BELG IE rBELGIOUE__ r I n n
KRING VOOR GESCHIEDENIS EN KUNST VAN DEINZE EN DE LEIESTREEK De Heer Denis Pieters █████████ Blauwstraat 48 9030 Wondelgem █████████ █████ █████
CONTACTBLAD Verschijnt tenminste 4 maal per jaar Verantwoordelijke uitgever : Uitgiftekantoor : Deinze Willy Jonckheere 19°jaargang nr. 1 Winkelstraat 36 9800 Deinze JANUARI 1999 Tel. (09 )386.32.78
Postrekening 000 - 0434500 - 37, KGK- Deinze, p/a Brielstraat 7 bus 5, 9800 DEINZE
2478.
Op vrijdag 19 februari 1999 wordt het KGK-jaarboek voorgesteld en de KGK-tentoonstelling geopend in het Museum van Deinze en de Leiestreek om 19.30 u.
ALLE LEDEN zijn van harte WELKOM De Bijdragen tot de geschiedenis van Deinze en de Leiestreek , deel LXVI, of het KGKjaarboek 1999, is in aantocht: een turf van 500 pagina's met diverse artikelen van A. Heyerick, P. Huys, 1-1. Maes, W. en T. Maes, en J. Moerman. Meer gaan we nog niet verklappen: de primeur is voor de leden die aanwezig zijn op de presentatie van het jaarboek, op 19 februari 1999. Ter herinnering : Lidgeld 1999 gewoon lid steunend lid, deelgenoot, bestuurslid erelid
600 bef. (15 EURO) 900 bef. (22,5 EURO) vanaf 1200 bef. (30 EURO)
Portkosten 160 bef. (4 EURO) postrekening 00-0434500-37 van KGK-Deinze p/a Brielstraat 7, bus 5, 9800 Deinze Wie in orde is met zijn lidgeld 1999 (door overschrijving of door betaling ter plaatse aan de balie kan op 19 februari 1999 in het Museum het jaarboek meenemen. Wie om welke reden dan ook het jaarboek liever thuis besteld krijgt, betaalt een opleg van 160 bef. (4 EURO). Dank zij uw lidmaatschap kan KGK zijn rol vervullen als behoeder van het eigen patrimonium, zowel op artistiek als historisch gebied. Voor het lidgeld krijgen de leden: • zes nummers van het veelgelezen Contactblad, waarin ze ook uitgenodigd worden voor de voordrachten, tentoonstellingen, septemberuitstap , diverse KGK-activiteiten: museumbezoek ... • en het jaarboek Bijdragen tot de geschiedenis van Deinze en de Leiestreek, dat de jongste jaren is uitgegroeid tot een lijvig boekdeel van zowat 500 bladzijden gevarieerde bijdragen.
2479. 1672. Herbergen in Deinze , Petegem , Gottem en Wontergem in 1683 In 1683 wilde de Raad van Vlaanderen , om financiële redenen (belastingen ) en voor politioneel toezicht (ordehandhaving ), een overzicht krijgen van de bestaande herbergen in Vlaanderen . De overheid vreesde voor een onverantwoorde toename van het aantal herbergen en wilde daarom ook weten welke herbergen in recentere tijd werden opgericht. Een aantal van die herbergenlijsten zijn bewaard gebleven ( 1) . Voor onze streek beschikken we over lijsten van Deinze-Petegem , Gottem, Wontergem , Olsene, de vier deelgemeenten van GrootAalter (2), Eke en Nazareth , Sint - Denijs- Westrem , Afsnee en Drongen (3). Hierbij de lijsten van hetgeen voor het huidige Groot- Deinze is bewaard gebleven. In de Deinse lijst wordt een onderscheid gemaakt tussen de zgn. "oude" herbergen en de "nieuwe" die in hei voorbije kwarteeuw waren opgericht. Deinze & Petegem Declaratie vande hostelrijen ende herberghen ghestaen binnen de stede van Deijnse ende schependomme van diere. Binnen Deijnse: oude herberghen - Eerst Sinte Jooris - Ghulden Hooft - De herberghe den Hert - Antwerpen Binnen Peteghem - Den Hert
- Den Bourgoenschen Schildt - Sinte Marten - De Fortuijne - Sinte Anthone Nieuwe herberghen gemaeckt ont hier ende vijfentwintich jaeren ofte daer ontrent. Eerst binnen Deijnse aghter het stadthuijs - Den Leopoldus - De Craeije Tot Peteghem - De Fonteijne Buijten de Brughsche poorte - De V uij lpanne - Het huijs van Joos Verstracten, beede van cleene importantie, als oock is de Craeije ende den Leopoldus. Op Deijnse-buijlen tot Westaerde - Het huijs van Jacques vander Mersch. Burghmeester ende Schepenen der Stede ende Marquisaet van Deijnse verclaeren ende certifieeren (dat) binnen dese stede ende jurisdictie van diere gheene andere herberghen weten als de ghone hier vooren ghedeelareert. In kennisse der waerhede hebben dele doen teeckenen bij onsen Greffier desen 8. april 1683. (Sign. J.R. Wijme) Voor Deinze (inclusief Petegem-Binnen, d.i. de Knok en de Kerk- of Kortrijkstraat) gaat het dus om een totaal van vijfttien herbergen, waarvan negen "oude" en zes herbergen na ca. 1660 opgericht; van deze laatste zes zijn er vier "van gering belang", alle gelegen voorbij het
2480. stadhuis en buiten de Brugsepoort (nl. Leopoldus, de Kraai. de Vuilpan en de naamloze herberg van Joos Verstraeten). Dertien herbergen hebben een naam en/of uithangbord, slechts twee niet (4) . De herbergen van Petegem-Buiten (b.v. Sint-Hubrecht en de Groene Boomgaard) ontbreken op deze lijst. Gottem De Gottemse lijst (d.d. 29 april 1683) vermeldt vijf herbergen, waarvan er vier een naam en/of uithangbord hebben 051 :
- Een oude herberg genaamd de Swaene, "opde plaetse op de passage van Ghendt op Cortrijck" - Ook op de plaetse de Drij Swaentghens, herberg sedert omtrent veertien jaar. - Ook op de plaetse de Sint-Jooris, "Wesende eene oude taveerne". - Omtrent "2000 voet vande voorseide plaetse op de voorseide passage noch eene herberghe dichte aenden aert (= aanlegplaats) vande riviere de Leije". - Omtrent en half uur van de voorzeide plaetse "noch eene oude herberghe ghenaemt den Tappuijt, alwaer gheenen herwech en is". Wontergem De Wontergemse lijst (d.d. 17 april 1683) vermeldt slechts twee herbergen - allebei zonder vermelding van naam of uithangbord of naam van eigenaar of uitbater -"wesende ghecitueert dicht op de plaetse upden herwegh, loopende van Ghendt naer Cortrijck' en allebei zeer oud "dat gheene ouderlijnghen danoft (= daarvan) memorie en hebben wanneer de selve aldacr sijn opgherecht". Vermoedelijk gaat het om de (Blauwe) Gans en het Peerdshoofd t61. Noten (1) Rijksarchief Gent, Raad van Vlaanderen, nr. 32.171. (2) Zie P. Huys, "De herbergen te Aalter, Bellem, Lotenhulle en Poeke in 1683", in: Land van de Woestijne, XIX, 3-4, blz. 10-22. (3) Zie P. Huys "De herbergen te Drongen in 1683", in: Jaarboek Heemk. Kring Dronghine, 1996, blz. 71-77. (4) Bij N. Kerckaert, "Oude Oostvlaamse huisnamen" (Gent, Prov. Bestuur, 7 dln., 1977-1993), vinden we elf van de dertien herbergen-met-naam vermeld: Antwerpen, Fortuin, Gouden Hoofd, Hert (2x), Kraai, Leopoldus, Schild van Bourgondië, Sint-Antonius, Sint-Joris en Sint-Maarten. Alleen de Fontein en de Vuilpan ontbreken bij Kerckhaert. (5) Kerckhaert, a.w., vermeldt Sint-Joris, Tapuit en Zwaan (maar niet de Drie Zwaantjes). (6) Kerckhaert, a.w., vermeldt voor Wontergem de Blauwe Gans (1573), tPeerdshoofd (1683!), den Hoorn, de Sterre en het Vliegend Hert (alle drie 1779).
PAUL IIUYS nr. 2 70
Nieuwe historische werken in de Stedelijke Openbare Bibliotheek Traditioneel worden we in de najaarsperiode overspoeld met tal van nieuwe publicaties. Uit dit aanbod willen we hier drie belangwekkende historische werken kort voorstellen. Van Evrard Raskin, auteur van de omvangrijke biografie over Gerard Romsée, secretarisgeneraal tijdens WOII, verscheen onlangs een nieuwe ophefmakende studie, deze keer over prinses Lilian, de ambitieuze West-Vlaamse gouverneursdochter die in volle oorlog met weduwnaar Leopold 111 in het huwelijksbootje stapte.
