Gemeenteblad 2011, nr. 218 Notulen van de openbare vergadering van de raad der gemeente Venray, gehouden op dinsdag 27 september 2011. Agenda 1. Opening........................................................................................................................... 2 2. Mededelingen. .................................................................................................................. 2 3. Beëdiging van het nieuw benoemde, bij raadsbesluit van 30 augustus 2011 toegelaten, lid van de gemeenteraad, mevrouw L.E.G. Hamstra-Janssen. ..................................................... 2 4. Vaststelling van de agenda. ............................................................................................... 2 5. Spreekrecht publiek. ......................................................................................................... 3 6. Notulen van de openbare vergadering van de raad der gemeente Venray, gehouden op dinsdag 30 augustus 2011. ................................................................................................ 3 7. Ingekomen stukken. ......................................................................................................... 3 8. Algemeen vragenuur. ........................................................................................................ 3 9. Regionalisering brandweer Venray. ..................................................................................... 3 10. Beleidsplan Veiligheidsregio Limburg-Noord 2011-2015. ...................................................... 11 11. Toekomstvisie haven Wanssum. ....................................................................................... 14 13. Stimuleringsmaatregelen woningbouw............................................................................... 17 12. Structuurvisie Wijkontwikkelingsplan Centrum-Oost. ........................................................... 26 14. Verruiming kwijtscheldingsregels ten behoeve van ondernemers. ......................................... 27 15. Werkplein Venray en vervolgontwikkelingen....................................................................... 27 16. Tussentijds advies aan Commissariaat voor de Media vanwege nieuwe vertegenwoordiging in Programma Beleidsbepalend Orgaan (PBO) van Omroep Venray. ...................................... 27 17. Wijziging krediet voor het opstellen van het bestemmingsplan Buitengebied-Oost................... 27 18. Vaststelling bestemmingsplan Lovinckplein 7 te Ysselsteyn. ................................................. 27 19. Vaststelling bestemmingsplan Woningbouw De Steeg Leunen............................................... 27 20. Beleidsdocument Geluidbeleid Hogere Waarden Wet geluidhinder. ........................................ 27 21. Projectplan Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum. ............................................................. 27 22. Raadsvoorstel vaststelling verordening op raadscommissies 2011......................................... 27 23. Raadsvoorstel reglement van orde gemeenteraad Venray 2011. ........................................... 27 24. Toezeggingenlijst van de gemeenteraad (bijgewerkt tot de raadsvergadering van 28 juni 2011)............................................................................................................................ 27 24A Motie inzake dossier Mauro Manuel. .................................................................................. 27 24B Motie inzake rondetafelcommissie uitkomsten onderzoek vierde sporthal. .............................. 32 25. Aanbieding programmabegroting 2012 gemeente Venray. ................................................... 39 26. Sluiting.......................................................................................................................... 41
Voorzitter: de heer J.J.P.M. Gilissen (burgemeester). Raadsgriffier: de heer R.R.P. Reijnders, griffier. Aanwezig zijn de leden: de dames I.B.G.P.M. de Barbanson, C. Brugman-Rustenburg, P.A.M. van Duijnhoven, P.M.F. van Dijck-Kersten, M.A.G. Grebenjak-Benneheij, L.E.G. Hamstra-Janssen, W. Koster-Maris, H.S.W.M. Lamers-Vorst, G.C.J. van Stelten-Houterman en E.A.K.N. Sweelssen en de heren J.J.M. Derikx, T.J.E. Francken, R.W.J.G. van Hal, A. Koçyigit, M.P.H.M. Leenders, H.C.P.M. Linskens, A.G.M. Loonen, J.P.M. Michels, M.H.T.G. Mulders, J.M.G.C. Niessen, L.J.W. Philipsen, R.J.M. de la Roy, H. Ünüvar, G.J.P.M. Verkoeijen, A.P.J. Vullings en M.J.A. Zandbergen.
-2Tevens aanwezig de wethouders I.F.T. Busser, A.P.Th. Jansen, J.W.G.M. Loonen en L.G.L.J.M. Peeters. Afwezig is mevrouw A.C.M. Teeuwen-Peeters.
Onderdeel A 1. Opening.
De voorzitter opent te 19.30 uur de vergadering, heet iedereen van harte welkom en verzoekt een moment van stilte om eenieder in de gelegenheid te stellen tot een gebed of overweging. 2. Mededelingen.
De voorzitter: Dames en heren. Waarschijnlijk ten overvloede meld ik u dat hetgeen u vanaf zeven uur in deze raadzaal hebt beluisterd geacht wordt geheim te zijn. Het zal u opvallen dat onze bodes geheel in het nieuw zijn gestoken. Werpt u hen vooral steelse blikken toe zou ik zeggen! Bericht van verhindering is ontvangen van mevrouw Teeuwen. 3. Beëdiging van het nieuw benoemde, bij raadsbesluit van 30 augustus 2011 toegelaten, lid van de gemeenteraad, mevrouw L.E.G. Hamstra-Janssen.
Mevrouw Hamstra-Janssen legt in handen van de voorzitter de bij de wet vereiste eed en gelofte af. De voorzitter: Ik wens u van harte geluk en veel succes. (Applaus) Aan het einde van deze raadsvergadering heeft iedereen de gelegenheid mevrouw Hamstra geluk te wensen en te verwelkomen in uw raad. 4. Vaststelling van de agenda.
Mevrouw Brugman-Rustenburg: Mijnheer de voorzitter. Onze fractie wil een motie vreemd aan de orde van de dag indienen, betrekking hebbend het dossier Mauro Manuel. De voorzitter: De motie zal aan de orde worden gesteld onder agendapunt 24A. De heer Michels: Mijnheer de voorzitter. Gegeven het opmerkelijke feit dat onze fractie momenteel precies voor 50% uit vrouwen bestaat, stel ik voor de agendapunten 9 en 12 over te hevelen naar de D-agenda. De heer Van Hal: Wij willen agendapunt 9 graag bespreken, voorzitter. De voorzitter: Dan blijft dat agendapunt staan, ik stel vast dat iedereen ermee kan instemmen dat agendapunt 12 naar de D-agenda verhuist. De heer Michels: Voorts wil onze fractie een motie aan de orde stellen met als onderwerp het organiseren van een rondetafelcommissie over het al dan niet realiseren van een vierde sporthal.
-3-
De voorzitter: Akkoord. Deze motie zal aan de agenda worden toegevoegd onder het nummer 24B. Mevrouw De Barbanson: Mijnheer de voorzitter. Wat ons betreft mag ook agendapunt 14 verhuizen naar de D-agenda. De voorzitter: Ik stel vast dat iedereen daarmee kan instemmen. De agenda wordt hierna aldus gewijzigd vastgesteld. 5. Spreekrecht publiek.
Van het spreekrecht wordt geen gebruik gemaakt. 6. Notulen van de openbare vergadering van de raad der gemeente Venray, gehouden op dinsdag 30 augustus 2011. (Gemeenteblad 2011, nr. 198)
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming worden deze notulen ongewijzigd vastgesteld. 7. Ingekomen stukken. (Gemeenteblad 2011, nr. 201)
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt conform de door burgemeester en wethouders ten aanzien van de ingekomen stukken gedane voorstellen besloten. Onderdeel B 8. Algemeen vragenuur.
Van het vragenuur wordt geen gebruik gemaakt. Onderdeel C 9. Regionalisering brandweer Venray. (Gemeenteblad 2011, nr. 202)
De heer Van Hal: Mijnheer de voorzitter. Brandweermensen zijn trots op hun vak. Landelijk is meer dan driekwart van de brandweermensen die de SP ondervraagd heeft in haar onderzoek De brandweer aan het woord positief tot zeer positief over zijn of haar werk. Het is duidelijk dat brandweermensen van hun vak houden. Echter, het door de SP uitgevoerde onderzoek laat ook een andere kant zien: brandweermensen vinden dat er te veel bureaucratie is waardoor ze onvoldoende creatief kunnen zijn bij het uitoefenen van hun werk. Men vindt dat er te veel bestuurslagen zijn en meer dan de helft is ontevreden over de leidinggevenden. De bestuurslaag weet onvoldoende wat er op de werkvloer speelt. Kortom, de kloof tussen bestuur en werkvloer is groot. Daarnaast lopen vrijwilligers weg, omdat de tijd ontbreekt of door de enorme eisen de interesse wegvalt. Ook bestaan bij de nodige brandweermensen twijfels over de vraag of zij na de regionalisering bij de brandweer willen blijven, onder andere door het langere, gedwongen verblijf op kazernes. Bijna de helft van de vrij-
-4-
willigers ziet regionalisering niet zitten. Bij al deze zaken zou het gemeentebestuur zich toch eens even goed achter de oren moeten krabben. Is regionalisering wel de uitkomst?, is de grote vraag. De SP is van mening dat daarvoor verder moet worden gekeken dan de context van de brandweerman of -vrouw. Uit de adviesnota komt een beeld naar voren dat moet leiden tot meer efficiëntievoordelen en een kwaliteitsverbetering. Wat onder die kwaliteitsverbetering wordt verstaan blijft een beetje de vraag. Op pagina 9 staat onder het kopje ‘Kwaliteitsniveau’ dat de afzonderlijke korpsen moeten toegroeien naar een uniform kwaliteitsniveau dat past binnen een regionaal beleid. Daarna worden een aantal punten genoemd, maar doelstellingen worden niet geformuleerd. Wat is die kwalitatieve doelstelling eigenlijk? Moet de brandweer een minuut sneller ter plaatse zijn, moet de brand sneller worden geblust? Het blijft wat onzichtbaar. Bij de efficiëntievoordelen kunnen we ons voorstellen dat het voordelen zou kunnen opleveren als bijvoorbeeld het wagenpark centraal wordt onderhouden, evenals het beheer van de gebouwen, hoewel dat laatste onduidelijk blijft, omdat de gemeente eigenaar van de kazernes blijft. De vraag blijft staan of voor die efficiëntievoordelen alles geregionaliseerd moet worden. Brandweermensen menen dat door de regionalisering, het oprekken van de aanrijtijden en de mindere bezetting van de wagens de brandveiligheid afneemt in plaats van toeneemt. De SP is een partij van de straat. Wij luisteren naar wat de mensen op de straat te zeggen hebben. Dat doen we onbevangen, maar wel met een kritische en vragende blik. De mening van de brandweermensen op de werkvloer gaat ons aan het hart. Van hen krijgen wij te horen dat de politiek weinig oren naar hen heeft. Dat bijna de helft de regionalisering afwijst doet vermoeden dat mensen onvoldoende betrokken zijn en worden om gezamenlijk de problemen aan te pakken Gaat de SP mee met deze plannen voor regionalisering? Gezien de opmerkingen die worden gemaakt op de werkvloer hebben wij twijfels. Daarom dienen wij een motie in. Verder vinden wij het jammer dat de portefeuillehouder de opvatting met de onderzoekers van de SP niet deelt dat juist door de regionalisering de bureaucratie en de regeldruk verder kunnen toenemen. Wij denken dat dit een gemiste kans is. Regionalisering wordt gezien als wondermedicijn om bestaande problemen aan te pakken, maar onderzocht is dit helemaal nog niet. De griffier doet voorlezing van de motie van de SP-fractie: “De gemeenteraad van Venray, in vergadering bijeen op dinsdag 27 september 2011; overwegende dat: • regionalisering van de brandweer tot gevolg kan hebben dat de bureaucratie en regeldruk toeneemt; • hierdoor steeds meer brandweerlieden de brandweer dreigen te verlaten; • er een grote kloof bestaat tussen de werkvloer en het bestuur en dit alleen maar zal toenemen met regionalisering van de brandweer; • kazernering ten koste gaat van vrijwilligers; • de effecten van regionalisering nog onvoldoende inzichtelijk zijn in andere regio’s; gehoord de beraadslaging; gelet op het bepaalde in artikel 34 van het RvO:
-5besluit: • dat er werk wordt gemaakt om de werkdruk, regeldruk en de bureaucratie aan te pakken, dat de portefeuillehouder hiervoor een plan van aanpak maakt en dit aan de raad voorlegt; • dat brandweerlieden sterk betrokken worden in het voornoemde plan van aanpak; • dat bekeken wordt om kazernering zoveel mogelijk tegen te gaan en te zoeken naar alternatieven om aanwezigheidsdiensten anders vorm te geven, waarbij met nadruk gekeken wordt naar de werk- en gezinsomstandigheden van brandweerlieden; • dat meer onderzoek gedaan wordt naar de kansen en bedreigingen, de mogelijkheden en onmogelijkheden die regionalisering met zich meebrengt; en gaat over tot de orde van de dag.”
De voorzitter: Dames en heren. De heer Van Hal zeg ik dank voor zijn bijdrage. Het lijkt me goed de discussie die hij probeert aan te roeren inderdaad ook te voeren. Hij verwees naar het onderzoek dat de Tweede-Kamerfractie van de SP heeft uitgevoerd onder een aantal brandweermensen…. De heer Linskens: U gaat nu al meteen tot beantwoording over, maar krijgen wij niet de gelegenheid in eerste termijn het woord te voeren? De voorzitter: Ik had begrepen dat alleen de heer Van Hal hierover het woord wilde voeren, maar kennelijk heb ik me op dat punt onjuist laten informeren. Mijn excuus daarvoor. Ik open de eerste termijn van de raad. Mevrouw De Barbanson: Mijnheer de voorzitter. Eerlijk gezegd heb ik nogal wat moeite met deze motie, want daarin worden de portefeuillehouder een aantal opdrachten meegegeven, terwijl de regionalisering al loopt. Moeten wij hier dan nog apart van alles op gaan zetten? Ik snap de zorgen van de SP wel, en daar is ook niets mis mee, maar ik vind dit wel een heel negatieve insteek. Van het onderzoek heb ik kennis genomen en daarbij wil ik de volgende kanttekening plaatsen. Als bij grote bedrijven of instanties een serieuze verandering op stapel staat en je vraagt de mensen of ze dat willen, zijn ze in eerste instantie vaak geneigd nee te zeggen, omdat er altijd een soort angst voor veranderingen bestaat. Ik kan dat heel goed begrijpen, maar het hoeft niet altijd uit te pakken op de manier die hier door de SP is geformuleerd. Met die negativiteit heb ik de nodige moeite. Bij een aantal mensen heb ik juist een enorm enthousiasme bespeurd. Zij zijn blij dat deze regionalisering nu echt begint te lopen en kijken ernaar uit, omdat ze ervan overtuigd zijn dat hiermee echt een verbeterslag kan worden gemaakt. Voor een tweetal punten wil ik nog graag aandacht vragen. Bij een regionalisering als deze krijgen wij altijd het gevoel dat vanuit de gemeente wat minder controle kan worden uitgeoefend op zo’n regionale organisatie. Er zal op moeten worden toegezien dat de controle op het democratisch proces goed blijft verlopen; dat wil ik de portefeuillehouder graag als aandachtspunt meegeven. Enige zorgen maken wij ons voorts over de opstelling van de gemeente Bergen, die een aantal bezuinigingen wil doorvoeren en daarom opleidingen e.d. even wil laten zitten, ervan uitgaande dat dat straks nog wel komt als het helemaal geregeld is. Het
-6-
risico daarvan is dat problemen worden doorgeschoven en dat alles straks op het dak komt van de regionalisering. Dat zullen we in ieder geval moeten voorkomen. Van de portefeuillehouder willen wij graag horen in hoeverre dit standpunt van Bergen ook voor ons risico’s kan hebben en hoe hij daarmee wil omgaan. Mevrouw Van Dijck-Kersten: Mijnheer de voorzitter. Aanleiding voor dit hele plan was het tekort aan vrijwilligers en het feit dat er heel veel specialismen zijn die moeilijk te verdelen waren over de verschillende korpsen. De BOR, bij uitstek het orgaan dat praat voor de mensen die bezig zijn met de brandweer, is, naar ik heb gelezen, van het begin tot het eind bij het traject betrokken geweest en onderschrijft het beleidsplan dat hier is geformuleerd. Bij veranderingen zijn er altijd mensen die er meteen voor in zijn en de waarde ervan inzien, maar ook mensen die – zoals mevrouw De Barbanson ook al zei – zoiets eng vinden en er terughoudend tegenover staan. Met de SP ben ik het eens dat de vrijwilligers niet voor het oprapen liggen en dat we daar aandacht en zorg voor moeten hebben, maar overigens heeft de portefeuillehouder in zijn antwoord in de commissie die aandacht en zorg al toegezegd. Het enige wat ons nog enige zorgen baart is dat er op voorhand van wordt uitgegaan dat men wel met minder formatie toe kan. Wij zijn van mening dat er eerst voor moeten worden gezorgd dat de kwaliteit op orde is, waarna vervolgens bij de evaluatie kan worden beoordeeld of daar mogelijk een bezuiniging is door te voeren. De heer Michels: Mijnheer de voorzitter. In de inleidende tekst van de SP en ook in de overwegingen van de motie bespeur ik een zekere mate van twijfel ten aanzien van het voorliggende plan, en dat mag natuurlijk, maar de scheidslijn tussen twijfel en vertrouwen in een voorstel is soms flinterdun en wij zijn van mening dat de SP hiermee wat te negatief inzet. Wij vertrouwen erop dat wat in het stuk staat ook tot resultaten zal leiden en wachten met belangstelling de reactie van de portefeuillehouder af. De voorzitter: Dames en heren. Op zichzelf heb ik waardering en bewondering voor het onderzoek dat door de SP is uitgevoerd en een aantal problemen die zijn afgeleid uit interviews met de betrokkenen kan ik ook heel goed plaatsen. Het is denkbaar dat er een zekere afstand wordt gevoeld tussen brandweerlieden en het bestuur, er zal hier en daar zeker sprake zijn van een afstand tussen vrijwilligers en het professionele management van een gemeente en er zullen ongetwijfeld klachten zijn over bureaucratisering. Ik kan me daar van alles bij voorstellen. Mijn stelling is echter dat we dat juist moeten zien als een extra prikkel om tot regionalisering over te gaan. Als de brandweermensen worden ondergebracht in een organisatie die bestaat uit andere brandweermensen, ben ik ervan overtuigd dat de afstand tussen werkvloer en leiding alleen maar kleiner wordt, want bij de Veiligheidsregio spreekt men de taal van de brandweer en weet men precies wat een brandweerman of -vrouw nodig heeft om zijn of haar werk te kunnen doen. Brandweerwerk is niet de core business van de gemeente. Wij hebben altijd met liefde en plezier de mensen ondersteund, faciliteiten geboden en personeelswerk voor de brandweer gedaan, maar uiteindelijk is het jargon van het brandweerwereldje een ander jargon dan dat van de gemeente. In die zin ben ik ervan overtuigd dat het proces dat we nu ingaan, gelet op de afstand met het management, een goed proces is.
