I1
i
E E L C; 1 E
_1 f
bezoek d: Lir^i
KRING VOOR GESCHIEDENIS EN KUNST VAN DEINZE EN DE LEIESTREEK De Heer Denis Pieters █████████ Blauwstraat 48 9030 Wondelgem █████████ █████ █████
CONTACTBLAD Verschijnt tenminste 4 maal per jaar Verantwoordelijke uitgever : Uitgiftekantoor : Deinze Willy Jonckheere
21 ste jaargang nr. 4 Winkelstraat 36 9800 Deinze AUGUSTUS 2001 Tel . ( 09)386.32.78
Postrekening 000 - 0434500 - 37, KGK-Deinze, p/a Brielstraat 7 bus 5, 9800 DEINZE
2798
Jaarlijkse KGK-uitstap zaterdag 22 september 2001
Zoals aangekondigd gaat onze uitstap dit jaar naar
Charleroi. 08.30u
: Vertrek met de bus op de parking van de Brielpoort
10.00U: Er wordt ons in Charleroi een koffie aangeboden 10.30u:
Historische wandeling in de binnenstad van Charleroi
11.30u : Geleid bezoek aan het Glasmuseum 13.00u : Middagmaal
Museum v an S c h one en het Museum Jules Destrée
14.45u : Geleid bezoek aan het
Kunsten
18.00u : Vertrek naar Deinze
Dit programma, alles inbegrepen (bus, nederlandstalige gidsen, musea, middagmaal), wordt aan de leden aangeboden tegen
1500 bef. per persoon. Niet-leden betalen 1800 bef. Inschrijving ten allerlaatste op 14 september 2001 door overschrijving op bankn r.390-0620343-83 van Bruno Saverijs p/a E. Clauslaan 67, 9800 Deinze
Wacht niet te lang. Het aantal plaatsen is beperkt !
Doe mee aan Open Monumentendag op 9 september 2001: Zie middenbladzijden. (startplaats: kasteel van Ooidonk)
2799
1811). Stichting van het Willemsfonds te Deinze ... nog vóór de eerste fusie. Op vrijdag 24 september 1965 ging de eerste openbare vergadering van het Willemsfonds Deinze door. Lic. Andre Vandervloedt. mede-oprichter der afdeling, Deinzenaar en bestuurslid der inrichtende vereniging, assistent aan het laboratorium voor oecologie en hydrobiologie der Rijksuniversiteit te Gent zou spreken over Waterbevuiling der Leie te Deinze. (Later werkte hij voor zulke onderzoeken in Europees perspectief te Wenen waar hij toen woonde en. nog veel te jong, stierf) Aangezien dit een onderwerp was dat in grote kringen belangstelling kan wekken werd een nette opkomst verwacht: groot was de verrassing der inrichters toen bleek dat hun zaal veel te klein was (in de bovenzaal van Vooruit). Het probleem der waterbevuiling moet aan de orde gebracht worden bij die mensen die leidende functies hebben in de streek en in het land. Daarom had het WF alle gemeenteraadsleden van Deinze. Petegem en Astene uitgenodigd. En inderdaad, van de drie gemeenten waren er heel wat gemeenteraadsleden aanwezig. Alleen de meerderheidsgroep van Deinze schitterde door afwezigheid (van deze groep had alleen Jacques Van Cauwenberghe zich verontschuldigd belet te zijn door eerder aangegane verbintenissen). Petegem en Astene waren wel goed vertegenwoordigd (Goethals en De Pourck; Vandenabeele en de Witte); de Deinse oppositie was voltallig met Jacques Torck, Jan Moerman en Marcel Heverick. Ook de provincieraadsleden van het district waren uitgenodigd; die zonden echter hun kat.
De parlementairen die zich over ons district ontfermen werden eveneens uitgenodigd; alleen Willy De Clercq was aanwezig; Amaat Foncke liet zich verontschuldigen en vroeg in kennis gesteld te worden van de besluiten, daar het probleem hem belangrijk toe scheen. Dr. med. Jan Wanrijn heeft zich achteraf verontschuldigd: hij werd voor een dringend medisch ingrijpen weggeroepen toen hij klaar stond om naar de WF - voordracht te komen. Die WFafdeling werd gesticht door Herman Maes + Rudy Pauwels (vader van Peter) notaris + Louis Moerman-Lema (vader van Stefaan, de caféhouder van Vooruit-Liberaal Huis en was ook gemeenteraadslid). Herman MAES nr. 66
1811 . De vetokoers van Petegem - kermis op ' t kouterken in 1946-1948 Een paar jaar na de Tweede Wereldoorlog werd mijn vader zaliger, "Meester Georges" l", benoemd tot hoofdonderwijzer aan de gemeentelijke jongensschool van Petegem. Vanuit mijn geboortehuis - Gentstraat 36 - verhuisden wij in september 1946 naar het "schoolhuis" op Petegem-Kouterken, rechtover het (nog bestaande) gemeentehuis. Het schoolhuis, met daarachter de school (waarvan de "speelkoer" aan de spoorweg naar Tielt paalde), is al enkele jaren gesloopt; ter plekke staat nu een soort hamburger-eettent (van Quick) vlakbij de grote rotonde aan Petegem-kerk. Het "Kouterken" van toen is nu onherkenbaar veranderd (lees: verminkt). Vanaf de Knok tot bijna aan de overweg van de spoorlijn naar Tielt vormde de zuidkant van de Kortrijkstraat (grondgebied Deinze) en de Kortrijksesteenweg (grondgebied Petegem) één ononderbroken gevelrij, waarin slechts drie straatjes een kleine opening maakten (resp. de Bullenstraat, de Liefkemeirestraat en - voorbij de school - de Sint-Hubertstraat).
Doe mee aan Open Monumentendag op 9 september 2001: Zie middenbladzijden. (startplaats: kasteel van Ooidonk)
2800
We verhuisden naar 't Kouterken (Kortrijksesteenweg 44) omstreeks 1 oktober 1946 - enkele dagen dus voor Petegem-kermis - en een der allereerste gebeurtenissen die ik mij (toen 13_jarige scholier) nog levendig herinner, was de jaarlijkse kermiskoers (voor beroepsrenners!), die toen nog een massa volk naar Petegem-Kouterken lokte. De aankomst was aan het gemeentehuis - dus tegelijk vlak vóór het schoolhuis. Vanuit de vensters van onze slaapkamers op de eerste verdieping hadden wij een ideaal zicht, niet alleen op de aankomstmeet zelf, maar ook - boven de zee van mensenhoofden - een prachtig vergezicht richting, Kortrijk. van waaruit we de renners, elke ronde, van vele honderden meters ver konde zien aankomen. Op de maandag van Petegem-kermis, 7 oktober 1946. werd het "le Groot Criterium of Grote Prijs Kinderwagens Souplex" gereden, "ingericht door Omer de Meyer en B. De Meyer. met medehulp van het feestcomité 'Groene Leeuw' - Cycles B. Van Praet en neringdoeners". Het parcours beliep "110 km. of 35 ronden van 3,1 km. over prachtige wegen"; er was een prijzenpot van "25.000 fr. + vele premiën" j2". Er verschenen 39 renners aan de start, onder wie "virtueel wereldkampioen" Marcel Kint en de al even populaire Nestje Sterckx, maar ze werden beiden "wegens bandbreuk tot een aftocht gedwongen", zoals de verslaggever van "Het Volk" (') schreef. Kint ("die anders moeilijk zou te kloppen geweest zijn") verdween vroegtijdig uit de koers. maar Nestje ("welke eveneens zeer puik op dreef was") wist, voor hij door pech uitgeschakeld werd. "een fiets als premie" te winnen. Winnaar van de koers (108 km. in 3u. 12 min.) werd Achiel Buvsse (Wetteren), met 10 cm. op Robert (Bob) Van Eenaeme en 20 cm. op Roger De Corte. Michel Hermie was vierde op twee lengten, Arseen Ryckaert werd vijfde en Michel Remue was achtste. Twintigste en laatste werd ene Firmin Braeckman. Hoe spannend de eindsprint was, en hoe beeldrijk de taal van der reporter-ter-plaatse, lezen we in diens verslag:
"Vier ronden voor het einde zou Van Eenaeme de plaat poetsen. Het meerendeel van de toeschouwers oordeelden Bob buiten greep, maar elf tegen één was voor hem een onoverkomelijke reuzentaak en ook hij werd gekortwiekt. Twaalf mannen stormden naar de eindstreep. Met zooveel rappe kleppers gingen de pronostieken hun dans. Van Eenaeme, bijlange niet uitgeput na zijn ontsnapping, gaf langen tijd den indruk het pleit te zullen winnen. Daarna zagen we De Corte het commando veroveren en wanneer iedereen dacht dat het pleit tusschen één van hen beiden zou beslecht worden, kwam Buysse pijlsnel naar voren gestormd en boekte nipt doch met brio een puike zegepraal.
Het jaar nadien, voor de koers op maandag 6 oktober 1947, kreeg Petegem serieuze concurrentie vanwege het "3e Groot Herfst-criterium" in Oost-Rozebeke (waaraan o.m. Briek Schotte. Norbert Callens, Marcel Kint, Achiel Buysse, Berten Ritserveldt en René Adriaenssens deelnamen; winnaar daar werd de Bruggeling Albert Paepe en Briek Schotte werd derde). Voor de tweede keer mocht ik. als jonge snaak (ik zat toen op het College in de vijfde Latijnse ...), de Petegemse kermiskoers meevolgen vanuit onze "loges eerste balkon". In het dagblad "Het Volk" van dinsdag 7 oktober 1947 (4) stond alweer een uitvoerig wedstrijdverslag. Ik kan het niet laten, die tekst van de populaire sportreporter "Jomme" (= Jérome Stevens) hier wat uitvoeriger te citeren (zij het met hier en daar een schrapping van wat overbodige uitweidingen). Ik lees er na zoveel decennia de namen van de renners, van wie wij toen als schoolknaap de "prentjes" spaarden en uitwisselden: Michel Remue, Stan Ockers, Silveer Maes, Sylvain Grysolle, Kamiel Blomme, "den aap" Lambert (een Deinzenaar) en vele anderen nog ... Waar is die tijd? Doe mee aan Open Monumentendag op 9 september 2001: Zie middenbladzijden. (startplaats: kasteel van Ooidonk)
2801
Ziehier dan het verslag van "Jomme", wiens ovaal gezicht - het glad aangestreken haar door een rechte middenstreep gescheiden - ik nog altijd voor mij kan zien. Hij was ten minste zo goed bekend en populair als de renners zelf ... "Pé Van Verre te Petegem. Rapper dan Ramon, Ockers en Remue. De mededinging van Oost-Rozebeke was natuurlijk een harde noot om kraken voor de vrienden uit Petegem en toch mogen zij vlaggen. 51 deelnemers is geen klein bier en daaronder vonden wij ook enkele vedetten, evenals de regionale favorieten. Over zes ronden was snel tempo troef en Silveer Maes moest zijn beste beentjes voorzetten om, na defect, weer te vervoegen. (...) Ontvluchtingspogingen van Grysolle, Bauwens, Minne en Van de Steene werden in de kiem gesmacht. Biarent en Van Steen poetsten de plaat en 't liep vanher uit op een sisser. 't Zag er ernstiger uit toen nadien Mathys zijn duivels ontbond en hulp kreeg van Blomme, Ramon (e.a.). Zij wezen de reactie af van Remue, Ockers en S. Maes; doch konden later niet weerstaan aan de georganiseerde achtervolging van een dertigkoppig peloton. (...) Veel meer is over het verloop niet te vertellen. 't Was een echte najaarskoers. Met meer dan twee dozijn renners stormde men naar de eindstreep. De toeschouwers wedden grof geld op Ramon, Remue, Grysolle, Blomme, Van de Steene, Mathys en Lambert. Slechts weinigen rekenden op de raadselachtige Van Verre. Pé was in een beste dag, vond de juiste opening, gaf razend snel door en bleef netjes aan de winnende hand. Laat liet voor 1947 zijn 7e of 8e zegen (sic!) zijn, Van Verre is nooit en nergens bij voorbaat geklopt en elk jaar verzamelt hij meer lauweren. Proficiat Pé! En de "goên dag" van Jomme. Petrus Van Verre, een renner uit het Brabantse Malderen, reed de 120 km. in 3u. 20 min. In de sprint klopte hij Berten Ramon met 1 lengte en Stanneken Ockers werd derde op 1 wiel vóór Michel Remue (vierde) en Sylvain Grysolle (zevende). Albert Lambert, Silveer Maes en Stant Verschueren eindigden met nog een tiental anderen ex-aequo op de veertiende plaats. Ex-aequo op de 26e plaats vinden we nog een zestal renners, die een eind na de kopgroep eindigden.