2481. Raskin beschrijft hoe dit huwelijk en de dominante persoonlijkheid van Lilian sterk bijgedragen hebben tot de felheid van de Koningskwestie. Zijn boek draagt niet voor niets de ondertitel: De vrouw die Leopold III ten val bracht. Maar ook Leopolds kleine kantjes komen uitvoerig aan bod. De auteur belicht hoe gemakkelijk hij zich door zijn echtgenote liet beïnvloeden, zodanig dat de prinses als hoofdoorzaak van de aanslepende Koningskwestie bestempeld wordt: zonder Lilian had de Coburger "lang voor de zomer van 1950 geabdiceerd en aldus de eer aan zichzelf gehouden", besluit de auteur. Evrard RASKIN, Prinses Lilian: de vrouw die Leopold III ten val bracht, Antwerpen, Houtekiet, 1998, 304 p. SISO: 936.3 (Geschiedenis van België) Een andere publicatie die royalisten wellicht met weinig vreugde zullen begroeten, is: "De geest van Koning Leopold II en de plundering van de Congo " van de Amerikaanse historicus Adam Hochschild. Het desastreuze koloniale beleid van de wat megalomane koning in zijn Congolese kolonie is door Belgische historici al eerder uit de doeken gedaan. We weten dat de inheemse bevolking op een niets ontziende manier werd ingezet op rubberplantages, waarbij regelrechte terreur niet geschuwd werd. Hochschild brengt weinig echt nieuwe feiten aan, maar hij giet de bekende gegevens wel in een boeiend - zij het gruwelijk - verhaal. Hij heeft ook veel aandacht voor de campagnes van buitenlandse mensenrechtenactivisten-avant-la-lettre. Terecht stelt Hochschild de vraag waarom over dit alles niets te bespeuren valt in het Tervurense Museum voor Midden-Afrika. Blijkbaar willen de Belgen liever niet herinnerd worden aan deze gruwelijke episode uit het verleden. Adam HOCHSCHILD, De geest van Koning Leopold II en de plundering van de Congo. Amsterdam, Meulenhoff, 1998, 359 p. SISO: Af-zak (Geschiedenis van Zaïre-Congo) Met de Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging (NEVB) verschijnt een naslagwerk van onschatbare waarde voor de studie van de Vlaamse beweging in al zijn aspecten. Niet alleen is er aandacht voor personen, tijdschriften, organisaties en bewegingen allerhande, bovendien worden in een tachtigtal overzichtsartikelen de belangrijkste thema's met betrekking tot de Vlaamse beweging in kaart gebracht. Een kwarteeuw na de eerste editie was een update meer dan nodig geworden. Niet alleen is sindsdien heel wat wetenschappelijk werk verzet, ook de aanpak en de invalshoek zijn grondig veranderd. Van verheerlijking of verbloeming van bepaalde feiten is er geen sprake meer: bovenal primeerde een nuchtere historisch-kritische analyse. Aan deze encyclopedie werkten tientallen specialisten mee, waaronder de voorzitter van de KG-K, Willy Jonckheere . Hij behandelt de Brugse bisschop De Smedt, CVP-politicus Jan Verroken en rector De Somer, figuren die o.a. in verband staan met de splitsing van de KUL. Dit driedelig werk is ook raadpleegbaar op cd- rom, een zeer interessant medium met uitgebreide zoekmogelijkheden. Men kan zoekacties ondernemen op trefwoord (dit komt overeen met de lemma's in de gedrukte versies), op thema (deze houden verband met de onderwerpen die in de overzichtsartikels behandeld worden, zoals activisme, amnestie , Brussel, federalisme ..., waarbij naar alle artikels verwezen wordt waar het gewenste thema behandeld wordt), op tvtje (soort van onderwerp, bv. begrippen, instellingen, organisaties, partijen, plaatsen, personen,
2482. symbolen...), naar periode (er zijn zes tijdperken, gaande van vdór 1830 tot na 1945, waarbij de twee wereldoorlogen een aparte periode vormen), volgens auteur (men kan van elke auteur van een bijdrage in de NEVB opzoeken hoeveel en welke artikels hij/zij heeft geschreven), en ten slotte kan men ook op willekeurige tekst zoeken (elk relevant woord dat ergens in een artikel voorkomt, vb. Deinze). Er zijn nog meer mogelijkheden, zoals zoeken op geboorte- en sterfdatum van een persoon of be in- en einddatum van een periodiek of organisatie, of zoeken naar artikels met of zonder illustraties, of naar woorden uit de onderschriften bij de illustraties, maar deze lijken mij minder relevant. Al deze verschillende zoekmogelijkheden kunnen gecombineerd worden. Men kan dus bv. alle artikels van een bepaald auteur over een thema van een bepaald type uit één periode opvragen.
De gevonden artikels kunnen opgeslagen worden op diskette (te kopen in de bibliotheek à 25 fr) of uitgeprint worden (5 fr./blad). Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse beweging, Tielt, Lannoo. 1998, 3 dl. SISO: 934.91 (Geschiedenis van België) OPMERKING: dit naslagwerk kan enkel ter plaatse geraadpleegd worden . De cd-rom is te consulteren op de computer op de eerste verdieping.
PETER S"IRUYVE POB Deinze Stedelijke Bibliotheek Deinze Gentpoortstraat 1 9800 Deinze tel. 09/381.95.60 Openingsuren:
ma
14-18 u
do
14-20 u
di wo
14-20 u 10-13 u 14-18 u
vr za
14-20 u 10-13 u
1673. J. B. van Haenewijck en P. van Landegem, zilversmeden in Deinzc In de Deinse " Volkstelling van het jaar IV" (1796) vinden we onder de nrs. 1108 - 1111 de volgende personen ingeschreven (1) 1108: Issabelle FROYE, 66 j., orfevre , Kerckstraete , sedert 1767. sedert 1769. 1109: JeanVAN HAENEWYCK, 27j., son fils, ibidem , 1110: Issabelle VAN HAENEWYCK , 26 j., sa fille, ibidem , sedert 1770. 1111: Pierre VAN LANDEGIIEM , 50j., son domestique , ibidem , sedert 1746. Een vrouwelijke zilversmid in Deinze? En bovendien de enige in deze stad, want in de Volkstelling wordt verder geen enkele andere zilversmid meer vermeld... Over de zilversmeden in Deinze is in de kunsthistorische literatuur niets bekend! In tegenstelling met Oudenaarde b.v., waar de activiteit van talrijke zilversmeden in de 16e tot de 19e eeuw degelijk bestudeerd en beschreven werd ().
2483. Elk archiefgegeven, waaruit we iets over de beoefenaars van het "edel" ambacht in Deinze kunnen vernemen, is derhalve welkom. Hierbij dan een eerste brok informatie, geput uit de Correspondentie der Fiscalen in het archief van de Raad van Vlaanderen te Gent (3), Op 18 december 1781 richt Pieter van Landeghem, geboren Deinzenaar (° 1745) en nog altijd ingezetene van de stad, zich tot de Keizer met het verzoek "om in sijne qualiteijt van meester goud- ende silversmet, sig te mogen etablisseren binnen dese stede van Deijnse". Over dit verzoek (of rekwest) moet de Deinse stadsmagistraat advies uitbrengen. In dat advies, dd° 7 maart 1782, lezen we dat burgemeester en schepenen van Deinze "geene de minste redenen en weten om aan den suppliant de versochte gratie niet te accorderen, maer integendeel dat alles sig in suppliants faveur verthoont". Twee argumenten worden hiervoor aangehaald. Het eerste argument betreft de persoon van de verzoeker zelf. Hij stamt uit een der meest geziene en eerbare families van Deinze. Zijn vader heeft als licentiaat in de medicijnen "nu beth (= meer dan) de vijftigh jaeren met iver dese professie sedert dien tijd alhier geëxerceert". De suppliant is "even als sijne ouders in sijne conduite irreprochable (= onberispelijk) en hij heeft " nu ontrent de twintigh jaeren bij wijlent den goud- ende silversmet van Hanewyck de functie van goud- en silversmet met lof alhier gedaen, tot soo verre dat hij het vertrouwen van jder heeft weten te winnen". (Van Haenewyck was inderdaad een maand voordien overleden en dat feit precies heeft Pieter van Landeghern doen besluiten tot het indienen van een aanvraag om zijn vroegere patroon te mogen opvolgen.) Het tweede argument in het gunstig advies van het stadsbestuur betreft niet de aanvrager, maar de status van de stad zelf en houdt verband met de wetgeving betreffende (het ambacht van) de edelsmeden. De stad, ofschoon "alsnu (= in 1781) gedemoulieert" (= ontdaan van haar vestingen), beschikt nog altijd over "de privilegien der besloten steden (4), uijet crachte van welcke alhier alle ambachten ende fabriquen liberlijck geëxerceert sijn geweest"'. Om die reden ook is "het meermaels door de Majesteijt aen afsetene deser stede geaccordeert geweest van alhier te excerceren de functie van het goud- en silversmeden, gelijck nog hedendags uijt crachte van diergelijcke verleende octroijen geëxerceert wort". Bovendien is de ligging der stad zodanig dat - voor de controle op de naleving " van de placcaeten op het fait van het goud ende silversmeden geëmaneert (= uitgevaardigd) - niet en is te vreesen, als sijnde de stad van Deijnse maer drije mijlen afgelegen van die van Gend, soo dat de winckels van goud- ende silversmeden alhier geëtabliceert, ten allen tijde door het gemack van den steenwegh buijten hunne verwachtinge soo door de controleurs van sijne Majesteijt als door die van de neeringe der goud- ende silversmeden van Gendt, tonnen gevisiteert ende geëxamineert worden." Aldus, samengevat, het gunstig advies vanwege het Deinse stadsbestuur. Maar ook het betrokken ambacht in Gent moest over deze aanvraag advies uitbrengen. Blijkens het dossier van 23 januari 1783 is Pieter van Landeghem "natif de Deijnse et maitre orfèvre depuis dix ans dans la ville de Gand". Hij bleef dus onder het Gentse edelsmedenambacht ressorteren. Het advies van het Gentse ambacht was evenwel ongunstig. Het bestuur van "le métier des orfèvres de Gand" is immers van mening toegedaan "qu'il n'est pas possible aux chef et jurés de leur métier de veiller aux fraudes que pourroient eommettre des orfèvres établis si loin d'eux". Precies wegens die "difficulté de la surveillance" willen ze dus het gevraagde liever niet toestaan.
De beslissing van "Brussel", d.d. 23 januari 1781, houdt met het ongunstig advies van het Gentse Ambacht weinig rekening. De beslissing luidt: "Nous avons permis audit Pierre van Landeghem d'excercer la profession et métier d'orfèvre en la dite ville de Deijnse, moyennant (= op voorwaarde) qu'il continue de ressortir, quant à l'orfèvrerie, sou le métier des orfèvres de Gand, dont il est membre."
