bczoe 1 ., e
KRING VOOR GESCHIEDENIS EN KUNST VAN DEINZE EN DE LEIESTREEK
█████████ 9030 Wondelgem █████████ █████ █████ De Heer Denis Pieters Blauwstraat 48
CONTACTBLAD Verschijnt tenminste 4 maal per jaar Verantwoordelijke uitgever Uitgiftekantoor : Deinze Willy Jonckheere 20ste jaargang nr. 2 Winkelstraat 36 9800 Deinze MAART 2000 Tel . ( 09)386.32.78
Postrekening 000 - 0434500 - 37, KGK-Deinze , p/a Brielstraat 7 bus 5, 9800 DEINZE
2626
Alle leden zijn van harte welkom op de voordracht
van prof HARLINDA LOX op donderdag 6 april 2000 om 20u. in het Museum van Deinze en de Leiestreek: "Van stropdragers en de pot van Olen. Verhalen over Keizer Karel" Erratum en milleniumgekte We hebben in het Contactblad bewust vermeden om een boom op te zetten over de hamvraag: begint dat nieuwe millenium nu, dan wel pas op 1 januari 2001? Zoveel is duidelijk dat de aanhangers van 1-1-2001 de beste kaarten hebben. In ons vorig Contactblad werd een uittreksel afgedrukt van de eerste geregistreerde Deinse huwelijksakte van de vorige eeuw. Er werd de vraag bij gesteld: "En waar is het eerste koppel van de 21 stc' eeuw? En van het derde millenium?" Een van onze leden, en aandachtige lezers, Dr. Van Mol, vroeg zich al af of wij ons ook zouden gaan bezondigen aan het ketterse standpunt dat het magische jaar 2000 de start zou zijn van het volgende millenium. We kunnen hem en de andere lezers gerust stellen: we hebben nog 9 maanden de tijd om ons voor te bereiden op de gekte, die men ons andermaal zal opdissen, ditmaal bij de aanvang van het echte derde millenium! 1747. Nogmaal de Waegenaere
KGK-lid Dirk De Mulder, werd aangenaam verrast door het artikel van Piet Cassiman in ons vorig Contactblad (nr. 1739, p. 2615: Trifon De Waegenaere), en bezorgde ons deze aanvulling: Door het stoffig interieur en de houten hamertjes die hij nog in zijn verbeelding ziet, leidt Piet ons binnen in de sfeer van het atelier van de "Fabrique de Piano" van de familie De Waegenaere. Meteen roept het voor mij herinneringen op aan een exemplaar uit dat atelier, een piano die we thuis jarenlang bespeelden, en die nu nog bewaard wordt in een huis te Gottem, eens de woonst van Kamiel De Waegenaere, dichter en schilder. Dat er te Deinze een "Fabrique de piano" bestond is alhier niet zo goed bekend, zn zelden heb ik een instrument van die makelii gezien behalve dan hij Rnsa en Jan Van ('auwenhersYhe- De
2627 Waegenaere. Immers de vader van Rosa, Floris De Waegenaere, was de pianobouwer. 1li.j had het vak geleerd tijdens een driejarig verblijf te Parijs. Het instrument was een stoer meubel niet een warnee en sonore klank. maar iets stuw van "toucher". Binnenin rechts op het zwart gelakte deksel stond de naam "De Waegenaere" in een modern lettertype niet koper ingelegd. Tussen de twee pedalen, een links voor "piano" en een rechts voor "forte" was er een derde pedaal, die een zeer gedempte klank weergaf. Ongewoon aan dit instrument was, als men het paneel onderaan wegnam, er binnen een electrische lamp was aangebracht. Waarom precies heb ik nooit geweten. De piano werd waarschijnlijk begin van de dertiger jaren aangekocht voor de feestzaal van het "Vluamsch Huis" aan de Markt, waar zich nu de Stedelijke Openbare Bibliotheek bevindt. De Samenwerkende Vennootschap "Vlaamsch Huis", waarvan mijn ouders de belangrijkste aandeelhouders waren. werd gesticht einde 1929. Zie J. MOER.'IAN. Over oude Deinse herbergen, in KGK-Bijdragen 1997, p. 276. In de septemberdagen van 1944 werd het pand meteen het lokaal van de verzetsbeweging Onafhankelijkheidsfront, beter gekend als het O.F. Toen in november'44 alle verzetsgroepen moesten ontwapenen, - bij het O.F. slechts na harde confrontaties te Brussel -, viel in liet lokaal de drukte grotendeels stil. Intussen had de heer Carolus Cavijnt, een O.F.-lid, er zijn intrek genomen. Als lokaalhouder met een zeker verantwoordelijkheidsgevoel kon hij echter niet beletten dat uit de achterliggende gebouwen, die uitgaven op de Gentpoortstraat. regelmatig meubilair en allerlei zaken verdwenen. Hij gaf een discrete tip aan mijn grootvader, die eigenaar was, om te vrijwaren wat nog kon.
De piano, het waardevol stuk, was er als bij wonder blijven staan en nogwel intact. Bereidwillige mensen brachten het instrument in veiligheid bij de lieer Roger Moerman in de Tolpoortstraat, die woonde naast de Generale Bank. In de zomer van 1945 verhuisde de heer Moerman niet zijn gezin naar Middelkerke, en zo moest opnieuw een ander onderkomen gevonden worden, wat niet zo eenvoudig was. Heel wat mensen die met de Vlaamse Zaak te naken hadden verbleven tijdelijk niet meer in Deinze, en anderen trokken zich voorzichtig terug. Uiteindelijk stak de piano de straat over en belandde bij de familie De Milt, destijds een gekende bakkerij. Toen in het vroege voorjaar van 1952 de Deinse Universitaire Club zijn eerste studentenbal inrichtte in de Tekenacademie , kon dit feest in geen geval doorgaan zonder piano . Enkele enthousiaste Ducers verhuisden het zware beest naar de dansvloer , en een dag later kregen wij thuis aan de Oude Brugse Poort de piano terug. De zwoele balnacht en de hobbelige kasseien hadden haar echter niet in de goede stemming gebracht . Gelukkig kreeg de toenmalige koster Veyt, een bekwaam pianotechnicus , het instrument weer in orde, en er werd in alle genres duchtig mee gemusiceerd.
Bij de verhuis in 1978 naar de Markt trok de piano mee, maar het werd een ramp. Haar warm onderkomen, te dicht bij een radiator, bezorgde haar chronische last. Om de haverklap moest er een technicus tot herstemmen overgaan. De piano diende algauw plaats te maken voor een nieuw exemplaar. Op een avond vertelde Dirk Van Aelst me, dat het huis dat hij bewoonde de vroegere woonst was van de familie De Waegenaere, en dat hij nog wel een plaatsje had voor een piano. Dat v and ik een mooie oplossing.
2628 Na heel wat omzwermingen in een beroerde tijd, eindelijk rust vinden in betere dagen te Gottem, bij een verzamelaar die mooie oude zaken koestert, liet lijkt mij een waardige 'fin de carrière".
DIRK I)1; MULDER
1748. Een anonieme brief tegen de Deinse schepen Deleroix (1786) Anonieme brieven blijven juridisch zonder enig gevolg, en dat is maar goed ook. Maar dat belet niet dat ze toch enige waarheid kunnen bevatten en soms is het nuttig daarvan kennis te nemen, ook al kan met die kennis verder geen hout gesneden worden... De anonieme brief waarover we het hier kort willen hebben, dateert van meer dan tweehonderd jaar geleden. Dat moge het onthullen ervan iets meer aannemelijk maken. Onder alle voorbehoud van het waarheid/leugen-gehalte van de brief kan hij ons immers iets leren over feiten en toestanden in onze stad, twee eeuwen terug in de tijd. Maar terzake nu. In 1785 was Jan Baptiste Deleroix (°Kruishoutem 1726) schepen van Deinze "'. Hij zou (voordien) ook "armenmeester" (=meester van de armendis) geweest zijn. en tevens baljuw van Astene. Op het lokale vlak dus toch een personage van enig belang en aanzien...
Volgens de anonieme briefschrijver uit Deinze, die op 15 januari 1786 aan de Raad-Fiscaal (in de Raad van Vlaanderen te Gent) een klachtbrief stuurde 111, was Delcroix evenwel geen man die recht in de schoenen stond. We besparen onze lezers alle mogelijke details en finesses en beperken ons tot de hoofdzaak. De briefschrijver verwijt aan Delcroix gesjoemel met het doorschuiven van schulden van "kale betaelders" (=wanbetalers) naar anderen (in casu naar de deken en naar een barbier), evenals geknoei met het "krooijs trecken" op de gelichte sommen, het protesteren van wisselbrieven, enz. Er is ook sprake van processen die aan het lopen zijn (waarbij o.m. wordt opgemerkt dat "den barbier de mach(t) nochte de kennisse en heeft om te prosedeeren en daerme(e) moet hij onderblijven"). Er worden concrete bedragen genoemd (75 pond gr. en in een ander geval 53 pond gr. waarvan 14 pond gr. worden overgenomen, maar voor de resterende 39 pond gr. wordt dan wel 58 pond gr. als betaling geëist); het gaat dus zeker niet om kleine bedragen. Er worden ook namen genoemd, b.v. van de wanbetaler Frans van Renterghem die op Nazareth woonde, en ook van anderen die op de een of andere wijze erbij betrokken geraakten, b.v. ene "Versiegle" (=Versichele) en ene Snoeck. Er worden ook heel precieze data genoemd december 1784, maart 1785, 15 en 20 juni 1785 - die de hele aanklacht geloofwaardiger (moeten) maken door de feiten exacter in de tijd te situeren. De anonieme briefschrijver (en zou dat niet de gefopte barbier zelf kunnen zijn?) is over al dat geknoei niet te spreken. Hij noemt schepen-armenmeester Deleroix "eenen clodennier l', die een proces heeft" en daarbij "stienkende ongelijk heeft"; bovendien "gaet hij bij de tegenpartije in schijn van v(r)ien(d)schap" en "alsoo bedriet (=bedriegt) hij alle menschen". Maar een en ander is nu aan het licht gebracht en "daer me(e) sijnder veele fuijken van Delkroijx in het openbaer gekomen en noch wilt hij voor een eerlijk man paseeren" En aangezien "dat Delcrooijx Rentergem nu geel (=helemaal) gepluijmt heeft, daerme(e) en iesser voor den barbier (die nl. een deel van de schuld had overeenomen!) niet(s) te kril,-,en".
