Gemeenteblad 2008, nr. 380
Notulen van de openbare vergadering van de raad der gemeente Venray, gehouden op dinsdag 16 december 2008.
Voorzitter:
de heer drs. J.F.H.A.B. Waals, burgemeester.
Raadsgriffier: de heer mr. J.H.G.M. van Eekeren, griffier. Aanwezig zijn de leden: de dames I.B.G.P.M. de Barbanson, J.E.A. Dijkema, M.A.G. Grebenjak-Benneheij, G.C.J. van Stelten-Houterman, E.A.K.N. Sweelssen, A.C.M. Teeuwen-Peeters en T.M.C. Voigt-Bosboom en de heren H.J.E. Bisschops, I.F.T. Busser, J.M.C.W.G. Emons, S.J.W.M. Ewals, A.C.L.M. van den Hoek, A. Koçyigit, F.E.F. van der Kruijf, M.P.H.M. Leenders, H.C.P.M. Linskens, P.W.J. Litjens, A.G.M. Loonen, J.P.M. Michels, M.H.T.G. Mulders, S.J.M. Nijssen, R.J.C. van Sinderen, G.M.H. Thijssen en G.J.P.M. Verkoeijen. Tevens aanwezig de wethouders mevrouw P.M.F. van Dijck-Kersten en de heren P.F.C.W. van der Broeck, L.J.G.M. Heldens, A.P.Th. Jansen en J.M.T. Teunissen. Afwezig: mevrouw H.S.W.M. Lamers-Vorst.
Onderdeel A 1. Opening.
De voorzitter opent te 19.30 uur de vergadering en verzoekt een moment van stilte om eenieder in de gelegenheid te stellen tot een gebed of overweging. 2. Mededelingen.
De voorzitter: Dames en heren. Bij uitzondering heet ik welkom deken Smeets. Toen ik hem zag, vroeg ik: wat doe jij hier nou vandaag? Zijn antwoord was: ik wilde van mijn belangstelling doen blijken voor wat hier bij de buren gebeurt. Hartelijk welkom! Bericht van verhindering is ontvangen van mevrouw Lamers. Na afloop van deze vergadering wil ik een kort overleg beleggen met de fractievoorzitters over, zoals dat heet, een geniepige, geheime, maar heel gevoelige politieke zaak. 3. Spreekrecht publiek.
Mevrouw Keijsers: Mijnheer de voorzitter, leden van de gemeenteraad. Mijn naam is Elly Keijsers, ik ben voorzitter van de wijkraad Noord-West en tevens voorzitter van het wijkpanel Centrum-West. In deze laatste hoedanigheid wil ik u informeren
-2-
over zaken die mijns inziens in de behandeling van het WOP-CW onderbelicht zijn en waarvan ik hoop dat u er rekening mee zult houden in uw besluitvorming. Vooraf moet ik zeggen dat het mij heeft verbaasd dat het wijkpanel Centrum-West niet is uitgenodigd, noch voor de commissie Stedelijk Beheer, noch voor de vergadering van de gemeenteraad. Het geeft mij een beetje het gevoel: wij praten hier over u, maar niet met u. De berichtgeving in de kranten na de behandeling van het WOP-CW in de commissie Stedelijk Beheer heeft dat gevoel alleen maar versterkt. Inspraak van de burger wordt heden ten dage met hoofdletters geschreven en als voorzitter van het wijkpanel Centrum-West kan ik dat alleen maar onderstrepen. Inspraak is echter een lege huls zonder betrokkenheid. De vrijwilligers in de wijk hebben vele uren besteed aan de totstandkoming van het wijkontwikkelingsplan dat vanavond ter tafel ligt en waarover u een besluit neemt, een wijkontwikkelingsplan dat een totaal ánder is dan wij in de krant hebben gelezen naar aanleiding van de behandeling in de commissie Stedelijk Beheer. Het WOP-CW, waarvoor wij, wijkpanel en wijkraad Noord-West, ons hebben ingespannen gaat over hoe wij willen dat het zou moeten gebeuren in een wijk zoals die er over, pak-weg, tien jaar uit zou moeten zien. In een open discussie tussen professionals, het wijkpanel en de vrijwilligers werden de prioriteiten tegen elkaar afgewogen en uiteindelijk vastgelegd. Aan de prioritering van de uitvoeringsactiviteiten kunt u aflezen wat de wijkbewoners belangrijk vinden om te komen tot een wijk die in 2020 schoon, groen en veilig is. Noch tijdens de informatieavond voor de wijk, noch tijdens de wijkinloop van Noord-West op 6 november, waar het WOP nog eens onder de aandacht werd gebracht, heb ik enige afkeuring gehoord over het plan. Het wijkontwikkelingsplan Centrum-West is méér dan het Schuttersveld. De wijkraad Noord-West kent de hotspots in zijn gedeelte van de wijk en is daarover in gesprek met politie, Wonen Venray, de gemeente en Synthese. Wij zijn een gewone wijk en geen Schilderswijk, of, zoals iemand kwaad zei toen hij mij opbelde naar aanleiding van de berichten in de kranten: we zijn toch zeker geen tweede Brukske! De voorzitter: U mag zeggen wat u wilt, maar ik vind deze vergelijking met ‘t Brukske ver beneden peil. Mevrouw Keijsers: De betrokkenheid van de vrijwilligers in de wijk met de toekomst van onze wijk geeft mij een goed gevoel en ik hoop van ganser harte dat de inspanningen van zowel het wijkpanel als de leden van de wijkraad Noord-West en de wijkbewoners uit het zuidelijke gedeelte van de wijk zullen worden gehonoreerd door uw accordering van het wijkontwikkelingsplan Centrum-West, zodat wij aan de slag kunnen. 4. Vaststelling van de agenda.
De voorzitter: Dames en heren. Van mevrouw Van Stelten heb ik begrepen dat het CDA agendapunt 19 wil overhevelen naar de C-agenda. De heer Mulders: Wij doen hetzelfde verzoek ten aanzien van de agendapunten 15 en 16.
-3-
De voorzitter: Akkoord. De agenda wordt aldus gewijzigd vastgesteld. 5. Notulen van de openbare vergadering van de raad van de gemeente Venray, gehouden op dinsdag 21 oktober 2008. (Gemeenteblad 2008, nr. 337)
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming worden deze notulen ongewijzigd vastgesteld. 6. Ingekomen stukken. (Gemeenteblad 2008, nr. 362)
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt conform de door burgemeester en wethouders ten aanzien van de ingekomen stukken gedane voorstellen besloten. Onderdeel B 7. Algemeen vragenuur.
De voorzitter: Dames en heren. Ingekomen zijn twee vragen van CDA-fractie en een van de fractie inVENtief. Ik stel ze in omgekeerde volgorde aan de orde. De heer Thijssen: Mijnheer de voorzitter. Onze brief is gebaseerd op een artikel in Binnenlands Bestuur. Mag ik aannemen dat dit artikel de overige fracties bekend is? De heer Busser: Ons is het bekend. Ik heb het op internet nog eens opgezocht en heel goed gelezen. Mevrouw Van Stelten-Houterman: Ik heb het artikel voor me liggen, dus het is ook ons bekend. De heer Thijssen: Ik was pijnlijk getroffen door dit artikel, veronderstellend dat het inderdaad een uitlating was van u aan het adres van de redactie van het blad. Uit de publicatie maak ik op dat de redactie heeft rondgebeld in den lande en zo ook bij u uitkwam. Ik heb mij afgevraagd of u die uitlating hebt gedaan voordat u, althans in beginsel, een afspraak had met de GGZ over de regeling die u daar bepleit. Het lijkt mij van niet, want u zegt zelf in die publicatie: wij zijn er nog niet uit. Ik ben ook pijnlijk getroffen, omdat het artikel kennelijk een foutieve basis heeft. Het is volstrekt onjuist – ik steek er mijn hand voor in het vuur – dat de klandizie van de Venrayse coffeeshops voor 70% afkomstig zou zijn uit Duitsland en dat de waar naar Duitsland zou worden geëxporteerd. Sinds Venlo aan de grens een paar coffeeshops heeft, is er amper nog een Duitser die de moeite neemt om extra naar Venray te rijden – heen en weer toch al gauw 20 tot 50 kilometer – om aan zijn nering te komen.
-4-
Mijn vraag luidt of u die uitlating tegenover de redactie van Binnenlands Bestuur inderdaad hebt gedaan en, zo ja, of dat anders is dan dat u het er eigenlijk maar hebt uitgeflapt. Als dat juist is, wat ik veronderstel, bent u dan niet met ons van oordeel dat u in ieder geval ver voor uw beurt hebt gesproken en dus de GGZ hebt gebruuskeerd? Mijn laatste vraag betreft het einde van de publicatie, luidende: “Aldus Waals, die dan ook pleit voor verbod op coffeeshops.” Is dat laatste juist en, zo ja, hoe komt u bij dat standpunt, anders dan dat u daarmee het standpunt onderschrijft zoals dat is gepubliceerd van de CDA-partijtop? Het is immers een punt dat bij uitstek ook in Venray onderwerp moet zijn van studie niet alleen, maar ook van overleg, en waarmee wij op deze wijze als raadsleden niet zo plotseling mogen worden geconfronteerd. De voorzitter: Ik zal u citeren uit de notulen van de Raad van Bestuur van de GGZ: “De Raad van Bestuur bespreekt de notitie van de heer A. Burgmans over de juridische aspecten van een gebruiksruimte op Servaashof en het plan van aanpak ten behoeve van de realisering van een pilot van een gebruiksruimte voor chronisch psychiatrische patiënten. De Raad van Bestuur besluit dat het plan van aanpak verder uitgewerkt kan worden. Handel en gebruik van verdovende middelen op de rest van het terrein is na ingebruikneming van de gebruiksruimte verboden en dient dan ook strikt gehandhaafd te worden. Het facilitair bedrijf wordt gevraagd een advies te formuleren voor de locatie van de gebruiksruimte. De visie verslavingszorg wordt gevraagd de kosten van de gebruiksruimte op te nemen in de begroting. Deszulks is besloten naar aanleiding van het gesprek dat heeft plaatsgevonden in de regionale driehoek Venray, waarin is besloten in het kader van de evaluatie van de coffeeshops te bekijken in hoeverre de illegale handel op Servaashof kan worden teruggedrongen door de patiënten aldaar te faciliteren.” Het blijkt dat de Raad van Bestuur, dat de zaak in onderzoek en studie heeft, daar niet negatief tegenover staat. Het berust dus niet op een oprisping mijnerzijds, maar kennelijk op maagpijn bij u, maar daar zijn andere tabletten voor. Met de GGZ heb ik nog geen akkoord bereikt. Ik heb ook gezegd dat ik er nog niet uit ben. Wij zijn daarover in overleg en ik neem aan dat ik dat mag zeggen. De burgemeester van de gemeente Venray is persoonlijk geen voorstander van coffeeshops. Indertijd is in het kader van de toenmalige maatschappelijke omstandigheden naar mijn mening een terecht besluit genomen, omdat wij de handel moesten reguleren. Op dit moment is mijn beeld dat coffeeshops voor lokaal gebruik maar redelijk beperkt zijn en dat vooral export plaatsvindt van de handel daar en vervolgens ook gebruik door al dan niet geëxtramuraliseerde psychiatrische patiënten, dat ik overigens niet afkeur, maar waarvan ik vind dat het maar in het medisch behandelplan moet worden meegenomen. Het standpunt van de burgemeester over coffeeshops zal nader worden bepaald na overleg op de regionale wiettop op 8 januari in Roermond. De heer Thijssen: Mijnheer de voorzitter. Voorstanders van coffeeshops vindt u, veronderstel ik, alleen in kringen van de gebruikers van wiet en andere zaken die in coffeeshops verkrijgbaar zijn. Wat dat betreft vormen u en ik geen uitzondering. Uw collega-burgemeesters in den lande die onlangs in de publiciteit waren vinden ook dat aan coffeeshops gewerkt moet worden, maar daarover bestaan verschillende gedach-
-5-
ten, zoals ik u niet behoef uit te leggen. Ik heb u ook nog de volgende vraag te stellen: bent u van mening dat een gebruiker van wiet een patiënt is? De voorzitter: Nee, iemand die wiet rookt is geen patiënt, maar er zijn wel patiënten die wiet roken. De heer Thijssen: Maar in uw publicatie draagt u uit dat er in Venray geen coffeeshop meer is, anders dan op het terrein van de GGZ, en niet alleen ter beschikking van de patiënten, heb ik begrepen, maar van iedereen die daar over het grasveld loopt. De voorzitter: U moet mij niet verkeerd citeren. Ik heb u aangegeven dat het geen oprisping mijnerzijds is, maar dat de pijn kennelijk ergens anders zit, dat wij hierover in overleg zijn en dat op 8 januari nader overleg zal plaatsvinden. Het laatste zal ik uiteraard terugkoppelen naar de commissie Stedelijk Beheer in het kader van de veiligheid. Andere vragen over het gebruik van wiet zullen door mij niet worden beantwoord, want die zijn niet relevant in het kader van het door u gestelde. Zijn er nog anderen die hierover het woord willen voeren? De heer Busser: Mijnheer de voorzitter. Naar aanleiding van de vragen heb ik het artikel uitgebreid onder de loep genomen. Ik heb het met een rose bril gelezen om het positief te bekijken, met een blauwe bril om het negatief te bekijken en ik heb zelfs een hele donkere zonnebril opgezet, maar ik heb er echt niet uit kunnen halen wat de heer Thijssen erin meent te lezen. De voorzitter: Mag ik aannemen dat de vragen hiermee naar genoegen zijn beantwoord? De heer Thijssen: Nee, voorzitter. U gaf wat vroegtijdig het woord aan de heer Busser, want ik was nog niet klaar met mijn verhaal. U wilt – dát mag ik toch wel lezen in het kadertje in Binnenlands Bestuur – de wietgebruikers in Venray, in ieder geval mensen die hun spullen betrekken van coffeeshops aanwezig in Venray, verwijzen naar de mogelijkheden die er zijn op het terrein van de GGZ. Dat heeft niet alleen tot grote onrust geleid bij de coffeeshophouders en hun achterban – het is een feitelijk gegeven dat die er zijn –, maar het is ook de grote vraag of men u van de zijde van de GGZ heeft ingewijd in de medische kanten van de zaak, die er natuurlijk ook zijn. De vraag is dan of u de daar verkregen wetenschap kunt verwerken ten aanzien van mensen van wie enige betrokkenheid met het zegenrijke werk van de GGZ niet is aangetoond en ook niet te verwachten valt. En zouden die mensen zich dan, als het juist is wat u zegt, namelijk dat het allemaal onder strikte regie van de medische behandeling gaat geschieden, naar Venlo, Eindhoven of Nijmegen moeten begeven, wellicht zelfs naar Maastricht? De voorzitter: Ik sta achter wat ik gezegd heb en wat ik gezegd heb staat in relatie tot het proces en het – moeizame – overleg dat binnen de regionale driehoek plaatsvindt. De burgemeester van Venray gaat niet alleen over coffeeshops – daarvoor hebben we hier 25 raadsleden en ook nog een college van vijf man –, maar ik mag er wel een
-6-
mening over hebben. Eerder heb ik gezegd dat ik een voorstander was van coffeeshops in Venray op het moment dat wij daartoe het besluit namen. Als u in de Zenith was geweest, ergens in november, toen daar het ‘groene goud’ werd gepresenteerd en afgesloten, had u kunnen horen dat de kwaliteit van de wiet tegenwoordig dermate dicht tegen harddrugs aan zit, dat het uitermate zorgelijk is dat dit wordt gebruikt buiten medische begeleiding om. Ik vind dat ik dat als burgemeester van Venray best hardop mag zeggen. Toen de coffeeshops kwamen, waren het hoofdzakelijk kleinschalige zelfstandigen, maar tegenwoordig is de organisatie achter de wietteelt zwaar crimineel en bedreigend. De minister van Justitie en het college van procureursgeneraal zijn momenteel centraal doende om dat netwerk onderuit te schoffelen, want het is de criminalisering van de bovenwereld en daar wil ik ook niet aan meewerken. Deze elementen zullen worden besproken op de regionale wiettop op 8 januari in Roermond. Naar aanleiding van dat overleg zal ik mijn mind opmaken en die delen met de commissie Stedelijk Beheer, waarna we wel zullen zien waar we in Venray uitkomen. Ik werk in ieder geval niet mee aan criminalisering van de samenleving en aan het gebruik van softdrugs die in kwaliteit de harddrugs benaderen, zonder adequate medische begeleiding. De heer Thijssen: Mijnheer de voorzitter. Uw standpunt is respectabel, maar in die zin ten zeerste aanvechtbaar, dat in mijn visie – en daarin sta ik niet alleen – het verbod, of een wegvallen hoe dan ook, van coffeeshops in Venray en een verwijzing van de mensen die in Venray leven en daaraan sterke behoefte hebben, om het een beetje matig uit te drukken, naar mogelijkheden buiten Venray, zoveel aversie zullen oproepen bij betrokkenen dat u binnen de kortst mogelijke keren kunt rekenen op moeilijk te controleren illegaal gebruik en verkoop van dit soort spullen in Venray. Het trekt de criminaliteit juist aan als u de deuren dicht gooit. De voorzitter: Ik neem kennis van uw standpunt. Aan de orde zijn de vragen van het CDA. Mevrouw Teeuwen-Peeters: Mijnheer de voorzitter. Wij hebben onze vragen gesteld tegen de achtergrond van de financiële crisis die momenteel zowel bedrijven als burgers overkomt. De Nederlandse regering geeft aan zo snel mogelijk met haar betalingen aan bedrijven over de brug te komen, om zodoende bedrijven in deze tijden van crisis te helpen, zodat zij als het ware het hoofd boven water kunnen houden als het dit soort financiële problemen betreft. Hoe doen we dat met de betalingen in de gemeente Venray? Moeten wij ook maatregelen nemen om betalingen wellicht eerder te verrichten, zodat bedrijven wat dat aangaat niet in de problemen kunnen geraken? Is de wethouder bereid dit onder de loep te nemen en eventueel de vereiste maatregelen te treffen? In deze tijd kan het ook voor de burger verschil maken wanneer in het kader van de sociale wetgeving betalingen moeten plaatsvinden. Wij verzoeken de wethouder ook naar deze problematiek te kijken en indien nodig de data van uitbetaling aan te passen. Is de wethouder bereid deze opdracht uit te voeren?
