t) e
01
B E 1 r.^1 ^C
KRING VOOR GESCHIEDENIS EN KUNST VAN DEINZE EN DE LEIESTREEK De Heer Denis Pieters ■■■■■■ Blauwstraat 48 9030 Wondelgem ■■■■■■
CONTACTBLAD Verschijnt tenminste 4 maal per jaar Verantwoordelijke uitgever Uitgiftekantoor : Deinze Willy Jonckheere 20° jaargang nr. 1 Winkelstraat 36 9800 Deinze DECEMBER 2000 Tel. (09)386.32.78
Postrekening 000 - 0434500 - 37, KGK-Deinze, p/a Brielstraat 7 bus 5, 9800 DEINZE
2605.
UITNODIGI NG ALGEMENE VE RGA DE RING Op vrijdag 25 februari 2000 wordt om 19.30u. in het Museum van Deinze en de Leiestreek het KGK-Jaarboek 2000 voorgesteld en de KGK-Tentoonstelling geopend
ALLE LEDEN ZIJN VAN HARTE WELKOM
De Bijdragen tot de Geschiedenis van Deinze en de Leiestreek , deel LXVII, of het KGKJaarboek 2000 bevat een 500 bladzijden met 13 diverse artikels van Romain DE BOUVER, Stefaan DE GROOTE en Denis PIETERS, Luc GOEMINNE, André HEYERICK, Paul HUYS, 1-Ierman MAES, Jan MOERMAN, Tony VANHEE en Henri VANNOPPEN. I)e KGK-tentoonstelling is dit jaar gewijd aan het Imaginair Museum van Pieter Breugel de Oude (1520/25-1569). De expositie omvat hoogwaardige kleurfoto's van 21 werken van Breugel, en dit op ware grootte . De opnames zijn gemaakt door Alfons DIERICK in diverse Europese steden. Wie ooit het geluk had zijn voordrachten over de Vlaamse primitieven, in het bijzonder Van Eyck, te mogen bijwonen, weet dat zijn naam gelijkstaat met een kwaliteitslabel. Dit is een unieke kans om een belangrijk deel van de sterk verspreide werken van deze wereldberoemde 16 de eeuwse meester samengebracht te zien , mét natuurgetrouwe kleurweergave.
Waar in het Keizer Kareljaar alle aandacht gefocusd wordt op de Habsburgse heerser, krijgen wij via het penselend oog van Breugel (en de unieke fotografie van Dierick) Karels tijdgenoten en onderdanen te zien , in geuren en kleuren. De tentoonstelling loopt van 26 februari tot 28 mei 2000.
2606. 1736. Een vroeg gedicht (1917) van Fernand Pauwels Fernand Pauwels (° Deinze 31 dec. 1896) studeerde tijdens de Eerste Wereldoorlog filologie en kunstgeschiedenis aan de vernederlandste Gentse Universiteit 0>, waarvoor hij trouwens na de oorlog moeilijkheden kreeg. Blijkbaar schreef hij al poëzie van in zijn studententijd. Een heel vroeg specimen publiceerde Fernand Pauwels (nog onder eigen naam - pas later zou hij zich als dichter "Marnix van Gavere" noemen) in "Vlaamsch Leven. Zelfstandig Vlaamsch Geïllustreerd Weekblad", het tijdschrift van Willem Gyssels, een Dendermondenaar die in Brussel (o.m. met de Kunstkring "Doe Stil Voort") cultureel actief was en die tijdens de oorlog overtuigd activist werd, waarna hij naar Nederland moest uitwijken. In jrg. III, nr. 4 (blz. 64) van "Vlaamsch Leven" verscheen op zondag 29.10.1917, in de rubriek "Van Vlaanderens Jonge Dichterbent - het volgende gedicht van de toen 20-jarige Fernand Pauwels: En Jezus is voorbij mijn huis gekomen Voor m'n beste B. Seeuws En Jezus is voorbij mijn huis gekomen, En Judas ook dien dag, En beide zwervers traden moe en loome en Met wreveligen lach ... En in dien nacht klopte iemand aan mijn ruiten En hoorde ik stem-geluid... En toen de stappen gansch verstierven buiten Keek ik het venster uit: 'k Zag Jezus en Judas warmen hun leven Aan 't zelfde gloeiend vuur... Hier droef, daar grimmig in hun oogen beven Den langen levensduur.
Deinze Fernand Pauwels Paarsgewijze rijmende verzen, maar in vrije versvorm, met gebruik van nogal wat suggestieve gedachtenpunten... Een typisch jeugdgedicht? Wat neo-romantisch, met wat (ideeën)invloed van August Vermeylen en van Karel Van de Woestijne: gevoelens van vroege levensmoeheid en onbestemde droefenis. Toch herkent men hier al de latere religieus-humanitaire dichter, die als Marnix van Gavere pas in 1930 zijn eerste bundel "Gedichten" zou publiceren. Dit vroege gedicht van de toen twintigjarige student was opgedragen aan zijn neef en stadsgenoot en zeven jaar oudere mentor, Bertrand Seeuws (2). (1) Zie hierover H. Maes in K.O.K.-Jaarboek LX (1993), blz. 165: F. Pauwels liet zich op 5.12.1916 aan de zgn. "Von Bissing-Universiteit" inschrijven voor het eerste jaar Germaanse filologie; het volgend academiejaar koos hij echter voor kunstgeschiedenis. Daarna bleef de Universiteit voor hem gesloten.
2607. (2) Bertrand Seeuws (1889-1932), zoon van de Deinse industrieel Juliaan (1850-1895), was een neef van Fernand Pauwels, wiens moeder - Maria Adela Seeuws (1853-1922) - een jongere zuster was van Juliaan. Bertrand Seeuws (nijveraar in Petegem, ongehuwd gestorven op 43-jarige leeftijd) was enkele jaren (19291932) ondervoorzitter van K.O.K. (zie K.O.K.-Jaarboek 1993, blz. 217-218).
PAUL HUYS nr. 303
1737. Verdacht van "heresy " (=ketterij) te Deinze - Fransoys de Smet, koning van der Rethorycke in 1525 is in 1532 schepen. In 1534 werd zijn goed verkocht. Het was in beslag genomen omdat hij verdacht werd van heresy. - Matthys van der Straeten en Jacob de Hugelare waren schepen te Deinze. Ze werden in 1538 wegens "herecy" ("hercy") te Kortrijk in het gevang opgesloten. In 1543 was Matthys Van der Straeten particuliere "ontvanger van import" (van belasting of taks). - In 1541 zat Amelken Smeyers te Gent gevangen. Jan van Dorpe, Andries de Scepenen en Jan van den Steene werden veroordeeld. - In 1548 houdt Willem Baudaert, zoon van Willem Baudaert daude, zijn koningsfeest van de Retorica. Hij was toen schepen. Hij zal eerst alleen, dan met het hele gezin (o.a. zijn zoon Willem) naar Engeland uitwijken. (Die zoon wordt vader van een Willem.) - In 1549 wordt in Petegem een "zinnespel" (Spel van sinne) opgevoerd dat door inquisiteur Pieter Titelmans (deken van Ronse) verdacht wordt van herecy; er volgen enkele arrestaties. De magistraat van Deinze (burgemeester en schepenen) moeten zich verontschuldigen en dan volgen geen veroordelingen. - In 1554 volgen vijf aanhoudingen omdat een "quade spel" opgevoerd werd, gepatroneerd door vooraanstaande Deinzenaars. Willem Baudaert en Jan Van der Moere werden aangehouden. De drie andere waren verdwenen: Joos Goetghebuer, Jan Fiers en Willem Danis. Als straf moesten de spelers openbaar hun dwaling afzweren (dat gebeurde meestal met een boetetocht om de kerk, in boetekleed en met zware brandende kaars in de hand) (boetekleed = lang wit hemd) (kaars van 1 of 2 pond, zelf te betalen) - Op Hemelvaertsdag 1554 spelen de Nazareenen (= de Deinse Rederijkerskamer) een spel van zinne. Pieter Titelmans heeft geruchten opgevangen dat het om een "kettersgezinde" vertoning gaat. Derhalve komt hij met drie gewapende gerechtsdienaars naar Deinze en daagt op als alle rederijkers samen zijn. Vijf mensen worden ter plaatse aangehouden: Matthys van 4uekenborne uit Edegem, Jan Haelbrecht uit Veurne, Jan van Dorpe, Filips de Hondt, kapelaan, Filips van der Beken, drie Deinzenaars. Het ging om een "spel smakende de leeringhe Lutherane". - In 1558 worden Jan Fiers en Willem Danis voor het gerecht gedaagd maar ze komen niet opdagen. Ze waren waarschijnlijk naar het buitenland gevlucht (d.w.z. in die tijd naar Engeland of Duitsland). - In 1554 (28 juni) werd een Brusselse liedjeszanger Gedeon de Beer te Deinze gevangengezet en dan uit Deinze verbannnen omdat hij gezongen had aan de ingang van de kerk en van het hospitaal (Blasiushospitaal - nu de Maricolen). Hij had ook opschriften aangebracht. Cecidit Babylum magnam (de kerk van Rome werd toen vaak vergeleken met de "Babylonische hoer') Vagheviere, zielenlessen, pelgrimagiën gaen, es '.r papen vischspaen.
