiel naar lkea om daar te gaan eten. Betrokkene vraagt hiermee feitelijk om hem te compenseren om zich lokaal te kunnen verplaatsen. Uit de hulpvraaganalyse blijkt dat betrokkene vooral de deur uit wil om andere mensen te ontmoeten. ln zijn wijk zit een buurthuis waar dagelijks samen wordt gegeten en zijn fysieke toestand is nog zodanig dat hij zich met een rollator daar naar toe kan begeven. Belanghebbende krijgt een afwijzende beschikking voor de aangevraagde scootmobiel, daarnaast wordt in deze beschikking een adequate oplossing voor de hulpvraag aangedragen: een rollator vanuit de ziektekostenverzekering en er wordt
contact gezocht met de vrijwilligerscentrale zodat iemand met belanghebbende naar het buurthuis gaat om daar te eten, Voorbeeld 2, inhoudelijke motivatie voor individuele Wmo voorziening. Bij toekenning van een woonvoorziening, bijvoorbeeld een tra plift, kan aangegeven worden dat door deze voorziening betrokkene, die voordien problemen had bij het normale gebruik van de woning, doordat de verdieping niet te bereiken was, thans met de traplift weer op de verdieping kan komen om de slaapkamer en de sanitaire ruimte te bereiken, waarmee het probleem is gecompenseerd, Voorbeeld 3. Aiotivatie bij afwijzing van individuele Wmo voorziening. De belanghebbende wil graag een rolstoel bij het verplaatsen in en om de woning en hulp bij het huishouden. Uit medisch onderzoek blijkt dat de diagnose fibromyalgie gesteld is door de huisarts en dat er nog geen behandeling heeft plaatsgevonden. In deze situatie kan nietzonder meer toegekend worden, omdat daarbij het risico bestaat dat er geen behandeling plaats gaat vinden en er dus afhankelijkheid van zorg en voorzieningen ontstaat terwijl er dus nog behandelmogelijkheden onbenut zijn. De medisch adviseur zal mevrouw naar de huisarts verwijzen met het advies behandelmogelijkheden te benutten. Hangende die behandelmogelijkheden zal geen rolstoel noch hulp bij het huishouden worden toegekend. Mocht mevrouw in behandeling gaan, bijvoorbeeld bij een revalidatlecentrum, dan zal hooguit in overleg met de behandelaren besloten worden tot een beperkte of tijdelijke inzet van een rolstoel of hulp bij het huishouden, voor zover deze inzet de behandeling niet in de weg staat. De motivering zal dus kunnen zijn: Door u is een rolstoel en hulp bij het huishouden aangevraagd. Uit medisch onderzoek is gebleken dat er nog behandelingsmogelijkheden zijn. Als wij u nu een rolstoel ter beschikking zouden stellen bestaat de mogelijkheid dat u door gebruikmaking van de rolstoel behandelmogegjkheden in de weg staat. Het doel van de Wrno is niet belanghebbende afhankelijk te maken van voorzieningen, maar te compenseren als duidelijk is dat er geen verbetering mogelijk is. Daarom zullen wij u op dit moment geen rolstoel, noch hulp bij het huishouden toekennen, Mocht uit uw behandeling in overleg met uw behandelaars blijken dat verstrekking past in uw behandeling, dan kunt u opnieuw contact met ons opnemen, onder overlegging van een verklaring van uw behandelaars,
8.2 Bijdragen in de kosten In de wet zijn twee manieren beschreven om aan de belanghebbende een bijdrage te vragen voor de individuele voorzieningen. In artikel 15 van de Wet staat de eigen bijdrage beschreven in artikel 19 van de Wet het eigen aandeel, In de Verordening (2009) is vastgelegd dat de gemeente Eindhoven alleen nog de eigen bijdrage hanteert en niet langer eigen aandelen oplegt. Hiermee kiest zij bewust voor kan systematiek voor het vragen van een bijdrage aan de belanghebbende. 8.2.1 Eigen bijdrage in Eindhoven In de Wet {artikel 1S) is bepaald dat er alleen een eigen bijdrage kan worden gevraagd indien: de belanghebbende ’l8 jaar of ouder is; de voorziening in natura of als PGB wordt toegekend. In de Algemene Maatregel van Bestuur (AMv8) zijn nadere regeis gesteld, In artikel 4.1 van de AMvB staat vermeld dat voor rolstoelen geen eigen bijdrage is verschuldigd, Deze uitzondering geldt alleen voor rolstoelen. In de AMvB is bovendien vastgelegd dat: de eigen bijdrage niet hoger mag zijn dan de kostprijs van de betreffende voorziening;
de gemeente bij het vaststellen van de hoogte van de eigen bijdrage geen vermogenstoets mag uitvoeren de gemeente niet per voorziening voor iedereen dezelfde eigen bijdrage mag vragen de gemeente in het kader van het anticumulatiebeding burgers die reeds een eigen bijdrage betalen voor extramurele zorg in de AWBZ nooit meer mag laten betalen dan het inkomensafhankeiijk maximum voor de eigen bijdrage, 8.2.2 Termijn van betaling Ten aanzien van het termijn van betaling zijn in de AMvB ook nadere regels gesteld. Het termijn van betaling van eigen bijdragen is maximaal 39 perioden van vier weken, Deze termijn is gekoppeld aan de verstrekking van de voorziening. indien bij een khnmalige verstrekking, zoals bij het verstrekken van een scootmobiel, na twee jaar geen gebruik meer gemaakt kan worden van de voorziening, mag in het derde jaar geen eigen bijdrage worden geheven. Voor de hulp in het huishouden geldt de genoemde termijn van drie jaar niet, Hier wordt een eigen bijdrage geheven zolang gebruik wordt gemaakt van deze voorziening,
82.3 Wanneer eigen bijdrage De gemeente Bndhoven heeft bepaald bij de volgende individuele verstrekkingen een eigen bijdrage te vragen: Bij hulp bij het huishouden, woningaanpassingen en bij aanpassingen aan de eigen auto; Zowel bij een verstrekking in natura als in de vorm van een PGB is de eigen bijdrage van toepassing.
8.2.4 Hoogte van de eigen bijdrage Op basis van het (gezins)inkomen wordt er voor de belanghebbende een maximale eigen bijdrage berekend voor zowel de individuele Wmo voorzieningen als de AWBZ voorzieningen. Het CAK is wettelijk aangewezen als het orgaan dat in Nederland de eigen bijdrage int. Door dit bij Mn orgaan neer te leggen kan de anti-
cumulatiebepaling worden gewaarborgd. Hiervoor werkt het CAK met verzamelinkomens vanuit een peiljaar, welk Jaar twee jaar voor het lopende Jaar ligt. Dit is noodzakelijk om over de verzamelinkomens, die afkomstig zijn van de belastingdienst, te kunnen beschikken,
8.2.5 Aanleveren gegevens aan CAK Bij hulp bij het huishouden wordt door de zorgaanbieder de benodigde gegevens aan het CAK aangeleverd. Kiest de belanghebbende voor een PGB dan levert de gemeente deze gegevens aan. Ook voor de overige individuele voorzieningen (met een eigen bijdrage) levert de gemeente de gegevens aan.
Bijlage 1: Handreiking normering hulp bij het huishouden Het doen van boodschappen voor het dagelijkse leven. Hieronder vallen het samenstellen van een boodschappenlijst en het inkopen en opbergen van boodschappen. Dit kan 1x per week worden gedaan en daar kan tot en met 4 personen 60 minuten per week voor worden toegekend. Als het gaat om meer dan 4 personen of als er kinderen Jonger dan 12 jaar aanwezig zijn, kan 2x per week boodschappen worden toegekend. indien de afstand tot de winkels groot is, kan 30 minuten extra worden toegekend. Dat betekent dat voor boodschappen de marge voor toekennen bedraagt 60 tot 150 minuten. Eigen keuzen, zoals de keuze voor speciaal voedsel dat maar beperkt te koop aangeboden wordt, zodat extra gereisd moet worden, of het doen van boodschappen in een groot aantal winkels, worden in principe niet gehonoreerd. Alleen medisch noodzakelijke afwijkingen kunnen gehonoreerd worden, Maaltij d verzorging: broodm a a l tij d, warme maaltjid,
Hieronder vallen wat betreft de broodmaaltijd: broodmaaltijd klaarzetten, tafeI dekken en afruimen, koffie@hee zetten en afwassen, met de machine of handmatig, Wat betreft de warme maaltijd vallen hieronder: eten bereiden (voorbereiden en koken) tafel dekken en afruimen, afwassen en opruimen plus opslaan en beheer ievensmiddelenvoorraad. Voor de broodmaaltijd kan per keer 15 minuten, voor de warme maaltijd per keer 30 minuten worden
toegekend. Zijn er kinderen jonger dan 12 jaar dan kan per keer 20 minuten extra worden toegekend. Per dag kan het dus gaan om 2 broodmaaltijden en 1 warme maaltijd, waarbij de variatie kan liggen tussen 60 minuten en i 20 minuten.
Licht poetswerkin huis, kamers opruimen. Hieronder vallen de volgende activiteiten: indien geen maaltijdvoorzienlng is geTndicee rd: afwassen, handmatig 15-30 minuten per keer, machine inen uitruimen 10 minuten per keer, Opruimen, stof afnemen, bedden opmaken en wekelijkse beurt interieur; dit is afhankelijk van de grootte van de woning en de specifieke kenmerken van de gezinssamenstelling en bedraagt 15 tot 40 minuten per keer. Bij kinderen onder de 12 jaar, bij allergie (alleen als het gaat om een gesaneerde woning) bij ernstige beperkingen in armen en handen die leidt tot extra rommel kan meer tijd worden toegekend. Dit geldt alleen voor de kamers die in gebruik zijn en uitgaande van een woning niveau sociale woningbouw, Extra toegekende tijd in principe maximaal 3 maal per week 20-30 minuten. Totaal betekent dit minimaal 60-90 minuten, maximaal 180 minuten.