-7-
De heer Van der Broeck, wethouder: Mijnheer de voorzitter. De eerste vraag zal door mij worden beantwoord, de tweede door collega Jansen. Wat betreft de betalingstermijnen die de gemeente Venray hanteert wil ik maar heel simpel het volgende voorbeeld noemen. Als we een weg aanleggen van, zeg, honderd meter lang, spreken we met elkaar af dat bij aanvang van het werk 10% wordt betaald, 40% als 50 meter is aangelegd en bij oplevering van het werk de rest. Ik neem aan dat het CDA vooral wil weten hoe lang het duurt voordat een factuur die door ons wordt ontvangen wordt betaald. Hiervoor geldt een maximale betalingstermijn van 30 dagen, en die wordt ook gehaald. Als bedrijven ons vragen binnen veertien dagen te betalen, wordt daaraan in negen van de tien gevallen voldaan. Sneller dan veertien dagen is onmogelijk, omdat een betaling een route moet doorlopen van inboeken, beoordelen en factureren. Ik kan hieraan toevoegen dat omliggende gemeenten vaak een betalingstermijn hanteren van drie à vier maanden en ik weet dat ook rijksoverheden op dat soort termijnen zitten. De heer Jansen, wethouder: Mijnheer de voorzitter. Tot op heden zijn bij ons geen signalen binnengekomen dat burgers die gebruik maken van de bijstand of andere sociale uitkeringen in problemen komen als direct gevolg van de kredietcrisis, maar ook als dat zo zijn, is het schuiven met de data voor uitbetaling wat het college betreft geen goede optie, en wel om een aantal redenen. In de eerste plaats moeten wij op grond van de wetgeving achteraf, na afloop van de maand, betalen. Dat komt omdat wij eerst de rechtmatigheid over die maand moeten toetsen en dan pas mogen uitbetalen. Concreet betekent dit dat de uitkering op z’n snelst rond de 10de van de eerstvolgende maand wordt bijgeschreven. Een tweede reden is meer psychologisch van aard. Klanten bevinden zich in een bepaald ritme. Ze ontvangen iedere maand rond de 10de hun uitkering en daarop hebben zij ook hun uitgaven afgestemd. Het slechtste wat wij kunnen doen is dan ook het schuiven met betaaldata. Voor de korte termijn levert het de klant wellicht een voordeeltje op, maar op de langere termijn alleen maar grotere problemen, of een verplaatsing van de problemen. Tenslotte, maar dat is misschien het minst sterke argument, is eerder uitbetalen ook technisch onmogelijk. Wat wij wel doen is bij nieuwe aanvragen, of aanvragen in het kader van de minimaregeling, de doorlooptijden zo beperkt mogelijk houden. Wij willen de burgers vooral stimuleren daarvan gebruik te maken. Het betreft voorzieningen waarop zij recht hebben als de bijzondere bijstand, de € 50,-regeling en bijvoorbeeld de langdurigheidstoeslag. Mevrouw Teeuwen-Peeters: Mijnheer de voorzitter. De eerste vraag is door wethouder Van der Broeck naar tevredenheid beantwoord. Ik kan me voorstellen dat een uitbetaling sneller dan 30 dagen niet mogelijk is en die termijn lijkt mij ook reëel. Met onze tweede vraag doelden wij inderdaad vooral op de doorlooptijden. Wij hebben gehoord dat het na een positieve beschikking vaak nog twee maanden kan duren voordat de betaling plaatsvindt. Mensen die zo lang moeten wachten en intussen wel hun huur moeten betalen worden zo misschien gedwongen geld te gaan lenen, waardoor ze het ene gat met het andere moeten vullen en dat willen wij voorkomen. Een andere vraag die wij in dit kader willen stellen is de volgende. Als in deze tijd vragen binnenkomen die betrekking hebben op nieuwe initiatieven van ondernemers,
-8-
hopen wij dat het college oog en oor heeft voor deze ondernemers en dat met het verlenen van vergunningen geen tijd wordt verspild, maar dat alles op alles wordt gezet om die zo snel mogelijk te verstrekken. De heer Linskens: Hebt u dan aanwijsbare signalen dat daarin vertraging optreedt? Als dat blijkt uit signalen die u hebben bereikt, is uw vraag terecht, maar vooralsnog lijkt ze op een veronderstelling te berusten en als dat zo is, zou ik dat jammer vinden. Mevrouw Teeuwen-Peeters: Die signalen hebben wij inderdaad. In deze tijd van crisis moeten we stappen ondernemen om dergelijke dingen goed te blijven uitvoeren. De heer Busser: Mijnheer de voorzitter. Hoewel ook wij vaak kritiek hebben op de doorlooptijden van vergunningen, meen ik dat door het college steeds het credo wordt uitgedragen dat vergunningen zo snel mogelijk moeten worden afgehandeld. Mevrouw Grebenjak-Benneheij: Die doorlooptijden hebben niets met de kredietcrisis te maken. Overigens meen ik dat wij in een andere sessie hebben afgesproken dat wij de kredietcrisis even laten voor wat het is, zullen afwachten wat er komt en zullen inspringen als het nodig is. De heer Van der Kruijf: Mijnheer de voorzitter. Ook ik heb enige moeite met de vragen van het CDA, omdat daarin de veronderstelling doorklinkt dat processen versneld zouden moeten worden als zich een crisis voordoet. Als dat zo is, hebben wij als raad ons werk niet goed gedaan, want dat moeten we al ruimschoots voor die tijd doen. De voorzitter: Het college spant zich maximaal in om de doorlooptijd zo kort mogelijk te houden, maar een aanvrage moet wel correct zijn en als dat niet zo is, nemen we haar niet in behandeling. We gaan niet lokaal de wet wijzigen omdat er kennelijk sprake is van een crisis. Als een aanvrage correct is, wordt de vergunning zo snel mogelijk verleend, maar ze moet wel ter visie worden gelegd en ook inspraak en redelijk overleg kunnen niet uit de weg worden gegaan. De kans dat iemand in Venray binnen vier of zes weken een vergunning krijgt is minimaal, want we hebben ons te houden aan de wettelijke termijnen die hiervoor staan. 90% van de vergunningaanvragen gaat er snel doorheen en kleine zaken worden zo snel mogelijk aan de balie afgehandeld. Dat is de insteek van dit college. Mevrouw Teeuwen-Peeters: Die insteek waarderen wij. Wij willen alleen het signaal afgeven dat in deze tijd snel op zulke zaken behoort te worden gereageerd. De voorzitter: Aan de orde is de tweede vraag van het CDA. Mevrouw Van Stelten-Houterman: Mijnheer de voorzitter. Landbouw, natuur en milieu zijn zaken die nu, maar zeker ook in de toekomst, voor iedereen van groot belang zijn. Vele andere belangen, zoals gezondheid, voeding en leefomgeving, zijn direct afhankelijk van de wijze waarop de mens met dit soort zaken omgaat. Daarom is
-9-
het ook een primaire verantwoordelijkheid van ons allemaal om ervoor te zorgen dat ook de volgende generatie dit beseft. Zij moeten inzicht krijgen in de wijze waarop natuur, landbouw en milieu elkaar beïnvloeden. Een centrum voor landbouw, natuur en milieu-educatie, een CLNME, zoals dat zo mooi heet, kan het primaire, maar ook het voortgezet onderwijs ondersteunen bij deze opdracht. Zij hebben zich dan ook al aangesloten bij deze stichting, om daarvan gebruik te maken. De Stichting Mooi Land wil een centrum in Venray oprichten die deze educatieve opdracht gaat uitvoeren voor de regio. In dit kader willen wij tevens vermelden dat dit ook een extra impuls kan zijn om de jeugd al vroeg in contact te brengen met het denkwijzemodel van cradle to cradle waarmee deze regio zich specifiek op de kaart wil zetten. De financien om te starten heeft deze stichting al bij elkaar, maar uiteraard is een meerjarige, duurzame financiering nodig. Zoals iedereen weet, heeft het CDA duurzaamheid en rentmeesterschap hoog in het vaandel staan. Vanuit die visie ondersteunen wij de initiatieven van de Stichting Mooi Land. Het college en de andere raadsfracties hebben wij daarom de volgende vragen te stellen: Ondersteunt het college het initiatief van deze stichting? Wat vinden de andere fracties van dit initiatief? Zijn zij daarvan op de hoogte? Is het college bereid een subsidievoorstel te maken in overleg met en ter ondersteuning van deze stichting? Zo ja, wanneer mogen wij dat dan verwachten in deze raad? De heer Jansen, wethouder: Mijnheer de voorzitter. Het initiatief van de stichting is het college bekend, sterker nog: wij zijn daarover al in overleg en hebben er op 27 november jl. ook met de portefeuillehouders van de regio over gesproken. Daarbij is door de gemeente Venray aangegeven dat zij een aanvrage welwillend zal benaderen. Door de vier gemeenten zijn echter een aantal kanttekeningen geplaatst bij de aanvrage. Eén daarvan is dat de gevraagde subsidie een erg input-karakter heeft en weinig rechtstreekse relatie heeft met de resultaten. Afgesproken is dat de stichting voor het einde van het jaar nog aanvullende informatie zal aanleveren en dat daarna iedere gemeente de aanvrage in behandeling kan nemen. In overleg met de stichting en de andere gemeenten wordt ernaar gestreefd om ijs en weder dienende in maart een voorstel in de raad te hebben. Mevrouw Van Stelten-Houterman: Mijnheer de voorzitter. De wethouder heeft mij heel blij gemaakt en wij zien het voorstel graag tegemoet. De voorzitter: Wij maken u altijd blij! Mevrouw Van Stelten-Houterman: Daarover valt te discussiëren! De heer Van den Hoek: Ik ben nog niet helemaal blij. Hoeveel educatie wordt op dit gebied niet al gegeven door allerlei natuurclubs? Het is dubbel-op als men elkaar voor de voeten gaat lopen. Het moet echt iets toevoegen en daarom willen wij eerst een concreet opgezet plan zien. Op deze manier is het voor ons veel te mager. Er is sprake van een subsidie maar liefst € 120.000,-. Wij vragen ons af waaruit dat betaald moet worden. Wij vinden dat de gemeente een dergelijk bedrag beter kan uitgeven aan de
- 10 -
arme mensen, zodat zij even een blije natuurlijke dag hebben. Lokaal Aktief wil dit plan even parkeren. De heer Linskens: Mijnheer de voorzitter. In tegenstelling tot de vorige spreker vinden wij dit een prima initiatief. Feitelijk kenden wij al een Centrum voor natuur- en milieu-educatie en daarin is nu een verbreding gezocht met de agrarische sector, waardoor mijns inziens een prima beeld ontstaat van alles wat in ons buitengebied speelt. Ik was even in verwarring gebracht door de vraag van het CDA aan het college om een subsidievoorstel te maken, maar uit de beantwoording van de wethouder heb ik begrepen dat de Stichting Mooi Land voor dat subsidievoorstel zorg zal dragen bij de verschillende gemeenten. De heer Van der Kruijf: Mijnheer de voorzitter. Wij hebben het idee dat op dit gebied al heel veel gebeurt en dat er ook hele goede initiatieven zijn. Wij zijn daarom bang voor een overkill. De aanvrage van de stichting zullen wij op haar eigen merites beoordelen en wij zullen met name kritisch nagaan wat deze stichting aan nieuwigheden kan toevoegen aan alle stromen die op dit gebied al bestaan. De heer Leenders: Mijnheer de voorzitter. Wij kennen het initiatief en zijn er een warm voorstander van. Bij ons had dezelfde verwarring toegeslagen als bij de heer Linskens, maar gelukkig is het de Stichting Mooi Land die een subsidieverzoek indient en gaat het college niet zelfstandig bedenken of het subsidie zou moeten verlenen. Als het straks past binnen het beleid dat wij hebben, is het prima, en als het niet past zullen we dat ook wel horen. Mevrouw Van Stelten-Houterman: Mijnheer de voorzitter. Graag wil ik degenen die bang zijn voor een doublure of een overkill even geruststellen. De participanten in de stichting zijn het Innovatief Platteland, de GGZ, de provincie Limburg, de LLTB, de Stichting de Marken, het Natuurhistorisch Genootschap Venray, de SPOV en het IVN-consulentschap Limburg. Juist de bestaande organisaties hebben zich dus allemaal verbonden onder deze stichting, zodat voor een overaanbod niet behoeft te worden gevreesd. Uiteraard zal de subsidieaanvrage door de stichting moeten worden ingediend. Ik neem echter aan dat het voorstel dat wij krijgen door het college zal worden opgesteld en niet door een externe. De heer Busser: Ik wil hieraan dezelfde kritische noot toevoegen die de heer Van der Kruijf liet horen. We zullen moeten beoordelen wat dit toevoegt aan het bestaande aanbod en in hoeverre al subsidiestromen die kant opgaan voor dezelfde doelen. Mevrouw Van Stelten-Houterman: Dat is ook de reden waarom wij hebben gevraagd hierover een voorstel uit te brengen, zodat wij er met elkaar over kunnen discussiëren. De vragen en antwoorden worden voor kennisgeving aangenomen.
- 11 -
Onderdeel C 8. Subsidie Match 2008. (Gemeenteblad 2008, nr. 363)
Mevrouw Grebenjak-Benneheij: Mijnheer de voorzitter. Match is een organisatie van en voor vrijwilligerwerk in Venray. In de commissie MD waren wij toch nog enigszins sceptisch, maar door de informatieavond die Match op 13 november jl. gegeven heeft zijn wij Match met andere ogen gaan bekijken. Match biedt diensten aan die aansluiten op de behoeften. Lokaal Aktief heeft gezien hoe divers die diensten zijn. Match vindt het belangrijk de kwaliteit van het vrijwilligerswerk niet uit het oog te verliezen en om die kwaliteit te kunnen behouden is voor leiding en vrijwilligers kennis en deskundigheid nodig. Het mooie van Match is naar onze mening dat de kennis en deskundigheid worden overgedragen van vrijwilliger naar vrijwilliger. De continuïteit van vrijwilligers is belangrijk; het zijn mensen waarmee je vooruit kunt. Daarom is het belangrijk dat de vrijwilliger zijn werk prettig vindt. De maatschappelijke stages vragen veel werk, maar het is belangrijk dat de jeugd al vroeg leert om te gaan met vrijwilligerswerk. Er is niets mis mee om voor anderen klaar te staan. Dat bij het werk van Match professionele ondersteuning nodig is, begrijpt Lokaal Aktief maar al te goed, alleen al voor de continuïteit: een persoon die zorgt voor de netwerken, de stageplaatsen, het bezoeken van de instelling waar de vrijwilligers geplaatst worden en terugkoppeling naar de vrijwilliger en de instellingen. Om al dit werk te kunnen doen heeft Match facilitaire voorzieningen nodig. Er is momenteel een bureaubezetting van zeven personen. Net zo min als bij de inrichting van het nieuwe gemeentehuis hoeven deze zeven plaatsen volledig ingericht te worden als werkplaats, maar er moet wel voldoende ruimte zijn om goed te kunnen werken. De inventaris van de bureaus en de vergaderruimte is tot dusverre niet afgeschreven. Om investeringspieken te voorkomen is reservering voor toekomstige vervanging gewenst. Hoe werkt dit in de praktijk? Je begint klein, met gekregen spullen, vraagt bij de gemeente subsidie aan, en dat mag maar zo minimaal mogelijk zijn, maar aan vervanging wordt op dat moment niet gedacht. Je bent enthousiast en begint, maar na een paar jaar blijkt de ruimte te klein te zijn en het spul versleten, en dan zegt de gemeente: ja, maar daarvoor hadden jullie moeten reserveren! Waarvan? Dit gebeurt niet alleen bij Match, maar helaas bij meerdere groeperingen. Onze complimenten gaan tenslotte uit naar het hardwerkende bestuur, dat ervoor zorgt dat de smeerolie van de samenleving op een goede manier blijft lopen. Mevrouw De Barbanson: Mijnheer de voorzitter. Wij hebben heel wat vragen gesteld over de subsidie aan Match en ook gevraagd om het een aantal keren terug te laten komen, omdat voor ons niet helemaal duidelijk was hoe de geldstromen liepen en waaraan het geld besteed werd. Wij hebben dat niet gedaan om moeilijk te willen doen, maar juist omdat het vrijwilligersbeleid enorm belangrijk is – in de toekomst zullen we er steeds meer afhankelijk van worden – en wij van mening waren dat, als we het gaan doen, het ook maar meteen goed moet worden gedaan. De antwoorden die zijn gegeven op de laatste vragen die bij ons nog open waren gebleven tijdens de
- 12 -
presentatie van Match hebben bij ons de laatste twijfels weggenomen. Wij kunnen daarom alleen maar zeggen: jongens, ga door met je goede werk! Mevrouw Voigt-Bosboom: Mijnheer de voorzitter. Het gevraagde budget kunnen wij zonder meer toekennen. Bij deze gelegenheid wil ik mijn grote teleurstelling uitspreken over het feit dat de zeer boeiende presentatie van Match, waarom zo vaak was gevraagd, slechts werd bijgewoond door zegge en schrijve negen personen. Ik vind dat bijzonder treurig. De heer Leenders: Mijnheer de voorzitter. Door een foutieve planning in de agenda heb ik de bijeenkomst op 13 november gemist. Ik heb echter wel op andere wijze van Match de informatie gekregen die daar is verstrekt, zodat ik een inhaalslag heb kunnen maken. Vrijwilligerswerk, de smeerolie van de maatschappij. Zoals eerder aangegeven in commissie en raad, kan Samenwerking Venray het belang van vrijwilligerswerk en van het Steunpunt Vrijwilligerswerk Venray, Match dus, onderschrijven. Kijken we echter kritisch naar de prestaties van Match in relatie tot de verleende subsidie, dan mag je ook wel eens je wenkbrauwen fronsen, en ik zal uitleggen waarom. Tot 1 november van dit jaar hebben zich 114 zoekende vrijwilligers gemeld bij Match; doorgetrokken naar het einde van het jaar zou het op ongeveer 137 vrijwilligers uitkomen. Als we dat dan afzetten tegen de begroting 2008, exclusief de kosten van de maatschappelijke stage, kunnen we berekenen dat het gaat om bijna € 390,- per vrijwilliger. Voorwaar, geen klein bedrag. Uiteraard weten wij dat Match meer diensten in zijn pakket heeft dan wat ik maar even oneerbiedig het koppelen van organisaties aan vrijwilligers noem, maar toch. De subsidie voor het tweede halfjaar 2008 is door de gemeenteraad afhankelijk gemaakt van aanvullende informatie. Die informatie hebben wij gekregen, waarvoor dank. Het college heeft al eerder gebruik gemaakt van het verkregen mandaat om subsidie uit te keren. Daarnaast realiseren wij ons ook dat de structurele financiering van Match is opgenomen in het door deze raad vastgestelde bestedingsplan Wmo 2008-2010. Bij de eerstvolgende geschikte gelegenheid zal Samenwerking Venray toch nog eens gaan kijken naar die subsidie aan Match, niet zozeer om erop te beknibbelen als wel om na te gaan of het helder gekoppeld kan worden aan prestatievelden, bijvoorbeeld het aantal zoekende vrijwilligers of het aantal geplaatste vrijwilligers, en daaraan een staffel te hangen. Op die manier kunnen wij Match een financiële prikkel blijven geven. De heer Ewals: Mijnheer de voorzitter. Het CDA heeft in eerdere stadia al aangegeven kritisch te zijn over de hoogte van de subsidie en de ondersteuning vanuit Synthese bij de Stichting Match. In de raadsvergadering van 17 juni 2008 is besloten de subsidie aan Match voor de eerste helft van 2008 beschikbaar te stellen. Instemming met het beschikbaar stellen van het budget voor de tweede helft van 2008 werd afhankelijk gemaakt van aanvullende informatie. Meermalen hebben wij gevraagd om meer informatie via een presentatieavond. Wethouder Jansen heeft dat signaal goed opgepakt. We hebben nu een goed inzicht gekregen in alle aspecten van Match en al
- 13 -
onze vragen zijn goed beantwoord. Onze complimenten voor de goede en verhelderende presentatie. Ook wij vinden het echter bijzonder jammer dat niet alle partijen die om die informatieavond hadden gevraagd toen zijn komen opdagen, zeker gezien de commotie die toen is ontstaan. Gelet op de verstrekte informatie tijdens de informatieavond en het goede werk van de Stichting Match kunnen wij instemmen met het voorstel. Mevrouw Dijkema: Mijnheer de voorzitter. Ik zal maar meteen met de deur in huis vallen: wij steunen het voorstel. Overigens is dit wel een heel vervelend dossier geweest en aanleiding voor bepaalde veranderingen in het college. Verder vind ik het triest dat een vrijwilliger hier twee keer uitleg moet geven over het beleid van Match en dat er dan ook nog een informatieavond moet komen. Dat gaat echt te ver. Wij hebben de griffie ook laten weten dat wij de informatieavond niet zouden bezoeken, omdat wij al over voldoende informatie beschikten. Ik hoop dat we voortaan volstaan met één keer iemand horen voordat we een subsidie verstrekken. Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. De voorzitter: Ik dank wethouder Jansen voor de adequate behandeling van dit moeilijke dossier, dat thans is opgelost. 9. Subsidie Moedercentrum 2008. (Gemeenteblad 2008, nr. 364)
Mevrouw Dijkema: Mijnheer de voorzitter. Ook over dit voorstel kunnen we kort zijn. Wij kunnen instemmen met het budget. In de commissie hebben wij gezegd dat zo’n Moedercentrum naar onze mening de eigen broek op moeten kunnen houden en dat, als men in een te duur pand is gevestigd, daarvoor een oplossing zal moeten worden gezocht. Inmiddels is ook toegezegd dat naar een ander pand zal worden gezocht, eventueel in ‘t Brukske. Aan de andere kant is het ook zo dat je soms geen geld verdient en dat je het gewoon moet geven voor het goede doel. Mevrouw De Barbanson: Mijnheer de voorzitter. Bij dit voorstel kan ik bijna een zelfde betoog houden als zojuist bij het subsidie voor Match. Ook in dit geval heeft de laatste presentatie een aantal twijfels bij ons weggehaald, die vooral betrekking hadden op de pijnpunten die mevrouw Dijkema zojuist noemde. Behalve over het pand hadden wij ook de nodige vragen over het gebruiken van de krachten die in huis zijn gehaald, de vrouwen die bepaalde opleidingen of cursussen gevolgd hebben en die je graag in huis zou willen houden. Duidelijk is wel geworden dat ze niet alles kunnen overnemen wat een professionele hulp doet en het is ons ook duidelijker geworden wat de professionele ondersteuning inhoudt. Wij kunnen nu akkoord gaan met deze subsidieverlening. Mevrouw Voigt-Bosboom: Mijnheer de voorzitter. Het hart van de PvdA klopt links…
- 14 -
De voorzitter: Anatomisch gezien zitten alle harten links; dat is geen exclusief recht van de PvdA! Mevrouw Voigt-Bosboom: Ik neem aan dat u wel snapt wat ik bedoel. De doelstelling van het Moedercentrum is het bevorderen van de zelfredzaamheid, eigen ontwikkeling, maatschappelijke participatie en integratie van vrouwen in het algemeen, en vrouwen en kinderen in het bijzonder. U snapt het al: ook hier stemmen wij in met het beschikbaar stellen van het gevraagde budget. De heer Leenders: Mijnheer de voorzitter. Externe professionele ondersteuning leidt tot interne verbetering en ontwikkeling; een mooie volzin, die collega Thijssen enige tijd geleden gebruikte in deze raad. De strekking van die opmerking heeft ook Samenwerking Venray voor ogen. Het kan niet zo zijn dat wij in deze omvang met professionele ondersteuning bij het Moedercentrum en de daaraan gekoppelde subsidie blijven instemmen. Bij gelegenheid zal Samenwerking Venray hiervoor opnieuw aandacht vragen en alsnog om afbouw vragen. De heer Michels: Mijnheer de voorzitter. In de raadsvergadering van 6 mei jl. is door een aantal partijen al aangegeven dat de subsidie voor het Moedercentrum afgebouwd zou moeten worden. De wethouder zegde toen toe dat hij met een voorstel zou komen voor afbouw van de subsidie. Het ging daarbij met name om de hoge kosten van huisvesting en de kosten van professionele ondersteuning door Synthese. In de commissievergadering van 4 september is dit opnieuw besproken en waartoe dat heeft geleid is bekend. Het nu voorliggende voorstel bevestigt dat de eerder door de meerderheid van deze raad gewenste bezuiniging wel mogelijk is. Op basis van een gewijzigde begroting van het Moedercentrum is een eerste stap gezet in de richting van afbouw van de subsidie. In het op 17 juni 2008 door de raad vastgestelde bestedingsplan Wmo is voor het Moedercentrum een structurele financiering opgenomen die ingaat op 1 januari 2009. Daarmee ligt de bevoegdheid voor het verlenen van de subsidie nu geheel bij het college. Dat mag echter geen vrijbrief zijn om de wens van deze raad – het afbouwen van de subsidie – te negeren. Wij hebben de wethouder dan ook de volgende vragen te stellen. Hoe is de stand van zaken met betrekking tot de alternatieve huisvesting? Hoe staat het met de brandveiligheid ter zake de gebruiksvergunning van het huidige pand? Welke ideeën heeft de wethouder over afbouw van de subsidie voor professionele ondersteuning? Is de wethouder bereid hierop voor de zomer van 2009, of eerder, in de commissie MD terug te komen? Wij realiseren ons dat wij nu praten over subsidie voor de tweede helft van 2008 en dat die tijd al bijna voorbij is. Bovendien heeft deze raad op 23 september ingestemd met het voorstel van het CDA om de continuïteit van het Moedercentrum te waarborgen en het niet de dupe te laten worden van uitstel van de besluitvorming, want laat dat duidelijk zijn: het Moedercentrum voorziet wel degelijk in een behoefte. Men moet alleen nog leren op eigen benen te staan.