2608. Op de paasjaarmarkt van 1554 kwam Francois De Houck (alias Francke de Zanghere) uit St.Janscapelle bij Belle te Deinze zingen maar werd hier aangehouden. - In 1559 werden Joos Goetghebuer en Loys Callant aangehouden. De eerste was "relaps" (hervallen) en werd ter dood veroordeeld. Omdat hij zich een berouwhebbende protestant betoonde werd de doodstraf, als gunst, met het zwaard uitgevoerd. De tweede was bereid zijn ketterij af te zweren en kreeg genade. - In 1561 zat Jan van Liere, zoon van Matthys, gevangen. - De hervormingsgezinden waren talrijk te Deinze. De Raad van Beroerte zal later noteren dat "verre den meerderen deel van Deinze en Petegern gheinfecteerd" is. En de Magistraat van Deinze verdedigt zich tegenover die Raad met de bewering: - We konden niets doen - want "het mecrendeel" was anders gezind - en men zou tevergeefs beroep hebben gedaan op de schuttersgilden (er waren er 2: Sint Joris en Sint Sebastiaan) - Er bestond te Deinze een tempel buiten de muren, buiten de Brugse poort; waarschijnlijk op de plaats waar ooit de leproserie (vluchtplaats voor melaatsen) had gestaan. Er was te Deinze een consistorie met 4 ouderlingen: Willem Boddaert (Baudaert), Loys Callant, Cornelis Van de Hende, Laurens Van Viaene en 4 diakens: Josse Bultinck, Jan de Hoop, Mattheus Oste, Josse van de Houwe. - Joos Fiers, de onderbaljuw van Deinze liet zijn kind dopen op een protestantse bijeenkomst. - Mattheus Oste wilde in de processie van Petegem-kerk mee opstappen met de schuttergilde maar de pastoor wilde hem dat beletten omdat hij "herdooper" was. Oste bedreigde de pastoor en wou hein doodschieten maar de burgemeester kon dat nog voorkomen. De baljuw Willem de Gheendt (57 jaar) trad niet op tegen Oste. - De eerste hagepreek te Deinze op 25-7-1566. Eerst een optocht op de markt om de stadshalle ("der schepen huus") en dan naar de Springdries in Petegem. Daar preekte Jan de Pourcg uit Oudenaarde voor zowat 2500 mensen. Voor de tweede preek kwam Herman Moded. Hij logeerde aan de Knok in Den Hert en preekte in de tuin van "In 't Schild van Bourgondië" (aan de andere hoek van de Knok, nu 't Deinzenaarken, maar omwald en met paardenstallen). Die tweede preek was een paar dagen na de eerste. Een derde preek werd gehouden op het veld van den Briel. Een vierde preek werd gehouden onder de tien linden die voor de kerk stonden. De heer van Gottem, Jacob Van der haeghen die in Gent woonde, was er bij. Hij werd nadien uit de streek verbannen. - Beeldenstorm: men begon de kerkdiensten te storen en op 18-8-1566 stoorden de hervormers de hoogmis door kreten en liederen. er werden 10 Deinzenaars aangehouden: Joos de Fruut. Simon de Fruut, Jacob van Petegem, Gilles de Gheest, Jan de Huvettere, Joos de Huvettere. Diderik van Poucke (: zoon van de waard In den Hert; Knok), Adriaan de Quinckele, Francois de Smet, Lieven Willems. - 1568 De burgemeester van Deinze, Denys Lanchals, en derde schepen Joos Joncman, moesten op het proces Egmont komen getuigen te Brussel. Ze moesten de brieven en de nota's die ze van Egmont gekregen hadden, meebrengen. Ze moesten ook hun eigen beheer verantwoorden. Het stadsbestuur (de magistraat) kreeg als straf dat het zich openbaar moest verontschuldigen. - De familie Joos Joncman is later naar Duitsland uitgeweken en bestaat er nog. Enkele jaren geleden schreef de familie Jungmann mij aan. Ze werkten aan hun stamboom en kwamen op verwijzingen naar Deinze.
2609. - In 1490 lag Deinze er "zeer veroorlogt" bij; In 1590 (al iets vroeger) lag Deinze opnieuw zeer "veroorlogt" maar niet alleen totaal vernield - geen enkel huis onbeschadigd - ook totaal ontvolkt. Deinze kreeg in 1590 van de koning van Spanje vrijstelling van belasting... omdat er niemand was om die te innen en niemand om die te betalen. Tienduizenden (150 à 170.000) mensen waren uit Vlaanderen (het graafschap links van de Schelde + het Land van Aalst) en Brabant (het hertogdom d.w.z. Brussel + provincie Vlaams en Waals Brabant + provincie Antwerpen + de Nederlandse provincie Noord Brabant) weggetrokken naar Engeland of naar Duitsland. Nadien trokken nog velen direct naar het vrijgevochten Noorden. Ze maakten er voor de Hollanders een Gouden Eeuw. HERMAN MAES nr. 58
1738. Deins pleidooi voor vrije scheepvaart op de Leie in Gent (1785) Bij Decreet van Keizerin Maria Theresia werd in 1769 uitgevaardigd dat "alle schippers, haere onderdaenen sijnde en incomende in eenige haeven haerder dominatie, egaelijck vermogen te passeren langst de stad Gendt lieber aen hunnen wille". Op grond daarvan was (waarschijnlijk in 1784) "sekeren Francies Coopman, gebortig van Wielsbeke en voerende het schip de Hope, voorzien sijnde van den noodigen zeebrief; (... ) en willende profiteren vanden bovengeseyden decrete, uyt zee gekomen met lijn schip gelaeden met goederen dienstigh voor de landerijen, moetende passeren lankx de stad Gendt, sijn roete continuerende tot op sijn gedestineerde plaetse langst de reviere de Leije. Niet tegenstaende de geseijde ordonnantie hier boven gemelt, soo heeft de neiringe van Gent hem gearresteert. niet willende obedieren aende boven geseijde Edicten, bij soo verre dat den geseijden schipper hem steunende opde voorschreven previligien hem int cas heeft gevonden hierom in proces te vallen tot groot naerdeel ende onderganck sijnder cornercie". Sieur Franciscus Coopman laat het niet bij het proces alleen, maar grijpt ook meteen naar de grotere middelen. "Om allen het gene in het toecomende te prevenieren", neemt hij immers zijn toevlucht tot de Majesteit zelf, Keizer Jozef 11. Hij doet dat, wijselijk, niet zomaar op eigen houtje, maar voorziet zichzelf van alle mogelijke officiële steun. Vermoedelijk na onderling overleg op kasselrijniveau slaagt hij erin de besturen van Stad en Markiezaat van Deinze, van het Graafschap van Wakken en van de parochies en Baronnie van Sint-ElooisVijve, Sint-Baafs-Vijve en Wielsbeke voor zijn zaak te winnen, benevens de steun van een aantal "proprietarissen, landslieden en cooplieden der casselrije van Cortrijck ende roede van Meenen". ' t Is niet weinig bijeen!