-7-
De heer Van Hal heeft betoogd dat regionalisering ook kan leiden tot een grotere afstand tot het bestuur. Ik zou een hele slechte burgemeester zijn, als ik daarmee blij zou zijn. Deze burgemeester en de drie andere burgemeesters die bij dit proces betrokken zijn zullen de voeling met het korps zeker niet verliezen. Het is helemaal niet ons belang om dat te doen, integendeel: wij hebben alle baat bij een direct contact tussen het bestuur, in dit geval de burgemeester, en het korps, want dat contact is uiterst belangrijk voor de veiligheidsbeleving in de eigen gemeenschap. Ik kan u garanderen dat de betrokkenheid van deze bestuurder in de komende tijd zeker niet minder zal worden. Met de motie die is ingediend heb ik enige moeite, omdat ik het met de overwegingen niet eens ben. De eerste overweging luidt dat regionalisering van de brandweer tot gevolg kan hebben dat de bureaucratie en regeldruk toeneemt. Die relatie zie ik niet, integendeel. Ik ben ervan overtuigd dat de bureaucratische last die wordt gevoeld in een vrijwilligerskorps minder zal worden wanneer dat vrijwilligerskorps is geïncorporeerd in een organisatie die de taal van de brandweer verstaat. Ook met de overweging dat er een grote kloof bestaat tussen de werkvloer en het bestuur ben ik het niet eens; daarover heb ik het zojuist al even gehad. De volgende overweging luidt dat kazernering ten koste gaat van vrijwilligers. Ik vermoed dat de SP hiermee bedoelt dat als gevolg van de regionalisering vaker mensen op de kazerne zullen zitten om daar hun werk te doen, waardoor ze bij een uitruk ook sneller op de auto zijn. Dat zou in sommige gevallen inderdaad kunnen, maar als dat ertoe leidt dat een wagen eerder bemenst kan worden, kunnen we daar uit een oogpunt van veiligheid alleen maar blij om zijn. Het zou de burgers heel moeilijk uit te leggen zijn dat voor een uitruk moet worden gewacht totdat er voldoende vrijwilligers op de kazerne zijn gearriveerd. Bovendien meen ik dat het effect dat de SP suggereert zich nauwelijks zal voordoen. Ik bestrijd dat de effecten van regionalisering nog onvoldoende inzichtelijk zijn in andere regio’s, zoals de laatste overweging luidt. Die effecten zijn wel degelijk inzichtelijk, sterker nog: ook in onze eigen regio hebben we er ervaring mee. Wij hebben al een district Weert en de ervaringen in dat district zijn bepaald anders dan die waarvoor de SP zich beducht toont. De ervaringen in het district Weert stemmen mij juist buitengewoon optimistisch. Van mij mag worden verwacht dat ik een aantal dingen die de SP mij zou willen opdragen wel degelijk in de gaten houd, maar een plan van aanpak om de werkdruk, de regeldruk en de bureaucratie aan te pakken zeg ik niet toe. Als het gevoel zou bestaan dat het niet goed gaat met die werkdruk en die bureaucratie, mag men mij daarop altijd aanspreken, want uw burgemeester blijft portefeuillehouder brandweerzaken, hoe het ook in de brandweerregio is geregeld. De motie kan ik de raad niet aanraden, wat niet wil zeggen dat ik geen begrip zou hebben voor de problemen die worden gesignaleerd. Gevraagd is hoe het zit met de efficiencyverbetering en de kwaliteitsverbetering. Mijn stellige overtuiging is dat wij een vrijwilligerskorps op middellange en lange termijn alleen overeind kunnen houden door meer samenwerking te zoeken in de regio. Het wordt steeds moeilijker om je eigen opleidingsplannetjes te maken, je eigen materieel op orde te houden en je eigen specialismen in alle breedte overeind te houden. Zoiets
-8-
moet je onderling verdelen en daar is een regionaliseringsproces uitermate geschikt voor. Door specialismen goed te verdelen en opleidingen goed te organiseren, kan niet alleen efficiënter worden gewerkt, maar kan ook een kwaliteitsverbetering worden gerealiseerd. Mevrouw De Barbanson heeft zorgen tot uitdrukking gebracht over de geluiden die ons uit een andere gemeente bereiken ten aanzien van de opleidingen. Het is een onderwerp waarop wij zeer kritisch zullen zijn, want wij gaan er uiteraard van uit dat wij straks van start gaan vanuit een gelijke uitgangssituatie. Het kan niet bestaan dat één gemeente een geweldig opgeleid korps heeft en dat in het korps van een andere gemeente nog van alles geïnvesteerd moet worden ten koste van de regio. Zo zijn wij niet getrouwd en u mag er dus van uitgaan dat wij daarop kritisch zullen toezien. Geïnformeerd is ook naar de formatie. Ik blijf ervan overtuigd, zo waar als ik hier als bestuurder sta, dat de formatie die wij nu hebben ingeroosterd voldoende zal zijn, al weet ik dat er anderen zijn die er anders over denken. Ik vind het verstandig hiermee te beginnen en later eventueel nog wat toe voegen, en dat ‘later’ hoeft geen jaren te duren. Zo gauw wij in de gaten krijgen dat wij ons toch wat in de magerheid hebben vergist, weten wij u snel te vinden om dat te repareren. Ik ga liever zo tewerk dan andersom, met het risico dat we later tot de ontdekking moeten komen dat we te veel formatie hebben, want dat gaat ook ten koste van de belastingbetaler. Weet dat ik ervan overtuigd ben, en met mij de drie andere burgemeesters, dat dit zal lukken, maar ik geef ruiterlijk toe dat anderen er anders over denken. Ook in de ondernemingsraad is er aandacht voor gevraagd en daaruit kunt u afleiden dat ook hij er bovenop zit. De heer Zandbergen: Mijnheer de voorzitter. Dank voor uw toelichting op de inhoud van de motie. Op zichzelf vinden wij die motie wel sympathiek. Waar u spreekt over negativisme, zien wij het eerder als een bepaalde vorm van bezorgdheid en ik denk dat het ook beter is het zo te benaderen, zeker omdat ik uit uw verhaal proef dat ook u her en der nog wat vraagtekens hebt. Ook het rapport bevat nog een aantal onzekerheden. U hebt gezegd dat u – ik zeg het even in mijn eigen woorden – als een bok op de haverkist zit en dat wij u daaraan mogen houden. In die zin verzoek ik u bij tijd en wijle met een evaluatie te komen van het verloop van het proces, zodat wij op de hoogte blijven en hopelijk een beter gevoel zullen krijgen. Als uit de evaluatie blijkt dat er iets gerepareerd moet worden, kunnen wij dat op dat moment doen, maar probeer in ieder geval positief aan de slag te gaan. De heer Van Hal: Mijnheer de voorzitter. U ziet de link niet tussen regionalisering van de brandweer en bureaucratie en regeldruk. Wij zien die link wel, want een grotere organisatie betekent meestal ook dat er meer regels moeten worden opgesteld om het zaakje te laten lopen. In de motie hebben wij inderdaad gesteld dat kazernering ten koste van vrijwilligers gaat. Als van vrijwilligers wordt geëist dat ze op de meest gekke momenten in de kazerne blijven, kan ik me voorstellen dat men de keuze om bij de brandweer te gaan werken gaat heroverwegen en als ze allemaal weglopen, zullen we ze op een andere manier moeten zien terug te krijgen. Ik vraag me dan ook af of dit een goede ontwik-
-9-
keling is. De angst voor verandering komt natuurlijk ergens vandaan en het is goed daar oog voor te hebben. In tweede termijn willen wij u wat tegemoet komen. Wij zijn bereid de motie in te trekken, als u ons elk kwartaal een update van het regionaliseringsproces voorlegt. Mevrouw De Barbanson: Mijnheer de voorzitter. Uit uw antwoord blijkt dat u onze zorgen goed hebt begrepen en ik ben blij met uw toezegging dat u er redelijk fel op in zult gaan. Het kan namelijk niet de bedoeling zijn dat wij blijven investeren en andere gemeenten niet, waardoor we straks met ongelijke clubs bij elkaar komen. Wat er met de motie gaat gebeuren, wachten we even af. Wij vinden het overigens niet nodig dat ons elk kwartaal een update wordt voorgelegd, zoals de heer Van Hal heeft gevraagd. Het lijkt ons verstandiger dat wij op de hoogte worden gesteld als er een kink in de kabel komt. Als het proces verder prima verloopt, hoeft u er wat ons betreft niet elk kwartaal op terug te komen. Wordt de motie gehandhaafd, dan zullen wij haar in ieder geval niet steunen. Mevrouw Van Dijck-Kersten: Mijnheer de voorzitter. Ook wij zullen de motie niet steunen. Ik blijf het jammer vinden dat er op voorhand van wordt uitgegaan dat men wel met minder formatie toe kan. Daarover verschillen wij met u van mening. Evenals mevrouw De Barbanson vinden wij een rapportage ieder kwartaal wat overdone. Onderling is al de goede afspraak gemaakt dat als er dingen wijzigen, of belangrijke zaken te melden zijn, wij daarvan op de hoogte zullen worden gesteld en dat vinden wij voldoende. Wij steunen de motie dus niet. Mevrouw Lamers-Vorst: Mijnheer de voorzitter. Ook wat ons betreft hoeft ons niet ieder kwartaal een rapportage te worden voorgelegd. Als om die reden de motie wordt gehandhaafd, zullen wij haar niet steunen. De heer Michels: Mijnheer de voorzitter. De SP strijdt voor terugdringing van de bureaucratie en daar kan volgens mij niemand op tegen zijn, maar dat betekent ook dat we niet ieder kwartaal allerhande verslagen en bijeenkomsten moeten gaan organiseren. De ondernemingsraad heeft overigens geadviseerd gewoon een evaluatie te plannen, en dat is overgenomen; wat de SP wil staat dus al in het voorstel. Dat iedere verandering met wat frictie gepaard gaat, is juist, maar als we alle fricties uit de weg willen gaan komen er ook geen veranderingen. Wij moeten het grote doel voor ogen hebben, en dat is dat door de regionalisering een verbetering van de organisatie ontstaat en uiteindelijk een betere dienstverlening aan de burger. In die zin zullen wij de motie niet ondersteunen. De heer Francken: Mijnheer de voorzitter. PP2 heeft in de commissie al aandacht gevraagd voor de vrijwilligers die hebben aangegeven te willen stoppen; dat is wel degelijk een aandachtspunt. Zorgen maken wij ons voorts over de communicatie. In mei hebben we in Wanssum een brand meegemaakt waarbij de sirene af ging, ten teken dat iedereen naar binnen moest gaan om de televisie aan te zetten en daar de berichten te volgen. Er kwam echter geen enkel bericht op de televisie en om vijf uur viel een brief in de bus met de
- 10 -
mededeling dat men weer uit de kelder mocht komen. Kennelijk is die communicatie dus niet goed; ze wordt wel geëvalueerd, maar daar is men al vanaf mei mee bezig. Gelukkig maar dat er geen tweede grote brand is gekomen, denk ik dan maar, anders hadden we toch een probleem gehad. Wij vragen met nadruk aandacht voor die communicatie. Het mag niet gebeuren dat iemand iets beslist en dat een ander het niet zo erg vindt en daarom maar niets doet. Over de opleiding in Bergen is door u toegezegd dat u erop zult toezien dat het niet de verkeerde kant opgaat. Wij willen graag wat meer zekerheid dat het opleidingsniveau op hetzelfde niveau zal worden gehandhaafd en zo niet, dat het dan op kosten van de gemeente Bergen op dat niveau wordt gebracht en niet op kosten van de regio. De voorzitter: Mijnheer de voorzitter. De heer Van Hal heeft zich bereid verklaard de motie in te trekken, als mijnerzijds ieder kwartaal een evaluatie zal worden gepresenteerd. Ik vind dat wel heel veel gevraagd en laat het daarom liever op een stemming over de motie aankomen! Met het korps heb ik afgesproken dat ik een halfjaar nadat de regionalisering haar beslag heeft gekregen eens een avondje naar de kazerne zal komen, om te horen wat men er daar van vindt. Het lijkt me goed dat vervolgens ook aan de raad voor te leggen. Ik verzoek de heer Van Hal dan ook genoegen te nemen met een evaluatie over een halfjaar. Misschien is het dan wel zo geweldig dat hij de andere evaluaties helemaal niet meer nodig vindt, blijkt het daarentegen zorgwekkend te zijn, dan kan hij altijd nog zijn verzoek herhalen. Mochten vóór dat halfjaar al negatieve berichten te melden zijn, dan mag u ervan uitgaan dat ik u die zal voorleggen, en dat zal ik zeker doen als ik de indruk zou hebben dat het met de formatie niet goed zit. Of een grote organisatie meer geneigd zal zijn tot bureaucratisering, is een vraag waarover ik nog wel eens een boompje zou willen opzetten. Ik heb nog nooit een wetenschappelijk onderzoek onder ogen gehad waarin een lineair of proportioneel verband werd aangetoond tussen de omvang van een organisatie en de mate van bureaucratische geneigdheid. Overigens is de Veiligheidsregio een grote organisatie, maar de gemeente Venray ook, en de gemeente Venlo is zelfs een hele grote organisatie. Als we met z’n allen afspreken dat we iets aan de bureaucratisering moeten doen, doén we dat ook. Brandweermensen hebben overigens een broertje dood aan bureaucratisering en de mensen van de Veiligheidsregio zijn allemaal brandweermensen. U mag ervan uitgaan dat daar een ingebouwde aversie bestaat tegen bureaucratisering. De heer Francken mag ervan verzekerd zijn dat wij wat de opleiding in Bergen betreft wel wat meer zullen doen dan alleen erop toezien dat het goed komt. Wij kunnen niet accepteren dat we straks één regio ingaan met vier verschillende kwaliteitsniveaus. Als één korps aantoonbaar nog een flinke inhaalslag moet maken op het opleidingsniveau, zal het dat zelf moeten regelen en gaan we dat niet ten laste van het districtsbudget brengen, want dan zouden we de Venrayse burger tekort doen. Hiermee meen ik de vragen afdoende te hebben beantwoord.. De heer Francken: U bent nog niet ingegaan op de communicatie. De voorzitter: Dat is een technisch probleem en of dat rechtstreeks samenhangt met dit onderwerp is even de vraag, maar ik begrijp het probleem. Er gaat wel eens wat
- 11 -
fout en het zijn vaak hele knullige dingen. Ik weet dat het ook hier niet helemaal goed is gegaan. Binnen het korps en binnen de Veiligheidsregio heeft het tot een discussie geleid en daar proberen we in ieder geval van te leren. Alvorens tot besluitvorming over te gaan richt ik me even tot de SP-fractie: wat is de bedoeling met de motie? De heer Van Hal: We hebben nog steeds onze twijfels over deze regionalisering, maar de motie trekken we in, omdat u de garantie geeft dat er ieder halfjaar op zal worden teruggekomen, en zo nodig vaker. De voorzitter: Ik stel vast dat de motie niet in stemming hoeft te worden gebracht. Ik heb begrepen dat de SP twijfels heeft, maar niet tegen het voorstel zal stemmen? De heer Van Hal: We gaan met het voorstel akkoord, maar met de hakken over de sloot. Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 10. Beleidsplan Veiligheidsregio Limburg-Noord 2011-2015. (Gemeenteblad 2011, nr. 203)