2629
9 c -7
5Lfrt LI L
l
/
c
l f^ GC //GIJi ^ 1
7„9'' ( ('?cL ^O7)
7y4+^%'✓ Lti'li J C^?í fí^L L `L^ Q.E•I^CiL
`Ij f
C•F.^L ^i L C., ^C i
/ L L cePLEIL i 47 , ` t tu cd i fv • ti c Tdl
r
(LUL Cel ^%L .
GvL
EXi^"C jt&t £
o
^c
^e'n L
^7e^c ^ `Eee^`' i-el CIL
'teóc^^c
^uz^^is^^
U ,L, IE .en d r. u ^c ó i^e ier. ^c dbcc^óeC (-W <„ C79
Ui
pjf ..1 e- 1fL :1 C
LL * i - J CtJL
LCL
VWL&httj/J U1
/ i3LC1t&kcn- etL rri „t fic ^ LE L1 J ^(W59l,E Y7f `GS F%^tZ/`éfL ?iCL JL Ctyt. ^G4 LUL.1 tfrt 1L
^^^^
L
Tot slot vraagt onze briefschrijver dat de Fiscaal een brief zou schrijven "naer de wet (=stadsbestuur) van Deijnse, waerop ick mij sal betrauwen met ul. van herten te groeten, met het verswijgen van mijne nacm. Deijnse den 15 januarus 1786".
Uit enkele citaten moge al gebleken zijn dat onze anonieme klager geen geschoold briefschrijver is. Zijn uiteenzetting is verward opgebouwd, zijn woordkeuze en formulering zijn nogal stuntelig, om dan nog maar van de tallooze schrijffouten te zwijgen. Maar zijn taal is erg beeldrijk in de wijze van uitdrukken, direct en scherp zoals de taal van de gewone volksmens kan zijn. Een beetje filosoof-met-levenswijsheid is hij alleszins. Hij begint zijn brief met te vragen aan de Fiscael dat deze zou willen "aenhooren hoe dat de groote(n) met de kleijne(n) (h)aendelen ". Iemand er laten inlopen noemt hij "hem de klosse opdraaien" (zoals Delcroix blijkbaar met de Deinse deken en met de barbier heeft gedaan). De wettelijke handeling van de "huismeester" (d.i. de deurwaarder) wordt omschreven als "hij heeft op het onverwagste den wettebon gelift" (= beslag gelegd). Een mooie, bijna bijbels klinkende dubbel-spreuk is ook het volgende gezegde: "Als (het) voor ien (=hen) celven is, sij lauden eene naelde gieften (= te voorschijn halen) uijt eenen hofij-tas(= hooischelf), moer als het voor een ander is, sij en vinden geene kelem (=verschrijving voor kemel?) in een kuijde schaepen!. Alleen al om één enkele dergelijke spreuk te kunnen citeren, zijn we graag bereid zelfs een anonieme brief uit de vergetelheid van een archiefdoos halen. Zelfs als we schepen Delcroix, die "clodennier", daarmee postuum "de klos opdraaien"... Maar als hij inderdaad niet eerlijk was, dan vinden we het nog "welbesteekt" ook , zoals de volksmond niet zonder leedvermaak zou zeggen.
2630 (1) Hij overleed op 13 mei 1792 (Register begrafenissen, Deinze O.-L.-Vrouw: "Die 13 maii obiit Joannes Baptista Delcroix, filius Petri ex Cruyshautem, maritus secundae uxoris Rosaliae van Parijs, aetatis 57 circiter annorum " (in werkelijkheid 65 jaar oud). Zie ook K.O.K.-Jaarboek LIV (1987), blz. 246-247. (2) Rijksarchief Gent, Raad van Vlaanderen, Correspondentie der Fiscalen, nr. 30.886 (corresp. jan.-febr. 1786). (3) Kloddenier (WNT, VII2, kol. 4172; zie ook wdb. Schuerman en De Bo): knoeier, iemand die niet recht door zee gaat.
PAUL HUYS nr. 306 Maessprokkels
Oorlog Er zijn mensen die het verschil niet kennen tussen een secessie-oorlog en een successieoorlog. Een successie-oorlog is niet een oorlog die met succes gevoerd wordt, wel een oorlog om de successie d.w.z. de opvolging (bvb. de Oostenrijkse successie-oorlog, de Spaanse successieoorlog - beide in de 18' eeuw). Een secessie-oorlog gaat over een secessie d.w.z. een scheiding (bvb. de Amerikaanse secessie-oorlog tussen het Noorden en het Zuiden omstreeks 1 865). secessie- van het Latijn secessio, van het werkwoord "secedere" afgeleid = opzijgaan, weggaan, scheiden, afsnijden. successie - van het Latijn successio, van het werkwoord "succedere" afgeleid = opvolgen (denk aan successierechten). Dit Latijnse werkwoord kan ook "gelukken" betekenen en daarvan komt dan liet woord succes (= welslagen). De roede van Tielt In de kasselrij Kortrijk lagen de Roede van Deinze en de Roede van Tielt, ... enz. Over de Roede van Deinze schreef Dr. Jan Van Rompaey in KOK jb. 1977 p 153.
De Roede van Tielt is de naam van de Heemkundige Kring geworden die werkt over de vroegere Roede van Tielt, nl. Tielt + 21 gemeenten o.a. Gottem, Vinkt en Wontergem. Lotenhulle en Kanegem, Poeke en Ruiselede, de andere gemeenten liggen in WestVlaanderen, Wakken, Pittem, St. Baafs -Vijve enz. 1994 was het 25C jaar van die Kring. In die 25` jg. lezen we over een kostersfamilie in Dentergem en over liet ambt van koster. Wie bij ons op zoek naar een onderwerp kan hier "stof' opdoen: de kosters van O.L.V. Deinze, van St.-Martinus Petegem enz. Het valt op dat nogal vaak een familie zich in dat ambt heeft ingewerkt. Zo werden er families genoemd die 200, ja 300 jaar en meer, dat ambt ambiëren en uitoefenen. In Dentergem is dat van 1610 tot 1949 de familie Minne en in St. Denijs bij Kortrijk was dat van 1596 tot 1956 de familie Froedure.
En bij ons'? Over kosters is bv. wel een begin te vinden bij Katrien Bergé in KOK jb. 1981 p. 65 en de verwijzingen o.a. H. Vervaeke (in Het Land Van Nevele) Wist je dat het ophalen van eieren door de misdienaren (in Astene gebeurde dat nog toen ik daar woonde) een eeuwenoud gebruik is: het was een voorrecht van de koster en een betaalmiddel dat toen al op een heidens-germaans gebruik. Geen misdienaar denkt daarbij aan de traditie die reeds vóór 870 bestond, toen de eerste kosters is dienst kwamen.
2631
Vrouwen schrijven Als we over literatuur spreken en over literatoren denken we aan mannen. Filosofie, kunstenaars, schilders, beeldhouwers, musici , het zijn quasi altijd mannen. "Quasi." Dus toch niet altijd! In recente jaren zijn nogal wat vrouwen journalistiek bezig in kranten en tijdschriften ... in literatuur. Simone de Beauvoir ... bij ons: Kristien Hemmerechts, Brigitte Raskin, maar al vroeger en nu nog: Maria Rosseels. En nog Maria Vlamynck, Maria Jacques, Irina Van Goeree, etc. En die schrijven niet als Mw. Bosboom Tousaint noch als Betje Wolf en Aagje Deken. Ken je Belle van Zuylen of Anna Zwier van Haelen. Gentse bisschop De eerste bisschop van Gent was Cornelius Jansenius bisdom opgericht 1559 '1510 in Hulst nam als theoloog deel aan de laatste zittingen van het Concilie van Trente werd bisschop 1565 in functie in 1568 schreef enkele theologische werken - commentaar op de psalmen - werd in 1962 nog eens uitgegeven te Brussel - commentaar op de 4 evangelies uitgave te Leuven - l' druk 1571 2` druk 1572 in het Latijn
1749. Uit de geschiedenis van "Den Groten Hert " op Deinze-Knok (1408-1790) In de "Geschiedenis van de stad Deinze" (blz.7) lezen we bij Achiel Cassiman: "Te Deinze, op de Knok, was 'De Hert", eertijds omwald, later door een haag van de straat afgesloten. Deze herberg had zowat een officieel karakter. Het kasteel te Deinze was, na zijn verwoesting door de Gentenaars [tweemaal, in 1328 en 1381, P.H.], niet meer heropgebouwd, omdat de graven niet meer van de ene stad naar de andere trokken om er enige dagen te verblijven met heel hun gevolg, tot de opbrengst van de spijkerrente [spijker, laat-Latijn spicarium, voorraadschuur, cfr. "Het Spijker" op de Graslei te Gent, P.H.] verteerd was. Wanneer dan de graaf, de bisschop of een ambtenaar te Deinze moest zijn of er doortrok, was de Knok de aangewezen rustplaats voor mensen en paarden. (...) Aan "De Hert" prijkte het wapen van de regerende vorst. Dit leren ons de gebeurtenissen: in 1490 werden er de wapens van de Roomse Keizer doorschoten 11); in 1790 werden er de wapens van de Oostenrijkse Keizer afgerukt [nl. door de voluntairen van Kortrijk, P.H.]; in 1830 verdwijnt het schild van de Hollandse posterij."