- 15 -
Mevrouw Grebenjak-Benneheij: Mijnheer de voorzitter. Dat Lokaal Aktief het Moedercentrum Eva hoog in het vaandel heeft staan, moge duidelijk zijn. Het was immers Lokaal Aktief die met het initiatiefvoorstel kwam tot de oprichting van een Moedercentrum in Venray. Dat wil echter niet zeggen dat wij het overal mee eens zijn. In augustus 2006 is het Moedercentrum Eva officieel van start gegaan en daaraan is een ruime periode van voorbereiding vooraf gegaan. In de inleiding lezen we: “Eva biedt vrouwen de mogelijkheid om hun zorgtaken en initiatieven tot zelfontplooiing te combineren. Eva wil een plek zijn waar vrouwen elkaar ontmoeten en waar ze samen kunnen groeien om verder te ontwikkelen.” De bedoeling van een Moedercentrum is dat vrouwen met ideeën voor activiteiten komen, die door de vrouwen uitgewerkt worden. Wat ons tijdens de informatieavond opviel, was dat het bestuur zei: we komen maandelijks bij elkaar en we barsten van de ideeën. Wij hebben toen gevraagd welke ideeën van de vrouwen af kwamen, en dat bleken er eigenlijk geen te zijn. Het is echter juist de bedoeling dat de ideeën van de vrouwen af komen. Men had het zelfs over workshops en toen wij vroegen wat die inhielden, moest men het antwoord schuldig blijven. Als je met zulke moeilijke woorden gaat schermen, begrijpen de allochtone vrouwen het zeker niet. Doe daarom rustig aan en begin gewoon. In de raadsvergadering van 6 mei heeft Lokaal Aktief aangegeven dat direct stoppen met de subsidie niet mogelijk was. Ook Eva heeft immers haar verplichtingen jegens derden. Wat Lokaal Aktief het meest stoort, is de huisvesting. Gezien de groei van de activiteiten zal het huidige pand op termijn mogelijk niet toereikend zijn, schrijven ze. Het bestuur oriënteert zich op mogelijkheden tot aanpassingen van het gebouw. Gezien de mogelijkheden van het huidige pand en de grote doelgroep, is de huurprijs van € 1.124,- niet buitensporig. Voor die prijs kan men twee huizen huren die minder oud zijn en daardoor ook minder onderhoud en energie vergen. We hebben het hier over een oud huurpand. We gaan toch zeker geen geld steken in verbouwingen en aanpassingen! Het pand ligt op een toplocatie, maar is een toplocatie voor het Moedercentrum nodig? Lokaal Aktief denkt daar anders over. Een Moedercentrum behoort tussen de mensen te staan. Het is nogal gemakkelijk gezegd door de voorzitter van Eva op de informatieavond: het bestuur is weer op volle sterkte en nu gaan we uitkijken naar andere huisvesting. Maar hoe zit het dan met het huidige huurcontract? Kan dit per maand opgezegd worden? Lokaal Aktief heeft in de raadsvergadering van 6 mei aangegeven dat een professionele kracht noodzakelijk is, maar wij hebben er onze vraagtekens bij of dat per se iemand van Synthese moet zijn. De voorzitter van Eva gaf aan dat de beroepskracht van Synthese een groot netwerk heeft, dat ten goede zou komen aan Eva. Daarmee is Lokaal Aktief het niet helemaal eens. Wij zijn ervan overtuigd dat een beroepskracht die met hart en ziel voor Eva werkt – en daar mag men toch van uitgaan – ook zelf kan zorgen voor een uitgebreid netwerk. Per slot van zaken zal ook Synthese aan deze persoon moeten verdienen en dat geld zou ingezet kunnen worden voor extra uren. Tot slot wil Lokaal Aktief nogmaals aangeven dat wij het beste met Eva voorhebben. Wij hopen van ganser harte dat het Moedercentrum wordt zoals wij, maar zeker ook Eva, in gedachten hadden bij de opstart.
- 16 -
De heer Jansen, wethouder: Mijnheer de voorzitter. Ook vanavond hebben alle fracties weer tot uitdrukking gebracht dat het nut van het Moedercentrum onomstreden is. De informatieavonden die door het Moedercentrum zelf zijn verzorgd hebben dat mijns inziens ook in allerlei toonaarden aan iedereen duidelijk gemaakt. Centraal in de beoordeling die eerder in deze raad en in de commissie heeft plaatsgevonden stond iedere keer de hoogte van de subsidie. Met name de omvang van de professionele ondersteuning – 10 uur per week – vormde daarbij het belangrijkste discussiepunt, en ook vanavond heb ik dat verschillende keren over de tafel horen gaan. De nadere onderbouwing ervan, laatstelijk tijdens de bijeenkomst van 13 november, heeft de functie van de ondersteuning mijns inziens voldoende duidelijk gemaakt. Ik geloof niet dat daarover verschil van mening bestaat. Cruciaal is wat mij betreft de vraag of die ondersteuning gewenst is. Met andere woorden: zou het Moedercentrum in een eenvoudiger opzet, zonder professionele ondersteuning, of met minder professionele ondersteuning, een even zinvolle rol kunnen vervullen? Naar de inschatting van het college zouden een aantal heel wezenlijke winstpunten verloren gaan als wij ertoe zouden overgaan om de professionele inbreng te verminderen, zoals beleidsontwikkeling, een verantwoorde opvang van kwetsbare doelgroepen en het onderhouden en uitbouwen van externe contacten die met name gericht zijn op reïntegratie van de vrouwen die hier onderdak vinden. Zou het Moedercentrum zonder al deze elementen een even zinvolle rol kunnen vervullen? Naar de opvatting van het college zou de waarde van het Moedercentrum er een stuk door verminderen. Kijkend naar de omvang van de ondersteuning die in andere Moedercentra aanwezig is, kan worden geconcludeerd dat gemeten aan de Venrayse maat de ondersteuning hier niet uit de toon valt. In de loop van het jaar zijn de definitieve cijfers over het eerste volledig operationele jaar bekend gemaakt. Het totaalbedrag was reeds gedaald van € 65.000,- naar € 53.000,- of € 54.000,- en bovendien hebben wij in overleg met Synthese nog een deel van de overhead eraf kunnen halen, zodat nu in feite ondersteuning wordt geboden tegen ongeveer de kostprijs. Synthese kan er in dit geval zeker niet van worden beticht dat ze over de ruggen van de cliënten een voordeel binnenhaalt. Is het, gegeven deze beperkte ondersteuning en het beperktere subsidiebedrag, toch mogelijk te * komen tot een afbouw die van verschillende kanten is bepleit? Wat ik kan toezeggen is dat wij het volgend jaar zullen kijken naar alternatieve vormen van huisvesting. Een aantal argumenten daarvoor is zojuist over de tafel gegaan en daar ben ik gevoelig voor. Volgens mij heeft de gemeente wel mogelijkheden om het Moedercentrum een andere passende plek te geven. Daarbij denken wij aan een combinatie met andere instellingen met maatschappelijke doelen. Zodra hierover meer duidelijkheid kan worden verschaft, zal ik erover rapporteren in de commissie Maatschappelijke Diensten. Naar het oordeel van het college is met inachtneming van het bedrag en de prestaties die nu voorliggen een evenwichtig pakket aanwezig. Zou de raad er in meerderheid toe besluiten te gaan knabbelen aan het pakket, dan kan de professionele ondersteuning dalen en kan ook het subsidiebedrag dus omlaag. Hechten wij aan het blijven vervullen van de rol van het Moedercentrum zoals op dit moment gebeurt, dan zullen wij de balans die wij nu hebben gevonden moeten volhouden. Er is nu een redelijk
- 17 -
uitgebalanceerd beeld ontstaan, we weten waar we aan toe zijn en we kunnen ervan uitgaan dat het materiaal en de cijfers die eronder liggen een redelijke constante zullen vormen in de komende jaren, zodat we ons volledig kunnen richten op de verdere uitbouw van de inhoud, weten dat wij er met indexering van de bedragen die er nu staan uitkomen. Bij wijze van toelichting voeg ik eraan toe dat we medio dit jaar bij het bestedingsplan Wmo hebben besloten hiervoor een budget beschikbaar te stellen dat gegeven de recente cijfers ruimschoots toereikend is. Mevrouw De Barbanson: Mijnheer de voorzitter. Het voorstel draagt nog steeds keurig de titel ‘subsidiëring Moedercentrum’, maar intussen heeft het de mooie naam Eva gekregen. Wij verzoeken u straks in de voorlopige stukken ook netjes die naam te vermelden. De heer Leenders: Mijnheer de voorzitter. De wethouder is naar onze mening voorbij gegaan aan het lerend effect van de organisatie. Het bestuur moet bestuurskwaliteiten hebben en als het die niet heeft, moet aan educatie worden gedaan. Misschien zou juist daarop de taak van de professionele ondersteuning gericht moeten zijn. Als de CDA-fractie in de zomer van 2009 serieus wil gaan kijken naar mogelijkheden van afbouw van de professionele ondersteuning, heeft zij in ons een partner gevonden. Tot mevrouw Grebenjak, die een kanttekening plaatste bij het netwerk van de beroepskracht van Synthese, zou ik willen opmerken dat het juist het kenmerk is van een netwerk dat anderen in dat netwerk worden geïntroduceerd. Als de professionele ondersteuner het netwerk vooral voor zichzelf houdt, wordt daarmee een grote fout begaan. De heer Michels: Mijnheer de voorzitter. De wethouder verzoek ik in tweede termijn nog even in te gaan op de vraag die ik heb gesteld over de brandveiligheid van het pand. Voorts wil ik benadrukken dat wij niet zozeer uit zijn op het afbouwen van de professionele ondersteuning als wel op het afbouwen van de subsidie voor professionele ondersteuning. Professionele ondersteuning kan ook op vrijwillige basis plaatsvinden of via een kruisbestuiving met andere Moedercentra. Mevrouw Grebenjak-Benneheij: Mijnheer de voorzitter. Bij de woorden van de heer Michels kan ik mij aansluiten. Lokaal Aktief heeft zich altijd op het standpunt gesteld dat professionele ondersteuning nodig zal blijven. De wethouder heeft aangegeven dat Synthese dit jaar voor de kostprijs ondersteuning heeft geboden. Ik wil graag weten of zij dat zal blijven doen. Verder had ik het gevoel dat de wethouder het deed voorkomen alsof ik zou hebben gezegd dat Synthese over de ruggen van de cliënten een voordeel wilde halen, maar dat heb ik zeker niet bedoeld. De extra winst die Synthese vraagt zou mijns inziens ingezet kunnen worden voor extra professionele hulp. De heer Jansen, wethouder: Mijnheer de voorzitter. Mevrouw De Barbanson kan ik verzekeren dat ik de naam ‘Eva’ zo consequent mogelijk zal proberen te gebruiken. Ongetwijfeld zal ik echter nog wel eens in de oude fout vervallen.
- 18 -
Met Samenwerking Venray ben ik het geheel eens dat het Moedercentrum, ook vanuit de eigen filosofie, bij uitstek een lerende organisatie zou moeten zijn, waarbij niet het bestuur, maar de groep maatgevend is. Over de mate van afbouw die mogelijk is zullen wij, denk ik, van mening blijven verschillen. Wij hechten aan behoud van het huidige voorzieningenniveau en daarmee aan de prijs die er nu uiteindelijk voor staat en die € 15.000,- lager ligt dan waarover in het begin van dit jaar werd gesproken. Wel wil ik de optie openhouden dat wij via alternatieven voor de huisvesting een reductie kunnen bewerkstelligen. De CDA-fractie moet ik eerlijkheidshalve zeggen dat het mij niet bekend is hoe het op dit moment met het proces van de brandveiligheid is gesteld, maar ik ga ervan uit dat die procedure gewoon is doorlopen en adequaat is afgehandeld. Een kruisbestuiving met andere Moedercentra acht ik vanzelfsprekend en ik heb ook begrepen dat er contacten zijn en dat men van elkaars ervaringen leert. Mevrouw Grebenjak heeft geïnformeerd naar de door Synthese gehanteerde kostprijs. Dit jaar is in de prijs een reductie tot stand gekomen nadat wij Synthese hadden gevraagd een bijdrage te leveren om de discussie wat te vergemakkelijken. Verder is dit een verantwoordelijkheid van Eva zelf. Zij voert de onderhandelingen met degene die de ondersteuning levert en zal dus ook afspraken ter zake moeten maken. Dat zal zij ongetwijfeld ook doen. De voorzitter: Hieraan kan ik nog het volgende toevoegen. De brandweer heeft een controle uitgevoerd op het pand zelf en heeft geadviseerd rookmelders te plaatsen. Ik heb de commandant van de brandweer gesuggereerd deze in het kader van het preventiebeleid gratis beschikbaar te stellen. Een reactie daarop heb ik nog niet ontvangen, maar ik spreek hem morgenochtend weer. Ik ga er in ieder geval van uit dat deze rookmelders, hetzij linksom, hetzij rechtsom, zullen worden geplaatst. De heer Michels: De wethouder heeft gezegd dat hij hiermee het komend jaar aan de slag gaat. Misschien is het handig dat hij met de griffier een datum prikt voor een terugkoppeling naar de commissie MD. De voorzitter: De wethouder zal dit met de griffier kortsluiten. Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 10. Kadernota Integraal Accommodatiebeleid. (Gemeenteblad 2008, nr. 365)
Mevrouw De Barbanson: Mijnheer de voorzitter. In eerste termijn wil ik volstaan met een vraag aan de wethouder. In de kadernota staan nog heel wat punten die nader onderzocht moeten worden. Van de wethouder wil ik graag weten hoe wij hiervan op de hoogte zullen worden gehouden. De heer Linskens: Mijnheer de voorzitter. De Kadernota Integraal Accommodatiebeleid is geen doel op zich, maar vooral ondersteunend aan het vigerend beleid. We
- 19 -
zijn met z’n allen tot de conclusie gekomen dat het een razend ingewikkelde materie is, niet in de laatste plaats omdat de diverse raden dit volgtijdelijk over zichzelf hebben afgeroepen door die diversiteit te laten ontstaan. Het is daarom goed – en daarvoor biedt de kadernota een prima handvat – een systematische analyse te maken van wat wij hebben en van de verzoeken die nog op ons afkomen. In die zin geeft de kadernota nog geen pasklaar antwoord op de vragen van velerlei aard die wellicht van diverse instanties naar ons toe komen, maar wat ons betreft biedt ze wel een prima basis om er als beleidskader mee aan de slag te gaan. Toen de kadernota voor het eerst in de commissie werd besproken, lagen een aantal initiatieven op de plank en was het nog niet duidelijk welke richting het daarmee op zou gaan. Inmiddels is dat wat gedateerd voor wat betreft de mogelijke oplossingsrichtingen voor Bouledrome, Euterpe, MMSK en St. Christoffel. Of en in welke mate die precies passen binnen deze meetlat, vind ik eigenlijk niet zo spannend. Belangrijker is dat die initiatieven voortgetrokken worden. In die lijn hebben al aangegeven dat wij, als het financiële kader dat in deze nota wordt gevraagd niet toereikend zou zijn, openstaan voor een verruiming als ons een dergelijk verzoek zou worden gedaan. Belangrijk is dat de kadernota een toetsingskader wordt waarbinnen op maat kan worden getoetst. Gevraagde voorzieningen hoeven niet strikt te worden afgezet tegen ledenaantallen of anderszins meetbare grootheden, er kan ook een mate van subjectiviteit in worden aangebracht, waarmee het mogelijk wordt de leefbaarheidscomponent ook in de kleinere kernen te waarborgen. In die zin is deze kadernota een prima start om verder te onderzoeken en uit te werken, maar wij stellen wel voor met deze kadernota werkendewijs aan de slag te gaan en de opgedane ervaringen vooral te gebruiken om de nota nog specifieker te maken, en niet te wachten totdat allerlei onderzoeken die zijn aangekondigd tot achter de komma zijn afgerond. De heer Leenders: Mijnheer de voorzitter. Terugkijkend naar de commissievergadering van 4 september jl., belooft de behandeling van dit agendapunt vanavond weer op een behoorlijke discussie uit te lopen. Bijna unaniem bestond in de commissie ontevredenheid over het voorliggende stuk en eigenlijk is het dan raar dat hetzelfde stuk vanavond in deze raad behandeld wordt. Toch zijn er cruciale wijzigingen, niet in de nota zelf, maar in zaken die in relatie gebracht kunnen worden tot deze nota. De ontevredenheid kwam voort uit het optreden van de vorige portefeuillehouder. Verkeerde verwachtingen waren gewekt over de inhoud van de nota, er was geen adequaat antwoord op gesignaleerde knelpunten en nieuwe initiatieven en beantwoording van vragen was niet to the point te noemen. Sinds die vergadering van 4 september is er wat veranderd. Knelpunten en nieuwe initiatieven zijn, zoals het nu lijkt, voortvarend opgepakt, twee sporen worden bewandeld en zaken staan niet meer volgordelijk op elkaar te wachten; die zaken zijn bijvoorbeeld de nota en het beoordelen van de accommodatieproblematiek. In zijn kennismakingsgesprek met onze fractie heeft wethouder Jansen met ons gesproken over deze kadernota en een toelichting gegeven op het waarom en de invulling ervan. Een korte, zakelijke en to the pointe benadering. Hij heeft ons ervan kunnen overtuigen waarom instemming met deze kadernota, hoewel er nog zaken uitge-
- 20 -
werkt moeten worden, toch zinvol is en zeer zeker steun biedt bij het beoordelen van initiatieven. Ik had op 4 september niet verwacht dat ik vandaag zou kunnen zeggen dat Samenwerking Venray kan instemmen met het gevraagde besluit. De voorzitter: Dat heet voortschrijdend inzicht, meneer Leenders. De heer Michels: Mijnheer de voorzitter. Ons wordt gevraagd in te stemmen met de Kadernota Integraal Accommodatiebeleid en de beslispunten 1 t/m 19. ‘Kadernota’ is een groot woord en geeft aan dat je er veel van mag verwachten. Helaas moeten wij dat beeld wat bijstellen, want er moet nog wel wat gebeuren voordat deze nota gebruiksklaar is. Een aantal beslispunten zijn zeer logisch en bijna open deuren. Wie wil bijvoorbeeld niet dat afspraken contractueel worden vastgelegd en dat toezicht wordt uitgeoefend op het naleven van afspraken? Over een aantal beslispunten maken wij ons zorgen. In de beslispunten 15 t/m 18 worden een aantal financiële bijdragen gelimiteerd. Wij vinden dit niet wenselijk. Indien een situatie zich voordoet, zou hiervan afgeweken moeten kunnen worden. De PvdA-fractie heeft hierover in de commissievergadering van 4 september ook een opmerking in die zin gemaakt. Graag horen wij hoe de andere partijen hier tegenaan kijken. Bij beslispunt 24 wordt voorgesteld het OZB/riooltarief voor eigenaren niet meer door te belasten naar beheerders/exploitanten. Wij kunnen instemmen met de vereenvoudiging van deze inning en het niet meer rondpompen van deze middelen. Bij de harmonistie van de tarieven in het kader van de grenscorrectie, medio volgend jaar, willen wij de discussie voeren over het wel of niet afschaffen van het OZB/riooltarief voor eigenaren van accommodaties. Zijn de andere partijen bereid hierover met ons in debat te gaan? In beslispunt 27 wordt ons gevraagd in te stemmen met interne afstemming van verschillende afdelingen. In het vervolg hoeft u ons dat niet meer voor te leggen, want dat afstemmen mag u altijd wel doen. De tijdsplanning lijkt ons wat achterhaald. De vaststelling van deze nota was volgens de bijgevoegde planning gepland in september 2008 en het is nu al drie maanden later Hierover hebben wij de wethouder de volgende vraag te stellen. Zijn de vervolg- en einddata dan nog wel haalbaar? Tot slot een algemene opmerking. De uitwerking van deze nota dient helder en leesbaar te blijven, zodat het ook voor de verenigingen en stichtingen te begrijpen valt. Het CDA verwacht een uitwerking met bijvoorbeeld een indeling naar categorie buitensport, gemeenschapshuizen, jeugdgebouwen, binnensport, etc. Formuleer dan voor de desbetreffende categorie eenduidige regels om accommodaties gelijk te trekken. Vergelijk daarna de categorieën met elkaar en bekijk of een categorie zou moeten plussen of minnen, want alles onder één noemer brengen lukt niet en een poging daartoe leidt alleen maar tot een lijvig en onleesbaar stuk waaraan niemand nog een touw kan vastknopen. Ruimte voor maatwerk zal nodig blijven. Laat daar het gezond boerenverstand zegevieren. Hoe kijken de andere partijen hier tegenaan? Is de wethouder bereid dit bij de verdere uitwerking mee te nemen?
- 21 -
De heer Van den Hoek: Mijnheer de voorzitter. De kadernota is een goed begin. Wij hebben nu iets om aan te toetsen, maar het blijft een vrij moeilijke materie. De diversiteit van accommodaties is groot, maar we kunnen nu gelijkheid creëren. De overeenkomsten zijn ook voor verbetering vatbaar. Het verder privatiseren van accommodaties is belangrijk. Wij wachten de evaluatie van de reeds geprivatiseerde accommodaties af, zodat eventuele verbeteringen kunnen worden aangepakt. Het zoveel mogelijk multifunctioneel gebruik maken van de accommodaties door verenigingen vraagt een omslag, want wie heeft niet het liefst zijn eigen toko? Het onderhoudsniveau moet op peil gebracht worden. Alleen al de toenemende regeldruk zorgt ervoor dat alles een stuk duurder wordt. Het basispakket dat wenselijk is voor iedere wijk en dorp moet nog zorgvuldig worden ingevuld. Wij zijn van mening dat bij iedere locatie een zorgvuldige afweging moet worden gemaakt tegenover het algemeen belang. Door de financiën staat of valt een vereniging. Lokaal Aktief vindt dat allerlei faciliteringen als gemeentegarantie, co-financiering en sponsoring zorgvuldig bekeken dienen te worden. Het voorgestelde bedrag lijkt ons te weinig om de toegezegde verzoeken te bekostigen. Dit vraagt later zeker aanvulling van het budget, waarmee wij dan zullen instemmen. Dat de kadernota al gewerkt heeft als toetsing stemt ons tevreden. Binnen drie maanden worden allerlei toezeggingen gedaan en allerlei locaties uit de hoge hoed getoverd. Een pluim voor de afdeling! Er is echter nog veel werk aan de winkel en er zijn nog veel duistere zaken. Mevrouw Dijkema: Mijnheer de voorzitter. Dit is een van die stukken waarvan je je na lezing afvraagt wát je nu eigenlijk hebt gelezen. Het staat er allemaal wel heel helder in, maar door de grote hoeveelheid actiepunten, beslispunten e.d. wordt het weer onduidelijk. In die zin kan ik me wel aansluiten bij het voorstel van het CDA om een format te maken voor diverse groeperingen, zodat het wat gemakkelijker te beoordelen is. Ik geloof ook niet dat dit publiek moet worden. Als alles wat nog gedaan moet worden en alle beslispunten er eens uit zijn, wordt het weer wat makkelijker leesbaar en dan kunnen we misschien kijken waar we naartoe gaan. Met de PvdA-fractie ben ik het overigens wel eens dat we nu moeten beginnen en niet meer moeten afwachten. Op pagina 12 is medegedeeld dat de evaluatieronde van de privatisering betreffende de sportparkbeheerders plaatsvindt in 2009. Ik wil graag weten wanneer dat gebeurt en wat er dan wordt geëvalueerd. De heer Jansen, wethouder: Mijnheer de voorzitter. De beantwoording van de opmerkingen en vragen wil ik via een omweggetje beginnen, omdat wij de raad hadden toegezegd op een aantal concrete dossiers in deze raadsvergadering een nadere toelichting te geven. Terugkijkend kan worden vastgesteld dat het gelukt is op de drie dossiers Euterpe, St. Christoffel en Bouledrome behoorlijk tempo te maken en naar concrete oplossingen toe te werken. Daarmee zijn we er nog niet, maar we hebben wel de richting te pakken en zo konden we de gebruikers van de accommodaties duidelijkheid geven en zoeken naar passende maatwerkoplossingen voor die situaties. Met betrekking tot Bouledrome zijn we nu zo ver dat de initiatiefnemer concreet in overleg is met de eigenaar van de tennishal, met de bedoeling met z’n tweeën een
- 22 -
combinatie te vormen waarmee Bouledrome tegen de gewenste randvoorwaarden en zo laag mogelijke kosten een heel stuk aan realiteitsgehalte heeft gewonnen. Het is nu verder aan de initiatiefnemers om het concreet te maken en met elkaar tot overeenstemming te komen. Wij stellen ons in dezen op als facilitator en ondersteuner. Ten aanzien van St. Christoffel is de richting in het college intentioneel vastgelegd. We werken toe naar een uitbreiding van de gymzaal, waarbij ervan wordt uitgegaan dat een belangrijke eigen verantwoordelijkheid van de vereniging wordt gerealiseerd. Voorts wordt bezien hoe de overdracht van het eigendom vorm kan worden gegeven. Er zijn verschillende varianten in het spel, maar de oplossingsrichting is ook hier aan beide kanten min of meer helder. Mevrouw De Barbanson: Volgens de planning zou het hele plan voor St. Christoffel in de vorige raadsvergadering aan de orde worden gesteld. Naar ik heb begrepen, was het St. Christoffel tot en met de week van de afgelopen commissievergadering niet duidelijk dat haar plan niet in die commissievergadering zou worden behandeld. Is die communicatie nu wat beter opgepakt? De heer Jansen, wethouder: Ik ga ervan uit dat men dat inmiddels wel weet, want wij hebben in de laatste periode heel intensief contact gehad met St. Christoffel. De stand van zaken is ook in overeenstemming met haar tempo, want wij kunnen natuurlijk niet sneller lopen dan de partners met wie wij te maken hebben. Bij Euterpe zijn wij eruit wat de locatie betreft. Ook daar hebben we de richting te pakken. Op basis van een heel concrete ruimtelijke invulling is de vereniging al aan het beoordelen welke financiële consequenties dit met zich brengt. In januari, ik meen de 12de, is een visuele presentatie voorzien voor de raad, c.q. commissie. Alle drie dossiers liggen dus volop op stoom. Ze zijn nog niet afgerond, maar qua intentie wel duidelijk aangezet. De nota accommodatiebeleid is nog niet vastgesteld, hopelijk zal dat vandaag gebeuren, maar toch hebben we de nota bij voormelde dossiers als een soort leidraad gebruikt om te bezien welke koers we daarin moesten varen. Ondanks alle gebreken die er nog aan kleven, bleek het een heel bruikbaar instrument te zijn. Gegeven de uitgangspunten die erin besloten liggen rond eigendom, onderhoud, gemeentelijke verantwoordelijkheid en de wijze waarop de gemeente hierbij betrokken is, heeft de nota hieraan aardig richting gegeven en hebben wij daaraan houvast gehad bij de dossiers. Bij deze dossiers, maar ook bij een paar andere die inmiddels ook alweer lopen, is heel uitdrukkelijk de wens gebleken om in gezamenlijkheid tot oplossingen te komen. In de nota zijn een aantal beslispunten opgenomen waarover op redelijk korte termijn wat concretere afspraken zullen moeten worden gemaakt. Een heel belangrijke is het onderzoek en de definiëring van de basisvoorzieningen per dorp en per wijk. Ook in het kader van de leefbaarheid zijn wij op dit moment bezig een aanpak te ontwikkelen die hierover meer duidelijkheid moet geven. De nota geeft de contouren daarvoor aan en het wordt tijd daarnaar nadere verkenningen uit te voeren. Het spreekt vanzelf dat wij ook niet stil hebben gezeten met de verbetering van de interne bedrijfsvoering, de contractvorming, het beheer van de contracten e.d., maar daaraan zal nu verder worden gewerkt op basis van de besluitvorming deze avond.
