KUNST- EN OUDHEIDKUNDIGE KRING - DEINZE
BIJDRAGEN TOT DE
GESCHIEDENIS DER
STAD DEINZE EN VAN HET LAND AAN LEIE EN SCHELDE
•
50 )aar I.O.I. Nr. 46 - 1979 -'
On ne peut regarder au fond de l'actualité, sans regarder d'abord au fond de l'histoire. Alain Peyrefitte (in Le Mal Français)
''
Ontstaan en Ontwikkeling van de Kunst- en Oudheidkundige Kring te Deinze 1928/29- 1939/40 DOOR
LUCMATIHYS
bezorgd en van aantekeningen en bijlagen voorzien (1) DOOR
HERMANMAES
LUCIEN MATTHYS
9
JULES DE COSTER
11
GUSTAAF HERTOGE
12
1. Op een zomerse namiddag, in de maand mei of juni 1928, brachten we, met de auto van Gaston SCHEERLINCK, (2) in gezelschap en op initiatief van Jules DE COSTER, een bezoek aan zijn vriend Pater Hieronymus, die toen in het klooster in de Ezelstraat te Brugge verbleef. Jules DE COSTER was een jeugdvriend van Albert SERVAES en was door hem met deze pater JEROOM in verbinding gekomen (3). Voor de wording van die vriendschap met pater Jeroom verwijzen we naar de geluidsband die door ons werd opgenomen ten huize van Servaes (4) in Luzem. Deze pater was alleszins de geestelijke vader en de inspirator van de ontwikkeling van het religieuze werk van Albert Servaes en heeft, een tijdlang althans, ook Jules De Coster sterk beïnvloed. We brachten een bezoek aan het klooster en hadden een vrij langdurig gesprek met pater Jeroom, al herinner ik mij de inhoud van dit gesprek niet meer. We bezochten tenslotte ook, op het einde van de kloostertuin, de twee cellen die daar beschikbaar waren, voor hen die daar een "geestelijke retraite" wilden ondernemen onder de leidirig van een pater. · Terloops weze er aan herinnerd dat we enkele jaren te voren een beperkte en besloten kring hadden gevormd onder katholieke intellektuelen, waar iedereen over zijn eigen beroep een voordracht hield en waar Pater Jeroom, op initiatief van Jules De Coster, ook een uiteenzetting had gegeven. In dit kader had pater Jeroom zelfs een tridium gegeven, voor de leden van die beperkte kring, in het Sint Hendrikscollege, waar toen E.H. CaesarVAN KERCKHOVE superior was. Na dit bezoek begaven we ons naar de Grote Markt te Brugge en dronken in het Café Français, gelegen rechtover het belfort, een glas bier. Op de avond van diezelfde dag gaf, in de hallen van Brugge, het Vlaamse Volkstoneel een opvoering in open lucht. De titel van het opgevoerde stuk herinner ik me niet meer, maar wel dat Judith Van Gelder en enkele andere leden van deze toneelgroep bij ons kwamen
13
zitten. Ik kan niet meer precies zeggen wie, maar we kenden die groep zeer goed, daar we ze te Deinze en in de omgeving, sinds het begin der jaren twintig, hielpen toneelopvoeringen in te richten: als eerste stuk "De Schelmstreken van Scapin"; dat gebeurde dicht bij Astene-dreef. Het jaar nadien speelden ze op de puin en van het kasteel, vooraan in de dreef, juist over de spoorweg, "Reinaard de Vos" (later werd dit kasteel herbouwd tot een villa, door Emiel Torck, nadien bewoond door diens oudste zoon Robert Torck (5).) In aansluiting wellicht met een deel van de mens~n uit hogervermelde groep, die echter niet meer actief was, spraken we zo over een en ander en vonden dat het spijtig was dat, voor een groot deel wegens de vrij scherpe politieke tegenstellingen te Deinze tussen katholieken enerzijds en liberalen en socialisten anderzijds, praktisch alle culturele samenwerking uitgesloten leek te zijn. Daarom werd dan besloten met enkele representatieve personen, uit de meest verscheiden politieke richtingen en nuances, kontakt op te nemen om een culturele kring te stichten die, zoals men het toen formuleerde "buiten en boven alle politieke en filosofische meningsverschillen", zijn activiteit zou ontwikkelen. Het moest dus worden wat men nu "pluralistisch" noemt. Die eerste contacten waren bemoedigend en we kregen toezeggingen uit alle middens, zowel van katholieken als van liberaalgezinden, zowel van socialistische zijde, als van mensen uit het Vlaams-nationalistisch kamp. Er werd besloten een vergaderinig te beleggen in een zaal van het stadhuis, om het a-politieke aspect te beklemtonen. Jules De Coster zat de vergadering voor (6) en ikzelf legde een ontwerp van statuten voor, waarin voorgesteld werd een VZW te stichten met een beperkt aantalleden (voorlopig een twintigtal) en dan zoveel mogelijk bijleden te maken, die zouden aansluiten, zonder lid te zijn van de VZW (7). Een voorlopig bestuur werd voorgesteld van mensen die onder mekaar de taken· zouden verdelen. Jules De Coster werd aangewezen als de meest geschikte man om voorzitter te zijn; hij had in feite geen uitgesproken politieke richting, te meer daar hij pas sinds enkele jaren te Deinze woonachtig was als controleur der belastingen, en uiteraard, door zijn funktie, met alle personen van alle strekking in aanraking · kwam. Hij was ten andere een bevoegd kunstkenner, hoofdzakelijk
14
kenner van plastische kunst; hij hanteerde trouwens, op niet onverdienstelijke wijze, het penseel in zijn vrije uren. De eerste leden van de VZW Kunst en Oudheidkundige Kring, verder steeds "deelgenoten" genoemd, waren: Gaston Haert, bankdirecteur, Jules Hruneel, bediende (bij de Molens), Gentiel Callebaut, verificateur bij de registratie, Achiel Cassiman, kantonale inspecteur Lager Onderwijs, Leon De Clercq, nijveraar, Juliaan De Coster, kunstschilder, Emiel De Coutere, nijveraar, Dr Filliers, schepen der gemeente Petegem, geneesheer, Marcel Heyerick, bediende (bij de socialistische verenigingen), Jozef Hullebroeck, directeur tekenacademie, Joris Huys, onderwijzer, Kan. Maere, Prof aan de Universiteit Leuven, Luciaan Matthys, advokaat, Leon Nachtergaele, directeur muziekschool, Femand Pauwels, nijveraar, Albert Saverijs, kunstschilder Gaston Scheerlinck, ingenieur, Hertrand Seeuws, nijveraar, Victor Soenen, fabrieksdirecteur, Joris Van De Veire, onderwijzer, Antoon Van Parijs, beeldhouwer, Achiel Voet, schepen der stad Deinze, Er werd een voorlopig bestuur aangesteld: Voorzitter: Juliaan De Coster, kunstschilder te Deinze, Ondervoorzitter: Hertrand Seeuws, nijveraar te Petegem, Ondervoorzitter: Victor Soenen, directeur te Deinze, Kasmeester: Gentiel Callebaut, ambtenaar te Deinze, Secretaris: Gaston Haert, bankdirecteur te Deinze, Hidpsecretaris: Joris Huys, onderwijzer, leden: Albert Sa verijs, kunstschilder te Deinze, Dr med. Juliaan Filliers, geneesheer te Petegem, Antoon Van Parijs, beeldhouwer, Achiel Voet, schepen te Deinze,
15
''
Femand Pauwels, nijveraar en letterkundige te Deinze, Lucien Matthys, advokaat bij het hof van beroep, Gentiel Callebaut, inspecteur bij de registratie, en steller dezes, Lucien Matthys, toendertijd advokaat te Deinze, werden belast met het opstellen van een ontwerp van statuten. Vooraf weze onderlijnd dat onze kring de titel (8) nam van "Kunst en Oudheidkundige Kring" omdat we uitdrukkelijk wensten vast te leggen dat onze kring, in tegenstelling met de toen bestaande oudheidkundige kringen, die zich meestal uitsluitend met oudheidkunde en plaatselijke geschiedenis bezig hielden, (folklore inbegrepen), zich eveneens (9) wenste te ontplooien op het gebied der plastische kunsten. Dit was des te meer aangewezen daar onze streek, die zich naar onze opvattingen uitstrekte over het hele Oostvlaamse Leieland, zowel de Latemse groepen omvatte als de kunstenaars van Deinze zelf (Saverijs, Van Parijs) en ook die daarbuiten (Huys, Malfait, Claeys), met wie vooral ons bestuurslid Albert Saverijs bekend en bevriend was. Van bij het begin dacht men dus, als activiteiten van de kring, zowel aan het geven van voordrachten en het publiceren van studies, als aan de stichting van een museum, zowel voor oudheid als voor beeldende kunsten. Achiel Cassiman, (10) inspecteur bij het lager onderwijs, werd aangezocht het secretariaat waar te nemen. Hij meende echter deze ondergeschikte functie niet te kunnen aanvaarden. Daarom werd dan beroep gedaan op Gaston Pieter Baert, geboren Deinzenaar, vóór W .0. I met zijn ouders naar Gent uitgeweken, (11) maar sedert een paar jaar weer te Deinze gevestigd, als directeur van de Handelsbank, ter opvolging van dhr Vroome. Er werd toen vrij angstvallig op gelet, een politiek evenwicht te bereikep in de samenstelling van het bestuur, zodat naast Jul es De Coster, katholiek gericht, als eerste ondervoorzitter Hertrand Seeuws fungeerde, uit liberale middens (afgevaardigdebeheerder van de N.V. Zijdeweverij Seeuws) en als tweede-ondervoorzitter Victor Soenen (12), directeur van de Rubanerie de Deynze, iemand uit de socialistische middens, vooral op cultureel gebied actief. Gentiel Callebaut, (13) reveleerde zich niet alleen als een uiterst zuiriige kasmeester, maar bovendien als een goede inrichter van onze eerste tentoonstellingen, die bij de oprichting van het museum hoofdzakelijk gewijd waren aan oudheidkunde.
16
RICHARD MINNE
17
Aan Gentiel Callebaut en aan mijzelf was, zoals gezegd, opdracht gegeven standreg~len van een VZW K.O.K.-Deinze op te stellen. Ik had reeds in de voorbereidende vergadering een vrij uitvoerig statuut ontworpen. Van bij het eerste gesprek dat ik met Gentiel Callebaut daarover had, maakte hij de opmerking, dat, naar zijn oordeel, mijn ontwerp veel te uitvoerig was, wat enerzijds niet nodig was, en anderzijds te veel geld zou kosten, daar de publicatie in het staatsblad per regel berekend werd. Zo werd mijn ontwerp totaal herzien en herwerkt, samen met de kasmeester, tot een tekst in "telegramstijl", zo zuinig was de kasmeester, wat hij trouwens ook in zijn privéleven was, al verdiende hij als inspecteur een vrij belangrijk inkomen en was hij ongehuwd gebleven. Best maar, die zuinigheid: ons inkomen was niet groot en het lag al zeer vroeg in de bedoeling een museum in te richten. Tal van bestuursleden zetten zich in om, naast de 20 deelgenoten, zoveel mogelijk nieuwe leden te werven. Per twee werd aan werving gedaan, gericht per straat in het centrum van Deinze en van Petegem. Te Deinze deden zelfs Dr Filliers, toen schepen te Petegetn, Hertrand Seeuws, Gaston Baert e.a. huisbezoeken bij de vleet (14). Dat werven van leden gebeurde met succes, zodat in den beginne de kring zeer representatief was voor alle standen en voor alle politieke en filosofische richtingen. Die eerste betrachting mocht als geslaagd aangezien worden. '
Van het stadsbestuur (15), vooral door tussenkomst van oudheidkenner Achiel Voet, toen schepen te Deinze en bestuurslid, verkregen wij vroeg de beschikking over een lokaal op de binnenkoer van het stadhuis (boven het koolkot; verwarming was er immers met kolen). Dit lokaaltje was ·vroeger nog gebruikt door de muziekschool voor de lessen in notenleer en de lessen voor viool. Ik meen dat het stadsbestuur het op zich nam dit lokaaltje behoorlijk te verven en de vensters te vernieuwen, met of zonder de tussenkomst van de kring. Daar ik dit overzicht schrijf, alleszins begonnen ben, tijdens een vakantiebootreis naar het verre Oosten, een reis die begon in Genua op 18 januari 1976, en ik met dit relaas begon op zaterdag 24 januari bij de doorvaart van de Rode Zee, beschik ik niet over de mogelijkheid om bvb rekeningen na te zien in ons archief; dat doe ik misschien wel als we weer thuis zijn. Dit overzicht werd geschreven naar aanleiding van gesprekken die ik had met sommige bestuursleden over de wording van de kring. Sommige 18
feiten die ik me herinner zijn waarschijnlijk niet in de verslagboeken genoteerd. Dr. Goeminne drong hier sterk op aan, daar ik nu met Gaston Baert de enige overlevende ben -van de stichtende leden. Gaston Baert heeft dan nog Deinze om beroepsredenen moeten verlaten in 1936. Maar toch bleef hij altijd kontakt houden met de kring, zowel toen hij te Brugge woonde, als toen hij, na WO 11, naar Hasselt ging wonen (16). Hij bleef ook ijverig meewerken aan onze jaarboeken. Ten einde de samenwerking en de andere kennismaking te bevorderen, werd er in het begin iedere week een vergadering gehouden in genoemd lokaal. Daar was dan gelegenheid om van gedachte te wisselen en allerlei boeken en tijdschriften, vooral in verband met lokale geschiedenis en kunst, te bespreken en eventueel te raadplegen. Zo ontstond dan ook de eerste kern van ons archief en van onze bibliotheek. Er werd~n ook lezingen voor al de leden ingericht. Die gaven dan soms aanleiding tot het schrijven van een artikel voor het jaarboek. Want zeer vroeg waren we klaar met een kleine uitgave, die dan bij Voet gedrukt werd. Bibliothecaris werd dan Joris Huys, onderwijzer aan het college te Deinze (17). Vrij vroeg werd beslist door een tentoonstelling het publiek van Deinze en omgeving in te lichten over het inzicht van onze kring, geleidelijk er toe over te gaan allerhande voorwerpen te verzamelen om uiteindelijk aan Deinze een eigen museum te verzekeren. Daarom werd een oproep gedaan tot de ingezetenen om voorwerpen van oudheidkundige of folkloristische waarde in bruikleen te geven voor de geplande tentoonstelling, die zou geopend worden ter gelegenheid van kermis. Het werd een zeer heterokliete verzameling met oude meubelen, voorwerpen en schilderijen van o.a. Albert Saverijs (18), Jules De Coster, Albert Claeys, Jules Boulez en beeldhouwwerk van Antoon Van Parijs en van Jozef Hullebroeck (19). Deze tentoonstelling werd geopend onder grote belangstelling in ons eigen reeds vernoemd lokaal en gaf aanleiding tot enkele giften, waarvan sommige toch echt belangrijk waren, zoals de mooie kast die we kregen van Hertrand Seeuws, een schilderij van Albert Claeys en een van Jules Boulez (die het na WO 11 terug kwam opeisen); we kregen ook een tekening van Gust De Smet "Meisje"; dat staat alles beschreven in de eerste brochure die K.O.K. toen uitgaf. 19
Het was alleszins een succes, en de belangstelling van de bevolking was gewekt: jaar na jaar kreeg K.O.K. giften voor het museum, voor de bibliotheek, voor het archief: en dat is gelukkiglijk nu nog zo. Dit eerste welslagen was ook voor de kring een spoorslag om met nog meer inspanning op de ingeslagen weg verder te gaan. Vrij vlug besefte het bestuur echter dat zonder geld, tenzij de lidgelden der leden, een museum tot de dromenwereld zou blijven behoren. Oerhalve werd besloten ter gelegenheid van kermis 19JO een "Vlaamsche Kermis" in te richten. Dank zij de "pluralistische" instelling van de kring kon men de beschikking hebben over de werkkracht en wervingskracht van de meeste verenigingen. Het stadsbestuur verleende de toelating over de lokalen en de speelplaats van de toen nieuwe gemeenteschool te beschikken (in de Kalkhofstraat). Kramen werden opgericht, zoals ze bij een Vlaamse Kermis hoorden: vermelden we het succes van het "Negerdorp", ontworpen door René Saverijs met de medewerking van de "Vereenigde Tael en Kunstminnaars onder kernspreuk Vooruit", en waaraan zelfs zijn vriend Edgard Dupont deelnam, van de Nederlandse Schouwburg van Gent. De toen pas opgerichte tennisclub Donza verzorgde een Bodega met wafelbak, een andere vereniging maakte een herberg "het Boerenhol'' enz. Het werd een onverhoopt succes. Geopend, meen ik, de zondag voormiddag, bleef alles open de hele dag, de hele maandag en dinsdag van omstreeks 16 uur tot laat in de nacht. Daar alles gedaan werd door vrijwilligers waren de kosten miniem en de winsten groot. Ik meen me te herinneren dat het batig saldo rond de 12.000 fr. bedroeg, wat voor die tijd een bijzonder groot bedrag was. (20). Deze gelden gaven ons enige armslag en hiermee werd, o.m. door bemiddeling van AliYert Sa verijs, tafel en stoelen gekocht, waarschijnlijk bij de firma De Coene, waar hij kunstadviseur was, een meubeluitrusting die nog steeds gebruikt wordt in ons museum, in de zaal der verenigingen. Maar ... Intussen was er de beurskrach van 1929 te New York, waarvan president Hoover meende te mogen voorspellen dat de gevolgen vlug voorbij zouden zijn. We kwamen echter in de krisisjaren: de werkloosheid steeg en de werklozen stonden in lange rijen. Daar ligt de oorsprong van de georganiseerde werklozensteun, die, na de uitputting 20
van de gelden der syndicaten, door de staat werd overgenomen. Indien het leven duur was voor iedereen, dan was dat wel het meest voor de beeldende kunstenaars, schilders en beeldhouwers. Er weze terloops op gewezen dat het aankopen van een kunstwerk een niet zo gewone handeling was als nu. Te Deinze beperkte zich dat tot een paar mensen. Kunstenaars uit de onmiddellijke omgeving van Deinze die het toen zeer moeilijk hadden waren o.m. Hubert Malfait, Jules De Sutter, beiden toen te Astene wonend, en Jozef Cantré die toen op de Gentse steenweg te Petegem woonde. Om hen te helpen besloot het K.O.K.-bestuur van ieder van hen een werk te kopen tegen 1.000 fr. Albert Saverijs beweerde van die "gunst" geen gebruik te willen maken; zijn activiteit bij de firma De Coene zorgde er voor dat hij zich niet in dezeHde financiële moeilijkheden bevond als zijn ietwat jongere collega's. Hij verkocht toen zijn schilderije~ van een niet al te groot fonnaat, tegen zowat 700 fr.; de prijs van 1.000 fr.was vanwege de kring dus wel een "geste", wat trouwens ook de bedoeling was. Merken we terloops op dat Saverijs toen al een grotere bekendheid verworven had dan de jongeren (21) en dat zijn kunstgenre ook meer in de smaak viel van een ruimer publiek. Een zelfportret van 1927 van Jules De Sutter, geschonken aan het Museum van Deinze naar aanleiding van de retrospektieve Jules De Sutter (5 sept.-10 oktober 1971), toont op sprekende wijze de annoedige toestand waarin de kunstschilder zich toen bevond. Deze aankopen vulden dus aan wat de kring toen reeds door schenkingen had bijeengebracht: een Jules Boulez (terug _gevorderd) een Albert Claeys, een tekening van Gust De Smet; beide laatste werken werden bij de stichting in 1942 van het "Museum voor Schone Kunsten van Latem en de Leiestreek" door de K.O.K. aan het museum in bruikleen afgestaan. Het schilderij van Claeys is er een dat hij te · Mollem maakte, voor hij naar Deurle kwam. Terloops weze er op gewezen dat het ook te dien tijde was (misschien zelfs iets vroeger) dat in de herberg van het toen nieuwe socialistische lo~aal in de Stationsstraat te Deinze ("De Pulle" in de volksmond) de grote landschapstaferelen werden geschilderd die daar de muren versierden. Het waren werken gemaakt door Saverijs en Claeys, in samenwerking (22). · 21
Jammer genoeg werden deze schilderijen bij de ombouwing tot lokalen voor vakverbond en ziekenfonds weggenomen en overgebracht naar Gent, daar ze door de partij-afdeling Gent, die de Deinse afdeling patroneerde en financierde, opgeëist werden.
2. Tengevolge van de grote crisis der dertiger jaren k;wamen zowel in het buitenland als in België tal van bedrijven in ~eilijkheden en o.m. ook tal van financiële instellingen. Slachtoffer van deze crisis werd ook de Handelsbank, met hoofdzetel te Gent (23) opgericht onmiddellijk na WO I, meen ik 1 als wezenlijk door en door een Vlaamse bank. Vele banken werden in faling verklaard omdat toen ter tijde banken zich rechtstreeks mochten interesseren in nijverheden, iets wat de Handelsbank op vrij grote schaal had gedaan in verhouding van haar middelen. Dit werd later verboden door de hervorming van het Belgisch bankwezen, wettelijk doorgevoerd door de regering Van Zeeland-De Man. Dit deed dan naast de bank een portefeuillemaatschappij ontstaan: naast de Generale Bankmaatschappij onstond zo, of bestond, de Generale Maatschappij van België, naast de Bank van Brussel de Brufina, naast de Kredietbank de Almany, verwant met en voortkomend of gegroeid uit de respektieve bankinstellingen. Het is hier nu wel niet de plaats om deze evolutie uitvoerig te beschrijven. Het faillissement van de Handelsbank had echter voor onze kring een dubbel nadeel, een onmiddellijk nadeel, en een tweede op langere termijn. Ons geld was immers geplaatst bij de Handelsbank, waar onze secretaris G.P. Baert directeur was. Ik wil er hier nadrukkelijk op wijzen dat hij als directeur volledig onwetend was van de kritische toestand waarin de bank zich sedert enige tijd bevond. Over die toestand liepen er wel geruchten, maar die liepen ook over andere banken. Toen hij zich een paar weken voor het faillissement verontrust had getoond bij het hoofdbestuur van de bank te Gent, werden deze geruchten ten stelligste ontkend. Ik kan dit des te meer getuigen daar ik, langs de K.O.K. om, trouwe vriendschap had gesloten {24) met G.P.
22
JULES DE SUTTER
23
Baert en met hem na het faillissement naar Gent ben gegaan waar hij zwaar en streng aan Jules Dhondt, de toenmalige afgevaardigde beheerder (25) van de bank, verweten heeft hem foutief te hebben voorgelicht. Dit faillissement was des te bedroevender voor G .P. Baert daar tal van Deinzenaars, dank zij zijn werk en zij bekend-zijn, en omwille van het vertrouwen dat hij genoot, geld bij de Handelsbank gedeponeerd hadden. Het mocht hem een troost zijn dat niemand ooit aan zijn goede trouw heeft getwijfeld, al leden sommigen aanzienlijke verliezen. Hij bleef van iedereen het vertrouwen en de vriendschap behouden. Ook het ganse K.O.K.-bestuur verzekerde hem van hun vriendschap en vertrouwen en hij bleef secretaris. In deze omstandigheden viel G.P. Baert nu ook zonder betrekking. Zoals gezegd had de werkloosheid tengevolge van de crisis een enorme omvang genomen. Het bestuurlijk apparaat dat hier moest verhelpen werd toen "het intercommunaal werklozenfonds van Deinze" genoemd. Het secretariaat ervan werd waargenomen door een gepensioneerde onderwijzer van de katholieke lagere school August Sijnaeve. Maar tengevolge van de stijgende werkloosheid was dit secretariaatswerk zo in omvang toegenomen dat één enkele bejaarde dat werk niet meer behoorlijk aankon. De benoeming van een nieuwe secretaris behoorde ook tot de bevoegdheid van het "Intercommunaal Werklozenfonds van Deinze", waarin vertegenwoordigers zetelden van de aangesloten gemeenten. G.P. Baert, werkloos, zowat 40 jaar oud (geboren 1895) liet zich voor deze functie voorstellen en dank zij de steun van Achiel Voet, schepen te Deinze, en van Dr Filliers, schepen te Petegem, en de steun van alle bestuursleden van K.O.K., van welke politieke richting ook, werd hij benoemd. Zo kon hij te Deinze blijven en zijn verdienstelijk werk als secretaris van de kring verder zetten - zij het maar voor enkele . Jaren.
24
3. Om de geschiedkundige waarheid te dienen moet ik in mijn verslag over de komende jaren over mijn eigen tussenkomsten spreken. Bij de vernieuwing van het stadsbestuur werd ik tot schepen van Deinze verkozen in oktober 1932; ik was als kandidaat opgekomen met de Vlaams-Nationalisten (26). Bij deze verkiezing werd de jarenlange meerderheid der katholieke partij omvergeworpen en werd een bestuursakkoord gesloten tussen katholieken en nationalisten. Steller dezes werd door zijn partij aangeduid om als haar vertegenwoordiger te zetelen in de gemeenteraad en in het schepencollege, alhoewel we slechts één vertegenwoordiger in de raad hadden. Hij was samengesteld uit 5 katholieken, 1 Vlaams-nationalist, drie socialisten en twee liberalen. Ik kreeg o.m. onderwijs en cultuur toegewezen. Een van mijn eerste zorgen was de uitbreidingsmogelijkheden van de K.O.K.-werkzaamheid te begunstigen. Dat kon gebeuren op een dubbel plan: dat van onze publicaties en dat van ons museum. Het bestuur beaamde ons streven onze eerder schamele, alhoewel verdienstelijke, jaarlijkse uitgaven een definitief karakter te geven en een meer verzorgde vorm. Hierbij stelde zich natuurlijk het probleem van de financiële lasten. Ten einde niet verplicht te zijn al ons geld dat van de bijdragen der leden kwam en van enkele - zij het onbelangrijke - tegemoetkomingen van officiële besturen volledig te moeten besteden aan de publicaties, verkreeg ik van het stadsbestuur dat de helft van de kosten van onze uitgaven door de stad zouden gedrage~ worden. Deze uitgave was te verantwoorden daar, in den beginne tenminste, al de bijdragen gewijd waren aan de geschiedenis van Deinze en de.publicaties dus interessant waren door de stad. Het was ook in die geest dat de uitgave de titel kreeg "Bijdragen tot de geschiedenis der stad Deinze" _(27). Eerst veel later (nml jaarboek 1946) werd de titel: Bijdragen tot de geschiedenis der stad Deinze en van het Land aan Leie en Scheld~ (28). Dat is de aanloop geweest van onze zo merkwaardige en int~ressante reeks Jaarboeken van de K.O.K.
25
4 Een tweede blijvende zorg van het bestuur van onze kring was de oprichting van een museum. Ook hier was het praktisch onmogelijk iets te bereiken zonder de hulp van het stadsbestuur, dat ons in de eerste plaats moest helpen om de kring een behoorlijk lokaal te bezorgen voor het museum. Hoe dienstig is ons dat eerste lokaal op de binnenkoer niet geweest voor onze wekelijkse samenkomsten in de winter, voor voordrachten voor onze leden; maar het bleek totaal ongeschikt als museumzaal, alleen al wegens de toegang langs een smalle trap naast het "koolkot" dat gelijkvloers was. Terloops weze gezegd dat onze jaarlijkse algemene vergadering gehouden werd in de feestzaal van het stadhuis (29); die vergadering werd met grote regelmaat gehouden in februari, zoals de statuten het . voorzien. Deze jaarlijkse vergadering, was toegankelijk voor de leden en genodigden en werd steeds voorafgegaan door een statutaire vergadering van .de V.Z.W. Kunst- en Oudheidkundige Kring, waarop alleen de deelgenoten toegelaten waren (30). Maar komen we terug tot het museum. Op de gronden, vrijgekomen door de afschaffing van het kerkhof rond de O.L.V. Kerk, was een gebouw gezet, reeds toen jarenlang gekend als "de Academie". Voor zover mijn herinnering reikt werd dit gebouw ook voor veel andere doeleinden dan academische gebruikt. Op het gelijkvloers in de huidige hoge ruime zaal (31) bevond zich de boterwaag. In de huidige "zaal der maatschappijen", die op een dubbel niveau lag, was in het verheven gedeelte de vismijn gevestigd, wellicht tot aan WO I; het tweede gedeelte was in twee verdeeld: een eerste deel, dat toegang had langs de grote ingang, werd uigenomen door de laagste klas van de tekenacademie (klas voor begintekenen, zoals het toen gezegd werd), terwijl daarachter, op een hoger niveau, gelijk aan dat van de vroegere vismijn een' plaats was die als bergplaats diende en waar bvb hout gekapt werd voor de kachels van het stadhuis. Op de eerste verdieping was toen - ik weet niet sedert wanneer - het vredegerecht ondergebracht (32). Op de tweede verdieping hadden de twee andere klassen van de tekenschool een onderkomen gevonden,
26
JORIS HUYS
27
namelijk de klas sierkunde en de klas bouwkunde. Voor de oorlog 14-18 hield de familie Valcke naast het academiegebouw, op de hoek~ een herberg, toen "De Valck" (33). Daarnaastwas er een kruidenierswinkel. Juist voor WO fhad René Vandercruyssen twee huizen gekocht van een familie De Backer (meen ik), het ene naast het stadhuis, bewoond door de familie zelf, en het andere een herberg "In de Pluim", gehouden door Gustaaf Bollez, vader van Gaston Bollez, de latere directeur van de Vrije Vakschool, nu het Vrij Technisch Instituut (34). Gustaaf Bollez was timmerman. Tijdens 14-18 was er uiteraard geen boterwaag meer en werd, meen ik mij te herinneren, die zaal gebruikt door het "Nationaal Voedingscomiteit Deinze". Na de oorlog mocht Gustaaf Bollez deze zaal als "werkwinkel" gebruiken van het stadsbestuur. Daar Gaston Bollez bij de stichting van de Vakschool een der eerste leraars was.voor houtbewerking, nam hij de z~ak van zijn ouders niet over. Daar anderzijds zijn vader reeds redelijk oud was, was die als timmerman niet erg actief meer. Daarmee rekening houdend, stelde ik als schepen voor, deze zaal ter beschikking van K.O.K. te stellen om er een museum in te richten. Zo werd Gustaaf Bollez verzocht de zaal terug ter beschikking van de stad te stellen, die ze ter beschikking van K.O.K. stelde. Laten we erop wijzen dat in de statuten van de V.Z.W.K.O.K. staat dat, bij eventuele likwidatie van de kring, actief en passief aan de stad wordt overgedragen. ' De vensters-in-lood van deze zaal waren in zeer slechte toestand; de stad gaf opdracht ze op stadskosten te vernieuwen. Het weze opgemerkt dat de zaal toen een rechtstreekse toegang tot de gang had. Ons "museum" had toen door schenkingen van tal van ingezetenen toch al heel wat voorwerpen, maar toch nog onvoldoende om deze zaal tot museum in te richten. De toenmalige directeur van de Banque de Gand, nu Generale Bankmaatschappij, was Paul Haerens, vriend van Gaston Baert. Haerens' schoonbroer was de heer Boes, verbonden aan het folkloremuseum te Gent. Door diens tussenkomst kwam onze kring in kontakt met dhr N owe, verbonden aan het Bijlokemuseum te Gent. Die zou ons
28
helpen bij het inrichten van ons museum oen door diens tussenkomst kregen we o.m. uit de reserves van Gent Romeins vaatwerk, ijzeren sloten en allerlei oude voorwerpen, een reeks houtsnijwerk, wapens e.a. Zo was het ons mogelijk van bij het ter beschikking hebben van een "museumzaal" te starten met een vrij behoorlijke en bezienswaardige verzameling. Het bestaan van ons museum zette dan ook tal van ingezetenen aan schenkingen aan de kring te doen. Voor de uitrusting mochten we beroep doen op de firma Torck die ons tal van toonkasten schonk en op René Saverijs, die zijn medewerking verleende aan het opfrissen en versieren van de zaal, in overleg met zijn broer Albert. °
Alle bestuursleden brachten het hunne bij om de eerste afdeling van het museum in te richten; maandenlang werd eraan gewerkt. De meest verdienstelijke hierbij was zonder twijfel onze kasmeester Gentiel Callebaut, die terecht in het In Memoriam gedicht van Achiel Cassiman als de stichter van het museum werd herdacht (35). Hij was het die met engelengeduld en goede smaak, maar ook met kennis van zaken de panelen samenstelde met het gekregen smeedwerk en twee grote panelen met wapens. Ook hij ordende het houtsnijwerk. De opening giitg gepaard met een plechtigheid die grote belangstelling genoot van het Deinse publiek en die ook veel bijdroeg om de K.O.K. bij de bevolking bekend te maken (36). Zoals alle belangrijke gebeurtenissen moest ook deze gepaard gaan met een feestmaal dat gehouden werd in de vroegere archiefzaal van het stadhuis op het gelijkvloers. Het menu was rijk voor die tijd. Op voorstel van Albert Saverijs zou men aanvangen met kreeft, begoten met champagne, een halve fles per persoon. De leden moesten zelf de kosten van de maaltijd en van de drank betalen. De kas zou wel iets bijleggen ? Maar dan had men gerekend zonder de secure zuinigheid van onze kasmeester Gentiel Callebaut: alle deelnemende bestuursleden ontvingen enkele dagen later een vriendelijke uitnodiging van de kasmeester een bedrag van "zoveel" bij te betalen, daar men in de feestroes de berekening ·van de kostende prijs van het feestmaal al te zeer overschreden had, zodat iedereen verplicht was bij te betalen (wat ook iedereen deed). Zo was onze kasmeester (37). ·
29
Dit geeft me de gelegenheid om een paar anekdoten te noteren over de strenge, maar voor een jonge kring verdienstelijke zuinigheid van onze kasmeester die zeer gewaardeerd werd door het bestuur. Zoals reeds gezegd werd de publicatie van onze Bijdragen 1933 gereorganiseerd: er werd een redactieraad aangesteld bestaande uit G.P. Baert, Gentiel Callebaut, Achilles Cassiman en Hugo Van den Abeele. Deze laatste was geen stichtend lid maar wel ons eerste lid buiten Petegem en Deinze, en was als bestuurslid opgenomen. Callebaut - herinner U zijn zuinigheid bij de publicatie van onze statuten in het staatsblad - drong er op aan dat alle bijdragen in de redactieraad zouden voorgelezen worden en wel om alle onnodige woorden of omschrijvingen te schrappen, ten einde de prijs (zetwerk !) van onze publicaties te drukken, echter wel - dat moeten we toegeven zonder afbreuk te doen aan de kwaliteit van de bijdragen. Aan die regel moest ieder redactielid zich houden zolang Callebaut tot de redactie behoorde, een mandaat waaraan helaas te vroeg een einde kwam door zijn onverwacht en vroegtijdig overlijden (38). Nog een anekdotisch voorbeeld van zijn uiterst doorgedreven zuinigheid en nauwgezetheid is volgend voorval: Onze secretaris Gaston Baert diende, bij tussenpauzen, zijn kosten in die vooral bestonden uit wat hij voorgeschoten had voor de aankoop van postzegels voor de toch nogal drukke correspondentie. Tot verbazing van de secretaris vroeg de penningmeester op zekere dag de data van de geschreven brieven. Na aan deze vraag voldaan te hebben kreeg de secretaris een herberekening van zijn portkosten, met de opmerking dat hij X maal vijf centiemen per brief te veel had aangerekend, daar X aantal brieven verstuurd waren vóór een intussen van toepassing geworden verhoging der porttarieven met vijf centiem per brief. Zijn werk als kasmeester en inrichter van ons museum werd zeer gewaardeerd. Daarom ook werd hem een huldevergaderinig gewijd toen hij vijftig jaar werd. Dat zal hem zeker genoegen gedaan hebben en achteraf verheugde het ons allen zeer dat gedaan te hebben, want een gelegenheid deed zich niet meer voor wegens zijn vroegtijdige dood: hij werd dood in zijn bed gevonden op 16 maart 1936, amper 52 jaar oud.
30
DR JULIAAN FILLIERS
31
5. Ik heb al gewezen op het pluralistisch karakter van onze vereniging (al bestond dat woord toen .nog niet). Er werd vrie~dschap gesloten tussen personen die vroeger op zijn minst vreemd (zoniet politiek vijandig) tegenover mekaar stonden. Zo was dit het geval met Victor Soenen, die tot de socialistische partij behoorde, een groep die toen ter tijde nogal in besloten kring leefde. Hij {39) werd voor mij een persoonlijke vriend. Op een avond van Petegem-kermis ontmoette ik hem toevallig in een "neutraal" café; al babbelend vroeg hij me toen "of ik het hem kwalijk zou nemen" indien hij me vroeg een glas bier te gaan drinken in het socialistisch lokaal. Toen ik zonder aarzelen spontaan mijn instemming betuigde was hij blijkbaar om deze "geste" én gelukkig, én enigszins verbaasd meteen. Om deze "buiten"-partijdigheid van de kring te bevorderen werd het gebruikelijk dat het bestuur na iedere vergadering nu eens dit, dan dat politiek lokaal bezocht: bij de katholieken in "Ste. Caecilia", gehouden door Mevr. Laroy, bij de liberalen in "Het Paradijs", later "De Blauwe Vogel", maar in de volksmond "Vooruit", bij de VlaamsNationalisten in het "Vlaams Huis" en bij de socialisten in "Voor ons Recht". Dit heeft niet weinig bijgedragen om onze kring ingang te doen vinden bij de diverse politieke partijen en hun vertrouwen te winnen, zodat dit later het uitvoeren van gezamenlijke initiatieven mogelijk maakte, zoals bvb de openluchtopvoering van Philippina van Vlaanderen van Desiré Delcroix {40), later het Poppospel en de opvoering van Lambrecht van Hoodeghem, beide stukken geschreven door Pater Verstraete(41). Men mag beweren dat heden nog dezeHde geest van vriendschap in het K.O.K.-bestuur bestaat, alhoewel verdraagzaamheid en samenwerking over politieke en filosofische verschillen heen, niet meer zo uitzonderlijk is.
32
K.O.K. mag er fier op gaan tot ontwikkeling van die nieuwere mentaliteit te hebben bijgedragen. Zo kwam het dat het K.O.K.-bestuur steeds vertegenwoordigd was bij plechtigheden in de diverse culturele verenigingen.
6. Komen we terug tot onze publicaties die een aangewezen middel waren om betrekkingen aan te knopen met andere geschiedkundige kringen via het uitwisselen van publicaties. Met enkele kringen werden de banden nauwer', zo met de Oostvlaamse Folkloristen en met de kring van Hoogstraten. Met de Oostvlaamse Folkloristen ging het via de reeds vermelde heer Boes, zodat onze kring ook deelnam aan feestelijke samenkomsten van hun vereniging. Het kontakt met Hoogstraten ontstond door de bevindingen van Gentiel Callebaut in verband met twee graftomben van uitzonderlijke waarde die te Deinze bestaan hebben. Ze werden tijdens de beeldenstorm verwoest en een stuk ervan werd gevonden in de tuin van een huis in de Oude Gentstraat (nu Gentpoortstraat). Dit gaf kontakt met Hoogstraten zoals blijkt uit het jaarboek K.O.K. 1935 en 1936 (42). Bij een onlangs gebracht bezoek aan ons museum herinnerde de voorzitter van de Hoogstratense Kring daar nog aan (43). Kort nadat Gaston Baert beroepshalve naar Brugge verhuisde kwamen we, dank zij hem, in kontakt met Prof. Dr. E. Strubbe, een eminent geleerde, zeer bekend met de lokale geschiedenis van West-Vlaanderen en dus ook met de Roede van Deinze, die tot de kasseirij K~rtrijk behoorde. Hij is een goede vriend van Deinze geworden, steeds bereid onze initiatieven te steunen; hij werkte bij herhaling mee aan onze jaarboeken. Hij werd een persoonlijke vriend tot bij zijn overlijden en herhaaldelijk mochten wij hem ontvangen, zowel te Brussel als in Deurle. Hij nodigde, in afspraak met Gaston Baert, die nu ere-secretaris was van de kring, ons uit met de K.O.K. naar Brugge waar hij onze . geleerde leidsman was. · 33 .'
7. Herhaaldelijk moesten we het verlies van zeer actieve leden betreuren. Nog voor ons onze kasmeester ontviel werden we getroffen door het vroegtijdig afsterven van onze eerste ondervoorzitter,_ Hertrand Seeuws. Hij was een bijzonder fijne man, nijveraar en kunstliefhebber vooral op het stuk van oudheidkunde. Hij was ongehuwd en zijn huis, over de spoorwegovergang naar Petegem toe, was een klein museum. Hij deed een paar belangrijke schenkingen aan het museum- wat na zijn overlijden enkele moeilijkheden tussen de familie en de kring veroorzaakte; dat werd dan toch in der minne geregeld. Hij werd opgevolgd
34
VICTOR SOENEN
35
voorzitter overnam. Hij was een bekend dichter, een der besten van zijn generatie, onder de naam Marnix Van Gavere (45). Hertrandr Seeuws en Gentiel Callebaut ontvielen ons. Gaston Baert vertrok naar Brugge. Onze 2e ondervoorzitter Victor Soenen trok zich om persoonlijke redenen terug, zowel uit de K.O.K., als uit de socialistische culturele werking. Hij was ontslagen als technisch directeur van de N. V. Rubanerie de Deynze en begon voor eigen rekening een gelijkaardig bedrijf. Dat is waarschijnlijk de reden waarom hij zich uit alle publieke activiteit terugtrok. Steeds meer viel het werk voor de jaarboeken op de schouders van Achiel Cassiman. Callebaut was als kasmeester vervangen door rijksveearts Kamiel Verwee, die een uitstekend kasmeester was en zich releveerde als een actief en geboeid bestuurslid, alhoewel K.O.K. tot dan toe (1936) buiten zijn belangstelling was gebleven; hij woonde wel de openbare ve~gaderingen bij, maar daarbij was het tot dan toe gebleven. Baert werd vervangen door Leon Pauwels en door Gaston Janssens (1936); Leon Pauwels werd dan ondervoorzitter (1939) en ook Carlos Maere (1936).
8. Intussen was, op mijn voorstel, door het schepencollege besloten voor behoorlijke lokalen voor de stadstekenakademie te zorgen. Vooraleer de nieuwe gebouwen door de akademie te laten betrekken, besloot K.O.K., met instemming van het stadsbestuur, in die gebouwen een overzichtelijke tentoonstelling te geven van werken van bekende kunstenaars die tot de Leiestreek behoorden of behoord hadden. Albert Saverijs en Hugo Van den Abeele maakten zich hier zeer verdienstelijk. Laatstgenoemde had reeds in 1924Je St.-Martens-Latem een retrospectieve over Latemnaars ingericht en daardoor in ruime mate bijgedragen tot de algemene bekendheid der Latemse groepen. De K.O.K.-tentoonstelling werd onder grote belangstelling geopend met een inleiding van Herman Teirlinck. Er werden rondleidingen georganiseerd: Jules De Coster en Frits Van den Berghe gaven uitleg (46). 36
Niet alleen had aldus de stadstekenschool, na zovele jaren, een behoorlijk onderkomen verworven, maar zo kwam er ruimte vrij naast onze museumzaal, want de burgemeester en de schepen gingen op mijn voorstel in, die vrijgekomen lokalen ter beschikking van K.O.K. te stellen. Onze kastoestand was vrij goed en er werd met het stadsbestuur overeengekomen dat, met een toelage van 7.000 fr., K.O.K. de tweede zaal van het museum zou inrichten op eigen kosten. In de loop der jaren waren onze verzamelingen dan toch aanzienlijk aangegroeid, wat men kan volgen aan de rubriek "Aanwinsten", toen meestal bijgehouden door Cassiman, die intussen bestuurslid was geworden. Alles werd nu zo geordend dat de ene zaal met folklorevoorwerpen werd yoorzien en de andere met oudheidkundige voorwerpen. Dit museum werd opengesteld in juli 1938 (47).