Maar dan - derde keer , goede (?) keer - de memorabele koers van maandag 4 oktober 1948 ! ... Ik zie het zelf weer nog gebeuren, nu ik (een halve eeuw later) het verslag van de wedstrijd herlees in "Het Volk" van 's anderendaags l5). Het artikel blokletterde een ellenlange titel : "EEN UNICUM. VIJF OVERWINNAARS IN DE BEROEPRENNERSKOERS TE PETEGEM-DEINZE. GESLOTEN OVERWEG STUURT ALLES IN DE WAR." Het begon nochtans goed: een grote massa toeschouwers en ditmaal 56 deelnemers voor een koers van 125 km. (twee grote ronden over Kruishoutem en Olsene, waarna nog tien kleine, plaatselijke ronden in Petegem). Er zat spanning in de wedstrijd en zowat de voorlaatste ronde reed een vijftal vluchters voorop . Maar laten we de reporter zelf aan het woord: "Met zo vijf kloeke telgen aan het stuur moest het een nijdig spurtje worden. Zo dachten de toeschouwers. Doch in plaats van vijf man naar de eindmeet te zien rukken, stormde een ganse groep op de finish af. Hoe het gekomen was? Wel, op 200 meter der aankomst deed een goederentrein (nl. aan de Tieltse overweg bij de meisjesschool) zijn traag werk en hield de ganse bende op. Als de kudde volledig was, werd de barreel opengezet en meteen de stormloop naar Petegem-Kerk ingezet. Was me dat een vlucht. De officials hadden zich daaraan minst van al verwacht en keken niet weinig verbaasd, toen Loyaerts met ruim voordeel eerst over de meet bliksemde. Dan nam men het wijs besluit de eerste vijf voor beker en palm te laten loten en het spel aan het sportcomité voor Salomonsoordeel over te maken. Doe mee aan Open Monumentendag op 9 september 2001: Zie middenbladzijden. (startplaats: kasteel van Ooidonk)
2802 De "voorlopige uitslag" luidde (inderdaad een unicum!): "1e gelijk: Bernard Francken, Poo Verschueren, Stan Verschueren, Frans Van Hassel en René Janssens (Mechelen), 125 km. in 3uur en 30 minuten". Achtentwintig van de zesenvijftig deelnemers (juist de helft) reden de koers uit. Of de "bookmakers" aan deze vijf winnaars veel hebben verdiend weten we niet en evenmin is ons bekend hoe het "sportcomité" achteraf de definitieve uitslag heeft vastgelegd ... (1)
(2) (3) (4) (5)
Georges Huys (Lotenhulle 1903 - Gent 1964), onderwijzersdiploma 20.7.1923 (Bisschoppelijke Normaalschool Sint-Niklaas), werd op 26.9.1923 benoemd tot onderwijzer in de gemeenteschool van Petegem, waarvan hij 23 jaar later tot hoofdonderwijzer werd aangesteld met ingang van 15.9.1946, en dit tot aanzijn pensionering in juli 1961. Geciteerd uit de aankondiging in "Het Volk" van woensdag 2.10.1946 (jrg. 56, nr. 247). Zie "Het Volk" van dinsdag 8.10.1946 (jrg. 56, nr. 253 - Ochtendeditie: 1 fr.), blz. 8, kol. 1-2. Zie "Het Volk" van dinsdag 7.10.1947, blz. 6, kol. 3-5. Zie "Het Volk" van dinsdag 5.10.1948 (jrg. 58, nr. 275).
Paul HUYS nr. 342
Maessprokkels
Rouw Een rouwband dragen om de arm - of op de jasomslag of een rouw-ruitje op de mouw, gebeurt niet meer. Bij het buitenbrengen van een lijk moet dat zo gebeuren dat de voeten eerst buiten zijn (want anders blijft de geest spoken). Kindjessuiker bij geboorte en doop: die snoepjes waren de eerste strontjes van een pasgeboren kind ... zo vertelde men aan de kinderen. Eigenlijk stak de doopmeter suikersnoepjes in de doopmantel; bij het verlaten van de kerk schudde de doopmeter de baby zodat kinderen de snoepjes konden grabbelen. De doopmeter ging met het kind naar huis bij de in bed liggende moeder. De dooppeter nodigde uit op een druppel ( soms van café naar café ... en soms ging de doopmeter met de dopeling mee). Rouw dragen gebeurde lang: de weduwe droeg een half jaar de zwarte sluier, was een jaar en zes weken in het zwart gekleed, mocht niet naar toneel , noch naar cinema noch enig feest. Was dat omdat "zwart dragen" veel vrouwen goed stond? Over rouw dragen voor WO II zou eens een onderzoek moeten gebeuren : over het lot van een "verse weduwe" die zich a.h.w, levend uit het leven moest terugtrekken. Naweeën van de Victoriaanse tijd? En waarom "1 jaar en zes weken" in de rouw? Waarom niet 1 jaar? En waarom een ruitje op de mouw? Een ruitje? 0? En waarom op de mouw (ik meen dat het op de linker mouw moest) (waarom links?).
Ook met de doodsbrieven en doodsprentjes was er mode (wanneer kwam de foto op het prentje). Ook aan de huizen waarin een overledene lag waren er kentekens: rouwvanen, rouwlampen, rouwaffiches, enz. Rouwcultus. Wanneer begonnen de overlijdensberichten in de kranten te verschijnen en soms de doodsbrieven te vervangen?
Milieu Een van de problemen van het jaar 2000 is de zorg om het milieu. Dat is geen nieuw probleem. In de 19e en vorige eeuwen was de verzorging van het drinkwater én de zorg om afvalwater weg te krijgen uit de steden, een groot probleem. De Doe mee aan Open Monumentendag op 9 september 2001: Zie middenbladzijden. (startplaats: kasteel van Ooidonk)
2803
steden stonken van het afvalwater en van het gebrek aan hygiëne . Ook het huishoudelijk afvalwater liep in greppels langs de wegen en straten , of bleef er staan stinken . In de steden was dat een groot probleem dat om oplossing schreeuwde . Hoe groter de stad , des te groter dat probleem en de erbijhorende stank. Ook de mensen stonken : lichaamsgeur , zweetgeur; Eenmaal zich gewassen en verversen van onderkleding per week was in 1900 al een hele prestatie . Men gebruikte in rijkere kringen parfum om de lichaamsgeuren ter overstemmen. De inhoud van de nachtemmer , de overloop van het "huizeken" kwam in de greppel terecht en zakte in de grond, sijpelde bij het grondwater . Die greppels, straatgoten moesten ook het regenwater opvangen en wegvoeren ; Maar met weinig verval. Het bleef dus staan of werd door verstopping tegengehouden en liep over op de rijweg en het voetpad (als dat pad er al was!). Reeds in de Middeleeuwen was het verboden huishoudelijk waterafval te storten bij de waterbron waaraan de bevolking "zuiver " water kon pompen of met emmers scheppen, water halen was toen een dagelijkse taak. Ook de huishoudelijke was mocht niet in die buurt gebeuren , wel op openbare wasplaatsen en wasplassen die direct loosden.
Er waren steden die de boeren , die hun waren naar de stadsmarkten hadden gebracht en dus met lege wagens de stad verlieten , verplichtten een lading afval mee te voeren. De waterlopen : grachten, heken . rivieren deden dienst als open riool om vuil en afval mee te voeren naar zee.
De kwaliteit van drinkwater ( om bier te maken) hing af van de aard van de bodem en de doorlaatbaarheid . Men zocht dus naar goed-water bronnen . De uitvinding van de pompen was een winstpunt want dat vuile water was een ziektenveroorzaker met pest en cholera, vooral in de steden. Er werd veel bier gedronken : de enige drank van zuiver water bij voeding omwille van bewaarbaarheid gezouten en gepekeld was, dus dorst veroorzaakte. En wij maar klagen!? Leren Ik gaf in de loop van de "week van de bibliotheek " ( 14-22 oktober 1994) achtmaal een "vertelling" over de geschiedenis van Deinze aan de 5e en 6e leerjaren Basisonderwijs= Lagere school . En al lesgevend leert een lesgever zeer veel bij , naast wat hij moet weten om de les te kunnen geven.
Het viel me op - maar eigenlijk wist ik dat al - dat kinderen van 10 à 12 jaar geen benul en geen gevoel hebben voor het begrip tijd. Ik werkte achtmaal volgens hetzelfde patroon en begon telkens met de vraag : " Hoe oud zou Deinze wel zijn ?" En dan kwamen stilletjes de antwoorden: wel al vijftig jaar ; wel honderd jaar. Toen ze dan aan mijn reactie zagen dat het wellicht te weinig was durfde iemand van twee- , ja zelfs van driehonderd jaar gewagen. Nog aarzeling. Dan durfde iemand wel op vijfhonderd speculeren ; maar aarzelend . Tot meer dan vijfhonderd kwam men niet. Dat het meer dan duizend jaar was ... amai zeg! Ook namen van historische figuren kennen die kinderen niet ... en als ze al een Julius Caesar of een Keizer Karel bij naam kennen dan weten ze niet waar die in de tijd te plaatsen : vijftig jaar geleden ofwel honderd jaar. Zelfs hun afstand naar WO II is zeer groot. Dat ligt natuurlijk aan de leeftijd . Maar ook aan het onderwijs zelf. Niet zozeer aan de onderwijzer( es) dan wel aan het programma dat hem/haar wordt opgedrongen en aan de geschiedenis-vijandige opleiding die sommigen "genoten" hebben. Uit mijn eigen vooroorlogs basisonderwijs herinner ik mij toch de lessen en de leerboeken "Vaderlandsche Geschiedenis " en "Bijbelsche Geschiedenis ". (" Gewijde Geschiedenis") Nu krijgen de leerlingen " thema' s". Wij kregen grote figuren en veldslagen.