Op een kaartje van Deinze/Petegem bezuiden de Leie ( zie afb .) zien we exact de ligging van de eeuwenoude afspanning "De (grote) Hert" op de zuidwesthoek van de knok; zo te zien besloeg het terrein van "De Hert" het oostelijke deel van het blok dat omsloten wordt door de huidige, intussen fel verbrede Kortrijkstraat (=voorheen Kerkstraat geheten, d.i. leidend naar de Sint-Martinuskerk), de Stationsstraat en de Ommegangsstraat c2'' Als oudste archiefvermelding voor "De Hert" op de Knok geeft Cassiman (a. w., blz. 162) het jaar 1444. Noël Kerckhaert, in zijn "Oude Oostvlaamse herbergnamen" (19802, blz.106), geeft een nog oudere vindplaats van elf jaar vroeger l3'. In die akte dd° 30 oktober 1433 - met als actoren Willem Huughs en zijn vrouw Katheline vanden Cnock, benevens Gheeraert de Hont en zijn vrouw Katheline sHudevetters - is in 'de vorseide stede van Deijnse" sprake van "de heelt van ziere (= helft van zijn) herbeerghen In den hert". Daarbij aansluitend is er ook nog een andere archiefvermelding uit het jaar daarna l"'. In die akte dd° 4 april 1434 gaat het om (het bijleggen van) een geschil tussen Willem Huughs en
2632 zijn vrouw Katheline vanden Cnocke (weduwe van Hoste de Hudevettere) enerzijds contra Katheline Snellaerts (weduwe Jan de Hudevettere) anderzijds, in verband met het bezit van een deel van een "huis en herberg staande in Deinze, geheten den Hert". De ligging van dit huis [dat blijkbaar uit het patrimonium van de familie de ludevettere voortkwam, P.H.] wordt niet nader omschreven, maar een en ander wijst erop dat het wel moet gaan om de herberg aan de Knok. In dit verband wijzen we erop dat een van de aanspraakmakers, nl. de vrouw van Willens Huughs, Katheline vanden Cnocke heet. Haar familienaam is zeer waarschijnlijk een directe verwijzing naar het Deinse Knok-toponiem.
Maar er is ook een nog oudere vermelding van "den Hert", en wel uit het eerste decennium van de 15° eeuw (5}. In een door de Gentse schepenen van de keure geacteerde akte dd° 28 april 1408 laat Andries de Plantere l", de zopas afgetreden baljuw van Deinze (1401-1407). in verband met de afbetaling van een schuld aan ene Jacob Papalle een jaarlijkse lijfrente van 30 schellingen grooten (=anderhalf pond gr.) bezetten op drie huizen, gelegen te Deinze, nl. "den groten hert", "den anderen hert" en de herberg "int scaec" (eveneens op de Knok gelegen), samen goed voor een jaarlijkse huur van 18 Franse kronen. In zijn 'Toponomie van Deinze 1100-1600" (Zulte, 1982), blz. 68, geeft de Deinse germanist Martin Vanhaesehroeck vier archiefvermeldingen van "den Hert", resp. 1446, 1487, 1514 en 1597; maar volgens de auteur gaat het (telkens) om "de Hert" op de Markt bij de kerk gelegen, terwijl hij helemaal geen melding maakt van een Hert-herberg aan de Knok. We vragen ons echter af of die tweede herberg met dezelfde naam, en inderdaad op de Markt gelegen, al in de vijftiende eeuw bestond 111, hetgeen we betwijfelen. Maar dit vraagt nog verder archiefonderzoek.
2633
Het is niet onze bedoeling hier een volledige geschiedenis van "de (grote ) Hert " op de Knok weer te geven . Enkele met naam bekende hosteliers ( eigenaars en/of uitbaters) waren : Martin van Poucke (einde 16° eeuw) l'), Jan de Tuutschaever (eigenaar 1601/1613 / 1627), Augustijn Bultijnck ( 1614, uitbater), Jacques Marre ( eigenaar 1680/1707), Mattheus Manfait fs. Anthone (eigenaar, 1707/1721), Joannes Bultynek (pachter, 1721), Pieter van Huffel (uitbater, 1752/1770 ), Pieter van Houtte (1771/1779), diens weduwe (zie "Gazette van Gend" 22.3.1781 ), hun kinderen ( 1788 ) en daarna Athanasius van Houtte alleen (1791). In 1770 was 'den grooten Hert" benevens afspanning ook nog een stokerij . Dit lezen we in de hiernavolgende advertentie in de "Gazette van Gend" (nr. XIX van 1 maart 1770), waarmee we deze korte bijdrage besluiten. Op 28 februari, 7 en 14 maart 1770 was er publieke verkoping, door de Kortrijkse notaris Van Huffel van "de Hostelrye genaemd den grooten hert , bewoond by Sieur Pieter van Huffel tot Peteghem binnen de stede van Deynze". Ziehier de beschrijving van het te verkopen goed: "Op de prochie van S. Martens Peteghem een schoon, groot ende wel gemaeckt Hoeckhuys, met Remisen, Schuere, Stallingen ende Porte-cochère, wezende eene oude Slokerye ende Hostelrye, genaemd den grooten Hert, voorzien van Benen schoonen Bascour (=neerhof) ende Lochting, wel gesitueert langs den Kalsydeweg van Gend nae Kortryck, als mede van Audenaerde nae Thielt en Brugge, zullende oock in parceelen opgeroepen worden de Boomgaerd daer aengelegen". Het goed kwam vrij ter beschikking van de koper niet ingang van 1 mei 1770. Uit de "Gazette van Gend" nr. XXIV van 19 maart 1770 blijkt verder dat nog een vierde verkoopdag werd gehouden op 21 maart 1770. Nieuwe eigenaar door koop werd Pieter van Houtte. (1) Algemeen Rijksarchief Brussel, Rekenkamers nr. 33.953 (stadsrekening Deinze 1489-1490): "Up den eersten dach in hoymaent 1490 so quam te Deynze Pieter Ghyselins, Jan van Kerrebrouc ende Jan Vryent, scepenen vander keure in Ghent, omme te hoorne ende te sittene een infonnacye vandat de deickene (=deken) van de wit caproenen hadde geweest te Vijve met menichten van ghesellen omme te vanghene eenen gheselle, gheheeten de Mutere, ende in dafkeeren ossenen (: en op de terugkeer, als ze hem) ghevanghen hadden, soo waerer (=waren er) twee ghesellen die stoten inden stilt ende waepens vanden keysere van Rooi-ne dacr zy hync voorden hertte petegem." Zie K.O. K.-Jaarboek XVI1I (1951), blz. 34. (2) Zie K.O.K.-JaarhoekXV111 (1951), blz.32. (3) "Als van dat Willem Huughs ter causen van Katheline vanden Cnocke zijnen wettl. wive ende Gheeraert de Hont har... (onleesbaar woord) van Katheline slludevetters zijnen wive ..." (Stadsarchief Gent, reeks 330, reg. 20, f°397v°, item 1, dd° 30 oktober 1433). (4) "Kenlic zij etc. dat vanden ghedinghe ende gescille dat gheweest es tusschen Willeme Huughs ter cause van joncfr. Katheline vanden Cnocke sinen wettl. wive an deen zijde ende joncfr. Katheline Snellaerts als houderigghe bleven achter Janne de Hudevettere haeren marine was an d'ander zijde, sprutende ende toecomende omme zeker quantiteijt vanden huus ende herberghe staende inde stede van Doynse, gheheeten den hert, daer de vornomde Willem van te voren af toebehoorde deen heeftscheede metten steenin huusekine dat der besiden staet, bij huweliker ghiften d'vorseide joncfr. Catheline vanden Cnocke svorseiden Willems wettl. wijf nu is ..." (Stadsarchief Gent, 330/21, t°65v°, item 8, dd° 4 april 1434). Zie ook N. Kerckhaert, "Oude Oostvlaamse huisnamen" (dl. 2, Gent 1981), blz. 120. (5) "...up drie huuse hem (=Andries de Plantere) toebehoorende, ghestaen binnen Peteghem bij Deinze, dats te wetene den groten hert ende jeghen ane den anderen hert ende d'herberghe die daer bij staet dienren heet int scaec, gaende ute den drien huussen tsjaers xviij Vrancksche croonen" (Stadsarchief Gent, reeks 301, reg. 19/11, f°50v°, dd° 28 april 1408). Zie ook Rosa Nowé, " Regesten Jaarregister van de keure 1407-1408" (Gent 1982), blz. 151. (6) Alb. Van den Abeele, 'Geschiedenis der stad Deinze" (1865), blz. 43, vermeldt in zijn lijst der Deinse hoogbaljuws Andries de Plantere in 1403. In 1407 werd deze opgevolgd door Jan de Stoppelare. (7) De vroegste, ons bekende archiefvermelding van "De Hert" op de westzijde van de Markt dateert pas van omstreeks 1650 : "Guillame van(der) Poorte(n). bii coone vande weese Geeraert van Olsene, van siin
2634 herberghe den hert , oost de maert, west den kaendele " (Rijksarchief Gent , Sint-Baafs, R 8442, f°2v°: rekening van Isabeau Horenbault , priorin van het Sint-Blasius-hospitaal in Deinze over de jaren 1648-165 l). Latere hosteliers in deze "Hert " op de Markt naast "de priesteragie " waren o.m. Jan Adams (1685/87), Jacobus of Jaecques vander Straeten (1724-1740 ), diens weduwe ( 1748), ene Cartier (1776) en Joannes Neirynck ( 1783-1791). (8) Zie K. O.K.-Jaarhoek XXXI ( 1964), blz. 39 (Rentenboek Don Diego Mesia , 1627 - item 39: "Jan Tuytschaever , te vooren Marten van Poucke, over zyne herberghe Den Hert ter Cnocken, zuyt de Kerckstraete van Peteghem").