9. K.O.K. was bestendig meer in de belangstelling gekomen van Deinze en ommeland; we kregen meer medewerking en ons museum werd steeds rijker, evenals ons archief, zowel door schenkingen als door aankopen. Behalve op onze algemene vergaderingen traden op onze andere vergaderingen vooral Cassiman en Hugo Van den Abeele als sprekers op; soms wel eens een jongere. Intussen had Cassiman het stadsarchief van Deinze geordend, waarvoor de stad hem een jaarlijkse kleine vergoeding gaf. Achiel Cassiman was rijksinspecteur voor het lager onderwijs in de omschrijving Deinze. Daàrdoor had hij veel kontakt met de scholen van de streek en kon hij bijdragen tot het bekendmaken van de kring buiten Deinze. Door zijn toedoen verrijkte ook het archief K.O.K. Zijn voormiddagen besteedde hij normalerwijze aan schoolbezoek; de administratieve afwerking deed hij thuis. Dit liet hem veel tijd om de archieven van de stad, gemeente, kerkfabriek in de omgeving te onderzoeken. De vakantie bood hem gelegenheid de archieven te Gent, Rijsel en elders te raadplegen. Hij verzamelde een schat van nota's, die nà zijn overlijden 37 .'
door de familie aan K.O.K. werden gegeven. G.P. Baert heeft die nota's geklasseerd. Maar nu zijn we jaren vooruitgelopen over de ontwikkeling van K.O.K .. Mogelijks komen we daar later breedvoerig op terug.
10. Zo zijn we dan 1938-1939. Men nam 1939 voor de tiende verjaring. Alhoewel in 1928 gesticht, begon de werking toch eigenlijk maar in 1929 en mag men 1928 als voorbereiding zien. 1939 werd dus hetjaar om het 10-jarig bestaan te vieren. Ik woonde toe1,1 in de Tolpoortstraat en een van mijn naaste buren was René Sa verijs, toen Commissaris van de toneelvereniging Vooruit (48). Jules Bruneel, (49), K.O.K.-secretaris-archivaris voor het mu-· seum, was dat ook en Edgard Pinte, K.O.K.-lid, was dat ook. In feite was René Saverijs de eigenlijke leider van de toneelgroep Vooruit en verzorgde hij de regie, hierin bijgestaan door Edgard Pin te. Tijdens toevallige maar toch regelmatige buurtgesprekken, had ik aan René Saverijs eens gezegd dat het wenselijk zou zijn een werk van Desiré Delcroix op te voeren, liefst Philippina van Vlaanderen, waarin Delcroix de gebeurtenissen van 1302 verwerkte. Toen er sprake was van het ontwerpen van feestelijkheden voor de 1oe verjaring van de K.O.K.-stichting herinnerde René Saverijs me aan die gesprekken en beloofde hij me zijn steun voor de realisatie ervan. Het voorstel vond gehoor in het K.O.K.-Bestuur, ook bij het stadsbestuur dat onmiddellijk financiële steun verleende. K.O.K. deed beroep op de toneelkringen Vooruit en Burgersbond, op de turngroepen van de socialisten en de Vlaams-nationalisten en kreeg die steun en medewerking zeer geredelijk en zelfs met geestdrift. De regie werd toegekend aan Michel Van Vlaenderen. Dr Oscar De Gruyter had niet alleen het toneel vernieuwd en op hoger peil gebracht in Vlaanderen, hij had ook het openluchttoneel populair gemaakt. Het zou een 38
openluchtspel worden, opgevoerd op het 'plein tussen de Leie en de Kerk. Michel Vaii Vlaenderen maakte het spel "speelbaar". De samenwerking verliep erg vlot. Drie vertoningen waren er voorzien, de laatste op 11 juli 1939. Het groeide uit tot een onverwacht succes. Juist voor de vertoning mocht ik, als schepen, de pers te woord staan. De burgemeester kon niet want hij was in het stuk Gwijde van Dampierre. Cassiman belichtte de persoonlijkheid van Delcroix; dat gebeurde in het kabinet van de burgemeester. Het toneel was opgesteld over de lengte van de kerk tot de kerkmuur, Leiewaarts. Zuinig als we moesten zijn was het verhoog opgebouwd met een plankenvloer op biertonnen geplaatst en vanzelfsprekend afgedekt. René Saverijs gelastte zich, met zijn leden en enkele vaklieden, met het bouwen van de scene. Het plein was afgesloten door een afsluiting bestaande uit jutedoeken, wat de regisseur gevraagd had omdat hem dit de gelegenheid gaf de Franse ridders uit te beelden door paarden rond de kerk te laten draven, zodat, dank zij de verlichting, de schimmen van de paarden op de zijgevel van de kerk verschenen. Het was een mooie vondst van de regisseur om een symbolische uitbeelding van de sporenslag te vertolken. De socialistische en Vlaams-nationalistische turners verbeeldden de gemeentenaren. Eveneens voor de 10e verjaring zorgde Hugo Van den Abeele voor een retrospectieve tentoonstelling van de werken van de portrettist Karel Picqué, geboren Deinzenaar. Die werd in de stadstekenakademie gehouden, in een voordrachtzaal die K.O.K. al meer gebruikte voor de wintervoordrachten. Dat bleef een gewoonte tot 1944. Deze tentoonstelling was niet zo omvangrijk als later het werk van Picqué bleek te zijn. Van den Abeele bleef zich nog jarenlang met Picqué bezighouden en vond npg zeer veel materiaal. Hij heeft het werk niet meer afgekregen. Het is in ieder geval een merkwaardige en zeker de meest complete documentatie over het werk van Picqué geworden. De verzameling werd door Mevrouw Van Den Abeele aan K.O.K. toegezegd. Laat ons hopen dat iemand die documentatie ooit kan verwerken. 39
11. · K.O.K. had aldus zijn 10-jarig bestaan luisterrijk gevierd. Tot besluit werd nog een folkloristische dag te Petegem georganiseerd: in de feestzaal van hef gemeentehuis werden een paar onderwerpen behandeld en 's namiddags werd er in de feestzaal Drie Koningen (hoek StationspleinStationsstraat) poppenspel vertoond en werden nog twee korte spreekbeurten gehouden. Het kan niet anders of het jubeljaar moest besloten worden met een feestmaal: een folkloristisch avondmaal in de feestzaal van het stadhuis, verzorgd door Mevr. Robert Laroy uit Café St. Caecilia. De deelneming (50) geschiedde bij inschrijving. Er waren enkele eregasten nml. regisseur Michel Van Vlaenderen en Mevr. Van Den Bossche, uit Gent, die de rol van Philippina had gespeeld. Beiden kregen ook een herinneringsgeschenk (51). Intussen was W .0. 11 begonnen. België voerde een neutraliteitspolitiek die bij de Vlaamse bevolking algehele instemming vond. Aan de oorsprong hiervan lag Koning Leopold 111 en de uitwerking ervan lag bij Spaak en De Man. K.O.K. stuurde een telegram aan de koning waarin dank werd uitgesproken voor en trouw aan deze neutraliteitspolitiek (52). Er werd ook een huldetelegram gestuurd aan Prof Heyman, die de Nobelprijs gekregen had . . K.O.K. had dus andermaal bewezen dat samenwerking mogelijk is, of, om het met een woord van Jules Bruneel, K.O.K.-bestuurslid, te zeggen: Als het gaat om de kunst en de kultuur te Deinze, dan denkt men niet aan een of andere politiekgerichte culturele vereniging, maar alleen aan een Deinse culturele prestatie. 1939 bracht ook eenjubileumjaarboek van K.O.K. Naast de gewone exemplaren van het jaarboek werden ook nog 1000 exemplaren extra gedrukt, het is een "reis- en leesboek" geworden en het werd in de handel gebracht. Maar intussen rommelde de oorlog reeds sedert 3 september 1939. Er stond oorlog voor de deur (53).
40
MGR. RENE MAERE
41
BIJLAGE!
LUSTVAN DE OPENBARE ACTIVITEITENVAN KOK 1929·1978 Wij geven hier een lijst van de K.O.K.-manifestaties die zich tot het publiek van Deinze richtten, dus niet de honderden bestuurs- en werkvergaderingen tot -. het samenstellen van de jaarboeken, . - het inrichten van de musea, - het inrichten van de tentoonstellingen, - het ontwerpen van uitstappen, - het organiseren van voordrachten, - of de eerder intieme plechtigheden en herdenkingen binnen de kring, - de medewerking aan tentoonstellingen buiten Deinze, - de medewerking aan initiatieven van andere verenigingen, - tot aankoop van materiaal, dokurn enten, boeken, voorwerpen, schilderijen enz. 21 november 1928 Officieuze stichting = voorbereidende vergadering. 27 februari 1929 Officiële stichting. 3 maart 1929 1• voordracht: Kan. Maere, Prof. te Leuven, over Romaanse Bouwkunst + klavierrecital door Karel Wille van Zomergem. 26 juli 1929 Geleid bezoek aan driejaarlijkse tentoonstelling in het Park te Gent. 17 augustus 1929 . Bezoek aan het kasteel te Ooidonk onder de leiding van graaf t'Kint ~e Roodenbeke .. 1 september 1929 . Lokaal ingehuldigd met tentoonstelling van schilderijen, beeldhouwwerken en voorwerpen in verband met folklore, geschiedenis en gildeleven te Deinze, in bezit van de leden; veel daarvan werd als gift afgestaan wat het begin vormde van de verzame~ing. 6 oktober 1929 Retrospektieve tentoonstelling in gemeentehuis van Petegem, van het werk van Albert Servaes, met toespraak door Prof Jozef Muis (conservator Museum Schone Kunsten te Antwerpen) over het werk van Servaes (1000 bezoekers op drie dagen) (toegangsprijs 1 fr.). 13 november.l929 Openstelling van bibliotheek en leeszaal die onder toezicht staat van Joris Huys; deze openstelling ging gepaard met een voordracht :van A. Cassiman: Korte Inleiding tot de Geschiedenis van Deinze.
42
16 december 1929 .. Voordracht van G.P. Baert: De Genealogie van de edele familie Tayart de Borms. 29 januari 1930 Voordracht door Loc Matthys: De bevoegdheden van de Burgemeester en de Schepenen in de Middeleeuwen. 23 februari 1930 Alfons van \\<erveke (54) houdt voordracht over: de Kunstgebouwen in OostVlaanderen buiten Gent. 26 maart 1930 Stijn Streuvels houdt een lezing over Starkadd, een thema uit de Vikinger-heldensagen, en leest een eigen Kerstvertelling voor. Muzikale omlijsting door orkest van de oudleerlingen van de muziekschool, onder de leiding van Leon Nachtergaele- Duquesne, directeur van de stadsmuziekschooL (55). 27-28-29 juli 1930 Vlaamse Kennis (56). 15 oktober 1930 Voordracht door Cassiman: Deinze rond 1700, naar nieuwe onuitgegeven bronnen. 12 november 1930 Voordracht door Joris Van De Veire: Het onderwijs in de Middeleeuwen. 23 november 1930 Ernest Claes spreekt over en leest voor uit eigen werk. 17 december 1930 Jozef Verplaetse, gemeentesecretaris van Zulte, spreekt over: De laatste opgravingen en ontdekkingen te Ur. 15 januari 1931 Voordracht van Karel Albert: De Grammofoon (57). 15 februari 1931 Kan. Prof. Maere spreekt over: De Vlaamse Monumenten bij de 16de en 17de-eeuwse schilders en miniaturisten. 22 februari 1931 K.O.K. geeft aan Vooruit een kunstdiploma, uitgevoerd door beeldhouwer Jozef Cantré (te Astene wonend), naar aanleiding van de toneelwedstrijd door Vooruit gewonnen te Oostende. 11 maart 1931 Manrits De Ketele, leraar Vakschool te Deinze, spreekt over: De geschiedenis van de \\<eefkunst en meer bepaald van de Gobelijnkunst. 25 juli 1931 Opening tentoonstelling voor Oudheidkunde en folklore en tentoonstelling van schilderen beeldhouwwerk van K.O.K.-leden. 26juli 1931 K.O.K. vertegenwoordigd op het "Congres Flamand de France" te \\'inoksbergen.
43
2 augustus 1931 K.O.K. speelt de boodrol bij de uitwerking van een Praalstoet naar aanleiding van de inhuldiging van de brug over de Leie. 27 september 1931 K.O.K. reist mee met de Oostvlaamse Folkloristen naar de Vlaamse Ardennen, onder de leiding van Prof. De Keyser. 10 oktober 1931 Voordracht door Cassiman: De Hervorming te Deinze (1564-1580). 18 november 1931 G.P. Baert spreekt over: Het Gildeboek der Confrerie van de Berechtinghete Petegem (1735-1775). 14 december 1931 Voordracht van Prof. De Keyser: Het werk der Oostvlaamse folkloristen. 14 januari 1932 Voordracht van Hugo Van Den Abeele over 1) Onderwijs te Deinze vóór 1800 en over 2) Wolven in de kasseirij van Gent. 21 februari 1932 Willem Putman spreekt over Modern Toneel. 22juli 1932 Fotowedstrijd - tentoonstelling van ingediende werken 1• prijs: Antoon Blomme 2• prijs: Rob. Bouckaert enE. H. Hemeryckx, beiden van Deinze en ex aequo 4• prijs: Fernand Maebe (Petegem) s• prijs: Juf. Marie Bruwaert (Deinze) 6• prijs: Juf. Nelly Impeos (Machelen) Bijzondere vermelding Juf. G. Claerhout (Deinze). Abel Claerhout schikte de foto's voor de tentoonstelling die de 1" fototentoonstelling was te Deinze. Jury: Julius Boulez Henri Speeckaert Clemens Trefois. 9 november 1932 Fernand Pauwels spreekt over Paul Van Ostayen. 21 december 1932 Jozef Verplaetse spreekt over De Oorsprong van de Kunst. 19 februari 1933 Dr. Jan Grauls: Hoe geraken we aan onze naam? 29 maart 1933 Jozef Verplaetse: Reuzen uit het steentijdperk. 22juli 1933 Openstelling van het museum, de Gentse conservator Boes houdt de gelegenheidstoespraak. Geleid bezoek aan O.-L.-V.-kerk met Kan. Maere.
44
RENE VAN DEN DRIESSCH E
45
18 oktober 1933 Een regeling van de Oorlogsschade te Deinze 1694, voordracht door G. Callebaut. 3 december 1933 Poppenspelopvoering door de Kallemoeie van Oostende laureaat van h~t poppenspeltornooi te Gent 1933. 24 januari 1934 G.P. Baert spreekt over Deinse portrettengalerie 18de Eeuw. 11 maart 1934 Voordracht van Hugo Van Den Abeele over: Het ontstaan en de ontwikkeling van de zijdenijverheid Deinze 1847-1862, en van Leon De Clercq over de problemen die de oprichting van deze nijverheidstak toen stelde. 22juli 1934 Deelname van K.O.K. aan Kermis-Handelsfoor in St.-Hendrikscollege met dokumentatie over de Geschiedenis van de Zijdenijverheid, met een retrospectieve van de producten van de bretellennijverheid en met ouderwetse kinderwagens uit de Deinse produktie. 6 september 1934 J. De Coster leidt een bezoek aan het Emiel Claus-museum te Astene. 19 november 1934 Prof. Dr. Hans Van W erveke (54) spreekt over De Financiën van de stad Gent in de Middeleeuwen. 25 november 1934 Geleid bezoek met J. De Coster aan de Emiel Claus verzameling te Gent en de portretten van Karel Picqué aldaar.
10 februari 1935 Prof. August Vermeylen houdt een lezing over De Zelfportretten van Rembrandt. 18 februari 1935 Cassiman houdt een lezing over Het Hospitaal van Deinze 1200-1800. 16 maart 1935 J. De Coster houdt een causerie over Het Wezen van de Kunst. 15 april 1935 K.O.K. neemt deel aan de viering van Vooruit dat het landjuweel won. 21juli 1935 Bezoek aan de St.-Baafsabdij te Gent. 4 augustus 1935 Bezoek aan het museum Richard Ma es te Tielt. 21 december 1935 Gaston Baert spreekt over de Geschiedenis van het St.-Sebastiaansgild te Deinze 14281928.
46·
8 februari 1936 Cassiman spreekt over Oud Petegem of St. Martens-Deinze, en Gentiel Callebaut over de Praalgraven De Lalaign. 1 maart 1936 Kamiel Huysmans spreekt over Het Oude Vlaamse Lied, met Juf. Vernay als zangeres. 21juni1936 Bezoek aan het atelier van Servaes te St.-Martens-La tem. 5 juli 1936 Bezoek aan het oudheidsmuseum te Kortrijk. 23 juli 1936 Tentoonstelling oude plakbrieven, bijeengebracht door Hugo Van Den Abeele. 23 augustus 1936 Deelname aan viering van het 75-jarig bestaan van de Oudheidkundige Kring van het Waasland. 26 oktober 1936 Cassiman spreekt over het Parochiaal Leven te Deinze (800-1585). 23 november 1936 Gaston Janssens spreekt over Erasmus. 28 december 1936 Cassiman over Parochiaal Leven na 1585. 14 februari 1937 Kan. Van Kerckhove: Kunst voor het Volk, een sociale noodwendigheid. 2 maart 1937 Pol Leroy over het dichtwerk van de Deinzenaar Antoon Ma es (58). 24 juli 1937 Herman Teirlinck spreekt bij de opening van een tentoonstelling: Plastische Kunst van Leiekunstenaars. Fritz Van DenBergheen Richard Minne geven rondleidingen. Banket met de tafelrede van Firmin Van Hecke. 18 oktober 1937 Cassiman spreekt over de grote lenen te Deinze. 29 november 1937 M.C. Verwee over het St.-Roehosgild (1688-1938). 30 december 1937 Richard Minne over Literatuur en geschiedenis. 30 januari 1938 Hugo Van Den Abeele spreekt over de opkomst van de bretellennijverheid (1848-1870) te Deinze. 3 maart 1938 Johan Fabricius spreekt over Modem Toneel (59).
47
21juni 1938 Uitstap naar Brugge gegidst door G.P. Baert. 7 augustus 1938 Uitstap naar Kassei en Frans-Vlaanderen. 17 november 1938 Cassiman spreekt over Petegem in wording en ontwikkeling. 29 december 1938 Prof. Van Der Sch oeren spreekt over Congo. 9 februari 1939 Richard Minne: Zeerovers, Kapers, Piraten. 19 maart 1939 André Demedts: Gestalten en Stromingen in de Nederlandse Letterkunde; Janssens O.P. De Kunst in Dienst van God (kanselrede). 8-9-11 juli 1939 Opvoering van Philippina Van Vlaanderen - r maal 736, 2" maal 906, 3• maal 1250 toeschouwers. · Juli 1939 Tentoonstelling van werk van Karel Picqué. 20 augustus 1939 Uitstap naar Brugge voor de Memlinc-tentoonstelling en het H. BloedspeL 29 oktober 1939 Folkloristische dag: Prof. De Keyser over De Studie der Jaarvuren, Prof. Strubbe: Fielten, Rabouwen, Dieven en ander Rapalje te Deinze in het verleden, G.P. Baert: Kennis van de gewestspraak en folklore. J. Boes: Poppespel en Folklore. 29 nov.1939 Cassiman over het St. Margrieteklooster. 31 maart 1940 Klavierrecital door Frank Van Doorne, met Mw Janssens-Collumbien als zangeres. 15 september 1940 Tentoonstelling Leieschilders - 39 liefhebbers; openingsrede door provinciegouverneur De Vos, feestrede door Willem Putman. Strijkje onder leiding van Jules N achtergaele. 9 februari 1941 Cassiman: Het aanschijn van Deinze verandert. 14 april1941 Kan. Maere O.-L.-V.-kerk van Deinze in de loop der eeuwen. 27 juli 1941 Tentoonstelling Claeys, Malfait en Saverijs.
48
JORIS VAN DE VEIRE
49
5 oktober 1941 Tentoonstelling van werk van 20 liefhebbers.
6 april1942 Dr. A. Strubbe: Over Schilderkunst van lngres tot Permeke. 8 november 1942 Cassiman: De Burgerwacht te Deinze. Schepencollege stelt Commissie van het museum aan, gekozen uit K.O.K.-leden. 25juli 1942 Opëilstelling van het Museum v. Schone Kunsten vanLatemen Leiestreek; RetrospectieveEmiel Claus- inleiding Andre Demedts. 26 april1943
Cassiman: over Deinse straten. 24 juli 1943 Viering: J. De Coster 60 jaar en H. \\
31 januari 1944 Jules De Coster spreekt over Pieter Brueghel. 10 februari 1944 Cassiman: Vissers van Deinize. 5 maart 1944 G. Boes: over Het verenigingsleven in onze streken; Tentoonstelling: Verenigingsleven in onze stad. 22ji'ili 1945 Heropening van het museum. 11 november 1945 Tentoonstelling Rouwhulde slachtoffers W.0. 11. 5 mei 1946 Hulde Richard Minne laureaat 3 jaarlijkse prijs van Vlaamse Letterkunde. 13juni 1946 K.O.K. viert mee met Vooruit dat Hugo Van den Abeele erelid wordt van de Rederijkerskamer de Nazareenen.
50
28juli 1946 K.O.K. viert mee met de Burgersbond de aanstelling tot Rederijkerskamer. Tentoonstelling affiches over kermis en volksfeest. 6 oktober 1946 Tentoonstelling werk van Victor Dooms. 10 november 1946 tentoonstelling over Burgersbond als Rederijkerskamer; J os Ve rm eul en: Betekenis en Werking der Rederijkerskamers. 17 mei 1947 K.O.K. ontvangt de Commissie v. Monumenten en Landschappen. 27 juli 1947 Tentoonstelling kinderwagens en speelgoed. 5 oktober 1947 Tentoonstelling: Claeys, De Coster, Malfait, Saverijs en A. Van Parijs. 7 oktober 1947 Bezoek aan Rubenshuis. 28 december 1947 Driekoningenstoet trekt door Deinze (1250 deelnemers· 27.500 toeschouwers). 15 februari 1948 Hugo Van den Abeele: 100 jaar Zijde- en Bretellennijverh·eid te Deinze· met tentoon· stelling en Stoet ontworpen door Sa verijs. 3 april1948 K.O.K. woont Vooruitsopvoering in Landjuweelwedstrijd bij. 11 april1948 K.O.K. wenst Vooruit geluk met de overwinning. 12 april1948 K.O.K. wenst Vooruit geluk met Landjuweelbeker. 2mei1948 Nederlandse Kunstenaars bezoeken museum onder de leiding van Emile Langui. 4 juli 1948 Hulde aan Mgr. Callewaert die bisschop van Gent geworden is en in die hoedanigheid Deinze bezocht. 13juni 1948 Reis naar Doornik en Belreil. 4 oktober 1948 Yitstap naar Lissewege, Damme en Brugge. 13 september 1948 Stoet ontworpen door Sa verijs. Tentoonstelling: ontwikkeling van de techniek zijdeweverij; Akademische zitting o.I. Valere Lagrange-sprekers Hugo Van den·Abeele en Prof. Demeulemeester.
51
30 december 1948 K.O.K. brengt Wieoer Sängerknaben naar Deinze. 8 februari 1949 Prof. Dr. Paul Van Oye: de bevuiling van het Leiewater. 13 maart 1949 Kan. De Langhe: De opgravingen in het Nabije Oosten. 17 april1949 Tentoonstelling werk van Rene Arnoud en Yves Menu en tentoonstelling Edgar Gevaert. 19juni1949 Kruisboogschieting te Deurle. 24juni1949 Karel Geirlandt opent tentoonstelling Gust De Smet. 14-28 augustus 1949 St.-Poppofeesten. 3 oktober 1949 Uitstap naar Brussel: Museum voor Kunst en Geschiedenis, Jubelpark en Koloniaal Museum te Tervuren. 23 oktober 1949 K.O.K. viert mee dat Vooruit Landjuweelbeker wint. 17 novembef 1949 Gaston Baert spreekt over De Zijdewever te Deinze. 28 december 1949 A. Van Caeneghem geeft films: De Zijde- en Bretellennijverheid te Deinze. De Leie van Gent tot Deurle. 28 december 1949 K.O.K. doet mee aan de Hulde Jef Van Risseghem 60 jaar toneelspeler. 8 januari 1950 De Mulder over Gustaaf Van de \\' oestijne, met retrospectieve tentoonstelling. 29 maart 1950 Gaston Baert over Duiventorens in Vlaanderen. 26 november 1950 Tentoonstelling foto's overPoppoen zijn tijd; toespraak Prof. Strubbe: Deinze en Land aan Leie en Schelde 1000 jaar geleden. 23 juli 1950 Tentoonstelling van kindertekeningen. 30 november 1950 Dusauchoit spreekt over Brugse Kunststad. 9 juli 1950 Uitstap naar het De Smet-museum.
52
GASTON BAERT
53
9 oktober 1950 Uitstap naar Rijsel (Museum Schone Kunsten) en Kassei. 25 april1951 Luc Van De Putte over Toneel. 7 oktober 1951 Tentoonstelling Oude en Nieuwe Kinderrijtuigen met toespraak door Isabelle Torck. 8 oktober 1951 Uitstap naar Ninove (Norbertijnenkerk) Strijtem en bezoek aan stadhuis van Brussel. 19 december 1951 Pianorecital Alex De Vries. 22 december 1951 Hulde Saverijs +tentoonstelling en toespraak; Gerard Walschap en Julien Cuypers spraken over Saverijs' werk. 23 december 1951 Dr. Grijpdonck opent zaal der Maatschappijen- spreekt over Saverijs. 20 maart 1952 Willem Putman over eigen werk. 10 augustus 1952 Bezoek aan kasteel van Maele, o.I. van Prof. Strubbe, kerk van Damme en kasteel van Tillegem; bijwonen van H. Bloedspel en daarna nog wandeling door nachtverlichte Brugge. 25 april1954 Openstelling zaal der Maatschappijen in Museum met toespraak Prof. De Keyser over Levende folklore in Oostenrijk. 6 september 1953 1• vertoning openluchtspel Lambrecht van Hodegbem. 11 november 1953 Tentoonstelling herdenking militaire en burgerlijke oorlogsslachtoffers. 14 november 1953 Naar Muntschouwburg te Brussel voor New York-city ballet. 29 november 1953 Tentoonstelling werk van Victor Dooms. 6 december 1953 Tentoonstelling werk van Roger Ra veel. 13 december 1953 Tentoonstelling werk van Jan Sa verijs. 20 december 1953 Tentoonstelling werk van Pol Van Assche. 25 december 1953 Tentoonstelling-van reproducties van de primitieven tot 1860, met wandelvoordracht door Duchateau.
54
LEON PAUWELS
55
11 maart 1954 J. De Coster houdt voordracht over de historiek der schilderkunst te Deinze. 4 juli 1954 Bezoek aan de hallen van Ieper, het Mergelynck Museum (in opbouw), Menen Poort, het kasteel te \\1 ulveringem. 4 oktober 1954 Uitstap naar \\I aleheren en de oesterkweek te Ierseke. 19 december 1954 Tentoonstelling van merkwaardige werken uit het Museum te Gent. 17 mei 1955 Optreden van het Belgisch Kwartet van Londen. 3 oktober 1955 Bezoek aan de stad Mechelen, de Zimmertoren te Lier en de biënnale voor beeldhouwwerk in het Middelheimpark. 19 april1956 G.P. Baert spreekt over het folkloristisch werk van Armand Pauwels. 7 oktober 1956 Tentoonstelling: de gezusters Loveling en Cyriel Buysse, toespraak door Karel Jonckheere, toespraak door Hugo Van den Abeele over het onbezonnen leven der Latemse kunstenaars. 8 oktober 1956 Reis naar de Rembrandt-tentoonstelling te Rotterdam. 24 februari 1957 Joris Sterken spreekt over de literaire bedrijvigheid van \\
56
GASTON DE JONGHE
57
Voorjaar 1959 Tentoonstelling: Uit de collectie vanG. Van Geluwe ingeleid door Dr.\\'. Vanbeselaere. 5 oktober 1959 Bezoek aan de musea voor kunst en geschiedenis in het Jubelpark te Brussel en aan de Premonstratenzerabdij te Grimbergen. I
3 oktober 1960 Bezoek aan de stad Aken. 10 december 1960 Hulde aan J. Van Risseghem 85 jaar, toespraak over hem door J. De Coster. 16 mei 1961 Dr. P. Huys over de geschiedenis van het boek. 9 oktober 1961 Uitstap naar Bokrijk voor de aanwinsten en naar het Gallo-Romeins museum en de basiliek te Tongeren. 8 oktober 1962 Uitstap naar Sterckshof te Deurne en aan de stad Leuven. 7 oktober 1963 Uitstap naar Mariernoot en Zoutleeuw. 26 oktober 1963 Retrospektieve tentoonstelling van J. De Coster met toespraak door M. Grijpdonck en Fernand Pauwels. 22 augustus 1964 Uitstap naar Oostende voor de tentoonstelling "Oostende en de Kunst". 5 oktober 1964 Bezoek aan de kathedraal van Doornik. 28juni1964 Tentoonstelling werk van Fons Roggeman. 19 juli 1964 Tentoonstelling werk van Hugo De Clercq. 2 augustus 1964 Tentoonstelling werk van Georges D'Heedene. 23 augustus 1964 Tentoonstelling werk van Herman Van Aerden (van Nazareth). 17 oktober 1964 Retrospectieve Tentoonstelling; fu Memoriam Albert Saverijs-inleiding J. De Coster en Urbain Van De Voorde. 19 december 1964 Tentoonstelling van Schilderijen gereproduceerd in P. Haesaerts boek St.-MaftensLatem gezegend oord der Vlaamse Kunst. Inleiding Luc Matthys.
58
ALBERT SAVERVS
59
25 januari 1965 Pater Arthur Verstraete spreekt over zijn bevindingen in Amerika. 31 maart 1965 Dr. P. Deprez spreekt over Belgische Bevolkingsproblemen in het verleden. 4 oktober 1965 Bezoek aan de haven van Gent en het kanaal van Terneuzen, van het Mercatormuseum te St.-Niklaas en van Rupelmonde. 18juni1966 Impressionisme in de Leiestreek, tentoonstelling, inleiding Paul Rock. Voorstelling van het beeldhouwwerk Carl De Cock geschonken door de familie. 20 juli 1966 Retrospektieve Leon De Smet, inleiding Langui, tentoonstelling Impressionisme in de Leiestreek. 2 september 1966 Medewerking filmvertoning Alleman van Bert Haanstra. 3 oktober 1966 Bezoek aan de tentoonstelling Rik \\-outers te Mechelen en aan de stad Diest. 17 mei 1967 Prof. Verhulst: de geschiedenis van het landschap van Deinze en de Leiestreek. 17juni1967 25 jaar museum te Deinze, toespraak Luc Matthys en Em. Langui. 7 oktober 1967 Retrospektieve A. Claeys, inleiding Prof. Kluyskens. 8 oktober 1967 Bezoek aan de tentoonstelling Valerlus De Saedeleer te Aalst en Gustaaf Van de \\I oestijne te Mechelen. Eveneens aan de E 3-tunnelwerken te Antwerpen. 17 december 1967 Tentoonstelling Het Vlaams Gezelschap en Vooruit met toespraak door Herman Maes, George Torck en Luc Matthys. 14 december 1968 Openstelling nieuwe tentoonstellingszaal (1 e verdieping na verhuis van het vredegerecht), toespraak door Prof. Strubbe. 29 september 1968 Hulde Hugo Van den Abeele 80 jaar. 1.0 augustus 1968 Uitstap naar Oostende voor de retrospektieve tentoonstelling Hubert Malfait. 7 oktober 1968 Uitstap naar Eindhoven: Philips en het van Abbemuseum. 30 november 1968 \\-edstrijd: Maak Uw stamboom op.
60
ACHIEL CASSIMAN
61
25 maart 1969 Pater Vermeersch over opgravingen in Egypte. 20 april1969 Tentoonstelling: Hoe zag Deinze er vroeger uit. 7 maart 1969 Tentoonstelling van Grafisch Werk van Gerard Goudaen. 13 maart 1969 G. Goudaen geeft spreekbeurt over Grafische technieken. 6 oktober 1969 Uitstap naar Erasmoshuis te Anderlecht en de tentoonstelling Fresco's uit Florence. 5 maart 1970 Uitslag wedstrijd maak uw stamboom op, met toespraak door Herman Maes en Willy Van Hille (bekroond: Etienne Christiaens en Gerard De Groote).
4 april1970 Reis naar Parijs voor de tentoonstelling Vlaamse Kunst van Ensor tot Permeke. 5 oktober 1970 Bezoek aan Maastricht, Valkenburg en Thorn. 6 april1971 Dr. Adriaan Claerhout over de Kunst der Primitieven. 4 oktober 1971 Tocht door Frans Vlaanderen. 14 mei 1971 Albert Sa verijs, Deinze en Omgeving. 4 september 1971 Retrospektieve Jules De Sutter, inleiding Paul Rock. 3 oktober 1971 Inhuldiging van de kunstkelder met tentoonstelling van bekroonde werken van leerlingen van de stadstekenakademie, toespraak Frans Van Mechelen. 19 december 1971 Herdenkingstentoonstelling over erelid Stijn Streuvels, kanselrede E.H. RemiVan De Moortele, toespraak door Luc Schepens. 7 maart 1972 Renaat Van Der Linden over de Sinterklaasfiguur in literatuur en folklore. 25 maart 1972 Poëzie-avond ingeleid door RemiVan De Moortele, gedichten van Dèinzenaars voorgedragen door mensen van de stedelijke Muziekschool. 25 maart 1972 Tentoonstelling Dichters van Deinze en ommeland. 9 september 1972 Tentoonstelling Joe Van Rossem met inleiding van Prof. Herman Ba yens.
62
HUGO VAN DEN ABEELE
63
14 oktober 1972 In het kader van het Gaston Marteosfestival een toneel en voordrachtavond, inleider E.H. R. Van De MoorteL 14 oktober 1972 Tentoonstelling: Het toneelleven te Deinze en ommeland. 29 oktober 1972 Tentoonstelling In de omgeving van R. Ra veel- inleiding R. Jooris. 22 december 1972 Tentoonstelling "uit het bezit der Deinse Kloostergemeenschappen" met toespraak door Isabelle Torck. 2 februari 1973 Frans Masereel tentoonstelling, inleider Jos M urez. 17 maart 1973 Tentoonstelling Foto-archief K.O.K. van personen van Deinze en ommeland. 27 maart 1973 Voordracht door Dr. J. Scheerder over Philips de Montmorency, graaf van Home, heer vanNeveleen van het kasteel van Ooidonk in de 16de eeuw. 14 april1973 Retrospectieve Roger De Back er, inleider Frans De Vleesschouwer en Bert De\\- ilde. 26 mei 1973 Tentoonstelling over Het Circus, met inleidende toespraak door Nolle Versijp. 15 juli 1973 Tentoonstelling: zo zien liefhebbers Deinze en ommeland. November 1973 Tentoonstelling 40 jaargangen K.O.K. met toespraak door Herman Maes en hulde aan Hugo Van Den Abeele 85 jaar. október 1973 Bezoek aan tentoonstelling 500 Jaar Grote Raad. 23 september 1973 Hubert Malfait, Retrospectieve te Mechelen en aan het begijnhof te Leuven. 1974 Tentoonstelling Aquarel en Gouache, tentoonstelling Henri Vandermoere. 1974 Tentoonstelling Reuzen. 7 oktober 1974 Uitstap n~ar Plantijn Moretosmuseum en het diamantair Museum te Antwerpen. 28 september 1974 Retrospectief Modest Huys- inleiding André Demedts. 1974 Uitstap naar Parijs voor de tentoonstelling "Le centenaire de l'impressionisme".
64
16 februari 1975 Retrospektieve tento6~stelling Hugo De Clercq. 23 mei 1975 Tentoonstelling: Lief en leed in de beeldende kunst van het Leieland 1895-1920. 13 juli 1975 Schilderijen en tekeningen uit de reserve. 28 september 1975 Tentoonstelling van werk van Jan-Frans en Jozef Cantré met inleiding door Karel Jonckheere. 20 november 1975 Herdenkingstentoonstelling Manrits Van Assche, inleiding door Manrits Coene. 23 maart 1975 Bekroonde werken van leerlingen van de stadstekenakademie, ingeleid door Theo Van Looy. 12 april1975 Medewerking aan tentoonstelling Deinze vroeger in Generale Bank, inleiding Herman Ma es. 6 oktober 1975 Uitstap naar biennale Middelheimpark te Antwerpen en de Dirk Bonts-tentoonstelling te Leuven. 19 oktober 1975 Medewerking aan Heemkundige tentoonstelling door Kulturele Kring van Astene, inleiding Herman Ma es. 20 december 1975 Toondichters van Deinze - muziekavond met tentoonstelling musici + muziekmaatschappijen te Deinze. Maart 1976 Foto's en dokurnenten uit het archief. 3 april1976 Tentoonstelling Mw Barbé retrospectief; uitwisseling Van Bommel Van Dam uit Venlo. Oktober 1976 Reis naar Rijkscentrum voor grafiek te Kasterlee en Prlory Corsendonck te OudTurnhout. 19 november 1976 Tentoonstelling Vondsten uit de Leie te Deinze opengesteld. 23 januari 1977 Tentoonstelling Uit de reserve van K.O.K. 7mei 1977 Directeurs en Leraars Stedelijke Academie Schone Kunsten.
65 .'
18juni1977 Tentoonstelling Giften uit de jongste jaren - tentoonstelling aansluitend bij viering Luc Matthys - Ereburger - Akad. Zitting: toespraak Herman Maes en de schepen van Cultuur, baron t'Kint de Roodenbeke. 16 juli 1977 Collectieve De \\litte - Dujardin - Ryndziewicz - Seeuws - Van De Putte -Van \\1 ooterghem. 5 november 1977 Tentoonstelling Graven naar de stadsbalie-tentoonstelling + presentatie jb. 77. 27 februari 1978 Frans Baudouin: Beschouwingen na het Rubensjaar. 19 mei 1978 K.O.K. stelt prins Canteclaer aan (Johan Maes) en stelt hem voor bij receptie aan stadsbestuur, canteclaercomité, culturele raad, museumcommissie, V.V.V. en pers. 17juqi1978 Tentoonstelling Leven en \\lerk van Luc Matthys + presentatie jb. 78. Van 9 september 1978 tot 24 februari 1979: HerdenkingsprogJ:amma 50 jaar K.O.K.
66
GASTON SCHEERLINCK
67
BIJLAGE2
PERSONALIA UIT DE K.O.K.-VERSLAGHOEKEN \\-ij tekenden aan hoe de mensen vermeld worden in de verslagen over de K.O.K.activiteiten; we hebben nochtans st~rk de indruk dat niet alle personalia genoteerd werden. -
-
68
De deelgenoten van de v.z.w. K.O.K. op de voorbereidende stichtingsvergaderingvan 21-11-1928: Gaston Haert Jules Hruneel Gentiel Callebaut Juliaan De Coster Emile De Contere (in 1934 niet meer) Marcel Heyerick Joris Huys (in 1934 niet meer) Lociaan Matthys Femand Pauwels Albert Saverijs Gaston Scheerlinck Hertrand Seeuws (in 1934 reeds overleden) Victor Soenen Joris Vandeveire Antoon Van Parijs (in 1934 niet meer) Achiel Voet toegezegd, maar afwezig: Achiel Cassiman Leon De Clercq Dr. J. Filliers Jozef Hullebroeck Kan. Maere Leon Nachtergaele Daaruit vormt men een raad van beheer: J. De Coster, H. Seeuws, V. Soenen, G. Callebaut en G.P. Haert.. Eerste voorlopig bestuur Voorzitter Jules De Coster Hertrand Seeuws 1" Ondervoorzitter 2• Ondervoorzitter Victor Soenen G.P. Haert Secretaris Joris Huys Hulpsecretaris Penningmeester Gentiel Callebaut
Leden
Achiel Voet Dr. J. Filliers Alb. Saverijs Ant. Van Parijs LucMatthys Fem. Pauwels dit voorlopig bestuur wordt bevestigd, later uitgebreid met Bibliothecaris Joris Huys Hulp-bibliothecaris Leon De Smet. -
Op 1 juni 1931 bezocht H.M. Koningin Elisabeth het atelier van Alb. Sa verijs.
-
Op 10juni 1932: B. Seeuws sterft, wordtop 14 juni te 15 u. begraven, metdienstin St. Martinus waarop meer dan 900 mensen aanwezig waren (21-10-1889 -10-6-1932). Jules De Coster hield de lijkrede. Na het overlijden van B. Seeuws wordt V. Soenen 1• ondervoorzitter en Leon Pauwels 2• ondervoorzitter.
-
in 1932 staat ook het overlijden genoteerd van Modest Huys (lid), van Hilaire Van Heuverswijn, een der allereerste beschermleden, en van Jan Lagrange, burgemeester en beschermlid. Schepen Van Risseghem volgde hem in oktober 1932 op. Intussen waren er verkiezingen en werd Van Risseghem tot burgemeester verkozen. K.O.K. gaf hem volgend calligrafisch geschreven hulde-adres: "Het bestuur van den Kunst- en Oudheidkundigen Kring Deinze, wensebt hiermee den Heer Burgemeester Jozef Van Risseghem, ter gelegenheid zijner benoeming, Heil! te Deinze 8 Februari 1933 G.P.-Baert J. De Coster Callebaut Alb. Saverijs Luc Matthys In 1933 worden drie nieuwe deelgenoten aanvaard: Leon De Smet Leon Pauwels Robert Torck maar De Coutere, Huys en Van Parijs staan er niet meer bij.
-
-
Op 5 mei 1934 is Dr. Filliers burgemeester geworden te Petegem en op 21 juni geeft K.O.K. een hulde-adres: Den heer Dr. J. Filliers, bij zijne benoeming tot burgemeester van Petegem: Heil! Dit huldeadres was op ontwerp van Alb. Saverijs gedrukt bij erelid Jozef De Coene te Kortrijk.
-
Ereleden 1934: Julien Boes Jules Boulez Albert Claeys Jozef De Coene Arthor De Leu GustDeSmet
69
Stijn Streuvels Hugo Vanden Abeele Georges Verbanek Prof. Vercoullie Jozef Verplaetse later ook Prof. P. De Keyser G.P. Baert -
Op 6 januari 1936 verlaat G.P. Baert Deinze; op 8 februari wordt een afscheidsmaal gehouden. Leon Pawels wordt nu secretaris en Gaston Janssens wordt hulpsecretaris (tot in 1942), Victor Soenen neemt ontslag als 1" ondervoorzitter en Carlos Maere wordt r ondervoorzitter. De functie van r ondervoorzitter wordt opengehouden voor iemand van socialistische strekking.
-
Er is een beschermcomité van het museum opgericht: Charles Blomme Leon De Clercq Astère Gevaert Leon Gevaert Henri Liebaert Gustaaf Puls Maurice Van Cauwenberghe Rene Van der Cruysen Alfons Van Kan
-
Op 16 maart 1936 sterft Gentiel Callebaut (geb. 3-10-1883). Hij wordt vervangen door rijksveearts Camiel Verwee. Intussen is Cassiman bibliothecaris-archivaris geworden in de kring en is Remi De Meyer, zeer ijverig werker in het museum sedert 1933, conservator. De bewaker van het museum is de Petegemnaar Antone D' A vit. Hij zal 1940 vervangen worden door een andere Petegemnaar René Hautekeete. In 1945 worden Leonce Arnou en Remi Hoste (1879-1967) definitief tot bewakers benoemd. Hugo Vanden Abeeleis nu ook bestuurslid. Fernand Pauwels en Antoon Van Padjs staan niet meer in de bestuurslijst.
-
29 november 1936 staat het overlijden genoteerd van Dr. Filliers (21-2-1875 29-11-1836). Voor 1937 staat het overlijden genoteerd van beschermlid Ch. Blomme, ere-vrederechter, en van Prof. Vercouillie, begiftiger van het museum en erelid.
