L G^''--% E-- J
KRING VOOR GESCHIEDENIS EN KUNST VAN DEINZE EN DE LEIESTREEK De Heer Denis Pieters █████████ Blauwstraat 48 9030 Wondelgem █████████ █████ █████
CONTACTBLAD Verschijnt tenminste 4 maal per jaar Verantwoordelijke uitgever : Uitgiftekantoor : Deinze Willy Jonckheere
2lste jaargang nr. 1 Winkelstraat 36 9800 Deinze JANUARI 2001 Tel. (09)386.32.78
Postrekening 000 - 0434500 - 37, KGK- Deinze , p/a Brielstraat 7 bus 5, 9800 DEIN ZE
2732
Uitnodiging Algemene Vergadering Op vrijdag 16 februari 2001 wordt om 20u. in het Museum van Deinze en de Leiestreek het KGK- Jaarboek 2001 voorgesteld en
de KGK- Tentoonstelling geopend
ALLE LEDEN ZIJN VAN HARTE WELKOM
De Bijdragen tot de Geschiedenis van Deinze en de Leiestreek , deel LXVIII, of het KGKJaarboek 2001 bevat meer dan 400 bladzijden met 9 diverse artikels van Romain DE BOUVER, René DE CLERCQ, Luc GOEMINNE, Paul HUYS, Herman MAES en Jan MOERMAN. Het thema van de KGK- tentoonstelling is dit jaar Geschiedenis en Filatelie, Onze gewesten 1400-1800. In 1 68 bladzijden, verdeeld over 14 overzichtelijke kaders, wordt de geschiedenis van onze gewesten geschetst van 1400 tot 1800, of van de Vlaamse gravendochter Margaretha van Male tot de Franse bezetting onder keizer Napoleon 1. Deze evolutie van vier eeuwen wordt verteld via postzegels en filatelistische documenten uit de ganse wereld. Alle belangrijke aspecten komen hierin aan bod: de politieke, militaire en religieuze wereld, het economisch en sociaal leven, de hoogtepunten van wetenschap. kunst en letterkunde. In deze tentoonstelling wordt duidelijk, vooral voor de jeugd, dal filatelie een ideale ingangspoort kan zijn om toe te treden tot de wereld van de geschiedenis, de kunst en de cultuur in het algemeen. De tentoongestelde postzegels behoren tot een unieke privécollectie. De tentoonstelling loopt van 17 februari tot 1 april 200 1.
2733 1789. Driekoningenfeest , Honderdvijftig jaar geleden. De bundel "Gedichtjes voor kinderen" door Prudens van Duyse (Gent, Gebr. De Busscher, 1849) bevat o.m. een gedichtje over ".fint-Niklaas", het feest van de grote kindervriend (6 december), en een ander over "Het Drie-Koningen èest", ook "Dertienavond" genoemd, want precies dertien dagen na Kerstmis (6 januari). In het Driekoningengedicht (veertien 4-regelige strofen, enkel berijmd op het tweede en vierde vers) krijgen we een zicht op de gevolgde lotingsprocedure (briefjes in een hoed) en op de feest-functies, resp. koning en koningin, bakkerinne en schenker. erejuffer en zotje, speelman en zangeres. Voor de vierenden brengt de feesttafel "chocolade" met een "boterkoekje of mastel". Een aanbellende bedelaar krijgt "bier en brood". Er wordt gezongen (een meiliedje nog wel!), gevedeld en gedanst. Voor de kinderen eindigt de pret als "de klokke negen sloeg". Ziehier de volledige tekst van het gedicht. Het Drie - Koningenfeest Ook Drie-koningen werd gistren Luid gevierd in onze woon 't Koningtrekken mogt geschieden, Onzer deugd en vlyt tot loon.
Eerejuffer was Adaetje. Opgeschikt in wit gewaed, Met een kransjen om de hairen En een tuiltje tot sieraed.
Als nu de avond was gekomen, Lei men briefjes in een hoed. Ik trok de eerste, en ik was Koning. Koning van elkeen begroet.
Kleine Herman was het zotje, En het ging hem aerdig af; Daer ons zyne bonte kleeding Stof tot vrye vreugde gaf.
Op omkransden zetel zat ik: Want die zetel was myn troon. 'k Droeg een schoonen rooden mantel En een schoonti gouden kroon.
Vader zoude speelman wezen Moeder, zangeres van 't hof. Makkers, was ik niet gelukkig. Dat men 't al zoo netjes trof?
Chocolade zoude ik schenken, Van de beste soort, ja wel, Met een lekker boterkoekje. Of een lekkere mastel.
Ondertusschen belde een grysaerd. Beedlend om een stukje brood. De arme man mogt mede bly zyn: Vader gaf hem bier en brood.
Zuster Mietje als Koninginne, Zat aen myne linkerzy', Nooit was beider kopje ledig, Nooit ontbrak ons lekkerny.
Verder zongen we al dansend, "'t Ei, 't was in de mei!" in koor. Vader speelde op zyne vedel, Moeder zong ons't liedje voor.
Bakkerinne was ons meissen, Met die dienste zeer te vreê. Zy geriefde vlug de tafel; Daerom deed ze ook met ons meê.
Men vergunde ons op te blyven tot de klokke negen sloeg.
Onze goede knecht was schenker. Of hy zich ook moeite gaf? Of hy kopjes had te vullen! De arme jongen zweete (sic) straf.
Ieders oogen blonken vroolyk, Blonken vroolyk als de myn. Is een koning zoo gelukkig 0, dan wilde ik koning zyn.
Aen het zingen, aen het springen Hadden wy nu ook genoeg.
2734 We wensen onze Contactblad-lezers van harte een prettige Dertienavond, met chocolade van de beste soort, een lekker boterkoekje of een lekkere mastel! P. HUYS nr. 328
Felicitaties Martinus De Smet , zoon van ons lid Frits De Smet en neef van ons steunend lid Gentiel De Smet, is een geboren Deinzenaar, jaargang 1953. Als Doctor in de Geneeskunde was hij opeenvolgend actief in Congo, Bangla Desh en Oeganda, in opdracht van de Wereldgezondheidsorganisatie van de Verenigde Naties (WHO.) te Génève. Op 18 december 2000 heeft hij in de aula van de universiteit van Amsterdam zijn academisch proefschrift verdedigd: "Coping with the Costs of Illness in Slum Households in Bangladesh. An empirical analysis of 'the relationship between income distrihution and household behaviour ". Hartelijk proficiat ! De promovendus werd genoemd naar zijn grootvader Martinus De Smet die in 1934 met zijn echtgenote Marie Zulma Heyerick (°Vinkt) vanuit Z ingem naar Deinze kwam wonen met hun drie zonen: de tweeling Gentiel en Frits, en Willy, die later ereburger van Deinze zou worden.
1790. Stadsschool Deinze De lijst van de ingeschreven leerlingen van de lagere jongensschool te Deinze voor het schooljaar 1884-1885. 1. Claeys René, °Deinze 9.4.1871 fs Constant en Caroline T'Kindt, bakker, Merktplaats 2. Vanderdonckt Florimond, °Deinze 1.2.1871 fs Karel en Rosalia Kips, handelaar, Brugschepoort 3. Gevaert Nestor, °Deinze 22.3.1870 fs Isidoor en Charlotte Demaline, schrijnwerker, Tolpoortstraat 4. Laroy Leonce, °Deinze 13.10.1869 fs Gustaaf en Maria Coene, kloefkapper. Oude Gentstraat 5. Claeys Theophiel Edgard, °Deinze 12.10.1872 fs Eduard en Rosalia Delille, werkman, Martensveld 6. Dierickx Constant, °Deinze 16.2.1872 fs Hendrik en Maria Cauwe, Voerman, Gentstraat 7. Livyns Julien Camiel, °Deinze 3.10.1872 fs Camiel en Emelia Wieme, molenmaker, Neerleye 8. Cocquyt Camiel, °Deinze fs August , werkman, Ramstraat 9. Van Quickenborne Maurice, °Deinze 17.5.1873 fs Ludovicus en Clemence TKindt, herbergier, Oude Gentstraat 10. Dierickx Alfred, 11. Orlans Julius, °Deinze 5.11.1873 fs Polydoor en Carolia Van Landeghem, kasseilegger, Tolpoortstraat 12. Oppeel Adolf, °Deinze 11.7.1873 fs Emmanuel en Florence Denys, Gepensionneerde, Ramstraat 13. Oppeel Jan Jozef, °Deinze 11.7.1874 fs Emmanuel en Florence Denys, Gepensionneerde, Ramstraat 14. Van Outreve Alfred, °Deinze 1.3.1873 fs Leonard en Pelagie Van Dorpe, zijdewever,
2 735 Gentstraat 15. Van Quickenborne Julius, °Deinze 1.1.1874 fs Carolus en Adelaide Debrabander, voerman, Oude Gentstraat
16. Staes Alexander, °Deinze 26.8.1872 fs Camiel en Corine Bekaert, zijdewever Kattestraat 17. Onderbeke Adolf. °Deinze 21.1.1873 fs Bazilius en Constance Verstraete, timmerman, Brugschepoort 18. Braeckman Henri, °Deinze 6.3.1876 fs Leo en Victorine Clappaert, treinwachter, Statiestraat 19. Orlans Karel Arthur, °Deinze 17.10.1875 fs Polydoor en Carolie Van Landeghem, kasseilegger, Tolpoortstraat 20. Staes Emiel Edgard, °Deinze 29.1.1873 fs Triphon en Nathalie Brackman, smid, Tolpoortstraat 21. Vandeputte Julius, °Deinze 28.9.1874 fs Ivo en Nathalia Vereecke, winkelier, Merktstraat 22. Agneessens Oscar Jozef, °Deinze 9,10.1874 fs Carolus en Maria Moerman, handelsreiziger, Merktstraat 23. Agneessens Remy, °Deinze 26.5.1871 fs Carolus en Maria Moerman, handelsreiziger, Merktstraat 24. De Roose Gerard Medard, °Deinze 28.8.1875 fs Alois en Maria Minnens, koopman, Brugschepoort 25. Lootens Leonce Bernard, °Deinze 14.12.1873 fs Carolus en Julia Dhaeyere, herbergier, Merktstraat 26. Vanderdonckt Armand, °Deinze 11.1.1874 fs Carolus en Rosalia Kips, koopman, Brugschepoort 27. Vandeputte Marcel, °Deinze 11.10.1875 fs Ivo en Nathalia Vereecke, winkelier, Merktstraat 28. Gevaert Ernest, °Deinze 19.4.1874 fs Petrus en Pauline De Ruyck, brievendrager, Merkstraat 29. De Sutter Theophiel, °Deinze 7.7.1874 fs Maria De Sutter, dagloonster, Neerleye 30. De Gryze Gustaaf, °Gent 21.2.1874 fs Victorina De Gryze, Gentstraat 3 ] . De Keyzer Alfons Jozef, °Deinze 18.3.1876 fs Hendrik en l lortence Vrins, koopman, Ramstraat 32. Vander Beken Adolf, °Deinze 22.9.1876 fis Augustus en Maria Tessely, werkman, Kattestraat 33. De Bouver Petrus René, °Deinze 3.9.1876 fs Evarist en Mathilde Vanhee, slachter, Merktstraat 34. Maes Theophiel 35. Heyerick Alfons Op de 35 ingeschreven leerlingen waren er vier die betalend waren: Claeys René, Van Quickenborne Maurice en de gebroeders Agneessens. De overige leerlingen werden kosteloos aangenomen. JAN MOERMAN 1791. Deinse 85-plussers op de drempel van de 21J1e eeuw.