Zwaar huishoudelijk werk. Hieronder vallen: stofzuigen, schrobben, dweilen, soppen van sanitair en keuken, bedden verschonen, opruimen huishoudelijk afval. Omvang bij een eenpersoonshuishouden en een huis met 2 kamers 1 x 3 uur per 14 dagen, of 90 minuten per week, Bij een meerpersoonshuishouden en een huis met meer dan 3 kamers geldt de omvang van klasse 2 (aan passen in uren!).
In grote woningen met een hoge bezettingsgraad, bij een hoge vervuilingsgraad (door de situatie, niet door verwaarlozing) bij COPD-problematiek in een gesaneerde woning, bij aanwezigheid van jonge kinderen kunnen extra uren, afhankelijk van de situatie, worden toegekend. Verzorging huisdieren wordt meegenomen en niet extra geTndiceerd,
Verzorging kleding/linnengoed. Hier wordt onder gerekend: sorteren en wassen kleding met behulp van een wasmachine, centrifugeren, ophangen en afhalen of was drogen in droger, vouwen, strijken en opbergen, ophangen/afhalen wasgoed. Hiervoor wordt bij 1 persoon 60 minuten per week toegekend, bij 2 personen 90 minuten per week Meer per weet bij kinderen onder de 16 jaar 30 minuten per week extra, bij bedlegerige personen 30 minuten per week extra, bij extra wassen door overmatige transpiratie, incontinentie, speekselverlies etc. 30 minuten per week extra. Bij huishoudens met kleine kinderen kan tot maximaal 3x per week wassen worden toegekend, in andere situaties wordt uitgegaan van eenmaal per week. Organisatie van het huishouden. Hiertoe worden gerekend opvang en/of verzorging van kinderen/volwassen huisgenoten (an4eren helpen met zelfverzorging) en anderen helpen bij het bereiden van maaltijden. Het gaat hierbij om een ouder die tijdelijk niet in staat is de ouderrol op zich te nemen. Totaal omvang tot maximaal 40 uur per week aanvullend op de eigen mogelijkheden, te besteden aan wassen en aankleden, hulp bij eten en/of drinken, maaltijd voorbereiden, sfeer scheppen, spelen, opvoedingsactiviteiten. Meer of minder kan worden geTndiceerd vanwege het aantal kinderen, de leeftijd van de kinderen, de gezondheidssituatie, het functioneren van kinderen/huisgenoten, aanwezigheid gedragsproblematiek, samenval! ende activiteiten,
Dagelijkse organisatie van het huishouden. Administratieve werkzaamheden, organiseren, plannen en beheren van middelen. Indien hier aanleiding toe bestaat kan hier 30 minuten per week voor worden geifndiceerd. Hiervan kan worden afgeweken bij comrnunicatiepoObleme, kinderen onder de 16 jaar of andere tijdvragende huisgenoten, of psychosociale of andere problematiek bij meerdere huisgenoten. Hulp bj lontregelde huishouding in verband met psychische beperkingen. Hieronder kan ook observeren vallen, evenals formuleren doelen met betrekking tot huishouding, helpen verkrijgen, handhaven structuur in het huishouden, helpen verkrijgen/handhaven zelfredzaamheid ten aanzien van budget, begeleiden ouders bij opvoering (beperkt en in combinatie met andere onderdelen) en begeleiding kinderen. Omvang 30 minuten per week, Advies, instructie, voorlichting (A/V) gericht op het huishouden, Instructie omgaan met hulpmiddelen, instructie licht huishoudelijk werk, instructie textielverzorging, instructie boodschappen doen, instructie komen. Maximaal 30 minuten per week. In 3x per week maximaal 6 weken, Bij communicatieproblemen kan meer tijd worden ge7ndiceerd.
Besluit individuele voorzieningen maatschaypelijke ondersteuning gemeente Eindhoven (zozo)) Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
1.1 Begripsbepalingen In dit besluit wordt verstaan onder.
a, Verzameiinkomen: zoals bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001. b. Belastbaar loon: zoals bedoeld in artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964. c, Peiljaar: het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het jaar waarin aan een persoon maatschappelijke ondersteuning is verleend, d. Basisassortiment natura voorzieningen: voor de voorzieningen in natura wordt gewerkt met een basisassortiment, Dit is het brede basisassortiment dat is aanbesteed door de gemeente Eindhoven. e. Bijlage: Bijlage met bedragen PGB 2010 per voorzieningen categorie. f, Verordening: Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Eindhoven (2009).
g. College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven.
Hoofdstuk 2 Verstrekkingsvormen en typen van individuele voorzieningen
2.1 Verstrekking van Persoonsgebonden budget Op het persoonsgebonden budget, zoals genoemd in artikel 6 van de wet, zijn de volgende voorwaarden van toepassing: a, Een PGB wordt alleen verstrekt ten aanzien van individuele voorzieningen; b, de omvang van het PGB is de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate te verstrekken voorziening in natura, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingskosten. c, Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een PGB vindt plaats op verzoek van de belanghebbende. d, De toekenning van het te verstrekken PGB, de omvang en de looptijd ervan worden bij beschikking vastgesteld. e. Bij de beschikking wordt indien van toepassing een Programma van Eisen verstrekt waarin aangegeven is aan welke vereisten de met het Persoonsgebonden budget te verwerven voorziening dient te voldoen, f. Na verzending van de beschikking en na ondertekening van de overeenkomst Persoonsgebonden budget gemeente Eindhoven wordt het Persoonsgebonden budget, eventueel in delen, ter beschikking gesteld door storting op de rekening van de belanghebbende. 2.2 Indexering bedragen PGB 1. Jaarlijks per 1 januari wordt het PGB voor hulp bij het huishouden geindexeerd op basis van de prijsindex voor de CAO lonen in de gezondheids- en welzijnszorg van het CBS. 2, Jaarlijks per 1 januari wordt de PGB opslag voor lidmaatschap belangenorganisatie geYndexeerd op basis van het consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens (CBS). 3. Jaarlijks wordt per 1 januari het PGB voor huipmiddelen binnen het basisassortimentgeindexeerd op basis van het consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens (CBS).
2.3 Budgetperiode voor PGB hulpmiddelen, Het PGB wordt geacht in ieder geval toereikend te zijn voor een periode overeenkomend met de normale afschrijvingstermijn die, voor zover van toepassing, geldt voor de met het PGB te verwerven voorziening.
2.4 Afwijzingsgronden PGB. Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien: a. op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de belanghebbende problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget en hiervoor geen beheerder kan worden aangewezen; b. de belanghebbende eerder een PGB is verleend op grond van deze verordening en de belanghebbende zich niet gehouden heeft aan de bij de verlening van dat eerdere PGB opgelegde verplichtingen; c, op grond van aanwijzingen, die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden, het ernstige vermoeden bestaat dat de belanghebbende het persoonsgebonden budget om financiÃńle redenen niet kan aanwenden voor de aanschaf/inzet van de voorziening; d. de belanghebbende een zodanig progressief ziektebeeld heeft dat in geval van natura-verstrekking de voorziening niet in bruikleen maar middels een huurconstructie wordt verstrekt.
2.5 Algemene verplichtingen PGB. Bij de verlening van het PGB gelden in ieder geval de volgende verplichtingen: a, het PGB wordt uitsluitend gebruikt voor betaling van de geYndiceerde voorziening en de daarmee
samenhangende kosten; b. voor het PGB dient de belanghebbende in principe 2 offertes te overleggen; c. de geindiceerde voorziening die de belanghebbende inkoopt met het PGB dient adequaat, veilig, belanghebbende gericht en kwalitatief verantwoord te zijn. d. de belanghebbende dient een particuliere aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten voor schade die door het gebruik van de voorziening aan derden kan ontstaan, e, de belanghebbende bewaart de rekenmg(en) en betalingsbewijs (betalingsbewijzen) van de met het PGB ingekochte geindiceerde voorziening gedurende vijf jaar of, indien de normale afschrijvingsduur langer is dan deze termijn, overeenkomstig deze langere termijn en stelt deze desgevraagd ter beschikking van het college.
2.6 Opslag PGB voor lidmaatschap belangenorganisatie 1. De opslag voor een lidmaatschap bij een belangenorganisatie is een vast bedrag per PGB houder per jaar van <39,46 (bedrag 2010).
2, De opslag voor lidmaatschap belangenorganisatie wordt gekenmerkt toegekend aan de belanghebbende. 2.7 Verantwoording PGB. 1. De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt steekproefsgewijs plaats na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van enig kalenderjaar. 2. De omvang van de steekproefis een percentage van de verstrekte persoonsgebonden budgetten. 3. De omvang van deze steekproef betreft 2% van het totaal aantal PGB-houders. 4, De belanghebbende is verplicht de daarvoor noodzakelijke stukken op verzoek van het College per omgaande te verstrekken. 5. Na ontvangst van de in het vorige lid bedoelde bescheiden wordt door het College beoordeeld of er aanleiding bestaat het Persoonsgebonden budget geheel of ten dele terug te vorderen ofte verrekenen.