2484. Pieter van Landeghem mocht zich dus, na de dood van zijn vroegere baas van Haenewijck, in Deinze vestigen als goud- en zilversmid. Het verbaast dan ook enigszins dat we hem, vijftien jaar later, in de Deinse Volkstelling van het Jaar IV, aantreffen, niet als "zelfstandig meestersmid", maar als "domestique" van de weduwe van Haenewijck. Zij blijft dus blijkbaar de zaak van haar overleden man nog altijd in eigen naam uitbaten en Pieter van Landeghem, "meester goud- en zilversmid", heeft er het statuut van "knecht". Leuk is allicht anders!... Of er van hem (en van Van Haenewijck) nog stukken edelsmeedwerk bewaard zijn gebleven is ons niet bekend. Het is misschien een onderzoekje door specialisten waard? Ter aanvullende informatie nog enkele `- personalia" in verband met de betrokkenen. Joannes-Baptista VAN HAENEWIJCK die zich , met zijn vrouw Isabelle FROYE, in 1767 in Deinze gevestigd had, was afkomstig uit Leuven , aldaar geboren in of circa 1709 ). Van waar zijn (20 jaar jongere ) vrouw geboortig was, is ons niet bekend. Zij hadden vijf kinderen : Isabella Ludovica Jacoba (° Deinze Sint-Martinus 19.9.1769), Mattheus Alexander Pantaleon (° Deinze O.-L.-Vrouw 27.11.1770 - 6.9. 1789). Joannes Josephus Benedictus (° Deinze O.-L.-Vr. 15.12.1771), Henricus Jacobus Maria (° Deinze O.L.Vr. 2.4. 1773) en Petrus Maria Modestus (° Deinze O.-L.-Vr. 13.11.1774). Vader van Haenewyck overleed in Deinze Sint-Martinus op 14.11.1781 , omtrent 72 jaar oud. In het parochiaal overlijdensregister wordt hij "argentarius" (= zilversmid) genoemd (5). Voor de 35-jarige Pieter VAN LANDEGHEM, zoon van de hoogbejaarde Deinse arts, kwam op dat ogenblik de "opvolging" open. Hij was in de Sint-Martinusparochie van Deinze geboren op 5.3.1745, als zoon van Jacobus Franciscus van Landeghem en Livina Theresia Doré. Ilij werd gedoopt op 6 maart: zijn peter was Petrus Roelants, de baljuw van Aalter, en zijn meter was Livina Jacoba van Landeghem (een tante?) (6) . Vader van Landeghem was (zoals van Haenewyck) eveneens uit Leuven afkomstig (aldaar gedoopt in de Sint-Pieterskerk in 1702). Hij was op 3.10.1739 in de Deinse Sint-Martinuskerk gehuwd met ene Livina Tresia (sic) Doré, van wie de geboorteplaats en -datum ons niet bekend zijn. Zij kregen in Deinze vijf kinderen, die alle in de Sint-Martinuskerk gedoopt werden: Catharina Ludovica (°25.8.1740), Joannes Baptista Josephus (°28.9.1741), Isabella Catharina Francisca (°28.11.1743), Petrus Jacobus Franciscus (5.3.1745) en Engelbertus Josephus (°30.9.1750). Moeder van Landeghem, geboren Doré, overleed in Deinze Sint-Martinus op 9.4.1782; in de overlijdensakte wordt haar leeftijd niet meegedeeld. Vader Jac. Fr. van Landeghem, die in de overlijdensakte vermeld wordt als "experimentissimus" (= zeer ervaren) Dorninus, per 54 annos medicinae Licentiatus" stierf op 10.12.1784, 81 jaar oud; hij werd begraven "solemniter cum laudibus vespertinis". Uit de mededeling dat hij "gedurende 54 jaar licentiaat in de medicijnen" was, kunnen we afleiden dat hij omstreeks 1730 gepromoveerd is (Universiteit Leuven ?) en zich tussen 1730 en 1739 (datum van zijn huwelijk) als dokter in Deinze kwam vestigen.
Zijn zoon Pieter, die als edelsmid in dienst trad bij J. B. van Haenewyck, was in 1796 blijkbaar nog altijd ongehuwd. In het archief van het Gentse edelsmedenambacht vinden we hun beider namen niet terug (7). Noten (1) Rijksarchief Gent, Fonds Scheldedc-partement nr. 6086. Uitgegeven door Guido Demuynck (VVF-Deinze, 1992).
2485. (2) In 1994 (?) had in het Stadhuis te Oudenaarde een tentoonstelling van Oudenaards zilverwerk plaats en de catalogus ervan mag als een degelijk standaardwerk terzake gelden. (3) RAG, RvV 1, nr. 30.866 (advies Schepencollege Deinze d.d. 7.3.1783) en nr. 30.870 (aanvraagdossier Pierre van Landeghem d.d. 23.1.1783). In de bundels "Correspondentie der Fiscalen" van de Raad van Vlaanderen zijn talrijke gegevens over edelsmeden te vinden (b.v. in nr. 30.865, a° 1781, over Eugène Larmuseau, meester-zilversmid uit Oudenaarde, die zijn ambacht wil uitoefenen in Tielt en over Benedictus Josephus de Palme, meester-zilversmid te Aat die zich in Ronse wil vestigen; nr. 30.882 over een gelijkaardige aanvraag in Sint-Niklaas; nr. 30.904, a° 1788, over A. de Breydel, zilversmid in Eeklo die zich in Torhout wil vestigen; nr. 30.905 over Aatl Ninove; nrs. 30.907, 30.909, en 30.910 over Oudenaarde, enz.) (4) Verwijst naar "Placcaert ende Ordonnantie op `t stuck ende exercitie van d'Ambacht van de Goudt- ende Silversmeden, ende `t gene daer-aenkleeft", d.d. 24 juli 1688, opgenomen in het "Tweede Deel vanden Vierden Placcaet-Boeck van Vlaenderen 1684-1739 (Gent, Petrus de Goesin), blz. 1272-1294, vooral het hfdst. XII, blz. 1279. Nog i.v.m. hetzelfde ambacht is er een ouder plakkaat van Albrecht en Isabella d.d. 20.10.1608 en hun Edict d.d. 14.4.1612 (Tweede Placcaetboeck, resp. blz. 445 en 466). (5) In de parochieregisters van de Deinse O.-L.-Vrouweparochie vinden we nog twee andere van Haenewycks vermeld, nl. het overlijden (op 4.8.1759) van "Joannes van Hannewyck, Lovaniensis, filius Theodori, coelebs (vrijgezel), medicinae licentiatus, aetatis 30 annorum, sepultus officio 9 lett.", en het huwelijk (op 12.7.1765) van Margaretha Jacoba Panthaleon van Hanewyck met ene Jacobus Joannes Emanuel Vispoel. (6) In het parochieregister van Deinze O.-L.-Vrouw vinden we ook het overlijden, op 5.6.1780, van ene Catharina van Landeghem (gehuwd met Jacobus van der Sypt) (7) Stadsarchief Gent, Reeks 182 (= Archief goud- en zilversmeden); in het register nr. 3 (Leden- en inschrijvingsboek tot 1796) zijn de namen van Haenewyck en van Landeghem niet opgenomen. - In tiet Stadsdarchief Gent, Ongenummerde reeks/Goud- en zilversmeden. nr. 14 (= Inventaris 85/10) bevindt zich wel een copie van een notarisakte (Joseph Floris Mussche, d.d. 1.4.1751; Rijksarchief Gent, Notariaat, microfilms nr. 810 - 113.99.36) waaruit blijkt dat Joannes Baptista Van hannewyck, "wisselaer ende silversmit tot Deynze", de toelating krijgt om "het ambacht van silversmet binnen de selve stede van Deynse te exerceren, (...) aldaer aen de selve exhiberende ende voor haudende sijn poin4-on, geteeckent met de letteren VH ten effecte van bij de silversmeden op hunnen plaete te prenten". Over deze "plaat" met de merktekens der Gentse goud- en zilversmeden zie: Jos. Casier, "Les orfèvres tlamands et leurs poincoins. Réproduction des plaques originales conservées au Musée d'antiquité de Gand" (Gent, Monumentencommissie, z. d.); op die platen komt het merk van J.B. van Hanewyck evenwel niet voor.
PAUL HUYS nr. 271
Maessprokkels Wereldliteratuur Wie kan alles lezen wat "op niveau" is? Een keuze moet gemaakt worden. Daar er steeds "`groten" zijn die men niet heeft gelezen uit het overaanbod is elke keuze beperkt en gerelativeerd. Voor mij: de Griekse tragedies van vooral Sofocles (Aristophanes en Euripides) en dan Goethe en Shakespeare. En Dostojewski,... Maar vergeet de Edda niet, de Ilias en de Odysseia die elk duizend jaar samenvatten in poëzie van onvergankelijke waarde. En de Bijbel; en ... Men vroeg aan iemand de naam van de drie grootste Duitse dichters. Het antwoord was: Goethe, dan nog eens Goethe; dan Heine. (l leine was in de Hitlertijd verboden lectuur) Filatelie Dat is de naam voor de verzamelwoede van de postzegelverzamelaar. Over de post, de postkoets, de postverzending, de postverdeling zou een aardig boek met mooie illustraties te maken zijn.