Maandelijks wordt in de "Infokrant Stad Deinze" een lijst gepubliceerd onder de hoofding: "Volgende inwoners worden in de maand ... 85 jaar of meer".
2736 We verzamelden de gegevens over de twaalf maanden van het jaar 2000 en brengen de resultaten daarvan in een tabel. Maand Januari Februari Maart
Aantal Totaal 57 40 51
85-jarigen Man Vrouw 41 16 27 13 20 31
Oudste inwoner van de maand Astère Bekaert Malvina Arno Josephus De Volder
Geb.-datum
Overleden
v.d. oudste
in 2000
10.01.1904 18.02.1906
3 1
09.03.1902
3
14.04.1902 21.05.1900 25.06.1903 10.07.1906 03.08.1902 04.09.1900 09.10.1901 02.11.1905 06.12.1905
6 4 2 2 2 1 0 1 0 25
44 58
10 18
34 40
Leonie Dhaeyere Marie De Waele
Juni
54
16
38
Ludovicus Vanhecke
Juli
43
9
34
Jules Balduck
Augustus
42
14
28
Oscar De Graeve
September Oktober
33 49
8 11
25 38
Maria Duchateau Magd. Vanderhaeghen
November December
46 57 574
19 14 168
27 43 406
Maria T'Jampens Eugenie Zomerlinek
April Mei
Op de twaalf lijsten samen komen we tot 574 Deinse 85-plussers , maar 25 van hen overleden nog in de loop van het jaar 2000 zelf, zodat er van de " genomineerden " op 1 december 2000 nog precies 549 in leven waren . Op een bevolking van 27.557 inwoners (nl. op 1.1.2000) betekent dat net geen twee procent 85 -plussers. Onder die 574 waren er 406 vrouwen (of 70,75 %) en 168 mannen (of 29,25 %). Wat dan met het sterke/zwakke geslacht?... Er waren in 2000 ook twee honderdjarigen , maar beide eeuwelingen overleden enkele maanden na hun honderste verjaardag: Marie De Waele (°Machelen), weduwe van bakker Gentiel De Sloover, stierf op 31 augustus 2000 en bereikte dus een leeftijd van 100 jaar drie maanden en tien dagen. Maria Duchateau (°Bachte-Maria-Leerne), weduwe van Leoncius Van Den Heede, stierf op 13 november 2000 en werd 100 jaar twee maanden en negen dagen oud. Anderzijds is het zo dat de erelijst van de twaalf maandoudsten niet tegelijk ook de top-twaalf van de 85-plussers oplevert. Die top-tien, resp. top-twintig zien er enigszins anders uit. Ook daarin is het overwicht van het vrouwelijk geslacht overdonderd: in de top-tien komen maar twee mannen voor, in de top-twintig zijn ze met zes. In die top-twintig (dd° 1.12.00) zijn de twee in 2000 overleden eeuwelingen niet meer opgenomen.
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
TOP-TIEN Magdalena Vanderhaeghen Bertha Schamp Iose hus De Volder Leonie Dhaeyere Bertha Gekiere Constancia De Volder Oscar De Graeve Maria Popelier Gabriëlla Coppieters
° 09.10.1901 18.10.1901 09.03.1902 14.04.1902 04.05.1902 22.05.1902 03.08.1902 14.04.1903 21.04.1903
10,
Ivona Voet
23.04.1903
11.
TOP-TWINTIG Bertha Janssens
13.05.1903
12. 13. 14. 15. 16.
Martha Eberle Blanka Van Lanckere Ludovicus Vanhecke Alfons Gelaude Antoinetta Vergucht
17.05.1903 25.05.1903 25.06.1903 28.06.1903 24.09.1903
17.
Marie Baudonck
04.10.1903
18. Rachel Van de Wiele
19.10.1903
19. AstèreBekaert 20. Ivo Bearelle
10.01.1904 29.01.1904
2737 Deinze heeft dus vooï h et eerste nieuw- milleniumjaar 2001 opnieuw twee kandidaateeuwelingen. Duimen Magdalena en Bertha! (tsr^;.: lnfokrant-nrs. van 29.12.1999. 2.2, 1.3, 29.3, 3.`. 31.5, 16.8 , 11.10, 18.10, 25.10 en 29.11.2000) PAUL HUYS nr. 329 Maessprokkels De status van de automobiel -nummerplaat
Voor W.O. 1 was een automobiel nog eerder een zeldzaamheid. Tussen de twee wereldoorlogen kwam hij echter volop in gebruik. Iedere auto moest (en moet nog altijd) een nummerplaat hebben. Wie vroeg een nummerplaat had en dus vroeg een auto bezat, had een laag nummer. Beneden 100.000 was vóór 1930. Na W.O. 11 werd de auto gedemokratiseerd. Niet alleen de rijke meneer reed per auto, weldra ook de nieuw-rijke, de handelsreiziger en... steeds meer mensen. De eerste auto's die na 1944 op de markt kwamen droegen nummers boven de 2 en 3 honderd duizend. Wie een nummer had beneden 100.000 behoorde tot diegenen die reeds vóór de oorlog per auto reden, behoorde niet tot de nieuw rijken en niet tot de parvenu's van de naoorlog, maar tot de deftige (want rijke?) burgerij van voor de oorlog. Daarom juist waren er heel wat nieuwe autobezitters die er geld voor over hadden een laag nummer op te kopen en zo rond te rijden met een bewijs dat ze al lang tot de burgerij behoorden. Voor een paar duizend frank (toen!) kon men zo een laag nummer (beneden 100.000) kopen van de bezitter die niet meer per auto reed. Het aantal auto's groeide in de jaren 50 echter naar het miljoen toe. Met het vooruitzicht van dat lange nummer voerde men een nieuwe telling in met letters en verviel meteen de statuszoekerij van het lage nummer, al bleven enkelen aanvankelijk nog op zoek, naar een nummer met een B erin. Maar dat duurde niet lang meer. Er zat geen status meer in het nummer. Wel nog in de omvang, de allure en de prijs van de wagen.
Is de auto nog een statussymbool? of een dagelijks gebruiksvoorwerp. Een voorwerp waarop men luxe-taks betaalt, maar dat allang geen luxe meer is? Mgr. Stillemans In de stad Sint-Niklaas is er een Mgr. Stillemansstraat en in die relatief stille straat weet wellicht iedere bewoner dat Stillemans ooit bisschop van Gent was. Antoine Stillemans was de 24° bisschop van Gent. Hij werd in 1832 te St. Niklaas geboren, liep er lagere school, dan Klein-Seminarie te St.Niklaas (1846-1853). Na het groot-seminarie te Gent en Wijsbegeerte en Letteren te Leuven werd hij leraar aan het Klein Seminarie te St.-Niklaas en werd kandidaat voor een professoraat te Leuven. Zijn oversten oordeelden er anders over. Wel werd hij superior van het Klein Seminarie te St.-Niklaas. 21 jaar lang was hij er superior. Op en top een Sintniklazenaar.