Mevrouw Koster-Maris: Mijnheer de voorzitter. Naar aanleiding van onze opmerking in de commissievergadering van 5 september jl. is de zin over de sociale veiligheid aangepast. Politie en Justitie maken formeel geen deel uit van de Veiligheidsregio en bij de argumenten is nu duidelijk geformuleerd dat het onderdeel sociale veiligheid, waaronder criminaliteit valt, vooralsnog niet zal worden toegevoegd aan de Veiligheidsregio, maar in handen van Venray blijft. Bij het voorstel is een brief gevoegd die u morgen wilt versturen en daarin plaatst u zelf nogal wat kanttekeningen. Daarbij vallen drie aspecten op, allereerst de sociale veiligheid, waarover ik het zojuist al heb gehad. Hebt u overigens al een reactie van de Veiligheidsregio ontvangen naar aanleiding van het toevoegen van onjuistheden over de risico’s aan de bestaande lijst van de Veiligheidsregio? Wat de financiering betreft, wachten we de uitvoeringsprogramma’s af. Bij die gelegenheid zullen we de financiën kritisch bekijken. De heer Ünüvar: Mijnheer de voorzitter. Het doel van dit beleid is de krachten te bundelen met verschillende gemeenten, om bij grootschalige ongelukken en rampen in de regio op een adequate en snelle manier te kunnen ingrijpen. Zoals wij al eerder hebben aangegeven, vinden wij dat de gemeente Venray bij haar standpunt moet blijven dat de sociale veiligheid bij de gemeente zelf thuishoort. Is al bekend hoe de andere gemeenten hiertegen aankijken? Nemen de andere gemeenten hetzelfde standpunt in ten aanzien van sociale veiligheid? Kan en wil de gemeente Venray samenwerking zoeken met de andere gemeenten op dit punt? In de toelichting wordt vermeld dat in Venray en omgeving geen incidenttypen of risico’s zijn die impact kunnen hebben op de samenleving. Er zijn steeds minder bedrijven die over eigen brandweerpersoneel beschikken. Onder die bedrijven of instan-
- 12 -
ties vallen de vliegbasis de Peel en Weeze. Ons voorstel is ook deze twee vliegvelden als risicoveroorzakers te registreren. Zorgen maken wij ons tenslotte over de financiële consequenties hiervan. Onduidelijk is op dit moment welke financiële lasten het plan met zich brengt voor de gemeente Venray. Onze vraag is dan ook: hoe realistisch is het om daadwerkelijk resultaat te kunnen boeken met de geplande bezuinigingen voor de komende jaren? Mevrouw Lamers-Vorst: Mijnheer de voorzitter. Ik neem aan dat nog gereageerd kan worden op de zienswijze die morgen verstuurd zal worden. Er staat een klein foutje in, namelijk: ‘Wat de gemeente Venray wel kenbaar wilt maken’; dat moet uiteraard veranderd worden in wil. Voor het overige zijn wij tevreden met het voorbehoud dat u maakt ten aanzien van de financiële consequenties en met het standpunt dat u kenbaar maakt dat de sociale veiligheid, in ieder geval wat de criminaliteit betreft, bij de gemeente Venray behoort te blijven liggen. Mevrouw De Barbanson: Mijnheer de voorzitter. Het is inderdaad wat Venray wil en niet wat Venray wilt; dat had ik ook aangestreept. Slordig, dit soort spelfoutjes in een dergelijk schrijven. Bij de aanleiding geeft u als laatste punt het rampbestrijdingsplan aan, nader toegelicht als een plan voor de operationele aanpak van rampen op specifieke locaties, zoals een vliegveld of een BRZO-bedrijf. In uw schrijven benoemt u de luchtmachtbasis de Peel en de twee BRZO-bedrijven, maar niet het vliegveld Weeze. In de commissie hebben wij gevraagd of daarvoor een soort rampenbestrijdingsplan bestaat. Venray ligt er per slot van rekening redelijk dichtbij, zeker vergeleken met vliegtuigafstanden. Het is jammer dat dat nog steeds niet is meegenomen en ik wil nog altijd weten waarom dat er niet bij zou kunnen, als wel de Peel en de BRZO-bedrijven duidelijk worden benoemd. In punt 3 wordt ons gevraagd in te stemmen met het regionaal risicoprofiel, met dien verstande dat de gemaakte opmerkingen zoals verwoord onder argument 3.1 worden meegenomen. Van het college wil ik precies weten wat er gebeurt als die punten niet worden meegenomen. Ik besef dat die kans klein is en ik neem aan dat de Veiligheidsregio de aanbevelingen van de gemeente Venray zeer serieus neemt, maar het is nog geen zekerheid en de brief moet nog verstuurd worden. Daarom wil ik weten wat er gebeurt als ze niet worden meegenomen, of als een deel niet meegenomen wordt. De heer Van Hal: Mijnheer de voorzitter. Inmiddels hebt u al kennis kunnen nemen van onze gedachten ten aanzien van de regionalisering van de brandweer. Wij hebben daar gepaste twijfel bij, maar daarover ga ik nu niet meer uitweiden…. De heer Michels: Volgens mij hebt u daarmee ingestemd. De voorzitter: Dat klopt, maar tandenknarsend! De heer Van Hal: U weet hoe ik erover denk. Wij zijn zeer geïnteresseerd in het kostenplaatje.
- 13 -
De VVD had het zojuist over het vliegveld Weeze. De vraag die ik daarbij heb is of het niet de Duitse overheid is die daarover gaat, of is er wellicht sprake van een samenwerking? De heer Francken: Mijnheer de voorzitter. Voor PP2 zijn twee punten van belang: de zienswijze, die wat ons betreft helemaal overgenomen zal moeten worden, en het financiële plaatje, dat nog niet duidelijk is. Het beleidsplan als zodanig steunen wij, maar wij zullen ons heel kritisch opstellen bij de vervolgstappen van het financiële plaatje. De voorzitter: Dames en heren. Over de onjuistheden rond het risicoprofiel is contact geweest met de Veiligheidsregio en uit dat contact hebben wij kunnen opmaken dat daar onderkend wordt dat er vergissingen zijn gemaakt. U mag er dan ook van uitgaan dat dit zal worden verwerkt en conform onze voorstellen zal worden aangepast. Zou het toch anders zijn, dan zullen wij daarover, met uw steun, heel moeilijk gaan doen. Er is echter geen aanleiding te vermoeden dat dat zich zal voordoen, want het zijn gewoon vergissingen die bewijsbaar onjuist zijn. Ik heb vastgesteld dat u zich allemaal zorgen maakt over de financiering. Waar beginnen we aan en waar leidt dit allemaal toe?, zijn vragen die ik heb genoteerd. Deze zorgen hebben wij ook neergelegd in ons schrijven en wij weten ons dus door de raad gesteund als we hiervoor in de Veiligheidsregio aandacht vragen. Gevraagd is ook hoe het in de andere gemeenten gesteld is met betrekking tot de sociale veiligheid. Wij hebben er geen belronde over gehouden, maar ik weet dat er gemeenten zijn die er net zo over denken als Venray. Het zou me trouwens ook verbazen als dat anders zou zijn, want de rol van de gemeente op het gebied van openbare orde, criminaliteitsbestrijding, veiligheid op straat en het veiligheidsgevoel blijft overeind. Het is ook af te leiden uit wat de nieuwe Politiewet straks voorschrijft: de burgemeesters blijven verantwoordelijk voor de sociale veiligheid op hun eigen grondgebied. Het kan dus niet zo zijn dat een ander orgaan ermee op de loop gaat. Dat neemt niet weg dat er wel een relatie bestaat tussen de technische veiligheid van de Veiligheidsregio en de sociale veiligheid waar u het over hebt. Het is daarom wel degelijk verstandig dat de Veiligheidsregio zich bij het uitwerken van die technische veiligheid geïnspireerd weet door het aspect van de sociale veiligheid. De veiligheid rond het vliegveld Weeze is iets wat de hele regio raakt en wordt dan ook regionaal opgepakt. Hetzelfde risico geldt overigens voor het vliegveld Eindhoven, dat ook vlak bij Venray ligt. Mevrouw Brugman-Rustenburg: Mijnheer de voorzitter. Als we toch over taalfouten beginnen, kan ik er nog wel een paar aanhalen uit uw brief, zoals onderkent met een t en betreurd met een d. De voorzitter: Dat is niet zo mooi! Als u ze heeft aangekruist, wilt u dan zo vriendelijk zijn ze even door te geven? Mevrouw Brugman-Rustenburg: Dat zullen we doen.
- 14 -
Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 11. Toekomstvisie haven Wanssum. (Gemeenteblad 2011, nr. 204)
De heer Francken: Mijnheer de voorzitter. Opnieuw zetten we met deze toekomstvisie een paar stapjes in de goede richting van een rondweg voor Wanssum en daarmee voor het leefklimaat in Wanssum. Al vóór 1980, bij de voorbereiding voor de Koninginnenbrug, werd rekening gehouden met een rondweg om Wanssum. Aanvankelijk was het de bedoeling deze aan de zuidkant van Wanssum te projecteren, nu wordt ze aan de noordkant van Wanssum gepland, vooral om het industrieterrein aan die kant goed te ontsluiten. De PK Meerlo-Wanssum heeft altijd gestreden voor deze rondweg om Wanssum en het zal dan ook niemand verbazen dat PP2 in hoofdlijnen volmondig kan instemmen met deze toekomstvisie. Ik zeg nadrukkelijk toekomstvisie en niet structuurvisie, want bij de uitwerking van de structuurvisie wil PP2 graag de volgende aandachtspunten verwerkt zien. Bij de ligging en de ontsluiting van de nieuwe rondweg zal wat ons betreft gekozen moeten worden voor de ruimste variant. Gegarandeerd moet worden dat de grote aantallen fietsers die dagelijks van en naar Venray fietsen straks veilig de nieuwe rondweg kunnen oversteken. PP2 gaat ervan uit dat alles in het werk zal worden gesteld om de bewoners en bedrijven die verplaatst moeten worden allemaal voor Wanssum te behouden. Tenslotte hopen wij dat op 10 november een positief besluit zal worden genomen en dat er een flinke zak met geld komt voor het realiseren van de plannen, zodat na ruim 30 jaar tot uitvoering kan worden overgegaan. De heer Zandbergen: Mijnheer de voorzitter. Met de uitbreiding van Venray hebben wij Wanssum erbij gekregen, en ook de haven, een voorziening die tot dan toe voor Venray onbekend was. Tja, en als je zoiets krijgt, moet je er ook iets mee. Dit is allerminst badinerend bedoeld, integendeel. Een haven aan de Maas is een voorziening die nodig is om het toekomstige goederenvervoer over de weg te beperken, dan wel de groei ervan op te vangen. De voordelen daarvan hoef ik hier niet nader te duiden; daar zijn voldoende onderzoeken naar geweest. De haven in Wanssum vraagt bij uitbreiding aanpassing van de infrastructuur, zeker van de infrastructuur in relatie tot de ontwikkeling van de bedrijventerreinen, ook in Venray. Wat dat betreft ben ik met de heer Francken ‘gespannt’ hoe straks de structuurvisie eruit gaat zien, want er zijn een aantal punten die nog wat nader gedetailleerd zouden kunnen worden. De primaire aanpassing is de noodzakelijke rondweg. Geen twijfel daarover. Het is dan ook verheugend dat deze weg prominent in de visie voor de haven is opgenomen: een rondweg die ook de leefbaarheid in het dorp Wanssum ten goede zal komen. Wat niet in de visie staat, en dat is volgens inVENtief een omissie, is het mogelijke toekomstige vervoer via rail, een railverbinding naar Venray. Nu hoeft dat natuurlijk niet prominent als spoorlijn te worden opgevoerd, maar als we het in deze toekomstvisie noemen, hébben we het in ieder geval genoemd en hoeven we er later geen spijt
- 15 -
van te krijgen dat we het niet hebben gedaan, want wat we nu weten, weten we natuurlijk over 40 jaar niet en we kennen de groei ook niet wat dat aangaat. VenrayWanssum is niet al te ver en in die zin is het een omissie om niet op z’n minst aan te geven dat het een mogelijkheid zou kunnen zijn in de toekomst. Dat is iets anders dan de ambitie om er nu voor te gaan; dat is ook inVENtief een trede te ver. De ambitie, lees: de groei, wordt weergegeven op pagina 21 van de toekomstvisie en dat is goed. Op pagina 36 staat zelfs dat na 2020 al een uitbreiding noodzakelijk is, afhankelijk van de economische situatie. Wat niet in het rapport is gemeld, is de behoefte aan mogelijke woningbouw in de toekomst. Een haven die uitbreidt vraagt natuurlijk ook werknemers en die werknemers zullen gehuisvest moeten worden. In die zin vragen wij u in het kader van de structuurvisie die eraan komt hiernaar ruimtelijk eens te kijken. Voorkomen moet worden dat we straks alles hebben dichtgetimmerd met bestemmingsplannen, waardoor we de mensen onvoldoende kunnen huisvesten, want laten we wel wezen: havenwerkers willen zo dicht mogelijk bij de haven zitten. Tot slot missen wij een link naar de toekomstige exploitatie van de haven. Eerder hebben wij al gepleit voor een duidelijke, aparte exploitatieopzet van de haven. Er staat nu niets over in en zeker tegen het licht van de voorliggende uitbreiding is dit iets dat op z’n minst in de visie zou moeten worden opgenomen, want laten we wel zijn: de haven moet geëxploiteerd worden en de raad wil alle financiële ins en outs graag jaarlijks op een rijtje. Als er 300 meter kade bij komt zal het ook onderhouden moeten worden en zullen we ook haveninkomsten wat dat betreft krijgen. Kortom, laten we nog eens goed kijken naar een versleuteling daarvan in de begroting. Mevrouw Sweelssen: Mijnheer de voorzitter. Ik heb het college maar één vraag te stellen. Is in de Miljoenennota in Den Haag ook iets opgenomen over mogelijke kansen of belemmeringen voor het project Ooijen-Wanssum en daarmee samenhangend de rondweg en eventueel de toekomstvisie van de haven? Mevrouw Van Dijck-Kersten: Mijnheer de voorzitter. In de commissievergadering hebben wij een uitgebreide toelichting gehad op de toekomstvisie van de haven in Wanssum. Waar wij ons zorgen over maken – dat is toen ook al aangegeven – is dat het rijk heeft aangegeven geen geld te willen investeren in waterbeveiliging in Limburg. Is dat nog steeds zo en, zo ja, wat betekent dat dan concreet voor het project Ooijen-Wanssum? Ik neem aan dat ook daar dan de geldkraan tamelijk dicht is. Mijn fiducie in het 10 november-akkoord is dan ook een beetje klein geworden, maar ik hoor graag anders van de wethouder. Als dit klopt, gaan we dan wel een deelplan maken voor de rondweg? Op eerdere vragen of niet alvast een begin kon worden gemaakt met de rondweg werd steeds geantwoord dat gewacht werd totdat het hele plaatje compleet was. Nu komt dat misschien anders te liggen. Mocht het niet lukken met die totale overeenkomst, waarop we nog steeds hopen, dan zullen wij er waarschijnlijk iets mee doen in onze algemene beschouwingen. De heer Loonen, wethouder: Mijnheer de voorzitter. Het verheugt mij te constateren dat de voorliggende visie breed gedragen wordt, al resten nog een aantal vraagtekens die we de komende maanden met elkaar helder zullen moeten proberen te krijgen.