Doe mee aan Open Monumentendag op 9 september 2001: Zie middenbladzijden. (startplaats : kasteel van Ooidonk)
2804
In de mate waarin men in eigen leven, in eigen geschiedenis, kan terugblikken begint het besef te groeien wat geschiedenis is. Geschiedenis is toerisme in de tijd. En iedereen kan kiezen qua land, qua afstand, dicht bij of heel ver of nog verder, de eigen familie, de eigen stad ... zonder einde. De Vrede van Westfalen In 1648 werd de Vrede van Westfalen ondertekend. Dat was het einde van de 30-jarige oorlog in Duitsland en het einde van de 80-jarige oorlog bij ons. De Vrede van Westfalen bestond uit twee delen - uit twee onderhandelingsplaatsen: De Vrede van Munster en de Vrede van Osnabruck = De vrede van Westfalen. Duitsland lag vernield en moest heropgebouwd worden. Heropbouw in de 2e helft 18e eeuw betekent in de barokstijl, in de Jezuïetenstijl. Dat verklaart dus de aanwezigheid van veel barokkerken, barokinterieurs in kerken, barokkastelen, zowel in Duitsland als bij ons, waar ook veel in puin lag. Kerk van Deinze lag in puin van 1584 tot 1642). In 1998 werd er nogal wat aandacht aan die Vrede besteed, ook in Nederland. Minder in België. Ze bevestigde de scheiding van Noord- en Zuid-Nederland: het Noorden vrijgevochten van Spanjaarden, het Zuiden nog bezet door Spanjaarden. De grens was een militaire bezettingslijn (vergelijk 1945-1989 de grens in West- en Oost-Duitsland). De Leie Bron te Lisbourg, 150 m. boven zeespiegel; te Deinze: 8 m. boven zeespiegel. De Leie: 214 Km. lang - 135 Km. daarvan in Frankrijk; is 25 Km lang de grens België/Frankrijk: Armentieres, Deulemont (monding van Deule cf. Dender-monde. Rupelmonde), Waasten, Komen, Wervik, Menen. Leie-monding te Gent in de Schelde Maar ook Schipdonkkanaal en Ringvaart.
In de Franse tijd "Departement de la Lys"= nu West-Vlaanderen (Oost-Vlaanderen was het Departement de 1'Escaut). De betekenis van de naam "Leie": zie KOK jaarboek 1984 (7-20).
1812. Een Franse toerist in Ooidonk, Kruishouten en Drongen 205
Een Fransman, Edmond Texier, maakte een reis door Nederland en België. Zijn reisverslag werd (in 1857?) in Parijs gepubliceerd ('). Hij bezocht o.m. Gent (2) en ook enkele dorpen in de omtrek. Ziehier wat hij daarover weet mee te delen. (We vertalen uit de originele Franse tekst). "De omstreken van Gent zijn vruchtbaarder dan schilderachtig. Ik ben Bachte Maria Leerne gaan bezoeken, een klein stadje ("une petite ville") gelegen op vier mijl van Gent en die een aanbeveling verdient voor een vrij mooi kasteel, het kasteel van Oydonck, omringd door grachten als een oude feodale site. Er is ook in Kruishouten een oud versterkt kasteel met vier hoektorens, dat een zeker karakter heeft ("qui ne manque pas d'une certaine physionomie"). Het kasteel l') is momenteel bezit van Graaf Vandermeere (4).
De inwoners van Gent raden de vreemde bezoeker aan, te gaan wandelen in Drongen, een zeer oud dorp, van Romeinse oorsprong, in de oude oorkonden Truncinium genoemd. Ik begaf mij op weg, goed in de overtuiging dat ik in Drongen een of andere mooie ruïne zou aantreffen die mij voor mijn verplaatsing schadeloos zou stellen. Maar ik heb er alleen maar Doe mee aan Open Monumentendag op 9 september 2001: Zie middenbladzijden. (startplaats : kasteel van Ooidonk)
2805
een klein stadje gezien, zeer rustig en heel proper. En ik zou nog altijd het gissen hebben naar een reden waarom men mij had aangeraden om Drongen te gaan bezoeken, indien een antiquair van ter plaatse zich niet de moeite had getroost mij mee te delen dat daar ooit, lang geleden, een prachtig kasteel ("un superbe chateau") had gestaan, dat omgebouwd werd tot een abdij die dan midden de negende eeuw verwoest werd door de Noormannen. Ik was razend op dat moment dat ik mij iets had laten wijsmaken ("furieux d'avoir été mystifié"). Maar dan bedacht ik dat mijn uitstapje, alles bijeen genomen, niet vreemder was dan dat van die reizigers die twee of drie duizend mijl ver gaan om de plek te zien waar Ninive en Palmyra (s) lagen en die, vanzelfsprekend, lid worden van de Academie van Opschriften en Schone Letteren ("qui deviennent naturellement membres de l'Académie des Inscriptions et Belles-Lettres"). (1) Edm. Texier, "Voyage pittoresque en Hollande et en Belgique. Illustrations par MM. Rouargue frères" (Paris, Morizot, z.d.). We gebruikten het exemplaar in de Koninkl. Bibliotheek Albert 1 te Brussel (boekr. D.F. 6445). De boekuitgave, die geen datumvermelding draagt, zou van 1857 dateren en bevat 22 illustraties door de gebroeders Rouarge, m.n. Emile (° ca. 1795; t 1865) en Adolphe (° 1810; t na 1870). Zie Bénézit, "Dictionnaire des peintres", dl. 9 (1976), blz. 123-124. (2) De tekst over Gent beslaat de bladzijden 270-294. De passus over Ooidonk, Kruishoutem en Drongen is te vinden op de blz. 293-294. Er is voor Gent maar één enkele illustratie, ni. een mooie afbeelding van het Gravensteen en het Veerleplein, waarover de Sacramentsprocessie langs trekt. (3) Het 17e-eeuws waterkasteel (gebouwd in 1630-32; als monument beschermd in 1973) staat op de plaats van de vroegere middeleeuwse burcht van Ayshove. Het werd later ( naar de nieuwe bewoners sinds 1903) het "Kasteel Piers de Raveschoot" genoemd. (4) Graaf Karel-Amatus Vandermeere (1766-1837) bewoonde het kasteel van Kruishouten van in 1796 en werd - na de Belgische Omwenteling - de eerste Belgische burgemeester van Kruishoutem. Zijn zoon August-Lodewijk (1797-1880), een avonturier en speculant, zag zich in 1839 verplicht zijn zuster Gravin Eugenie (in 1823 gehuwd met burggraaf Desmanet de Biesme) het kasteel te doen aankopen. - Moeten we uit het feit dat Texier nog de graaf Vandermeere als bezitter van het kasteel vermeldt, concluderen dat zijn reis nog vóór 1837 plaats vond, ook al werd zijn boek pas twintig jaar later gepubliceerd? (5) Ninive, de oude hoofdstad der Assyriërs, werd door de Meden verwoest in 612 v. Chr. De ruïnenstad Palmyra, door Salomon gesticht in de Syrische woestijn, tussen Damascus en de Eufraat, werd in 272 n. Chr. door de Romeinen onder Aurelius ingenomen en verwoest.
Paul HUYS nr. 343 Oost-Vlaamse Provinciale prijs voor Geschiedenis 2002 Dit jaar moeten de inzendingen ten laatste op 12 oktober 2001 ingediend worden bij de dienst 91, Kunst en Cultuur. Voor de laureaat is een bedrag voorzien van 2478,94 EUR (100 000 BEF). Reglement en informatie bij KGK-voorzitter W. Jonckheere of bij het Provinciebestuur Oost-Vlaanderen, dienst 91: Kunst en Cultuur, t.a.v. Jacqueline Van Laethem, Gouvernementstraat 1, 9000 Gent, tel. 09/267 72 51
Doe mee aan Open Monumentendag op 9 september 2001: Zie middenbladzijden. (startplaats: kasteel van Ooidonk)
2806
OPEN MONUMENTENDAG DEINZE 9 SEPTEMBER 2001 METAAL : GRONDSTOF , STOF TOT NADENKEN Grondstof, stof tot nadenken : zo heet het overkoepelende thema voor de Vlaamse Open Monumentendagen van 2001, 2003 en 2005. Ziet metaal van 2001 wordt in 2003 gevolgd door steen en in 2005 ten slotte door hout, de drie uitverkoren grondstoffen ', die zowat in elk gebouw voorkomen . Dit zijn per definitie drie tastbare thema's , die alle kans bieden om de aandacht toe te spitsen op de materialiteit van onze monumenten , op hun 'grondstof. Met biedt inderdaad 'stof tot nadenken ' en vormt de jaarlijkse aanleiding om het veelzijdige verhaal van onze monumenten te vertellen , telkens vanuit een specifieke invalshoek. Toegespitst op 2001 : wat is de rol van metaal in onze monumenten als geheel en in het leven van die monumenten? Wanneer, hoe en waarom wordt - en vooral ook werd -- metaal gebruikt ? Welke soorten zijn populair, en wanneer en waar? Tijdens een zowat 3 uur durende bewegwijzerde fietstocht krijgt u een antwoord op deze vragen van uw gidsen ter plaatse . Tijdens deze tocht ziet u dan eveneens welke monumentenstalen Deinze - meer bepaald Astene, Backte-Maria-Leerne en Sint-Martens-Leerne - rijk is. Er zijn monumenten gekozen waarbij metaal in verschillende gebruiken het verhaal kan toelichten. Zowel kerken , een kasteelpark, als een sas worden grondig doorgelicht . En dat 'monumenten' ook vandaag nog worden gemaakt, wordt door Hugo Vander Vekens gedemonstreerd in zijn atelier. PARK VAN KASTEEL OOIDONK liet huidige poortgebouw omvat links de conciërgewoning, een losstaand rond torengebouwtje rechts en middenin een monumentaal smeedijzeren toegangshek. Dit werd de nieuwe hoofdingang en werd omstreeks 1865 geplaatst, in opdracht van de eerste generatie 't Kint de Roodenbeke. Het toegangshek in smeedijzer, niet sierlijke krullen en waarvan de spijlen op lans- en speerpunten uitlopen , verdient speciale aandacht . Het hek omvat twee opendraaiende vleugels en twee vaste constructies met aan één kant een smalle deurvïeugel. Aan de twee middenstijlen zijn elegant uitgewerkte lantaarns bevestigd en in de rechterstijl is een merkwaardig slot te zien. Metaal werd ook gebruikt in de gietijzeren of arduinen lage palen, door ijzeren staven verbonden , vóór de toegangspoort en vóór de kasteelwal. liet park werd aangelegd in de 19de eeuw met links o.m. de druivenserre (voor de eigen druivenkweek). Deze serre, in glas en ijzer met metalen tudorboogprofielen , staat op een gemetste sokkel. Verderop bemerken we ook nog een prachtige smeedijzeren leuning aan de houten brug die naar het bos leidt. Het tuinpaviljoen, wellicht nog door architect J.J. Dutry ontworpen, ligt in de 'Engelse pittoreske tuin'. Het is classicistisch , op een vierkante plattegrond , onder een achthoekig dak, bekroond met een koperen bolspits. KASTEEL OOIDONK Waarschijnlijk maakte het domein , sinds de l3de eeuw, deel uit van de heerlijkheid van de heren van Nevele, die er sinds 1387 hun permanente vestiging hadden. De basis van het huidig uitzicht werd gelegd door het opperhof met een weermuur met schietgaten te omringen, in een vierkant plattegrond met hoektorens . Het geheel wordt ingesloten door een brede walgracht . Ondanks verwoestingen in de l5de en 16de eeuw werd het kasteel in 1594 omgebouwd in renaissancestijl op het oude plattegrond . Toevoegingen in de 19de en 20ste eeuw zorgden ervoor dat het huidig "Loire"-uitzicht werd bekomen. Heden ten dage wordt het bewoond door de familie t' Kint de Roodenbeke. Bij de laat-l9de-eeuwse herstellings - en verfraaiings - werken van het kasteel werden opvallend veel smeedijzer en andere metalen gebruikt. Trouwens metaal , en ook wel glas, vormden in die periode de moderne materialen, aangewend in industriële en andere bouwwerken . Dit vinden we terug in het gebruik van sierankers in de muren, ramen in glas-en-lood , waterspuwers met koppen , loden en koperen afvoerbuizen van regenwater. Zeer prominent zijn de torenspitsen met o . m. koperen zeemeerminnen waarvan de top in witgoud werd uitgevoerd . Ook de zware houten kasteelpoort vertoont smeedijzer beslag en een forse bronzen deurknop. MAAIGEMDIJK De traagsiromende kronkelende Leie is slechts een momentopname in een lange geologische geschiedenis. Zij meandert in de kilometersbrede Vlaamse Vallei op een hoogte van ongeveer 10m boven de zeespiegel. Deze vallei werd tijdens de Saale-IJstijd ( 150.000 jaren geleden ) tot 75 m diep uitgeschuurd in de Klei van Vlaanderen . Tijdens het Eem-Interglaciaal en de daaropvolgende Weichsel-IJstijd werd de diepe vallei terug tot Doe mee aan Open Monumentendag op 9 september 2001: Zie middenbladzijden. (startplaats: kasteel van Ooidonk)