Gezamenlijk geven zij aan ene "agent Germain tot Brussel volle last ende procuratie om over ende uijt (hunnen) naeme aen het gouvernement generael deser Nederlanden te presenteren requesle tot het becomen de liber schipvaert op de riviere de leije dwers door de Stad Gelid naer alle andere Rivieren." Het desbetreffende dossier, bewaard in de Correspondentie der Fiscalen bij de Raad van Vlaanderen l", bevat de procuratiebrief aan agent Germain. De brief draagt vele tientallen eigenhandige handtekeningen, die samen twee volle bladzijden beslaan.
2610.
De Deinse handtekeningen gaan voorop, eerst die van de Deinse stadsmagistraat 12' zelf, waarna die van een aantal vooraanstaande kooplieden: Joannes Dominicus Bracke, burgemeester, zeepzieder en olieslager; C(arolus) P(hilippus) Martens, hoogbaljuw; F(erdinand) van Wonterghem, schepen en fabricant in katoenen; A(ntoon) van Quickenborne, negociant (ook schepen!); J(an)-B(aptist) Delcroix, negociant (idem); Joannes van Poucke, schepen en graanbrandewijnstoker; P(hilips) J(acques) Clement, graanbrandewijnstoker (ook schepen). Vanderpieten, graanbrandewijnstoker, olieslager, koopman in kolen, etc.; A.J. Martens, graanbrandewijnstoker; J.F. Herman, koopman in granen; D. Vanden Berghe, ameldonkmaker; A. van Elstraeten, blompelder; A. Haegens; Beyens: J. VanderMeulen, negociant; J.B. Dossche, koopman in lijnwaad; Benedictus van Ooteghem, koopman Franse
2611. brandewijn; J.B. De Smedt, graanbrandewijnstoker; Frans Wante, koopman in zeep (?) en banden (= linten?); FDPoortere als stoker; E. Vanderstraeten, brouwer en zoutzieder; Engelbertus Callier, brouwer; Fransies Acar, koopman in granen; P. Bullens, graanbrandewijnstoker; Pieter Joseph de Smet, koopman in kalk, pannen, stenen etcetera; P. Frans Dhont, olieslager en graanbrandewijnstoker. Hier eindigt de Deinse lijst, waar echt het kruim der prominenten van de stad op figureert: het voltallig schepencollege en de belangrijkste negocianten (vooral graanbrandewijnstokers, brouwers, olieslagers, zeepzieders en ameldonkmakers, blompelders, kooplieden in graan, lijnwaad, kalk en bouwmaterialen). Daarmee krijgen we tegelijk een staalkaart van de voornaamste takken van handel en nijverheid in Deinze anno 1785 (wat trouwens ook uit de samenstelling van het schepencollege blijkt!). Daarna volgen nog de handtekeningen van Wielsbeke en de twee Vijves, van Wakken, de Roede van Menen en van elders in het Kortrijkse. J. Desloovere, baljuw van Sint-Eloois -Vijve, Sint-Baafs -Vijve & Wielsbeke; Y.J. DuMortier (= burgemeester van Sint-Eloois-Vijve?); Guillelmus de Meulemeester, burgemeester (van Sint-Baafs-Vijve?) Joannes Tack, burgemeester van Wielsbeke. Roede van Menen : P. Rembrij; F.J. Vandermersch; Rembrij. Parochie en graafschap van Wacken : P.J.DeCrijn, baljuw.- J.D. Smet, F.J.J. Amerlinck, F.J. Vanden Poel. Thomas Blondeel, L.J. De Borghgrave. Arnoldus Biebuijck; Devolder, griffier. En nog uit het Kortrijkse : Francis Rosseeuw, bleker te Kortrijk; C. Van Geluwe; J.F. Bruneel, bleeker te Kortrijk; Francis Joseph Tack; C.P. Storme, bierbrouwer en olieslager; C.J. Castelein; L. Ottevaere en A.B. Storme (een van beiden is zeepzieder); J.B. Couvreur; Laureijns Bolle, koopman etc.; L.J. Macleod; A. Dewitte, graanbrandewijnstoker; Bernard E. De Gruytere; Josephus Ign. Coucke, blompelder en winkelier; J. Vandermersch w(ed.) Careel: Petrus Maertens; A.F. Desmet, koopman in pannen, vloersteen, schaliën etc.; L.B. Candries; Van den Berghe; N. Van den Poel, fabriqueur van stoffen; Joseph Pannecoucke. Deze indrukwekkende lijst, gedateerd 12 januari 1785, draagt alles bijeen precies eenenzestig handtekeningen, en vormt een wel zeldzaam voorbeeld van interregionale en interprofessionele solidariteit, uiteraard ter vrijwaring van gemeenschappelijke belangen! In opdracht nu van al de bovengenoemden schrijft hun Brusselse zaakgelastigde Germain het gevraagde request "Aende Majesteyt den Keyser ende Coninck": een schriftstuk van niet minder dan acht folio's, gedateerd (letterlijk) "Du 31 de l'an 1785", zonder vermelding van de,maand evenwel! We mogen aannemen dat zijn stuk van 31 januari dateert. De door hem ontwikkelde argumentatie ten voordele van de vrije scheepvaart op de Leie (ook dwars door Gent) kunnen we als volgt kort samenvatten. 1. Zijne Majesteit wil voor zijn onderdanen terecht de koophandel favoriseren, die al lange tijd is gehinderd door het sluiten van de Leie voor de schepen van de Kasseirij Kortrijk, zulks ten nadele van landbouw en handel. De kasselrij heeft mestsoffen nodig uit Oostende en andere noordelijke delen der provincie, uit Holland etc. De aanvoer ervan kan enkel via Gent gebeuren, waar - terecht of niet - de (schippers)neringen met geweld de doorvaart verhinderen. Dit, en de daaruitvolgende processen, zijn een rem voor de ijver van de welmenende koopman en schipper en brengen hem tot ruïne, zoals de dagelijkse voorvallen het genoegzaam laten zien. 2. Aldus zaken doen is zeer moeilijk door de verre afstand van Gent en andere plaatsen, waar zij hun koopwaren niet wekelijks kunnen heenbrengen tenzij met wagens of andere
2612. rijtuigen, terwijl het de helft goedkoper zou kunnen gebeuren per schip. nog afgezien van mogelijke breuken en ander onheil per asvervoer. Ook de wekelijkse verzending van waren naar Brugge, Oostende, Brabant en andere gewesten vanwaar ze direct in zee kunnen gaan, is aldus onmogelijk, evenals het terugbrengen van goederen van overzee naar de kasselrij, tenzij met grote schepen, maar de ladingen hebben daartoe niet altijd de vereiste kwantiteit. Rest dus alleen het vervoer per wagen, terwijl de riviervaart veiliger is en voordeliger uitvalt voor de koophandel en de landbouw. 3. Het verplicht "lastbreker", d.i. het overladen van goederen die door de stad vervoerd worden, op Gentse schepen is schadelijk en tijdrovend, zoals blijkt uit hun eigen tarief en taksen ("beswaernissen") op de goederen die men zelfs uit andere gewesten dan die van Brugge, Oostende enz. zou aanvoeren. Het vervoer vanuit Gent naar de plaatsen van bestemming kost op zichzelf even duur als de directe aanvoer van plaats van herkomst naar de eindbestemming. Als de te vervoeren waar onvoldoende in kwantiteit is om een schip vol te laden, moet er toch overgeladen worden op de gewone "aanliggers", die maar eens om de veertien dagen naar Kortrijk varen. Als het soms gebeurt dat waren pas aankomen als de ligdagen van de ene beurthouder verstreken zijn, dan moet er weer veertien dagen gewacht worden voor de volgende beurt. Dit heeft erge consequenties voor "presserende waren" (= spoedleveringen van seizoensgebonden waar), b.v. voor het zaaiseizoen. Als de tijd voor het zaaien verstreken is, moeten de kooplui hun waar soms stockeren tot het volgende seizoen, terwijl landerijen intussen moeten missen wat ze (nu) nodig hebben. Zijne Majesteit heeft dan ook "tot voordeel sijnder onderdaenen ende comercie gelieven te verleenen bij decreet vandenjacre 1769" de vrije doorvaart door Gent voor alle schippers naar hun vrije keus "'.