- 16 -
Terecht is door de heren Francken en Zandbergen opgemerkt dat dit nog geen structuurplan is, maar een visie, een visie waarin in ruime kaders wordt aangegeven waar we naartoe willen met de haven. Een aantal concretere zaken met betrekking tot de exacte situering van de weg, de uitvoering en dimensionering ervan, de manier waarop rekening zal worden gehouden met bedrijven, met fietsers, enz., enz., zullen uiteraard in latere stappen de nodige aandacht krijgen, waarbij nog ruimte is om te beoordelen hoe we dat precies gaan invullen. In de visie is aangegeven wat we willen met de haven en als onderdeel daarvan is ook een indicatie gegeven van hoe de rondweg zou kunnen komen te liggen, maar er zijn nog veel meer aspecten die een rol spelen bij de invulling van de haven en daarbij horen ook de aandachtspunten die zojuist zijn aangehaald. De heer Zandbergen heeft er, net als de heer De Vocht in de commissie, voor gepleit ook de mogelijkheden van railvervoer hierbij te betrekken. In de visie komt dit aspect niet voor en na de commissievergadering is de visie ook niet in die zin aangepast, maar ik kan er wel iets over zeggen wat de heer Zandbergen mogelijk gerust kan stellen. Onlangs heeft in de regio een regionaal mobiliteitsoverleg plaatsgevonden, waar een mooie visualisatie is gemaakt van alle plannen die in Noord-Limburg bestaan ten aanzien van mobiliteit. Daarin is goed weergegeven wat we in Noord-Limburg zouden moeten willen met water, weg, lucht en spoor; ik geloof zelfs dat ook het fietsverkeer hierin aandacht krijgt. Het staat dus in ieder geval op de agenda, al moeten we wel zo reëel zijn te beseffen dat de niet-geëlektrificeerde spoorlijn RoermondNijmegen, of de Maaslijn, voor goederentransport niet de eerste prioriteit heeft. Een andere geruststellende mededeling die ik kan doen is dat wij met de RO Groep in Maastricht een studie uitvoeren naar de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Venray, gerelateerd aan de Deurneseweg, de Via Venray, waarin alle economische en infrastructurele ontwikkelingen op een rijtje worden gezet. Ik zeg toe dat in die studie het aspect van het spoor ook nadrukkelijk zal worden betrokken. De huisvesting van werknemers zal nader aandacht krijgen in het kader van de uitwerking. Het is overigens niet gezegd dat de uitbreiding van de haven automatisch tot veel meer werknemers zal leiden. Op een slimme en inventieve manier kunnen economische groei en activiteiten worden gestimuleerd zonder dat er direct meer mensen voor nodig zijn. Als er echter meer werknemers nodig zijn, zal uiteraard worden gezorgd voor voldoende huisvestingsmogelijkheden. De exploitatieopzet van de haven maakt geen onderdeel uit van de visie. Destijds is wel een gebiedsplan opgesteld en momenteel wordt volop nagegaan hoe de haven ontwikkeld kan worden. Tot nu toe is de hele exploitatie van de haven nog een pmpost, maar we gaan uit van een sluitende business case. De opbrengstpotentie van het totale havengebied zal moeten zorgen voor de dekking van het fysiek graven van de geul. Mevrouw Sweelssen en mevrouw Van Dijck hebben de financiën aangeroerd en dat is natuurlijk een heel spannende. Laat ik even de feiten releveren. Limburg is de enige provincie in Nederland waarin de hoogwaterbescherming, waarop we wettelijk recht hebben, nog niet op orde is. In die zin kunnen wij terecht een appel doen op het rijk om gewoon de wet na te leven en ervoor te zorgen dat ook Limburg het vereiste beschermingsniveau krijgt. In het afgelopen voorjaar heeft de staatssecretaris de Twee-
- 17 -
de Kamer een brief gestuurd, waarin hij zijn voornemen aankondigde om alle doelen die daarmee samenhangen dit najaar in een bestuursakkoord met de provincie vast te leggen. Tevens werd daarbij aangegeven dat de plannen geformuleerd zouden worden en dat de financiële borging daarvan zou worden vastgelegd. Bij het ministerie is een vrije beleidsruimte van € 600 miljoen beschikbaar voor hoogwaterbescherming en met het plan voor Grensmaas, Zandmaas – waar wij onder vallen – en Midden-Limburg, is € 300 miljoen gemoeid. Het is een forse opgave zijn om van de vrije beleidsruimte van € 600 miljoen de helft naar Limburg te sluizen, maar alle signalen die we tot nu toe krijgen zijn positief, ook vanuit de provincie, die momenteel met het rijk in onderhandeling is om het akkoord voor te bereiden. Ik zal mijn zegeningen echter pas tellen op de elfde van de elfde van de elfde, zijnde St. Maarten. St. Maarten sneed zoals bekend zijn mantel in stukken om onder de armen te verdelen en ik hoop dat wij rond die datum het bericht zullen krijgen dat St. Maarten ook wat gelden deze kant op zal laten stromen. Over een plan B wordt ook wel nagedacht, maar laten we eerst even de elfde afwachten en dan naar bevind van zaken handelen. De heer Francken: Mijnheer de voorzitter. Als er een plan B komt, zal daarin wat PP2 betreft in ieder geval een volledige rondweg begrepen moeten zijn, en geen halve of een gekapte. De heer Zandbergen: Mijnheer de voorzitter. inVENtief denkt er net zo over als PP2. Rest mij de wethouder te bedanken voor zijn geestverruimende antwoorden, die ik zeer op prijs stel. De voorzitter: Geestverruimende antwoorden… dat klinkt nogal paddo-achtig, maar goed! Mevrouw Sweelssen: Ja, het wordt steeds gekker! Ik kan alleen maar hopen dat de wethouder terecht zo optimistisch denkt, want het is alleen maar goed als op 10 november een handtekening komt en een zak geld. In dat geval kan de elfde van de elfde dit jaar een hele leuke dag worden! Mevrouw Van Dijck-Kersten: Daarbij kan ik me wel aansluiten. Ik dank de wethouder voor de beantwoording en het positieve verhaal. Ik hoop nu maar dat de mantel van St. Maarten niet in té kleine stukjes wordt verdeeld. Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 13. Stimuleringsmaatregelen woningbouw. (Gemeenteblad 2011, nr. 206)
De heer Vullings: Mijnheer de voorzitter. Naar aanleiding van de antwoorden die zijn gegeven op de vragen die in de commissievergadering waren gesteld hebben wij de stimuleringsmaatregelen intern nogmaals besproken. Wij hopen dat de maatregelen zullen leiden tot een stijging, of een boost, in de grondverkoop en dus de huizenbouw. We weten echter ook dat de potentiële kopers bijna allemaal afhankelijk zijn
- 18 -
van geldverstrekkers, en die hebben hun voorwaarden enorm aangescherpt. Daar ligt voor ons het grootste pijnpunt. Wij zullen de voorgenomen maatregelen steunen als aanvulling op de eerder genomen maatregelen, want voordelen zijn er wel, al worden die gewogen door anderen. In de commissie hebben wij aangekondigd dat wij nog een vraag bij de afdeling uit hadden staan over eventueel een vierde mogelijkheid. Het antwoord van die afdeling luidde dat het mogelijk was onder stringente voorwaarden. Ik zal dit even toelichten. Het gaat hierbij om de mogelijkheid grond te verkopen voordat deze bouwrijp is gemaakt. In dat geval is namelijk geen 19% btw verschuldigd, maar wel een overdrachtsbelasting van 6%. Een mogelijk voordeel derhalve van 13%. Wel dienen dan vooraf afspraken te worden gemaakt over de manier waarop voorzieningen als riool en wegen na of tijdens de verkoop gerealiseerd worden. Ook is duidelijk geworden dat dit niet geldt voor lopende projecten waar bouwrijpmaken reeds heeft plaatsgevonden. Wij verzoeken de wethouder daarom deze mogelijkheid in de toekomst mee te nemen bij nieuwe projecten. Voorts verzoeken wij de wethouder de commissie regelmatig op de hoogte te houden van de ontwikkeling in de diverse projecten. Het hoeft geen uitgebreide rapportage te zijn, een mondeling verslag met een kleine toelichting is wat ons betreft voldoende. De heer Linskens: Mijnheer de voorzitter. In de commissie Middelen hebben wij vraagtekens geplaatst bij de tijdelijke erfpachtconstructie. Volgens informatie van een hypotheekadviseur ontstaat bij een tijdelijke erfpachtconstructie na afloop van de periode – en voorgesteld is tien jaar – opnieuw een discussie over de financiering. Als het perspectief daarop niet beter is, loopt men het risico de woning weer te moeten verkopen. Bij een looptijd die vergelijkbaar is met die van een normale hypotheektermijn – 30 jaar, en dat is dus ook tijdelijk – is dat risico kleiner. De beantwoording van onze vraag door de vakafdeling is wel heel erg dun. We verwachten van de wethouder dan ook een betere onderbouwing dan hetgeen ons is toegestuurd. De PvdA is zeker voorstander van verkoopstimulerende maatregelen in een periode van stagnatie op de woningmarkt, maar wij willen voorkomen dat op het oog sympathiek lijkende maatregelen uiteindelijk een teleurstelling worden voor aspirant kopers, omdat het beoogde effect niet behaald wordt. De heer Mulders: Mijnheer de voorzitter. Voorgesteld wordt drie aanvullende maatregelen te nemen om de woningbouw te stimuleren. Van het afzien van de waarborgsom en uitgestelde betaling verwacht Samenwerking Venray het meeste effect. De derde extra stimulans, die van erfpacht, zal naar onze mening minder effect hebben, omdat bij erfpacht de erfpachtcanon als financiële verplichting de leencapaciteit zal verlagen. Ondanks het niet hoeven kopen van grond is het mogelijk dat de te verkrijgen hypotheek onvoldoende is om de woning te kunnen financieren. Ook de duur van de erfpacht, tien jaar, kan een belemmering zijn; de heer Linskens refereerde er ook al aan. Hypotheken hebben in doorsnee een langere looptijd. In de commissie bestond breed twijfel over de mogelijkheden van een beperkte tijd van tien jaar voor erfpacht. De antwoorden van de vakafdeling hebben wat dat betreft ook een weinig verhelderend beeld gegeven. Wellicht kan de wethouder ons inmiddels meer informatie ver-
- 19 -
strekken. Samenwerking Venray is niet tegen erfpacht, als dat middel kan worden toegepast, maar verwacht daarvan minder effect. Meer effect verwachten wij van een andere mogelijkheid: als projectontwikkelaars in combinatie met beleggers kavels via een erfpachtconstructie zouden uitzetten. De heer Niessen: Mijnheer de voorzitter. Over de drie voorgestelde stimuleringsmaatregelen zijn de voorgaande sprekers redelijk duidelijk geweest en daaraan heb ik weinig toe te voegen. Het zijn extra maatregelen, bedoeld om het eigen-woningbezit te stimuleren. Wij vinden het overigens jammer dat die woningbezitters vervolgens stevig OZB moeten betalen, maar dat zij zo. Voor de langere termijn zouden wij graag zien dat beleidsmatig wordt gekeken naar de effecten van de grondprijs in bredere zin. Wij hebben dat nu fragmentarisch gedaan in een aantal kerkdorpen, met als argument vaak een stukje grondexploitatie. Aan de andere kant hebben wij in de grondexploitatie te maken met allerlei ontwikkelingen, ook negatieve, richting bedrijventerreinen, en een bepaalde wijze van ruimhartig omgaan met grondtransacties in het agrarisch gebied. Het zou goed zijn eens beleidsmatig na te gaan, niet vanuit een oogpunt van sluitend houden van de begroting, maar met name vanuit de vraag waar wij naartoe willen met het eigen-woningbezit in Venray, hoe de woningprijzen er reeel uit moeten zien. De stijging van de woningprijzen in de afgelopen 20 jaar is aanmerkelijk groter geweest dan het inflatiepercentage. Daarom vraag ik voor de langere termijn in algemene zin nogmaals aandacht voor de ontwikkeling van de grondprijzen. Mevrouw Sweelssen: Mijnheer de voorzitter. De maatregelen zijn sympathiek, al wagen wij vooralsnog te betwijfelen of ze veel zoden aan de dijk zullen zetten, maar goed: in deze tijden moet je meer proberen dan in gewone tijden. De vraag die ik had willen stellen over erfpacht is al gesteld, zodat ik het hierbij even wil laten. De heer Zandbergen: Mijnheer de voorzitter. Wij ondersteunen de drie aanvullende maatregelen, al beseffen wij dat het wellicht druppels zullen zijn op een gloeiende plaat, zeker nu we vandaag hebben gehoord dat ook de maatregel met betrekking tot de overdrachtsbelasting niet het effect heeft opgeleverd wat ervan werd verwacht. Verder moeten we zo reëel zijn te beseffen dat we in Venray echt niet het wiel zullen uitvinden waardoor wij als enige in Nederland een geweldige stimulans voor de woningbouw zouden kunnen creëren. Daarvoor doen zich, ook landelijk gezien, veel te veel beperkingen voor die wij echt niet kunnen opheffen. Datgene wat we binnen de bandbreedte, ook kijkend naar het grondbedrijf – dat ben ik met collega Niessen eens –, fragmentarisch kunnen doen, moeten we nu maar doen en dan moeten we over twee jaar, of desnoods over een jaar, maar weer eens bezien hoe we er dan voor staan. De heer De la Roy: Mijnheer de voorzitter. In de commissie Middelen heeft PP2 aangegeven dat de stimuleringsmaatregelen sympathiek overkomen, maar dat ze ook lastig uitvoerbaar en controleerbaar zijn. Er zitten namelijk veel verschillende contractvormen aan vast en iedere wijziging moet ook weer gecontroleerd worden. Twijfel bestaat ook over de vraag of de maatregelen wel effect zullen hebben, gezien de ervaring die is opgedaan met de verlaging van de overdrachtsbelasting van 6% naar
- 20 -
2% en met bijvoorbeeld de startersleningen; het aantal startersleningen dat is verstrekt
trekt de zaak ook niet helemaal vlot. Net als de andere fracties plaatsen wij een vraagteken bij de erfpachtconstructie, waaraan ons inziens te veel haken en ogen zijn verbonden. Navraag bij diverse partijen als makelaars en banken, en recente artikelen lezend, zoals bijvoorbeeld Erfpacht onder vuur, is bij ons de vraag gerezen af of het wel verstandig is om die maatregel voor te stellen. De aanvullende informatie die is verstrekt door de vakafdeling vinden ook wij erg mager. PP2 wil dat maatregelen effectief zijn en dat de woningbouw gestimuleerd wordt. Met dit verhaal, dat zich met name concentreert rondom erfpacht, kunnen wij echter nog niet instemmen. In de commissie hebben wij een andere suggestie in overweging gegeven die voor de burger veel langduriger resultaat kan opleveren: investeringen in energiezuinig en duurzaam bouwen. Als de energielasten kunnen worden teruggebracht, heeft de burger daar veel meer voordeel van. De heer Loonen, wethouder: Mijnheer de voorzitter. De maatregelen die worden voorgesteld betreffen eigenlijk een experiment, waarin wij van een drietal opties willen nagaan of ze in de periode tot 1 april 2013 effect sorteren. Het is dus niet iets wat voor onbepaalde tijd wordt ingevoerd. Landelijk en lokaal bestaan al een aantal instrumenten en deze maatregelen zijn aanvullingen daarop, geselecteerd uit een lange groslijst. De heer Zandbergen heeft de spijker op de kop geslagen met zijn opmerking dat dit druppels zijn op een gloeiende plaat. Wij hebben ook echt niet de illusie dat wij hiermee opnieuw het wiel uitvinden. Het is het resultaat van een zoektocht naar aanvullende mogelijkheden in de categorie ‘baat het niet, het schaadt ook niet’, waarmee mensen iets kan worden geboden. Wij bieden het aan en geven de mensen de kans om het op te pakken, maar het is altijd de verantwoordelijkheid van de klant zelf om de gevolgen ervan in zijn of haar individuele geval te beoordelen. Twee van de drie maatregelen worden redelijk breed aanvaard. De meeste opmerkingen spitsen zich toe op de erfpachtconstructie. In de commissie is daarover uitgebreid gesproken en de beantwoording achteraf door de afdeling is door de heer Linskens ‘dun’ genoemd; anderen hebben zich in soortgelijke zin uitgelaten. Door de heer De la Roy is opgemerkt dat de gemeente door het invoeren van zo’n regeling veel regeldruk, lasten en gedoe op zich neemt en daarom zijn wij daarin ook terughoudend geweest. Aan het beperken van de erfpachtconstructie tot tien jaar ligt een praktische afweging ten grondslag. Daarbij is gekeken naar de lopende exploitaties waar dit zou kunnen gaan spelen en die allemaal wat langer lopen. Zouden we deze erfpachtconstructies laten lopen buiten de exploitatieperiode van die projecten, dan zouden we nogal wat extra administratie in huis halen. Nu kunnen we het binnen die periode houden, omdat we dit aanbieden tot 1 april 2013. Op dat moment zal opnieuw worden bezien of we hiermee willen doorgaan en of we onze organisatie hierop willen inrichten…. De heer Linskens: Zo wordt wel heel sterk geredeneerd vanuit de organisatie en weinig vanuit de consequenties die het heeft voor de klant. In de commissie hebben
- 21 -