2807
25 m opgevuld met vooral zandige sedimenten . Bovenaan heeft zich een typisch landschap van lange kouterruggen en ondiepe dalen ontwikkeld. In de tweede helft van de Weichsel-IJstijd (20.000 jaren geleden) was het erg koud en droog in onze streken. In de korte warme zomer kwam er veel smeltwater vrij. Er ontstond een breed netwerk van verwilderde ondiepe waterlopen, op een hoogte van ongeveer + 15m. Tussen de rivierdalen lagen langgerekte ruggen die nu de kouters vormen. Een dergelijke kouter loopt van Vosselare over Meigem naar Deinze en zo verder naar Grammene en Gottem. Naar het einde van de Weichsel-IJstijd toe (12.000 jaren geleden) begonnen de kleine rivieren zich in te snijden en mekaars loop af te snijden. Eén ervan won het van al de andere en werd de belangrijkste: de Leie. Met het Holoceen (10.000 jaren geleden) werd het wereldwijd veel warmer en vochtiger. De toendra moest wijken voor een dicht bos; de rivieren voerden nu het ganse jaar door water en begonnen traag te meanderen in een moerassige dalbodem. De kouters staken hoog en droog tot lOm boven de dalbodem van de Oude Kale en de Leie uit én trokken reeds vroeg de mens aan. De ontbossing van de kouters begon reeds vroeg maar kende vooral , door de ontginning door de abdijen in de middeleeuwen , vanaf de 11 de eeuw een grote uitbreiding. Door bodemerosie kwam zeer veel sediment van de hellingen in de dalbodems terecht. De brede dalbodem van de Leie werd stilaan opgevuld door een metersdik zandig pakket. Hier en daar staken nog geïsoleerde stukjes kouter boven het alluvium uit. Deze droge eilandjes vormden donken; het kasteel Ooidonk en de omliggende hoeven (vb. Goed te Reahles) zijn op dergelijke donken gebouwd. Vroeger, voor de aanleg in 1848 van het afleidingskanaal van de Leie (Kanaal van Schipdonk), overstroomde de Leie iedere winter. Aan beide zijden van het stroomkanaal werd een lage, zandige oeverwal afgezet. In de brede winterbedding bleef het water enkele maanden staan en kon de klei rustig uit het water bezinken; op deze zware gronden vindt men nu de vette Leiemeersen. Om het akkerland tegen de overstromingen te beschermen werden dijken aangelegd zoals de Maaigemdijk. RIVER RANCH Wanneer men van Kasteel Ooidonk, via de Maaigemdijk, naar Astenesas gaat, komt men op de linkeroever voorbij de "River Ranch". Dit "chalet" van architect E. De Ni] werd gebouwd als café-restaurant "Oude Leie" in 1933-'34, in de stijl van de "Nieuwe Zakelijkheid" en spreidt een sterke, kwaliteitsvolle architectuur tentoon. Door het spel met contrasterende volumes en kleuren creëerde De Ni[ een decoratief geheel. Kenmerkend voor de stijl zijn de opvallende `ladderramen'. Samen met de verticaliserende trapkoker vormen ze een contrast met het halfcirkelvormig terras dat is afgezoomd met een buisvormige metalen balustrade. Later werd er een manège uitgebouwd, waar heel veel Deinzenaars de beginselen van de paardrijkunst, vooral dressuur, werden bijgebracht. Sinds 1958 kreeg het domein dan ook de naam van "River Ranch". Momenteel is het nog steeds een café waar dorstigen zich kunnen laven. ASTENESAS In de jaren 1860-1870 werd de enorme meander, die Astene ten noorden scheidt van Bachte-Maria-Leerne, doorgesneden en werd de "Oude Leie" het geliefkoosd terrein voor vissers en zwemmers. Op het gekanaliseerde stuk werd een stuw en een sluis gebouwd. De originele houten ophaalbrug met portiek werd in 1896 vervangen door de huidige, ijzeren, T-vormige ophaalbrug, een groengeschilderde constructie in vakwerk met geklonken dwarsstukken . De pijlers van baksteen en natuursteen en de kolkmuren met ijzeren ladders en aanmeerankers zijn nog de originele. Het brugdek is van metaal met een houten bevloering. De sluizen (5,4m breed, 42,2m lang) met houten sluisdeuren, met kruisversterking en houten ophaalkleppen worden manueel bediend. Sinds het kalibreren van het Schipdonkkanaal en de bouw van de Ringvaart rond Gent, wordt het sas nog nauwelijks gebruikt. Het alleenstaand huizenblok op de rechteroever dateert uit de jaren 1860 en heet "t Oud Sashuis" (voormalige sasmeestershuizen), waar momenteel de tentoonstelling "Scheepvaart op de Leie" loopt van de vzw "Historische Vaartuigen". Aan de kade liggen twee historische schepen, met rechtstaande mast, die onder begeleiding te bezoeken zijn. Het sascomplex is beschermd als monument en de omgeving , met de sasmeestershuizen en de jaagpaden, als dorpsgezicht. ST. PETRUS- EN PAULUSKERK Het beschermde St. Petrus- en Pauluskerkje van Bachte-Maria-Leerne is een éénbeukig gebouw waarvan de oudste, romaanse gedeelten teruggaan tot de 11 de eeuw. Samen met het unieke kader van de Oude Leie en het verkeersvrije dorpspleintje, omgeven door schilderachtige huisjes , is het een bezoekje meer dan waard. Het bijzondere stemmige interieur ademt zowel een sfeer van intimiteit als een sfeer van bezinning en gebed.
Doe mee aan Open Monumentendag op 9 september 2001: Zie middenbladzijden. (startplaats : kasteel van Ooidonk)
2808
De carillon, die om het half uur "Te Lourdes op de bergen" over het dorpje laat klinken, verhoogt nog het romantische karakter van dit unieke dorpscentrum. De voortuin van de huidige pastorij (Bachtekerkstraat nr. 6) wordt afgeboord door fraaie ijzeren hekken. Bemerk vlak aan de villa "Oude Leie", naast de kerk, ook het ijzeren hek, opgehangen aan vierkante pijlers, met een siervaasbekroning. HET LUSTHOF Op de scherpe hoek tussen de Leernsesteenweg en de Vosselarestraat kan je onmogelijk het tweekleurige bakstenen huis missen. Pastoor Dutry liet hier in 1911 een pastorie optrekken die naderhand werd omgebouwd tot café "Het Lusthof'. De fraaie ijzeren hekken met de vierkante bakstenen pijlers van de voortuin, zijn slechts ten dele bewaard. Opmerkelijk is de glas-en-ijzeren luifel boven de centrale deur. De voorgevel is symmetrisch van opbouw met twee prominente hoekvleugels die bovenaan driehoekig zijn afgewerkt. Binnenin kan je, onder het nuttigen van en verfrissing, genieten van de fraaie landschappen die op de muren van de gelagzaal zijn geschilderd en die dateren van bij de bouw. BROUWERIJ KINDERS DE MUYNCK De brouwerij, gelegen in de Damstraat nr. 12 te Sint-Martens-Leerne heeft ca. 200 jaar bestaan (betreden tot op de binnenkoer). Het brouwershuis aan de straatkant is, ondanks een vernieuwde voorgevel, waarschijnlijk 19de eeuws. In 1837 kocht een "eerste" De Muynck, - Charles, die bierbrouwer was in Leerne - de brouwerij voor de som van 9.250 BEF. Twee kleinkinderen (broers) zetten de brouwerij verder en brouwden bier onder de naam "Brouwerij Kinders De Muynck". De voormalige brouwerijgebouwen en wagenhuizen met gewitte gevels staan loodrecht op de straat gericht rond een binnenkoer. In 1857 werd de linkervleugel achter de huidige woning bijgebouwd (datum is in de muur gemetseld). De rechtervleugel met grote rondboognissen is omgebouwd tot woning (Damstraat nr.14). Vandaag staan de bedrijfsgebouwen leeg. Desondanks blijft het een herkenbaar complex dat nog voelbaar de sfeer uitademt van een 19de eeuws bedrijfje. ATELIER HUGO VANDER VEKENS In de Damstraat nr. 4 woont Hugo Vander Vekens (°Dendermonde, 28/12/1933). in een oud hoevetje met muurankers die van 1787 dateren. Zijn atelier, dat te bezoeken is, omvat de voormalige werkplaats van een wagenmaker en een kistenmaker. Hugo Vander Vekens volgde lessen in de beeldhouwkunst aan de Academie van Aalst (1951-55) en leerde pottenbakken in Melle. Hij kapt in uiteenlopende materialen zoals marmer, ivoor, hout en steen én werkt ook in brons. Zijn sculpturen zijn een ode aan de natuur. Ze worden gekenmerkt door organische vormen en hebben een sensueel, bekoorlijk karakter. Voor de artiest is kunst het vertalen van persoonlijk beleefde en verwerkte emoties via een gedragen metierbeheersing. In dit proces is niet originaliteit, maar authenticiteit de belangrijkste waarde. Vander Vekens is ook schilder en tekenaar. Naast zijn bekend creatief oeuvre bouwde hij ook een goede reputatie als portrettist op. Sedert 1965 stelt hij tentoon in binnen- en buitenland (o.a. het standbeeld van Koning Boudewijn in Gent). SINT-MARTINUSKERK De Sint-Martinuskerk staat op de rooilijn waardoor de voorgevel bijna op de straat uitkomt. Het aan weerszijden aangelegde kerkhof is afgeboord met een lage bakstenen ommuring en een ijzeren hek tussen pijlertjes. De huidige neoromaanse kerk, met fronttoren en ongewone noord-zuid oriëntatie , vervangt sinds 1845 een oud kruiskerkje. Het bedehuis is van de hand van L. Minard, een Gents architect die vooral bekend is voor het ontwerp van de naar hem genoemde schouwburg. De afwerking is sober: in baksteen met sporadische verwerking van natuursteen en rondboogvensters met glas-in-lood. Binnen trekt vooral de preekstoel in de vorm van een wereldbol de aandacht. De autorijder kan er niet naast kijken: midden op het rondpunt staat een metalen kunstwerk van de hand van Etienne Desmet dat luistert naar de naam "Energie". Het is de materiële getuige van een eerdere versie van de openluchttentoonstelling "een Leiedorp vol beelden".
