BIJDRAGEN TOT DE GESCHIEDENIS DER
STAD DEINZE EN VAN HET LAND AAN LEIE EN SCHELDE
LIII 1986 KUNST- EN OUDHEIDKUNDIGE KRING
-
DEINZE
KUNST- EN OUDHEIDKUNDIGE KRING -
BIJDRAGEN TOT DE
GESCHIEDENIS DER
STAD DEINZE EN VAN HET LAND AAN LEIE EN SCHELDE
Nr. 53 - 1986
~"".L&~+,
Inzicht geven in de eigen tijd is het doel en dat inzicht is essentieel historisch, want de tegenwoordige situatie is de resultante van tradities, beslissingen, initiatieven, ideeen en machtsconflicten uit het verre of nabij verleden. Wie ze negeert veroordeelt zichzelf tot volslagen onbeg·rip van de wereld waarin hij leeft. Wie de studie van de geschiedenis tegenwerkt, verbiedt of afschaft, veroordeelt het volk tot onwetendheid en manipuleerbaarheid. Prof. Dr. R. Van Caenegem (Over Koningen en Burocraten p. 31) 5
De oudste baljuwsreke~ingen van Deinze door Dr. Paul HUYS
De oudste twee bewaard gebleven baljuwsrekeningen van Deinze dateren resp. van 1299 en 1326. We hebben er dus een die net nog uit de Be eeuw stamt; ze is bewaard in het Stadsarchief te Brugge (1), hetgeen eigenlijk wel uitzonderlijk is. Aangezien de baljuw een grafelijke ambtenaar was (2), horen baljuwsrekeningen normaal niet thuis in een stedelijk archief, maar wel in de archieven van de centrale overheid, in dit geval dus eerder in de archieven van de Rekenkamers. Het is trouwens daar dat we onze tweede oudste baljuwsrekening, betreffende het jaar 1326, aantreffen, ni. in het Archief van de Rekenkamer te Rijsel (3). Het veruit grootste deel van de (latere) Deinse baljuwsrekeningen bevindt zich echter in het Algemeen Rijksarchief te Brussel, ook in het fonds van de Rekenkamers (4).
DE DEINSE BALJUWS De Deinse baljuw, in 1299, was eneJehan dou Gardin. Meer dan zijn naam is ons van hem niet bekend. En hetzelfde geldt van de baljuw in 1326, die Pieter Clays heette. Geen van beiden is vermeld in de baljuwslijst die Albijn van den Abeele in zijn "Geschiedenis der stad Deinze" van 1865 vermeldde (5). Deze baljuws waren uiteraard zelf geen Deinzenaars, aangezien de funktie van baljuw niet mocht worden toevertrouwd aan ingezetenen van de betrokken stad zelf, begrijpelijkerwijze om redenen van onpartijdigheid bij de uitoefening van het ambt (6). Jehan dou Gardin en Pieter Clays behoorden vermoedelijk - zoals de meesten van hun kollega's - tot de kleinere landadel, waarvan sommigen ook leenmannen waren van de graaf (7). De andere Deinse baljuws, die ons via hun bewaard ge9
bleven rekeningen uit de l4e eeuw bekend zijn, waren achtereenvolgens (8): Jean van den Bossche (sept. 1367 - jan. 1368 en mei 1372 jan. 1373); blijkens H. Nowé (blz. 114 en 191-192) was Jehan de Ie Bussche tussendoor, in 1371, baljuw te Wetteren Rasse MuJoc Uan. 1373 - sept. 1377, met een korte onderbreking in 1376) Jean Vriesen (mei-sept. 1376) Pieter Hugaert (sept. 1377 - sept. 1379) Olivier van den Steene (dec. 1379 - mei 1380) Jean Personare Uuni 1380 - jan. 1381) . Alard Tierins (april 1386 - sept. 1393); bij Van den Abeele vermeld als Alard Thirin (1393) Jehan Je Prisenare (sept. 1393 - aug. 1399) (9); bij Van den Abeele vermeld als Jean de Prisenare, maar verkeerdelijk onder het jaartal 1390 (toen Alard Tierins baljuw was) Jean Je Coude Uan. 1400 - mei 1400) Adrien Je PJantere (aug. 1400 - mei 1407, met een onderbreking van jan. tot mei 1401) (10); bij Van den Abeele vermeld als Andries de Plantere (1403). Dat deze baljuws geen autochtonen of streekeigenen waren, maar willekeurig "verplaatsbare" ambtenaren (die b.v. van een kleiner naar een meer belangrijk baljuwschap konden promoveren - of misschien ook wel omgekeerd), blijkt o.m. uit de carrière van enkelen van de hierboven vermelden. Dat Jean van den Bossche middenin zijn baljuwschap te Deinze tijdelijk baljuw was te Wetteren, hebben we reeds aangestipt. Maar er zijn nog een paar andere voorbeelden te citeren. Rasse Muloc b.v., die een viertal jaren baljuw van Deinze was (1373-1377) en tegelijk ook domeinontvanger van Deinze, Petegem enAstene Uuni 1371- juni 1377), vinden we later nog terug als baljuw van Nieuwpoort (sept. 1377 - sept. 1378) en daarna van Hughevliet bij Ijzendijke (dec. 1379 mei 1380). 10
Jean Vriesen anderzijds, die Rasse Muloc dus tijdelijk verving in de zomer van 1376, vinden we later terug als baljuw van Hoeke en Monnikerede (maart-sept. 1384). Blijkbaar gebeurden deze overplaatsingen soms na een vrij korte periode (11). Een verder doorgedreven prosopografisch onderzoek zou terzake allicht verhelderend kunnen werken, maar we stellen vast dat de Deinse baljuwsrekeningen tot nog toe geen onderwerp zijn geweest van een specifieke studie, hoe dan ook (12). Met de onderhavige publikatie beogen we dan ook vooral de aandacht te vestigen op deze interessante archiefbron. Al zijn we er van overtuigd dat precies de oudste twee baljuwsrekeningen (die trouwens vrij kort zijn en elk maar een viertal willekeurige maanden van een jaar betreffen) minder gegevens opleveren dan de latere, continu doorlopende rekeningreeksen die zich over een of meer decennia uitstrekken. Om meer dan een reden is het echter aangewezen met de oudste rekeningen te beginnen. Voor Deinze zijn dat dus die van 1299 en 1326, die we allebei in extenso in bijlage publiceren. Uiteraard willen we ze vooraf toch enigszins situeren en hun inhoud kort toelichten.
I. DE BALJUWSREKENING VAN JEHAN DOU GARD IN De rekening van Jehan dou Gardin is geschreven op perkament (twee stukken aan elkaar genaaid, met een totale lengte van 525 mmo op een breedte van ca. 225 mm.). Ze is in het Frans opgesteld, de taal die toen in de grafelijke administratie gebruikelijk was (13). Deze rekening van 1299 is vrij 11
summier, zeker nog niet zo gedetailleerd als b.v. de latere baljuwsrekeningen uit de tweede helft van de 14e eeuw. Ze bevat allereerst een reeks ontvangsten (in totaal 33 items) en slechts enkele uitgaveposten (4 items). De ontvangsten hebben voor zowat de helft betrekking op Deinze en Petegem (16 items) en betreffen voor het overige Tielt en enkele andere dorpen uit de gelijknamige roede, nl. Ruiselede, Wingene, Zwevezele, Markegem en Poeke. Dit betekent niet noodzakelijkerwijze dat de Deinse baljuw ook bevoegd was voor het Tieltse. De baljuw van Deinze was immers tevens ontvanger van het domein van de graaf te Deinze, Petegem, Astene (en Drongen), en die vermenging met domaniale ontvangsten (ook elders dus) gaf wel eens aanleiding tot boekhoudkundige verwarring (14). Blijkens de rekening van 1299 inde de Deinse baljuw binnen de Roede van Tielt boeten voor allerhande overtredingen en ook ontvangsten voor leenverhef ("relief') en het beste hoofd ("chief'). De boeten - voor zover die nader gespecifieerd worden - betreffen in hoofdzaak twisten of handgemeen ("mellee"). Heel duidelijk is een en ander toch niet. ,,Amende de pain" (een boete in natura, i.c. brood ?) en "amende de forche" (wegens geweldpleging?) kunnen we ons nog wel ongeveer voorstellen, maar wat met "amende de poes" bedoeld kan zijn, is op zijn minst onzeker en voor verschillende gissingen vatbaar (15). Tot zover de ontvangsten. De uitgaven anderzijds betreffen wel heel verschillende dingen, nl. de terechtstelling van een dief, het vervoer van een vracht ("deux kartees de poos" !?) naar Petegem. de reis van de baljuw naar de grafelijke parlementen te Male en SintKruis (16) en tenslotte de huur van een paard voor een ridder in opdracht van de ontvanger. Blijkens de hoofding zelfvan de baljuwsrekening werd deze voor kontrole voorgelegd te Gent op de zondag na half-mei, 12
nl. op 17 mei 1299. Dit bleek toen reeds een vast gebruik. Als gevolg van de steeds sterker wordende centralizerende tendens van de grafelijke administratie tegen het einde van de 13e eeuw gebeurde de financiële kontrole tegelijkertijd voor alle baljuws die - een drietal keren per jaar, telkens voor een periode van vier maand - hun rekening moesten voorleggen op dezelfde datum, in dezelfde plaats en aan dezelfde auditeurs, m.a.w. een gemeenschappelijke, centrale auditie, die dan ook meerdere dagen kon duren. Op die 17 mei 1299 moesten ook de baljuws van Gent, leper, Dowaai, Aardenburg, Cassel en Damme zich te Gent aanmelden bij "les gens (de) monseigneur" (17). Terloops weze opgemerkt dat de ontvanger-generaal van Vlaanderen, die in opdracht van de graaf de financiële verrichtingen van de Deinse baljuw en zijn kollega's moest kontroleren, op dat ogenblik toevallig zelf een Deinzenaar was, met name Jakemon van Deinze (18).
* * * Reeds een halve eeuw geleden heeft Henri Nowé in zijn standaardwerk over de grafelijke baljuws gewezen op het belang van de baljuwsrekeningen als een waardevolle bron van inlichtingen niet alleen voor de geschiedenis der instellingen, maar ook voor de politieke en de sociale geschiedenis (19). Specifiek voor de Deinse rekening van 1299, apart bekeken, gaat deze (ongetwijfeld juiste) bewering misschien niet helemaal op. Inderdaad, inhoudelijk gezien vallen er zeker geen belangrijke dingen te halen uit deze overigens niet zeer uitvoerige rekening. Maar anderzijds bevat deze rekening toch ook materiaal dat (allicht) genealogen en (vooral) naamkundigen zou kunnen interesseren. De baljuw zelf niet meegerekend zijn in deze rekening ruim 13
dertig personen vermeld. En het is opvallend dat ze reeds allemaal (op ene Wi1lart na ... ) een samengestelde naam hebben, bestaande uit wat wij nu een "voornaam" en een "familienaam" plegen te noemen. We dienen er wel rekening mee te houden dat de naamgeving voor de gewone man pas laat in de 13e eeuw tot ontplooiing is gekomen. Eigenlijke "familienamen" waren in de 13e eeuw nog relatief weinig gebruikelijk. Veelal werden personen geïndividualizeerd door toevoeging van hun vaders voornaam, of ook hun plaats van herkomst of naar een plaatselijk toponiem. Pas vanaf omstreeks 1275-1300 beginnen bepaalde min of meer "vaste" familienamen op te duiken, het eerst in de steden, waar een koncentratie van talrij~e mensen een duidelijker individualizering noodzakelijk maakte. Het namenmateriaal, dat voorkomt in de Deinse baljuwsrekening van 1299, is derhalve te situeren precies, in die periode van zich konsoliderende vaste naamgeving (20). Opvallend in deze in het Frans gestelde rekening is o.m. het door elkaar gebruiken van autochtoon-Vlaams en Frans (Pikardisch) taalmateriaal, vermoedelijk op rekening te schrijven van de (Franstalige?) klerk. Courant is b.v. het gebruik van een Frans lidwoord, gevolgd door een Vlaams woord: dou Ham, delle Hede, li Coninc ofli Quareelmakere. Het zou ook kunnen dat in sommige gevallen de skribent verantwoordelijk is voor een "verfransing" van een eigenlijk Vlaamse naam: dat b.v. de in de lijst vermelde Bauduins li Carpentier bij zijn Markegemse dorpsgenoten eigenlijk als Boudewijn deen) Temmerman bekend stond of de Tieltenaar Jehans li Pottieres als Jan de(n) Pottenbakker... Vergelijking met ander archiefmateriaal uit diezelfde tijd (maar dat is voor Deinze en omstreken uiterst zeldzaam) zou dit allicht kunnen uitwijzen.
14
Voornamen
Inzake voornamen vinden we er slechts 3 vrouwelijke vermeld: Alijs, Lisbette en Zoetin (een vleivorm van Zoete, uit Havezoete of Heilzoete) en daarnaast een l7-tal verschillende mansnamen, die we hier in volgorde van frekwentie op een rijtje zetten: negenmaal Jan (nI. 6 Jehans en 3 Hannekin) viermaal Willem (in de vorm Willames) tweemaal Dirk (Tieri), Lambert en Wouter (eenmaal Wauter geschreven en eenmaal in de vleivorm Weitekins) eenmaal Jakob (vleivorm Coppin), Gillis, Jordaan (Jurdan), Martin, Matthijs, Olivier (vleivorm Fierin), Robrecht (vleivorm Robbin), Rogier, Seger (Fr.: Soyer of Soyr), Simoen (vleivorm Moenin) en Willart (Germ. wil-hard). Toenamen
Wat de toenamen betreft kunnen we, in typologisch opzicht, een viertal verschillende soorten onderscheiden. Daaronder zijn enerzijds de beroepsaanduidingen en anderzijds de herkomstaanduidingen het talrijkst. In hoeverre al deze "bijnamen" of "toenamen" hier echt reeds tot "vaste familienamen" zijn uitgegroeid dan wel nog toevallige, individueel-gebonden (en dus nog wisselbare) onderscheidingselementen zijn, is hier in de meeste gevallen niet met zekerheid uit te maken, precies bij gebrek aan ander eigentijds bronnenmateriaal. Maar ook een naamgeving-in-wording kan interessant genoeg zijn. Ziehier dan het voorhanden namenmateriaal, enigszins systematisch gerangschikt in volgorde van frekwentie per soort (21).
a. Beroepsaanduidingen li Carpentier (Pikardisch voor Charpentier) = timmerman 15
de Kaes = kaasmaker of kaasverkoper 1i Machekielr (0. frans: macher = verbrijzelen) = vleeshouwer 1i Merseman = rondtrekkend koopman, marskramer 1i Porkiers (Pikardisch voor Porchier) = varkenshoeder 1i Pottieres = pottenbakker 1i Quareelmakere (kareel = vierkante gebakken steen) = steenbakker Rijm - zou kunnen een beroepsaanduiding zijn voor een verzenmaker 1i Scerrere = scheerder (schapenscheerder of lakenscheerder) 1i Waghenare = koetsier
b. Topografische (herkomst-)aanduidingen dou Bos = Vandenbossche Canfin = afkomstig van Camphin (Camphin-en-Pévèle in Rijsel-Ambacht, Noord-Frankrijk) delle Crone = vertaling (?) van Van der Crone (van of uit de herberg De Kroon ?) dou Ham = Van den Ham delle Hede = Van den Heede (hede = heide) Holart = afleiding op -aerd van Van den Hole de Parijs = Van Parijs dou Poele = Van de Poele delle Strattekine = Van der Straeten, Verstraeten (strattekine = straatje) (N.B. Ook de baljuwsnaam dou Gardin is toponymisch, nl. Dujardin of Van Thuyne) c. Aanduiding van eigenschappen Het gaat ofwel om individuele karakteristieken ofwel om maatschappelijke verworvenheden: Borgois = Bourgeois = De Poorter (d.i. poortersrechten hebbend) 16
li Coninc = koning van een (schutters-) gilde li Rike = De Rijke li Stomme = De Stomme d. Patroniemen of vadersnamen Moien sone = te vergelijken met Moeykens fil(ius) Martin = Martens fil(ius) Rogier = Rogiers e. Voornamen gebruikt als familienamen Everart = Germ. evura (ever) + hardu (koen) Widelin = vleinaam van Germ. Wido = Guido, Gwijde f. Andere namen Bucheel (0. frans boucel, Mnl. butseel = leren wijnzak, pens) kan eventueel de beroepsaanduiding zijn van een wijnverkoper (22) Ie Mast (0. frans en Mnl. mast = mast, stang) (23) li Vlens = ???
Het zou alleszins boeiend zijn, ook eens uit de bewaarde laat-14e-eeuwse baljuwsrekeningen het daarin vermelde namenmateriaal voor onze stad bijeen te lezen en daarover een syntetische, verklarende studie te maken zoals dit al eerder, zeer uitvoerig en grondig, is gebeurd voor het Kortrijkse (24) en voor het Ieperse (25). We nemen ons voor, dit (ooit) nog eens te doen ...
11. DE BALJUWS REKENING VAN PIETER CLAYS Ook deze rekening is geschreven op perkament (de rol heeft een breedte van 155 à 165 mm., de lengte van de Deinse rekening bedraagt circa 350 mm.) en in tegenstelling met die van 1299 is deze reeds in het Vlaams gesteld. Ze bevat de ontvangsten en uitgaven van 9 wedemaand (= 17
wiedmaand of juni) van het jaar 1326 tot H. Kruisdag in september (= 14 september) (26). De kontrole of afrekening gebeurde te Waasten 's zondags vóór Allerheiligen daaropvolgend. Het is een heel korte rekening, waarin slechts zes ontvangsten (voor een totaal van 8 pond 8 schellingen 2 denieren) en twee uitgaven (samen 15 pond 6 schellingen 3 denieren) geboekt staan. Ontvangsten: de eerste drie posten betreffen Deinze, de laatste drie de vrijheid van Petegem (27). Het gaat om boeten, meestal wegens twist, en verder een belasting op de verkoop van land en een "lene van der doet" (leenverheffing na een · " ?) overl IJ··den, "re1 eVlum .. Uitgaven: het gaat om een uitgave voor herstelling van de Leiebrug en anderzijds de baljuwswedde, hier voor een bedrag van 13 pond 6 schellingen 8 denieren (d.i. waarschijnlijk 1/3 van een jaarwedde van 40 pond). Aangezien de oudste rekening van 1299 geen uitgave voor de baljuwswedde bevat, missen we dus een basis van vergelijking met die van 1326. Maar een halve eeuw later (1377) bedraagt de baljuwswedde 6 pond 13 schellingen 4 denieren per vier maand of slechts 20 pond per jaar. Dit zou dan betekenen dat de wedde (in absolute cijfers althans) precies gehalveerd werd ... Maar een vergelijking is moeilijk door te voeren en de uitslag ervan vrij dubieus gezien de re- en devaluaties in de l4e eeuw, temeer daar niet telkens eenduidig blijkt in welke munt wordt gerekend. Namenmateriaal De oogst aan namenmateriaal in deze rekening is bepaald mager te noemen: slechts zes personen worden vermeld. Twee van die toenamen zijn duidelijk patroniemen of vadersnamen, n1. Jhan Laurins = zoon van Laureins, en Jacop Roegeers = zoon van Roegier. 18
Een andere naam bevat een toponymische verwijzing naar de rivier die door Deinze loopt, nl. Clemmen (= Clement) van der Leyen. Een vierde naam, die naar een dier verwijst, is allicht een karakterizerende bijnaam, nl. Goesin (= Goswijn) dEghel (28). Zijn vrouw (Goesin dEghels wive) wordt hier dus niet met haar eigen naam aangeduid, maar die wijze van benoemen van gehuwde vrouwen met de naam van hun man was gebruikelijk. Met de overige twee namen hebben we iets meer moeite. Grielkine Tuuts: Grielkine is een verkleinwoord van Grie1e (d.i. een vleinaam van Margareta) en Tuuts is allicht onze huidige naam Tuyttens, waarvan de betekenis ons niet heel duidelijk is. En wat de naam Jan Tunise mag betekenen, weten we helemaal niet, want het verband met de stad Tunis lijkt ons toch wel heel onwaarschijnlijk. Of toch? Veel meer valt uit deze - overigens zeer korte - baljuwsrekening niet te halen. Zoals reeds gezegd, zijn die uit het laatste derde van de 14e eeuw (1367 e.v.) talrijker voorhanden en omvangrijker. Ze verdienen zeker, in Deinse kontekst, te gelegener tijd ook een publikatie.
NOTEN Stadsarchief Brugge, Oud archief, reeks 276: Baljuwsrekeningen, Rekening Deinze 1299,. Uit datzelfde jaar zijn aldaar ook de baljuwsrekeningen van Aardenburg, Belle (Bailleul), Biervliet, Cassel, Damme, Dowaai (Douai), Gent en Ieper bewaard. (2) Zie daarover Henri Nowé, Les baillis comtaux de Flandre. Des origines à la fin de XIVe siècle. Brussel, Acad. Royale de Belgique, Classe des Lettres, Mémoires, T. XXV, 1928. (3) Rijsel, Archives Départementales du Nord, série B, nr. 5967. (4) Het Algemeen Rijksarchief te Brussel, Fonds Rekenkamers, Rolrekeningen (Invent. 76), bewaart de Deinse baljuwsrekeningen vanaf het laatste derde der 14e eeuw, nl. betreffende de jaren 1367, 1372-1381, 1386-1393 en 1400-1403 (rolrekeningen nrs. 1139-1188). In hetzelfde Fonds worden benevens de rol rekeningen - ook de rekeningenregisters bewaard (Invent. 509 11); de Deinse baljuwsrekeningen zijn er bewaard vanaf 1393 tot 1626 (1)
19
(5)
(6) (7) (8)
(9)
(10) (11)
(12)
(13)
20
(registers nrs. 13.901-13.911). - Zie hierover RH. Bautier &J. Sornay, Les sourees de l'histoire économique et sociale du moyen-äge. Les Etats de la Maison de Bourgogne. Vol. I Archives des principautés territoriales: 2. Les principautés du Nord. Paris, 1984, blz. 98-99. Alb. van den Abeele, Geschiedenis der Stad Deinze. Gent, 1865, blz. 42-43. Daarentegen vermeldt hij wel uit de vroegste periode l13e-l4e eeuw) de namen van de baljuws Willem van den Hecke (1293), Arend Drubbele (1302), Goossijn van Hoodeghem (1328) en Gillis de Staute (1349), van wie de rekeningen evenwel niet bewaard zijn gebleven. De namen vanaf 1349 putte Van den Abeele grotendeels bij De Potter & Broeckaert, Gesch. der gemeenten van O.-Vl., dl. I, Gesch. van Drongen, blz. 26. H. Nowé, o.c., blz. 103. H. Nowé, o.c., blz 82-83. Algemeen Rijksarchief Brussel, Rekenkamers - Rolrekeningen, Inventaris door H. Nelis, Brussel, 1914. Het is evident dat de hier vermelde data niet exakt begin- en einddatum van hun eigenlijke ambtstermijn weergeven, maar gewoon afhankelijk zijn van de bewaard gebleven rekeningen. Algemeen Rijksarchief Brussel, Fonds Rekenkamers, Registers, nr. 13.901 (volume met 13 rekeningen van deze baljuw, 22.9.1393 tot 9.8.1399). In het Rijksarchief Gent, Dubbels Rekenkamer, bevindt zich onder nr. 118bis een rolrekening van deze baljuw over mei tot aug. 1399. De rolrekeningen op het Alg. Rijksarchief bevatten de rekeningen van baljuw Ie Plantere tot sept. 1403 en de rekeningenregisters de verdere rekeningen tot mei 1407. Alb. van den Abeele, o.c., blz. 30 schrijft in dit verband: "In de meeste plaatsen werd de baljuwvoorlangen tijd benoemd,ja bleef meermaals dit ambt zijn leven lang bekleeden. Deinze schijnt hierin eene uitzondering gemaakt te hebben (... ) want meest allen hebben slechts drie à vier jaren dit ambt bekleed". Deze bewering van Van den Abeele is betwistbaar. Uit de feiten blijkt immers dat de baljuws zeer regelmatig gemuteerd worden. Hun band met de Vorst (feodaal van inspiratie) is immers zo persoonlijk dat bij het overlijden van de Vorst, formeel althans, alle baljuwschappen opnieuw openvallen, hetgeen betekent dat de opvolger in elk geval opnieuw moet benoemen (ook al gaat het om dezelfde baljuw). Een praktijk van levenslange aanstelling - zeker voor de vroegere periode - lijkt hiermee fors in tegenspraak. Zie J. van Rompaey, Het grafelijk baljuwsambt in Vlaanderen, Brussel, 1967, blz. 142 e.v. Een en ander komt wel indirekt ter sprake in de studie van E. van Cauwenberghe, Het vorstelijk domein en de overheidsfinancien in de Nederlanden (15e en 16e eeuw). Een kwantitatieve analyse van Vlaamse en Brabantse domeinrekeningen. Brussel, Gemeentekrediet van Belgie. Historische Uitgaven Pro Civitate, reeks in-8°, nr. 61,1982. Uit deze titel blijkt niet dat een van de domeinen die de auteur in zijn steekproef behandelt, dat van Petegem-Deinze is (waar de baljuw ook de domaniale inkomsten indezie daarover ook onze noot 14). Deze studie is verder ook interessant in verband met algemene institutionele aspekten. - Specifiek over het vorstelijk domein van Deinze publiceerde E. Van Cauwenberghe vroeger reeds een Bijdrage tot de financieel-economische evolutie van een vorstelijk domein in Vlaanderen: Deinze-Drongen (l4e-17e eeuw), in de Handelingen van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge,jrg. 107 (1970), blz. 250 e.v. Tot omstreeks het midden der Be eeuw was de gebruikelijke taal in akten en rekeningen nog het Latijn geweest, maar daarna stilaan meer en meer het Frans. Maar onze Deinse baljuwsrekening van 1326 was toch reeds in
(14)
(15)
(16) (17)
(18)
(19) (20)
(21)
het Vlaams gesteld! Eigenlijk was het pas van omstreeks 1350 af, dus onder Lodewijk van Male (1348-1384). dat de baljuwsrekeningen vrijwel algemeen in het Vlaams werden opgesteld; dit duurde dan tot omstreeks 1385. toen onder de Bourgondische hertog Filips de Stoute weer op het Frans als administratieve taal werd overgeschakeld. Zie H. Nowé, o.c., blz. 184-185. Een begrijpelijke verwarring trouwens. De baljuwsrekeningen, vooral dan de 14e-eeuwse, bevatten meestal twee soorten ontvangsten: enerzijds de inkomsten die de baljuw inde als gerechtelijk officier van zijn heer (boetes, konfiskaties enz.) en anderzijds bepaalde aan de graaf toekomende domaniale, feodale en heerlijke rechten waarvan de baljuw de ontvanger was (b.v. het recht van de dode hand, het beste hoofd, leenverhefbij vererving van een leen e.d.m.); dit zijn dus toevallige ontvangsten ten bate van de heer en als dusdanig te onderscheiden van de vaste jaarlijkse domaniale inkomsten, die in principe niet door de baljuw, maar door een speciale ontvanger werden geïnd. - Zie daarover H. Nowé, o.c., blz. 158-160 en 175-177. Daartegenover staat dat er ook voorbeelden zijn dat de diverse soorten ontvangsten wel degelijk en duidelijk uit elkaar werden gehouden. Een Deins voorbeeld uit de late 14e eeuw: van de Deinse baljuw Raes Muloc zijn, benevens de eigenlijke baljuwsrekeningen zelf (januari 1373 - september 1377, Alg. Rijksareh. Brussel, Rolrekeningen nrs. 1142-1154) ook een aantal aparte domeinrekeningen uit diezelfde periode bewaard (Rijksarchief Gent, Dubbels Rekenkamer, Rolrekeningen nrs. 6-9). Poes (ook podeste, poestre, poest uit podestas) is misschien synoniem met force = geweld. Of is het de aanduiding van een (bepaald ?) gewicht, m.a.w. een boete verbonden aan het vals gebruik van een weegschaal? Of misschien eerder de aanduiding van een zekere hoeveelheid, te vergelijken met de in dezelfde rekening vermelde ,,2 kartees de poos", analoog met b.v. boeten die in bakstenen werden uitgedrukt of omgezet ("ad opus castri") ? H. Nowé, o.c., blz. 193-196. Ook vermeld bij H. Nowé, o.c., blz. UI, noot 2: "En 1299, Ie comte tint des ,pariemens' à Male et à Sainte-Croix-Iez-Bruges; les baillis y furent convoqués". Met de graaf is hier nog Gwijde van Dampierre bedoeld; maar reeds een half jaar later legde de toen 73-jarige graaf te Oudenaarde het bewind neer en liet op 3 november 1299 de regering over Vlaanderen over aan zijn oudste zoon, Robrecht van Béthune. Jakemon van Deinze werd door Graaf Gwijde aangesteld tot ontvangergeneraal op 11 augustus 1292 en bleef die post bekleden tot aan zijn dood (tussen 1300 en 1304); Jakemon van Deinze had ook Brugse bindingen, want sinds 1295 genoot hij een prebende als proost van Onze-LieveVrouw te Brugge. - Zie K.O.K.-Jaarboek 1984, blz. 131-13~. H. Nowé, o.c., blz. 182, noot 3. "In de 13e eeuw zijn in Vlaanderen de toenamen tot familienamen geworden. Zij zijn echter nog in het midden van de 14e eeuw niet vast". (M. Gysseling & c. Wyffels, Het oudste register van wettelijke passeringen van Eksaarde, 1349-1360. Anthroponymica nr. XIV, in Onomastica Neerlandica, Inst. voor Naamkunde, Leuven, 1964, blz. 66). Voor de naamverklaringen hebben we dankbaar gebruik gemaakt van de publikaties van Dr. Frans Debrabandere: Persoonsnamen in de Leiestreek vóór 1200, in Leiegouw, XXII, 1980, blz. 34-88; Persoonsnamen in het Kortrijkse (1300-1350) in Onomastica Neerlandica, Anthroponymica nr. XIX, Inst. voor Naamkunde, Leuven, 1971, blz. 55-162; Studie van de
21
(22)
(23) (24) (25) (26)
(27) (28)
22
persoonsnamen in de Kasseirij Kortrijk, 1350-1400, Handzame, Familia et Patria, 1970. "Item van 2 nieuwen lederinen butcheelen die der stede toebehooren" (Stadsrek. Gent 1314-1315; cfr. J. Vuylsteke, Gentsche Stads- en baljuwsrekeningen 1280-1336, Gent, 1900, blz. 88). Een heel vroege vermelding van dit woord als eigennaam wordt aangetroffen te Voormezele in 1110, nl. Rotberto Buchel: zie O. Leys, Ned. Ver. Naamkunde, 1954, blz. 158. . Vgl. Willame Mast in 1304 en Jan Mast in 1374 te Ieper: zie Dr. Wilfr. Beele, Studie van de Ieperse persoonsnamen uit de stads- en baljuwsrekeningen (1250-1400), Handzame, 1975,2 din., blz. 385. Zie de publikaties van Dr. Frans Debrabandere vermeld in noot 21. Zie de studie van Dr. Wilfried Beele vermeld in noot 23. Benevens de H. Kruisdag op 14 september was er ook een H. Kruisdag op 3 mei: de Kerk vierde toen resp. het kerkelijk feest van de Kruisverheffing en van de Kruisvinding. Historisch gezien was dit evenwel fout, want eigenlijk gebeurde de Kruisvinding op 14 september (in het jaar 320 door de H. Helena, moeder van Keizer Constantinus ) en de Kruisverheffing op 3 mei (in 629 toen Keizer Heraclius het Kruis heroverde op de Perzen die het in 614 hadden weggevoerd bij de verovering van Jeruzalem). Voor de "vrijheid van Petegem" zie het kaartje in K.O.K.-Jaarboek XVIII (1951), blz. 32. In de latere Deinse baljuwsrekeningen (1377-1380) komt de familienaam dEghel of Deghel nog herhaaldelijk voor.
BIJLAGE I
DE BALJUWS REKENING VAN 1299
C'est li contes Jehan dou Gardin, balliu de Donze, fait à Gant en l'an mil CC quatre vins dis et neuf Ie dimenche apres mimay (= 17 mei 1299). En Donze Lambers dou Bos (*) 40 s. de mellee Jehans delle Crone 40 s. de mellee Tieri li Stomme 12 s. de mellee Fierin li Quareelmakere 40 s. de mellee Willames Everart 4 s. d'amende de pain Jehans de Parijs 6 s. d'amende de pain Jehans li Coninc (**) s. d'amende de pain Zoetin delle Strattekine (**) s. d'amende de pain Willames li DIens 2 s. d'amende de pain Gilles Moien sone 4 s. d'amende de pain Alijs de Kaes 6 s. d'amende de poes Lisbette li femme Tieri Ie 12 s. d'amende de forche Mast Lambert li Rike lOs. de relief En Petenghem Jurdaen Rijm Bauduins li Waghenare Item Jurdaen Rijm
(**)
lOf de relief lOs. de relief s. de relief
In het origineel in Romeinse cijfers, die we om de lektuur te vergemakkelijken in Arabische hebben omgezet. (**) Bedrag onleesbaar wegens beschadiging van de rol.
(*)
23
En Tielt Jehans li Machekielr Wautier Widelin Robbin Borgois Jehans li Pottieres Weitekins li Porkiers
8 s. 20 s. 12 s. 4 s. 3 s.
de mellee de mellee de .mellee d'amende de pain d'amende
En Ruselede Coppin li Merseman Jehans dou Poele Soyr dou Ham Willames Canfin
40 s. de calange 40 s. de calange 35 s. de relief 40 s. de calange En Winghene
Hannekin li Scerrere Willart Hannekin fil Martin Bauduins fil Roger Mathijs delle Hede
12 11 4 8 20
s. s. s. s. s.
6 d. de relief 6 d. de relief de relief de relief de mellee
En Zuevenzele 38 s. d'amende
Willames Holart
En Markenghem Bauduins li Carpentier
12 s. de relief En Pouke
Hannekin ft! Moenin Bucheel
lOf. de son chief
Somme de che conte pour tout 50 f. 7 s.
24
C'est li date Ie dit balliu pour faire justiche d'un laron 15 s. pour 2 kartees de poos por meneer à Petenghem 10 s. pour aleer à Male et a Sainte Croes a parlemens par Ie commant Ie sire de Maldenghem pour quarter fief 25 s. pour Ie loier d'un chevael ke uns escuiers chevaucha par Ie commant Ie recheveur 7 s.
Somme 57 s.
Ensi doit 1i Bai11i de eest eonte Item doit ij du eonte devant eestui Ensi doit ij pour tout
47 f JO s. 40 f J2 s. 4 d. 88 f 2 s. 4 d. (*)
(Stadsarchief Brugge. Oud archief, reeks 276, Baljuwsrekeningen, Rekening Deinze a 1299) 0
(*) Het gekursiveerde is van een andere'hand (toegevoegd door een ambtenaar
van de Rekenkamer)
25
BIJLAGE 11
DE BALJUWS REKENING VAN 1326
Dit es de rekeninghe van al den ontfanghe dat Pieter C1ays, bailliu ende ontfanghere van Doinze, heeft ontfaen van den esp10ete van der bailgien van Doinze sidert den neghensten dach van wedemaende die was int jaer van XXVI tote der helegher crusen daghe in septembre. Ghedaen te Warstine sandaechs var alreheleghen dachvan den jare varseid. (*) Dits van cuerboeten van 3 f (**) daer of dat scepenen van Doinze hebben terdendeel, ende de here ende scouthete ende damman ende de boerehgrave dandre twedeel, ende van desen twede1en so heeft mijn here de twedeel. Ontfaen van Jhanne Laurijns 24 s. van 1 boete van 3 f. Dit es van boeten van 3 f van twiste daer of dat mijn here heeft de twedee1, ende scouthete ende boerehgrave ende damman terde derdendeel. Ontfaen van Jhanne Tunise 16 s. van 1 boeten van 3 f. Item van Goesin dEghels wive 24 s. van 1 boeten van 3 f. Somme 3 f 4 s. (*)
Het gekursiveerde gedeelte is geschreven door een andere hand (van de anonieme ambtenaar uit de Rekenkamer). evenals de laatste twee regels eveneens gekursiveerd - op het einde van de rekening. (.... ) De cijfers in de originele rekening zijn Romeinse cijfers. hier gemukshalve omgezet in Arabische.
26
Dit es ontfaen in de vrihede van Petenghem ende daer an en heeft nyemen recht sonder mijn here. Ontfaen van Grielkine Tuuts 18 d. van coepe van lande. Van Clemmen van der Leyen 6 s. 8 d. van lene van der doet. Ontfaen van Jacoppe Roegeers 8 f, par. van 4 boeten, elke van 3 f" van twiste. Somme 8 f, 8 s. 2 d. Somme van al den ontfanghe 11 f, 12 s. 2 d. Dit es dat Pieter Clays, bai1liu ende ontfanghere van Doinze, heeft ute ygheven sidert den neghensten dach van wedemaende dat hi rekende te Waerstine. Uteghegheven omme hout ende temmerliede de Leybrucghe te vermakene 40 s. parisis. Omme de wedde van den bailliu 13 f, 6 s. 8 d. Somme van der date 15 f, 6 s. 8 d. Ende tontfang gheloept 11 f 12 s. 2 d. Aldus blijft men den bailliu schuldech 3 f 14 s. 6 d.
(Archives Départementales du Nord. Rijsel. serie B. nr. 5967).