-
70
In 1940 staat genoteerd dat Camiel Verwee (12-2-1893- 25-5-1940) Reneen Carlos Vander Cruysen Gaston Scheerlinck Robert La Roy Mt!tcel D'Haenens Remi Agneessens
LEON DE CLERCQ
71
Leonce Brossé, allen K.O.K.-leden, op 25 mei in het oorlogsgebeuren omgekomen zijn. -
Gaston De J onghe zal Camiel Verwee als kasmeester opvolgen. Intussen zitten in het bestuur sedert '37 Rene Van Den Driessche, R. Minne (ontslagnemend in 1943) en Ach. Colle, sedert '39 ook Henri Wijnants, en sedert '40 ook Jules Bruneel. (ter vervanging van ontslagnemer Vanden Driessche). Leon Pauwels wordt opnieuw ondervoorzitter en Henri \\'ijnants neemt het secretariaat waar in 1939. Remi De Meyer krijgt een hulpconservator in 1939 in de persoon van Raymond Goossens. In 1953 neemtJules Bruneel die taak van conservator over, geholpen door Christiane De Backere. 1959 neemt Jan Moerman Bruneels' taak op zich. In 1943 overleed Victor Soenen (18-4) en op 28-4-43 Rene Van Den Driessche, op 8 oktober 1943 erelid Gust De Smet. De dood van K.O.K.-Iid Yvan Van Coppenolle staat 1945 geboekstaafd evenals die van Cyriel Van Damme. Sedert 1938 was Lucien Lagrange bestuurslid; zo komt het dat op 31 mei 1946 het overlijden van zijn echtgenote genoteerd staat. Vermeld staat ook het overlijden van Jules Dobbelaere (1856-1942). 15 december 1946 overleed Jozef Hullebroeck 13 juni 1947 overleed Achiel Voet 12 juli 1947 overleed Henri W ijnants -
72
Op 21 december 1947 worden als deelgenoot aanvaard, naast diegenen die er reeds (nog) waren: Lucien Agneessens Andre Billiet Gaston Bollez Antoine Breamscheute Achiel Colle Leonce Coolsaet Etienne De Hacker Albert De Busseré Gaston De Jonghe Remi De Meyer Joannes Haesevoets Lucien Lagrange Carlos Maere Wemer Malfait J.B. Mestdagh Leonce Mestdagh Richard Minne Martha Soenen Marcel Spiers Victor Torck Alfred Van de Walle
FERNAND PAUWELS
73
Hugo Vanden Abeele Urbain Van den Heede Albert VanGheluwe AlbertVoet Gilbert '\\< aelptit Henri \\
In '49 komen erbij Jozef Verleye Joz. Van Risseghem Daniel Biebuyck
-
In '50 komen erbij RafVan den Abeele Isabelle Torck J. Van Cauwenberghe
-
1948 Voorzitter 1• Ondervoorzitter 2" Ondervoorzitter Secretaris Kas
De Coster, L. Pauwels, C. Ma ere ziet er van af, wordt vervangen door M. Heyerick, maar blijft wel bestuurslid, Et. De Backer (i.p.v. Wijnants), Gast. De Jonghe.
-
16 mei 1949 Vict. Torck verongelukt. 12 juli 1949 Henri Wijnants overleden -lijkrede De Coster. In 1949 wordt deelgenoot Joris Vandeveire gecoöpteerd bestuurslid en bibliothecaris-archivaris. Jacques Van Cauwenberghe en Isabelle Torck worden ook gecoöpteerd. Etienne De Backer woont nu sedert zijn huwelijk te Gootrode en wil ontslagen worden van het secretariaat. J. Van Cauwenberghe wordt secretaris (8-12-49) en Isabelle Torck lid van het museum en van het bestuur.
-
20-3-1950 Mgr. Maere overleden en 1953 Ach. Cassiman.
-
In 1956 vragen Etienne De Backeren Isabelle Torck niet herkozen te worden; ze worden respektievelijk vervangen door Dr. Goeminne en Jacques Seeuws.
-
8 juni 1958 overleed Jules Bruneel, 77 jaar oud. 11 november 1958 overleed Gaston De Jonghe (geb. 22-11-1901).
-
1959 A. Janssens, H. Maes, J. Moerman, M. Coene (Jules Broneet en De Jonghe vervangen) worden in de werking betrokken; ze worden deelgenoten (behalve Janssens). - 20-6-1960 overleed Leon Pauwels (geb. 15-11-1886), Femand Pauwels vervangt hem als ondervoorzitter. - 19 december 1964 overleed burgemeester Van Risseghem(1875-1964) en op 29 april 1969 Albert Saverijs (geb. 12-5-1886). Tachtig jaar oud en na 35 jaar voorZitterschap neemt Jules De Coster ontslag. Er
74
HENRI WYNANTS
75
komen dus in 1964 ook twee nieuwe bestuursleden bij, nl. Raout De Keyser en Roger Boerjan. Bestuurslid Ma ere is burgemeester geworden en als zodanig beschermheer K.O.K. Hij behoort dus sedertdien niet meer bij het dagelijks bestuur. De burgemeesters van Deinze: Van Risseghem (1933-1944), Verleye (1946-1952), terug Van Risseghem (1953-1964), Maere (1965-1970) en Van de Wiele (1971 tot nu) zijn steeds beschermheer geweest. Ter opvolging van J. De Coster werd in 1964 Luc Matthys voorzitter en De Coster erevoorzitter. -
In 1966 wordt Herman Bekaert hulpkasmeester.
-
1967 neemt Marcel Heyerick, die in zijn beroepsleven op rust gaat, ontslag als ondervoorzitter; hij werd niet vervangen.
-
11-2-1970 overleed Jules De Sutter, bestuurslid; en op 15-9-1971 Hubert Malfait, lid van de museumcommissie. Op 19-12-1971 overleed Joris Van De Veire. Jean Pollefliet en Robert Van De Walle worden bestuurslid ter vervanging van · Heyerick en De Sutter.
-
In 1971 vervangt Herman Bekaert Maurice Coene als kasmeester en in 1973 vervangt Gaspard van de Vijver de ontslagnemende Jacques Van Cauwenberghe. 20 mei 1972 overleed Hugo Vanden Abeele (geb. 10-11-1888). 27 januari 1974 overleed Femand Pauwels (geb. 31-12-1897), ondervoorzitter; hij werd niet vervangen. In 1973 worden Yvan Vandenbrande en Urbain Van Wildemeersch bestuurslid en in 1974 J.F. Smith en Roger Van Brabandt; André Callens wordt museumattaché in 1974. Geert Van Doorne wordt bestuurslid, Rob. Van de Walle neemt ontslag; intussen is ook Martin Van Haesebroeck bestuurslid geworden.
BestuursSan1enstelling in oktober 1977. Raad van Beheer van de vzw K.O.K. Beschermheer: burgemeester Van De Wiele Erevoorzitter: Mw. Luc Matthys Voorzitter: Herman Maes 1" ondervoorzitter: Roger Boerjan 2" ondervoorzitter: Loeien Lagrange Penningmeester: Herman Bekaert Secretaris: Isabelle Seeuws-Torck Leden: Jan Moerman Maurice Coene Bestuursleden:
76
Remi De Meyer Jozef Goeminne Jan Pollefliet Jos. F. Smith Roger Van Brabandt
Yvan Vandenbrande Urb. Van Wildemeersch André Callens Geert Van Doorne Martin Van Haesebroeck
CAMILLE VERWEE
77
De deelgenoten van de v.z.w. K.O.K. zijn bij algemene vergadering okt. 1977 (60): Baert Gaston Bekaert Herman Boerjan Roger Bollez Gaston Callens André Coene Maurice De Backer Etienne De Busseré Albert De Clercq Albert De Meyer Remi Dr. Goeminne Jozef Lagrange Lucien Maere Carlos MaesHerman Malfait Werner Matthys L. - De Clercq Germaine Mestdagh Jean Bàptist MoermanJan Smith Jos Fred. Spiers Marcel Seeuws- Torck Isabelle Soenen Martha Torck Robert Van Cauwenberghe Jacques Van Den Abeele Raf. Van Den Braode Yvan Van Den Heede Urbain Van Doorne Geert Van Haesebroeck Martin Van Wildemeersch Urbain
78
KAREL-JOZEF VAN RISSEGHEM
79
AANTEKENINGEN (1)
Deze tekst, in handschrift van Luc Matthys, werd ons door Mevr. Matthys ter beschikking gesteld in het najaar 1977. Hij werd geschreven aan boord van het schip waarmee wijlen onze voorzitter in 1976 een reis rond de wereld maakte. Het was de eerste versie, die wel nog met namen en data uit de verslagboeken moest aangevuld worden. Op basis van de verslagboeken hebben wij die taak kunnen afwerken; ook stilistisch was de tekst niet af. Over Luc Matthys zie K.O.K. 1977 en 1978; zie ook onder zijn naam in Encyclopedie der Vlaamse Beweging een nota door Frans Van der Eist. Er werd ook een bijdrage gevraagd en ingediend voor het Nationaal Biografisch Woordenboek.
(2)
Gaston Scheerlinck geboren te Deinze 8-12-1904, gehuwd met Angele De Coster; hij is een van de slachtoffers van de oorlogsgebeurtenissen aan de Vaartbrug te Deinze 7.6-5-1940. Hij is de vader van Jan, Piet en Filip Scheerlinck, broer van Désiré ( 22-2-1907, ongehuwd, t6-12-1951) en van André. Jan, Filip en André Scheerlinck zijn lid van K.O.K. Piet Scheerlinck, ingenieur, verongelukte in een auto-ongeval. Gaston Scheerlinck, stichtend lid van K.O.K., medeoprichter van het Deinse weekblad "De Leie", speelde een rol in de Deinse brandweer en in de Oostvlaamse brandweerfederatie. Als elektrotechnisch ingenieur trad hij in de Oostvlaamse korpsen vaak op als lesgever. Zijn vader, Ivo Scheerlinck, geboren te Petegem 15-7-1871, gehuwd met Irrna Van de Putte, overleed op 30-12-1937. Ivo had een broer Desiré, die in Kongo verbleef en er het avontuur Lippens-De Bruyne (standbeeld te Blankenberge) mee beleefde; lees hierover G.P. Baert, K.O.K. 1971: Leiebrieven blz. 164 (K.O.K. 1977 blz. 49) en De Leye 1929. Deze Desiré had een dochter Juliette. Ivo had nog een breor: Jules, die een dochter Maria had. Ivo was korpskommandant van de brandweer te Deinze en na hem zijn zoon Desiré. Ivo was ook voorzitter van de Oostvlaamse brandweerledera tie. In 1897 werd Ivo voorzitter van de toen pas opgerichte Vereniging der Vrije Vissers; waarvan nadien Desiré voorzitter werd, en na hem André, zodat 80 jaar voorzitterschap van die vereniging door de familie Scheerlinck bezet is. Gaston Scheerlinck zorgde voor de verlichtingsinstallaties van de opeenvolgende lokalen van de K.O.K. 0
(3)
80
Over Jules De Coster (1883-1972), de eerste voorzitter van K.O.K. (van 1928 tot 1964) zie K.O.K. 1973 blz. 231 en 1963 blz. 135. Zijn dochter, Els De Coster, is lid va"n K.O.K. Over het werk van De Coster als kunstschilder: K.O.K. 1944 blz. 5 e.v. Hij werd te Geraardsbergen geboren; hij volgde lessen aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten te Gent. Hij woonde te Kalken, te Astene, te Deinze, te Deurle in "Huize de Cluyse". Te Deinze was hij controleur der belastingen. Hij was lid van de Koninklijke Commissie voor Landschappen en Monumenten.
In de catalogus vqor zijn retrospectieve tentoonstelling te Deinze (26-10 tot 11-111963) schreef G. Chabot, toen voorzitter van de Commissie van het Museum voor Schone Kunsten te Gent, een inleidend artikel over "de kranige tachtiger". De tentoonstelling toonde 53 werken. (4)
Luc en Mevr. Matthys bezochten reeds in de jaren '47-'48 Albert Servaes in Zwitserland. Luc Matthys nam toen, en ook later, veel vertelde anekdoten en verhalen van Servaes op band. Deze banden zijn in het bezit van Mevr. Matthys. Op die banden wordt o.a. verteld (samengevat): - Albert Servaes' ouders hadden een kruidenierszaak en zoon Albert moest daarvoor boodschappen doen. Hij was door vader voorbestemd om de zaak te helpen uitbreiden en later verder zetten. Dat schildersgedoe van zijn zoon vond vader Servaes een te verwaarlozen kwajongensstreek. Albert moest veel boodschappen doen en dat bracht hem vaak in de Gentse Burgstraat, waar hij zich door een paterskerk aangetrokken voelde. Daar kwam hij in kontakt met een pater die hem de raad gaf het schilderen op te geven en te doen wat vader wenste. Albert Servaes kwam toen met een tweede pater van die kerk in kontakt die hem steunde in zijn scP,ildersambitie. Die tweede pater werd een steunpilaar in Alberts schildersloopbaan. Dat was pater Jeroom, die hem sterk zou beïnvloeden en veel te maken heeft met Albert Servaes' belangstelling voor religieuze kunst. - Albert Servaes was er van overtuigd dat Duitsland de oorlog moest winnen om het avondland te redden van een overspoeling door het "goddeloze bolsjevisme". Dit verklaart zijn houding tegenover Duitsland. Hij vreesde in 1944 dat hem dat erg kwalijk zou genomen worden en vluchtte naar Oostenrijk. Toen het Russische leger Oostenrijk overrompelde trok Servaes naar Zwitserland. Alle buitenlanders werden er opgenomen in een kamp en het "politiek oorlogsgeweten" werd er onderzocht, vooral op het stuk van wapendracht Servaes beweerde schilder te zijn. Maar hij moest dat bewijzen. Daarom schilderde hij in het kamp een verrijzenis van Christus: Christus had het gezicht van Servaes; de bewakende soldaten om het graf van Christus hadden de gezichten van de kampbewakers. Zijn schilderscapaciteiten waren bewezen . . -In Vlaamse Stam 1978 nr. 3-4 blz. 161-167 publiceerde Dr. P. Huys de kwartierstaat van Albert Servaes. In Ghendtsche Tydinghen 1979 blz. 47 (nr. 6) bewijst deielfde Dr P. Huys de verwantschap van Servaes met de kunstenaarsfamilie De Vigne te Gent. - Van uit bepaalde middens werd Servaes er van beschuldigd iemand verklikt te hebben; deze beschuldiging werd hem zwaar aangerekend. Hugo Van Den Abeele, die als gemeentesecretaris van Sint-Martens-Latem de onderlinge verhoudingen en de administratieve gebeurtenissen zeer goed kende, heeft zich openlijk ingespannen om Servaes van die beschuldiging vrij te pleiten en te wijzen op de "persoonlijke wraaknemingsgevoelens die aanleiding gaven tot die valse beschuldiging".
(5)
De jong-Vlaamse studentengilde had in het begin der jaren 20 een Emiel Huliebraeek-zangavond (zie nota 19) ingericht in De Volkskring te Deinze; dat gebeurde samen met de fronters. Luc Matthys was voorzitter van de eerste groep, Albert De
81
Mulder van de tweede groep. Na de "binnenkamerse" zangavond werd er ook op de markt by night verder gezongen. Gustaaf Soulanger diende een klacht in tegen de studenten wegens "nachtlawaai". Het geval kwam voor de plaatselijke rechtbank en o.a. Paul Matthys werd veroordeeld (Luc niet). Bij het verlaten van de rechtszitting wasEmiel Torck zo kwaad op Boulanger, de aanklager, dat hij Soulanger een kaakslag gaf. Emiel Torck was in 1918 wegens "activisme" aangehouden, evenals zijn zoon Robert, die aan de Vernederlandse universiteit was geweest (zie ook nota 11). (mij verteld door Luc Matthys). - Ook te Deurleen te Sint-Martens-Latem gaf het Vlaamse Volkstoneel openluchtvoorstellingen, bvb. op 25 augustus 1929 op het terrein van het Kasteel ter Leie, te Deurle, een vertoning van Koning Oidipous van Sofocles. Prijzen der plaatsen waren toen 12,8 en 5 fr.voor een zitplaats, 4 fr.vooreen staanplaats (vgl. nota 20). (6)
Hij gaf het woord eerst aan G.P. Baert die vertelde "hoe onder een paar vrienden de gedachte ontstaan is van het stichten van dezen kring, hoe die gedachte overal een sympathiek onthaal te beurt valt, aan ·welke personen een uitnodiging werd gestuurd tot deelneming aan de stichtingsvergadering". (verslagboek) Da?ma kwam Luc Matthys met zijn ontwerp van Standregelen en van hethuishoudelijk reglement aan het woord. Dit gebeurde op 21 november 1928- Luc Matthys noemt het de "voorbereidende" vergadering.
(7)
In de eerste verslagen heette Jules De Coster "Juliaan" en Luc, of Lucien Matthys "Luciaan". Dr. Filliers was ook een "Juliaan". - Het lidgeld werd vastgesteld op 10 fr. voor gewone leden, 20 fr. voor de deelgenoten, minimum 50 fr. voor beschermende leden. Om de eerste vergaderzaal te stofferen zal Albert Saverijs 12 stoelen tegen 90 fr. het stuk kopen, de twaalf bestuursleden betalen elk "hun" stoel. (beslissing 19 dec. 1928 en 4 april 1929). Op 8 mei 1929 worden er 8 stoelen en liederen zetel in gebruik genomen; maar er is nog geen tafel. Eertrand Seeuws heeft een kast geschonken voor de uitrusting van de vergaderzaal en A. Saverijs schonk een schilderij. B. Seeuws gaf ook een onderstel van een antieke tafel. Het tafelblad moest erop gemaakt worden. Die meubels staan nu nog in de "Zaal der Verenigingen" en worden nu nog gebruikt bij bestuursvergaderingen.
(8)
Er werden ook andere benamingen voorgesteld: 't Hoppierken (naam van een huis in de huidige Oude Gentpoortstraat) VlamenHand Den Barm (wijk waar nu het Atheneum staat) Den Brie! (via de Brielpoort had men toegang tot de Brielmeersen; later Brielstraatje) Zonnewende Cultura, op de vergadering van 12 december 1928. Op 19 december stelde men de keuze van een naam nog wat uit "tot de bevolking van Deinze tastbare resultaten van de werking van den Kring zal te zien krijgen". Maar intussen publiceerde De Leye (het weekblad van Luc Matthys, Gaston Baert,
82
ARMAND PAUWELS
83
Gaston Scheerlinck, Achiel Cassiman) reeds op 26 nov. 1928 dat "De Kunst- en Oudheidkundige Kring" gesticht is. De eerste vergadering werd op 21 nov. 1928 gehouden ten stadhuize. De statuten, in het staatsblad van 10-11 mei 1929 gepubliceerd (in aanhangsel blz. 305-306), vermelden als officiële stichting 27 februari 1929. (9)
De bij de stichting beoogde activiteiten blijken uit de opgerichte commissies: I. Commissie voor het inrichten van musea en tentoonstellingen a) van schilderijen en beeldhouwwerk b) van oudheidkunde en folklore leden: Saverijs, Seeuws, Voet, De Coster. 11. Commissie voor a) Ietterkunde en toneel b) muziek en dans leden: Soenen, Pauwels, Heyerick, Van de Veire, Huys. IJL Commissie voor geschiedenis: Cassiman en Baert. IV. Commissie voor natuur- en stedenschoon leden: Callebaut, Soenen, Baert en Sa verijs. V. Er wordt ook beslist een bibliotheek aan te leggen; Joris Huys zal die bijhouden.
(10) -Over Pieter Jozef Achiel Cassiman (1887-1953) zie K.O.K. 1953/54 blz. IX. Ter inleiding; hij stierf te Gent 7-4-1953; de echtgenote Cassiman was Maria Joanna J oostens, zoals haar man te Merchtem geboren, hij op 7-1-1887, zij op 26-12-1886. Wwe Cassiman overleed te Baarle-Drongen op 23-10-1977. Cassimans bijdrage in de beschrijving van de geschiedenis van Deinze is zeer groot. Cassiman schreef bijdragen in elk jaarboek (ook in de voorafgaande blauwe boekjes) tot en met 1944. Na de bevrijding werd deze gewaardeerde medewerker in zijn functie van inspecteur geschorst. Materieel en moreel was dit een zware slag. Pas van het jaarboek 1950 af komt hij weer aan bod. Zijn "Geschiedenis van Deinze" die als jaarboek 1953-1954 verschijnt werd posthuum verzorgd door Prof. Dr. E. Strubbe. Op 20 juni 1977 sprak ere-inspecteur L. Ulens mij over Achiel Cassiman en verbaasde er zich nog over dat men die man, die "wel Vlaamsgezind was", had getroffen, "daar van hem niet kan gezegd worden dat hij ook maar duitsgezind was".
(11) Geboren 1895 in de Gentstraat (K.O.K. 1971 Leiebrieven). In 1912 verhuisde het gezin Baert naar Gent. . Zo komt het dat Deinse studenten bij hem, eigenlijk bij zijn ouders, "op kot" waren: Femand Pauwels (Ma mix Van Gave re) en Robert Torck. Ook Wies Moens was daar op kot; zij waren studenten aan de vervlaamste universiteit 1916-1918. Na de oorlog werd het hen verboden verder te studeren. Velen onder hen werden van activisme beschuldigd. Ferdinand Pauwels stond ingeschreven als student in de kunstgeschiedenis, Robert Torck als student in de Handelsafdeling. Beiden waren ook lid van het Gentsche Studentencorps "Hou en Trou". De ondervoorzitter van Vooruit te Deinze, Dr. Adriaan Herman Martens, was er professor. Uit de omgeving van Deinze waren er nog als student ingeschreven: Pa u! De Coster van Lotenhulle
84
RENE SAVERVS
85
Nestor Glibert van Nazareth Leon Vanderplaetse van Deurle Marcel Coolsaet van Nazareth In 1978 had G.P. Baert van uit Hasselt· nog steeds contact met \\lies Moens in Maastricht. (12) Bertrand Seeuws (21-10-1889 -10-6-1932) Was ongehuwd; hij was de broer van Lucien Seeuws t1937 (de vader van Willy Seeuws van V.W .); Lucien en Bertrand waren zoons van Jules Seeuws; Jules was de broer van Emmeric (die een zoon Nestor had, de vader van Jacques). Victor Soenen over de familieSoenen zie K.O.K. 1962, blz. 140. (13) Over Callebaut (3-10-1883 tot 16-3-1936) zie K.O.K. 1936 (bij titelbladzijde), zie ooknota38. Hij schreef: 1. Een regeling van Oorlogsschade in 1684 (K.O.K. 1934) 2. Posthuum gepubliceerd in jaarboek 1936: De praalgraven van het geslacht de Lalaign te Deinze (1474-1578). (14) Huisbezoeken: men had "ploegen" gevormd: De Coster en Baert (van de Knok tot Tieltse spoorweg) Callebaut en Baert (van het station tot de Leiebrug + G. Martensstraat) Saverijs en Soenen (van de Knok tot Astene-kapel) Seeuws en Dr. Filliers (van het station tot de PPijkels). Astene kapel was de kapel op de Zandberg, kapel gebouwd ter herinnering aan het Romaanse kerkje dat daar +1836 werd afgebroken. De kapel werd 1953 afgebroken, de zandberg weggegraven (met de resten van het vroegere kerkhof) om er de firma Versele te laten bouwen. (zie K.O.K. 1974 nota 11 blz. 67); er werd een nieuwe kapel gebouwd - vandaar ook de naam Kapellestraat (van aan Dr. Roelens, tot even voorbij het vroegere "Melkhuis"). (K.O.K. 1974 blz. 58}. Vict. Soenen en Alb. Saverijs waren buren. Victor Soenen bouwde zijn huis een tiental meter meer achteruit dan Sa verijs. Daardoor stond zijn voordeur op grondgebied Deinze en woonde hij dus in Deinze; Saverijs, die langs de rijksweg 14 bouwde, woonde in Petegem. Dr. Filliers woonde vlak bij de spoorwegovergang aan het station, tegenover Drie Koningen (het nu vervallen huis). Aan de andere kant van de spoorwegovergang (in april 1978 afgebroken voor de verlegging van het spoor) woonde Bertr. Seeuws (ze waren dus ook buren, al reed de trein tussen hun beider huizen). (15) Het stadsbestuur bestond toen uit burgemeester Jan Lagrange en de schepenen Achiel Voet en Jozef Van Risseghem (Karel-Jozef). Verdere leden van de gemeenteraad waren Remi Agneessens, Edmond Foes, Astere Gevaert, Gustaaf Gevaert, (geen familie), Gentil Hautekeete, René Menu, Achiel Van Eeckhaute en Arthur Verhelst. Secretaris was August Van Goethem. (zie J. Moerman K.O.K. 1973 blz. 160, over de samenstelling der gemeentebesturen en H. Maes K.O.K. 1972 blz. 105 e.v., over de familie Van Risseghem).
86
GENTIEL CALLEBAUT
87
(16) Naar Brugge verhuisde hij beroepshalve. Naar Hasselt verhuisde hij om dichter bij zijn zoons te wonen waarvan toen de ene, Jan, directeur was van de krant "Het Belang van Limburg" en te Hasselt woonde (naast Bokrijk) en de tweede, Hugo, de leiding had van de Standaard-Boekhandel te Leuven (nu te Brugge). In 1936 werd G .P. Baert aangesteld te Brugge in de dienst voor tewerkstellingen. Hij bleef daar werkzaam tot hij ontslag nam uit protest tegen de verplichte tewerkstelling in Duitsland (1942). Door toedoen van Victor Torck werkte hij dan aan de dienst voor de Centrale der Houtbewerking. Victor Torck was daar toen voorzitter van. (17) Joris Hu ys is de vader van Paul Huys, cultureel adviseur bij de provincie. In het eerste Vlaams Kwartierstatenboek, uitgegeven door de V.V.F. publiceerde Paul Huys zijn kwartierstaat. Tot en met 23 sept. 1932 zijn de verslagen geschreven door Joris Huys, hulpsecretaris, die op 1 april 1933 verklaart geen tijd meer te hebben daar hij nu gehuwd is. Gaston Baert schrijft nu de verslagen, ook de achterstallige. Joris Huys, geboren 27-1-1903 te Lotenhulle, huwde op 10-4-1931. Hij overleed 12-6-1964 te Gent. (18) Over Saverijs K.O.K. 1965 blz. 141 e.v., K.O.K. 1972 blz. 139 en 141. Zie ook H. Maes: 100 Jaar Vooruit, blz. 24. Zie ook nota 21. 12-5-1886 tot 29-4-1964. Zijn bijdrage tot K.O.K. lag vooral in de zorg om het museum: aankoop van schilderijen (nooit van zich zelf), organiseren en opbouwen van kunst-tentoonstellingen, ontwerpen van de scene bij de openlucht-opvoeringen (Philippina van Vlaenderen, Poppo, Lambrecht van Hoodegem). De voorwerpen voor het museum van folklore noeptde hij "oude rommel". {19) Jozef Ht,illebroeck was directeur van de tekenschool te Deinze, broer van de gekende komponist Emiel Hullebroeck. Hij woonde te Gentbrugge en was beeldhouwer. Een andere Gentbruggenaar Herman Van Oothegem {vader van de huidige senator Oswald Van Oothegem) was hier leraar bouwkundig tekenen. Een familie Van Oothegem baatte in de 18de eeuw ten minste drie generaties lang "In het Bourgondisch Schild" op de Knok uit.(K.O.K. 1963, blz.109 e.v.). (20) Zie nota 56. Ter vergelijking: een pint bier kostte toen 1 fr. Andere prijzen (genoteerd uit De Leye): 19-10-1930: 1 kg. boter: 22 à 25 fr. 1 ei: 1,25 fr. 1 kg. hesp: 25 fr. 1 hen: 15 fr. 1 kieken: 22 à 28 fr. 1 kg. konijn 10 fr. (21) Albert Saverijs' eerste tentoonstellingen lagen nog voor de eerste Wereldoorlog: te Deinze in januari 1908, samen met Valeer De Ruyck, René Lagrange en Antoon
88
MARCEL HEYERICK
89
Van Parijs, in het café van Gustaaf Dujardin op de Markt te Deinze. Ze groepeerden zich in "Vrije Kunst". In 1909 stelden ze daar samen andermaal ten toon. (22) Toen die herberg verdween in de nieuwbouw van de socialistische ziekenfondsen en syndicaten, verdwenen die van de muur genomen grote taferelen naar Gent. Waar zijn ze nu ? Marcel Heyerick probeerde ze voor Deinze te behouden maar "Gent" besliste anders. (23) De Handelsbank had haar hoofdzetel te Gent, Kalandenberg 1. Ze had in 1931, 25 miljoen fr. kapitaal en 15 miljoen reserve. (een gewone pint bier kostte 1 fr.). Ze had een bijhuis te Antwerpen en te Brussel en 253 agentschappen en kantoren in Oosten West-Vlaanderen en in Brabant. Het bijkantoor te Deinze werd beheerd door Gaston Baert in de Stationsstraat 6. Hij woonde Guido Gezellelaan 77. Te Kruishoutem was dat Prudent Van Rechem, koster, te Nazareth Leonce Coolsaet, te VinktRaymond Verstraete, aardappelhandelaar en gemeenteontvanger, te Eke Mevr. Jozef Quatacker, schoolhoofd, te Wortegem Heet. De Groote, te Nevele Adolf Verplaetse. Ze was betrokken bij de Bank-Unie waar meer dan 100 miljoen kapitaal en reserve werd beheerd. De eerste oan.k vestigde zich te Deinze in 1912. Het was de Banque de Gand, die via fusies tot de huidige Generale Bankmaatschapij uitgroeide; in de jaren 20-30 bevond ze zich in de Tolpoortstraat 66. In die tijd was het nog altijd de Banque de Gand. Leonce Mestdagh vertegenwoordigde die bank in de jaren 20. (24) Die trouwe vriendschap bleef bestaan tot L. Matthys overleed. Ze bleven in bestendige briefwisseling en ook persoonlijk kontakt, ook nog toen Baert van Brugge naar Hasselt ging wonen. Over die vriendschap getuigde Baert in ons jaarboek 1978. (25) Dit is de Jules Dhondt van het Dhondt Museum te Deurle. (26) Eigenlijk was Albert De Mulder verkozen die echter plaats maakte voor de tweede kandidaat, Luc Matthys. Het stadsbestuur: Van Risseghem, schepenen Voet en Matthys, raadsleden Remi Agneessens, Maurice De Bock, Georges De Sutter, (André Boone), Gustaaf Gevaert, (Emest Maes, Mariette De Meyer-Van Laere), Gentiel Hautekeete, Leonce Heyerick, René Menu (Rudolf Brest), Arthur Soenen. (J. Moerman, K.O.K. 1973, blz. 160). In 1936 werd Wemer Malfait stadssecretaris. Ook G.P. Baert was kandidaat-stadssecretaris, maar werd niet verkozen. (zie ook K.O.K. 1978, blz. 53, nota 9). (27) Het eerste boek verscheen als jaarboek 1934 met verslag over het werkingsjaar 1933. We zijn thans aan jaarboek 1979, het 46ste in de rij. Er zijn vier kleinere jaargangen in een ander. formaat voorafgegaan. Zie K.O.K. 1965 (blz. 7-42). (28) Een stilistische fout in de titel is "der stad" en "van het land ... " (29) Dat is de zaal op de eerste verdieping, over de hele breedte van het stadhuis, aan de marktkant, waar nu (sedert jan. 77) de raadszittingen gehouden worden. In de periode 71-76 werden ze gehouden in de "conferentiezaal" op de eerste verdieping achteraan het gebouw (nieuwbouw). Tot de zitting van januari 1971 gingen de
90
BERTRAND SEEUWS
91
vergaderingen door in de "raadszaal", speciaal daarvoor bemeubeld en van "openbare tribune" voorzien, dit was naast de grote zaal, aan de linker kant van de trap, tegenover het huidige schepenbureau. (30) Dat verloopt nog altijd zo, zij het dan dat er af en toe wel eens een vergadering "vergeten" werd of verschoven, maar zeer uitzonderlijk. (31) Waar de Bietenoogst hangt. (32) Sedert +1860. Het bleef er tot 1968; toen verhuisde het vredegerecht naar de Tolpoortstraat en werd die eerste verdieping tentoonstellingszaal. (33) ·Later Taverne Jef, dan de meubelzaak Benoot, nu de kleerstoffenwinkel van Geert Janssens (zoon van Gaston), Markt 1. Het kerkhof werd ±1860 verlegd. Die gebouwen zijn er toen gekomen. Over het verleggen van het kerkhof werd reeds in de Oostenrijkse tijd gesproken (Jozef Il). (34) V.T.I. met als directeur de schoonzoon van Gaston Bollez, Maurits Coene. Beiden zijn deelgenoten van de K.O.K. De Pluim ziet men op blz. 9 in Deinze in Oude Prentkaarten (Moerman en Maes). (35) K.O.K. 1936, blz. 5. René Saverijs was ook zeer bedrijvig in de door K.O.K. georganiseerde openluchtspelen Philippina, Poppoen Van Hoodegem. (36) Opening gebeurde op 22 juli 1933. Aanwezig op de openstelling waren o.a. Fern. Van de Wattijne, bestendig afgevaardigde, als vertegenwoordiger van de gouverneur van Oost-Vlaanderen, Nowé en Boes, conservators te Gent, J. Van Vlierberghe, secretaris van de Oudheidkundige Kring van het Waasland, St. Niklaas, Kan. Maere, hoogleraar te Leuven, Deken Van Laere, provincieraadsleden graaf Juan t'Kint de Roodenbeke en Marcel Heyerick. Burgemeester Van Risseghem en zijn twee schepenen, waarvan L. Matthys toen ook provincieraadslid was voor de Vlaams-Nationalisten. Van Risseghem, Van de Watteyne, Gaston Baert, conservator Boes voerden het woord. (37) Een halve fles champagne betaalde men toen 30 fr.een fles Spa 1,25 fr., een liter bier 5 fr., een cognac 4,16 fr., een fles Beaujolais 20 fr. Een sigaar kostte 1,50 fr. Iedere deelnemer betaalde35 fr.voor de maaltijd. De drank werd achterafberekend en kwam op 25 fr.per deelnemer. Het menu: Oostendsche Kreeft begoten met schuimwijn Gebraden jong gevogelte met nieuwe aardappelen Deinzesche hesp met malsche kropsla en saus naar de wijze van Mahon Vruchten uit eigen gaarde IJsroom (38) Zie over hem en de familie Callebaut K.O.K. 1972, H. Ma es: Het gedenkteken Vita! Callebaut in 1898. K.O.K: vierde zijn so• verjaardag in vergadering van 18 oktober 1933 (geb. 3-111883) (gest. 16-3-1936). Zie ook nota 13.
92
(39) Zie nota 12. (40) Zie hierover G. Gevaert in K.O.K.1973. (41) Poppospel zie K.O.K. 1950- opgevoerd augustus 1949. Lambrecht van Hoodeghem werd opgevoerd september 1953. Van de opvoering van het Poppospel verscheen een fotoboek. Philippina van Vlaenderen werd in 1939 opgevoerd. (42) Bedoeld wordt de Bijdrage van E.H. J. Lauwerys: Het testament van Joost de· Lalaing K.O.K. 1935 en Callebauts bijdrage over de praalgraven van het geslacht de Lalaing te Deinze in K.O.K. 1936. (43) Die voorzitter was Z.E.H. Lauwerijs die in 1976 voor zijn BOste verjaardag werd gevierd door de Hoogstratense Oudheidkundige Kring. (44) Er was een addertje onder het gras: Dr. A. Martens, ondervoorzitter van Vooruit, was prof geworden aan de tijdens de oorlog vernederlandste Gentse universiteit K.O.K. 1962, blz. 100). De relatie met de. liberalen bleef goed. Dr. Martens hield nog in 1918 de lijkrede bij de begrafenis van Emiel Lagrange. In 1916 hadden de liberalen goedgekeurd dat Fernand Pauwels en Robert Torck, beiden uit liberale middens, naar de vernederlandste universiteit gingen. Toen Martens en de twee studenten na de oorlog vervolgd werden, roerden de liberalen niet, integendeel. Dat beïnvloedde natuurlijk ook de verhouding liberalen-Pauwels. Trouwens ook de verhouding liberalen-Torck was in de jaren 1918-1925, en zelfs later, van een speciale aard. (45) Naar Fernand Pauwels (1897-1974) mij vertelde koos hij Marnix van Gavere als pseudoniem omwille van 1. · Marnix-naar Marnix van St. Aldegonde 2. van Gavere als zinspeling op gaaf, gaver, gaafst, de man die zijn verzen steeds gaver wil. Het samenvallen met de gemeentenaam Gavere was een toevallige dekking van deze bedoeling. Wij hopen dat ooit een Deinzenaar een monografie maart\over deze fijnbesnaarde dichter (46) Juli 1937. (4 7) De Landwacht schreef een uitvoerig artikel onder de titel "Deinze kreeg als kermisgeschenk nieuwe lokalen voor de Teeken-Academie alsook een Folkore-Museum". Jozef Muis sprak de academische rede bij de openstelling. (48) René Saverijs (1890-1962) was toneelcommissaris bij Vooruit sedert 1924; Albert · Saverijs (1886-1964) was muziekcommissaris van 1910 tot 1918. (49) Jules Bruneel, bediende bij de Molens van Deinze, was e~n enthousiast toneelman. Hij overleed 8-6-1958, 77 jaar oud. Zijn dochter Paula was een verdienstelijke toneelspeelster in Vooruit. Ze is nog altijd K.O.K.-lid. (50) Kostte 15 fr. - drank inbegrepen - en bestond uit Hutsepot.
93
(51) Van Vlaenderen kreeg een waterverftafereel van De Coster en Mw. Van den Bossche een kunstalbum met foto's van de opvoering van Philippine van Vlaenderen. (52) Over het ontstaan en verloop van die politiek leze men het 2-delig werk van Dr. Guido Provoost "Vlaanderen en het militair-politiek beleid in België tussen de twee wereldoorlogen" uitgegeven door het Davidsfonds. (53) Het verdere verloop van de K.O.K. geven we in de lijst van activiteiten en in de personalia die we hier als bijlage aan toevoegen. (54) Zie K.O.K. 1975, blz. 78. (55) Uitgevoerd werden: Menuet van Padereswki, Albumblatt van Wagner en de Triestige Wals van Sibelius. (56) Verslagboek noteert: De Vlaamsche Kermis, gehouden op den koer der gemeenteschool van Deinze is een volledig succes. Des morgens om 11 uur wordt een optocht gehouden door ae Kruisboogschuttersgilde van Deurle "Jong wordt Oud~' in Spaansche kleederdracht, onder de leiding van Mr. Valeer De Baere, van Deurle. Bij de intrede op het plein der Vlaamsche Kermis worden de kruisboogschutters verwelkomd door het bestuur van den Kring, door den heer Joz. Van Risseghem, schepene van Schoone Kunsten te dezer stede en door de H.H. Victor Torck en Marcel Heyerick, provinciale raadsleden voor Deinze. Na den heildronk wordt de Vlaamsche Kermis voor open verklaard. Vlaamsche jolijt viert er hoogtij. Er is een volksche drankgelegenheid, door den Kristen Jongelingenbond uitgebaat, een Bodega van den Tennis Club, een Negerdorp van Vooruit, een Bazarafdeling van Sportkring, een velomolen van Voor Ons Recht, en Visscherkraam van de Vrije Visschers, en poppenkraam van V.O.S., een lachmuseum van F.N.C., een rei meisjes die belast zijn met verkoop van linten en snoeperij van den Vrouwenbond, enz. Des namiddags zijn de H.H. t'Kint de Roodenbeke en den graaf Peretti della Roca, Fransche gezant te Brussel, de gasten van de kermis. (57) In december 1928 was Karel Van de Woestijne begonnen met het schrijven van beoordelingen over grammofoonopnamen voor De Standaard-krant "Gramofonische Tijdingen". Na Van de Woestijne's dood (24-8-1929) nam Karel Albert die rubriek over. Zie De Standaard (der Letteren) 16 juni 1978: Gaston Dumez: Onze Discomedewerker. (58) Vooral over dé bundel Vaderaarde. (59) Woonde toen tijdelijk te Deurle. (60) G.P. Baert, geboren 2-6-1895, is het enige stichtend lid dat nog in leven is. Hij heeft sedert 1928 niet opgehouden voor K.O.K. te werken.
94
Alfabetisch register van de auteurs en de titelwoorden DOOR
KRIS LAMBRECHT
95
HOOGLERAAR VERCOUILLIE
De namen van de medewerkers worden in hoofdletters vermeld. Astene, demografie, XXXIV, 9, economische aspekten, XXXIV, 95, gemiddelde levensduur, XXXVI, 183, kindersterfte te Astene, XLIV, 173, wandeling door Astene, XLI, 4 7. Ayshove, familie, XXXVI, 7; XLIV, 33. BAERT, G.P.,XXXII, 127, 171; XXXIV, 165; XXXV, 147, 201; XXXVI, 199; XXXVII, 7, 81, 179; XXXVIII, 7, 243; XXXIX, 119; XL, 69; XLI, 27, 74; XLII, 3; XLIII, 3; XLIV, 47; XLV, 43. BAES, G., XXXIV, 9. Boerenoorlog, XXXIII, 7. BOON, M., XLII, 280. BRAL, G., XLIV, 103, 117. Callebaut, Vital, gedenkteken, XXXIX, 81. CASSIMAN, P., XLIV, 117. CHRISTIAENS, E., XXXVII, 200. Claus, E., XLIV, 179. COENE, M., XLV, 59. D_aens, XXXIV, 141. De Baere, XLIY,-183. De Coster, Jules, in memoriam, XL, 231. DE CUYPER, E., XXXIV, 9. DE GROOTE, G., XXXVII, 201. Deinze, algemeen, XXXVII, 139, 183; XL, 163; baljuw, XLIV, 171; Brabantse omwenteling, XXXII, 127; brug over de Leie tussen- en Gent, XLV, 71; burgerlijke stand, XXVI, 165; Daensisten, XXXIV, 141; demografie, XXIV, 9; XXXVII, 160; economische aspekten, XXXIV, 53; Fransen,XXXVII,81; Franse tijd, XXXVII, 107; 97
gemeenteraadsverkiezingen 1830-1914, XL, 93; grafsteen, XLV, 65; museum voor oudheidkunde, folklore en nijverheid, XXXV, 161; omstreeks 1600, XXXIV, 127; oorlogsvrijwilligers 1914-1918, XLII, 3; pers, XXXIII, 7; XLI, 3; rederijkerskamer de Nazareenen, XLII, 55; de roede van-, XLIV, 153; stadhuis, XXXVII, 139; stadshalle, XLIV, 191, (verslag opgravingen, 103; bouw kundige resten, 117; palynologisch onderzoek, 113; vaatwerk, 121; lepelvondst, 143; besluit, 149); stadswapen, XXXIX, 125; toponymie, XXXIII, 73; XXXVI, 149; voettocht binnen het kommandaturgebied, XXXIX, 119; vondsten uit de Leie, XLIII, 3-357. Delcroix, Désiré, biografie, XL, 11. DEMEDTS, A., XXXVIII, 7. DE PESSEROEY, A., XLV, 41. DEPREZ, P., XXXII, 43; XXXIII, 53. De Sutter, Jules, ~I, 13. DETREMMERIE, M., XLIII, 294. DOBBELAERE, J., XXXIX, 119. Dujardin G. en P., XXXIII, 7. Egmont, XLIV, 167. Ferraris, kaart van-, XXXV, 13. GAUTIER, A., XLIII, 15, 314, 318. Gent, rederijkersfeest 1539, XLIV, 13. Geurs, P., XXXII, 101. GEVAERT, G., XL, 11. Gilliaert, Emile, XLIV, 47. GOEMINNE, J., XXXII, 109; XXXV, 13; XXXVI, 7; XLII, 31. GOEMINNE, L., XLIV, 61. Gottem, XXXLV, 153. Grammene, XXXLV, 153. 98
HEIREMANS, R., XLIII, 273. , HEYERICK, M., XLV, 165 HOLLEBOSCH-VANRECK, Y., XLIII, 256,261,303, 310; XLIV, 143. Hoste, Remi, XXXV, 201. Huise, familie van Machelen-Ayshove, XXXVI, 7. JANSSENS, A., XXXIII, 85; XXXV, 135. Kruishou tem, corps volontaire te peirde, XXXII, 109; iers geneesheer, XLII, 31; familie van Machelen-Ayshove, XLIV, 33; plaatsnamen, XXXV, 13. LALEMAN, M.C., XLII, 176. Leieland, Brieven uit-, XXXVIII, 7. Leiestreek, folklore, XXXV, 147; XXXVI, 199, XXXVII, 179; kwinkslagen, XL, 67. LEVRAU, E., XLV, 127. Liebaert, XXXIII, 7; XLV, 161. Machelen, Frans militair kerkhof, XLV, 127; plattelandschirurgijn, XLV, 81; Spaanse tijd, XL, 69. ·Maere, XLIV, 170. Maes, H., XXXII, 77; XXXIII, 7, 99; XXXIV, 7, 141; XXXV, 103, 178; XXXVI,183,XXXVII,107,139,197;XXXVIII,11,242; XXXIX, 81, 105, 125, 133; XL, 163, 181; XLI, 47, 73; XLII, 3,71;XLIV,9,91,161;XLV,7,137. MAES, J., XLIV, 113. Martens-Zulte, XXXLV, 148. MAITHYS, L., XXXV, 7, 176; XL, 7, 231; in memoriam XLIV, 9; moeder XLIV, 171; hulde en rouw, XLV, 7. MEIRHAEGHE, F., XXXVI, 165. MERLE, D., XXXIV, 95. MICHEM, F., XXXIX, 7; XLV, 65. MOERMAN, J., XXXV, 161; XXXVII, 183; XL, 93; XLI; 3. 99
Napoleonisten, XXV, 103. Nevele, kerk, XXXIII, 85; land van-, XXXII, 43; de riijken -,XXXII, 105; inkomsten van het land van-, XXXIII, 53; ontfanckboeck van alle cheynsen der stede-, XXXV, 135. Oeselgem, verloskundig drama, XLV, 119. Olsene, vrijeigendom, XXXV, 77. OSSIEUR, E., XLV, 119. Ottevaere, XXXVII, 123. Pauwels, A., XXXIV, 177; XXXV, 147; XXXVI, 199; XXXVII, 179; XXXVIX, 119; XLI, 67. PAUWELS, F., XXXIV, 177; XXXV, 147; XXXVII, 13; im memoriam, XLI, 101 (zie ook Van Gavere M.). Petegem, demografie, XXXIV, 9; economische aspekten, XXXIV, 95. Poeke, Hartemeersmolen, XLIV, 61. Poppo, XXXLV, 150. Reibroek, leen in Petegem, XXXIV, 165. RENDERS, L., XLII, 55; XLIV, 13. Roselt, Jan Albert, XLV, 81, 119. Rogghe, XLIV, 184. Saverys, A., XXXII, 148, 177. SCHEPENS, XXXIX, 161. SEEUWS-TORCK, 1., XLIII, 167, XLV, 169. Sint-Donaas, heerlijkheid te Lotenhulle, XXXVI, 137. ·Streuvels, Stijn, XXXVII, 7; hulde aan-, XXXIX, 161. STROOBANTS, A., XLIII, 264,287,304. STRUBBE, E.I. XXXII, 7; in memoriam, XXXVIII, 243. Ter Vaalt, heerlijkheid in Zeveren, XLI, 33. THOEN, H., XLIII, 16. TORCK, G., XXXV, 173. TOUSSAINT, D., XXXIV, 53. 100
Transvaal, XXXIII, 7. VANDEMOORTEL,R.,XXXIX, 161; XLV, 39. Van den Abeele, H., In memoriam, XLI, 94. VAN DEN ABEELE, R., XLV, 81. Van den Eynde, J., XXXLV, 149. VANDENHEEDE, U., XLV, 71. VAN DEN HOUTIE, J., XLIII, 133, 183. VANDERPYPEN, W., XLIII, 212. VAN DE WELLE, R., XLIII, 212. VAN DOORNE, G., XLI, 33; XLIII, 8, 253, 282; XLIV, 149. VAN DOORNE, V., XLIII, 42; XLIV, 121. VAN GAVERE, Marnix, XXXII, 148; XXXLV, 147. VAN HAESEBROECK, M., XXXIII, 85; XXXIV, 127; XXXVI, 149. VANHILLE, W.,XXXVI, 137. Van Risseghem, burgemeester, XXXII, 165; familie-, XXXIX, 105. VANROMPAEY,J.,XLIV, 153. VAN SPEYBROECK, S., XLI, 47. VERBRUGGEN, C., XLIV, 113. VERHAEGHE, F., XLIII, 42. VERSYP, N., XLI, 19. Vinkt, grafzerk, XLV, 65; St.-Bartholomeuskerk, XXXIX, 7. Vlaams gezelschap, XXXV, 171. Vooruit, XXXV, 171. WALGRAVE, R., XLI, 33; XLIII, 8. Zeveren, heerlijkheid van-, XLI, 33. Zouaven, XXXIII, 99. Zwaarddansers, XLV, 154.