Doe mee aan Open Monumentendag op 9 september 2001: Zie middenbladzijden. (startplaats: kasteel van Ooidonk)
2809
LEIESPIEGEL Vanuit Deurle bekeken, domineert de villa "Leiespiegel" de hoge linkeroever van de Leie. Van de kant van Leerne is het te bereiken via een langgerekte dreef die we mogen oprijden om rond het huis te fietsen (woning zelf niet betreden). Het is een monumentale villa in Normandische cottagestijl gelegen in een park met een prachtig uitzicht over de rivier en de meersgronden aan de overzijde. Het huis werd gebouwd in 1911 voor J. Van Crombrugghe en wordt bekroond door een leien dak boven een verdieping van imitatievakwerk en een bakstenen onderbouw. De achtergevel is de belangrijkste gevel met twee puntgevels. Op het gelijkvloers zijn er twee erkers die met elkaar verbonden zijn door een overdekt terras met houten zuiltjes. Inplanting en architectuur maken van deze villa ongetwijfeld één van de meest prominente burgerwoningen in de Leiestreek. LEERNEBRUG De oversteekplaats tussen Sint-Martens-Leerre en Deurle is waarschijnlijk één van de oudste oeververbindingen in de Leiestreek. In 1856 werd voor het eerst een brug gebouwd in vervanging van het aldaar bestaande veer. Het was een houten draaibrug die gebouwd werd op last van de heren van Deurle en Vosselare. (Kwade tongen beweren dat het was om de dames die naar de markt gingen, te behoeden voor natte rokken bij het in- en uitstappen van het veer). Tijdens de eerste wereldoorlog werd de brug vernield en pas in 1931 terug opgebouwd. Ook na de tweede wereldoorlog moest de brug worden vernieuwd en het werd een metalen boogbrug met trekband, een brugtype dat voor die tijd gebruikelijk was (ook en vooral bij spoorwegbruggen). De bogen bestaan uit volle wanden van plaatstaal die met klinknagels aan elkaar gevestigd zijn. O.-L.-VROUW EN SINT-JAN BAPTISTKERK De huidige neogotische kerk werd in 1877-1880 opgetrokken naar een ontwerp van A. Van Assche met een grondplan geïnspireerd op de vroegere romaanse kerk. Vandaar de driebeukige basilicale aanleg niet vieringtoren. Rondom ligt nog steeds het kerkhof. Aansluitend op het koor bevindt zich in het zuiden de grafelijke kapel (niet te verwonderen, vermits de familie de grote geldschieters was voor de bouw van de kerk). Het meubilair is eveneens neogotisch en de preekstoel is door dezelfde architect ontworpen. Op het orgel van J. Vcrgaert van 1880 wordt om 11 uur een concert gegeven.
KAPELANIJ
In de oude lindendreef, die van de dorpskern van Bachte-Maria-Leerne naar het kasteel Ooidonk leidt, fietsen we onder de "Porta Arboreti" door, ook nog de Blauwe Poort genoemd als verwijzing naar een vroegere constructie waarvoor blauwe hardsteen werd aangewend en waarvan toen de luiken blauw beschilderd waren. De poort draagt het wapenschild van de familie t' Kint de Roodenbeke en vermeldt het jaartal 1595 als herinnering aan een vroegere restauratie uitgevoerd door Maarten della Faille, de bouwheer van het huidige kasteel Ooidonk. Op de linkerkant van de Ooidonkdreef, even voorbij de Blauwe Poort, stoppen we voor het hek van een omwalde hofstede (niet betreden). Oorspronkelijk een oude hoeve, "Klein Ooidonk" genoemd, die reeds rond 1400 vermeld werd. In 1638 werd ze verpacht aan de kapelaan van het kasteel en later werd ze het zomerverblijf van de paters Norbertijnen uit de abdij van Drongen. De kapelanij is momenteel een woonhuis, waarvan de eerste verdieping waarschijnlijk in de 18de eeuw werd verhoogd. Centraal bevindt zich een zogenaamde spiegelboogdeur in een bakstenen omlijsting onder een arduinen waterlijst. GOED TE REABLES Aan de overzijde, iets verderop, bevindt zich de hoeve "Goed te Reables". De benaming zou verwijzen naar een vroegere familienaam. We fietsen door de toegangsweg afgezoomd met linden tot aan het ijzeren hek (niet betreden). Dit hek - geplaatst tussen twee forse, gewitte bakstenen pijlers met bolbekroning - vormt de doorgang naar het woonhuis en de omliggende bijgebouwen. Het erf is volledig omhaagd. Het gebouw rechts, naast het woonhuis, heeft nog als jeneverstokerij van het kasteel dienst gedaan, waarvan enkel het restant van de grote vierkante schoorsteen nog getuigt.
Doe mee aan Open Monumentendag op 9 september 2001: Zie middenbladzijden. (startplaats: kasteel van Ooidonk)
2810
Maessprokkels Collaboratie Op 27 december 1985 was er op TV een uitzending over de D-VLAG en vernoemde men (Maurice De Wilde) het boekje van Dr. Jef Van de Wiele (Dr. Germaanse filologie). "Op zoek naar een Vaderland", titel die, volgens De Wilde, een blaam was aan het adres van de VNV-ers.
Ik heb dat boekje van een Deinzenaar gekregen in de jaren 1970. Toen ik er die 27e december in bladerde vond ik daarin een berichtje van toen, een speciaal gedrukt kaartje: "Wil bij ontvangst van dezen 20 fr. storten op Postchèquerekening nr. 406782 van Toon Maes Deinze". Het werkje was uitgegeven te Brussel. Toon Maes was architect te Deinze. Over hem hebben we al enkele nota's geschreven. Hij is uitgeweken naar Argentinië. Een jaar of twee voor zijn dood is hij eventjes zijn heimwee te Deinze komen luchten (waarschijnlijk in 1983 was hij als gast te Deinze). Slaag krijgen In een biografie over Schiller lees ik dat hij een goede vader was, een vader die zijn vier kinderen, twee jongens en twee meisjes, "bijna zonder slagen" heeft grootgebracht. Er wordt in die biografie aan toegevoegd dat zulks toen uitzonderlijk was. (Lahnsteig, p. 441) Hijzelf (Schiller) had zowel thuis als op school herhaaldelijk een pak slagen gekregen. Ik kreeg nooit slagen thuis. Op school bij de Broeders Hiëronymieten kregen we veel slagen.
Mijn vader (°1897) kreeg geen slagen thuis, wel op school. Grootvader (°1866) gaf zijn 12 kinderen geen slagen omdat hij wist wat het was geslagen te worden. Zijn vader ('1844) moest er heel kwistig mee geweest zijn. Op school waren er onderwijzers met sadistische aframmelmethodes en -technieken. Ze sloegen met handen en voeten! Op school werd door de leerlingen, lager onderwijs, ook veel gevochten. We leerden slagen incasseren en slagen geven. Dat is geleidelijk verdwenen. Of zijn het de onderwijsmensen of de ouders die nu slaag krijgen? (Letterlijk en/of figuurlijk) Charles Picque 1. In het jaar 1993 publiceerde KOK een extra-uitgave: het grote werk van Paul Huys over Karel/Charles /Sjarel Picqué/Pijke. Hugo Van den Abeele was er al aan begonnen in 1928, van bij de stichting van KOK. Bij de eerste tentoonstelling kende Hugo Van den Abeele al 20 Picqué-werken. Maar hij bleef zoeken. Hij kon KOK en het museum zelfs een Picqué-schilderij cadeau geven (Romeins meisje). Hugo was geen rijk man: toch "gaf' hij het werk - gratis. Anderen zouden misschien 100.000 BEF gevraagd hebben, zouden het verkocht hebben. Neen, niet Hugo Van den Abeele: hij schonk het, zonder veel tamtam of drukdoenerij. En hij bleef zoeken naar gegevens over Picqué. En hij bleef zijn gegevens "klasseren". Ik heb het hem wel een decennium lang horen vertellen. "Ik ben alles aan het klasseren". En toen stierf hij ! ... al klasserend. En zijn vrouw hield nadien "grote kuis" en zette dozen klasseerwerk buiten. En de vuilnisophaaldienst was er mee weg! Maar Raf Van den Abeele heeft toch nog heel wat kunnen redden. Want Hugo had veel. Van Kamiel Huysmans had hij ooit toelating gekregen dat documenten uit het archief bij Hugo thuis werden bezorgd. Die excerpeerde Hugo dan; en er bleef ook eens een stuk achter toen men de levering kwam terughalen. Opzettelijk? Ik denk het niet; waarschijnlijk omdat het document ergens als noterend, verloren gelegd was tussen een boek of tussen de afschriften. Want Hugo noteerde wat hem nuttig bleek; of hield hij het nog even ter verwerking. Doe mee aan Open Monumentendag op 9 september 2001: Zie middenbladzijden. (startplaats: kasteel van Ooidonk)
2811
2. Paul Huvs was intussen ook aan een Picqué-studie begonnen en nu kennen we al meer dan 200 Picqué-werken. Hoeveel brieven Paul Huys heeft geschreven, hoeveel kilometer verplaatsingen per auto hij eraan besteed heeft (om de gevonden werken te gaan bekijken en beschrijven) hoeveel zoekuren en schrijfuren het hem heeft gekost, is onberekenbaar. Gelukkiglijk voor KOK heeft hij daar nooit enige vergoeding voor gevraagd of we waren geruïneerd. Maar hij heeft het allemaal op eigen kosten gedaan, ook het vele fotografisch werk. Hartelijk Dank!!! 3. Bij de presentatie van zijn Picqué-studie nodigde KOK en het Deins Stadsbestuur de Brusselse Ministerpresident Charles Picqué uit. Hij liet ons weten dat hij zou komen want hij stamt uit dezelfde familie. Maar hij was er niet. Een jaar later was er dan de grote Picqué-tentoonstelling (1994). En andermaal nodigden wij de Brusselse Picqué uit. En andermaal zou hij komen, liet zijn kabinet weten. Zelfs de namiddag van de openingsdag telefoneerde de "chef de cabines" nog eens om te bevestigen dat Picqué zou komen, om zijn komst a.h.w. aan te kondigen. Maar hij kwam niet. Paul Huys was intussen met pensioen gegaan en had nu tijd om het drie jaar Italië-verblijf van de schilder (1827-1830) ter plaatse te gaan onderzoeken (na de nodige schriftelijke contacten). Picqué was ook naar Engeland getrokken. Paul Huys reisde hem anno 1996-'97 achterna. Dat leverde verdere Picqué-informatie op, zoals de grote tentoonstelling ook nog heel wat nakomende informatie opleverde. Dat gaf dan aanleiding tot aanvulling van de oevre-catalogus en tot een nieuwe aanvullende tentoonstelling. Maar de Brusselse Picqué van de jaren 1990 nodigden we niet meer uit. We hadden gewaar geworden dat hij aan zijn Vlaamse "roots" liever niet herinnerd werd. De familie kwam van Tielt, via Aarsele, Deinze en Gent pas laat in Brussel terecht ... Ze deed er twee eeuwen over ... en enkele generaties. 4. Paul Huys werd met zijn Picqué-studie bekroond door de provincie Oost-Vlaanderen. Verdiend. Maar daarover bracht ons KOK nu KGK jaarboek 1999 verslag uit. Roger Raveel Reeds in 1939 nam hij deel aan een tentoonstelling van schilderwerk in Deinze, waar hij leerling was aan de stedelijke tekenacademie. Nadien werd hij aan die school, waar ook Hubert MaIfait en Albert Saverijs bij betrokken waren, zelf leraar. Hij vond er zijn eigen stijl en zijn vernieuwende visie. Die invloed straalde af op zijn collega's en op zijn leerlingen zodat men nu spreekt van de "Nieuwe Visie". De invloed en de durf van Raveel spoorde anderen aan ook hun eigen visie en interpretatie te durven uiten.