27
Wederopbouw van een grafelijke Windmolen te Petegem-aan-de-Leie in 1371 door
Dr. Luc GOEMINNE
I. INLEIDING In deze bijdrage geven we een nauwgezette analyse van een rolrekening in verband met de wederopbouw van een grafelijke windmolen te Petegem-aan-de-Leie in 1371. De problemen worden vooral benaderd op technische, metrologische en micro-economische basis. De rolrekening (A.R.A., RR, n° 57) is in het Middelnederlands opgesteld en bevat geen Franse molentermen. De volledige tekst ervan volgt in bijlage I en 11. De rekening werd opgesteld door een Vlaamse klerk wiens herkomst en identiteit onbekend zijn gebleven. Daar deze klerk geen molendeskundige was, werden hem de Vlaamse molentermen opgegeven door plaatselijke ambachtslieden en molenaars. De rekening bevat geen volledige beschrijving van de onderdelen van een staakmolen; de gegevens zijn dus fragmentair. In het document komt spijtig genoeg geen enkel maatgegeven voor. Sommige molentermen komen helemaal niet voor in het Middelnederlands woordenboek van Verwijs en Verdam. Talrijke andere vaktermen komen in Verwijs en Verdam wel voor, maar niet in molentechnische betekenis. (l) (2) Inleiding tot de oudste geschiedenis van Petegem-aan-deLeie. De middeleeuwse geschiedenis van Petegem is nog zeer slecht gekend. Nooit verscheen hierover een uitgebreide studie. Enkel Cassiman heeft tussen 1938 en 1951 enkele verdienstelijke hoofdstukken geschreven over de oudste geschiedenis van Petegem. (3) (4) (5) (6) (7). Hij is er echter o.a. niet in geslaagd om een duidelijke begrenzing van de plaatselijke 31
heerlijkheden weer te geven. De oude toponymie van het dorp was ook nooit voorwerp van een grondig archiefonderzoek. Van Cauwenberghe bestudeerde het grafelijk of vorstelijk bezit te Deinze en te Petegem tussen 1329 en 1604; (8) (9) aan het molenbezit heeft deze auteur echter geen bijzondere aandacht geschonken. Oude plaatsnamen Het is goed mogelijk dat de naam Rode onder Petegem reeds geattesteerd wordt in 800, in het fameuze fragment van het Liber Traditionum van de Sint Pieters abdij. (10) Rodha wordt daar in één adem genoemd onder andere bezittingen aan de Leie (prope fluvia Legis), ten zuiden van Gent gelegen. Volgens Gysseling kan het echter ook gaan over Rot onder Bachte-Maria-Leerne. In de annalen van de Sint-Pieters-abdij wordt circa 823-841 van een eigendom gesproken: "super fluvium Legia in loco qui dicitur Buonlare". Aldaar wordt een kleine hoeve (curtilus) vermeld. (11) (12). Het is de oudste met zekerheid geattesteerde plaatsnaam te Petegem. De dorpsnaam zelf, Petegem, wordt slechts voor het eerst geattesteerd in 1137 (17), 1177 (17) en in 1187 als Pethengem. (13) Volgens Tavernier-Vereecken (14) betreffen de vermeldingen van bepaalde personen zoals Adelardus van Petenghem (anno 1~ls Rogerus van Petengem (anno 1156) wel degeY5k Petegem-àan-de-Leie. Oude dorpsgrenzen Op het grondgebied van Petegem komen enkele onbelang32
rijke beken voor, die allen in de Leie uitmonden: de Tichelbeek, die de grens met Machelen uitmaakt, de Kattebeek, die de gemeente doorkruist, de Kleine beek, die onder de huidige Bullenstraat loopt, de Leiebeek, naast het college, en de Koebeek, op Cauweshoek. Al deze kleine beken zijn nu grotendeels overwelfd en uit het stadsbeeld verdwenen. Het reliëf van Petegem is nagenoeg volkomen vlak zonder enige heuvel van betekenis. Oudste geschiedenis
De geschiedenis van Petegem was steeds nauw verbonden met die van Deinze, want beide plaatsen liggen nauw aaneen. , Deinze ligt vooral aan de linkeroever van de Leie. Doch van oudsher behelsde de vrijheid van Deinze ook een gebied op de rechteroever van Leie, tot aan de stadsgracht met de Holpoort (Collegestraatje). Petegem bestond eertijds uit twee delen: nl. een Petegem-binnen (of Petegem-stad) en een Petegem -buiten. Petegem-binnen was het eigenlijke centrum en bevond zich rond de Knok en de aloude St.-Maartens-kerk, die, zoals bij talrijke Leiedorpen, aan de boorden van de Leie werd opgericht. De Knok was in 4e middeleeuwen een belangrijk kruispunt van heerwegen: de heerweg van Oudenaarde naar Brugge en de heerweg van Kortrijk naar Gent. Aan dit verkeerspunt vestigden zich reeds zeer vroeg enkele hoteliers, neringdoeners en handelaars. De afspanning De Hert was de meest bekende herberg (nu huis Robbens). Petegem-binnen of Petegem-stad was begrensd door de
33
Leie, de Koebeek aan Cauweshoek, de Ommegangstraat en een kleine beek onder de Bullenstraat naar de Leie. Rond het centrum van Petegem bestonden van oudsher 3 nederzettingen: het goed te Boelare, het leen der Drongenschen en het goed ten Rode. Het goed te Boelare De hoeve lag niet ver van de Knok in de omgeving van de Ommegangstraat en bezat reeds vroeg een windmolen (zie verder). Het leen der Dronghenschen Het leen der Drongenschen lag langsheen de heerweg naar Kortrijk vanaf het beekje onder de Bullenstraat tot aan de Kattebeek (even voorbij de spoorwegbrug over de Kortrijksesteenweg). De kerk van Petegem behoorde ook tot het gebied van dit leen. In de vroege middeleeuwen hield Eustaes van Petegem dit leen van de Graven van Vlaanderen, tot hij er reeds in 1145 afstand van deed ten voordele van de abdij van Drongen. Vóór 1148 had de abt van Drongen daarenboven reeds het altaarrecht van de St.-Martinuskerk van Petegem. We vermoeden dat deze Eustaes van Peteghem een van de eerste dorpsheren was te Petegem en tevens leenman van de Graafvan Vlaanderen. Deze familie schijnt later in het dorp niet meer voor te komen. Was deze stam reeds vroeg in mannelijke lijn uitgestorven? Het land van Rode Het gebied tussen de Cauweshoek (aan de Peric1es-fabriek) 34
en de scheidingsgracht tussen Petegem en Astene, heette vroeger het gebied van Rode. De huidige grote weg van de Knok naar Astene (Gentse baan), heette vroeger de Rodestraat. Het Rootsche was dus begrepen tussen de Leie, Astenegrens, Poel straat en de oude Koebeek aan de Cauweshoek. Het had als kern of foncier het Hof van Rode, een grote hoeve aan de Leie met kouters en windmolen. Het hof van Rode stond op de plaats nu nog gekend als Voldersmolen (huidige fabriek Liebaert langs de Gentse Baan). De molen zelf stond aan de andere kant van de weg naar Astene, op het punt waar het De Volderstraatje de spoorbaan kruist. In 1283 was Gillon van Rode heer van het domein van Rode. Het kleine Petegem-binnen had in de middeleeuwen reeds de rang van stad en bekwam in 1293 een stadskeure van Graaf Gewijde van Dampierre. De onkunde en het wanbeheer van de schepenen van Petegem in de 15de eeuw hebben wellicht herhaaldelijk de woede opgewekt van de vorst. In 1469 wordt immers Petegem plots door Karel de Stoute bij Deinze gevoegd. Deze beslissing werd nogmaals bevestigd door Keizer Karel in 1541. Petegem was geen zelfstandige entiteit meer en zijn grondgebied werd radikaal bij Deinze gevoegd: (15) (16) Petegem-buiten was een door de natuur weinig gezegend gebied. In de middeleeuwen was hier nog zeer veel heide (wastinae) en bos aanwezig. De bevolking was er schaars en leefde uitsluitend van landbouw. Dit open onbeschermd gebied was vaak slachtoffer van doortrekkende benden en inval35
•
VRUHEm
RODE
G~
I W
o
DEIItZS
Petegem-binnen (met de Vrijheid of Stad) en Petegembuiten. In het midden de Knok met de Heerlijkheid Boelare. Links het leen Drongenschen. Rechts het gebied Rode met de windmolen. De Rodestraat als uitvalsweg naar Gent. Het kruispunt met de Guido Gezellelaan en G, Martensstraat bestond toen nog niet. lende legers, die het arme Petegem gebruikten als aanvalsbasis tegen het beter verdedigbare Deinze.
Kasteel
Petegem schijnt nooit een kleine burcht of kasteel te hebben gehad. 36
Vestingen In 1293 verkreeg de plaats een stadskeure van Graaf Gewijde, doch bekwam nooit een vestingswal. Het bleef een open stadje met4 hekkens. Noch de graven van Vlaanderen, noch de stad Deinze zelf hebben ooit iets ondernomen om het buurstadje met grachten en poorten te beschermen.
Verwoestingen Tijdens de Vlaanderse oorlog (1380-1384) tegen de Graaf Lodewijk van Male, zijn zeer veel windmolens in de Leiestreek door de woedende Gentenaars vernield. Enkele zijn nooit meer opgebouwd, b.v. de Wallebeke-molen te Astene en de Boelare-molen te Petegem. In mei 1452, tijdens de oorlog van de stad Gent tegen hertog Philip de Goede, werd Petegem overvallen door de Witte Kaproenen, die in de waan verkeerden dat de vorstelijke benden er gelegerd waren. Deinze en Petegem werden toen gedeeltelijk platgebrand. In juni 1488 legde een Duits leger onder de leiding van Christoffel van Baden, Deinze in vuur en vlam.
Demografie
In 1469 telde Deinze 152 haarden (ongeveer 800 inwoners) en Petegem amper 95 haarden (ongeveer 500 inwoners). Petegem had een oppervlakte van 949 ha. De bevolkingsdichtheid in de late middeleeuwen bedroeg er slechts 52 per km 2. Op demografisch gebied bleef Petegem lange tijd relatief onbelangrijk. Zelfs in 1796 telde' deze gemeente slechts 862 inwoners! Petegem-buiten bleef gedurende het Ancien Régime steeds 37
dun bevolkt. Het centrum bleef lange tijd een kleine handelsplaats, of liever een pleisterplaats voor voorbij trekkende handelaars.
Graanareaal
Het graanareaal in de l4de en l5de eeuw is onbekend gebleven. In 1846 bedroeg het in het totaal 340 ha. verdeeld als volgt: 11 ha. tarwe, 266 ha. rogge, 34 ha. haver en 29 ha. boekweit. Er waren toen ook 64 ha. meersen, weiden en boomgaarden en nog 114 ha bos. Elk van de 3 windmolens te Petegem kan in de middeleeuwen ten hoogste een graanareaal van 80-100 ha. hebben gehad.
Opbrengst van de molens
Uit de grafelijke domeinrekening van Deinze, Petegem en Astene in 1373-1374 blijkt dat de totale inkomsten 623 pond pàr. bedroegen. De Rode en Boelare windmolens brachten hiervan 89 ponden op, of 14 % van het totaal. Aan de molen te Roden waren er datzelfde jaar 7 pond onkosten voor herstel en aan die van Boelare . ruim 23 pond. (18)
Heren van Petegem
Over de oudste Heren van Petegem is zeer weinig bekend. In 1165 was Diederik van Aalst ook heer van Deinze, Drongen, Aalst en van het Waasland. Een groot deel van Petegem was grafelijk bezit, dat weinig bevolkt was, met ook relatief weinig inkomsten. 38
De Graaf van Vlaanderen had immers omstreeks 1090 de heerlijkheid van Drongen aan de Heren van Aalst in leen gegeven. Deze Heren van Aalst waren echter verwant met de Heren van Petegem. Even later erfden deze Heren van Petegem dan ook de heerlijkheid van Drongen. De Graafvan Vlaanderen erfde echter op zijn beurt in 1165 de uitgebreide bezittingen terug van de Heren van Aalst, hiertoe behoorde ook Deinze. Kort vóór 1179 kwamen tenslotte ook de Heerlijkheid van Drongen en Petegem door erfenis terug aan de Graaf. In 1603 beslisten de vorsten Albrecht en !sabella uit financiële noodzaak het domein te verpanden aan Maarten della Faille voor 25.000 ponden parisis. Deze liet het spoedig over aan Diego Messia van Spanje, die op zijn beurt, in 1623, de heerlijkheid van Deinze afstond aan baron Floris van Merode. IT. DE OUDSTE WINDMOLENS TE PETEGEM AAN DE LEIE In de Grafelijke "Brieven" van 1187 en 1255 worden te Deinze en te Petegem nog geen windmolens vermeld. (19) (20) Een watermolen is hier nooit aangetoond. Het vlakke reliëf en de enkele onbeduidende kleine beken of grachten naar de Leie toe waren niet geschikt tot het gebruik van een watermolen. Petegem had in de Middeleeuwen 3 korenwindmolens, waarvan er twee (Ten Rode en Boenlare) tot het domein van de Graaf van Vlaanderen behoorden. Over de derde molen, op het Leen Horentschen, is zeer weinig bekend. Het bouwjaar van deze 3 molens is ons onbekend gebleven. We weten ook niet welke molen er eerst opgericht werd. We vermoeden omstreeks 1250, doch bewijzen hiervoor werden nog niet gevonden. 39
1. Ten Rode windmolen
Een zekere Gillis van Rode wordt in 1283 reeds genoemd als leenman van de Gravinnen Margareta en Beatrijs (21). Het land van Rode te Petegem kwam in het bezit van de Graaf van Vlaanderen tussen 1330 en 1365. Het werd door hem terug verkocht in 1517. In 1371 was de molen op Rodenackere, wellicht door storm, omgewaaid en diende volledig herbouwd te worden. Over deze heropbouw handelt dit opstel. De Rode-molen stond rechts van de huidige Gentse Steenweg, rechtover de huidige fabriek Liebaert (Voldersmolen). De grafelijke rekening van Raes Muloc, voorgelegd te Male, over het rekenjaar 1373-1374 geeft o.a. voor de ontvangsten van Deinze (22). - Jan de Jaghere voor de pacht van de molen te Roden. per jaar 10 mud rogge, aan 1 s per halster, wat overeenkomt met een som van 66 p. par. - Opbrengst uit de molen te Boelnare 23 p par. 2 s. Als uitgaven werden geboekt: - Het loon van een molenaar 30 pond - Het loon van de andere molenaar 12 pond. Als onderhoudskosten werden verder geboekt: - Voor de molen van Roden 7 p 5 s 4 d. par. - Voor de molen te Boelnare 23 p 10 s. par. Op 14 mei 1381 werden al de windmolens te Deinze. Petegem en omliggende door oorlogsgeweld vernield. De Rode-molen maalde na herstel opnieuw in 1390. doch de Bo~nlare-molen zou nooit meer verrijzen. De derde windmolen op het leen der Horentschen verdween ook. zonder ooit herbouwd te worden. Uit een verklaring van de schepenen van Deinze blijkt dat op 25 maart 1491 de molen van Petegem en deze van 40
Deinze volledig leeggeplunderd en iwaar beschadigd waren door Duitse troepen die toen te Deinze verbleven. De Gentenaars geraakten slaags met deze troepen en Petegem en Deinze waren het slachtoffer van talrijke oorlogsvernielingen. De molen van Deinze kon niet werken tot 16 aug. 1492 en deze van Petegem stond stil tot 12 jan. 1492. In de 16e eeuw schijnt de ten Rode molen de enIge windmolen op Petegem te zijn geweest. Hij werd nogmaals vernield in febr. 1580 tijdens de Hervormingsoorlogen. r;=====~===.;;;o=~============-=--
-. ".
--
-, .
tîö\:-..L-- _.' -
~====-l
Kaart van Sanderus. Anno 1641. Rechts: Deinze vanuit het Noorden gezien. Links: Petegemcentrum met de Knok (K) en de Holpoort (H) als grens met Deinze. Links naar onder loopt de Rodestraat (nu Gentsesteenweg). Daarnaast de ten Rode molen (M). 41
Petegem en Astene in 1690. Kaart van Beaurain, anno 1756. De Rode-Molen en de Dorpsmolen te Astene, beide langs de oude heirbaan naar Gent. Tussen beide molens in .. de nu bijna volledig afgegraven duinenrij, ter hoogte van de huidige veevoeder fabriek Versele-Laga. Zeker werd hij enkele jaren nadien heropgericht, doch duidelijke gegevens hierover ontbreken. Wanneer Diego Messia, markgraaf van Deinze in juli 1632 het markisaat verkoopt aan Floris van Merode, hoort hierbij een molenwal (zonder molen) en een windmolen te Deinze, naast de ten Rode windmolen met ros42
molen te Petegem. Het bouwjaar van deze rosmolen is eveneens onbekend. In het landboek van Petegem in 1660 opgesteld door Ingel Steuperaert, wordt de Rode-molen vermeld als "den meulewal met de meulen op". Hij was toen eigendom van Heer Floris de Merode, markies van Deinze en dorpsheer van Petegem. Doch in hetzelfde document wordt nog een meulewal (zonder molen) genoemd bij het Holstraatje. Deze was in het bezit van Pieter Goethals. Een derde meulewal (zonder molen) hoorde toe aan raadsheer van den Spriet. De verlaten molenwallen van de vroegere Boenlare-molen en van de Horentschen bestonden dus nog in de 17 e eeuw. We hebben ze niet duidelijk kunnen lokaliseren. De Rode-molen te Petegem is nog aangeduid in 1694 op een kaart van Deinze met zijn versterkingen. In het landboek van Petegem-buiten van 1770-1778 van J.B. Van Huffel, is de Rode-molen niet meer aangeduid; Wel was ondertussen een nieuwe staakmolen gebouwd (den Nieuwen Molen) in de Molenhoek, langs de baan naar Kortrijk. Op deze plaats staat nu de watertoren. De molen was kort na 1770 gebouwd door Benedictus de Stoop en ging later over in handen van Pieter-Frans de Stoop uit Olsene. Later zal hij "molen De Wart" genoemd worden (23). Op de Kabinetskaart van Ferraris van 1771-1777 staat de ten Rode-molen niet meer' afgebeeld. We vermoeden dat de molen kort voor 1770 verdwenen was. 2. Boenlare molen Het bouwjaar is onbekend; misschien omstreeks 12501280. De oudste met zekerheid gekende vermelding is 43
deze van 1373. Hij behoorde ook aan de Graafvan Vlaanderen. De molen werd ook vernield door Gentse legerbenden in 1381. Hij werd nooit herbouwd. Deze molen is niet duidelijk gelokaliseerd. Naast de molen heeft ook zeer vroeg een rosmolen gestaan. Wellicht stond hij in de omgeving van de huidige Ommegangstraat, niet ver van de Tichelbeek en een kleine vijver. De molenwal wordt nog vermeld in 1654. Het leen Boenlare lag bij de Knok, in het gebied tussen de huidige Kortrijkstraat en de Ommegangstraat. Het was in 1430, 16 ha groot. De naam is te Petegem volledig verdwenen. 3. Molen van de Horentschen Het bouwjaar van deze molen is onbekend; misschien ,,;.....~ .:..-'~
-".- ~U4 .." -_~'~ .~.-..-
i
--&../.
i
,.
I
J
L......;;.;~
LIE,/'-JE
i
ü • .:.
I .
... : - . .
_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ ._ _ _ •... _. ___ , --
Stadsplan van Deinze in 1694, door Goubet. Rechts Deinze gezien vanuit het Noorden. Links Petegembinnen met de Knok. Links naar onder de "chemin vers Gand" (vroeger Rodestraat) met de ten Rode windmolen. 44
kort na 1300. De bouwheer en eerste eigenaar zijn ons onbekend. De molen verdween reeds in 1381 door oorlogsomstandigheden. De molenwal ervan wordt rond 1650 nog vermeld in de nabijheid van Petegem kerkhof.
45
111. HEROPBOUW VAN DE TEN RODE MOLEN IN 1371 Herstel van de molenberg De kunstmatige verhevenheid (molenwal) waarop de vorige molen stond, werd opgehoogd en er werd hiervoor aarde aangevoerd met een wagen, getrokken door 2 paarden. Elf personen waren gedurende 10 dagen met deze aardewerken bezig. Bijna zeker waren het plaatselijke dorpsbewoners. Zaagstelling Het aangebrachte hout werd terplaatse tot balken en planken verzaagd. Hiertoe werd een put gegraven, waarboven twee houten schragen werden geplaatst. Hierop werd het te verzagen hout gelegd. Een zager nam plaats in de put en een an.der stond boven op de te zagen boom. Met een raamzaag werden aldus omgehakte bomen overlangs tot balken of planken verzaagd (24), (25), (26). Het gebinte of molenvoet De balken van de molenvoet, zoals daar zijn de kruisplaten en de schuine steekbanden, moesten alle vervangen worden. De molen schijnt slechts 4 steekbanden te hebben gehad, in tegenstelling tot de latere 8 steekbanden. Herstel van het molenkot De molen schijnt niet verbrand te zijn. Wellicht was hij omgewaaid, want talrijke oude balken (lijsten en st.ïjlen) van het oude molenkot werden herbruikt, evenals de oude molenstaak. De molen moet al een zekere ouderdom hebben gehad bij de heropbouw in 1371, want bepaalde zware balken van het molenkot (voeghouten, zadelbalken, hoekstijlen, steenbalk enz.) waren reeds aan vervanging toe. Het gevlucht De molenroeden hadden de gewone drieledige opbouw. Een 46
zware pestel doorheen de kop van de molenas, verlengd over beide zijden met de roede-einden of lassen. Van het hekwerk wordt niet gesproken in de tekst. De molenzeilen
Er werden 200 ellen of 153 lopende meters lijnwaad aangekocht voor 8 (?) molenzeilen. Indien het zeildoek overlangs aaneengenaaid wordt om een zeilbreedte van 1,5 m te bekomen, kan men de lengte van het gevlucht op 19 m schatten. Harnas en steenkoppel
Uit de tekst blijkt niets over de overbrengingsverhouding, noch over de diameter en de herkomst van de molenstenen. Een molensteen kostte veel geld. 60 pond par, bijna 8 % van de totale kostprijs van de molen. Duur van de heropbouw van de molen
De heropbouw schijnt bijna 3 maand in beslag te hebben genomen. Handlangers hebben er ruim 80 dagen aan gewerkt. Anderen slechts 70 dagen en enkelen slechts 40 dagen. De molenbouwer (meester Jan de molenmeester) had 9 dagen nodig om de molen te regelen en in werking te brengen. Nagels
Naghele: nagels van 50 S per honderd. Middelnaghele: iets kleinere nagels van 33 S per honderd. Sommige nagels zijn eigenlijk zware bouten met een gewicht van 0,4 kg per stuk. Houtsoorten
De bedstede van de molenaar was van wilgenhout. De grote 47
graanbak of kaar was van olm. De vier zware steekbanden van de molenvoet kwamen uit de bossen van het Parijsgoed te Astene. In deze omgeving kwamen dus nog zware eiken bomen voor. Uit de beboste omgeving van het goed ter Magereyt te Nazareth kwamen 6 schuine weeg banden voor de zijwand van het molenkot. Kostprijs van de staakmolen De totale kostprijs van de wederopbouw bedroeg bijna 749 pond parisis. In de rekening zijn wel enkele optelfouten geslopen. De kosten kunnen onderverdeeld worden als volgt: Herstel van de molenwal: 28 pond par. - Herstel van de molenvoet, molenkot en gevlucht: 245 pond par. - Totaal van de ijzerwerken: 102 pond par. - Daglonen: 179 pond par. - Varia (molensteen, zeilen, repen, scherphamers enz.): 173 pond. De daglonen bedroegen 24 % van de totale kostprijs van de molen. Pachtprijs van de windmolen Op 4 maand tijd gaf de molen een bruto geldopbrengst van 33 pond par en 6 schellingen. De kosten en het loon van de molenaar bedroegen echter voor dezelfde periode ruim 8 pond par. De kosten van de ketser (die het graan ophaalt en het meel terugbrengt met kar en paard) en zijn loon bedroegen. ook voor dezelfde periode, iets meer dan 6 pond par. De kosten en het loon van molenaar en ketser (driver) samen bedroegen voor deze 4 maand in totaal ruim 14 pond par. De eigenaar van de molen had op 4 maand tijd dus slechts 19 pond par overgehouden als winst.
48
Jaarlijkse maalproductie van de windmolen Op 4 maand had de molen 46 halster (2438 liter of 1682 kg) rogge en 10 halster (530 liter of 398 kg) tarwe opgebracht. We veronderstellen dat het maalloon of multer 1/16 of 6,25 % bedroeg, alhoewel dit gegeven niet in de rekening vermeld staat. Aldus komt men, door berekening, tot een jaarlijkse maalproduktie van ongeveer 99.840 kg. In de verdere veronderstelling dat een windmolen in deze streken ongeveer 160 dagen per jaar in werking kan zijn, met een dagtaak van gemiddeld 8 uur dan komt men tot een benaderende dagproductie van 624 kg en een uurproduktie van ongeveer 80 kg. Dit alles met één steenkoppel (27). Pachtrendement van de windmolen De netto pachtopbrengst of winst voor de eigenaar bedroeg op 4 maand tijd slechts 19 pond par. Op jaarbasis zou deze winst overeenkomen met 57 pond par. of 8 % van de totale kostprijs van de molen. Dit is niet veel. Windmolens in de Middeleeuwen haalden gewoonlijk een netto rendement van 15 %. Daglonen in 1371 te Petegem - Veldarbeiders 4 spar. - Zagers 6 spar. - Timmerlieden 8 spar. - Molenmeester20 spar. Graanprijzen te Petegem einde 1371 Roggeprijs 11 s par. per halster van 53 liter of 36,5 kg. Tarweprijs 16 s par. per halster van 53 liter of 39,8 kg. Te Aalter en omgeving was de roggeprijs in 1376, 32 spar. per hoed van 171 liter of 118 kg. Omgerekend in moderne zakken van 50 kg, om een benaderende vergelijking mogelijk te maken, komt men voor Petegem in 1371 tot 10 s par. per 50 kg en te Aalter tot ruim 13 s par. per 50 kg (28). 49
IV. KONSTRUKTIE VAN DE VLAAMSE STAAKMOLEN VÓÓR 1400 De Vlaamse staakmolen werd waarschijnlijk ontwikkeld in het zuidwesten van het Oude Graafschap Vlaanderen tussen 1100 en 1180. Wellicht omstreeks 1150. Het was een originele Westeuropese uitvinding. De mogelijke rol van bepaalde abdijen is nu onwaarschijnlijk gebleken. Het aantal staakmolens nam zeer snel toe na 1200. Omstreeks 1350 had elk Vlaams dorp met 400 inwoners reeds een kleine staakmolen met één steenkoppel. Een tweede steenkoppel werd slechts ingebouwd na 1680. De windmolen is relatieflaat doorgedrongen naar Brabant (na 1260), naar Limburg (na 1280) en naar Nederland (na 1250). Het bestaan van talrijke heerlijke watermolens in Brabant heeft de bouw van windmolens aldaar lang verhinderd. De staakmolen vóór 1400 was kleiner dan de huidige staakmolen. Na 1500 had de Vlaamse molen echter zijn huidige grootte bereikt (29). Struktuur van de staakmolen vóór 1400
Molen voet Vóór 1300 had de staakmolen nog geen stenen teerlingen en lagen de kruisplaten rechtstreeks in of op de grond, waardoor ze aan snelle verrotting blootstonden. Nadien werden houten blokken eronder geplaatst en nog veel later gemetste stenen teerlingen (oudste vermelding Eeklo 1454). De oudste staakmolens hadden slechts 4 steekbanden om de molenstaak recht te houden. In de loop van de 15de eeuw had men er 8: okselbanden en meesterbanden. . De kruisplaten vóór 1400 waren ongeveer 4,5 m lang, lUl 1500 ongeveer 6,5 m en heden ongeveer 7 meter. De lengte van de staak bedroeg omstreeks 1400,6 meter, na 1500 ongeveer 7 m. 50
Breedte van het molenkot De lengte van de windpuIm bedroeg te Ertvelde in 1417 reeds 3,6 meter. De lengte van de steenbalk bedroeg in 1570 reeds 4,2 meter, heden is dit 3,7 tot 4,0 meter. Deze maat komt overeen met de breedte van het molenkot. Diepte van het molenkot In 1527 vonden we te Dreischor in Zeeland de lengte van de molenas op 6,6 meter, en derhalve de diepte van het molenkot op 5,5 meter. Hoogte van het molen kot De windmolen vóór 1400 was wellicht nog een halfzolder of éénzolder, met de maalstenen op een verhoog van 1 meter. Dit is een archaïsche opstelling zoals in de watermolen. In 1570 was het molenkot te Antwerpen reeds 6 meter hoog. Staart en buitentrap In 1370 had de molen van Eeklo slechts 16 buitentreden, in 1527 te Dreischor 24 treden, en heden heeft men 28 tot 30 treden. De molen vóór 1400had nog een steekstaart. De datum van de invoering van de windas of kruihaspe1 in ons niet bekend. Een kruilier werd slechts ingevoerd na 1850. Lengte van het gevlucht De lengte van het gevlucht bedroeg vóór 1400 slechts 18-20 meter, later na 1500 reeds de gebruikelijke 22-24 meter. De breedte van de hekkens en het aantal scheden en zomen hebben we nog niet teruggevonden. Struktuur van het gevlucht
Vóór 1600 waren de wieken dwarsgetuigd. Het hekken vóór 51
•
•
J
J
.
,,
Struktuur van een Vlaamse staakmolen in de 14de eeuw. Werkhypothese. Luc Goeminne. 1982. Kleine één- en halfzolder. Kruisplaten rechtstreeks op de grond. Vier steekbanden. Steekstaart zonder kruirad. Gevlucht ongeveer 18 m. Een steenkoppel. en achter de roedebalk was even breed. Later werden de wieken overlangs getuigd. De 16de eeuw was wellicht een overgangseeuw, waarbij de wieken een drie-kwart optuiging kenden. Drie zomen na de roedebalk en 1 zoom ervoor. De oudste vermelding van windborden dateert van 1654.
Vangwiel In 1427 vonden we te Willemskerke een vangwiel van 2.2 m diameter, met 48 kammen. Het rondsel had slechts 9 spillen. Huidige vangwielen zijn groter, ongeveer 2.8 m diameter. 52
Vang De oudste Vlaamse vang bestond uit een gebogen houten plank rond het vangwiel. De oudste vermelding is in Zeeland omstreeks 1310, in Vlaanderen te Petegem-Deinze in 1370 (Prangnagel). De oudste vang was dus een plankvang. De zg. Vlaamse blokvang is een latere uitvinding; de datum van invoering is ons niet bekend. Vangbalk De perseboom was uitgerust met een klink- of stutblok. De datum van invoering van het sabelijzer is ons onbekend. Diameter van de molenstenen Vóór 1400 vinden we uitzonderlijk grote molenstenen met een diameter van 170-180 cm. Later, na 1500 en 1600, vindt men slechts 150-160 cm. Overb rengingsverhouding De oudste staakmolens hadden een lage overbrengingsverhouding: van 4 tot 5,5. De latere molens hadden eerder 6 tot 7. Een lage verhouding geeft een laag krachtmoment. Deze molens lopen vlug aan bij lichte wind. Het aantal einden moet echter voldoende hoog zijn (80 per minuut) om de stenen een behoorlijk toerental te laten verkrijgen (min. 80 per minuut). . Grote maalstenen geven bij relatief trage omloopsnelheid reeds een goede meelproduktie. Kleinere stenen dienen sneller te draaien. MaalstoeJ en pasbrug De konstruktie van deze onderdelen werd in de windmolen overgenomen uit de veel oudere watermolen (oudste vermelding in Toxandrië in 600, in Vlaanderen omstreeks 800). 53
Alleen heeft de windmolen een bovenaandrijving en derhalve een onderspil onder de loper.
Luiwerk Volgens de bestaande ikonografie hadden de windmolens omstreeks 1270 reeds een luiwerk, met luias buiten de molen. Besluit
Talrijke windmolens die reeds in de Middeleeuwen werden opgericht, zijn ook vroegtijdig verdwenen. In het kadaster van 1830-1860 hebben zij geen sporen nagelaten. Het opzoeken en bekendmaken van oude molensites is ook een opdracht voor de archeologische studie van de middeleeuwen (30).
54
Carte Topographique de la Belgique van Philippe Vandermae1en. 1846-1854 Petegem, het gebied van Rode en Astene. Bemerk de schaarse bewoning van Petegem-buiten, de nieuwe Gentse baan en de spoorbaan naar Gent, dwars door het land van Rode, de geringe bebouwing langsheen de Gentse baan. Tussen de Leie en de Gentse baan ligt het omwalde hof van Rode. Bemerk ook het hof te Gampelaere te Astene.
55
,-:!.' '".
"
.....~.
, (11..
f)
.
.
.-. 40
-
11'
•
'.",~--"",-~ .,-~-:_-..-.I. ~
':J: -.,. .
-:'it..;. ~:q"
Het gebied van Rode te Petegem omstreeks 1860. Links boven de Steenweg naar Gent. Tussen de Leie en de Gentse Baan het Hofvan Rode. Daar rechtover een kouterlos, (later de Volderstraat) waarlangs de molen vroeger stond. Bemerk ook de spoorbaan naar Gent en de nog geringe bewoning in dit gebied. De Poelstraat heette vroeger de Stinkpoelstraat... Kadasterplan C Popp. anno 1860.
56
BIJLAGE I
A.R.A. Rekenrol n° 57. Titel op de buitenzijde: Recette de Deinse et appartenances. 1371. (Onuitgegeven) In feite heropbouw van de Rodemolen te Petegem bij Deinze in 1371. (Vlaams). In de Inventaire des Comptes en rouleaux de Flandre van H. Nelis in 1883 staat deze grafelijke windmolen van Petegem, verkeerdelijk vermeld onder Scheiderode. Om deze redenen is hij aan de aandacht van de lokale geschiedschrijvers te Deinze ontsnapt. Ook in het moderne overzicht van Bautier, Sonnay en Munet: Guide des sources de l'histoire économique et sociale. Principautés du Nord, Vol I, fascicule 2, 1984 spreekt men verkeerdelijk van de molen te ScheIderode. Rekeninghe lauwereins van den knocke ontvangher mijns heren van Vlaenderen van Deinse ende van dat daer toe behoert van den molen te Peteghem te roden dat so ghecoost heeft te makene int jaer ons heren als men screef 1371. (Herstel van de molenwal) - Item int eeste van de wal1e te stuetene ende te makene eIken weer tmay elks daghes - Item Jacop de hudevettere 4 S daghs van 10 daghen - Item ghiselus goeIe 4 S daghes van 10 daghen - Item gillis van der leyen 4 S daghes van 10 daghen - Item mathijs vanachtel 4 S daghes van 10 daghen - Item boydin preter 4 S daghes van 10 daghen - Item diederyc auderest 4 S daghes van 10 daghen
4 Spar. 40 Spar. 40 Spar. 40 Spar. 40 Spar. 40 Spar. 40 Spar. 57
- Item frans padehij se 4 S daghes van 10 40 Spar. daghen - Item syn broeder 4 S daghes van 10 40 Spar. daghen - Item Wouter van hoeyen 4 S daeghes van 10 daghen 40 Spar. - Item Annekin pauwijn 4 S daghes van 10 daghen 40 Spar - Item Willem deghe1 4 S daghes van 10 40 Spar. daghen - Item laders ende eene waghen met 2 paerden omme erde te 1adene 20 S daghs van 5 100 Spar. daghen - Item de putte makene van den zagheghe20 Spar. stelle omme daer in te zaghene 28 lb. Somme (Herstel van het molenkot) - Item van den houden buke van den molen ende van den houten dat den buke gheeect - Item eerste den houden buke van de molen die ghecoht es 72 lb ende dese geheele sin te weerke ghedaen van den houden buke die hierna volghen - Int eerst den houde stake - Item 2 vouchhouten - Item dhoude wyel - Item 2 sadelbalken up de vouchhouten - Item 3 balken in de wintweech ende 6 banden - Item een luuech balke ende 2 balken boven de deure in de weech - Item 5 balken ende vloeren - Item smolenaers solder 5 balken ende de beerderen ende de betsteede.
58
-
-
* -
* -
-
* -
Item gillis van de hanensae1pe1e (?) een asse 191b 4 S Item Joh. Wijttebrouc 4 banden 141b 13 S Item 1 steune ba1ke 24 S Item eene puewee1 3 lb 12 S Item eenen pestel ende dit comt in ghe1de 24 1b (in feite 43 1b). 41b 15 S Item Willem van d'heene 2 1asschen 41b Item 2 stycke houts te twaeyghespanne ende 40 S te latten dat comt 6 1b Item henric plume van 1 platen 6 lb Item 9 stycke houts die ghesaght SIn te blocken 7 lb 16 S dat comt 13 lb 16 S Item grielkin bernaers 2 balken up de vouchhouten 3Th Item gillis van den heede van wulghen ter stee de ende berdere smolenaers betstede be41b 6 S houf 24 S Item van eene holleme threme behouf 36 S Item Jan aneman de makelare 36 S Item de vurst 71b 4 S Item de 4 houckstylen 40 S Item de sylatten 32 S Item van den steegherbalken dat comt 14 lb 8 S (in feite 23 lb). 36 S Item Jan van Enscheede 1 lasch 34 S Item van 2 sy1atte dat comt in ghelde 3 1b 12 S 35 S Item Jan boeis van 1 1assche
- Item gillis van overbeke van 1 steenbalke 121b - Item Willem van maelbrouc 1 styc houts ter lijste 7 1b - Item van 1 pestele 5 lb 59
- Item heinrie deghel van de keerbalke - Item 1 stye houts ter sullebalk - Item van I styekhouts ter vurst en steegplanke - Item 3 styeke houts 3 de steunepael ter rynehelen 3 voedetweeeh ter hangheling van den steegher - Item van den steerte van den molen - Item int goet te parijs te Astene 4 leughenbanden - Item 3 styeke houts ter ghespanne - Item de yserbalke - Item 1 stye houts ter pennebaleke * dat eomt 10 lb 16 S
28 S 24 S 40 S
18 S 3 lb 15 S 5 lb 12 S 40 S 2S 44S
-. Item int goet ter magereyt te Nazareth 3 stye houts ter 6 banden in de sy(t)weeghen - It~m de steenhouten en de kappe van de molen
24 S
- Item van een nyewe haamassehe in de molen
9lb 12 S
- Item de kyste ende de treeme - Item Jan van anseghem 500 berts e1c hondert eost * dat eomt in ghelde 60 lb Somme van den buke van de molen en van den houte voerseit
3lb
4lb
12lb
245 lb 3 S
60
(Ijzerwerken aan de molen) - Item van de voorseide van den molen behoert Int eerste van den molenysere, de ryne, de spille, de panne ende staak ende een dobbel leen ende 1 cramme ande c1ampe dese weeghen 424lb e1c pont cost 2 S 10 d. * dit comt in ghelde 60 lb 10 S 1 d. - Item 26 platte weghen - Item 8 ... (?) die weeghen - Item een strop an de asse weecht - Item de bueghel van de asse weecht - Item 2 bande up de asse weeghen - Item eenen baut ant thoest van den standere weecht - Item 8 ankers an de vouchhouten weeghen - Item eenen bueghel daer den steert hanghet weecht - Item 4 veedere up de style weghen - Item 2 verkeerde ankers in de yserbalke weeghen - Item 2 staec1eeden ende 2 darmen den steegher mede te hanghene weeghen - Item 2 coppen ende 2 crammen ter loepstaken weeghen - Item 6 pranghenaghele weeghen - Item 12 windelinghen aan de roeden weeghen - Item eenen bueghel aan de steen onder de asse weecht - Item 2 leeden an de molenbac weeghen Ende dese schee1en costen biden ponde. e1c pont 18 S ende weeghen * dat comt in ghelde 18 lb 14 S 3 d. - Item 600 naghele e1c 100 cost 50 S. dat comt in ghelde - Item 300 middelnaghele elc hondert 33 S 4 d. dat comt
65lb 8 lb 12lb 8 lb 10lb 5lb 10lb 20lb 6lb 4lb 12lb 14lb 20lb 50lb 4lb 2lb 249lb
15lb 5lb 61
- Item 40 naghele elc naghel weecht lIb. cost 18 lb, die ghesleghen syn in de dampen, in de banden en int bestaeyen van den standaerde. dat cost in ghelde
3 lb
Somme van de yserwerke 101lb 15 S 7 d. (Kostprijs van de werkuren) Item den meesters van den molen ende de weerehede wat daghe ant yser ghewrocht hebben en hoe vele Int eerste meester Janne de molemeester ende gillis daghes, van 40 S daghes dat comt in ghelde 17 lb lOS - Items staes syn broeder 8 S e1kes daghes van 73 daghen .dat comt in ghelde 29 lb 8·S - Item pieter haerlider broeder 8 S daghes van 86 daghen dat comt in ghelde 34 lb 8 S - Item pieter van der leyen 6 S daghes van 82 daghen dat comt in ghelde 24 lb 12 S. - Item Jan de crane 4 S 8 d daghes van 40 daghen dat comt in ghelde 9 lb 9 S - Item gillis de hont 6 S daghes van 73 daghen dat comt in ghelde 21 lb 18 S - Item boydekin syn knape 4 S daghes van 40 daghen dat comt in ghelde 8 lb . - Item Jan de grutere 6 S daghes van 52 daghen dat cO,mt in ghelde 15 lb 12 d - Item gillis Vheye ende syne ghesellen van 1 paer daghen elce daghes 12 S van 30 daghen dat comt in ghelde 18 lb Somme van de meesters ende van de weerdheden ende van den houden buke op te doene 178 lb 17 S. (Andere werken) - Item den steen den loepere van de molen die coste 62
60 lh
- Item den steenreep ende al dandre reepen costen - Item beede de steene teghereedene coste - Item 200 hellen linwaets elke helle cost 3 S dat cost - Item 2 steene hamers elc pont 2 S dat cost in ghelde - Item 6 antweerkers die de molen holpen rechten met den hyvene die coste - Item van I stycke houts dat ghehaelt was tvan ... (?) in den casteel en van den steene di coste - Item van al de andere houten allomme dat tcoste - Item van 1 creupel waghene diegheent was ende brac ende coste te hermakene - Item de meester van sine huvene - .Item van dweerchide maendaghen ende van den daghe dat sy hyvenen
10 lb 7 lb 30 lb 24 S 5 lb 10 lb
14lb 4 lb 3 lb 6 lb
Somme van desen ghelen voerseid Somme van al den molen van peaghen te voren hoe vele dat se ghecoost heeft 748 lb 19 S 7 d.