Hoofdstuk 3. Individuele voorzieningen voor het voeren van een huishouden 3 A. Hulp bij het huishouden
3.1 Hoogte PGB voor hulp bij het huishouden voor belanghebbenden met een indicatie van voor 1-12009 1. De verlening van een PGB voor hulp bij het huishouden vindt voor belanghebbende die een indicatie hebben die dateert van v66r 1’januari 2009 als volgt plaats, wanneer men kiest voor een particuliere hulp: a. er wordt een bedrag beschikbaar gesteld om hulp bij het huishouden in te kopen dat per klasse in 2010 bedraagt:
i. Klasse 1 (0-1,9 uur): C 754,-; ii. Klasse 2 (2 - 3,9 uur): f 2.286,-; iii. Klasse 3 (4 - 6,9 uur): < 4.192;;
iv, Klasse4(7-9,9uur): ( 6478,-; v. Klasse 5(10-12,9uur): 6 8,766;; vi. Klasse 6 (13 -1 5,9 uur) : 6 11.501,-;
b. bij additionele uren die boven klasse 6 worden toegekend, wordt een uurbedrag van E 14,50 gehanteerd
2. De verlening van een PGB voor hulp bij het huishouden vindt voor belanghebbenden die een indicatie hebben die dateert van v66r 1 januari 2009 als volgt plaats, wanneer men hulp inkoopt bij een erkende thuiszorginstelling: a. er wordt een bedrag beschikbaar gesteld om hulp bij het huishouden in te kopen dat per klasse in 2010 bedraagt:
i. Klasse 1 (0-1,9 uur): < 964,-; ii, Klasse 2 (2 - 3,9 uur): t 2,923;; iii. Klasse 3 (4-6,9 uur): 6 5.360,-; iv, Kiasse4(7-9,9 uur): E 8,283,ÃćâĆňâĂİ ;
v. Klasse 5 (10-12,9 uur): 6 11.209,-; vi. Klasse 6 (1 3-1 5,9 uur):614.130,; b. bij additionele uren die boven klasse 6 worden toegekend, wordt een uurbedrag van < 18,54 gehanteerd.
3.2 Hoogte PGB voor hulp bij het huishouden voor belanghebbenden met een indicatie vanaf 1-1-2009 De verlening van een PGB voor hulp bij het huishouden vindt voor belanghebbenden die eenindicatie hebben die dateert vanaf 1 januari 2009 plaats door een bedrag per uur beschikbaar te stellen om hulp bij het huishouden in te kopen. CliÃńnten kunnen kiezen voor de inzet van een particuliere hulp of hulp via een erkende thuiszorginsteiling. a. er wordt een bedrag van t 14,50 per uur beschikbaar gesteld om hulp bij het huishouden in te kopen in de vorm van een particuliere hulp; b. er wordt een bedrag van E 18,54 per uur beschikbaar gesteld wanneer men hu! p inkoopt via een erkende thuiszorginsteiling.
3.3 Ondersteuning voor PGB-houder hulp bij het huishouden 1. Het College heeft de SVB gecontracteerd die de PGB houder voor hulp bij het huishouden kan ondersteunen bij de verplichtingen die het PGB met zich meebrengt.
2. Deze ondersteuning bevat:
Vraagbaak functie Collectieve verzekering voor wettelijke aansprakelijkheid en rechtsbijstand Indien van toepassing de totale salarisadministratie
Indien van toepassing een vergoeding voor loondoorbetaling bij ziekte en arbodienstverlening 3.4 PGB voor hulpmiddelen in het kader van wonen binnen het basisassortiment 1. Het persoonsgebonden budget voor hulpmiddelen in het kader van wonen, die binnen het basisassartiment van de gemeente Eindhoven vallen, wordt per voorzieningencategorie vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst-adequate voorziening, 2. Deze bedragen zijn vastgelegd in de bijlage. 3. Deze baslsbedragen worden indien van toepassing verhoogd met een bedrag voor maatwerk en/af modulaire aanpassingen. 4. De noodzaak voor maatwerk en/af modulaire aanpassingen wordt vastgesteld op basis van het medisch advies en/of het selectierapport van de voorziening. 5. Het PGB voor maatwerk en/of modulaire aanpassingen wordt bepaald op basis van de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in het door het college geaccepteerde offerte, Er bestaat de verplichting om rninirnaal twee offertes te vragen, 6. De PGB-bedragen bedoeld in dit artikel onder lid 1 en onder lid 3 vormen tezamen het totale PGB voor de
voorziening, 3.5 PGB voor hulpmiddeien in het kader van wonen buiten het basisassortiment Het persoonsgebonden budget voor hulpmiddelen in het kader van wonen die buiten het basisassortiment van de gemeente Eindhoven vallen wordt bepaald op basis van de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte. Er bestaat de verplichting om minimaal twee offertes te vragen, met daarin (indien van toepassing) opgenomen een indicatie voor de onderhoudskosten gedurende de afschrijvingsduur. 3.6 PGB voor onderhoud en reparatie van hulpmiddelen in het kader van wonen 1. Het persoonsgebonden budget voor onderhoud, reparatie voor hulpmiddelen in het kader van wonen is een vast bedrag op jaarbasis. 2. De vaste bedragen zijn vastgelegd in de bijlage. 3. Het persoonsgebonden budget voor het onderhoud en reparatie van de vervaersvoorziening. 4. Het PGB voor onderhoud en reparatie worden jaarlijks uitgekeerd.
3.7 De vergoeding voor verhuis- en inrichtingskosten 1. De hoofdbewoner van de woonruimte en/of degene die op verzoek van de gemeente de woonruimte ontruimt ontvangt de gemaximeerde financiÃńle vergoeding. 2. Het bedrag voor de verhuiskostenvergoeding als genoemd in artikel 4.4 sub b. van de Verordening bedraagt 6 3.404,-.
3.8 PGB voor woningaanpassing 1, Het PGB voor de woningaanpassing als bedoeld in artikel 4,4 sub c. van de Verordening wordt vastgesteld ais tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte, Er bestaat de verplichting om minimaal twee offerte te vragen. 2. Indien de belanghebbende niet de eigenaar is van de woning waarin de waningaanpassing dient te worden aangebracht, wordt het PGB voor de woningaanpassing als bedoeld in artikel 44 sub c. van de Verordening, conform artikel 7 Iid 2 Wet maatschappelijke ondersteuning, betaald aan de eigenaar van de woning. 3, De belanghebbende is een eigen bijdrage verschuldigd voor de woningaanpassing. 4. De eigen bijdrage voor de woningaanpassing wordt over maximaal 39 perioden van vier weken geheven.
3.9 PGB voor de alternatieve voorziening voor het voeren van een huishouden Het persoonsgebonden budget voor de alternatieve voorziening voor het voeren van een huishouden wordt bepaald op basis van de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in het door het College geaccepteerde offerte. Er bestaat de verplichting om minimaal twee offertes te vragen, met daarin opgenomen een indicatie voor de onderhoudskosten gedurende de afschrijvingsduur. 3.10 PGB voor keuring, onderhoud en reparatie, 1. Het persoonsgebonden budget wordt verstrekt voor keuring, onderhoud en reparatie van de hieronder opgesomde voorzieningen: a, stoelliften; b. rolstoel- of sta-plateauliften;
c. woonhuisliften; d. hefplateauliften; e. balansliften; f. de mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel; g. elektromechanische openings- en sluitingsmechanismen van deuren; h. toilet voorzien van onderspoei en toiletf5hn, 2, De omvang van het PGB wordt na overleg van de factuur achteraf bepaald en betaald.
3.11 Vergoeding voor tijdelijke huisvesting. 1, De hoogte van de vergoeding ln de kosten van tijdelijke huisvesting bedraagt: a. de werkelijke kosten met een maximum van 6630,ÃćâĆňâĂİ per maand, als tegemoetkoming in de kosten van
het tijdelijk betrekken van zelfstandige woonruimte of het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte; b. de werkelijke kosten met een maximum van 8 31S,ÃćâĆňâĂİ per maand ter tegemoetkoming in de kosten van
het tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte. 2. De hoogte van een door burgemeester en wethouders te verlenen vergoeding in de kosten van tijdelijke huisvesting, is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten, met een maximum van het bedrag genoemd in artikel 13 lid 1 sub a van de Wet op de Huurtoeslag, 3. De tegemoetkoming wordt verleend uitsluitend voor de periode dat de aan te passen woonruimte ten gevolge van het realiseren van de woningaanpassing niet bewoond kan worden en de belanghebbende als gevolg daarvan voor dubbele wooniasten komt te staan. 4. De vergoeding wordt maximaal zes maanden verstrekt; 5. De vergoeding wordt verstrekt aan de hoofdbewoner van de woonruimte.
3.12 Vergoeding voor huurderving. 1, De hoogte van de vergoeding in de kosten vanhuurderving is gelijk aan de kale huur van de woonruimte, met een maximum van f 630,ÃćâĆňâĂİ.
2. De vergoeding wordt maximaal zes maanden verstrekt; 3, De eerste maand komt niet in aanmerking voor vergoeding.
Hoofdstuk 4, Individuele voorzieningen voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel
4.1 PGB voor vervoersvoorzieningen binnen basisassortiment. 1. Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen, die binnen het basisassortiment van de gemeente Eindhoven vallen, wordt per voorzieningencategorie vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst-adequate voorziening, 2. Deze bedragen zijn vastgelegd in de bijlage. 4.2 PGB voor vervoersvoorzieningen binnen basisassortiment met maatwerk en/of modulaire aanpassingen 1, Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen, die binnen het basisassortiment van de gemeente Eindhoven vallen, wordt per voorzieningencategorie vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst-adequate voorziening, 2, Deze bedragen zijn vastgelegd in de bijlage. 3. Deze basisbedragen worden indien van toepassing verhoogd met een bedrag voor maatwerk en/of modulaire aanpassingen, 4. De noodzaak voor maatwerk en/of modulaire aanpassingen wordt vastgesteld op basis van het medisch advies en/of het selectierapport van de voorziening. 5. Het PGB voor maatwerk en/of modulaire aanpassingen wordt bepaald op basis van de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in het door het college geaccepteerde offerte. E&n offerte is voldoende. 6. De PGB-bedragen bedoeld in dit artikel onder lid 1 en onder lid 3 vormen tezamen het totale PGB voorde
voorziening.
4.3 PGB voor vervoersvoorzieningen buiten basisassortiment Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen die buiten het basisassortiment van de gemeente Eindhoven vallen, wordt bepaald op basis van de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeid in het door het College geaccepteerde offerte. Er bestaat de verplichting om minimaal twee offertes te vragen, met daarin opgenomen een indicatie voor de onderhouds- en reparatiekosten gedurende de afschrijvingsduur.