wij aangegeven dat ons stevige signalen hebben bereikt dat de tijdelijkheid hiervan, een periode van tien jaar, op problemen zal stuiten bij de klant die zich tot de bank wendt voor de financiering hiervan. Ik vind het echt te kort door de bocht om dit te koppelen aan de looptijd van de exploitaties en het te beredeneren vanuit de eigen gemeentelijke organisatie. Dit is bedoeld als een verkoopstimulerende maatregel en dus als een gebaar naar de klant. Het gaat dan niet aan te redeneren vanuit de organisatie. De klant behoort centraal te worden gesteld; anders moet je deze maatregel niet voorstellen. De heer Loonen, wethouder: In Amsterdam wordt een periode van dertig jaar gehanteerd, feitelijk onbeperkt, maar in deze situatie, met een tijdelijke maatregel, doen we dat nog niet en ik heb uitgelegd waarom. De vragen die hierover zijn gesteld in de commissie hebben wij uitgezet bij een drietal banken, waarvan er twee, ABN AMRO en de Rabobank, hebben gereageerd. Zij geven aan dat het een complexe materie is en best wel diffuus. Ik vertel niets nieuws als ik zeg dat je, als je voor een hypotheek naar een bank gaat, ‘tig’ producten kunt krijgen in ‘tig’ situaties, waardoor je door de bomen het bos niet meer ziet. In die zin zijn we de afgelopen jaren gek gemaakt met producten die bijna per klant op maat gesneden waren, van aflossingsvrij tot spaarbeleggingshypotheken, enz. De banken hebben aangegeven dat de gemeente een sympathieke geste doet die het bestuderen waard is en in bepaalde gevallen zeker een aanvulling kan zijn, maar dat per klant zal moeten worden beoordeeld of het voor die klant een meerwaarde heeft. Het is een signaal dat misschien ook duidelijker zal moeten worden afgegeven aan een koper: waar deze specifieke constructie van erfpacht gedurende een periode van tien jaar een voordeel kan opleveren, pák dat dan, en anders niet, laat je in ieder geval goed voorlichten, maar dat geldt voor iedere koper van een hypotheek tegenwoordig, en weeg duidelijk af wat je wilt. Meer argumenten heb ik van de banken niet gehoord en intern hebben wij de afweging gemaakt dat het nu nog niet zo ver moet worden opgeschaald. Het CDA heeft een vierde optie in overweging gegeven. Wij zullen moeten bezien of die in de toekomst kan worden meegenomen. Een toezegging ter zake kan ik nog niet doen; we zullen eerst de ins en outs ervan nader onder de loep moeten nemen. Door het CDA is voorts verzocht de commissie regelmatig op de hoogte te houden van de ontwikkeling in de diverse projecten. In de voortgangsrapportages die per kwartaal worden verstrekt worden de projecten altijd kwalitatief, en ook kwantitatief, beschreven. Zou dat volgens het CDA nog frequenter moeten gebeuren? De heer Vullings: Nee, u hoeft er geen extra werk voor te doen! De heer Loonen, wethouder: Akkoord. De heer De la Roy heeft gepleit voor investeringen in energiezuinig en duurzaam bouwen. Als eco-makelaar weet hij natuurlijk als geen ander dat daarin veel te winnen is. Vanuit de scope van het grondbedrijf is dit aspect niet aan de orde geweest, maar ik zal mijn collega Peeters vragen of hiermee als stimuleringsmaatregel in de toekomst nog iets kan worden gedaan. De hete aardappel waar we misschien met z’n allen een beetje omheen draaien is natuurlijk de grondprijs zelf. Het college is door de raad gemandateerd om hierover
- 22 -
jaarlijks een besluit te nemen, dat in december wordt vastgesteld. Wij hanteren een vaste grondprijs van € 230,-, ook voor bedrijventerreinen hanteren wij vaste grondprijzen; dat is nog steeds het uitgangspunt. Uiteraard maken wij ieder jaar de balans op om te kijken waar we staan. Allerlei marktontwikkelingen hangen ermee samen, alsook de positie van het grondbedrijf en het algehele financiële plaatje. We moeten niet alleen euro-gedreven zijn, maar beide dingen willen we in samenhang afwegen. In de regio bevinden wij ons met de prijzen in de middenmoot. In december komen wij opnieuw met een voorstel naar de raad voor de grondprijs in het komende jaar. Mocht er behoefte aan bestaan om daarover een bredere discussie te voeren, dan is het aan de raad om dat kenbaar te maken. De heer Linskens: Mijnheer de voorzitter. ‘Baat het niet, het schaadt ook niet’, ‘druppels op een gloeiende plaat’, heb ik genoteerd, en met betrekking tot de erfpachtconstructie ‘ingewikkeld’, en dan heb ik nog niet beluisterd welke situatie voor de klant ontstaat na de periode van tien jaar. Ik was destijds al blij – maar dat zegt meer iets over mij – dat ik het verschil snapte tussen een spaarhypotheek en een annuiteitenhypotheek, maar deze erfpachtconstructie, die door de bank zelf ‘ingewikkeld’ is genoemd, lijkt me zo complex dat mensen zich er überhaupt niet aan zullen wagen. Bovendien vind ik het voor de klant erg diffuus als het gaat om het inschatten van het effect ervan en de vraag of hij er per saldo wel beter van zal worden. Deze tweede termijn wil ik daarom gebruiken om te polsen of in deze raad draagvlak bestaat voor het voorstel om de verkoopstimulerende maatregelen in de vorm van de uitgestelde betaling en het afzien van het vragen van een waarborgsom door te voeren, maar de erfpachtconstructie eruit te halen. Een amendement hebben wij hiervoor niet voorbereid, maar eventueel zullen wij overwegen dat alsnog te doen. De voorzitter: Afhankelijk van de vraag hoe uw collega’s hierop reageren? De heer Linskens: Ja. De voorzitter: Dan wachten we die reacties even af. De heer Mulders: Mijnheer de voorzitter. De heer Zandbergen noemde de antwoorden van de wethouder eerder ‘geestverruimend’ en dat geldt wat mij betreft ook, maar dan in negatieve zin, voor de toelichting die de wethouder heeft gegeven op de reden waarom gekozen is voor een erfpachtconstructie van tien jaar, vooral omdat helemaal niet is aangegeven of er voor degenen die er gebruik van maken enige zekerheid is dat het na 2013 voortgezet kan worden. Daarom voel ik wel wat voor het voorstel van de heer Linskens. Als de termijn niet tot 20 of 30 jaar kan worden verlengd, kan wat ons betreft dit gedeelte beter uit het voorstel worden geschrapt, omdat het te weinig zekerheid biedt voor de klant. De heer Niessen: Mijnheer de voorzitter. Ook wij maken ons enige zorgen over de haalbaarheid van de uitvoering van deze erfpachtconstructie. Hoewel wij begrijpen dat het om individueel maatwerk zou moeten gaan, vragen wij ons af of het in de praktijk wel zal functioneren. In reactie op de laatste opmerking van de wethouder
- 23 -
kan ik u melden dat wij er inderdaad behoefte aan hebben later dit jaar een discussie aan te gaan over de grondprijzen in algemene zin. De heer De la Roy: Mijnheer de voorzitter. Wij sluiten ons aan bij het voorstel van de heer Linskens om het instrument van de erfpachtconstructie uit het voorstel te halen, omdat ook wij de termijn erg kort vinden en het maatwerk voor de klant niet erg haalbaar. Ik wil niet zeggen dat deze erfpachtconstructie helemaal een dooie mus zal worden, maar ik heb er grote twijfels bij. De heer Vullings: Mijnheer de voorzitter. Onze fractie blijft het voorstel van het college steunen. Tegen de bezwaren die zijn ingebracht tegen de periode van tien jaar voor de erfpachtconstructie zou ik willen inbrengen dat, als iemand een hypotheek afsluit met een rentevaste periode van tien jaar, wij ons ook niet gaan bemoeien met de vraag wat die rente daarna zal doen. Dat is een keuze van de desbetreffende persoon zelf. Wij prefereren het maatwerk dat hier geleverd wordt. De heer Mulders: Deze vergelijking gaat niet op. Een hypotheek ga je vrijwillig aan, bij erfpacht wordt het gedeelte van de grond apart gehouden en als je niet de zekerheid hebt dat je die erfpacht kunt voortzetten, heb je een probleem, want dan kan het gebeuren dat je op dat moment geen hypotheek meer kunt krijgen. Als de gemeente een stimuleringsmaatregel wil nemen, moet ze ook voldoende zekerheid geven dat die kan worden voortgezet binnen de normale termijnen. De heer De la Roy: Ook het maatwerk waarover de heer Vullings sprak zal in dit huis iedere keer afgestemd moeten worden. Ik vraag me af hoeveel tijd dit extra zal kosten en of dat uiteindelijk niet ergens een bottleneck zal vormen. De heer Zandbergen: Mijnheer de voorzitter. Vooralsnog is dit een kortstondige maatregel en de wethouder heeft ons overtuigd van dit probeersel. Wij steunen derhalve het voorstel van het college. De voorzitter: Ik kijk nu even naar de heer Linskens, in verband met het amendement dat hij eventueel zou willen indienen. De heer Linskens: Volgens mij heb ik nog geen standpunt gehoord van de SP en het is mij ontgaan of de VVD zich hierover heeft uitgesproken. De voorzitter: We zullen het eens vragen! De heer Niessen: Ik meen mij hierover wel duidelijk te hebben uitgesproken. Ook wij maken ons zorgen over de haalbaarheid van deze erfpachtconstructie en delen wat dat betreft de insteek van de PvdA. Het maatwerk zou eventueel een oplossing kunnen bieden, maar daar zijn wij op dit moment niet van overtuigd. Mevrouw Sweelssen: Wij kunnen ons de vragen van de PvdA wel voorstellen, maar omdat het waarschijnlijk een miniem effect zal hebben en de mensen die deze constructie aangaan daarvoor zelf de verantwoordelijkheid moeten dragen, zullen wij het voorstel van het college steunen.
- 24 -
De voorzitter: Mijn vraag aan de heer Linskens is nu of hij al dan niet een amendement zal indienen. De heer Linskens: Ja, wij zullen een amendement indienen, voorzitter. De voorzitter: Hebt u dat al bij de hand? De heer Linskens: Nee, ik heb het nog maar net aangekondigd. De voorzitter: Dan geef ik eerst de wethouder het woord. De heer Loonen, wethouder: Mijnheer de voorzitter. De term ‘probeersel’ die zojuist is gebezigd doet mijns inziens geen recht aan hetgeen wij pogen te doen: het stimuleren van de verkoop van kavels en van woningen. Naar mijn mening wordt de verantwoordelijkheid hier en daar ook wat te veel neergelegd bij de gemeente. De verantwoordelijkheid ligt mijns inziens in alle gevallen bij de koper. Wij stellen een redelijk robuuste maatregel voor in de vorm van een erfpachtconstructie voor tien jaar, die gedurende die tijd ook gegarandeerd is. Die zekerheid is er dus. Wij hebben ons oor ook te luisteren gelegd bij de banken en ABN AMRO en Rabobank hebben aangegeven dat het in voorkomend geval best een stimulans kan zijn voor een koper. Het is echter een afweging die iedere koper zelf zal moeten maken. Voor de gemeente heeft het niet zoveel administratieve gevolgen, merk ik aan het adres van de heer De la Roy op. Wij zullen alleen duidelijk moeten aangeven dat men dit tot 1 april 2013 voor tien jaar kan doen. Door het aangekondigde amendement wordt er nu een zware lading aan gegeven, maar we redden hier de wereld niet mee…. De heer Linskens: Dan moet u via de vakafdeling zorgen voor een betere onderbouwing en beantwoording van de vragen, anders dan de twee regels die nu zijn aangeleverd, óf u moet heel helder kunnen aangeven wat de consequenties voor een klant zijn na het verstrijken van de periode van tien jaar, maar dat hebben we nog steeds niet gehoord. De heer Loonen, wethouder: Na de periode van tien jaar zal de geldverstrekker een nieuwe afweging maken in overleg met de klant; dat moge duidelijk zijn. Hetzelfde geldt voor een rente die voor tien jaar wordt vastgelegd… De heer De la Roy: In principe worden door de erfpachtgever en de erfpachtnemer na tien jaar opnieuw zaken gedaan, met inachtneming van de feiten van dat moment. Eventueel kan dan besloten worden de grondprijs op te krikken of iets dergelijks. Op basis van informatie die ik uit artikelen haal en alle reacties die ik heb ontvangen, ben ik het met de heer Linskens eens dat ons een sterker onderbouwd verhaal moet worden voorgelegd. Komt dat niet, dan adviseer ik de wethouder dit onderdeel uit het voorstel te halen. Wil hij dat niet, dan zullen we het moeten doen op de manier die door de heer Linskens is aangegeven. De heer Loonen, wethouder: Vroeger was de wereld eenvoudig: dan betaalde je dertig jaar lang een vast bedrag en na afloop was je huis vrij. Er wordt nu wel heel ge-
- 25 -
makkelijk gezegd dat de looptijd van rentes 30 jaar is, maar dat is maar heel zelden het geval. Gebruikelijk zijn looptijden van vijf tot tien jaar en dan wordt opnieuw met de klant bekeken of de rente moet worden vastgezet of variabel moet worden gehouden. De gemeente biedt deze mogelijkheid aan, maar het is aan de klant om het in overleg met de bank of een financier in overweging te nemen. Na tien jaar is de erfpachtconstructie inderdaad voorbij en als dan in Venray geen erfpacht meer zou bestaan, zal de bezitter van de opstal de grond moeten kopen. Zo simpel is het. In de opzet die hier voorligt zal in de aflossings- en leningscapaciteit rekening moeten worden gehouden met de erfpachtcanon en na die tien jaar zal hiervoor inderdaad een extra lening moeten worden aangegaan. De gedachte hierachter is dat je na tien jaar met z’n tweeën gewerkt te hebben wat ruimte hebt gekregen en wat meer verdient, zodat je die kavel ook kunt kopen. Deze maatregel is bedoeld om die koper een zetje te geven om het nu al te kunnen doen. In het verleden is heel vaak een beetje gespeculeerd op waardetoename, om dan tot koop over te gaan. Tot voor enkele jaren geleden werd er misschien een boot voor gekocht, nu moet men er misschien de rest van de kavel voor kopen. Dat is de gedachte achter deze stimuleringsmaatregel, maar er ligt een hele grote verantwoordelijkheid bij de klant zelf. Wij bieden deze faciliteit aan vanuit de gedachte dat erfpacht soms soelaas kan bieden, niet meer en niet minder. De heer Michels: Mijnheer de voorzitter. Wij hebben het vandaag over stimuleringsmaatregelen voor woningbouw en ik heb zeker niet de illusie dat morgen alle kavels in Venray verkocht zijn en alle problemen zijn opgelost als we die vandaag vaststellen, maar in mijn optiek bieden deze maatregelen wel de mogelijkheid om wat zaken vlot te trekken. Als we nu aan de voorkant besluiten een van de drie mogelijkheden af te kappen, zal die mogelijkheid nooit meer benut kunnen worden. Ik voel er daarom meer voor het voorliggende voorstel nu vast te stellen en de wethouder te vragen een casus die zich voordoet concreet aan ons voor te leggen, uiteraard geanonimiseerd, want niet geschoten is altijd mis. Mevrouw Sweelssen: Mijnheer de voorzitter. Ik vind de discussie een beetje vreemd worden, want we zitten nu te praten over mogelijke risico’s voor potentiële kopers, terwijl dat helemaal onze zaak niet is. Wij zitten hier om de belangen van de gemeente te behartigen en daartoe behoren wij ons te beperken. De heer Loonen, wethouder: Mijnheer de voorzitter. De woorden van mevrouw Sweelssen kan ik in die zin beamen, dat wij niet alleen het belang van de gemeente behartigen, maar ook kijken naar het grotere belang van onze inwoners. Wij proberen die inwoners meer te faciliteren, op een verantwoorde wijze. De voorzitter: Hebt u ook een advies voor de raad over het nog niet ingediende, maar waarschijnlijk welk in te dienen amendement van de heer Linskens? De heer Loonen, wethouder: Ik kan me wat dat betreft aansluiten bij de woorden van de heer Michels. Ik heb het gevoel dat de heer Linskens hieraan zwaarder tilt dan nodig is. Wij bieden deze mogelijkheid aan en als het zich voordoet zullen wij hier-
- 26 -
over duidelijk communiceren, om geen valse verwachtingen te wekken of een lege dop aan te bieden. Ik mag hopen dat de financier dat ook zal doen. De heer Linskens: Ik verzoek u om een schorsing voor het redigeren van het amendement. De voorzitter: Ik wil het graag op een andere manier proberen. Het amendement is qua formulering zo simpel, dat iedereen zal begrijpen wat ermee wordt bedoeld, namelijk het schrappen van het onderdeel erfpacht uit het voorstel. U mag het van mij op papier zetten, maar volgens het reglement van orde kan met een mondeling amendement worden volstaan als het zo duidelijk is. De heer Linskens: Als dat voldoende is, heb ik er geen behoefte aan om het uit te schrijven. De voorzitter: Goed, dan beschouwen we het als een mondeling amendement, dat ik nu meteen ter besluitvorming aan de orde stel. Voor alle duidelijkheid: in het mondelinge amendement stelt de PvdA voor het onderdeel erfpacht uit de voor te stellen maatregelen te schrappen. De heer Michels: Mijnheer de voorzitter. Wij zullen tegen dit amendement stemmen, omdat wij deze kans niet bij voorbaat voorbij willen laten gaan. Het amendement wordt hierop bij handopsteken in stemming gebracht en met de stemmen van de fracties van PvdA, VVD, Samenwerking Venray en PP2 vóór aanvaard. Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna conform het geamendeerde voorstel van burgemeester en wethouders besloten. Onderdeel D 12. Structuurvisie Wijkontwikkelingsplan Centrum-Oost. (Gemeenteblad 2011, nr. 205)
De voorzitter: Het woord is voor een kleine informatieve mededeling aan wethouder Peeters. De heer Peeters, wethouder: Mijnheer de voorzitter. De mededeling betreft de bestemmingsplanwijziging voor de Akkerweg. In de commissievergadering heb ik medegedeeld dat ik hierover in gesprek zou gaan met de projectontwikkelaar en dat heb ik inmiddels gedaan. Hij heeft toegezegd te zullen toezien op een nette staat van het terrein tijdens de eventuele aanleg van de gebouwen. Als een fasering optreedt ten gevolge van marktinvloeden die hij niet kan sturen, zal hij ervoor zorgen dat het terrein er netjes bij blijft liggen, wat betekent dat het glad getrokken wordt en dat er gras op gezaaid wordt. Intern is afgesproken dat het gras dan ook netjes zal worden bijgehouden. Zo behouden wij een mooie toegang van het centrum vanaf die kant als marktomstandigheden er onverhoopt toe mochten leiden dat in de bouw enige vertraging optreedt.