Na deze overwegingen van algemene, principiële aard wijst agent Germain in het vervolg van zijn betoog op de onredelijke en onwettelijke houding van de Gentse nering in de zaak van schipper Franciscus Coopman, die we reeds in het begin van onze uiteenzetting hebben vermeld. Zoals het een goed pleitbezorger betaamt. vraagt agent Germain dan ook aan Zijne Majesteit te willen "verclaeren dat den selven schipper Francies Coopman tot recompens van sijnen iever (als ook de voordeelen die de supplianten hier door staen te verwachten) s'weekelijckx als sij het noodig oordeelen met sijn schip ende vaertuijgen sal mogen de stad Gendt passeren ende repasseren lieberlijck aen sijnen wille, als ook aen alle schippers van Uwe Majesteijt en die het selve nevens hem sullen gelieven te doene tot het vervoeren hunder gewassen naer Gendt, Brugge, Oostende ofte Brabant, Hollant etca. wacr die gedestineert souden mogen wesen, en van die selve plaetsen weder te bringen naer de stad Cortrijck en desselfs Casselrije tot gebruyk onser fabriken en aanmoedigen der commercie ende landbouw". Deze maatregel zou - aldus nog agent Germain - van toepassing moeten zijn op "alle goederen comende uijt zee en die hij aldaer zoude comen inschepen ofte bekomen om ook gelijck alle andere Casselrijen en steden te connen versenden en wederhaelen onse productien soo als die van Loven (= Leuven) alwaer ook geen Schippersambacht en is en welcke Uwe Majesteijt ook heeft gelieven te verleenen lieber passagie langs de stad Gendt". Nochtans is deze plaats (nl. Leuven) "niet onderworpen aende noodsaekelijckheijd der vette (= meststoffen) tot het oeffenen van hunnen landbauw gelijck onse landen"'*'. Als Zijne Majesteit aldus in het voordeel van Francies Coopman en zijn medesupplianten zou willen beschikken - aldus de eindconclusie van agent Germain - zou Hij "door dele liberteijt onse Casselrijen, landen ende comercie bloijender maecken, het welck veel voordeeliger en
2613. profijtiger sal lijn voor den staet als die van een simpel Corps «t'welck soms niet anders en is voorts brengende als processen en wederhauding van comercie". Tot zover het hele pleidooi, waarvan de argumentatie een ernstige en coherente indruk maakt. Hoe Keizer Jozef over dit particuliere geval (maar met een ruimere algemene daargwijdte) geoordeeld heeft, blijkt niet uit de stukken in dit dossier. We kennen dus niet de afloop ervan. Een dossier zoals dit bewijst hoe dan ook dat die kleinere steden (en hun kasselrijbestuur) die overjaarse suprematie van Gent niet meer slikten en dat ze - allicht onder felle druk vanwege de gedupeerde handels- en nijverheidssstand - op een overtuigde en overtuigende manier opkwamen voor hun rechtmatige belangen (6). ( 1) Rijksarchief Gent , Raad van Vlaanderen, nr. 30.881 (Corresp . der Fiscalen , a° 1785). (2) Zie Alb. Van den Abeele , " Geschiedenis der stad Deinze" ( 1865), blz. 52, en P. Huys, "Een echtscheidingszaak te Deinze (1788), in K .O.K.-Jaarboek LIV (1987), blz. 244-249. (3) "Règlement de l'Impératrice concernant la navigation en Flandres et le métier des francs bateliers á Gand", dd° 8.1 1. 1769. Art . 5 luidt: " Tout batelier, sujet de Sa Majesté, pourra, sans distinction , passer librernent par la ville de Gand avec son bateau, pour de la dite ville continuer sa route til droitjusques á la nier , et sortir par les havres de Sa Majesté; il pourra cependant prendre a sa volonté un bateau d'allégement ." Tekst in "Tweeden Deel vanden Zesden Placcaert - Boek van Vlaenderen " (Gent, Petrus de Goesin , 1786), blz. 9971006. (4) De zware leemgronden in het Leuvense vergen inderdaad veel minder bemesting dan de magerder zandgronden in Vlaanderen. (5) Met "corps" is hier vooral de corporatie of nering der vrije schippers van Gent bedoeld. (6) Voor de Raad van Vlaanderen werden omstreeks diezelfde tijd gelijkaardige processen i.v.m. lastbrcken ook door andere Vlaamse steden aangespannen: zie b.v. RvV 1 nr. 21.596 (proces Burg . en Schepenen van Brugge tegen de Gentse Vrije Schippers , 1777-1779) en nr. 21 . 611 (proces Burg. en Schepenen van Oudenaarde tegen dezelfden , 1778-1779).
PAUL HUYS nr. '304 Maessprokkels Prochie (=parochie) pape (priester , pastoor) - In 1435 was Jacop Shubbaut prochiepape te Hastine (Astene). Hij had een "natuurlijke zoon" bij Beele Smets.
Joos (=Judoens) Baert was prochiepape te Wonterghem. Hij had een natuurlijke zoon Zegher Baert. Jan van der brugghen was koster te Deinze maar werd prochiepape. Hij deed in 1403 zijn eerste mis. In 1445 huwde hij zijn dochter uit. In 1446 deed Matthys Van der hrugghen, zoon van de prochypape Jan, zijn eerste mis: op 23-4-1446. - Parochie is eigenlijk een Grieks woord voor buurt, buurtgemeenschap. - Pastoor = Latijn pastor = herder. Pape of paap-paep (vgl. Duits Pfaffe) is een Grieks woord voor geestelijke - vergelijk met paus en papa (pater = vader) papa is een reduplacatie als vleivorm van pater = vader cf. vava (vader) moerroe (moeder) e.a. vleivormen en woordspelingen. Bij de pauskeuze: Habemus papem, wij hebben een (geestelijke) vader. In de hele kerksfeer is er veel Grieks (vb. evangelie = Eu (xvysa,tov goede boodschap) (engel = bode) (vb. bisschop = epi skopos = op ziener)skopos (zoals in skopie, bioskoop en skopie= kijk) In 1547 is Gillis de Brukere in Deinze koster en huwt hij Colijnen, de dochter van kapelaan Jan Goetghebuer.
2614. Latijn = taal der universiteit ! Nu nog? Tot in het midden van de 19` eeuw (en zelfs nog in 1869 in Amsterdam) werd aan alle Europese universiteiten in het Latijn gedoceerd en geëxamineerd. De diplomatieke teksten waren eeuwenlang in het Latijn. Pauselijke encyclieken zijn nog in het Latijn gesteld. De laatste parlementaire toespraak in het Latijn werd in 1918 in het Poolse parlement gehouden. Op 23 oktober 1994 werd nazijager Wiesenthal tot Doctor Honoris Causa uitgeroepen door de Jagiello-universiteit van Krakau die gesticht werd in 1384. De laudatio van 1994 werd toen in het Latijn geproclameerd door de deken van de historische faculteit. Werelderfgoed De UNESCO heeft een lijst van monumenten die waardevol zijn voor de hele wereld: de piramide van Gizeh de Acropolis van Athene de Notre Dame van Parijs de Begijnhoven van Vlaanderen of toch ten minste 13 daarvan, waarvan 2 in onze buurt: * Het O.L.V.-Begijnhof ter Hoyen in de Langeviolettenstraat te Gent * en het Sint Elizabethbegijnhof van St Amandsberg (dus ook Gent) Gent had ooit vier begijnhoven: ook het Sint Elizabeth-begijnhof naast de Begijnhoflaan (die naar het Rabot voert) en het begijnhof Sint Aubertus Poortakker (Oude Houtlei). Deze twee werden omstreeks 1870 veranderd en verloren hun begijnhoffunctie en - allure. Deinze had ooit een begijnhof waar nu de Gesquierestraat is: tussen Guido Gezelielaan en Gesquierestraat + vroeger wezenhuis, nu Elfdorpen. Ook Astene had er een. Ze werden echter in de Middeleeuwen al vernield. Ook onze Belforten zijn intussen als symbolen van de gemeentelijke zelfstandigheid werelderfgoed worden. Straatnamen Het is geen goed idee een éénmaal gegeven straatnaam te veranderen. Ik las in een roman van Johannes Mario Simmel "de hoofdstraat ... die na keizer Wilhelm en Hitler en Lenin nu Schiller weer als naamheilige heeft". In Deinze eiste Luc Van Parijs ooit dat de Tolpoortstraat de naam van zijn vader, Antoon Van Parijs, zou krijgen. Men stelde ooit voor de Gentpoortstraat de naam van Pieter Kints te geven. Wat nu de Stationsstraat is was ooit de Nieuwstraat; de Karel Picquelaan was ooit de Nieuwstraat. "Nieuw" is relatief . Wat vandaag een nieuwe straat is, is dat overmorgen niet meer.