- 23 -
In de commissievergadering van 4 september is terecht gesteld dat deze nota niet af is. Er moet nog een heleboel gebeuren. Enerzijds is de nota een verzameling van allerlei inventariserende gegevens, die gekoppeld worden aan actiepunten. Die actiepunten zijn vermeld op de lijst die de commissie Maatschappelijke Diensten is overlegd en daarmee hebben wij, vind ik, een behoorlijk ambitieniveau neergelegd, met name bij het accommodatiebeleid. Het zal een stevige job worden om dat in ruim een jaar met elkaar af te werken. Aan de andere kant bevat de nota een aantal algemene lijnen, een soort principes, die al heel bruikbaar lijken. Al met al vormt de nota een hele goede basis om met elkaar werkendeweg aan de slag te gaan, learning bij doing, om het maar eens met een mooie Nederlandse term te zeggen, waardoor vanzelf al de nodige verheldering ontstaat. De heer Van den Hoek heeft gepleit voor gelijkheid. De sterkte van deze nota – hoewel het ook een zwakte lijkt – ligt mijns inziens in het uitgangspunt dat we maatwerk willen leveren. Een aantal gemeenten hanteren een vaste formule, bijvoorbeeld 50 voor de gemeente en 50 voor de vereniging. Meerlo-Wanssum hanteert een vergelijkbare formule met 60-40. De kracht van deze nota is dat wij voor maatwerk kiezen. Daarbij hebben wij de ruimte om verenigingen die in de sfeer van menskracht en in de sfeer van financiën heel beperkt in hun jasje zitten extra te helpen en kan aan de andere kant bij verenigingen waar een grotere gemeenschap achter staat worden geprofiteerd van de know how en mogelijkheden die daar aanwezig zijn. Het zoeken naar maatwerk is niet de gemakkelijkste weg, maar wel een vorm van een ander soort gelijkheid. Het CDA heeft geïnformeerd naar de financiële bijdragen en de limieten daaraan. Men zal hebben gemerkt dat ik in mijn opmerkingen over de concrete dossiers zorgvuldig heb vermeden over de financiële consequenties te spreken, bewust, omdat daarover in dit stadium nog geen zinvolle uitspraken kunnen worden gedaan. Momenteel zijn de verenigingen aan zet. Met name bij St. Christoffel en bij Euterpe is dat heel nadrukkelijk zo vastgelegd. Zij zoeken uit wat de definitieve hoogte wordt van de investering, kijken welke mogelijkheden er zijn om fondsen te verwerven, eigen inbreng te leveren en bijdragen van banken te verkrijgen. Daarna zullen we een en ander gezamenlijk tegen het licht houden en nagaan of nog een gemeentelijke bijdrage gewenst is, en zo ja tot welke hoogte. Het moge duidelijk zijn dat het dossiers zijn waar ook van gemeentewege geld bij zal moeten, maar het zijn dan ook vaak dossiers waarin een stukje toegevoegde waarde in zit die de gemeente best wat mag kosten. Overigens meen ik geen enkele fractie te hebben horen zeggen dat het geld een discussiepunt zou zijn. In de nota is een bedrag per jaar aangegeven en daarmee is mijns inziens een behoorlijke basis gelegd om een aantal initiatieven serieus te kunnen beoordelen en honoreren. Of het toereikend is durf ik niet te zeggen. Ik stel voor hiermee als een richtbedrag voor de komende jaren aan de slag te gaan en werkendeweg te bezien waar het ons toe leidt. Door het CDA is voorts geïnformeerd naar de einddata. Wij hebben in de tussenliggende periode niet stil gezeten. Ondanks een wisseling van de wacht bij de desbetreffende ambtenaar proberen wij de continuïteit zoveel mogelijk te waarborgen. Wij hebben dat gedaan door er een interim naast te zetten die de lopende lijnen goed in de
- 24 -
gaten houdt en borgt. Vooralsnog ga ik ervan uit dat de doelen die wij ons hebben gesteld voor 2009 gehaald zullen worden. De heer Leenders: Mijnheer de voorzitter. De wethouder zeg ik dank voor zijn uitvoerige beantwoording. Door het CDA is ervoor gepleit de OZB af te schaffen voor de accommodaties en te stoppen met het rondpompen van geld, iets waarom Samenwerking Venray al vaker heeft gevraagd. Wij vragen ons dan ook af of hier sprake is van voortschrijdend inzicht, zoals de voorzitter het zou noemen. De heer Michels: Wij hebben niet voorgesteld het af te schaffen. In de nota staat al dat het geld niet meer moet worden rondgepompt en feitelijk verandert er voor de verenigingen en stichtingen dan ook helemaal niets. Later willen wij een debat aangaan over het vervolg, maar wij hebben nog geen standpunt ingenomen. De heer Leenders: Ik nodig u uit vanavond de motie van Samenwerking Venray maar weer eens voor de dag te halen, zodat wij er meteen over kunnen debatteren. De voorzitter: Dit is voortschrijden, meneer Leenders, het inzicht komt waarschijnlijk nog wel. De heer Leenders: Als het CDA het hierover met ons wil hebben, willen wij er graag op ingaan, dan kunnen we het nu meteen aftikken. De heer Michels: Klop het stof er maar af, zou ik zeggen. Mijnheer de voorzitter. Wij zijn blij met het antwoord van de wethouder, die het juiste medicijn lijkt te hebben gevonden om een aantal hoofdpijndossiers te genezen. De nota is weliswaar nog niet dé oplossing, maar wel de eerste aanzet om tot een oplossing te komen. Laten we de nota daarom maar als vertrekpunt nemen en vertrouwen op de daadkracht van de wethouder. De heer Van den Hoek: Mijnheer de voorzitter. De wethouder heeft een duidelijk antwoord gegeven, waarvoor mijn dank. Hij heeft gezegd dat er nog veel moet gebeuren, maar dat we dit verder in de commissie MD kunnen uitdiscussiëren, en daarmee kunnen wij instemmen. Het doet ons goed dat verenigingen die extra ondersteuning nodig hebben extra geholpen zal worden. Ik denk met name aan de honk/softbalclub, die al tien jaar lang een afdekzeil op het dak heeft liggen tegen lekkages. Mevrouw Dijkema: Mijnheer de voorzitter. Ik kan het gemist hebben, maar ik meen nog geen antwoord te hebben gehad op de vraag wanneer de evaluatie zal worden uitgevoerd en wat dan precies geëvalueerd zal worden. De heer Jansen, wethouder: Mijnheer de voorzitter. De privatisering heeft een heel gemêleerd beeld opgeroepen, omdat veel gezocht is naar adhoc-oplossingen per accommodatie per situatie. Wij hebben ons voorgenomen in 2009 een eerste evaluatieronde te houden, om samen met de gebruikers na te gaan waar we staan, wat de feite-
- 25 -
lijke verschillen zijn en wat de gewenste oplossingsrichting is. We zullen waarschijnlijk niet op een eenheidsworst uitkomen, maar we kunnen wel zoeken naar een modus waarin de verschillen wat minder prominent zijn. Een aantal contracten lopen nog een behoorlijk aantal jaren, zodat we ruimschoots de gelegenheid hebben om na te gaan hoe we hiermee in de nieuwe contractperiode moeten omgaan. Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 11. Wijkontwikkelingsplan Centrum-West. (Gemeenteblad 2008, nr. 366)
De heer Bisschops: Mijnheer de voorzitter. Over het wijkontwikkelinsplan CentrumWest is in de commissie al heel veel gezegd. Onder andere hebben wij toen opgemerkt dat het ons opviel, en met ons meerdere fracties, dat in het plan is aangegeven dat de bewoners tevreden zijn en er graag wonen en dat, als ze al zouden verhuizen, dat het liefst binnen de wijk zouden doen. Naar mijn mening zal daarmee terdege rekening moeten worden gehouden. In het plan is voorts vermeld dat er eigenlijk meer diversiteit zou moeten komen door huurwoningen te verkopen. Op zichzelf is dat niet verkeerd, omdat daardoor een wat gemêleerder gezelschap ontstaat, maar wij wensen wel dat goed gekeken wordt naar wat er met sociale huurwoningen gebeurt. Voordat we gaan verkopen of slopen, moeten we ervoor zorgen dat in het totaalplaatje voldoende sociale huurwoningen overblijven. Met een aantal partijen hebben we het gehad over het Schuttersveld, en dat is breed uitgemeten in de krant. Mevrouw Keijsers heeft gelijk dat de wijk niet alleen bestaat uit Schuttersveld, maar wij maken ons wel zorgen over de ontwikkelingen die daar plaatsvinden bij de flat. Overigens ga ik daarop nu niet verder in, want dat is voldoende aan de orde geweest. Wat wij wel vervelend vinden, is dat nog steeds niet bekend is op welke termijn hier iets gaat gebeuren. In de commissie heb ik opgemerkt dat het blijkbaar heel moeilijk is voor deze wijk een wijkraad te vinden die voor de hele wijk actief is. De reactie van de plaatsvervangend wethouder daarop was dat het ook een heel uitgestrekte wijk is. Twee wijkraden vinden wij echter niet handig in één wijk. Misschien is het niet zo onhandig om op termijn eens na te denken over de vraag of het zinvol is deze wijk te splitsen in twee wijken. De heer Verkoeijen: Mijnheer de voorzitter. Vandaag wordt de raad gevraagd het wijkontwikkelingsplan Centrum-West en het bijbehorende uitvoeringsprogramma vast te stellen. Samenwerking Venray heeft op zichzelf geen problemen met het plan en het daarbij behorende uitvoeringsprogramma. Wij weten dat er de komende jaren hard gewerkt zal worden om aan deze kant van Venray alles te upgraden en een wijk te laten ontstaan die voldoet aan de eisen van deze tijd en de nabije toekomst. Wij hebben dit voorstel op de C-agenda laten zetten, en wel om de volgende reden. Tijdens de behandeling van het voorstel in de commissie werd afgeweken van het
- 26 -
agendastuk en werd een discussie gevoerd over de veiligheid rondom het Schuttersveld. De meeste oudere bewoners, vooral van de flat, klagen. Zij durven niet meer naar buiten en voelen zich onveilig. Het antwoord dat de wethouder daarop gaf was voor ons niet acceptabel. Iedereen weet dat het aanstellen van een conciërge op dit gebied de grote problemen die er zijn niet oplost. Wij willen een strengere handhaving in dit gebied. Wij willen graag dat de portefeuillehouder handhaving ook aanwezig is om met ons deze zaak te bespreken. Wij vragen vandaag dit voor de eerstvolgende vergadering opnieuw op de agenda te zetten, om hierover samen nog een discussie te voeren. Mevrouw Keijsers heeft volkomen gelijk dat het niet alleen om het Schuttersveld gaat, maar om de hele wijk. Toevallig echter zitten in het centrum van die wijk de oudjes van ons, voor wie wij met z’n allen goed moeten zorgen. Samenwerking Venray zou zich ervoor schamen als deze mensen tekort zou worden gedaan. Daarom een vriendelijk verzoek om dit op te voeren voor de commissie SB. De heer Nijssen: Mijnheer de voorzitter. Net als mevrouw Keijsers was het CDA verrast door de opmerkingen van enkele fracties in de vergadering van de commissie Stedelijk Beheer van 24 november. Het beeld ontstond alsof in de wijk Centrum-West niets goeds gebeurt, alsof het een zorgwijk zou zijn. Dat beeld heeft het CDA zeker niet van deze wijk. Natuurlijk zal aan de overlast in het Schuttersveld iets gedaan moeten worden, maar de wijk is meer dan het Schuttersveld alleen. Het feit dat 84% van de bewoners van de wijk Centrum-West aangeeft een sterke binding te hebben met de wijk zegt al genoeg. Ook als men zou willen verhuizen, zou de helft dat binnen de wijk doen. Mensen voelen zich thuis in deze wijk en dat is heel belangrijk. Het is goed wonen in een wijk dicht tegen het centrum en met veel groen. Dat hier veel ouderen wonen die niet willen verhuizen is dus heel logisch. Je hebt alles binnen handbereik en juist voor de ouderen biedt deze wijk veel mogelijkheden, zoals Ambachtskwartier, Kemphaan en de Hoender. Toch zijn er ook enkele aandachtspunten. Doordat Centrum-West een uitgestrekte wijk is, met een diversiteit aan woningen en bewoners, met vele voorzieningen, is het voor de bewoners erg moeilijk zich bij de wijk betrokken te voelen. Daarom pleiten wij ervoor de wijk in te delen in twee wijkraden. Statutair is nu de wijk Noord-West tot en met de Merseloseweg afgebakend. Ook zal met Wonen Venray de mogelijkheid moeten worden bekeken van meer woningdifferentiatie, om vooral jongeren meer kansen te geven en zodoende doorstroming te realiseren. Zo komt er verjonging in de wijk. Voor de knelpunten van openbaar vervoer en langzaam verkeer zullen, naar wij verwachten, de uitwerkingsplannen van het VVVP een oplossing bieden. Voor het veiligheidsgevoel zou met wat extra lichtpunten in de wijk al een verbetering te bereiken zijn. Het CDA vindt dat een duidelijke analyse is gegeven van de wijk Centrum-West en kan instemmen met het voorstel en het bijbehorende uitvoeringsprogramma. De heer Thijssen: Mijnheer de voorzitter. Het voorliggend plan getuigt, zoals eerder al het geval was bij wijk- en/of dorpsontwikkelingsplannen, van een gedegen aanpak. Er is een breed gespreide aandacht voor heel belangrijke zaken en gepoogd wordt in ieder geval daarover ook in voldoende mate te communiceren. Wij hebben te maken
- 27 -
met een wijk waarin de bewoners van een zekere honkvastheid blijk geven, maar – en ik weet niet of we dat moeten betreuren – nog van te weinig gevoel voor het zijn van een wijk. Men kijkt niet verder dan het prettige contact met buren, lijkt het wel, en dat is op zichzelf uiterst plezierig, want de wijk straalt ook enige tevredenheid uit. Daarmee kunnen we het eigenlijk wel doen, zou ik bijna menen. De bewoners zijn naar mijn indruk, die ik ook krijg uit de stukken, voldoende geïnteresseerd in de belangen die de wijk aangaan om initiatieven daartoe van de zijde van de gemeente toe te laten en zelfs te bejubelen. Wij moeten ons dan ook maar niet al te veel gedachten maken over het grote probleem van het contact vanuit de wijk zoals dat gestructureerd zou moeten zijn met de gemeente in de vorm van de oprichting van een wijkraad. Al helemaal deel ik de twijfel van de PvdA-fractie over de vraag of binnen deze ene wijk gekomen moet worden tot meer dan één wijkraad, maar dat zal de toekomst uitwijzen. Ik denk dat wij met dit plan op de goede weg zijn en dat wij de bewoners voor en na, en steeds meer, het gevoel kunnen bijbrengen dat dit plan een warme deken is die de bewoners de mogelijkheid biedt om hun wijk nog verder te maken tot een wijk waarin het plezierig wonen is. Mevrouw Grebenjak-Benneheij: Mijnheer de voorzitter. Lokaal Aktief was niet van plan hierover veel te zeggen en het verbaasde ons dat dit voorstel op de C-agenda terecht kwam, omdat er in de commissie al flink wat over was gezegd. Inmiddels heb ik echter het een en ander opgekrabbeld, ook naar aanleiding van de inspraak van mevrouw Keijsers, en daarom wil ik er toch iets over zeggen. Helaas komen meestal alleen negatieve berichten in de pers terecht. Positieve dingen die in een wijk gebeuren krijgen nooit zoveel aandacht. Die positieve dingen zijn er echter wel degelijk. Het is een fijne buurt om in te wonen, zoals ik uit persoonlijke ervaring kan zeggen, en daarom mogen we er best trots op zijn. Andere positieve dingen die te melden zijn, zijn het bushokje waarover ik het de vorige keer heb gehad en dat nu weg is, de brievenbus die weer terug is en de drempels die zijn weggehaald. Er wordt dus echt wel naar de mensen geluisterd. De PvdA-fractie heeft zojuist de suggestie gedaan twee wijkraden in te stellen, maar ik vraag me af of wij daarover iets te zeggen hebben… De heer Bisschops: Dat heb ik ook helemaal niet voorgesteld, integendeel: ik heb juist gezegd dat er in één wijk niet twee wijkraden moeten zijn. Het zou wel te overwegen zijn zo’n uitgestrekte en moeilijk te besturen wijk op termijn in tweeën te splitsen, want nu wordt een deel van de wijk niet vertegenwoordigd. Mevrouw Grebenjak-Benneheij: Maar dat is onze zaak niet. De voorzitter: Daarmee ben ik het niet eens. Ik vind dat u daar wel degelijk een politiek oordeel over kunt hebben. De heer Busser: Ik vraag me overigens af of ieder deel van de wijk Landweert wel vertegenwoordigd is.