63
BIJLAGE 11
ARA. RR n° 2374 (en 2375) van 21 september 1371 tot 20 januari 1372. Vlaams. Onuitgegeven. Op deze rekenrol werd door een latere hand toegevoegd: Compte du Moulin à Rode(s) à Peteghem. par Laurent van den broeck.
(In feite pacht opbrengst en Maalloon) Dit es dhovergheve van den molen te Roden van peteghem wat dat ghewonnen heeft sedert Sente matheus dach int jaer van 1371 tote up den 21 dach in lau(w)maent int selve jaer. . 46 halster rogs de halster 11 S par. ende 10 halster taerwen, de halster 16 S. So van al dat de molen ghewonnen heeft 33 lb. 6 S. Hier up hebbe ie ghehouden eenen molen are die heeft e1cx jaers besproken haere 18 halster rogs over sine coste. Dit is in ghelde 14 lb. 8 S. over sine prise. Ende daerup heeft de molenere ghedient een derdendeel . ]aers. Ende dit comt 6 halster rogs. ende in ghelde 4 lb 16 S. Ende dit comt in ghelde 8 lb 2 S. Item eenen drivere die heeft el ex jaers 12 halster rogs over sine coste. Item in ghelde 12 lb. par. Ende hier up heeft de drivere ghedient een derden deel jaers. Ende dit comt 4 halster rogs ende in ghelde 4 lb. 8 S. En dit comt in ghelde 6 lb. 4 S. Somme van de molenare ende van den drivere 14 lb. 6 S. Aldus blyft den heer van de molen te Roden 19 lb. par.
64
BIJLAGE 111
Verklarend glossarium van molentermen te Petegem aan de Leie rond 13 71. 1. Anker: ijzeren anker. 2. Asse: as, molenas. Zware horizontale eiken boom van 60 cm diameter. Doorheen de assekop steekt het gevlucht. Op de molenas zit ook het vangwiel dat de molensteen aandrijft. 3. Banden: hier schuine steekbanden in het gebint of molenvoet. 4. Banden: hier schuine weegbanden in de wanden van het molenkot, ,,6 banden in de sijweeghen". 5. Banden: hier ijzeren windbanden rond de molenas.' 6. Baut: hier ijzeren nokpin van het boveneinde van de staak: "eenen baut ant thoest (hoogste) van den standere". 7. Betstede: bed voor de molenaar. Onrechtstreeks bewijs dat aan nachtmalen werd gedaan. 8. Blocken: houten blokken of kleine dwarsblokken onder de uiteinden van de kruisplaten. 9. Bueghel: beugel, hoepel, hier ijzeren band rond de molensteen: "eenen bueghel over den steen". 10. Bueghel: hier ijzeren band rond de molenas. 11. Bueghel: hier ijzeren hangereel voor de ophanging van de molenstaart: "eenen bueghel daer den steert in hanghet". De molen bezat toen nog geen horizontale staartbalk, waarop de staart steunde. 12. Buke: buik, molenkot, houten kast van een staakmolen. 13. Ghespanne: dakspanten van de molenkap. 14. Hangheling: ophanging, hangereel, hanggareel: "ter 65
15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29.
30. 31.
66
hangheling van den steegher". Harnassche: Harnas, aandrijfwerk van de molensteen, gestel. Houckstylen: de 4 vertikale hoekstijlen die het molenkot helpen opbouwen. Kappe: dak van de molen, kap. Keerbalke: onduidelijke term. Misschien keervang of keerklos ? Kiste: hier de steenkist, waarin de molenstenen liggen. Clampe: houten klamp, wig. Ze worden met zware nagels vastgeslagen: "naghele, elc naghel weecht I lb ... die gesleeghen sijn in de dampen ... ". Cramme: ijzeren kram, U-vormige zware nagel. Las: hier roede-einde, verlengbalken van de pestel: ,,2 lasschen". Leede: hier treemhouten of berriehouten die de kaar ondersteunen: ,,2 leeden an de molenbac". Leene: hier ijzeren scharnier (van de molendeur). Leughenbanden: leughenscoren, de 4 okselbanden van de molenvoet. Vier schuine steekbalken welke de staak schoren. Lijnwaad: hier zeildoek voor de molen. Lijste: horizontale balk in de zijweeg van een staakmolen. Van boven naar onder onderscheidt men de daklijsten, middenlijsten en waterlijsten. Loepere: loper, lopende molensteen. Loepstaken: de 2 schuinaflopende loopstaken of loopschoren aan het ondereinde van de molenstaart. De loopstaken houden de molen met wiekenkruis in de gewenste richting. Luuch balke: luukbalke, afsluitbalk. Onduidelijke molenterm. Misschien grendelbalk aan de molendeur. Makelare: makelaar, borstnaald in het midden in de windweeg aan de zijde van het gevlucht. Later rechtstandige versierde stijl, midden op de schaarhaik, dienende tot steun van de nokbalk in de gevel HUIl de
32. 33. 34. 35. 36. 37. 38.
39. 40. 41.
trapzijde van een staakmolen. Middelnaghele: soort nagel. Smolenaers sol der: meelzolder, zolder waar de molenaar het vaakst vertoeft. Molenbac: hier tremie, kaar, graanbak boven de molenstenen waarin het maalgraan gegoten wordt. Molenijsere: de 4 grote ijzers: rijn, onderspil, spoorpot en staakijzer: "van den molenijsere, de rijn, spille de panne ende staak" ... Panne: ijzeren spoorpot waarin de pin van de onderspil draait. Pennebalke: pinnebalk. De horizontale dwarsbalk waarin de pinnesteen ligt. Hierin draait de achterpin van de molenas. Pestels: borsten, twee zware balken die kruisgewijs door de kop van de molenas steken en waaraan de roedeeinden of lassen bevestigd zijn. Platen: de horizontale kruisplaten of kruisbalken van het gebinte of molenvoet. Platen: hier ijzeren schenen of overlangse lemmers o.a. op de hals van de molenas. Pranghenagele: letterlijk vangnagels. Onduidelijke term. Onderdeel van het vangmechanisme: ,,6 pranghenaghele weeghen 20 bb" d.i. ongeveer 8 kg. Vangkaak ? Of zeer zware ijzeren bout doorheen het vast uiteinde van de zware vangbalk ? Een molen heeft normaal slechts één vangkaak. (In West-Vlaanderen gebruikte men van oudsher de term vang. In Oost-Vlaanderen en Brabant was het prang. De isoglosse vang/prang liep in de Middeleeuwen wellicht langs de Leie, later is het "vanggebied" naar het Oosten opgeschoven. De term prangnagel komt niet voor bij Verwijs en Verdam (MNW), noch in het WNT. Het WNT geeft wel het woord prangzeel, in de betekenis van vangtouw. 67
42. Pueweel: peluw, windpuim. Zeer zware balk die boven de windweeg ligt en die de baansteen draagt. In de baansteen draait de hals van de molenas. 43. Rijne: rijn, ijzeren kruis met een centrale opening. De rijn zit onderaan in de loper bevestigd en rust op de hals van de onderspil of peerijzer. 44. Spille: onderspil, onderijzer, peerijzer, dat de lopende molensteen draagt. 45. Staak: hier staakijzer of vorkijzer dat de lopende molensteen aandrijft. 46. Staec1eede: letterlijk staak-geleiders. Onduidelijke molenterm. Onderdeel van de buiten trap ? ,,2 staec1eeden". 47. Stake: molenstaak, standaard van een staakmolen, zware vertikale boom die de staakmolen schraagt. 48. Standere: standaard, molenstaak. 49. Steegher: hier buitentrap van een staakmolen. 50. Steegherbalken: trapbomen, zijbalken of schalieren van de buitentrap. 51. Steegplancke: traptrede. 52. Steenbalke: steenbalk, zware horizontale dwarsbalk van een staakmolen, die op de nok van de staak rust en gans het molenkot schraagt. 53. Steenhamer: scherphamer of bilhamer om de molenstenen te scherpen. 54. Steenhout: ringhout, rinkhout, steenring. Houten cirkelvormige balk rond de liggende steen. Op het ringhout staat de eigenlijke steenkist. Niet bij Verwijs en Verdam. 55. Steenreep: zware reep om de molensteen omhoog te trekken en te keren wanneer deze gescherpt dient moet worden. 56. Steert: houten staartbalk van een staakmolen. 57. Steunbalk: hier horizontale dwarsbalk tussen de daklijsten achter de ijzerbalk en voor de pinnebalk. 58. Strop: hier ijzeren beugel of band rond de molenas.
68
59. 60.
61. 62.
63.
64. 65. 66. 67. 68. 69. 70. 71.
asband, assloof: "een strop om de asse". Sullebaik: vloerbalk, onderbalk. Onderste horizontale balk in de windweeg of onderste horizontale balk in de voorweeg onder de deurdorpel. Treme: tremie, tremel, trimoulje, grote graanbak, kaar. Te onderscheiden van Traam, tremiebalken, kaarbomen of treminge. Twee houten riggels waartussen de graanbak hangt. Veeder: onduidelijke term. Ijzeren hoekijzer? ,,4 veedere up de style". Voederweech: voorweeg van een staakmolen (trapzijde). Vouchhouten: voeghouten, de 2 overlangse lange berriebalken, onderaan het molenkot. Dwars hierop liggen de 2 zadelbalken. Vurst: Veurst, nok van de molenkap. Waeyghespanne: waaigespan, vanegespan, voorgevel van de molenkap aan de trapzijde. Hierop staat de vane of het windwijzer. Walle: molenwal, molenberg. Kunstmatige aarden ophoping waarop een windmolen staat. Wiel: groot wiel, vangwiel. Windelinghe: hier ijzeren beugels die de pestels en roede-einden stevig aan elkaar vastklemmen. Wintweech: windweeg, achterweeg, wand van het molenkot aan de kant van het wiekenkruis. Y serbalke: ijzerbalk. Dwarsbalk tussen de daklijsten waarin de bovenpin van het klauwijzer draait, tussen of tegen de noten of neuten die er in geklampt zijn. Sadelbalken: zadelbalken, zaaibalken.: ,,2 sadelbalken up de vouchhoutten". Twee korte horizontale dwarsbalken die op de lange berriebalken of voeghouten liggen. Ze verbinden de .. zIJwegen. Eén van de zadelbalken ligt vóór de staak, de andere erachter. Syn.: dwarsberriebalken. 69
72. Sylatten: zilatten, zijlatten, planken van de zijwegen van het molenkot. Niet bij Verwijs en Verdam.
70
BIJLAGE IV
METROLOGIE Inhoudsmaten en gewichten voor graan. Voor Petegem gelden de maten van het gewezen Burggraafschap van Gent. I halster is dan 53 liter of een halve zak. Halster is de samentrekking van halfsister. Sister komt van het latijn sextarius (116). 1 Mud = 6 zakken = 16 halsters. 1 hl. Rogge = 69 kg. 1 hl Tarwe = 75 kg. I halster Rogge = 36,5 kg. I halster Tarwe = 39,7 kg. I Mudde Rogge = 438,0 kg = 6 zakken van 73 kg. 1 Mudde Tarwe = 476,5 kg = 6 zakken van 79,4 kg. 1 zak bedroeg in vorige eeuwen 80-100 kg. Pas na de tweede wereldoorlog zijn de meeste zakken teruggebracht tot 50 kg. In de praktijk kan men te Deinze één halster gelijkstellen met een "kluts" of halve zak. Eén mudde koren kwam overeen met één karrevracht van een twee-wielige molenkar.
Gewichten. Pond: 0,43 kg. in de Kasseirij Oudburg. Geldwaarden. De rekening is opgesteld in ponden parisis. 1 pond (lb) = 20 schellingen 1 schelling (S) = 12 denieren Ponden en schellingen zijn rekeneenheden. Een denier is de gangbare klinkende munt.
71
Maximaal laadvermogen van wagens in de middeleeuwen. Kleine platte boerenwagens op 4 wielen: circa 2.000 kg. - Twee-wielige molenkar: circa 700 kg.
Lengtematen. I el = 70 cm
72
BIBLIOGRAFIE EN NOTA'S
(1)
(2) (3) (4) (5) (6) (7)
(8)
(9)
(10) (11) (12) (13) (14) (15) (16) (17) (18) (19)
Luc GOEMINNE: Verklarende woordenlijst van middelnederlandse molentermen. 1986. In voorbereiding. Verwijs en Verdam.: Middelnederlandse woordenboek (MNW). Achiel CASSIMAN: Het Leen der Drongenschen te Peteghem (Deinze). Jaarboek KOK Deinze, lIl, 1936, blz. 51-65. Achiel CASSIMAN: Grote lenen te Deinze en Petegem. Jaarboek KOK Deinze, V, 1938, blz. 9-32. Achiel CASSIMAN: Petegem. Jaarboek KOK Deinze, VII, 1940, blz. 955. Achiel CASSIMAN: Petegem. Jaarboek KOK Deinze, XVIII, 1951, blz. 29-49. Achiel CASSIMAN: Geschiedenis der Stad Deinze. Jaarboek KOK Deinze, n° 20 en 21, 1953 en 1954, 301 blz. E. VAN CAUWENBERGHE: Bijdrage tot de financieel-economische evolutie van een vorstelijk domein in Vlaanderen: Deinze-Drongen xvm e eeuw), hand. Genootschap voor Geschiedenis, Brugge, 107, 1970 blz. 250-268. E. VAN CAUWENBERGHE: Het vorstelijk domein Deinze-PetegemAstene-Drongen, l329-1604, Beheer en Financiën. Licentiaatsverhande- . ling. Univ. Leuven, Moderne Geschiedenis, 1969. M. GYSSELING en ACF KOCH: Diplomata belgica ante 1100 scripta Brussel 1950, blz. l32 en 133. GYSSELING en KOCH: op cito blz. l32. C. TAVENIER - VEREECKEN.: Gentse Naamkunde van 1000 tot 1253 Brussel 1968 blz. 367. GYSSELING en KOCH: op cito blz. 792 en vooral het erratum op blz. 1405. TAVENIER-VEREECKEN: op cito blz. 481. A VAN DEN ABEELE: Geschiedenis van Deinze. 1865.399 blz. DE POTIER en BROECKAERT: Petegem (bij Deinze), 1862, 41 blz. Maurice DE MEULEMEESTER: Een Norbertinessenklooster te Petegem in de XII eeuw. Jaarboek KOK. Deinze, VIII, 1941, blz. 53-72. Rekening van Raes Muloc, anno 1373-1374. Uitgave door Achiel Cassiman in jaarboek KOK. V, 1938, blz. 13-16. A VERHULST en M. GYSSELING: Le Compte Général de 1187. Bruxelles, 1962, 235 blz.
oave-
73
(20) Gros brief van 1255. R.AG. Fonds Gaillard n° 72 bis. Onuitgegeven. (21) A CASSIMAN: Jaarboek KOK, XX en XXl, 1953 en 1954, blz. 99,100 en 289, noot 68. (22) A CASSIMAN: Jaarboek KOK, V, 1938, blz. 13-16. (23) Landboek van Petegem-Buiten, anno 1778. R.AG. Fonds Deinze, n° 529. (24) Luc GOEMINNE: Molenbouw in de Middeleeuwen: de Zaagstelling (Zaghegestelle). In Molenecho's, XIII, 1985,3, blz. 119-123. (25) William LINNARD: Pit-Sawing in Wales, from Folk Live, Journalof Ethno1ogical Studies, Vol 20, 1981, p. 41-55. (26) Luc GOEMINNE: Nog over de zaagstelling. In Molenecho's, XIV, 1986, 1. In druk. (27) Luc GOEMINNE: De verhuis en wederopbouw van een grafelijke windmolen in 1387: een micro-economische studie. In Appeltjes van het Meetjesland, XXXV, 1984, blz. 117-136. (28) L. GOEMINNE en L. STOCKMAN: Structuur, kostprijs en terminologie van de windmolens in de heerlijkheid Woestijne te Aalter, op het einde van de 14de eeuw. In Appeltjes van het Meetjesland, XXXII, 1981. (29) L. GOEMINNE: Konstruktie van de Vlaamse staakmolen vóór 1400. Molenecho's, XII, 1984, 5, blz. 353-355. (30) In 1875 kwamen de Heren Timmerman en De Volder, meelfabrikanten te Tielt, naar Deinze om er een met stoom aangedreven meelfabriek op te richten. In 1883 gingen de vennoten reeds uit elkaar en De Volder richtte te Petegem langs de baan naar Gent een afzonderlijke maalderij op. De maalderij stond op het erf van de vroegere hoeve ten Roden, waarvan de oude gebouwen inmiddels afgebroken waren. Waar, een eeuw vroeger een graanwindmolen had gestaan, verrees toen een moderne bloemfabriek·! In 1924 verkeerde "de Voldersmolen" echter in financiele moeilijkheden en werd opnieuw door de oude moedermaatschappij "De molens van Deinze" aangekocht. Het statig groot herenhuis van de Heer De Volder werd later door de firma Liebaert omgevormd tot moderne bureaus.
74
Margareta van Oostenrijk in Deinze en de eerste (?) Deinse schilder door Herman MAES
De tijd van de Boergondische hertogen (Filips de Stoute -Jan zonder Vrees - Filips de Goede - Karel de Stoute) is zowat de periode die door de kultuurhistoricus Johan Huizinga "Herfsttij der Middeleeuwen" genoemd werd. Karel de Stoute werd opgevolgd door zijn dochter Maria van Boergondië, die huwde met Maximiliaan van Oostenrijk, zoon van de Habsburgse keizer. Hij zou zelf ook keizer worden. Maria en Maximiliaan hadden een zoon, Filips de Schone; hij huwde Johanna van Castilië, later "Johanna de Waanzinnige" genoemd. Hun zoon Karel zou Maximiliaan als keizer opvolgen; hij volgde zijn vader en grootmoeder op in de Boergondische erfenis; hij volgde zijn moeder op als koning van Spanje. Maria en Maximiliaan hadden ook een dochter, die wij nu gemeenzaam kennen als Margareta van Oostenrijk; zij was dus de zuster van Filips de Schone, de tante van Keizer Karel V (1 ).
Ze wordt in de stads rekeningen van Deinze een paar keer genoemd, maar telkens met een andere titulatuur. A. In 1482 passeerde ze Deinze; er werd halt gehouden. Zij was toen "dauphine" van Frankrijk.
Het was in november 1482 dat Jouffrauwe de Daulfijnne van Vranckerijcke (2) in Deinze overnachtte in het huis (herberg) van Jacob van Overbeecke te Petegem; waarschijnlijk was dat "Het Schild van Bourgondië" (op de Knok), een druk bezochte paardenposterij. Zij was toen ... twee jaar oud, en officieel verloofd (bij verdrag) met de dertienjarige dauphin, die later Karel VIII, koning van Frankrijk werd. Dit kind was de huwelijksinzet voor een verbond (verdrag van Atrecht) met Frankrijk en werd naar het
77
Franse Hof in Amboise gebracht om er Franse manieren te krijgen (3). Maar in 1491 trad de dauphin in het huwelijk met Anna van Bretagne (om de Bretoenen bij Frankrijk in te lijven en te verfransen) (4). Margareta werd als verloofde politiek afgeschreven en door het verdrag van Senlis terug naar huis gestuurd, terug naar haar vader Maximiliaan (haar moeder was intussen overleden). B. Op 26 mei 1507 kwam vrauwe Mergriete, dauaryiere van Savoyen door Petegem en hield er even halt, op weg naar Gent. De douarière van Savoie was in 1504 weduwe geworden van de hertog van Savoyen. Toen haar broer, Filips de Schone, in 1506 stierf en diens zoon Karel (geboren in Gent 1500) nog te jong was om op te volgen, maakte Maximiliaan van Oostenrijk Margareta, zijn dochter, tot landvoogdes der Nederlanden; ze bleef dat tot 1530, bij haar overlijden. Toen Margareta in 1507 door Petegem-Deinze kwam, vroegen de heren van de Wet aan de "prochiepapen" van Deinze en Petegem, aan de kapelaans, kosters en scholasters, aan de zusters in het klooster, om de landvoogdes met een processie te begroeten. De stadsmagistraat schouwde die processie ten huize van Jan de Pickere (in de Gentpoortstraat), schepen en herbergier (5). Ze moesten lang op de komst van Margareta wachten en dronken ondertussen - op kosten van de stadskas wijn bij de Pickere. De klokkenluiders van Petegem en van Deinze, die hoog op de uitkijk zaten, moesten de aankomst van de landvoogdes en de doortocht van de processie met klokkengelui aankondigen, waardoor meteen de hele bevolking werd gewaars.chuwd en opgeroepen. De Deinse klokkenluider kreeg 16 sch., de Petegemse 12 sch. (er moet dus een verschil in prestatie geweest zijn - waarschijnlijk een verschil in aantal klokken). 78
c. Op 6 augustus 1513 was Keizer Maximiliaan in Deinze voor een "blijde incomst". Op 21 oktober 1513 verbleven in Deinze "ons alder gheduchste heere ende prince met ons alder gheduchtigste vrauwe mevrauwe zijn moey met huerlieden state". De heren der wet en de notabelen gingen hun in stoet tegemoet en boden een vat wijn aan van 24 pond en 8 sch. Er bleven 15 toortsen branden (die om 5 pond 6 denieren was verbruikten) en er werd vuur gemaakt (met blokken hout) voor het hof (waarschijnlijk in 't Schild van Bourgondië of in den Hert) waar ze overnachtten. Dat vuur kostte 24 sch. (de prijs van 50 blokken) en de "gezellen" die het vuur bewaakten en er de wacht bij hielden, kregen 26 sch. (met zijn hoevelen ze waren, staat niet genoteerd). De klokkenluiders kregen elk 26 sch. Dit was een bezoek van prins Karel en zijn tante Margareta. Karels grootvader was nog keizer; Karel werd keizer in 1519. D. Op 1 december 1530 overleed Margareta van Oostenrijk in Mechelen, hoofdstad der Nederlanden.
Op 20 december 1530 werd in Dein'ze haar "huutvaert ghedaen", dit wil zeggen: werd een lijkdienst voor haar opgedragen. In het bericht hierover heet ze "hertoghinne van Oestrijcke, hertoghinne ende graefnede van borgoegne,de regente ende gouvernante van Vla en deren ". Er werd in de stadshalle (schepenhuis) een rouwmaal gehouden door het stadsbestuur, de priesters die de lijkdienst opdroegen en andere notabelen der stad. Brood, vlees en wijn (aardappelen waren nog onbekend) werden verbruikt voor een bedrag van 33 pond 15 sch.
Willem Danins leverde het brood, ook het brood dat "aen den 79
aermen te deelene viel" (4 p. 4 sch.). De prochiepape (Arend Temmerman ?), die de "solemnielen dienst dede" kreeg daarvoor 40 sch. en de koster kreeg halfzoveel. De kapelaan die het sermoen hield, kreeg 12 sch. Willem Oliviers leverde 8 toortsen, die samen 33 pond wogen, en 2 pond offerwas (prijs voor was: 6 sch. per pond); samen kostte dat 10 pond 10 sch. In de kerk was een lijkbaar opgesteld met stallichten. Joes van Halewijn, had 2 grote blazoenen en 12 kleine, met daarop de wapens van de overledene geschilderd; daarvoor betaalde de stadskas 9 pond 12 sch. De klokken van Deinze en van Petegem luidden en de klokkenluiders kregen elk 6 pond (staat zo in de tekst - waarschijnlijk 6 sch.).
Triestram Wernier, de kerkbaljuw te Deinze kreeg ook 6 sch. De stadsboodschapper, Hendrik van den Torre, kreeg 10 sch. voor zijn moeite. E. Het schilderen van wapenen op een schild of een berd was destijds een typische opdracht voor iemand van het Sint-Lucasgild. Joos van Halewijn is de eerste schilder die in Deinze genoemd wordt. In 1526 werd in Deinze een groot vastenavondfeest gevierd met een "vastenavondheere" (nu zeggen we Prins Carnaval) en zijn gezelschap. Hij trok naar Ooidonk en naar de Knok. Ook Machelen had een "Vastenavondheere" die met de Deinse prins mee optrok in het gezelschap. Ook de vastenavondheer van Astene voegde zich erbij. Ze kregen alle drie van het stadsbestuur een ton bier (prijs: 46 sch.). Gezamenlijk speelden ze een vastenavondspel en hiervoor maakte "Joos de Scildere" de "banieren en de standaerden" (prijs: 40 sch.). Deze Joos de Schilder, die dus in 1526 van schilderen en van 80
banieren en standaarden verstand had, zal wel dezelfde geweest zijn als Joos van Halewijn, die in 1530 de blazoenen en wapens van Margareta van Oostenrijk schilderde. Dat is dan de eerste schilder in de Leiestreek - in afwachting van nIeuwe gegevens. Te onderzoeken is de relatie van Gedeon van Halewijn, een schilder, die in 1568 gevangen zat, vrijgelaten werd, verbannen werd en naar Engeland uitweek, en van Joos van Halewijn, een timmerman, die in 1568 werd aangehouden wegens kerkbraak (beeldenstorm) en "getortureerd" moest worden, met onze schilder Joos van Halewijn van 1526 en 1530. (zie Scheerder K.O.K. 1980, blz. 63-64). Is Gedeon van Halewijn dan onze tweede schilder? Joos de schilder schilderde niet alleen "banieren en standaerden" maar ook de achtergrond waarop toneel gespeeld werd; we zouden nu zeggen "de scène". Dat deed ook Pieter era's CO Deinze 1781 - t Brugge 1847) voor het toneel van het dichtgenootschap "Geen Kunst zonder Nijd"; hij schilderde ook het blazoen van de Sint-Jorisgilde en het portret van de Wakkense dichter Judocus de Borggraeve (in het museum in Deinze te zien). Het is bij deze Pieter Cras dat Karel Picqué leerde schilderen; Picqués moeder was de zuster van Pieter Cras. Ook Albert Saverys (0 1886 - t 1964) schilderde de scènes voor het toneel, voor Vooruit, de "Vereenigde Taal- en Kunstminnaars", voorzetting van "Geen Kunst zonder Nijd", voorzetting van de Rederijkerskamer "De Nazareene". En hij schilderde ook het stadswapen van Deinze, zoals het gebruikt werd in het Openluchtspel Philippine van Vlaanderen in 1939. Het stuk bevindt zich in het museum in Deinze (6) (7).
81
NOTEN (I) Filips de Stoute Jan zonder Vrees Filips de Goede Karel de Stoute Maria van Boergondië X Maximiliaan van Habsburg
I Philips de Schone X Johanna de Waanzinnige
I
(2)
(3)
(4)
(5) (6)
(7)
82
Margareta van Oostenrijk
Karel 0 1500 te Gent. In 1980 was er in Mechelen een grote tentoonstelling over Margareta van Oostenrijk; met publikaties onder andere van Frans Vermoortel. Daarin wordt gesteld dat het verdrag over het huwelijk dateert van 23 december 1482 en dat Margareta op 24 april 1483 uit Gent vertrok. En toch noteerde de Deinse stadsrekening van november 1482 haar al als dauphine van Frankrijk! Wij zijn er ons van bewust dat er kalenderwijzigingen en -aanpassingen gebeurd zijn. Zij zou voor de rest van haar leven Frans spreken, wat destijds soms taaIincidentjes opleverde, onder andere met de abt van Villers, die "Diets" sprak en weigerde Frans te spreken ook al nodigde Margareta hem dringend daartoe uit (zie Frans Vermoortel). De verloving en het schijnhuwelijk werd op bevel van koning Lodewijk XI. "l'araignée universelle", plotseling verbroken. Zijn zoon Karel was vóór de verloving met Margareta al verloofd met de dochter van Edward IV van Engeland. Deze verloving werd verbroken voor die met Margareta. Lodewijk XI had in 1477 zijn zoon Karel willen koppelen aan Maria van Boergondië. Over hem zie KO.K - Jaarboek 1982, blz. 119-120. Dat was dan in de herberg De Swaene (nu apoteek Matthys). Museum van Deinze en de Leiestreek, Luc Matthyslaan. Open op werkdagen (behalve dinsdag) van 14 u. tot 17.30 u. Op zaterdagen. zondagen en feestdagen van 10 u. tot 12 u. en van 14 u. tot 17 u. Het door Albert Saverys geschilderde wapenschild van Deinze werd in 1949 ook gebruikt in het Poppo-spel te Deinze. Over dit wapenschild zie K.O.K. Jaarboek - 1972. Deze bijdrage verscheen reeds in De Leigouw, 25e jaargang. afl. 3-4 december 1983 blz. 305 e.v., naar aanleiding van het 25-jarig bestaan van de vereniging voor geschied-, taal- en volkskundig onderzoek in het Kortrijkse; bedoeld was de kasseirij Kortrijk, waartoe Deinze behoorde. We hernemen deze bijdrage in het KO.K-Deinze Jaarboek opdat de Deinse leden deze tekst zouden ter beschikking hebben.
Over de hoeven van Deinze door Kenneth SMITH
INLEIDING In het kader van eenB.T.K.-project werd in 1983-1984 enig speurwerk geleverd naar het verleden van de Deinse hoeven. In dit eerste deel publiceren we enkel resultaten omtrent de boerderijen rond de grote Deinze-kouter of die welke op grondgebied Deinze van voor de fusie gelegen zijn. De gevolgde werkwijze is grotendeels identiek aan die aangewend door E.H. Frans Michem in zijn werk over de Vinktse hoeven en hun bewoners, uitgegeven door de stad Deinze in 1980. We beperken ons tevens tot nu nog bestaande bedrijven die genieten van een "aanzienlijk" verleden en die in dit verleden een zekere belangrijkheid genoten: ze kregen een naam en stonden niet zelden aan het hoofd van een heerlijkheid: op die manier wordt het mogelijk om ze in de geschiedkundige bronnen op te sporen. Naast het opsommen van een aantal belangrijke eigenaars en pachters of bewoners schenken we ook aandacht aan economische en geografische aspecten en de toponymie. De architecturale kant van de zaak ligt buiten onze bevoegdheid en werd bijgevolg zelden aangeraakt. Vele van de hierna beschreven boerderijen werden echter naar hun kunsthistorische waarde beoordeeld in de eveneens door de stad Deinze uitgegeven publicatie van de werkgroep Monumentenzorg (x). We zijn uiterst zuinig geweest met bronvermeldingen omdat we dit overbodig vonden in het kader van dit populariserend heemkundig werkje. Voor de geïnteresseerden werden de geraadpleegde bronnen achteraan in een lijst opgesomd. We merken tenslotte op dat de opeenvolging der hofsteden zo gekozen is dat het, samen met het bijhorend kaartje, tevens een ideale wandelgids is om het besproken brokje kunstpatrimonium eens in ,.levenden lijve" te gaan bezichtigen. (x) "Monumenten. merkwaardige gebouwen en landschappen" uitgegeven door stad Deinze in 1979.
85
mSTORISCHE BESCHOUWINGEN De geschiedenis van de grote hofsteden van een bepaalde gemeente is niet zelden van groot belang voor de geschiedenis van de gemeente zelf. Inderdaad, de oudste Frankische landbouwnederzettingen en de middeleeuwse domeinen hebben dikwijls aanleiding gegeven tot de vorming van gehuchten, parochies en zelfs steden. Denken we maar aan Gent dat zou ontstaan zijn uit een Gallo-Romeinse agrarische nederzetting (vicus Ganda). Ook Deinze zou, althans volgens A. Cassiman (KOK, 1938), uit een kleine kern van hofsteden rond een plein gegroeid zijn, met ten noorden ervan het gemeenschappelijk akkerland genaamd het Kouterken Bachten Poorten (zie figuur 1). De kouters zijn inderdaad de oudste cultuurgronden (kouter is afgeleid van het Latijn "cultura"). Gesitueerd op de hoge droge zandbodems, waren zij met de toen beschikbare middelen gemakkelijk te bewerken, maar eisten wel een intense bemesting. De typische kenmerken van een dergelijke kouter zijn: de afwezigheid van zichtbelemmerende afsluitingen rond de dikwijls lange repelpercelen; de bodemversnippering, waarmee bedoeld wordt dat de percelen, tot eenzelfde bedrijfbehorend, soms ver van elkaar verwijderd liggen; en tenslotte het drieslagstelsel. Dit laatste is een wijze waarop de cultuurgrond bebouwd werd waarbij ieder perceel een driejarige cyclus doorliep: in het eerste jaar zaaide men een wintergraan (tarwe of rogge), het tweede jaar een zomergraan (gerst of haver) en in het derde jaar liet men het land braak liggen om de vruchtbaarheid van de grond te herstellen. De kouter werd geexploiteerd door een dorpsgemeenschap met een sterk collectivistische inslag. De landarbeid (ploegen, zaaien en oogsten) gebeurde gemeenschappelijk op vaste tijdstippen. Het hierboven beschreven drieslagstelsel was verplicht. Het weiden van het vee geschiedde op gemeenschappelijke graaslanden.
86
00 -l
ter linden
Ie Wntaardt
..
S
. _~J'~,. ,.-
II
ten Broeken
I
Ie, KrUisen
3
Ov.rakk~r
2
I
I
~
o
g::::n
hr W,lden
•
__ , . . - - -
__ r
grens met Deinze-binnen
lage tem.ge en Ic leiige bodems
hooggelegen zanderige bodems
bebouwde zone
ter Eiken
tI' Rammelare
1
6 ten Horensen
D
I
t(Or Vaalt
C
-
ter
•
100 m.
1I1
~
o
N
....
ter Stene
Klinken
ten BOSSt
honen
A
Verdwenen
--
I
1
I
,
1
.
I}'
ti
I
••
Kouter Bachten
:0
,'"' : .
1/ •
I 'f Schave.; I I \ . . J I I "'•;....- . .I
1-
'
1
11 I_~ I I I . I
I ..
}
1
I
1 ' 11
I
1
I
I
I
'
..
I 1 I I ,I I I ... Koemeersl
'obrt~n ~L_
j..,
,.
---
,I /
~ OC/
......
'"1
C C
~.