101
Analytische inhoud van de Bijdragen tot de Geschiedenis der Stad Deinze en van het land aan Leie en Schelde 1965-1978 DOOR
Lic. KRIS LAMBRECHT
103
Deze Analytische Lijst sluit aan bij de in 1965 gepubliceerde Analytische lijst. Samen geven de twee lijsten dus de inhoud van de K.O.K. jaarboeken (1929-1964) + (1965-1978), dus van 50 jaar K.O.K.
1965 -XXXII -
Strubbe, E.I., Analytische inhoud en alfabetisch register van de bijdragen tot de geschiedenis der Stad Deinze en van het land aan Leie en Schelde, Verslagen 1-4, Jaarboekbijdragen 1-31, 19291964. blz. 7-42.
-
Deprez, P., De inkomsten van het land van Nevele (1), blz. 43-75. Systematisch onderzoek naar de inkomsten van de heerlijkheid, aan de hand van de heerlijke renten.
-
Maes, H., Nog een en ander uit de Franse tijd, blz. 77-107. Losse aantekeningen van allerlei feiten en wetenswaardigheden uit de periode van de Franse overheersing: het Scheldedepartement en de konskriptie van 1800, het opstellen van de konskriptielijsten, afzetterij en soldatendienst, brief van een Deinse Napoleonsoldaat (P. Geurs), nog een soldatenbrief, iets over de financiële politiek, de rijkste bezitters in het kanton Nevele in hetjaar 1803-1804.
-
Goeminne, J., De "corps Volontaire te peirde" te Kruishoutem, blz. 109-126. Handelt over de oprichting en de werking van een burgerwacht in 1790. Situering in het politiek gebeuren.
-
Baert, G.P., Straatrelletjes en krakeel te Deinze, blz. 127-137. Beschrijving van de gebeurtenissen ten tijde van de Brabantse omwenteling (1787-1790).
-
Van Gavere, Marnix (pseud.) Bij een terugblik op het werk van Albert Saverys, blz. 148-161. Biografie van A. Saverys, en beschrijving van zijn werk.
-
In memoriam Jozef Van Risseghem, 1875-1964, blz. 165-169, ill. Tekst van de lijkrede uitgesproken door L. Matthys, voorzitter van de K.O.K. 105_
-
Baert, G.P., In memoriam Albert Saverys, blz.171-177, ill. Huldewoord bij het overlijden van A. Saverys, stichtend lid van de K.O.K.
1966 - XXXIII -
Maes, H.,.De boerenoorlog in de Deinse pers, blz. 7-51. Analyse van de reakties in de plaatselijke weekbladen n.a.v. de gebeurtenissen in Transvaal, 1900. Er wordt ook nader ingegaan op de figuren van Dr. Liebaert en Gustaaf en Pieter Dujardin, drie Deinzenaars die omstreeks de eeuwwisseling naar Transvaal trokken. Het dagboek vanG. Dujardin en een aantal brieven dienen als bron.
-
Deprez, P., De inkomsten van het land van Nevele (11), De inkomsten der heerlijke renten, blz. 53-72. Aansluitend bij deel I (XXXII, p. 43-75) wordt de evolutie van de inkomsten der heerlijke renten van het land van Nevele onderzocht.
-
Van Haesebroeck, M., Wat betekent de naam "Deinze"? Een toponymische bijdrage, blz. 73-83. Uiteenzetting van de diverse standpunten omtrent de naam "Deinze".
-
J anssens, A., De tegelvondsten in de kerk van Nevele blz. 85-98, ill. Beschrijving van gevonden tegels, opgegraven bij herstellingswerken in de kerk van Nevele.
-
Maes, H., Zouaven in onze streek, blz. 99-123. Over de oorsprong en de betekenis van de Zouaven, met lijsten van zouaven in pauselijke dienst (1860-1870) uit de streek van Deinze en ruime omgeving afkomstig.
-
Bestuurlijk Gedeelte, blz. 125-151. Verslag over de werking van 1965.
106
1967- XXXIV· -
Baes, G., en De Cuyper, E., Demografische schets van Deinze, Petegem en Astene, blz. 9-51, met woord vooraf door Maes, H. (blz. 7). Demografische studie: aantal inwoners, natuurlijke beweging (geboorten en sterftecijfers), migratorische beweging, bevolkingsaangroei, samenstelling van de bevolking, leeftijdsopbouw en bevolkingsdichtheid. Met diverse tabellen en grafieken.
-
Toussaint, D., Economische aspekten der Stad Deinze, blz. 53-93. Studie over de economische aktiviteit van de bevolking, de werkloosheid, de beroepsindeling, forenzen, in het licht van de evolutie 1960-65. Met tabellen en grafieken.
-
Merle, D., Ekonomische aspekten van Astene en Peteghem, blz. 95-126. (zie "economische. aspekten der stad Deinze") Tabellen en grafieken.
-
Van Haesebrouck, M., Deinze omstreeks 1600, blz. 127-139. Poging tot reconstruktie van het stadsbeeld, aan de hand van de toponymie, oude kaarten en andere bronnen, met situering van het stratenplan, uitleg over de namen van herbergen, openbare markten, kloosters en kerken.
-
Maes, H., De Daensisten te Deinze, blz. 141-159. Onderzoek naar de reakties op het Daensisme, met lijsten van Christen-demokraten te Deinze, en de verkiezingsuitslagen te Deinze in 1898.
-
Baert, G.P., De tienden van het leen van Reibroek, blz.165-175. Korte geschiedenis van het leen, een oude nederzetting in Petegem.
-
Pauwels, F., Allerlei nota's van Armand Pauwels, blz. 177-187. Losse aantekeningen uit de nagelaten stukken van A.· Pauwels, met allerlei spreuken en wetenswaardigheden over Deinze en omstreken. 107
1968-XXXV
-
Matthys, L., Twee Lustrums, blz. 7-12. Naar aanleiding van de lustrumviering van het 40-jarig bestaan van de K.O.K., en van de 35ste uitgave van het jaarboek.
-
Goeminne, J., De kaart Ferraris en de plaatsnamen te Kruishoutem, blz. 13-76, ill. Studie over de toponymie van Kruishoutem met behulp van het oude Landboek, de kaart van Ferraris, het kadasterplan van Popp, het kerkarchief en de renteboeken van Ayshove. In het eerste gedeelte wordt de beknopte historiek van de kaart van Ferraris weergegeven en het· belang van de kaart uitgelegd. In het tweede deel worden de plaatsnamen opgesomd en besproken.
-
Baert, G.P., De vrij-eigendom van Olsene, blz. 77-101. Deze vrij-eigendom was gelegen in de Roede van Deinze. Hier wordt ingegaan op de ontstaansgeschiedenis, en wordt een beknopt overzicht gegeven van de geschiedenis van de families die achtereenvolgens het goed in hun bezit hadden.
-
Maes, H., Over Napoleonisten, blz. 103-133. Na 1815 bleven er overal in België oud-soldaten van Napoleon regelmatig bijeenkomen. Deze studie handelt over deze oudgedienden of Napoleonisten te Deinze, en de aktiviteiten die ze er op na hielden. Een belangrijke motivatie om tot dergelijke vereniging toe te treden was het vooruitzicht op een beloning of een pensioen. Er wordt dan ook aandacht besteed aan de pogingen van Napoleonisten die zich inzetten om een dergelijke beloning los te krijgen. Een laatste hoofdstuk behandelt ook de houding van Oostvlaamse geestelijkheid in het verzet tegen Napoleon.
-
Janssens, A., Het "Ontfancboek van alle cheynsen der stede Nevele" (1781), blz. 135-145, ill. bondig overzicht van de folio's die het cijnsboek van Nevele uitmaken. Van groot belang voor de studie van het onroerend bezit in Nevele.
108
-
Pauwels, F., (<:tangevuld door Baert, G.P.), Folkare in de Leiestreek "Raadsels uit het archief van wijlen Annand Pauwels", 147-160. Uiteenzetting over folklore, gevolgd door een aantal rijmraadsels.
-
Moerman, J., Het museum voor Oudheidkunde, Folklore en Nijverheid, blz. 161-169. Ontstaan en groei van het Museum, met een korte toelichting over de inhoud van het museum.
-
Plechtige overhandiging van de aloude vaandels van Vooruit en Vlaams Gezelschap aan K.O.K., blz. 171-184. Redevoeringen gehouden bij de overhandiging op 17 december 1967, door George Torck (173), Luc Matthys (176) en Hennan Maes (178).
-
B(aert), G.P., In memoriam Remi Hoste, blz. 201-202, ill. Bij het overlijden van de bewaker van het museum.
1969 -XXXVI -
Goeminne, J., De familie van Machelen«ayshove te Huise en te Kruishoutem, blz. 7-135, ill. Kompilatiewerk van alle bekende archiefbronnen en venneldingen in verband met de ridderfamilie Ayshove, om de stam MachelenAyshove te kunnen onderzoeken. Als basis van het onderzoek dient een hypothetische stamboom, om van daar uit de bronnen te kunnen situeren. Wanneer in de oorkonden bepaalde goederen venneld worden, onderzoekt de auteur het verband tussen de familie enerzijds en het domein of goed anderzijds. Ook wordt de evolutie van die goederen beschreven: dit gebeurt voor het land van Rode, het goed t'Uplozere, het goed te Liedekerke, het goed ter Biest, het goed ter Wede,. en de tol van Ayshove. 109
-
Van Hille, W ., De staten van Goede van de Heerlijkheid van Sint-Donaas te Lotenhulle, blz. 137-147. Aangezien de heerlijkheid te Loo-ten-Hulle ook bevoegd was in wezenzaken, zijn er van die heerlijkheid een aantal staten van goede te vinden, die in dit artikel toegelicht worden.
-
Van Haesebroeck, M., Elementen in de naamgeving te Deinze, een toponymische bijdrage, blz. 149-163. Studie over de elementen in de naamgeving: de louter bepalende elementen, de aardrijkskundige, en de kultuurhistorische elementen in de Deinse naamgeving.
-
Meirhaeghe, F., Snufjes uit de registers van de burgerlijke stand 1968 van de stad Deinze, blz. 165-181. Studie over de nataliteit te Deinze, uitgebreid met andere gegevens, zoals afkomst van de moeder, de gezinssamenstelling bij de geboorte, frekwentie van de namen en de diverse geboorteplaatsen.
-
Maes, H., De gemiddelde levensduur te Astene, blz.183-197. Beschouwing over de levensduur te Astene tussen 1797 en 1815. De bekvmen resultaten worden vergeleken met de levensduur in de periode 1963-1967.
-
Baert, G.P., Folklore uit de Leiestreek en het Armand Pauwelsfonds, blz. 199-224. Beschouwing over folklore in de Leiestreek, gevolgd door een aantal spreuken en gezegden.
·1970- XXXVII -
Baert, G.P., Stijn Streuvels (3/10/1871-15/8/1969), blz. 7-11, ill. Streuvels was erelid van de K.O.K.
-
Pauwels, F. (pseud. Marnix van Gavere), In memoriam Jules De Sutter, 0 Gent 18-10-1885 - tSt.-Martens-Latem 11-2-1970, ill., p. 13-20. Korte huldeschets van het werk en leven van J. De Sutter, kunstenaar, bestuurslid van de K.O.K.
110
-
Baert, G.P., De Fransen te Deinze, blz. 81-105. Schets van een periode uit de Franse overheersing te Deinze (de eerste inval, het directoire, en de definitieve aanhechting bij Frankrijk) + bijlagen.
-
Maes, H., Deinze in de Franse tijd, p. 107-137. I. Deinse soldaten in het jaar 9 en 10. Iets over Deinzenaars in het Franse leger. 11. Deinze zwaar belast omstreeks 1800. Nota over gemeentebelastingen in de Franse tijd. III. Huwelijken te Deinze in de Franse tijd. Aantal huwelijken, huwelijksleeftijd, de plaats van herkomst en de namen van de te Deinze gedomicilieerde huwelijkspartners, en tenslotte enkele eigenaardigheden i.v.m. huwelijken, vooral over de familie Ottevaere.
-
Maes, H., Nog een en ander over Deinze, blz.139-177. I. Het stadhuis te Deinze. Geschiedenis van de bouw van het stadhuis, met een korte beschrijving van het gebouw. 11. Statistieken ongewenst te Deinze. Nota over de eerste demografische tellingen te Deinze, 18461857. 111. Armoe en ziekte in 1802, 1845-1847 en 1849. Vooral de gevolgen en de uitwerking van de krisis in de jaren 1840 voor de plaatselijke bevolking.
-
Baert, G.P., Folklore in de Leiestreek (Armand Pauwels-fonds), blz. 179-182. Rechtzetting n.a.v. een artikel over folklore in het jaarboek van 1969.
-
Moerman, J., Hoe zag Deinze er vroeger uit? blz. 183-189. Topografische schets van de evolutie van Deinze, met een korte toelichting over enige monumenten die nu echter verdwenen zijn.
-
Maes, H., Verslagjury prijskamp opmaken stamboom, blz.197-200.
-
Christiaens, E., Stamboom der familie Christiaens, tgo. blz 200.
-
De Groote, G., Stamboom der familie De Groote, tgo. blz. 201.
111
1971- XXXVIII -
Baert, G.P., Brieven uit het Leieland, blz. 7-242. Uitgebreide bloemlezing van verhalen en schetsen over de bewoners van het Leieland en van Deinze, van volksfiguren en gewone mensen, Deinze en omstreken in de periode voor de eerste wereldoorlog. Met inleiding van André Demedts en een van Herman Maes; samengesteld en van verklarende nota's voorzien door Herman Maes. Ook verschenen in een afzonderlijke uitgave van het K.O.K., 1972.
-
Baert, G.P., In memoriam Prof. Em. Egied I. Strubbe, 1897-1970, blz. 243-24 7, ill. Hulde aan E. Strubbe, occasioneel medewerker aan de bijdragen van de K.O.K.
1972 -XXXIX -
Michem, F., De Sint-Bartolomeuskerk te Vinkt, blz. 7-80, ill. Uitgebreide studie met vermelding van bronnenmateriaal, volledige beschrijving van het kerkgebouw, de geschiedenis van de kerk (bouw en verbouwingen). Ook de kerkversiering wordt aan een onderzoek onderworpen: de belangrijkste stukken worden gedetailleerd beschreven, evenals de evolutie van het mobilair en de schenkingen. Tenslotte worden de opeenvolgende kerkdienaars (in de mate van het mogelijke) vermeld, vanaf het begin van de 15de eeuw tot heden, met biografische gegevens, en een korte uiteenzetting over het kerkelijk leven.
-
Ma es, H., Het gedenkteken Vital Callebaut in 1898, ill., blz. 81-103. Vita-I Callebaut was een zeer aktief persoon in het ·Deinse verenigingsleven. Als (bestuurs)lid van talrijke verenigingen (o.a. Vlaams Gezelschap) werd na zijn overlijden te zijner ere een gedenkteken opgericht. Deze studie is gewijd aan de oprichting en onthulling van dit monument (met bijlagen).
112
0
\
-
Maes, H., Ovet: de familie Van Risseghem te Deinze, blz. 105-117, ill. Genealogische studie. Biografische gegevens over Karel Jozef (1875-1964), Pieter Serafien (1826-1901), Jan Baptist (1788-1869), Judocos Antonius (1758-1808), Dominicos Franciscos (1724-1792) en Carolus Franciscos (?).
-
Dobbelaere, J., (commentaar Baert, G.P.) Een voettocht binnen het Kommandaturgebied van Deinze, 1914-1918, blz. 119-124. Brief van Julins Dobbelaere, briefdrager te Deinze, met de beschrijving van een -gefingeerde voettocht door het bezette Deinze en omstreken. Deze brief, afkomstig uit het Armand Pauwels-fonds, wordt gecommentarieerd door G.P. Baert.
-
Maes, H., Het stadswapen van Deinze, blz.125-131. Heraldische studie waar een oplossing wordt gezocht voor het probleem van de arend als hoofdmotief van het schild van Deinze.
-
Maes, H., Allezend genoteerd, blz. 133-160. Bloemlezing van diverse wetenswaardigheden en feiten over Deinze en omgeving, genoteerd uit diverse tijdschriften. De stukjes handelen over protestanten te Deinze, het analfabetisme te Astene, vrijmetselarij in de Leiestreek, Napoleonsoldaten, het Gentse Manneken Pis, Louis Paul Boon en Deinze, Financies te Deinze (1329-1604), de maat van Deinze, een beiaard, tabaksteelt in de Leiestreek, beroemdheden uit Dentergem en Wontergem, het begijnhof en het St.-Margrieteklooster, cijfermateriaal over Deinze.
-
Hulde aan Stijn Streuvels, erelid van de K.O.K., blz. 161-171. A. Homilie, door Eerw.Remivan de MoorteL B. Inleiding tot de hulde-tentoonstelling, door L. Schepens.
1973 -XL -
Matthys, 40 jaar bijdragen, blz. 7-10. Korte hulde aan overleden medewerkers van de "Bijdragen", n.a.v. de 40ste uitgave. 113 ''
-
Gevaert, G., Désiré Delcroix (Deinze 1823- Schaarbeek 1887), blz. 11-67, ill. Biografie van D. Delcroix. Korte beschrijving van zijn opvoeding te Deinze (1823-1842) en van zijn verblijf te Gent, als jong letterkundige die zijn eerste stappen zet in de Vlaamse beweging (18401849). De jaren van zijn verblijf te Brussel worden uitvoeriger behandeld, en vallen uiteen in een eerste periose, waar hij onderwijzer was (1849-1859), en ook enkele zedenromans schreef. In een tweede periode (1859-1887) verloopt de carrière van Delcroix in stijgende lijn, wat dan ook uitvoerig behandeld wordt, tot wanneer hij dan tenslotte hoofd wordt van het "Bureau Flamand". Ook de politieke kontext van Delcroix' aktiviteiten worden nader toegelicht.
-
Baert, G.P ., Machelen, lief en leed, vier jaar Spaanse tijd, blz. 69-92. Korte schets over Machelen en zijn inwoners. Ook korte nota over Machelen in de Spaanse tijd, met een rekening van 1680 (bijlage).
-
Moerman, J., Gemeenteraadsverkiezingen te Deinze, 1830-1914, blz. 93-161, ill. en tab. Eerst een summier overzicht van de evolutie in de kieswetgeving in ons land. Daarna worden mchronologische volgorde de verkiezingen toegelicht, met vermelding van de volledige uitslagen en de verkozenen. Ook de reden waarom er verkiezingen uitgeschreven worden, de uittredende raadsleden, en de samenstelling van de nieuwe raad zijn vermeld, met een beknopte uitleg. Ook de politieke partijen worden aan een nader onderzoek onderworpen. In de bijlagen zijn alle gegevens in overzichtelijke tabellen opgenomen.
-
Maes, H., Deinze in "Les Délices du Pays-Bas", blz. 163-179. "Les délices du Pays-Bas" waarvan de eerste uitgave dateert van 1697 is een geografisch-historische beschrijving van de Nederlanden (17 provinciën). In deze studie werd echter de uitgaven van 1786 geraadpleegd, om na te gaan wat er over Deinze wordt vermeld. Deinze is alleen vernoemd in verband met een gebeurtenis uit de oorlog van Engeland en de Verenigde Provinciën tegen Lodewijk XIV. In het aanhangsel van deze studie wordt een uitgebreide versie van dit voorval weergegeven.
114
-
Maes, H., AI lezend genoteerd, blz. 181-203. (zie K.O.K.; jaarboek 1972, blz. 135). Over families te Deinze, de oudste inwoner van Deinze, mensenjacht voor het Franse leger in 1789, santjes, het museum, Deinse prenten, wijnbouw in de Leiestreek, de schandpaal te Zeveren, een eigenaardig soldaat te Deinze, de komst van de aardappel in onze streek, uithangborden, de Deinse buitenpoorters, en familiekunde.
-
Matthys, L., In memoriam Jules de Coster, erevoorzitter van de K.O.K., blz. 231-234, ill. Hulde aan de erevoorzitter van de K.O.K.
1974-XLI -
Moerman, J., De Deinsepers in de 19de eeuw, blz. 3-17. Verhandeling over de lokale pers. Alle Deinse kranten worden besproken, met hun (vermoedelijke) verschijningsduur, de uitgever, het uitzicht, de periodiciteit en de politieke kleur.
-
Versyp, N ., Circus-bedenkingen van een theaterfervent, blz. 19-26. Historiek van het circus: ontstaan en ontwikkeling, en tenslotte bedenkingen bij het hedendaags circus.
-
Baert, G.P., Schoenen afvegen, een oud volksgebruik, blz. 27-31. Beschrijving van een folkloristisch gebruik uit de Leiestreek
-
Van Doorne, G., Walgraeve, R., Enkele beschouwingen over de heerlijkheden van ter Vaalt en Zeveren, blz. 33-45, ill. Onderzoek naar de ligging van de heerlijkheden. Er wordt uitgegaan van het landboek van Zeveren-Oudburg, waarin de oude mote van Zeveren vermeld is. Het mogelijk verband tussen die mote en het landgoed ter Vaalt, dat nabij..gelegen is, wordt onderzocht. Ook de vereniging van het landgoed ter Vaalt met de heerlijkheid van Zeveren tot één heerlijkheid (1577) wordt aan een onderzoek onderworpen. In de bijlage wordt er een akte van verpachting van ter Vaalt weergegeven (1538). 115
-
Van Speybroeck, S., (Maes, H.), Wandeling door Astene, opgesteld door de kulturele kring van Astene, blz. 47-68. Verslag van een wandeltocht door Astene, ontworpen door de Kulturele Kring van Astene, met nota's voorzien door H. Maes.
-
Baert, G.P., Kwinslagen uit de Leiestreek, blz. 67-74. Verzameling gezegden en grapjes uit het Armand Pauwels-fonds.
-
Maes, H., Allezend genoteerd, blz. 73-90. (zie K.O.K. jaarboek 1972, p. 135) Feiten en wetenswaardigheden over Deinze en de Leiestreek: Emile Claus, klompen, de zijderupsenteelt, Deinze en een kosterbenoeming te Tielt, D'Huyghelaere en geen Kunst zonder Nijd, rechtspraak te Deinze in 1306, Ter Wilgen, Basiel de Craene, poppentheaters in de streek, Lepra te Deinze en omgeving, veldwachter van de Wiele, Bachte-Maria-Leeme en Deinze, boerenkrijgers te Deinze, familie de Baere, volksbeweging te Deinze in 1971 en 1972.
-
In memoriam Hugo Van den Abeele, blz. 94-100, ill. Bestuurslid van de K.O.K. en ereburger van Deinze.
-
In memoriam Femand Pauwels, blz. 101-108. Huldeblijk n.a.v. het overlijden van de ondervoorzitter van de K.O.K.
1975- XLII -
Baert, G.P., Maes, H., Deinse oorlogsvrijwilligers 1914-1918, blz. 3-30, ill. Na een algemene historische inleiding over de aanleiding tot de eerste wereldoorlog,·wordt het begin van de oorlog, de uittocht van het leger en enkele anekdotes uit het soldatenleven aan de IJzer weergegeven. Daarna volgt een opsomming van de Deinse oorlogsvrijwilligers, aan de hand van foto's gemaakt in het opleidingskarop te Auvours. In de bijlagen kan men de namen van de leden der burgerwacht van 1914 terugvinden, en een aantal andere dokumenten uit W .0. I.
116
-
Goeminne, J ., Een Ierse geneesheer te Kruishoutem, blz. 31-53, ill. Genealogisc~e studie over Edmond Stapleton ( ? - t1777) Iers geneesheer te Kruishoutem, en over zijn echtgenote Ferdinandine de Schietere. Zij kregen samen 4 kinderen. In 1777, bij het overlijden van Stapleton, worden zijn goedereó door zijn echtgenote geërfd. Ferdinandine de Schietere sterft pas in 1819, en haar erfenisaangifte wordt hier weergegeven. De genealogie en biografie van de kinderen Stapteton wordt hier eveneens weergegeven. 0
-
Renders, L., Geschiedenis van de Rederijkerskamer "De Nazareenen" van Deinze, blz. 55-69. Ontstaan van de rederijkerskamer "De Nazareenen" (1482), de opvolgers, "Confrerie van den Heiligen Joannes Baptista" (1700), "Geen Konst zonder Nijd" (1787) en tenslotte de "Verenigde Taelen Kunstminnaers" onder zinspreuk "Vooruit" ( + 1835).
-
Maes, H., Allezend genoteerd, blz. 71-97. (zie Jaarboek K.O.K. 1972). Troepen te Deinze, Frans in Vlaanderen en Deinze, de Napoleonisten, vergelijkend cijfermateriaal, Toneel te Deinze, de Belgische revolutie, Willem Putman, telefoon te Deinze, Landbouwpachten, Franse priesters in de streek, Deinzenaars te Londen, vreemdelingen te Deinze, Napoleonsoldaten.
1976- XLIII Volledig gewijd aan "Vondsten uit de Leie te Deinze", een uitgave van de inventarisatie van de belangrijkste voorwerpen, die uit de Leie te voorschijn kwamen, na de uitbaggeringswerken in het najaar van 1974. Talrijke foto's en tekeningen. blz. 3-357. Ook als afzonderlijk boekwerk uitgegeven. -
Baert, G.P. Voorwoord, blz. 3-7. Motivering en vraagstelling bij de onderzoeken tijdens de baggeringswerken.
-
Van Doorne, G., en Walgrave, R., Inleiding, blz. 8•14, ill. Toelichting bij de vondsten en bij de wijze van publiceren. 117
-
Gautier, A., Prehistorie, blz. 15, ill. Bespreking van een prehistorisch artefakt.
-
Thoen, H., Gallo-Romeins, blz. 16-41, ill. Bespreking van de gallo-romeinse vondsten: munten, aardewerk, fibulae, fragmenten van dakpannen.
-
Van Doorne, V., en Verhaeghe, F., Het middeleeuws vaatwerk, blz. 42-132, ill. Beschrijving van de diverse middeleeuwse keramieksoorten gevonden in de Leie, met gegevens over de verschillende aardewerkgroepen en -technieken.
-
Van den Houtte, J., Majolica, blz. 133-165, ill. Ontstaan van deze aardewerktechniek, majolica, en de verspreiding door Europa, met een beschrijving van dergelijk aardewerk, gevonden in de Leie.
-
Seeuws-Torck, 1., Tegels, blz. 167-175. Beschrijving van gevonden tegelfragnÎenten, met korte historische inleiding over tegels en vloerbedekking.
-
Laleman, M.C., Dakpannen, blz. 176-182. Korte historische nota en beschrijving.
-
Van den Houtte, J., Pijpen, blz. 183-211, ill. Historisch overzicht, stand van het huidig onderzoek, regionale verschijningsvormen, dateringsmetbode en beschrijving van de pijpen uit de Leie.
-
Van de Walle, R., Patacons, blz. 212-216, ill. Historische inleiding en beschrijving voorwerpen.
-
Vanderpijpen, W ., De penningen en de munten, blz. 217-252. Beschrijving en chronologische tabellen.
-
Van Doorne, G., Loodjes, blz. 253-255. Historische situering en beschrijving.
-
Holleboseh-Van Reek, Y., Sleutels en sloten, blz. 256-260. Historische situering en beschrijving.
118
-
HoJiebosch- Van Reek, Y., Eetgerei, blz. 261-263. Historische situering en beschrijving.
-
Stroobants, A., Messen, blz. 264-272 ill. Beschrijving vondsten.
-
Heiremans, R., Wapens, blz. 273-279, ill. Beknopte typologische beschrijving.
-
Boon, M., Projektielen, blz. 280-281. Beschrijving van de gevonden kogels en hagel.
-
Van Doorne, G., Mondtrommen, blz. 282-286, ill. Beknopte historische uitleg en beschrijving.
-
Stroobants, A., Hoefijzers, blz. 287-293. Uitleg over de smeedtechniek en de evolutie, en beschrijving.
-
Detremmerie, M., Knopen, blz. 294-302, ill. Historisch overzicht en beschrijving.
-
Holleboseh-Van Reek, Y., Sieraden, blz. 303. Beschrijving van de haarnaalden.
-
Stroobants, A., Nagels, blz. 304-309. Historisch overzicht en beschrijving.
-
Hollebosch- Van Reek, Y., Diverse metalen voorwerpen, blz. 310-313. Beschrijving en situering van een aantal gewichten, een lepelmatrijs en rivetten.
-
Gautier, A., Benen artefakten uit de opspuitingen van DeinzeCentrum, blz. 314-317, ill. Beschrijving en poging tot datering.
-
Gautier, A., Dierenresten uit deopspuitingen van Deinze-centrum, blz. 318-319. Bespreking. 119
1977 -XLIV -
Maes, H., In memoriam Loc Matthys, blz. 9-14. Tekst van de lijkrede, uitgesproken bij de begrafenis van de voorzitter van de K.O.K.
-
Renders, L., Het rederijkersfeest van Gent in 1539, blz. 13-31. Enkele aspekten van het rederijkersfeest, en specifiek het aandeel van de Rederijkerskamer "De Nazareenen" van Deinze; ook over de strekking van het aandeel van Deinze.
-
Goeminne, J., De grafkelder van de laatste heer van Ayshove te Kruishoutem, blz. 33-45, ill. Beschrijving van de kapel en van de grafkelder, geschiedenis van het gebouw, en een nota over de bouwheer van de gràfkapel.
-
Baert, G.P., Emile Gilliaert (1884-1964), blz. 47-59, ill. Biografie van E. Gilliaert, geboren te Deinze, uitgeweken naar Detroit in 1907, en onderscheiden tijdens zijn militaire dienst bij het Amerikaanse leger, tijdens en na W .0. I.
-
Goeminne, L., De Hartemeersmolen te Poeke, blz. 61-87, ill. Beschrijving van een Oostvlaamse ronde stenen korenwindmolen. Bespreking van de ligging, het bouwjaar, de geschiedenis van de molen en de molenaarsfamilies, en de technische aspekten van de Poekemolen. Ook de toestand voor de restauratie, de restauratie en het definitief herstel van de molen worden toegelicht. In de bijlagen wordt een volledige en gedetailleerde omschrijving van de herstellingswerken gegeven.
-
Maes, H., De stadsbalie te Deinze, blz. 91-102. N.a.v. een opgraving. op de markt van Deinze. Onderzoek naar het juiste uitzicht. Historiek van de stadsbalie (opeenvolgende vernietigingen en herstellingen).
-
Bral, G., Verslag van de opgraving, blz. 103-112, ill. en plannen. Publicatie van de verslagen van de noodopgraving op de markt te Deinze, augustus 1976, waarbij de funderingen van de stadsbalie werden blootgelegd.
120
-
Maes, J., en V.erbrughhen, C., Palynologisch onderzoek, blz.113116. Bodemonderzoek van de opgraving.
-
Bral, G., en Cassiman, P., Bouwkundige resten, blz. 117~119. Bespreking van de gevonden resten.
-
Van Doorne, V., Het middeleeuws vaatwerk uit de opgraving van de stadshalle, blz. 121-141, ill. Gedetailleerde beschrijving en indeling van gevondèn vaatwerk. •
-
Holleboseh-Van Reek, Y., Een Lepelvondst te Deinze, blz. 143147,ill. Beschrijving en situering van een lepel, gevonden tijdens de opgraving op de markt te Deinze.
-
Van Doorne, G., Besluit over de opgraving van de stadshalle, blz. 149-151. Resultaten van de voorgaande analyses.
-
Van Rompaey, J., De Roede van Deinze, blz.153-160, ill. Geografische omschrijving van het gebied; uiteenzetting over bestuur en rechtspraak. '
-
Maes, H., Allezend genoteerd, blz. 161-184. (zie jaarboek K.O.K. 1972, blz. 135) Feiten en wetenswaardigheden over Deinze en de Leiestreek: Deinze in 1868, Egmont en Deinze, St.-Vincentius, familie Maere, een baljuw van Deinze, vrouwen aan de universiteit, de markies van Deinze, kindersterfte te Astene, een balpijpmaatschappij te Deinze, Zuidafrika en Deinze, oorlogsvrijwilligers 1914-1918, de Nazareenen, een Franse school te St.Martens-Latem, het museum voor folklore, Emile Claus en de Bietenoogst, de gemeenteschool in 1856, familie de Baere.
1978-XLV -
Maes, H., Hulde aan Luc Matthys, Rouw om LucMatthys, blz. 7-64, ill. 121
In het eerste deel wordt een verslag van de plechtigheid gegeven, waarbij L. Matthys ereburger werd van Deinze, de reliekdrager en de Poniatowksi-klok ten geschenke gaf aan het museum. Deze klok wordt uitvoerig beschreven. Het tweede deel bestaat uit de verzamelde huldeblijken n.a.v. het overlijden van de voorzitter van de K.O.K., met veel nota's die de diverse aktiviteiten van de overledene beschrijven. -
Coene, M., Loc Matthys en Rotary, blz. 59-64.
-
Michem, F., Een merkwaardige grafzerk te Vinkt en te Deinze, blz. 65-70, ill. Beschrijving van een grafsteen uit de 14e eeuw.
-
Van Den Heede, U., De eerste brug over de Leie tussen Gent en Deinze, blz. 71-79, ill. · Nota over de bouw van de brug te St.-Martens-Leeme.
-
Van den Abeele, R., Jan Albert Roselt, plattelandschirurgijn te Machelen (1714-1785), blz. 81-117, ill. Biografie van Roselt, met nota's over geneeskunde in de 18e eeuw. Aan de hand van enkele werkjes en memoires van Roselt, wordt een bes"hrijving gegeven van de ziekten en hun bestrijding op het 18deeeuwse vlaamse platteland.
-
Ossieur, E., Een verloskundig drama te Oeselgem in 1767, blz. 119-125. Verslag van een verlossing in 1767 (buitenbaarmoederlijke zwangerschap). Commentaar op de aantekeningen van J.A. Roselt, chirurgijn te Machelen.
-
Levrau, L., Het militair Frans kerkhofteMachelen aan de Leie, blz. 127-137. Ontstaan van het militair kerkhof (1918) en de inwijding.
-
Maes, H., Allezend genoteerd, blz. 139-159. (zie jaarboek K.O.K. 1972, p. 135). Feiten en wetenswaardigheden over Deinze en de Leiestreek; de gefusioneerde gemeenten 1868, Deinze en de Guldensporenslag, een Frans opera-man te Deinze, Deinze 1688-1697, poëziedagen te Bachte-Maria-Leeme en te Deurle, Martens te Zulte, Jef van den Eynde, Poppo van Deinze,
122
dichtgenootschappen en tonelisten in de 18e eeuw, krisis in de lijnwaadmarkt te Deinze·, een rekord te Gottem, Grammene, het dorp van de hond, zwaarddansers te Deinze, Deinze ontvolkt in 1585. -
In memoriam Henri Liebaert, blz. 161-163. Ex-minister Liebaert, industrieel te Deinze, was erelid van de K.O.K.
-
In memoriam Marcel Heyerick, blz. 165-168. Deze socialistische voorman te Deinze was ondervoorzitter van de K.O.K.
-
Seeuws-Torck I, blz. 169-180. Kroniek van het Museum -Jaarverslag K.O.K.
123
Uitwijking van Deinzenaren naar Brugge (1418-1794) DOOR
G.P. BAERT
125
Het is nu meer dan zestig jaar geleden dat een Deinzenaar aan zijn ouders schreef uit de Verenigde Staten van Amerika "aan iedereen zou ik aanraden hun land niet te verlaten als 't niet hoogstnodig is" (1). De Vlaming, en dus ook de Deinzenaar, is geen grote reiziger. En toch zijn er velen die, meestal door nood gedwongen, hun vaderland verlieten, in andere landen een beter leven zochten. Ze pasten zich in den vreemde aan en konden er aarden. Anderen kwamen, als trekvogels, naar hun geboorteland terug. Enigen zijn ons bekend zoals \\i illem Boddaert (Baudartius), de zoon uit "Den Hert" Markt, Deinze, die met zijn ouders, tijdens de godsdienstoorlogen, de wijk naar Sandwich in Engeland nam en zijn praalgraf heeft te Zutphen in Gelderland (2), ook Pater Van Quickenborne de oprichter van de universiteit van St Louis
v.s. (3).
Nader bij ons de gebroeders Gustaaf en Pieter Dujardin, die aan de zijde der Boeren vochten in Transvaal (Zuid Afrika) (4), Armand van Bruaene die in de jaren 1920 naar Kongo en later naar Indonesië vertrok, Jozef van Lancker uit de Gentstraat, uitgever en eigenaar van het eerste Vlaamse nieuwsblad te Moline (Illinois) V.S. (5) die de gelederen der actieve Deinse bevolking hielpen uitdunnen. Er is veel geschreven over de invloed der Vlamingen in het buitenland, over de Vlamingen op de Vlaamse Eilanden, de Azoren, de wevers in Norwich, Canterbury, en elders in Engeland, (6) de tapijtwevers van Krakau en Madrid, over Bofsbeke en zijn reizen in Azië. Maar in al dit geschrijf vinden wij alleen wat zichtbaar is in de diplomatische verdragen, in de meesterwerken onzer schilders, in de reisverhalen en officiële propaganda. Minder bekend is de trek van inwoners van Deinze naar het binnenland, en ook naar het buitenland, omdat het gaat over mensen van gering historisch belang; omdat, wanneer de uitwijkeling een grote persoonlijkheid is geweest, zijn biografen zelden gewagen over de oorzaken die aanleiding gaven tot zijn uitwijking. Ze geven doorgaans wat schilderachtige bijzonderheden ten beste maar vergeten daarbij de lange dagen en nachten van vóórontwerp, studie, overweging, beschouwing over het leven in het vreemde land waar ze heen trekken en deze verre uitkijk is wellicht bij hun aankomst het middel om, door hun heimwee, hun vaderland in volle klaarheid te herinneren.zoals Leonce Berger het in Roehester heeft ervaren. 127
De Vlaming is inderdaad vele eeuwen lang weinig tot reizen geneigd ge wee!~ t. In ons land is het leven aangenaam. Was er vroeger minder overvloed, zo kon de Vlaming zijn bekrompenheid te boven komen door zuinigheid. Die zuinigheid is er alleen nodig tot het verkrijgen van stoffelijke geneugten, want alles wat geen geld kost, en dat tenslotte het beste is: de zon, het licht, het landschap, de wisselvalligheid van het weder en de betrekkelijke zachtheid van klimaat; dat is bij ons te vinden en behoort ons kosteloos toe. Daarom is de Vlaming honkvast, Zijn aandeel in het moderne toerisme niet te na gesproken. De Deinzenaar week uit met de bedoeling niet lang te blijven en sommigen kwamen terug als boer, hoenderkweker of kinderwagenfabrikant. Iedere uitwijking heeft als oorzaak oorlog, burgeroorlog, langdurige bezetting, het slechtste wat een volk kan overkomen.
UITTOCHT. Deinze heeft zijn gulden tijdperk beleefd, gelijk de andere steden, toen het graafschap sterk en machtig was, maar de nederlaag op de Pevelenberg en het verdrag van Athis hadden de welvaart wel verbijsterd. Te Brugge bleef nog nabloei en de luister van het Hof der Bourgondiërs, nadat Deinze gediend had tot in- en uitvalsbasis van beurtelings de Gentenaren en de Bruggelingen. Gent, met zijn aanzienlijk proletariaat, haalde zijn tekort aan graan langs de Leie uit Picardië, en de Leie was zijn levensader; het platteland werd geplunderd en de dorpen gebrandschat, terwijl Brugge gloorde en de Bourgondische hertogen er praal en pracht tentoon spreidden, steekspelen hielden en optochten waarin de droge jonkers, alias de Brugse zotjes, uitblonken (7). Dit prikkelde het gemoed en de verbeelding der kleine lui en het was geen wonder dat in de eeuw der Bourgondische vorsten het aanzien van Brugge groot was en de betoverende aantrekkingskracht had van Hollywood in de huidige tijd. 128
Ook onze streekgenoten zullen ZICh aan al die wondere dingen vergaapt hebben, daar wij in de Poortersboeken van Brugge tal van Deinzenaars, mannen van Petegem, Kruishoutem, Nazareth, Astene, Deurle, Gortem en Wontergem, aantreffen. Door werkloosheid en armoede gedreven, begaven ze zich over Vinkt, Poeke, doorheen de bossen van Hulstloo (twee uur gaans) over Schuiferskapelle en Oostkamp naar Brugge om aldaar "een betere stee" te vinden (8). Ze vonden onderweg de bedelaars, de landlopers en de vaganten en kwamen veilig in de paleizenstad om zich in de Poortersloge aan te melden en te laten registreren. Het registratiebureau, de loge, was en is thans nog, gelegen in het oude centrum van de havenwijk (Van Eyckplein) midden in het kwartier van de vreemde konsulaten, de nu nog bestaande natiehuizen of flatgebouwen met stenen trappen zoals-in het oude Rome.