4.4 PGB voor onderhoud, reparatie en verzekering van de vervoersvoorziening Het persoonsgebonden budget voor onderhoud, reparatie vervoersvoorzieningen en indien van toepassing verzekering is een vast bedrag op jaarbasis, 2. De vaste bedragen zijn vastgelegd in de bijlage. 3. Het PGB voor onderhoud, reparatie en indien van toepassing verzekering worden jaarlijks uitgekeerd. 4.5 PGB voor de alternatieve voorziening voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel Het persoonsgebonden budget voor de alternatieve voorziening voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel wordt bepaald op basis van de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het College geaccepteerde offerte, Er bestaat de verplichting om minimaal twee offertes te vragen, met daarin opgenomen een indicatie voorde onderhoudskosten gedurende de afschrijvingsduur.
4.6 Vervoerskostenvergoedingen 1. Maximale normbedragen (bedragen 2010): a. voor een vergoeding in de kosten van het gebruik van een (eigen) auto/ vervoer derden geldt een normbedrag van 6 1.077,39 per jaar; b, voor een vergoeding in de kosten van het gebruik van een bruikleenauto geldt een normbedrag van 6 694,64 per jaar;
c. de vergoeding voor een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen, bedraagt maximaal 5096 van de gemaximeerde vergoeding zoals op genomen in artikel 4,6 lid ’I onder b; d. voor een vergoeding in de kosten van het gebruik van een taxi geldt een normbedrag van 6 1.077,39 per jaar;
e, voor een vergoeding ln de kosten van het gebruik van een rolstoeltaxi geldt een normbedrag van C 1.614.04 per jaar; f, voor een vergoeding in de begeleidingskosten openbaar vervoer geldt een normbedrag van 6 538,68 per jaar;
g. voor een vergoeding in de kosten van het gebruik van een nietwlektrische gesloten buitenwagen geldt een normbedrag van 6348,02 per jaar. 2. De vervoerskostenvergoedlng wordt verstrekt als een gemaximeerde vergoeding op basis van
deciaraties, 3. De bedragen van de vervoerskostenvergoeding worden jaarlijks per 1 januari geindexeerd op basis van
het consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens (CBS). In afwijking van het gestelde in het eerste lid geldt voor gebruikers van alle gemotoriseerde en/of elektrische verplaatsingsmiddelen (bijvoorbeeld een scootmobiel), ongeacht de snelheid, 7596 van de gemaximeerde vergoeding voor taxi, gebruik eigen auto of vervoer door derden. 5, In afwijking van het gestelde in het eerste lid krijgen partners met een gezamenlijke huishouding in totaal 6.
15096 van de normbedragen vergoed. In afwijking van het gestelde in het eerste lid gelden voor kinderen tot ’I 5 jaar de onderstaande
vergoedingen:
a. 0 tot 4 jaar geen vergoeding; b, 4 tot 12 jaar per jaar 2596 van het normbedrag genoemd onder het eerste lid, onder c; c. 12 tot 15 jaar per jaar 5096 van het normbedrag. 7. In afwijking van het gestelde in lid 1 wordt voor de aanpassing van de eigen auto een PGB toegekend, De
hoogte van het PGB wordt vastgesteld op basis van twee door het College geaccepteerde offertes. Voor de aanpassingen aan de eigen auto is een eigen bijdrage verschuldigd.
Hoofdstuk 5. Individuele voorzieningen voor het verplaatsen in en rond de woning.
5.1. PGB voor rolstoelvoorzieningen binnen basisassortiment. Het persoonsgebonden budget voor rolstoelvoorzieningen, die binnen het basisassortirnent van de gemeente Eindhoven vallen, wordt per voorzieningencategorie vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst-adequate voorziening, 2. Deze bedragen zijn vastgelegd in de bijlage. 5.2. PGB voor rolstoelvoorzieningen binnen basisassortiment met maatwerk enlof modulaire aanpassingen 1. Het persoonsgebonden budget voor rolstoelen, die binnen het basisassortiment van de gemeente Eindhoven vallen, wordt per voorzieningencategorie vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst-adequate voorziemng. 2. Deze bedragen zijn vastgelegd in de bijlage. 3. Deze basisbedragen worden indien van toepassing verhoogd met een bedrag voor aanpassingen en/of opties. 4. De noodzaak voor de aanpassingen enlof opties wordt vastgesteld op basis van het medisch advies en/of het selectierapport van de voorziening, 5.
Het PGB voor aanpassingen I opties wordt bepaald op basis van de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in het door het college geaccepteerde offerte. Een offerte is voldoende.
6. De PGB-bedragen bedoeld in dit artikel onder lid 1 en onder lid 3 vormen tezamen het totale PGB voor de
voorziening.
5.3. PGB voor rolstoelvoorzieningen buiten basisassortiment Het pe rsoonsgebonden budget voor rolstoelvoorzieningen die buiten het basisassartiment van de gemeente Eindhoven vallen wordt bepaald op basis van de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in het door het college geaccepteerde offerte. Er bestaat de verplichting om minimaal twee offertes te vragen, met daarin opgenomen een indicatie voor de onderhoudskosten gedurende de afschrijvingsduur.
5.4 PGB voor onderhoud, reparatie en verzekering van rolstoelen 1. Het persoonsgebonden budget voor onderhoud, reparatie en indien van toepassing verzekering voor vervae rsvoorzieningen is een vast bedrag op jaarbasis. 2. De vaste bedragen zijn vastgelegd in de bijlage. 3. Het PGB voor onderhoud, reparatie en indien van toepassing verzekering wordt jaarlijks uitgekeerd.
5.5 PGB voor de alternatieve voorziening voor het verplaatsen in en rond de woning Het persoonsgebonden budget voor de alternatieve voorziening voor het verplaatsen in en rond de woning wordt bepaald op basis van de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in het door het college geaccepteerde offerte. Er bestaat de verplichting om minimaal twee offertes te vragen, roet daarin opgenomen een indicatie vaor de onderhoudskosten gedurende de afschrijvingsduur.
Hoofdstuk 6 Individuele voorzieningen voor het ontmoeten van medemensen en het aangaan van sociale
verbanden 6.1 Gemaximeerde tlnancille vergoeding voor individuele sportvoorziening Voor een sportvoorziening, zoals bedoeld in artikel 7.1 iid a. van de Verordening, wordt uitsluitend een gemaximeerde financiÃńle vergoeding verstrekt. 2, De hoogte van deze vergoeding is, ongeacht het inkomen, gelijk aan de werkelijke kosten van de sportvoorziening tot een maximum van f 6,000,ÃćâĆňâĂİ welk bedrag bedoeld is als vergoeding in aanschaf,
onderhoud en reparatie van een sportvoorziening voor een periode van drie jaar. 3. De werkelijke kosten van de sportvoorziening worden bepaald op basis van de tegenwaarde van het bedrag zoals ermeld in het door het college geaccepteerde offerte, Er bestaat de verplichting om minimaal twee offertes te vragen, met daarin opgenomen een indicatie voor de onderhouds- en reparatiekosten gedurende de afschrijvingsduur.
6.2 Gemaximeerde Ananci0le vergoeding individuele vervoersvoorziening voor bovenregionaal gebruik 1, indien zich een uitzonderingssituatie voordoet als omschreven in (het tweede deel van) artikel 7.4 van de ÂńÂńrdening wordt een gemaximeerde financiÃńle vergoeding verstrekt voor bavenregionaal vervoer. 2, Per kalenderjaar wordt de bovenregionale vervoersbehoefte van de belanghebbende in kilometers bepaald. 3. De belanghebbende vraagt bij twee vervoerders een offerte op voor het verzorgen van het vervoer voor het in lid 2 bepaalde aantal kilometers. 4. Op basis van de goedkoopste offerte wordt de gemaximeerde financiele vergoeding per kalenderjaar vastgesteld. 5, De gemaximeerde financiÃńle vergoeding wordt vooraf uitbetaald aan de belanghebbende.
6,3 PGB voor de alternatieve voorziening voor het ontmoeten van medemensen en het aangaan van sociale verbanden Het persoonsgebonden budget voor de alternatieve voorziening voor het verpiaatsen in en rond de woning wordt bepaald op basis van de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in het door het college geaccepteerde offerte, Er bestaat de verplichting om minimaal twee offertes te vragen, met daarin opgenome n een Indicatie voor de onderhoudskosten gedurende de afschrijvingsduur.
Hoofdstuk 7 De toekenning
7.1 Oe eigen bijdrage 1, Het PGB dat voor een individuele Wmo voorziening wordt uitgekeerd is bestemd voor de aanschaf (en eventuele reparatie, onderhoud en verzekering) van de voorziening dan wel voor de inkoop van dienstverlening. Voor hulp bij het huishouden, woningaanpassingen en aanpassingen eigen auto is een eigen bijdrage verschuldigd. 3. Het CAK berekent, legt op en int de eigen bijdrage. 4. De eigen bijdrage voor hulp bij het huishouden bedraagt maximaal 612,60 per uur. 5, Het bedrag genoemd in voorgaand lid en de bedragen genoemd in de artikelen 7,2, 7.3,7,4 en 7,S worden door het Rijk bepaald in de AMvB (Besluit maatschappelijke ondersteuning),
72 Hoogte eigen bijdrage, ongehuwd, jonger dan 65 jaar. Met bedrag dat ongehuwde personen jonger dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt’ 17,20 per vier weken, terwijl het percentage van het verzamelinkomen boven 6 21.703;- dat boven dit bedrag per jaar betaald moet worden 15% bedraagt,
7.3 Hoogte eigen bijdrage, ongehuwd, ouder dan 65 jaar. Het bedrag dat ongehuwde personen van 65 jaar of ouder dienen te betalen bedraagt 6 17,20 per vier weken, terwijl het percentage van het verzamelinkomen boven 6 ’I4.812; ÃćâĆňâĂİ dat boven dit bedrag per jaar
betaald moet worden 15% bedraagt.