Ten gevolge van de middeleeuwse economische groei en de daarmee gepaard gaande bevolkingsaangroei (12e-14e eeuw) werd het niet alleen noodzakelijk maar ook mogelijk - mede dankzij de verbetering van de landbouwgereedschappen -het areaal van de cultuurgrond uit te breiden. In onze streken werden de lager gelegen vochtiger zand- en zandleembodems ontgonnen. Hier was echter een intensieve drainage d.m.v. grachten nodig. Uiteindelijk zijn deze gronden nu veel bruikbaarder voor landbouwdoeleinden geworden dan de koutergronden, die juist door de drainage van het omliggend land nog droger geworden zijn. Deze "stuifgronden" kregen vanaf de 1ge eeuw steeds meer een woonfunctie toebedeeld (b.v. de Klepkouter te Deinze, de kouter van Astene). De laat-middeleeuwse ontginningsbeweging geschiedde in tegenstelling tot de collectivistische wijze waarop de kouter werd uitgebaat en die omstreeks die tijd dan ook in onbruik geraakte, op een individualistische manier ("individualisme agraire"). De gronden behorend tot eenzelfde bedrijf lagen geconcentreerd in één blok (blokverkaveling) rond het pachthof; de totale bedrijfsgrootte lag doorgaans tussen 15 en 30 ha. De percelen werden met levende afsluitingen (typisch voor onze streek is de "achtkanter") omheind. Dit was nu noodzakelijk omdat ieder stuk land een, door de eigenaar aan de .pachter opgelegde, negenjarige cyclus doorliep: 6 jaar graasland, 2 jaar akkerland en één jaar braak. Akkerland en weiland lagen nu door elkaar en de afsluitingen en grachten zorgden ervoor dat het vee niet op de naburige akker ging grazen. De houtkanten hebben later, door het gebruik van draadafsluiting, hun nut verloren en het typisch gesloten "bulkenlandschap" (een bulk ofbilk is een omheind stuk land), dat we in relictvorm nog aantreffen in Petegem en Astene, is gedoemd te verdwijnen. De typische nederzettingsvorm, die in onze streek gepaard ging met deze grootscheepse laat-middeleeuwse in cultuurname
88
van de "woeste gronden", is de grote alleénstaande omwalde hoeve met monumentale allures, zoals we verder zullen zien. Deze droegen meestal een naam zodat wij hun geschiedenis kunnen achterhalen in de geschreven historische bronnen. In de vaklitera tu ur worden ze onder de grote noemer van "moa ted sites" (Engels voor omwalde sites) ondergebracht. We vinden ze terug in gans West-Vlaanderen en in de Schelde- en Leiestreek: in de waterrijke lage landen dus. De oudste vorm, doorgaans de zetel van een heerlijkheid, bestond uit een tweeledig grondplan: het opperhof waar het huis of de herenwoning stond en het neerhof met de overige gebouwen. Beide waren omwald. Oorspronkelijk hadden deze dubbele omwallingen een defensief doel. Een nog oudere vorm, die echter in het Gentse niet voorkomt, bevestigt dit. Het is de motte, een feodale versterking met agrarische functie daterend uit de lOe-12e eeuw. Het opperhof bestond uit een aarden ophoging die een hoogte van 6 m kon bereiken en omringd was door een cirkelvormige verdedigingsgracht. Het torenachtige gebouw dat op de motte stond werd slechts bij gevaar betrokken. Er werd gewoond op het neerhof dat ook circulair omgracht was, zodat het totale grondplan de vorm van een 8 vertoonde. De Hogen Andjoen in Werken is nog een overblijfsel van dergelijke hoevebouw. In de landboekenvan de l7e en l8e eeuw wordt het opperhof van de dubbel omwalde boerderijen dikwijls met de termen "motte" of "mote" aangeduid. Deze term heeft echter niets te maken met de hierboven beschreven bewoningsvorm. "Mote" betekent in het middelnederlands "een ophoging van de grond". Dit zou wijzen op een lichte verhevenheid van het opperhof, doorgaans ca. 1 meter, ontstaan door het doelbewust opgooien van de aarde, die vrijkwam bij het delven van de grachten. Zo bleef het woonhuis van overtollige vochtigheid gespaard. De hoeven met een enkelvoudige omwalling en vierkantig grondplan zijn vermoedelijk jonger (14e-15e eeuw). Hier vervulden de grachten geen verdedigingsfunctie meer, maar hadden zij eerder een prestigekarakter. 89
De wallen werden tot ten minste anderhalve meter diepte uitgegraven en hadden een breedte van ongeveer 10 m. Opdat de grachten niet droog zouden vallen moesten dergelijke hofsteden steeds nabij een beek of op laaggelegen drassige gronden gebouwd worden. Vele van deze wallen werden om hygiënische redenen in de 1ge en 20e eeuw geheel of gedeeltelijk gedempt Binnen de vierkantige of rechthoekige omwalling, waarvan de zijden variëren tussen 50 en 100 meter en in uitzonderlijke gevallen 200 m. kunnen bereiken, ligt het erf met de gebouwen. Het huis, de schuur, de stallingen en eventueel het wagenhuis staan los van elkaar in vierkant, U- of L-vorm opgesteld, omheen de binnenkoer waar meestal ook de mestvaalt ligt. Het kleine bakhuis of ovenbuur staat ietwat afgezonderd van de overige gebouwen, om brand te voorkomen. De grotere bakhuizen noemt men wijkovens; er werd brood gebakken voor iedereen in de omstreek die niet over een oven beschikte. De "weekoven" diende voor eigen gebruik. De bakstenen schuur en stalgebouwen zijn gekenmerkt door hun opvallende langgerekte proporties. Zij dateren, net zoals het woonhuis, doorgaans van de l8e eeuwen vervingen destijds de gebouwen in vakwerk bedekt met een strodak. Belangrijke hoeven hadden soms een architectonisch verzorgde duiventoren (b.v. Nieuw goed te Parijs in Astene). Het houden van duiven was het voorrecht van de landedelman. Deze duiven stonden deels in voor de mestproductie en vormden ook een belangrijk onderdeel in de voeding. De pachter moest bij zijn afscheid de duivenkeet zo bevolkt laten als ze was bij zijn aankomst. De toegang tot het hof vormt een mobiele afsluiting. meestal een hek. Andere hofsteden hadden een poortgevel of poortgebouw met een breedgemetseld muurvlak. Deze inrijpoort
90
was meestal overwelfd en bij heerlijke hofsteden gebeurde het dat er een kamer boven de poort voorkwam, die door de Hofheer ingenomen werd wanneer hij op bezoek kwam. De ruimte boven de doorgang kon ook als duivenhok ingericht zijn. Het is opmerkelijk dat de grootste Petegemse hoeven destijds van een monumentale inrijpoort met een uitgesproken defensief karakter (kantelen, schietgaten) voorzien waren. Het Nieuw Goed is nog de enige getuige van deze teloor gegane glorie. Om praktische redenen - de doorgang was te smal en te laag voor de moderne vervoermiddelen -werden immers heel wat inrijpoorten geheel of gedeeltelijk afgebroken. Landbouwers of eigenaars die de landschappelijke en architecturale waarde van deze poortgebouwen op prijs stelden, maakten een nieuwe toegang naast de poort.
1. Goed t'Overakker
Het goed t'Overakker behoort tot de mooiste boerderijen van Deinze. Het erf dat door middel van een "slag" met het Schave verbonden is, zit volledig verscholen achter het groen. Een deel van de wallen is nog bewaard. Het gelijknamig leen, gehouden door de heerlijkheid van ten Horenschen (zie verder), kwam overeen met het werkterrein van deze boerderij. Het strekte zich in de 14e eeuw uit over 10 bunder in Deinze buyten (*), grotendeels in de omgeving van de wijken Schave en Klepkouter gelegen. (*) Er werd vroeger onderscheid gemaakt tussen Deinze-binnen en Deinze-
buiten. Deze indeling vindt haar oorsprong in de leenroerigheid. Deinzebinnen (stadskern binnen de muren, Kouterken bachten poorten, Koemeers en Hulhage) had een eigen bestuur en gerecht. Daarentegen viel Deinze-buiten (Kaleshoek, Grote Kouter, Klepkouter, Hooie en Schave) min of meer onder het bestuur van het leenhof van Tielt, maar had toch een eigen baljuw, vergaderkamer en eigen pointers en zetters.
91
"* N o
~o
lOOm.
_ _
~
...................... , ..
0
akkerland
~
graastand
r:Jl
maailand
~
bos
In 1350 wordt het goed t'Overakker voor het eerst vermeld. Toen was Kallekine Raes Kin't van de Velde eigenaar en hij moest ieder jaar 6 p. par. rente aan heer Van Poucke, leenheer van ten Horenschen betalen (zie verdwenen hoeven). Een huurcontract daterend van 15 apri11453 meldt ons dat Andries Ackerman het goed t'Overakker en ter Stene van Jan Van Over-
92
93
beke, procureur van de Raad van Vlaanderen, pachtte. De laatst vernoemde hofstede was in de Brielmeersen gelegen maar reeds in de 18e eeuw onbewoond (zie verdwenen hoeven). Beide boerderijen met bijbehorende landen vormden toen dus één bedrijf. Waarschijnlijk werd één van beide door een zoon of een ander familielid van Andries Ackerman uitgebaat. De totale pachtprijs bedroeg het eerste jaar 7 p. gr. en de volgende acht jaren 8 p. gr. 's jaars. Vanaf de 2e helft van de 15e eeuw kennen we de gelijknamige familie Van Overackere (toeval ?) als eigenaars van het goed en dit een aantal generaties lang. De rente aan de heer van ten Horenschen werd toen in natura vereffend en bedroeg 3 achtelinge rogge en 3 achtelinge evene per jaar. In 1571 verhuurt Jan Van Raveschoot, een naam di~ nog dikwijls zal terugkomen, het erf met 16 b. grond aan Karel De Grutere tegen 8 p. gr. De familie De Grutere is in Deinze eeuwen gekend geweest als brouwers. Daaraan hebben zij trouwens hun naam te danken want de grute is het graan dat gebruikt werd om te brouwen. Een zekere Jan De Grutere is nog hoogbaljuw van Deinze geweest in de periode van 1558 tot 1566. De tiendeopbrengst die aan de kerk, de armen en de parochiepaap geleverd werd en de spijkerrente van een aantal gronden rond de vrijheid van Deinze aan de heer van Nevele verschuldigd, werden door de boer van t'Overakker samengebracht en in de fromenterie geborgen. Verschaffen de 17e eeuwse documenten ons weinig inlichtingen omtrent de hoeve, de 18e eeuw geeft er des te meer en wel dankzij de landboeken. Dit van 1713 geeft heer Van Wyneghem als eigenaar van de gronden aan. Het goed wordt ,echter niet expliciet vermeld en is ook niet op de bijbehorende kaart terug te vinden. Het is zo dat dit landboek erg slordig opgesteld is; de auteur ervan heeft het goed verscholen erf misschien niet opgemerkt ofwas de boerderij verlaten ofvernield door oorlogsomstandigheden ? Dit zou ook de afwezigheid van een pach94
ter verklaren. In het zelfde landboek worden nog enkele namen van personen vermeld die na 1713 het goed bewoond hebben: het zijn Louis Wontergem, Orville Braet, Pieter Joans D'hont. Na Van Wijneghem werd Jan François Hopsomer, heer van Poelvoorde, van Walle, Meulewal en ter Leien in Gottem (Pet. 1696 - Gent 1769) eigenaar. Hij woonde te Astene op de Gampelarehoeve en beschikte over een aanzienlijk aantal onroerende goederen. Ook het naburige goed ter Klinken was van hem (zie verdwenen hoeven). In 1732 was hij burgemeester van Deinze. Heer Hopsomere stierf in 1769. Een zekere De Schuyter was in dat jaar de geautoriseerde van alle erfgenamen en verhuurde het goed, nog steeds ongeveer 16 b. groot, aan Joachim Verseie. Uit de pachtvoorwaarde leren we dat het onderhoud van alle glazen vensters, wegen en grachten op rekening van Joachim vielen en verder "sol de pachter gheenen quytschelt (vergoeding) vermoghen te vraeghen over de schaede van eenigh hemelsch ongheval" waarmee waarschijnlijk brandschade door blikseminslag wordt bedoeld. Bij de verdeling verkrijgt de zoon van Jean François nl. Dionisius Hopsomer een vijfde van alle eigendommen waaronder het goed t'Overakker. Joachim Versele wordt door zijn zoon Pieter opgevolgd. In h~t landboek van 1784 wordt het goed uitgebreid beschreven. "Een pachthof met de lochting westwaerd uitgaende over den los op uitweg (slag) daer door liggende, ende met de drève ende eene schroode bestaen met wulgen tusschen twee grachten ten noordwesthoecke nordwaerd opgaende tot zelfs koeyweede, paelende aldus van alle zijden aen zelfs gronden". (zie fig. 2). Door huwelijk van een kleindochter van Jean François Hopsomer, met name Marie-Melanie (17841644), met Eugene de Kerckhove de Denterghem (Gent 17801863), kwam de naakte eigendom aan de familie de Kerckhove de Denterghem van het kasteel van Astene; het vruchtgebruik behoorde aan een ander lid van deze adellijke familie. André de Kerckhove de Denterghem verkocht het in vier delen aan 95
Paul Van Der Eecken en consorten. Door verdeling in 1920 werd het goed t'Overakker uiteindelijk eigendom van de familie Verstraeten van Gent aan wie het nu nog steeds behoort. Wat boer Charles Van Hee die er in het begin van vorige eeuw woonde zo allemaal kweekte vinden we terug in de landbouwtellingen van 1846: gerst (12 % van de totale bedrijfsoppervlakte zijnde 21,6 ha), rogge (9 %), koolzaad (9 %), aardappelen (7%), rode klaver (6 %), vlas (6 %), tarwe (5 %), haver (4 %), boekweit (3 %).25 % werd in beslag genomen door maaiweiden en 12 % door graasweiden. Charles Van Hee had 15 koeien, 3 paarden, 9 varkens en een geit. In 1847 komt de familie De Smet op het goed aan. Jan Baptist De Smet CO Mache1en 1808) was landbouwer, koophandelaar in kolen en vond daarnaast nog tijd om aan zijn politieke aspiraties voldoening te geven. Hij was ni. katholiek raadslid te Deinze vanaf 1864. Zijn tweede ambtstermijn heeft hij niet kunnen uitdoen. Hij overleed in 1876. Sedert 1911 is men nu aan de derde generatie van de familie De Keyser toe. In de jaren '70 zijn Remi De Keyser en zoon stilaan overgeschakeld op de gespecialiseerde melkveehouderij. Alle akkers werden toen in weiland omgezet. Het oostelijk deel van de wal is waarschijnlijk in de 1ge eeuw gedempt geworden. In 1968 werd de noordelijke en zuidelijke zijde gedempt met materiaal afkomstig van de asfalteringswerken aan het Schave. Het oud huis was ondergebracht in het huidige noordelijk gelegen bedrijfsgebouw. In 1906 kwam het in onbruik en werd een nieuwe woonst gebouwd op h(ft vroeger gedempt oostelijk deel van de gracht. De oude stal is in 1941 na opgelopen oorlogsschade herbouwd. Op architectonisch vlak heeft het goed t'Overakker dus weinig te bieden. Maar het vele groen, dat wordt geaccentueerd door 96
Fig: het bedrijf TER KRUISEN
,Z E
<> <>
VI
N
w w
<>
e
~
>-VI W
w
"-
>--
W
::J
...J
0
'" '"
cQ)
o
o
LQ)
J:
>
o
OJ
N
C OJ --.J OJ
1\
\\
.r::.
\\
Ü
n:l ~
M
~
-" .. ~
."
.c
.,... ~
..
~
~II.
\\ \\ 1\
W
\\
\\
>--
W
o
>--
::J
\1'" 0 '" 11 \
97
de weerspiegeling in de nog resterende wallen, geeft deze boerderij toch nog een sfeervol cachet.
2. Goed ter Kruisen Als we langs de Oude Brugsepoort naar de kouter gaan, zien we aan de linkerzijde, juist voor het kruispunt van de Steenweg op Tielt en de Aaltersesteenweg, een onbewoonde vervallen hoeve liggen, wachtend om gesloopt te worden. Alleen de imposante schuur herinnert ons nog aan de vroegere belangrijkheid van deze boerderij die de naam ter Kruisen droeg. De oudste vermelding die we over. dit goed terugvonden dateert van 1540. Jan Everaert huurde in 1571 het erf met gebouwen en de bijbehorende landerijen voor 16 p. gr. aan. In 1713 was Van der Meeren eigenaar en Jan Naessens pachter. Jan was een niet onbelangrijke figuur. Hij was pointer en zetter van Deinze-buiten en zag in 1715 de mogelijkheid om het goed van de toenmalige eigenaar, de heer Delval af te kopen. Het landboek van 1784 vermeldt een nieuw gebouwd pachthof ten noorden van het oude, nu eigendom van Ignace Maenhout. Het ging deze blijkbaar ook goed voor de wind. Van de 12 b. die het bedrijf groot was had hij 6 bunder in eigen bezit. De andere helft pachtte hij van diverse eigenaars. Merkwaardig is wel dat de gronden die hij gebruikte niet dezelfde waren als de percelen die in 1713 bij het pachthof behoorden (zie figuur 3). De hoeve ter Kruisen was dus niet alleen verplaatst, maar ook het areaal was niet meer het oorspronkelijke. Ignace Maenhout was tevens op politiek vlak een hedrijvig man. Hij was borger van het bestuur van Deinze-huiten en deed na de inval van de Fransen op 3 oogst 1794 het volgende voorstel: "om eens te weke t'saemen te komen tot het verrichtell der affairens van den gemeente ofte daerop te henleds}uegen, 98
we1chen voorstel met eenparige stemmen is aangenomen ende den dag van vergaederinge gefixeert telken maertdaege van Deynse ten negen uren van voormiddagh in dherberghe "Den Hert" nr. 16 aldaer, op de boeten van zeven stuyvers ten laste van e1chen inkommende na het slagh der ure ofte absent blijven in profijte van de presente" (R.A.G. fd. Deinze: resolutieboek). Men was toen precies zeer op stiptheid gesteld. In tegenstelling tot het stadsbestuur was het bestuur van Deinzebuiten niet te spreken over de republikeinse bezetters. Dit was te begrijpen: de Franse legers vergden stipte voedselvoorzieningen en de granen werden ter plaatse opgeëist wat een algemene schaarste veroorzaakte met alle economische en sociale gevolgen vandien. Nochtans vinden we Ignace in 1800 terug in de nieuwe municipale raad onder de leiding van de zeer fransgezinde burgemeester Jan Baptiste Ottevaere (meer over hem bij het goed te Westaarde). In datzelfde jaar nam Jans broer, Bernard Maenhout, het roer in handen op de boerderij en die werd op zijn beurt opgevolgd door zijn oudste zoon, Joannes Francies, zodat hij wat meer tijd had om zijn politieke ambities te verwezenlijken. In 1822 ni. werd Bernard burgemeester van Deinze. Joannes Francies bleef een tijdje samen met zijn broers Leo en Charles op het goed ter Kruisen werken tot hij de zaak verkocht aan de bekende Petegemse familie Van Eechoute, een naam die nog dikwijls zal vallen bij de verdere beschrijving van eigenaars en bezitters van de Deinse boerderijen. Lucas Van Eechoute (1772-1834), die burgemeester van Petegem was en het goed te Reibroeken te Petegem bewoonde, had 9 kinderen: 5 zonen en 4 dochters. Hij kocht voor hen het goed ter Kruisen. De officiële eigenaar was de derde zoon Lucas (Pet. 1821-1864). De oudste zoon Justin (Pet. 1820-De. 1872), die echter niet lang op het hof heeft verbleven, was de vader van Achiel Van Eechoute (De. 1852 -Pet. 1929), ons beter bekend door de gelijknamige straat die hijzelf in 1923 heeft aangelegd. Achiel 99
was een befaamd zijdefabrikant en grondeigenaar te Deinze. (Maurits Bombeke: "De kapel in de Ommegangstraat en de familie Van Eechoute". K.O.K. 1983, p. 127-135). Justin Van Eechoute was ook de overgrootvader van Marie Elisabeth (Gent 1902-De. 1981), de laatste afstammeling van de familie Van Eechoute in Deinze (zie goed te Rammelare). De jongste dochter van Lucas nl. Constantia (0 Pet. 1825) -die ook nog op ter Kruisen heeft verbleven, huwde met Lodewijk Xaverius Calewaert (1794-1839), overgrootvader van Karel Justin Calewaert (De. 1893-1963), 27 e bisschop van Gent in de periode van 1948 tot 1963 (meer over de familie Calewaert in: H. Maes, K.O.K. 1983 p. 79-112). Uit de landbouwstatistieken van 1846 leren we dat het bedrijf door 3 gebroeders Van Eechoute werd gerund met name Basil, Lucas en Frederic; zij werden bijgestaan door een dienstmeid en een knecht. Hun zuster Constance, 21 jaar oud en toen nog ongehuwd verbleef ook nog op het hof. Haar beroep werd omschreven als "bijzondere" d.w.z. ambteloos burger. Het bedrijf was toen 13 ha. groot. Er werd vooral rogge gekweekt (+ 50 % van de totale landbouwoppervlakte). Een betrekkelijk hoog percentage (28 %) werd ingenomen door graasen maailand ten behoeve van de 11 koeien en 4 paarden. Twee varkens maakten tevens deel uit van de veestapel. Na het overlijden van Lucas in 1864 erfde zijn jongste broer Frederic CO Deinze 1827) het goed. In 1872 kwam het door verdeling aan hun zuster Lucie, weduwe van Pierre Landrieu. Zij hebben er echter nooit gewoond. De familie Landrieu verkocht de doening in 1921 aan Ghijs Gevaert waarna het in 1962 door Robert De Wulf werd aangekocht. In 1853 had de familie Van Eechoute het landbouwersbestaan de rug toegekeerd. Ter Kruisen was vanaf toen terug een pacht100
hof geworden. Gedurende 7 jaar verbleef Amelia Van Overbeke (0 Grammene 1790), weduwe van Jan Baptiste De Smedt, met haar 2 dochters op het goed. Een heel pak knechten en meiden verlichtten haar werk. Ivo Carteur (0 Kruishouten 1799), weduwnaar van Theresia Van De Putte, nam in 1862 zijn intrek op het goed. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Angelus (0 Kruishouten 1838). In 1910 kwam René Goethals (0 Merendree 1880) er een tijdje wonen om in 1928 samen met zijn echtgenote Marie Vlerick en zijn 5 kinderen naar Beervelde te verhuizen. Hij was de laatste landbouwer op ter Kruisen. De volgende bewoner nl. Prosper De Bruyckere (0 Meigem 1867) was immers fruithandelaar. Zijn oudste dochter Maria huwde Henri Standaerd (0 1904) die de fruithandel in 1940 voortzette. Na diens dood in 1950 ging de weduwe met haar zoon naar de Oude Brugsepoort wonen en sindsdien is Ter Kruisen onbewoond gebleven. Er rest ons nog de naam ter Kruisen te verklaren. Daarover bestaan verschillende interpretaties. Nabij de hoeve heeft destijds misschien een kruis gestaan ter nagedachtenis van een ongeval (zoenkruis). Of betekende "kruis" hier een grensaanduiding zoals M. Vanhaesebroeck in zijn "Toponymie van Deinze" aanstipt (1982, p. 86). Kruis werd ook gebruikt in de betekenis van een afsluiting die de toegang tot de akkers op de kouter verleende (kruispaal boom). Van de vroegere pracht waarin het erf gehuld was is niets overgebleven maar de oudsten onder ons zullen zich misschien nog wel de wallen en de linden, die het goed omkransten, evenals de prachtige boomgaard herinneren. 3. Goed ten Broeke
Deze boerderij is prachtig gelegen aan de rand van de Grote Deinse Kouter in de depressie van de Zeverenbeek. Vandaar 101
Fig. 4: TEN BROEKE in 1784 zeveren
I
I
I
......... ç.. ~ ... :~:..~ ... ~ ... ..... ~ . · . . . . . . . .. ...... . . . . . . . . . . . . . .
. ............ . ·· .. .. .. .. .. .. .. .. ... . . . . . . . . . . . . . . . . . . ................ . . . . . .. . . .... . . . . . ... . . . . . . . . . ..... . · . . . . . . . . .. . ................... . · .. . . . ....... . . . . . .. .. .................. .................. .. •
•
•
•
•
•
•
•
•
••
o.o
••••••••••••••••
0. .
akkerland
[i]
bedolven meersen
~
els bos
••
.. N
o
100 m.
ook de benaming~ een broek is immers een moerassige plaats. Ook de naam 't Vague Goed wordt soms vermeld wat er zou op wijzen dat de boerderij eertijds een poosje onbewoond is geweest (van het frans "vague" wat woest, onbebouwd betekent~ "un terrain vague" is een braakliggend perceel). Dit zou best kunnen want Deinze-buiten is dikwijls het toneel geweest van plunderingen en vernielingen door voorbijtrekkende legers. Een korte bloemlezing uit de geschiedkundige werken over 102
Deinze van A. Van Den Abeele (1865) en A. Cassiman (195354) spreekt voor zichzelf. De Gentenaren vernielden op 14 mei 1380 alle windmolens te Deinze en omliggende. Op 11 juli 1586 bevestigden de baljuw en schepenen dat Deinze, Petegem en Astene niet bewoond waren en het land niet bewerkt was. De hoeven waren van al hun meubels, granen en andere zaken beroofd. In 1645 en 1646 lagen de akkers weer onbewerkt; "soo door de schade die se hebben in hunne peerden ende hoornbeesten, als bij faute van werckliedens door sieckte ende sterfte". De verenigde mogendheden (Frankrijk-Holland) waren nu de oorzaak. Van de 10e tot de 15e januari 1691 trok de Franse generaal, de markgraaf van Bouffler met zijn legers twee tot driemaal heen en weer door Deinze, plunderde er de boeren en stak enkele schuren en stallen in de fik. Ook op het einde van de 18e eeuw wogen de Franse voedselopeisingen zwaar op de schouders van de Deinse landbouwer. Ten Broeke was oorspronkelijk een leen dat net zoals t'Overakker gehouden werd van het "heerschap van de hoernschen" dat op zijn beurt afhing van de heer van Tielt (zie verdwenen hoeven te Deinze). Een gedeelte van het bedrijf resorteerde onder het markisaat van Deinze. Dat ten Broeke één van de oudst nog bestaande hoeven van Deinze is, lijdt geen twijfel. De vroegste bron waarin we de naam aantreffen dateert van 1264. Het betreft een akte van de bisschop van Doornik waarin de kapelanij van het St.-Blasiushospitaal (zie onder goed te Westaarde) te Deinze vernoemd wordt. Daarin is verder sprake van een tiende van ten Broeke bedacht voor het hospitaal. De eigenaar was toen Jan Van De Scelde en de pachter Jan Scotelman. Ongeveer een eeuw later was Olivier Mestdagh heer en meester van het goed. Na hem kwam Jan De Jonghe. Toen deze stierf hertrouwde de weduwe met Jan Van De Scage (+ 1390). Zij verpachtten hun eigendom aan Willem Alsberg voor 40 p. gr. en 10 sch.; een pak geld, wat doet veronderstellen dat het om een zeer groot bedrijf ging. In de 15e eeuw was het 28 b. groot. 103
Vanaf het midden van de 15e eeuw tot practisch eind 16e eeuw behoorde ten Broeke tot de goederen van de familie Van Overbeke. Justaas en Hendrik Van Overbeke hadden het in 1441 gekregen van Jacquemine Van Doinsdale, wed. van Willem vanden Steene. In 1493 was de weduwe van Jan Van Overbeke, jonkvrouw Lievijne, eigenares. Enkele jaren nadien hertrouwde ze de onderbaljuw van Gent, Jan Van Potte1sberghe. De zoon van Joos, Janne, erfde het goed. In 1514 was Willem bezitter en van 1526 tot 1552 deelde Jasper Van Overbeke de lakens uit op ten Broeke. Door huwelijk ging het over op Joos om in 1572 opeens terug in bezit van een zekere Willem Van Overbeke te komen. De pachters in die periode waren: Daneel Bekaert Olivier, hij betaalde het eerste jaar niets en de 8 volgende jaren 5 p. gr. (1493); Jan Van" der Vaedt fs. Gillis die ieder jaar 4 p. gr. betaalde (1498: Daneel Bekaert had dus zijn pacht na 5 jaar opgezegd); Rogier De Mueninck voor 6 p. en 10 sch. (1514); Simoen en Gillis van Leerberghe (1525); Gillis van Leerberghe die nog steeds 6 p. en 10 sch. 'sjaars betaalde (1532); Steven Van Simay pachtte tegen 15 p. gr. (1571). De bedrijfsoppervlakte bedroeg toen nog steeds 28 b. In de 17 e eeuw werden volgende eigenaars genoteerd: Charles Ie Secq, Albijn de Vilain. Deze laatste verkocht ten Broeke in 1646 aan Jan Bretel, zoon van François, heer de la Coquerie te Doornik. In het landboek van Deinze-buiten de dato 1713 is er plots.geen sprake meer van de hoeve. De landen waren onbewerkt en op de kaart, die bij het landboek zit, is, net zoals het goed t 'Overakker, niets dat op een hofstede lijkt, terug te vinden. De 17e en 18e eeuwse troebelen zullen daar wel voor iets tusseQ gezeten hebben. De eigenaar van de gronden was toen de heer Bertilly (is dit dezelfde familienaam als de voorgaande eigenaar Bretel ?). Enkele jaren later werd Guille Coppenolle eigenaar. Diens zoon Willem die de afspanning ,,In den Bourgoinschen Scilt" aan de huidige Knok uitbaatte, werd in 1727 verplicht 104
een aantal eigendommen te verkopen teneinde zijn schulden af te betalen (meer daarover in een artikel van G.P. Baert, K.O.K. 1963, p. 107-127). De Heer Kimpe koopt het goed met 29 bunder land, bos en meersen voor 380 p. Hij verhuurde het aan Gillis De Weirdt, pointer bij het bestuur van Deinze buiten. Op 27 maart 1745 stierf Heer Kimpe en zijn echtgenote schonk het goed in 1762 aan diegene die het sedert een tijdje uitbaatte ni. Pieter Dobbelaere. Ten Broeke blijft slechts een korte tijd aan een Deinzenaar want in 1786 wordt het door Joseph van Sacegem uit Gent aangekocht. Omstreeks die tijd werd het pachthof bewoond door Francies van Aalst. Hij pachtte zijn grond van Mevr. De Kimpe en heer Billiet zodat de totale bedrijfsgrootte 22 b. of 31 ha. bedroeg waarvan een groot deel door meersen werd ingenomen (24 %). Men stak er destijds dering of turf, dat als brandstof of strooisel van nut was. Dit turfsteken belette echter de regelmatige waterafvoer en bespoedigde de verzuring van de bodem. Daarom besloten de aangelanden tot delfwerk (aanleggen van grachten) tussen Deinze en Zeveren. Dit gebeurde reeds in de zomer van 1532. De totale uitgave beliep toen 33 p. 19 s. en 6 d~ gr. en 10 d. par. De meeste meersen waren echter landbouwkundig zo ongeschikt dat men ze later heeft bebost. De populieren vormen nu een prachtig decor en maken de grens tussen Deinze en Zeveren in het landschap zichtbaar. In de 1ge en 20e eeuw waren volgende personen eigenaar van Ter Broeken: Theodore van Saceghem, een rentenier die" te Gent woonde, Rosalie Kervijn, eigenares te Gent (door erfenis in 1854): Emmanuel Van den Hecke, eigenaar te Gent (door erfenis in 1866); Nicolas Feyerick-Verhaeghe de Nayer, industrieel te Gent (door aankoop in 1866); Florent De Nijs, eigenaar te Tielt (door aankoop in 1912); Irma De Nijs, wonende in Tielt (door erfenis in 1926); Willy Wouters en consors, handelaar te Tielt (door erfenis in 1958; de weduwe De Nijs herhuwde ni. met Ernest Wouters); Paul Bostoen en consors, Gent (door aankoop in 1968). 105
Fig. 5 : evolutie van het grondplan van het TER LINDEN erf.
.. N
17· E
o f
/
1784
\
1983
106
'
Sam. ,
Op het einde van de vorige eeuw kwam Karel Lodewijk De Beurme CO 1839), afkomstig van Petegem bij Oudenaarde zich op ten Broeke in de Kaleshoek vestigen. Na zijn dood in 1889 nam zijn echtgenote Mathilde De Meester (0 Wortegem 1844) de teugels in handen samen met haar zoon Basiel (0 Moorsee1e 1875) en 7 dochters. Na 22 jaar verhuisde ze naar Zeveren en Basiel nam de bedrijfsleiding over. Het is diens zoon Gaston De Meester die nu nog steeds op het hof woont. Van hem vernamen we dat de zeer lange stalling, die destijds progressief verlengd werd in noordelijke richting, als stokerij dienst heeft gedaan. In het nieuwste deel verraadt een steen met jaartal 1867 de ouderdom van de laatste uitbreiding. Het grondplan in 1784 (zie fig. 4) doet ons vermoeden dat het destijds dubbel omwald moet geweest zijn, waarbij het huis op het toen nog omwalde opperhof stond. De laatste grachten werden een eeuw geleden opgevuld.
4. Goed ter Linden Het goed ter Linden ligt tussen de hofstede ten Broeke en de Leie. Het was zoals de meeste boerderijen in deze uithoek van Deinze eveneens een leen dat van de heerlijkheid ten Horenschen werd gehouden. De hoeve werd samen met 30 b. land op 3 december 1462 verhuurd aan Karel de Jonckere tegen 7 p. gr. en 4 steen vlas. De eigenares was jonkvrouw Volcwijve Lachengroens, weduwe van Willem van Leyns en hertrouwd met Jan Quistenbout, onderbaljuwvan Gent. Deze laatste werd in 1465 eigenaar en Jan de Jonckere, zoon van Karel, was toen pachter. Dertig jaar later wordt in een document gewag gemaakt "van eenen goede gheleghen in de prochie van Deynse ghenaempt tgoet ter lijnden". Het behoorde toe aan Willem Van Caseele. Tijdens de oorlogsomstandigheden die korte tijd voordien plaats vonden (± 1485), was het woonhuis en het kaashuis (?) verbrand en de stal "omme gheworpen". Bewoner Justaes 107
Vander Moere ging niet in op de eisen van zijn heer om de schade te herstellen. Het kwam tot een proces waarbij de eigenaar uiteindelijk gelijk kreeg (S.A.G. - 330/40 f. 284). In 1571 huurde Bartholomeus Mestdagh dat bedrijftegen 16 p. gr.,2 mud koren, één weer (= ram) en 300 roggestro van Lieven Van Caysee1e. De familie Van Caysee1e had dus gedurende een kleine eeuw de scepter gezwaaid op Ter Linden. Van de 17e eeuw hebben we geen gegevens teruggevonden. In het begin van de 18e eeuw "is Heer Ottevaere" bezitter van het goed. Waarschijnlijk gaat het hier om Illarius Ottevaere, de grootvader van François-Bernard en Jean-Baptiste, vroegere burgemeester van Deinze. Over beide laatste personen meer bij de bespreking van het goed te Westaarde (volgende rubriek). Ottevaere verpandt de hofstede met een groot deel van de bijhorende landen in 1738 aan Jacques Sechers van Gent. Een zekere Eugène Sechers was gehuwd met Louise Van Hove en zo kwam het goed door verdeling in het begin van de 1ge eeuw aan de Gentse familie Van Hove. De laatste in de reeks was Jacques Van Hove; hij was priester en verkocht de hoeve medio 1ge eeuw aan Graaf Henri-Marie t'Kint de Roodenbeke. Deze welbekende familie is nu nog steeds eigenaar. Ten tijde van Ottevaere was Roland Van den Meersch de uitbater van het landbouwbedrijf. Diens zoon Carel (0 Deinze 1736) volgde hem in die taak op. Zijn akkers en weiden strekten zich grotendeels uit tussen het erf en de grenslijn DeinzeGrammene. Samen was het bedrijfsareaal toen, anno 1784, 28 b. groot; 95 % werd van de heer Secliers gehuurd. Zelfhad Carel een perceeltje maaimeers ter grootte van 136 r. op de kop kunnen tikken. Het erf bestond toen uit een opperhof waarop het huis stond en een neerhof met schuur en stallingen (zie fig. 5). Beide waren omwald zoals een kaart uit de 17e eeuw illustreert (R.A.G. fd. kaarten en plans n° 1024). Deze wallen werden gevoed door de beek. 108
In 1787 werd Pieter Beyens de nieuwe bewoner. Hij werd in 1792 door de provisionele representanten verkozen voor de nieuwe municipaliteit. Na diens dood omstreeks eind 18e eeuw, kwam de familie Van de Meersch het hof weer bewonen. Pieter Van de Meersch Deinze 1773), zoon van Care1 bleef er tot omstreeks 1820. Na hem, woonde en werkte Jacobus De Busseré er gedurende 20 jaar. Hij werd in 1830 tot gemeenteraadslid gekozen en in '36 herverkozen. Omstreeks 1840 kwam het kinderloos echtpaar Jacobus Van Wontergem (Meigem 1803) en Sophie De Sloovere het hof uitbaten. Zij werden daarbij geholpen door heel wat knechten en dienstmeiden. Dat hij een rijke boer was illustreert ons de beroepsomschrijving bij de volkstelling van 1880-1890: "landbouwer en eigenaar". Ook hij had politieke aspiraties; van 1846 tot 1854 was hij katholiek gemeenteraadslid. Na 50 jaarop Ter Linden vertoefd te hebben keerde hij in 1885 naar zijn geboortedorp terug.
e
Emiel De Wulf (0 Vinkt 1854) kwam zijn taak overnemen. Hij deed enkele veranderingen op het erf: een hengstenstal en nieuw ovenbuur werden gebouwd en tegen het huis werd een stal bijgezet. Emiel De Wulf vertrok kort na dood van zijn vrouw in 1908 naar Hensies tegen Bergen. Emiel Dedeurwaerder (0 Lendelede 1867) met vrouw Ida Maroy (0 Petegem 1919) kwamen nu op het hof en het is hun kleinzoon René die het bedrijf nu nog runt. De naam ter Linden spreekt voor zichzelf. Aan de straatkant stonden lindebomen waarvan de laatste in 1918 verdwenen zijn, althans volgens zegsman André Dedeurwaerder, vader van René. 5. Goed te Westaarde
De waterlopen waren vroeger het transportmiddel bij uitstek. Het lossen en laden van de schepen gebeurde aan een "aert" of aanlegplaats. Zo was er één grote aard aan het kerkplein, maar ook Deinze-buiten had twee aanlegplaatsen. De meest weste109
Fig 6 : goed - TE WESTAARDE in 1784. ,
,,::::::::::::::::::::::: \':::::::::::::: ::::::::::: ::::::
, ,:: :: ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ : ~ ~ ~ ~ ~ : ~ : : ~ : ~ ~ ~ ~ :.~: ~ ~ ~ ~ ~ ~ j j j ~ ~ ~ ~ j ~ ~ ~ : :: : :: ' ..
LEI E
D r::iI
wei land
~
bos
akkerland
o
_-_.....
......