Namen geven met politiek geladen waarde is fout, want als straks een ander "bewind" komt past die eerste naam niet meer. Namen van personen die straks vergeten zijn, zijn foutieve naamgevingen. Na de bevrijding en na WOII kwamen Stalin, (Stalingrad), Roosevelt, Churchill e.a. overwinnaars aan de beurt; nadien Eisenhower en Kennedy enz. Ook kardinaal Mercier kreeg na 1926 (zijn overlijden) nogal wat straten en pleinen. Wees voorzichtig met naamgeving die twee, drie en meer generaties moet meegaan (en nog langer). Ook de naamgeving van kinderen is aan mode onderhevig. Solfer de kinderen niet op met een tijdsgebonden gril (In 1941 gaf iemand zijn pasgeboren zoon de naam Adolf Benito!!) (idem voor de namen van Popsterren e.a. TV-namen en de actualiteit van 14 dagen)!
2615. 1739. Trifon De Waegenaere Geboren te Deinze in de Georges Martensstraat nr. 8 , thans 42, heb ik de familie De Waegenaere goed gekend. Trifon de Waegenaere woonde met zijn echtgenote Irma Bergez eveneens in de Georges Martensstraat, rechtover de toenmalige Nieuwstraat , thans Achiel van Eechautestraat. Tegenover hen was er een kruidenierswinkel , waar ikzelf door mijn moeder in de koperen schaal regelmatig op mijn gewicht gecontroleerd werd. Trifon was van beroep huisschilder -decorateur, maar was evenals zijn broer Camiel een niet onverdienstelijke kunstschilder. De familieband met Modest Huys zat er misschien voor iets tussen . Vrouw De Waegenaere hield een schoenwinkel en verkocht pantoffels . Ze vertelde me dat er eens een klant een paar schoenen bestelde met maat 56, maar die nooit afhaalde, tot jaren later een man in de winkel kwam en naar een paar loszittende , grote schoenmaat, bottines vroeg. Mevrouw toonde ten einde raad die 'winkeldochter ' en warempel. ze waren verkocht tot haar grote opluchting. Trifon hield van lach en leute . Zijn veranda achter het huis had hij gedecoreerd met bloemen en planten in de stijl van 1930 en in grote letters stond geschreven : " Polke moe op 't potse kaken ; wil Polke nie op ' t potse kaken , Beerloet zal Polke paken!"
Trifon herstelde en fabriceerde piano's in zijn atelier dat grensde aan de Gentse steenweg. Dit is te zien op oude prentkaarten waar op de gevelmuur geschilderd staat- "Fabrique de piano's". Ik herinner mij nog het stoffige interieur met de werkbanken en de honderden houten hamertjes. Zoon Floris, die te Gent Sint-Amandus had gevolgd stopte die bedrijvigheid na de dood van zijn vader , brak het atelier af en bouwde een grote meubelwinkel . Hij noemde deze 'De Kroon ', maar kreeg protest van de Aalsterse meubelzaak ' De Kroon ' en mocht deze naam niet voeren . Een deel van de gevelbreedte werd verkocht aan loodgieter Alleman. Moeder De Waegenaere hield dan op met de schoenwinkel en verhuurde het gebouw aan de familie Schurgers. Het kleine huis ernaast was bewoond door Raymond Goossens . de bode van het Deinse stadhuis , die voor enkele jaren overleed te Ledeberg als een niet onverdienstelijk tekenaar. Irma Bergez overleefde haar man geruime tijd. Op Trifon 's herdenkingsprentje staat volgende tekst:
Zijn goede en vroolijke inborst deed Hem enkel vrienden tellen, Mei wiep hij omging steeds vermeed Hij wat kon doen ontstellen. Geroemd werd zijn gedienstigheid.' Waar hand viel toe te steken,
Vond klein en groot hem steeds bereid, Op 't eerste woordje spreken.
Geen huichelaar, maar vast in 't geen Gods woord ons openbaarde, Toog hij gerust ten Hemel heen, Na 't lange leed op aarde. Daar vinden wij hem eenmaal weer, Wij, vrouw en kind en magen;
Daar kent men geene scheiding meer, Noch valt er smart te dragen.
PIET CASSIMAN
2616. 1740. Het eerste Deins huwelijkspaar van de vorige eeuw Ons lid , Etienne Thienpondt, bezorgde ons de afdruk van een interessant familiedocument. Zijn grootouders , Victor Theinpondt en Maria De Vreese waren er rap bij in de 20ste eeuw: ze werden in de Deinse registers van de burgerlijke stand opgetekend als eerste koppel dat mekaar het ja-woord gaf, namelijk op 10 januari van het jaar 1900. En waar is het eerste koppel van de 2151c eeuw? en van het derde millenium?
BELGIË.
De ambtenaar van den Burgerlijken . vereenigd te hebben in huwelijk a nd der stad De.^pzp i verklaart heden N ^
I/V'✓.((^-rÍ% ---^°. ,^ ^i^t%I! i!V..^i?'1^ .. ^ .yc?. ^r^^^a^^? Pï?Y.G^L tily .are^^y
(
j
a
,
avt!^^Vr f
,i.tltt
Afgeleverd ingevolge artikel 16 der Grondwet. Ten Stadhuize, den j..^
W.J.
2617.
1741. Familienamen We hebben al herhaaldelijk de aandacht gevestigd op de frequentie van de familienamen en van de voornamen. Familienamen kiest men niet ; voornamen wel. Voornamen zijn dus onderhevig aan voorkeur en aan modegrillen. Mijn voornaam ( Herman) is nooit overvloedig veel gebruikt zoals bv. Jan of Piet ; wel is hij door elke generatie heen gebruikt sedert 2000 jaar. Jan en Piet zijn hier gekomen met de verspreiding van het Christendom en het evangelie , wat betekent dat ze reeds in de bijbelse tijd bestonden in hun Hebreeuwse vorm en betekenis . Herman is een Germaanse naam, zoals zovele andere. Mijn familienaam /achternaam is de vervorming van een voornaam zoals zo veel familienamen : Jan - Janszone (zeune ) - door de klemtoon op de eerste lettergreep verdoft de tweede: Jansen . De spelling speelt mee : Jansen Janssen Jansens Hansen. Hans komt als vleivorm uit Johannes - Hannes - Hans. Hetzelfde met Petrus - Peter - Pieter ( Peter in Brabant - Pieter in Vlaanderen). Eind 1987 waren er in België
33 170 Peeters nr. 1 3 781 Peters 5 172 Pieters 42 123 32 054 Janssens nr. 2 947 Jansens 13 186 Jansen Janssen 46187
3e plaats Maes (25.173) van Tomas 4` Jacobs (20.046) van Jacob
5e Mertens (18.758 ) van Maarten +Martens 6e Willems ( 18.360) van Willem 7e Claes ( 16.639 ) van Niklaas + Claeys + Claes(s)ens 8e Goossens (16.029) van Goswijn 9e Wouters ( 15.823 ) van Wouter /Walter 10e De Smet ( 14.625 ) beroep : smid + De Smedt + Smets 11e Pauwels (13.797) van Pauwel - Paul 12e Vermeulen ( 13.540) plaats van afkomst + Vandermeulen Zeer veel namen zijn afgeleid van de meest voorkomende voornamen ook van
Arnout / Arnold Aernauds - Nauts en spellings - en uitspraakvarianten Diederik / Dirk Dirix Boudwijn / Bouden Baudens Lambrecht, Zeger (Victor) Lambrechts , Seghers Sander (Alexander) Sanders Beroepsnamen (De Mulder - De Boever) en afkomst (Van de /der /den...) (Ver...) enz.