PAUL HUYS nr. 307 1750. Het liberaal archief De inhoud van een archief is niet altijd voorspelbaar. Vaak komt men tot verrassende vaststellingen. Gelukkig maar. In een liberaal archief verwacht men in eerste instantie fondsen en documenten met een politiek liberaal karakter. Andersoortige stukken uit het depot zijn dankbaar materiaal, maar men moet van hun aanwezigheid op de hoogte zijn. In het Liberaal Archief hebben we het Archief Deinze nagetrokken. We noteerden een paar onvermoede archiefbundels en bundels van liberale origine waarvan het thema nog niet of slechts terloops aan bod is gekomen. Vroeger signaleerden we al de documenten over de voetbalploeg S.K Deinze , maar er is nog meer: Nr. 6: Provinciale Bevoorradingscommissie Plaatselijk comiteit Deinze (WOI) Nr. 7: Maatschappij De Zangliefhebbers Deynze. Nr. 8: Vrije Brandweer Deinze. Nr. 10: Volkskring Deinze. Nr. 14: Handelsreizigers - Vereniging Gent - Afdeling Deinze. Nr. 15: Maatschappij van de Soceteyt van den Baarloop van 1836. Nr. 17: Kring Les Eclaireurs (ca. 1895 - 1900).
Nr. 18: Maatschappij Nut en Vermaak ( 1900-1903) Nr. 20: Kunstgenootschap Geen Konst zonder Nyd (1797- 1858). Liberaal Archief vzw. Kramersplein 23 - 9000 Gent (09/221.75.05). TONY VANHEE Vers van de pers Oost west, Huys best Dat ons bestuurslid en deelgenoot dr. Paul Huys een ijverig vorser en publicist is weten de KGK-leden allang. Dat hij geregeld ook publiceert in tal van historische en aanverwante tijdschriften is geen geheim. In het onlangs verschenen jaarboek van "De Gaverstreke " tekent hij voor volgende twee artikelen: P.HUYS, Schilder Modest Huys en madame De Zutter, in De Gaversteke , 27ste jaarboek, Waregem 1999 , p. 65-81. P. HUYS, Een pleidooi voor vrije scheepvaart op de Leie in Gent (1785), ibidem p . 149-159.
2635 In ons vorig Contactblad, nr. 1738 , p. 2609-2613, noteerde hij voor ons het Deins luik van dit pleidooi. In het jongste nummer van Vlaamse Stam vonden we: P. HUYS, Archiefsprokkelingen uit de eerste helft Achttiende Eeuw (Sterfhuizen, erfenissen, staten van goed), in Vlaamse Stam, 36C jg. Nr. 1, januari 2000, p. 5-6. Wie heeft nog oude foto ' s van S.K.-Deinze? In de plaatselijke pers (Het Gouden Blad, 11-1-2000) is ons bestuurlid en deelgenoot Stefaan De Groote op zoek naar fotomateriaal voor een boek over de Geschiedenis van de voetbalsport in Groot-Deinze, naar aanleiding van het 75 jarig bestaan van KMSK in 2001. Wie hem wil helpen kan terecht bij: Stefaan De Groote, Peperstraat 7, 9800 Deinze, tel. 09/386 90 78 VVF herdenkt op twee manieren de oorlogsslachtoffers 1940-1945 uit Groot-Deinze 1. Zestig jaar geleden, op 10 mei 1940, barstte het oorlogsgeweld los. De bevolking van Groot-Deinze werd bijzonder hard getroffen in Vinkt, Meigem, Deinze. Onze vrienden van VVF, Vlaamse Vereniging voor Familiekunde, afdeling Deinze, organiseren een tentoonstelling in de benedenverdieping van de Stedelijke Openbare Bibliotheek , van 6 tot en met 14 mei, met foto's van slachtoffers, verwoestingen en van de gebeurtenissen uit deze periode. Een aantal unieke archiefdocumenten, affiches, pamfletten en voorwerpen zullen de expositieruimte vullen. 2. In voorbereiding op deze tentoonstelling redigeerde ons steunend lid en medewerker , Romain De Bouver, "De oorlogsslachtoffers van Groot-Deinze, 1940-1945", dat door VVF-Deinze wordt uitgegeven. Romain De Bouver ging gedurende jaren op zoek naar zowel Belgische, Duitse als geallieerde slachtoffers van WOII. Deze Wereldoorlog maakte in totaal 1226 slachtoffers, die iets met Groot-Deinze te maken hadden. Ze woonden er of zijn er door oorlogsomstandigheden om het leven gekomen. Burgers en militairen worden in hun overlijdenscontext geregistreerd en kort omschreven. Het boek, 240 bladzijden, 190 foto's kan besteld worden aan 600 bef. per exemplaar, door storting op rek.nr. 083-2731167-38 van VVF-Deinze, p./a. Lijsterstraat 35, 9810 Nazareth-Eke Voor KGK-leden is voorintekening mogelijk tot 30 maart 2000! De intekenaars zullen hun boek kunnen meenemen op de tentoonstelling in mei. Wie het boek wil toegestuurd krijgen betaalt 135 bef extra. W.J.
2636 1751. Valerius De Saedeleer solliciteert naar een leraarsbetrekking aan de Academie van Aalst (1898)
In de zomer van 1898 kwam aan de Stadsacademie van Aalst een betrekking vrij van tekenleraar, in opvolging van Gustave-Jan Miry (Gent 1840-1898). De 31-jarige schilder Valerius De Saedeleer, geboren Aalstenaar (°4 aug. 1867), woonde toen sinds 1895 weer aan zee (na al eerder een paar jaar in Blankenberge en Wenduine gewoond te hebben). Op een groot dubbelvel "ministerpapier" schreef hij vanuit Lissewege op 18 augustus 1898 deze sollicitatiebrief cri waarvan we de tekst onverkort en letterlijk weergeven. Lisseweghe ( bij Blankenbergh), 18 Augustus 1898 Aan den Heer Doctor Monfils Voorzitter van de Commissie der Academie Mijnheer De ondergetekende Valerius de Saedeleer kunstschilder te Lisseweghe geboortig van Aalst neemt de eerbiedige vrijheid zijne candidatuur voor te stellen tot het bekomen van de plaats van tekenleeraar bij uwe Academie opengevallen door het overlijden van den Heer leeraer Myry Begonnen in het Academie te Aalst, heeft hij daarna die van Gent gevolgd, als mede gedurende verscheiden jaren de daglessen der Nijverheidschool; waaronder de ornementschildering, vervolgens heeft hij de lessen bemutting (= benuttigd?) van den Meester Courtens; als onderscheidingen meent hij U te mogen opnoemen zijne zilver eermetaal in de Tentoonstelling van Nijverheid en Wetenschappen in 1887 (art appliqué) eene eervolle melding in Gent, bekende bijval in Tentoonstellingen en in de Presse, zijne deelmaken van het aanneming jury der Tentoonstelling van den Kunstbord der twee Vlaanderen van 1898 Hij merkt dat de Bestuurraad uwe Academie ook steunt op de kennissen der Ontleedkunde; de ondergeteekende doet opmerken dat hij in de Gentsche Hoogeschool teekenaar geweest is in de leergangen van beschrijvende ontleedkunde gegeven door den Uoogleeraar De Bock, en aldaer verplicht geweest is bijzonder dit vak te bestudeeren; hij denk aldus op dit punt zich bijzonder in de door U verreisschte voorwaarden te bevinden Ik durf hopen Mijnheer dat zijne verdiensten Uw keus zullen verdienen en hij belooft voor het voorkomend geval studie en werkzaamheid in de gevraagde plaats aan de dag te leggen 1 loogachtend Valerius de Saedeleer
Een ongewone, tot nog toe onbekend gebleven brief, waarin enkele gegevens over Valerius' curriculum worden meegedeeld, o.m. zijn medewerking als tekenaar aan de lessen in de beschrijvende ontleedkunde aan de Gentse Universiteit bij professor De Boek 12>. Voor die betrekking van tekenleraar in Aalst hadden uiteraard nog andere kunstenaars belangstelling. We vonden in hetzelfde dossier ook sollicitatiebrieven vanwege o.a. de schilders Carolus Tremerie (°Gent 1858) en Emiel Thysebaert (°Gent 1873), van de beeldhouwer Gustave Merckaert en enkele anderen nog. Maar Valerius de Saedeleer werd géén tekenleraar in Aalst, hij nam zelfs niet deel aan het examen. Waarom niet, blijkt uit een tweede brief van ongeveer een maand later, waarin hij (op een kleiner velletje ruitjespapier) het volgende schrijft: Lisseweghe 20 Sept.1898 Aen de Heer Voorzitter der Academie Mijnheer Het spijt mij zeer in de onmogelijkheid te zijn aan het examen deel te nemen. Verscheidene dagen reeds leid (sic) ik aan een oogziekte die mij verhindert aan het examen deel te nemen daar ik niet kan reizen.