DE POORTERSLOGE. Onder de oudste, de meest belangrijke en de best bewaarde schriftstukken uit het verleden behoren die van het archief van Brugge. Wij ontlenen deze bijdrage tot de geschiedenis en de namen der toenmaals uitgeweken Deinzenaren aan het boek Indices op de Brugsche Poortersboeken van R.A. Parmentier (9). In dit boek verschijnen de lijsten van zowat 34.600 ingeweken poorters, die te boek gesteld werden met naam en voornaam, naam van de vader, geboorteplaats, inschrijvingsdatum, soms met aangegeven beroep en verwijzing naar de bladen van zes perkamenten - en de twee papieren registers. Dit danken wij aan de klerken die in de Poortersloge onder toezicht van de schepenen werkzaam waren. De inwijkelingen werden te werk gesteld bij hun werkgever als leerling, later als knecht en bij het naderen van hun volwaardige beroepsbekwaamheid, en, om "bevrijd" te worden.in het ambacht, betaalden zij een gildegeld, in de lSe eeuw, gaande van 2 -tot 24 schellingen grote vlaams tegen kwijtschrift, mits voortonen van bewijs van 129 ''
goed gedrag en zeden, of bij verklaring van twee getuigen, en een bewijs van rechtgelovigheid, vooral in de 16e eeuw. Op te merken valt dat de middeleeuwers het niet te nauw namen met de schrijfwijze. Ze schreven op wat ze hoorden of meenden te horen, fonetisch naar de spraakklank van het gewest waaruit ze kwamen. Iemand van Eeklo kwam uit Eekeloo, voor Deinze hadden ze liefst zeven schrijfwijzen: Doinse, Doinze, Deunze, Deynse, Duynse, Duinsen, Deynzen. De geschriften vertonen tal van spelfouten en oude of moderne spelling had geen belang. De scribenten deden wat de machtige buren, Fransen, Engelsen en Spanjaarden hen later nadeden. De Vlamingen vervlaamsten alles wat in hun bereik viel. Zo wordt te Brugge Rocamadour, de bedevaartplaats, Rutsemadoene. Te Deinze was Sandwich, waar Baudaert heentrok, eenvoudig Zandwijk en Canterbury, Kantelberge, ook zo met de vóór- en familienamen. In de Loge te Brugge wordt de Parijzenaar Gosselin Goesselin, Leonard Jean van Corbie, kok van de proost van de Sint-Donaaskerk is omgedoopt tot Jan hedenaerd; een man uit Troyes in de Champagne is ingeschreven als Jan Van Troyen. Joho Lossent van Aberdeen wordt in het jaar 1460, Jan van hossent komende van Abberdaen in Scotland, enz. De Vlamingen hielden het stelselmatig met de ééntaligheid en lieten zich de wet niet stellen door vreemde indringers, wat ze later, toen zij de zwaksten waren, wel eens ontleerden.
DE POORTERS. Er waren te Brugge twee scherp onderscheiden soorten van inwoners: poorters of volgerechtige burgers, en de niet-poorters of eenvoudige ingezetenen (10). De poorters bezaten een afzonderlijke rechtskring. Zij hadden aanzienlijke voorrechten die andere stedelingen ontbeerden, maar hadden ook belangrijke verplichtingen tegenover hun medepoorters en de stadsregering. Zij mochten zich verenigen in ambachten en gilden. Hun vermogen kon niet verbeurd verklaard. Anderzijds moesten zij belastingen betalen. Zij waren aan de stedelijke overheid en de landsheer gehoorzaamheid verschuldigd. Ongewensten
130
moesten zij helpen weren en iedere medepoorter bij aanranding helpen verdedigen (11). Tijdens de beroerte en oorlog waren zij allen weerplichtig, behoudens de vrouwen. Men werd poorter geboren of gemaakt. Een poorterskind werd poorter door geboorte, vreemden konden tot het poorterschap toetreden door huwelijk, inwoning van jaar en dag, of door koop. Opmerkelijk is dat een man die buiten Vlaanderen geboten was zijn poorterschap niet behuwen kon met een vrouw die haar stedeburgerschap door inwoning verkregen had. Het te storten bedrag om als poorter aanvaard te worden is in de loop der tijden nogal veranderd. Het poortersgeld werd immers verhoogd of verlaagd naargelang het ·opnemen van vreemden in de poorterij wenselijk bleek. In de 15e eeuw betaalden de nieuwe poorters die buiten Vlaanderen geboren waren doorgaans tweemaal zoveel als de Vlamingen (12). Het gebeurde dat het poorterschap gratis verleend werd aan verdienstelijke personen of aan wie voornemens was een nieuw bedrijf in de stad op te richten. Het verwerven van het stedeburgers'chap door huwelijk, inwoning of koop ging met bepaalde formaliteiten gepaard: request van de kandidaat-koper, onderzoek naar de gerechtigheid door twee schepenen en twee stadsthesauriers, bijgestaan door een klerk of greffier. De aspirant-poorter moest bewijs afleggen dat hij te goeder naam en faam bekend stond. Na onderzoek en gunstig advies gaven de schepenen consent tot aanneming. Voor de buitenlanders die de Vlaamse taal niet machtig waren, werd bij eedaflegging beroep gedaan op een tolk. De nieuwe stedeburger betaalde het vereiste poortersgeld, plus enkele bijkomstige kosten van aanneming. Hij ontving in de Loge zijn poortersbrief of akte van opneming. Wie zijn poortersrecht opzegde moest een staat van goederen indienen, onder eed bevestigen en de tiende penning van zijn bezit aan het stadsbestuur betalen. Deze belasting heette exue-recht en werd trouwens door alle steden en heerlijkheden ingevorderd. De hoedanigheid van poorter ging te loor door het aannemen van een burgerschap elders. In afwijking van de regel dat de poorters in de stad moesten gehuisvest zijn, behoorden tot de stedelijke rechtskring ook personen die van deze verplichting ontslagen waren. Deze burgers, buitenpoorters geheten, waren gehouden te Brugge een domicilie te kiezen, waar men 131
hen kon dagvaarden; zij moesten deze wettelijke woonplaats aangeven op de greffie van de vierschaar en in het register van de buitenpoorters doen optekenen. Zij waren ertoe verplicht een jaarlijkse belasting van zes groten te betalen. Het buitenpoorterschap werd aangenomen door burgers die voor kortere of langere tijd de stad moesten verlaten wegens beroepsbezigheden of om hun belangen te behartigen. Wie voor meer dan jaar en dag buiten 's landheren gebied wenste te verblijven moest daartoe uitdrukkelijk verlof bekomen van de magistraat, welk verlof slechts voor drie jaar toegestaan werd, doch regelmatig voor een gelijke termijn kon worden verlengd. Sommige personen verwierven te Brugge hun burgerrecht om dadelijk of kort daarop hun hoofdverblijf buiten de stad te kiezen en buitenpoorter te worden (13). De poorters die het poorterrecht te Brugge verwierven door inwoning, koop of gift werden dus opgeschreven in speciaal daartoe bestemde registers: de Poortersboeken. Daarentegen werd van burgers door geboorte volsterkt geen aantekening gehouden omdat de noodzakelijkheid hiervan zich niet opdrong; in een niet overbevolkte stad kon eenieder te gelegener tijd gemakkelijk door getuigen laten bewijzen dat hij stedeburgerschap door afkomst bezat. Bij geboorte werd de doopakte trouwens geboekt door de pastoor van de parochie in zijn Liber pastoralis.
OE INTOCHT. In de Middeleeuwse stad, waar orde en tucht heersten, was die strenge en ingewikkelde administratie er nodig. Op het einde van de 14e eeuw was Brugge een handelscentrum van belang geworden en de stad had het toppunt van haar macht bereikt. Het gebied der stad, besloten binnen de huidige binnenreien of waterlopen, 't Zand, Speelmansrei, Goudenhandbrug, Verversdijk, Groenerei, Dijver en Meers, was te klein geworden en zette zich uit op het omliggende gebied. 132
Binnen de sta~ werden talrijke straten helemaal gekasseid en de watervoorleiding die haar water trok uit de Sint-Baafsvijver, bij de plaats waar nu het voetbalveld van de Cercle Brugge ligt. De reinigheirlsdienst was er beter ingericht dan in het toenmalige Parijs of Amsterdam. De eerste straten waren met grote stenen belegd (stap-stenen) die op bepaalde afstand aan de kant van de huizen lagen en waarover men kon stappen bij overdaad van stof of slijk. In het midden van de straat liep een greppel. Op de Burg stond het stadhuis naast de H. Bloed-kapel, tegenover de door de Fransen afgebroken H. Donaaskerk Het Prinsenhof, waar de hertog van Bourgondië, graaf van Vlaanderen, verbleef toen hij, komend van zijn residentie Dijon, te Brugge op de Markt de steekspelen van de Witte Beer kwam bijwonen en er hof hield, was dichtbij het muntpaleis bij de ·Leeuwenbrug. Het Sint lanshospitaal bestond waar schilders der Gouden Eeuw werkten, aan de Dijver, waarin de rijke burgerszonen, te paard, waterpolo speelden. De rijke poorters waren lid van de Hanze van Londen, een vereniging van de kooplieden uit de steden van Vlaanderen. Wie met zijn handen zijn brood moest verdienen, maakte deel uit van een ambacht. De kleine meesters werden ook bij de ambachtslieden gerekend. Zij waren de tweede klasse van de bevolking in een stad die honderdjaar voordien reeds ongeveer 35.000 inwoners telde (14). Toen waren er 2.087 wevers voor de uitvoer, en ambachtslieden, waren er 131 schippers ter zee en makelaars: 355. In de stad waar de hovelingen van de landsheer thuis waren, de rijke burgers en hunne voorname dames weelde en sier tentoon spreidden, buitenlandse bankiers zich kwamen vestigen en die een legermacht bezat "die koningen deed beven", kwamen in de 15e eeuw onze stadsgenoten en Petegemnaren aan. Ze volgen hierna:
133
rBOEK Blz.
Naam
Gehoorteplaats
lnschrijv. datum
138 198
Raes Mondin filius Martins Tornoys aernoud fit Sheeraerds De \\'eert Diederik De \\'eert Staessin Blanckaert Sirnoen I fils Lievin Decoc Hannekin filius Pauwels De Rike Pieter fils Lievens TornoysJan filius Gheeraerds van \\' eldene Hannekin f. Jans
van Doinze van Doinze
10 okt.1419 14 april1432
vanDeunsen vanDeunsen vanDeurle bi Peteghem van Doinse
15 nov.1419 15 nov.1419 21 juli.1444
vanDeynse vanAestene bij Peteghem vanDoinse
22 febr. 1437 10 dec.1434
vanDuerle bi Ghend vanDeinse
4maart 1454
198 214 250 276 396 414 430
Beroep
omme droogsceere te zine omme backere te zine
lljan.1445
2"BOEK 482
Nijs jan filius Jans
484
De Polo Meeus filius \\i outers De Backere Paschier fil. Pieters Bekeman Annekin filius Gillis vandenBossche \\i illem fs. Jans vander Eroe Gillis fs. Gillis Maes Jan filius Gillis SirnoensJan
510 514 526 565 618 822 848 848 856 872 882 941
134
Van Beversluus Pietre filius \\i illems van der Biest Philips vanden Bossche willem Hoste Cornelis filius Ciaeis De Man Gheeraert filius willem Faulte Jan Baptiste
25 nov.1450 omme scoelappere te zine
van Nazarette biDueysen vanDeynse
5 mei 1455
vanDeynse
24 okt. 1471
van Doynse van Deysen van Doinse
4 feb.1461 20 febr. 1461 22 nov.1493 omme te doene brouwersneeringhe 7 sept.1569
29 okt.1474
van Peteghem bij Deynse vanHolsene vanDeynse van Deynse vanDeinse
17jan.1538 3 nov. 1531 6 mei 1547 4jan.1549
vanDeinse
22 febr. 1734
Bij Jtet napluizen van de circa 34.600 namen der Brugse inwijkelingen, noteerden wij alleen van Deinze en Petegem, en ook een van Astene, een van Deurle en Olsene om ons tot het huidige gerechtelijk kanton Deinze te beperken. Er waren er twintig waarvan wij met zekerheid weten dat ze te Brugg~, 500 jaar geleden, als eerbare medeburgers werden aanvaard. In de bestreken periode kwamen er ook mannen uit de nabijgel~en gemeenten: 14 uit Lotenhulle, 11 uit Kruishoutem, 9 uit Nazareth, nog een paar vanDeurleen een uit Sint-Martens-Latem. Onder de Deinzenaren vinden wij er maar twee die hun beroep aangaven. Hun voornamen zijn de modenamen van de tijd: Hannekin (15), Gillis, Pieter, Jan, Geeraerd en Maarten. De achtemamen zijn die van de families wier naam te Deinze en te Petegem heeft standgehouden: De Hacker, De Cock, De Weert, Maes, van den Bossche en Van Beversluis. Zij kunnen bogen op een wijdvertakte stamboom sinds hun voorvaderen de goede stede van Deinze verlieten. De laatste Van Beversluijs die hier overleed was Jan van Beversluijs, de hovenier van de S.A. d~ la Lys, eigenaar Prosper De Volder van de S.A. Moulins des Flandres (16). De zonen van Jan Van Beversloijs volgden het voorbeeld van hun voorzaat Pieter die de beversluis aan de Leie verliet in het jaar 1569 naar Brugge. De laatste loot van de Beversluis-stam, was de oudste hier geboren zoon van Jan, namens Achiel, die na overlijden van zijn vader, de Oceaan overstak en zich als hofbouwer vestigde in de buurt van Detroit te Mount Clemens Michigan (17). Verder is nog aan te merken dat inwijkelingen van Astene en Deurle hun geboorteplaats nader bepalen door toevoeging van "bi Peteghem". Dit was juist. Inderdaad, eerst in het jaar 1469 werd de stad Petegem bij Deinze gevoegd door Karel de Stoute, die groot-Deinze ontwierp, en tijdens zijn tweedagenverblijf te Deinze een heuglijke beslissing nam (18). De Deinzenaren waren en bleven er, daar ze na een jaar verblijf tot poorter "bedegen" werden. Ze waren niet de enige nieuwgekomenen. In het jaar 1427 had het stadsbestuur nog geklaagd over "de nood en de bedervenisse van den ingheborene in den lande van Vlaenderen de 135
welke met alle neringloos worden" (19). Onder regering van Philips de Goede was de welvaart teruggekomen en ook de inwoners van het Vrije, Noord-Nederlanders, Britten, Denen en anderen, zilversmeden uit Amsterdam en Dordrecht, borduurwerkers uit 's Hertogenbos, heren- en dameskappers van Parijs (20), kunstschilders alsJan van Eyck en Hans Memling ten gerieve van de edellieden en rijke burgers. De mannen uit het land van den Vrije van Brugge, van Veurne- en Aardenburger- Ambacht, van het Burggraafschap Gent, uit de kasseirijen Kortrijk en Oudenaarde, de Roeden van Tielt en Deinze oefenden er de meest diverse beroepen uit, zoals vismanddrager, "omme zagher te zine", "omme oude deederen te nayene", "omme te doen tambocht van den scippers", "omme beesten te slane" enz. De knapen en knechten namen hun intrek bij hun werkgever of meester of dezes buurman, voorlopig in een pelgrimshuis of een droog logiest, en later als kostkoper in een logieshuis. In het jaar 1465, het jaar van de aankomst van Memling, had een Deinzenaarster moeilijkheden bij haar huwelijk. Het was Margrieten van Reeghem van Deinze, filia Pieters, die ontpoorterd werd wijl zij een buitenlander huwde. Vrouwen die het poorterschap wonnen door inwoning of koop en naderhand huwden met een man die buiten Vlaanderen geboren was, verloren hun recht (21).
DE UIT\\i IJKELING. Of alle Deinzenaren even goed gevaren zijn in hun nieuw bedrijf valt te betwijfelen. Ze kregen loon naar werk, naar beroepsbekwaamheid, ijver en vlijt; geen, behalve Margriete van Reeghem,werden "deur· strepeld ofte ontpoorterd", zodat wij mogen aannemen dat ze behoorlijk aan de kost kwamen. Maar de mens leeft niet slechts van brood. Het zal wel een tijd geduurd hebben vooraleer ze de berusting van het hart vonden. Van de uitwijkelingen kan en mag ik meespreken daar ik er zelf een ben die van Deinze naar Brugge uitweek, zij het door beroepsomstan136
digheden en ambtsplicht. Bij mijn naderhandse onderzoeken wilden vrienden mij troosten, aJ. zeggend dat het toch een voorrecht is in zulke schone stad te wonen. Wij verbleven er nagenoeg dertig jaren- in de beste mannenjaren - hetgeen een groot stuk van het leven is. Onze uitgeweken Deinzenaren van eeuwen geleden ondervonden hetzelfde als wij zelf. Zij dachten dat zij zelden of nooit hun geboortegrond zouden terug zien, hoewel ze hem in feite nooit verlieten. Zij waren van oordeel dat "men niet moet wegtrekken als het niet hoogstnodig is", zoals Leonce Berger, aan zijn moeder Stina, uit Amerika schreef. Hij schreef dit omdat hij niet wist wat omtrent 2000 jaar geleden de Spaanse wijsgeer Seneca, beambte, opvoeder en raadgever van keizer Nero, uit Rome aan zijn moederEvia in Cordoba mededeelde: ""'aarom zouden wij klagen over onze afwezigheid in het geboorteland ? Geheel de wereld is het vaderland van de man die zijn naam waardig is. Zal hij om het even in welk vreemd land zich als een verplante voelen wanneer hij het blauwe uitspansel bekijkt ? Wanneer ons einde nadert, wat kan het ons deren in een ander land te rusten dan dat waar wij geboren zijn ? Voor eenieder is de afstand die ons van de hemel scheidt dezelfde. Deze die ons dwongen het land te verlaten, zijn ze minder ontheemd dan wij ?" (22). Hoewel verstokte, onverstoorbare stoïcijn, schreef Seneca vanuit Rome, toen hij aan de bekoorlijke sierra van Cordoba dacht: Carerepatria intolerabile est ! of welke ondraaglijke marteling is het te leven buiten zijn land ! Deze Spanjaard kwam uit Andalousië, waar zijn wieg stond; hij was Romein door opvoeding en naar ziel was hij wereldburger. Van Spanje erfde hij de ernst, de waardigheid - en soms de gratie - tegenover pijn en smart. Van Rome had hij zijn lust tot leren, welsprekendheid en eerbied voor 't gezag, die tot denken stemt. Als wereldburger had hij begrip voor de menselijke driften, voor het kortstondige van de haardstede en boven alles het voorgevoel van een eeuwige God, onmetelijk ver verheven boven de idolen die te Rome hun einde naderden. In dit gevalligt ook hier de waarheid in het midden. De uitwijkeling krijgt heimwee wanneer hij denkt aan degenen die hij verliet en aan degenen die terugkeerden. De thuisblijvers weten niet of de verhuizers zich meer verlaten voelen dan diegenen die bleven. H~t leven is een gedurige zwerftocht. Wie wegtrekt verliest alles, zo menen de blijvers, 137
maar zii dolen. \\i anneer de trekkers iets verliezen zonder hetwelk zij dachten niet te kunnen leven, stellen ze vast dat er niets van waar is. \\i anneer zij dit hebben geleerd ondervinden zij dat het de droef4eid niet waard was die zij hen gekost heeft. Het vaderland omvat niet alleende mensen die er hun dagelijkse arbeid verrichten, maar de band tussen het verleden en de toekomst, de vluchtige onrust die wij tijdens ons sterfelijk bestaan kennen. Dit is het vaderland en niet het geweld van het noodlot dat ons wegdreef. \\i ie dit weet, wordt nooit verplant indien hij blijven wil wie hij is. Vraag het in elke hoek van de wereld van waar de mensen komen die er werken, zich ontspannen, liefhebben, voor- of tegenspoed kennen. Velen zijn bij ons geboren. Anderen zijn uit den vreemde hier komen wonen, gedreven door begerigheid of hebzucht; anderen uit nieuwsgierigheid of vrees, zonder te w.p:en waarom. Allen zijn uitgewek'ên. De ergst getroffenen zijn degenen die zich in eigen land tekort gedaan voelen en nog erger, wie uit zijn eigen persoonlijkheid geweken is. Wie de verantwoordelijkheid ontvlucht, de strijd om het leven schuwt en opgeeft, leidt een plantaardig bestaan en is-minder vrij dan wie elders de strijd aanvaarden. Sterkere persoonlijkheden hebben ons verlaten en kozen de vrijheid ver van hun geboortegrond. Watzullen de mensen van morgen er over zeggen ? Zijn ze er zeker van dat ze morgen ongelijk zullen hebben ? De geschiedenis wordt niet alleen gemaakt door hen die menen ze te maken, maar ook - en vooral - door hen die er zich rekenschap van geven. De stem van de uitwijkeling, de vervolgde, de banneling die hiervan bewust is, leidt ten slotte tot de stoutste verwachtingen en de zoetste dromen.
DE DEINSE UITWIJKELING. De mannen van Deinze en ommeland, wier uitwijking de aanleiding was tot dit betoog, hebben een duurzame les gegeven aan de vele geslachten die hen opvolgden. Er zijn weinig landen ter wereld waar geen Vlamingen wonen die, met de lede ogen van het heimwee, naar hun verre of verboden geboortestreek terugkeren. 138
Frankrijk, Engeland, Spanje, de wanne landen van Afrika, NoordAmerika waar pater Karel van Quickenborne van Deinze en pater De Smet van Dendermonde zwoegden, de Azoren waar onze boeren de Vlaamse ploeg invoerden (23), de meest verlaten eilanden waar pater Damiaan zijn offers bracht, Zuid- en Midden-Amerika van Chili tot Guatemala waar Deinzenaren, nu nog, de nood helpen lenigen, de Philipijnen waar Emiel Gilliaert van Deinze soldaat was in Amerikaanse dienst (24). Ze zi.in ontelbaar. Onder hen waren ook de mannen en vrouwen die in de 15e eeuw de wijk naar het al te ver afgelegen Brugge namen. Ze gingen te voet, zes uur lang, waarvan twee uur gaans door de bossen van Ruiselede en Schuiferskapelle. Ze zochten onderdak en werk. Na verdienstelijke arbeid strekten .ze zich uit op hun bed, loken de ogen en trachtten te dromen. Met de ogen van hun ziel keken zij op het verleden, de bloedverwanten, vrienden en verliefden. Ze voelden zich vergeten door de hunnen en pasten zich aan zo goed en zo kwaad het ging. Zoals elke uitwijkeling het voelt, wachtten zij op de vervroegde dood. Ze bekeken zich zelf zoals de gevangene achter de grendel die weet dat het leven drijft. Hij vertrouwt op de vrijlating en hoopt dat hij weer de zon zal zien schijnen. Hij verlangt naar zijn bakennat om op zijn levensavond met zijn wandelstok in het tuintje rond te kuieren waar hij als kind speelde en stoeide. Van de aangehaalde 1se-eeuwse Deinzenaren kwamen geen geboekstaafde wetenswaardigheden noch roemrijke feiten tot ons (25). Hun naamgenoten of afstammelingen leven te Brugge nog na als aannemer Blanckaert, restaurateur De Rijcke, notaris De Weert, geneesheer Oswald Hoste, brouwer Maes en Van Welden. Hun werk is hun bedrijf en hun werk is ook hun autobiografie, gelijk het aangezicht van de zoon de trekken van de vader heeft en soms de stem. Hun voorzaten hebben wel eens gedacht dat het leven vol narigheid is; de nazaten hebben de daad van het ascetisch leven gesteld ofwel de drang gehad om vooruit te komen. In beide gevallen zijn de eersten onze hulde waard en de anderen verdienen deze herinnering aan de taaiheid van hun stam binnen de poorten van Brugge. 139
AANTEKENINGEN
(1)
Uit een brief van Leonce Berger, zoon van Modest, bakker, Grote Markt, Deinze, uitgeweken naar Roehester N.V. waar hij jarenlang werkzaam was in de Kodakfabriek.
(2)
Zie jaarboek K.O.K. A. Cassiman 1952, blz. 91-127.
(3)
Zie jaarboek K.O.K. 1943. L. Mestdagh. Pater Karel Van Quickenbome, blz. 43-55.
(4)
Zie jaarboek K.O.K. 1966 Herman Maes, blz. 9-51. Ook over Dr Liebaert. Het Kongo-avontuur van Desire Scheerlinck Sr (broer van Iv.:>) zou moeten geschreven worden.
(5)
Ziejaarboek K.O.K. 1955 Uitwijking naar Amerika. G.P. Baert, blz. 7-72.
(6)
Arnolf Fleming. Flemish Influence in Britain. Glasgow, 1930, met illustratie waaronder oude Vlaamse huizen langsheen de rivierStour te Canterbury. Ook E. Frank Candlin, B.A. English Wool and Flemish Weavers, in Message, Belgian Review,juni 1944 met foto Flemish Weavers' cottages, Havenham, Suffolk.
(7)
Biekorf Brugge 1936, A. Viaene, van droge jonkers en Brugsche Zotten blzn 215-219 en 293. Droge jonker is (1463) zot, nar, poetsenmaker.
(8)
Zie kaart Flandriae Comitatus, par septentrionalis van Nic. Visscher, Amsterdam, 1660.
(9)
Indices op de Brugse Poortersboeken, door R.A. Parmentier, conservatorvan het stadsarchief te Brugge, ui tg. Desclee de Brouwer en Cie, 1938, in twee boekdelen; het eerste deel bevat het Poortersboek over de jaren 1418-1434, en dat over de jaren 1450-1794. Het aantal nieuwe poorters per jaar is het grootst in de 15" eeuw en schommelt tussen 478 in het jaar 1444-1445, hoogtij onder het Bourgondisch Bewind en 19 in het jaar 1491-1492, jaar van de ontdekking van Amerika waardoor, mede door de verzanding van het Zwin, de tachtigjarige oorlog en ander onheil, Brugge begon te kwijnen. De volgende eeuwen slinkt het getal soms tot hoogstens 10. In het jaar 1794, bezetting der Fransen, is het boek afgesloten en vermeldt nog 6 nieuwe poorters.
(10) R.A. Parmentier Inleiding tot de Indices op de Brugse Poortersboeken blz. VII en volgende. (11) Wapendracht (het dolkmes) was niet verboden en de doekdràgers waren talrijk. De leveranciers woonden in de nog bestaande Wapenmakersstraat en de gordel- of riemmakers in deCordouaniersstraat met de schedemakers, in de buurt tussen Burg en Sint-Jansplein. Er was in de 15" eeuw, ongemene vraag naar deze ambachtslieden.
140
(12) In het jaar 1419 betaalde de eerst vermelde Deinzenaar, Raes Mondin (een verschrijving van Monteyn) 5 schellingen grote en de befaamde kunstschilder Hans Memling die op 30 januari 1465 als Hans van Memmelinghe, poorter, ingeschreven werd, betaalde 24 schellingen grote. Hij vestigde zich als zelfstandig schilder, komende van Brussel waar hij een viertal jaren in de omgeving van Rogier Vanderweyden geschilderd had. Zie prof. Eg. J. Strubbe in 100 grote Vlamingen, 1951, blz. 67. (13) Registers van de buitenpoorters zijn ten getalle van vijf in het stadsarchief van
Brugge voorhanden en lopen over de jaren 1548-1788. Zulke registers bestonden reeds vroeger, blijkens een rekening van de stad Brugge van 2 september 1441. "Item, ghegheven van eenen papierboucke omme de haghepoorters in te scrivene: 20 grooten". De buitenpoorters werden ook hagepoorters geheten, wijl ze een huis met een tuin betrokken. Een typisch voorbeeld daarvan was te Deinze tot in onze eeuw het huis "In het hoveke" van Alexander Algoet,lr.ngsheen de weg naar Tielt op Deinze-Buiten. Over Deinse buitenpoorters zie A. Cassiman, geschiedenis van de Stad Deinze. Bez. 114-115 en H. Maes jaarboek K.O.K. Deinze 1973. Blz. 196-197.
(14) Zie D. Jos. De Smet. Rijksarchivaris. Brugge op het Einde der XIII" eeuw. Een sociaal, politiek en economisch overzicht, Brugge, 1933 blz. 7. (15) Troetelnaam voor Jan. Zie Dr. Frans De Brabandere. Van voornaam tot achternaam. Brugge 1971 blz. 20-24. (16) Die hofbouwerij versmolt met S.A. Flandria Brugge; de serres worden gesloopt (1904) en de grond werd verkaveld en herschapen in een villawijk door René De Busseré, Arthur Lagrange e.a. (17) Hij kwam tijdelijk terug naar het vaderland en kocht te Gent de protestantse tempel op de Nederkouter/Boekhandel Vijdt) en keerde aldra weer naar zijn vorig verblijf. (18) Zie A. Cassiman. Geschiedenis der Stad Deinze, blz. 24-25. (19) L. Gilliods. Coutume de la villede Bruges. Blz. 302. (20) Marcel Simoen, "mits dat hi constenare es van houpen ende strosvederen te makene up stallinne hu ven". (24 november 1419). De hoge kap of kuif met wollen of zijden achtersluier was in de 15" eeuw het dameskapsel van de tijd. (21) 1465 Januari 15. Margriete van Reeghen, filia Pieters, ghebooren van Deynse cochte haer poorterscip 15 in Laurnaent inder conditie ghecostumeirt, omme 12 s. gr. Kanttekening: Gheroyert bi den consente van J. Plaet, mids dat zou meende een Bertelmeus ter Muelne, hierachter in tzelve blaet ghescreven, te bevridene, ende niet zijn en mach, omme dieswille dat hij es van buten slands ghebaoren, etc. (22) Gregorio Maranon. Espandes fuera de Espaf:ta. Espasa Calpe. Blz. 17.
141
..
(23) De vlaamse ploeg van de Azoren is te zien in het openluchtmuseum te Bokrijk. Hij werd medegebracht door Omer Grawet van de B.R.T. (24) Emiel Gilliaert was tijdens de oorlog 1914-1918 klaroenblazer van generaal Pershing die hij elke dag uit zijn tent in het Argonoen-woud van het veldbed blies. Hij stierf 31 maart 1962 en werd met grote plechtigheid begraven op het ere-kerkhof te Arlington bij \\tashington. Zijn dochter is Zulma Hettrick-Gilliaert, Detroit. Mijn kleinzoon was bij haar te gast (1973) toen hij naar de V.S. trok met het zangkoor Dorado Prugge. Zulma is het verstwonende lid van K.O.K\ Deinze. Zie K.O.K. 1977. Verwanten van hem wonen nog te Astene. (25) Twee Deinzenaren maakten hierop uitzondering: \\t illem Ba udaert ("Deinze 1565 tZutphen 1640) de bekende schrijver van calvinistische werken. Zie jaarboek K.O.K. 1952, blz. 91-127, en Gustaaf Dujardin die in de Anglo-Boerenoorlog Zuid Afrika, met zijn broer Pieter, vrijwillig in de gelederen der Boeren streed. Hij schreef "Dagboek uit den oorlog van Transvaal" door Gustaaf Dujardin, lid van de Belgische Ambulance, uitg. E. Van Risseghem, Deinze, 1901. Zie hierover: De Boerenoorlog in de Deinse pers, door Lic. Herman Maes, blzn. 9-51, ill. Jaarboek 1966. Uit beider werken blijkt dat noch de Deinse banneling, noch de strijder in 't heetste van 't gevecht, hun moed en humor verloren. Zie Apopthegmata van \\tillem Baudartius (bibliotheek K.O.K.) en de vrolijke brieven uit Transvaal van Gustaaf Dujardin.
142
Priesters uit Deinze in de achttiende eeuw DOOR
E.H. Fr. MICHEM, pastoor te Vinkt
143 ''
Een uitgebreide studie over de clerus van het oude bisdom Gent in de achttiende eeuw bracht aan het licht dat priesterroepingen te dien tijde een zaak waren van de hogere stand. Op een totaal van 1661 priesters waren er circa 500 - zegge een derde - geboren Gentenaars bij. De meesten onder hen kwamen uit de Gentse adel, de magistratuur en de burgerij. Die verhouding was praktisch dezelfde in de andere steden en grote gemeenten, o.a. te Oudenaarde (81 pr.), Lokeren (80), Dendermonde (73). Eenzelfde verschijnsel deed zich ook voor in onze stad: bijna al de priesters - tien in getal - die Deinze leverde aan het bisdom, waren zonen van burgemeesters ! Ziehier hun namen: 1. Beyeos Engeen Francies, 0 Petegem-Deinze 25.5.1762, was de zoon van Petrus, ontvanger van de provinciale rechten, griffier van Zeveren-Wontergem, burgemeester van Deinze 17781784 en 1788-1792 en van dame Joanna Camberlijn. Priesterwijding: Gent 8.9.1787. Hij studeerde aan de K.U.L., behaalde er de graad van licentiaat in de godgeleerdheid en overleed te Gent 10.10.1793. 2. Bruggeman Philippe Jacob, 0 Deinze 1.5.1740, was de zoon van Jacob en van Maria Francisca Dusaer. Priesterwijding: Gent 29.5.1765. Hij was kapelaan te Deinze tot aan zijn dood, circa 1800. 3. De Jans Antoine, 0 Deinze 2.4.1709, was de zoon van Carolus- schepen van Deinze 1708-1728, burgemeester van Deinze 1728-1732, en overleden 4.5.1745, en van Maria Catharina Van der beke. Priesterwijding: Gent 26.5.1736. Hij was pastoor te Zeveren-Deinze van 11.12.1746 tot 1.10.1767, daarna kapelaan Weverskapel te Gent; hij overleed wellicht aldaar. 4. De Jans Francies Balthasar, 0 Deinze 5.1.1700, broer van voorgaande. Priesterwijding: Gent 11.3.1724. Hij was proost in de kapel Puivelde 27.5.1742 tot aan zijn overlijden 14.9.1757. 145 .'
5. Van Der Meuten Joseph, "Deinze 12.3.1726, was de zoon van Petrus en van Marie Anne Van den Berghe. Priesterwijding: Gent 12.6.1756. Hij was Coadjutor te Meigem 30.9.1756; hij overleed te Deinze de 25 juni 1760. 6. Van Doorne Albert, "Deinze 14.3.1698, was de zoon van Francies- eerste schepen van Deinze 1698-1704 en 1708-1712, en burgemeester van Deinze 1705-1707 en 1713, hij stierf op 19.1.1728 (71 j.), en van dame Martine Jochem, die ook behoorde tot een schepenfamilie (overleden 1.8.1730, 71j.) Priesterwijding: Gent 11.3.1724. Hij was onderpastoor te Ruiselede van 10.5.1724 tot 1734, pastoor te Kruishoutem van 4.8.1734, tot bij zijn afsterven 21.5.1757. 7. Van Doorne Albert Francies, "Deinze 2.4.1732, was de zoon van Ferdinand (zoon van Francies voornoemd), . burgemeester van Deinze 1737 tot 1742, en van dame Rebecca Hopsomere, dochter van Jan Francies, ook burgemeester van Deinze 1732-1736. · Priesterwijding: Gent 12.6.1756. Hij was k~pelaan te Deinze (stichter van het weeshuis- zie Alb. Van den Abeele: Gesch. der stad Deinze, 1865, blz. 186 en A. Cassiman: Gesch. van de stad Deinze, blz. 48 en K.O.K. jaarboek 1942), overleed te Deinze 13.3.1785. 8. Van Doorne Anselm Benedict, "Deinze 3.8.1724, broer van voorgaande. Priesterwijding: Gent 23.5.1750. Hij was kapelaan te Deinze en overleed 25.11.1780. 9. Van Doorne Francies Bemard, "Deinze 27.3.1734, broer van voorgaande. Priesterwijding: Gent 23.12.1758. Hij was kapelaan te Deinze (medestichter weeshuis, Deinze) en overleed te Deinze 11.6.1786. 146
10. Van Doorne Jan Baptist Francies, 0 Demze 11.10.1717, oudste broer van drie voorgaande priesters. Priesterwijding: Gent 12.6.1745. Hij was onderpastoor te Vinkt-Deinze 6.2.1746- t21.11.1746. De wit-manneren grafzerk van deze priester ligt nog immer in het koor van de St.-Bartholomeuskerk te Vinkt. Het opschrift luidt als volgt: SEPULTURE van den Eirweirdighen heer mijn Hr. JOANNES BAPTIST FRANClES VAN DOORNE fs. d'Heer Ferdinand, ghewesen onderpaster deser prochie Vinct welchen in sijnen eerste iever overleden den 21 9bre 1746 audt 29 jaeren BIDT VOOR DESIELE 11. Wieme (Wyme) Jacob, 0 Deinze 19.12.1675, zoon van Jacob, griffier van Deinze 1673-1693 (?), en van Catharina de Vylder. Priesterwijding: Gent 15.10.1702. Trad in het klooster der Nobertijnen te Drongen, was onderpastoor in St.-Martinus te Petegem-Deinze, 1709-1711, en onderpastoor te Nevele 1711-1730, pastoor te Landegem 10.7.1730 tot 15.7.1750; hij nam ontslag en overleed in het klooster te Drongen 13.2.1751. 12. Wieme (Wyme) Rudolf, geboren +1702, zoon van Ghislenus en van Isabelle De Vos. Priesterwijding 19.9.1725 te Gent. Onderpastoor te Deinze; volgens Cassiman (gesch. v. d. stad Deinze- K.O.K. 1953-54, blz. 64), uit een voorname Deinse familie afstammend, stichtte deze priester in 1734 de broederschap St.Barbara; van 11-1-1737 was hij pastoor te Meigem tot 18.4.1743; dan werd hij pastoor te St.-Maria-Leeme. Hij overleed 26.2.1752. (zie ook Kroniek van Bachte-Maria-Leeme doorN. Kerckhaert blz. 66). 147
P.S. Reeds in de 16e eeuw trad een Roland Van Doorne (de Spina) op als pastoor te St.-Martinus - Petegem/Deinze van 1.5.1557 to. 29.3.1558, (werd dan kanunnik van St.-Salvator, Brugge) en nadien pastoor te St.-Martens-Latem van 5.9.1576 tot 1580 (sluiting der kerken door de Calvinisten). Deze Roland van Doorne was een Deinzenaar, en bediende een kapelanie te Deinze in 1556.
148
De herbergen te Deinze en omliggende in het jaar 1779 DOOR
Dr. PAULHUYS
149
Tegen het laatste kwart van de 18e eeuw was het drankmisbruik (1) in onze gewesten een echte plaag geworden; de nefaste gevolgen ervan - sociaal en ekonomisch - noopten de overheid dan ook tot een drastisch ingrijpen. In 1779 - dit jaar dus precies tweehonderd jaar geleden - werd door Keizerin Maria Theresia een edikt uitgevaardigd, waarvan de toepassing een doelmatige bestrijding van het alkoholisme moest mogelijk maken . . Dit Edikt van 21 juli 1779 bevestigde nog eens de verplichting tot het onderhouden van de voorschriften der vroegere plakkaten op de herbergen (nl. die van 26 juni 1589 en 1 juli 1616) en verstrengde die bovendien nog door een aantal nieuwe maatregelen: het bepaalde o.m. het avondlijke sluitingsuur van de herbergen ('s zomers te 21 uur en 's winters te 20 uur), ontzegde aan de minderjarigen de toegang tot de herbergen, verbood ook herbergbezoek op zon- en feestdagen tijdens sommige kerkelijke diensten (hoogmis, vespers, sermoenen), beperkte het aantal kermissen tot maximum twee per jaar, enz.