2618. Wie de betekenis van zijn/haar familienaam wil weten gaat naar onze stadsbibliotheek en kijkt daar in het Woordenboek van de familienamen, samengesteld door Frans Debrabandere. Het staat er ter consultatie, mag niet ontleend worden en is dus steeds ter beschikking, dicht bij de balie, in de afdeling taalkunde l". Sla maar eens open: alle namen staan erin (alle namen die in het Rijksregister voorkomen) en laatje door een spellingsvariant niet misleiden. De 12 namen in deze bijdrage opgesomd zijn de 12 meest voorkomende in het Belgisch rijksregister. Pas als 13' komt de eerste Franse naam: Dubois, bij ons Vandenbossche, Vandenbussche of De Busschere, De Bussere, Bussere, Bosman(s), Van de Woude(re) etc. Over de familienamen in Deinze: Kontaktblad p. 70 e.v. We noteerden ook heel wat over de voornamen en de keuze en frequentie ervan. In "Mensen van Toen", het familiekundig tijdschrift van Het Land van Nevele, maart 1998, schreef Gilbert Van Steenkiste een artikel over de doopnamen in Zeveren. Vroeger waren er heel wat kuipers en die moesten precisiewerk leveren. Veel kuipers? Vandaar de familienaam De Cuyper(e), Cuypers, Kuypers. Veel beroepsnamen werden familienamen, ook omdat het beroep vaak van vader op zoon doorliep (De Mulder of Meulemans; De Vleeschouwer, Dehandschutter (= handschoenmaker) Dhuytschaver (huid schaven = leerlooien en bewerken). De vader van wijlen burgemeester Van Risseghem (°1875) was een kuiper. De smid (smed) in zijn smisse is nog zo een beroep dat in de naam van duizenden doorleeft. Hij werkte aan de straat met open deuren; de kuiper ook. Met open deuren omwille van de verlichting en de klaarte. Veel zegswijzen wortelen in een beroep: schoenmaker blijf bij uw leest (leest = vaste vorm waarop de schoenmaker werkt. Familienaam: Schoenmaekers).
Alles met mate zij de kleermaker en hij sloeg zijn vrouw met de meetstok. (kleermaker familienaam De Zutter, Sutter, Zitter cf Latijn scutor en Dehandschutter, De Schutter.) P.S.: duur zijn of veel kosten duur kosten is een contaminatie (2 uitdrukkingen door mekaar slaan) en dus fout. (1) De schikking in de bibliotheek is recent gewijzigd. De afdeling taalkunde staat nu op de eerste verdieping vlak tegenover de infobalie en de kopieermachine (Filip De Graeve).
HERMAN MAES nr. 59
1742. Korte verhalen uit WOII Zit luitenant Paul Hoenle nog in zijn vliegtuig te Gottem? Het is 24 januari 1944. Omstreeks 11 .45 u was boven Gottem een Duitse Messerschmitt BF 109 in een gevecht gewikkeld met twee geallieerde jachttoestellen. Het Duits vliegtuig moest algauw het onderspit delven tegen de twee Engelsen, werd geraakt en kwam onder een hoek van 45 graden, tegen hoge snelheid in een drassige weide aan de rand van de Mandelbeek terecht. Toegesnelde nieuwsgierigen vonden alleen enkele uiteengespatte brokstukken. Het vliegtuig had zich volledig in de grond geboord.
Getuige Vanaelst Alfons vertelde mij dat er van de piloot geen spoor te bekennen viel, behalve een stukje van zijn schedel. Dat werd aan burgemeester Minjouw toevertrouwd.
2619. Ook zijn uurwerk dat stilstond op 11.45 u zou gevonden zijn. Een andere getuige, Jozef De Wulf, heeft lange tijd het zuurstofmasker van de piloot in zijn bezit gehouden. Volgens de eerste getuige zou de Duitse overheid geen moeite gedaan hebben om de piloot te bergen omdat het volgens hem onmogelijk was graafwerken uit te voeren in dat moerassig gebied. Volgens een andere bron zouden de Duitsers wel een poging gedaan hebben maar men zou daar niet in geslaagd zijn. Een paar jaar terug deed ik opzoekingen naar gesneuvelde Duitse soldaten uit WO II. Op de Westerbegraafplaats van Gent trof ik in het register van begravingen van 1944 onder het nummer 7243 de volgende inschrijving aan: Hoenle Paul - 24.01.1944 Gottem - Deinze. - Graf 13 - Rij 25. De Duitse overheid heeft steeds voor elke militair die daar aan de aarde toevertrouwd werd aan de Stad Gent een schriftelijke toelating tot begraven afgeleverd. Die documenten zijn bewaard maar voor Paul Hoenle was daarvan niets terug te vinden. Aangezien alle Duitse militairen in 1948 ontgraven en verzameld werden te Lommel lag het voor de hand dat ik hem daar zou terugvinden. Dat bleek een ijdele hoop want zijn naam is daar niet ingeschreven en hij is er ook niet begraven. De "Volksbund Deutsche Kriegsgraberfursorge te Kassel-D"., dit is de organisatie die verantwoordelijk is voor de begraafplaatsen van alle Duitse gesneuvelden over de hele wereld, berichtte mij dat zij in hun bestand geen Paul Hoenle kennen. Wij kunnen dus alleen maar gissen naar de ware toedracht van de zaak. Een voorzichtige hypothese zou kunnen zijn dat het stukje schedel van Hoenle door de Duitse overheid is meegenomen voor identificatie. In afwachting van de berging van het wrak waarbij de piloot dan zou gevonden worden kan men dit stukje schedel reeds aan de aarde toevertrouwd hebben om dan straks het lichaam van de piloot in dat zelfde graf bij te zetten. Het lijkt nu bijna zeker dat zijn lichaam nooit geborgen werd en dat in 1948, bij de overbrenging van alle gesneuvelde Duitse soldaten naar Lommel, in dat bewuste graf geen lijk gevonden werd. Sinds jaren doen de geruchten de ronde dat men het wrak alsnog wou bergen. De eigenares van de weide waar het vliegtuig neerstortte heeft echter steeds de toelating geweigerd. Volgens de laatste berichten zou zij recentelijk daarin toegegeven hebben en zou men in 2000 opnieuw een poging ondernemen. Misschien krijgt luitenant Paul Hoenle na 56 jaar nog een waardige begraafplaats.
Messerschmitt ME-BF 109- eenmotorige jager. Paul Hoenle behoorde tot het 1 JG 3 (Jacht Geschwader) waarvan de basis toen te MSnchengladbach was (tussen Roermond Nd. en Dusseldorf--D). Serienummer van het vliegtuig 160683
2620.
De B- 109 was een geduchte tegenstander voor de Spitfires en de Huricaines van de RAF. Dit type vliegtuig werd gemaakt in de Beierische Flugzeugwerke te Ausburg-D. Maximumsnelheid : 630 km/u Actieradius: 660 km Totaal gewicht : 2765 Kg Maximum hoogte : 10.000 m Wapens: een 15-of 20 mm kanon en twee 7.92 mm mitrailleurs Klimvermogen : 1000 m/min
ROMAIN DE BOUVER
1743. Een zeer oude Deinse Herberg: De Zwarte Leeuw (1484) In de herbergenlijst die Achiel Cassiman vermeldt in zijn "Geschiedenis van de stad Deinze" (blz. 162-163), komt er maar één voor uit de 14' eeuw (het Coorenhuus op de markt, 1361) en een tiental uit de 15' eeuw (Sint-Joris, 1441, Markt; De Croone en de Hert, beide Knok, 1444; 't Gulden Hooft, Markt, 1444; de Oude Swaene, Markt, 1457; het Paradijsken, Markt, 1478; De Inghele, 1480, hoek Raamstraat; Bourgondisch Schild, 1497, Knok; de Drie Coninghen, Knok én Markt, 1498).
Dergelijke lijsten zijn uiteraard altijd nog voor aanvulling en verbetering vatbaar. Uit niet eerder geraadpleegde archiefbronnen duiken immers nog voortdurend nieuwe gegevens op. In een register van "staten van goed" (=boedelbeschrijvingen in een sterfhuis), bewaard in het Gentse Stadsarchief ('), vonden we de staat van goed (1484) van Meerkine (=Margareta) Willems, dochter van Adam Willems en van Catelijne Boddaens; daarin is sprake "vander heerberghen gheheeten den zwarten leeu te Deijnse". Er wordt bij vermeld dat deze herberg ook voorkomt in een vorige staat van goed, nl. die van haar vader, dd° 15 januari 1478 (oude stijl, of 15 januari 1479 datering nieuwe stijl).