2738 In zijn studententijd aan het college behoorde hij tot diegenen die respekt eisten voor de moedertaal. Te Leuven werd hij ook christen-demokraat. Maar noch voor de ene noch voor de andere van die gezindheid vocht hij erg. Hij was in 1.885 kandidaat voor de bisschopsvacature, maar een brief naar Rome over zijn te demokratische afkomst sneed hem de weg af. In 1889 was er nieuwe vacature en werd hij te Rome aanbevolen door Pastoor de Meerleer (die ook zijn straat heeft te St.-Niklaas) die op de ijver van de familie wees. In januari 1890 werd hij bisschop. Onder druk van Woeste, het Hof en de Nuntiatuur zou hij, tegen zijn zin, priester Dagins veroordelen. Hij stimuleerde wel het Werk der Vlamingen te Parijs, het Werk der Fransmans, het Werk van Uitwijkelingen naar Amerika en Uitwijkelingen naar Matadi. Hij overleed in 1916. Uitvoerig wordt dat allemaal verteld in de Annalen van de Oudheidkundige Kring van het Land van Waas (1983). Zo legt dus ook een bisschop nog zijn afrekening voor aan het oordeel der nakomelingen. Mee mijne vlieger en zijne steirt ... Een populair Gents lied werd door de Gentse feesten bekend gemaakt tot ver buiten Gent. En velen, ook in Gent, denken dat het een lied is dat door Walter I)e Buck werd gemaakt. Walter De Buck heeft nooit en nergens beweerd dat hij dat lied zou gedicht en gecomponeerd hebben. Die eer komt toe aan Kareltje Waeri, een volkszanger uit de 19de eeuw. Zelf hoorde ik (een Waaslander, dus geen Gentenaar) het lied voor de eerste keer in mijn studenten-stamsafe De Pax(1). Wij zongen er vaak en veel. Het was Ludo Walraet die dat lied zong, een Gentenaar, trouwe dagdagelijkse bezoeker van het café van "de Voskens". Hij vrijde en trouwde met Leentje Vos, dochter des huizes, zus van Herman Vos (auteur van "De zonen van Pepe Gimenez") (Herman Vos schreef in mijn Liber Amicorum over de naam Herman.) Ludo Walraet zong ons dat lied in 1946. - 'k Ben nie al te zot van 't spel, maar 'k vange geire musschen = ik speel niet zo erg graag spelletjes maar ik zit liever naar de lucht te kijken - Moarblen, toppen kan ek wel, moar doarin ben 'k nie fel. moarblen = met de marbelen, met de knikkers spelen marmeren bollen (mjeirebollen) toppen =met de top, met de non (nonnen) spelen Knikkeren en marbelen waren kinderspelen die ook op school tijdens de speeltijden gespeeld werden - soms met "prentjes" van filmsterren, voetbalspelers, wielrenners als inzet, prentjes iets groter en steviger dan een postzegel (x2). Ook tijdens de vakanties en zelfs alleen, kon men die spelletjes beoefenen. Met de tol (non) speelden we ook. De dichter zag in zijn "stroatse" straatje dat jongens op een hal "schupten" d.w.z. het voetballen op straat begon ook al (op een bal - maar ook op een leeg blikje van erwten of bonen).Kareltje Waeri speelde echter het liefst van al met zijne "vlieger". Wij maakten die vlieger zelf: van heel fijne lichte houten latjes en van "kladderpapier". In de vorm van een ruit op haar punt gesteld, en de bovenste helft korter dan de onderste helft. Het kladderpapier werd in verschillende kleuren gekozen. Het geheel werd gelijmd. Om de vlieger (de Gentse bourgeois noemde het ding un cerf-volant: de kinderen spelen met hunnen servolang) op te laten moest men met twee zijn: iemand moest het touw, gewonden op een houten blok (klauwe) met 2 handvaten, al lopend in de lucht-wind-laag trachten te krijgen en een tweede moest het touw vieren en spannen. De vlieger had een staart (van papiertjes of
2739 vodden) om de runt naar beneden-gericht te houden want de vlieger mocht zich niet plat op de wind gaan leggen maar moest rechtop tegen de wind gaan staan om wind te vangen. Eens de vlieger in de lucht, kon men "klauwe geven" d.w.z. zachtjes het touw vieren en de vlieger laten klimmen (het touw van het blok afrollen maar steeds gespannen houden). Dat spel kon maar gespeeld worden in grote open ruimten: geen bomen, geen telefoon- noch elektriciteitsdraden (geen probleem in de 19` eeuw).
Wanneer de vlieger mooi in de lucht "stond", rechtgehouden door "ne goeie steirt" kon men "boodschappen" sturen: men zette beneden een bolleken op de gespannen koord en door de gespannen trilling van het touw ging dat bolleken omhoog tot bij de vlieger en botste dan terug. Nu richt men internationaal wedstrijden in van vliegende draken met de meest fantastische vormen en indrukwekkende omvang (in Oostende op het strand). Voor ons - kinderen ± 1930 - een heerlijk zomers spel te zien in Tv-nieuws. Nu in fantastische vormen. Nog een populair lied tijdens de Gentse Feesten is het "nationale lied" van het Gentse: Klokke Roeland, een gedicht van Albrecht Rodenbach, muziek van J. De Stoop. Rodenbach dichtte het toen hij student was aan het college te Roeselare, waar De Stoop muziekleraar was. Wij zongen het al (of nog) in onze studententijd (1945-49). (1) De Pax werd uitgebaat door de familie Vos in de St Pietersnieuwstraat, niet ver van de Minard (Minnaert), tegenover de ingang van de Cirque,'Garage Mahy (toen). Nadien werd het "den Amber". De Pax was een studentencafé -behalve de donderdagavond, toen er gedanst werd en er een heel ander publiek was. Vader Vos kwam om 5 voor 12 (24) u naar beneden om te sluiten. De zorg voor de bediening lag bij drie dochters Leentje, Ida en Lieve; ook hun jongere broer, Herman, was voortdurend aanwezig. Leentje vrijde toen met Ludo Walraet (met wie ze ook trouwde) Ida was gehandicapt, Lieve vrijde met Roger l3ombeke (met wie ze ook trouwde). Deze Roger Bombeke kwam later in Deinze terecht als directeur van de textielfabriek De Boog. Een vierde (oudere) dochter was gehuwd met Mon De Goeyse, Leuvens studentenleider juist voor 1930. Een andere zoon was Frans Vos. En de jongste van de "bende Vos" was Herman die toen nog aan zijn militaire dienst moest beginnen. Die deed hij bij de parachutisten, commando's. Hij werd auteur en inspecteur van het bibliotheekwezen. In 1950 week heel de familie uit naar Argentinië - maar kwam later stuk voor stuk terug. Dat verklaart meteen liet vele "Luid-Amerikaanse element in liet werk van Herman Vos. Walter De Buck kende het lied van de Vlieger aanvankelijk maar in flarden en vroeg voor de l' Gentse Feesten de precieze tekst aan mijn studentenvriend Guido Pieters, iemand uit onze Pax-vriendschappen. Guido speelde in die Pax-tijd luit. Die luit bewaarde hij niet op zijn kot maar had een vaste plaats in de Pax. Toen Ludo Walraet het lied van die Vlieger zong heeft Guido de tekst genoteerd in zijn privé-liederboek dat hij dan veel later eens aan Walter De Buck te leen gaf om het lied te noteren. Walter De Buck vroeg ook voor een optreden Guido's luit eens te mogen gebruiken. Guido zag noch luit noch liederboek ooit terug. (vertelde hij me 23-8-1998 te Zaffelare-beeweg)
1792. Over de Petegemse burgemeesterszoon Constant Hopsomer (1752 -1812) en over de Gentse Museumstukken, opgeslagen in de parochiekerken van Deinze , Petegem, Machelen en Vinkt (1797) Het Gentse Museum voor Schone Kunsten (°1797) bestaat 200 jaar en de vereniging "De Vrienden van het Museum" ('1897) 1 00 jaar. Naar aanleiding daarvan verscheen een jubileumboek, "200 jaar verzamelen. Collectieboek Museum voor Schone Kunsten Gent" (Ludion, 2000). Daarin staat een studie van dr. Johan Decavele over de ontstaansgeschiedenis van het Museum (a.w., blz. 11-16). Begin 1797 werden een aantal kunstwerken, grotendeels afkomstig van geconfisqueerde geestelijke instellingen van het Schelde-departement (Oost-Vlaanderen) bijeengebracht. In opdracht van de Franse bezetter moesten een viertal "betrouwbare" personen -de republikeinse jurist Karel van Hulthem, dokter Bernard Coppens, de revolutionaire voorman
2740 Constant Hopsomer en de Fransman Troisoeufs, administrateur van het Scheldedepartement, voor die museumcollectie-in-spe een geschikt onderkomen zoeken (het werd aanvankelijk de Gentse Sint-Pieterskerk, later het Augustijnenklooster waar ook de Gentse Academie een onderdak vond). Uit liet verslag van die werkgroep - Van Hulthem (dd° 3 mei 1797) blijkt dat zij de meeste kunstwerken (en boeken) hadden laten bijeenbrengen in de (afgeschafte) Baudeloabdij aan de Gentse Ottogracht (waar later de stadsbibliotheek, resp. Universiteitsbibliotheek in ondergebracht was). Maar niet alle kunstwerken bevonden zich toen in de Boudeloabdij; andere bevonden zich nog - blijkens het hogervermelde verslag - in enkele Gentse kerken en ook "in de parochiekerken van Petegeni, Vinkt, Deinze en Hachelen" (Decavele, a.w., blz. 13). De laatste, vrij onverwachte vermelding roept een dubbele vraag op: - Waarom werden precies enkele kerken in en rond Deinze uitgekozen als voorlopig "museumdepot" voor de Gentse collectie? - Welke kunstwerken werden daar opgeslagen? Voor het antwoord op de eerste vraag hebben we misschien een verklaring, ni. de aanwezigheid - in die werkgroep-Van Hulthem - van de man die door dr. Decavele wordt genoemd "de revolutionaire Gentse voorman Constant ( H)opsomer". Deze "Gentse" (!) voorman was nl. een geboren Petegemnaar, zoon van de Petegemse oudburgemeester Jan Francois Hopsomer (1696-1769)(') uit diens tweede huwelijk met de Kortrijkse burgemeestersdochter Bernarda Sophia de Meulenaere (1714-1755). Constantinus Benedictus Aloysius Hopsomer werd gedoopt in de Petegemse SintMartinuskerk op 20 febr. 1752. Hij was ridder, heer van Vennestraete, Popuelle, Spelt en Harlembois. In 1774 was hij (eventjes?) baljuw van Deinze. In januari 1783 huwde hij(') in Gent met Marie Francoise Hamelinck (° ca. 1762; + 1785), dochter van jonkheer Guillielmus Joannes Hamelinck, erfachtig griffier in de Raad van Vlaanderen. In 1794 was Constant Hopsomer voorzitter van de Gentse gemeenteraad. In 1797 was hij "Commissaire du Directoire Exécutif' van het Scheldedepartement (zie K.O.K.-Kontaktblad, IX, 2, van febr. 1989, blz. 1076) en werd datzelfde jaar ook Gents député in de "Conseil des Cinq-Cents" in Parijst3^. Hij overleed, zestig jaar oud, in 1812.