7.4 Hoogte eigen bijdrage, gehuwd, een van beide of beide partners jonger dan 65 jaar. Het bedrag dat gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar of beiden jonger zijn dan 65 jaar, dienen te betalen bedraagt 6 24,60 per vier weken, terwiji het percentage van het verzamelinkomen boven 6 26.535;- dat boven dit bedrag per jaar betaald moet worden 15% bedraagt,
7.5 Hoogte eigen bijdrage, gehuwd, beide partners ouder dan 65 jaar. Het bedrag dat gehuwde personen die beiden 6S jaar of ouder zijn dienen te betalen bedraagt 6 24,60 per vier weken, terwijl het percentage van het verzamelinkomen boven < 20 431; dat boven dit bedrag per jaar betaald moet worden ’I 5% bedraagt.
Hoofdstuk 8 Inlichtingen, intrekking en terugvordering 8.1 Heronderzoek. 1. Het college kan een heronderzoek instellen naar het voortduren van het recht op of het gebruik van de ingevolge de verordening toegekende voorzieningen. 2. Indien naar aanleiding van een heronderzoek blijkt dat de belanghebbende niet langer recht heeft op een voorziening ingevolge de Verordening, kan het college de voorziening intrekken,
Hoofdstuk 9 Overige bepalingen 9.1 Citeertitel. 1. Dit besluit kan worden aangehaald als: "Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Eindhoven (2009)". Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2010. 2. Hiermee komt het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Eindhoven (2008), Gemeenteblad 2008, nr. 86 te vervallen.
Bijlage: PGB 2010 per voorzieningencategorie voor binnen-basisassortiment voorzieningen De vermelde bedragen PGB voor aanschaf van de individuele voorziening is gebaseerd op de gemiddelde cataloguswaarde van beide aanbieders in natura, minus een korting van max)maai 3596, Totaal PGB bestaat uit PGB voor aanschaf eventueel verhoogd met een PGB voor maatwerk en/of modulaire
aanpassingen. NB. Voor elektrische rolstoelen en scootmobielen dient daarnaast een bedrag van 6 48,28 per jaar (prijspe)) 2010) te worderi uitgekeerd voor de verzekering van het hulpmiddel.
Voorzieningencategorie
PGB voor aanschaf Vast bedrag per (inclusief btw/ jaar voor exclusief maatwerk onderhoud en en/of modulaire reparatie, aanpassingen)
(inc)usief btw)
P rijspell 201 0
Prijspeil 2010
Rolstoelen volwassenen Handbewogen incidenteel gebruik Transportrolstoel voor passief gebruik
510 27
80,27
Transportrolstoel voor semi-actief gebruik Lichtgewicht transportrolstoel
529,34 738,39
80,27 80,27
2.358,43 ’l.311,92 1.660,69 1.555,48 1.391,77
138,08
Actief met frame geschikt voor comfort en heavy duty Rolstoel geschikt voor trippelaandrijving
Rolstoelen volwassenen Hektr)sch bewogen Gebruik binnenshuis Gebruik binnen/buiten Gebruik buiten/binnen Gebruik buiten
5.384,75 5.901,13 5.636,80 6.878,49
Rolstoelen volwassenen Handbewogen permanent gebruik Passief met nadruk op comfort Actief met vouwframe Actief met vastframe
Voorzieningencategorie
PGB voor aanschaf
552,05 552,05
E 552,05 552,05
exclusief maatwerk
Vast bedrag per jaar voor onderhoud en
en/of modulaire
reparatie,
aanpassingen)
Bnclusief btw)
(induslef btw /
Kinder voorzieningen Handbewogen rolstoel incidenteel gebruik Buggy Vouwframe
1 07,49
117,60 107,49 107,49
458,09 1.097,51
69,04 138,08
Kindervoorzieningen Handbewogen rolstoel permanent gebruik Passief
2.078,13
138,08
Actief met vouwframe Actief met vast frame
1.692,50 1.768,68 2.695,98
205,12 205,12 203,37
7.009,32 10.652,64
579,27 529,27
Actief met frame geschikt voor comfort
Kind errol stoel en elektrisch bewogen Gebruik buiten/binnen Laag versteiling t/m grond
Autostoeltje
2,198,04
69,04
1 177,05 2.267,15 2,481,78 2.447,54
’i 05,74
2.481,66 3.942,42 5.067,52 4.383,50 4.996,67
280,65 345,06 345,06 345,06 260,80
2.728,22 4,785,86 95+9
E 27,09
Vervoersvoorzieningen fietsvoorzieningen Driewielf lets
Driewiel-lig flets
Duofiets Handbike /aankoppelfiets
105,74 129,46 129,46
Elektrisch bewogen vervoersvoorzieningen Scootmobiei 8 km Scootmobiel 15 km Scootmobiel (15 km)met extra vering Scootmobiei (15 km) voor heavy duty Elektrische handbikel aankoppelfiets
Hulpmiddelen in het kader van wonen Roerende woon voorziening en Tillift Passief gebruik Tillift actief gebruik Tra nsferplank Draaischijf
Voorzieningencategorie
E 96,25 PGB voor aanschaf
Douche/toiletroistoei Passief gebruik Douche/toiletroistoel Passief gebruik met kanteibare zitunit
Douche/toiletrolstoel actief gebruik Elektrische badlift Badplank
27,09
exclusief maatwerk
Vast bedrag per jaar voor onderhoud en
en/ef modulaire
reparatie (indusief
aanpassingen)
brwi
(indusief btw /
Toiletstoel
255,30 255,30
1.098,01
27,09 27,09 69,04
704,46 954,82 45,98
69,04 66,04 27,09
1 37,74
471,09
Trapliften (prijspeil 2008 inclusief BTW)
Trapliften buitenbocht Rechte trap Enkel-scheluwe trap Trap met benedenkwart Trap met bovenkwart Enkel-scheluwe trap met bovenkwart Trap met hoekbordes Trap met hoekbordes en bovenkwart Trap twee kwarten T rap met 180 graden bocht
Spiltrap
Opklapbaar raildeel Extra veiligheidsgordei Parkeerbocht Onderhoud inclusief reparatie eerste S jaar (bedrag bedoeld voor 5 jaar) Jaarlijks onderhoud na 5 jaar per jaar
Buitenbocht 2.419
Binnenbocht n.v.t.
2.851,3.657,3.657,-
2.851,-
3,657,ÃćâĆňâĂİ
3.964,ÃćâĆňâĂİ
3,657,3.901,3.901,3,901,n.v.t.
3.839; 3.839,-
( 3,657,4.089,-
4.089; 4.089; 4.089,n.v.t.
499,57,250,5’i 0;
57,250,-
109,-
109;
5’l 0,-
Toelichting Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning Algemene toelichting Voor het uitvoeren van de individuele voorzieningen Wrno worden er drie bestuurlijke stukken opgesteld. In de eerste plaats is er de Verordening waarin de raad de kaders heeft vastgesteld voor de verstrekking van de individuele voorzieningen. Op de tweede plaats volgt het Besluit maatschappelijke ondersteuning waarin de termijnen en bedragen, die op basis van de verordening moeten worden vastgesteld, zijn bepaald, Daarnaast zijn alle regels waarvoor de verordening een delegatiebepaling voor het college bevat in dit besluit opgenomen. Dan volgt als derde de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning. Hierin staat op verstrekking niveau de uitvoeringsregels van de individuele voorzieningen.
Artikelsgewijze toelichting Hoofdstuk l. Algemene bepalingen 1.1. Beg ripsbepalingen Onder a, het genoemde artikel uit de Wet inkomstenbelasting 2001 luidt: met verzamelinkomen wordt bedoeld het gezamenlijk bedrag van: het inkomen uit werk en woning; het inkomen uit aanmerkelijk belang; en het belastbare inkomen uit sparen en beleggen, verminderd met daarin begrepen te conserveren inkomen, Onder b, het genoemde artikel uit de Wet op de loonbelasting 1964 luidt: met belastbaar loon wordt bedoeld het loon verminderd met de zeedagenaftrek. De belasting wordt geheven op het belastbare loon,
De overige begrlpsbepalingen spreken voor zich,
Hoofdstuk 2. Verstrekkingsvormen en typen van individuele voorzieningen
2.1 Verstrekking van persoonsgebonden budget Verstrekking van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de belanghebbende. Dit kan bij voorkeur tegelijk met de aanvraag, indien op dat moment al duidelijk is dat de belanghebbende dit wenst, Sub b. De omvang van het PGB wordt vastgesteld op basis van de prijzen voor de voorzieningen in natura. Korting op hulpmiddelen kan wel oplopen tot 6S% van de catalogusprijs, Hoewel het PGB gerelateerd is aan de goedkoopst adequate voorzieningen in natura acht de gemeente Eindhoven het niet relel dat een individuele belanghebbende een dergelijke hoge korting kan bedingen, Daarom wordt door de gemeente Eindhoven maximaal een korting van 359I op de catalogusprijs doorberekend aan de PGB houder. Sub d bepaalt dat in elk geval de belangrijkste aspecten van het Persoonsgebonden budget in de toekenningsbeschikking worden vastgelegd. Het gaat om de omvang ervan (de hoogte van het budget), maar het kan ook gaan om de periode waarover het wordt toegekend. Het spreekt voor zich dat dergelijke beschikkingen uiterst zorgvuldig worden geformuleerd, In sub e is neergelegd de algemene eis dat er een Programma van Eisen wordt vastgesteld, waarin wordt aangegeven aan welke eisen de met het Persoonsgebonden budget te verwerven voorziening moet voldoen, Het Programma van Eisen is dus een belangrijk document; als niet aan het Programma van Eisen wordt voldaan kan dat gevolgen hebben voor de afrekening van het toegekende budget.