2486. De familie Turn und Taxis kreeg in het Eerste Duitse Rijk van de keizer het monopolie toegezegd. De postzegel is een Engelse uitvinding die in 1840 in gebruik kwam. Het postzegelverzamelen begon enkele jaren later. Filatelie = filos = vriend ateleia = vrij van taks, vrij van belasting Het woord is dus een humanistische samenstelling van twee Griekse woorden. De duurste postzegel? In Duitsland werd in 1985 één postzegel van een foutieve druk uit 1851 verkocht tegen 2,3 miljoen Mark = 46 miljoen Belgische Frank. Reeds in 1865 werd in Parijs de eerste club van postzegelverzamelaars, van filatelisten gesticht. Maar die ging wel ter ziele. De oudste nog bestaande club is de "Royal Philatelic Society" te Londen (in het land van de clubs) die gesticht werd in 1869. Naar het schijnt beschikt koningin Elisabeth II over een verzameling van nagenoeg alle postzegels die ooit waar dan ook ter wereld verschenen zijn. George V (1865-1936) begon er mee als kind. George V volgde zijn vader Edward VII, de zoon van koningin Victoria, op in 1910. Hij was de vader van Edward VIII (die troonsafstand deed omwille van Mrs Simpson in 1938) en van George VI, de vader van Elisabeth II (zij volgde op in 1952). Ook president Roosevelt was een van de prominente verzamelaars. Luc Stockman KGK-Deinze was behoorlijk aanwezig op de zitting in het Gemeentehuis van Aalter (d.d. 14 maart 1998) waar aan Luc Stockman een Liber Amicorum werd aangeboden, een zeer lovenswaardig boek waaraan ook Luc Goeminne en Paul Huys hebben meegewerkt waardoor ook onze streek ter sprake komt.
1674. Deinse krantenknipsels uit de negentiende eeuw 1. Uit de "Gazette van Gend" nr. 1560 van 4 dec. 1826. Prijsuireiking op 26 nov. In het "Pensionnaet van jonge Joffrauwen, onder het bestier der religieusen van O.L.Vrouw van de 7 weeën " te Ruiselede. 1 e van de Christelijke Leeringe: Joffr. Isab. De Coninck, Gottem (Medalie) Eerste klasse:
le voor Vertaling Vlaamsch-Fransch: Joffr. Virginie Van Oost, Vynckt (Medalie) le voor Briefstijl: Joffr. Colette De Paepe, Deurle (Boekwerk) le voor Cijferkonst: Joffr. Virginie Van Oost, Vynckt (Boekwerk) (1). (]) Op 9 dec . 1824 (GvG 1355) stond een dergelijk verslag over het voorbije schooljaar . Joffr. Colette de Coninck uit Gottem kreeg een medalie als le voor Vertaling Vlaamsch-Fransch en joffr . Francisca Biebuyck, ook uit Gottem , kreeg een boekwerk als le voor het schoon naaien. Vermeldingen voor goed gedrag gingen o.a. naar dezelfde Francisca Biebuyck en naar Joffr . Virginie de Busere uit Deinze.
2487. 2. Uit " Het Vlaemsche Land", 1, 126 van 14 mei 1857. "Men schrijft uit Deinze, 8 Mei. Reeds verscheidene malen is er in de Kamers gezeid geweest dat onze statie in eenen beklagensweerdigen staet verkeert. De reizigers weten zich niet waer schuilen alswanneer zij de aenkomst van het konvooi of de uer van vertrek moeten afwachten. De uitdeeling der reiskaerten wordt gedaen onder eene soort van schuer, veel beter geschikt om vee dan wel om menschen te beschutten. De plaats welke men de zaal van afwachting wel heeft willen noemen, is eene soort van verbergplaets voor koopwaren en kan nauwelijks van 12 tot 15 persoonen bevatten, hetgeen waerlijk onvoldoende is, voor eene statie alwaer twee zijtakken van ijzeren wegen bestaen. Zeer dikwijls gebeurt het dat reizigers hij slecht weder in de bureelen met geweld dringen om in het droog te zijn. Zoo een staet van zaken kan waerlijk niet langer blijven duren." 3. Uit "Het Vlaemsche Land", 1, 238 van 25 sept. 1857. "Gent, 25 sept. Eergisteren is in de fabriek van M. Rosseel, in deze stad, een werkman, met name Frederik Picqué (1), in een werktuig den arm afgedraaid. Men heeft den ongelukkige naer de Bijloke gedragen". (1) Frederik Picqué (Gent 1811-1857) was de zoon van Carolus Picqué en van Isabella Rosalia Claus en dus een rechstreekse neef van de Deinse kunstschilder Charles Picqué, wiens vader Philippus Jacobus (`1768) een broer was van Carolus (°1771). Zie mijn Picqué-bock (1993), Aanvulling A van de genealogische bijlage. Frederik is aan zijn vreselijke verwonding overleden.
4. Uit "Het Vlaemsche Land", 1,255 van 15 oct. 1857. "Men schryft uit Zeveren, bij Deynze, 13 oct. De voorledene week heeft men alhier aengehouden den beruchten Karel Desjain, woonende te Meygem. Hij heeft reeds verschillige veroordeelingen ondergaen, en, zoo men vermoedt, schynt hy de byzonderste te wezen der bende dieven die onze omliggende gemeenten rondzwerven. (...) Hy werd (door een hout sprokkelend meisje) ondekt in een bosch waer hy zich tussehen vier na elkander staende struiken eene soort van spelonk verveerdigd had. (...) Hy had op zich de som van 22 fr. 50 centiemen, een mes, en zyn gaenstok was een scherpe vork." 5. Uit "Het Vlaemsche Land", II, 137 van 11 juni 1858. Men schryft uit Deinze. Onze velden leveren een treurig uitzigt op: een groot getal huishoudens hebben geen drinkbaer water meer. Hier, te Deinze, heeft men twee oude steenputten geopend, waerin men provisoire pompen geplaetst heeft ten gebruike der inwooners; het vlas, de klavers, het gras zyn schier niets meer weerd; de haver lydt vele alsook de tarwe, de rogge en zelfs de aerdappels." 6. Uit " De Scheldegalm. Gazette van Audenaerde" nr. 171 van 2 maart 1862. "Men schrijft ons uit Deinze. Een zeer fraai feest zal hier zondag, om 2 uer namiddag, ter gelegenheid van het karnaval gegeven worden, door de maetschappy De Ware Deynzenaers, onder kenspreuk Bemint 't Permaek, die eenen buitengewoon luisterryken stoet zullen vormen, in welken men niet min dan 8 wel getooide praelwagens zal aantreffen, verbeeldende: 1 ° De uitvinding der drukkunst door Laurens Koster; 2° Eene boerdery; 3° De zangkunde; 4° De italiaensche brigands; 5° Het herbakken (t); 6. Groep boeren en boerinnen, 7. De baron en de baronnes; 8° De poessenellen, en meer andere verbeeldingen en kluchten. Verscheidene wagens zullen met zes of vier paerden bespannen zyn en de stoet zal door stadsfanfarengenootschap voorafgegaen worden."
2488. (l) Het herbakken als "verjongingskuur-" is (naast het "hermalen" in de zgn. "oudewijvenmolen" of het "hersmeden" in een smids) een bekend gegeven in de volkskunde. De stad Eeklo stond bekend voor dat herbakken; het nieuw stedelijk Cultureel Centrum heet trouwens "De llerbakker". Zie hierover: P. Huys, "De wondermolen van Paul Furst en enkele andere vertolkingen van het thema van de ` verjongingsmolen' in Duitsland en Frankrijk", in: Molen en molenaar !e kijk geweld. Molinologische opstellen 11 (Gent, Provinciebestuur, 1996), blz. 202-220.
7. Uit "De Scheldgalm" nr. 173 van 16 maart 1862. "Men schrijft uit Deinze. Zondag laetstleden gaf de Kunst- en Letterkring een avondfeest aen zyne leden en hun huisgezin; deze zitting bestond uit muziek- en zangstukken, uitgalmingen (= declamatie) en het welbekend blijspel: Keizer Karel en de Berchemse Boer. Onder de zangstukken is een duo meesterlijk gezongen door de heeren V. de Lava en Th. Provost, en hij werd begroet door een salvo van toejuichingen. Vergeten we ook niet eene bijzondere melding te maken van den heer Karel Lod. D'Huygelaere, die het boertig stukje de Kwalijk bestelden Brief met een zoo lustig gemoed uitvoerde, dat het publiek den echten toneelspeler met algemeene bravos bejegende. I)e vertooning van het blijspel heeft niet den besten samenhang plaets gehad. De heer C. Balcaen heeft in de rol van Pieter van Eecken bewezen dat hij veel aenleg bezit voor het tooneel. Opvatting en uitdrukking waren onberispelijk. Met alle regt heeft het publiek dien jeugdigen kunstenaer herhaelde malen duchtig toegejuicht. De rol van Frans werd gladaf uitgevoerd door den heer Th. Provost. die het dubbel karakter van verliefden en drolligen boerengast niet zeer veel kunde heeft weten uit te drukken. Kluchtiger en veymoediger tooneelspeler zagen wy nimmer. De lach barstte schier by elk zyner woorden uit. Ook genoot hy, benevens den heer C. Balcaen, het voorregt byzonder veel plezier te doen aen de toehoorders. De rol van Keizer Karel werd zeer verdienstelyk vervuld door den heer l'de Lava, welke voor tooneel en zang eene ontegensprekelyke begaefheid bezit. De andere mindere personagien, uitgevoerd door de heeren A. Damman, L. Boddaert en L. Colpacrt, waren eveneens onberispelyk in hunnen aenleg. Wij kunnen niet eindigen zonder de maatschappy lof te geven over de goede leiding dezer vertooning. Even als by haer vorige voorstellingen was de zael eivol. Dank zy aen den Kunst- en Letterkring, die begrypt dat het tooneel een hefboom moet zyn ter gestadige geestesontwikkeling en eene bron van vermaek voor zyne leden." 8. Uit "Het Volksbelang" 1,2 van 19 jan. 1867. In dit nummer staat een uitvoerig verslag van de begrafenis van Jan Frans Lagrange (17961867), oud-nijveraar en oud-bestuurder van het Leerwerkhuis van Deinze, hoofdman van de "Stadstoonkundige maatschappy" (1826-1830), medestichter in 1858 van "Vooruit". Bij zijn begrafenis werden "dry Vlaamsche redevoeringen" uitgesproken, een eerste namens "Vooruit" door Vital Callebaut, een tweede in eigen naam door Dhr. De Loutere; de derde, door dhr. Colpaert, bstond in "eenige woorden van vaarwel". De eerste twee toespraken worden in "Het Volksbelang" in extenso afgedrukt. 9. Uit de "Gazette van Gend" van 23 okt. 1874. " Dinsdag (= 20 okt.) nanoen , rond 1 uur, heeft men uit de Lei op het grondgebied van Deinze, het lijk gevischt van Karel Beke, oud 61 jaar, winkelier aldaar. Die man was maandag, dronken, langsheen het water, van de kermis van Meigem gekomen. Er is geen spoor van geweld op het lijk gevonden, zoodat hij toevallig in't water gesukkeld zal zijn."