- 28 -
De voorzitter: Ik vind in ieder geval dat de raad een opvatting mag hebben over de wijze waarop een wijkraad wordt georganiseerd. Mevrouw Grebenjak-Benneheij: Ik zeg ook niet dat wij er geen opvatting over mogen hebben, maar alleen dat het nu niet op tafel hoeft te komen. Als de mensen dat willen, vind ik het prima. Wij kunnen instemmen met het voorstel. Mevrouw Sweelssen: Mijnheer de voorzitter. Voordat wij onze instemming betuigen met dit plan, wil ik nog een opmerking en twee vragen naar voren brengen. Onze opmerking sluit aan bij die van de PvdA-fractie, maar wij willen het nog wat explicieter zeggen: wij zijn helemaal geen voorstander van de verkoop van huurwoningen of sloop van woningen, zeker niet na de recente besprekingen over de hoeveelheid huurwoningen en de lange wachtlijsten die bestaan. Op pagina 29 wordt gesproken over het huisvesten van bijzondere doelgroepen. Welke bijzondere doelgroepen worden daarmee bedoeld? Op pagina 39 wordt gewag gemaakt van een mogelijke verplaatsing van de Toverbal naar de Brabander. In hoeverre is dat nog aan de orde? Mevrouw Van Dijck-Kersten, wethouder: Mijnheer de voorzitter. Blij ben ik met de opmerking die is gemaakt dat Centrum-West een fijne wijk is om in te wonen. Ik denk dat vooral mevrouw Keijsers daarmee blij zal zijn, want dat was het belangrijkste deel van haar pleidooi. In de pers, waaruit zij, naar ik van haar heb begrepen, haar informatie vandaan had, was het namelijk wel heel negatief weergegeven, ondanks het feit dat er door iedereen hier positief op gereageerd was. Het is daarom goed dat hier even recht te zetten. Wat betreft de opmerkingen die zijn gemaakt over de wijkraad, herinner ik eraan dat de wijkraad-West heeft deelgenomen aan het gebiedspanel en tijdens de presentatie van het WOP de hoop heeft uitgesproken dat zich vrijwilligers zouden aandienen die zich voor het andere deel van de wijk actief zouden willen opstellen en een wijkraad vormen. Zoiets kun je echter niet afdwingen, maar alleen stimuleren. Het was een oproep die recht uit het hartje kwam, om het zo maar te zeggen, want dat is waar het bij vrijwilligerswerk om gaat: dat je je betrokken voelt bij datgene wat je doet. Wat de verschillende specifieke doelgroepen precies inhouden kan ik niet zeggen. De discussie over het al dan niet verplaatsen van de Toverbal is nog niet afgesloten, zodat daarover nog niet concreet iets kan worden gezegd. Als er nieuwe ontwikkelingen zijn, of concrete plannen definitief afgetikt moeten worden, komt het hier vanzelf terug. Samenwerking Venray heeft aandacht gevraagd voor de categorie ouderen op Schuttersveld. Natuurlijk moeten deze mensen in alle veiligheid kunnen blijven wonen, zoals voor al onze burgers geldt. De vraag om een keer een discussie aan te gaan over veiligheid in het algemeen laat ik graag over aan de verantwoordelijk portefeuillehouder. De voorzitter: De heer Verkoeijen heeft natuurlijk gelijk, want daarvoor zit hij in de raad, maar slechts beperkt. De flat in Schuttersveld was oorspronkelijk bedoeld voor
- 29 -
woningen voor bejaarden die nog zelfstandig konden wonen. De visie op het wonen van bejaarden is veranderd. Daarvoor hebben we het Ambachtskwartier gekregen en zijn een aantal andere vormen van wonen ontwikkeld. Gevolg was een relatieve leegstand in de flat bij het Schuttersveld. De boekwaarde van die flat is dermate hoog dat ze niet kon worden gesloopt. Het college was er geen voorstander van om er tijdelijke huisvesting van te maken voor buitenlandse werknemers. De vrijkomende ruimte is daarom verhuurd aan mensen die zorg behoeven, maar niet per se oud zijn; het zijn hoofdzakelijk geëxtramuraliseerde patiënten en anderen die daar via het zorgcircuit worden gehuisvest. Gevolg daarvan is dat de ‘bejaarden’ die er nog wonen een heel andere levenscultuur en een heel ander woongedrag hebben dan de mensen die er via het zorgcircuit in worden gehuisvest. Voor beide stijlen van wonen en zorg is wat te zeggen, maar ze botsen wel. Het probleem moet naar mijn mening worden opgelost via intensivering van de zorg voor de mensen die er vanuit het zorgcircuit worden gehuisvest. Van een acuut veiligheidsprobleem is echter geen sprake. Waar de wet wordt overtreden, en dat gebeurt overigens ook in Heide en in de Oranjewijk waarin ik woon, moet met de sterke arm worden opgetreden. Dat er een probleem is dat voor een heleboel mensen uitermate lastig is, erken ik, maar dat heeft meer te maken met een verschil in wooncultuur en gedrag. In de commissie Maatschappelijke Diensten wil ik er graag eens met u over praten en dan zal ik ook de gebiedsmentor voor het * centrum meenemen. Ik zal de griffier verzoeken dit voor de eerstvolgende vergadering van de commissie MD te agenderen. Mevrouw Grebenjak-Benneheij: Ik neem aan dat de speciale doelgroepen die hier worden gevestigd ook over een urgentieverklaring beschikken. In de Woonkrant zie ik echter maar zelden dat er een urgent geval in gekomen is. De voorzitter: Voor urgentieverklaringen moet u bij wethouder Teunissen zijn, want daar heb ik geen verstand van. Ik weet alleen dat heel veel geëxtramuraliseerde mensen en mensen die in een acute zorgsituatie verkeren worden geplaatst als er ruimte is. Het lijkt me beter hierover nader van gedachten te wisselen in de commissie. De heer Verkoeijen: In plaats van in de commissie MD willen wij hierover graag nader van gedachten wisselen in de commissie SB. De voorzitter: Ook prima. De heer Verkoeijen: De wethouder heeft gezegd dat de problemen bekend zijn en u hebt geprobeerd ze uit te leggen, maar als je in zo’n hokje woont en je durft er ’s middags na vijf uur niet meer uit, is dat wel erg. We gaan er nu niet verder op in, maar zullen er in de commissie op terugkomen. De voorzitter: Ik erken het probleem wel, maar ik denk dat we de oplossing niet alleen moeten zoeken door incidenteel de sterke arm in te schakelen, maar door een veel betere woonbegeleiding.
- 30 -
Mevrouw Sweelssen: Mijnheer de voorzitter. Het verbaast mij dat de wethouder geen antwoord kan geven op de vraag wat de bijzondere doelgroepen zijn en hoe de situatie rondom de school de Toverbal is. Als zoiets in een plan staat, verwacht ik toch op z’n minst dat de wethouder antwoord kan geven op zulke vragen, of toezegt dat er in de volgende commissievergadering antwoord op zal worden gegeven. De heer Bisschops: Mijnheer de voorzitter. Wij voelen ons wel degelijk geroepen om ons ook te bemoeien met wat in een wijk gebeurt. Als wij het gevoel hebben dat het niet wenselijk is over twee wijkraden in één wijk te beschikken, zullen wij ons daar tegenaan bemoeien. Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 12. Verordening langdurigheidstoeslag. (Gemeenteblad 2008, nr. 367)
De heer Ewals: Mijnheer de voorzitter. Voor ons ligt de verordening langdurigheidstoeslag. In eerste instantie dachten wij dat het een prima en helder voorstel was, maar langzamerhand werd het toch een ietwat moeilijk verhaal, althans voor mij. Allereerst was er het percentage van 100% of 120% van de bijstandsnorm. Daarover is heel wat te doen geweest wat betreft wel of niet discriminatie. Ons inziens is het zelfs voor het ministerie niet helemaal duidelijk, getuige de informatie die wij onlangs ontvingen van mevrouw Grebenjak, waarvoor dank. Ook daar wordt op jurisprudentie gewacht. Van wethouder Jansen hebben wij antwoord gekregen op een aantal vragen die uit de commissie MD voortkwamen. Enerzijds bracht dat verduidelijking, anderzijds leverde het echter ook weer nieuw vraagstukken op. De keuze voor 100% is gemaakt op inhoudelijke argumenten, d.w.z. armoedeval en mogelijke discriminatie voorkomen. Ook de financiële en personele consequenties zijn daarnaast zeer van belang. verwacht wordt dat een inkomensgrens van 120% de gemeente veel meer geld zal kosten en dat op het gebied van het personeel veel meer uren nodig zullen zijn. Via de mail ontvingen wij voorts een voorstel van mevrouw Grebenjak om discriminatie te ondervangen via een 65+ categorale bijstand. Ook dat vond ik weer moeilijk. Ik vroeg me af wat dat zou betekenen voor het aantal uren en de financiële consequenties. Misschien kan de wethouder dit alles nog eens voor ons verduidelijken. Wij zijn in ieder geval erg benieuwd naar zijn reactie en zullen aan de hand daarvan dit voorstel beoordelen. Mevrouw Grebenjak-Benneheij: Mijnheer de voorzitter. Om te beginnen wil ik opmerken dat de tijd die gegeven is om zo’n belangrijk stuk door te nemen veel te kort is geweest. U zult misschien zeggen: vier A4’tjes zijn toch zo door te nemen? Dat klopt, als wij tenminste tevreden waren geweest over de informatie die daarin vermeld staat. Helaas is Lokaal Aktief dat niet en wij hopen dat iedereen er zo over denkt. Lokaal Aktief vindt de informatie summier; dat kan veel uitgebreider. De langdurigheidstoeslag in zijn huidige vorm bestaat sinds 2004. Van de zijde van de Tweede Kamer kwam de wens om bij kleine neveninkomsten uit arbeid toch de
- 31 -
langdurigheidstoeslag uit te keren. De regering wil de gemeenten meer armslag geven in de bestrrijding van armoede door middel van gerichte inkomensondersteuning. Er worden nieuwe bewegingen voorgesteld: meer armslag voor gemeenten bij gerichte ondersteuning van huishoudens met kinderen ter bevordering van de maatschappelijke participatie van kinderen en deregulering van de langdurigheidstoeslag. Streefbeeld is meer mensen te betrekken bij de samenleving. Armoede in Nederland is sociale armoede: niet kunnen meedoen. De rijksoverheid garandeert een fatsoenlijk bestaansminimum via uitkeringen en toeslagen. Daarnaast beschikken de gemeenten over middelen voor gerichte ondersteuning van mensen op of rond het minimum. Kort samengevat betekent dit dat de gemeenten meer vrijheid hebben gekregen ten aanzien van langdurig laag inkomen. Venray kiest bij langdurig voor 36 maanden en ten aanzien van laag inkomen schrijft het college: “het ligt voor de hand om aan te sluiten bij de inkomensgrenzen die in het eigen gemeentelijk armoedebeleid worden gehanteerd”. Dat betekent voor Venray dat we met de bijzondere bijstand, de bijdrage in de kosten voor maatschappelijke activiteiten voor ouderen, chronisch zieken en gehandicapten, de 65+-regeling, de bijdrage in de collectieve ziektekostenverzekering en de eindejaarsuitkering 2008 van € 50,- aan 120% zitten. Gemeenten krijgen de mogelijkheid om de langdurigheidstoeslag ook van toepassing te laten zijn voor werkenden met een laag inkomen, een fantastische uitbreiding. In Venray wordt de referentieperiode van vijf jaar ingekort tot drie jaar. Verder mag het inkomen niet boven 100% van de toepasselijke bijstandsnorm uitkomen. Dat rijmt niet met de eerder geciteerde passage, waarin staat dat het voor de hand ligt aan te sluiten bij de inkomensgrenzen in het eigen gemeentelijk armoedebeleid. Hier zit bij Lokaal Aktief de vreselijke pijn. Uit de memorie van toelichting, die is toegevoegd aan de wijziging van de Wet werk en bijstand, ontvangen van het ministerie van Sociale Zaken, citeer ik: “Deze bijzondere categorale voorziening staat in beginsel open voor iedereen met een laag inkomen. De gemeente kan de grenzen hiervoor zelf bepalen, dus ook voor de werkenden die nu uitgesloten zijn van de langdurigheidstoeslag, en niet alleen aan personen die gaan werken, maar ook werkenden die geen perspectief hebben op de arbeidsmarkt door progressief substantieel meer te gaan verdienen dan het minimumloon. De regering is er zich van bewust dat de keuze om de langdurigheidstoeslag te decentraliseren met zich meebrengt dat er tussen de gemeenten onderlinge verschillen in de toepassing van de langdurigheidstoeslag kunnen ontstaan. Desondanks kiest de regering toch voor decentralisatie, omdat zij de verantwoordelijkheid en armslag die de gemeenten hiermee verkrijgen zwaarder vindt wegen.” Door vast te houden aan 100% worden mensen die werken met een klein loontje de dupe. Een simpel voorbeeld. Iemand werkt jaren bij Xerox en wordt ontslagen. Hij kan twee dingen doen: hij kan de WW ingaan, of met minder loon naar Flextronics gaan, waar de gemeente enkele jaren flink geld in heeft gestopt voor scholing. De persoon kiest ondanks het lagere loon voor Flextronics; hij wil blijven werken, dat is beter dan thuis zitten, want dat is niet goed voor zichzelf en voor zijn relatie. Maar wat gebeurt er: anderhalf jaar later laat Flextronics weten dat er voor hem helaas geen werk meer is. Zo moet hij toch de WW in, en dan zit hij nog lager. Durven wij hier met droge ogen te zeggen: helaas, maar die langdurigheidstoeslag is niet voor jou, omdat wij vinden dat degenen die in de bijstand zitten geen arbeidsperspectief meer
- 32 -
zouden hebben? Die zullen er zijn, maar neem van ons aan dat de meeste mensen graag willen werken, met als redenen: behoud/herstel van eigenwaarde, sociale contacten, die meestal met het werk samenhangen, het behoren tot een groep mensen en een zinvolle invulling van tijd. Hoe wordt er gedacht over de WAO’ers, die misschien al jaren net boven 100% zitten, en de Wajongers, waarvan we er steeds meer krijgen, of de alleenstaande ouder die ervoor knokt om meer te kunnen werken om maar uit de bijstand te komen? Zouden wij tegen deze groeperingen durven zeggen: helaas, je hoort er niet bij? Lokaal Aktief zegt dat niet. Vervolgens komen we bij de 65+’er, ten aanzien waarvan gesproken wordt over leeftijdsdiscriminatie. In de beantwoording van de in de commissie gestelde vragen komt Venray tot de volgende conclusie: “Op grond hiervan wordt aangenomen dat hantering van de 120%-inkomensgrens discriminatie zou opleveren ten opzichte van de 65+’er.” Hiermee wordt iets gesuggereerd, maar tegelijkertijd ook weer een slag om de arm gehouden. Het door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ingenomen standpunt is dat de Wet werk en bijstand een aparte ouderennorm kent voor personen van 65 jaar of ouder met onvolledige AOW-rechten. Deze ouderennorm sluit aan bij het reguliere AOW-niveau en is hoger dan het sociaal minimum voor personen jonger dan 65 jaar. Van een eenduidige gelijktrekking is overigens ook nu al geen sprake meer, omdat 65+’ers naast de AOW recht hebben gekregen op generieke inkomens in de vorm van tegemoetkoming-AOW en het ouderenforfait bij buitengewone uitgaven. Bovendien hebben de gemeenten de wettelijke mogelijkheid ten aanzien van personen van 65 jaar en ouder categorale bijstand te verlenen, wat ook Venray doet. Daarbij komt nog dat de leeftijdsgrens van 65 jaar die in de Wet werk en bijstand voorkomt door de Commissie Gelijke Behandeling niet als discriminerend is bestempeld, anders zou het bestaansminimum in Nederland voor 65+’ers ook niet hoger mogen zijn dan voor 65-’ers. Op dat punt zou er anders leeftijdsdiscriminatie zijn. Dit antwoord heeft Lokaal Aktief van het ministerie van Sociale Zaken ontvangen op de vraag of er sprake is van leeftijdsdiscriminatie indien de gemeente Venray een 120%-inkomensgrens zou berekenen bij de langdurigheidstoeslag. Lokaal Aktief zou aan dit agendapunt een hele avond willen besteden om iedereen ervan te overtuigen hoe belangrijk de 120%-grens is. Anders wil ik iedereen op persoonlijke titel uitnodigen om een halfjaar met de vrijwilligers van het PLIF mee te lopen; dan wordt er wel anders gedacht. Het is jammer dat er geen betere informatie is gegeven, want wat Lokaal Aktief hier naar voren heeft gebracht is maar een klein stukje van de 20 pagina’s die wij van het ministerie hebben ontvangen. De nieuwe langdurigheidstoeslag houdt meer in dan alleen de ontvangen uitkering in december, maar dat staat niet in de vier A4’tjes. Jammer. Mevrouw Sweelssen: Mijnheer de voorzitter. Mevrouw Grebenjak heeft een uitvoerig pleidooi gehouden voor de 120%-grens en daarbij kan ik mij volledig aansluiten. De heer Van der Kruijf: Mijnheer de voorzitter. Het standpunt van de VVD-fractie is bekend. Wij staan altijd aarzelend tegenover inkomenspolitiek die door gemeenten wordt geïnitieerd, maar hier ligt het wat genuanceerder, omdat deze problematiek onder de WWB valt, die is gedecentraliseerd naar de gemeenten, waarbij de gemeenten
- 33 -
eigen keuzen kunnen maken en een eigen weg kunnen bewandelen. Zo uitvoerig als mevrouw Grebenjak zal ik niet op de materie ingaan; dat kan ik ook niet, want ik heb er mij niet zo uitvoerig in verdiept als zij heeft gedaan. Wat wij ons wel afvragen is hoe de betrokkenen die hierbij in het geding zijn in kaart worden gebracht. Als de gemeente kiest voor een regeling die tendeert naar een inkomensgrens van 120%, ongeacht of er dan een element van leeftijdsdiscriminatie in schuilt ten opzichte van 65+’ers of niet – er zijn in ieder geval mensen die na hun 65ste jaar een onplezierige situatie gaan meemaken omdat zij qua inkomen waarschijnlijk minder gaan ontvangen –, vragen wij ons af hoe we daarmee omgaan en hoe die in kaart zullen worden gebracht. Vanuit Den Haag krijgen we hier wel geld voor, maar als deze regeling er onverhoopt toe zou leiden dat de gemeente Venray meer moet gaan betalen dan er uit Den Haag komt, rijst tenslotte de vraag hoe we dit gaan financieren. De heer Linskens: Mijnheer de voorzitter. Met bewondering voor het pleidooi van mevrouw Grebenjak kan ik u zeggen dat mijn reactie een stuk korter zal zijn, want als het om minimabeleid gaat, zal het op de laatste plaats de insteek van de PvdA zijn om te kijken naar de financiële component, hoewel daaraan ook niet voorbij kan worden gegaan. Er zijn wel twee andere thema’s in de beantwoording aan de orde gesteld die naar onze mening van belang zijn om in de overwegingen mee te nemen. In de eerste plaats betreft dit de bedenking die bij het opschalen naar een hoger percentage kan gelden voor wat betreft de arbeidsparticipatie en de prikkel om te werken. Hoe lastig die inschatting ook is te maken, wij zullen moeten voorkomen dat dat zou ontstaan. Verder – en daarop heb ik in het pleidooi van mevrouw Grebenjak geen eenduidig antwoord beluisterd – is er nog altijd enige twijfel over de juridische haalbaarheid. Mevrouw Grebenjak heeft verwezen naar documentatie van het ministerie, maar zoals wel vaker maakt dit ministerie er zich wel erg gemakkelijk van af door het op zijn beloop te laten en te stellen dat jurisprudentie straks maar duidelijkheid moet verschaffen over de uitleg hiervan. Het is bijna kenmerkend voor decentralisatie van regelingen en ik heb er inmiddels een allergie voor ontwikkeld: het wordt over de schutting gedonderd en de gemeenten moeten het vervolgens maar uitzoeken. In de commissie bleek weliswaar een breed draagvlak te bestaan voor het opschalen van het percentage, maar wij voelen er vooralsnog niets voor om ons boven de wet te stellen. Het is daarom van belang helderheid te krijgen over wat nu wel en niet mogelijk is. De wethouder leg ik de vraag voor wat bij een opschaling van het percentage de maximale grenzen zijn die we kunnen opzoeken, zodat in ieder geval op dat punt geen strijdigheid ontstaat. Het zal wellicht ergens tussen 100% en 120% liggen en die maximale grens willen we absoluut opzoeken. Zo lang er niet meer bekend is over het percentage, zouden we ons daartoe moeten beperken. Als blijkt dat er andere titels zijn op grond waarvan die opschaling wel mogelijk is, vindt Lokaal Aktief ons aan haar zijde. De heer Leenders: Mijnheer de voorzitter. Mevrouw Grebenjak zeg ik dank voor de uitvoerige informatie die zij ons heeft verstrekt en voor het pleidooi dat zij heeft gehouden. De informatie vanuit het ministerie en de VNG is kort samen te vatten als: 120% kan en als straks uit jurisprudentie blijkt dat het niet kan, komen we er vanzelf
- 34 -
wel achter. Wij zijn van mening dat we dat risico maar gewoon moeten nemen. Het is inherent aan ons rechtssysteem dat wel eens regelingen worden bedacht waarvan de rechter achteraf zegt dat ze anders hadden moeten luiden of anders moeten worden uitgelegd. Het sluit ook keurig aan bij het minimabeleid dat we in Venray kennen en waarin alles in feite op 120% van het bijstandsniveau is gezet. Laten we het daarom maar op 120% vaststellen en als we straks een tik op de vingers krijgen, hebben we pech. Mevrouw Grebenjak-Benneheij: De jurisprudentie gaat niet over de grens van 100% of 120%, maar over de vraag of ten aanzien van 65+’ers sprake is van discriminatie. De heer Leenders: Het gaat om de grens van 120% in combinatie met een eventuele discriminatie en daarover bestaat nog geen jurisprudentie. Daarop willen wij echter niet wachten. Wat ons betreft kan de grens worden gesteld op 120%. De heer Jansen, wethouder: Mijnheer de voorzitter. Laat ik om te beginnen verwijzen naar iets wat een beetje onderbelicht is gebleven, hoewel mevrouw Grebenjak het wel heeft genoemd: in het voorstel dat voorlag voor de behandeling in de commissie hebben wij voor wat betreft de eigen invulling van de gemeente al gedeeltelijk de rek opgezocht. Wij hebben de periode waarop deze zaak betrekking heeft verkort van vijf naar drie jaar, zodat de mensen eerder in aanmerking komen voor deze langdurigheidstoeslag, wij hebben ook de werkenden onder de werking van de langdurigheidstoeslag gebracht en we hebben toegezegd dat de langdurigheidstoeslag zal worden geindexeerd, zodat ze waardevast is. Tot zover bestaan er volgens mij niet veel verschillen van mening; die winst hadden we binnen en daarover waren we het met z’n allen wel eens. In die zin maken wij dus al onze eigen keuzen en is er ook verschil tussen de gemeenten, want niet alle gemeenten maken deze keuzen. De discussie in de commissie spitste zich toe op de reikwijdte van de groep die onder de werking van deze langdurigheidstoeslag wordt gebracht. Wij hebben een en ander nog eens zorgvuldig tegen het licht gehouden en zijn daarbij tot de conclusie gekomen dat de argumenten die in de commissie zijn voorgelegd onverkort toepasbaar zijn. In onze brief hebben we ze, zij het in iets andere bewoordingen, nog eens geformuleerd. Ze betreffen het rijksbeleid rond de armoedeval, waaraan ook wij gehouden zijn, en de ongelijke behandeling van bevolkingsgroepen. Van de lokale overheid kan niet worden verwacht – de heer Leenders gaat daaraan naar mijn mening iets te gemakkelijk voorbij – dat zij zich onttrekt aan wetgeving die op hoger niveau is vastgesteld. Ik ben best bereid om daarmee creatief om te gaan en er de rek in op te zoeken – in die zin wil ik de uitdaging van de heer Linskens wel aangaan –, maar ik ben niet bereid om me buiten de wet te begeven, ook niet bij wijze van experiment, en dan maar af te wachten wanneer we teruggefloten worden. De heer Leenders: Kunt u dan eens uitleggen waar in de wet is bepaald dat het niét mag?