Biedt precies dit alles nu geen plausibele verklaring voor het feit dat de Petegemse parochiekerk (waar de jongestorven moeder van Constant Hopsomer begraven lag onder een -nu verdwenen - grafsteen) en enkele andere kerken in en rond Deinze als voorlopig depot voor de Gentse museumcollectie werden uitgekozen? Van wie anders dan van de Petegemnaar Constant Hopsomer zou dat voorstel zijn uitgegaan? Op de tweede vraag - wat in de Deinse kerken opgeslagen werd - vinden we het antwoord in een archiefdocument in het Gentse Stadsarchief. Deze (ongedateerde!) lijst, die van mei 1797 zou dateren(4), geeft inderdaad onder de nummers 496 tot 498 een opsomming van een aantal kunstwerken, behorend tot de kerkschat van de kerken van Vinkt (nr. 496), Petegem (nr. 497), Deinze (nr. 498, eerste item) en Machelen (nr. 498, volgende items). Deze kunstwerken, waarvan de bestemming eveneens de departementale kunstcollectie in Gent was, bleven dus blijkbaar tot nader order in hun resp. parochiekerken bewaard, in de plaats van meteen naar een Gents depot overgebracht te wordent5t.
De betreffende werken bevinden zich trouwens nog altijd in de resp. parochiekerken. Voor Vinkt, Petegem en Deinze ging het telkens om het belangrijkste schilderij, dat de kerk bezatt6t. Ziehier wat de "Gentse museuminventaris" ons terzake meedeelt (de gegevens staan in het Frans vermeld, maar wij vertalen):
2741 - Nr. 496 "Christus, afgehaald van het kruis, rustend op de schoot van de Maagd; Maria Magdalena, knielend voor Christus. wast Hem de bebloede voeten; Sint-Jan en talrijke engelen omringen het lichaam van Christus. Op doek. 71/2 x 6,3 voet. 2.286x2.0-')Om." (7). In de marge ernaast staat: "In de gemeente Vinct, op het hoofdaltaar; gereserveerd onder nr. 490". - Nr. 497 - "De besnijdenis; aangename compositie door Don (?) Antonio; doek, 7x5 voet. 2.273x1.624m." In de marge staat: "ln de gemeente Petegem; gereserveerd". Merkwaardig is dat hier een auteur van het schilderij vernield wordt: Don (?) Antonio. Maar welke "Meer Antonio" is hier bedoeld? Antoon van den Heuvel? Antoon van Dvck? - En waarop was die toeschrijving gebaseerd? - Nr. 498 - "De aanbidding der herders; rijke compositie. School van Rubbens (sic); doek, 7x5 voet. 2.273x1.624m. Het schilderij was tentoongesteld links van het hoofdaltaar in de kerk van Deinze, vooraleer deze (kerk) omgevormd werd tot Tempel van de Wet". En in de marge staat: "Te Deinze bij de Commissaris van het Kanton, le Citoyen Coquin. Het (doek) is zonder lijst, opgerold hetgeen enkele scheuren ("crevasses") heeft veroorzaakt: gereserveerd"t8 . Het vervolg van het nr. 498 betreft een aantal sculpturen in de Sint-Corneliuskerk van Machelen(9): een marmeren beeld "De religie" door Karel van Poucke; vier reliëfbusten die de "Vier Evangelisten" voorstellen ("in wit marmer" staat hier!), ook naar ontwerp van en uitgevoerd door Karel van Poucke; een groot wit-marmeren Sint-Corneliusbeeld: een tabernakel; een basreliëf voor de altaartafel van het hoofdaltaar, voorstellend 'Het dankoffer van Noé na de zondvloed""". In de marge ernaast staat vermeld: "Het meubilair van deze kerk, met inbegrip van de sculpturen, schilderijen, orgel, communiebank, preekstoel, is publiek verkocht op 27 prairial jaar VII" (= 15.6.1799). Blijkbaar werd een en ander teruggekocht door/voor de kerk, aangezien het meeste ervan zich nu nog altijd in de kerk bevindt. Tot zover de gegevens van deze interessante inventarislijst. In enkele opzichten levert ze totnogtoe onbekende informatie, die tot verder opzoekingswerk aanleiding kan zijn. (1) Jan-Francois Hopsomer (Deins poorter geworden in 1729; in 1735 heer van Gampelare te Astene) was burgemeester van Pete-gem in de jaren 1752-1754. Hij overleed eerder toevaliig in Gent en werd daar in het koor van de Sint-Niklaaskerk begraven. (2) Een betwisting over zijn huwelijkscontract (dd° 13.11.1781 ) werd beslecht in een proces voor de Raad van Vlaanderen (RAG, RvVI, nr. 21697). De toekomstige bruidegom, Constantinus B.A. Hopsomer wordt in dat contract vermeld als "Sijne Keiserlijcke Koninglijcke Majesteit Apostolique gen hebbende als Meier". (3) Deze Constant Hopsomer, brandewijnstoker en zeepzieder in de Gentstraat in Deinze. was in het jaar 111 (1795) de rijkste man van het hele Scheldedepartement, met een jaarinkomen van 125.000 BEF (zie Ghendtsche Tydinghen, XVII,3 van 15.5.1988, blz. 160-161 en K.O.K.-Kontaktblad VIII,7 van okt. 1988, blz. 1049). Hij woonde in Gent aan de Sint-Michielshelling (voormalige Fordgarage, nu Volksdepositobank). In 1798 kocht hij, via stromannen, 687 ha. "zwart goed" (zie K.G.K.-Jaarhoek LXVII, 2000, blz. 400, noot 26). (4) Stadsarchief Gent, Modern Archief, reeks T, Schone Kunsten, nr. 66 ("Inventaire des tableaux, dessins etca. destinés au Muséum départemental. Notice des tableaux. dessins, estampes trouvés dans .. l'Abbaye de Baudeloo"), blz. 30-3 1, nrs. 496-498. (5) Indien onze veronderstelling betreffende enige "tussenkomst" van Constant Hopsomer juist is, bestond deze tussenkomst misschien in een "bewarende" maatregel, waardoor de werken niet direct geconfisqueerd werden, maar voorlopig ("ce n'est que le provisoire qui dure!") ter plaatse mochten blijven. Dit is uiteraard ook maar een veronderstelling... (6) Zie Christina Vandenbussche. "Fotorepertorium van het meubilair van de Belgische bedehuizen. Provincie Oost-Vlaanderen. Kanton Deinze " ( Brussel , K.I.K., 1976), resp. blz.42 (Vinkt - "Bewening". door Antoon van den Heuvel, XVIIe e., doek, ca. 300x200cm."), blz. 22 (Petegem - "Besnijdenis van Jezus", XVIIe e.,
2742
(7) (8)
School van Gaspard de Craeyer, doek, 245x160cm.") en blz. 17 (Deinze - "Aanbidding van de herders, XVIIe e.. School van Gaspard de Craeyer, doek, ca. 220x150cm."). De voet wordt blijkbaar omgerekend als 325mm en de duim als 27mm (aldus lezen we in potlood op de inventarislijst zelf). Over de verdere lotgevallen van dit schilderij (dat aan Simon de Pape, 1633, mag toegeschreven worden) zie onze bijdrage in K.G.K.-Jaarboek nr. 65 (1998), blz. 269-270. Cassiman (K.O.K.-Jaarboek nr. 4, 1937, blz. 81) schrijft dat de werken uit de kerken van het kanton Deinze na 20 januari 1799 op een kar naar Gent gevoerd werden, maar dat de "Aanbidding der Herders" door twee Deinse meisjes nog tijdig van de kar gehaald kon worden. Zie Christina Vandenbussche, a.w., blz. 29 (Machelen - Preekstoel, resp. Sculptuur). Zie Christina Vandenbussche, a.w., blz. 27: hier is sprake van een "(altaar) tafel met reliëf met voorstelling van het Offer van Abraham"! Abraham of Noë? Iconografisch toch twee totaal verschillende voorstellingen! Welke van beide versies is de juiste?