2489. 10. Uit "Het Volksbelang", jrg. 29, nr. 26 van 29 juni en nr . 28 van 13 juli 1895. " De heer Edmond ("Mont ") Tessely, van Deynze, tegenwoordig woonachtig te Elsene, heeft in de letterkundige pryskamp der Zweep (1) den eersten eenigen prijs behaald met zijn novelle Mele" t2). Er waren 58 bijdragen ingezonden, waarvan 20 voor beoordeling in aanmerking kwamen. Een "eerste eervolle vermelding" aan Een sukkelaar (Gent) en een tweede aan Hoog water, door Leda (Gosselies). En verder waren er nog acht "derde eervolle vermeldingen". De jury bestond uit J. Melchaerts, J. Bruylants, Fr. Van Laer, H. Melis en G. Dielemans. (1) "De Zweep " was een Brussels weekblad , dat 89 jaargangen ( 1869-1958 ) bereikte . De jaargangen 14 (1880)28(1894) zijn in de Centr. Bibl. van de Univ. Gent aanwezig (onder nr. J.1 14). Precies de jaargang 1895 ontbreekt jammer genoeg. "De Zweep" werd in 1959 voortgezet onder de titel "Zondagsnieuws" (2) We menen ons te herinneren eens elders gelezen te hebben dat er na de bekendmaking van de bekroning van Mont Tessely herrie ontstond omdat de laureaat op een of andere wijze bedrog zou hebben gepleegd. Over deze herrie berichten we later nog wel eens.
P. HUYS nr. 272
1675. Korte verhalen uit wereldoorlog 11 Engelse Typhoon stort op 11.08 . 1943 te Aarsele neer. Op de lijn Gent-Adinkerke was er gedurende de oorlog elke dag spoorverkeer van Duitse treinen die naar onze kust en die van Noord-Frankrijk op en afreden. De Duitsers hielden er rekening mee dat de Engelsen een invasie op de Noord-Franse en de Belgische kust planden. Zij bouwden daarom een sterke verdedigingsgordel langsheen een groot stuk van onze kust en over de Frans-Belgische grens. De gigantische hoeveelheden materiaal en het groot aantal verplichte of vrijwillige arbeiders die daarvoor nodig waren werden voor een deel over deze lijn aangevoerd. Rond die tijd waren zij trouwens reeds begonnen met de bouw van de lanceerplatformen voor de V I en de V2 in de omgeving van St. Omer zodat hun activiteit daar een nog grotere vorm aannam.
De Engelse luchtmacht volgde deze bewegingen nauwgezet. Om de aanvoer van materiaal te verhinderen en zodoende het tijdschema van de werken te verstoren bestookten de Engelse jachtvliegtuigen zowel bij dag als bij nacht deze konvooien. Om zich tegen die aanvallen te verdedigen hadden de Duitsers de laatste wagon van elke trein uitgerust met een `Flakvierling'. Dit is een luchtafweerkanon met vier lopen die elk 700 tot 800 schoten per minuut kunnen afvuren. De Engelse piloten waren zeer beducht voor dit wapen. George Sholto Manning, Flying Officer nr. 127030, vrijwilliger bij de Royal Air Force in het 197' Squadron, vertrok op 11 augustus om 11.30 u. vanaf het vliegveld Tangmere met zijn Typhoon nr. JP 533.
Zijn opdracht luidde: Treinkonvooien aanvallen en uitschakelen. Boven Aarsele kreeg hij een goederentrein in het vizier die in de richting van de kust reed. Hij bestookte de locomotief maar werd door de Duitse FLAK geraakt. Zijn toestel ontplofte in de lucht en kwam terecht op de landerijen van boer Blancke, juist naast de steenweg DeinzeTielt, ongeveer 500 m. voorbij 'Het Hoge' van Aarsele. Ooggetuige Blancke zag een tweede toestel dat nog enkele rondjes draaide en foto's van het wrak maakte om dan richting Engeland te verdwijnen.
De piloot was op slag dood en werd op het gemeentekerkhof van Aarsele begraven.
2490. Zijn familie liet na de oorlog op zijn graf een gedenksteen plaatsen van een ander model dan de tienduizenden typisch Britse grafstenen die men hier op de Commonwelth kerkhoven van WO 1 en II aantreft. De volgende tekst staat erop gebeiteld: WHEN PEACE DESCENDS ONCE MORE LIKE GENTLE RAIN MENTION MY NAME IN PASSING, IF YOU MUST AS ONE WHO KNOW THE TERMS, SLA Y OR BE SLAIN AND THA UGHT THE BARGA IN WAS BOTH GOOD AND JUST Vrije vertaling: - Als de vrede opnieuw als zachte regen neerkomt - Spreek dan in het voorbijgaan mijn naam uit alsje moet - Als een die de woorden doden of gedood worden kent - En dacht de afspraak was goed en juist. George Shotlo Manning was geboren te Londen op 14 juli 1923 en dus juist 20 jaar geworden. ROMAIN DE BOUVER
1676. Henri Goeminne derde in de Willemsfonds -zangwedstrijd van 1869 In de "Groote Prijskamp voor Solo-Zang'' van het Gentse Willemsfonds op zondag 7 november 1869 traden in de wedstrijd voor heren dertien van de zestien ingeschreven deelnemers op. Vijf Deinzenaaars waren ingeschreven, maar één van hen trad niet op. nl. August Vromant. De andere vier Deinzenaars traden wel op: 4. De heer Cam. Lagrange, tenor (zangstuk niet meegedeeld). 5. De heer Henri Goeminne, baryton, met "De arme man", melody van Ferd. Brondeel. 10. De heer Henri Mestdagh, tenor, met "De herfst", meiody van Niedermeyer, op vervlaamschte woorden van Ph. Van Cauteren. 12. De heer Th. Ide, bas, met "De Pelgrim van St. Just", aria van Boiëldieu, op vervlaamschte woorden van E. De Cautere. De eerste twee prijzen werden, met eenparige stemmen, aan twee Gentenaars toegewezen. Met drie stemmen tegen twee werd aan de Deinzenaar Henri Goeminne de derde plaats toegekend. De jury bestond uit de heren Andries, voorzitter, Ed. Devos, Pieter Devigne, Van Renschoot en Ferd. Brondeel. leden (1) (1) Zie hierover ook K.G.K.-Contactblad XVII,3 van juni 1997, blz. 2276-2277. De bovenstaande (ten dele nieuwe) gegevens komen ditmaal uit het Gentse weekblad "Het Volksbelang", .irg.lll(I 869), nrs. 45 (6 nov.) en 47 (20 nov.).
PAUL HUYS nr. 273
2491. 1677. Turnfeest in Machelen In "De Deynsche Burger" vond ik volgende aankondiging: "Gemeente Machelen - Zondag 18 september 1898: Groot Turnfeest door de " Vereenigde Artisten " van Deinze, bij Cyrille Van de Walle (Dorp). Begin om 3 '/2 ure stipt. De ingangsprijs is slechts 10 centimen. We hopen dat gansch de gemeente zal opkomen. De turnleider Cwniel Soenen."