- 35 -
De heer Jansen, wethouder: Ik heb heel zorgvuldig geluisterd naar het uitvoerige betoog van mevrouw Grebenjak, vooral ook om daaraan argumenten te kunnen ontlenen die het mogelijk zouden maken een ruimere opstelling te kiezen op basis van wettelijke mogelijkheden. Wat ik echter vooral heb gehoord – en daarmee zit ik op dezelfde lijn als de heer Linskens – is dat het ministerie er zich redelijk gemakkelijk van af maakt. Ook de VNG biedt in dit opzicht geen duidelijkheid. Mevrouw Grebenjak-Benneheij: U hebt het steeds over wettelijke grenzen waaraan u zich te houden hebt, maar die zijn nergens vermeld. Ik kan u het hele pak papier overhandigen en als u het daarin één keer vindt, geef ik een rondje! De heer Jansen, wethouder: U brengt me in verleiding, maar toch laat ik me daar niet door leiden. De opbouw van de redenering in de nota is volstrekt helder. Voor bejaarden geldt een inkomen dat ligt tussen 105% en 109% van het wettelijk minimum. Als we andere groepen ten opzichte van die groep gaan bevoordelen door boven die normering te gaan zitten, voeren we een strijdige behandeling uit. Men kan weliswaar tegenwerpen dat in deze samenhang de twee bepalingen niet onmiddellijk naast elkaar geplaatst zijn, maar dat neemt niet weg dat we er wel aan gehouden zijn. Net zoals we gehouden zijn plaatselijk toepassing te geven aan verdragen van de Verenigde Naties als ons land zich daarachter heeft geschaard, zo geldt dat ook hier. Er is een duidelijke uitspraak die dit verbiedt en ik ben niet van plan daar buiten te treden. De heer Leenders: Maar dan zouden het ministerie van Sociale Zaken en de VNG toch ook wel hebben gezegd dat het niet mag wat wij vragen? Dat hebben ze echter niét gezegd, integendeel: ze zeggen dat het kan! Mevrouw Grebenjak-Benneheij: En meerdere keren! De heer Jansen, wethouder: Er is, zoals de heer Linskens ook zei, geen duidelijkheid over gegeven. Wij moeten onze eigen weg maar zoeken en mijn weg wordt bepaald door de marges die de wetgever mij heeft geboden. De heer Busser: Maar als het ministerie niet klip en klaar zegt dat het niet mag, dan mag worden aangenomen dat het ministerie de overtuiging heeft dat het de eigen wetgeving op dat punt helemaal heeft dichtgetimmerd en dat het dus mag, tenzij straks mensen bezwaar zouden maken omdat ze zich gediscrimineerd voelen en de rechter een andere uitspraak zou doen. De heer Jansen, wethouder: Ik ben niet ongevoelig voor uw pleidooi, de woorden die mevrouw Grebenjak heeft gesproken zijn mij ook uit het hart gegrepen en intentioneel willen wij beslist dezelfde koers varen. Wij hebben ons dan ook afgevraagd of er mogelijkheden zijn om verder te gaan dan gebruikelijk is en dan onze buurgemeenten doen. Wij vinden het gerechtvaardigd een stap in uw richting te maken, maar dan wel een stap die zich beweegt binnen het wettelijk mogelijke spectrum zoals ik dat interpreteer. Wij stellen de raad daarom voor het voorstel gewijzigd over te nemen, in
- 36 -
die zin dat wij de gezinnen die binnen de mogelijkheden van de langdurigheidstoeslag kunnen vallen willen verruimen van gezinnen met 100% van het wettelijk minimumloon naar gezinnen tot 105% van het minimumloon. In concreto betekent dit dat een zestigtal huishoudens meer onder de werking van dit voorstel vallen. In financiële zin betekent het een extra bedrag van € 30.000,- bovenop het bedrag van € 50.000,-. Hiermee is naar mijn mening de maximale rek opgezocht. Het antwoord op de vraag van de VVD-fractie is tweeledig. Enerzijds hebben wij de beschikking over een klantenbestand waaruit we de mensen kunnen herleiden die hiervoor in aanmerking komen; zij zullen de bijdrage rechtstreeks gestort krijgen na afloop van de termijn van drie jaar. Anderzijds zullen we voor de groep die er net boven ligt waarschijnlijk moeten werken met aanvragen. Overigens krijgen we die groep ook in beeld via de lijn van het amendement Tang/Spekman, zodat we daarvoor wellicht een binnendoortje kunnen verzinnen. De heer Van der Kruijf: En legt dit nog een extra beslag op de begroting van onze gemeente? De heer Jansen, wethouder: In het oorspronkelijke voorstel was uitgegaan van een bedrag van € 51.000,- extra, dat zich binnen de rijksbijdrage bewoog. Het bedrag dat nu in beeld is, afgerond € 80.000,-, ligt ongeveer op de grens van het daar genoemde bedrag, zodat het financieel gezien niet tot een extra bijdrage uit de gemeentekas hoeft te leiden. Er staan echter wel andere maatregelen op stapel waarvoor een beroep op dezelfde soort middelen gedaan wordt. Mevrouw Van Stelten-Houterman: Mijnheer de voorzitter. Ik verzoek u om een korte schorsing voor beraad. Mevrouw Grebenjak-Benneheij: Wij hadden al in eerste termijn een motie willen indienen. Kunnen we dat nu meteen doen? De voorzitter: Prima. De heer Busser: Als het een aanpassing betreft zou het een amendement moeten zijn. De voorzitter: Dan maken we er een amendement van. Het amendement luidt als volgt: “De raad van de gemeente Venray, in vergadering bijeen op 16 december 2008; overwegende dat: •
de gemeente Venray in haar minimabeleid een inkomensgrens van 120% van de bijstandsnorm gebruikt om voor bijzondere bijstand in aanmerking te komen;
•
in de nieuwe langdurigheidstoeslagverordening van de gemeente Venray staat dat personen van 21 jaar, doch jonger dan 65 jaar met een inkomen van 100% van de bijstandsnorm in aanmerking komen voor de langdurigheidstoeslag;
gehoord de beraadslagingen;
- 37 besluit om het voorstel ‘langdurigheidstoeslag’ in dier voege te wijzigen dat gebruik kan worden gemaakt van de mogelijkheden die de regering biedt om ook werkenden en uitkeringsgerechtigden tot een inkomen van 120% van de bijstandsnorm in aanmerking te laten komen voor de langdurigheidstoeslag.”
Ik schors thans de vergadering (22.03 uur). Schorsing De voorzitter: Ik heropen de vergadering (22.10 uur). Mevrouw Van Stelten-Houterman: Mijnheer de voorzitter. De toezeggingen die de wethouder heeft gedaan zijn voor ons voldoende. De opschaling die hij heeft voorgesteld is mogelijk binnen de wet, met de andere opties treden we echter buiten de wet en dat moet een lokale overheid niet doen. Met de formulering in het amendement dat gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden die de regering biedt wordt de mensen bijna een rad voor ogen gedraaid, want wanneer komt die mogelijkheid dan? In feite wordt hiermee gezegd dat het zal gebeuren op het moment dat het kan. De wethouder heeft duidelijk aangegeven dat wij zullen doen wat kan en dat is voor ons genoeg. De suggestie die in het amendement wordt gewekt dat mensen tot een inkomen van 120% van de bijstandsnorm hiervoor in aanmerking komen is niet realistisch. De heer Busser: Ik lees het amendement zó, dat we dit tot aan de grens van 120% zullen doen. Mevrouw Van Stelten-Houterman: In het amendement staat dat gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden die de regering biedt om ook werkenden en uitkeringsgerechtigden tot een inkomen van 120% van de bijstandsnorm in aanmerking te laten komen voor de langdurigheidstoeslag. De wethouder heeft echter duidelijk gemaakt dat die richting in de wet niet wordt aangegeven. Blijkbaar bestaat daar grote twijfel over. Zo lang we dat niet zeker weten, moeten we niet op de wet vooruit gaan lopen. De heer Busser: Wij lopen niet voor de wet uit, want in de wet staat nergens iets over 120%, 110% of 100%. Er staat alleen iets over een langdurigheidstoeslag en zo lang niemand bezwaar maakt waardoor hierover jurisprudentie kan ontstaan, kunnen wij besluiten er 120% van te maken. Mevrouw Van Stelten-Houterman: De Centrale Raad van Beroep zou in bepaalde gevallen al bepaald hebben dat er sprake was van verboden discriminatie op grond van artikel 26 IVBP. Het ministerie van SZW wacht de ontwikkelingen ten aanzien van jurisprudentie op dit punt af. Er zijn dus wel degelijk vragen en zo lang er twijfel bestaat behoort een lokale overheid niet naar mogelijkheden te gaan zoeken die boven de wet uitgaan. De toezegging van de wethouder dat de rek wordt opgezocht binnen de wet is voor ons voldoende. Wij zullen het amendement daarom niet steunen.
- 38 -
Mevrouw Sweelssen: Mijnheer de voorzitter. Als het ministerie van Sociale Zaken een wet maakt en dan afwacht of iemand daartegen een procedure gaat starten, is het mijns inziens helemaal fout bezig. Op de papieren die wij per mail toegezonden hebben gekregen staat op de eerste pagina: “Wil Venray ondanks bovenstaande argumenten toch een 120%-inkomensgrens hanteren, dan zou om de armoedeval niet te groot te maken een glijdende schaal kunnen”, waarna een heel ritsje volgt van de manieren waarop die glijdende schaal gehanteerd kan worden, doorglijdend tot 120%. Waarom doen wij eigenlijk zo moeilijk? Bij het volgende agendapunt gaan we het hebben over allerlei luxe toevoegingen aan de nieuw te bouwen sporthal voor zeven ton en hier hebben we niet eens geld over om de mensen die het echt nodig hebben eens in de drie jaar financieel te ondersteunen. Ik zie het probleem niet. Wij steunen het amendement van Lokaal Aktief. De heer Van der Kruijf: Mijnheer de voorzitter. Wij volgen het voorstel van de wethouder. Indien op termijn vanuit de WWB initiatieven komen om de uitkering voor de langdurigheidstoeslag verder op te schalen, zijn wij daar voorstander van. Voor het overige vinden wij het te prematuur om nu al te kiezen voor 120%, nog los van het feit dat de VVD, zoals ik in eerste termijn al zei, heel voorzichtig is met het bedrijven van inkomenspolitiek op gemeentelijk niveau. De heer Linskens: Mijnheer de voorzitter. Volgens mevrouw Sweelssen zouden wij erop mogen vertrouwen als het ministerie zulke informatie vrijgeeft, omdat het die niet rond zou sturen als ze het zelf niet helemaal zou weten. Ik zou hopen dat ze gelijk had, want het komt op meerdere fronten voor dat het ministerie een sprong in het diepe maakt en het vooral bij het decentraliseren van bevoegdheden aan gemeenten overlaat om een eigen feestje te bouwen en dan maar af te wachten waar het gaat knellen. Zo’n rotsvast vertrouwen heb ik er dan ook niet in. Ik vind het ook niet kies om dit soort discussies te vergelijken met andere thema’s waarin we moeten investeren, want dan manoeuvreren we onszelf in een heel lastige positie en wordt een appel gedaan op andere gevoelens dan alleen zakelijke motieven. Wij zullen het amendement niet steunen en doen een stevig beroep op onze collega’s van Lokaal Aktief om de handreiking die de wethouder geboden heeft met twee handen aan te pakken, want daarmee zijn in ieder geval de eerste vijf procent binnen. Bovendien heeft de wethouder gezegd dat hij, als zich mogelijkheden voordoen of meer duidelijkheid ontstaat, best bereid is op te schalen naar een ander percentage. Gezien het gevoel dat in deze raad bestaat, staat de deur nog open om het op een andere manier te doen. Dat laat onverlet dat ik er ook voor wil waarschuwen mensen niet de prikkel te ontnemen om deel te nemen aan het arbeidsproces. De heer Busser: Ik hoop dat ik niet uit uw woorden moet afleiden dat, als Lokaal Aktief het amendement handhaaft en dat verworpen zou worden, u ervan uitgaat dat de wethouder een grens gaat hanteren van 100%. De heer Linskens: Dat hebt u mij niet horen zeggen.
- 39 -
De heer Busser: Het leek er anders wel op, omdat u zo’n dringend appel op Lokaal Aktief deed om die 105% dan maar binnen te halen. De voorzitter: Ik heb goed geluisterd, maar dat heeft hij niet gezegd. De heer Leenders: Mijnheer de voorzitter. Tijdens de schorsing hebben wij overleg gehad met de raadsgriffier, en dat heeft ons gesteund in onze opvatting dat het standpunt dat wij in eerste termijn innamen juist was. Wij blijven daar dus bij en steunen het amendement wel. De heer Thijssen: Mijnheer de voorzitter. De formulering in het amendement dat gebruik kan worden gemaakt van de mogelijkheden die de regering biedt kan naar mijn mening niet anders worden uitgelegd dan dat gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden die de wet toestaat, hetzij nu, hetzij op een ander tijdstip. Daaruit concludeer ik dat wij niet anders kunnen doen dan het amendement steunen, en dat doe ik in ieder geval. Mevrouw Grebenjak-Benneheij: Mijnheer de voorzitter. Het voorstel dat wij hebben gedaan is afkomstig van Hans Spekman van de PvdA. Hij heeft mij hiervoor warm gemaakt en ik ben ontzettend blij dat hij dat heeft gedaan, anders zou ik me er niet zo in hebben verdiept en misschien blij zijn geweest met de vier A4’tjes van het college. Uit het stuk dat voor mij ligt citeer ik: “Gemeenten zijn vrij om een eigen maximale inkomensgrens te hanteren. Het ligt het meest voor de hand hierbij aan te sluiten bij de inkomensgrenzen die in het eigen gemeentelijk armoedebeleid worden gehanteerd. In de meeste gevallen zal dit 110% van het sociaal minimum zijn, maar ook 120%.” Dit schrijft het college dus zelf en ik heb nergens het percentage van 105 terug kunnen vinden. Volgens de PvdA-fractie moeten we ervoor oppassen dat de prikkel om te werken niet verdwijnt. Degenen die niet werken krijgen nu juist van alle kanten een gigantische prikkel. Er zijn altijd mensen die beter thuis kunnen blijven, maar er zijn er ook die een flinke prikkel nodig hebben om te gaan werken. Wij vinden het juist erg triest dat wij nu tegen de mensen die de prikkel hebben aanvaard om te gaan werken moeten zeggen: helaas, helaas! Wat Samenwerking Venray over de 65+’ers heeft gezegd klopt. 65+’ers krijgen al veel meer dan de 105% tot 109% waarover hier steeds wordt gesproken. Ze krijgen € 310,- per maand, ze krijgen een tegemoetkoming voor buitengewone uitgaven en ze krijgen een ouderenaftrek. Die grens is er dus helemaal niet meer. Lokaal Aktief handhaaft haar amendement. De heer Jansen, wethouder: Mijnheer de voorzitter. Bij het betoog van mevrouw Grebenjak moet ik één kanttekening plaatsen die nog niet geplaatst is. Zij gaat er gemakshalve van uit dat alle regelingen die op deze groepen betrekking hebben zonder meer met elkaar vergelijkbaar zijn en dat dus ook de 120%-systematiek overal onverkort van toepassing is. Dat is een misvatting. Als de regelingen één voor één naast elkaar worden gelegd, blijken er wel degelijk verschillen te zijn tussen de doelgroepen,
- 40 -
soms in leeftijd, soms in bepaalde voorwaarden, zodat de 120%-grens niet zonder meer kan worden doorgetrokken. De beide argumenten die het college heeft aangevoerd staan nog altijd overeind. Als wij boven de wettelijke normen uitgaan, zouden we beticht kunnen worden van onrechtmatig gedrag en op die manier ook in aanvaring komen met onze accountant. Voorts wil ik nog maar eens citeren wat in het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten staat – mevrouw Van Stelten verwees er zojuist ook al naar en het is bevestigd door een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep –: “Het is op welke grond dan ook verboden onderscheid te maken tussen vergelijkbare gevallen.” De rest zal ik de raad besparen, maar dit lijkt me glashelder. Wellicht ten overvloede wil ik er verder op wijzen dat het beslag dat door de uitbreiding naar 120% zou worden gelegd op de middelen niet onaanzienlijk is. Ik heb berekend dat het neerkomt op een verschil van € 160.000,- extra. Als de raad daartoe zou besluiten, nu of in een later stadium, zal dat gevonden moeten worden in nieuw geld, want het is niet beschikbaar. De heer Thijssen: De wethouder zal het, naar ik aanneem, met mij eens zijn dat de Centrale Raad van Beroep geen wetgever is. Mevrouw Grebenjak-Benneheij: In alle stukken die ons ter beschikking staan wordt een percentage van 120 genoemd. Als de wethouder zegt dat dat niet zo is, moet hij me daar maar eens van overtuigen. Wat de financiële gevolgen betreft, citeer ik: “Dit heeft onvermijdelijk tot gevolg dat in enige mate herverdeling optreedt van de middelen die met de langdurigheidstoeslag zijn gemoeid. Kleinere gemeenten gaan er overwegend op vooruit. Voor enkele grote gemeenten geldt dat zij over minder middelen zullen gaan beschikken. De negatieve herverdelingseffecten blijven voor alle gemeenten beperkt tot minder dan € 1,- per inwoner.” Wat ik verder gemist heb – het is nergens vermeld – is dat de langdurigheidstoeslag bijzondere bijstand is. Als een cliënt die de langdurigheidstoeslag ontvangen heeft straks bij de gemeente aanklopt voor een nieuwe koelkast, kan de gemeente dus zeggen dat dat al begrepen is in de langdurigheidstoeslag. Maar goed, ik heb toch verloren. De voorzitter: Aan de orde is de besluitvorming, allereerst over het amendement. De heer Leenders: Ik verzoek u om hoofdelijke stemming, voorzitter. Het amendement van Lokaal Aktief wordt hierop in stemming gebracht en met 15 tegen 9 stemmen verworpen. Tegen hebben gestemd de dames Van Stelten-Houterman, Teeuwen-Peeters, VoigtBosboom en De Barbanson en de heren Bisschops, Emons, Ewals, Koçyigit, Van der Kruijf, Linskens, Litjens, Loonen, Michels, Nijssen en Van Sinderen. Voor hebben gestemd mevrouw Sweelssen, de heren Thijssen, Verkoeijen en Busser, de dames Dijkema en Grebenjak-Benneheij en de heren Van den Hoek, Leenders en Mulders.
- 41 -
Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna conform het (gewijzigde) voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 13. Aanwending terugvorderbare BTW-gelden Sport- en evenementenhal op de locatie Zuidsingel. (Gemeenteblad 2008, nr. 367)
De heer Thijssen: Mijnheer de voorzitter. Het taakstellend krediet voor de bouw van de sport- en evenementenhal is gesteld op € 6.173.000,-, inclusief BTW, en naar wij inmiddels hebben geleerd, mogen we nu lezen dat het exclusief BTW is. Bovenop dat krediet, of een groot gedeelte daarvan, betalen wij omzetbelasting en het geeft allemaal niets hoeveel dat is, want wat wij betalen kunnen wij verrekenen, respectievelijk terugvorderen. Dat is het college bijgebracht door een rapport van Deloitte & Touche. Ik heb mij laten vertellen dat deze gang van zaken bij de bouw van een sportaccommodatie geheel vanzelfsprekend. Mijn eerste conclusie is dan ook dat wij ons dit advies hadden kunnen besparen. Voorts word ik geleid tot de vraag of, als het dan gaat om een BTW-plichtige aangelegenheid, tussen huurder en verhuurder ook straks, wij niet botsen op het feit dat er een extra huurverhoging komt voor de huurders die wij in perspectief hebben. Het gaat immers, naar ik vermoed, om met BTW belaste huurcontracten. De heer Van den Hoek: Mijnheer de voorzitter. Voor de extra noodzakelijk gevraagde voorstellen van de gebruikersraad kan wat ons betreft het benodigde bedrag van zeven ton gebruikt worden van het teruggevorderde BTW-bedrag. Er kan alleen een probleem ontstaan als wij achteraf een navordering krijgen van de Belastingdienst. Hopelijk spelen we geen blufpoker. De heer Linskens: Mijnheer de voorzitter. Naar aanleiding van de discussie in de commissie Maatschappelijke Diensten is inzicht verleend in niet alleen de wensenlijst, want die was wel duidelijk, maar ook in de daarmee gepaard gaande investeringen, om een beeld te krijgen van de orde van grootte waarover we praten. Van belang is dat het wensen betreft die weliswaar al eerder waren genoemd, maar waarvan de bouwtechnische en financiële consequenties op dat moment nog niet exact bekend waren. Nu de mogelijkheid zich voordoet om alsnog een aantal zaken te honoreren, kunnen wij ons vinden in het voorstel van het college. De heer Leenders: Mijnheer de voorzitter. In de commissie hebben wij al gezegd dat wij ons kunnen vinden in het voorstel. Wel heb ik nog twee aanvullende vragen te stellen. Hoe staat het inmiddels met de realisatie? Uit het geruchtencircuit hebben wij voorts vernomen dat er mogelijk sprake is van een bijstelling in neerwaartse zin van het programma van eisen. Is dat een broodje aap-verhaal dat de wethouder meteen kan ontzenuwen? De heer Michels: Mijnheer de voorzitter. Ons wordt gevraagd in te stemmen met een extra budget van € 700.000,- voor de sport- en evenementenhal. Bij de vaststelling van het aanvullend krediet op 6 november 2007 – het stuk maakt overigens abusieve-
- 42 -
lijk gewag van 30 oktober 2007 – waren er nog zorgen over de financiële situatie van de gemeente en was geen meerderheid te vinden voor varianten die maar een paar honderdduizend euro duurder waren. Hoe snel kunnen de meningen veranderen! Dat we de BTW terugkrijgen, is natuurlijk een meevaller, maar de afspraak was dat het terug zou gaan naar de post onvoorzien. Niet gehinderd door de kredietcrisis bestond in de commissievergadering van 27 november brede instemming met het voorstel een fors bedrag extra te besteden aan de sport- en evenementenhal. Zelfs de zeer korte instemmende reactie van Samenwerking Venray verbaasde ons, een pseudo-coalitiepartij waardig zou je zeggen, of houden ze nog wat ijskoud achter de hand voor na de winter? In de voorliggende nota wordt het extra bedrag geheel toegeschreven aan de extra wensen van de gebruikersraad, en dat is in onze ogen niet terecht. Een Dojo-ruimte zonder kolommen erin is in onze ogen gewoon een minimale eis. Dit kan nooit een extra eis zijn, en zo zijn er nog wel meer voorbeelden. Onze conclusie is dan ook dat het bedrag gedeeltelijk nodig is om misrekeningen in het programma van eisen en het krediet af te dekken. Terug naar de wensen van de gebruikersruimte. Als je het voorstel leest, zou je denken dat de gebruikersraad zeer tevreden zou zijn met dit voorstel, maar niets is minder waar. Zijn belangrijkste wens, een schone-voetengang, is niet gehonoreerd. In de afgelopen dagen hebben wij er verschillende mails over ontvangen van zowel het Raayland als de gebruikersraad. De opmerking in de nota dat de schone-voetengang een te geringe waarde heeft ten opzichte van de investering kunnen wij dan ook niet plaatsen. Wij hebben de wethouder hierover de volgende vragen te stellen. Door welke partij en op welke wijze heeft de herprioritering plaatsgevonden van de wensen van de gebruikersraad? Op welke wijze is hierover gecommuniceerd met de gebruikersraad? Is de wethouder op de hoogte van het standpunt dat de gebruikersraad de laatste week heeft ingenomen ten aanzien van de schone-voetengang? Wat wij willen voorstellen is het volgende. De schone-voetengang is een belangrijke basiseis van de gebruikersraad en van het Raayland. Naar de mening van het CDA zou de wethouder hierover nog eens in overleg kunnen treden met de gebruikersraad. Wellicht kan dan binnen het bedrag van € 700.000,- in overleg met de gebruikersraad een herprioritering plaatsvinden, zodat meer tegemoet kan worden gekomen aan de wensen van de gebruikersraad. Zijn de andere partijen bereid de wethouder deze opdracht mee te geven? De heer Jansen, wethouder: Mijnheer de voorzitter. Voor een belangrijk deel van de gemaakte opmerkingen geldt dat ze identiek zijn aan die welke in de commissie naar voren zijn gebracht. Gelukkig beluister ik daaruit dat het draagvlak voor extra investeringen in de sporthal aanwezig is. Ik ben de raad daar dankbaar voor, want het betekent dat we met z’n allen besluiten de sport- en evenementenhal een stevige kwaliteitsimpuls te geven. Dankzij deze meevaller is dat mogelijk en ik ben blij dat we die kans ook pakken. U hoort mij niet zeggen dat dit ook goed past in een actief beleid in deze kredietcrisis, maar het komt wel goed van pas dat wij hier actiever investeren en in die zin ook een handje meehelpen.