Het Raveelmuseum moet ook kunnen inspelen op het museum van Deinze, waarin Raveel trouwens reeds vrij behoorlijk vertegenwoordigd is. maar ook op de musea in Deurle en Latem. om samen de cultuurhistorische rol van de schilders uit de Leiestreek te onderstrepen en te bestuderen. Vlaanderen heeft in de geschiedenis van de schilderkunst steeds. van in de middeleeuwen, een rol gespeeld. Die rol, tot en met de dag vandaag, enigszins te accentueren is zinvol, ook op het kleinere lokale vlak. omdat we overdonderd worden door die kunstenaars die de media en de televisie ter beschikking hebben. Die media, die sommige Amerikanen bvb. overroepen. vergeten dat hun lokaal gebied (waarin ze de hele wereld zien) nog anderen iets waardevols en iets vernieuwends presenteren. Raveel en de hele Leiestreek promoten, bekend maken, bestuderen, documenteren, is mede een taak van het provinciebestuur.
Doe mee aan Open Monumentendag op 9 september 2001: Zie middenbladzijden. (startplaats: kasteel van Ooidonk)
2812
De taak van zo'n museum is immers niet zozeer schilderijen aan de muur te hangen dan wel het werk, het ontstaan ervan en de invloed ervan, de plaats ervan tussen al het andere, te documenteren en te bestuderen. Maar reputaties veranderen; mensen veranderen. Jan Hoet liep ooit op met het werk van Raveel, maar in een vraaggesprek in 1999 (met Karel Verleyen in "Uit", het blad van VTB-VAB juli 1999 p. 119) zei Jan Hoet: "Elke kunstenaar heeft minder werk" (hij bedoelde: werk van mindere kwaliteit) en hij gaf Raveel als voorbeeld: "Vroeger super, nu een fabriekje geworden met een hoge graad van seniliteit, niet meer aan te spreken in zijn hoogmoed". Wie verandert er? Raveel of Jan Hoet? Of allebei? Dat waarderingsverloop nagaan, ook dat is de taak van de kunsthisorici die in onze musea werken. En ze moeten daarover ook de beschikbare documentatie verzamelen, ordenen en catalogeren. Hun taak is dus duidelijk meer dan "de dingen aan de muur hangen".
1813. Hoe signeerde "Carlo" Picqué zijn schilderijen? Onlangs werd een nieuw naslagwerk gepubliceerd, "De Belgische beeldende kunstenaars uit de 19de en 20ste eeuw", van de hand van Paul Piron (Brussel, Art in Belgium, 1999 - 2 dln.).
Het bevat de namen van heelwat Deinzenaars, o.w. Antoon Blomme, Firmin Bouvy, Ingrid Castelein, Abel en Eric Claerhout, Juul Claeys, Emiel Claus, Pieter Jan Cras, Antoon De Clerck, Juliaan De Coster (onze eerste K.O.K.-Voorzitter), Raoul De Keyser, Xavier De Pourcq, Camiel De Waegenaere, Marcel Dhaene, Paul Grusenmeyer, Gustaaf Hertoge, MarieFlavie en René Lagrange. Antoon Maes, Hubert Malfait, Hubert Matthys, Alex Michels, René Onderbeke, Albert Robbens, Albert en Jan Saverys, Richard Simoens, Jos Fred Smith, Stephaan Tessely, Casimir Vandendaele, Lucien en René Vanden Driessche, Aimé en Hilde Vandeputte, Hélène Van Quickenborne, Antoon en Luc(iaan) Van Parys, Gaston Van Wonterghem, Martin Wallaert en mogelijk nog enkele anderen. Ook Charles Louis Picqué is erin opgenomen. De tekst over hem bevat evenwel enkele onjuistheden (die we intussen al aan de auteur gesignaleerd hebben). Er staat o.m. te lezen dat Picqué - benevens vooral portretten, historische en religieuze onderwerpen - (ook) "genretaferelen, stillevens, landschappen en dieren" schilderde. Maar we hebben van Picqué nooit één enkel stilleven aangetroffen. Hetzelfde geldt voor het landschap. Wel hebben we ooit in een 19e-eeuwse veilingscataloog een kleine schets (op paneel) van een Italiaans landschap vermeld gezien. En op enkele portretten krijgen we ook wel eens, door het raam, en stukje landschap te zien (als de opdrachtgever dit zo wilde, want dat verhoogde de prijs). Het genretafereel vond in Picqué evenmin een beoefenaar. Met enige goede wil zouden we een vroeg werk als "Vue prise dans Bruxelles", dat hij op het Brussels Salon van 1824 exposeerde, als een genrestuk kunnen beschouwen: het stelt een blinde bedelaar voor met twee musicerende kinderen, die van een dame een aalmoes krijgen. En met dezelfde goede wil kan ook het lieve tafereel met "De visverkoopster" bij de Gentse Sint-Michielskerk (ca. 1823-25) als een genrestuk gelden. Dieren heeft Picqué ook nooit tot onderwerp van een schilderij genomen. Dit neemt niet weg dat op enkele schilderijen een dier ( meestal een hond) voorkomt, o.m. op het (in het Amsterdamse Rijksmuseum bewaarde) schilderij "Op de Sint-Bernard" (1827), dat een jonge vrouw met kind afbeeldt in het gezelschap van een Sint-Bernardshond. Op het Gentse Salon van 1838 toonde Picqué het schilderij "Deux enfants caressant un chien" en in 1840 schilderde hij een groot gezinsportret van zichzelf met zijn vrouw en twee kinderen; het zoontje houdt het huishondje losjes aan een leiband vast. Het "Portret van Joseph De Potter" Doe mee aan Open Monumentendag op 9 september 2001: Zie middenbladzijden. (startplaats: kasteel van Ooidonk)
2813
(1850) beeldt hem af als jager in een open landschap ; hij streelt de kop van een jachthond die naast hem neerzit . En er zijn ook nog - in een ( onbekende ) Nederlandse collectie - een "Portret van een dame met hond" en in een Vlaamse collectie het "Portret van mevr . Surmont de Volsberghe" ( echtgenote Piers de Raveschoot ), waarop eveneens de kop van een hond is afgebeeld. Dit alles echter stempelt Picqué nog niet tot een "schilder van dieren ", evenmin als dat andere portret van een "Jongen met duif in de hand" of een doek als "De droom van het Kindje Jezus" (1859, in de O.-L.-Vrouwekerk van Deinze ), waarop een lam is afgebeeld, of een voorstelling als "Genoveva van Brabant" (1865. in het Gemeentehuis van Schaarbeek), waar het verhaal nu eenmaal de aanwezigheid van een hinde vereist. In Pirards tekst lezen we ook dat Picqué "af en toe ook in Engeland verbleef'. Dit "af en toe" is er teveel aan. Uit ons archiefonderzoek is immers duidelijk gebleken dat Picqué maar één enkele keer in Engeland is geweest , nl. in 1837. Ten bewijze daarvan het "Portret van Lady Mary Evans". met sign ./dat. "C. Picqué pinx . Doncaster anno 1837". Die signatuur "C. Picqué pinx." (Lat. Pinxit = heeft geschilderd) brengt ons bij een andere, niet helemaal juiste bewering in Pirons tekst. Hij schrijft immers zonder verdere nuancering: "Signeerde Carlo Picqué". Preciezer ware geweest, indien er te lezen stond dat Picqué ook wel eens als " Carlo" gesigneerd heeft. "Af en toe" zou hier nu wél de term op z'n plaats geweest zijn ... Zoals we uit enkele documenten uit Picqués " Italiaanse" periode ( najaar 1827 tot zomer 1830) weten. liet hij zich daar inderdaad " Carlo" noemen ( zie b.v. K.O.K.-Jaarboek 1996, blz. 23, 25, 26 en 52). Maar het eigenaardige is dat hij maar voor één enkel ( ons bekend) schilderij, dat hij in Italië schilderde , de signatuur Carlo gebruikt heeft. Dat deed hij b.v. niet voor het " Portret van de jonge Romeinse " ( 1830), dat zich in ons Deins Museum bevindt. Dit brengt ons dus bij de vraag, hoe Picqué dan wel zijn werken signeerde . Persoonlijk hebben we totnogtoe zowat 230 schilderijen van hem onder ogen gehad. Sommige ervan dragen geen signatuur , maar het overgrote deel is wél gesignaleerd . Welnu, bijna 85% van die signaturen luidt: C. PICQUE ( in hoofdletters ) ofwel C.Picqué . Dit was (met één enkele uitzondering ) ook zo voor de in Rome geschilderde werken : b.v. de "Ecce Homo" in Deinzekerk ("C. PICQUÉ ROMA 1828") of de beide pausportretten, resp. van Leo XI ("C. PICQUÉ ROMA 1828") en Pius VIII ("C. PICQUÉ ROMA 1830"). De "O.-L.-Vrouw van Smarten", eveneens in Deinze-kerk , draagt als signatuur " C. Picqué pinxt 1828". Het onlangs door het Deinse Museum verworven doek " Struikrover met jonge Italiaanse" is het enige werk uit zijn Italiëtijd dat een Carlo - signatuur heeft: "Carlo Picqué pinxt an° 1828". Naast die overgrote meerderheid ( zowat 85%) van C .- signaturen zijn er slechts een zevental schilderijen ( gedateerd tussen 1835 en 1845 ) waarop de voornaam als Ch . is afgekort en ook een viertal werken (tussen 1832 en 1851) waarin de voornaam CHles luidt . Er is ook nog één schilderij dat Carlos Picqué gesigneerd is, nl. het "Portret van Carolus de Pefiaranda", ca. 1852 (misschien wel omdat de opdrachtgever aan de Spaanse familieherkomst herinnerd wilde worden ), en een ander waarbij Picqué in de signatuur de Latijnse voornaam Carolus gebruikt (nl. het " Rochus " - schilderij van 1836 in Deinze -kerk).