In mijn artikel over '`De Jonge Turners met voorloper en afstammelingen" (Jaarboek K.O.K. 1990, vanaf blz. 89) had ik het over die '`voorloper", die bestond van 1896 tot 1900. I Iet betrof een socialistische turngroep " Jong maar Sterk ", met als turnleider C. Soenen. In het dagblad Vooruit van 30 september 1897 berichtte men reeds over een welgelukt turnfeest. Men voegde er aan toe dat deze turnkring terzelfder tijd een afdeling was van de Socialistische Jonge Wachten, die `s zondags soms op propagandatocht naar de omliggende gemeenten trok, waar ze een kort turnfeest gaf. Bovenvermelde aankondiging staaft deze bewering. Om zoveel mogelijk tegenpropaganda te vermijden, verzweeg men natuurlijk de echte naam en de socialistische gezindheid van de turnkring. ANDRÉ HEYERICK 1678. Nog Deinse berichten uit de "Gazette van Gend" (1823-1825) Kerkdiefstal te Meigeur "Voorleden donderdag (= 27 maart) heeft men in een bosselken te Drongen gevonden verscheyde effecten, die men vermoed gestolen te zyn in de kerke van Meygem, waer onder twee kelken, een kleed van O.L.V.Vrouw, stoolen enz. Eenen verdachten vremdeling is ter zelven tyd aengehouden." (GvG nr. 1179 van 3.4.1823) Jaar- en Paardenmarkt te Deinze "Het stedelyk bestuur van Deynze brengt ter kennis van het publiek, dat de gewoone Jaar- en Paarden-markt van alhier zullen blyven plaats hebben op de daegen van ouds geploogen, t.w. op den eersten woonsdag naar Beloken-Paaschen, op den eersten woonsdag naar O.L.Vrouwe half ougst, en op den eersten woonsdag naar S. Lucas-dag in de maand october, en dat er op lestgemelde twee markt-dagen (20 ougst en 22 october 1823) twee pryzen in gelde zullen worden uitgereikt, te weten: 1 ° Eenen prys van 15 guld. nederl. aan den goonen afzetenen van deze stede zynde, die het grootste getal paarden ter markt tot den verkoop zal hebben gebragt (maar minimum vier); 2° Eenen dito van 15 guld. nederl. aen den eygenaar van het schoonste en best ten toon gestelde en verkogte paard. Gedaan te Deynze den 10 mei 1823. (Get.) CLAES, Burgemeester; GOEMINNE, Stads-secretaris." (GvG nr. 1192 van 19.5.1823; zie ook nr. 1232 van 6.10.1823) Chretien Byl erkent geen schulden van zijn echtgenote
"Bericht. Den onderschreven Chretien Byl, koopman in wolle en andere goederen. woonende op de merkt te Deynze. bericht het geëerd public, dat, aengezien zyne huysvrouwe Sophia
2492. Natalia 1laegens, vrywillig zyn huys verlacten heeft en van hein gescheyden is, hy hem geene schulden zal aendraegen die zyne gemelde huysvrouwe zoude konnen maeken . Dcynze, den 20 july 1823. Chretien Byl." (GvG nr. 1211 van 24.7.1823) Josephus Speekaert uit Nevele vermist "Daer word gemist sedert 6 july laestleden, zekeren Josephus Speekaert, krankzinnigen jongman, oud ontrent de 54 jaeren, lang vier en half voeten, blond van pair en wenkbrouwen, met eenen gebulten neus, gekleed niet eenen blouwen kiel, ronden hoed, katoenen bebloemden halsdoek, en met een paer zilvere schoen-gespen, gebortig van Nevele, en van daer vertrokken zonder dat men tot alsnu weet alwaer hy zig is ophoudende. Te berigten aen het plaetselyk bestuur van Nevele." (GvG nr. 1213 van 31. 7.1823) Prijsdeling in de Kostschool voor jonge joffrouwen te Ruislede Jaarlijkse "prijsdeling" (schooljaar 1822-1823) in de "Vlaemsche en Fransche Kost-school voor jonge joffrouwen" in Ruislede begin december 1823: I e Classe: Joff. Nathalie Pypaert. Vinkt (boekwerk, le voor de Fransche Spelkonst). 3e Classe: Joff. Rosalie de Vreese. Sint-Martens-Leerne (boekwerk. Ie voor vertaling); Joffr. Anna van Doorne, Poeke (boekwerk, l e voor de "leeskonst"). En ook enkele uitslagen van het volgende schooljaar 1823-1824, bekendgemaakt bij de "prijsdeling " op 24 nov. 1824: Tweede Classe: Joff. Colette de Coninck , Gottern ( medalie, le voor vertaling van Vlaams naar Frans); Joff. Francisca Biebuyck , Gottem (boekwerk , 1 e voor het "schoon naeyen");
Joff. Virginie de Bussere, Deinze , en Joff. Francisca Biebuyck , Gottem, boekwerk , ex-aequo met nog anderen. (GvG nr. 1252 van 15.12.1823 en nr. 1355 van 9.12.1824) Schieting van de Societeyt van S. Carolus
"Bericht. De Societeyt van S. Carolus tot Deynze verwittigt by deze de Liefhebbers van den Handbogen, dat zy naere schieting van 10 july uytstelt tot den 24 july 1825, ten eynde de schieting van Sebastiaen, tot Petegem by Deynze, op tienden july, met meerderen luyster te lacten placts hebben. (Get.) J. F. Lagrange." (GvG nr. 1415 van 7.7.1825) PAUL HUYS nr. 274 1679. De Coene
In het Jaarboek nr. 65 schreef ik over Saverys en zijn vrienden Streuvels, De Coene, Deleu die samen in 1924 "de Vlaamse binnenwateren" afvoeren. In voetnoot werd nog in extremis vermeld dat er in Kortrijk een tentoonstelling was geweest over De Coene en zijn bloeiend bedrijf dat echter ter ziele was gegaan.
2493. En terwijl ons jaarboek genaaid en gebonden werd, kreeg ik het laatste nummer (november 1997 - ontvangen 8 januari 1998) van De Leiegouw 1997, met daarin een artikel over "De Kortrijkse Kunstwerkstede in de economische collaboratie" (blz. 227-394) geschreven door Kathleen Speelman. Het begint a.h.w. met de vermelding van de boottocht op de binnenwateren, die tocht waarover ook wij schreven in KGK 1998. Wc lazen dat het Saverys kwalijk genomen werd dat hij tijdens WOII enkele werken liet meegaan naar een tentoonstelling in Duitsland. Dat was in '45-46 zelfs een punt van beschuldiging. Dat James Ensor 129 werken liet meegaan werd toen niet genoteerd (cf. KGK- 1998) In de bijdrage zien we een foto van de vernieling van het bedrijf na het bombardement van mei 1940 met op die foto Albert Saverys temidden de vernieling. Ook in maart en in juli '44 werd de fabriek zwaar gebombardeerd (179 + 154 doden). We vernemen ook dat Jan Saverys (zoon van Albert) kon onderduiken tegen verplichte tewerkstelling in Duitsland, omdat de firma De Coene hem inschreef als tewerkgestelde voor bosontginning in Frankrijk. In 1956 vierde de firma het 50-jarig bestaan "de kunstwerkstede". Eerste minister Van Acker voerde er toen het woord. Saverys was aanwezig (12-5-1956). Op 1-1-1977 werd de NV officieel ontbonden. De bijdrage in De Leiegouw beschrijft uitvoerig het collaboratieproces van dit eens zo bloeiend bedrijf dat soms 2.000 mensen te werk stelde. H. MAES nr. 40
1680 . Uit Deinze via de Gaverstreke. Voorbeelden wekken. • In het 24` Jaarboek (1996) van de Geschied- en Heemkundige Kring De Gaverstreke schreef M. Delmotte over de Gemeenteraadsverkiezingen 1815-1921 te Waregem en liet die bijdrage begeleiden door een biografische nota van de vernoemde gemeenteraadsleden en hun verwantschappen. We vonden een nota over de familie Dufaux en over de Deinse notaris Edouard Dufaux (1822-1906), zoon van de Waregemse notaris Joseph Van Robays (1771-1817) opvolgde. Van Robays was de eerste notaris te Waregem (na het Ancien Regime). Pieter Albert had nog een zoon-notaris, Leo, te Waregem. In K.O.K. Jb. 1984 p. 38 vindt men een tabel van die notaris-verwantschap tot bij de notaris Henry Dufaux die nu (1997) in villa Zonneschijn te Astene woont (en notaris was in Moeskroen waar nu zijn zoon notaris is). Delmotte vertelt ook over de vrouwen van de Dufaux-zonen en over de politieke rol van Dufaux in Waregem. • Ook een te Deinze geboren Henri De Bussere (1820-1897) zoon van Jacob (1781-1864) en van de Gottemse Rosalie Verhaest (1782-1867) komt aan bod. Over deze stamboom De Bussere zie ook Vlaamse Stam 1990 (p. 369 e.v.). • Er komt ook een Jean Baptist Vermeersch aan bod, geboren 1817 in Grammene (+ Waregem 1901). Zijn vader Bernard stierf te Grammene in 1818.
Er bestaat een hypothese en een vermoeden dat de Franse auteur Maxence Vandermeersch van Grammense uitwijkelingen afstamt.
2494.
De manier waarop M. Delmotte de gemeenteraadsverkiezingen uit de Gaverstreke beschrijft en aanvult met familie- en afkomstgegevens van de burgemeesters, schepenen en raadsleden van de deelgemeenten, kan als voorbeeld gelden om voor Deinze en deelgemeenten hetzelfde op te zoeken. Laat dit een suggestie zijn voor wie naar een onderwerp zoekt. (cf. Jan Moerman in het K.O.K. Jb. 1973). HERMAN MAES nr. 41
1681. De terugkomst der Oostenrijkers in Deinze in januari 1791 Op 10 januari 1790 eindigde de "Brabantse Omwenteling" met de verdrijving van de Oostenrijkers uit de Zuidelijke Nederlanden en de uitroeping van de Republiek van de Verenigde (Belgische) Provincies. Deinze, waar het anti-keizergezinde manifest van de Staten van Vlaanderen was afgelezen en onder eedaflegging aanvaard, stond - mede onder impuls van de Deinse hoogbaljuw Charles-Filip Martens - aan de zijde van de opstandelingen. Een jaar later echter kwamen de Oostenrijkers zegevierend terug. Op Sinterklaasdag van 1790 bezetten ze Gent en op 3 januari 1791 trok een afdeling van het Oostenrijkse leger door Deinze naar Kortrijk. In zijn "Geschiedenis van Deinze", blz. 237, schrijft Ach. Cassiman (die zijn informatie hierover putte uit de "Gazette ven Gend" van 10 maart 1791) in verband met de situatie in Deinze:
"Op 9, 10 en 11 januari verbleef (de Oostenrijkse) luitenant Deflines te Deinze om onlusten te vermijden, die konden uitbreken bij de viering van de Oostenrijkse overwinning. Zij, die een jaar vroeger, geestdriftig de onafhankelijkheidsfeesten hadden meegemaakt, vonden nu de moed God te danken, vuurwerk af te steken, een bal te houden op de herstel ling van het gezag dat ze hadden verworpen." Ofschoon Keizer Leopold amnestie had beloofd, werd alles toch niet zo maar blauwblauw gelaten. Hoogbaljuw Martens en de Deinse pastoor Benedikt Verbraken (° 1746; pastoor 0.L.-Vrouw Deinze 2.5.1785 - 5.3.1792) moesten zich al onmiddellijk bij de Raad van Vlaanderen te Gent verantwoorden voor de "lauwheid" waarvan ze bij de volkse feestelijkheden rond de Oostenrijkse terugkeer blijk zouden hebben gegeven (1). Op 28 januari schreef de hoogbaljuw aan de Fiscalen in de Raad van Vlaanderen te Gent dat hij zelf op 8 januari 1791 onderweg was geweest naar Aalst en vandaar naar Brussel was doorgereisd om er de (gevolgen van de) nieuwe situatie te gaan bespreken en dat hij pas op 15 januari naar Deinze was teruggekeerd. Hij kon dus onmogelijk ter plaatse gedeeld hebben in de .Qspontane" volkvreugde en de festiviteiten ( Te Deum, feestverlichting en vuurwerk, volksbal etc.) die van 11 tot 14 januari in Deinze hadden plaatsgevonden! Pastoor Verbraken van zijn kant, in zijn (flauw en ontwijkend) antwoord van 30 januari 1791 aan de Fiscalen, verantwoordt zijn houding door erop te wijzen dat hij wel degelijk in zijn kerk, op 1 1 januari, een dankzeggingsmis met 're Deum heeft opgedragen. Of hij dat mét of tegen zijn zin had gedaan, staat in zijn brief uiteraard niet te lezen. Evenmin als dat hoogbaljuw Martens zich in zijn brief had uitgesproken over het al dan niet "diplomatisch" karakter van zijn afwezigheid uit Deinze op die cruciale momenten. Uit de bewaard gebleven stukken van dit dossiertje in het archief van de Raad van Vlanderen blijkt verder niet of deze aangelegenheid voor de hoogbaljuw en de pastoor nog een (sanctioneel) staartje heeft gekregen. Overigens, veel tijd om te recupereren kregen de
2495. Oostenrijkers hier niet. In 1792 werden ze door de Fransen een eerste keer en in 1794 voorgoed verdreven ... (1) Rijksarchief Gent, Raad van Vlaanderen, nr. 30.913 (Correspondentie der Fiscalen, dossier d.d. 19 jan. 1791): "A ('occasion des démonstrations de joie qui ont eu lieu lors de la rentrée de Nos troupes dans Ie pays (...) ils (= baljuw Martens en pastoor Verbraken) ne se sont point prëtés à ce qui témoignát publiqement de la joie dans eet endroit" (' Deinze).