P.HtJYS nr. 330
1793. Beroepsprofiel Vinkt (1830) De ontsluiting van het Vinktse bt`volkingregister 1830(1) inspireerde ons om het beroepsprofiel van de lokale bevolking in de overgang van de Hollandse naar de Belgische periode te onderzoeken. We noteerden daarbij 2077 inwoners, van wie 1507 mannen, vrouwen en kinderen tot de beroepsbevolking behoorden. Vinkt benadert het klassiek Vlaams patroon uit die periode. Het overgrote deel van de Oost- en West-Vlaarnse plattelandsbevolking leefde omstreeks 1830 van een combinatie van landbouw en vlasnijverheid. Het is in de context van de eerste helft van de 19e eeuw dan ook niet verrassend dat de spinsters de grootste groep van de beroepsbevolking (36,2%) uitmaakten. Het is ook in die groep dat men de meeste kinderen in het productieproces inschakelde. In de leeftijdscategorie 10 tot 14 jaar zaten toch 48,1% van alle Vinktse meisjes of jongens aan het spinnenwiel. Spinnen was meestal een vrouwelijke aangelegenheid, maar we tellen toch 34 spinders, van wie er 25 minder dan 15 jaar oud waren. Vier 70-plussers hanteerden nog het wiel. De huisnijverheid zette ook wevers aan het werk. Het was een uitsluitend mannelijk beroep met een aandeel van 15,4% van de beroepsbevolking. Procentueel waren er binnen die beroepsgroep procentueel minder kinderen (0-14 jaar) ingeschakeld dan bij de spinsters: 6,0% tegenover 20,8%. De vlasbewerking eiste een landbouwareaal voor vlasteelt, maar er waren andere landbouwactiviteiten. De landbouwer en landbouwsters vormden samen de tweede grootste beroepsgroep: 282 mannen en vrouwen of 18,7% van de werkende Vinktenaren telden volgens het bevolkingsregister tot de zuiver agrarische sector. Die stelde heel wat jonge werkkrachten tewerk: 36,2% van de mannen was jonger dan 30 jaar; bij de vrouwen bedroeg dit 25,4%. liet ging meestal om de zonen en dochters van het bedrijf(je). Naast hen stond een omvangrijke groep (214 eenheden) van domestiquen en dienstmeiden. Ze waren vaak jong. De leeftijdscategorie min 30 jaar haalde voor mannen en vrouwen binnen de eigen beroepsgroep respectievelijk 79,2 en 83,8%. De werkman in loondienst maakte 5,2% van de landelijke beroepsbevolking uit.
spinster wever landman landbouwster
0-9 22 2 1 -
BEROEPSDIVERSITEIT PER LEEFTIJDSCATEGORIE 10-14 15-19 20-29 30-39 40-49 50-59 60-69 7021 92 74 104 66 45 28 95 23 3 60 33 16 25 12 59 7 27 25 15 8 10 39 28 27 19 13 8 12 24 19
TOTAAL 547 233 160 122 ^
2743 domestique dienstmeid werkman
-
9
28
51
1
10 9
25 8
48 17
winkelier
-
-
1
4
-
2 2 1 -
1 2 2 2 2 -
-
-
-
-
-
26
145
tapper kleermaker naaister dienstbode schoenmaker bakker kamslager timmerman mulder kloefkapper hoefsmid particulier kuiper brouwer hovenier koperslager glazenmaker mutsenwaster bedelaar schaper slager strodekker wagenmaker koopman burgemeester secretaris veldwachter rijksontvanger landmeter priester koster schoolonderwijzer i TOTAAL BEROEPSBEVOLKING kwekeling jonnozel
zonder beroep geen vermelding TOTAAL BEVOLKING
-
192
2 4 3 7 2 1 2 1 2 i 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 367
1 15 9 2
20
2
3 7
2 9
1
99 79
3
4
3
27
4 3 1 1 2 1 1 2 1 -
3 1 1 3 1 1 1 2 2 1
1 -
-
1
-
-
I 1 1 1 1 1 1 -
14 15 11 11 9 7 7 7 6 5 4 4 3 3 2 2 2 2 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1507
7
4 8 4 2
2 4 2 2 3 1 1 1 1 1
1 - ! 1 1 1
295
111
5
1 184
1 1 151
1 96
1 2 1 2 1 -
-? 51
I 1
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
1
-
-
-
-
-
-
367 4 371
3 298
184 184
151 1 152
96 96
1 52 52
504 531 531
42 2 195 187 4 6 191 J 201
299
1 1
552 2061 16 2077
We tellen in het Vinkt van 1830 372 geregistreerde huisgezinnen. Het merendeel waren weversgezinnen : 130 wevers en 30 spinsters (weduwen) stonden aan het hoofd van een gezin. Samen goed voor 43,0%. We stellen daarbij vast dat de beroepskeuze binnen het weversgezin (ouders) beperkt was tot het koppel wever-spinster. Slechts één wever was gehuwd met een vrouw zonder beroep.
Een zelfde beeld doet zich voor in de 99 landbouwersgezinnen , onder wie we 14 weduwen en 21 weduwnaren of vrijgezellen als gezinshoofd noteerden. Slechts één landbouwer was gehuwd met een tapperigge, twee deelden het leven met een spinster. De landbouwersgezinnen vormden 26,6% van de totale Vinktse gezinnen. De derde onderzochte
2744 categorie zijn de werkmannen . Ze vormden een groep van 35 huisgezinnen (9,4%), van wie er 27 met een spinster gehuwd waren. De overigen waren weduwnaar of vrijgezel. Het beroepsprofiel van de Vinktenaar vullen we aan met een analyse van de beroepenwaaier binnen de aangesneden categorieën: wevers-, landbouwers- en werkmansgezin. We maken daarbij een onderscheid tussen het beroep van de kinderen en de inwonende familieleden (broers, zusters, ouders van het gezinshoofd) en de andere inwonende huisgenoten. De jonge leeftijd van werkende kinderen is een gekend gegeven. Bij de groep landbouwers vonden we de vijfjarige Leonardus De Vreese ingeschreven als landman en de vierjarige Natalie Lessens als spinster (2). Het is vooral de leeftijdsgroep 10-14-jarigen die massaal aan het werk gezet werd. Even opvallend is de grote aanwezigheid van de groep 20-29- en 30-39jarigen. Vaak gaat het hier om oudere kinderen of om inwonende broers en zusters van het gezinshoofd. Dit wijst op de problematiek binnen de plattelandsgemeenten om op jongere leeftijd een officieel huwelijk aan te gaan. De partner was wellicht beschikbaar, maar bij gebrek aan een vrijstaande woning of landbouwuitbating bood het dorp niet de faciliteit om een afzonderlijk gezin te stichten. BEROEP GEZINS - EN INWONENDE FAMILIELEDEN GEZI NS- EN INWONENDE FAMILIELEDEN LEE FTIJD
GEZINSHOOFD
BEROEP
v
WEVER/SPINSTER (160 gezinnen) wever werkman domestique spinder spinster dienstmeid andere SUBTOTAAL zonder beroep TOTAAL
rn
rn
rn
rn
rn
,n
á "' 7 7 9 23 1 24
v ó 2 7 9 9
d? u) 1 1 1
19 (0 ó -
d
2 2 2
3 3 3
11 1 1 1 1 4 4 1 24 24
5 4 9 9
1 2 1 4 4
1 1 2 2
1 1 1 3
° 2 1 1 6 10 219 229
6 5 2 10 26 49 11 60
11 4 1 1 29 1 47 47
o N 27 6 1 28 1 2 65 65
1 1 1 1 2 6 138 14;i--
9 3 7 1 22 1 43 14 57
7 2 1 9 1 16 10 46 46
31 4 4 3 17 12 1 1 73 73
rn r-_
-
Ó H
55 22 4 _ 13 111 1 3 209 231 440
LANDBOUWER/ -STER (99 gezinnen) landbouwer werkman domestique wever spinder spinster landbouwster dienstmeid andere SUBTOTAAL zonder beroep TOTAAL .^,y rw.
- til
WERKMANISPINSTER (35 gezinnen)
✓ .r
^`. `.k , t
3
S 'a w..
syy
t^}'. Ma.P°^
.I
66 7 6 22 7 62 33 5 2 210 152 362
^
wever werkman
-
1
2 1
5 1
1 1
-
-
-
-
8 4
2745 spinder ^^^ spinster { dienstmeid SUBTOTAAL zonder beroep TOTAAL
0 63 1 63
4 7 12 6 18
1 8 1 13 13
5 6 11 8 - t11 8
3 3 3
-
-
3 3 3
5 32 1 50 69 119
De grote en kleinere landbouwuitbatingen boden meer ruimte om huisgenoten buiten familieverband onderdak te verschaffen. Tevens kon men hen eventueel op het bedrijf(je) tewerkstellen. De leeftijdscategorie 20-29 jaar is hierbij goed vertegenwoordigd en haalt in het landbouwbedrijf van Vinkt 80 van de 183 geregistreerden of 43,7% van de huisgasten. Opvallend is de grote score van de beroepen domestique en dienstmeid. Deze laatste verblijft ook vaak in de weversgezinnen. Dit fenomeen van inwonende jonge mensen ondersteunt de theorie dat de jonge Vinktenaren gedwongen waren op latere leeftijd te huwen, bij gebrek aan een woning.
GEZINSHOOFD
BEROEP INWONENDE HUISGENOTEN BUITEN FAMILIEVERBAND INWONEND E HUISGENOTEN BUITE N FAMILIEVERBAND LEEFTIJD J Q
BEROEP
r
ai
rn
rn ' o
rn
w
Q
lI ' ) ^WEVER/SPINSTER rN M ^ CO p
ó
(160 gezinnen)
c
F-
wever werkman domestique dienstbode spinder spinster dienstmeid andere TOTAAL
0
1 1 2
1 1 3 5
1 1 1 9 1 13
1 2 2 5
1 1 2
1 1
1 1
0
0 1 4 1 1 6 15 1 29
LANDBOUWER/ -STER (99 gezinnen) landbouwer
-
-
3
2
2
1
1
-
-
9
werkman
-
-
-
1
1
-
-
-
-
2
domestique dienstbode wever spinster landbouwster dienstmeid
0
10 1 7 18
22 2 2 16 45
41 6 2 28 80
13 1 6 23
1 2 1 5
werkman domestique
-
-
1 1
-
-
-
-
-
-
1
1
-
1
-
-
3
0
2
1
1
0
1
0
0
5
TOTAAL
2 2 1 1 3 2 10 2 -0
91 10 1 8 2 60 183
-
1 1
WERKMAN/SPINSTER (35 gezinnen)
spinster
TOTAAL
0
-
(1) C. GEKIERE. Vynckt 1830-1835. Staat van Bevolking. V.V.F. Deinze, 1995, 154 pp. (2) IDEM, ibidem nr. 251 en 338.