100m. '
•
N
lijke was zoals de naam het zelf zegt Westaarde. die tot voor 20 jaar nog in gebruik was. Er was een gelijknamige landbouwuitbating aan verbonden op het kruispunt van de Wakken se Heirweg en de Westaardestraat. Daarwas trouwens ook een herberg ondergebracht "dienende tot gerief van den soogenaemden aerd" (R.A.K. fd. bruine pakken: lijst van de herbergen op110
gemaakt krachtens het edikt van 1779). Er stond op de koop toe destijds nog een brouwerij op het erf die in 1636 verkocht werd tegen 23 p. De hofstede maakte vroeger deel uit van de bezittingen van het St.-Blasiushospitaal. Dit hospitaal, ook nog Onze-LieveVrouw hospitaal genoemd, bestond reeds in 1232. Het was gelegen in de Gentpoortstraat waar zich nu het instituut E.Z. Maricolen bevindt. De barokke schoolkapel is nog een restant van de vroegere kloostergebouwen. In 1361 was er reeds sprake van de hospitalstede die de naam Westaarde droeg, de pach ter was Jan Volckers. Het goed strekte zich uit over verscheidene heerlijkheden en was bijgevolg heel wat renten verschuldigd aan diverse personen: 13 halsters en 5 achtelingen ruwe evene, 2 cappoenen en 3 hoenderen, 36 eieren, een halve wagendienst en 26 d. aan Mijnheer van Pouke van de heerlijkheid ter Horenschen; 6 halsters en 7 achtelingen rogge, 2 cappoenen, 26 eieren en 7 d. aan Philippe Rhijm; één halster rogge aan de kerk van Grammene (1514). Daarenboven· moest nog een rente betaald worden aan het leen te Reybroeken te Petegem. M. De Busere was pachter in 1441 en Jan de Vreese in 1571: laatstgenoemde betaalde 9 p. gr., 22 zakken rogge, 2 zakken tarwe en de opbrengst van één appelboom. Te Westaarde was toen 22 b. groot. In 1675 kwam GuilIe Bruyneel op het hof, hij betaalde toen 32 p. per jaar. In 1679, vier jaar later dus, werd de pacht naar 56 p. opgetrokken. GuilIe is in 1695 omgekomen, toen de Fransen op Deinze Kouter ten tonele verschenen en de herberg samen met het huis en de kalkoven in brand gestoken hebben. De volgende pachter was Gillis Bauwens. Hij woonde er van 1713 tot 1743 en stond in voor de wederopbouw van het goed. In 1745, toen Gillis De Weirt op het hof kwam, werd de herberg opnieuw geopend. Van 1761 tot 1779 was Joannes Ghellinck, pointer van Deinze buiten aan de beurt: In het pachtcontract 111
lezen we het volgende: "item ende eyndelinghe moet den pachter wel sorghen voor de gerechtigheydt van den aert ende daeghelijckse inden huyse continueren (vervolgen) op pene (straf) van in het een ofte aendere pointen deser contrarie doende aen de vrouwproprietrarigh te sullen presteren alle costen schaden ende interesten" (R.A.G. inv. 42 n° 12 pachtcontracten 16621795). Hij werd na zijn korte loopbaan opgevolgd, eerst door zijn echtgenote en achteraf door zijn zoon Charel. Op de kaart bij het landboek (1724) is geen spoor van een wal. Gezien de topografische en bodemkundige ongunstige ligging voor een omwalling kunnen we vermoeden dat er nooit een geweest is. Na de invoering van de Franse wetgeving, tijdens de Franse overheersing (1795-1814), werden verscheidene geestelijke instellingen zoals kloosters, begijnhoven en abdijen afgeschaft en hun bezittingen genationaliseerd. De geestelijken kregen wel een vergoeding in de vorm van retraitebons, een soort pensioenuitkering. Kort daarop begon de openbare verkoop van deze "zwarte" goederen, zoals ze toen genoemd werden. Ze werden opgekocht door de rijke burgerij dikwijls met duidelijke republikeinse sympathie~n, door geestelijken die hun verder bestaan door aankoop van onroerende goederen wilden waarborgen, door landbouwers en edellieden (J. Lambert: "Inbeslagname en verkoop van de nationale goederen" Gent, 1960). François-Bernard Ottevaere kocht 226 ha. in 35 loten, waaronder het goed te Westaarde. Hij was een liberale rentenier en volgens een naamlijst in 1803 opgemaakt van "Les trente plus remarquables et plus aisés propriétaires du canton Deynse" de meest bemiddelde man in de omgeving. Zijn rijkdom had hij te danken aan zijn succesvolle graanhandel met de Fransen. Hij was de oudste van twee broers en werd bijgevolg dikwijls "l'ainé" genoemd. Zijn jongere broer JeanBaptiste Ottevaere, eveneens een fervent fransgezinde, was burgemeester van Deinze in de Franse periode. Onder zijn 112
bewind werd Deinze-buiten en de stad verenigd (1808). Charel Ghellinck zetelde toen in de gemeenteraad. Evenals zijn broer heeft J.-B. Ottevaere ook nationale goederen gekocht, waaronder het St.-Blasiushospitaal zelf. Later werd het goed te Westaarde eigendom van Mevr. Dennice (renteniester te Parijs). Zij vererft het in 1848 aan Graaf Henri t'Kint de Roodenbeke. Jan ter Beunst erft het hof op zijn beurt in 1855. Omstreeks het begin van de vorige eeuw kwam de nog jonge Karel Vermeers uit het naburige Gottem om op Westaarde te werken en te wonen. Hij huwde Karoline Lamme, in Nevele geboortig, en ze hadden 7 kinderen. Zijn dochter Clemence werd echtgenote van Carolus Van Wambeke. Zij hadden een dochter Odilie (Tielt 1860- Deinze 1942) gehuwd met Justin Calewaert en moeder van Bisschop Karel Calewaert (zie Ter Kruisen), en twee zonen: Jules van Wambeke (Tielt 1859 Deinze 1906), eveneens gehuwd met een dochter van Lodewijk Xaverius Calewaert en Constance Van Eechoute (zie Ter Kruisen) nl.. Emma en Urbain Van Wambeke (Tielt 1864 - Deinze 1913). De oudste broer, Jules, was op Westaarde bedrijvig, niet alleen als landbouwer maar ook als handelaar in kolen en meststoffen. Westaarde was een zgn. "commissiehof' geworden (van het frans "commission"; dus waar men om boodschappen ging): van een herberg was toen geen sprake meer. Jules Van Wambeke was tevens bedrijvig in de politiek. Vanaf 1900 bezette hij gedur~nde 11 jaar een zetel in de gemeenteraad. Zijn broer Urbain Van Wambeke, gehuwd met Amelie Dossche nam zijn taak over. De dood van Urbain in 1913 luidde de aankomst van de familie De Smet op Westaarde in. Het handeldrijven was er voor Henrie De Smet niet meer bij. Hij legde zich toe op de landbouw en meer specifiek op de paardenfokkerij. Het bedrijf was toen omtrent 30 ha. groot. Zijn zoon Marcel volgde hem op. Deze laatste stierfin 1960 en zijn echtgenote 113
bleef nog een tijdje op het hof tot de doening in 1978 verkocht werd aan Lucien Verkest-Dhaenens. Dit is meteen het einde van de eens zo prachtige boerderij. Het zeer imposante huis met verdieping, tweeledige hall, ruime kamers en kelders (was het hof destijds misschien als toevluchtsoord ingericht voor de zusters van het St.-Blasiushospitaal ?) werd gesloopt, evenals de overige gebouwen. De oude schuur werd tot een nieuw woonhuis omgevormd. Alleen de drie daglonershuisjes. die evenwel verbouwd zijn en rondom het goed liggen, herinneren ons aan de belangrijkheid van het Goed te Westaarde.
6. Goed te Rammelare of het Elaregoed Dit pachtgoed, dat prachtig gelegen is aan de boorden van de Leie, was vroeger eveneens afhankelijk van de heerlijkheid ten Horenschen (zie verdwenen hoeven). Het is samen met de bijhorende landerijen meer dan drie eeuwen lang eigendom geweest van het St.-Margrietenklooster, ook Betlehem genaamd. Dit klooster vestigde zich in 1423 te Deinze op de plaats waar zich voordien het begijnhof bevond d.W.Z. tussen de Leie, de Gentpoortstraat en de G. Gezellelaan. Na de hervormingsoorlogen in de 16e eeuw ging het klooster zich definitiefvestigen in haar "refuge" te Gent-Ekkergem. De zusterorde heeft daar nooit meer dezelfde hoge levensstandaard gekend als te Deinze en in de Franse periode (einde 18e eeuw) werd deze gemeenschap voor goed ontbonden (meer over St.-Margrietenk100ster in A. Cassiman, K.O.K. 1953-54. p. 68-71). Terug naar het goed te Elare. De eerste vermelding dateert van 1471. We citeren: "Item tcloestre heeft een behuust goet in de prochie van deynse gheheeten srammelaeren ende te heylaerts, groet in al twintich bunder en een half ende 33 roen ofte darollltrent". Het goed had destijds evenals Westaarde een gelijkNamige aard of aanlegplaats (zie foto). 114
Fig. 7: evolutie van het grondplan van het goed TE RAMMELARE (1) en TEN HORENSEN (2). .--;:::.
~
'\
\
\
.... N
\ 0,,01 \
17·E
0,
.... ~\ \,.:..,
100 m, ,
\
Ramme,.re
\.f,t
aard
1784
1983 ......
•
fIIIIII' ..
--=---~---= 115
t
J'Z.
ff •
,
.
:>
f'
i
I .'\
.
,.
'\
:
j
..
,'
Over de bewoners van de hoeve in de 16e 17 nl u ZlJn we vrij goed ingelicht dankzij de talrijk pa ht ontra t n n goederenbeschrijvingen eertijds zorgvuldig bij hou n door de "kanunnikessen-regulare en" van h t kloo t r n in h t Rijksarchiefbewaard onder het fond an L-M r rt. D rij start met Jan Leliaert die in 1540 ong r 4. hL In 1 7 neemt Jan De Bijtere het bedrijf 0 er n w r t zijn urt opgevolgd door Andrie De Dobb 1 r, i m t van de inmiddel ge torven J n D Bijt r, huw w 1591 duikt de naam L lia rt t rug p. ri n L lia rt, n van Jan liet de chade aan d b uw n, w ar hijnlijk rzaakt door vrijbuit r di d tr k k rt n r rm ti n lig maakten op eig n ko t n h r t 11 n (1 11). ijn Everaert neemt in 1619 d t u I in h n n n it m t hul van dien choonbro r illi rn Ii . t a htt"rmi'nen van 9 jaar te h bb n d rl p n, t hij n 1 7 t t l 4 116
een deel van het goed in onderhuur aan 3 personen. Het pachtcontract vermeldt dit als volgt: "Item int jaar 1637 heeft Everaert Leliaert dit goet herpagt en bij ons toelaten Everaert boulaer, jan de pratere en jacques van dijcke eenig deel mede laten gebruyken". Vanaf 1644 baatte Everaert Leliaert het ondertussen 18 b. groot geworden bedrijf helemaal alleen uit en dit gedurende nog 14 jaar.Na hem traden achtereenvolgens Joos Lanswerd, Joos Salom en Joos Annee als bewoners van het Rammelare goed op. De laatste van de drie vormden begin 18e eeuw samen met Jan Naessen van het goed ter Kruisen en Marten Dheerte de staf pointers en zetters te Deinze-Buiten. In de pachtcontracten van de 17e en 18e eeuw werden door de kloostergemeenschap doorgaans dezelfde eisen gesteld. Alle gemeentetaksen, heerlijke en kerkelijke renten waren voor rekening van de pachter en om de twee jaar moest hij de kwitanties van de betaalde heerlijke renten tonen. Hij moest instaan voor het onderhoud van de strooien daken, van het huis, van de toegangsweg, van beken en wallen. De grote reparaties werden door het klooster betaald maar de pachter moest zelf de materialen halen. Hij was ook verplicht ieder jaar 800 "mutsaert of fasseel" - takken brandhout uit de bossen van het klooster, te Petegem gelegen - te halen en met "waeghen en peerden" naar de Leie te voeren. Tenslotte mocht het klooster op ieder tijdstip van het jaar turf komen steken op de meersen. In 1754 nam Joannes Van Hee zijn intrek op de hoeve. Als bijverdienste begon hij een stokerij; hij betaalde toen 60 p. pacht per Jaar. Na 30 jaar arbeid maakte Joannes Van Hee plaats voor een zekere Jacobus Eggermont. Hij zag het minder grootschalig en de bedrijfsgrootte werd ingekrompen van 38 b. tot 15 b. en 302 r. Had de landbouwer het misschien te druk met zijn taak als representant in het stadsbestuur? Hij werd opgevolgd door zijn zoon Jan Baptist Eggermont. In de lijsten der gewassen bij de 117
landbouwstatistieken van 1846 constateren we dat Jan Baptist relatief veel witte klaver verbouwde, wat voor hem een ideaal voedergewas bleek te zijn ten behoeve van de 20 koeien die hij bezat. Hij had verder ook nog 13 varkens. Bij zijn echtgenote Lucia De Ridder had hij 12 kinderen. Elf ervan verbleven op het hof tot hun dood. In 1880 b.v. verbleven er nog 6: Rosalia (0 1804), Paulina (0 1809), Virginie (0 1813), Sophie (°1816), Joannes Francies (0 1820), Amelie (0 1818). Het harde landbouwersbestaan was dus niet uitsluitend voor mannen weggelegd. Ondertussen had er een eigendomsverandering plaats gehad. Op het einde van het Ancien Régime werden onder Jozef 11 heel wat zogenamde "nutteloze" geestelijke instellingen opgeheven, zoals we reeds hebben opgemerkt bij de bespreking van de vorige boerderij. Het St.-Margrietenklooster ontsnapte daar niet aan en haar bezittingen werden verplicht te koop gesteld. Jacob Van Eechoute (Naz. 1731-Pet. 1820), bewoner van het goed te Reibroeken in Petegem, werd de nieuwe eigenaar (meer over Jacob Van Eechoute bij de bespreking van het goed ter Kruisen). Rammelare bleef aan de niet onbekende Deinse familie Van Eechou te gedurende twee eeuwen. In 1981 overleed Marie Elisabeth Van Eechoute. Zij was ongehuwd en schonk het goed aan een geestelijke instelling die het vrijwel onmiddellijk verkocht in drie delen. De hofstede zelf werd gekocht door Dirk Van de Dompel, schoonzoon van André De Meester. Deze laatste woont er nu nog steeds en dit sedert het begin van onze eeuw toen zijn vader Basiel hier op het hof kwam boeren. Daarvoor zou volgens André De Meester. een zekere Casteur op het hof genever gestookt hebben. Van de oorspronkelijke gebouwen op het erf is weinig overgebleven (zie fig. 7). Het huidige huis is te klein om de oorspronkelijke woonst van de eens zo belangrijke kloosterstede geweest te zijn. De schuur in het zuidwesten is ook niet terug te vinden op de kaarten van het landboek dd. 1784 en van de 118
Fig. 8 : het goed TER EIKEN
.. N
•
oorspronkel ij ke gebouwen
o
SOm.
''-------'.
11
schuur daterend van t 1800
~
recente stallingen
schaapskooi - Rammelare was een van de weinige schapenhouderijen in Deinze - resteren alleen nog de funderingen. Ook van de noordelijke wal is geen spoor meer terug te vinden. 119
Over de betekenis van de naam Rammelare kan men voorlopig alleen gissen. Volgens M. Van Haesebroeck (1982, p. 104) zou de naam kunnen verwijzen naar het "rammelend" lawaai van een valboom die een hekken afsluit. Het is echter niet uitgesloten dat de naam ontleend is aan een familienaam. In de l5e eeuw treffen we b.v. een zekere Jacques Rammelare aan die de "hospitaalmeuien" in Deinze-binnen, nabij de Nieuwstraat (huidige Karel Picquélaan) gelegen, huurde. Zo is ook de naam "Elare" waarschijnlijk van een persoonsnaam afgeleid (misschien van Leliaert ?).
7. Het goed ter Eiken Het hof ter Eiken heeft niet zo'n lange geschiedenis achter de rug als de meeste andere reeds besproken boerderijen. Vóór de l8e eeuw hebben we geen vermeldingen teruggevonden. misschien omdat het goed toen nog geen naam had of eenvoudig nog niet bestond. We mogen aannemen dat het erf nooit omwald is geweest en de hofstede er in de l5e eeuw nog niet was, alhoewel het eerste niet noodzakelijk de tweede veronderstelling impliceert. In 1713 treffen we de "hoirs" of erfgenamen van de heer Wijneghem als eigenaar aan. Zij bezaten toen ook het goed fOverakker. Michiel Minnens was toen op het hof bedrijvig. Hij woonde dikwijls de vergaderingen van het bestuur van Dejnzebuiten bij, wat blijkt uit zijn handtekening achteraan de verslagen van deze bijeenkomsten: "t'merck EB van Michiel Minnens". Hij kon dus niet schrijven. In 1787 is het goed aan Jan Frans de Causmaecker, zoon van Jan en Ivonne van der Schelden, gehuwd met Marie Joanne Papeleu, kleindochter van Jan Frans Hopsomer (van het goed te Gampelare in Astene). De Causmaeckerwas heervan de grafelijke heerlijkheid ,,'s graeven Aerseele" (tot in 1775), houw120
heer van het kasteel van Meule, raadsheer en later procureur-generaal bij de Raad van Vlaanderen, daarna raadsheer van "Hare Keizerlijke en Koninklijke Majesteit" en actuaris van de gedeputeerde van de Staten van Vlaanderen. Pieter Francies Van der Straeten die er toen woonde pachtte in het jaar 1788 zo maar eventjes 12 b. meer dan het jaar voordien; de bedrijfsoppervlakte bedroeg toen 31 b. en 161,5 r. Deze expansie was een gevolg van een uitbreiding van zijn veestapel. Eén jaar later werd hij opgevolgd door Pieter Joseph Thienpont. Het goed werd overgeërfd aan de familie Papeleu D'Oostwinckel die het verkocht aan de Deinse familie CaHier. Na François Bernard CaHier verkreeg Julie De Vuyst, wiens moeder een CaHier was, de boerderij in d'Hooie. Achteraf kwam het terug in handen van CaHier. In 1947 kocht Philemon Sucaet, voormalige bewoner en wiens zoon Adriaen momenteel uitbater (sedert 1966) is, de doening van Jacques CaHier, nijveraar te Gent. Vóór Sucaet vertoefde Modest Voet hier, zoon van Adolf (0 Olse.ne 1867) die op ter Eiken aankwam samen met zijn familie en zijn twee zusters Hortence en Monia in 1896. Men sprak toen van het "hengstenhof' omdat AdolfVoet heel wat renpaarden en ook dekhengsten op stal staan had. Vóór hem verbleefCamiel Baerens CO 1841) met zijn twee zusters een poosje op de hoeve. Wie ervóór hen woonde hebben we niet kunnen achterhalen. De gebouwen staan in U-vorm rond het erf waar we de mestvaalt terug vinden. Het woonhuis dat met een stalling in een langgevelconstructie verenigd is, het bakhuis en de andere stal aan de westkant zijn de oorspronkelijke 18e eeuwse gebouwen. De schuur dateert van het begin van vorige eeuw. Op een balk vonden we enkele inscripties van dagloners die destijds op ter Eiken gewerkt hebben: "Merenhout is geboortig van Deinze 1824", "Charel den Dooven 1824", ,,17 jaar Deinze Kamiel De Smet kouter 1906". 121
Fig. 9 : het goed TER WILDEN in 1787
I I I
.. Cl
akkerland
~
weiland
~
bos
~
boomgaard
..N
0,
SOm. ,
Het bedrijf is tegenwoordig nog 15 ha groot. Achter het erf bevond zich destijds een kerkhof, dat in de volksmond het "geuzenkerkhof' genoemd werd. Daar was in de lbe eeuw een geuzentempel. Volgens een zegsman bestond de hegraafplaats 122
voor 85 jaar nog en werden er mensen van her en der in de niet gewijde grond begraven. Nog niet zo lang geleden werden de 2 grote eiken die de ingang flankeerden en een doornstruik gerooid.
8. Goed Ter Wilden Vanaf de ringweg langs D einze kun je n abij de verkeerswissel Aalter-Tielt het goed Ter Wilden zien liggen. Op h et eerste gezicht is dit een weinig interessante hoeve. vooral op architecturaal gebied. Alleen de paardestal, de koestal en het ovenbuur zijn nog origineel a lh oewel waarschijnlijk niet van voor de 1ge eeuw. Het huis zelf dateert van 1926.
De site, aan de rand van de gro te D einse kouter gelegen, is wel oud en was oorspronkelijk omwald. D e laatste restanten van deze walgracht werden omstreeks 1950 gedempt. 123
Het ,goeykin swilden" bestond reeds in 1472. De naam was waarschijnlijk afkomstig van een gelijknamige familie die het goed in den beginne bewoond heeft. Het landboek van Deinzebuiten de dato 1713 verschaft ons de eerste exacte inlichtingen omtrent eigenaar en bewoners. Jan De Weert pachtte toen het hof en één groot perceel akkerland, samen 1 bunder en 287 roeden van de heer Van Pilchem. Het ging dus om een zeer klein bedrijf. In 1784 bewoonde Francies De Ruyck het pachtgoed. Hij had ook het bos over de straat, twee perceeltjes weide ten noorden van het erf en een akker op de kouter nabij de Tieltse baan gehuurd (zie fig. 9). De uitbreidingen gingen verder; tussen 1788 en 1791 werden nog eens 3 partijen ingelijfd. Samen was het goed nu 5 bunder groot. In 1799 daagt een nieuwe pachter op: Janne Trouwaen. Uit de landbouwtellingen van 1846 leren we dat Leo, de zoon van Jan, 5, 6 ha. te bewerken had waarvan 2 ha. met rogge bezaaid was en anderhalve ha. als grasland voor zijn 7 koeien bestemd was. Het is waarschijnlijk van die periode dat de stallingen dateren (op de figuur merken we op dat een woonhuis en bakhuis voordien de enige gebouwen binnen het erf waren). De dochter van Leo, Coletta, huwt met Charles-Louis Martens van Petegem. Van hun kroostrijk gezin (10 kinderen) treffen we er omstreeks 1870 nog drie op het hof aan: Pieter, August en Constantia. De rest van de familie was naar Anzegem verhuisd. Na de dood van zijn broer en zus bleef Pieter Martens een tijdje alleen op Ter Linden. Hij was toen eigenaar van de gebouwen. In 1907 stierf hij en na het overlijden van zijn echtgenote Romanie De Vos bleek geen enkel kind interesse te hebben om verder te boeren in Dhooie. Anno 1926 kwamen Jules Willems en zijn echtgenote Bertha Lisabeth op het hofwonen. Het neefje van Jules, Joris De Keuckelaere, afkomstig van Olsene, kwam reeds op zesjarige leeftijd helpen en nam later het bedrijf over. Zijn enige zoon, Luc, heeft er nu de touwtjes in handen. Na het Ancien Régime worden volgende eigenaars vernoemd: August Van de Woestijne (± 1800), de adellijke familie Dons afkomstig van Gent (tot 18K!), 124
Florence De Vuyst van Deinze (verkregen door koop), Gustave Va1cke (door erfenis in 1900), Jeroom Van De Weghe (gekocht in openbare verkoop in 1929). .
,
De familie De Keuckelaere zag de kans om het goed van Jeroom Van de Weghe, grootgrondbezitter uit St.-MartensLatem, te kopen en liet deze niet voorbijgaan.
Verdwenen hoeven in Deinze
a. Goed ten Bossche (zie foto): Velen onder ons zullen zich nog wel de Cauwewal of kortom het Walleken in de Vaartlaan herinneren. Het was destijds het enige overblijfsel van het goed ten Bossche, eens een zeer belangrijke hoeve. Deze boerderij werd in 1475 als poortgoed vermeld en is dit tot het einde toe gebleven. In het landboek van Deinze-binnen dd. 1763 was ten Bossche reeds onbestaand. b. Goed ter Klinken: (fig. 2) Deze hoeve lag in de onmiddellijke omgeving van het goed t'Overakker. Het was belast met heerlijk~, kerkelijken en armenrechten en moet dus zeer oud geweest zijn. In de l8e eeuw bestond het niet meer. Het landboek van 1762 akteert: "Item een bewalde planterij genaemt het goed ter Clincken". Als vroegere eigenaars staan bekend: Roelant van Maercke, Van der Meeren, Hoobroeck en Hopsomer, tevens eigenaar van het naburige Overakker. De naam doet ons vermoeden dat er vroeger een hekken moet geweest zijn dat met een klinkend geluid door een ijzeren slagboom vergrendeld werd. Ter Klinken zou echter ook van "c1inge" kunnen komen wat "hoogte, heuvel" betekent (M. Van haesebroeck, 1982, p. 80). c. Ter Vaalt: Iedereen weet waarschijnlijk de veefokkerij van de familie de Bel aan de Oude Brugsepoort zijn: slechts weinigen kennen de restanten van een omwalling die achter de 125
D 126
uw wal
stallingen liggen; een vette kluif voor de archeologen. Binnen deze wal lag eens het goed ter Vaalt dat samen met de voorgenoemd goed ter Klinken het Sammansgoed vormde. Dit leen was naar Hendrik de Amman genoemd. In 1461 werd ter Vaalt in een stadsrekening geakteerd: alsoe men gaat ter vaelt waert" (A.R.A.B. stadsrekeningen v. De. 33939, 8 V.). In het landboek van 1713 vernemen we dat het erf er toen verlaten bij lag. In 1784 had de plaats binnen de wallen toch nog zijn nut zoals blijkt uit de beschrijving in het landboek van die tijd: "heer en m re Joannes Goethals, ppre (eigenaar) tot Gend; eene motte met d'omliggende wallen, ten deele bestaen met e1shout ende ten deele geslicht (afgegraven) ende in land geb ragt". Het erf was dubbel omwald en volgens de ,beschrijving ook opgehoogd. Het werd gebruikt door Joannes Verstraeten die in de naburige hoeve (huidige stal van De Bels is daar een restant van) woonde. Het is niet onwaarschijnlijk dat dit het nieuw goed ter Vaalt is geweest dat destijds net buiten de wallen is heropgebouwd na vernieling van het oude; dit gebeurde wel vaker. Ofhet goed ter Vaalt enig verband hield met de gelijknamige' heerlijkheid en hofstede in het naburige Zeveren gelegen en waaraan G. Van Doorne en R. Walgraeve een artikel wijdden (K.O.K. 1974, p. 33-45), laten we in het midden. De naam vaalt betekent "omheinde ruimte of erf' (vergelijk met mestvaalt). d. Ten Horensen (fig. 7): Dit goed was de zetel van een der belangrijkste heerlijkheden in Deinze gelegen. De eerste heren van dit leen waren Willem de Bostre (omstreeks 1200), Willem van Borelvelde (1232), Wouter van Hoenlede (1269), het geslacht van Pouke (1348). Door huwelijk van Pouke met Daneel van Hersele kwam het leen aan de familie Hersele en daarna aan de familie Boelde (vanaf1616), familie de Moryar (door aankoop in 1725), Sebastiaan van Baelen (1733) en als laatste heer voor de opheffing van de heerlijkheid: Surmont de Volksberghe. Van de Horensen zelf, 127
dat waarschijnlijk de oudste nederzetting in Deinze-buiten was, werden verschillende achterlenen gehouden zoals we reeds hebben aangestipt: Rammelare, Westaarde, ten Broeke, ter Linden, Vrouwkensmolen, de vlasmarkt te Deinzebinnen. In Astene waren Gampelare, de Gapaert, de lekkerstout, srijkers en de Heilige Geestberg allemaal afhankelijk van deze heerlijkheid. De heer van ten Horensen had zelfs inkomsten in Baarle, Drongen en Bachte-Maria-Leeme. Zelfwas het afhankelijk van het hofvan Tielt. Over de hofstede zelf is minder geweten. Ze was destijds omwald maar reeds in de l8e eeuw verlaten geworden. Een akte uit het familiefonds bevestigt dit: "Robert François de Beer, baron van Meulebeke, bij successie van H. Gaspard en Ignace de Beer, synen heer vaeder een onbehuisde hofstede daer de vierschaere van den Hoorenschen op plachte te staen". De naam horensen kan afkomstig zijn van "horen" wat hoogte betekent. Een andere etymologische verklaring die tegenstrijdig is met de eerste, zou het verband leggen met slijk, drek (hore wordt in die betekenis in de volkstaal nog gebruikt). e. Goed ter Stene Het goed ter Stene was destijds in de brielmeersen gelegen. Het werd in oude documenten dikwijls in één adem uitgesproken met het goed t'Overakker alhoewel beiden toch op vrij behoorlijke afstand van elkaar gelegen waren. Op de kaart bij het landboek van 1784 is de prachtige dubbele omwalling nog afgebeeld; toen al was er geen sprake meer van enige bewoning of bedrijvigheid op het erf. Het goed dankt zijn naam aan de nabij gelegen steenput ofkareelput (put waar klei werd gewonnen voor het bakken van stenen). f. Goed te Bogaarde: De geschiedenis van deze hofstede is te vergelijken met die van ten Bossche, ter Klinken en t'Overakker. Het was eveneens van oudsher poortgoed en behoorde in 1337 tot de Deinse familie Van den Poel. Reeds in 1761
128
was er geen enkel spoor meer van de hoeve die tussen ten Bossche en ter Klinken ter hoogte van het huidige Schipdonkkanaal gelegen was. g. Goed te Potente: Potente ofpotence is middelnederlands en afkomstig van het latijnse potentia wat kruk of steun bij het lopen betekent. Het werd echter ook in de betekenis van galg gebruikt. Op het kruispunt van de Aaltersesteenweg met de Kaleshoek stond destijds een galg en waarschijnlijk strekte het goed te Potente zich in die omgeving uit. Een vermelding in de register van de 20ste penning (1571) is het enige wat geweten is over deze boerderij. Het was toen 19 b. groot, eigenaar was Joos Van Raveschoot, die ook het goed t'Overakker bezat. Het werd verpacht aan Jan Van Aalst tegen 18 p. gr., een vet zwijn, 1 mud tarwe en ,,100 tarwestroo" (?). In de 18e eeuw bestond het niet meer.
h. Goed te Steenvoorde: dit goed was aan de Rekkelingebeek gelegen. Zijn naam betekent "doorwaadbare plaats in de beek".
i. Het walJeken: Op oude kaarten van het centrum van Deinze (plan van de versterkingen van Deinze d.d. 1695 en het "plan der stede ende Marquisaet van Deinze" daterend van 1786 en van de hand van J. Van Maldeghem) is een cirkelvormig omwalde verlaten site te zien. Deze was gelegen in de Molenstraat en het is niet onwaarschijnlijk dat we hier te doen hebben met een zeer oude belangrijke hofstede die misschien wel ouder is dan de stad zelf. Het toponiem "walleken" werd reeds in 1446 gebruikt wat er op wijst dat er toen reeds van een aktieve landbouwuitbating geen sprake meer was.
129
VERKLARENDE WOORDENLIJST
Achteling: Mspanning: Allodiaal: Ameldonkmaker: Amman: Baljuw:
Bunder en roede:
Cijnsgronden: Denier: El: Even: Fasselen: 130
gewichtseenheid gelijk aan 1/8 van een pond. herberg met stalling. eigengeërfd, niet leenroerig. diegene die stijfsel produceert. ambtenaar van de heer of vorst. het was de vertegenwoordiger van de heer en belast met het handhaven van de orde binnen de heerlijkheid. landmaten die verschilden van kasseirij tot kasseirij. In de kasseirij van Kortrijk gold het volgende: 1 vierkante bunder = 1,42 ha 1 klein vierkante roede = 9 m 2 1 grote vierkante roede = 35 m 2 1 vierendeel = 1550 m 2 1 bunder = 1600 kleine roede = 400 grote roeden = 4 vierendelen In de roede van Deinze werd veelvuldig de Gentse landmaat toegepast (vooral in Astene): 1 vierkante bunder = 1,33 ha 1 vierkante roede = 15 m 2 1 vierkant gemet = 4450 m 2 1 bunder = 3 gemeten = 900 roeden. de gronden die in erfpacht gehouden werden mits betaling van een jaarlijkse eeuwigdurende rente, de cijns genoemd. één twaalfde onderdeel van een, pond als geldstuk. lengtemaat ± gelijk aan de lengte van de benedenarm. soort haver. hout, kneppelhout.
Filia: Filius: Froklaken: Gemet: Groot: Halster: Heerlijkheid:
Kalkoven: Kapelanij: Kapoen: Korenrente: Landboek: Meier:
Mud: Municipale raad: Pointer, zetter: Pond:
latijn voor "dochter van-". latijn voor "zoon van-". stuk laken om een kledingstuk van te maken. zie onder bunder. muntstuk gelijk aan een halve stuiver. graanmaat ongeveer gelijk aan 20 kg. een deel van een territoriaal vorstendom waarover iemand, de heer, uit eigen naam overheidsrechten uitoefent onder het hooggezag van de vorst. oven om kalk te branden die dan als meststof gebruikt wordt. een stichting ter bezoldiging van een kapelaan. haan. heerlijke rente vereffend in natura (koren). oorspronkelijk was het de pachter van het vroonhof, die belast was met de inning van de verschuldigde renten. In sommige gevallen had hij enige bestuurlijke en/of rechterlijke bevoegdheid. gewichtseenheid gelijk aan 6 zakken of 12 halsters. gemeen teraad. belastingsinner. gewichtseenheid in het Gentse gelijk aan 0,433 kg. Ook als geldmunt. Er bestonden verschillende soorten: 1 pond grote = 6 pond tournois (Doornikse ponden) 1 pond grote = 12 pond parisis (Parijse ponden).
131
Poorter: Poortgoed: Roede: Schelling: Spijkerrente: Steen: Stuiver: Tiende: Vakwerk:
Vierendeel:
Weer:
inwoner van de stad (binnen de poorten) met bepaalde rechten en plichten. bezit van een poorter. zie onder bunder. twintigste deel van een pond als geldstuk. synoniem voor korenrente (spicae: aren). gewichtseenheid voornamelijk gebruikt voor vlas Cl steen = 6 pond = + 3 kg.). muntstuk. kerkbelasting die een tiende van de opbrengst bedroeg. bouwwijze waarbij de wanden zijn samengesteld uit een geraamte van houten stijlen, schoren en liggers, dat opgevuld wordt door met leem bestreken vlechtwerk of met metselwerk. zie onder bunder. Watergraaf: grafelijk ambtenaar belast met het bestuur van en het toezicht op de wateren behorend tot een domein. ram.
AFKORTINGEN
fillius: fs. filia: fa. pond: p. grote: gr. b.v. bij "pond grote". denier: d. schelling: s. bunder(s): b. roede(n): r. 132
BRONNENMATERIAAL
RIJKSARCHIEF GENT Inventaris n° 134: Deinze 42-44 179 180 183 232
: :
234 237-241 : 242-252 : 649-672 673-677 701 706 708 709
:
710 711 718 904
:
1015 1018
:
renteboeken 15e -17 eeuw van heerlijkheid van den Hoorenschen. landboek van Deinze-binnen vermoedelijk van na 1751. landboek met kaarten, door F.X. Mijs, 1762. dubbel van voorgaande met kaarten, 1765. quoteboek door F.J.D. Van Huffel, met kaarten, 1788. lijst der gebruikers van de pointingrol voor 1787. pointingrollen, 1654-1796. pointingrekeningen, 1648-1795. bevolkingsregisters, 1802-1846. registers van in- en uitschrijving. Proces-verbaal van afbakening van de gemeente Deinze, 9-IV-1822. lijst van huiseigenaren, Franse tijd. kadastrale legger, Franse tijd. aanwijzende tableau der grondeigendommen, Hollandse tijd. oorspronkelijke aanwijzende tafel der grondeigenaren afgesloten in 1835. lijst der grondeigenaren, 1835-ca. 1920. rol van het jaar (1800-1801). statistieken betreffende bevolking, landbouw, veeteelt, handel, nijverheid; landbouwenquêtes, 18151860. sommier der goederen en inkomsten van het C.O.O., 1840-1908. verpachtingen van 27.08.1817, cijnspachten en renten (C.O.O.). 133
1019 1051 1053
verpachtingen van 16.09.1826 van landerijen en huizen (C.O.O.). sommier van goederen en inkomsten van het wezenhuis (1885). goederenbezit en beheer, 2e helft 1ge eeuw (wezenbestuur).
Inventaris n° 69: Priorij van St.-Margareta genaamd Bethlehem. 7 9 10 28
beschrijving van de goederen met vermelding van de wijzigingen, 1522. landboek met kaarten 1777-1788. overzicht van de goederen van het aangeschafte klooster van Deinze te Gent, 1785-1788. : pachtcontracten van gronden, meersen en weiden en huizen, met de verschillende wijzigingen, 15711659.
Familiefonds 1740 1741 1742
: dossier betreffende denombrementen van de achterlenen 1721-1795. : leenboek van den leenhoven van den Hoorenschen begonnen anno 1738. renteboek der heerlijkheid van den Hoorenschen anno 1753.
Inventaris n° 42: St.-Blasiushospitaal 12 14
134
pachtcontracten, 1662-1795. heerlijk renteboek van het hospitaal 1514 met aantekeningen tot in 1539.
Inventaris n° 173: A. de Kerckhove de Dentergem. 37
: pachtbrieven i.v.m. toverakere.
Kaarten en plans 556 1024
Figurative kaert van eene hofstede toebehorende aen het klooster van Deynze te Gent, 1702. : Kaart van de omstreken van Deinze met de weg van Deinze naar Grammene en deze naar Wontergem.
ARCHIEF KUNST EN OUDHEIDKUNDIGE KRING DEINZE Fonds Cassiman Landboek van Deinze-buiten door Pieter Hovaere met kaart, 1713. Landboek met kaarten van Deinze-buiten door J.B. Van Huffel, 1784.
135
BIBLIOGRAFIE BAERT, G.P. BOMBEKE, M. CASSIMAN, A. CASSIMAN, A. DE VOS, A.
HUYS, P.
KERCKHAERT, N. LAMBERT, J.
LAMBERT, J.
MAES H. MAES, H. MICHEM, F. MOERMAN, 1.
170-239.
136
"Een grondspeculant te Deinze, 1725". uit KO.K jaarboek nr. 30, 1963, p. 107-127. "De kapel in de ommegangstraat en de familie Van Eechoute". "Grote lenen te Deinze". uit: KO.K jaarboek n° 5, 1938, p. 11-32. "Geschiedenis der stad Deinze". KO.K jaarboeken n° 20 en 21, 1953 - '54. "Inventaris der landbouwpachten in de Gentse jaaregisters van de Keure". Gent, 1958, 2 delen. "De herbergen te Deinze en omliggende in het jaar 1779". uit: KO.K jaarboek n° 46, 1979, p. 149-183. "Oude Oostvlaamse huisnamen". Gent, 1977, deel 1 en 2. "Inbeslagname en verkoop van de nationale goederen". uit: Handelingen der maatschappij voor geschiedenis en oudheidkunde te Gent, deel 14, 1960, p. 131-221. "De landbouwers en de nationale goederen". uit: Handelingen der maatschappij voor geschiedenis en oudheidkunde te Gent, deel23, 1969, p. 39-62. "Deinze in de Franse tijd". uit: KO.K. jaarboek n° 37, 1970, p. 107-138. "Van orgelist te Deinze tot Bisschop te Gent". uit: KO.K. jaarboek n° 50, 1983, p. 79-112. "Vinktse hoeven en hun bewoners". Deinze, 1980. "Gemeenteraadsverkiezingen te Deinze 18301914". uit: KO.K. n° 40, 1973, p. 93-161.
OPSOMER, J. RIJCKBOSCH, B.
"Généalogie Opsomer (1380-1949)". uit: Tablettes des Flandres, 1949, deel 2, p. ,,Archeologisch onderzoek van de stad DeinZe " . onuitgegeven licentiaatsverhandeling, R.u. Gent, 1980-1981.