Tenslotte is er ook één enkel geval met CL ( hetgeen uiteraard staat voor Charles- Louis), nl. het "Portret van Bernard Callier" ( 1826). Callier was Picqué ' s Deinse jeugdvriend, door wiens toedoen hij (van Sylvain van de Weyer ) enkele maanden na het welslagen van de Belgische Revolutie de opdracht kreeg tot het schilderen van het groepsportret van "De leden van het Voorlopig Bewind" , voltooid in 1831. Dat later beroemd geworden groepsportret
Doe mee aan Open Monumentendag op 9 september 2001: Zie middenbladzijden. (startplaats : kasteel van Ooidonk)
2814
(evenals de eigenhandige copie ervan die Picqué in 1864 schilderde ) draagt als signatuur "CARLO PICQUE PINXT AN 1831 ". Dit brengt ons - na een omweg - weer bij de Carlo-signaturen. Die maken iets meer dan ongeveer 10% uit van alle ons bekende gesigneerde werken. Een type-voorbeeld daarvan is zijn "Zelfportret" (ca. 1835?), dat bewaard wordt in de verzameling van de Gentse Academie voor Schone Kunsten. Het draagt het volgende franstalige (maar niet foutloze!) opschrift: "CARLO PICQUÉ. PIENTRE (sic) D'HISTOIRE ET PORTRAIT / NÉ A DEYNZE AN 1800 (sic) PIENT (sic) PAR LUI MEME". Picqué was (wist hij dat niet?) in 1799 geboren ... En voor wie het echt mocht interesseren , hierbij de complete (?) lijst van de andere , nog niet vermelde werken die eveneens gesigneerd zijn met CARLO PICQUÉ (al dan niet in hoofdletters): "Portret Joseph Paelinck", 1834; "Portret Zuster Marie Placide", 1837 (2 versies); "Portret Mgr. Boussen", 1840 (2 versies); "Het gezin van de schilder", 1840; "H. Philomena in de gevangenis", 1841; "Portret Kanunnik Charles Carton", 1841; "Portret Mathias Wolters", 1843; "Portret Sofie de Penaranda", 1848; "Portret Charles de Brouckère", 1848; "Portret Leo De Foere", 1848; "O.-L.-Vrouw met Kind en Rozenkrans", 1849 (in de Sint Martinuskerk van Petegem); "Portret Graaf d"Alcantara", 1849: "Portret Joseph De Potter", 1850;"Portret E.H. Braem", 1850; "Dood van de H. Rochus", 1853 (in de Sint-Baafskathedraal Gent); Portret E.Z. Bernarda Van Vynckt", 1856; "Portret Adèle Baesen de Houtain", 1856;"Portret Mgr. Malou", 1857; "Familieportret De Man - Van Caloen", 1860; "Portret Charles Decker-Cruyt", 1860; "Portret Paus Pius IX", 1860; "Portret Joannes-Baptista Van Acker", 1861; "De H. Cecilia", 1863; "Portret Moeder Agatha", 1864; "Portret Mgr. T.J. Faict", 1865; "Portret Bernard Dobbelaere-Hulin", 1867; 'Be H.Cecilia", 1867/68. En als laatste variante is er ook nog het "Portret van een priester", dat gesigneerd is Cl Picqué pinxt 1860". Om deze signaturenkwestie te beëindigen toch nog dit. Picqués allereerste schilderij, van 1820, nl. een "Méditation" (= "De H. Cecilia"), bewaard in het Deins stadhuis, draagt als signatuur Carel Picqué. Het is weliswaar ook de enige keer, zover wij weten, dat onze schilder zichzelf op een schilderij als "Carel" Picqué voorstelde: reden allicht waarom Deinze nu een echt-Vlaamse Karel Picquélaan heeft ... Paul HUYS nr. 344
Maessprokkels
Mobiliteit Toen we destijds als kleine kinderen (in de jaren 1930) op de speelplaats van de school speelden tijdens de speeltijd (die was lang genoeg om te spelen en kinderen speelden toen nog echt allerlei spelen) en er vloog een vliegtuig voorbij (wat toen zeer uitzonderlijk was), viel alle spel stil om te kijken: "Kijk! Kijk! nen tweedekker". Ook op straat bleef iedereen stil staan om te kijken. Een generatie vroeger keek men zo naar de eerste automobielen. Ja, men noemde dat in de jaren '30 ook nog "nen automobiel". Dat "mobiel" was toen toch al aan het wegvallen. Het werden auto's ... later zonder mobiel (= beweging).
Doe mee aan Open Monumentendag op 9 september 2001: Zie middenbladzijden. (startplaats: kasteel van Ooidonk)
2815
In het begin van de jaren ' 50 woonde ik in Gent. En vooral 's zondags-avonds kon ik toen te voet de auto 's voorbijsteken die, van de kust komend door Gent sukkelden. Het begin was dat van de files van 2000. Autostrades (sommigen noemden dat toen " autostraten") zouden die files oplossen. Nu, 2001, zit de regering met mobiliteitsproblemen, zelfs op die autostrades. Een automobiel is een auto=zelf (Grieks ) movere, mobilitas ( Latijn)= bewegen ; dus: een zelfbewegend voertuig . Intussen was ook de trein uitgevonden en in België begon met in 1836 met de aanleg van de spoorweg. Gent-Kortrijk werd in 1839 aangelegd en in 1839 begon men het station Deinze (op grondgebied Petegem) te bouwen . Maar in 1860 was dat nog niet " af'. In 1918 was het vernield en toen bouwde men een noodstation op. Het deed dienst tot 1981. De eerste treinen reden tegen een snelheid van wel 3 5Km. per uur ( ze verschrikten de Tot dan toe was de weidende koeien die geen melk meer zouden geven !). verplaatsingssnelheid die van de pedes apostolorum of van het paard . Een ezel hielp ook wel. Zelfs honden hielpen aan de hondenkar of aan de stootkarren (trekkarren). De fiets? Dat was de luxe van de rijken juist vóór 1900. Tijdens WO II deden geneesheren hun huisbezoeken per fiets (vóór WO II ook al).
Ik kreeg mijn eerste fiets in 1937; die kostte toen 500 BEF. Ik kocht mijn eerste auto - een Volkswagen Kever met kleine achterruit (nog eens in twee gedeeld ) - in 1956: hij kostte toen zowat 56 000 BEF. Drukte van files allerhande vermijdt men best door thuis te blijven , in de tuin te werken of boeken te lezen (o.a. over het file-probleem).
Meneer den doktoor Een mooi onderwerp voor een zoeker: de geneesheren in Deinze. Wie studeerde hier geneeskunde? Wie oefende hier dat beroep uit? Mijn huisarts was, toen ik in 1953 te Astene kwam wonen, Dr. Firmin Roelens. Ik had in de deontologische en geneeskundige ingesteldheid van die man een groot vertrouwen. Ik zou voor mezelf of voor mijn gezinsleden (vrouw en kinderen en schoonmoeder) nooit een "specialist" consulteren zonder langs mijn huisarts te passeren. Een gezellige man was hij niet. Wel een goede huisarts. En een huisarts vraag je niet omwille van zijn gezelligheid, maar omwille van zijn beroepsernst. Hij was toen enige arts in Astene, waar toen nog geen apotheker woonde. Dus had hij ook apotheek voor zijn patiënten. 's Avonds om elf uur waren we soms de laatste patiënten op zijn ronde, en mochten we nog om de medicamenten komen, bij hem thuis, die hij voorgeschreven had. Toen ik tijdens de oorlog nog bij mijn ouders thuis was kwam de dokter per fiets om zijn visites af te leggen. Tijdens de oorlog begon men in Deinze aan de uitbouw van een ziekenhuis: Dr. Verstraeten (uit Tielt) en Dr. Goeminne (uit Petegem) waren de eersten. En zoek nu eens wie hier nog als geneesheer gewerkt heeft: Dr. Adiel De Caluwe, Dr. Jozef Colle. Dr. Robrecht Ampe, Dr. De Maesschalk maar ook Dr. Juliaan Filliers, Dr. Callebaut, Dr. Adriaan Martens, Dr. Coppez. Galens, Verkest, Willebois, Dr. Boddaert, De Beil, Liebaert, Boulanger, enz. In de loop van de Deinse geschiedenis komt men ze ook tegen in de politieke en culturele activiteiten.
Wie zoekt de "doktoors", de chirurgyns, de barbiers? en de apothekers? Hoeveel waren er? Hoeveel zijn er nu? Een onderzoeksterrein. Wie is op zoek naar een onderwerp? Doe mee aan Open Monumentendag op 9 september 2001: Zie middenbladzijden. (startplaats: kasteel van Ooidonk)
2816
Een "ontloocken" hoofd Wist je dat vrouwen vroeger nooit op straat kwamen zonder dat hun hoofd (hun haar) bedekt was ... (zoals nu nog bij de moslims?). Vandaar de mode, die pas na WO II verdween, dat een dame bij het uitgaan steeds een hoed op had; dat de hoedenmode een hele geschiedenis heeft, vooral voor de vrouwenmode (tot en met de "voilet" over de hoed en voor het aangezicht) waarin zelfs de zwarte rouwsluier voor het aangezicht nog gedragen werd (een halfjaar na het overlijden van de echtgenoot). Onze moeders, geboren = 1900 of vroeger, droegen in de jaren 1950 nog steeds een hoed als ze "in de stad" gingen of gewoon boodschappen gingen doen (niet meer voor slager, bakker of kruidenier in de straat of op "het hoeksken"). Omstreeks 1700 kwamen alleen vrouwen van lichte zeden blootshoofds op straat. Men noemde dat "met ontloocken hoofd" (blootshoofds cf. blootsvoets of barrevoets). Ook mannen droegen meestal een hoed of een pet ... en daar zat ook een hele mode achter. Denk maar aan een strohoed, een tits, een bolhoed, een buishoed of een hoge hoed, een slappe hoed, een steek, een Borsalino ... Men zei toen "met de hoed in de hand komt men door het ganse land" (een beleefdheidsteken) Men zei toen ook "voor die man neem ik mijn hoed af' (d.w.z. heb ik eerbied) of ook: onder één hoedje met iemand spelen of men zong "mijn hoed die heeft vier deuken ..." Kinderen deed men graag een matrozenpak aan met een matrozenpet. Zeelui, vissers, droegen een Zuidwester. Paters droegen een kap. Nonnen hadden soms indrukwekkende kappen. Indrukwekkend waren ook de hoofddeksels van vrouwen in de volkskledij, in de regionale drachten, van bvb. Zeeuwse of Friese vrouwen; nu nog in de "Trachten" van vrouwen in Beieren en in het Zwarte Woud. Zelf droeg ik ooit mijn studentenflat, nadien mijn soldatenmuts ... en nadien heb ik nog nooit iets op het hoofd gezet en loop ik dus "bloothoofds".
Bourgondië - Herfsttij der Middeleeuwen Hoe vaak wordt het gezegd dat wij Bourgondisch leven: d.w.z. goed leven, goed eten, goed drinken, vrolijk zijn en ernstig. sensueel en sexueel, zonder dat uit te bazuinen, zonder psychologische stress of grootheidswaan, houdend van een flink stuk privacy naast een flink stuk openbaar leven. En naast dat alles een stuk mystiek en vroomheid en veel medemenselijkheid, geen onderdanigheid, wel respect. Ik las heel wat over de Bourgondische tijd, over de vorsten en hun opstandige onderdanen à la Gantoise.