2621. In die staat van goed van 1479 (2) lezen we dat de beide minderjarige wezen, Vynkine ende Meerkinne, Adam Willems kinderen, recht hebben op twee derden in de ene helft (3' "van eenen huuse ende stede, eene heerberghe ziinde, staende, ligghende ende streekende binnen Deijnse, gheheeten derZwane ... 141 met ghelijeken deelen vanden stallen, lochtinghen, booroen ende catheijlen daer toe behoorende, ghelijc Adam Willems der weesen vadere voornoemd datte onlancx voor zijn overlijden (zaligher ghedachte) cochte ende overnam jeghens Matheeuws de Deckere". In de beide staten van goed van resp. 15.1. 1479 en 30.5. 1484 gaat het duidelijk om één en dezelfde herberg te Deinze. Het valt wel op dat in deze tussenperiode de naam is gewijzigd van de Zwaan (1479) tot "de Zwarte Leeuw" (1484). Op zich is dit alvast een merkwaardige naamwisseling. Zwaan-namen zijn immers eeuwenlang heel typische herbergnamen geweest, die niet zo gemakkelijk werden opgegeven. Hier zou dit nu wel gebeurd zijn. Waarom? Verwijst de nieuwe naam mogelijk naar het wapenschild van het graafschap Vlaanderen (inderdaad een "zwarte leeuw op gouden veld")? En wat kan daartoe de aanleiding geweest zijn? In de dynastieke geschiedenis van het graafschap Vlaanderen is het jaar 1478 nu wel een heel belangrijke scharnierdatum geweest. Na de dood van hertog Karel de Stoute (Nancy, 1477) huwde diens enige dochter Maria van Bourgondië in 1478 met aartshertog Maximiliaan van Oostenrijk en lag zo aan de basis van de overgang van Vlaanderen (en de Bourgondische Nederlanden) naar de Oostenrijkse Habsburgers. Ze stierf in 1482 in het bos van Wijnendale door een val van haar paard tijdens een valkenjacht. Was de 7warte Leeuw" anno 1484 in Deinze een ultieme hommage aan de laatste erfdochter van de Vlaamse graven ""? De data geven er aanleiding toe, maar het is vanzelfsprekend slechts een gissing... Waar deze herberg "de Zwarte Leeuw" (voordien de Zwaan) gelegen was, wordt niet vermeld: vermoedelijk ook ergens op de Markt of aan de Knok? Blijkens Cassimans gegevens waren dat immers de twee (exclusieve?!) vestigingsplaatsen van de toenmalige Deinse herbergen. Met iets grotere waarschijnlijkheid mogen we misschien wel veronderstellen dat deze herberg niet aan de Knok, maar ook ergens op de Markt gelegen was (6). Hoelang heeft deze herberg, resp. de nieuwe naam overleefd? We weten het niet, want over de verdere geschiedenis van deze herberg is ons niets bekend. Het is weliswaar weinig waarschijnlijk dat er terzake enige continuïteit is geweest, maar omstreeks 1650 stond op de westzijde van de Markt een "erfve gheseyt het Leeuken", toen eigendom van de erfgenamen van Noë Hespeel. Het achtererf van dit pand kwam tot aan de Kaandel, die het stadscentrum van de Brielmeersen scheidde. Deze vermelding van "het Leeuken, oost de maert" vonden we in de rekening 1648/1 1651 van het Deinse Sint-Blasiushospitaal l". Ook van dit pand is ons de verdere geschiedenis niet bekend.
(1) SAG, reeks 330, reg. 36, P551 ("Dit es den staet van goede toebehoorende Meerkine Willems, Adams dochtere die hij hadde bij Katelijnen Boddaens sinen wive, der voorz. weeze toecomende ... ende verstorven bijden overlijden van hueren vadre ende moedre"; voogd is haar vaderlijke oom Jan Willems). Actum 30 mei 1484. (2) Ibidem, id., reg. 35, f°43 ("Kenlic zij dat dit es den staet van goede toebehoorende Vynkine ende Meerkine. Willems, Adam Willems kinderen die hij hadde bij Cathelije Boddaens... bij den overlijdene vanden vore. Adam"; voogd is hun vaderlijke oom Jan Willems). (3) "Hebben voort de voorn. weesen de twee deelen in deen heelt van eenen huuse" (etc.). De ene helft van Adam Willems' bezittingen ging na zijn dood (1478) over aan zijn vrouw Catheline Boddaens (intussen hertrouwd met ene Jan Medeganck) en de andere helft werd - in drie gelijke parten - verdeeld onder zijn drie
2622. dochters: de meerderjarige Lijsbette ( gehuwd met Pieter Dhooghe) en de twee minderjarige wezen Vynkine en Meerkine. (4) De tekst levert een paleografische moeilijkheid op! Er staat niet "de Zwane", zoals logisch te verwachten, maar letterlijk der Zwane ( waarom die genitiefvorm der?), met een afkortingsteken boven die eind - e, waarna nog een drietal streepjes die duidelijk ook nog behoren tot de herbergnaam . N. Kerckaert, "Oude Oostvlaamse huisnamen", dl. 6 (1993 ), blz. 78 , geeft zonder meer als lezing : " gheheeten der zwane". (5) De "zwarte Leeuw" was als herbergnaam niet zo zeldzaam . Zie N. Kerckaert, a.w., blz. 92, met archivalische attestaties in een tiental plaatsen , m.n. Gent (1404-1617), Aalst ( 1490), Oudenaarde (1533), Boekhout ( 1621), Dendermonde ( 1686), Lokeren (1779), Bassevelde , Destelbergen en Geraardsbergen (1789). (6) Voor de Deinse herberg de Zwaan ( 1479) - voorganger van "de Zwarte Leeuw" ( 1484) - is er immers een archivalische attestatie uit 1539 (zie Kerckhaert, l.c.) die de ligging op de Markt bevestigt : "de zwaene alzo die ghestaen ende gheleghen es tusschen de halte ende der bruchscher poorten". (7) Archief Sint-Blasiushospitaal ( Rijksarchief Gent , Fonds Sint - Baafs, R 8442 ), rek. 1648 / 1651, f° 3r °: " Ontfaen van Cathelijne Hespeel, Jan Michiels over dhoirs Noë Hespeel , van sijn erfve gheseyt het Leeuken, oost de maert , zuyt dhoirs Noë Hespeel , west den Kaendele ". Over het Hospitaal zelf zie K.O . K.-Jaarboek 1I (1935), blz. 5-35, en A. Cassiman, Geschiedenis van de stad Deinze, blz . 71-74.
PAUL HUY S nr. 305
1744. Keulen en Deinze In 1998 viert men in Keulen dat de Dom er 750 jaar bestaat. In 1248 begon men te bouwen aan een nieuwe kerk. Op 15-8-1248 werd de eerste steen gelegd ter vervanging van een kerk die in 870 werd gebouwd. De eerste steen in 1248; de laatste steen in 1880. De bouw van kerken duurde vaak generaties lang; som geraakte de kerk nooit "af'. Men ziet duidelijk aan de O.L.V.-kerk van Antwerpen dat men aan de tweede toren begon. Het werk stopte en men dichtte de aanzet van de tweede toren. Heel wat van onze grote kerken missen de spits die er nog op moest komen, die mee ontworpen was. Maar op bepaald ogenblik stopte men de bouw. De pits kwam er niet meer op en de kerk eindigt op een vlakke verdieping. St-Baafs in Gent, St.-Michiels in Gent, StNiklaas in Gent. Zelfs het Gentse belfort bleef eeuwen zonder spits (die er pas begin 20` eeuw op kwam). St.-Rombouts in Mechelen, St.-Goedele/Michiel in Brussel. Keulen kreeg zijn 2 spitsen pas in de 2' helft 19' eeuw. Kerken bouwen is een generatie-zaak. Vandaar dat men in kerken soms verschillende stijlen door mekaar/ na mekaar aantreft. En dan spreken we nog niet over de herbouw en restauratie van de door oorlogen verwoeste kerktorens. Kerktorens (en windmolens) waren ooit ideale uitkijktorens om vijandelijke legers te zien afkomen. Die torens rezen ten hemel hoog boven de laagbouwhuizen. Ze waren dan ook de eerste doelwitten van de aanvallende legers.