Om echter toezicht op de herbergen en vooral op de welig florerende brandewijnhuizen en geneverkoten efficiënt te kunnen organizeren, wenste de overheid te beschikken over een precieze "inventaris" van alle drankgelegenheden. In het artikel twee van het Edikt werd aan de baljuws en wethouders "van elk dorp onzer Provintie van Vlaenderen" bevel gegeven tot het opmaken van "eene lijst van alle de herbergen, aubergien ende brandewijnboysen hunner jurisdictie, met uytdrukking der oaemen van de herbergiers, van de uythangberders ende van de situatie der herbergen, mitsgaeders met wiens permissie ende t'sedert wanneer de zelve zyn geërigeert geweest" (2). Deze lijsten moesten worden toegestuurd "aen de hooftcollegien van hun respectief district, binnen den tyd van een maend, te rekenen van den dag der publicatie van ons tegenwoordig edikt" (3). "Haer Majesteyts edikt" van 21 juli 1779 werd uitgevaardigd in het consistorie van de Raad van Vlaanderen op 10 september 1779; de lokale overheden moesten dus uiterlijk op 10 oktober 1779 hun lijsten hebben ingestuurd. 151
In zijn studie over de "Herbergen in de Kasseirij Kortrijk in 1779" wijst V. Arickx erop, dat vele van de aloude herbergen, afspanningen, aubergiën en logementshuizen, gelegen in de dorpskommen of langs de voornaamste wegen, meestal zeer fatsoenlijke instellingen wáren, maar dat daarnaast talrijke gewone herbergen, kroegen of drankslijterijen vooral die, gevestigd op binnenwegen of op verderafgelegen plaatsen vaak verdachte gelegenheden war~n, waar soms uitsluitend geestrijke dranken werden geschonken en die dan ook door de wethouders en gerechtsofficieren met een gerechtvaardigd wantrouwen bekeken werden. Ze waren meestal ook zonder vergunning of oktrooi geopend. Het is overigens opvallend, hoe weinig herbergen (zelfs van de "degelijke" soort) opgericht waren met toestemming van de heer of van de "wet". Vele daarvan bestonden reeds "sedert immemoriale tijden" (in casu betekent dit, dat ze zeker al van vóór 1700 bestonden) of werden geduld "bij gedoogzaamheid". . Die laksheid, waarvan vooral de plaatselijke overheid totdantoe had blijk gegeven ondanks het bestaan van een aantal reeds oudere beperkingen of verbodsbepalingen terzake, was eigenlijk toch wel te be.. gnJpen. V. Arickx, in de reeds geciteerde studie, wijst ter verklaring op een tweetal faktoren: enerzijds vonden de besturen in de "stokerijen en brouwerijen een zeer voorname bron van inkomsten ... en anderzijds ontbrak het algemeen inzicht in de nadelige gevolgen van het alkoholisme voor de gemeenschap en het individu" (4). Wel was de geestelijkheid tegen het veelvuldig alkoholgebruik gekant, in hoofdzaak om morele redenen. De bekommernis van de burgerlijke overheid daarentegen bleek niet zozeer ingegeven door overwegingen van strikt morele aard, maar hield veeleer verband met de algemene veiligheid en de handhaving van de openbare orde. Dronkenschap leidde immers regelmatig tot twist- en vechtpartijen en uitspattingen allerhande, tot doodslag en seksuele misdrijven toe: Het spreekt vanzelf dat niet alle steden, gemeenten of dorpen in even erge mate door de plaag van het alkoholisme geteisterd werden. Veel hing af van zuiver lokale omstandigheden: de al dan niet geïsoleerde ligging der dorpen, de aard van de bevolking, de levens- of werkomstandigheden, de houding van de plaatselijke heer of van de "wet". Ook de eventuele aanwezigheid van brouwerijen of stokerijen,
152
/JI/P1'1J:;/teztL
--~·
!·»~~~~~~~3*::==--
:\,,
'ERDE Op dit plan van De Roede van Deinze zijn heel wat van "onze" herbergen te lokaliseren
ER
het aantal en de aard van de drankgelegenheden zelf, de ernst en moraliteit van de uitbaters ervan e.d.m. speelden hierin een belangrijke rol. In dat opzicht zijn de in 1779 opgestelde lijsten van herbergen bijzonder leerrijk omwille van de daarin meegedeelde informatie, niet alleen over drinkgewoon~en, die daaruit kunnen afgeleid worden, maar ook over andere aspekten van lokaal-historische of volkskundige aard: uithangberden en naamgeving, vermelde toponiemen, ligging en ouderdom der herbergen, hun eigenaarsen/of uitbaters, hun eventuele rol in het dorpsleven (als "wethuis", als zetel van een heerlijkheid, als gildenhof), enz. Een goed deel van Deinze en omstreken maakte toentertijd deel uit van de Kasseirij Kortrijk, die bestuurlijk en fiskaal onderverdeeld was in een vijftal kleinere omschrijvingen of "roeden". Tot de "Roede van Deinze" behoorden- althans binnen de grenzen van het huidige OostVlaanderen- Deinze (de Stad of Binnen, en Deinze- Buiten), Petegem, Machelen, Olsene, Zulte, Grammene, Astene en Zeveren-Kortrijks (5). Van de "Roede van Tielt" maakten Gottem, Wontergem en Poeke deel uit (6). De lijsten, krachtens het Edikt van 1779 op de herbergen opgemaakt voor de resp. parochies van deze Kasselrij, zijn bewaard gebleven (jammer genoeg met uitzondering van de lijst van Deinze-Binnen !) en bèvinden zich in het Rijksarchief te Kortrijk in het fonds "Bruine Pakken" (nr. 6529 voor de "Roede van Deinze" en nr. 6163 voor de "Roede van Tielt"). Het is de verdienste van V. Arickx geweest, in zijn hoger geciteerde studie in "De Leiegouw" (1965) de aandacht te hebben gevestigd op deze interessante dokumenten, die hier nu aan de lezers van dit Jaarboek in extenso worden meegedeeld. Vooraf echter nog enkele inleidende beschouwingen en wat kommentaar... De belangrijkste gemeenten in de Roede van Deinze waren gelegen aan de steenweg van Gent naar Kortrijk, die in 1720 reèhtgetrokken en verbeterd was geworden. Een belangrijke verkeersader brengt van oudsher vestiging van herbergen en logementshuizen met zich mee (7). 154
•
Het spreekt dus vanzelf dat de drankgelegenheden, gelegen langs een dergelijke weg met veel doorgaand verkeer, er niet enkel waren in funktie van het plaatselijke kliënteel. Te Zulte bijvoorbeeld waren er in 1779 in totaal acht herbergen, waarvan er zes gelegen waren langs de steenweg. Alle zes waren ze "dienstig tot het logeren te voete als te peerde"; en die zes waren, op één enkele na, allemaal gelegen "op de plaetse" zelf. Voor lokaal gebruik dus zeker "van het goede (méér dan) teveel". in die mate opvallend zelfs dat de opsteller van de lijst de opsomming na de eerst~ vijf herbergen even onderbreekt om de opmerking te maken dat er "boven de voorschreven vijf herbergen ... maer en staen op dit dorpken ofte plaetse alleenelijek (... ) veerthien huysen soo groote als kleijne, bij dien sulckx tot reflectie": om eens over na te denken, inderdaad ! Ook in andere gemeenten waren telkens een aantal.herbergen ongetwijfeld meer afgestemd op de passanten dan op de dorpelingen zelf: aan de grote steenweg waren te Astene vijf herbergen gelegen; te Olsene, Machelen en Petegem telkens drie. Zoals gezegd, ontbreekt voor de telling van 1779 de lijst voor Deinze-Binnen; we weten echter uit andere bronnen dat een aantal van de belangrijkste ervan ook aan de steenweg van Gent naar Kortrijk gelegen waren, zoals o.m. aan de Knok "De Bourgondische Scilt", "Het Schaec" en "Den Hert" (alle drie eeuwenoud), benevens een hele resem in de Kerkstraat (=Kortrijkstraat) als "Het groen Huys", "Den Lombaerde", "De Roose", "Den cl een en Sleutel", "Het Spinnewiel", "De Sterre", "De Swaene" en andere meer (8). Zijn er langs de grote steenweg Gent-Kortrijk talrijke herbergen gelegen, dan blijkt die andere gewichtige verkeersader, nl. die te water, twee eeuwen geleden heelwat minder aanleiding geweest te zijn tot het verschaffen van lafenis aan de dorstigen. Aan de Leie van Zulte tot Astene lagen toen immers slechts een viertal herbergen (een te Gortem "aan het vrije veer", twee te Machelen, resp. "dicht tegen de Leije" en "op den aert van de Leije" en te Deinze-Buiten de herberg Westaerde, "dienende tot gerief van den soogenaemden aerd") en anderzijds nog een vijftal brandewijn- of geneverhuizen (drie te Astene; een "op den aert" te Gortem en een "op den aert" te Olsene).
155
Als we nu even de drankgelegenheden beschouwen afgezien van hun funktie ten aanzien van lokaal, resp. passantenverkeer, dan stellen we vast dat er in 1779 in de elf behandelde gemeenten (zonder DeinzeBinnen alweer) in totaal 54 herbergen op lijst werden gebracht en daarnaast nog bijna evenveel brandewijn- of geneverhuizen, nl. 52, te zamen dus ruim een honderdtal. Van de 54 herbergen zijn er slechts een vijftiental, waarvan uitdrukkelijk gezegd (of beweerd) wordt dal ze "met permissie" werden opgericht en van één herberg (te Wontergem) wordt genoteerd dat men daar "dranck vercocht bij tacit consent van den bailliu" (die daar nl. ook de eigenaar van de betrokken herberg bleek te zijn !). Twee derde van de herbergen zijn derhalve opgericht "zonder permissie ofte octroij". En wat de 52 brandewijnhuizen betreft, blijkt· zelfs geen enkele daarvan over officiële toelating te beschikken. Een ~eel verschil dus, als we dat bv. vergelijken met de toestand in een stad als Wervik (net buiten de westelijke grens van de Kasseirij Kortrijk gelegen), waar in 1779 negen herbergen en drie geneverhuizen blijken ~e bestaan die alle twaalf zonder enige uitzondering "opghericht syn 'met permissie van de heeren van het magistraat" (9). De Wervikse griffier wijst er echter op dat de drie geneverhuizen "beter ghesupprimeert als langher ghetollereert waeren" en dezelfde opmerking wordt door hem gemaakt over twee van de negen· gewone herbergen, die resp. een uur en driekwartier gaans van de stad verwijderd waren: " ... oordeelen wij goet te syn, de selve te supprimeren, in aendacht nemende dat de justitie ende politie aldaer niet en conoen gheëxerceert worden ter eausen de verre afgheleghenheyt" (spatiëring door ons, P.H.). In vergelijking met de "strenge" houding van de Wervikse overheid valt het äirekt op, dat baljuw en wethouders van geen enkele van de hier behandelde parochies enige opmerking maken nopens de eventuele wenselijkheid om bepaalde herbergen of brandewijnhuizen te doen sluiten. In de streek van Deinze is de overheid klaarblijkelijk heel wat lakser! Er dient nochtans op gewezen te worden, dat er voor een aantal gemeenten in dit gebied toch duidelijke tekenen zijn die wijzen op een sterke aangroei van de drankgelegenheden: deze toename betreft niet zozeer de gewone herbergen, maar de (meestal minder fatsoenlijke) brandewijnhuizen. In Machelen bv. blijken er van de elf brandewijn156
huizen niet minder dan zes opgericht te zijn nà 1770 (d.i. minder dan tien jaar oud); in Olsene zijn er vijf op de acht die nog geen twee jaar oud zijn; twee van de vijf te Petegem nog geen jaar; te Zeveren bestaat er een sinds "enkele jaren" en een tweede "sedert corten tijdt"; ook te Deinze-Buiten zijn er een paar gloednieuwe geneverhuizen (sedert twee jaar, resp. vier maand). Deze cijfers wijzen toch wel degelijk op een heel recente en onrustwekkende stijging van het genever- en brandewijnverbruik Zoals gezegd, wa~ de situatie voor de eigenlijke herbergen wel beter binnen de normale perken gehouden. W àt er precies in de drankgelegenheden geschonken werd, is uit de bewaard gebleven lijsten slechts uitzonderlijk op te maken. Het grote onderscheid tussen herbergen enerzijds en genever- en brandewijnhuizen anderzijds laat natuurlijk weinig twijfel wat de laatstgenoemde soort betreft, maar daarmee weten we nog niet, wat er (vooral) in de herbergen gedronken werd. De lijst der Petegemse herbergen is de enige, die hierover duidelijke informatie geeft; daar zijn zes herbergen: in vier ervan worden "wijn, bier, brandewijn en genever verdebeteert" en in de twee overige alleen bier en genever. De Gottemse lijst vermeldt vier herbergen, maar slechts voor één eNan wordt uitdrukkelijk vermeld dat "aldaer gevent sijn geworden wijn, bier ende brandewijn". Ook voor Wontergem wordt slechts i.v.m. één van de vier herbergen meegedeeld dat de uitbater "ontrent eenjaer geleden aldaer (is) begonnen te venten wijn, bier ende brandewijn". Alle andere lijsten laten ons voor de specifikatie van het drankgebruik in de herbergen kompleet in de steek ! In vergelijking met de brandewijnhuizen waren de herbergen meestal veel ouder, wat ook al op een gevestigde, d.i. gestabilizeerde situatie wijst. Van een groot aantal ervan (nl. 22 op de 54) wordt uitdrukkelijk gezegd, dat ze bestaan "van immemoriale tijden" en een tiental andere blijken ook al ten minste vijftig jaar of meer te bestaan. Recente vestigingen zijn in deze sektor zelfs eerder zeldzaam. Minder dan tien jaar oud zijn drie herbergen te Deinze-Buiten, en slechts één te Grammene, Petegem, Macheten en Wontergem. En te· Astene, Gottem, Olsene, Poeke en Zeveren waren er in de voorbije tien jaar zelfs helemaal geen nieuwe herbergen meer opgericht. Op dat stuk kon dus in de streek van Deinze niet gesproken worden van een gevaarlijke evolutie, althans niet wat de gewone herbergen betrof. 157
Anderzijds moet erop gewezen worden dat de in de lijsten meegedeelde gegevens niet altijd "absoluut" moeten verstaan worden. Men kan immers de vraag stellen, of de griffiers wel altijd voldoende moeite deden om zich grondig en juist te laten informeren. En vertelden de (belanghebbende) herbergiers altijd wel de waarheid, gesteld nog dat ze die kenden ? Of werden er ook geen vergissingen "te goeder trouw" gemaakt ? Dat het meegedeelde wel eens moet genomen worden met een korreltje zout, wordt door de volgende vaststelling bewezen. Een tweetal herbergen, gelegen te Petegem, vielen onder de jurisdiktie van Machelen. Dat verklaart waarom ze op beide lijsten tegelijk voorkomen; maar precies door die dubbele vermelding, door twee verschillende personen opgemaakt, kunnen we de meegedeelde gegevens ook onderling vergelijken en beoordelen op hun (vermoedelijke) betrouwbaarheid of juistheid. Hieronder naast elkaar de vergelijkbare gegevens over die twee herbergen, zoals ze voorkomen resp. in de Machelse en de Petegemse lijst: MACHELEN a .... alwaer voor teeken uytsteekt den Sinte Huybrecht bewoont by Franciscus de Meyere tsedert ootrent de veertig jaeren geengeert sonder te weten met wiens permissie b. het herbergsken sonder uythangbert ofte naeme den auden Sinte Huybrecht bewoont by ... Criël van alle immemoriale tyden geengeert sonder te weten met . . . wiens permissie
158
PETEGEM a .... alwaer uijtgehangen heeft den Haesewint (bewoond door) Francies de Meyere seggende tot dies de permissie bekommen te hebben over vijftigh jaeren vanden bailliu van Mach el en b. in de herberg voor teeken gehad hebbende Sint Hubrecht, als nu bekent onder den naem van Auden Sinte l-4tbrecht (bewoond door) Philippe Croielle sonder eenigen tijtel. .. tensij een contract van coope ende acte erffenisse in daeten 1599 (huijs alsdan als vrije herberge gekocht)
In het geval ~., nl. de herberg uitgebaat door Frans De Meyere, verschilt dus zowel de mededeling i.v.m. het uithangteken (Sinte· Huybrecht, resp. den Haesewint) en het aantal jaren (40 j., resp. meer dan 50 j.), alsook nopens de al dan niet bekomen toelating.
In het geval b. is de Petegemse mededeling preciezer i.v.m. de vroegere en de huidige naam, is ook de naam van de uitbater vollediger en juister weergegeven; ook de situering is nauwkeuriger en tenslotte is de toelichting nopens de "voorgeschiedenis" en de ambtelijke toelating zo exact mogelijk (1599) weergegeven. Niet zonder reden mag de Petegemse griffier A. De Caignij bij het afsluiten van zijn lijst erop wijzen, dat deze werd opgemaakt " ... volgens de beste kennisse ende wetenschap, naer alvooren de respective herbergiers ende brandewijn venters separatelijk te hebben gehoort ende ondervraegd". Dergelijke ondervraging blijkt ook te hebben plaatsgehad te Astene ("volghens declaratie van de resp. proprietarissen ende gebruijckers") en te Deinze-Buiten ("naer alvooren de resp. herbergiers ende brandewijnschijnkers separatelijk t'hebben gehoort ende ondervraegd"). De overige lijsten vermelden dit niet uitdrukkelijk in hun protokol, wat andersom natuurlijk niet bewijst dat daar geen ondervraging der betrokkenen is gebeurd. Tenslotte dient nog voor een paar andere bijzonderheden ~e aandacht gevraagd te worden. Er is enerzijds het feit, dat in nagenoeg elke gemeente een bepaalde herberg (soms zelfs meer dan een) de rol vervult van "wethuis". Dit is o.m het geval te Grammene (een herberg zonder naam), Mach elen (den Hert), Olsene (het Gauden Hooft), Petegem (den Witten Haesewind), Zeveren (den Raepenburgh) en Zulte (de Croone); eveneens te Zulte deed de herberg "de Zaubeke" dienst als schepenhuis van diezelfde heerlijkheid. Te Poeke werd de taak van wethuis bij beurtrol vervuld door twee herbergen: den Pauw en de Galleije. Te Wontergem worden eveneens twee zeer oude herbergen, nl. den Keijser en den Vliegenden Hert, beurtelings als wethuis gebruikt, maar als de baljuw (zelf eigenaar ervan) kort na 1765 bij taciet consent "den Hoorn" als herberg laat fungeren, wordt ook deze in de beurtrol ingeschakel4 ("sedert den gheseijden.tijdt bij toure oock geweest sijnde wethuijs"). 159
En anderzijds blijft ook de naamgeving van de drankgelegenheden een interessante aangelegenheid. Van de 54 herbergen in de eH behandelde gemeenten zijn er 49 die een naam hebben, en in de meeste gevallen beantwoordt daaraan ook een "uythangberd" of "teeken". Slechts vijf herbergen blijven dus zonder naam. Van de 52 brandewijnhuizen daarentegen zijn er slechts een miniem aantal, nl. drie, die wel een naam hebben: "den Snack" te Grammene, "de Groene Haeghe" en "den Waterhoen" te Petegem. Wat specüiek de herbergnamen zeH betreft, genieten de diernamen (een twintigtal, d.i. ca. 40 %) duidelijk de voorkeur: den Dobbelen Arent, de Spaensche Cauwe, den Haene, den Haesewint, den Witten Haesewind, den Hert (2 x), den Vliegenden Hert, de Kieckkauwe, den Gauden Leeuw, den Witten Leeuw, den Ossekop (2x), de Paepegaij, den Pauw, het Vliegende Peirt, de Swaene (3 x) en de Valcke. Bloemen en planten komen minder voor: het Lindeken, de Twee Lindekens, de Roose, de Drij Lelien. De heiligennamen zijn ook al niet biezonder populair: het blijft beperkt tot een drietal Sinte Hubrechts (w.o. ook een Oude en een Nieuwe). Gezagdragers als .herbergnamen zijn al even zeldzaam: de Keijser, den Prince Cardinael en den Prince Eugenius. Onder de hemellichamen komt alleen de Sterre voor. Naar oude muntnamen verwijzen ~owel den Fransehen Schild als het Bourgoens Kruysse. Toponiemen zijn allicht namen als de Cleppe, het Capellehuijs, Jerusalem, den Raepenburgh, Westaerde, de Zaubeke. Een reeks andere namen hebben waarschijnlijk rechtstreeks temaken met het "teecken dat uytsteeckt" (en dat vaak een symbolische betekenis zal gedragen hebben); aldus bv. de Croone (2x), het Gauden Hooft, den Hoorn (2 x), den Engel, de Fortuyne (vrouwe Fortuna !), den Wildeman (heraldische figuur), den Gaepaert (10), de/Gallije (een schip?), den Tap-uijt, het Damhert. Graag toegegeven, dat een reeks van amper 50 herbergnamen te beperkt en nauwelijks representatief is, om er verregaande konklusies uit te trekken in verband met de populariteit van bepaalde herbergnamen; we onthouden ons dan ook liever van verdere kommentaar. En hiermee is over de herbergen in het Deinse in het jaar 1779 dan wel het voornaamste meegedeeld. Hierachter volgen nu nog in extenso de lijsten, zoals ze voor de eH Oostvlaamse gemeenten van de Kasseirij
160
Kortrijk zijn overgeleverd. Ze worden weergegeven in de spelling zoals ze in de originele lijsten voorkomen; de gebruikelijke afkortingen worden echter zonder meer volledig weergegeven (tekstkritisch heeft dit hier nauwelijks enig belang); de weinig konsekwente aanwending van hoofdletters in plaatsnamen of persooósnamen hebben we vanzeHsprekend gekorrigeerd en aangepast aan het huidige gebruik terzake, evenals de interpunktie. De lijsten worden weergegeven in de aHabetische volgorde der resp. gemeenten, ongeacht de "Roede" waartoe ze behoorden. ·
ASTENE D'office. Lyste vande herberghen ende cantijnen binnen de prochie van Astene, opgenomen bij bailliu, burghemeestere ende schepenen der directie der voornoemde prochie vuijt crachte van d'orders ende placcaert vande Majesteijt ten dien pointe gheemaneert den 21en julij 1779, volghens declaractie vande respective proprietarissen ende gebruijekers als volght. Herberghen Alvooren eene herberghe genaempt ende voor teeeken vuytstekende den Hoorn, staende opde plaetse van t'geseijde Astene lancx den steenwigh van Ghendt op Cortrijck een haH'ure van Deijnse, volgens . octroij vanden heere der heerelijckhede vanden Hoorenschen op wiens heerelijckhede die is staende tenjaere 1729, compiterende Sieur Ferdinand Heijndrickx, bewoont bij Franciscus vande Velde, dus 1 Item eene herberghe genaempt ende voor teeeken vuystekende den Prince Eugenius, staende opde gheseijde plaetse circa 25 roeden vande voornoemde eerste herberge lancx den ghemelden steenwigh, gheoctroijeert bij den heere der heerlijckhede van Stuijvenberge op wiens jurisdictie die is staende beth 50 jaeren, bewoont ende compiterende Joannes van Wonterghem, dus 1 Item eene herberghe genaempt de Swaene, staende opde gheseijde plaetse van Astene, compiterende den voornoemden l{eijndricx, bewoont bij de weduwe Lieven Wallaert, sijnde van immemoriaelen tijde 161
gheweest herberghe, staende op d'heerlijckhede ofte baronie van Nevele immers beth hondert jaeren, dus î Item eene herberghe ghenaempt ende waervan voor teeeken vuytsteeckt den Wildeman, compiterende ende ghebruijckt wordende bij Philippus Temmerman, volgens octroij verleent bij den heere der heerlijckhede vanden Hoorenschen, op wiens jurisdictie die is staende ten jaere 1750, staende lancx den gheseijden càlsijdewigb. een quaert urs vande ghemelde plaetse van Astene, dus 1 Item eene herberghe genaempt den Gaepaert, compiterende den heere van Waelebeke, bewoont bij Franciscus Dhaenens, staende opden steenwigh voorseit circa een baH quaert urs vanden gheseijden Wildeman op d'heerelijckhede vanden Hoorenschen voorseit van over veel jaeren immers voor daete van t'maecken den gemelden calsijdewigh, dus 1 Eijndelijnghe eene herberghe ghenaempt ende voor teeeken vuijtstekende den Hert, staende binnen de ghemelde prochie inde Carmstraete, compiterende Joannes Schaubroeck, actueelijck bewoont bij Ferdinand Rogghe volgens octroij verleent bij de Majesteijt circa 25 a 30 jaeren herrewaers, soo dito Schaubroeck declareert, staende circa 200 roeden vanden gemelden calsijdewigh ende herberghen, dus 1 totallen nomber herberghen
6
Lyste brandewijncotten ofte geneverhuysen De weduwe Joannes Helstraete, staende opden ghemelden calsijdewigh aen de voornoemde herberghe den Hooren 1 Gilles de Conijnck ofte weduwe Joannes Lybaert, staende aende reviere de Leije, dus 1 Philippus de Foine, staende aende voorseijde reviere de Leije, dus 1 Jacobus Lambrecht, staende aende gheseijde reviere, dus
1
Joannes de Conijnck tot Waelebeke, dus
1
162
Eyndelynghe. Anthone Adams, staende aende Beeckstraete tot t'ghemelde Astene, dus 1 dat is brandewijnhuysen
6
Aldus desen opneemp ghedaen vuijt crachte als vooren bij Sieur Jan Baptiste Delcroix, bailliu, Emanuel Maeijkens, Joseph van Poecke, Emanuel de Smedt, Jan Baptiste Haeck (?) ende Pieter Huys, schepenen, desen Jen october 1779, als griffier F. Heijndrickx.
DEIJNSE BUllTEN Service. Lijste van alle de herbergen ende brandewijnhuijsen beyonden binnen de prochie van Deijnse buijten, inhaudende de naemen der respective herbergiers ende uythangberdels mitsgaeders de situatie der herbergen,alsmede sedert wanneer ende met wiens permissie deselve sijn geengeert geweest, alles ingevolge haere Majesteijts placcaert vanden lOen september 1779, soo volgd. Alvooren Pieter Roels in de herb~rge alwaer uijthangd den Witten Leeuw, gelegen aen den steenweg leedende van Deijnse naer Thielt een alf quartier buijten het selve Deijnse ende geerigeerd sedert eenjaer met permissie ofte octroij vanden heer marquis van't meergemelde Deijnse. Amoud Oehossehere inde herberge voor uijthangb.erd hebbende de Cleppe, competerende aen den aermen der stede van Deijnse ende gesitueert aende voornoemden steenweg ootrent een quartier van het gemelde Deijnse; heeft geenen anderen tijtel als eene immemoriale . possessie. Pietervan Liereinde herberge voor teeken hebbende den Dobbelen A rent, geerigeerd over ses jaeren met consent van sijne excellentie den marquis van Deijnse, gelegen als de voorgaende een quartier buijten het geseijde Deijnse.
163
Lieven de Clercq inde herberge genaemt Jerusalem,noctans sonder uytsteekberd, resorterende onder de heerlijkbede vanden Hoorenschen, geerigeert met consent vanden heere der voornoemde heerlijkbede in daeten 1770 ende gelegen aenden meergemelden. steenweg ootrent een ure buijten Deijnse. Joannes Gellijnek inde herberge genaemt "'estaerde, sonder uijtsteekberd, dienende tot gerief van den soogenaemden aerd, gelegen een ure buijten Deijnse op den "'ackenschen herweg aen eenen calsijdeweg commende vande Leije ende loopende naer den grooten steenweg leedende van Deijnse naer Thielt; heeft geenen anderen tijtel als eene immemoriale possessie. Joseph vande Buwerie vent sonder uijtsteekberd ofte permissie sedert ootrent de veertig jaeren genever in sijn huijs, gelegen aenden steenweg van Deijnse op Thielt ootrent een alf quartier buijten het geseijde Deijnse. Francies Helstraete verdebiteert sederd twee jaeren sonder permissie ofte uijtsteekberd genevere in syn huijs, gelegen alsvooren een quartier buijten Deijnse. Jacobus Huijs schynkt sedert vier rnaenden sonder octroij ofte uijthangberd genevere in syn huijs, gelegen als de voorgaende een quartier buijten Deijnse. Aldus dese voorenstaende lijste gemaekt ende geformeerd bij bailliu, pointers ende setters der prochie van Deijnse buijten, volgens hunne beste kennisse ende wetenschap, naer alvooren de respective herbergiers ende brandewijnschijnkers separatelijk t'hebben gehoort ende ondervraegd; t'hemlieden extra ordinaire vergaederloge vanden 16en october 1779. Toorconden als griffier A. De Caignij.
164
GOTTHEM Service. Lijste van alle de herbergen, aubergien ende brandewijn huijsen hun bevindende binnen de prochie van Gotthem, die bij desen maecken bailliu, burgemeestere ende schepenen der selve prochie. uijt crachte van haere Majesteijts edict van den 21en julij 1779, hier naer breeder verclaert. Alvooren eene herberghe daer vooren teekenen uytsteeckt de Swaene, staende op het dorp ofte platse van Gotthem langst den grooten wegh loopende van Deijnse naer \\tacken, bewoont bij Macharlus Damman ende hem competerende, van immemoriaelen tyde geweest sijnde eene herberge sorterende onder d'heerelijckhede van \\t alle, nogtans sonder te konnen doceren van eenigh consent ofte permissie van erectie in herberge. Item eene herberge daer vooren teeken uijthangt de Kieckkauwe, staende binnen de prochie van Gotthem langst den grooten weg loopende van Deijnse naer \\tacken, op d'heerelijckhede vanden Lande van Nevel, bewoont bij Jooris Luijens enöe hem competerende, van immemoriaelen tijde geweest sijnde herberge, sonder nogtans te connen doct..ren van eenigh consent ofte permissie. Item eene herberge van audts genaemt den Tap-uijt, bewoont bij Joannes de Meestere ende hem competerende, staende langs den pontwegh loopende van Dentergem naer Olsene, van immemoriaelen tijde herberge geweest sijnde, sonder nogtans te konnen betoonen eenigh consent ofte permissie van erectie in herberghe. Item eene herberge sonder naeme, teeeken ofte uijthangbert, staende op het vrije veer vande riviere de Leije binnen de prochie van Gotthem, bewoont bij de weduwe ende hoors van Caret vanden Borre ende hemlieden competerende, van immemoriaelen tijde bekent geweest voor herberge als daer gevent sijnde geworden wijn, bier en brandewijn, sonder nochtans te connen doceren van eenige permissie offe consent. Item een brandewijn huijs, bewoont bij Olivier Dhaese ende campeterende Joannes Vermersch, staende binnen de prochie van Gotthem aende brugge langst den grooten wegh loopende van Deijnse naer \\t a eken, sonder te connen bethoonen eenig consent ofte permissie.
165
Item een brandewijn huijs, bewoont bij Joseph vander Meersch ende hem competerende, staende langst den grooten wegh van Deijnse naer Wacken opden aert aen de riviere de Leije, souder te konoen bethoonen van eenigh consent ofte permissie. Item een brandewijn huijs, bewoont bij Pieter Nemegeer ende hem competerende, staende langst de straete loopende vanWon tergem na er Gotthem, ventende genever brandewijn souder consent ofte permissie. Item een brandewijn huijs, bewoont bij Jacobus Eijerick ende hem competerende, staende langst den grooten wegh loopende van Deijnse naer Wacken, aldaer brandewijn ventende souder eenigh consent ofte . . permiSSie. Item een brandewijn huijs, bewoont bij Joannes vanden A~eele ende hem competerende, staende langs den prochie wegh van Gotthem naer Dentergem, aldaer ventende brandewijn souder eenige permissie ofte consent te connen betoonen. Aldus de voorschreven lijste gemaeckt bij donderschreven wetbauderen voornoemt, den Sen 8bre 1779 ende waeren onderteekent Beijens, Judocus Braeckman, Joannes Galle, Francis Verougstraete, Joseph Lambert, Pieter Jacobus Verhaest, Joannes Baptiste vande Walle. Naer collatie ghedaen.
GRAMME NE Service. Lijste ofte declaratie gemaeckt ende geformeert bij bailliu, burghemeestere ende schepenen der prochie ende heerelyckhede van Grammene, van alle dherbergen ende brandewijn huysen binnen deselve prochie bevonden met uytdrukking der oaemen vande respective herbergiers ende uythangberders voor soovele die danof syn voorsien, gelyk oock de situatie van diere mitsgaeders met wiens permissie ende tsedert wanneer deselve geerigeert syn geweest, alles in conformiteyte van den tweeden artikele van haere Majesteyts ordonnantie op het fait van dherbergen, geemaneert den 21 july van desen ja ere 1779.
166
Alvooren dherberghe souder uythangbert ofte naeme, bewoont bij Philippe Daniel Vanlaere, wesende d'ordinaire vergaederplaetse van wetthe, staende op de plaetse binnen dese prochie dicht aende kercke langst den dorpwegh comende van de prochie van Gorthem ende loopende door dese prochie naer de stede van Deijnse, van alle immemoriale tyden geërigeert zijnde souder te konoen weten ofte achterhaelen met wiens permissie. Item d'herberge alwaer voor teeken uytsteekt de Roose,bewoont by Joannes Baptiste Peers, staende op de geseyde plaetse deser prochie vis avis de voorgaende langst den voorseyden dorpwegh, ook souder te conoen achterhaelen met wiens permissie ofte tsedert wanneer deselve geerigeert is geweest. Item het genever ofte brandewijn huys souder uythangbert ofte naeme, bewoont by Care) Sonneville, staende op de. gemelde plaetse deser prochie langst den nog geseyden dorpwegh ter distantie van ootrent de 150 voeten westwaerts vande voorgaende, souder jemants permissie tsedert ootrent de twintig jaeren begonst. Item het genever huys ofte brandewynkot van auts genaemt den Snack,bewoont bij Joannes Blondeel, staende tusschen de waerande ende driesch ten uytcante van de prochie langst den dorpswegh comende van den geseyden driesch naer Grammene plaetse, ende dengonen loopende van de waerande naer Gorthem ootrent een quartier urs noortwaert van de kercke, tsedert ootrent de vyftig jaeren begoost souder jemants permissie. Item dherberge alwaer voor teeken uytsteekt den Engel, bewoont by Joannes de Stante, staende ten noortcant langst den nieuwen steenwegh van Deynse op Thielt ootrent dry quaert urs van het voorseyde Deynse ende een groot quartier urs ten noorden vande kercke deser prochie, tsedert seven ja~ren errewaerts geengeert by mondelinge. permissie van den heer grave Vandermeiren als heere deser prochie. Item het geneverboys ofte brandewynkot, bewoont bij Frans de Gryp, souder uythangberd ofte naeme, staende alsvooren ootrent de vyfentwintig voeten westwaerts van de voorgaende langst den gemelden steenwegh, souder jemants permissie tsedert ootrent de vijf jaeren begonst.
167
Aldus de voorenstaende lijste ende declaratie opgestelt ende geformeert ter maenisse van dheer ende meester Benedictus Ferdinandus Meheus, baillu, kennisse ende overstaene van Norbertus Damman ende Livinus Cabbeke, schepenen der voorseyde prochie van Grammene, desen 5 october 1779. Drie handtekens (B. Meheus, Norbertus Damman, Livinus Cabbeke).
MACHELEN Service. Lijste ofte declaratie gemaeckt ende geformeert by bailliu, burgemeestere ende schepenen der prochie ende heerlijkbede van Machelen, van alle de herbergen brandwynhuysen ende genever koten binnen deselve prochie bevonden met uytdrukking der naemen van de respective herbergiers ende uythangberders voor soovele die danof syn voorsien, gelyck oock de situatie van diere mitsgaders met wiens permissie ende tsedert wanneer deselve geengeert syn geweest, alles in conformiteyte vanden tweeden artikele van haere Majesteyts ordonnantie op het fait van d'herbergen, geemaneert den 21 july van desen jaere 1779. Alvooren dherberghe alwaer voor teeken uytsteekt den Hert, wesende d'actuele vergaederplaetse van wetthe deser prochie, bewoont by Andries Rogghe, staende ten voorhoofde op de plaetse van tvoorseyde Macheten ontrent de 200 voeten oostwaerts van de kercke, geet:igeert tsedert den jaere 1772 uyt era eh te van permissie vanden heer deser prochie verleent by appointemente op de requeste tot dies gepresenteert in daeten 2en meye 1772. Item dherberge alwaer voor teeken uytsteekt den Gauden Leeuw, bewoont bij Frans de Meester, staende insgelyckx ten voorhoofde op de plaetse ofte dorp van Mach el en dicht zuytwaert jegens de voorgaende, van alle immemoriale tyden geërigeert geweest sonder dat men can achterhaelenmet wiens permissie.
168
Item dherberghe alwaer voor teeken uytsteekt den Fransehen Schil!J, bewoont by Alexander Gyselynck, wesende d'ordinaire vergaederplaetse van burgemeestere ende schepenen der heerlijkbede van Veirdeghem mitsgaders het gildenhof van het vrij gilde deser prochie, staende binnen het voorseyde dorp jegens de voornoemde plaetse ootrent de 200 voeten oostwaert vande voorgaende, insgelyckx van alle immemoriale tyden geengeert souder te conoen weten met wiens . . permissie. Item dherberge souder uythangbert ofte naeme, bewoont bij Joannes Baptiste Convent, staende dicht tegen de Leye ootrent de 200 voeten zuytwaert van de kercke, van noorden jegens eenen voetweg ten zuyden jegens den auden herrewegh, souder te weten met wiens permissie tsedert ootrent de veertig jaeren geerigeert. Item dherberge insgelycx souder uythangbert ofte naeme, bewoont by Frans de Rycke, staende öp den aert vande Leye tot het selve Macheten langst den voorseyden auden herrewegh van Macheten op Olsene, ootrent de 1000 voeten zuytwestwaert vande voorgaende, tsedert inde dertig jaeren geerigeert souder te weten met wiens per. . miSSie. lteh~
dherberge alwaer voor teeken uytsteekt de Twee Lindekens, bewoont bij Pieter Huys, staende langst den binnen dorpweg van Macheten op Peteghem by Deynse, eertyts genaemt den nieuwen herreweg, ootrent de tweeduysent voeten oostwaert vande plaetse ofte kercke deser prochie, tsedert ootrent de dertig jaeren geengeert souder te weten met wiens permissie. Item dherberge alwaer voor teeken uytsteekt den Prince Cardinael, bewoont by Baltbazar Vermeiren staende langst den grooten steenweg van Deynse op Cortryck ootrent de dry quartierurs vantselve Deynse ende ootrent gelycke distantie vande plaetse van Olsene, mitsgaders langst den dorpweg van Macheten op Cruyshautem genaemt de Belleghem straete, tsedert ootrent de tsestig jaeren geengeert souder te weten met wiens permissie. Item dherberghe alwaer alsnu voor teeken uytsteekt den Ossekop, te vooren den Paepegaey, bewoont bij Frans Vandenbulcke, staende op den noortcant langst den voorseyden steenweg ootrent de 2000 169
voeten westwaert vande voorgaende, tsedert in de 40 jaeren geengeert sonder te weten met wiens permissie. Item d'herberghe alwaer insgelyckx voor teeken uytsteektden Ossekop, bewoont by Joannes de Sloovere, staende noens ten suyden over de voorgaende langst den geseyden steenwegh, tsedert in de sestig jaeren geerigeert ook sonder jemants permissie ofte consent. Item de herberghe alwaer voor teeken uytsteekt den Sinte Huybrecht, bewoont by Franciscus de Meyere, staende al de noortsyde van den voornoemden steenwegh ten oosten van den auden herrewegh binnen de prochie van Peteghem, jurisdictie Machelen; tsedert ootrent de veertig jaeren geengeert sonder te weten met wiens permissie. Item het herbergsken sonder uythangbert ofte naeme den auden Sin te Huybrecht, bewoont bij Criël (11), staende ootrent de dry duysent voeten suijtwaert vanden steenweg ten westen ende noorden langst den groenen weg, ook binnen de prochie van Peteghem, jurisdictie Machelen; van alle immemoriale tyden geerigeert sonder te weten met wiens permissie. Item het brandewynhuys ofte cantyne sonder uythangbert ofte oaeme, bewoont by de weduwe ende kinderen van wylent Joannes van "'ynsberghe, staende op de plaetse van Macheten inde straete genaemt het vischstraetjen, geerigeert ootrent de vyf jaeren sonder jemants . . permiSSie. Item het brandewyn huys ofte genever kot oock sonder uythangbert ofte naeme, bewoont by Philippe de Clercq, in het geseyde vischstraetjen noers ten noorden over het voorgenoemde, tsedert ootrent de vyfthien jaeren geerigeert ook sonder jemants permissie. Item hetgone ook sonder uythangbert ofte naeme bewoont by Adriaen Schuers, staende achter de plaetse langst den auden herrewegh circa duysent voeten vande kercke, tsedert 3 a 4 jaeren begoost sonder jemants permissie. Item gelyck brandewynkot sonder uythangbert ofte naeme, bewoont by Joseph de Loof, wesende het westdeel vanden huyse van het voorgaende kot, begoost tsedert 6 a 7 jaeren ook sonder jemants permiSSie. 170
I tem het gone ook sonder uythangbert ofte naeme bewoont by Anthone A vet, staende ootrent de hondert voeten westwaert van de voorgaende langst den geseyden auden herreweg, begoost 6 a 7 jaeren sonder jemants permissie alsvooren. Item het gone sonder uythangbert of naeme bewoont by de weduwe Louis van \\'eehaege, staende ten noorden ende westen vandenselven auden herrewegh ootrent de 400 voeten oostwaert vande voorgaende, tsedert in de twintigh jaeren begoost sonder jemants permissie. Item het geneverkot sonder uythangbert ofte naeme alsvooren bewoont by Joos van Hauwaert, staende langst de pontstraete een groot quartier urs ten zuytzuytwesten van de kercke ten uytcante vande prochie, begoost tsedert ootrent de 25 jaeren sonder jemants permissie. Item het gone ook sonder naeme bewoont by Louis de Sloovere, staende ten suyden vande Belleghemstraete ende ten oosten vanden dorpwegh van Macheten op Cruyshautem, een quartier urs vande voorgaende ende ootrent gelycke distantie ten zuyt oosten van de kercke, begoost ootrent de dry jaeren sonder jemants permissie. Item het gone sonder teeken of naeme bewoont by Frans de Pourq, staende eene groote halve ure ten zuytzuytwesten vande kercke ten uytcante vande prochie in het midden vande bosschen langst de carrestraete, begoost 15 a 16 jaeren sonder jemants permissie. Item een gelyck kot ook sonder teeken of naeme, bewoont by Pieter Tuytschaever, staende een groot quartier urs ten noortoosten vande kercke sonder wegen ofte straeten daer ootrent in het midden van de bosschen ende velden, begoost 3 a 4 jaeren sonder jemants permissie alsvooren. Item ende eyndelinge. het gone ook sonder teeken ofte naeme bewoont by Pieter Lemeire, staende een quartier urs ten oosten vande kercke ook sonder weghen ofte straeten daer ootrent tusschen de landen ende meerschen. Aldus de voorenstaende lyste ende declaratie opgestelt ende geformeert ter maenisse van d'heer ende meester Benedietos Ferdinandus Meheus, bailliu, kennisse ende overstaene van Francies van Nuelandt, 171
Joos van Thorre, Francies Bruyneel, Philippus Erardus van \\'onterghem ende Francies Ferdinandt Goemaere, schepenen van tvoornoemde Machelen desen 6en octobre 1779. Zes handtekens (BMeheus Francies van Nuelandt 't merq + Joos van Thorre Francies Bruijneel P.E. V. Wonterghem 1779 F.F. Goemaere)
OLSENE Service. Lijste ofte declaratie gemaeckt ende geformeert bij bailliu, burgemeester ende schepenen der prochie ende vrij-eygendomme van Olsene, van alle de heirbergen ende brandewijnhuijsen binnen deselve proehie bevonden met uijtdruekinge der naemen ende van de respective heirbergiers ende uythanghberderls voor sooveele die dannof syn voorsien, gelyek oock de situatie van diere midtsgaders met wiens permissie ende tsedert wanneer deselve geengeert syn geweest, alles in confonniteite vanden ij artikele van haere Majesteydts ordonnantie op het fait van d'heirberghen ende geemmaneert den xxjen julij van desen jaere xvijC negenentseventigh. Alvooren d'heirberghe alwaer voor teeeken uytsteekt het Gauden Hooft, bewoont by Petrus Hervinek, wesende ordinaire vergaederplaetse van wethe deser voornoemde prochie, staende dight aen den steenwegh van Gendt op Cortrijek, g' erigeert sijnde met permissie van den heere deser prochie als aen den selven heere competerende tsedert denjaere 1720. Item d'heirberghe alwaer voor teeeken uytsteeekt het Damhert, bewoont bij Gregorius D'hondt, staende insgelyekx aen den voorgeseyden steenwegh van Gendt op Coctrijek ter distantie van circa de twee duijsent voeten ten westen van de voorgeseyde heirberghe, g'erigeert van alle immemoriale teijden sonder te connen weten ofte achterhaelen met wiens permissie. Item d'heirberghe alwaer voor teeeken uytsteeckt de Drij Lelien, bewoont bij Dominicus de Cuijper, staende insgelijekx langst denselven steenwegh ter distantie van ontrent de twee hondert voeten ten westen 172
van de ''Oorgaen~e, g'erigeert tsedert ootrent de 30 jaeren sonder te weten met wiens permissie. Item d'heirberghe alwaer voor teeeken uytsteeckt den Paepegaij, bewoont bij Joannes de Grijp, staende langst den auden heirwegh ootrent de vierhondert stappen van d'heirberge het Gauden Hooft ende den steenwegh, oock van alle immemoriale teijden g'erigeert synde sonder te conoen achterhaelen met wiens permissie. Item d'heirberghe alwaer voor teeeken uytsteekt het Vliegende Peirt, bewoont bij Joannes de Jonge, staende bij de kercke deser voornoemde prochie op den wyck genaemt den kerckhoek, hebbende tsedert de 1730 ja eren tot ende met de jaeren 17 66 of 17 6 7 gedient voor heirberghe ende tot alsdan niet voorsien geweest van eenig uythangbert, midtsgaders souder te weten met-wiens permissie sy soude g'erigeert geweest hebben, nemaer tsedert de jaeren 1766 ofte 1767 is deselve g'erigeert bij octroij van den heere deser prochie ende met permissie van voor teeeken uijt te steeeken het Vliegende Peirt. Item d'heirberghe souder uytsteekbett ofte naeme bewoont bij Heijnderick D'haveloose, staende op de selven kerckehoekwijck noes over dt voorgaende heirberge, tsedert ootrent de 40 jaeren begoost souder jemandts permissie. Item d'heirberghe alwaer voor teeeken uijtsteeck (sic) het Bourgoens Kruysse, bewoont bij Joannes de Smet staende op den wijck genaemt den drieschonder d'heerelyckhede van Zaubeke ootrent een quartier urs ten suyden van de kercke, insgelijckx van alle immemoriale teijden g'erigeert souder te conoen weten met wiens permissie. Item het genever ofte brandewijn huijs souder uythangbert ofte naeme, bewoont bij Pieter van Hauwaert, staende langst de Leije op den aert deser prochie, g' erigeert van alle immemoriale teijden souder te weten met wiens permissie. Item het genever ofte brandewijnkeete oock sonder naeme ofte uijthangbert bewoont by Jacobus Thijs, staende op den hier voorgemelden wyck genaemt den kerckhoeck noes over d'heirberghe het Vliegende Peirt, g'erigeert tsedert een jaer en half errewaerts souder jemandts permissie. 173 ''
Item het genevercot sonder uythanghbert ofte naeme bewoont by Judocus Vanpraet, staende binnen dese prochie langst den dorpwegh van Olsene op Machelen ontrent de drij duijsent voeten ten oosten van de kercke, tsedert een half jaer errewaerts souder jemandts permissie g'erigeert. Item een gelijck brandewyn cot sonder naeme ofte uythangbert bewoont by Joannes Livrau, staende recte over d'heirberghe den Paepegaij ten noorden van den voorseijden heirwegh, tsedert een jaer errewaerts sonder jemandts permissie g'erigeert. Item het geneverhuijs ofte cantijnne sonder naeme ofte uijthangbert bewoont bij Pieter de Waegenaere, staende op de plaetse deser prochie al de west seijde van den heirwegh dight achter d'heirberge het Damhert, g'erigeert tsedert de 34 jaeren sonder te weten met wiens per-
. .
miSSie.