PAUL HUYS nr. 275
1682 . Nog over het Jongenspensionaat in Deinze ( 1809-1810 ) en over het Meisjespensionaat in het Markiezaat (1823) In de "Gazette de Gand " van 3.1.1811 deelde ene P.J. Coppens, "gewezen directeur van het Frans pensionaat te Lovendegem bij Gent", aan het publiek mee "dat hij zich op 20 oktober 1810 in de stad Deinze gevestigd had, in vevanging van Sieur Hans'', die het pensionaat zopas verlaten had (1).
Blijkens een notitie van Herman Maes in het K.O.K.-Jaarboek van 1986 (2) was FrancoisDorninique Hans directeur van de Deinse jongenskostschool "van 1809 tot 1810", een korte periode dus. Deze Fr.-Dom Hans was, toen hij zich in Deinze kwam vestigen, voordien directeur geweest van het "Pensionnat de Royghem-lez-Gand". Dit vernemen we uit een "Prospectus" (3), dat hij bij zijn aankomst in Deinze liet verspreiden. In dit niet-gedateerde document (drie bedrukte bladzijden) lezen we interessante bijzonderheden i.v.m. het leerprogramma, de ligging van de kostschool, de verblijf- en studiekosten, de organisatie van het onderwijs enz. Inzake leerprogramma worden een achttal hoofdvakken opgesomd (we citeren de beschrijving ervan in het oorspronkelijk Frans): "Il (= Fr.-Dom. Hans) enseignera aux élèves: 1. A lire de manière à être écoutés; 2. A écrire avec gout, ordre et méthode; 3. A parler et écrire purement les langues francaise, flamande, anglaise (4) et latine; 4. L'arithmétique et son application au commerce, au affaires administratives et l'économie domestique (= huishoudkunde); 5. L'algèbre élémentaire; 6. La géométrie et l'arpentage (= landmeetkunde); 7. La géographie; 8. L'histoire ancienne et moderne. Een nogal omvattend en veelbelovend programma zo te zien. Maar er was nog meer, want er wordt nog aan toegevoegd dat het programma ook lessen omvat van (wij vertalen) "handel, landbouw, industrie ('`manufacturen" - in theorie en praktijk), bankverrichtingen, handelsbalans (in vergelijking met die van de vreemde naties), boekhouding (enkelvoudige en dubbele), wisselkoersen etc. Een geestelijke zal speciaal belast zijn met de christelijke leer ts ^ en met het onderricht in het Latijn en het "Vlaams". De toegelaten voertalen op school zijn Frans en Engels (6). Om zijn pedagogisch plan te doen slagen, schrijft sieur Hans, heeft hij talentrijke mensen bijeengebracht, die sedert hun jeugd met de wetenschappelijke studie vertrouwd zijn en met de hulp van dergelijke medewerkers twijfelt hij niet aan het welslagen (van zijn onderneming).
2496. De kostschool wordt als volgt beschreven: "Cet établissement est à Deynse sur la grande route de Gand à Lille; La maison est vaste, propre et commode, ayant cour et jardin et très-bien aérée; les élèves seront toujours sous la surveillance des maitres; la nourriture sere saine et abondante." Het kostgeld bedraagt per schooljaar 400 fr. voor vol-pension en 200fr. voor half-pension, alles vooraf te betalen per kwartaal. Benevens dit kostgeld betalen de leerlingen 6 fr. entreegeld voor de knechten en elk jaar ook evenveel nieuwjaarsfooi. Er zijn jaarlijks 2 vacanties: een van een week met Pasen en een van 2 weken tijdens de eerste helft van september. Er is een jaarlijkse prijsuitreiking op het einde van augustus.
Er was in Deinzc ook kostschoolonderwijs voor meisjes, althans vanaf de Hollandse tijd. In de "Gazette van Gend" van 27 maart 1823 lezen we de volgende advertentie: "MEYSKENS-PENSIONNAT te Petegem in Deynze. De religieusen van het voordezen klooster van Deynze (7), bewoonende tegenwoordig het kasteel (8) te Petegem in Deynze, onlangs erbouwd, en welkers openluchtige en gezonde gelegendheyd (=ligging ) niets te verlangen laet, volherden met den zelven iver in het onderwyzen der rneyskens die haer toevertrouwd worden. Haer eerste zorge is van ze optebrengen in de grondregels van de waeren Godsdienst, haer goede zeden in te printen en de behoudenis haerer gezondheyd. door eenen ordentelyken leefregel te bevestigen; alzoo die zorge door gansch liet jaer placts heeft, zyn de leerlingen niet verpligt eene vacantien te vieren. Men onderwyst 'er voornaemendlyk allerley Naeldewerk, Leezen en Schryven. de nederlandsche en fransche Taelen, de decimale en oude Rekenkonst, en het Boekhouden. Den prys van het pensioen, per trimester, en voor op betaelbaer. is 20 francs ter maend. tot den ouderdom 12 jeren, en 23 francs boven dien ouderdom; midsgaeders 6 francs voor intrede en gelyk som voor nieuw -jaer-geld. De begonste maenden, wanneer men henengact, worden heel gerekend. Van al den huysraed, die de pensionnairen noodig hebben, levert het huys maer den bedstoel en het onderbedde. De bezonderste onkosten voor ziekten, briefporten, enz. zyn ten laste der ouders. Zig te laten adresseeren , om 'er aengenomen te worden of om voordere onderrichtinge te bekomen, aen joffrouw Antonia Sierens (9), bestierster van dit pensionnat; is het per brieven, men word aenzogt die te frankeeren." Tot zover de "Gazette van Gend " van resp . 1811 en 1823. De beide teksten leveren bouwstenen voor een ( ooit nog te schrijven ) geschiedenis van het onderwijs in Deinze. Noten (1) Zie K.O.K.- Kontaktblad V11,1 (jan. 1987), blz. 745, nota nr . 745 (P. Huys, Le Pensionnat de Deynze). (2) K.O.K.- Jaarbock 1,111 (1986), blz . 163. Deze kostschool was de voorloper van het latere SintHendrikscollege ( zie W. Jonckheere in K.O.K.-Jaarboek 1984, blz.165 e.v.). (3) Een exemplaar van dit document , getiteld " Pensionnat à Deynse, Ier Arrondissement du Département de l'Escaut. Prospectus ", hebben we aangetroffen in het V.V.F.-Documentatiecentrum te Melle ( PapierenPauwels, Drongen , rode farde). (4) Over het Engels schrijft hij in het prospectus ( wij vertalen letterlijk): "Aangezien de Engelse taal onontbeerlijk is geworden door de schatten die zij aanbiedt aan degenen die er willen van genieten , ( zal) de
2497. gebruikte leermethode geen enkele moeilijkheid opleveren voor die leerlingen die het Latijn, het Frans, het Duits, het Hollands of het Vlaams zullen kennen; want de Engelse taal is gevormd uit het Saksisch, het Latijn en het Frans." Een andere advertentie van een kwarteeuw vroeger, ni. in de "Gazette van Gend" van dond. 3 aug. 1786, licht ons nader in over zijn talenkennis en over zijn vroegste carrière in het onderwijs. De tekst van die annonce luidt: "De heer Francois Hans, vóór dezen Taelman van de EngelscheTaele voor den Dienst der Koninglyke Zee-Magt in het Departement van Duynkerke, heeft d'eere aen het Publicq kenbaar te maeken dat hy ter onderrichtinge van het Jeugd tot 1pren heeft opgerecht een Engelsch Pensionnaet, goedgekeurd door het Gouvernement-Generael en door de Heeren van het Magistraet der gezegde Stad." Dit lepers pensionaet was bestemd voor 7- tot 18-jarigen. De kostprijs was 200 gld. Vlaemsch Courant tot de leeftijd van 15 jaar en daarboven 300 gld. (5) Op blz. 3 van het prospectus lezen we (in volle Franse tijd!): "Pénétré de cette grande vérité, que la religion est la base de tout établissernent moral, comme Dieu est le principe des choses, il habituera, par les exercices pieux, par les bons exemples et par la lecture des livres édifians (- stichtend). ses élèves à cultiver les vertus chrétiennes et à marcher dans la voie du salut." (6) Eveneens op blz. 3 lezen we: "Les langues fran4aise et anglaise étant devenues les dialectes les plus généralement nécessaires, on ne parlera régulièrement dans la maison que ces deux ididmes." (7) Het gaat om de zgn. Hospitaalzusters van het voormalige Blasiusklooster, die in 1796 voor de Fransen gevlucht waren. Hun kloostergemeenschap werd in juli 1806 ontbonden, maar prieuse Van Nevele en de jongste zuster Antonia Sierens (zie noot 9) bleven in Deinze. Zie K.O.K.-Jaarboek 11. 1935, blz. 17-19. (8) Met het "Kasteel te Petegem in Deynze" is bedoeld het zgn. Markiezaat (nu Postkantoor) in de Tolpoortstraat in Petegem-Binnen. De gewezen hospitaalzusters hielden in het voormalige Markiezaat een onderwijsgesticht open, o.l.v. juffrouw Antonia Sierens, een nichtje van de laatste hospitaalnon. Zij waren in concurrentie met de Zusters Maricolen die zich in 1816 in Deinze hadden gevestigd en er in 1 819 ook een kostschool hadden geopend. Zie Ach. Cassiman, Geschiedenis van Deinze, blz. 74. (9) Antonia Sierens (° ca. 1766, in Deinze sedert 1789: zie Bevolkingstelling van het jaar IV, 1796, nr. 752) was de nicht van de laatste hospitaalzuster Isabella-Maria Sierens (Afsnee 1863 - Deinze 1853). Zie K.O.K.Jaarboek 11, 1935, blz. 20.