2637 Indien het mogelijk ware aan het examen eenige dagen later te voldoen, zou ik mij hoogst gelukkig achten. Aanvaard mijnheer de verzekering mijner hoogachting Valerius de Saedeleer
Vanzelfsprekend werd het examen niet uitgesteld. Geen leraarschap dus voor Valerius... Uit zijn biografie is verder bekend dat de schilder enkele weken later, nog in hetzelfde jaar 1898, naar Sint-Martens-Latem teruggekeerd is. Waarom? De drie vrij moeilijke jaren in Lissewege - met bijzonder weinig verkoop - waren alles bijeen een tegenvaller geweest. Misschien was dan de gemiste kans voor Aalst de druppel die de emmer der teleurstelling deed overlopen? Wie zal het zeggen? Niet in Aalst, maar in Latem - in de mooie hoeve aan de Leieoever begon toen de inkeer, de innerlijke loutering, de ommekeer. (1) Stadsarchief Aalst, Archief Academie, nr.18 (Briefwisseling 1819-1899), benoemingsdossier 1898. (2) Met "professor De Bock" (zoals De Saedeleer schrijft) is allicht bedoeld professor Hector Leboucy (leper 1848 - Gent 1934), dr. med. (1872), die daarna bij prof. Waldeyer studeerde aan het Anatomisch Instituut in Straatsburg. In 1878 werd hij buitgengewoon hoogleraar en in 1881 gewoon hoogleraar (cursus ontleedkunde). Hij was rector van de RUG in 1906-1909.
PAUL HUYS nr. 308 1752. Telefoonabonnees te Deinze in 1914 Onlangs konden we een Officieel Belgisch Telefoonboek van 1914 raadplegen. Eén enkel boekdeel van 1200 blz. voor gans België. Men had toen 279 telefooncentrales, meestal gevestigd in een postkantoor of een spoorwegstation. De stad Gent en brede omgeving (18 gemeenten) bezat reeds een behoorlijk aantal aangesloten leden: ongeveer 2.800. Reeds talrijke handelaars, fabrikanten, winkeliers, geneesheren, enz. bezaten een aansluiting. In rurale streken waren telefoonaansluitingen zeldzamer. Te Deinze en omgeving (met Astene, Machelen, Olsene, Nevele, Vinkt en Dentergem) telden we amper 34 aansluitingen. Hiervan 8 voor gemeentehuizen, 3 voor de Rijkswacht (Deinze, Nevele en Olsene). Daarnaast slechts 23 aansluitingen van particulieren!
We noemen ze in volgorde: Abbeloos en zoon, weverij, Dentergem; Banque de Gand in de Tolpoortstraat; Café G. Van Damme; Ceuterick A., beursmakelaar, Tolpoortstraat; Weduwe G. Declercq, weverij; De Milt gezusters, linnenzaak, Tolpoortstraat; De Volder P., Maalderij, Petegem; Doorme-Dejonghe G., modekledij, Tolpoortstraat; Gravin du Val de Beaulieu Denterghem, Kasteel, Astene; Gevaert J. en zoon, fabricants, Schutterijstraat, Deinze; Gevaert P., fabricant, Tolpoortstraat; Hotel du Progrès; Weduwe E. Yde-Clappaert, Statiestraat; Lammers 0., weverij, Petegem; Liebaert M., weverij, Statiestraat, Petegem; Malfait A., maalderij vertegenwoordiger van de Moulins des Flandres, Astene; Moulins de Deynze; Pien-Verhaest A., olieslager; Rubanerie de Deynze, bandweverij, Deinze; Graaf A. 't Kint de Roodenbeke, Kasteel van Ooidonk, Bachte-Maria-Leerne; Van Kan A., Stationstraat; Van Kan H., Tolpoortstraat, Deinze; Vermeersch A. en H., metalen, Markt, Deinze; Vermeersch A., metalen, Markt, Deinze. Kruishoutem (met de gemeenten Huise, Wannegem-Lede, Nokere en Wortegem) had slechts... 13 aansluitingen, waarvan 6 voor gemeentebesturen.
Waregem (met de gemeenten Zulte, Anzegem, Vichte, Wielsbeke, Sint-Eloois-Vijve, Wakken en Oostrozebeke) had 56 abonnees. LUC GOEMINNE
2638 Maessprokkels Genocide In KOK Jb. 1992 schreef ik over Jules Van Dorpe, een Deins koloniaal. Ik voegde er een bijlage bij (p.77) over 's Lands Glorie" over de moordpartijen in Kongo. vergeleken met l leydrich en Eichmann, met de holocaust der Joden in WOII. Ik heb toen wei wat geaarzeld die nota te plaatsen want ik vreesde dat er hier of daar wel een "goede vaderlander" zou zijn om mij die nota kwalijk te nemen. Thans is er een studie verschenen die beweert dat Leopold 11 en zijn rubber- en ivoordrift het leven gekost hebben aan tien miljoen mensen. Op onze eigen VRT Televisie werd dat als een fait divers meegedeeld. (Adam Hochschild: De geest van Leopold II en de plundering van de Congo. Verscheen 1998 in het Engels en in het Nederlands (bij Meulenhoff Antwerpen 352 blz. 898 fr.)) Promenade concert = De Proms In de 19e eeuw en tot diep in de 20' hadden vele steden een vaste kiosk. In Gent stond ze op de kouter. In St Niklaas - waar een zeer mooi exemplaar stond - stond ze op de markt in de Warande. Die kiosk stond op een vierkant of rechthoekig plein dat met hoge bomen was afgehoord. eigenlijk door 2 rijen bomen: een aan de buitenrand van die ruimte en een rij een paar meter binnen die vier zijden.
Op die kiosk speelde de fanfare of de harmonie muziek, terwijl het publiek onder de bomen wandelde = promeneerde. Dat waren dus "wandelconcerten". Niet het muziekkorps wandelde (van café naar café) maar het publiek paradeerde in modische kledij. Een warande is een wandeldreef, i.c. een vierkante (rechthoekige) "dreef' omheen de kiosk. Een kiosk is i.c. een muziektent naar alle kanten open, met een dak, en op een stenen onderbouw (een soort kelder onder de open ruimte. De tent (voor afbreekbare kiosken) was vaak een vaste metalen constructie maar open naar alle kanten. Het was een fraai stuk metaalwerk bestaande uit gaten die kunstig werden samengehouden. De plaatselijke harmonie nodigde collega-verenigingen uit om er concerten te geven - in de 19e eeuw zelfs om er op te treden in wedstrijden en "prijskampen".
Het woord kiosk is van Turkse oorsprong en betekent een tent die naar alle zijden open is. Bruggen in Gent Volgens Ludovico Guicciardino in zijn beschrijving der Nederlanden in de 16e eeuw waren er toen meer dan 300 bruggen in Gent. Volgens Van Meterens beschrijving van begin 17e eeuw (1618) waren er in Gent in 1584 98 stenen bruggen hoog genoeg om schepen door te laten. Hij beweerde dat Gent eigenlijk uit 20 eilanden bestond, onderling verbonden door bruggen. In 1940 waren er in Gent nog 76 bruggen (de helft beschadigd door oorlogsgebeurtenissen). Van Meteren telde voor 1584 iets meer dan 100 windmolens in Gent langs de stadsmuren en 8 watermolens (7 parochiekerken, 35.000 huizen, 5 abdijen, 25 kloosters, 8 hospitalen waaronder de Bijloke).
Deinze had eeuwenlang slechts 1 brug. Toen 1845-1848 de Vaart gegraven werd kreeg Deinze een 2e brug. In 1931 kreeg Deinze een derde brug (in de Guido Gezellelaan).
2639 In de jaren '60 kreeg Deinze twee bruggen, maar zonder verkeersaansluiting, ze stonden er jaren ongebruikt tot de ring om Deinze dan toch aangelegd werd. Aan de stokerij Filliers was er ooit een brug over de Rekkelingen-beek (reeds vermeld in 12C eeuw). Dat was de weg Kortrijk-Deinze-Leerne-Drongen-Gent. Van Kortrijk tot Deinze liep die weg langs de rechter Leie-oever, stak in Deinze over en liep dan langs de linkeroever (gezien naar de monding in Gent). Er waren veel ponten en veren in de diverse aanliggende dorpen. Een gedenkplaat voor beeldhouwer Luc Van Parijs. Jo Evrard, weduwe van beeldhouwer Luc Van Parijs, liet een bronzen gedenkplaat aanbrengen aan haar huis in de Adolf Baeyensstraat 135, te Sint-Amandsberg met de vermelding Hier woonde beeldhouwer Luc Van Parijs (1920-1991) Ze wilde hiermee de aandacht van de Gentse bevolking op een kunstenaar vestigen die
het grootste deel van zijn oeuvre in het Gentse heeft waargemaakt. Vader Antoon Van Parijs kreeg reeds in Deinze een gedenkplaat in de Tolpoortstraat en een straatnaam aan de Leie: "Het Antoon van Parijspad". We hopen dat Gent ook voor zoon Luc Van Parijs een straat zal vinden om er zijn naam mee te verbinden. In afwachting is de gedenkplaat een gelukkig initiatief om het imago van de beeldhouwer op te roepen in een wijk waar kunstenaars als Jos Verdegem, Oscar Colbrandt, Cécile Cautermans en Adolf Baeyens reeds met een straatnaam werden bedacht. Het "Tineke Van Heule" getuigt te Gentbrugge nochtans van zijn scheppingskracht. De drie retrospectieve tentoonstellingen die zich voltrokken in het Dienstencentrum te Gentbrugge (mei 1993), in het museum van "Deinze en de Leiestreek", te Deinze (maart '95) en in 't Toreken te Gent (april '95) getuigden van succes en waardering: het werk van vader en zoon kwamen er tot hun recht. In Deinze gaf KOK een bundel uit over Antoon en Luc Van Parijs (bijdragen van Piet en van Karel Cassiman en van Jo Evrard en van Veerle Van Doorne en Germain Van Beversluys. De plechtigheid bij de onthulling van het grafmonument van Luc Van Parijs op het Campo Santo in oktober 1996 was ook een uiting van erkenning.