- 27 -
14. Verruiming kwijtscheldingsregels ten behoeve van ondernemers. (Gemeenteblad 2011, nr. 207) 15. Werkplein Venray en vervolgontwikkelingen. (Gemeenteblad 2011, nr. 208) 16. Tussentijds advies aan Commissariaat voor de Media vanwege nieuwe vertegenwoordiging in Programma Beleidsbepalend Orgaan (PBO) van Omroep Venray. (Gemeenteblad 2011, nr. 209) 17. Wijziging krediet voor het opstellen van het bestemmingsplan BuitengebiedOost. (Gemeenteblad 2011, nr. 210) 18. Vaststelling bestemmingsplan Lovinckplein 7 te Ysselsteyn. (Gemeenteblad 2011, nr. 211) 19. Vaststelling bestemmingsplan Woningbouw De Steeg Leunen. (Gemeenteblad 2011, nr. 212) 20. Beleidsdocument Geluidbeleid Hogere Waarden Wet geluidhinder. (Gemeenteblad 2011, nr. 213) 21. Projectplan Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum. (Gemeenteblad 2011, nr. 214) 22. Raadsvoorstel vaststelling verordening op raadscommissies 2011. (Gemeenteblad 2011, nr. 215) 23. Raadsvoorstel reglement van orde gemeenteraad Venray 2011. (Gemeenteblad 2011, nr. 216)
De voorzitter: Dames en heren. De griffier heeft mij ingefluisterd dat in dit voorstel abusievelijk een onjuiste ingangsdatum is vermeld. De datum van 1 oktober moet worden gewijzigd in 1 november. Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt conform deze voorstellen van burgemeester en wethouders besloten. 24. Toezeggingenlijst van de gemeenteraad (bijgewerkt tot de raadsvergadering van 28 juni 2011). (Gemeenteblad 2011, nr. 217)
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt deze lijst voor kennisgeving aangenomen. 24A. Motie inzake dossier Mauro Manuel.
Mevrouw Brugman-Rustenburg: Mijnheer de voorzitter. Wij leven in Nederland in een vrij land, waarin wij mogen kiezen of wij in de raad willen zitten of niet, wij maken onze eigen keuzes. Mauro Manuel heeft in zijn leven geen keuzes mogen maken. Hij is door zijn moeder op het vliegtuig gezet en ook nu weer is hij afhankelijk van keuzes van anderen. Dat is de reden waarom PP2 de burgemeester destijds al heeft in-
- 28 -
gefluisterd: denk eraan dat Mauro Manuel in Oostrum heeft gewoond en dat hij een prachtige zwarte jongen is met een zachte g, kunt u daarom iets voor hem betekenen? Gelukkig heeft de burgemeester deze handschoen opgepakt en een brief geschreven aan minister Leers. Helaas werd, zoals wij allemaal hebben kunnen vernemen, door de minister toch besloten deze jongeman terug te sturen naar zijn land, Angola. Mauro spreekt de taal niet eens meer. Weliswaar is als argument aangedragen dat Mauro toch wel eens met zijn moeder had gesproken, maar dat was alleen maar om te proberen Mauro te laten adopteren. Hij heeft al die tijd in een pleeggezin gewoond. Van mensen die hiermee ervaring hebben opgedaan hebben wij gehoord dat 77% van de vreemdelingenrechters inmiddels zwaar gefrustreerd is omdat een aantal van hun besluiten steeds genegeerd worden. Wij menen daarom dat het tijd wordt een signaal af te geven. De minister is bezorgd vanwege de precedentwerking die hiervan zou kunnen uitgaan. Eerder is voor mensen die zo lang procederen in Nederland een generaal pardon bedacht, waardoor die mensen konden blijven. Deze jongen weet al negen jaar niet wat hem gaat gebeuren. Ik houd de actualiteit goed in de gaten en ik heb inmiddels gezien dat minister Leers hierover heeft gesproken met Tweede Kamerleden en toch tot een heroverweging wil komen. Dat neemt echter niet weg, en volgens mij kan de gemeenteraad daarvoor een uitstekend signaal afgeven, dat er ook grenzen zijn als het gaat om menselijkheid. De IND heeft ook zo zijn eigen dingen. Daar moet je naartoe en dan moet je eigenlijk al kunnen rijden zonder dat je een rijbewijs hebt; de IND vraagt dan aan je: geef mij dat rijbewijs maar eens even. Zo lastig is het om hier in Nederland te kunnen blijven. De zwarte jongen met de zachte g zei vorige week op de televisie: ja, maar ik hou van mijn ouders. Dat raakte mij enorm, want deze jongen heeft hier, in Nederland, zijn toekomst liggen. Er lopen wel meer Mauro’s in Nederland. Zo is er een meisje geweest dat kanker had en ook bijna terug moest; ze is na twee maanden overleden. Dat is ook de reden waarom wij in de motie het college vragen andere gemeenten op te roepen dit initiatief te ondersteunen. Laten wij als gemeenten ook maar eens een keer een signaal afgeven. Ik ben heel blij dat de motie zo breed gesteund wordt, want met dit signaal geven in de richting van Den Haag duidelijk aan dat wij als gemeente mondig zijn. Als wij niets doen, gebeuren er dingen waarover wij het met z’n allen eigenlijk helemaal niet eens zijn. De griffier doet voorlezing van de motie van PP2, mede ondertekend door SP, inVENtief, Samenwerking Venray, PvdA en CDA: “De gemeenteraad van Venray, in vergadering bijeen op dinsdag 27 september 2011; overwegende dat: • Mauro Manuel, afkomstig uit Angola, al sinds 2003 in Nederland verblijft; • hij de afgelopen 8 jaar bij een pleeggezin in Oostrum, gemeente Venray, heeft gewoond; • Mauro een sociaal leven heeft opgebouwd in Nederland; • hij de Portugese taal niet meer machtig is; • een meerderheid van de Tweede Kamer, waaronder de coalitiepartijen CDA en VVD, een oproep heeft gedaan aan minister Leers dit geval apart te behandelen;
- 29 • op besluit van minister Leers Mauro binnen één maand het land wordt uitgezet; • dit tot de nodige onrust en verontwaardiging heft geleid in Nederland; gehoord de beraadslaging; gelet op het bepaalde in artikel 34 van het RvO: roept het college op: • als gemeentebestuur, mede namens een meerderheid van de raad van de gemeente waar Mauro heeft gewoond, nogmaals een beroep te doen op minister Leers tot heroverweging; • ander gemeenten per brief op te roepen dit initiatief te ondersteunen; en gaat over tot de orde van de dag.”
Mevrouw De Barbanson: Mijnheer de voorzitter. Ik verzoek u de vergadering direct even te schorsen, want er wordt intussen ook druk vergaderd in het Haagse en daarmee wil ik nog eventjes contact hebben. Overigens kan ik al wel zeggen dat ik enige moeite heb met de oproep in de motie aan het college om andere gemeenten per brief op te roepen dit initiatief te ondersteunen. Bij de motie zelf kan ik me wel iets voorstellen, maar is het onze taak om ook andere gemeenten op te roepen? Mevrouw Brugman-Rustenburg: Het is aan elke gemeente om dat te overwegen, maar ik voel mij als raadslid van deze gemeente verantwoordelijk voor het verhaalMauro, om dat initiatief richting andere gemeenten neer te leggen. Die hebben vast ook wel een Mauro wonen en laten die dan maar hun eigen afweging maken. De heer Michels: Mijnheer de voorzitter. Zojuist zag u mij wat heen en weer lopen en misschien hebt u daar wel het heen en weer van gekregen, maar zoals zojuist al gezegd vindt vandaag druk overleg plaats met een aantal Kamerfracties. Ik heb begrepen dat ze er nog niet uit zijn, maar hoe dat gaat lopen horen we wel…. Mevrouw Brugman-Rustenburg: Ik heb zojuist gelezen dat de minister het gaat heroverwegen, maar dat betekent weer onzekerheid. De heer Michels: Ik lees geen mails tijdens de raadsvergadering. Het lijkt hier wel een kwestie van het gevoel versus het verstand. Het verstand zegt dat er regels zijn in dit land, die we met z’n allen hebben opgesteld en die ook de regering heeft vastgesteld, waaruit wellicht geconcludeerd moet worden dat Mauro hier niet mag blijven. Het gevoel zegt dat het onrechtvaardig is iemand uit te zetten die geintegreerd is in deze samenleving, deel wil nemen aan deze samenleving en ervoor gaat. Aan de andere kant is er weer het verstand, dat zegt dat we hier met z’n allen beleid maken om buitenlandse werknemers en studenten hierheen te halen, demografische ontwikkelingen en vergrijzing tegen te gaan. Waar zijn we dan in godsnaam mee bezig?, denk je dan. Ik vind het prima te proberen raadsbreed een signaal af te geven in de richting van Den Haag, want daar wordt uiteindelijk het besluit genomen, om te kijken wat we daar kunnen doen voor Mauro. Een week geleden hebt u aangekondigd zelf ook nog een brief te zullen sturen naar de Tweede Kamer. Graag verneem ik van u de stand van zaken daaromtrent.