Paul HUYS nr. 2 76
1683. Deinse pensionaten in de Oostenrijkse , Franse en Hollandse tijd in Biekorf 98/3 (1998), blz. 201-223 publiceerde J. Huyhebaert een interessante bijdrage over Kostschoolhouders uit West- en Oost-Vlaanderen 1770-1830". Het artikel bevat enkele verwijzingen naar kostscholen in Deinze (t). We geven zijn gegevens in chronologische volgorde, met enige commentaar in voetnoot. 1774-179 1: C. (sic) VAN WYNNENDAELE , sinds 17 jaar directeur van een pensionaat te Deinze , protesteert tegen laster i.v.m. zijn huwelijksleven ( p. 221); zie advertentie in Gazette van Gend (= GvG) van 6 okt. 1791 (2). - 1798-1799 : kostschool gesticht door V. MASQUELIER en Co (p.214); zei GvG van 30 prairial VI of 18.6.1798. Maar in GvG van 6 germinal VII of 26.3.1999 adverteert ene PIETERS (p.216) dat enkele dagen eerder een vergissing werd gepubliceerd en dat hijzelf, en niet Masquelier , stichter is van de kostschool in Deinze. 1800: Frans VAN DE PIETE ( 3) houdt kostschool ("franrais - flamand") in Deinze (p.216); GvG 15 brumaire IX of 6. 11.1800. - 1805-1807: kostschool gehouden door Adriaen DE KEYSER (p.212); GvG van 12 mess. XII of 1.7.1805.
2498. - 1809-1811 (4) : kostschool door Francois Dominique HANS (p. 210-211); GvG van 16.11.1809 , 3.5.1810 en 13.12.1810. - Hans, die naar Wakken vertrok , werd vanaf 30 okt. 1810 in Deinze opgevolgd door COPPENS (p.205) die voorheen directeur was van een Franse kostschool in Lovendegem ; GvG van 8 . 10.1810 en 3.1.1811. - 1815-1822: kostschool (voor leerlingen van 7-18 jaar ) gehouden door F . TONNEEL (p.220); GvG 26 sept. 1822 (5). 1822: kostschool door J .B. DE WULF (p.221) in het huis "nevens d'uytspanning de Fonteyne " (6); zie GvG 7 nov. 1822.
J Huyghebaert merkt terecht op (p.221) dat, na Gent en Brugge als voornaamste aantrekkingspolen voor kostscholen, "onder de plaatsen met een meer bescheiden inwonerstal vooral Deinze de aandacht trekt. Dit stadje lokte doorheen de jaren 1770-1830 diverse kandidaten voor het kostschoolhouderschap doordat het zo gunstig gelegen was op het knooppunt van de steenweg Gent-Kortrijk met de vitale verbindingsweg naar Centraal WestVlaanderen". Noten (1) Wat verder nog onze streek betreft is er ook sprake van een kostschool in Drongen (1803) door ene S(ieur?) Thomas (p.220) en een andere in Landegem (1811-1821), daarna overgebracht naar Nevele (1821... ), beide door F. Meganck (p.215). (2) In de Bevolkingstelling van Deinze van het jaar IV (1796) staat (onder nr. 813) op de "Bottermerckt" ingeschreven: Pierre van Winnendaele, 53 jaar, "mastre d'ecole", in Deinze gevestigd sedert 1774, hetgeen precies overeenkomt met zijn bewering dat het pensionaat van Deinze in 1791 al 17 jaar bestaat! Zijn vrouw (nr. 814) was de dertigjarige Barbe de Weweire, die in Deinze woonde sedert 1790. Misschien nam men het de schooldirecteur wel kwalijk dat hij met een 23 jaar jongere vrouw was gehuwd? (3) Frans Van der Piete was in de jaren 1790 jeneverstoker in Deinze (zie P Huys, de jeneverstokerijen te Deinze in de 1-lolandse Tijd, in: K.G.K.-Jaarboek LXIV, 1997, blz.330). Blijkens de Deinse Bevolkingstelling van het jaar 1V (1796) woonde de toen 40-jarige (geboren Deinzenaar) Francois van der Piete aan de Beestenmarkt, ingeschreven als "marchand" (= jeneverkoopman). In de Franse Tijd ging het ingevolge allerlei beperkende maatregelen niet al te goed in de jeneverbranche. Was liet houden van een kostschool in 1800 voor Van der Piete tijdelijk een noodzakelijke "bijverdienste"? (4) Zie ook P Huys, "Le Pensionnat de Deynze (1811)" in: K.O.K. Kontaktblad, VIl,1 (jan. 1987), nr. 798, blz. 745. evenals de aanvulling daarbij "Nog over het jongenspensionaat van Deinze (1809-1810)" in het huidige nummer. (5) Frédéric Toneel (geb. ca. 1777 in Sint-Denijs-Westrem) hield eerst van 1801 tot 1812 kostschool in Doornik. Dan kwam hij naar Deinze en huwde met Rosa Bijl (vijf kinderen hier geboren tussen sept. 1813 en juli 1821). In 1835 kreeg zijn jongste dochtertje Adelaïde een geschenk van Koning Leopold 1 op diens doortocht door Deinze (zie nota nr. 1120 in K.O.K.-Kontaktblad IX,6 van sept. 1989, blz. 1156-1157. In nov. 1843 verhuisde Fr. Toneel naar Kortrijk (zie ook K.O.K.-Jaarboek 1988, blz. 127-128, noot 9). (6) De herberg De Fonteine (in de Franse Tijd uitgebaat door Carolus Hauwe en nadien door zijn weduwe) stond in de Gentstraat nabij de Knok; in 1824 werd het "Hotel de Fonteyne, gestaen tot Deynze in de Gendstraete" (en toen gebruikt door Victor en Pauline van Hautte) openbaar verkocht (GvG 12.8.1824).
P HUYS. nr. 277
KGK wenst U en Uw familie een vreugdevol jaar in goede gezondheid !
KGK-tentoonstelling 1999: Picqué, andermaal.
Onze leden herinneren zich nog goed de publicatie van ons bestuurslid en deelgenoot Dr. Paul Huys gewijd aan Charles Piequé , als zelfstandig boekdeel[ in 1993 uitgegeven door KOK, en zijn bijdrage over Charles Picqué (1799-1869) in Italië en Engeland, in ons jaarboek van 1996. Voor deze dubbele studie werd P. Huys overigens gelauwerd met de Provinciale Prijs voor Kunstgeschiedenis en Archeologie 1977, die werd uitgereikt op 2 april 1998 in ons Museum. In 1994 werd na het verschijnen van zijn oorspronkelijke monografie een uitgebreide retrospectieve Picqué-tentoonstelling georganiseerd. Sindsdien is P.Huys bij zijn opzoekingen in binnen-en buitenland nog heel wat andere werken van Picqué op het spoor gekomen. In 1999 is het ook 200 jaar geleden dat Picqué in Deinze geboren werd, zodat meteen de aanleiding voor handen was om een "aanvullende" tentoonstelling aan hem te wijden. De tentoonstelling zal te bezichtigen zijn in het Museum van Deinze en de Leiestreek, Luc Matthyslaan 3-5, 9800 Deinze, van 20.02.99 tot 28.0.3.99, op dinsdag-tot vrijdagnamiddag van 14 tot 17.30u., op zaterdag, zon- en feestdagen van 10 tot 12u. en van 14 tot 17u Maandag gesloten.
Onze leden worden reeds in grote getale verwacht bij de opening op vrijdag 19 februari om 19.30u.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Nog voor uw AGENDA:
In samenwerking met de vrienden van VVF-Deinze organiseert KGK een voordrachtavond over Historische streekdrachten in Deinze en de Leiestreek op donderdag 4 maart 1999 om 19.30 in het Museum. Spreker voor deze voordracht over een deel van het verzonken cultuurgoed is Dr. H. VANNOPPEN, die in 1994 redacteur was voor de publicatie Streekdrachten in onze gewesten, uitgegeven door Stichting Mens en Cultuur Gent i.s.m. de Streekdrachtencommissie van het Instituut voor Vlaamse Volkskunst. Aan dit standaardwerk over deze materie werkten naast de heer Vannoppen nog mee als auteur: F. GEENS, L. INDESTEEGE, F. SORBER, G STEENKISTE-PIL en E. VANKEIRSBILCK. Het hoofdstuk over Oost-Vlaanderen is van de hand van H. VANNOPPEN.