Sub f is beschreven dat de belanghebbende een overeenkomst Persoonsgebonden budget moet ondertekenen en terugsturen naar de gemeente. In deze overeenkomst staan de belangrijkste bepalingen van de besteding van de PGB beschreven,
2.2 Indexering bedragen PGB Lid 1: PGB voor hulp bij het huishouden. Dit artikel geeft een nadere specificatie van welke CBS prijsindex voor het PGB voor hulp bij het huishouden zal worden gehanteerd. Dit is, analoog aari de indexering van de tarieven voor zorg ln natura, de CBS index voor de lonen in de gezondheids- en welzijnssector. Per kalenderjaar worden de PGB bedragen geifndexeerd.
Deze bedragen worden reeds in het vierde kwartaal vastgesteld om de budgethouders tijdig te kunnen uitbetalen. Daarom zal de gemiddelde prijsindex voor de lonen in de gezondheids- en welzijnszorg over de maanden januari tot en met september van het lopende jaar de basis zijn voor de indexering per 1 januari van het volgende Jaar. ln dit Besluit staan reeds de bedragen genoemd voor 2010. Lid 2: opslag PGB voor lidmaatschap belangenorganisatie Per kalenderjaar worden de PGB bedragen geindexeerd met het prijsconsumentenindexcijfers alle huishoudens van het CBS. Deze bedragen worden reeds in het vierde kwartaal vastgesteld om de budgethouders tijdig te kunnen uitbetalen, Daarom zal de gemiddelde prijsconsumentenindexcijfers alle huishoudens over de maanden januari tot en met september van het lopende jaar de basis zijn voor de indexering per 1 januari van het volgende jaar. In dit Besluit staan reeds de bedragen genoemd voor 2010. Lid 3: PGB voor hulpmiddelen binnen het basispakket. Per kalenderjaar worden de PGB bedragen gelndexeerd met het prijsconsumentenindexcijfers alle huishoudens van het CBS, De bedragen worden in januari geTndexeerd, Als periode wordt gehanteerd december tot en met november van het voorafgaande jaar.
2.3 Budgetperiode voor PGB hulpmiddelen. Het PGB voor een hulpmiddel geldt voor de gehele afschrijvingstermijn van het hulpmiddel. Die is doorgaans 5 jaar. Voor trapliften geldt echter een periode van 10 jaar.
2A Afwijzingsgronden PGB. In principe heeft de belanghebbende de keuzevrijheid tussen een voorziening in natura of een PGB. Echter er kunnen zich situaties voordoen waarin geen PGB wordt verstrekt. Dit geldt in de situaties waarin het zeer te betwijfelen valt dat de belanghebbende het PGB (goed) kan aanwenden,
2.5 Algemene verplichtingen PGB. Aan het verstekken van een PGB worden algemene verplichtingen verbonden voor de belanghebbende. Indien hij/zij zich hieraan houdt heeft hij/zij het recht het PGB vrij te besteden. Indien de belanghebbende zich niet aan deze algemene verplichtingen voldoet kan de gemeente Eindhoven besluiten het PGB niet te verstrekken of het reeds verstrekte PGB terug te vorderen,
2.6 Opslag PGB voor lidmaatschap belangenorganisatie Lid 1. Naast het bedrag voor een hulpmiddel of het inzetten van hulp bij het huishouden wordt er ook een PGB verstrekt voor het afsluiten van een abonnement bij een belangenorganisatie voor PGB- houders (bijvoorbeeld Per Saldo). Deze opslag wordt een keer per jaar verstrekt per PGB-houder, ongeacht het aantal PGB’s.
Per kalenderjaar wordt de opslag PGB voor het lidmaatschap van een belangenorganisatie geindexeerd. Deze bedragen worden al in het vierde kwartaal vastgesteld om de budgethouders tijdig te kunnen uitbetalen. Daarom zal de gemiddelde consumentenprijsindex (CPI alle huishouden CBS) over de maanden januari tot en met september van het lopende jaar de basis zijn voor de indexering per 1 januari van het volgende jaar. Lid 2. Het bedrag wordt jaarlijks overgemaakt en is gekenmerkt voor besteding aan het lidmaatschap van een belangenorganisatie, Over de besteding hoeft geen verantwoording te worden afgelegd.
2.7 Verantwoording PGB. Om na te gaan of het PGB goed wordt besteed zal de gemeente Eindhoven steekproeven uitvoeren. Als de PGB-houder wordt geselecteerd zal hij/zij alle van toepassing zijnde documenten (offertes, rekeningen, overige documentatie) moeten overleggen aan de gemeente voor onderzoek. De documenten moeten door de PGB-houder gedurende 5 jaar worden bewaard. ln Eindhoven is het percentage voor de steekproef vastgesteld op 2%.
Hoofdstuk 3. individuele voorzieningen voor het voeren van een huishouden 3 A Hulp bij het huishouden Hulp in het huishouden kan in natura bij gecontracteerde leveranciers worden afgenomen of middels een PGB. Wanneer men gebruik maakt van een PGB kan men kiezen voor een hulp via een erkende thuiszorginstelling of een particuliere hulp,
3.1. Hoogte PGB voor hulp bij het huishouden voor belanghebbenden met een indicatie van voor 1-12009 Met ingang van 1 januari 2009 wordt de omvang van de hulp bij het huishouden niet meer uitgedrukt in het klassensysteem dat we kennen uit de AWBZ, maar in uren, afgerond naar decimalen, per week. Voor belanghebbenden die een geldige indicatie hebben die dateert van voor 1 januari 2009 blijft de indicatie in klassen van kracht tot het moment van verlengings- of uitbreidingsaanvraag, Bij de verlengings- of uitbreidingsindicatie wordt de belanghebbende vervolgens in uren geindiceerd. Voor het bepalen van de hoogte van het PGB voor deze belanghebbenden is op 1 januari 2007 het klassensysteem met de bijbehorende bedragen overgenomen dat m de AWBZ werd gehanteerd. Dat betekent dat in klasse 1 het bedrag gebaseerd is op 1 uur zorg, in klasse 2 op 3 uur, in klasse 3 op 5,5 uur, in klasse 4 op 8,5 uur, in klasse 5 op 11,5 uur en in klasse 6 op 14,5 uur. De bedragen die worden uitgekeerd zijn bestemd om huip bij het huishouden voor in te kopen, Jaarlijks wordt het bedrag geindexeerd. Wordt er gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot additionele uren boven de hoogste klasse 6 dan wordt per uur een bedrag vergoed van < 18,54.
3.2 Hoogte PGB voor hulp bij het huishouden met een indicatie vanaf 1 januari 2009 Met ingang van 1 januari 2009 wordt de omvang van de hulp bij het huishouden niet meer uitgedrukt in het klassensysteem dat we kennen uit de AWBZ, maar in uren, afgerond naar decimalen, per week Jaarlijks wordt het bedrag geYndexeerd. Voor het bepalen van de hoogte van het PGB voor belanghebbenden die vanaf 1 januari 2009 een indicatie voor Hulp bij het huishouden hebben ontvangen wordt een tarief per uur gehanteerd. Per 1 januari 2010 kennen we twee verschillende uurtarieven. Het eerste tarief is gebaseerd op de bedragen uit het klassensysteem wat overgenomen is vanuit de AWBZ. Het bedrag in klasse 1 is gebaseerd op 1 uur zorg. Dit tarief wordt gehanteerd wanneer men particuliere hulp inkoopt via een erkende thuiszorginstelling.
Het tweede tarief wordt gehanteerd wanneer men particuliere hulp inkoopt. Dit bedrag is gebaseerd op een gemiddeld uurtarief die de alfahulpen in Nederland per uur ontvangen, Een erkende thuiszorginstelling moet in ieder geval toegelaten worden tot WTZi (Wet toelating zorginstellingen), Dit betekent dat er afspraken zijn gemaakt met de zorgkantoren en dat de thuiszorginstelling geregistreerd is als instelling in het kader van de AWBZ en/of de ZvW (Zorgverzekeringswet), Deze erkenning staat op de sites van de betreffende zorginsteiling,
Belanghebbenden die reeds in 2009 een PGB ontvingen komen in aanmerking voor een overgangsregeling. Deze overgangsregeling duurt 6 maanden. In deze periode moeten de cliÃńnten aangeven of ze gebruik willen maken van een particuliere hulp of van hulp via een erkende thuiszorginstelling.
3.3 Ondersteuning voor PGB-houder hulp bij het huishouden De belanghebbende die een PGB ontvangt voor hulp bij het huishouden is opdrachtgever of werkgever voor degene die de zorg komt leveren. Dit brengt bepaalde verplichtingen met zich mee zoals het bijhouden van een deugdeiijke (salaris)administratie, de verplichting om het loon door te betalen bij ziekte (als de belanghebbende werkgever is) en het hebben van een verzekering voor wettelijke aansprakelijkheid. De gemeente Eindhoven wil de PGB-houder bij deze verplichtingen ondersteunen en heeft daartoe een overeenkomst gesloten met de Sociale verzekeringsbank (SVB), De PGB-houder kan contact opnemen met de SVB en daar de volgende diensten afnemen: vraagbaak: belanghebbenden kunnen met vragen rondom de besteding van het PGB bij een callcentrum terecht; collectieve verzekering voor wettelijke aansprakelijkheid en rechtsbijstand; indien van toepassing neemt de SVB de totale salarisadministratie over van de belanghebbende. Dit is als de belanghebbende werkgever is van de hulpverlener; indien van toepassing vergoeding voor loondoorbetaling bij ziekte en arbo-dienstverlening,
3B Woonvoorzieningen. PGB voor hulpmiddelen in het kader van wonen Onder hulpmiddelen in het kader van wonen worden onder meer verstaan de roerende woonvoorzieningen, de traplift en de Opplusvoorzieningen. Voor de bepaling van het PGB wordt onderscheid gemaakt tussen hulpmiddelen die in het basisassortiment van de gemeente Eindhoven zitten en hulpmiddelen die buiten dit assortiment vaiien.