- 30 -
De heer Linskens: Mijnheer de voorzitter. Los van wat uiteindelijk het resultaat is, zou het stoer zijn, of misschien beter: een plicht, om met dit collectief die uitspraak te doen en de minister op te roepen die heroverweging te maken. Ik hoop dat ook de VVD op eigen gezag een standpunt kan innemen, zonder daarover contact te hoeven zoeken met Den Haag, want er zijn genoeg aanleidingen – de heer Michels heeft het al geschetst en mevrouw Brugman heel uitgebreid en treffend – om goed na te denken over de vraag waarin wij ons bevinden en hoe daarmee om te gaan. Ik moet overigens zeggen – en dat is niet onaardig bedoeld – dat ik wat kippenvel krijg als hier over Mauro’s wordt gesproken. Mauro Manuel is namelijk een individu, die gewoon een behandeling en beoordeling behoort te krijgen als persoon en omdat hij iemand is. Dat zich in het land misschien nog wel andere situaties voordoen, moge waar zijn, maar ook daarvan hoop ik dat er heel zorgvuldig mee zal worden omgegaan. Mevrouw Brugman heeft mijns inziens uitermate zorgvuldig geschetst waarom het gewoonweg niet mogelijk is dat zo’n jongen teruggestuurd wordt naar een land dat niet zijn land is. Mevrouw De Barbanson: De PvdA kan ik verzekeren dat wij hier gelukkig zelf onze beslissing kunnen nemen. Ik wil alleen even contact hebben met Den Haag om te weten te komen of men daar al een standpunt heeft bepaald, want dat is mij op dit moment niet duidelijk. Onze fractie beslist echter zelf wat zij met deze motie zal doen. Mevrouw Sweelssen: Mijnheer de voorzitter. Wij hoeven geen contact op te nemen met Den Haag. Wij zullen er trots op zijn als het lukt deze motie voltallig, en niet alleen met een meerderheid, aangenomen te krijgen, want deze jongeman verdient dat gewoon. Mevrouw Brugman-Rustenburg: Mijnheer de voorzitter. Zojuist is even gerefereerd aan de brief die nog gaat komen. Door de contacten die ik heb gemaakt over dit dossier denk ik dat we ook nog heel veel argumenten kunnen gebruiken in die brief aan Den Haag, want ik denk dat minister Leers juist gevoelig zal zijn voor argumenten en niet alleen voor de emotie van het verhaal. Bij deze wil ik u dus nogmaals een handschoen aanbieden. De voorzitter: Voordat ik de vergadering op verzoek van mevrouw De Barbanson schors, wil ik nog even ingaan op de vraag van de heer Michels wat het college in dezen heeft gedaan. Zoals u weet, hebben wij minister Leers al een paar maanden geleden een brief gestuurd. Vorige week hebben wij daarop een brief terugontvangen met als reactie: tot mijn spijt moet ik u mededelen dat… Dat heeft er vervolgens toe geleid dat wij met enkele Kamerfracties telefonisch contact hebben opgenomen, waarna wij de Ministerraad een brief hebben gestuurd, die meteen op de dag waarop het speelde de deur is uitgegaan. Verder hebben wij contact gezocht met de advocaat van de jongen, om de exacte stand van zaken te vernemen. Ik schors thans de vergadering (21.30 uur). Schorsing
- 31 -
De voorzitter: Ik heropen de vergadering (21.35 uur). Dames en heren. Een ambtenaar die goed had meegeluisterd heeft mij tijdens de schorsing opgebeld met de mededeling dat de brief waarover ik het zojuist had niet aan de Ministerraad is gestuurd, maar aan de minister-president. Een subtiel verschil dus! Het woord is aan mevrouw De Barbanson. Mevrouw De Barbanson: Mijnheer de voorzitter. Om te beginnen moet ik u zeggen dat ik er erg veel moeite mee had toen de griffier de motie voorlas, omdat die afweek van de oorspronkelijke versie die ons ter hand was gesteld. In die oorspronkelijke versie luidde de eerste oproep aan het college namelijk als volgt: ‘als gemeentebestuur, mede namens de voltallige raad van de gemeente waar Mauro heeft gewoond’, enz. In de ingediende motie is dat veranderd als volgt: ‘als gemeentebestuur, mede namens een meerderheid van de raad van de gemeente waar Mauro heeft gewoond’, enz. Uit het feit dat wij hadden aangekondigd de motie niet mede te zullen indienen is dus kennelijk de voorbarige conclusie getrokken dat wij er niet mee zouden instemmen, en dat vind ik schofferend, heel naar, heel onprettig en heel onvriendelijk. Dat wij de motie niet mede indienen, wil niet zeggen dat wij er niet mee instemmen. Ik verzoek de indienster van de motie dan ook die zin weer te formuleren zoals ze in de oorspronkelijke versie luidde. Mevrouw Brugman-Rustenburg: Het was absoluut niet schofferend bedoeld. Ik had twee versies van de motie gemaakt, want alles was mogelijk. Ik hoopte natuurlijk op een voltallige raad, maar in overleg met de griffie leek het toch maar beter in de motie gewag te maken van een meerderheid van de raad. Uiteraard ben ik alleen maar blij met een voltallige raad, want dan hebben we een duidelijk signaal. Daar dank ik u voor. Mevrouw De Barbanson: Dank voor de uitleg. Met de motie kunnen wij instemmen, echter met een ‘maar’. Zojuist werd de term ‘menselijkheid’ gebruikt en dat is precies wat ons persoonlijk als fractieleden dwars zit. De situatie waarin Mauro verkeert is ontstaan door het bestaande beleid en het is te belachelijk voor woorden dat het negen jaar kan duren voordat iemand een antwoord heeft, laat dat duidelijk zijn. Dat vinden wij een trieste zaak. Ik heb die jongen gezien en als je hem hoort praten, denk je: goh, wat leuk, het klinkt lekker Venrays. Ik kan dat wel waarderen. Ook de pleegouders hebben echter een bepaalde verantwoordelijkheid. Als zo’n procedure loopt en je kent de uitslag niet, zit er altijd een kans in dat… Dat is niet leuk, verre van dat, maar we hebben met z’n allen ook regels afgesproken waaraan we ons in principe behoren te houden. Ook wij vinden dit echter een wat uitzonderlijke situatie, en met ‘wij’ bedoel ik, even heel simpel, John en Ingeborg, als persoon. Wij hebben daar moeite mee en vinden het ook een vreemde situatie dat deze jongen teruggestuurd zou moeten worden. Ik moet wel zeggen dat wij de overweging in de motie ‘dat hij de Portugese taal niet meer machtig is’ een beetje een non issue vinden in dezen, want dat is zijn verantwoordelijkheid en de verantwoordelijkheid van zijn pleegouders. Als je er rekening mee had gehouden dat hij misschien terug zou moeten, had je dat bij kunnen houden. Ik heb daar wat moeite
- 32 -
mee. Het is wel een reden waarom het ook raar is dat hij teruggaat en zich daar niet in zijn taal kan uitdrukken en dus met een slechte start gaat beginnen. Moeite hebben wij voorts nog steeds met de oproep aan het college om andere gemeenten per brief op te roepen dit initiatief te ondersteunen, hoewel wij het wel sympathiek vinden en ook de achterliggende bedoeling snappen. De uitleg echter die mevrouw Brugman daarbij gaf, namelijk dat ze misschien in andere gemeenten ook wel een Mauro hebben wonen, vond ik niet lekker. Dat is namelijk precies de reden waarom minister Leers zo beducht is voor een precedentwerking. Ik vind dus niet dat we de andere gemeenten moeten oproepen dit initiatief te ondersteunen omdat zij misschien ook een soortgelijk geval in hun gemeente hebben wonen. Die ondersteuning zou alleen moeten gelden voor de zaak-Mauro, niet meer en niet minder. Laat duidelijk zijn dat dat in ieder geval voor ons de bedoeling is. Ik neem aan dat ook mevrouw Brugman het zo bedoelt, maar de zin die zij eraan toevoegde vind ik niet passend, want dat is nu net de reden waarom minister Leers na de diverse brieven die hij hierover heeft ontvangen, besloten heeft zijn besluit door te zetten. Al met al stemmen wij in met de motie, waarbij wij graag de eerder geciteerde zin gewijzigd willen zien in ‘mede namens de voltallige raad’. Wij dienen de motie niet mede in, maar zullen er wel mee instemmen. Mevrouw Brugman-Rustenburg: Mijnheer de voorzitter. Ik vind het jammer dat de VVD-fractie hierbij nog zoveel kanttekeningen maakt, maar laat maar zo; het is goed zo. De voorzitter: Ik stel vast dat de voltallige raad met de motie instemt en dat doet mij als uw voorzitter toch deugd, want dat is volgens mij een heel goed signaal. Ik heb bewondering voor iedereen die hiermee vanuit zijn eigen invalshoek kan instemmen. Het is een welkome ondersteuning van de brief die wij al hebben verstuurd. De heer Michels: Mijnheer de voorzitter. Ik heb er waardering voor dat de VVD zelfstandig het besluit heeft genomen om de motie te steunen. We moeten Mauro namelijk niet gebruiken om politiek te bedrijven, laten we asjeblieft politiek bedrijven om Mauro te helpen. Ik doe een beroep op alle partijen in deze raad, voor zover zij in de Tweede Kamer vertegenwoordigd zijn, maar ook degenen die geen vertegenwoordiging in de Tweede Kamer hebben, om vooral daar de druk neer te leggen, want uiteindelijk ligt daar de sleutel tot oplossingen. De voorzitter: Ik stel vast dat de motie hiermee voldoende is besproken en unaniem door de raad is aangenomen. 24B. Motie inzake rondetafelcommissie uitkomsten onderzoek vierde sporthal.
De heer Michels: Mijnheer de voorzitter. Op een dag na een jaar geleden hebben wij het college via een motie opdracht gegeven onderzoek te doen naar een extra sporthal. Zoals iedereen weet, zijn de resultaten daarvan eerst via de ingekomen stukken bij ons gekomen en later besproken in de commissie Maatschappelijke Diensten. De uitkomsten van deze onderzoeken hebben weer een aantal nieuwe vragen opgeleverd en
- 33 -
na de commissievergadering van 8 september is ons nog nieuwe informatie aangereikt over de behoefte aan zaaluren. Het CDA vindt het van belang dat alle partijen in deze raad over dezelfde informatie kunnen beschikken en wij vinden het ook wenselijk hoor en wederhoor toe te passen van alle betrokken partijen en verenigingen, om een goed en weloverwogen besluit te kunnen nemen ten aanzien van het wel of niet realiseren van een vierde sporthal. Volgens de verordening heeft het presidium de mogelijkheid om bij majeure beleidsonderdelen een rondetafelcommissie te organiseren, waaraan burgers en vertegenwoordigers van maatschappelijke geledingen deel kunnen nemen. Wij stellen de raad dan ook voor over dit onderwerp een dergelijke rondetafelcommissie te organiseren en te proberen dat binnen zes weken in het garen te hangen. Mocht iemand problemen hebben met de termijn van zes weken, dan ben ik bereid dat nog korter te maken. De griffier doet voorlezing van de motie van het CDA: “De raad van de gemeente Venray, in vergadering bijeen op dinsdag 27 september 2011; overwegende dat: • op 28 september 2010 het college door middel van een motie de opdracht heeft gekregen om onderzoek te doen naar een extra sporthal; • de onderzoeksresultaten zijn besproken in de commissievergadering Maatschappelijke Diensten van 8 september jongstleden; • de uitkomsten van het behoefteonderzoek weer nieuwe vragen heeft opgeroepen; • vanuit het veld nog steeds signalen worden ontvangen die niet in overeenstemming zijn met de onderzoeksresultaten; • na de commissievergadering van 8 september nieuwe informatie over de behoefte aan zaaluren is verstrekt; • het van belang is dat alle partijen in deze raad over dezelfde informatie kunnen beschikken; • het wenselijk is om hoor en wederhoor toe te passen van alle betrokken partijen en verenigingen om een goed en wel overwogen besluit te kunnen nemen ten aanzien van het wel of niet realiseren van een 4e sporthal; • het presidium de mogelijkheid heeft om bij majeure beleidsonderwerpen een rondetafelcommissie te organiseren; • burgers en vertegenwoordigers van maatschappelijke geledingen op uitnodiging van het presidium hieraan deel kunnen nemen; gehoord de beraadslagingen; gelet op artikel 2 lid 6 van de verordening op de raadscommissies; besluit het presidium op te dragen om: • het wel of niet realiseren van een 4e sporthal als een majeur beleidsonderwerp te beschouwen; • binnen 6 weken over dit onderwerp een rondetafelcommissie te organiseren; • alle betrokken partijen en verenigingen uit te nodigen om aan dit discussieforum deel te nemen; en gaat over tot de orde van de dag.”
De heer Leenders: Mijnheer de voorzitter. De motie van het CDA sluit prima aan bij de oproep die wij samen met inVENtief hebben gedaan in de commissie Maatschappelijke Diensten en het zal dan ook niet vreemd zijn dat wij deze motie ondersteunen.
- 34 -
Mevrouw De Barbanson: Mijnheer de voorzitter. In de commissie Maatschappelijke Diensten hebben wij een iets ander geluid laten horen, namelijk dat wij het realiseren van een vierde sporthal niet verstandig achten. Over de redenen die wij daarvoor hebben konden wij in de commissie eigenlijk geen discussie voeren met de betrokken partijen en wat dat betreft vind ik het wel interessant een rondetafelcommissie te organiseren, zodat wij onze ideeën met de partijen kunnen bespreken, om te bezien of zij echt nergens ruimte zien waarvan wij van mening zijn dat die er wel is. Puur om die reden zullen wij deze motie ondersteunen: om te kunnen beoordelen of we echt de plank zo enorm mis slaan, of dat er sprake is van een tunnelvisie en of daar misschien toch wat breder gekeken kan worden. Mevrouw Sweelssen: Mijnheer de voorzitter. In de vierde overweging van de motie staat dat vanuit het veld nog steeds signalen worden ontvangen die niet in overeenstemming zijn met de onderzoeksresultaten. Wij zijn benieuwd van wie die signalen afkomstig zijn. Bij ons zijn alleen ActiveRooy en de korfbalverenigingen bekend. De volgende overweging luidt dat na de commissievergadering van 8 september nieuwe informatie over de behoefte aan zaaluren is verstrekt. Mij is die informatie niet bekend. Door wie is die informatie verstrekt en waar ging het over? Volgens de laatste overweging zouden burgers en vertegenwoordigers van maatschappelijke geledingen op uitnodiging van het presidium hieraan moeten kunnen deelnemen. Ik wil graag weten wie dan allemaal aan deze rondetafelcommissie zouden moeten deelnemen. De heer Michels: Hierop wil ik meteen wel even reageren. Het laatste is een citaat uit de verordening die wij eerder hebben vastgesteld en vanavond nog een keer hebben bevestigd. Het geeft aan welke ruimte het presidium heeft om mensen uit te nodigen, maar het is niet de bedoeling dat alle organisaties en vertegenwoordigers van maatschappelijke geledingen worden uitgenodigd. De tweede vraag van mevrouw Sweelssen had betrekking op de zaaluren. Voorafgaande aan de commissievergadering zijn we al maandenlang met dit dossier bezig geweest. We hebben gesprekken gevoerd met verenigingen, met de gebruikersraad, enz. Wij hebben bijna iedereen aan onze tafel gehad en dat heeft ertoe geleid dat wij een nieuwe tabel hebben ontvangen met extra uren waaraan behoefte zou zijn in Venray. Het behoefteonderzoek was gebaseerd op de zogenaamde piekmethode en ons is gebleken dat in dat kader op het gemeentehuis is nagegaan welke aanvragen binnen waren gekomen en welke geweigerd waren. Alle geweigerde aanvragen zijn in beeld gebracht, als zijnde de behoefte aan een extra sporthal. Er is echter meer. Er zijn ook verenigingen die geen aanvragen hebben ingediend, maar wel behoefte hebben aan een extra sporthal. Dat is nu in kaart gebracht en die informatie wil ik graag met u delen. Met ActiveRooy en de korfbalclub hebben wij al contact sinds maart vorig jaar. Een van de redenen om deze rondetafelcommissie te beleggen is dat zij verschillende malen hebben geprobeerd in contact te komen met de politieke partijen aan deze tafel en ook stukken hebben toegestuurd, maar van een aantal partijen taal noch teken hebben vernomen. Dat wil ik ook graag uitgesproken hebben.
- 35 -
De heer Zandbergen: Mijnheer de voorzitter. Om met het laatste te beginnen: taal en teken zijn van inVENtief zeker wel uitgegaan. Wat dat betreft beschikken wij al een jaar lang over alle informatie. Iedereen die goed heeft geluisterd in de laatste commissievergadering en bij de behandeling van het multifunctioneel centrum in ‘t Brukske, heeft kunnen horen dat inVENtief nadrukkelijk een stelling heeft betrokken ten aanzien van bewegingsonderwijs en de nodige argumenten heeft aangedragen voor een vierde sporthal. In de laatste commissievergadering ben ik er nog eens nadrukkelijk op ingegaan, nadat insprekers daarover iets hadden gezegd. In die zin verbaast het mij in hoge mate dat nu ineens een motie op tafel ligt… De heer Michels: Dat kan u niet verbazen, want wij hebben de motie in de commissievergadering aangekondigd. De heer Zandbergen: Dat heb ik dan compleet gemist en bovendien heb ik het verslag van de commissievergadering nog niet gezien. U kunt dat nu wel zeggen, maar ik heb hierover zowel in als na de vergadering uitdrukkelijk van gedachten gewisseld met het CDA en als u mij even laat uitspreken kan ik u wel bijpraten. Ik heb heel uitdrukkelijk een oproep gedaan toen gevraagd werd de zaak nog eens tegen het licht te houden en u uitgenodigd om aan tafel te schuiven en eerst een aantal onderzoeksvragen te formuleren, waarom de wethouder ook had gevraagd. Het is namelijk wel leuk en aardig een rondetafelconferentie te organiseren en een Poolse landdag te houden, maar er moeten wel onderliggende stukken zijn… De heer Michels: Ik vind het te ver gaan om een rondetafelcommissie als een Poolse landdag af te schilderen. De heer Zandbergen: Mag ik even uitspreken, voorzitter? De voorzitter: Gaat u verder meneer Zandbergen. De heer Zandbergen: Toen ik die handreiking gedaan had, hebben collega’s van Samenwerking Venray en de SP aangegeven dat zij in die zin wel eens heel rustig, afgezien van alle politieke belangen die hierin eventueel meespelen – tenslotte zijn er nog lang geen verkiezingen –, wilden proberen onderzoeksvragen te formuleren. Ook het CDA heb ik daarvoor uitdrukkelijk uitgenodigd en daarop kreeg ik te horen dat men dat eerst in de fractie wilde bespreken en dat ik er dan antwoord op zou krijgen. Dat kan ik ook snappen, maar tot op heden heb ik er nog geen antwoord op gehad en nu ligt er ineens een motie voor. In die zin verbaast mij dat. Wij kunnen nu wel met elkaar aan de tafel gaan zitten – ik heb het zojuist een Poolse landdag genoemd, maar zo badinerend bedoel ik het niet –, maar het gaat wel over de inhoud van het gesprek dat we gaan voeren en dat kunnen we alleen voeren als we een aantal onderzoeken kennen, en dat is niet alleen de roep van een aantal verenigingen en dat is niet alleen de matrix waarmee u nu aankomt en die ik inmiddels ook ken, het gaat ook om de samenhang, en die heb ik ook genoemd in het kader van het bewegingsonderwijs; kijk daar ook eens naar. Er komen wat dat betreft ook signalen uit het onderwijsveld, hoe die daartegen aankijken. Hoe je het wendt of keert, dat heb ik ook gezegd in de
- 36 -
commissievergadering: als wij geld zat hebben, bouwen we morgen zo’n ding, maar we hebben geen geld genoeg en dus moet je kijken naar je investering en naar je exploitatie, en dat hadden we nu graag met elkaar even in een aantal onderzoeksvragen willen vastleggen en als onderbouwing willen hebben. Daarna kunnen we dan de discussie aangaan en kijken wat we met elkaar kunnen doen in het belang van de sport in Venray. In die zin verbaast mij de motie een beetje. Als je nu binnen zes of vier weken met die clubs aan tafel gaat zitten, en eventueel met andere maatschappelijke geledingen, waarvan we in het presidium nog eens met elkaar zullen moeten verwoorden wie dat zijn, zullen we het dan boven water hebben? Ik denk het niet. Het verbaast me ook dat er nu ineens zoveel haast mee gemoeid is, want het geld hebben we op dit moment niet, tenzij u de bouw van twee gymzalen in ’t Brukske ter discussie wilt gaan stellen; als dat zo is, ben ik uw man en zullen we wat mij betreft morgen nog aan tafel gaan zitten. De heer Michels: Over het proces rondom de commissievergadering kan ik de heer Zandbergen het voordeel van een eenmansfractie op dat punt niet ontzeggen; dat voordeel om snel te communiceren hebben wij helaas niet. Mevrouw Brugman-Rustenburg: Mijnheer de voorzitter. Ik heb de commissievergadering niet bijgewoond, dus heb ik ook niet precies gehoord wat daar gezegd is, maar los daarvan lees ik in deze motie dat het onderzoek niet goed is gedaan en dat er gegevens ontbreken. Verder begrijp ik dat door een aantal verenigingen geen aanvragen zijn ingediend… De heer Michels: Zo is deze motie niet bedoeld, anders was het wel een motie van afkeuring geweest. Mevrouw Brugman-Rustenburg: Blijkens de motie wilt u allerlei partijen gaan uitnodigen. Ik mag toch aannemen dat die al uitgenodigd en gehoord zijn. Dat neemt niet weg dat wij ook een rondetafelcommissie hebben gehouden. Wij hebben ook met een vereniging gesproken en dan zie je dat het toch niet wenselijk zou zijn dat jongeren op twaalfjarige leeftijd om elf uur ’s avonds nog een wedstrijdje moeten gaan spelen en op onmogelijke plekken heen en weer moeten hoppen. Dat kan niet de bedoeling zijn. Het heeft niets te maken met het niet creatief zoeken naar oplossingen, zoals naar ik heb begrepen door de VVD is opgemerkt, die erop heeft aangedrongen op zoek te gaan naar meer ruimte. Er moet wel gezocht worden naar een voor iedereen wenselijke oplossing. De verenigingen hebben daar behoefte aan en in die zin vinden wij dat wel van belang. Dat neemt niet weg dat ook bij ons een heleboel vragen zijn gerezen, maar wel heel concrete vragen. Kijk bijvoorbeeld eens naar ’t Brukske. Als je die twee hallen twee meter omhoog zou doen, waarom zou daar dan niet gekorfbald kunnen worden?, om maar eens een dwarsstraat te noemen. Die kaders zouden wij als raad kunnen meegeven. Ik heb er helemaal geen behoefte aan om nu weer een heleboel mensen uit te nodigen en dat is volgens mij ook niet nodig. Als je met die verenigingen om de tafel zit en ons ook de ruimte geeft om een aantal dingen aan te dragen richting de wethouder, zijn wij volgens mij met z’n allen al een heel eind.