TONY VANHEE
2746 1794 . Illegaal jeneverstoken in Astene anno 1796 't Was in de aanvangsjaren van de Franse overheersing hier, het jaar IV van de Franse Republiek (1796). De Astense boer Joannes Schaubroeck (landsman, ca. 50 jaar oud, ontvanger van de ommestellingen van Astene) had op zijn erf een verboden jeneverstokerij ingericht, in een bijgebouwtje-met-schouw. Vermoedelijk werd hij verklikt. Op de avond van 27 ventóse IV (= 17 maart 1796), tussen 9 en 10 uur 's avonds, deed de "commissaire" van Nazareth (!), L. Webber genaamd, met een drietal van zijn mannen daar een inval. De woning zelf mocht hij binnen, maar de boer verbood hem de toegang tot het bijgebouwtje, waarvan de schouw rookte ... Het dochtertje van de boer liep enkele buren alarmeren - en die kwamen graag ter hulp: Augustinus De Clercq (24 jaar) en Joannes Schaeck (18 jaar, zoon van Ignalius). Ook de "agent municipal" van Astene zelf - Jan Baptist Slock (landsman. 35 jaar) - werd op de hoogte gebracht van de "inval" en was even later ter plaatse met zijn adjunct, Augustin De Vreese (landsman, 52 jaar). Agent Slock plaatste zijn Nazarethse collega prompt onder arrest (jawel!), omdat die geen rekening had gehouden met het wettelijk verbod om 's nachts bij enig particulier binnen te gaan. Waarop Webber zei, dat hij in Schaubroecks huis was binnengegaan "met toestemming van de bewoner zelf' en dat hij (omdat hij daartoe geen toelating had gekregen) het stookgebouwtje zelf dan ook niet was binnengegaan, maar dat hij daar tot 's morgens vroeg de wacht had willen optrekken, om er dan op het legale morgenuur de nodige vaststellingen te doen. Maar men had hem in de woning onder arrest gehouden en intussen had men - Webber had het aan het luide lawaai gehoord - een deel van de stookinstallatie (nl. de stookketel zelf) gesloopt. 's Anderendaags was daar wel nog een kuip aangetroffen, gevuld met gistende granen ("une cuvelle remplie d'une amalgame des grains mise en fermentation proféré(e) á la distillation de genièvre"), en in een schuur nog twee andere dergelijke kuipen. Belastend bewijsmateriaal in elk geval ... Een vervelende aangelegenheid, hoe dan ook: boer Schaubroeck was duidelijk in overtreding, maar de Astense agent Slock had zijn dorpsgenoot in bescherming willen nemen tegen de Nazarethse "commissaire", die buiten zijn ambtsterritorium was opgetreden. Hogerop zat men duidelijk minder verveeld met de overtreding van het stookverbod dan met het pijnlijker feit van het bevoegdheidsconflict tussen een Astense en een Nazarethse autoriteit. Het eerste wat gebeurde was, dat commissaris Webber opnieuw in vrijheid werd gesteld. Het desbetreffende rapport dd° 29 ventóse benadrukt "hoe schadelijk een dergelijk conflict zou zijn voor de openbare orde en tegelijk koren op de molen van de tegenstanders van het regime, die aldus aanleiding zouden krijgen tot het bestrijden van de (Franse) organisatie die 'gelukkig' op gang begon te komen"(». De zaak werd voor verdere behandeling direct doorgeschoven naar Bernardus Vander Heeren, voormalig schepen van Deinze(2), daarna eerste voorzitter van het door de Fransen ingestelde Kantonnaal Bestuur van Deinze en nu "Commissaire du Directoire près le Canton de Deynze"(3). Op 28 ventóse (18 maart) besliste deze dat alle betrokkenen voor de Deinse vrederechter moesten verschijnen. In opdracht van Vander Heeren ondervraagt vrederechter Charles De Caigny op 29 ventóse (19 maart) agent Slock en diens adjunct A. De Vreese en 's anderendaags, 30 ventóse (20 maart), Schaubroeck zelf en diens buren A. De Clercq en J. Schaeck. Alle getuigenverklaringen worden - in het Frans! - netjes op schrift gesteld, maar daar gebeurt dan verder niets mee. Op het laatste stuk van het bundeltje lezen we laconiek: "Cette affaire n'a eu aucune suite!" Geseponeerd zonder gevolg dus. Het politiek belang van dit bevoegdheidsincident(je) woog blijkbaar zwaarder door dan het straffen van een illegale jeneverstoker ...
(Bron : Rijksarchief Gent, Provinciaal Archief Scheldedepartement, nr. 3002/8)
2747 (; ; .^r.rês avoir démontré combien une telle lutte des autorités constitués (sic) était prejudiciable a 1'ordre publicq (sic), amsl :;:- la carrière qu'elle oftrait á nos ennemis cotnrruns pour combattre I'organisation qui s'établissait heureusement chez ic-"2 ". - We willen er toch de aandacht op vestigen dat dit hele dossier in het Frans is opgesteld. De Franse bezetter tsd^'de er niet mee, om zo gauw mogelijk (reeds in maart 1796) alies officieel in het Frans te laten akteren. (2) Over Bernard Hermanus Vander Heeren (° Brugge, ca. 1759; lic. med.; schepen van Deinze van 1784 tot 1793), zie onze bijdrage Ten echtscheidingszaak met 'scherminkeling' te Deinze in de lokaal--politieke c ntext", in het K.O.K.-Jaarboek LIV (1987), blz. 249. (3) Vander Heeren werd op 8 jan. 1796 lid van liet Kantonnaal Bestuur, waarin hij Deinze en Petegem vertegenwoordigde en waarvan hij de eerste voorzitter werd. En korte tijd later werd hij "Commissaire du Directoire" en later zelfs "Administrateur du Départernent". Zie A. Cassiman,"Geschiedenis van Deinze", blz. 243.
PAUL IIUYS nr. 331 Maessprokkels Johan Huizinga
Het toeval bracht mij een boek van Johan Huizinga in handen, een cultuurhistoricus waarvoor ik groot en veel respect heb. Hij leefde van 1872 tot 1945 maar is nog altijd internationaal gewaardeerd en gekend om één boek (met een poëtische titel): Herfsttij der middeleeuwen Hij vertelt niet over de historische gebeurtenissen noch over de vorsten, hun veldslagen en oorlogen, niet over hun dynamische belangenstrijd en personencultus. Hij schrijft over de sfeer en de mentaliteit, over de opvattingen van de late middeleeuwen (15` eeuw). Een cultuurhistoricus is historicus en kunsthistoricus samen en meteen ook meer dan de som. Eén plus één is gelijk aan drie.
In mijn bibliotheek staat ook zijn boek Homo Ludens (Proeve ener bepaling van het spelelement der cultuur) van 1938. Zijn Herfsttij is van 1919, In 1945 verscheen zijn "Geschonden Wereld" In 1945 verscheen van hem ook een opstel van 1937 De Mens en de Beschaving en een opstel van 1940 Voorwaarden van een Herstel der Beschavin In 1924 verscheen van hem een uitgebreid opstel over Erasmus (in boekvorm) In 1941 publiceerde hij een verzameling van zes opstellen over (en onder de titel van) "Nederlands beschaving in de zeventiende eeuw", een verzameling die in 1998 voor de zevende keer werd uitgegeven. Deze "opstellen" zijn geen bedlektuur, geen vakantielektuur. Die leest ge, rustig gezeten in de avondlijke stilte, met een dampende pijp en een glas goede wijn - om af en toe te verpozen en te overdenken. Geen TV; geen radio. Geen lawaai. Aan het begin van een nieuw millennium is het nuttig deze bedenking van Huizinga te plaatsen: "Men moet een elegische verzuchting over het verlies van steden- en landschapsschoon niet als een reactionair pruilen van een oud man terzijde schuiven. De jongere geslachten weten niet en kunnen niet weten, wat zij ontberen aan schoonheid die de ouderen van nu nog juist even gekend en genoten hebben." (1941 Nederlands Beschaving in de 17e eeuw, 7e uitg. 1998
p. 54) Poëziedagen In Scheldeveld jaarboek 1998 lazen we een bijdrage over De Vlaamse Poëziedagen te Deurle.
2748 Daar die poëziedagen vertrokken in 1937 van de dichter Basiel de Craene, toen pastoor te Bachte-Maria-Leerne, raakt de auteur, Eddy Vaernewijck, ook Groot-Deinze. Aan de pastorij in de Ooidonckdreef herinnert een gedenkplaat aan die pastoor van MariaLeerne. Want Bachte is een andere parochie en die kent pastoor Dutry als bekendste pastoor. Maar die was niet poëtisch bedrijvig; Basiel De Craene wel. Nog Scheldeveld 1998 p. 163 een nota over Leo Filliers, de vader van de Petegemse burgemeester Filliers (°1875 +1936) die als student te Leuven zowel Jef Van den Eynde kende als August Borms en Reimond Speleers (student ± 1900). De gewezen activisten zoals Borms en Speleers waren soms zijn gasten (vooral als ze na de Ijzerbedevaart naar Gent en Antwerpen reden want de weg naar Diksmuide per auto liep toen door de Tolpoortstraat en over de markt van Deinze. In de jaren '30 waren er nog geen autostrades, zelfs nog niet veel auto's). Zwart Goed in Scheldeveld 1998 Johan van Twembeke schreef in Scheldeveld Jaarboek 1998 een bijdrage over "Zwart Goed in Scheldeveld". Zwart Goed bestaat uit de bezittingen van kerken en kloosters die in het begin van de Franse Tijd door de Franse Republiek in het kader van de toenmalige "Nieuwe Orde" werden in beslag genomen en tot "Nationale Goederen" werden verklaard. Die Nationale Goederen werden verkocht. Het geld moest de Franse Oorlogen betalen. Het volk noemde de "Nationale goederen" "Zwart Goed". De verkoop is een stuk sociale geschiedenis. Wie het Zwart Goed op grondgebied Scheldeveld raakt, raakt ook Groot-Deinze, vooral Astene, Nazareth en de 2 Leernes/ Latem en Deurle. Bij de kopers noemt hij Beens en Ottevaere naar schijnt die 2 Deinzenaars als Gentenaar en Brusselaar te kennen, zonder relatie met Deinze. Ze kwamen in onze jaarboeken al aan bod (Ottevaere KOK 1970 p. 123 en 1994 p. 76, Beyens 1992 met tabellen van verwantschap.) Hij noemt ook Francois Co uin, commissaris van het Directoire, te Deinze, en Marie Therese Van Nevele, religieuze van het St. Blasiushospitaal te Deinze, als kopers. Verkochte stukken van Scheldeveld raakten ook Groot Deinze. Daardoor zijn deze mededelingen ook interessant voor Deinze. Het Scheldeveld dekte ook delen van Astene (Astene-bos en Astene-dreef en de wegen naar Nazareth) en delen van Petegem (naar Nazareth-Eke-Gavere-Kruishoutem) Historische Woorden Toen Lodewijk XIV's kleinzoon koning Filips V van Spanje gemaakt werd 1701 zei men: "11 u plus de Pvrénées". En Lodewijk zei tegenover zijn hovelingen: "Messieurs, voilà le roi d'Espagne, la naissance 1'appelait a cette couronne . C'était 1'ordre du ciel". Toen Lodewijk vernam dat zijn generaal de slag bij Ramillies verloren had in 1706 tegen de legers van Winston Churchill, de eerste hertog van Marlborough, zei de koning : "Est-ce-que Dieu aurail oublié ce quej 'ai faitpour lui?"