1753. Deinse kunstschilders op het Gents Driejaarlijks Salon van 1847 Op het 20` Driejaarlijks Kunstsalon van Gent, dat op 27 juni 1847 geopend werd, waren drie geboren Deinzenaars met één of meer werken vertegenwoordigd: de "ancien" Charles Louis Picqué (° Deinze 1799) en de twee "aankomers" Casimir vanden Daele (° Deinze 1818) en Firmin Bouvy (° Deinze 1822). De "Gazette van Gent" wachtte bijna een maand om aan dit Salon enige aandacht te schenken. Tussen 23 juli en 22 augustus verscheen dan wel een reeks van niet minder dan zes uitvoerige artikelen, waarin tientallen tentoongestelde werken besproken werden.
Firmin Bouvy kwam meteen al aan de beurt in het eerste artikel. In de Gazette van Gent nr. 4938 van 23 juli 1847 stond te lezen: "Het vertrek van Gil-Blos van Santilane naer de hoogeschool van Salamanca, door den heer Firmin Bouvy, te Antwerpen, nr.66, is een schoon tafereel. Het onderwerp is hoogst wel
2640 behandeld; de Gil-Bias is van eene treffende waerheid. Men voelt zoo veel behagen in het beschouwen dezer schildery als by het lezen van den roman 111 van dien naem". De beide andere Deinzenaars kregen hun beurt in het tweede artikel in het nr. 4940 van 28 juli 1847. De (anonieme) kunstcriticus was voor Vanden Daele nogal kort van stof (enkel een woordspelige verwijzing naar het woord "bevallig" uit de titel van het schilderij) en liet zich niet bepaald gunstig uit: Het jong bevallig juffertje, nr.195, van den heer van den Daele, van Antwerpen, is niet bevallig van schildering". Méér niet, maar tamelijk duidelijk! Voor Picqué daarentegen luidde de appreciatie eerder positief, vooral voor zijn werk als portrettist (hij toonde er twee op het Salon, waarvan de criticus er een uitdrukkelijk vermeldt): "In zyne portretten blyft de heer Picqué , van Deynze, te Brussel verblyvende, zyne faem staende houden. Het Portret van den graef de M... (2), nr. 241, getuigt hier van. S. Genoveva van Braband, nr. 242, van den zelfden artist, is een afgesleten onderwerp, doch is tamelyk wel behandeld." Tegelijk drie staaltjes van kunstkritiek van honderdvijftig jaar geleden. Men kan over de kwaliteit van deze besprekingen oordelen zoals men wil, maar belangrijk was in elk geval dat er in de dagbladpers over de artiesten geschreven werd. Hun aanwezigheid op de Salons en op de schaarse andere tentoonstellingen, die door kunstkringen werden georganiseerd, was meestal de enige mogelijkheid om het geïnteresseerde kunstpubliek te bereiken. Elke aandacht, aan hen besteed, was dan ook bijzonder welkom... Leuk was ook als een kunstenaar, door aankoop van zijn werk, bijkomende aandacht genoot. Die gunst was b.v. Bouvy op het vorige Gentse Salon van 1844 te beurt gevallen. Daar werd zijn genreschilderij De schets, of Aanzien doet gedenken aangekocht voor de verloting onder de inschrijvers. Op 25 september 1844 was er trekking en Bouvy's schilderij viel te beurt aan de heer Delebeque-Malou in Gent 131. ( 1) De schelmenroman Gil Blas de Santillane (1715-1736) is van Alain - René Lesage (1668-1747). (2) Waarschijnlijk een graaf de Mérode of een graaf de Meeus!? Het schilderij zelf (en de verblijfplaats ervan) is ons niet bekend. (3) Zie Gazette van Gent en Den Vaderlander van 27.9.1844,
PAUL 1-IUYS nr. 309 1754. Koning Boudewijn in Spiegelbeeld Herman Liebaers (°1919), germanist, afgestudeerd in 1943, werd toen ambtenaar in de Koninklijke Bibliotheek te Brussel en bouwde een indrukwekkende bibliotheekcarrière uit niet alleen als hoofd van die bibliotheek, ook bekend als "Albertina", maar in het internationaal bibliotheekwezen. Hij werd door de Koning tot Grootmaarschalk gekozen in 1974 (tot 1981). Daarover schreef Liebaers een boek dat matig interessant en zeer zelfverheerlijkend is. Het leest wel vlot. In zulke "memoires" of "gedenkschriften" treft men meestal wel anecdotes aan die sfeerscheppend zijn en de mentaliteit illustreren. Eigenlijk is grootmaarschalk een gallicisme voor Hofmaarschalk. Maar de germanist Leibaers heeft dat niet willen corrigeren. Hij was de eerste niet-adellijke hofmaarschalk. Hij was ook de eerste Nederlandstalige hofmaarschalk. Een geboren Brusselaar die aan de RU Gent gestudeerd had.
2641 Zijn voornaam kreeg hij omdat vader (communist-socialist-syndikalist)grote bewondering had voor Herman Gorter de dichter van Mei: "een nieuwe lente, een nieuw geluid". Ook Herman Bouchery kreeg die voornaam naar Herman Gorter (Herman Bouchery, classicus, prof. neoLatijn en kunstgeschiedenis aan de RUG in mijn studententijd 45-49). (Herman Bouchery was ook conservator van het Plantin Moretus-museum te Antwerpen, zoon van Desire Bouchery die nog ooit even minister is geweest.) Is het nog voorstelbaar: Herman Liebaers, toen hij nog "nieuw" was in de Koninklijke Bibliotheek kreeg ooit een berispende opmerking van zijn chef omdat hij de hand gaf ook aan het niet-universitair personeel. Dat paste niet!!!
Toen Liebaers in de bibliotheek begon was zijn wedde per maand 2.700F. Zijn vrouw, samen met hem als germaniste afgestudeerd, begon als jounaliste te werken voor Het Laatste Nieuws en verdiende toen 7.200F. per maand. Zijn voorganger als hofmaarschalk was een franstalige Antwerpenaar. Die werd ooit door de Antwerpse Rotaryclub uitgenodigd een toespraak te houden. Die Antwerpenaar deed dat voor Antwerpenaars in het Nederlands (Antwerps?) wat bij enkele Rotaryleden de opmerking loszweekte "Is hij sedert hij aan het Hof is nu ook al flamingant geworden?" In 1975 ging Koning Boudewijn op bezoek bij president Nyerere van wie geweten is dat hij daar ver in Tanzanië - de Europese Cultuur kent Liebaers stelde aan de president de dignitarissen voor die de Koning begeleidden: - dat is vice admiraal Van D ek - en dat is kolonel Rubens De president bekijkt Liebaers en zegt dan: - en de volgende is commandant Jordaens zeker? Iemand (een dame) noemde Liebaers niet "Grootmaarschalk" maar wel "Grote Schalk". En zo haalt men nog meer anekdotes uit de memoires. HERMAN MAES Nr. 62 1755. Nog Deinse ketters in 1567-1568 In het K.O.K.-Jaarboek 1980 l" schreef Dr. Jozef Scheerder een goed gedocumenteerd en boeiend om lezen bijdrage over "De hervorming te Deinze (1534-1569)". Daarin geeft hij een overzicht van "personen verdacht van heresie of deelname aan de troebelen van het Wonderjaar, aangehouden, terug in vrijheid gesteld of veroordeeld en gestraft door de magistraat of door de Raad van Beroerten"; Deze lijst van ketters bevat de namen van tien personen (niet allemaal uit Deinze!) uit de periode vóór het Wonderjaar (1566) en van niet minder dan drieënzestig personen (de meesten uit Deinze en Petegem), gestraft voor hun ketterse activiteiten tijdens en na het Wonderjaar. Onlangs lazen we, in het tijdschrift "Westhoek", XIII, 1 (1997), een interessante bijdrage van Kristof Papin, getiteld "Ketters op de mesthoop. Een aanvulling op de 'Liste des condamnés' van A.L.E. Verheyden". Deze studie <2' steunt op pas ontdekte archiefdocumenten uit het Departementaal Archief te Rijsel, nl. een bundeling veroordelingen van ketters uit de jaren 1567 tot 1571 ''. Deze veroordelingen werden niet alleen uitgesproken door de Raad van Beroerten, maar ook door de Raad van Vlaanderen en de stedelijke rechtbanken.
In de bijdrage van Kristof Papin worden drie Deinzenaars vermeld, waarvan slechts één in Dr. Scheerders overzicht voorkomt , nl. Joos BULTYNX 0'. die op 7.8.1568 onthoofd werd.
2642 De overige twee Deinzenaars komen bij Dr. Scheerder niet voor en vormen dus een aanvulling op diens lijst. Het gaat om Franchois BAERS (S) en Maurus VAN HAESBEKE (6). De eerstgenoemde, Baers, werd in 1567 gegeseld, maar ontsnapte daarna blijkbaar aan ergers. Van Haesbeke daarentegen kreeg in 1568 de doodstraf en zijn goederen werden geconfisceerd (7) Kristof Papin vermeldt ook één man uit Petegem, m.n. Jan DE CONINCK fs. Arents ^e), die eveneens in 1568 ter dood veroordeeld werd, met confiscatie van zijn bezittingen. We weten echter niet met zekerheid of in dit geval het Deinse Petegem bedoeld wordt of Petegem bij Oudenaarde. Genealogisch onderzoek zou dit misschien kunnen uitmaken. (1) K.O.K.-Jaarboek, XLVII (1980), blz. 25-88. (2) Westhoek, XIII, 1, blz. 15-32. (3) Lille, Archives Départementales du Nord, Fonds Cumulus, nr. 18226 (Chambre des Comptes. Sentences de condamnations pour hérésie, 1567-1571). (4) K.O.K.-Jaarboek 1980, blz. 59, nr. 8 (Josse Bultijnck), resp. Westhoek, l.c., blz. 30, nr. 68 (Joos Bultynx). (5) Westhoek, I.c., blz. 28, nr. 49. (6) Westhoek, 1.c., blz. 30, nr. 68. (7) Daarom kwamen deze stukken terecht in de Rekenkamer te Rijsel omdat de ontvanger aldaar toezicht moest houden op de ontvangsten van de geconfisceerde goederen, die aan de Vorst toekwamen. (8) Westhoek, l.c., blz. 30, nr. 66.