3A PGB voor hulpmiddelen in het kader van wonen binnen het basisassortiment Indien het hulpmiddel binnen het basisassortiment valt wordt er een vast bedrag per voorzieningencategorie verstrekt. Dit betreft de traplift en de roerende woonvoorzieningen. in de bijlage worden deze bedragen weergegeven, De bedragen zijn gebaseerd op (het gemiddelde van) de bedragen die door de leveranciers van het basisassortiment worden gehanteerd. Indien medisch noodzakelijk (gebleken uit indicatie- en/of seiectierapport) is, worden deze basisbedragen verhoogd met een bedrag voor de aanpassingen en/of opties. Bij de aanpassingen en/of opties van het hulpmiddel binnen het basisassortiment is h4n offerte voldoende. 3.5 PGB voor huipmiddelen in het kader van wonen buiten het basisassortiment Indien het hulpmiddel buiten het basisassortiment valt dient de belanghebbende twee offertes te overleggen met daarin (indien van toepassing) opgenomen een indicatie voor de onderhoudskosten
gedurende de afschrijvingsduur. Van elke offerte wordt het totaalbedrag berekend door de aanschafprijs+ de kosten voor onderhoud voor 5 jaar bij elkaar op te tellen. Het laagste totaalbedrag wordt als PGB aan de belanghebbende uitgekeerd. Onder meer Opplusvoorzieningen vallen buiten het basisassortiment,
3.6 PGB voor onderhoud en reparatie van hulpmiddelen in het kader van wonen Voor onderhoud en reparatie is er voor gekozen om jaarlijks een PGB (bedrag) over te maken. Zo blijft de belanghebbende in beeld en blijft er jaarlijks aandacht voor onderhoud financieel mogelijk. Bij voorzieningen uit het basisassortiment is het PGB een vast bedrag zoals vermeid in de Bijlage. Bij voorzieningen buiten het assortiment wordt het bedrag zoals vermeld in de offerte overgenomen.
3.7 De vergoeding voor verhuis- en inrichtingskosten Een verhuiskostenvergoedlng wordt verstrekt aan de belanghebbende die gaat verhuizen naar een reeds aangepaste woning of aan de bewoner van een reeds aangepaste woning die deze vrij maakt. Wet bedrag voor de verhulskostenvergoeding is een gemaximeerde financiÃńle vergoeding. 3.8 PGB voor woningaanpassing Onder een woningaanpassing wordt verstaan: een aanpassing van de woning zelf, ter compensatie van de problemen die in de woning spelen ten aanzien van de bewoner met een beperking, bijvoorbeeld de aanbouw van een gelijkvloerse slaapkamer of aanpassingen aan de badkamer. De woningaanpassing wordt niet in natura verstrekt. ln dat geval zou de Eindhoven namelijk als opdrachtgever optreden. Omdat er met de woningaanpassingen grote bedragen gemoeid zijn, wordt boven de Europese aanbestedingsdrempel uitgekomen en zou de gemeente via een aanbesteding een aannemer moeten contracteren, De verwachting is dat de belanghebbende dan wel de verhuurder bij dergelijke grote woningaanpassingen de regie in eigen hand wil houden en dat een aanbesteding ten koste gaat van de keuzevrijheid van de woningeigenaar. Daarom wordt de woningaanpassing in de vorm van een PGB verstrekt aan de eigenaar van de woning (belanghebbende of verhuurder), De belanghebbende betaalt gedurende maximaal39 perioden van vier weken een eigen bijdrage voor de woningaanpassing van het CAK. 3.9 PGB voor de alternatieve voorziening voor het voeren van een huishouden. Indien na samenspraak met de belanghebbende blijkt dat een alternatieve voorziening voor het voeren van een huishouden een oplossing biedt voor de hulpvraag van de belanghebbende dan moet deze (indien mogelijk) twee offertes te overleggen met daarin (indien van toepassing) opgenomen een indicatie voor de onderhoudskosten gedurende de afschrijvingsduur. Op basis van de offerte(s) wordt de hoogte van het PGB voor de alternatieve voorziening voor het voeren van een huishouden bepaald, Van elke offerte wordt het totaalbedrag berekend door de aanschafprijs+ de kosten voor onderhoud voor 5 jaar bij elkaar op te tellen. Wet laagste totaalbedrag wordt als PGB aan de belanghebbende uitgekeerd. 3.10 PGB voor keuring, onderhoud en reparatie. De limitatieve lijst aan voorzieningen zijn aan belanghebbenden verstrekt in het kader van woningaanpassingen, De belanghebbende is eigenaar van de voorziening en kan voor keuring, onderhoud en reparatie na overleg van de factuur een PGB krijgen. Omdat we deze voorzieningen niet in natura verstrekken kan de keuring, onderhoud en reparatie ook niet in natura geschieden,
3.11 Gemaximeerde financiele vergoeding voor tijdelijke huisvesting. De vergoeding wordt verstrekt voor de woning die aangepast wordt en niet voor de woning waarin de beianghebbende tijdelijk verblijft. De belanghebbende kan alleen huurtoeslag ontvangen voor de woning, waar hij/zij woont. De belanghebbende zal dus zelf bij de belastingdienst de huurtoeslag moeten aanvragen
voor zijn/haar tijdelijke woning. Op het moment dat de belanghebbende verhuist naar de tijdelijke woning, stopt de huurtoeslag op de aan te passen woning, Meer informatie hierover kan de belanghebbende contact opnemen met de Beiastingdienst, en is te verkrijgen op internet via www.toeslagen.nl.
3.12 Gemaximeerde financlele vergoeding voor huurderving. Voor de maximale hoogte van de vergoeding voor huurdervlng wordt aangesloten bij het bedrag dat maximaal subsidiabele huur op grond van de Wet op de huurtoeslag, Huurderving wordt maximaal 6 maanden vergoed en de eerste maand komt niet in aanmerking voor een vergoeding.
Hoofdstuk 4 Individuele voorzieningen voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel PGB voor vervoersmiddelen Onder vervoermiddelen worden de hulpmiddelen verstaan die belanghebbende nodig heeft om zich te kunnen verplaatsen op korte en middenlange afstand te weten de scootmobiei en de bijzondere fietsen, zoals een driewielfiets. Voor de bepaling van het PGB wordt onderscheid gemaakt tussen vervoersmiddelen die binnen het basisassortiment van de gemeente Eindhoven, eventueel met een (maatwerk) aanpassing/optie zitten en hulpmiddelen die buiten dit assortiment vallen,
4.1 PGB voor vervoersvoorzieningen binnen het basisassortiment Indien het vervoersmiddelen binnen het basisassortiment valt wordt er een vast bedrag per voorzieningencategorie verstrekt, In een bijlage worden deze bedragen weergegeven. De bedragen zijn gebaseerd op het gemiddelde van de bedragen die door de leveranciers van het basisassortiment worden gehanteerd. 4.2 PGB voor vervoersvoorzieningen binnen basisassortiment met maatwerk en/of modulaire aanpassingen indien medisch noodzakelijk (gebleken uit medisch advies en/of seiectierapport) is, worden deze basisbedragen verhoogd met een bedrag voor de aanpassingen en/of opties. Bij de aanpassingen en/of opties van het vervoersrniddel binnen het basisassortiment is kkn offerte voldoende. 4.3 PGB voor vervoersvoorzieningen buiten het basisassortiment Indien het vervoersmiddel buiten het basisassoitiment valt dient de belanghebbende twee offertes te overleggen met daarin (indien van toepassing) opgenomen een indicatie voor de onderhoudskosten gedurende de afschrijvingsduur. Van elke offerte wordt het totaalbedrag berekend door de aanschafprijs+ de kosten voor onderhoud voor 5 jaar bij elkaar op te tellen, Het laagste totaalbedrag wordt ais PGB aan de
belanghebbende uitgekeerd, 4A PGB onderhoud, reparatie en verzekering van de vervoersvoorzieningen Voor onderhoud en reparatie is er voor gekozen om jaarlijks een PGB (bedrag) over te maken. Zo blijft de belanghebbende in beeld en blijft er jaarlijks aandacht voor onderhoud financieel mogelijk. Bij vervoersmiddelen uit het baslsassortlment is het PGB voor onderhoud een percentage, Bij voorzieningen buiten het assortiment wordt het bedrag zoals vermeld in de offerte overgenomen,
4.5. PGB voor de alternatieve voorziening voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel Indien na samenspraak met de belanghebbende blijkt dat een alternatieve voorziening voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel een oplossing biedt voor de huipvraag van de belanghebbende dan moet deze (indien mogelijk) twee offertes te overleggen met daarin (indien van toepassing) opgenomen een
indicatie voor de onderhoudskosten gedurende de afschrijvingsduur. Op basis van de offerte(s) wordt de hoogte van het PGB voor de alternatieve voorziening voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel bepaald. Van elke offerte wordt het totaalbedrag berekend door de aanschafprijs+ de kosten voor onderhoud voor 5 jaar bij elkaar op te teilen. Het laagste totaalbedrag wordt als PGB aan de belanghebbende
uitgekeerd.
4.6 Vervoerskostenvergoedingen In artikel 4.6 zijn de normbedragen weergegeven, zoals die gehanteerd warden bij de vaststeliing van de hoogte van de vervoerskostenvergoeding. Deze normbedragen worden als gemaximeerde financiele vergoed! ngen per jaar verstrekt op basis van declaraties van de werkelijke kosten. Lid 3, Per kalenderjaar worden de PGB bedragen geindexeerd met het prljsconsumentenindexcijfers alle huishoudens van het CBS. De bedragen worden in Januari geYndexeerd. Als periode wordt gehanteerd december tot en met november van het voorafgaande jaar.