( Promenade in de Pruikentijd).
1795. Nog over de Deinse brandewijnstokers (1722-1725) In het KGK-Jaarboek LXIV (1997 ), pp. 305 e.v. schreven we over het jeneverstoken in Deinze in de periode van ca . 1790 tot 1830 (Franse en Hollandse tijd ). Stokerijen in Deinze bestonden natuurlijk al van veel vroeger . De geschiedenis daarvan moet evenwel nog
2749 beschreven worden . Hier dan al een bouwsteentje voor die geschiedenis uit het eerste kwart van de 18' eeuw. In het archief van de Oostenrijkse Geheime Raad " ' vonden we een vuistdik dossier over de Deinse brandewijnstokers in de jaren 1722-1725. Zij waren blijkbaar in een proces" verwikkeld met de " admodiatetrrs van de rechten en gemene middelen van de Provincie Vlaanderen" en liet dossier bevat , benevens talrijke documenten uit de "politiekamer " van de Gentse Schepenen van de Keure, o.m. ook een aantal gegevens over de productie van de stokers in de vermelde periode . Het standpunt van de Deinst stokers staat vervat in een uitvoerig, gedrukt document dat zeker nader onderzoek verdient . Dit wordt allicht nog het onderwerp van een aparte bijdrage ( in het Jaarboek zelf?), die we hieraan hopen te wijden . Intussen wél nog even meedelen welke brandewijnstokers hierbij betrokken waren: er waren er zes uit Deinze en Petegem , ni. Jean vander Piete, Cornille van [1 'inghene, Jean Francois van Doorncc, Jean Francois Opsomerl`1, Balthazar van Hoonacker en Piet vander Meulen, benevens Jean Baptiste I3ouderie uit Zeveren . De stad Deinze zelf had op datzelfde moment financieel niet de beste papieren"). maar dat is weer een ander verhaal... (1) Algemeen Rijksarchief Brussel , Geheime Raad/Oostenrijks, nr. 1400/A. Ook bundel 1400/ B bevat een aantal ( meer algemene ) stukken betreffende het brandewijnstoken. die voor het Deinse dossier wel van belang kunnen zijn. (2) "Proces ... au sujet des accords que les destilateurs (sic) ont fait avec les admodiateurs-généraux des droits et moyens communs de Province de la Flandre". (3) Jan Frans Opsomer werd later burgemeester van Deinze (1729-1732). I.v.m. de "bloeiende brandewijnstokerijen van Deinze" schrijft A. Cassiman (Gesch. van Deinze, p. 162): "Burgemeester Jan Hopsomere was er welstellend mee geworden, en vond dan ook veel navolgers (1740)". (4) Dit kunnen we althans opmaken uit een ander dossiertje uit hetzelfde archief van de Oostenrijkse Geheime Raad (nr. 1399/B), nl. een verzoekschrift van de Deinse magistraat die wegens geleden oorlogslasten vraagt om reductie van de stadsbelastingen. Maar in het advies van het Kasselrijbestuur van Kortrijk (dd° 18,2.1726) wijzen de hoogpointers van de kasselrij erop dat Deinze reeds in 1716 en 1717 aanzienlijke verlichting van de belastingen had verkregen ( het betrof tweemaal een som van 22.000 florijnen!). Het Kasselrijhestuur adviseert de hogere overheid dat men zou beletten dat Deinze hierover verder zou blijven procederen, want "ze kunnen toch geen gelijk halen en voortgaan met deze zaak betekent alleen maar bijkomende nutteloze kosten voorde (lege?) stadskas". Daar is niemand mee gebaat. meent het Kasselrijbestuur.
P. I IUYS nr. 3 32
1796. De High Society van Vinkt (1830) Wie had het in een plattelandsgemeente als Vinkt voor het zeggen? Naast het arme volk van spinsters, wevers, landlieden, werkmannen, domestiyuen en dienstmeiden leefde er in het dorp een bevolkingslaag met relatief meer lokaal aanzien. Talrijk was ze niet, maar ze was er en ze hield vaak niet of tegen de wil van de grote boeren de dorpstouwtjes in handen. De 72-jarige Jan Francies De Baere (°Kruishoutem) was sinds 1817 burgemeester van Vinkt. In 1830 nam Karel Pijpaert tot 1846 zijn ambt over. De Belgische onafhankelijkheid zorgde er blijkbaar ook voor dat Eugenius De Baere op dat moment zijn gemeentesecretarisschap inruilde voor het beroep van winkelier. Orde en tucht lag in de handen van veldwachter Leonard Devos die ook na het verdwijnen van de Hollanders zijn uniform bleef dragen. Een pastoor scheen het dorp volgens het bevolkingsregister van 1830 niet te bezitten. Nochtans vermeldt de Vinktse pastoor Michem wel confrater Lieven Dellaert die het Vinktse zielenheil van 1821 tot september 1831 onder zijn hoede nam('). In het register vonden we wel priester Eduard Vanden Berghe die nog bij zijn vader inwoonde. Zijn 74-jarige vader Karel
2750 Hubert was broodbakker en had thuis nog vier andere zonen die het bakkersberoep uitoefenden. In september 1831 kwam pastoor Emmanuel Groverman (°Gent, 1796) naar Vinkt. Volgens het bevolkingsregister van 1835 hielp onderpastoor Augustin Van Hee de parochiale zieltjes verzorgen, terwijl in 1836 vicaris Joseph Van Scheerdijck uit Gent aankwam. Het kerkgebouw bleef in die periode wel onder de hoede van dezelfde koster, Donatiaen Damman. De geestelijke gezondheidszorg was onder controle. Voor de lichamelijke kon men te Vinkt in 1830 nog niet een beroep doen op een lokaal dokter. Vijf jaar later onderzocht doctor Augustijn Standaert (°Landegem) wel zijn Vinktse patiënten. Vinkt telde in 1830 een rijksontvanger onder zijn bewoners, de 65-jarige Livinus Pijpaert (°Vinkt). In 1835 heeft men hem als zaakwaarnemer geregistreerd. Hij was als rijksontvanger opgevolgd door de 49-jarige Jan Baptist Hamers (°Wachtebeke). Of de schoolonderwijzer het voor het zeggen had, is niet zo evident. De jonge Emanuel De Schepper (24 jaar) was in Zeveren geboren en woonde in bij tapper Anselmus De Waele. In 1835 was hij al gehuwd met de Vinktse spinster Barba Therese De Buck. Vinkt bezat ook twee doorluchtige heren: Livinus Strobbe (78 jaar - °Zeveren) en de 70-jarige Petrus De Koker (°Ste-Denis) kregen volgens het register van 1830 beiden de status van bedelaar aangemeten. Zij zetten zo op hun manier een stempel op het dorpsleven. Hoe passen we al deze gegevens in de geschiedenis van Vinkt in? Net zoals voor de andere Deinse deelgemeenten die buiten de stedelijke kern liggen, dient een en ander bronnenmateriaal nog grondig nagetrokken te worden. (1) F. Michem. De parochiegeestelijkheid van de dekenij Deinze na het ancien regime. In: Bijdragen tot de Geschiedenis der Stad Deinze. K.O.K.,jaargang LI (1984) pp. 245-246.
TONY VAN I IEE
1797. Een Duits "Conversatielexicon " uit 1932
In woordenboeken grasduinen is één van mijn favoriete bezigheden. Of die voorkeur al of niet een gebrek is, durf ik niet te zeggen, maar ik heb er al veel deugd aan beleefd... Op verkiezingszondag, 13 juni 1999, kocht ik voor 15 DM (300 BEF) in een boekenantiquariaatje in Potsdam bij Berlijn een "Knaurs Konversationslexikon A-Z" (Berlin 1932 Verlag van Th. Knaur Nachf.). Alleen al die datum - het jaar vóór Hitler aan de macht kwam in Duitsland - was voor mij voldoende reden om het boekje (944 bladzijden of 1876 kolommen) tot het mijne te maken. Ter verheldering eerst dit. In kolom 788 staat te lezen wat een "Konversationslexikon" eigenlijk is: "ein fiber alle Wissensgebiete kurz Aufschluss gebendes, alphabetisch geordnetes Nachschlagewerk" (= een alfabetisch referentiewerk, dat over alle domeinen van het weten in kort bestek uitleg verstrekt). Zodus. Hierbij dan een kort relaas van enkele trefwoorden die ik opzocht - en wat ik erbij aantrof (ik cursiveer hier en daar enkele opmerkelijke bijzonderheden): Kol. 603 (zonder foto!): " Hitler , Adolf, *20.04.1889 in Braunau (Oberësterr.), Dekorationsmaler, Begri nder der Nationalsoz. dtsch. Arbeiterpartei". Samen twee regeltjes tekst, méér niet. In de volgende uitgave van het Konv.Lex., ná 1933, zal allicht al iets anders gestaan hebben dan alleen maar "decoratief schilder" en NSDAP-oprichter.