En onlangs las ik nog maar eens een studie over die tijd en die statenbond van Vlaanderen, Brabant, Henegouwen, Holland enz.: een gebied door een gelukkige hand samengebracht door de Bourgondische hertogen, in een machtsvacuum tussen de Franse koning en de Duitse keizer, een gebied dat rijk was dankzij de dynamiek der Vlaamse en Brabantse steden, met pracht en praal in hun cultuur en in hun feesten, rationeel in hun bestuursvormen. Dat Bourgondisch Rijk ging ten slotte onder in de grootheidswaan en de arrogantie van de vierde hertog: Karel de Stoute. Zijn dochter, de rijkste erfgename van haar tijd, leverde ons door haar huwelijk over aan de Habsburgers (via Maximilaan van Oostenrijk en zijn kleinzoon Keizer Karel V).
Reactie Het doet ons altijd genoegen reactie te ontlokken door onze notaatjes. Wat schijnbaar onbelangrijk is voor honderd lezers is juist een vingerwijzing, een wegwijzer, een Doe mee aan Open Monumentendag op 9 september 2001: Zie middenbladzijden. (startplaats: kasteel van Ooidonk)
2817
aanmoediging die de IOIe lezer nodig had om verder te werken, verder te zoeken. Dat blijkt dan uit een gesprekje, een telefoontje of een brief. Dan blijkt ook dat er aandachtig gelezen wordt ... en dat we met ons Contactblad goed werk leveren: belangstelling wekken, belangstelling onderhouden. informeren, documenteren, tot zoeken aanzetten. Alleen moeten we een middel vinden om onze weg te vinden tussen de duizenden gegevens die in die 2.500 bladzijden "ergens" zitten: met de verzuchting "Ik heb het hier gelezen ... maar hoe vind ik het terug?" Wie maakt ons een Naamregister? Plaatsregister? Al was het maar over één jaargang?
De Boerenoorlog Jan Dujardin is de kleinzoon van August Dujardin die deelnam aan de Boerenoorlog. Over die oorlog schreef ik in KOK-jaarboek 1966: De Boerenoorlog in de Deinse pers. In 1999 bracht Filip Scheerlinck me in contact met Jan Dujardin, een oudleerling van mij aan het atheneum te Deinze (er afgestudeerd in ± 1958). Kort daarna werd ik opgebeld door Jan Goris van Herentals die daar een tentoonstelling voorbereidde over Vlaanderen en de Boerenoorlog (honderd jaar geleden). Hij vertelde mij dat hij de tekst van het dagboek van August Dujardin zocht en dat hij een lijst maakt van de herbergen genoemd naar Transvaal en de Boeren. Ik kan zijn lijst aanvullen met een Deinse herberg van ± 1900 "In Pretoria" en met een herberg "Transvaal" in St. Eloois Vijve (die herberg met de naam erop is pas in de jaren 1980 afgebroken omwille van de verbreding van de weg: hij stond langs de weg Deinze-Waregem-*Kortrijk.
1814 . Een Russisch gezant middagmaalt in Deinze anno 1705 We mogen wel als algemeen bekend beschouwen dat de Russische tsaar Peter I de Grote (1672-1725) in 1697-98 uitvoerig Europa bereisde en o.m. de Hollandse Republiek bezocht, waar hij trouwens enkele maanden als scheepstimmerman werkte i'). Een van de gevolgen van die reis was dat de tsaar in enkele Europese landen een permanente vertegenwoordiger aanstelde. In Holland was dat ene Andrej Matvejev (1666-1728), die er de tsaar vertegenwoordigde van 1699 tot 1712; vanuit Den Haag voerde hij diplomatieke opdrachten uit in Frankrijk en in Engeland; in 1712-1715 resideerde hij in Wenen. In 1705 ondernam deze Matvejev een reis naar Frankrijk (met als tweevoudige diplomatieke opdracht het bekomen van een Franse vredesbemiddeling bij Karel XII van Zweden en het voorbereiden van een handelsverdrag tussen Rusland en Frankrijk), maar hij kon geen van de beide doelstellingen bereiken. Het handschrift van Matvejevs reisverslag is bewaard gebleven l'). Zijn reis van Den Haag naar Parijs liep o.m. over Antwerpen, Gent en Kortrijk en dus ook over ... Deinze.
In Gent verbleef Matvejev op 26 en 27 september 1705, om er zijn briefwisseling met Moskou bij te werken en intussen zijn paarden wat op adem te laten komen. En van Gent uit ging het naar Deinze. Daarover lezen we in zijn reisverslag het volgende: "De 28 ` vertrok de gezant des ochtends uit de stad (= Gent ) en nam het middagmaal bij de Vlaanderse stad Deinze in een herberg of pleisterplaats , Het Rode Hert. die op 3 uur van Gent verwijderd is. De hogergenoemde stad hoort wat het bestuur betreft bij de Spaanse gouverneur van Brussel , de heer markies van Deinze (3). De stad Deinze was heel stevig tot het jaar i695. maar daarna in 1696 (4) werd ze ingenomen en verwoest door de Franse maarschalk . de heer duc de Villeroi. Door deze stad stroomt een rivier , die de Leie heet , waardoor heel de omgeving van de stad en de voorstad in geval van nood onder water gezet kan worden. ( Het raadhuis 5) in deze stad is voortreffelijk gebouwd.
Doe mee aan Open Monumentendag op 9 september 2001: Zie middenbladzijden. (startplaats: kasteel van Ooidonk)
2818
Diezelfde dag hield de gezant, vier uur van de hogergenoemde stad (= Deinze) verwijderd zijnde, zijn nachtverblijf in de Spaanse stad, genaamd Harelbeke, een oude stad die bij de provincie Vlaanderen hoort"...
Tot zover Matvejevs reisnotities over Deinze: kort, maar veelzeggend. En - zoals steeds geïnspireerd door militaire overwegingen: vandaar zijn opmerking over de "stevigheid" van de Deinse stadsversterking (althans tot 1695!) en anderzijds over de mogelijkheid om in noodgeval (d.i. om strategische redenen) de Deinse omgeving onder water te zetten. We blijven hier nu niet bij stilstaan, omdat we over "Deinze anno 1695" een aparte K.G.K.Jaarboekbijdrage voorbereiden. Wel nog dit over de "herberg of pleisterplaats Het Rode Hert" (sic), waar de Russische gezant op doortocht door Deinze op 28 september 1705 het middagmaal nam. Een herberg of hostellerie van die naam is in Deinze onbekend. Zonder enige twijfel gaat het hier om de herberg Den Hert op de Knok (6), ook soms "den grooten Hert" genoemd om deze belangrijke pleisterplaats (op de kruising van de wegen Gent-Kortrijk en Oudenaarde-Tielt) te onderscheiden van de (veel jongere) gelijknamige, minder belangrijke herberg op de Markt l'). Misschien mogen we uit het feit dat Matjejev als herbergnaam "Het Rode Hert" vermeldt, wel afleiden dat het hert op het uithangbord (toen) in het rood geschilderd was ... (1) Daaraan herinnert b.v. nog het "Tsaar-Petershuisje" in Zaandam. En er is ook nog de bekende komische opera "Tsaar en Timmerman" (1837) van Albert Lortzing. (2) Titel van het handschrift: "Septembris 1705. Diarius privatae legationis ad Aulam Galliae", d.w.z. "Dagboek van een niet-officiële zending naar het Franse Hof'. Zie: Emmanuel Waegemans, "Peter de Grote in de Oostenrijkse Nederlanden" (Antwerpen, Benerus, 1998), blz. 49-53; de passus over Deinze aldaar op blz. 65. (3) Het Markiezaat van Deinze was sedert 1632 in het bezit van de familie de Merode. In 1705 behoorde het toe aan graaf Maximiliaan-Albert de Merode (markies van Deinze van 1679 tot 1717). (4) Over de inname van Deinze op 30 juli 1695 (niet in 1696!) door de Fransen onder maarschalk de Villeroy: zie Alb. Van den Abeele, Geschiedenis der stad Deinze (1865), blz. 143-144, alsook A. Cassiman, Geschiedenis van Deinze (K.O.K.-Jaarboek 1953-54), blz. 227. (5) Het "raadhuis" van Deinze was de "stadshal" midden op de markt, ter hoogte van de Ramstraat; uitgebrand in 1792. (6) Over deze hostellerie: zie P. Huys, "Uit de geschiedenis van 'Den Groten Hert' op Deinze-Knok (14081790)", in het K.G.K.-Contactblad, XX, 2 (maart 2000), blz. 2628-2630, nr. 1749. Zie ook het K.G.K.Jaarboek 2000, blz. 229-230. (7) Een vermelding van "Den Hert" in een archiefstuk uit precies ditzelfde jaar 1705 in: Rijksarchief Gent, Raad van Vlaanderen, nr. 8374, f' 66 ("een hostelrye gehenaemt den hert op de merct binnen der stede van Deynse").
Paul HUYS nr. 345
Oproep : (oude) projectoren gezocht Herhaaldelijk liet ons steunend lid Eric Claerhout ons meegenieten van zijn bijzonder rijk familiearchief, dat voor Deinze een onschatbare bron van informatie bevat. Deze keer is hij vragende partij. Hij is druk doende zijn filmmateriaal te archiveren maar hij zoekt een 9,5mm en een 8mm projector om de beelden te kunnen bekijken vooraleer ze op video of CD-rom te plaatsen. Kijk eens grondig in die kast op de zolder! Indien u kunt helpen, geef ons dan een seintje. Doe mee aan Open Monumentendag op 9 september 2001: Zie middenbladzijden. (startplaats: kasteel van Ooidonk)
Toch niet vergeten ?
.1lonumentstalen in Deinze, Open Monumentendag zondag 9 september 2001 Prachtige route (bij voorkeur voor fietstocht) langs gegidste monumenten in Astene, Bachte-Maria - Leerne en Sint-Martens-Leerne
Tweedehands Boekenmarkt Bachte op zaterdag 15 september 2001 Voor de S' keer al organiseert Bachte zijn groeiende boekenmarkt. Dit jaar hopelijk met stralend zonneweer en in openlucht rond het kerkje te Bachte.
Een Leiedorp vol beelden Nog tot 16 september in private tuinen van Bachte-Maria-Leerne, de hovingen van het kasteel van Ooidonk en in liet Molenhuis
Een Zeldzame Weelde. Kunst van Latem en de Leiestreek 1900-1930 Nog tot 23 september in ons Museum van Deinze en de Leiestreek, in het MDD te Deurle en MSK te Gent
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
150 jaar Blaasmuziek te Nazareth
Ons lid Marc Van Praet. O.C.M.W.-secretaris van Deinze, heeft samen met Bart Heyse een prachtig jubileumboek samengesteld: " 150 jaar Blaasmuziek te Nazareth. Het wel en wee op een notenbalk. Jubileumboek Koninklijke Harmonie "Vrank en Vrij" Nazareth, 18502000" Dit lees- en kijkboek van ongeveer 250 bladzijden verschijnt in het najaar. Intekenen kan tot 1 oktober bij Marc Van Praet. Achterstraat 139, 9800 DEINZE (tel. 09/386 75 11) na storting op rek. nr. 390-0730439-84 van de Kon. Harmonie Vrank en Vrij Nazareth van 900 BEF (22.31 euro) per exemplaar. (Nadien wordt dit 1100 BEF of 27,27 euro). 1-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------