PAUL HUYS nr. 310 Maessprokkels Vroedvrouwen - Raf Vandenabeele schreef in ons jaarboek 1978 over Jan Albert Roselt, plattelandschirurgijn te Machelen (1714-1785) en o.a. over bevallingen en de opleiding van vroedvrouwen toen. - Prof. Leon Elant schreef ook vaak over medische gevallen en medische opleiding. Zo beschreef hij ooit een keizersnede in 1835, gepubliceerd in het Nieuw Vlaams Tijdschrift dat het Vermeylenfonds toen patroneerde. - In "Heemkundig Nieuws" van Oost-Oudburg nr 3 van 1998 schreef Roger Poelman over Meester-chirurgijn-barbier Jan Bernard Jacobs uit Lochristi, die een handleiding schreef "Ten voordele van de Vroedvrouwen ten platten lande". In 1784 schreef hij 450 blz voor een "Vroedkundige oeffenschool" een werk dat zelfs in het Frans vertaald werd en in Parijs gebruikt werd. Jozef II benoemde hem tot prof te Leuven. Jacobs volgde Jozef 11 en zijn leger , ook toen in 1790 een tyfuskoorts dat leger teisterde. Jacobs stierf aan tyfus in 1790. Het handboek voor vroedvrouwen was een verrijking. Want tot dan toe moest een vroedvrouw steunen op eigen praktische ervaring . De enige beroepseis was tot dan toe dat ze het nooddoopsel kon toedienen. Goede maatjes Wie lust niet de eerste maatjesharing? Maar wat is dat eigenlijk? en over welke maatjes gaat het? Nu ja, haring kennen we; maar die maatjes! De geleerde Kiliaan maakte reeds in 1599 een eerste etymologisch woordenboek van het Nederlands (wellicht het eerste van alle talen?) en hij omschreef wat maatjesharing was als "halec prima virginea...lactibus et ovis carens" = eerste maagdelijk vismengsel zonder melk of eieren (= kuit). Maatjesharing was dus maagdekensharing, jonge haring zonder kuit (cf. het kalf, het lam, het veulen, de big, de welp etc. tegenover zijn volwassen soortgenoot).
2643 Het woord maagd komt van een 5000 jaar oude indogermaanse stam die in de Germaanse talen "magit" werd en dan umlaut kreeg d.w.z.: de a assimileerde gedeeltelijk tot e onder invloed van de i in de volgende lettergreep: magit werd engels maiden --> maid werd duits midel en dan verkleinwoord Midchen werd nederlands meid en verkleinwoord meisje (meidje) (een flinke meid) later dienstmaagd --> meid (dienster) in dialect "meisen" Woordenboeken definiëren een maagd als "ongerepte jonge vrouw". Het woord haring bestaat alleen in de Germaanse talen of is door andere talen van hen overgenomen. Het klinkt overal ongeveer gelijk haring - en dan umlaut: herinc. De Romeinen maakten er in de 3e eeuw na Chr "aringius" van. Het woord bestond dus bij de zeevarende Angelen, Juten, Saksers, Franken, Friezen, Denen, Noren, Zweden en Nedersaksers, aan de Oost-en de Noordzee (de Schotten en de leren spraken een Keltische taal) (Umlaut begon pas 5` E te werken). Belastingen Dacht je dat iedereen belastingen betaalt, erfenisrechten betaalt, btw betaalt etc. en dat zulks altijd het geval was (BTW nu was fiskale taks in zegels te betalen, takszegels, vroeger). Gedurende eeuwen sprak men van de drie standen: adel, geestelijken en de anderen: de gewone burgers, poorters, stedelingen, dorpelingen, boeren, kooplui, ambachtslieden (nu: werkgevers en werknemers).
De eerste twee standen betaalden geen belastingen en leefden dus op kosten, zweet en tranen van de vele anderen. En als ze al ooit voor iets toch moesten bijdragen, dan haalden ze het toch eerst bij de derde stand, desnoods bij de vierde stand (die niets had maar wel diensten (werk) kon leveren. Erfenisrechten betaalden ze ook niet want alle bezit was zo genotuleerd dat de functie erfde, niet de persoon. En de functie liep gewoon door. Met welk recht beroemen ze zich op hun bezit en op welke verdienste? Vrijstelling van belastingen en voorkeursbehandeling bij benoemingen! De Franse revolutie schafte de adel af. Napoleon voerde echter een nieuwe adel in: diegenen die hem nuttig waren en hem onderdanig waren. Een nieuw "slavendom" werd toen ingevoerd: de conscriptie, de militaire dienst. In het begin van de 20C eeuw duurde die dienst drie jaar. Mijn schoonvader deed (lichting 1910) driejaar militaire dienst + 4 jaar IJzerfront; mijn grootvader deed (lichting 1883) drie jaar militaire dienst en kwam éénmaal met een verlof van een paar dagen. Ik deed 12 maanden militaire dienst ("slechts" 12 maanden!) in 1949-'50 tegen 10 fr. per dag (10 fr. was toen de prijs van 2 pintjes). We kregen ook kleren en eten. De beroepsmilitairen kregen een wedde om hetzelfde werk te doen ... of te laten doen. En welke materiële voordelen kunnen sommigen zich toe-eigenen bvb. via onkostenrekeningen voor verplaatsingen, overuren, vervoerkosten etc.. Toen ik soldaat was - op de Generale Staf - zag ik dat hogere officieren die na 17u. nog werkten recht hadden op een legervoertuig om naar huis gebracht te worden. Er waren officieren die om 16u. begonnen en "overwerkten" tot halfzes. En dus reglementair naar huis mochten gevoerd worden door chauffeurs - beroepsmilitairen - die daardoor dan ook "overuren" presteerden, na uren niets doen dan wachten. Wat kosten die dienstverleningen waarop de "heren" recht hebben (hadden?)? ... betaald door de gewone man die alleen plichten heeft.
2644 Ik leerde mijn studenten ooit in een cursus deontologie dat men slechts rechten heeft in de mate waarin men zijn plichten vervult en nakomt. Wie rechten heeft, heeft ook plichten. Wie plichten heeft heeft ook rechten. En zoek nu maar de juiste verhoudingen. TV-mis Op zondag 16 augustus 1998 werd op VRT-televisie een eucharistie-viering, een heilige mis uitgezonden vanuit de OLV-kerk van Deinze.
Dat gaf o.a. aanleiding tot prachtige TV-heelden van vooral het houtsnijwerk in deze Deinse kerk die daar een half millennium het stadsbeeld beheerst - vroeger meer dan nu, omdat de huizen lager waren en het klokgelui het dagelijks leven hielp ordenen in vreugde en gevaar, bij feest en bij ramp (reeds meer dan 500 jaar!). De twee Deinse koren, Cantate Domino en Jekade, die deze mis zingend begeleidden maakten een goede beurt. Dat de deken zijn kerkelijke diensten verzorgt en stijl geeft wordt al lang gewaardeerd. Ook vanuit de Raveel-kerk (kapel) in Machelen werd reeds een 'I'V-mis uitgezonden, wat dan aanleiding gaf de Raveelse illustratie van het kerkelijk beleven tot in de huiskamers te laten komen. Pastoor De Smaele, vroeger onderpastoor in OLV-Deinze, is zorgzaam om zijn Raveelkapel. Ze verdient het.
1756. Naar de molen gezonden worden : een straf? (over " De verliefde ezel" van Louis Couperus en de komedies van Plautus) In "De verliefde ezel" (een bewerking door Louis Couperus van de "Metamorfosen" van Apuleius ) wordt verhaald hoe de Griekse koopmanszoon Charmides om zijn verliefdheid behekst en in een ezel veranderd wordt. Op een bepaald moment wordt hij door rovers, in ruil voor een zak meel, afgestaan aan een molenaar. En ziehier wat de "ezel" daar toen overkwam: "De slaven maakten zich van mij meester en de opziener zeide: 'Het is een afgebeulde ezel, maar altijd nog goed genoeg om een molensteen te draaien: hij kan dan draaien tot hij erbij neervalt.' En met een schop in mijn achterdeel joegen ze me voorwaarts, naar de molenstenen. die ginds onder afdaken werden rondgedraaid, door ezels en misdadigers beiden... Sedert draaide ik de molensteen... In het lamoen gespannen, draaide ik, geblinddoekt, aan een houten boom de zware molensteen steeds rond en rond, onder de zweepstriemen en knuppelslagen van de erbarmingloze opzichters. Eindeloos, eindeloos trok ik en liep ik in de cirkelvormige gleuf, om en om, altijd in het rond, trekkend liet centenaarzware gewicht waaronder het graan knarste boven de onderste steen. Mijlen, mijlen liep ik af in het nauwe rond, trots blinddoek versuft en duizelig in mijne hersenen, die meer en meer die van een ezel werden en alle besef van menselijkheid schenen te verliezen... Liep ik en liep ik, steeds dezelfde enge cirkelgang, terwijl de bovenste steen met mij draaide, knarsende, boven de onbeweeglijke onderste, over het gepletterde graan. Soms mocht ik stand houden, werd mij de blinddoek afgerukt. En zag ik de andere molenstenen, onder de rieten afdaken, regelmatig draaien in het rond, getrokken door andere, als ik afgebeulde lastdieren, ezels en muilen, of ook sjouwerig voortgeduwd door misdadigers en gestrafte slaven."