WERKGROEP MONUMENTENZORG "Monumenten, merkwaardige gebouwen en landschappen". Deinze. VAN DEN ABEELE, A "Geschiedenis der stad Deinze". Gent, 1865. VANHAESEBROECK, M. "Toponymie van Deinze 1100-1600". Zulte, 1982. VERWEE, C. "Veepest in Deinze en omstreken (17691775)". uit: KO.K jaarboek n° 8, 1941, p. 11-30. WALG RAEVE, R. "Enkele beschouwingen over de heerlijkVAN DOORNE, G. heden van Ter Vaalt en Zeveren". uit: KO.K jaarboek n° 41, 1974, p. 33-46. INHOUDSOPGAVE Inleiding Historische beschouwingen 1. Goed t'Overakker 2. Goed ter Kruisen 3. Goed ten Broeke 4. Goed ter Linden 5. Goed te Westaarde 6. Goed te Rammelare of het Elaregoed 7. Goed ter Eiken 8. Goed ter Wilden Verdwenen hoeven te Deinze Bronnenmateriaal Verklarende Woordenlijst Inhoudsopga ve 137
Over het einde van de 18de en het begin van de 19de eeuw door Herman MAES
1. De Zuidelijke Nederlanden behoorden sedert 1714 aan de Oostenrijkse Habsburgers (1) die in 1792 in oorlog waren, samen met de Engelsen, met de Hollanders en met de Franse exiliés of émigrés, tegen de jonge Franse Republiek. Generaal Clerfayt was Oostenrijks veldmaarschalk en graaf van Croix, hij werd geboren op een kasteel (van BruilIe te Waudrez) nabij Binche in 1733. Hij overleed te Wenen in 1798. Hij had gevochten in de zevenjarige oorlog (2) en tegen de Turken (3). Hij speelde een rol te Jemappes, te Neerwinden, te Maastricht en tè Mainz, telkens tegen de Fransen. Generaal Clerfayt kreeg het opperbevel van de troepen der geallieerden die zich in de Zuidelijke Nederlanden bevonden. Van Doornik verplaatste hij zijn hoofdkwartier naar Tielt. De keizerlijke troepen hadden Landrecies (op de Samber) veroverd maar werden kort daarop er weer uit verdreven. Op de terugtocht kwam Keizer Frans 11 (4) bij het leger in Vlaanderen en begin mei kwam hij incognito door Deinze. Hij kwam van Oudenaarde op weg naar Tielt en aan de Knok, bij de paardenposterij (Den Hert - of't Schild van Bourgondië) (5), werd even halt gehouden. Dat was daar een alom gekende pleisterplaats. Terwijl andere paarden voor de wagens werden gespannen kwamen heel wat burgers naar de keizer kijken; de stadsbestuurders wisten niet dat de keizer daar was en konden hem dus niet verwelkomen. Niemand durfde de keizer aanspreken. Maar te Deinze woonde een oude Waal, Jean de Chansonnée en die durfde de keizer wel aanspreken. Hij zei dat de burgers zich verheugden de keizer in hun midden te hebben en dat zij hem alle heil toewensten; hijzelf, aldus de Waal, had in dienst van de keizer gestreden. De keizer dankte voor de blijken van welwillen en vroeg zijn wensen voor geluk aan de bevolking over te brengen. Dat gesprek werd gevoerd terwijl de keizer al weer in zijn koets zat om verder te rijden. De Waal sprong nu op de tree van de koets en vroeg hoe de toestand was iii het zuiden van het land. De keizer zei iets (men weet niet wat) en keek de andere kant uit, vroeg de man af te stappen 141
en de wagen reed vliegensvlug weg, richting Tielt. De keizer had als "aide de camp" Prins Frans van Saksen-Couburg, vader van de latere Leopold J van België (6). Friederich Josias, prins van Saksen-Coburg-Saalfeld, werd in 1737 te Coburg geboren. Hij was bevelhebber der Oostenrijkse troepen in de Nederlanden tot in 1793. Hij stierf in 1815. Hij was veldmaarschalk. Hij was grootoom van de latere Leopold J. Deze veldmaarschalk Friedrich Josias had een broer, hertog Ernst-Frederik (1724-1800), die een zoon had Frans (1750-1806), op zijn beurt hertog van Saksen-Coburg-Saalfe1d. Deze Frans had 4 dochters en 3 zoons: -zijn dochter Victoria huwde de hertog van Kent; hun dochter, ook Victoria, werd in 1838 koningin van GrootBrittannië en huwde Albrecht (Albert) zoon van Ernst. - Deze Ernst was de oudste zoon van Frans. -De jongste zoon van Frans was Leopold, later koning der . Belgen (6). . De aide-de-camp van de keizer was Frans, geboren 1750; hij werd hertog van Saksen-Coburg-Saalfeld in 1800, toen zijn vader overleed, Ernst-Frederik, broer van veldmaarschalk Friedrich Josias. Frans overleed in 1806; Ernst volgde dan zijn vader op. Coburg is een mooi stadje, nu in het noorden van Beieren, op 6 km. van de D.D.R.-grens. De erfprins van Oranje, de latere Willem J der Nederlanden, had het bevel over een geallieerde eenheid, bestaande uit Hollanders en Oostenrijkers. Hij moest voor de Fransen wijken en kwam met zijn troepen te Deinze legeren. De prins logeerde bij Karel Phil. Martens, hoogbaljuw van Deinze sedert 1782. Ook Engelse troepen uit het kamp der geallieerden verbleven te Deinze; zij stonden onder het bevel van de hertog van Vork (7).
2. Een tijdje later - juni 1794 - kwam Clerfayt te Deinze~ hij logeerde eveneens bij K. Phil. Martens. Maar weldra moesten deze troepen wijken voor de Franse druk. De vlucht ging zo snel dat de Holpoort de soldaten en hun tros niet kon slikken. 142
Daarom werd in de Brielmeersen een pontonbrug.gemonteerd om ook zo over de Leie te kunnen, alles richting Gentpoort. Ook burgers sloegen op de vlucht. Die vluchtelingen waren er slechter aan toe dan de thuisblijvers. Vluchtende burgers die door Franse troepen werden tegengehouden moesten hun kleren uittrekken. De slechtgeklede Fransen hadden het vooral op hemden en onderkleding gemunt, zowel van mannen als van vrouwen. Er waren te Deinze lichte schermutselingen tussen de husaren der Franse voorhoede en de Boheemse troepen die de achterhoede der geallieerden vormden. Het huis van Pieter De Backer werd beschadigd. Vanuit het huis van Francies de Baets, stoker op de Sint-Martinusparochie, werd de hertog van Liechtenstein, die zonder gevolg te paard voorbij galopeerde, in de rug geschoten. Deinze lag op 24 juni vol Franse soldaten die honger hadden. Wel 80.000 Franse soldaten trokken op 25 juni door de stad. De bevolking moest kuipen met vers water buiten zetten (het was zeer heet) opdat die soldaten zich zouden kunnen verfrissen. Ook eten moesten de Deinzenaars aan de hongerige sol-· daten geven. Toen de Franse levensmiddelen te Deinze toekwamen werden die door de Deinse burgers (die geen eten meer hadden na de doortocht) geplunderd. De stad moest onmiddellijk 8 ossen leveren en jenever, als bo~te. Op enkele dagen tijd waren te Deinze generaal Hammerstein en generaal Clerfayt met hun troepen gepasseerd, daarna de Franse generaals Pichegru, Van Damme en Hoste (8). De Fransen legden de kasseIrij Kortrijk een enorme krijgsbelasting op van 5 miljoen pond (Deinze was een deel van deze kasseIrij). De waardevolle voorwerpen die in de kerk te Deinze waren, werden in beslag genomen: al het zilverwerk: een grote zilveren lamp die op feestdagen boven de trappen van het hoog altaar hing, een zeer groot en mooi wierookvat met zilveren schelp en zilveren lepel, twee zil143
veren schenkborden met vier wijnpotjes, een missaal ingebonden en met een omslag van rode zijde en fluweel die dan beslag in zilver had, vier zilveren relikwiekasten: een van Onze-LieveVrouw, een van de H. Rochus, een van de Hl. moeder Anna en een van de Hl. maagd en martelares Sint-Barbara. Vooral het schrijn van moeder Anna was een duur stuk; het schrijn zelf was ongeveer 30 cm en stond op een voet als de voet van een kelk. Aan de ene kant zat de relikwie van moeder Anna, aan de andere kant een relikwie van de Hl. Katharina van Senen (Sienna). Van alle beelden werd het zilver weggenomen; het beeld van Sint-Rochus werd ontdaan van een zilveren engel, een zilveren hond en een zilveren staf en kallebas (die van Bachte en Rekkelinge kwam), de zilveren hoed en de zilveren schelpen die met zilveren haken aan zijn kraag bevestigd waren. Op de staf van de kerkb~ljuw was een zilveren OnzeLieve-Vrouw-beeld en aan zijn mantel een zilveren schild van een voet hoog en een kwart breed; op dat schild stond een O.L.V.-beeld met een paternoster eromheen. Al dat zilverwerk moest ingelost worden. In vele andere gemeenten werd veel zilverwerk bij privé personen verstopt en later teruggeven (allemaal ja ?). Te Deinze zorgde Ottevaere (9) ervoor dat zo goed als alles aan de Fransen werd gegeven. De kerken werden als bedehuis afgeschreven. De kruisen op de torens van kerken en kapellen werden weggenomen; ook de kruisbeelden aan bruggen, poorten, wegen en kruispunten werden weggebroken.
3. De klokken van Deinze.
1794 moesten alle klokken uit de kerktorens worden weggenomen. Ze werden ter plaatse kapotgeslagen om naar Gent vervoerd te worden. Uit de toren van O.L.V. kerk te Deinze werden drie klokken gehaald: - de middengrote klok die te Tester gegoten was.
144
-
.
de kleine klok die op het hof van de herberg Den Hert op de markt te Deinze (10) gegoten was op 28-12-1774. - de kleinste klok "het schelleken" dat te Brugge gegoten was. De grote klok was al van de hoofding ontdaan, men had er drie zware slagen op gegeven om ze te breken, toen Constantin Beyens, chefvan het kantonsbureau, kwam en besliste ze niet te laten breken. Zijn vader was immers peter geweest van deze klok die op het kerkplein gegoten was in augustus 1781. Ze woog 2800 pond of 1400 kilo. (25) Deze Beyens gebruikte nadien de kerk als Tempel van de Rede en hield er op de decaden (de zondag van de nieuwe kalender) toespraken (11).
4. E.H. Braem (12) schreef op 30 mei 1857 een nota over de Franse tijd; de tekst bevindt zich in het Archief van Sint-Blasius. Hij moet zich gesteund hebben op mondelinge overlevering; hij schreef (omgezet in de huidige spelling): Men legde de hand op alles wat nog overbleef en enige waarde had in de kerk van Deinze, in die van Petegem en in die van het Sint-Blasiushospitaal, want de meest waardevolle voorwerpen waren reeds door eerlijke maar zeer bange inwoners weggebracht en verborgen toen de veroveraars naderden. De buit werd in het stadhuis (13) gedeponeerd onder toezicht van een Franse commissaris die meedeelde door een aanplakbrief dat iedereen, die vazen, diamanten, schilderijen of andere waardevolle voorwerpen had weggenomen uit de kerken, streng zou gestraft worden volgens de wet en dat er een algemene huiszoeking zou gebeuren op de dag na deze bekendmaking. Uit angst durfden De Paepe, Van Damme, Haelevoet en andere leden van de kerkfabriek de voorwerpen, die ze buiten het bereik der vernielers hadden gebracht, niet langer bewaren en hebben ze 's nachts die voorwerpen in het portaal van de kerk gelegd, daarbij inbegrepen een mooi schilderij, aan Jordaens toegeschreven, dat de aanbidding der Wijzen voorstelde; ook 145
een wandtapijt van grote afmetingen werd teruggebracht. 's Anderendaags werden deze voorwerpen bij de buit gevoegd die de commissaris reeds had binnengerijfd en op een vrachtwagen geladen, samen met voorwerpen uit de andere kerken van het kanton. En toch, uit toewijding hebben 2 vriendinnen, Jeanne Marie Haelevoet en Dorothée Sophie Roels (14) het schilderij en het tapijt uit de wagen gehaald, op een veilige plaats geborgen en na de troebelen terug aan de kerk gegeven waar beide stukken nu (1857) nog zijn. De meubels waren uit alle kerken weggenomen en die van weinig waarde waren werden verkocht aan de meest biedende. Toen gebeurde er iets ongehoords in de annalen van de vaderlandsliefde of beter gezegd in de annalen van trouweloosheid en verraad en het is van belang te ontdekken wie de daders waren. Helaas heeft men slechts vage vermoedens en dus moet de rechtsregel hier toegepast worden als enige richtlijn: "is fecit cui prodest" (hij heeft het gedaan die er voordeel bij heeft). Ziehier wat er gebeurde: Wat de kerkmeubels betreft en de meubels van het klooster, waren er geen moeilijkheden: die werden onmiddellijk in beslag genomen door de veroveraars; maar, onafhankelijk van het klooster te Deinze, waarvan het personeel sedert lang naar Akkergem bij Gent was verplaatst ten gevolge van troebelen. was er nog het Blasius-hospitaal, verzorgd door een zcstal nonnen van de orde van Sint-Augustinus; ze hielden ook een meisjesschool. Deze instelling bezat, naast een mooi klooster en een rijke kapel, ook een afdeling voor zieken, het Gasthuis genoemd, en belangrijke eigendommen, onder andere twee grote en mooie boerderijen, de ene op grondgebied Nazareth en Astene met meer dan 76 ha; genoemd het goed te WederscheIdevelde, de andere op Deinze en Grammene, een goed 45 ha groot, het Goed te Westaerde. Deze instelling bezat ook talrijke huizen, landbouwgronden, maaiweiden, bossen, renten. tienden en schuldbrieven (tegoed), waarvan de details kunnen opgegeven worden, verder zeer aanzienlijke inkomsten die 146
allemaal ongeschonden konden blijven volgens de principes en de grote woorden van humaniteit, deugd, weldadigheid, die door de veroveraars werden verkondigd bij hun inval in België. Maar men hield er zich niet aan. De fameuze municipaliteit (stadsbestuur) van Deinze, in de plaats van zich in te spannen, naar het voorbeeld van Oudenaarde in een gelijkaardig geval, en te betalen voor het behoud van het hosipitaal en zijn bezittingen, en het zelf te verwerven tegen lage prijs, liet de vernielers, die meenden dat het een onbelangrijk klooster was, de waarde kennen. Vandaar de onmiddellijke inbeslagneming van deze belangrijke buit; de geestelijken werden eruit gezet met een confiscatiebon die kon dienen om nationale goederen te kopen; de roerende goederen werden openbaar verkocht, de onroerende niet. De kapel werd veranderd in een gevangenis en de belendende gebouwen in een woonst voor de gevangenisbewaker; het verblijf der nonnen werd veranderd in een lagere school, onder de leiding van de agent Van Winnendaele (15) en de rest werd beschikbaar gesteld voor verschillende doeleinden. Wat de slimme stadsbestuurders hadden gewenst, lukte en de onteigening mislukte; de mooie hoeve Westaerde, het klooster en de vele afzonderlijke eigendommen gingen in hun handen over. (De Municipale Raad vroeg aan de Raad der 500 St.Blasius en St.-Margriete op te kopen). De grote hoeve Wederscheldevelde werd door de nonnen verworven met hun confiscatiebons; ze behielden het vruchtgebruik voor de rest van hun leven en maakten de naakte eigendom over aan de armen tot de eventuele restauratie van hun orde (die nog moet komen). Wat de goederen van de kerk betreft, de sacristij, kapelanij van het klooster te Deinze Akkergem bij Gent en andere gelijkaardige bezittingen, alles werd verkocht beneden de waarde aan diverse kopers, die meestal de goederen verder verkochten, met enorme winsten; zo werd het grote en mooie bezit, genoemd Blasius-hospitaal terug opgekocht van de eerste verwervers de heren J.B. Ottevaere en Antoine Haegens door kannunik Papeleu (16), die het eigendom bij het 147
begin van de regering van Willem heeft gegeven aan de zusters Marollen of Maricolen voor een school. De grond van het eigenlijk klooster van Deinze, gelegen aan die van het Sint-Blasius-hospitaal, klooster dat samen met zijn kerk aan de boord van de Leie lag maar helemaal afgebroken werd tot in de grond - de fundamenten zijn nog te zien, - vernield vóór 1500 door de Gentenaars en de rest door de Hugenoten in 1560, die grond werd na de Franse verovering verworven door Mw We Em. Vanderstraeten en nadien door de heer Ghesquière die er nog altijd het grootste deel van bezit; het andere deel behoorde aan F.B. Callier (17) die het verhuurde aan de hoger genoemde nonnen, zijn onmiddellijke buren. Toen al de nonnen van Sint-Blasius overleden waren kwam hun boerderij in het bezit van de leken van het zogezegde weldadigheidsbureau die heel wat ongerechte processen voerden om deze nonnen te plagen, waarschijnlijk om te tonen hoe dankbaar ze zijn tegenover hen die hun bezit aan het stadsbestuur legateren; voegen we eraan toe dat de verwanten van de overleden nonnen de kosten van ziekte en begrafenis van de nonnen tot de laatste cent hebben moeten betalen. De hoeve Westaerde. dat mqoie goed, een parel van de vlasvelden. ging van Beyens over naar de Ottevaeres, dan naar t' Kint de Nayer. De renten verplicht aan het hospitaal Sint-Blasius zijn in onbruik geraakt. De Franse agenten deden alsof die renten niet bestonden en de schuldenaars hielden zich koest sedert de inval. De families Goeminne en Boddaert en vele andere te Deinze en te Petegem moeten die renten betalen aan het hospitaal, nu aan de armen. De kerk van Deinze en die van Petegem kregen een nieuwe bestemming. De kerk van Deinze werd een temple de la loi:· de godin Minerva, de weegschaal en het zwaard in de hand, stond op het hoofdaltaar; de schoolkinderen kwamen er samen met de heren van het bestuur van het kanton en de liefhebbers van de nieuwigheden op de decades om er de liederen van het regime te zingen en te luisteren naar de toespraken van citoyen Beyens 148
over de burgerdeugd en over de nieuwe landbouwprocedés, waarvan sommige zo absurd waren dat op zekere dag een landbouwer met veel gezond verstand Jacques Mestdag, luidop zei: "Mijnheer, gij raedt het niet", waarop de spreker uitriep "Steek dien stouterik buten", waarop Mestdagh antwoordde "Gij raedt het nog veel min want ik ga van zelf buiten en kan uwen praet niet meer horen". De andere kerk bleef gesloten en diende soms als militair magazijn; de pastorij van Deinze diende achtereenvolgens voor woonst voor de ontvanger der domeinen Surant, voor citoyen Prançois Jodoigne, beëdigd priester, voor de onderwijzer en tenslotte in 1800 voor de arme gezinnen die door overstroming na dijkbreuk hun huis moesten verlaten. De pastorij van Petegem werd gendarmeriekazerne; de brigadier ervan heette toevallig Cochon, de kapitein Porcher en de Ie commissaris Coquin (varken-varkenshoeder-schurk). In die tijd werd een opstand georganiseerd; benden doorkruisten het land, stelden kruisbeelden weer op en hakten vrijheidsbomen om. Een groep van een dertigtal man, geleid door een Coussement van Grammene en De Clerc van Grammene, kwamen om de vrijheidsboom om te hakken, maar dat lukte niet omdat de burgers, bang voor de gevolgen, er tegen op kwamen. Vandaar trok de groep naar Zeveren en Vinkt om de kruisen weer op te richten, maar de gendarmen van Gent, woeste vrijwilligers, ter hulp geroepen door stadsbestuurders, overvielen hen, verdreven hen en namen er enkele gevangen. Twee ervan werden naar Deinze Kouter gebracht. Men is nooit hun namen te weten gekomen. Ze werden gebonden en de volgende dag naar Deinze gebracht en 's avonds, zonder vorm van proces gefusilleerd en ter plaatse begraven op de weide Bek-af. Die arme drommels, die brigands genoemd werden door hen die nog slechter dan brigand waren, heeft men niet meer gezien, maar 2 burgers van Deinze werden aangehouden onder verdenking de aanstokers van deze opstand te zijn geweest: Ch. Phil Martens, kapitein van de schutterij, opgericht tegen de wil
149
lekeur van JozefII, en Leon Vermandel. Ze werden naar Parijs gebracht en ontsnapten daar bij goed geluk aan het lot dat zoveel andere gevangenen overkwamen. De magistraten vóór het binnenrukken van de Fransen en tijdens de patriottenopstand tegen Oostenrijk waren Karel Phil Martens, baljuw-notaris Pieter Beyens, burgermeester-notaris Leon Vermandel, genoemd kapitein, IB. Alget en Joseph Provost, schepenen Antoine Caigny, griffier N a het binnenrukken der Fransen: De Jonge, kuiper Winnendaele, schoolmeester Ottevaere, ontvanger Vandekeere, procureur Gilisquet, chirurgijn Claes, apotheker Beyens, schrijver Vanderpiete, schoolmeester Dan komt het despotisme van Bonaparte, tijdens het welke Ottevaere Burgemeester en Vandekeere, zijn adjunct, zijn zeer nederige commissaris dienaar en onderdaan, Deinze besturen met evenveel despotisme als de Corsikaan Buonaparte la natio vernaculo, die de grachten van het klooster vulden met grond en heenderen van een kerkhof dat te laag lag. en die op kosten van de stad hun privé profijt dienden; ze begingen duizend andere willekeurige handelingen. De komst der kozakken stelde een einde aan deze tirannie. Deinze had de brigands laten betijen, had niet meegedaan, had echter ook niets belet, daarom werd het kanton Deinze op 7 juli 1799, bij uitspraak van de rechtbank van het Departement van de Somme die te Amiens zetelde veroordeeld 776.54 fr. boete te betalen. Het waren de grootste belastingsbetalers die de som moesten samenbrengen. Tot daar onderpastoor Braem.
150
5. Deinzenaars op het einde van de 18e eeuw
A. We kennen heel wat gebeurtenissen uit de geschiedenis van onze stad; de mensen kennen we minder. Paspoorten die destijds uitgegeven werden leren ons enkele individuen iets beter kennen. B.v. 1. Benoit De Paepe kreeg op 13 juni 1794 een paspoort; dat is tien dagen voor het Franse leger (24 juni 1794) Deinze bezette. Hij was jeneverstoker, 5 voet lang en van gemiddelde omvang. Ogen en haar waren bruin en hij had geen specifieke kenmerken. Hij was 34 jaar oud. 1 voet = Amsterdamse voet 28,3 cm; Rijnlandse voet 30,8 cm; Engelse voet 30,47 cm; (nu: 1000 voet = 300 m.) 1 duim = Engelse duim = 2,54 cm - 12 duim = 1 voet 5 voet lang = 1,52 m. De gemiddelde gestalte was + 1800 1,602 m. bij ons. 2. Jean Francois de Poortere kreeg een paspoort op 3 juni 1794. Ook hij was jeneverstoker. Hij was 5 voet en 5 duim lang, was bruin van haar en ogen en er viel verder niets op te merken, Hij was 33 jaar oud. 3. Charles Martens kreeg een paspoort op 4 mei 1794. Hij was de 20-jarige zoon van Antoine. Hij was 5 voet en 4 duim lang, bruin van haar en ogen. Vader Martens was ook jeneverstoker (cf. nr 24 in deze lijst). 151
4. Benoit van Autreve kreeg een paspoort op 22 mei 1794; hij was de 19-jarige zoon van een jeneverstoker (die niet genoemd wordt). Op dezelfde dag werd een paspoort gegeven aan: 5. Charles van der Vennet nog een jeneverstoker 6. en aan Jean Baptist Ottevaere, genoteerd als jeneverkoopman (Cf. nr 14) 7. Philippe Goeminne kreeg zijn paspoort op 10 mei 1794, was jeneverstoker, 33 jaar oud, 5 voet en 6 duim lang, had een weelderige bruine haardos en blauwe ogen. Al de rest was gewoon. 8. Op dezelfde dag kreeg Wwe Dhont een paspoort; zij was jeneverstoker. 9. Louis-Emmanuel van Eeckaute kreeg een paspoort op 8 mei 1794 hij was 5 voet 4 duim lang, bruinharig, blauwogig. De Van Eeckautes waren ook jeneverstokers. 10. Thomas van Poucke kreeg een paspoort op 6 mei 1794; hij was 30 jaar en jeneverstoker 11.Jan Baptist De Smet kreeg een paspoort op 4 mei 1794; hij was jeneverstoker evenals 12.Frans De Baets en 13.Philippe Jacques Clement (zoon van Charles-Joseph) die hun paspoort op 7 april 1794 kregen 152
14.Jean Baptiste Ottevaere kreeg een paspoort op 27 februari 1794; hij was 38 jaar en had een gestalte van 4 en een halve duim (onmogelijk !) (maar sic) had blauwe ogen en blonde haren, was zwaarlijvig. Zijn beroep: jeneverstoker (op 22 mei 1794 was hij jeneverhandelaar) (cf nr. 6). 15.0p 6 september 1793 kreeg Frans Bemard Ottevaere een paspoort en er stond op genoteerd dat hij de zoon was van Frederic, van Wakken, en wijnkoopman was van beroep (9). 16. Pierre Joseph delepeau (?) kreeg op 27 februari 1794 een paspoort als tabakkoopman, en 17.Jean Francois Dhont als jeneverkoopman 18.Leo Vermandele kreeg een paspoort op 25 juli 1793. Hij was toen 28 jaar, was 5 voet 5 duim lang, had bruin haar, een kleine wipneus, een kleine mond, blauwe ogen. (cf 13 A) 19.Jacques Desprez kreeg een paspoort op 25 juni 1793. Hij was 36 jaar en notaris; hij was 5 voet lang, had een weelderige blonde haardos, bruine ogen; de rest was gewoon. 20.Antoine van Quickenborne kreeg dezelfde dag een paspoort. Hij was jeneverstoker. 21.Jacques de Caigny kreeg te Deinze een paspoort op 17 juni 1793. Er staat genoteerd dat hij wijnkoopman was te Gent. 153
22.Anatheus (?) van Haute (Athanasus) was brandewijnstoker en kreeg een paspoort op 29 april 1793. (cf 8 bestuur in 1800) 23.Francois Ferdinand van der Piete kreeg een paspoort op 5 oktober 1792; hij was toen 37 jaar en een jeneverkoopman. 24. Charles Philips Martens kreeg een paspoort op 30 juni 1792. Hij was 51 jaar oud (dus niet de Ch. Martens nr 3 in deze lijst) en hoogbaljuw. Hij was zes voet lang, was blond van haar en wenkbrauwen en had blauwe ogen. Hij was "wel geproportioneert van lichame". (cf 13 B) Zijn paspoort was geldig om naar Kortrijk te gaan (18). ,
25.Bernardus Hermanus van der heeren was ongeveer 34 jaar, was 5 voet zeven duim lang; had kastanjebruin haar en idem wenkbrauwen en blauwe ogen. Hij had.een langwerpig gezicht met enkele tekens van pokken. Hij was "spilde van lichame". Hij was licentiaat in de medicijnen. Zijn paspoort dateert van 26 juni 1792. 26. Bernard Angelus Van Autreve zoon van August, wonend bij zijn stiefvader Frans de Baets (nr 12) kreeg een paspoort op dezelfde dag. Hij was graanbrandewijnstoker. 27.Pierre Van Wijnendaele kreeg een paspoort op 4 september 1792 (of 91) was toen 49 jaar, 5 voet 8 duim lang, had bruine ogen, blonde wenkbrauwen en droeg een pruik. Hij was "schoolmeester van stiel" (15) 154
28.Joannes Constantin Beyens kreeg een paspoort op 10 mei 1791; hij was toen 32 jaar, vijf en een halve voet lang, had blonde haren en wenkbrauwen, blauwe ogen. Op het gezicht had hij een klein teken van de pokken. Hij was griffier van het graafschap Zeveren en woonde te Deinze Sint-Martinus. (cf 13 C) 29.Joannes Neirinck hotelier in Den Hert, kreeg op dezelfde dag een paspoort. 30.Ferdinand van Wonterghem 40-jarige zoon van Louis, staat genoteerd voor 1790. 31.Joannes Fransciscus de Poortere (zie nr 2) 28 jaar in 1789, graanbrandewijnstoker. 32.Emmanuel Van Autreve 20 jaar, brandewijnstoker (zie ook nrs 4 en 26), deze drie (31-32-33) staan voor 1789 genoteerd. 34.Eugenius Fransciscus Beyens (zie nr 28 en 32) was in 1789 27 jaar oud, 5 en een halve voet lang, had blond haar en bruine ogen, was blozend van aangezicht. Hij was priester. (cf 13 C) B. In de lijst van uitgereikte paspoorten staan ook een aantal "emigrés", mensen die uit Frankrijk gevlucht waren omwille van de politieke en religieuze situatie (afleggen van de eed van haat tegen het koningschap). op 2 juni 1794 aan Louis August Dupuyet pastoor van Contigny in het bisdom Reims op 22 mei 1794 aan Jean Jacques alleen maar "émigré" genoemd 155
op 4 mei 1794 aan Antoine Loume en zijn gezin, sedert 1 maart "émigré" te Deinze op 14 oktober 1793 aan Amand Vital, 38-jarigpriestervan Sint-Winoksbergen, sedert 4 maanden te Deinze op 5 oktober 1792 aan Jean Baptist Jos Firmin Legri priester aan de kerk Sint-Germain te Amiens aan Alexis Boulanger Frans priester (zonder verdere vermelding) aan Deschamps, pastoor van Orgies in het bisdom Amiens, 57 jaar. In oktober 1792 waren er reeds 4 seculiere en 1 orde-geestelijke in de Roede van Deinze. In februari 1974 waren er acht Franse geestelijken te Deinze, gevlucht uit het Bisdom Le Mans, Arras, Amiens. In 1794 onderwees J.F. Morguet, theologant uit Dowaai, te Deinze het Frans in het Frans pensionaat van Pieter van Wijnendale. Te Astene woonde Joseph Mercyer, geboren te Tours en Savoye. Hij was eerst te Machelen geweest en was al 3 jaar in Vlaanderen, samen met zijn twee zonen (! ?) (19). C. Opmerkelijk is dat het vooral jeneverstokers zijn die we in deze lijst vinden. Zij trokken waarschijnlijk naar Gent (of naar Kortrijk) om hun grondstoffen in te kopen. Vergeten we niet dat er omstreeks die tijd, zeer veel jeneverstokers waren te Deinze. Leonard Lagrange schrijft daar uitvoerig over in zijn nota's over Deinze. In Deinze waren er in 1795 negenendertig (ja 39) stokerijen met samen 45 ketels. Er werd dag en nacht gestookt, zowel op "hoogdag als op leegdag". Er waren toen 11 olieslagers en 6 bierbrouwers te Deinze. J.B. Dhondt was met 4 ketels de grootste stoker. Hij produceerde 600 stopen per dag. Deinze was toen een van de grootste jeneverleveranciers 156
voor het Franse leger. De stokers, de werklieden en de toeleveraars leefden schatrijk op die leveringen, zo rijk dat ze dagelijks "banquetteerden". Ze leefden "zo rijk en zo prachtig dat ze er allen aan ten onder gingen". Nog een jeneverstoker was Jan Baptist Goeminne, 44 jaar in 1802, toen hij samen met Victoire Minnens, winkelierster van 32jaar, de geboorte kwam aangeven van Caroline Minnens (7 Brumaire van het jaar 9), dochter van Jan Baptist en van Dorothea Verseele. (cf. 8 Bestuur in 1800) We vermeldden ook reeds Francies De Baets als stoker op de St.-Martinusparochie (verwant met Pieter De Baets nr 12 ?). D. De Paepe, Van Damme en Haelvoet, vermeld in het verslag van E.H. Braem, kennen we nauwelijks: Pieter Haelvoet was winkelier, poorter te Deinze sedert 10 mei 1788; hij had een zoon Jacobus Benedictus. Livius Van Damme was poorter geworden op 18 maart 1786. Jacobus De Paepe was herbergier, poorter sedert 4 maart 1786; meer weten we (voorlopig) niet over deze mensen. Dorothea Sophie Roels is de echtgenote van Engelbert Callier (zie verder 13 D).
6. Na 1795 De Zuidelijke Nederlanden, dan Spaanse Nederlanden en daarna Oostenrijkse Nederlanden, nu door de Fransen militair bezet, werden in 1795 bij de Franse republiek ingelijfd, d.w.Z. dat van dan af de Franse wetten (o.a. de anti-godsdienstwetten) ook hier toegepast moesten worden. A. Een wet die hier straks ook zou toegepast worden was die op de conscriptie: de verplichte militaire dienst. 157
Voor ons land bij Frankrijk werd ingelijfd had het Franse leger theoretisch (in maart 1795) 1.100.000 man onder de wapens. In werkelijkheid waren het er maar 454.000, en dat cijfer verminderde nog in de loop der volgende maanden. Meer dan de helft van de Fransen kwamen dus niet opdagen of deserteerden na zich aangemeld te hebben. Er werd toen een commissie opgericht om te onderzoeken hoe men dit euvel kon verhelpen. Een lid van die commissie beweerde dat hele groepen deserteurs even ongestoord door het land konden trekken als hijzelf dat kon. De gemeentelijke overheden deden meestal niets om de desertie en het onderduiken tegen te gaan. Integendeel: de eigen zoons van de maires en de officiers municipaux deserteerden (8). B. Een tweede wet die heel wat tegenkanting kende was die op de godsdienst. Heel wat bezittingen van de clerus werden verbeurd verklaard en geestelijke orden en congregaties werden afgeschaft. Alleen orden die zich om de jeugd of om zieken bekommerden werden nog geduld. Die houding tegenover geestelijke orden was niet zo nieuw als men wel denkt. Jozef 11, keizer van Oostenrijk toen wij nog de Oostenrijkse Nederlanden waren, wou reeds in de jaren 1770 alle beschouwende orden verbieden. Om o.a. die bemoeienissen kreeg hij de spotnaam Keizer-koster. De Fransen gingen er echter heviger tegen aan. De geestelijken werden uit hun klooster gezet, de kloosterpanden werden "nationale" goederen, "zwart goed" zei de bevolking. De geestelijken werden "schadeloos" gesteld met bons, die echter vlug hun waarde verloren. De parochiepriesters moesten een "eed van haat" afleggen. zoniet werd hun kerk gesloten. De Deinse pastoor Laridon weigerde. Petegem, Vinkt en Astene mochten hun kerk houden omdat er een beedigd priester was. Machelen en Zulte. 158
eerst gesloten mochten nadien toch weer openen omdat de priester er dan toch de eed had afgelegd. Op 9 ventose van het jaar 6 besliste de administration municipale du canton de Deynze een Cercle Constitutionel op te richten. De Cercle zou vergaderen in de "cidevant Eglise du couvent de Ste Blaise", dus in de kerk van het SintBlasius-hospitaal. De schoolkinderen moesten op elke decade (de zondag van de nieuwe tiendaagse week) en op elke dag bepaald door de leden van de Cercle, daar samen komen. Ook de volwassen bevolking werd uitgenodigd (!) aanwezig te zijn om daar naar het woord van de Rede en de Revolutie te komen luisteren. De municipale administratie gaf stadsboodschapper Cras de opdracht op te treden als voorlopige bewaker van het lokaal van de Cercle. Hij moest op de nationale goederen passen en elke eventuele beschadiging melden. Dit lokaal (kerk van het Blasiushospitaal) kreeg nu de naam van "Temple de la loi" en Cras moest, onder verantwoordelijkheid van Bernard Van de Keere, er voor zorgen dat alle. heiligenbeelden en alle voorwerpen die aan de godsdienst herinnerden, uit het gebouw verdwenen. Eenjaar later, op 21 ventose van het jaar 7 herzag de administratie de beslissing van 9 ventose van het jaar 6. De toeloop naar de decades en de nationale feesten was zo groot dat de Blasiuskapel niet meer voldeed en men besloot dat de kerk van Deinze het enige gebouw was dat waardig en geschikt was voor de viering der decades. Vanaf die dag deed de kerk dienst als Temple de la LoL De sakristij van de Blasiuskapel deed vanaf 5 januari jaar 6 dienst als gevangenis voor het hele kanton Deinze. Bij beslissing van 15 prairial van het jaar 6 (3 juni 1798) moesten alle kerken gesloten zijn die geen beëdigd priester hadden. Maar in Grammene bekommerde men zich daar niet om. De "agent de la commune" d.w.z. de vertegenwoordiger van de "administration communale du canton de Deynze" bekom159
merde er zich niet om en liet "sous ses yeux" de kerk open blijven en liet, evenens "sous ses yeux" een katholieke dienst toe. Op kermis dag werden twee gendarmes naar de kerk gezonden. Ze verplichtten de mensen die in de kerk waren deze te verlaten, namen de sleutels in beslag sloten de kerk en bezorgden de sleutels aan de voorzitter van de administration communale te Deinze. De door onbeëdigde priesters verlaten pastorijen werden als nationaal aangezien en moesten dorpsschool worden, behalve te Deinze. De pastorij zou er stadhuis worden (want in 1792 was de stadshal afgebrand). Na de nacht van 14 op 15 nivose van het jaar 7 vond men voor de deur van de kerk van Deinze priesterkleren en misgewaden evenals misgerief, een kas die als tabernakel was gebruikt en twee kasten met kelken; daarbij ook boeken met daarin de naam "L. De Paepe 1783". Na de volgende nacht (I'5 op 16) vond men op dezelfde plaats een mooi tapijt met rode bloemen. Vrederechter Desprez stelde daarover een proces verbaal op met J. Baptiste Dossche als getuige en in aanwezigheid van een beëdigd priester. C. Na de onteigening van het klooster te Deinze (in uitvoering van de wet van 1 september 1796) kregen de kloosterzusters te Deinze als vergoeding een soort van rustgeld van 10.000 fr. in bons. Niet alle zusters hebben dat aanvaard. Joseph Spitaels en zijn medebroeders van de abdij SintAdriaan van Geraardsbergen kochten in 1797 te Deinze een hoeve op die bezit was geweest van het Deinse klooster St. Blasius; het ging om 245.466m 2 waarvoor zij 98.000 Franse ponden betaalden. Mia Th. De Roy, een kloosterzuster, kocht samen met enkele andere kloosterzusters 2 hoeven 3 huizen 1 molen 1 weide, samen 748.565 m 2 van het klooster van Deinze 160
te Gent, met hun bons weer op in 1797. Twee kloosterlingen, Ther. Vannevele en Isab. Ceuterick kochten in 1797 met hun bons een hoeve van St.-Blasius: 772.654 m 2 .