- 37 -
De heer Linskens: Mijnheer de voorzitter. Onze fractie staat sceptisch tegenover de vierde sporthal, mede met het oog op te plegen investeringen. Dat laat onverlet dat het wel van belang is dat de uitgangspunten en de informatie die eronder ligt tot een zelfde vertrekpunt leiden en vanuit die optiek hebben wij geen bezwaar tegen het houden van een rondetafelcommissie. De voorzitter: Even voor mijn beeldvorming: stel dat de raad niet tevreden is over de prestatie van het presidium, krijgt dan de voorzitter van het presidium een motie aan zijn broek? Met andere woorden: wat is de rol van de voorzitter die ook in het college zit? De heer Leenders: U brengt ons ineens wel op ideeën! De heer Michels: Ik heb het reglement van orde vanmiddag nog eens doorgelezen. Volgens mij moet u een startsein geven; zo stellen wij dat tenminste voor. Natuurlijk zit daar ook een vervolg aan: de griffie moet met een voorstel komen voor een datum en indeling van de bijeenkomst. De voorzitter: Het gaat er even om de rollen goed zuiver te houden. De heer Michels: Het is vooral een duale rol. De voorzitter: Prima. Mevrouw Brugman-Rustenburg: Wij verzoeken u om een schorsing, voorzitter. De voorzitter: Akkoord. Zal ik de schorsing nu inlassen, of zijn er nog mensen die iets willen zeggen dat relevant kan zijn voor de schorsing? De heer Linskens: Dat kan ik niet inschatten, maar volgens mij is wat ik zeg altijd relevant! Ik vraag me alleen even af of de wethouder nog behoefte heeft om te reageren op de motie. De voorzitter: Daartoe wil ik de wethouder graag de kans geven. De heer Michels: De portefeuillehouder kan gewoon aanschuiven in het rondetafeloverleg. Het is nadrukkelijk de bedoeling dat wij onze duale rol oppakken en dat de griffie of het presidium het gaat organiseren. De voorzitter: Prima. Ik kijk even naar de wethouder of hij nog iets relevants heeft voor de heer Linskens. De heer Peeters, wethouder: Ik vind het prima dat dit rondetafeloverleg wordt gepland en ik laat me graag door het presidium uitnodigen om daarbij als toehoorder aanwezig te zijn. Het is altijd goed met alle partijen om de tafel te zitten en in mijn korte periode als wethouder heb ik inmiddels al ervaren dat het aanbeveling verdient dat tegelijkertijd te doen, omdat vaak blijkt dat je een heleboel dingen niet volledig kunt overzien als je ze afzonderlijk van elkaar bekijkt.
- 38 -
Mevrouw Brugman-Rustenburg: Ik wil nog een vraag stellen over de termijn van zes weken. De heer Michels zei eerder dat hij wel bereid zou zijn die termijn te verkorten, maar mag het ook wat langer duren? Zes weken is namelijk best kort en ik vraag me ook af waarom er zoveel haast mee is gemoeid. De heer Michels: Aanvankelijk had ik een termijn van vier weken opgenomen, maar vanmiddag is in onderling overleg besloten er zes weken van te maken. Als u met de motie kunt instemmen op voorwaarde dat die termijn wordt verlengd tot zeven weken, kunnen we elkaar daarin wel vinden. Mevrouw Brugman-Rustenburg: De periode is een beetje rot, want het valt precies samen met de behandeling van de begroting. Daarom is het misschien beter de marge wat te verruimen. De heer Michels: Ik stel voor in het presidium nader te bezien welke dag het moet zijn, wie we uitnodigen, enz. Vooralsnog zet ik de termijn daarom maar even tussen haakjes. De voorzitter: Ik schors thans de vergadering (22.00 uur). Schorsing De voorzitter: Ik heropen de vergadering (22.05 uur). Van mevrouw Brugman verneem ik graag wat de schorsing heeft opgeleverd, behalve natuurlijk dat de opmerkingen van de heer Linskens zeer relevant waren! Mevrouw Brugman-Rustenburg: Mijnheer de voorzitter. Los van alle relevante opmerkingen van de heer Linskens hebben wij even overlegd en dat heeft het volgende opgeleverd. Zoals ik eerder aangaf, hebben wij enige moeite met de termijn van zes weken, maar dat is verder geen probleem. Wat ons wel wat zorgen baart is dat het presidium straks de kaders moet gaan aangeven. We hebben namelijk de nodige vragen en u hebt zojuist ook gezegd dat het presidium het gaat optuigen. Zo komt er wel een stukje verantwoordelijkheid bij het presidium te liggen en daarvoor moeten we goed voorbereid zijn. Dat gaan we ook doen en in die zin willen wij dit verhaal steunen, met de kanttekening dat we niet weer een heel uitgebreid onderzoek moeten gaan optuigen. PP2 zal de motie schoorvoetend en knarsetandend steunen. De voorzitter: Heb ik van inVENtief begrepen dat zij tegen is? De heer Zandbergen: Waarom? De voorzitter: Ik stel de vraag omdat ik het antwoord niet weet; ik kan me dus vergissen. De heer Zandbergen: Blijkbaar wordt er niet al te goed geluisterd naar wat inVENtief te berde brengt. Ik heb aangegeven de manier waarop het gegaan is en ik had veel liever gezien dat, als in dit kader deze motie wordt gepresenteerd, die raadsbreed gedragen zou worden, want dan denk ik dat we de signalen vanuit de commissie Maat-
- 39 -
schappelijke Diensten hadden opgepikt, maar dat is dus niet gebeurd. Ik heb heel duidelijk het waarom aangegeven, laten we daarover volstrekt duidelijk zijn, maar dat laat onverlet dat ik graag mee wil aanschuiven aan een tafel, of die nu rond is of vierkant, om in ieder geval iets te gaan doen, met daaronder natuurlijk een aantal onderleggers en daarvoor zullen wij in ieder geval een aantal handreikingen doen, want wat dat betreft hebben de SP, Samenwerking Venray en inVENtief de handschoen opgenomen. Dat kan mijns inziens alleen maar van waarde zijn om de rondetafelconferentie, of hoe je die bijeenkomst ook wilt noemen, meer inhoud te geven. Daar gaat het ons om. De voorzitter: U steunt dus de motie? De heer Zandbergen: Wij gaan gewoon mee met deze stemverklaring. Mevrouw Sweelssen: Mijnheer de voorzitter. De gang van zaken is enigszins vreemd te noemen. De term ‘rondetafelconferentie’ klinkt heel duur, maar we gaan wel mee. De heer Michels: Rondetafelconferentie klinkt misschien duur, maar als het goed is zal het ons in de toekomst veel voordelen opleveren, linksom of rechtsom. Tenslotte wil ik nog even benadrukken dat de griffie, of het presidium, naar onze mening verantwoordelijk is voor het procesmatige deel en dat de partijen zelf verantwoordelijk zijn voor het inhoudelijke deel. Onze fractie is al begonnen met het bijeenbrengen en bundelen van de laatste vragen die wij nog hebben aan alle partijen. Wat mij betreft kan iedereen daarmee alvast starten, zodat we het ordentelijk kunnen doen en de vragen aan de voorkant in beeld kunnen brengen. De voorzitter: Ik stel vast dat de motie met algemene stemmen is aanvaard en dat door de griffie een datum zal worden geprikt. Onderdeel E 25. Aanbieding programmabegroting 2012 gemeente Venray. (Gemeenteblad 2011, nr. 200)
De heer Busser, wethouder: Mijnheer de voorzitter, geachte raad. Laat ik om te beginnen Bert Albers bedanken voor het beschikbaar stellen van dit koffertje, dat ik mocht lenen om de begroting erin te bewaren en hier mee naartoe te nemen. Het is een koffertje van FSC-hout en dus duurzaam geproduceerd. Maar laat ik beginnen met een paar boodschappen van het college en straks verder gaan met het uitpakken van de begroting. Geachte raad. Bij de voorjaarsnota 2011 hebben wij al aangegeven dat Venray heel veel kansen heeft, en daar zijn veel redenen voor te noemen, die ook in de aanbiedingsbrief bij de begroting zijn terug te vinden. De belangrijkste is dat we heel veel betrokken inwoners hebben die in hun eigen omgeving iedere dag hard werken om de gemeente mooier en aangenamer te maken. Wij samen, uw raad en ons college, willen die kenmerken en kansen van onze gemeente behouden en zelfs versterken. Meer en beter vraaggericht werken en faciliteren van de burger, dat stelt hem in staat de ei-
- 40 -
gen verantwoordelijkheid die hij heeft beter te nemen. Wij willen onze ramen en deuren verder openzetten om een prettig contact met de overheid mogelijk te maken. Die constructieve benadering van burgers kost energie, maar veel of extra geld hoeft het niet te kosten. In 2012 pakken we een groot aantal speerpunten op uit het collegeprogramma: integraal veiligheidsbeleid, netwerkregie, jeugd en veiligheid, veiligheidsarrangementen station Venray en Maaslijn en een regionale uitvoeringsdienst, een regionaal loket voor werk en inkomen, invullen van de decentralisatieopdrachten van het rijk, zoals de Wet werken naar vermogen, de AWBZ, dagbegeleiding en jeugdzorg, en een multifunctionele jongerenaccommodatie, de herijking van het afvalstoffenbeleid, onderzoek naar vervanging van openbare verlichting door LED, centrumontwikkeling Brukske, de Via Venray, huisvesting van arbeidsmigranten, actieplan Floriade, Venray bloeit, het uitvoeringsprogramma toerisme en recreatie en de gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum, Gouden Leeuw fase 2, woningbouw in de dorpen, het MFC Brukske, uitvoering van het visiedocument Leefbaarheid 2020 en een visie vaststellen op regionale samenwerking, renovatie van het gemeentehuis, het informatiebeleidsplan, het klantcontactcentrum implementeren en het verder openmaken van onze ramen en deuren. Het college meent dan ook dat Venray met recht trots kan zijn op de veelheid aan ambities die ondanks de financieel onzekere tijden nog binnen handbereik zijn. Vooruitlopend op de rijksbezuinigingen hebben we samen met de raad belangrijke financiële ombuigingen in gang gezet. Die voorgenomen bezuinigingen worden in 2012 tot 2015 onverminderd doorgezet. De algemene uitkering uit het Gemeentefonds is op basis van de meicirculaire hoger dan verwacht. Ook realiseert de gemeente een aantal rentevoordelen, waardoor ruimte is ontstaan om enkele negatieve ontwikkelingen op te vangen, in het bijzonder de te verwachten tekorten vanuit de Wet Werk en bijstand en tegenvallende resultaten op het grondbedrijf. Deze te verwachten algemene uitkering uit het Gemeentefonds is op basis van de recente Miljoenennota wel aangepast. Dat betekent met name voor 2012 een lagere verhoging dan verwacht bij de voorjaarsnota. Mijn voorspelling dat het te vroeg was om te juichen over het herstel van ‘Samen de trap op en af’ wordt daarmee bewaarheid. Er wordt ons door het vooruit halen van bestedingen voor 2012 naar 2011 een truc geleverd die de totale landelijke uitkering met € 100 miljoen verlaagt en die met name voor 2012 impact heeft. Mocht nadere informatie bijstelling in de begroting 2012 noodzakelijk maken, dan meent het college die te kunnen vinden in het voor zover nodig vooruit schuiven van de voorgestelde beëindiging van de afdracht uit het grondbedrijf naar 2013 in plaats van 2012. Al met al blijft dan ook het nu in de begroting 2012 voorziene exploitatieoverschot voor de komende jaren van vier ton, twee keer zes ton en bijna vier ton, overeind. Toch zijn deze overschotten niet dermate groot dat we de teugels van ons behoedzame financieel beleid nu al kunnen laten vieren. De op ons af komende decentralisatie bevat nog een aantal onzekerheden. De uitkeringen kunnen op basis van ‘Samen de trap op en af’ tegenvallers opleveren en een fors aantal ambities heeft nog geen vertaling in de begroting gevonden, om maar een paar zaken te noemen die ons parten kunnen spelen. Zo zijn de onlangs naar de raad doorgeleide voorstellen over regionalisering van de brandweer en de hal voor de tafeltennis- en de judovereniging niet in
- 41 -
de begroting verwerkt, is er nog veel geld nodig voor de DOP’s en WOP’s, het Venrays museum en de verbouwing van de schouwburg. De bezuinigingen die we ons voorgenomen hadden en hebben blijven dan ook harde noodzaak. Afrondend is het college verheugd om de raad een programmabegroting 2012 met sluitend meerjarenperspectief te kunnen aanbieden, waarmee we de komende jaren in aanmerking komen voor het meerjarig repressief toezicht van de provincie. Ook vormen de reserves en voorzieningen een solide basis om onverwachte tegenvallers te kunnen opvangen. We zien de behandeling van de programmabegroting in de raad dan ook met grote belangstelling tegemoet. Tot op heden was het usance de begroting via de postvakken te verspreiden – dat gebeurt trouwens nu ook – en om een van de raadsleden het eerste papieren exemplaar aan te bieden. We zijn in de aanloop naar het nieuwe werken in ons gerenoveerde gemeentehuis het pad van de digitalisering ingeslagen. Om te symboliseren dat we daar naar op weg zijn, en om tegelijkertijd een brug te slaan naar dat toekomstig, geheel gedigitaliseerd moment waarop de wethouder met een druk op de knop de begroting op het world wide web plaatst, leek het ons gepast die begroting nu tegelijkertijd aan alle raadsleden beschikbaar te stellen op een USB-stickje, voorzien van een lintje in de kleuren van ons gemeentelogo. Daarmee willen we symboliseren dat we niet langer de gemeente 1.0 zijn, ook nog niet helemaal de gemeente 2.0, maar wel op pad, de gemeente 1.4 inschattenderwijs. Ik zal bij u langskomen, loop met de klok mee en verzoek u een van de USB-sticks uit deze koffer te halen. De voorzitter: Dank u wel, wethouder, en dames en heren, u weet: USB betekent Uw Standvastige Busser! 26. Sluiting.
De voorzitter sluit te 22.15 uur de vergadering met een woord van bezinning. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 1 november 2011. De voorzitter,
De raadsgriffier,