Item het geneverhuijs ofte cot sonder naeme staende op den voet van den oli(?)bergh aen den heerwegh ootrent de 200 voeten ten noorden van d'heirberge den Paepegay, tsedert 2 jaeren sonder jemandts permissie g'erigeert, bewoont by Frans Verpraet. Item het geneverhuijs ofte cantijoe souder naeme ofte uythanghbert bewoont bij Pieter de Witte, staende insgelijckx op de plaetse deser prochie al de westzeijde vanden selven heirwegh, paelende nevens het voorgaende, g'erigeert tsedert de 19 of 20 jaeren souder te weten met wiens permissie. Item het genever cot ofte keete souder naeme ofte uythanghbert bewoont bij Franciscus de Smijttere, staende onder d'heerelyckhede van Aijshove beth de drij quartier urs ten suytoostcante van de kercke geheel ten uijtcante tusschen de bosschenende eijden, insgelyckx g'erigeert tsedert ontrent een jaer sonder jemandts permissie. Aldus dese voorenstaende lijste ende declaraetie opgestelt ende geformeert ter maeninge van sieur Joannes Baptiste Dhaveloose, bailliu, kennisse ende overstaen van Joseph van Thuijpe, Pieter Francies Lefebre ende Francies de Stoop, schepenen, desen 21 octobre 1779. Vier handtekens (JBDhaveloose Jooseph van Thuijne Pieter Fraudes Lefebre Francies de Stoop) 174
PETEGEM BUIJTEN Service. Lijste van alle de herbergen ende brandewijnhuijsen bevonden binnen de prochie van Petegem buijten inhaudende de naemen van de respective herbergiers ende uijthangberdels mitsgaeders de situatie der herbergen, alsmede sedert wanneer ende met wiens permissie deselve sijn geerigeerd geweest, alles ingevolge haere Majesteijts placcaert vanden thienden september 1779, soo volgd. Alvooren de weduwe Francois Moerman in de herberge alwaer uijthangd den "'itten Haesewind, voortijds geweest hebbende het wethuijs deser prochie, gelegen op den Springdriesch aen den steenweg leedende vande stede van Deijnse naer Audenaerde een alf quartier buijten 't voorseijde Deijnse ofte Petegem binnen; vent wijn, bier, brandewijn ende genever sonder octroij, geenen anderen tytel hebbende als eene immemoriale possessie. Philippe Croielle in de herberge voor teeken gehad hebbende Sin te Hubrecht,als nu bekent onder den naem van Auden Sin te Hubrecht, gelegen opden auden herwege, voorteijts gedient hebbende van Gend naer Coctrijek ootrent een alfure buijten Deijnse ende een alf quartier vanden steenweg leedende vande stede van Gend naer de gonne van Cortrijck, verkoopt wijn, bier, brandewijn ende geneversonder tot dies eenigen tijtel te connen betoonen ten sij een contract van coope ende acte erffenisse in daeten 1599, aen ons geexhibeerd, ingevolge van welke het gemelde huijs alsdan onder den tijtel van vrije herberge is gekocht geweest. Francies de Meijere in de herberge alwaer uijtgehangen heeft den Haesewint, gelegen jegens den steenweg van Gend op Coctrijek een quartier en alf buijten Deijnse, verdebeteert wijn, bier, brandewijn ende genevere, seggende tot dies de permissie bekommen te hebben over vijftigh jaeren vanden bailliu van Macheten over den heere derselve prochie sonder van eenige andere tijtets te connen doceren. Is heerelijckheijt Machele!l. Bartholomeus Cocquit inde herberge voor teeken hebbende de Croone, gesitueert aen den steenweg leedende vande stede vanGend naer degonne van Cortrijck ontrent een quartier buijten Deijnse ofte Petegem binnen, vent wijn, bier, brandewijn ende genever in commissie voor Anthone de Noffele sonder eenigen anderen tijtel als eene lang175
deurige possessie ende gelooven deselve geerigeert te sijn met het rnaeken vanden voornoemden steenweg. Francies Huijs in de herberge van over menigvuldige jaer~n genaemt het Nieuwe Sinte Hubrecht, alsnu sonder uijtsteekberd gelegen op den steenweg van Gend naer Cortrijck ootrent een quartier en alf buijten Deijnse, verkoopt bier ende genever, sijnde van geene andere tijtels voorsien als van een contract van coope in daeten 1740 alwaer sijn huijs voor herberg bekent staet. Jacobus Baele in de herberge genaemt het Lindeken, over vijf jaeren geengeert sonder uijtsteekberd, octroij ofte permissie, gelegen aen eenen land ofte binnenweg die men noemt de Coeyestraete ootrent een alfure buijten Deijnse ende een quartier vanden steenweg leedende van Gend naer Cortrijck. Carel van Roye vercoopt bier ende genevere in sijn huijs het gonne hij noemt den. Waterhoen, over ses rnaenden geerigeerd sonder octroij ofte permissie, ende gesitueert aen eenen voetwegel leedende naer de stede van Deijnse een alf ure buijten het selve Deijnse ende een quartier vanden steenweg van Gend op Cortriijck. I
Ferdinand van Autreve, vent genevere ende baud saete in sijn huijs, gelegen jegens den calsijdeweg van Deijnse op Audenaerde ootrent een alf quartier buijten het selve Deijnse, sonder tot dies consent ofte permissie te hebben versocht. Francies Voet verdebiteert t'sedert drij rnaenden genevere ende baud saete in sijn huijs, gelegen éene bogscheute buijten Deijnse op den auden Maegelschen prochie weg, sonder eenigen tijtel ofte permissie daertoe te hebben. Stephanus Pané baud saete ende schijnkt genevere in sijn huijs, staende op den Springdriesch een alf quartier buijten de stede van Deijnse, sonder tijtel ofte octroij. Joannes Bauters verdebeteert wijn, bier, brandewijn ende genevere in sijn huijs, het gonne gemeijnelijk genaemt word de Groene Haege, gelegen op den auden prochie weg leedende van Petegem naer Macheten een alf quartier buijten de stede van Deijnse, sonder tot alle dies te conoen betoonen eenigen tijtel ofte permissie. 176
Aldt:s dese lijst.e gemaekt ende gefonnee.rd bij bailliu, burgemeester ende schepenen der prochie van Petegem-buijten, volgens hunne beste kennisse ende wetenschap naer alvooren de respective herbergiers ende brandewijn venters separatelijk te hebben gehoort ende ondervraegd, t'hemlieden extraordinaire vergaederinge van den achtsten october 1779. Toorconden als griffier A. De Caignij.
POEKE
Declaraetie ofte lijste van d'herberghen op de parochie van Poucques, casselrije van Cortrijck,· alsmede van de cantienen ofte brandewijn-huijsen, ghefonneert bij bailliu, b'orghemeester ende schepenen derselve parochie inghevolghe Haere Majestijts ordonnantie van den 21 Jui~j 1779, alhier gepubliceert den 26 7bris vanden setven jaere, als volght.
1. Alvooren d'herberghe den Pauw, bewoont bij Petrus van de Casteele, geleghen op Poucques plaetse, sijnde het ordinaire wethhuijs, campeterende den heere Baron van t'selve Poucques, van seer oude tijden herberghe geweest bij authorisatie van den heere. 2. Item d'herberghe de Galleije, bewoont bij Jacobus van Parnel op de selve plaetse van Poucques, sijnde alternatieve oock wethhuijs bij authorisatie als vooren. Cantienen ofte brandewijn-huijsen op t'selve Poucques.
1. Francis La Gaisse bij de plaetse heeft gedebiteert met groote ende cleijne maeten, dogh t'sedert de publicatie van d'ordonnantie voornoemd alleenelijek met groote maete. 2. Franciscos D'hont, idem. 3. Pieter Poppe, idem. 177
'.
Aldus dese declaraetie gheformeert in vergaederinghe van d'heeren Dominicos Legiers, bailliu, Augustinus Lampaert, Guilielmus Geeraert, endePieter Strobbe, desen 21 8bris 1779. T'orconden als greffier PJSeneie.
WONTERGEM
Service. Lijste die bij desen rnaeken bailliu, burgemeestere ende schepenen der prochie van \\ionterghem, van alle herberghen, aubergien ende brandewijn huijsen hun bevindende binnen de selve prochie, dit uijt crachte van haere Majesteijts edict van den eenentwijntighsten julij 1779, hier na er breed er vermeldt. Alvooren een huijs ende erfve, wesende eene herberghe, genaemt ende daer voor teeken uijthangt den Keijser, bewoont bij Judocos van den Ougstraete ende hem competer~nde, staende op het dorp ofte plaetse der selve prochie, altemativelijck met de volgende herberghe wethuijs van aldaer, van immemoriaelen tijde herberghe gheweest sijnde, sonder nochtans te conoen doceren van octroij noch te permissie.
'
Item een huijs ende erfve, sijnde insghelijcx van immemoriaelen tijde herberghe gheweest, daer voor teeken uijthanght den Vliegenden Hert, bewoont bij Daniel Sonneville ende hem met consorten compeeterende, staende op het dorp ende plaetse der selve prochie, altemativelijck met de precedente herberghe wesende wethuijs van aldaer, sonder dat den proprietaris cao betoonen eenigh consent ofte permissie van erectie in herberghe. Item een huijs ende erfve staende op het dorp ofte plaetse deser voorséijde prochie, actuelijck bewoont bij Caerel Lievens ende compeeterende Sieur Pieter Joseph De Smet bailliu der gheseijde prochie, sedert circa veerthien a sesthien jaeren als herberghe gevent hebbende wijn, bier en brandewijn ende alwaer voor teeken uijtsteekt den Hoorn, sonder nochtans te conoen betoonen eenighe permissie ofte consent, sedert den gheseijden tijdt bij toure oock geweest sijnde wethuijs, en dranek vercocht bij tacit consent van den bailliu. 178
Item een huijs. ende erfve, staende op het gheseij.de dorp ofte plaetse daer voor teeken uijtsteekt de Sterre, bewoont bijPhilippe Lessens ende hem compeeterende, ootrent een jaer geleden aldaer begonnen te venten wijn, bier ende brandewijn nochtans sonder te conoen doceren van eenighe permissie ofte consent. '. Nota dat binnen dese prochie -en sijn bevonden eenige brandewijn huijsen. Aldus de voorschreven lijste ghemaekt bij wetbauderen voornoemt, den 12en 8bre 1779. Toonconden als greffier Beyens. ZEVEREN Service. Lijste die bij desen rnaeken bailliu, burghmeester ende schepenen der prochie van Zeveren Cortrijckx, van alle de herberghen, aubergien ende brandewijnhuijsen, hun bevindende binnen de voornoemde prochie, dit uijt crachte van haere Majesteijts Edict van den eenentwijntighsten julij seventhien hondert negenenseventigh, hier naer breeder verclaert. Alvooren een huijs ende erfve, wesende eene herberghe ghenaemt den Raepenburgh onder de jurisdictie der prochie van Zeveren, wesende het wethuijs van aldaer, staende op het dorp jeghens den grooten weg loopende van de stede van Deijnse naer de gonne van Brugghe, bewoont bij Joannes Steenhuijse ende campeterende aen Lieven Verbeke, van immemoriaelen tijde herberghe gheweest ende aldaer alle soorten van dranek gevent hebbende sonder nochtans te conoen doceren van eenigh consent ofte permissie. Item een huijs ende erfve, insghelijckx herberghe wesende, daer voor teeken uijthangt de Spaensche Cauwe, staende onder de jurisdictie der heerelijckhede van Leijstraete, bewoont bij Jan De Roo ende campeterende Jacobus Buijse aen den grooten wegh loopende van de stede van Deijnse naer degonne van Thielt ende Brugghe, van immemoriaelen tijde herberge gheweest ende aldaer alle soorten van dranek vercocht hebbende, nochtans sonder te conoen betoonen eenigh consent ofte permissie van erectie in herberghe. 179
Item een brandewijn huijs, staende jeghens den voetwegh loopende van Deijnse naer Thielt, bewoont bij Jacobus Frans de Poortere, aldaer ventende sedert eenighe jaeren errewaerts genever brandewijn nochtans sonder consent ofte permissie. Item noch een brandewijnhuijs, bewoont bij Jan van Speijbroeck, staende jeghens den voorseijden voetwegh eene kieene distantie van het voorgaende, sedert corten tijdt ventende ghenever brandewijn sonder consent ofte permissie. Eijndelinghe noch een brandewijn huijs, bewoont bij Jan De Groote, staende noes over de voorschreven herberghe de Spaensche Cauwe, aldaer ventende genever, brandewijn sonder consent ofte permissie. Aldus de voorschreven lijste ghemaekt bij wetbauderen voornoemt desen derthienden october seventhien hondert neghen en seventigh. Toorconden als greffier Beijens. ZULTE Prochie Zulte. Actum 22 8bre 1779 Service. Ten voornoemden daghe hebben wij bailliu, burgemeester ende schepenen der prochie van Zulte, ter voldoeninge, ende ingevolghe het edict ende ordonnantie van haere Majesteyt nopende de herberghen van den 21 julij 1779 ende wel naementlyck in conformiteyte van den tweeden artiele van het selve edict opgenomen ende geformeert, gelyck wij opnemen ende formeren bij desen eene lijste van alle de naerschreven herbergen, aubergien ende brandewynhuijsen de welcke binnen dese voorseyde prochie van Zulte geengeert werden, als volght. 1. Alvooren eene herberghe dienstig tot het logeeren van menschen soo te voete als te peerde, staende op de plaetse binnen dese voorseyde prochie langst den steenwegh, sijnde van outs het schepenhuijs der voorseyde prochie, competerende den heere deser prochie ende staende op desselfs jurisdictie, bewoont ende gebruyckt bij Franciscus Wallaert, hebbende het signael ofte uythangberdt de Croone, de welcke van immemoriaele tyden als herberge wert geerigeert.
180
2. Item eene herberghe seer capabel tot het logeeren van menschen ende peerden, gestaen op de plaetse bij de kercke der voorseyde prochie langst den steenwegh, bewoont ende in proprieteijte competerende aen Jacobus Vandermeeren, hebbende deselve herberghe tot signael ofte uijthangberdt de Valcke, de welcke van immemoriaele tyden als herberghe wert geengeert onvoorsien van octroy ofte permissie. 3. Item eene herberge, gestaen op de plaetse van hetselve Zulte langst den steenwegh, eenigsints dienstig tot het logeeren van reysende lieden, bewoont ende in proprieteyte competerende Philipphe (sic) Claijs, hebben(de) het signael ofte uythangberdt van Sin te Huybrecht, dewelcke van over lange jaeren heeft gedient voor herberghe onvoorsien van octroy ofte permissie. 4. Item eene herberge, gestaen op de plaetse als vooren langst den steenwegh, dienstig tot het logeren te voete ende te peerde, competerende Franciscos Wallaert ende bewoont by Carel Avet, dewelcke heeft voor signael de Swaene ende van over menigvuldige jaeren gedient tot herberghe onvoorsien van octroy ofte permissie. 5. Item een herberghe, gest;:~en op dé plaetse van het selve Zulte langst den steenwegh, dienstig tot het logeeren te voete ende te peerde, comptterende aen Joannes Verhaege, bailliu van Desselghem, volgens publicaetie danof alhier gedaen, bewoont bij Jo~mnes Veijt die declareert daervan octroy ofte permissie becomen thebben van den sere edelen heere graeve van Wacken ten jaere 1769 ten registre van het selve Wacken geregistreert te sijn, genaemt de Fortuyne. 6. Wordende alhier te kennen gegeven dathe boven de voorschreven vyf herbergen ma er en staen op dit dorpken ofte plaetse alleenelyck bestaen en is met veerthien huijsen soo groote als kleijne, bij dien sulckx tot reflectie. 7. Item eene herberghe, gestaen ende gelegen binnen de selve prochie ootrent een quartier urs van de kercke, van auts genaemt de Zaubeke, synde het schepenhuijs der heerelyckhede van Zaubeke voorseijt, staende langst den heirwegh van Waereghem ende alsoo leedende naer de calsijde, bewoont ende in proprieteyte competerende aen Caerel Meheus de welcke van over vier a vijfhondert jaeren emmers van immemoriaele tyden heeft gedient tot herbergbe o(n)voorsien van octroij ende permissie, nochtans altydt schepenhuijs. 181
8. Item een herberge, gestaen binnen de selve prochie bij de cappelle ten daele, bewoont bij Pieter Kimpe als pachter, genaemt het Cappellehuijs, oock van imrnenioriaele tijdengedient tot herberge mits aldaer in de rnaent van augusty gehouden wert de ordinaire selgendaegen, wesende alsdan den ommegang; die oock van immemoriaele tyden als herberge geregeert wert, competerende aen desselfs cappelle, oock onvoorsien van octroij ofte permissie. 9. Item een herbergsken, gestaen binnen dese prochie langst den steenwegh halfweghe Zulte ende Vijfve, bewoont ende in proprieteyt competerende Guillielmus Simoens, dienstig tot het logeren van reysende passanten, hebbende herberge geweest ootrent de veertig jaeren, die heeft voor signael den Ha ene, onvoorsien van octroy ofte permissie als vooren. 10. Item een brandewijnhuijs op de plaetse van het selve Zulte, bewoont bij Joseph van Haesebroeck, ventendesonder permissie. 11. Item een brandewynhuysken binnen het selve Zulte ootrent een quartier urs vande kercke, bewoont by Pieter Lambrecht, ventende sonder permissie. 12. Item een brandewynhuijsken oock tot Zulte een halve ure van de kercke, bewoont by Joannes Cras, ventende als vooren. 13. Item een brandewynhuysken binnen het selve Zulte een halve ure van de kercke, bewoont by Franciscos Damman, v.entende oock als vooren. 14. Eyndelinge een brandewynhuysken ofte cot ·binnen het selve Zulte, bewoont by Louis Cottens, ventende als voorst. Aldus by d'onderschreven bailliu, burgemeester ende schepenen mitsgaders griffier der voorseyde prochie van Zulte, uyt crachte ende ingevolghe haere Majesteyts ordonnantie opgenomen alle de respective herbergen, aubergien ende brandewynhuyskens by de voorenstaende lijste geexpresseert. Actum in beurlieden vergaederloge desen tweeentwintigsten octobre seventhien hondert negenentseventigh voorseijt. Ons toorconden. Acht handtekens (P.J.t'Felt Joannes de Smet Rogier Dhaijere Frans vander Bauwede Guillielmus van Parijs F. de Müelemeester tmercq + van Pieter Vandermeeren J.F.Wallaert) 182
AANTEKENINGEN
(1) Zie daarover A. COSEMANS, "Alcoholisme en drankbestrijding in vroeger eeuwen", in: "Handelingen Zndl. Mtsch. voor Taal en Letterk. en Gesch.", 1956, dl. X, blz. 81-127. (2) Geciteerd uit V. ARICKX, "Herbergen in·de Kasseirij Kortrijk in 1779" in : "De Leiegouw", Kortrijk, jrg. VII, 1965, afl. 1, blz. 5-30. (3) De volledige tekst van het edikt is te vinden in de "Zesden Placcaert-boek van Vlaenderen", Gent, P. de Goesin & Zonen, 1786, dl. I, blz. 517-518. (4) V. ARICKX, op cit., blz. 5. (5) Een ander deel vim Zeveren viel onder de Oost-Oudburg te Gent en werd dan ook aangeduid als Zeveren-Gents of Zeveren-Oudburg. In het Rijksarchief Gent bevindt zich in het Fonds Oudburg, nr. 146, een lijst van 23 sept. 1793, waarin voor Zeveren-Oudburg twee herbergen worden vermeld, nl. "het Leeuwken, bewoont by Joannes Secaet" en anderzijds "eene herberge onlangs nieuwgebouwen sonder naem ofte uythangberd, bewoont by Jan Baptiste Levrauw, staende opde plaetse ofte dorp". (6) Vinkt, Meigem, Bachte, Sint-Maria-Leeme en Sint-Martens-Leerne, die sinds 1977 eveneens tot Groot-Deinze behoren, maakten onder het Ancien Régime deel uit van het "Land van Nevele" (Kasselrij Oost-Oudburg). (7) Zie daarover N. KERCKHAERT in "Oude Oostvlaamse herbergnamen" (Gent, Federatie voor Toerisme in 0.-Vl., 1976), blz. 6-8 en in "Oude Oostvlaamse huisnamen" (Gent, Kultureel Jaarboek 0.-Vl., Bijdragen- nieuwe reeks nr. 4, 1977), blz. VIII-IX. (8) Vermeld- uiteraard op vrij ciiverse data- door A. CASSIMAN in "Geschiedenis der stad Deinze" (Bijdragen Kunst- en Oudheidk. Kring Deinze, jrg. XX-XXI, 19531954), blz. 162-163. · (9) De lijst voor Wervik is bewaard in het Rijksarchief Gent, Fonds Raad van Vlaanderen, nr. 32.172. (10) Zie F. DE POTTER & J. BROECKAERT, "Geschiedenis van de gemeenten der Provincie Oost-Vlaanderen", Arr. Gent, Tiende Deel (Gent, 1869), Astene, blz.19: "De heerlijJ
183
De oude windmolens van Machelen DOOR
Dr. LUC GOEMINNE
185
INLEIDING. Te Macheten hebben er slechts 2 windmolens gestaan. De ene was een staakmolen (de oude banmolen van de plaatselijke Heer), gebouwd vóór 1380 en afgebroken in 1914. De andere molen was een stenen stellingmolen, gebouwd in 1838 en, als onttakelde molenromp, tot op heden bewaard gebleven. In de 18e eeuw stond er ook een roskot naast de houten windmolen. Deze rosmolen vonden we voor het eerst vermeld in·1727 en het laatst in 1801. Op een kaart van 1821 en op het kadasterplan- Popp van 1840 komt hij niet meer voor. Over andere rosmolens te Macheten hebben we niets teruggevonden. Macheten wordt reeds in 821 vermeld, wat een van de oudste vermeldingen is van onze Leiedorpen. · Het reliëf is volkomen vlak. Het dorpscentrum ligt 8 meter boven de zeespiegel, het hoogste punt van het dorp bevindt zich ten Z-0 op 14 meter hoogte, het laagste punt ten N-0 op 6 meter. Alhoewel hier enkele beken bekend zijn, - zoals de Tichelbeek, de Olsenebe?.k, de Tovermeersbeek en de Hospitaalbeek, - bestaan er geen lokale historische gegevens, die op het mogelijk bestaan wijzen van een kleine watermolen in de Middeleeuwen. (1). Omstreeks 1846 waren er hier 17 ha bezaaid met boekweit, 34 ha met masteluin, 331 ha met rogge en 34 ha met tarwe. Dit is circa 400 ha met te malen graan, op 1259 ha bebouwbare oppervlakte van de gemeente. Dit maakt ongeveer 200 ha per molen, als men aan beide éénzeHde maalcapaciteit zou toekennen.
DE OUDE BANMOLEN VAN MACHELEN. Deze molen werd opgericht bij het kruispunt van de Molenstraat met de Donkerstraat en Molenmeersstraat, 800 meter ten Oosten van de dorpskerk, in de huidige Meulewijk. (Sectie A, n° 886) (fig. 1 en 3). 187
Deze houten staakmolen werd vermoedelijk reeds gebouwd op het einde van de 14e eeuw. Immers reeds in 1382 wordt te Macheten een "Gillis van der Muetene filius jans" vernoemd. In 1420 komt het toponiem "Muelenaren driessche" hier voor. In 1516 was er een zekere Oste van der Muelene baljuw te Macheten en in 1525 bekleedde Adriaan van der Muelen deze functie. Cassiman wijst op het feit dat de eerste heren van Macheten in de 13e eeuw voortdurend aan geldgebrek leden. Ze dienden voortdurend te verkopen en tienden te verpanden, wat op hun economische achteruitgang wijst. Dit feit maakt het onwaarschijnlijk dat de banmolen van de plaatselijke Heer zou gebouwd zijn vóór 1250. Daarbij komt nog dat de gemeente Macheten vóór 1250 wel een te geringe bevolking zal hebben gehad om een plaatselijke molen rendabel te laten werken. (3).
TECHNISCHE BESCHRIJVING. Deze molen was een open staakmolen van het eenvoudige Vlaamse type, zonder kombuizen: gebroken mansarde kap, aanwezigheid van een "buik" in het bovenste deel van de , windweeg, gevlucht van ongeveer 23 meter, met eenvoudige ophekking, volgens het oud-vlaamsetype. Naast de molen heeft in de 18e eeuw een houten rosmolen gestaan. (2) De binnenuitrusting van de molen is gelukkiglijk bekend gebleven door het bestaan van 2 prijseigen, een van 1623 en een van 1719, beide in het Rijksarchief te Gent. We geven deze documenten volledig in bijlage. Ze leveren belangrijk materiaal voor de Oostvlaamse molenterminologie van de 17e en 18e eeuw. De prijseige bevat ook een beschrijving van het schamel molenhuis in 1623. In 1623 werd de waarde van de molen geschat op 187 pond en het molenhuisje met schuur op 51 pond. (4) Uit deze gegevens blijkt ook dat in 1719 de windmolen werd geschat op 297 pond en de rosmolen op 57 pond. 188
.
·~
.' ..
De Oude Banmolen te Machelen Bouwjaar omstreeks 1380 (?) Afbraak 1914.
189
De windmolen kostte dus ruim 5 maal meer dan een rosmolen ! Uit deze prijseigen blijkt ook dat de molen in 1623 slechts één koppel maalstenen had en in 1719 twee koppel stenen. Het 2e koppel in de vóórmolen werd aangedreven door een 2e kamwiel op de molenas. Uit deze 2 prijseigen blijkt toevallig dat ook het beroep van molenmaker erfelijk kan zijn. In 1623 zijn 2 kozijns De Seyn molenmakers (te Macheten ?). In 1719 wordt een Gillis De Seyn, als molenmaker alhier vermeld. I.
EIGENAARS. De eerste Heren van Macheten worden vermeld in 1157. Of dit geslacht van Macheten in de 12e eeuw reeds in het bezit was van de Heerlijkheid Macheten is echter nog een open vraag. Van het begin van de 13e eeuw af worden de naamdragers uit deze familie echter reeds de Heren van Macheten genoemd. Door huwelijk gaat de Heerlijkheid van Macheten in 1311 over aan de Heren van Gavere. Deze familie en de latere geslachten waren op het einde van de 15e eeuw zo verarmd, dat de Heerlijkheid van Mac~elen door verkoop, in 1460 overgaat naar de familie Jauche de Mastaing. Door huwelijk in 1567 van een dochter uit dit geslacht wordt de volgende egenaar Joris de Montmorency. Zijn dochter Joanna huwt later Prins Filips de Mérode, waardoor deze in 1598, op zijn beurt heer van Macheten en bezitter van de banmolen wordt, tot zijn dood in 1625. Zijn zoon Filips overlijdt in 1629, zonder nageslacht. Aldus wordt zijn zuster Isabelle de Mérode erfvrouw van Machelen. Ze huwt Filips Vilaio van Gent, Graaf van Izeghem. In 1727 wordt Prins Louis Vilaio van Gent, Prins van Izeghem en van Montmorency, als eigenaar en Heer van Machete~ vermeld; hij woonde te Parijs. Van 1751 af wordt, door aankoop, Graaf Filip-Norbert Van der Meerede nieuwe eigenaar, tot zijn overlijden in 1795.
190
Hostens Molen te Machelen. Bouwjaar 1838. Foto omstreeks 1900.
191
Later gaat de molen over·in handen van Graaf Charles- Aimé Van der Meere, Heer van Kruishoutem (1766-1837). Zijn zoon August-Lodewijk Van der Meere (1797-1880) zal door verkwisting en gewaagde speculaties zijn fap1iliaal patrimonium fel aantasten. In 1839 is hij verplicht de Heerlijkheid Macheten met de molen openbaar te koop te stellen. De verkoping ging door te Gent op 9 oktober 1839 voor notaris Bovijn. De nieuwe eigenaar (voor 16.300 fr), wordt Bemard De Doncker uit Olsene. Later gaat de molen over in handen van zijn dochter Frederica De Doncker, molenarin uit Machelen. Deze verkoopt de molen opnieuw in 1867 aan Polydoor-Alfred Piers de Raveschoot uit Gent. Door verdeling wordt de molen in 1877 eigendom van Leon-Henri Piers de Raveschoot uit Olsene. In 1904 komt de molen, nogmaals door erfenis, in handen van Gabriet Piers de Raveschoot uit Kruishoutem. In 1914 werd de molen afgebroken door het Duitse leger, voor de aanleg van een legervliegveld. Heden w~rdt de wijk nog "Molenhoek" genoemd. Men kan veronderstellen dat de talrijke families die achtereenvolgens eigenaars van de molen geweest zijn, wellicht weinig aandacht aan het onderhoud van deze molen hebben besteed. Temeer daar verscheidene malen de verkoop wegens financiële moeilijkheden is geschied. Onze Vlaamse staakmolens zijn een treffende illustratie van onze middeleeuwse hout-bouwkunst. Begon de geleidelijke aftakeling van ons molen-patrimonium niet reeds in vorige eeuwen ?
MOLENAARS. In i572 wordt Gillis van den Steene als molenaar vermeld. Van 1604 tot 1632 was de molen verhuurd aan Pieter Lambrecht die het pachtkontrakt tekende met het teken van een rijn-ijzer. Van 1649 tot 1655 wordt Pieter D'hanens als pachter vermeld.
192
SMEYTE.Q5
M
r
MEULEWqK
Machelen. Lokalisatie van de 2 molens. Houtenmolen. - Stenenmolen.
193
Rond 1710 is Pieter Dhulst en na 1719 is Joos Kint de molenaar. In 1727 wordt ook een rosmolen naast de molen vermeld.Van dit jaar tot 1763 is Pieter Goemaere pachter. Zijn zoon Pieter Goemaere volgt hem op in 1772. In 1801 wordt Jozef-Francis Claeys als molenaar vermeld. De laatste molenaar op deze molen was Adolf Van Cauwenberghe, broer van Remi, laatste molenaar op de Langeveldmolen te Kruishoutem. Omstreeks 1910 werd een kleinzoontje dodelijk getroffen door een draaiende molenwiek. We hebben niet systematisch de verschillende molenaars opgezocht en teruggevonden, die de molen "begaan" hebben. Toch heeft men hier de indruk dat sommige pachters lange jaren met hun molen hebben gewerkt.
HOSTENSMOLEN. Dit was een hoge stenen stellingmolen, gebouwd in 1838 door Livien Hoste, een mulder uit Herzele. De molenkuip is nu nog bewaard gebleven en is gelegen in het dorpscentrum, langs de Disenestraat (sectie A n° 1057 a). (fig. 4). Deze graanwindmolen bezat 3 koppel maalstenen op de steenzolder. In 1846 gaat de molen over in handen van de zoon Francies Hoste uit Machelen, die in 1865 een koppel zware oliepletstenen op het gelijkvloers aan de inrichting toevoegde. Een stoomgemaal met schouw werd toen ook bijgebouwd. Over de volledige binnenuitrusting zijn ons geen nadere gegevens bekend. (5). In 1890 komt de molen in het bezit van Emiel Hoste. In 1904 worden de wiek~n uitgenomen. De volgende eigenaars-molenaars waren in 1925 Remi en Medard Hoste als molenaar. De molen bleef tot rond 1975 (dus ruim 120 jaar lang !) in het bezit van de familie Hoste. \
194
'
Vl
'-0
p....l.
Macheten (Flandre
l. r
d
iOtT. :.. R. DE KUYSSCH €.
Succr. ARMAND VAN HEE.
&//"('~
A/
De Hostensmalen en het dorp Machelen omstreeks 1900.
~)
,;·::;:.; ·_.. :.
Van deze eens zo prachtige molen, die samen met de kerk het dorpscentrum overheerste, blijft nu alleen een gehavende molenkuip over. Gans het draaiende werk en helaas ook de binneninrichting met de oliepletstenen werden in recente tijd volledig ontmanteld. In 1976 komt de molen door erfenis in het bezit van de Heer Staels, veearts te Kiuishoutem, die aan het gebouw enige herstellingswerken uitvoerde. Hinderlijke, later toegevoegde industriële gebouwen werden afgebroken. Onlangs zijn er stemmen opgegaan om deze molenkuip in aanmerking te laten komen voor een volledige molenrestauratie; de omgeving rond de molenkuip is inderdaad tamelijk gaaf en landelijk gebleven.
SAGEN EN LEGENDEN. Te Macheten werd er over de molens het volgende verteld: Te Macheten hadden de mulders in hun molen een spiegel hangen, daar moesten ze in kijken terwijl ze meel schepten voor eigen gebruik. Begonnen ze te blozen dan moesten ze ophouden met scheppen !
196 .'
AANTEKENINGEN.
(1) In Midden-Vlaanderen, zelfs in de gebieden met gering stroomverval, werden in verscheidene dorpen kleine watermolens gebouwd in de middeleeuwen. Dit was het geval te Kruishoutem naar Lozere toe, te Zulte op een kleine zijtak van de Zaubeke, te Dentergem aan de kerk, te Aarsele naar Vinkt toe, te Kanegem enz ... Deze kleine watermolens met een klein onderslagrad, waren economisch weinig rendabel door het gering debiet en door het gering stroomverval (60-80 cm). Ze waren vermoedelijk slechts .enkele maanden per jaar in werking en verdwenen omstreeks 1500, door de snelle opkomst van de windmolens. Evenmin als te Machelen heeft men in het vroegere Petegem en te Deinze nooit een watermolen kunnen aantonen. (2} In het naburige· Kruishoutem (8 windmolens en 2 watermolens) en Huise (5 windmolens), hebben we nog geen rosmolens kunnen aanduiden. De regionale verspreiding van de rosmolens in vorige eeuwen werd nog niet bestudeerd. In sommige dorpen kwamen duidelijk weinig of geen rosmol!'!ns voor. Verzet van de plaatselijke Heer ? Afwezigheid van grote landbouwuitbatingen, die zich een rosmolen konden veroorloven? Door het landsbestuur werden in 1547 maatregelen getroffen om de uitbreiding van de rosmolens in Vlaanderen tegen te gaan en de windmolens te beschermen. Werd deze ordonnantie in alle streken gelijkmatig opgevolgd? (3) In 1466 telde Machelen volgens de Haardtelling in Vlaanderen ongeveer 300 à 400 inwoners, omstreeks 1620; 500-600 inwoners. In 1786 telde Machelen 1600 inwoners. In 1801; 1796 inwoners. In 1870; 2730 mwoners. Vóór de bouw van de stenen molen telde Mach el en voor circa 1500 inwoners slechts 1 windmolen. Nadien in 1838 waren er 2 windmolens voor circa 2000 inwoners. Het naburige Olsene telde in 1890, 1900 inwoners en 2 windmolens. Voor Vlaanderen in de 19• eeuw neemt men als gemiddelde gewoonlijk 1 molen per 1000 inwoners. Voor vroegere eeuwen werd dit nog niet nauwkeurig bepaald. (4) Wanneer men de huidige prijs van een klein huisje met schuur zou bepalen op 1.000.000 fr. zou een houten staakmolen heden ongeveer 5.000.000 fr kosten, wat inderdaad het geval is volgens ramingen van molendeskundigen. (5) De meeste stenen molens werden in Vlaanderen pas in de eerste helft van de 19• eeuw gebouwd. Ze behoorden aan private personen, vaak vermogende handelaars. Van deze families is minder archief bewaard gebleven dan van de vroegere plaatselijke Heren. Hierdoor zijn minder prijseigen van stenen molens bekend en zal de binnenuitrusting van veel stenen molens in het Vlaanderen van de 19• eeuw ons definitief onbekend blijven.
197
BIBLIOGRAFIE
R.A.G. Fonds Desrnanet de Biesme. n° 1613 S.A.G. Penningcohieren. Machelen 42/169 R.A.G. Fonds Desrnanet de Biesme. n° 1546: Situatiekaart molen anno 1821 in Atlas van Eigendommen van Graaf Charles-Aimé Van der Meeren te Kruishoutem. Debrabandere F.: studie van de persoonsnamen in de Kasseirij Kortijk 13501940. Handzame, 1970, p. 308. Cassiman A.: Machelen en zijn heren. (1150-1302). Hand. Kunst en Oudheidkunde Kring van Deinze. 1951. De Potter en Brouckaert: Geschiedenis van de gemeenten van Oost-Vlaanderen. Machelen. 24 p. 1860. p. 3-8. Goeminne J.: Genealogie en Blazoenen van de Heren van Ayshove-Kruishoutem (1221-1957). Hand. Kunst en Oudheidk. Kring van Deinze. 1957,7-94. Goeminne J.: De familie van Machelen-Ayshove te Huise en Kruishoutem. (11571369). Hand. Kunst en Oudheidk. Kring van Deinze. 1969,9-135. Goeminne J.: De Windmolens van Ayshove-Kruishoutem. Hand. Kunst en Oudheidk. Kring van Deinze. 1951, 53-91. Inventaris van de Wind- en watermolens in de Provincie Oost-Vlaanderen. 2e deel Arr. Gent en Eeklo. 1961, p. 118-119. Mulders Torie (alias Vindevogel): De windmolens tussen Schelde en Leie. Hand. Geschiedk. en Oudheidk. Kring van Kortrijk, XXII, 1946-1948, p. 46-107. Van Damme Gustaaf: Machelen in oude Prentkaarten. Zaltbommel-Nederland.1972.