François Bernard Ottevaere. rentenier in Deinze, kocht 35 loten nationale goederen, samen 226 ha, en was hiermee de ge grootste individuele koper van het departement. Constant Beyens van Deinze kocht 16 loten, samen 51 ha. Emmanuel Vander Straeten, brouwer te Deinze, kocht 9 loten, samen 21 ha. François Coquin, regeringscommissaris te Deinze, kocht 34 loten samen 44 ha. Jan-Baptist Ottevaere, burgemeester van Deinze, kocht minder dan 20 ha. (20). Philippe Beemaert, notaris te Deinze, kocht 31.400 m 2 in de Hollandse tijd (1820-1821) (20) (ter vergelijking: Joseph Bonaparte kocht een kasteel met 262 ha grond voor 258.000 fr. Napoleon schonk aan zijn moeder een kasteel met 200 ha. grond, aankoopprijs 200.000 fr. Ze kreeg ook 60.000 fr. om het in te richten wat echter tot 160.000 fr. opliep (Alain Decaux». D. Onderwijs Van 1784 tot 1788 was Jean Baptist d'Haeyere (geboren te Mache1en in 1757 als zoon van Andries en van Jeanne Van
Damme) ondermeester in de Franse en Vlaamse kostschool te Deinze. (zie Kontaktblad K.O.K. nota 419) In 1791 was Van Wynendaele (15) principaal van die school. Dat weten we uit een eigenaardige publicatie in de Gazette van Gent van 6 en van 13 oktober 1791: "P. Van Wynendaele, principael van het Pension na et der Fransche en Vlaemsche sc hole, binnen de stad Deynze, onderhoord hebbende dat zijn vijanden sedert eenige dagen op alle bedenkelijke middels zijne reputatie ende byzonderlijk den luyster van het gansche Pension na et zoeken te ver161
minderen, onder andere met het publicq te doen gelooven, dat zijne huysvrouwe hem sedert korte dagen zou hebben verlaeten, op pretext, dat hij te vooren getrouwd was met eene andere, vind zich genoodzaekt het publicq te voorkomen dat alle de zelve malicieuse geruchten niet alleen valsch ende verdicht zijn, newaer ook, dat het zelve pensionnaet, hetwelk sedert de zeventien jaeren zijner oprichting menigvuldige hoog geleerde mannen heeft voordsgebragt tot heden nog jOuisseeren van het vertrouwen van menigvuldige voortreffelijke familieën en dat men aldaer meer als oyt de uyterste poogingen aenwend om aen de jongheyd te bezorgen de bequaemheden ende begaefdheden, de welke alle ouders hunne kinderen zoo zeer betrachten. En alzoo hij zich durft flateeren van zijn onberispelijk gedrag en hij beducht is, dat diergelijke calomnieuse uytstroysels den goeden voordgang van zijn Pensionnaet zouden konnen benaedelen, belooft hij eene premie van duizend guldens wisselgeld aen de gene, die de zelve konnen probeeren, en eene belooninge van honderd guldens wisselgeld aen den gene, die dan auteur ofte uytstroyer van diergelijke calomnies kan aenbrengen." Ook het onderwijs werd gereorganiseerd in de Franse tijd. Op 19 pluviose van het jaar 5 voorziet het stadkantonsbeheereen vergoeding voor Jozef Schelpe om de armenkinderen te leren lezen en schrijven. Op 21 floraal van het jaar 5 beslist het kantonbestuur dat er een school moet zijn te Deinze voor Deinze en Petegem, te te Olsene voor Olsene, Machelen en Zulte, te Wontergem voor Wontergem, Gottem en Grammene, te Vinkt voor Vinkt en Zeveren, te Leerne voor Leerne en Bachte, te Deurle voor Deurle, Astene en Latem. Er komt niets van terecht. Op 25 prairial van het jaar 6 vraagt P. Van Winnendaele lk 162
plaats van onderwijzer bij de lagere school en op 17 ventose van het jaar zeven krijgt hij de pastorij als school; de pastorij was aangeslagen omdat pastoor Laridon de eed weigerde. Op 3 brumaire van het jaar zeven wordt de school te Vinkt gesloten op bevel, wegens het niet uitvoeren van de wet van 13 fruct.; maar de onderwijzer stoorde zich niet aan dat bevel en geeft verder les. Op 11 brumaire is er een opstootje door de Brigands in Vinkt en op 18 brumaire krijgt Damman, de onderwijzer te Vinkt, verbod zijn ambt nog uit te oefenen. Op 11 nivose van het jaar zeven legt Pieter Dhont de eed af als schoolmeester te Olsene en bij beslissing van 17 vendemiaire van het jaar zeven moeten alle onderwijzers en alle schoolkinderen van openbare en bijzondere scholen de nationale feesten te Deinze bijwonen alle decadi, in de Temple de la Loi. Van 1809 tot 1810 was François Dominique Hans directeur van de kostschool te Deinze; Franse les was heel belangrijk. De leerlingen leerden er "à lire de maniere à être écoutés". De priester Frans Lodewijk Norbert Henckel CO Veurne 1753 - t Brugge 1835) werd in 1810 aangeworven door die school voor de vakken Latijn, godsdienst en andere talen. Deze Henckel was een puristisch dichter-rederijker, een der betere Vlaamse dichters uit een tijd arm aan literatuur. De directeur vond het nuttig die aanwerving bekend te maken. In 1810 verliet Hans Deinze en werd opgevolgd door een Laute en dan door F.J. Coppens. Deze kostschool stond tegenover de kerk, tussen het Brielstraatje en de Leiebrug. (deze school wordt omstreeks 1860 het Sint-Hendrikscollege, zie W. Jonckheere in K.O.K. jb. 1984)
7. Augustin Claes afgezet 22 september 1792 was de eerste dag van het eerste jaar van de nieuwe kalender die tot 1 januari 1806 in gebruik bleef. 163
Op 12 nivose van het jaar 6 deelde de gemeentelijke administratie mee dat Claes afgezet werd en L. Vermandel in zijn plaats benoemd werd als voorzitter van de administration municipal. Op dezelfde dag dient Claes echter drie brieven in om te protesteren tegen zijn afzetting. A. Op 14 nivose schrijft de Minister van Binnenlandse Zaken een nota aan de Commissaris bij de centrale administratie van het departement de l'Escaut waarbij het Directoire executif op 9 nivose heeft beslist een aantal leden van de administratie van het kanton Deinze af te zetten. Op 21 nivose wordt ontvangst van die nota gemeld. Augustin Claes schrijft: Liberté Egalité 13 ventose an 6 de la republique Le citoyen A. Claes domicilié à Deynse aux citoyens administrateurs du departement de l'escaut citoyens administrateurs! En recevant votre arrété ou la date du 2 ventose, qui prononce ma suspension dans les fonctions dont je suis revetu, j'ai cru indespensablement de mon devoir de vous transmettre les actes justificatifs d'une conduite à l'abri des reproches, dont on s'attache de la fletrir, ces pièces en developpant de la calommie qu'on n'a pas rougi de verser sur moi, feront evanouir les motifs sur les quels est basée votre determination et dissiperont, j'ose Ie croir mêmes les impressions du plus léger soupçon a mon egard~ confiant dans votre justices, je me persuade, que vous ne divaguerez pas, properdement convaincus de la legitimité de ma rec1amation de vous empresser a lever 1'0bstac1e que vous avez opposé a rexercice des fonctions dont je suis chargé conformement à la lui 164
• t
~
~, .
, .'-
11', #'H.")u<~6.,-,-~",~- tf~~-.. C~h'~"/~#'., '.
l.:- ~~--U •
'1
4-1+)~ R~~-t~~ .
.
.,
. ..
)~_u-~~_. :~~ ~~~~~ ~ df4~~
iJ-JkVdA.l.... -if-;,C/~~
- '~-'I'~ ~1t-~ä
~á.-~'??~ ~r,;AÇ.;:/'I!L<.!N. .dH."-M
I~#t :r~~~~7L.I ~L }U4ît~$'f·:i.i
J/l.1- 4· ~'''''''''''.J #~~.D-·.\;it;.if:;j'~.~ . q-,f:Á1~6~Á-:JJr /~~. V~~~ tI~)e4.t('
A4.. ~(j/( 11""'~"'"
~ fe/rh ).. . . ~~Ii~~r ~,;I:.~~~ :?- . 4'~ #~(:.)~ . .' . ~1I!iL.J ?'
~c-.f?~~ ~.m"t ,~Jrl;/e'l'd;~
u ...
dV", ~~-- Ü~WiiJiM.;:-'l
J . ; P ....~4;)
ik.-'~,JC
~. <' )~Á. )t:/~~ ,y~~/';,)- . ~.. ~h,-'''''/IA YIiW. '~<-/.-. .Af:,. ~.Mk... :)____ tw'l...~" .u;4~ ~"~(r...Ii$.-- ~1«~ ~~~>i.::' ;::.
J
6)J~ ~~?:- 7,·,~"'~e--J
.... ~44...
Jl~
,
J"~~ ~'-
~~~ c(-~1: ~ ~.:ltJtJ.l. ~/ML.fJy~~.~~ ~"t/;J , .....,
165
et a activer a cet effet les mesures que les circonstances peuvent preservir; je n'ai pas cru hors de propos d'offrir a vous produire ulterieurement tels autres certificats qu'une justification complette peut exiger. Salut et respect A.A.L. Claes.
B. Bij deze brief voegde Claes volgende nota: Wij onderschreven bekennen en certificeren in faveure van den borger A.A.L. Claes agent der commune van Deynse met hem de borgerlijke waghten gedaen te hebben ten tijde der retracte van de republicaensche trouppen door de verraederye van Dumourier Sonder dat hij eenen repris militaire ten minsten heeft qualyck behandelt nemaer volgens de orders van hunne generaels hun verselt in het beste order tot aen de naest gelegene wagt opdat hun niemant soude het minste inder konnen toebrengen hebben en alsoo hunnen wegh gerust voorsetten in teecken der waerheyd hebben wij hem dese declaratie verleent onder obligatie en affirmatie van eede om hem te vallideren daer ende soo het behoort actum Deynse 9 ventose 6de jaer der fransche republique.
P. van den dalen Jacobus Lammens Jan Bapte Moerman
Joannes Mortier Engelbert van Risseghem
C. Een tweede brief luidde als volgt: Wij onderschreven bekennen en de certificeren dat den borger A.A.L. Claes agent der commune van Deynse naer het vertreck der republicaensche trouppen op bruggen en aftende heeft gesalveert ende al syne achterplaetse met eene leere doen vlugten twee fransche officieren daer de kijzer166
167
lycke dragonders van Latour aen syne deure stonden die gans sijn huys doorsoght hebben hun effecten bewaert en wederbehandigt in teecken der waerheyd hebben wij hem deze declaratie verleent onder obligatie ende affirmatie van eede om hem te vallideren daer het behoort actum Deynse den 8 ventose 6 jaer der fransche republique. A. Van Speybroeck Servaes van Risseghem P. Van Risseghem Theresea De Backer
Jacobus Lammens Jan Bapte Moerman
Wat was er gebeurd? Claes wist dat hij afgezet zou worden; de afzettingsbrief dateert van 12 ventose, hij antwoordt op 13 ventose, dus op de dag dat hij de nota ontving, maar met toevoeging van twee attesten, een op 8 en een op 9 ventose opgesteld.· Waarom werd hij afgezet? Waarschijnlijk naar aanleiding van het feit dat de vrijheidsbomen werden omgehakt want zijn brieven zitten in het dossier over de "replantation de l'arbre de la liberté dans les communes de son canton". Dat "son" slaat dan wel op de administration municipale de Deynse. Er waren in die periode nogal was opstootjes: tijd van de Boerenkrijg, de tijd waarin de kerken gesloten werden. In de Hollandse tijd werd Claes burgemeester. (Over A Claes - zie P. Huys in Kontaktblad oktober 1985).
8. Bestuur in 1800 Op 11 floreal van het jaar 8 te 10 u. in de voormiddag verscheen voor Jean-Baptist Dossche, "agent municipal" van Deinze, de dienstdoende voorlopige burgemeester Jean Baptist Ottevare, om de eed afte leggen. Hij was immers op 4 prairial van het jaar 8, bij besluit van de prefect van het Scheldedepartement, benoemd tot burgemeester.
168
Jan Francies de Poortere en Bernard Frans van de Keere werden benoemd tot adjuncten en legden op dezelfde dag de eed af in handen van de nieuwe burgemeester. Antoine Haegens werd belastingsontvanger . De prefect benoemde op 17 fructidor van het jaar 8 de volgende mensen tot leden van de municipale raad: Charles Gellinck, landbouwer, Pierre Vanderstraeten, zoutfabrikant, Augustin Claes, apotheker, Charles, Philippe Martens, particulier, Leon VermandeIe, koopman, Ignace Maenhout, landbouwer, François Van Hee, landbouwer, Antoine Haegens, koopman, François van Oost, particulier, Jean Baptist Delcroix, brouwer, Dominicque Bracke, zeepfrabrikant, Athanase Vanhoute, stoker, (cf. 5-22), Joseph Provost, koopman, Emanuel van Wonterghem, stoker, Emanuel van Eechaute, stoker, François van der Piete, koopman, Jean Baptist Goeminne, (cf 5 C) stoker, Jean van de Keere, notaris, Pierre Ketels, Bernard Du• neux.
Laatstgenoemde, een "homme de Loye" werd notaris bij be-· sluit van de prefect van 2 thermidor jaar 8, ter vervanging van citoyen Beyens, die sous-prefect werd van het arrondissement Oudenaarde. Durieux legde als notaris de eed af tegenover de burgemeester op "deca di Ie 10 du mois de thermidor de l'an 8". Op 1 thermidor van het jaar 8 werden aangesteld als commissaris van het burgerlijk hospitaal (l'hospice civile) : Charles de Caigny, gewezen rechter van het burgerlijk gerecht Charles Philippe Martens, gewezen groot-baljuw van Deinze Jacques van de Keere, notaris, Augustin Claes, apotheker, Emanuel van Wonterghem, jeneverstoker. In het jaar 8 werd Antoine Haegens door de municipale raad tot vice-voorzitter gekozen; in het jaar 12 was dat Augustin Claes. Jacques Desprez werd in het jaar 10 vrederechter; Charles de Caigny rechter van eerste aanleg. 169
Le citoyen Coquin was in het jaar 8 regeringscommissaris bij het stadsbestuur van Deinze. 9. Soldatenlogies in 1800. Volgens een lijst opgesteld door de municipaliteit kon Deinze 400 soldaten logeren en 50 à 80 paarden onderbrengen Astene 200 150 " " Petegem 150 100 " Zeveren 100 " 60 " " St.-Maria-Leerne 100 50 à 60 " " Bachte 20 à 30 60 " " Grammene 70-80 30 à 40 " " Gottem 150 80 " " " Vinkt 250 150 " " " " Deurle 160 80 " " " " 300 200 Machelen " " " " 200 120 Olsene " " " 150/200 Zulte 80
.. .. .. ..
.. ..
. .
..
. ..
.. . .. . .. ..
.
10. Napoleonsoldaten In het jaar 8 van de Franse republiek (22 september 1799 - 21 september 1800) had Gent 55.161 inwoners waarvan 254 in het leger " " 20 " Martens-Leerne 526 " 12 " " Meigem 996 6 " " " Deinze 2.958 6 " " " Petegem 783 " 3 " " Gottem 867 " " 4 " Astene 1.138 " " 2 " Grammene 479 " " 3 " Wontergem 752 " " 4 " Zeveren 734 " 2 Bachte 451 170
Vinkt 1.513 inwoners waarvan 14 in het leger Maria-Leerne 690" " 4 " (Bachte en St.-Maria-Leerne fusioneerden pas in 1823) Te Gent bestond er in de jaren na 1840 een Napoleonistenvereniging. Te Deinze ook; wij schreven erover in het Jaarboek K.O.K. 1968. In het Heemkundig tijdschrift Ghendtsche Tydinghen noteerde men dat op 17 januari 1867 Jacob van Damme overleed op 87-jarige leeftijd. Hij was de laatste Gentenaar die Napoleon op Elba vergezelde (geboren 1780). Hij was op 13.10.1798 in dienst getreden en had meegemaakt: de slag te Hohenlinde, de slag bij Austerlitz, de Pruisische veldtocht, Spanje, Dresden, Leipzig, Elba, de 100 dagen en Waterloo. Dat moet zowat het avontuur zijn van de Deinzenaar Alexis Vervoort, kraamzetter te Deinze in 1839 e.v. jaren. Hij kon niet lezen noch schrijven. Maar had de Elba-medaille (21). In het jaar 10 kregen Pierre de Waegenaere en Frederic Mehuys elk 100 fr. geschonken; dat was gebruikelijk als een Napoleonsoldaat (die wegens een kwetsuur niet meer kon dienen in het leger en "gereformeerd" werd) huwde met een vrouw uit de burgerstand (met de bedoeling van een soort van sociale verheffing). 11. Deinze in financiële moeilijkheden. Ten gevolge van "Logements militaires" had Deinze in het jaar 9 (± 1801) een deficit van 655,09 fr. Er was te Deinze een "Bureau de passage et de repassage" van soldaten. De stad moest al die militaire verblijven en die dienst betalen. De stad meende nochtans dat die troepenverplaatsingen ten laste van het hele land moesten vallen: troepen verplaatsen zich voor de algemene veiligheid, de kosten moeten dus algemeen verdeeld worden.
171
Indien Deinze twee- à driemaal zoveel "logements militaires" te verwerken en dus te betalen heeft als de andere "Stations militaires" dan zou daar toch ergens een "recompense" voor moeten te krijgen zijn. De financiële last is voor Deinze extra zwaar daar Deinze een klein stadje is, nauwelijks groter dan een fort of een citadel, aldus het stadsbestuur. In de jaren 5, 6, 7 en 8 had de stad Deinze vermindering van belasting gekregen. Maar reeds het jaar 5 rekende het stadsbestuur dat Deinze 150.000 fr. moest krijgen voor diensten aan het Franse leger gepresteerd. In het jaar 10 waren er rampen te Deinze: een besmettelijke ziekte bij de inwoners, die vooral de "werkklasse" trof, driemaal de veepest, die alle hoornbeesten had gedood. Het land lag overstroomd en in alle laagliggende delen was de oogst vernield, zodat het graan duur werd, wat dan honger veroorzaakte in de financieel zwaar belaste stad. In het jaar 9 kreeg Ottevaere de opdracht na te gaan of het "Maison de Depot" veilig genoeg zou zijn dat de gevangenen niet zouden kunnen ontsnappen. Ottevaere roept Louis Lagrange, schrijnwerker, en Charles François, slotenmaker, om met hen een "expertise" te doen en een "devis" op te stellen, want het gebouw was in slechte staat. Herstellingen zullen 606,78 fr. kosten. Het stadsbestuur moest ook een "gardien de la maison de depot" aanstellen; dat werd Joseph Tessely, die een eed op de constitutie moest afleggen tegenover de burgemeester. Ook de Leiebrug was in slechte staat; met een gewone wagen met vracht over de brug rijden was niet meer veilig, de toestand was belabberd, "delabré", en het instorten van de brug zou een ramp zijn voor de stad - het was immers de enige brug en het verkeer was een bron van inkomsten. Alle vervoer uit Gent naar Kortrijk ofvan Oudenaarde naar Tielt ging over die brug. Een ingenieur had de brug onderzocht en had vastgesteld dat, mits wat herstellingen, ze het wel nog een jaar zou uithouden. De burgemeester besliste dan dat wagens met meer dan twee paarden niet meer over de brug mochten. 172
Derhalve: il sera dressé 2 poteaux 1. een op 12 voet van het postgebouw 2. een tegenover het huis van weduwe Livin Dhont met als opschrift: Defense de passer sur Ie pont de la Lys Verbod van de Leiebrugge te passeren. Dat was op 29 thermidor van het jaar 8. In het jaar 11 voerde Louis Lagrange dan de herstellingen uit aan de brug. Die kostten 245,54 fr. Voor het werk zelf rekende hij 1 fr. per dag. In 1801 was 11,97 % van de bevolking van Deinze behoeftig, 10,47 % van de bevolking van Petegem. Voor de andere deelgemeenten lag dat cijfer lager (zie P. Huys - K.O.K. Kontaktblad nota 381). De stad en de openbare onderstand moest deze behoeftigen onderhouden; dat kostte Deinze in 1801 2.479,49 fr.
12. De kerken als gevangenis te Deinze. Einde 1813 drongen de geallieerden Napoleons legers terug. In het kader van die terugtocht werden ook de gevangenen weggebracht. Op 16 december 1813 kwam een groep galeiboeven door Deinze; ze kwamen van Antwerpen, met zowat 1900 en moesten te Deinze overnachten. Ze werden ondergebracht in de O.L.V. kerk en in de Sint-Martinuskerk. Ze hebben beide kerken lelijk toegetakeld, ze hebben er "alle buyten - spoorigheden uytgerecht die sy konden uytwercken". De kerk was zo onder stank en vuiligheid geraakt dat men het er binnen niet kon uithouden; men moest de kerk met ongebluste kalk en veel water reinigen. Gelukkig had men bij voorbaat heel wat waardevolle voorwerpen weggenomen. (Sedert het Concordaat mochten de kerken weer als kerk gebruikt worden). Eens in de kerk opgesloten braken ze de sacristij deur open, hopende langs daar te kunnen ontsnappen. Hun nachtelijk gevoeg werd overal gedaan. 's Anderendaags ging hun tocht verder naar Rijsel. De gouver173
neur van Rijsel liet alleen de Franse gevangenen in de stad; de niet-Fransen werden teruggestuurd en kwamen weer in de kerk van Deinze logeren. De beschadiging was niet zo erg als de vorige keer. 13. Nog over enkele Deinzenaars. A. Vermandele Leo Vermandele werd op 27 september 1765 te Deinze geboren als zoon van Judocus Vermandele en van Maria Joanna De Schuytere. I. Deze Judocus Vermandele was in goede doen want hij kocht nogal wat eigendommen.
1. In 1757 was hij "capiteyn van de borgherlycke wachte deeser steede" en kocht via notaris Pieter François Beyens van Joseph Dhuyghelaere, zoon van Gillis, een .,huys ende erfve met syne appendencien ende dependentien aertwortel ende nagelvast". Het eigendom lag ach ter het stadhuis (in 1757 was dat de stadshalle op de markt) als volgt bepaald: oost de calsyde zuid François Bernard Van Wynghem west de Caendele noord: de weduwe en de erfgenamen van Judocus Dhuyvetter J. Vermandele betaalde hiervoor op 9 februari 1757 aan de weduwe en de erfgenamen van Gillis Dhuygelaere 116 pond, 13 segellinghen (= schellingen) en 4 grooten. De getuigen bij de ondertekening van de akte waren: Anthone Joseph Menny, zoon van Florus. en Judocus Van der Meiren, zoon van Jan. 174
2. Amper een jaar later, op 23 januari 1758, kocht Judocus Vermandeie, die nu "koopman" genoemd wordt, weer een eigendom via notaris Beyens. De verkoper is nu Jan Minnens, zoon van Jacques, samen met zijn drie meerderjarige zoons uit zijn eerste huwelijk (met Janneken Année) namelijk Joseph, Jacobus en François. J. Vermandele kocht een behuisde hofstede en vier partijen land: 2.1. Een behuisde hofstede met schuur en stallingen, met een ovenbuur, met haag, bomen en een boomgaard, met land en met een kleine meers, samen op 1125 roeden Gentse maat, gelegen op de prochie Deinze-buiten met oost zuid west noord:
't klooster van Deinze de Leie de armen van Deinze de straat lopend naar d'Hoye
2.2. Een partij land in Dhoye, ongeveer 2 gemeten groot oost zuid west noord:
smoorsbeke de straete de weduwe van Pieter Arroye Joannes van Hee en de erfgenamen van Charles de J ans.
2.3. Een partij land in Dhoye, ongeveer 2 gemeten groot, in de Couter: oost en noord: 't klooster van Deinze zuid de beek en het meulestraatje noord: François Ghyselinck (west waarschijnlijk het vorige stuk) 175
2.4. Een partij land in Dhoye, ongeveer 525 roeden Gentse maat groot oost zuid west noord:
Maria Isabelle Heyndrickx de Armen van Deinze 't klooster van Deinze het hospitaal Sint Blasius
3.5. Een partij land in Dhoye, een halve bunder groot oost zuid west : noord:
Joseph de Camer de heirweg van Deinze naar Grammene de armen van Deinze Marie Isabelle Heyndrickx
Voor deze vijf kopen betaalde Judocus Vermandele 384 . pond, zes schellingen groten. De getuigen waren: Judocus van der Meiren, zoon van Jan en Joris van de Moere, zoon van Pieter. 3. Op 9 februari 1760 kocht Judocus Vermandele voor notaris Beyens van Joseph Schelpe en van diens huisvrouw Petronelle Lauwers, dochter van Jan en van Anna Maria Dujardin, de helft van een partij land en bos te Grammene, gebied genaamd de Quadenbu1ck. Dit gekochte stuk was 375 kleine roeden Kortrijkse maat groot, oost : zuid west : noord:
advokaat Seelers Antoon De Jans Carel Lauwers Pieter Van Coppenolle
De verkoop gebeurde als regeling van de erfenis van moeder (en schoonmoeder) Anne Marie Dujardin. De grond sloot aan bij de hofstede bewoond door Jan Lauwers. die er ook eigenaar van was, maar dus het deel van zijn 176
dochter moest verkopen. Noch Schelpe noch zijn Petronelle konden hun naam schrijven; ze ondertekenden met een kruisje. Getuigen waren Frans Ovijn, zoon van Joseph en Joris Vandenmoere, zoon van Pieter. Judocus Vermandele betaalde 27 pond en een rente van 20 pond aan Joannes Ferdinandus Meheus. 4. Op 28 mei 1760 sloot Judocus Vermandele weer een grotere koop. Philippe Dikelman, zoon van Maryn (Marinus), verkocht een partij land in Gottem op "den hulsbergh cautere" van "den Leenkoste van Ayshove in de prochie ende graefschap van Cruyshautem" twee en een halve bunder groot: oost zuid west noord:
de baron van Poeke de heirweg de groene straat Joos Montiev
Philippe Dikelman deed dit (waarschijnlijk) ter regeling van zijn erfenis met zijn twee zusters: Marie Anne Dikelman, gehuwd met Joseph Dobbelaere en Joanna Dikelman, gehuwd met Carel van den Borre. De prijs was 146 pond, 1 schilling 9 groten; getuigen waren dezelfde als bij de vorige koop. Koopman Vermandele kocht dus tussen februari 1758 en juni 1760 om 166 384 27 20 146
rente I
9
743
20
13
13 6
4
/
177
744 pond. Dat was dan flink verdiend als koopman op 2 jaar en zes maanden.
11. Van Judocus Vermandele vonden we zeven kinderen in de Deinse geboortelijsten: Coleta Rosa, geboren in 1752 Rosa Judoca 1753 Augustinus 1755 Joannes Benedictus 1756 Francisca Haveria 1759 Maria Haveria 1762 Leo 17 65 (cf. 5-18) (cf. 8)
B. Martens Carolus Philippus Martens (in de Franse tijd Charles Philippe) was groot-baljuw, tot bij de hervormingen door de Fransen ingevoerd (cf nr. 24 in D 5). Op 21 maart 1833 overleed hij, 93 jaar oud. Hij werd te Vinkt in 1740 geboren als zoon van Carolus en van Catharina van Hulle. Toen hij overleed woonde hij op de markt te Deinze als weduwenaar van Jeanna Maria Beyaert. Het overlijden werd aangegeven door Justinus Livinus Martens, toen 39 jaar oud en eerste schepen van de stad Gent. Het beroep van de overledene was "grondeigenaar". De toenmalige ambtenaar van de Burgerlijke Stand was Francies Bernard Callier.
C. Beyens Beyens woonde op de wijk St.-Martinus van Deinze, dus in Deinze maar parochie Petegem. Petrus Franciscus Beyens was gehuwd met Maria Joanna Camberlijn. 178
Ze hadden samen tien kinderen: Maria in 1754 geboren Carola 1756 } Joannes 1757 (cf 5 nr. 28) Constantinus 1758 Albertus en Isabella, een tweeling in 1769 geboren Eugenius in 1762 (cf 5 nr. 34) Rosalia in 1764 Joanna in 1766 Isabella in 1767 Over C. Beyens schreven we anno 1975 (K.O.K. Jb. blz. 7677) een nota hoe hij Phil. Beernaert, klerk bij notaris Martens en benoemd tot notaris te Deinze (1797), een voetje wilde lich ten door een brief te schrijven dat deze Beernaert van een "civisme trop douteux" was en dat hij daarenboven "ne sait pas la langue française". Over Pieter Beyens, eigenaar van de houten korenwindmolen te Zeveren, leze men nota 37 van P. Huys in het K.O.K. Kontaktblad. In nota 38 geeft hij de namen van de molenaars te Deinze anno 1796; in nota 61 geeft hij nog andere informatie over de molens te Deinze en in nota 73 en 409 over de molenaars in de omgeving van Deinze. D. François Bernard Callier. Werd te Deinze geboren op 7 maart 1791; zijn vader was Ange = Engelbertus Callier en zijn moeder Dorothea Roels (Sophia). Hij werd geboren Markt, 72. Op 25 maart 1811 moest hij loten en lootte er zich in, maar liet zich vervangen door Joseph De Clerck die dienst deed in La grande armée, 8e regiment lansiers; waarschijnlijk deserteerde deze Jospeh De Clerck want in maart 1813 trok F.B. Callier zelf op naar het 88e regiment (linieregiment). Op 8 oktober 1830 werd Fr. B. Callier samen met Charles Louis Spilthoorn en Louis Coppens door het voorlopig bewind aangesteld tot Commissaris van het provisoir gouver179
nement, met volmachten in de provincie Oost-Vlaanderen. Die functie had hij voor een paar maanden tot er een gouverneur was benoemd (17). In 1794 bewoonde Engelbert Callier Het Hof van Sint Joris dat toen te koop werd gesteld. Bernard Callier was in 1830 Ie schepen. Op 5 februari 1831 werd hij benoemd tot president van de cantonalen raad van de burgerwacht van het kanton Deinze. De burgerwacht was 26.11.1830 opgericht. In mei 1831 wordt te Deinze den act der Belgische nationale Vereniging door 187 personen, waaronder vele notabelen en officieren der burgerwacht, getekend. De ondertekenaars spreken zich uit voor de republiek als enig middel om de onafhankelijkheid van het land te bevestigen. Callier was de aanstoker van dit dokument te Deinze. Vader CaHier was eerst gehuwd met Joanna De Pla~ zij hadden samen volgende kinderen: RosalieBarbara 010-04-1776 - t09-09-l783 Rosalie 0 09-03-1780 - t? Bernard Franciscus 0 14-06-1781 - t 18-06-1781 Anna Catherina 0 09-12-1782 Op 16-12-1783 stierf moeder CaHier (22) Op 07-02-1784 hertrouwde Engelbert met Dorothea Roels~ zij hadden volgende kinderen: Engelbertus 004-02-1786 - t 14-01-1788 Xaveria 0 27-07-1787 - ? Carolus Ludovicus 0 27-07-1789 - t 13-09-1877 FrancÏscus Bernardus 0 07-03-1791 - t 30-11-1885 0 21-07-1792 - t 20-03-1873 Victoria Julia Sophia 0 27-09-1795 - t 20-12-1869 Coleta Antonia 0 17-03-1798 - t 28-08-1873 Antonia Ludovica 0 1796 - t 20-01-1854 Carolina 0 1802 - t 11-11-1865 (Waarschijnlijk noemde men haar Charlotte (zie K.O.K. 1982 blz. 24-44 en blz. 121 nota 42). 180
- Antonia Ludovica was bij haar overlijden weduwe van Charles Casimir Minnens; zij was winkelierster. - Carolina was ongehuwd; haar overlijden werd aangegeven door de 51-jarige geneesheer Coppez en door haar kozijn Engelbert De Vuyst; bij het overlijden was ze zonder beroep. - Julia Sophia was kruidenierster op de markt, echtgenote van Petrus Jacobus Verpoest. Haar overlijden werd aangegeven door Vital Callebaut, commies-griffier bij het vredegerecht, toen 40 jaar oud, en door Victor Tevels, meester-kleermaker, toen 48 jaar. - Victoria woonde ook op de markt en was weduwe van Jacobus De Vuyst. Vital Callebaut was weer overlijdensaangever. - Colleta Antonia woonde als "bijzondere" in de Kerkstraat (nu Kortrijkstraat) en haar kozijn Enge1bertus deed de aangifte van overlijden. - Karel Lodewijk was grondeigenaar, weduwnaar van Isabella Rosa van Wambeke. Hij woonde in de Schaeve. Aangifte van het overlijden deed weer Engelbertus De Vuyst. - Franciscus Bernardus was ook grondeigenaar en woonde ook in de Kerkstraat, bij zijn zuster Coleta, die zeven jaar jonger was en 12 jaar voor hem stierf (17). Dorothea Roels werd te Deinze geboren op 26.07.1757 als dochter van Francies Roels en van Joanna Therese Oste. Ze stierf als "koopvrouw" op 23.06.1824 en was dus 66 jaar 10 maanden en 27 dagen oud (ja, zo staat het geteld in de Burgerlijke Stand). Haar overlijden werd aangegeven door haar zoon Francies Bernard, toen 33 jaar oud, en door Pieter Francies Se mee se. Voor beider beroep staat genoteerd "particulier". F. Bernard Callier was in 1830-31 gevolmachtigde voor het voorlopig Bewind in de provincie Oost-Vlaanderen, samen met Charles Louis Spilthoorn en Louis Coppens: Le gouvernement provisoire donne à M.M. Ch.-Louis 181
Spilthoorn, François-Bernard Callier et Louis Coppens, en qualité de commissaires du gouvernement provisoire, les pleins pouvoirs à reffet de prendre dans toute la province de la Flandre orientale toutes les mesures convenables, dans l'intérêt de la cause nationale,jusqu'à ce qu'un gouverneur, nommé par nous, soit entré en fonctions et ait pu se rendre à Gand. Bruxelles, 8 octobre 1830 Les membres du comité central, signé De Potter Comte Felix de Merode Sylvain Van de Weyer Ch. Rogier. CaHier werd nadien hoofd van de burgerwacht te Deinze. Hij verzamelde 187 Deinse handtekeningen onder een petitie tot het inrichten van een republiek in het België van 1831 en speelde nog lang daarna een rol in de gemeenteraad te Deinze. Men leze alvast de nota van Paul Huys in ons Kontaktblad van november 1985 over CaHier. (en mijn nota 666 in januari 1986) CaHier bleef waarschijnlijk in kontakt met Spilthoorn: in een brief van Gendebien aan Spilthoorn in 1839 over o.a. het installeren van een republiek, schreef Gendebien "Que pense notre ami Callier"? (Men leze hierover L. Jottrand: "Ch. L. Spilthoorn-Evénements de 1848 en Belgique" over de episode Risquons-Tous). Spilthoorn was een Kruishoutemnaar, advokaat te Gent. De relatie met Spilthoorn en de loopbaan van deze F.B.-Callier is een onderzoek waard. N.B. In de parochieregisters staan de voornamen meestal in een gelatiniseerde versie: in de Franse tijd staan de voornamen in hun Franse versie: in de Hollandse tijd in de Nederlandse versie (h.v. Carolus-Ludovicus- Charles-Louis- Kard-Lodewijk). 182
E. De Caigny - Anthone de Caigny was 1788 "tresorier dezer stede van Deinze". Maximiliaen de Caigny was "advocaet van de Roede in Vlaenderen". Charles de Caigny was griffier te Deinze, wschl. reeds in 1778, alleszins in de jaren 1780. - In het jaar 9 was Charles de Caigny, ongehuwd, "juge du tribunal civil du département". Er was ook een Joseph de Caigny in 1809 vermeld. Aantal wapens te Deinze buiten 1789. Bij ordonantie van 22 oktober 1789, van "Sijne Majesteyt" de keizer moest "het getal ende de quantiteyt der hoedaenige schietgeweiren als van den voorraed van buspoeder, cardousen, kogels" schriftelijk gedeclameerd worden en aan de hogere overheid meegedeeld worden. We vonden de brief waarmee hoogbaljuw C. De Caigny, mede in naam van de pointers en zetters, het resultaat meedeelde voor de "prochie Deijnse Buyten". De hogere overheid was in casu de Raed fiscae1 van Vlaenderen. Er waren op 7 november 1789 volgende wapens aangegeven door de inwoners van Deinze-buiten: 31 geweren 4 pistolen 16 kogels 3 "scheuten buspoeder" en geen "cardousen"; Er was ook nog een August de Caigny (Zijdenijverheid M. van den Abeele 1935 blz. 70) Een Antonius Josephus De Caigny, echtgenoot van Maria Carola Achtens stierf op 14.4.1793 (Is dat de tresorier van 1788 ?) Een Maria Clara De Caigny, echtgenote van Perdinand Joannes Heyndrickx stierf op 11.1.1792. (cf. K.O.K.-1984 blz. 37). Zie bijlage IV. 183
14. Industriële bedrijvigheid te Deinze in 1819. A. We vonden in ons archief een lijst van: "fabrijken en werkwinkels" op 31 december 1819. Wat was er zo allemaal te Deinze? Er was/waren: 1 Berleynsblauwfabriek - met een paardenmolen (rosmolen) de baas en 1 werkman werkte erin (naam niet genoemd) die werkman verdiende 12 stuivers per dag in 1811, 1812, 1813 leverde het bedrijf aan Frankrijk, nadien voor de binnenlandse markt Berlijnsblauw is een donkerblauwe verfstof (ferri-ferrocyanide) Er bestaat ook Berlijns bruin (uit Berlijns blauw verkregen na behandeling) Berlijns groen, Berlijns rood en Berlijns zilver. Het is een stof om andere verfstoffen en inkt te maken. 6 Bierbrouwerijen waarin 12 werklieden die elk 18 stuivers per dag verdienden. De brouwerijen hadden een ..groot debiet" van bruin bier. 2 Blauwververijen waarin de 2 bazen werkten en 3 knechten. 9 Broodbakkerijen (en koekbakkerij) waarin telkens de baas werkte en in zes ervan ook een knecht, die 14 stuivers per dag verdiende. In 1813-14 waren er 14 bakkerijen. 1 Destilleerderij van likeuren waarin alleen de baas werkte. Het debiet was klein door de grote konkurrentie uit Frankrijk. 1 Goud- en zilversmid die weinig werk had 5 Hoefsmeden die samen 8 knechten hadden en veel werk 2 Hoedenmakerijen die samen 11 mensen te werk stelden 9 jeneverstokerijen stelden samen 9 werklieden te werk die vroeger veel aan Frankrijk leverden. 184
f.
3 kaasmakerijen waarin alleen de baas werkte. I kalkbranderij stelde 6 mensen te werk tegen 14 stuivers (in de zomer) 12 kleermakerijen waarin de baas werkte en die ook 6 mensen te werk stelden; die knechten verdienden 12 stuivers per dag. lil 1819 was er minder werk dan in 1814. 10 klompenmakers hadden samen ook 7 knechten tegen 12 stuivers. Ze hadden niet veel werk. 3 koperslagers, zonder knechten. 5 Korenwindmolens, waarvan er drie door de baas bediend werden, hadden 6 werklieden tegen 14 stuivers 5 kuipers, waarvan er één een knecht had (12 stuivers) 3 lederfabrieken & leertouwerijen, waarin de baas werkte, hadden 4 knechten en veel werk in de Franse tijd, nadien last van invoer uit Engeland (in de Franse tijd was er de blokkade tegen alles wat uit Engeland kwam) 53 Linnenweverijen - maar waarschijnlijk huiswerk, want er waren 53 linnenwevers Deze bedrijfstak ging achteruit. Men zou de vrije onbelaste uitvoer van vlas naar Frankrijk moeten verbieden, maar de uitvoer van lijnwaad vrij maken en zware lasten leggen op de invoer van katoenen goederen (protectionisme van eigen produkten en arbeid) Deze wevers verdienden 50 cent. 3 Mandemakers en 2 mandemakersknechten (12 stuivers) 6 Metselaarsbazen en 4 knechten I Molenmaker die zowel windmolens als paardenmolens maakte met I knecht (die I gulden per dag verdiende) 3 Mouterijen; in 2 ervan werkte de baas, in de andere een knecht. 5 Mutsenmakers waren er. 8 olieslagerijen voor lijn- en koolzaadolie; 7 waren rosmolens, I windmolen, elke molen had I werkman I pelsmolen was er, het was de windmolen van Coecqueyt
185
17 schoenmakers hadden samen 7 werklieden; er was konkurrentie door de vrije invoer uit Engeland 6 slagerijen waarin alleen de slager werkte. 2 slotenmakers hadden elk een knecht 3 snuifmolens met de hand bediend door de 3 bazen en 2 knechten 1 stijfselmakerij had 2 werklieden 3 stoelenmakers werkten zelfstandig 6 timmerwinkels waarin de baas werkte hadden samen 7 knechten 3 uurwerkmakers 5 vlashekelaars; ze verdienden 35 cent per dag 7 vlaskloppers; ze verdienden 45 cent 105 vlasspinsters; ze verdienden van 4 tot 7,5 cent per dag 5 wagenmakers die zelfstandig werkten en 3 knechten hadden 2 waskaarsmakerijen, dus 2 waskaarsmakers, zonder knechten 3 zadelmakerijen, dus 3 zadelmakers zonder knechten 1 zoutziederij met 2 werklieden Al deze beroepen, voor eigen rekening ofvoor een baas uitgeoefend, geven ons de bezigheid van 426 mensen. Bij de zelfstandig werkenden mag men bij velen veronderstellen dat de vrouw de winkel voerde, zoals dat bij slagers en bakkers nog het geval is. "Fabrieken" en de fabrieksarbeider zoals wij dat vandaag verstaan, waren er hier in Deinze dus niet: iedereen werkte voor eigen rekening ofbij een baas die ten hoogste een paar knechten had, zoals dat nu bij de kleine bouwaannemer nog het geval is. Dat gaf sociaal andere verhoudingen dan die van de fabrieksbaas met 100 of 500 werklieden. De kleinschaligheid versoepelde veel - had natuurlijk ook nadelen. (In het K.O.K.-Kontaktblad, nota 64, vermeldt P. Huys de schoenmakers van Deinze en omgeving in 1796). 186
B. In 1818 waren er te Deinze volgende "Lijnwaadkoopmans" B Van Eechaute d'oude B Van Eechaute de jonge Pierre Provost N. Van Quatem Ignace Maenhout Lieven Schaubroeck Charles Dossche Emmanuel Michiels Frans Van Houte Verdiensten vergelijken.