Lid 5. Partners die een gezamenlijke huishouden voeren hebben grotendeels dezelfde vervoersbehoefte hebben. Daarom krijgen zij in totaal ’l 50% van de normbedragen ofwel 7596 per persoon. Lid 6,Omdat het verplaatsingsgedrag van/voor kinderen over het algemeen anders is dan bij volwassenen gelden voor kinderen andere normbedragen, opgenomen in het derde lid. Daarbij is gekozen voor een indeling in leeftijdscategorieln, waaraan normbedragen gekoppeld zijn. Vanaf 15 jaar geldt het normbedrag, zoals opgenamen ln de verordening, Wanneer voor een kind rolstoelvervoer noodzakelijk is, wordt per individueel geval nagegaan of van deze normbedragen afgeweken moet worden, Lid 7: voor de aanpassing eigen auto wordt een PGB verstrekt. Hiervoor is de belanghebbende wel een eigen bijdrage verschuldigd.
Hoofdstuk 5 Individuele voorzieningen voor het verplaatsen in en rond de woning PGB voor rolstoelvoorzieningen Voor de bepaling van het PGB wordt onderscheid gemaakt tussen hulpmiddelen die binnen het baslsassortiment van de gemeente Eindhoven, eventueel met een (maatwerk) aanpassing/optie zitten en hulpmiddelen die buiten dit assortiment vallen.
5.1 PGB voor rolstoelvoorzieningen binnen basisassortiment Indien de rolstaelvoorziening binnen het basisassortiment valt wordt er een vast bedrag per voarzieningencategorle verstrekt. In een bijlage worden deze bedragen weergegeven. De bedragen zijn gebaseerd op het gemiddelde van de bedragen die door de leveranciers van het baslsassortiment worden gehanteerd. 5.2 PGB voor rolstoelvoorzieningen binnen basisassortiment met maatwerk en/of modulaire
aanpassingen Indien medisch noodzakelijk (gebleken uit medisch advies en/of selectierapport) is, worden deze basisbedragen verhoogd met een bedrag voorde aanpassingen en/of opties. Bij de aanpassingen en/of opties van het hulpmiddel binnen het basisassortiment is Apen offerte voldoende.
5,3 PGB voor rolstoelvoorzieningen buiten basisassortiment Indien de rolstoeivoorziening buiten het basisassortiment valt dient de belanghebbende twee offertes te overleggen met daarin (indien van toepassing) opgenomen een indicatie voor de onderhoudskosten gedurende de afschrijvingsduur. Van elke offerte wordt het totaalbedrag berekend door de aanschafprijs+ de kosten voor onderhoud voor 5 jaar bij elkaar op te teilen, Het laagste totaalbedrag wordt als PGB aan de
belanghebbende uitgekeerd. 5.4 PGB voor onderhoud, reparatie en verzekering van rolstoelen Voor onderhoud en reparatie is er voor gekozen oin jaarlijks een PGB (bedrag) over te maken, Zo blijft de belanghebbende in beeld en blijft er Jaarlijks aandacht voor onderhoud financieel mogelijk. Bij rolstoelvoorzieningen uit het basisassortiment is het PGB voor onderhoud een percentage. Bij rolstoelvoorzieningen buiten het assortiment wordt het bedrag zoals vermeld in de offerte overgenomen.
5.5 PGB voor de alternatieve voorziening voor het verplaatsen in en rond de woning Indien na samenspraak met de belanghebbende blijkt dat een alternatieve voorziening voor het verplaatsen in en rond de woning een oplossing biedt voor de hulpvraag van de belanghebbende dan moet deze (indien mogelijk) twee offertes te overleggen met daarin (indien van toepassing) opgenomen een indicatie voor de onderhoudskosten gedurende de afschrijvingsduur, Op basis van de offerte(s) wordt de hoogte van het PGB voor de alternatieve voorziening voor het verplaatsen in en rond de woning bepaald. Van elke offerte wordt het totaalbedrag berekend door de aanschafprijs+ de kosten voor onderhoud voor 5 jaar bij elkaar op te tellen. Het laagste totaalbedrag wordt als PGB aan de belanghebbende uitgekeerd.
Hoofdstuk 6 Individuele voorzieningen voor het ontmoeten van medemensen en het aangaan van sociale
verbanden 6.1 Gemaximeerde financiÃńle vergoeding voor individuele sportvoorziening Sporten is bij uitstek een activiteit waar de belanghebbende met een beperking medemensen kan ontmoeten en sociale verbanden aan kan gaan. De raad heeft, in het kader van het vierjarenbeleidsplan Wmo 2008-201 1 besloten het enge begrip sportrolstoel (wat voortkwam uit de Wvg) te vervangen door de brede sportvoorziening. De belanghebbende die in aanmerking komt voor een individuele sportvoorziening ontvangt een gemaximeerde financiele vergoeding waar hij de sportvoorziening mee aan kan schaffen voor een periode van drie jaar. De hoogte van de vergoeding is gemaximeerd op f 6.000,-. De werkelijke kosten van de sportvoorziening worden tot dit maximum gedekt. Om de werkelijke kosten van de sportvoorziening te kunnen bepalen dient de belanghebbende twee offertes te overleggen. Van elke offerte wordt het totaalbedrag berekend door de aanschafprijs+ de kosten voor onderhoud voor 3 jaar bij elkaar op te tellen, Het laagste totaalbedrag wordt als financiÃńle vergoeding aan de belanghebbende uitgekeerd.
6.2 Gemaximeerde financiÃńle vergoeding individuele vervoersvoorziening voor bovenregionaal gebruik Voor zogenaamd bovenregionaal vervoer binnen heel Nederland verzorgt Valys de reisservice. iedereen met een handicap, ongeacht het inkomen, kan gebruik maken van Valys. Het regelt van deur tot deur reizen, gebruik makend van vervoer per taxi. Als er medische redenen zijn waardoor men geen gebruik kan maken van Valys en de belanghebbende raakt zonder de bovenregionale contacten in een sociaal isolement, dan kan er sprake zijn van een afwijkende vervoersbehoefte waarvoor een individuele oplossing wordt bezien. Door deze oplossing kan de belanghebbende medemensen ontmoeten en sociale verbanden aangaan.
6.3 PGB voor de alternatieve voorziening voor het ontmoeten van medemensen en het aangaan van sociale verbanden Indien na samenspraak met de belanghebbende blijkt dat een alternatieve voorziening voor het ontmoeten van medemensen en het aangaan van sociale verbanden een oplossing biedt voor de hulpvraag van de belanghebbende dan moet deze (indien mogelijk) twee offertes te overleggen met daarin (indien van toepassing) opgenomen een indicatie voor de onderhoudskosten gedurende de afschrijvingsduur. Op basis van de offerte{s) wordt de hoogte van het PGB voor de alternatieve voorziening bepaald. Van elke offerte wordt het totaalbedrag berekend door de aanschafprijs+ de kosten voor onderhoud voor 5 jaar bij elkaar op te tellen. Het laagste totaalbedrag wordt als PGB aan de belanghebbende uitgekeerd,
Hoofdstuk 7 Oe toekenning
7,1 De eigen bijdrage Lid 1. De PGB’s die worden uitgekeerd aan de belanghebbende zijn bestemd voor de aanschaf van de voorziening (inclusief eventuele reparatie, onderhoud en verzekering) dan wel voor het inkopen van de dienstverlening (hulp bij het huishouden), Dit betekent dat het uitgekeerde PGB niet gebruikt mag worden om de eventuele eigen bijdrage te betalen. Lid 2 t/m 4. Hierin wordt gemeld in welke (limitatieve opsomming) er wel een eigen bijdrage aan de belanghebbende wordt gevraagd. Bij de overige individuele voorzieningen geldt dus geen eigen bijdrage. Tevens heeft de gemeente Eindhoven met ingang van 1-1-2009 het eigen aandeel afgeschaft. Op grond van artikel 15 van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning mag er geen eigen bijdrage worden geheven aan personen die jonger zijn dan 1S jaar, De CAK gegevens hebben betrekking op de inkomensgegevens van de belanghebbende van twee jaar terug, het zogenaamde peiljaar. Bij achteruitgang in het huidige inkomen (ten opzichte van dat in het peiijaar) is een verlegging van het peiljaar mogelijk. Dit kan de belanghebbende bij het CAK aangevraagd worden. Lid 5. De bedragen komen uit de AMvB (Besluit maatschappelijke ondersteuning’), Hierin worden door de wetgever nadere regels gesteld aan de gemeenten over het heffen van een eigen bijdrage.
7.2 t/m 7.4 hoogte eigen bijdrage per gezinssituatie en leeftijd Hoofdstuk IV van de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) handelt over eigen bijdragen en het eigen aandeel bij financiÃńle tegemoetkomingen. In artikel 4,’I van de AMvB wordt onder a, b, c en d aangegeven welke bedragen de minister als minimum bedrag aan eigen bijdrage laat gelden voor welke groepen. Van het meerdere aan verzamelinkomen wordt maximum 1596 als eigen bijdrage aangemerkt. De gemeente Eindhoven kiest ervoor om de AMvB te volgen,
Hoofdstuk 8 Inlichtingen, intrekking en terugvordering 8,1 Heronderzoek Om te kunnen vaststellen dat de voorziening nog de juiste is voor de belanghebbende kan er jaarlijks een onderzoek worden ingesteld naar het recht op of het gebruik van de voorziening. Indien wordt vastgesteld
’ Besluit houdende regels met betrekking tot de uikeringen t.b.v. beleid op het terrein van Openbare Geestelijke Gezondheidszorg,
hhaatschappelijke opvang, vrouwenopvang, verslavingsbeleid, de stirnuleringsuitkeringen, de eigen bijdragen en de financiele tegemoetkomingen op het terrein van de maatschappelijke ondersteuning en wijziging van andere besluiten,
dat de voorziening niet tanger de juiste is, wordt deze ingetrokken en al dan niet vervangen door een passende voorziening.
Hoofdstuk 9 Overige bepalingen Artikel 9.1 spreekt voor zich.