2751 Ook Stalin (kol. 1589) figureert onder de groten der aarde, maar zonder portret; zijn tekst: "Stalin, Josef (eigent. Dschugaschwili), ° 1879, sinds 1920 secretaris-generaal van de komm. partij, Lenins opvolger als leider van de Russ. politiek." Tschiangkaischek (kol. 1702) staat er ook in, mét foto, als hoofd van de Kuomingtang-regering in Nanking, maar Mao ontbreekt, zelfs in de tekst over China (kol. 226-227). Kol. 1046 (mét foto!): " Mussolini , Benito, *29.07.1883. ital. Staatsmann, ursprí nglich Sozialist, Volksschullehrer; 1912 Chef-Redakteur des "Avanti"; als Korporal Teilnehmer am Feldzug; begri ndete nach dein Weltkrieg den Faschismus; siet 1922 Min.-Pras. u. Diktator Italiens". Vijf regels tekst én foto. Wist men veel, in 1932, waarover de "conversatie" vijf of tien jaar later zou gaan... Over de Joden b.v.? Die staan in kolom 685-686, en in Duitsland anno 1932 wist men al zeer goed hoeveel er precies waren (ik vertaal): "Aantal loden ongeveer 13,7 milj. = 0, 75% der wereldbevolking, waarvan 10,3 milj. in Europa; het meest Joden in Rusland (5,1 milj.), Polen (3,3 milj.) en USA (1,5 milj.). In Duitsland 565.000 = 0„9%". Ander onderwerp dan maar: België (kol. 126). Ik laat het bij de laatste alinea's, waarin sprake is van de "innere Entwicklung": "Interne ontwikkeling (wordt) beheerst door tegenstelling tussen klerikalen en liberalen; germaanse Vlamingen en romaanse Walen. (...) In de WO Duitse inval ("Einmarsch") 1914; grootste deel van B. onder Duits bestuur; door Verdrag van Versailles verkreeg B. aanspraak ("Anrecht") op Moresnet en (na schijnstemmJg) (sic) Eupen en Malmedy."
En onze Belgische steden? Gent? Zelfs Artevelde (kol. 72) staat erin! In kol.478 lezen we: "Gent, fr. Gand, Belg. havenstad, hoofdplaats van Oost-Vl., aan de monding van Schelde en Leie, met talrijke kanalen, 170.000 inw (met stadsrand 217.000); drukke textielindustrie. - Sedert 1830 Belg. zetel van de Vlaamse Volksbeweging." En Antwerpen ? In kol. 55 lezen we o.m. dat Antw. de derde-grootste haven in Europa is; met een Duits Consulaat; in 1930 427.247 inw. (niet randgemeenten). En de havenactiviteit in 1929: 11.477 inkom. schepen (24 milj. RT) en 11.516 uitvar. schepen (24 milj. RT). In WO op 10.10.1914 door Dtsl. bezet."
Ook Brussel aan de Zenne staat er natuurlijk in (kol. 195 ), maar met slechts acht tekstregeltjes, zes minder dan de Sinjorenstad aan de Schelde! De hoofstedelingen zouden dat niet pikken, maar de meesten aldaar kennen wel geen Duits. Onder Ypern, d.i. Ieper (kol. 1828) lezen we: "im Weltkrieg zerstort". Het zal de Aalstenaars niet plezieren, dat zij geen trefwoord kregen, maar Dendermonde (kol. 268) wél, maar er staat niet bij dat dit Denderstadje in 1914 ook verwoest werd... Onze "koningin der badsteden" Oostende (kol. 1144) verdiende uiteraard een vermelding: naast "Seebad" ook voor de "oester- en de kreeftenteelt"... Eventjes over dan maar naar de literatuur. Wél Multatuli (kol. 1040) en Couperus (kol. 243: Heliogabalus), wél Gezelle (kol. 496) en Timmermans (kol. 1678: Pallieter), maar geen Streuvels, geen Van de Woestijne. Ook de geboorte van Hugo Claus (1929) ontbreekt! We troosten ons dan maar niet Maeterlinck (Nobelprijs 1911, dichter van "vormschone mystieke drama's" in kol. 930).
2752 Of scoren we misschien beter met onze schilders en beeldhouwers? Geen George Minne, geen Laermans, geen Emiel Claus, geen Permeke noch Servaes: allemaal onbestaande, geen stof tot "conversatie in Duitse salons anno 1932. In (oude) woordenboeken grasduinen kan inderdaad een boeiend en leerzaam bedrijf zijn! En het stemt tot nederigheid en relativering (van ons aller belangrijkheid). 0 ja, de relativiteitstheorie (1915) van Nobelprijswinnaar Einstein (1921) staat er ook in, in kol. 326 (de man zelf, mét portretfoto nog wel) en in kol. 1341 (de theorie, maar die is niet aan mij besteed). Einstein, (die ook behoorde tot die 0,9%) verliet Duitsland het jaar nadat Knaurs Konversationslexikon 1932 verscheen. P.S. Wie de "Knaur 1932" van mij eens wil inkijken, mag dat, maar ik moet hem wel zeker terughebben... P. HUYS nr. 333
Í Ter herinnering:
Lidgeld 2001
Gewoon lid : 600 bef. Steunend lid, bestuurslid, deelgenoot : 900 bef. Erelid : 1200 bef. of meer
op Postrekening
000-0434 500-37 van KGK-Deinze p/a Brielstraat 7 9800 DEINZE
Wie in orde is met het lidgeld 2001 (door overschrijving of door betaling ter plaatse) kan op 16 februari 2001 aan de balie van het Museum zijn jaarboek meenemen.
Wie om welke reden dan ook zijn jaarboek liever thuis besteld krijgt, betaalt 160 bef. portokosten extra.
Als de lidgelden bij het begin van het jaar overgemaakt worden , betekent dat een hele hulp voor onze administratie . Wij zijn de leden daarvoor bijzonder dankbaar. Na het verschijnen van het jaarboek volgt immers de (forse ) rekening van de drukker.
We hebben het reeds vroeger vermeld: heel wat leden stellen er blijkbaar prijs op .steunend lid te worden. Moge hun voorbeeld tot navolging strekken. Wij appreciëren de aanmoediging ten zeerste.
2733 -------------------------------------------------------------------------------------- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -------- ,
KGK- lidmaatschap 2001 De start van een nieuw jaar is misschien het geschikte moment om een en ander op een rijtje te zetten.
Gemakshalve wordt het KGK- lidmaatschap verrekend volgens het burgerlijk jaar, dus vanaf 1 januari van het nieuwe jaar. In de mate van het mogelijke wordt in het eerste nummer van een nieuwe ,jaargang van het Contactblad een overschrijvingsformulier bijgevoegd, wat voor de meeste leden het signaal is om hun jaarbijdrage over te maken. In dit eerste nummer wordt doorgaans ook de voorstelling aangekondigd van het nieuwe jaarboek.
In KGK hebben we sinds jaren de loffelijke gewoonte aangenomen om onze Bijdragen te laten verschijnen rond de stichtingsdatum van de Kring, zijnde 27 februari. Vermits dit gebeuren zich vrij vroeg in het jaar situeert, wachten sommige leden met hun lidgeld tot kort vóór de algemene vergadering, waarop het boek wordt voorgesteld en onze jaarlijkse tentoonstelling wordt geopend. Veelal komen zij ook zelf naar deze ,jaarlijkse topactiviteit en nemen dan hun exemplaar zelf mee naar huis. Voor dit lidgeld krijgt men de Bijdragen, en in de jongste jaren is dit een turf geworden van ca. 500 bladzijden. Wie enigszins vertrouwd is met de huidige boekenprijs beseft dat wij dit niet kunnen financieren met de bescheiden som van het lidgeld alleen, maar dat we hiervoor ook diverse subsidies moeten aanspreken. Indien een lid het jaarboek zelf niet kan afhalen aan de balie van het Museum, en het dus moet verstuurd worden, kunnen wij niet anders dan portokosten aanrekenen, zijnde op dit ogenblik 160bef. Ieder lid krijgt bovendien het Contactblad gratis toegestuurd, en dit omvat normaal 6 maal per j aar een 24 bladzijden. Daarnaast worden onze leden uitgenodigd naar diverse activiteiten, die kosteloos zijn, behalve de kosten voor de jaarlijkse KGKuitstap in september. Indien een lid zijn bijdrage niet betaald heeft na het eerste nummer van het Contactblad, wordt hij uiteraard niet onmiddellijke geschrapt uit het ledenbestand. Hij krijgt dus verder de nummers van het Contactblad toegestuurd, in de hoop dat hij vroeg of laat zijn lidmaatschap in orde brengt. Pas het volgende werkjaar verdwijnt zijn naam uit het ledenbestand. Het verder ontvangen van het Contactblad is dus geen aanwijzing dat het lidgeld in orde is. (Overigens: wie nog niet in orde was met zijn lidgeld, vond op het adresetiket van het 4`ie nummer van augustus 2000 een oranje klevertje, met de uitleg op bladzijde 2688)