- 43 -
Vanuit de gebruikersgroep is een redelijk intensieve mailwisseling tot stand gekomen met de fracties en met het gemeentehuis. Ik ben het niet met de heer Michels eens dat de schone-voetengang de belangrijkste eis van de gebruikers was. In de brief die ons vandaag of gisteren heeft bereikt wordt nadrukkelijk te kennen gegeven dat het hun goed heeft gedaan een gewillig oor te hebben gevonden voor de door ons gerapporteerde zaken, waarvan zij er een aantal hebben aangetroffen in het pakket van eisen. Wetend dat wij een behoorlijk deel van die eisen gehonoreerd hebben, blijft er één eis over waaraan wij een bepaalde invulling hebben gegeven, een invulling overigens die ook in die brief wordt erkend. In de commissie is door de projectleider gezegd dat met betrekking tot de schone-voetengang met name de geluidsreductie een belangrijk element was. Daaraan zijn wij tegemoet gekomen, want dat konden we nog inpassen. Op de argumenten die ten grondslag liggen aan de vraag die er nu ligt kan ik op zichzelf niet veel afdingen, want die deugen. Het is een oorbare wens die ook stevig beargumenteerd wordt ingebracht en er zijn absoluut voordelen aan verbonden. Het moet echter wel worden beschouwd in de context van wat hier voorligt. Alles bij elkaar is in het voorstel een bedrag van zeven ton verwerkt als tegemoetkoming op verschillende elementen. Natuurlijk zijn er nog wensen en natuurlijk kan het altijd nog beter, maar we moeten wel ergens een grens trekken. We praten in dit geval niet over een kleinigheid… De heer Michels: In een mail van de gebruikersraad van vandaag schrijft hij: “Door onze raad, met name door de vertegenwoordigers van het onderwijs, is deze aanpassing – bedoeld is de schone-voetengang – in het ontwerp van de accommodatie als onbespreekbaar aangeduid.” Ik verzoek u hierover nog eens in overleg te treden met de gebruikersraad. Ik heb niet de kennis in huis om te kunnen bepalen of deze schone-voetengang daadwerkelijk nodig is, maar de gebruikersraad is deskundig op dat gebied. Als het voor hem wens nr. 1 is, zou u in overleg met de gebruikersraad kunnen nagaan of daaraan met een aanpassing van de andere budgetten tegemoet kan worden gekomen. De heer Leenders: Wat mij bevreemdt is dat de schone-voetengang niet in het oorspronkelijke programma van eisen stond als die zo belangrijk wordt gevonden. Wat is daarmee mis gegaan? De heer Jansen, wethouder: De maatregelen die wij hebben genomen voor de geluidsreductie moeten worden becijferd op ongeveer € 50.000,-. Als we een schonevoetengang gaan introduceren, wordt het bruto vloeroppervlak behoorlijk vergroot, zodat ook constructief aanpassingen zouden moeten worden uitgevoerd en daarmee zouden we uitkomen op een bedrag van tussen € 250.000,- en € 300.000,-. Stel dat we die twee tegen elkaar zouden uitruilen, dan zou ongeveer de ruimte die we nog hebben in het BTW-voordeel benut moeten worden om dit aanvullend te doen. Ik wil best toezeggen dat we nog eens tegen het licht zullen houden of er met schuiven, passen en meten mogelijkheden voor zouden zijn, maar ik zeg er wel op voorhand bij dat ik * het, gegeven de grote omvang, ook in budgettaire zin, van deze aanpassing, redelijk donker inzie. Wij zijn gehouden aan het taakstellend krediet en willen daaraan ook
- 44 -
absoluut voldoen. Het is al een hele hijs om alles wat vanavond goedgekeurd wordt te realiseren. Leggen we daar een extra claim bovenop, dan vrees ik dat het onhaalbaar wordt. De heer Thijssen: Mijnheer de voorzitter. Wat angstvallig verzwegen wordt, zowel door woordvoerders van andere fracties als door de wethouder, is dat in de brief van de gebruikersraad van 16 december jl. groot leedwezen wordt uitgesproken over het feit dat de hal niet hoger wordt dan 7 meter. Daarom heb ik ook gewacht tot de tweede termijn, omdat ik natuurlijk weer een hoop schampere opmerkingen kon verwachten, maar het geeft mij uit onverdachte hoek nu de mogelijkheid om het standpunt van inVENtief, namelijk dat natuurlijk een hal had moeten worden gebouwd van meer dan 7 meter, nog eens onder uw aller aandacht te brengen. De heer Van den Hoek: Mijnheer de voorzitter. In de oude hal komt een glaswand, zogezegd ook een schone-voetengangpad tussen de klaslokalen, en dat is hard nodig met het verwisselen van de klassen tussen de tijden door. Wij vinden dat dit toch allemaal gerealiseerd moet worden binnen het bedrag van € 700.000,-, want wij willen er echt niet overheen gaan. Mevrouw De Barbanson: Mijnheer de voorzitter. De wethouder heeft een duidelijk antwoord gegeven. Toch blijf ik het vreemd vinden dat vandaag zo’n pittige brief bij ons binnenkomt met de mededeling dat het onbespreekbaar is. Ik ben het nog nooit tegengekomen, maar nu blijkt het ineens een heel heikel punt te zijn. Ik schrik van de bedragen die ermee gemoeid zouden zijn als we het zouden realiseren zoals de gebruikersraad het graag zou willen. Is dit al die tijd al een onderwerp van discussie geweest? Mij is het eerlijk gezegd een beetje voorbij gegaan. De voorzitter: Mensen denken altijd dat een beetje spierballentaal de raad kan beïnvloeden. De heer Linskens: Misschien verwoordt u wel wat het gevoel van onze fractie is, voorzitter, want ik vind het niet kies van de gebruikersraad om op de dag van de vergadering de raad nog te voorzien van een brief, die ik overigens nog niet eens gelezen heb, maar dat heeft meer te maken met mijn eigen planning, waarin dit soort zaken boven tafel komen, terwijl we in de commissie redelijk openhartig gesproken hebben over de aanvullende voorzieningen die op het wensenlijstje stonden, zij het zonder indicatie van investeringsbedragen. In het adviesstuk aan de raad is aangegeven om welke redenen er niet voor is gekozen de schone-voetengang op te nemen en als ik van de wethouder hoor welke investering daarmee gemoeid zou zijn, kan ik me dat ook wel voorstellen. Natuurlijk kan men altijd nog tot het laatste moment een signaal afgeven, en daarmee willen wij ook wel flexibel omgaan, maar ergens houdt het op. In de situatie waarin de terugvorderbare BTW niet in beeld was, hadden we het moeten doen met het programma van eisen dat er lag, dat weliswaar niet optimaal tegemoet kwam aan de wensen van de gebruikersraad, maar wel voorzag in een adequate voorziening. Het is fijn dat wij nu in de gelegenheid zijn dit bedrag voor een belang-
- 45 -
rijk deel te besteden, maar we zullen daarbij wel keuzen moeten maken. In die zin kan ik me wel aansluiten bij de uitnodiging van de heer Michels aan de wethouder om nog eens na te gaan welke mogelijkheden er überhaupt nog zijn. De vraag die het dan bij mij echter ook oproept is of wij überhaupt vanavond wel een besluit kunnen nemen. Als die opening nog gezocht wordt, lijkt het mij verstandig het resultaat daarvan af te wachten in plaats van er nu een klap op te geven, tenzij – maar dan wordt de wethouder volgens mij op pad gestuurd met een lege knip – al die additionele eisen binnen het bedrag van zeven ton nog eens geherprioriteerd zouden moeten woren, los van het feit dat wij daar ook nog wel wat over vinden. De heer Leenders: Mijnheer de voorzitter. Samenwerking Venray had in een eerder stadium ook liever een hogere hal gehad, die ook nog eens geluidwerend was, en dat geeft misschien ook een antwoord op de vraag van het CDA waarom wij nu zo gemakkelijk akkoord gaan met meer uitgaven, als het zo genoemd wordt. Een vraag die nog niet helemaal beantwoord is, is of de schone-voetengang in het oorspronkelijke programma van eisen had moeten staan, of dat die er nu in wordt gefietst. De heer Michels: Mijnheer de voorzitter. Blij ben ik met de toezegging van de wethouder dat hij nog een keer met de gebruikersraad gaat praten. Dat dat volgens de heer Linskens met een lege knip zou gebeuren, is een insteek die ik wel kan begrijpen, maar ik kan me ook heel goed voorstellen dat, als een schone-voetengang voor de gebruikersraad prioriteit nr. 1 is, hij bereid zal zijn op andere vlakken concessies te doen. Wat me voorts opvalt is het volgende. We besteden nu € 700.000,- extra aan de sporten evenementenhal, maar wat voor sporthal zouden we eigenlijk hebben gehad als we dat bedrag niet hadden gehad? Volgens mij was er dan niet zo gek veel overgebleven, en dat is meteen ook mijn zorg. Als je een programma van eisen vaststelt waarin midden in een Dojo-ruimte een kolom is voorzien, weet je al meteen dat dat onmogelijk is. Vergelijk het maar met een voetbalveld waar op de middenstip een boompje staat. Dat kan natuurlijk niet en zoiets moet je meteen kunnen zien. De voorzitter: Het kán wel! De heer Michels: Goed, maar dan zal toch eerst een kapvergunning moeten worden aangevraagd! Wij kunnen instemmen met de toezegging van de wethouder en nemen aan dat een en ander zal worden teruggekoppeld naar de commissie Maatschappelijke Diensten. De heer Jansen, wethouder: Mijnheer de voorzitter. Ik kan het niet laten nog even te reageren op de opmerking van de heer Thijssen, en dan citeer ik maar meteen uit de brief die de gebruikersraad gisteren heeft gestuurd: “Omdat op dit moment de Venrayse verenigingen niet op dit niveau spelen, lijkt de beslissing om de accommodatie slechts 7 meter hoog te maken acceptabel.” Als zelfs de gebruikers die mening zijn toegedaan, geloof ik dat wij er niet al te veel woorden meer aan vuil moeten maken.
- 46 -
Wat de schone-voetengang betreft kan ik melden dat een dergelijke voorziening in veel sporthallen in den lande niet aanwezig is. Het is dus geen standaardvoorwaarde voor het realiseren van dit soort hallen. Als we alleen op het oorspronkelijke programma van eisen hadden moeten afgaan, zonder gebruikmaking van dit bedrag van zeven ton, zou er een sobere hal tot stand zijn gekomen, conform de wens van de raad, die overigens wel zou hebben voldaan aan de eisen van NOC*NSF. De wens van een schone-voetengang is, merk ik tot mevrouw De Barbanson op, wel degelijk eerder in discussie gebracht, maar in die discussie tekende zich al snel af dat deze wens zo’n forse impact zou hebben dat het nauwelijks haalbaar was. Eerder heb ik al gezegd dat het ook een verzwaring van de constructie zou vergen. Het is niet mogelijk hiervoor elders ruimte af te snoepen en het dus binnen het bestaande volume te realiseren, want dan zouden de kleedkamers weer niet voldoen aan de eisen van NOC*NSF. De discussie die nu is gevoerd leidt volgens mij tot de volgende opdracht aan het college. Ik zal op pad gaan om te bezien welke mogelijkheden er nog zijn om een schone-voetengang te realiseren, maar dan wel binnen de randvoorwaarde dat we ons houden aan het budget dat in deze nota besloten ligt. Als ik het niet correct formuleer, hoor ik dat graag. De heer Busser: Zegt u daarmee dat de schone-voetengang binnen het budget bovenop deze voorzieningen gerealiseerd moet kunnen worden, of dat hiervoor geschrapt moet worden binnen deze keuzen? De heer Jansen, wethouder: Ja. De heer Busser: Daar is onze fractie geen voorstander van. De heer Michels: Wij moeten niet op de stoel van de gebruikers gaan zitten. Wat geschikt is voor de gebruikers zal door de gebruikersraad moeten worden aangegeven. Als hij vindt dat een schone-voetengang nodig is, leg ik me daarbij neer als dat binnen het budget gerealiseerd kan worden. De heer Leenders: Wat nu voorligt is toch in overeenstemming met de gebruikersraad tot stand gekomen? Wij hebben dat toch niet zelf bedacht? De voorzitter: Er ligt inderdaad een voorstel voor waarover overeenstemming bestaat. Als er een schone-voetengang moet komen, zal daarvoor via een herprioritering ruimte moeten worden gevonden, maar dan praten we de facto over een ander besluit. Als u een ander besluit wilt hebben, mist u tempo, zeg maar drie maanden. Mevrouw Van Stelten-Houterman: De wethouder heeft zojuist gezegd dat het nog wel in dit traject kan worden meegenomen. Volgens mij overdrijft u nu. De voorzitter: Nee, als u nu geen besluit neemt en een besluit wilt nemen over een andere hal, zijn we drie maanden kwijt.
- 47 -
De heer Michels: Ik stel voor dat de wethouder dit meeneemt naar de gebruikersraad. Als hij dan drie maanden wil wachten, vind ik dat prima. Mevrouw De Barbanson: Zijn de extra eisen die er liggen door de gebruikersraad ingebracht en is de schone-voetengang daarin niet als prioriteit nr. 1 naar voren gekomen? De heer Jansen, wethouder: Het is een wens die nog overgebleven is. Eerdere prioriteiten zijn wel ingebouwd en hebben geleid tot het voorstel dat thans voorligt. Het enige wat nog ‘hangt’ is deze schone-voetengang, maar het was niet de eerste prioriteit. Mevrouw De Barbanson: Dan vind ik het wel vreemd dat dit blijkens de brief van de gebruikersraad nu ineens onbespreekbaar zou zijn. De heer Jansen, wethouder: De argumentatie deugt en is absoluut steekhoudend, maar de toonzetting waarin de brief is gesteld vind ik aan de forse kant. Het doet ook niet helemaal recht, en dan zeg ik het voorzichtig, aan de discussie die is gevoerd. De waarschuwing van de voorzitter dat door dit nieuwe element een vertraging zal optreden klinkt misschien als een soort dreigement, maar het is wel degelijk reëel. Deze week hebben we namelijk de aanvrage voor de bouwvergunning ingediend die gebaseerd is de op de besluitvorming die wij, mede na de uitspraken in de commissie, in deze raad verwachtten. Alle elementen die in dit voorstel zijn begrepen zijn verwerkt in de aanvrage van de bouwvergunning. Gaan we nu de hele zaak weer op z’n kop zetten, dan zal een nieuwe bouwvergunning moeten worden aangevraagd nadat we met de gebruikersraad een nieuwe modus hebben gevonden. Er zal dus wel degelijk vertraging ontstaan, al laat ik me even niet uit over de omvang ervan. De heer Leenders: De aanvullende wensen zijn dus expliciet in overeenstemming met de gebruikersraad tot stand gekomen? De heer Jansen, wethouder: Ja. De heer Leenders: Dan heeft onze fractie geen behoefte aan verder uitstel. De voorzitter: Ik stel voor te besluiten conform het voorstel. De wethouder zal de gebruikersraad toelichten wat hier is besloten en waarom. Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 14. Schriftelijke vragen van de SP over circuit De Peel en industrieterrein De Blakt, met daarop het antwoord van burgemeester en wethouders van Venray.
Mevrouw Sweelssen: Mijnheer de voorzitter. In antwoord op onze vraag over de evenementenvergunning voor de hal op het industrieterrein De Blakt deelt het college mede dat de aanvrage is ingediend door een bepaald bedrijf en bestemd is voor het
- 48 -
oprichten van een logistiek bedrijf. Naderhand heb ik uit de pers begrepen dat deze hal het eerste jaar gebruikt zal worden voor evenementen en dat het bedrijf er pas over ongeveer een jaar in zal worden gevestigd. Moet voor de evenementen die daarin worden gehouden per evenement een vergunning worden aangevraagd, of wordt er voor een jaar een evenementenvergunning verleend en kan gedurende die tijd elk evenement daarin plaatsvinden? Wordt dan bijvoorbeeld ook karten als een evenement beschouwd? De voorzitter: Per evenement zal een vergunning moeten worden aangevraagd. Autoracen vindt plaats op de Peel en niet daar. Mevrouw Sweelssen: Op de Peel ook niet op dit moment, want ik begrijp dat de bouw is stilgelegd. De voorzitter: Ik heb niets stilgelegd. De vragen en antwoorden worden voor kennisgeving aangenomen. 15. Invoering reclamebelasting met ingang van 2009. (Gemeenteblad 2008, nr. 369)
De heer Mulders: Mijnheer de voorzitter. Voor ons ligt de verordening voor de heffing van reclamebelasting. De onderbouwing en de uitvoering ervan zijn besproken in de commissie Middelen. Een meerderheid van de ondernemers heeft positief gereageerd op deze manier van het genereren van middelen voor promotionele centrumactiviteiten. Ook Samenwerking Venray kan zich vinden in deze reclamebelasting, maar is niet tevreden over de begrenzing van het gebied waarover de belasting wordt geheven. Volgens ons zal door het vaststellen van dit gebied, precies in straten, een tweespalt zal ontstaan, doordat een ondernemer in een gebied dat er net langs ligt geen belasting behoeft te betalen. Zo zal de vraag rijzen: waarom ik wel en een ander niet? Er moet een duidelijke begrenzing worden aangegeven en wij menen dat het gebied veel beter gekoppeld kan worden aan bestemmingsplangrenzen. De gekozen begrenzing is niet evenwichtig en kan door ondernemers als willekeurig worden aangemerkt. Het komt niet overeen met een beleidsmatig vastgesteld gebied uit een ander relevant beleidsstuk of een visie, zoals de detailhandelsnota of de grondprijzenkaart. Wij stellen voor de begrenzing gelijk te laten vallen met de bestemmingsplangrenzen van het bestemmingsplan Centrum en het bestemmingsplan Gouden Leeuw. Hiertoe dienen wij een amendement in. De griffier doet voorlezing van het amendement van Samenwerking Venray: “De raad van de gemeente Venray, in vergadering bijeen op 16 december 2008; overwegende dat: •
de invoering van reclamebelasting op verzoek van Venray Centraal wordt ingesteld ten behoeve van fondsvorming voor promotionele activiteiten voor het centrum van Venray;
- 49 •
er geen goede onderbouwing is van de door Venray Centraal voorgestelde gebiedsbegrenzing;
•
de gemeenteraad duidelijke en evenwichtige kaders en regels wil stellen die ongelijkheid voorkomen;
gehoord de beraadslaging in de gemeenteraad; gelet op het bepaalde in artikel 33 van het RvO; besluit artikel 2 van de verordening op de heffing en invordering van reclamebelasting 2009 te wijzigen in: ‘De verordening reclamebelasting 2009 is toepasselijk binnen het gebied overeenkomend met het bestemmingsplan Centrum en het bestemmingsplan Gouden Leeuw’.”
De heer Loonen: Mijnheer de voorzitter. De afgelopen maanden heb ik diverse malen contact gehad met vertegenwoordigers van Venray Centraal, de horeca, enz. Afgelopen donderdag heb ik als enige raadslid een vergadering bijgewoond van Venray Centraal. Mij werd toen de vraag gesteld of de verordening in deze vorm het zou redden. Ik heb daarop geantwoord dat ik alleen voor mijn eigen fractie kon praten en dat die ermee kon instemmen, maar dat ik, gezien de reacties in de gemeenteraad, verwachtte dat het wel goed zou komen. In de contacten is ons duidelijk geworden dat dit een compromis is van de Venrayse centrumondernemers. Het was een lastig traject, want betalen doet niemand graag, en daaruit is een compromis gekomen, waarbij duidelijk is aangegeven dat daarvan niet kan worden afgeweken. Als we daaraan gaan tornen, waag ik het te betwijfelen of het draagvlak dat nu bij de Venrayse ondernemers bestaat voor deze reclamebelasting gehandhaafd zal worden. Ik vraag me af of Samenwerking Venray hierover contact heeft gehad met vertegenwoordigers van Venray Centraal. De heer Busser: Ik stel vast dat de grootwinkelbedrijven die in Venray-centrum zijn gevestigd en hieraan eigenlijk niet mee willen doen, hieraan mee moéten doen, terwijl drie, vier of vijf ondernemers die net buiten die grens zijn gevestigd en blijkbaar niet mee willen doen ook niet mee hoeven doen. De heer Loonen: U maakt een denkfout. De ondernemers uit Venray-centrum hebben zelf gevraagd een reclamebelasting in te voeren. De gemeente faciliteert dat en zorgt ervoor dat het volgens de voorschriften gaat verlopen. Hierover is tot in den treure gediscussieerd en er is draagvlak voor. Wie zijn wij dan dat wij nu de grenzen nog zouden willen aanpassen? Het lijkt me niet erg verstandig. De heer Thijssen: Mijnheer de voorzitter. De bedoelingen van Venray Centraal zijn duidelijk. Het is spijtig dat er enig ‘geweld’ nodig is om de onwilligen tot solidariteit te dwingen, als dat al kan. Het stuit ons tegen de borst dat de gemeente moet optreden als incassobureau voor Venray Centraal, maar daar stappen we nu maar even overheen, in afwachting van de goede resultaten. Mevrouw Grebenjak-Benneheij: Mijnheer de voorzitter. Het is ons niet helemaal duidelijk waar de grens nu zou moeten komen. Kan ik die op de tekening vinden? Overigens hebben we bij de winkels wel allemaal mooie rode matten gekregen.