Kerken lagen soms generaties lang in puin. O.L.V.-Deinze-kerk lag in puin, de toren in liet kerkschip, van 1580 tot 1640. Een hele generatie zag toen alleen een kerk in puin die hersteld moest worden. Pas in 1642 was de kerk weer bruikbaar. De hoogste kerktoren in Europa: Ulm, 157 m.; de hoogste in België: Antwerpen 123 m. De kerktoren in Deinze: 33 m. hoog. HERMAN MAES nr. 60
2623. 1745. De Deinse Kaardemakers Ons steunend lid, Erie Claerhout, bezorgde ons een mooie foto van een cardeuse die hij aantrof in Naours, bij Amiens. Hij vroeg zich af of dit tuig iets te maken had met de kaardemakers van Deinze.
Reeds in het eerste nummer van het KOK-Kontaktblad (1e jg. nr. 1, februari 1981, p. 4, noot 5) had onze huidige erevoorzitter Herman Maes het over de kaardemakers als spotnaam voor de Deinzenaars. Hij legde meteen de link naar het Blasiushospitaal en de Blasiuskapel (Hierover meer in A. CASSIMAN, Het St. -Blasiushospitaal te Deinze, 1200-1806, in Bijdragen (= jaarboek) 1935, p. 7-35). De H. Blasius was naar verluidt de patroon van de wolkaarders en de kaardemakers, omdat hij gemarteld zou zijn met een ijzeren kam. Wol diende vóór het spinnen ontward te worden, wat gebeurde met een wolkaarderskam. Op de foto is deze cardeuse goed te zien. In kleinere kapitaaltjes wordt (in vertaling) gewezen op het kammen en ontwarren van de ]vol. Op een afbeelding uit de Larousse du XXe siècle, 1, Parijs 1928, p. 1032, vinden we drie diverse opeenvolgende vormen van wolkammen: 1. de handkaarde; 2. de "matrassenmaker" en 3. de mechanische spinnerijkaarde.
2624.
De oorspronkelijke "spotnaam" werd intussen sinds 1981 de officiële naam van de Deinse carnavalsvierders, efr. KOK-Kontaktblad, 2e jg. nr. 4, p.84, noot 83. W.J.
1746. Schrijven
Toen ik op school kwam in 1932 schreven we nog met een griffel op een lei; die lei was ingelijst in een houten raam. We tekenden ook wel met krijt op een "lei" van geperst karton. En aangezien dat gekrabbel of geteken kon afgeveegd worden, ging dat gerei lang mee. Griffel, potlood e.a. bewaarden we in een pennendoos. Dat was een lang smal houten bakje met een schuif erop. Soms had zo een doos op een vast onderste deel een 2e of 3C "verdieping" die draaide. Dat werd ook wel "onze pennekas" genoemd. Mooi schrijven leerden met een ijzeren pennetje op een pennenstok gestoken. Die pen dipten we in de inktpot. Maar oei! pas op voor vlekken en spatten. Voorzichtigheidshalve hadden we ook een pennenvod om onze pen droog te vegen. Om de inkt te laten dragen hadden we een vloeiblad - een buvard - maar pas op: niet te hevig vloeien of de inkt liep uit ... en niet tweemaal na mekaar of je maakte met de nog niet droge buvard ook nog een vlek. Met die (ballon)pen moesten we zachtjes naar omhoog strijken, wat drukken in het naar beneden trekken van de pen, dat gaf dan een dikkere haal naar beneden. Maar toch niet te hard drukken want de puntjes van het pennetje konden breken. Echt schoonschrift moesten we op vijf lijntjes doen - zoals een blad voor muziekschrift: klinkers tussen leen 2e lijn t tot derde lijn,
dtot vierde lijn, e
4
i 6tot 5e lijn
w 9 t tussen l' en 2e , s mocht met een streepje d juist boven 2e lijn komen. En steeds zacht naar omhoog, wat harder naar beneden schrijven. Wij leerden verhouding in acht nemen.
2625. Wat is er van ons schoonschrift overgebleven? potlood - griffel - krijt - ballonpen - redispen - vulpen - bic - stylo - kogelpen - schrijfmachine ... een hele geschiedenis van het schrift .. van leesbaar naar gekrabbel ... naar getik en getoets. Een pen was oorspronkelijk een veer, een pluim, een slagpen van een grote (gans, zwaan) vogel. Ons metalen schrijfpennetje is die vogelpen gaan vervangen, maar de naam voor dat "schrijfalaam" bleef "pen".. De vulpen was een uitvinding van Waterman. Eng. fountain-pen, Dts. Fullfeder, Fr. porteplume. De kogelpen kwam onmiddellijk na WOII als Bic en als Biro op de markt (merknaam). De vulpen was een waardevol cadeau bij onze plechtige communie (voor mij in 1937) maar in de lagere school mochten we die niet gebruiken omdat ze ons geschrift zou misvormen (lichte en zwaardere halen van de pen kon niet zo goed met een vulpen). Met deze nota over "schrijven", met een nota over "zingen" e.a. wensen we wat aan "mentaliteitsgeschiedenis" te doen. Generatie na generatie verandert de mentaliteit, veranderen de omstandigheden, veranderen de hulpmiddelen, veranderen de standpunten en de argumenten. Wie nu nog de jonge mensen aanzet een verstervingsken te doen of een goede daad te doen elke dag, wordt uitgelachen. En toch! wat vriendelijkheid en wat hoffelijkheid ... HERMAN MAES nr. 61
Schenkingen aan KGK in 1999 Voor de collectie Volkskunde: * 3 oude handbogen (2 in hout, 1 in metaal) en een metalen pijlenkoker vanwege de heer A. De Meulemeester uit Zottegem. * Oude snijmachine voor stalen van stoffen vanwege het echtpaar Vindevogel uit Deinze. * Oud schoolmateriaal vanwege zuster Goossens, St.-Vincentius-Deinze. * Oude kinderwagen en strandstoel , beide merk Torck, vanwege de heer T. Meyens uit Zedelgem. * Oude breimachine met toebehoren, en boekpers vanwege de heer Van den Abeele uit Deinze.
* Oud bureautje, merk Torck, vanwege de heer Deurinck uit Antwerpen. * Kinderstoel, merk Torck, vanwege mevr. De Sniet-Roos uit Deinze. * Zaknaaimachine vanwege mevr. Tandt uit Deinze. Voor het archief: A. DE GRAVE, Caritas, bloemlezing, s.l., s.d., 321pp., vanwege het echtpaar ClaeysVandeputte uit Deinze. Verscheidene bidprentjes vanwege de heer R. De Bouver uit Deinze. Verzameling communieprentjes vanwege de heer P. Cassiman uit Baarle-Drongen. Fotomateriaal vanwege R. Martens, Gent; P. Cassiman, Baarle-Drongen en E. Claerhout, Gent. Hartelijk dank uit naam van KGK en de Deinse Gemeenschap!
VOOR UW AGENDA:
• Tentoonstelling "Imaginair Museum P. Breugel" van 26 februari tot 28 mei 2000
• Voordracht van prof. Harlinda LOX op donderdag 6 april 2000 om 20u. in het Museum: "Van stropdragers en de pot van Olen. Verhalen over Keizer Karel'
Ter herinnering: Lidgeld 2000 gewoon lid : 600 bef steunend lid, bestuurslid, deelgenoot: 900 bef erelid : 1200 bef. of meer op postrekening 000-0434500-37 van KGK-Deinze p/a Brielstraat 7 9800 DEINZE Wie in orde is met het lidgeld 2000 (door overschrijving of door betaling ter plaatse) kan op 25 februari 2000 aan de balie van het Museum zijn jaarboek meenemen. Wie om welke reden dan ook zijn jaarboek liever thuis besteld krijgt, betaalt 160 bef portokosten extra.