2645 Molenwerk, slavenwerk! We lezen het ook bij de Latijnse komedieschrijver Titus Maccius Plautus (± 251-184 v. Chr.). Deze was in zijn jonge jaren verbonden aan een reizende toneelgroep, ging in de handel maar kon het daar niet waarmaken. Daarna probeerde hij een tijdlang als molenaarsknecht aan de kost te komen, ging dan zelf maar toneelstukken schrijven en pas toen die echt succes begonnen te krijgen, kon hij de molen vaarwel zeggen. Als deze biografische gegevens juist zijn - wat door sommigen betwijfeld wordt - zou hij dus het molenbedrijf uit eigen ervaring gekend hebben. Maar dan heeft hij er blijkbaar geen beste herinneringen aan overgehouden... In Asinaria (De komedie der ezels) staat een ietwat curieus gesprek tussen de slaaf Libanus en zijn meester Demenetes. Libanus stelt de vraag: "U gaat mij toch niet daarheen brengen, daar, waar steen tegen steen wrijft?" De meester stelt hem een tegenvraag: "Waar spreek je van? Waar mag die plaats, ter wereld, ergens te vinden zijn?" En Libanus verduidelijkt: "Op de plaats waar de nietsnutten treuren die zonder ophouden het griesmeel malen, dicht hij Aftroeven, op de Rammelijzer-eilanden, een plaats waar de dode ossen de levende mensen achterzitten". Waarop Demenetes concludeert: "Bij Potlux, er gaat mij een licht op: wil je het misschien hebben over de molen waar men griesmeel maalt?" Libanus spreekt opzettelijk in beeldtaal. De molen - waar "steen op steen wrijft" - is voor hem een plaats van geween en tandengeknars: een pak slaag is er goedkoop, de ijzers (waarin de slaven geklonken zijn) geven een rammelend geluid; die geketende sukkelaars die de molens draaiende moeten houden, worden bovendien achtervolgd door dode ossen, nl. de bullepees waarmee ze afgetroefd worden. Zijn meester Demenetes doet aanvankelijk alsof hij de toespelingen niet verstaat, maar hij is maar al te goed méé! Hij weet best dat wie straf verdient , naar de molens gezonden wordt: als naar een strafkamp, als naar de galeien... Het opgeroepen schrikbeeld moet voor Plautus' toeschouwers heel duidelijk geweest zijn. In een ander stuk van Plautus, Epidicus genaamd, kan het titelpersonage zijn schulden niet betalen en vraagt aan zijn schuldeiser, bij welke bankier hij dan wel het geld moet halen. Waarop deze droogweg antwoordt: "Dat is mij om het even! Maar als ik het geld deze avond voor zonsondergang niet heb, kan je recht naar de molen gaan". De draagwijdte van deze woorden laat opnieuw geen plaats voor enig misverstand...
Plautus gebruikt de bekende uitdrukking " naar de molen gaan" trouwens wel vaker in zijn stukken . In Mostellaria (= het "Spookhuis ", waar pa niet binnen mag omdat hij er zijn fuivende zoon zou kunnen betrappen ) klinkt , in een gesprek tussen twee slaven , Grumio en Tranio, de dreiging : " Je weet wel dat men jou binnenkort naar de molen brengen zal"./ In Persa (= de Perziër) scheldt de gemene vrouwenhandelaar Dordalus zijn slaaf Toxilus uit voor al wat slecht is: "Stokslagenvreter, voetkluisterboef, molen-burger , slaaf voor altijd, schrokop, vreetzak, dief, plaatpoetser" en nog meer ander fraais. Dat de term " molen-burger " niet precies als eretitel gehanteerd wordt , is in deze context wel zonder meer duidelijk. En dit molenburgerschap is ook aan Toxilus' vriend . Sagaristio , niet helemaal vreemd . Reeds in een der beginscènes van het stuk vertelde Sagaristio over zichzelf : " Een beetje meer dan een jaar lang heb ik in de molen vertoefd, in een kuras van ijzer , als "tribunus vapularis ". " Deze schertsende woordspeling (een ironisch bedoelde verwijzing naar de echte 'tribunus militaris' in het Romeinse leger ) is moeilijk te vertalen , maar wordt wel duidelijk als men weet dat ' vapulare' betekent : slagen krijgen. Molenwerk is slavenwerk ! We lezen het in nog een ander stuk van Plautus, Poenulus (= De Carthager). De slaaf Syncerastus beklaagt zich daar in een lange monoloog over de
2646 wreedheid van zijn meester Lycus. "Nog liever - zegt de slaaf - zou ik in de steengroeven of in de molen blijven, mijn leven lang, met een ijzeren band rond het lijf, dan als slaaf te moeten dienen hij deze beestige vent". Op de molen "slaven" is dus beslist geen leuk karwei, even erg soms als in de steengroeven werken! Dat molenwerk als straf gehanteerd wordt, lezen we ook duidelijk in de bedriegerskomedie Pseudolus . Het titelpersonage Pseudolus , de slaaf van Simo, heeft op zich genomen ene Phenicia ( op wie Simo's zoon Calidorus verliefd is) te redden uit de handen van de vrouwenhandelaar Ballio. Pseudolus weet wat hij riskeert: "Als hij mislukt , zal hij gestraft, naar de molen gezonden worden en hoeft helemaal niet op enig medelijden te rekenen". Een dialoog tussen Simo en Pseudolus gaat precies over de molen als strafplaats . Simo stelt: "Men zou hem zonder uitstel naar de molen moeten slepen ". Waarop de vraag volgt : " Heeft hij dan een fout begaan ?" - " Een zeer zware zelfs !" Een eind verder in het stuk komt de reactie van de bedrogen Ballio: "Laat dus Pseudolus , dat stuk crapuul , naar hier halen . Ja, bij Hercules, ik zou veel liever duizend keer een plechtige eed breken dan mij laten beduvelen en belachelijk maken door die rekel. En nu ben ik het die met hem zal lachen als ik hem te pakken krijg . Ik geloof wel dat hij , zoals het past, zal terechtkomen in het Molen -Huis". In Menaechmi , een komedie met een reeks verwikkelingen om tweelingsbroers (door Shakespeare nagevolgd in The Comedy of Errors), hangt Mesenio, de slaaf van Menaechmus II, een beeld op van de ideale slaaf. Ook hij heeft blijkbaar nog reminiscenties aan tiet werk in de molen . We citeren : " Het typevoorbeeld van de goede slaaf is hij die over het goed van zijn meester waakt . Hij moet, als hij het hart op de juiste plaats draagt , zijn rug verkiezen boven zijn keelgat , zijn benen boven zijn buik. Hij zal er aan denken welke prijs de meesters betalen voor hun slaven , nietsnutten, luiaards, oneerlijke dienaars : zwepen, kettingen , molenstenen, vreselijke moeheid , honger, onmenselijke koude - ziedaar het loon voor luiheid . Ikzelf, ik ben zeer bang voor kastijding ; ook heb ik besloten een goede, geen slechte slaaf te zijn . Want het valt mij lichter te gehoorzamen , ik verfoei een lendensmering , en ik beleef veel meer plezier aan het eten van het meel dan aan het malen ervan. Daarom voer ik gehoorzaam de bevelen van mijn meester uit, ik dien hem goed, met ijver." Tot slot nog een citaat uit het stuk Bacchides , een leuke komedie over een paar jongens die een affaire hebben met twee hetaeren , allebei Bacchis geheten ; als hun vaders hen uit hun moeilijkheden willen halen, worden ze zelf slachtoffer . Ook in dat stuk spelen slaven , alweer, een belangrijke rol. Een der slaven nu, Chrysalus, is ontsnapt. Zijn oude meester Nicobulus knoopt er deze bedenking bij aan : " Vaarwel , uitstekende slaaf! Wat nu? Bij alle goden zweer ik dat (als je opnieuw gegrepen werd ) je lendenen goed en wel verscheurd zouden worden door de geselroeden en datje, niet de beenijzers aan, je dagen in de molen zou eindigen!"
Plautus, de gewezen molenaarsknecht, wist blijkbaar waarover hij schreef... PAUL HUYS nr. 111
NIET TE MISSEN: PIETER BRUEGEL DE OUDE (1520/25 - 1569) exposeert in ons Museum!!! Dank zij de unieke fotografie van A.L. DIERICK is het mogelijk 21 sterk verspreide werken van deze 16d, eeuwse meester te zien, op ware grootte én met natuurgetrouwe kleurenweergave.
Tot 28 mei 2000 Museum van Deinze en de Leiestreek Openingsuren: weekdagen van 14 tot 17.30u.
zaterdagen, zondagen en feestdagen van 10 tot 12u. 14 tot 17u. maandag gesloten Groepen kunnen een rondleiding aanvragen. Tel. 09/381 96 70
Fax. 09/381 96 79 Sinds 25 februari 2000 zijn de Bijdragen tot de Geschiedenis van Deinze en de Leiestreek, LXVII, 2000 of het nieuwe KGK-jaarboek beschikbaar in het Museum. Uw KGK-lidgeld 2000 is toch al in orde? Uw KGK-jaarboek 2000 is reeds afgehaald? Ter herinnering: Gewoon lid 600 bef. Steunend lid, Bestuurslid, Deelgenoot 900 bef. Erelid 1200 bef of meer Portokosten 160 bef. Op postrekening 000-0434500-37 van KGK-Deinze p/a Brielstraat 7, bus 5 9800 DEINZE Uw medewerking is levensnoodzakelijk voor de werking van de Kring!