198
BIJLAGE I Prezij van de houten windmolen met molenhuis te Mach el en in 1623. Het naevolghende es de prijsie vanden coorenwintmolen metten huys sijn geheel toebehoorende Mijnheer Phelijppe van Merode, grave van Middelburch, Rudder Baron de Fiens Here van Maechelen, staende binnen zijnen voornoemde prochie van Maechelen ditte op versouck van Pieter Lambrechts, ontfangher vanden voornoemden heeren graven ende in de name van Pieter Lamberecht van sijne nieuwe pacht die ingaen sal metten meyedaghe 1622. Oversien ende ghepresen bij Jan de Seijn filius Antheunis en Jan de Seijn filius Jans, Muelemeesters vanden stijlendesen XV ende XVI meye 1623. Eerst donderste plaete met haer vier steecbanden teerelijngen ende blocken gheheel uutrepareert ende ghepresen lil lb-8s Item de upperste plaete met haer vier steecbanden, blocken ende teerlijnghen uutrepareert ende dient van nieus gheblockt te zijn ende es ghepresen lil lb XV gr Item twee lueghen schaoren maer en staende zelve bij gheen block, ghepresen VI ib Item den staeek metten setele ende yserwerck es ghepresen
IX lb lil s
Item beede de· vouchouten met vier yseren ba u ten scherssen ende vijngherlijngen metten calve zijn ghepresen Illlb VIs item beede de saelbalcken met vier yseren ba u ten enghesloten es ghepresen 11 lb X s Item den grooten steert met een yseren kluuwe metten hanghelhouk, loepstaeek met eenen yseren ba u te duir den grooten steegher es ghepresen lil lb VI s VIII g Item den grooten steegher metten leuen trappen, yserwerck, sijn toebehoorten es ghepresen van beternesse vanden trappen ende sleep sole lil lb IIII s Item den ondersten solder met zijn rebbe bert, naghels ende toebehoorten es ghepresen 11 lb IIII s Item den kieene steegher met zijn trappen ende yserwerck es ghepresen
VII s IX g
Item den steenbalck met zijnen yserwerck ende toebehoorten, rnaene ende bauten es ghepresen lil lb 11 s IX g Item den uppersten soldere met zijn rebbe bert, balck daer den selven solder up lijght es ghepresen I lb XI s item het steenbedde es ghepresen Item het rijnekhout met zijnen block es ghepresen
I lb III s lil g I lb Is IX g
item het pas metten vandele hellemstock metten licht riemen es ghepresen XVIII s VI g Item de steencuype metten decxsele tremoeije, graenbacxks, trembacxk mette meelback ende meelgoote es tsamen ghepresen II lb 11 s Item den loopenden steen es eenen sesthiender ende es dicke bevonden tot acht duimen ende es ghepresen elck duime tot 11 lb compt XVI 1b
199
Item de ligghende steen es van ijsel wijdde ende is dicke bevonden seven duime end half ende es ghepresen als elcks duime IJ lb compt XV lb Item het camwiel met vier yseren bauts met yserwercks met een nieu ansigte van callems houts ende eenen nieuwen ganck cammen ende es ghepresen duer de reparn~
XlliXs~g
Item het schijfgheloop met yserwerck ende spillen ende toebehoorten, es ghepresen duer de reparatie II lb XV s I g Item den wintpulme, yserbalck, pionebalek ende stuenbalcke met twee marbelsteeoen ende met yserwerck es ghepresen duer de verbeternesse van eenen nieuwen balck J V lb 111 s IIII g Item de vier groote ysers, de voorck, de rijne, de hals, de panne, mette sporre es ghepresen duer die de zeiven al herrnarekt ende verstaelt sijn XI lb 111 s IIII g Item de asse met haer yserwerck ende toebehoorten es ghepresen als wesende XI lb 111 s IIII g meuwe Item de binnenroede met haer scheen, sooms, yserwerck met ses yserbauten es ghepresen IIII lb VI s item de buyten roede met scheen, soomen ense ses yserbauts es ghepresen item het schutssele ter vanghe es ghepresen Item het schutssele ter steen resele es ghepresen tot Item het schutssele van windeweere es ghepresen Item het schutssele vanden voorder weer mette duere es ghepresen
V lb VI s IJ lb
I lb XVIII s I lb I lb XIII s
Item het gheheel viercant ofte spickre van den muelen met zijnen toebehoorten es ghepresen L lb II s VI g Item de vurst vande muelen es ghedeckt met houten schaeylyen met kepers, bert ende VIII lb XII s toebehoorten es nu ghepresen duer de reparatie tot de somme van Item de vanghe metten vleghele ende yserwercks es ghepresen
XVII lb VI s
Somme vanden gheheele muelene bedraecht tot 1c L XXXVII lb XIX s VI g Item het woonhuys daer de muelenaere in woont es bevonden met een inckel ghemetste camer met eenen raeme in tzelve huus. Inde camere es bevonden eenen soldere van latten met leem gheplaestert maer over den vurst des huus is eenen nieuwen soldere ende in het cleen camerke noortwaert oock int voirscreven huus zijn bevonden vijf ooleke dueren van deender waerde, ende het voorseide huus dient vaste gheheel nieuwe gheplaedt ende up gheresen ende het zeiven huus es gheheel uutrepareert van weeghen vande tweede richelen naderwart ende het camerke noortwaert rrioet oock gheheel nieuwe geplaezdt zijn ende es ghepresen het lemmerkken ter somme van de plaets zijn nu de meerder deel es ghesollemendt van steeoen ende es n).l ghepresen zoe tselven nu staet tot XXV lb ~ s VIII g Item het voorseide huus es oock wel ende meestel vursien van daeck ende es bachte bevonden meestendeel bloot van bunderen nieuwe door de reparatie van nieuwen daeck es tselve ghepresen tot X lb 111 s IIII g
200
Item de schuere es oock meestel vursien ende es bevonden in tamele reparatie daer ende nieuwe ghemaeckt steecbanden met eenen nieuwen verkensback ende ander werck ende es ghepresen X lb VI s VI lb 1111 s Item angaende het stroodack es nu oock ghepresen tot Somme vande huisen bedraegt tot L lllb X s Sommetsamen van desen gheheelen prijs bedraegt tot Ende de voorgaenden prijs bedraegt tot
llcXL lb IX s VI g nc 1111xx lb 11 s IX g
Afgetrocken de voorgaenden prijs soo hout de voornoemde Pieter Lambeert goet tot
LX lb VIs IXg
Aldus dese prijsie ghedaen bij Jan de Seijn filius Antheunis ende Jan de Seijn filius Jans, muelemeesters van onsen stijle op den XV ten en XVI ten meye 1623 ende vuer sulcx onderteeckent Jan de Seijn 1623
Jan de Seijn filius Jans 1623
R.A.G. Fonds Desrnanet de Biesme. Machelen n° 1613
201
BIJLAGEli
Prezij van de Houten Windmolen en Rosmolen in de Molenstraat teMachelen in 1719. Op hedent desen tweede meye 1719 ende naervolghende daegen alsoo hebben wij onderschreven Joos Mestagh ende Gillis Deseijn beede meulenaerders ende gesworen prijsers geprezen ende geextimeert alle de staende en drayende wercken van eenen · cooren wintmeuten ende rosmeuten staende binnen de prochie van Maechelen campeterende an sijn exelentie den heer prince van Iseghem, Masene ende heeredervoornoemde prochie ende dat bij versoecke van Sr Jan Batiste Coene bailliau ende ontfangher van het heerlick incomen van de voorsereven prochie ter eender midtsgaders bij versoucke van Pieter Dhulst als afgaende pachter ende Joos Kint als ancomenden pachter alle de artijckelen soo volght Eerst ende al vooren de viersteens terlijngen gepresen L 6-0-0 Item alle de blocken op de terlijngen prijs L 2-0-0 Item de onderplaete met haere vier banden prijs L 11-10-0 Item de opperplaete met haere vier banden gecoHert ende met haere bouten prijs L 10-0-0 Item de staecke met de setel ende iserwerck prijs L 22-0-0 Item beede voughouten met de saelbalcke ende iserwerck prijs L 3-10-0 Item de steirt met sijne hangelhouten loopstaecken ende iserwerck prijs L 1-0-0 Item de groote steegher met sijn trappen ende iserwerck prijs L 1-10-0 Item den ondersten solder te weten rebben, bert ende naeghels prijs L 3-0-0 It~m den kleynen steegher met sijne trappen prijs L 0-9-0 Item den steenbalcke met sijne mae(r)ne prijs L 15-16-8 Item den ondersten solder met rebben, bert ende naeghels prijs L 2-0-0 Item het steenbedde prijs L 1-6-0 Item het rijnekhout met sijnen blocken prijs L 1-0-0 Item gheheel pas te weten rieme ende klop, helmstock, hese) ende pasbruggeprijs L 1-10-0 Item de steencuype met haere decksels grooten en de kleynen graenback ende meelback ende gotte prijs L 1-8-0 Item den loopenden steen wesende seventhiender dicke tot elf duymen gepresen ten advenante van drij pont groots ider duym afgetrocken eenen duym voor Jacksteen comt de somme van L 30-0-0 Item den liggenden steen gelijcke wijdde dicke ses duymen nieuwe prijs L 17-0-0 Item het camwiel met alle sijne toebehoorten prijs L 12-0-0 Item het schijfloop met sijne toebehoorten prijs L 3-0-0 Item de vier baleken te weten wintpulme, iserbalcke, steunebalcke ende pinnebalcke L 5-0-0 ende twee marbel steen en met het iserwerck prijs Item de viergrooteisers te weten vorcke, rijne, peirre ende sporre prijs L 11-2-0 Item de hasse met sijne toebehoorten prijs L 7-0-0
202
Item de binne roede pestel twee lacchen scheeden, soomen ende bouten, prijs L 9-0-0 Item de buyte roede pestel, twee lasschen, scheeden soomen ende bouten, prijs L3-10-0 Item het schutsel ter vange te weten bert ende naeghels, prijs L 4-0-0 Item het schutsel ter steenrechte, bert ende naeghels, prijs L 4-0-0 Item het schutsel vanden wintweegh te weten schailden ende naeghels, prijs L 4-10-0 Item het schutsel vander voorweegh te weten bert, naeghels, leenen ende slot, prijs L 1-9-0 Item den viercanten kocker ses lijsten, vier houckstijlen, ses balcken, k.lauwe, stijllen ende banden, prijs L 41-0-0 Item de geheele vurst, kepers, schailden ende naeghels, prijs L 8-0-0 Item de vanghe met de vleger ende iserwerck, prijs L 1-9-6 Item het sackwijndaes wesende leye met sijn iserwerck, prijs L 2-8-0 Item de greyhouten met de bouten, Prijs L 0-2-0 Item de water gotte met de water deure, prijs L 0-9-0 Item de steenreep met het strop buyten ende binnen reep, vange ende iserreep, prijs L2-0-0 L 1-10-0 Item de heynsel met sijn wijndaes, prijs L2-2-0 Item 14 sherphamers iseren hautbomen ende den pashamer, prijs L 2-13-4 Item de vier seijllen met Ietsen ende koorden, prijs L 1-4-0 Item de meelkiste achter in der meulen met eene stande, prijs L0-6-0 Item het kip met de bouten ende den haeck om het iser in te legghen, prijs Item de calleyte ende wegghe, prijs L 0-1-0 L 258-15-6
HIER VOLGHT DE VOORMEULEN Eerst ende alvooren het camwiel met sijne toebehoorten, prijs L 6-10-0 Item het schijfloop met sijn toebehoorten, prijs L 1-10-0 Item de viergrooteisers te weten vorcke, rij(e)ne, peirre ende sporre, prijs L 6-0-0 Item de iserbalck met de rolle ende steune, prijs L 0-10-0 Item de graenback met den kleijne graenback, prijs L 0-8-0 Item de steenkistte met de decksels, prijs L 0-16-0 Item het rijnhout met sijne blocken, prijs L 0-10-0 - ·Item den helmstock met de spange, pasbrugghe ende hesel met het balckxke daer het pas op light, prijs L 0-15-0 Item den banck om de sacken op te setten, prijs L 0-1-6 Item den loopenden steen wesende veerthiender is dicke bevonden tot twaalf duymen en alf is gepresen ten actvenante van neghen guldens ieder du)im afgetrocken eens du)im comt, prijs L 16-10-0 Item den liggende steen wesende eenen derthiender is dicke bevonden tot vier duymen ende een quaert is gepresen int geheele de somme van L 3-10-0 Item den staender met het strop, prijs L 1-0-0 Item de gotte, prijs L 0-1-0 item de gereyhouten met het sackbanck, prijs L 0-1-6 Samen
L38-9-0
203
HIER VOLGHT DE ROSMEULEN. Eerst het corpus vanden rosmeulen, prijs L 20-5-8 Item de cappe met bertnaeghels, schail'.len, prijs L 8-0-0 Item het bert vanden vier sijden, prijs L 5-0-0 Item den loopenden steen wesende wulfkens, dicke tot vijf du:Ymen ende alf nauwe, prijs L 2-15-0 Item den liggende van gelijcke wijdde is dicke tot drij du:Ymen van een quaert, prijs L 1-7-6 Item het geloop met sijne spille, prijs L 1-0-0 Item de viergrooteisers te weten vorcke, rijne, peirre ende panne, prijs L 4-10-0 Item den staende hasse met de groote ende kleyne sterre ashen ende Janterne ende steert, prijs L 12-0-0 Item het pas met de maelstoel, backen ende kiste ende rynckhout, prijs L 2-10-0 Samen
L57-8-2
Aldus voornoemde artijckelen bij mij onderschreven neerstelick oversien ende gepresen ende becinde al te· samen weerdigh de somme van drijhondert vierenvijftigh pont twaelf schellingen ende acht groote souvrein. Dese vierden meije 1719 Gillis Desseyn 1719
De post alsoo men bevindt dat inde twee prijsijen ghedaen bij Joos Mestdach ende Gillis De Seyn aengaenden den achter meulen, voormeulen ende rosmeulen van Machelen groot verschil van sommen is, soo sijn Pieter Dhulst ende Joos Kindts dieshalvens int v.riendelijck gheaccordeert si wesen dat Joos Kindts sa! aanveirden alle den prijs campterende aen Pieter Dhulst inden voorseijden achtermeulen, voormeulen ende rosmeulen boven de laetynghe ende leenynghe vanden heer comiesaris bedraghende volghens de prijsye vanden ia ere 1695 tsaemen tweehondert vijfenveertich ponden tien grooten ende sàl den selven Joos Kindts voor den hemel den prijs van Pi eter Dhulst betaelen aen ofte in proffyte vanden voomomden Dhulst de somme van een hondert sevenenvijftich ponden grooten in teeeken der waerheyt es dese byde contractanten' beneffens de onderschreven ghetuyghen onderteeckent desen twaelften meye xvnm negentiene Pieter Dhulst
Dit is het
merck van Joos Kindts mij present Mij present Prevost 1719
R.A.G.: Fonds Desrnanet n° 1613.
204
J. Coene 1719
Geschiedenis van de Windmolens te Wontergem DOOR
Dr. LUC GOEMINNE
205
N 0 '-1
(
....
.....
'
Dorpsgezicht van Wontergem met Molenkuip, omstreeks 1908.
..
\V on tergem - Statlest raat.
Wontergem, 6 km ten Westen van Deinze, is een klein dorpje, dat in 1691 an.per 375 inwoners telde. In 1796 was het slechts aangegroeid tot 834 inwoners; in 1831 telde het 1.049 en in 1870, 929 inwoners op zijn 509 ha oppervlakte. Reeds in 1470 werd er door Ridder Lieven van den Hole een staakmolen opgericht en enige jaren later, door Kwintijne van den . Hole, weduwe van Pieter de Gorges, tegen 4 pond 10 schellingen grote per jaar verpacht. Misschien is deze molen later afgebrand, want op de kaarten van Sanderus (1641) komt geen molen voor. De militaire kaart van BeauraiD van 1691 venneldt echter opnieuw een molen; de Kabinetskaart van Ferraris van 1771 geeft ook een houten staakmolen weer. · In 1823 is deze houten graanwindmolen op de molenkouter eigendom van Eugeen Lauwers, een landbouwer van de gemeente. (Ligging volgens het oude kadaster Sectie B D0 127/11 art. 59). In 1855 reeds wordt deze molen afgebroken en op dezelfde plaats vervangen door een hoge stenen stellingmolen, van hetzelfde type als de Mevrouwmolen te Kanegem. Deze molen was zowel koren- als oliemolen. (1). . In 1 ~69 gaat deze molen over op de kinderen Sofie en Charlotte Lauwers en in 1872, door verdeling, op Sofie en Antoinette Lauwers, molenaars. · In 1882 wordt in de molen reeds een stoommachine geplaatst. In 1900 wordt de molen verkocht aan Jules de Meester, gemeentesekretaris te Wontergem, die in 1911 overleed. De gekende wielrenner Marcel en nadien Lucien Buysse uit Deinze waren omstreeks 1905 nog molenaarsknecht bij Jules de Meester. Ze wonnen hun eerste wielerwedstrijden met de fiets van hun baas-molenaar, wat hem niet zo aangenaam was ! Omstreeks 1906 werd de molen ontdaan van kap, wieken, staartwerk en galerij. Volgens een oude zeldzame prentkaart. van 1908 (gedrukt door uitgever Arthur Dauw te Dentergem) bestaat alleen nog de molenromp, zonder stelling·, kap noch gevlucht. (fig. 1). In 1912 wordt de molen nogmaals verkocht, nu aan Jozef De Wulf uit Wontergem. De molen bezat toen enkel een mechanische maalderij met elektromotor. 208
In 1917 volgt de totale afbraak; de grote oliepletstenen liggen ingegraven in de tuin naast het huis n° 35 in de Dentergemstraat. Zo verdween zeer vroeg een grote stenen stellingmolen, vermoedelijk wegens economische en familiale redenen, omdat zijn maalcapaciteit te groot was op rendabel te zijn in een klein dorp dat omstreeks 1900 nog slechts 890 inwoners telde. (2). '
209
AANMERKINGEN (1) Voor Wontergem en Grammene kunnen we in de 19e eeuw geen rosmolens aanduiden. Het naburige Gottem had vóór 1900 1 graanwindmolen, 1 oliewindmolen en 1 rosmolen. Deze stenen rosmolen werd gebouwd na 1830 en verdween omstreeks 1920. Wontergem, Grammene en Gottem schijnen ook nooit een kleine watermolen te hebben gehad in de late middeleeuwen. Verder onderzoek hiernaar is echter gewenst. (2) Alléén het naburige kleine Grammene heeft nooit een eigen windmolen gehad. Dit dorpje telde in 1796 slechts 474 inwoners, een aantal dat in 1831 amper tot 676 inwoners was aangegroeid. We veronderstellen dat één derde van de inwoners uit Grammene hun graan lieten malen te Wontergem en twee derde bij het veel dichtere en beter bereikbare Gottem. Op deze wijze komt men ongeveer tot een verhouding van 1.000 inwoners per molen in de 19e eeuw. Voor vroegere eeuwen hebben we de indruk dat er reeds 1 houten staakmolen met één koppel stenen vaak dienst deed voor slechts 500 inwoners.
BIBLIOGRAFIE. De Meester Jos., advokaat te Gent, Persoonlijke mededelingen. De Wulf Albert en Helène, Wontergem. Persoonlijke mededelingen. De Potter-Brouckaert: Geschiedenis van de gemeenten van Oost-Vlaanderen. 1870. 1c deel. Arr. Gent. 7e deel. Inventaris van de Wind- en Watermolens in de provincie Oost-Vlaanderen. 2c deel. Arr. Eeklo en Gent. 1961.
210
IN MEMORIAM
Dr. Jozef Goeminne medicus en historicus
211
Dr. Jozef GOEMINNE. (25-6-1904 - 15-9-1978)
213
Op 20 december 1978 woonden een duizendtal personen de uitvaartdienst bij van Dr. Jozef Goeminne, een getrouw redactielid van de Kunst- en Oudheidkundige Kring van Deinze. Door Dr. Julien van Quickelberghe, voorzitter van de Geneeskundige Kring te Deinze, werd een hulderede gehouden, waarvan we de bijzonderste delen laten volgen: Diep getroffen door zijn heengaan, zijn de leden van de Geneeskundige Kring van Deinze naar hier gekomen, om samen met vele anderen die hem kenden en liefhadden, een laatste groet, een laatste hulde te brengen aan onze dierbare vriend dokter Jozef Goeminne. <<
Geboren de 25e juni 1904, op die prachtige hoeve in het schilderachtige WannegemLede, woonde hij van 1920 tot 1929 te Kruishoutem, midden in de streek die hem zo na aan het hart lag. Na zijn Latijns-Griekse humaniora aan het St.-Maria-College te Oudenaarde, promoveerde hij in 1929 met de grootste onderscheiding tot doctor in de geneeskunde aan de Universiteit te Gent. Dan begon een vruchtbare en schitterende doktersloopbaan: eerst 4 jaar assistent aan de Universiteit te Gent in de dienst voor inwendige ziekten onder leiding van Prof. Dauwe, later van 1934 tot 1941, huisarts te Petegem en tenslotte van 1942 tot 1972, gedurende 30 jaar, internist aan de Sint-Vincentiuskliniek te Deinze. Door zijn schrandere wetenschappelijke geest, zijn brede kennis en enorme belezenheid, die Jikwijls menig kollega met bewondering naar hem deden opkijken, door zijn liefde voor zijn taak, zijn uitzonderlijke wilskracht en doorzetting, werd hij op korte tijd een uitnemend, gekend en gewaardeerd prakticus. In benarde, uitz.onderlijke situaties leert men best zijn medemens kennen. Op het cruciale moment van de moeilijke en pijnlijke periode die de uitoefening van de geneeskunde in België heeft gekend, kwam Dr Jozef Goeminne op het voorplan, als raadgever en organisator. Streng en kategorisch, steeds vast gebonden aan de regels van de medische deontologie, maar vol begrip, volliefde voor het beroep en voor de patiënt, heeft hij ons toen de weg gewezen en werd hij toen door onze vereniging tot voorzitter gekozen. Wij, die hem van dichtbij hebben gekend, kunnen getuigen: hij was een rechtschapen man. Voor niets of niemand ging hij op zij. Zijn weg door het leven is nooit een kronkelpad geweest, maar steeds een brede, rechte laan, de weg der rechtvaardigheid. Maar - en dat wisten zijn patiënten heel goed - achter dat strenge, soms ietwat stoere uiterlijk, hield hij een goed hart verscholen, een gouden hart, een hart volliefde voor de mensen, volliefde voor zijn streek. Zijn belangstelling ging ook uit naar de geschiedenis van zijn geboortestreek: hij publiceerde 13 uitgebrejde bijdragen over de geschiedenis van Kruishoutem en hij was lange jaren een belangrijk redactielid van de Kunst- en Oudheidkundige Kring van Deinze.
215
En toen hij, als bekroning van zijn werk als historicus, in 1974 tot ereburger van Kruishoutem werd benoemd, beleefde hij één van de mooiste dagen van zijn leven. Mijn goede vriend Jozef, naast uw beroep en uw historisch werk, was het uw familie die voor u telde. Als een wijze hebt ge de laatste jaren van uw leven willen doorbrengen, teruggetrokken in eigen familiekring. Zoals ik u heb gezien op koude winterdagen, door de straten van Deinze stappend op weg naar uw kliniek, de alpenmuts op het hoofd, kaarsrecht, met strenge blik en energieke stap, sneeuw en wind trotserend, maar innerlijk, in uw hart, bekommerd en bezorgd om het leven van uw patiënten, zo zijt gij door het leven gegaan, als een rechtschapene. Zo zal God u opnemen onder de Zijnen, onder de Rechtvaardigen. » Vaarwel, Jozef, wij vergeten u niet.
Samen met het werk van Lecouvet van 1857 (in Messages des Sciences historiques de Belgique; Gent, p. 338-372), met het boek van Jos. Walters: De Heerlijkheid Aishove te Kruishout~m en haar heren. Gent 1951, 98 p. en de publicatie van Dr. Luc Goeminne: Oude plaatsen persoonsnamen te Kruishoutem, vóór 1419. (Handelingen van de Geschiedkundige kring te Oudenaarde 1958, p. 203-239), betekenen de 13 omvangrijke bijdragen van Dr. Jozef Goeminne (met in totaal630 blz. tekst !) zo ongeveer alles wat tot nog toe over Kruishoutem werd geschreven. Veel nieuwe straat- en hoevenamen te Kruishoutem zijn gesteund op de historische bijdragen van Dr J. Goeminne; het gemeentebestuur was zo wijs dit materiaal te gebruiken om oude toponiemen in ere te herstellen. We stippen hier terloops aan dat deze gemeente onbehandeld bleef in de omvangrijke bijdragen van De Potter-Brouckaert, (Geschiedenis van de Oost-Vlaamse gemeenten, Gent 1860-1870). Spijtig genoeg bleven enkele onderwerpen niet door Dr. Jozef Goeminne behandeld, zoals de demografie van Kruishoutem, een volledige typonymische en antroponymische studie van Kruishoutem, de sociale en economische evolutie van de gemeente. In zijn werk werden echter talrijke gegevens opgenomen, die latere historici nuttig zullen kunnen gebruiken, voor verder lokaal onderzoek. Een monumentaal werk over de stamboom van de familie Goeminne, van 1400 tot 1960, 382 blz. 1960, werd spijtig genoeg nog niet in boekvorm uitgegeven. Het is wel in een beperkt aantal getypte exemplaren bewaard gebleven. Dit boek omvat een glossarium met niet 216
minder dan 1300 voornamen van naamdragers, en 1100 familienamen van aanverwante families. Een ander samenvattend werk over de familienaam Goeminne tussenLeieen Schelde, 1970, 154 blz., bleef in een aantal exemplaren bewaard. Voor de bibliografie verwijzen we naar K.O.K.-jaarboek 1978, blz. 51. Dr. Jozef Goeminne wordt terecht aangezien als de historicus van de gemeente Kruishoutem. Hij was de enige lokale vorser die 25 jaar van zijn leven gewijd heeft aan de plaatselijke geschiedschrijving van zijn geboortestreek. Moge zijn voorbeeld tot navolging dienen, ten bate van het plaatselijk historisch onderzoek. N.B. Over Dr. Goeminne zie K.O.K. Jaarboek 1978, blz. 10, 11, 15, 25, 51 en 178.
217
Kroniek van het Museum voor Schone Kunsten van La tem en de Leiestreek
219
Het jaar 1978 werd voor het museum op uitzonderlijke manier ingezet: in vergadering op 26 januari 1978 heeft de gemeenteraad het legaat van wijlen Luc Matthys, in leven voorzitter van de K.O.K. en van de Commissie voor het Museum, aanvaard. Dit legaat omvat schilderijen, beeldhouwwerk, etsen, lito's, aquarellen, pastels en gravuren, samen 85 stuks. Dit legaat past uitstekend in het streven van de Commissie die zich als doel stelt een zo volledig mogelijk beeld te brengen van de kunstuitingen en de -produkten uit onze eigen streek. De museumcommissie werd in dezelfde gemeenteraadszitting erkend; ze bestaat uit: Roger Boerjan, Wemer Malfait, Jan Moerman, Rudy Pauwels, Willy Saverys, Isabelle Seeuws-Torck; de schepen van Cultuur vertegenwoordigt het stadsbestuur. Het aanvaarden van het legaat werd door de Bestendige Deputatie van de Provincie OostVlaanderen bevestigd. De vergaderingen van de Commissie volgden ook in 1978 elkaar regelmatig op: 7 februari, 27 april, 4 augustus, 12 september, 24 oktober. Op 9 september werd Mevrouw Luc Matthys erevoorzitster van de museumcommissie. Een belangrijke tentoonstelling "Gustaaf Hertoge en Antoon Van Parijs" werd in de kunstkelder gehouden van 30 september tot 30 oktober. De tentoongestelde werken, 45 schilderijen vanG. Hertogeen 20 beelden van A. Van Parijs, kwamen uit het bezit van de families en uit privé-verzamelingen te Deinze en omgeving. De begeleidende foto's en dokurnenten - vooral foto's van het monumentale werk van A. Van Parijs - werden ontleend door gemeentebesturen, kerkraden, privé-personen en de K.O.K. De tentoonstelling werd open gesteld met een toespraak door dhr Frank Van Doome. Wij laten ze hier in extenso volgen: TOESPRAAK GEHOUDEN DOOR DRS. FRANK VAN DOORNE
..
Hooggeachte vergadering, Toen men mij vroeg om een inleidende toespraak v.oor deze tentoonstelling te houden heb ik, na enige aarzeling, er in toegestemd 221
omdat de Commissie van het Museum door dit initiatief een daad van piëteit slelt tegenover twee Deinzese kunstenaars die niet in de vergeethoek mochten blijven, en omdat Deinze mij persoonlijk bijzonder dierbaar is en al wat tot zijn luister bijdraagt mij nauw aan het hart ligt. De kunstschilder Gustaaf Hertoge wie, helaas, slechts een zeer kort leven was beschoren- hij werd nauwelijks 31 jaar oud -heb ik zeer goed gekend. We speelden beiden viool in het orkest van de toenmalige muziekschool van Deinze. Hij was dus niet alleen een begaafd schilder, maar deed ook aan muziek. Nog altijd zie ik hem in mijn verbeelding als een schuchtere, zwijgzame verschijning met zijn twee grote, diepe, dromerige ogen. Zo is zijn werk ook in hoofdzaak dat van een mijmeraar, van een schilder van mijmerende, romantische Leie-landschappen. Soms waagde.hij zich ook wel aan het portret, waarbij wij vooral denken aan dat van zijn moeder, dat zo piëteitsvol en c<Jn amore geschilderd is, dat men er ingetogen stil bij wordt. In feite vinden wij zeer weinig in zijn werk terug van het grote kunstgebeuren en de grote kunststromingen uit die jaren, zoals het expressionisme, het surrealisme en zovele andere richtingen, waarvan de meesters uit de groep van St.-Martens-Latem de grote exponenten hier bij ons waren. Aldus was het werk van Gustaaf Hertoge, dat inzake schilderkunstige fractuur en techniek geen sporen vertoont van die eigentijdse geest noch van de stijl van de toenmalige kunstwereld, feitelijk uit de tijd. Doch anderzijds mogen we bevestigen dat hij eerlijk en oprecht zijn diepste wezen in zijn doeken heeft uitgezongen. Ieder landschap van Gustaaf Hertoge is om zo te zeggen een zelfportret. · Indien het waar is dat: zoals men in het Frans zegt, "Un paysage est un état d'äme", dat ieder landschap dus in feite een zielstoestand is (-en dit is onloochenbaar, want: geen twee zullen het op dezelfde manier doen, omdat ieder van hen in de eerste plaats zichzelf, zijn eigen wezen uitdrukt en uitspreekt in het door hem geschilderde landschap - ) dan is dit zeker van toepassing op ieder schilderij van Gustaaf Hertoge. Zijn stilzwijgende, dromerige natuur, zijn romantische, melancholische blik zien we weerspiegeld in al die doormijmerde Leiezichten met weifelend, stervend zon- en maanlicht. Ik zei daar zo pas dat zijn werk feitelijk uit de tijd was. Wel zou men enkele uitzonderingen hierop kunnen aanwijzen, vooral "De marktdag te Deinze" die een vrij moderne en kennelijk impressionistische toets en fractuur vertoont en daardoor wel enigszins als een document en
222
tevens als een va~ zijn beste schilderijen kan beschouwd worden. Ik htrinner mij nog levendig de algemene verslagenheid die in onze stad heerste toen men vernam dat deze kunstenaar al te vroegtijdig het tijdelijke voor het eeuwige had verwisseld en hierdoor een hoopvolle belofte niet kon worden bewaarheid. '\\ij danken de Commissie van het museum omdat zij deze Deinzese schilder uit de vergetelheid heeft gehaald en door deze tentoonstelling opnieuw de aandacht om hem heeft gevestigd op en nieuwe belangstelling voor zijn werk heeft opgewekt.
De tweede kunstenaar die hier vandaag wordt herdacht is de Deinzese beeldhouwer Antoon Van Parijs, die ik persoonlijk en van dichterbij heb gekend. Zijn oudste zoon, Albert, die zelf een voortreffelijk portretschilder is en wiens aanwezigheid ik hier hartelijk begroet, was immers mijn school- en speelmakker, en zo kwam ik reeds als kind in contact met de vader, die de eerste geweest is die mij inzicht heeft bijgebracht in plastische kunstwerken en mij geleerd heeft hoe men zulke werken moet bekijken. Want in verband met schilder- en beeldhouwkunst moet men "leren zien", zoals men ook muziek moet "leren beluisteren". Het verwerven van inzicht in het wezen van kunst en kunstwerken veronderstelt een geoefend oog en, wat de muziek betreft, een geoefend oor. Antoon Van Parijs, van wie heelwat werken te zien zijn op de kerkhoven van Deinze en omliggende steden en gemeenten, en van wie zich ook werk bevindt hier in ons museum van Leiekunstenaars, heeft nooit ten volle de eer gekregen die hem als kunstenaar en als Deinzenaar toekomt. '\\el herinneren wij ons een tentoonstelling van zijn werk in 1933 in het stadhuis te Deinze, ingericht op initiatief van de betreurde voorzitter van de K.O.K., Luc Matthys, de toenmalige schepen van kunsten en onderwijs, met een inleidende rede door de Gentse hoogleraar, wijlen Pmf. E. De Bruyne. De diepzinnige beeldhouwwerken van Van Parijs treffen niet alleen door een opvallend sterke techniek, maar ook en vooral door de verregaande ontstoffelijking, stylering en vergeestelijking v~n het natuurbeeld. Hij is in wezen een religieus en mystiek kunstenaar in wiens 223
reuvre het besef bleef van de realiteit der vergankelijkheid en de doodsgedachte van doorslaggevende betekenis blijken te zijn. Hieraan zal ongetwijfeld niet vreemd zijn het feit dat hij, zoals reeds gezegd, talrijke grafmonumenten heeft gebeeldhouwd, zodat de atmosfeer van de dodenakkers in zijn gewrochten voelbaar nawerkt. Naast dit wezenskenmerk van zijn kunst is er ook een zijdelingse kentrek in de persoonlijkheid van Van Parijs, zoals we dat ook b.v. vaststellen in de muziek van een Ludwig van Beethoven, die in essentie een uitgesproken dramatische en zelfs ietwat pathetische natuur en temperament was, doch eveneens met een zijdelingse trek, namelijk zijn zin voor scherts, voor het schetsmatige, wat tot uiting komt in zijn talrijke scherzo's. Bij Van Parijs is die secundaire trek: zijn zin voor satire en hekelende ironie. De manier waarop hij- fel aangedikt- b.v. de figuur van de notaris en die van de advokaat uitbeeldt, evenals die van de kwaadsprekende feeks, die natuurlijk "op een eeuwig zwijgen", met haar boze tong van iedereen iets kwaads te vertellen weet, getuigen van een vernietigend sarcasme en een vlijmscherpe ironie. Maar, om terug te keren tot de zoëven genoemde essentie van zijn reuvre, namelijk het religieus-mystieke: een gevolg daarvan is de gevoelige, maar strenge lijn die zijn scheppingen kenmerkt, in tegenstelling b.v. tot de verfijnde, maar vrij sensuele lijn in de figuren van zijn grote, ietwat oudere tijdgenoot Georges Minne. Dit kunnen we nagaan in zijn uitbeeldingen van tal van grote heiligen, zoals St.-Franciscos die we vinden op het graf van de zoëven besproken schilder Gustaaf Hertoge, Augustinus, Paulus, Thomas van Aquino, die in hun diepste essentie, en volkomen vergeestelijkt, worden voorgesteld. Die helemaal tot ziel geworden expressie, waar elk spoor van materialiteit is weggewerkt, valt ook bijzonder op in zijn "David", waar de opwaarts strevende, zingende lijnen pure muziek zijn geworden. Zeer treffend in vele van zijn werken is de mystieke expressie van de handen. Er is bij hem een merkwaardige eenheid en innerlijke samenhang tussen de handen en het aangezicht, en bij Van Parijs is er evenveel fysionomie en uitdrukking van het zieleleven in een hand als in een menselijk gelaat. We zouden tal van illustratieve voorbeelden van dat alles kunnen aanhalen, zoals b.v. zijn "Christus tussen Goede Vrijdag en Pasen", waar Jezus zich moeizaam maar zeker opricht vanuit de dood naar de verrijzenis en het Leven. De kunstenaar heeft ons zelf indertijd mede-
224
gedeeld dat hij gedurende twintig jaar met die conceptie in zijn geest heeft rondge,open alvorens er plastisch vorm en gestalte aan te geven. Dit is kenschetsend voor heel het reuvre van Antoon Van Parijs, waar begenadigde inspiratie en spontaneïteit steeds gepaard gaan met langzame rijping, bezinning en bezinking. Wij denken verder aan de graftombe van de familie De Lava op Deinze-kerkhof waar, zoals bij de Egyptische beelden, een indruk en atmosfeer van het eeuwige, het tijdeloze van uitgaat en waar de voorstelling van de mystieke figuur herleid is tot een rytmus van louter gestyleerde, abstrakte lijnen. Zeer bekend is ook zijn gekruisigde Christus die ons de "goddelijke" Christus voorstelt, die, naar het woord van de kunstenaar zelf, "voldaan heeft" en van wie een onuitsprekelijke, bovenmenselijke rust en vrede uitgaat. Misschien gaat hij in dat opzicht nog het verst in een andere .Christus-fi~ur, die in plaats van aan het kruis vastgespijkerd te zijn, letterlijk aan zijn kruis "zweeft", dit alles in tegenstelling tot het beroemde meesterwerk van Albert Servaes dat alleen de door lijden en kruisdood totale lichamelijke aftakeling van de "mens" Christus uitbeeldt. Persoonlijk zijn wij een paar malen getuige geweest van de waardering welke die andere grote Deinzese kunstenaar Albert Saverys voor het werk van zijn stadsgenoot en kunstbroeder Antoon Van Parijs koesterde, hij die nochtans in zo menig opzicht als zijn radikale antipode kan beschouwd worden. Doch in feite vertegenwoordigen beiden, ieder op zijn manier, een wezenstrek van ons Vlaamse volk. Het is immers voldoende bekend dat zinnelijkheid, gepaard met mystieke neiging, een kenmerk is van onze volksaard. Welnu, terwijl we in het werk van Saverys die trek weervinden die wijst op een geestdriftig, Pallieteriaans opgaan in de natuur met een echt zinnelijke vreugde om de schoonheid en de luister van natuur en leven, zien we bij Van Parijs de mystieke Vlaamse ziel die~ naast haar wellustige, sensuele levensvreugde, ook steeds oog en zin blijft behouden voor de grote, eeuwige levensvragen die het gemoed en de geest richten naar God, de dood en de eeuwigheid. Aldus is beider kunst de spiegel van dat land en dat volk waartoe wij allen behoren, kunst waarin ons Vlaamse volk zichzelf in zijn diepste wezenheid blij kan herkennen en terugvinden. 225
Ik denk in dat verband aan de woorden waarmee August Vermeylen zijn magistrale synthese "Van Gezelle tot Timmermans" besluit: "In dat nauw verband tussen de kunst en het volk moet datgene gezocht worden wat de Vlaamse literatuur haar eigen karakter geeft: ... het is datgene wat ten slotte wellicht het best de eenheid verklaart van die hele ontwikkeling: van Gezelle tot Timmermans". Ook hier zijn de woorden van August Vermeylen van toepassing en kunnen we gewagen van dezelfde eenheid in verscheidenheid - dit in nauwe verbondenheid met ons volk - in het werk van onze twee stadsgenoten, kunstschilder Albert Saverys en beeldhouwer Antoon Van Parijs. Moge deze tentoonstelling het begin zijn van een, wel laattijdig, maar daarom niet minder verheugend eerherstel van Antoon Van Parijs en van een herwaardering van en hernieuwde belangstelling voor zijn werk, waarop onze Leiestad terecht fier mag gaan. Hans Melen (Drs. Frank Van Doorne).
Een rijk geïllustreeerde catalogus begeleidde de tentoonstelling. José Fabry stelde van 18 november tot 11 december zijn werken tentoon in de kunstkelder van ons museum. Jan D'Haese trad hierbij op als inleider bij de vernissage; hij schreef ook de begeleidende folder. In de loop van de maand oktober werd het mogelijk een deel van de werken uit het legaat van Luc Matthys-De Clercq in het museum op te hangen, waardoor onze verzamelinig verrijkt werd, maar waardoor ook de noodzaak blijkt van een nieuw museumgebouw. Op 24-25-26 oktober werd in het museum, te Deinze en omge~ing en op de Leie, een TV -~ilm opgenomen door de BRT-mensen van de dienst Kunstzaken, voor een reeks uitzendingen onder het motto "In de schaduw van ... " handelend over de stedelijke musea in het Vlaamse land. In het Personeelsblad van Intercom-"'est, 1978 Nr. 1 - januarifebruari verscheen een belangrijke bijdrage over ons museum (blz. 21-33, met 13 illustraties). 226
Het museum .verleende zijn medewerking aan tentoonstellingen in binnen- en buitenland: o.a. in \\~armenhuizen, Puurs, Aalter, St.Martens-Latem enz. Het museum verwierf in 1978 volgende werken: a) door aankoop schilderijen van Johan Gobert: De Verzameling en In love again van Maurice Sijs: Marine van Theo Van Rysselberghe: Naaktfiguur van Jean Delvin: Leie een tekening van Alfoud Dessenis: Stilleven b) door schenking: Julien van Langenhove: Zelfportret José Fabry: Zelfportret Een dertigtal groepen bezochten ons museum in de loop van het jaar voor een geleid bezoek. Er waren ongeveer 5000 bezoekers - op drie openingsdagen per week. Isabelle Seeuws-Torck
227
Verslag van K.O.K. 1978
229
De tentoonstelling "Graven naar de stadshalle van Deinze",. geopend op 5 november 1977, liep, wegens de grote belangstelling, verder tot 15 januari. Op 16 januari 1978 werd een bestuursvergadering gehouden, waarop besloten werd in te gaan op de uitnodging van de V.V.V.-Leiestreek lid te worden van de V. V. V. De heer Urbain Van \\ildemeersch werd aangesteld om in de V.V.V. de K.O.K. te vertegenwoordigen. De algemene vergadering werd voorbereid en het ontwerp-programma 50-Jaar-K.O.K. werd goedgekeurd. Reeds op 13 februari had een eerste vergadering plaats in verband met de Kwis en de Prijsvraag, twe~ programmapunten van 50-Jaar-K.O.K. Op de vergadering van 16 januari waren daarvoor de jury's samengesteld. Op 27 februari werd in het museum de vergadering van de deelgenoten gehouden over het kasverslag en het activiteitenverslag; beide verslagen werden besproken en goedgekeurd. Daarna had in de conferentiezaal van hetstadhuis de algemene ledenvergadering plaats. Voor een tachtigtal opgekomen leden werden de twee verslagen gelezen, respektievelijk door de kasmeester Herman Bekaert en door de secretaresse lsabelle Seeuws-Torck. Op deze algemene ledenvergadering belichtte de heer Frans Baudouin, hoofdconservator van het Rubenshuis te Antwerpen, op levendige wijze de verschillende aspecten van het Rubensjaar en gaf hij enkele nabeschouwingen. Op 17 april was er bestuursvergadering. Het comitee Canteclaer vroeg aan de K.O.K. een Prins Canteclaer aan te stellen voor de feestelijkheden naar aanleiding van de Canteclaerstoet. Op een receptie werd Johan Maes, zoon van ons medelid dhr René Maes uit de Oostmeersdreef, in Reinaert-terminologie aan het Canteclaerkomitee voorgesteld als Prins. Er werden werkvergaderingen gehouden door de diverse commissies voor 50-Jaar-K.O.K.: voor de Kwis-wedstrijd, voor de prijsvraag, voor de fototheek, voor.de redactieraad enz. Op 4 september was er dan een bestuursvergadering om alle resultaten van de werkvergaderingen samen te brengen. Op 17 juni werd er in de kelder van ons museum een tentoonstelling geopend "Luc Matthys, Leven en Werk". Voorzitter Herman Maes presenteerde hetjaarboek K.O.K. 1978 waarin een belangrijke bijdrage 231
verscheen over "Luc Matthys, hulde en rouw". Secretaresse Isabelle Seeuws-Torck stelóe het feestprogramma 50-Jaar-K.O.K. voor, Prof. Ir. Jan Moerman lichtte toe wat met de Kwis-wedstrijd werd beoogd en Maurice Coene deelde mee wat met de prijsvraag werd bedoeld. Burgemeester Van de Wiele opende ::fan de téntoonstelling, in aanwezigh~id van Mevrouw Matthys en de familie Matthys, van dhr Paul Huys, bijna alle schepenen van de stad en talrijke K.O.K.-leden. Er was een fraai geillustreerde catalogus gratis ter beschikki~g. Na de grote vakantie kregen de leden dan een lijst van activiteiten 50-Jaar-K.O.K.; ook affiches en persmededelingen maakten het programma bekend. Het begon met een ontwerp van de "ideale" fietstocht doorheen de nu elf deelgemeenten van de stad Deinze. Die liep gedeeltelijk langs voor auto's ontoegankelijke wegen. Daarna was er dan een aanbevolen "autotocht" door de stad, met heemkundige en historische verwijzingen naar gebouwen en landschappen. Dan stond er een reeks van geleide bezoeken op het programma: aan het kasteel van Ooidonk, geleid door mevr. Serras, aan de Brielmeersen geleid door ons bestuurslid, stadsverantwoordelijke voor dit natuur- en recreatiegebied, dhr Van Brabant, aan het museum van folklore geleid door ons bestuurslid Prof. Jan Moennan, aan het museum voor Schone Kunsten van Latem en de Leiestreek geleid door onze secretaresse Isabelle Seeuws-Torck, aan de kerk van Vinkt, geleid door ons lid van de redactieraad E.H. Michem, pastoor te Vinkt, aan de O.L.V.-kerk te Deinze, geleid door ons lid Carlos De Vleeschauwer, aan het stadhuis te Deinze, geleid door ons bestuurslid Geert Van Doome. · De extra-vertoning op 26 oktober van Gaston Martens' "Dorp der Mirakelen" door de Verenigde Taal- en Kunstminnaars, Vooruit, lokte een volle toneelzaal voor dit werk van eigen streek, over mensen van de eigen streek, in het dialekt van de eigen streek. Na de vertoning werden de akteursen de Vooruit-bestuursleden ontvangen op een receptie van K.O.K. en stadsbestuur. Een heel ander facet van onze literatuur kregen we aangeboden met "Music-Hall" van Paul van Ostayen, een muzikale poëzie-avond op 20 november aangeboden door de toneelbond Ooidonk van de deelgemeente Bachte-Maria-Leeme: een gewaagd maar geslaagd experiment 232
inzake poëzie-voordracht, herinnerend aan een der eerste K.O.K.voordrachten nml. door Fernand Pauwels. Op 1 december werd de Kwis gehouden over de geschiedenis van Deinze zoals hij voorkomt in de K.O.K.-jaarboeken sedert 1953. De ondervraging werd geleid door T.V.-Kwisleider Marc Van Poucke (wiens moeder te Deinze op de Markt woonde) en beoordeeld door een jury, voorgezeten door Prof. Jan Moerman, en bestaande uitVeerleen Geert Van Doorne, Martin Van Haesebrouck, Isabelle Seeuws-Torck en Gaspard Van Vijver (die echter op 1 december niet aanwezig kon zijn). Finaal waren er twee ploegen (elke ploeg bestond uit drie personen: één antwoorder, die eventuuel beroep kon doen op twee helpers die dan hun documentatie mochten raadplegen). De winnende ploeg bestond uit Bart Rijkbosch.als antwoorderen Geert De Waele en Rudy De Meutemeester als helpers. De tweede ploeg bestond uit Guido Van Havermaet als antwoorderen MartineDe Waele en André De Volder als helpers. De gewonnen prijzen zullen op 24 februari 1979 uitgereikt worden. Deze kwisavond werd muzikaal omlijst door optredens van verscheidene gr~epen van de muziekakademie, respektievelijk onder de leidin~ van Paul Malfait en van Paul Beelaerts, leraars aan deze akademie. Het geheel was een succesvolle avond, aansporend tot kennisneming met de geschiedenis van onze stad. In de maand december moesten ook de werken voor de prijsvraag binnenkomen. Vijf antwoorden zijn binnengekomen die moesten beoordeeld worden door een jury bestaande uit Geert en Veerle Van Doorne, Gaspard Van de Vijver, Martin Van Haesebroeck, Isabelle Seeuws-Torck en Herman Bekaert, onder het voorzitterschap van Maurice Coene. Daarmee is het programma '78 van 50-Jaar-K.O.K. afgewerkt; het loopt echter in januari en februari 1979 verder. Isabelle Seeuws-Torck
233
LIJST DER ILLUSTRATIES Lucien Matthys Ju les De Coster Gustaaf Hertoge Richard Minne Ju les De Sutter Joris Huys Dr. Juliaan Filliers Victor Soenen Mgr. René Maere René Van den Driesscha Joris Van De Vei re . Gaston Baert . Leon Pauwels Gaston De Jonghe Albert Saverys Achiel Cassiman . Hugo Van den Abeele Gaston Scheerlinck Leon De Clercq Fernand Pauwels Henri Wynants Camille Verwee Karel-Jozef Van Risseghem Armand Pauwels René Saverys Gentiel Callebaut Marcel Heyerick Bartrand Seeuws Hoogleraar Vercoullie De roede van Deinze De oude banmolen te Machelan Hostens molen te Machalen . Lokalisatie van de 2 molens te Machalen Hostens molen in het dorp Dorpsgezicht van Wontergem met molenkuip Dr. Jozef Goeminne
9
11 12 17
23 27 31 35 41 45
49 53 55 57 59 61
63 67 71
73 75
77 79
83 85 87
89 91
96 153 189 191 193 195
207 213
INHOUD
Ontstaan en ontwikkeling van de Kunst- en pudheidkundige Kring te Deinze 1928/29 - 1939/40 door Luc. Matthys Alfabetisch register van de auteurs en de titelwoorden · door Kris Lambrecht .
7
95
Analytische inhoud van de bijdragen tot de geschiedenis der Stad Deinze en van het land aan Leieen Schelde 1965-1978 door Kris Lambrecht .
103
Uitwijking v.2n Deinzenaren naar Brugge (1418-1794) door G .P. Baert .
125
Priesters uit Deinze in de achttiende eeuw door E.H. Fr. Miehem.
143
De herbergen te Deinze en omliggende in het jaar 1779 door Paul Huys .
149
De oude windmolens van Machelen door Dr. Luc Goeminne
185
Geschiedenis van de windmolens te Wontergem door Dr. Luc Goeminne
205
In memoriam Dr. Jozef Goeminne, medicus en historicus .
211
•
Kroniek van het museum voor schone kunsten van Latem en Leiestreek
219
Verslag van K.O.K.1978.
229 237