- 50 -
Mevrouw De Barbanson: Mijnheer de voorzitter. De woorden van de heer Loonen onderschrijf ik. Als oud-centrumondernemer weet ik dat dit al jaren en jaren loopt en dat er allerlei pogingen zijn ondernomen om de neuzen dezelfde kant op te krijgen, wat tot nu toe nooit was gelukt. Toen ik dit voor het eerst hoorde, was ik blij verrast dat men met een leuk plan was gekomen. Wetend hoe lang dit traject heeft geduurd en hoe problematisch het is geweest, vind ik het klasse dat dit er nu ligt. Het is mij ook niet helemaal duidelijk op welke vier of vijf ondernemers, of straten, Samenwerking Venray nu doelt. Ook mijn angst is dat het draagvlak zal verdwijnen als we hieraan nog gaan tornen. De heer Busser: Als er behoefte aan bestaat om precies te weten welke straten het zijn, kan de vergadering wellicht even worden geschorst, zodat wij het kaartje kunnen laten zien. De heer Bisschops: Mijnheer de voorzitter. In de commissie heb ik gevraagd of het voorstel zoals het nu voorligt eigenlijk wel kan. De ondernemers hadden de gemeente namelijk gevraagd asjeblieft belasting te willen heffen en die na aftrek van € 6.000,administratiekosten een op een door te sluizen. Onze vraag is door de afdeling schriftelijk beantwoord en daaruit citeer ik: “De via deze belastingmaatregel te innen gelden vloeien zoals gebruikelijk in de algemene middelen. Vervolgens zal de ondernemersvereniging bij het college van burgemeester en wethouders een subsidieverzoek, inclusief activiteitenplan met begroting, moeten indienen.” Hieruit blijkt dat het niet de bedoeling is dat de gemeente als incassobureau optreedt en voor de ondernemersvereniging gaat zorgen dat het geld een op een wordt doorgesluisd. Ik ben het er helemaal mee eens dat er op deze manier voor kan worden gezorgd dat er meer gebeurt. Het gaat ons dan ook niet om het bedrag, maar om de manier waarop. Wat ons betreft is het heel simpel: er wordt belasting geheven, de gemeente bepaalt waar en vervolgens kan een subsidieverzoek worden ingediend met een activiteitenplan, zoals gebruikelijk is bij alle subsidieaanvragen. Ik vind dat de beantwoording van de vragen moet worden toegevoegd aan de nota, waarna we ervan uit kunnen gaan dat dit de regeling is zoals die moet gelden. De heer Heldens, wethouder: Mijnheer de voorzitter. Ik moet bekennen dat ik in de commissie wat te snel de conclusie heb getrokken dat de gemeente als incassobureau zou optreden en de zaak een op een zou doorgeven. Daarover zijn terecht vragen gesteld en ik heb moeten concluderen dat het in de uitvoering wat gecompliceerder lag. Inmiddels is hierop schriftelijk antwoord gegeven en dat is ook besproken met Venray Centraal, dat hiermee volledig kan instemmen. Het moet kennelijk op deze manier geregeld worden en dat hebben we dan ook gedaan. Het amendement van Samenwerking Venray wil ik ten stelligste ontraden. Ik kan wat dit betreft onderstrepen wat de heer Loonen hierover heeft gezegd. Voor het voorstel is – moeizaam – draagvlak verkregen en inmiddels heeft ook de horeca, afdeling Venray, zich daar voor honderd procent achter geschaard, en er is geen enkele aanleiding om hierin nu anders te gaan opereren. Voor het innen van de belasting moet de gemeente het gebied zelf bepalen en daarover is nu overeenstemming bereikt. Gestart
- 51 -
wordt met het gebied dat overeenkomt met het gebied dat geduid is in ‘Centrum op de schop’, omdat daar momenteel een kwaliteitsimpuls wordt gerealiseerd, wat niet wegneemt dat in de toekomst op evaluatiemomenten de vraag aan de orde kan komen of het gebied niet moet worden uitgebreid. Ik ontraad echter ten stelligste om dat op dit moment te doen, gegeven het draagvlak dat hiervoor nu bestaat. De heer Busser: Mijnheer de voorzitter. Het argument van het draagvlak begrijp ik helemaal niet. Als we het gebied van de belastingheffing wat uitbreiden, blijft de groep waar het draagvlak onder zit immers ook binnen die ring vallen. Ik begrijp dus niet hoe hier draagvlak zou kunnen verdwijnen. Ik vind het heel mooi dat de heer Loonen als enige een bijeenkomst heeft bezocht, maar ik ben van mening dat wij hier vooral moeten kijken naar de regeling op zichzelf en de gelijkheid of ongelijkheid die erin zit. Als de wethouder verwijst naar ‘Centrum op de schop’, stel ik vast dat er ook stukken in zitten die niet zijn meegenomen in ‘Centrum op de schop’, zoals bijvoorbeeld een deel van de Patersstraat. De heer Heldens, wethouder: Over dit gebied is gestemd en het draagvlak is gebaseerd op de stemming over het voorstel dat er toen lag, inclusief de gebiedsaanduiding. De heer Mulders: Ik wil even op de risico’s wijzen. Iemand die net op de grens van het gebied zit zal ongetwijfeld bezwaar tegen deze belasting maken, omdat zijn buurman net om de hoek, die net zo goed voordeel heeft van de activiteiten die straks met dit geld worden georganiseerd, deze belasting niet hoeft te betalen. Dat risico wordt uitgesloten als de grenzen worden aangehouden van het bestemmingsplan. De heer Loonen: Over elke grens valt te discussiëren. Ik ben het met u eens dat er ook andere grenzen denkbaar zijn, maar ook een bestemmingsplangrens is een willekeurige grens die op zichzelf niets te maken heeft met het winkelgebied. Tenslotte wil ik nog even reageren op de opmerking die de heer Busser heeft gemaakt over het bezoeken van bijeenkomsten. Het CDA vindt het belangrijk notities en beleidsvoorstellen van de gemeente goed te bestuderen, maar hecht eraan ook in het veld te horen wat men ervan vindt, en dit is mijns inziens een prachtig voorbeeld van het nut daarvan. Het is goed dat het CDA daar is geweest, om te weten te komen wat daar leeft. Het amendement van de fractie Samenwerking Venray wordt met de stemmen van de fractie Samenwerking Venray vóór verworpen. Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 16. Economische Visie Venray. (Gemeenteblad 2008, nr. 370)
De heer Mulders: Mijnheer de voorzitter. Voordat deze economische visie wordt vastgesteld willen wij de raad vragen even stil te staan bij de keuzen die hiermee worden vastgelegd. Samenwerking Venray heeft in de commissie Middelen al duide-
- 52 -
lijk laten merken dat zij het niet eens is met het imagobeeld dat wordt neergezet van Venray. Terwijl de nota een zeer uitgebreide analyse over tien jaar bevat, met cijfers die laten zien dat de sectoren industrie, handel en gezondheidszorg de belangrijkste werkgevers zijn en sectoren als logistiek en zakelijke dienstverlening een zeer sterke groei hebben doorgemaakt, wordt toch een negatief imagobeeld van Venray neergezet als een gemeente met vooral veel logistiek en industrie. De sectoren industrie en landbouw hebben wel arbeidsplaatsen verloren, maar zijn sterk geïnnoveerd in productie en zijn al sterk kennisintensief. De logistiek is in tien jaar bijna verdubbeld, vooral door toevoeging van value added logistics. De zakelijke dienstverlening is in tien jaar bijna verdubbeld en ondersteunt vooral de sectoren landbouw en industrie. Volgens Samenwerking Venray is de laatste tien jaar al een heel groot deel van de ambities uit deze economische visie gerealiseerd, waarmee ze al gedeeltelijk achterhaald zijn. Tot slot wil ik nog enkele volgens ons onderbelichte onderdelen aanstippen, opdat deze zo spoedig mogelijk alsnog een plek kunnen vinden in de economische visie. De recreatieve ontwikkeling is te eenzijdig gericht op het centrum van Venray. Vooral door de toevoeging van het deel van de gemeente Meerlo-Wanssum wordt de potentie van recreatie in het buitengebied enorm versterkt. Benut die kansen en stimuleer deze ontwikkeling. De regionale samenwerking is sterk gericht op de regio Venlo. Vooral met het oog op de industriële doorontwikkeling van Venray moeten we juist de contacten met Brainport Eindhoven verder intensiveren. Hierdoor voorkomen we een eenzijdige ontwikkeling en kunnen ook research en development verder worden ontwikkeld. Wat betreft de vestigingseisen voor bedrijven op de diverse bedrijventerreinen zijn de termen ‘basis’, ‘hoog’ en ‘zeer hoog’ heel abstract weergegeven en zullen dus pas bij een nadere invulling beoordeeld kunnen worden. Wij verzoeken u de lat niet te hoog te leggen. Vestiging moet voor bedrijven economisch haalbaar zijn en wij moeten ernaar streven voldoende vestigingen te verkrijgen. Te hoge kwaliteitseisen aan uiterlijk die niet relevant zijn voor het bedrijf zelf hebben geen meerwaarde en zullen ervoor zorgen dat wij straks met lege handen staan. Zoek het vooral in kwaliteitseisen van medewerkers en de verbreding van de markt. Duurzaamheid is ook belangrijk, maar cradle to cradle mag geen basiseis zijn. De heer Loonen: Mijnheer de voorzitter. Het maken van een visie gebeurt altijd op een bepaald abstractieniveau; de invulling komt later, zoals ook heel duidelijk is aangegeven in de nota. Zojuist had ik even het gevoel dat wij de commissievergadering aan het overdoen waren. Volgens de heer Mulders zou het imagobeeld dat van Venray is gecreëerd over de afgelopen tien jaar te eenzijdig en negatief zijn. Ik wil wat dat betreft even citeren uit de analyse. ‘Terugkijkend heeft Venray het de afgelopen tien jaar op economisch gebied goed gedaan. Venray kende een sterke werkgelegenheidsgroei in detailhandel, logistiek en de zakelijke dienstverlening. Vele bedrijven zijn onderdeel van internationale netwerken.” Ik vind dit bepaald niet negatief. De analyse geeft best goed weer hoe het de afgelopen tien jaar is gegaan, en dat is gewoon positief. Er worden echter ook een aantal keuzen gemaakt. De afgelopen tien jaar is sprake geweest van grootschalige logistiek met value added logistics, en daar
- 53 -
is niets mis mee, maar gezien de ontwikkelingen op het gebied van demografie en welvaartsgroei, moeten we soms een andere richting in slaan. Die keuze wordt op hoofdlijnen ook gemaakt en dat is prima. Voor ons zijn een aantal speerpunten belangrijk: de toegevoegde waarde op het gebied van logistiek, de agrarische sector, die al heel sterk is, maar nog verder ge-upgrade kan worden, en toerisme en recreatie. Al die punten zijn genoemd, maar moeten nog verder uitgewerkt worden. Ik heb niet de indruk dat toerisme en recreatie onderbelicht blijven. Al met al ben ik het niet met de heer Mulders eens dat het imago zo negatief zou zijn, integendeel: die is heel realistisch. De gesprekken die met de ondernemers zijn gevoerd in het voortraject zullen nog een vervolg moeten krijgen. Ik verzoek de wethouder ervoor te zorgen dat de verenigingen, bedrijven en ondernemers hierbij goed betrokken blijven, zodat het proces goed kan blijven verlopen en daarvoor voldoende draagvlak blijft bestaan. De heer Van der Kruijf: Mijnheer de voorzitter. In de economische visie is heel veel werk gestoken. Met de heer Mulders ben ik het wel eens dat op de recreatieve kansen van Venray nog te weinig is ingezoomd, maar ik zie de voorstellen ter zake na de grenscorrectie met belangstelling tegemoet. Wat Brainport Eindhoven betreft, zullen wij ons moeten realiseren dat zich tussen Venray en Eindhoven Helmond en Deurne bevinden. We kunnen dat leuk vinden of niet, maar we moeten realistisch zijn en beseffen dat de revenuen van Brainport Eindhoven lang niet zo groot zijn als die van de regio Venlo. De heer Heldens, wethouder: Mijnheer de voorzitter. Een imago is een beeld dat wij met z’n allen van iets hebben en dat is iets anders dan een analyse die wordt uitgevoerd op basis waarvan keuzen worden gemaakt en beleidsdocumenten en visies worden opgesteld. Met de heer Mulders ben ik het overigens niet eens dat er sprake zou zijn van een negatief imago. Wij kunnen heel blij zijn met een aantal sectoren in Venray die prominent aanwezig zijn en hun dagelijkse waarde voor Venray in economische zin bewijzen, ook in termen van werkgelegenheid, enz. Feit is wel dat uit de analyse blijkt dat een verbreding aan het ontstaan is en dat er meer ontwikkelingen zijn dan wij op basis van een aantal sectoren zouden vermoeden. Met name is sprake van groei in de logistiek, vooral door de value added logistics. Overigens is ook in andere sectoren kennistoevoeging steeds meer aan de orde, en dat is alleen maar toe te juichen. Al met al kan worden geconstateerd dat we in de breedte sterker worden. Ook voor recreatie en toerisme zijn in de visie nadrukkelijk een aantal aanzetten gegeven. De keuzen die daarin worden gemaakt zijn volgens mij glashelder. Door de toevoeging van de drie dorpen aan de gemeente Venray krijgen wij zeker nieuwe kansen en eerder is al aangegeven dat wij die ook nadrukkelijk zoeken. Ik herinner eraan dat de raad onlangs een motie heeft aanvaard waarin ons wordt opgedragen te onderzoeken of met het Platform Recreatie en Toerisme dat in de gemeente MeerloWanssum actief is contacten kunnen worden gelegd, om eventueel tot een uitbreiding over te gaan. De eerste aanzet daartoe is al gegeven en in januari worden de eerste gesprekken belegd. Van de zijde van Meerlo-Wanssum wordt dat met instemming begroet.
- 54 -
De heer Mulders heeft voorts een opmerking gemaakt over de vestigingseisen. Wat dat betreft moet ik de illusie wegnemen dat wij in een maakbare wereld leven. Wij leven in een zeer snelle wereld die heel sterk verandert en waarin we moeite genoeg moeten doen om te kunnen meespelen in alle nieuwe ontwikkelingen. De gemeente kan de ondernemers heel moeilijk volgen in dat tempo, want de omgeving verandert zo snel dat het inspelen op alle nieuwe ontwikkelingen op zichzelf al a hell of a job is. Niettemin moeten we wel blijven proberen onze faciliterende en stimulerende rol te vervullen. De heer Loonen kan ik verzekeren dat het de bedoeling is vervolg te geven aan het traject met de ondernemers. Wij moeten actief met deze nota aan de slag, concrete dingen doen en constant herijken en evalueren, om ervoor te zorgen dat wij in deze snel veranderende wereld bij blijven. Inderdaad maken wij, zoals de heer Van der Kruijf opmerkte, deel uit van de regio Venlo, waarin Greenport als status omarmd is en nadrukkelijk wordt ingezet op ontwikkelingen, van de spin off waarvan wij nadrukkelijk profiteren. Met een aantal bedrijven liggen duidelijk al wat contacten in de richting van Brainport Eindhoven en die zullen in de toekomst zeker worden geïntensiveerd. Bestuurlijk zal hieraan ook meer moeten worden gedaan, maar ook hier zullen we prioriteiten moeten stellen. Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 19. 2e bestuursrapportage 2008. (Gemeenteblad 2008, nr. 373)
De heer Loonen: Mijnheer de voorzitter. De reden waarom wij deze bestuursrapportage op de C-agenda hebben laten plaatsen is de nagezonden brief van uw college na de commissievergadering van december, waarin wordt voorgesteld de verwachte meeropbrengst van de bouwleges ad zeven ton voor de helft te storten in de post onvoorzien en de rest in de reserve bouwen. De gemeente Venray voert al jaren het beleid dat de leges kostendekkend moeten zijn, een prima uitgangspunt, dat het CDA van harte ondersteunt. De burger betaalt voor wat hij krijgt, of het nu gaat om een paspoort of om een bouwvergunning, niet meer, maar ook niet minder. Nu blijkt dat er een forse meeropbrengst is bij de bouwleges, 50% meer dan begroot, en dat is al meerdere jaren zo. De meeropbrengst is zelfs van dien aard, dat nu wordt voorgesteld een bedrag van drieënhalve ton aan de post onvoorzien toe te voegen. Omdat kostendekkendheid uitgangspunt is, mag er eigenlijk geen overschot zijn. Het CDA krijgt signalen uit het veld dat een van de oorzaken van de meeropbrengst is gelegen in te hoog ingeschatte bouwkosten van met name bedrijfsloodsen en stallen. De gemeente schat de bouwkosten van bijvoorbeeld een loods in en berekent aan de hand van deze schatting de hoogte van de leges. Op zichzelf is dat een goed uitgangspunt, want het gaat om de totale bouwkosten, ongeacht of het gedeeltelijk eigen werk is, of volledig door aannemers wordt gedaan. In de praktijk blijkt echter dat de gemeente onder andere de bouwkosten van varkensstallen veel te hoog inschat. De werkelijke kosten blijken veel lager te liggen. Ondernemers die bezwaar maken tegen de geschatte
- 55 -
bouwkosten halen via de commissie bezwaar en beroep keer op keer hun gelijk. De gemeente zou rekening moeten houden met de uitspraken van de commissie bezwaar en beroep en de geschatte bouwkosten naar een reëel niveau moeten brengen. De gemeente blijft echter volharden in de huidige systematiek, met als gevolg dat er vele procedures lopen waarin de ondernemer bijna altijd in het gelijk wordt gesteld. In het voorstel ten aanzien van de legesverordening wordt ook een onderzoek aangekondigd naar de bouwleges, maar bij navraag bij de afdeling werd ons medegedeeld dat de problematiek van de te hoog ingeschatte bouwkosten geen onderdeel zou uitmaken van dat onderzoek. In het voorliggende voorstel wordt een onderzoek aangekondigd naar de kostendekkendheid van de bouwleges, op zichzelf prima, gezien het bovenstaande. Ondanks het feit dat wij vragen hebben bij de meeropbrengst van de bouwleges, zullen wij instemmen met de bestemming van dit overschot. Het deel dat naar de reserve bouwen gaat is geen enkel probleem; dat blijft bij de post bouwen. Met het deel dat naar de post onvoorzien gaat kunnen wij instemmen om de volgende redenen. Ten eerste is niet duidelijk in welke mate de leges kostendekkend zijn, vandaar het aangekondigde onderzoek. Ten tweede zou het, zo heeft de afdeling mij verteld, heel lastig zijn om een eventuele restitutie op een goede manier te regelen. Met inachtneming van het bovenstaande dienen wij thans een motie in. De voorzitter: Het is een boeiend betoog, maar eerlijk gezegd zie ik op de agenda voor de commissie voor bezwaar- en beroepschriften nooit een bezwaar tegen leges staan. De heer Loonen: Ik heb er hier één voor me liggen! De voorzitter: Eentje, maar u zegt dat het regelmatig voorkomt! De heer Loonen: Ik weet dat er heel veel zaken lopen. Het is wel degelijk een probleem dat al langer bekend is en het is ook al meerdere keren bij de wethouder aangekaart. U moet niet suggereren dat het college niet op de hoogte is van deze problematiek. De voorzitter: Dat suggereer ik niet, maar het moet wel feitelijk juist zijn. De griffier doet voorlezing van de motie van de CDA-fractie: “De raad van de gemeente Venray, in vergadering bijeen d.d. 16 december 2008; overwegende dat: •
kostendekkendheid van bouwleges uitgangspunt is van bestaand beleid;
•
de hoogte van bouwleges afhankelijk behoort te zijn van de reële bouwkosten van een bouwwerk;
•
door herhaalde uitspraken van de commissie bezwaar en beroep van deze gemeente bekend is dat de gemeente Venray de bouwkosten van sommige categorieën bouwwerken structureel veel te hoog inschat;
- 56 gehoord de beraadslagingen; besluit het college van burgemeester en wethouders op te dragen om: •
rekening te houden met de uitspraken van de commissie bezwaar en beroep;
•
bij alle bouwwerken de reële bouwkosten te hanteren voor de te heffen leges;
•
dit aspect mee te nemen bij het aangekondigde onderzoek naar kostendekkendheid bouwleges;
•
in de vergadering van commissie middelen van 11 maart 2009 verslag te doen van de uitkomsten van dit onderzoek.”
De heer Teunissen, wethouder: Mijnheer de voorzitter. Zoals de heer Loonen al opmerkte, is kostendekkendheid van de leges voor ons uitgangspunt. Aan de heffing van bouwleges liggen de bouwkosten ten grondslag. Meestal is bij het indienen van een welstandsplan of een definitieve bouwaanvrage nog geen aannemingsovereenkomst voorhanden, waarop de legeskosten zouden moeten worden gebaseerd. In zo’n geval hanteren wij een bepaalde berekeningssystematiek, met gebruikmaking van normbedragen die zijn gebaseerd op regionale cijfers. De agrarische sector heeft aangegeven dat ze daar moeite mee heeft en dat is voor mij aanleiding geweest net na de zomervakantie advies in te winnen bij het grootste agrarisch adviesbureau dat op dit moment in Venray actief is. Samen hebben wij overlegd over een manier waarop de normbedragen meer in overeenstemming zouden kunnen worden gebracht met de reële bouwkosten. Wij hebben toen moeten constateren dat de cijfers die het agrarisch adviesbureau hanteert voor het berekenen van de bouwkosten voor stallen niet gelegd kunnen worden op andere bouwprojecten. Voor ons is dat aanleiding geweest om naar een andere systematiek te zoeken, die in de bouwwereld in zijn algemeenheid heel vaak wordt gebruikt. Met gebruikmaking van die normbedragen bleken de legeskosten vele malen hoger uit te vallen dan door het agrarisch adviesbureau was berekend. Daarop is afgesproken verder te zoeken naar een systematiek die recht zou doen aan de reële bouwkosten van alle bouwwerken. Die berekeningssystematiek wordt meegenomen in het onderzoek naar de kostendekkendheid. Als de heer Loonen van de afdeling te horen heeft gekregen dat dat niet zal gebeuren, is dat foutieve informatie, want het zal wel degelijk worden gedaan. Het onderzoek zal plaatsvinden in het eerste kwartaal van 2009. Het zal niet mogelijk zijn in de commissievergadering van 11 maart 2009 verslag te doen van de uitkomsten van het onderzoek, want dat zou in de systematiek die wij hanteren betekenen dat het al op 17 februari in het college aan de orde zou moeten worden gesteld en het is onmogelijk zo’n uitgebreid onderzoek voor die tijd af te ronden. Ik stel daarom voor het onderzoek uiterlijk op 31 maart in het college aan de orde te stellen, zodat er in de commissievergadering van 22 april op kan worden teruggekomen. Daarmee is deze motie eigenlijk overbodig, maar ik stel voor haar gewoon over te nemen. De heer Loonen: Volgens onze informatie zou het probleem zich ook voordoen bij grotere loodsen op bedrijventerreinen. Ik neem aan dat ook daarmee rekening zal worden gehouden.
- 57 -
De heer Teunissen, wethouder: Ik heb al gezegd dat wij een systematiek zullen hanteren die in de hele bouwwereld van toepassing is en niet alleen in de agrarischer sector. De voorzitter: Ik stel vast dat de motie kan worden overgenomen. Onderdeel D 17. Overeenkomst doordecentralisatie buitenonderhoud huisvesting primair onderwijs. (Gemeenteblad 2008, nr. 371). 18. Machtiging vertegenwoordiging ter zitting mr. F. van Geel. (Gemeenteblad 2008, nr. 372). 20. Meerjaren Convenant Schouwburg. (Gemeenteblad 2008, nr. 374). i
21. Vaststellen van verordeningen en tarieven gemeentelijke heffingen. (Gemeenteblad 2008, nr. 375) 22. Voortzetting deelname Stichting Toerisme Noord-Limburg. (Gemeenteblad 2008, nr. 376). 23. Beheer gemeentebossen Venray 2009-2020. (Gemeenteblad 2008, nr. 377). 24. Beleidskader Energie en Klimaat Venray 2009-2012. (Gemeenteblad 2008, nr. 378).
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt conform deze voorstellen van burgemeester en wethouders besloten. 25. Toezeggingenlijst van de gemeenteraad (bijgewerkt tot de raadsvergadering van 16 december 2008). (Gemeenteblad 2008, nr. 379).
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt deze lijst voor kennisgeving aangenomen. 26. Sluiting.
De voorzitter sluit om 23.50 uur de vergadering met een woord van bezinning. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 17 februari 2009. De voorzitter,
De raadsgriffier,