Toen Louis Lagrange de brug te Deinze herstelde rekende hij 1 fr. per dag voor werkloon. Een spinster verdiende 0,17 fr. per dag en een wever 0,75 per dag. In onze bijdrage over de brandweer kan men lezen hoeveel een brandweerman tot een brandweerofficier verdiende (K.O.K. - Jb. 1982). Vergelijken we dat even met de grote tijdgenoten. Toen Napoleon luitenant werd verdiende hij 800 pond per jaar. De Franse revolutie schafte alle adellijke titels af. Napoleon voerde een nieuwe adel in. Hij benoemde hertogen; dat was een titel die per jaar 10.000 fr. opbracht en de weg opende voor "cumul" -betrekkingen. Een prins, door Napoleon benoemd, kreeg 20.000 fr. per . Jaar. Toen Napoleon verbannen werd, kreeg hij 2 miljoen per jaar toegekend. Zijn lijfarts verdiende 15.000 fr. per jaar - tenzij de laatste die maar 9.000 fr. verdiende. Talleyrand kreeg 1 miljoen fr. steekpenningen van Oostenrijk om de bepalingen in het verdrag van Campo Formio gunstig te maken voor Oostenrijk. Hij kreeg 1 miljoen steekpenningen van Pruisen om diezelfde gunstige bepalingen 187
niet uit te voeren. Josephine de Beauharnais had 3 miljoen schulden toen ze met Napoleon trouwde; die werden meteen afgelost. Napoleons zuster kreeg, in 1808 alleen, een kasteel (Neuilly) en een jaargeld van 600.000 fr., dat in 1809 op 1,3 miljoen werd gebracht. (zie Bronhorst: Napoleon) Een Napoleonsoldaat kreeg 0,45 fr. per dag (moest eigen eten kopen en b.v. zelf zijn schoenen kopen). Een maarschalk verdiende 3.333 fr. per maand (K.O.K. Th. 1985 blz. 58). Moeder Letizia Buonaparte kreeg in 179797.500 fr. om haar huis in Ajaccio te herstellen. (Al. Decaux) Eens haar zoon Keizer, kreeg ze een jaarvergoeding van 300.000 fr. (tevoren 150.000) die nadien tot 480.000 opliep - later tot een miljoen. 15. Begin van de Burgerlijke stand te Deinze.
1. Het eerste huwelijk dat te Deinze naar Franse wet werd ingeschreven was dat van Philippe Pique en Marie Cras, de ouders van onze schilder Karel Picque. Het huwelijk gebeurde op de 20 vendemiaire van het jaar 7, d.w.z. op 11 oktober 1798. Het werd genoteerd door Alexandre Gilisquet, président de l'administration municipale du canton de Deynze. Philippus Jacobus Pique was toen 30 jaar en acht maanden oud (dus geboren 11 maart 1768) en was zoon van François Pique en van Marie Lievrouw. Marie Cras, Maria, Judoca, Marie Jossine, was 19 jaar 4 maanden en 25 dagen oud (dus geboren 16 mei 1779). Ze was de dochter van Joannes Cras, de stadsbode, toen 46 jaar oud, en van Maria Judoca De Jonge, toen reeds overleden. De getuigen waren: vader Cras Jeanne Petronelle Hervynck, 36 jaar, stiefmoeder van de bruid. 188
Antoine (Antonius Joannes Josephus) Hannequart, uurwerkmaker, 22 jaar oud en Bemard Francies Van de Keere, stadhuisbediende, 30 jaar oud, allemaal Deinzenaars. In een afzonderlijk bundeltje gingen de huwelijken van het jaar 5 en 6 vooraf. Daarin waren Bernard Clappaerd x Sophie Tevels de eersten, en wel op 10 februari 1797. (zie ook K.O.K.-jaarboek 1970 blz. 117). 2. Het eerste overlijden werd genoteerd volgens de Franse voorschriften op 1 vendemiaire van het jaar 5 van de Republikeinse kalender; 1 vendemiaire was daarin de eerste dag van het nieuwe jaar: 22 september; 1 vendemiaire van het jaar 5 is 22 september 1796. De overlijdensaangifte gebeurde voor Pierre van Winnendaele "membre du conseil general du canton de Deynse et adjoint de la predite Commune, élu pour recevoir les actes destinés a constater la naissance, les mariages et déces des citoyens". De eerste aangevers waren Jean Francois De Sloovere, cultivateur, 31 jaar oud, en Jean Baptiste Van de Genachte, meunier, 38 jaar oud. Ze woonden beiden op de "section de Kautere ou il se nomme vrouwkensmolen". De Sloovere was de echtgenoot, Van de Genachte de buurman, van de over lijk liggende Marie Madeleine De Clercq, 34 jaar, wier overlijden zij kwamen aangeven. Pierre Van Winnendaele noteerde ook dat hij zich staanden voets ter plaatse heeft begeven om vaststelling te doen. 3. De eerste geboorte werd ook genoteerd door Pierre Van Winendaele. Het was Charles Berteyn, maitre maçon, 42 jaar oud, die de geboorte aangaf van een zoon Augustin, van zijn vrouw Colette Trauwaen. De aangifte gebeurde op 16 vendemiaire van het jaar 5 = op 189
7 oktober 1796, het kind was de dag te voren geboren. De getuigen waren Jean De Boosere, tourneur, 26 jaar oud en Joseph Tessely, garde champetre, 36 jaar oud. Deinze had + 1800 twee politie-agenten, nml Jean Denijs in 18 + 42 jaar oud en Joseph Tessely in 1800 + 38 jaar oud. (meer dan 38 want hij was al 36 in 1796)
16. In den Bourgoinschen Schild In het Schild van Bourgondië In 1725 was Willem van Coppenolle eigenaar van de paardenposterij. Hij was gehuwd met Jacqueline Marre (weduwe Bannaert). Hij verkocht de zaak aan Pieter Van Ooteghem, die er in 1745 nog woonde. Van Ooteghem kwam van Wakken. In 1757 was Christiaen van Ooteghem de uitbater en in 1780 was het Frans Van Ooteghem die er de titel voerde van postmeester. Deze Christiaan was gehuwd met Thérèse Gyselinck. Frans van Ooteghem was zijn zoon en was gehuwd met Coletta Vlaeminck. Hij overleed, 47 jaar oud, op 28 ventose van het jaar 8 (= Hij had een broer, Ange, epicier en detail, 45 jaar oud toen hij het overlijden van Jozef-Frans kwam aangeven. Ange, gehuwd met Rosalie van Reckem, stierf op 7 germinal van het jaar 8. Ange en Frans hadden een broer Emmanuel die op 21.3.1817, 50jaaroud en zonder beroep, te Petegem stierf waar hij op de Oostkouter woonde. Frans van Ooteghem en Coletta Vlaeminck hadden twee zoons, Ange en Christiaan en een dochter Barbara. Na het overlijden van (Jozef)-Frans werd zijn zoon Christiaan postmeester. Hij stierf op 7 juli 1806,27 jaar oud. Broer Ange was postillion, evenals Frans Conrard Cannot; gebuur Louis Rouke was paarde smid. 190
Ange Van Ooteghem wordt nu postmeester. Hij trouwt met Rosalie Delcroix. In 1809 (19 juli) wordt een zoon geboren, Jean Baptist. De getuigen-aangevers zijn de 25-jarige Jean Baptist Delcroix, particulier, en de 23-jarige Louis Dhondt, ook particulier. Op 9-5-1812 wordt weer een zoon geboren, Désiré François; de getuigen zijn nu de 50-jarige bierbrouwer Jean Baptist Delcroix en de 57-jarige Lievin Van Damme "marchand de briques et chaux". Maar op 31-3-1813 sterft Ange, 30 jaar oud. Rosalie Delcroix is nu postmeesteres. Op 19 december 1821 hertrouwt ze. Ze huwt Joannes Baptista Van de Poel (geboren + 1796 te Wakken) en van dan af is het Paardenposterij Van de Poel. Van de Poel is nu postmeester. Op de markt te Deinze (nr. 40) woonde toen Eugène Van de Poel, ook geboren te Wakken, + 1790 (een broer?) bierbrouwer, gehuwd met Marie Théresè Dhondt (4 jaar jonger). Ze hadden vier kinderen. Als brouwer werd deze Van de Poel opgevolgd door Charles Reyntjes, de latere burgemeester, gehuwd met Julie-Pelagie Van den Berghe. "In het Schild van Bourgondi~" is nu café Rotonde en Ca. smo. De hoek er tegenover, waar destijds wielrenner Jules VerscheIden woonde, was van in de middeleeuwen ook een paardenposterij, In den Hert. Ze zou ook van Van de Poel worden (of was het al ?). De paardenposterij heeft tijdig op het automobielvervoer overgeschakeld. Het Bourgondisch Schild was indertijd een omwalde herberg met tuin en paardestallen. Er zouden wel honderd paarden op stal hebben kunnen staan. Van de hoek naar Petegemkerk was de straat toen nog niet dichtgebouwd. Het begon met een reeks herbergen voor mindere gasten. De grote of rijke gasten logeerden in 't Schild, hun personeel dan in de 2e rangsherbergen (herberg in de letterlijke zin: om te her-bergen, te 191
overnach ten) De Van Ooteghems Pieter (t tussen 1745 en 1757)
+ Chritiaan x Gyselinck
t
+
l
Frans x Vlaeminck
Ange x Van Reckem
Emmanuel
1753-1800
1755-1800
1767-1817
I Barbara Christiaan Ange 1779-1806 1783-1813 1e X Rosalie Delcroix °1785 ~t------~+--~+-
2e x 1. Bapt V. d. Poel
°1796
+
t
Jean Baptist Desiré Coleta Hendrik Theodoor °1809 °1812 °1824 °1828
Jan Baptist Delcroix was reeds in 1819 "gepatenteerde" voerman en huurkoetsier. Op 13 mei 1823 kreeg Jan Baptist van den Poel-Delcroix officieel de concessie om de diligentie uit te baten van Deinze op Gent en op Kortrijk. Hij mocht het koninklijk wapen op het portier van zijn wagens voeren. Zijn schoonvader Jan Baptist Delcroix, brouwer, had zich financieel borg gesteld met 1000 gulden Nederlands geld, bij akte van 12 juni 1823 voor notaris Filip Jaak Beernaert (K.O.K. 1975 blz. 76-77). Dat gold dan voor een reis per week: 's maandags vertrek uit Deinze om halfzes 's morgens en terug uit Kortrijk om 15 u. 192
.......
W
1.0
----
~
o
1728
Maria - Theresia
t
~
o
1783
1785
~--
0
1787 0
-
x Justin Joossens KO.K 1962
1973
1826 KO.K
~
1809
-
1823
-
van Peteghem
-~
Joanna
r --
1793
xMaria Theresia Struyssert
o
Desire
1788
Ivo
._+
1765
Jan Baptist
l
o
. - - - - .- - ~
+ Petrus - Johannes
Petrus leonardus
1763
Sophia
- - -
o
~ Joannes - Ferdinandus
x Ange van Peteghem
o
RosaJia
r - - .- f
1758
Jan Bapt.
o
Johanna - Theresia
x Coleta Vermeiren
Jan Baptist o 1760
r
Jan Baptist x Veronica Le Maitre
P. De1croix (geboren te Brugge)
-
's vrijdags vertrek uit Deinze om zesuur en terug uit Gent om 17 u. Van 15 oktober had 15 april kwam men een uur vroeger terug. Op de diligentie naar Kortrijk was er plaats voor 6 personen, naar Gent voor 11 personen. Rosalie Delcroix, ° 2 februari 1785, was de dochter van J. Baptist (°6-5-1760) DeIcroix en van Coleta Vermeeren. Haar broer Jan Baptist (0 25-9-1783) broer en zoon hadden dus dezelfde voornaam. Haar broer Ivo (0 24-1-1793) werd de vader van Desire DeIcroix (0 12-9-1823), de eerste Vlaamse Cultuurambtenaar (K.O.K. 1973). Haar grootvader heette ook Jan Baptist en kwam waarschijnlijk uit Kruishoutem.
17. De stadshalle 1787. Over de stadshalle schreven we in het Jaarboek 1977 blz. 89 e.v. Intussen vonden we nog volgende situatie. Op 4 januari 1787 kwam het volledige college van burgemeester en schepenen in een buitengewone vergadering bijeen om ,.den gede1aboreerden staet van de collegiale vergaederplaetse ten desen stadhyse" vast te stellen. De stads halle bevond zich in belabberde toestand. . De ramen waren helemaal verrot door de ouderdom en hingen in stukken en brokken. De vensters waren kapot, er waren amper nog een paar ruiten niet stuk. De vergaderzaal zag er als een rulne uit. Zowel de Deinzenaars als de bezoekers vonden het een schande en het strekte niet tot eer en aanzien van de gezagdragers maar wel "tot verflauwinge van het respect ende de authoriteyt van het collegie". Nochtans was dat respect er nodig ,.tot maintien der politie van de stadt ende voordere administratie devende aen de magistrature". Men moest overgaan tot "bequame reparatien ... als de decentie 194
van de plaetse ende d'eere van de stad verheysschen". Wat moest er gebeuren? I. De drie vensters in de voorgevel, uitgevend op de markt, de oude "arduyne cruyscalsinen" en de waterluiken moeten uitgenomen worden (de drie vensters vormen samen één balkon - dus met 2 zijvensters). 2. De (houten) ramen van de zijvensters in de voorgevel (denk aan een balkon) zullen verlaagd worden en er zal een raam komen in Franse steen. 3. Het middenvenster wordt een deur, in Franse steen gezet, om vandaar uit de edikten van zijn Majesteit te kunnen voorlezen. 4. De steun van dit balkon zal verstevigd worden en de poort, die daar toegang geeft tot het stadhuis, zal verbreed worden om er met de brandspuit te kunnen doorrijden. 5. De waterluiken zullen vervangen worden door "stors" om te beschermen tegen de zon, tegen het licht en tegen de moedwilligheid van straatjongens die ruiten uitwerpen. 6. De open zoldering zal dichtgemaakt worden met een plafond. 7. Aan weerszijden zou een vleugel aangebouwd worden van vier meter binnenbreedte en even hoog als het oude gedeelte. De administratie zou boven werken, beneden zou de brandspuit staan met de brandemmers, - haken en - ladders; beneden zou dan ook plaats zijn voor de stadswaag (om te wegen) en voor een woning voor de stadsbode die tevens "stadhuysgarde" zou zijn; er zou zelfs een gevangenhuyseken zijn. . De Gentse architect Collin maakte het plan en voorzag 6.800 gulden kosten. Hij was met zijn plan klaar op 6 maart 1787. Hoogbaljuw Martens ging het ontwerp te Brussel verdedigen op 21 maart. Maar er kwam niets van terecht. In 1792 brandde de stadshalle af; er was kwaad opzet en men beloofde een premie aan wie de schuldigen kon doen vinden. 195
Maar men vond hem (hen) niet. Was het in brand steken van de stadshalle een (onfatsoenlijk) middel om aan een nieuw stadhuis te geraken? Dat kwam er: in 1842 en op een andere plaats, 50 jaar later.
18. Politieke Partijen anno 1790. Op 16 januari 1790 had de pastoor een plechtige mis opgedragen; daarna werd het Manifest van de Staeten van Vlaenderen voorgelezen. Na het voorlezen van die tekst riep de hoog-baljuw luidop in de kerk: "Vivant de Staeten ! Vivan Heyntje van der Noot, de aartsbisschop van Mechelen en onze republiek". Op 21 januari daarop werd er een zielemis opgedragen voor de afgestorven patriotten, waarbij ook de Broederschap van SintAntonius werd hersteld. Hierbij werd in de kerk geroepen: Lang leven de Staeten, de Bisschop van Mechelen en de Religie. Op 27 mei 1790 gaf de heer Verbraken, pastoor te Deinze, boven de gift die hij met de pastoors van zijn dekenij voor de Staeten gaf, een som van 100 ponden groten terug aan de schatkist. Dit was "om de vijgen te klooten". De vijgen waren de keizersgezinden. De patriotten waren voor de republiek der "Belgische Nederlanden" of van "het Belgieke Nederland" zoals zij de toen "Oosterijkse Nederlanden" noemden (23). Met het woorden "Belgica" bedoelde men de hele Nederlanden. Pastoor Verbraken werd in 1746 te Kruisbeke geboren en overleed te Deinze op 5 maart 1792, amper 45 jaar oud. Hij beleefde dus de aanstormende "Nieuwe Orde" niet. Het was pastoor Laridon (Oostrozebeke 1756-Deinze 1825) die de storm moest doorstaan (cf. Pastoorslijsten door E.H. Michem). De baljuw Martens werd in het begin van de Franse bezetting: gevangen gezet (1794) samen met de Deinzenaar Leo Verman196
dele en naar Parijs overgebracht. In 1797 werden ze vrijgelaten. 19. Toneel te Astene op het einde van de 18de eeuw. 1. Op 5, 9, 12, 20, 26 en 30 mei 1771 speelden de "Rymkonstminnende ende Iverzuchtige Leerlingen der Prochie van Astene" in de Herberg de Swaene, bewoond door Livinus Wallaert, toneel. Ze speelden ter ere van Jean Charles Adrien de La FaiIle: "Triumphante Vindinge van het H. Kruis door de Keyzerinne Helena, naer een glorieuse Victorie behaelt door den Keyzer Constantinus, op Maxentius". De Vlasbloem was het symbool van deze kring, vandaar de spreuk Als gij 't Vlasbloemken uyt waere Liefde nu ziet erbloeyen. Deze herberg wordt reeds in 1649 vermeld. 2. De konstminnende Jongheyd en Minnaers der Welsprekendheyd speelden voor den zeer Hoog geboren en Edelen Heer, M'heer Charles De Gellinck, ridder van het Heylig Roomsch Rijk, Heere van de Prochie, hooge Leenhove en Heerlijkhede van Coyghem, Peteghem, Leeverghem, Cazeele, Curenbrugge, Walebeke enz. enz. Men speelde op d'Heerlijkhede van Walebeke, inclaverende binnen de prochie van Astene, ten Hove van Sr François d'Haenens, Hostelier in den Gaepaert op de voorzeyde Heerelijkhede van Walebeke: 't Standvastig Leven en de doet van den heyligen Wenceslaus, eersten koning van Bohemen, verraederlijk vermoord van zijnen eygen broeder Roleslaus, opgehitst door den vervloekten raed van zijne moeder tot vraeklust tegen het Christendom, al zoo naer volgende de Vraeksramspoed zijns moeders Drahomira de Luczko. 3. De Leerzuchtige Minnaers der welsprekendheyd gaven 1775 op d'Heerlyckheyd Waelebeke acht vertoningen in 197
het huis van Sieur Martinus d'Haenens, hostellier in den Gaepaerd op de vooseyde Heerlijkheyd, Van Mahomet in Irena. Dat was ook voor de heer Gellinck en meteen ook voor pastoor Joannes Pauwels. De Gapaard werd reeds in 1529 vermeld en lag toen aan "Wallebeke-brug" en was eigendom van de heer van Wallebeke. In 1571 woonde Lieven Danens in die herberg; in 1617 was Jan De Graeve er waard en in 1779 Franciscus Dhaenens.
20. Bijlagen
Bijlage I De Franse tijd op komst, door L. Lagrange, naar het verhaal van zijn vader die in 1795 trouwde. Een voorbeeld van zijn slechte stijl, taal en spelling (Ie alinea (blz. 291)) van de tekst die wij hier weergeven: Naer de aflijvigheyd van Leopold 1792 in den ouderdom van 45 jaren. die naer twee jaer regerde, en op dit eynde de fransche omwenteling. tot hare grootste hevigheid geklommen, bereydde nieuwe onheylen voor Europa, ofschoon hij den oorlog voorzien had. werd geen getuyge van den zelven. Sterft binnen het zelve jaer den eersten maerte. We schrijven nu verder af, maar zetten om en verbeteren taal en zinsbouw, behouden echter zijn tekst en woordkeuze: A. Aartshertog Frans, zoon van Leopold. volgde hem op. Nauwelijks zat hij op de troon of de Franse Nationale Vergadering verklaarde hem de oorlog; dit gebeurde op 2 april 1792. De Fransen, bij wie zich nogal wat Nederlanders gevoegd hadden, veroverden op het einde van 1792 ons land. Het is toen dat in Frankrijk het schrikbewind gevormd werd waarvoor de mensheid moest heven. 198
De vierde Franse colonne, belast met de aanval op Doornik, bezette onze stad op 8 november 1792 zonder er tegenstand te ontmoeten. De Fransen bezetten ook Gent, Oudenaarde en Antwerpen. Onder weg beroofden ze de bewoners van dit land van al wat ze bezaten; ook mishandelden ze de mensen, wat ook verscheidene soldaten het leven kostte. Enige inwoners van onze stad hebben het zien gebeuren nabij de Hutspot tussen Gent en Oudenaarde. Enkele dagen nadien op 12 november, op St.-Lievensdag, trokken ze de stad binnen langs de PeterselIepoort onder het bevel van generaal Dumourier. Ze namen ook Antwerpen in, op 30 november, en andere versterkte steden. Het Franse leger was iets meer dan 6 weken lang volstrekt meester van het gehele grondgebied van Belgiê. Maar de Oostenrijkers sloegen op 3 april 1793 de Fransen achteruit over de gehele lijn. De Fransen die nog in Vlaanderen waren aan de Hollandse grens, keerden in vrede terug naar Frankrijk en trokken op Goede Vrijdag, 26 april 1793, met een leger van 30.000 man door de stad Deinze. Men vertelde hier toen dat Dumourier het land verkocht had. De echtgenote van Joannes Emanuel Dosche Sr., bijzondere, deed een knieval voor de bevelhebber, die zich in haar huis bevond, en zij smeekte hem haar medeburgers te beschermen. De generaal stelde haar gerust dat er niets zou gebeuren indien de burgers water en brood genoeg bezorgden voor zijn soldaten, wat de burgers dan ook deden en wel zodanig dat ze zelf geen eten meer hadden. Terwijl ze rustten of al maar door verder trokken door de parochie van St.-Martens-Antonius, riepen de soldaten glimlachend tot de omstanders en nieuwsgierigen die zich aan de Knok bevonden, dat het maar voor een jaar was, dat ze weldra terug zouden komen. Onder de soldaten zagen de kijkers heel wat gekwetsten en er waren er zelfs bij wier ogen bijna uit hun hoofd geslagen waren door de boeren om199
wille van de beestigheden die de soldaten uitgespookt hadden. Er waren ook onderweg heel wat doden gevallen in bossen en achter hagen en kanten. Enkele dagen nadien kwamen er uit Gent 49 schepen geladen met hooi, stro, haver, gerst, tarwe en rogge, met oorlogstuigen en mondvoorraad naar Deinze. Tussen Astene en Deinze zijn deze schepen de prooi der vlammen geworden. De Fransen hadden ze zelf in brand gestoken. De schippers en hun vrouwen en kinderen zijn al wenend naar Deinze gekomen; hun hele huisraad was mee in de vlammen opgegaan. Nadat de Fransen onze landen hadden ontruimd werd Aartshertog Karel, Broer van Keizer Frans 11, tot gouverneur der Nederlanden benoemd en op 28 april 1793 deed hij zijn intrede te Brussel. In de winter van hetzelfde jaar waren er Engelse troepen te Deinze onder het bevel van zijne koninklijke hoogheid de Hertog van York. Ze hadden hun tenten opgeslagen op de markt. Ze zijn hier lang gebleven en maakten goede sier. Er ontstonden moeilijkheden tussen hen en de burgers naar aanleiding van sneeuwballen-werpen. B. "Inkomst der Fransche Krijgsbenden binnen de Stad Deynze. langs de Brugsche Poort op St.-Jaensdag den 24 juny 1794. Ende Vlugt der Keyzerlijke Troepen". Bij het krieken van de dag was het Duitse leger reeds in beweging en het gedrang der keizerlijke troepen was zo erg dat de straten en de poorten te nauw waren voor de troepen om doorheen de stad te trekken. Daarom namen ze de weg langs de Westmeersstraat naar de kerk van Sint-Maarten, waar ze pontons over de Leie legden. Zo marcheerden ze langs daar zonder ophouden. Toen op het einde de Fransen zeer nabij waren stonden er nog verscheidene compagnieên keizerlijke soldaten binnen de stad; met drie vier man na mekaar stonden ze gedu200
rigte schieten naar hun vijand. Zodanig werd ervan beide kanten geschoten dat de kogels van de daken der huizen rolden als hagelstenen. Een stoutmoedige kleine jonge Franse tamboer bevond zich reeds in het midden van de straat. De keizerlijken waren met een stuk kanon bezig, gericht op de leiebrug, om tijd te winnen, daar ze nog niet allemaal door de 't Holpoort getrokken waren. En niettegenstaande dat trok de tamboer onbevreesd zijn weg verder, met de andere listige krijgslieden achter zich aan. Toen de keizerlijke troepen dit zagen maakten ze zich spoedig weg. De Boheemse Ruiterij vormde de achterhoede en stond nog aan de 't Holpoort. De Franse Cavallerie kwam intussen steeds meer opzetten en daardoor waren de keizerlijken nog meer verplicht met meer haast hun weg voort te zetten. Verscheidene soldaten zijn er dood achter gebleven. De Keizerlijken die nog in de Westmeers waren schoten op de stad met een Obitsbombe en de schouw van het huis van Pieter De Backer werd tot aan de zolder afgeschoten, tengevolge waarvan verscheidene Franse Cavalleristen dood zijn achtergebleven. Een Franse Hussaar die met zijn paard aan de steenput van de gaaimeers stond is gans en geheel verbrijzeld geworden zodanig dat zijn hersenen en de stukken vlees aan de muren der huizen plakten door het springen van die bom. Een stuk ijzer ervan is heden nog te zien in het huis van Servaes De Backer zoon, hoedenfabrikant. Hierbij werden ook verscheidene huizen verpletterd en ook het paard bleef dood ter plaatse. Naderhand werd er nog een gekwetste Franse soldaat binnen de stad gebracht door een boer die daarvoor zijn kruiwagen gebruikte; in het midden van de zomer viel dat de boer nogal lastig; barrevoets, blootshoofds en in zijn hemdsmouwen, zwetend en roepend met bevende stem: "Maar het kan niet gaan citoyen, zonder handzeel". De Kameraden van de gekwetste riepen zonder genade: Vite Vite, tot ze binnen de stad waren; daar werd dan aan de Brugse Poort de kogel uit zijn zwak lichaam gesneden en hij kermde meer en meer. Nu en dan passeerden er nog enige achterhoede der Fransen die zich verversten met koel water dat de burgers met kuipen aan hun deuren zetten. 201
Maar de mensen zelf waren zo vreselijk bang dat de ene de andere deed vluchten door de slechte berichten die ze van verder gekregen hadden. Ze namen alles mede wat ze vonden en ze deden ook de jonge mensen vluchten met hen. Een overgrote dwaasheid was dat want een spreekwoord zegt Oost West thuis best. Alle vluchtelingen liepen den wolf in de muil, werden aangehouden op het veld en buiten hun huizen door de Fransen en terzelfdertijd van alles beroofd en zelfs ontdaan van hun kleren, meest omwille van het hemd dat bij de soldaten ongewoon was daar ze gebrek aan hemden hadden en er dus zeer begerig naar waren. Zowel naar hemden van de vrouwen als van de mannen. Maar de verstandigsten bleven thuis. Verscheidene vrouwen hadden reeds hun pak gereed gemaakt voor de vlucht, door anderen opgejaagd, en toen ze het pak wilden opnemen konden ze niet en ze waren niet in staat het te verslepen. Toen ze dit zagen begonnen ze er zo hartelijk om te lachen dat het niet beschrijfelijk is, legden zich naast het pak of er boven op en mochten mekaar niet meer aankijken ofze waren nog minder in staat iets te verzetten. Gelukkig waren diegenen die thuis gebleven waren. En ze waren blij thuisgebleven te zijn toen ze hoorden wat gevaar de gevluchten gelopen hadden en toen ze met hun eigen ogen door hun vensters gezien hadden dat de gevluchten van alles beroofd werden dat ze bezaten. Onnozel en dwaas zijn al diegene die een voet uit hun huis gezet hebben waarom dan ook. . Toen de dag voorbij was, na veel benauwdheden en onaangenaamheden te hebben doorstaan, die te klein en te lang zijn om hier allemaal te verhalen, hebben de poorters zich ter ruste gelegd, denkend dat alles nu wel voorbij zou zijn. Maar 's anderdaags voor zonsopgang vonden ze al dat ze mis waren geweest. Het stadje Deinze was gans gevuld en belegd met soldaten zodanig dat de burgers uit hun huis niet konden komen zonder soldaten tegen het lijf te lopen. De soldaten lagen dicht bij de deuren te slapen met hun ransel onder het hoofd. De hurgers waren verbaasd over dit buitengewoon geval en daar de Fransen niet bijtijds mondvoorraad kregen vroegen ze eten 202
aan de burgers van Deinze. De burgers gaven uit medelijden het hun ontbrekende voor zover mogelijk na de troebelen van daags te voren met wat meegenomen en verteerd was. Daarmee trokken de soldaten verder. Gedurende geheel de dag marscheerde het franse leger door de stad Deinze met al wat daarbij hoorde, zonder ophouden, zodanig dat zij naar de kant van de Westmeers doordrongen achter de huizen. Ongeveer 80.000 man trok door de stad en verscheidene burgers zetten weer kuipen met vers water aan hun deur om de soldaten zich te laten verfrissen en verkoelen daar het zo ontzettend warm was dat het niet te beschrijven is. Dit duurde tot 's avonds. Op het einde als alles voorbij was kwamen eindelijk de franse levensmiddelen toe in de stad en die werden geplunderd door de gewone burgers van Deinze, en dat uit nood, in de straat Tussenbruggen en op de St.-Martensparochie. De Fransen waren daar niet tevreden over en daarom werden de inboorlingen belast met een schatting betaalbaar met 8 vette ossen en enige stukken jenever. Tenslotte mag men nog zeggen dat tijdens de doortocht der beide troepen de opperhoofden dezer volkeren alhier zijn doorgetrokken en zich getoond hebben op de markt van Deinze en aan de Leiebrug. Vooreerst van Oostenrijkse zijde de generaals Hammerstein en Clairfayt. Van Franse zijde de oppergeneraal Pichegru, generaal Van Damme, en generaal Hoste, door de gewone soldaten Palous geheten (hij was de zoon uit de Pae1lepel te Menen). Toen zij daar stonden en de een of andere burger vroegen aan een gewone soldaat wie dat was gaven ze gewoonlijk als antwoord, "ba, 't is de generaal". Na deze en andere oorlogsgebeurtenissen zijn de soldaten eindelijk gaan legeren voor de stad Gent die nog in Oostenrijkse handen was. Te Gent vocht een 5.000 tal man Engels voetvolk; ze waren daar de 2le juni toegekomen onder het bevel van de Marktgraaf (24) van Hastings. Enkele dagen tevoren waren ze te Oostende ontscheept. De Fransen steeds aanvallend en geen moeite sparend hebben zich enkele dagen nadien meester gemaakt van Gent; Generaal Clairfayt trok naar Brussel. 203
Bijlage 11: de Cercle Constitutionnel De oprichting van deze vereniging werd beslist in zitting van de "administration municipale du canton de Deynze" in zitting van 9 Ventose j. 6 (27.02.1798) en staat volgenderwijze beschreven: ,,A été entendu aussi la lecture de la lettre du même Ministre invitant cette administration à établir des cercles constitutionnels. L'administration en conséquense de la dite lettre l'invitation de l'établissement d'un cercle constitutionnel a résolu de la faire translater en flamand de la faire publier dans toutes les communes. Assigne pour Ie local propre a y établir un cercle constitutionnel la cidevant Eglise du couvent de Ste Blaise en la commune de Deynse, et invitera la peuple du canton a y assister chaque decadi et chaque autre jour à fixer par les membres du cercle. Charge son bureau d'écrire au citoyen Durieux ex-receveur de l'enregistrement habitant actuellement une partie du dit couvent de St.-Blaise vient à cesser avec invitation de rendre les clefs à son successeur à la vue du présent arrêté. L'administration nomme gardien provisoire Ie messager Cras à qui elle ordonne de bien garder les dits biens nationaux en de rendre compte des dégradations qui y seraient causés. Charge Ie dit Cras en Ie sous chefBernard Van de Keere de faire disparaitre du Temple de La Loi tous les saints et autres·signes de religion qui y subsistent". Deze instelling veranderde van lokaal in het jaar 1799. Zij schakelde van het St.-Blasius-hospitaal naar de O.L.Vr. Kerk over. Als volgt staat zulks ingeboekt onder dagtekening van 21 Ventose j. 7 (= 11.03.1799). "L'administration municipale du canton de Deynse revu son arrêté du ... (De dagtekening ontbreekt. maar is wel 9 Ventose j. 6. Zie vorig citaat) par la queUe la chapelle du ci-dcvant couvent supprimé de St.-Blaise à Deynse a été provisoirement désignée pour servir de temple de la Loi. 204
Considérant que la même chapelle est devenu trop petite par Ie grand concours de citoyens qui viennent assister à la célébration des fêtes décadaires et nationales. Considérant qui l'église de la commune de Deynse est Ie seul et l'unique local propre à une célébration décente des fêtes décadaires et nationales. Arrête ce qui suit: Art. 1 0 La cidevant église de Deynse servira dorénavant comme temple de la Loi et affectée à la célébration des fêtes nationales et décadaires". Vermelden wij nog dat in zitting van 5 Prairiaij. 6 (= 24.05.1798) de sakristij van voornoemd St.-Blasius-hospitaal aangeduid werd als de gevangenis van het kanton (maison de dépót).
Bijlage ITI: Het sluiten van de Kerken
Het was bij bevel van 15 Prairial j. 6 (= 03.06.1798), dat al de kerken en kapellen waarvan de bedienaars de eed van getrouwheid aan het Franse rijk niet hadden afgelegd, moesten gesloten worden. Voor het Kanton Deinze werd de sluiting bevolen in bestuurszitting van 25 Prairial van het jaar 6 dus 13 juni 1798. Het besluit is als volgt opgesteld. "La séance étant ouverte par l'appel nominall'on fit lecture de' l'arrêté du Département en date du 15 du courant ordonnant la fermeture de églises et chapelles des curés non déservies par des ministres du culte assermentés. Le commissaire du Directoire a requis l'exécution prompte et stricte des dispositions du dit arrêté du Département. L'assemblée ayant ouvert la discussion, Ie président a invité tous les agens de faire fermer les églises dans les 24 heures et d'en apporter les procès verbaux au secrétariat dans Ie même délai pour être expédiés au Département". Het sluiten der gebouwen van de eredienst ging gepaard met allerlei moeilijkheden. Zo gebeurde te Grammene dat de Kerk 205
heimelijk geopend werd en dat de kerkelijke diensten er plaats grepen als voorheen. Ziehier wat daarover bekend staat: "Au mépris de l'arÎ'eté du Département en datte du 15 Prairial an 6 qui ordonne la fermeture des Eglises qui ne sont point deserviers par des prêtres assermentés, l'agent de la commune de Grammen permettait sous ses yeux louverture de la sienne et la selebration du culte catholique. Instruit de ce fait, deux gendarmes se sont transporter dans cette commune dans Ie matinée du 5 de ce mois, jour qui correspondait à l'ancienne fêté de cette dite commune. Ils ont trouwé effectivement un nombre de citoyens assemblés dans l'Eglise ... Les gendarmes après avoir fait sortir Ie monde et fermé la sacristie et l'Eglise ont prie les defs qui m'ont été remis par Ie Brigadier...". (toelating werd gegeven, den 11 mei 1799, de kerken van Machelen en Zulte voorlopig te openen). (Hugo Van den Abeele schreef hierover al in "De Leie", weekblad der jaren 30).
Bijlage IV Van de familie Paul Christiaens kregen we volgende gegevens over De Caigny. IXO generatie (x)
§ 1. Jacques de Caigny, zoon van Jacques en van Elisabeth Nolfis geboren te Tielt op 23 Juli 1679 en gestorven op 18 augustus 1729. Amper20jaaroud werd hij kandidaat in de rechten aan de universiteit van Leuven in 1699, en meerderjarig verklaard in mei 1700. Hij was heer van Zeebrouck (Lebbeke), werd baljuw van de heerlijkheid van Tomme in 1706 en burgemeester van Tielt in 1724. Hij huwde op 17 mei 1706 Jeanne Claire van Zantvoorde\ dochter van Guillaume, die burgemeester van Tielt was 206
vóór Jacques de Caigny en van Marie Antoinette Goudenhooft. Jeanne C1aire van Zantvoorde was geboren te Tielt op 7 mei 1687 en overleed op 81-jarige leeftijd te Tielt op 19 januari 1768. Uit dit huwelijk sproten 10 kinderen (er waren er nog enkele meer die echter heel jong gestorven zijn). 1. Rose (0 Tielt, 17 juni 1709) 2. Maximilien François: geboren te Tielt op 16 oktober 1711 en overleden te Gent op 6 juli 1795 waar hij priester was in de St.-Jacobskerk. 3. Constantin, Jacques, Auguste: geboren te Tielt op 23 maart 1712 en aldaar overleden op 4 januari 1776. Gehuwd met Rosa van Zantvoorde (zie § 2) 4. Marie-Josephe-Caroline was geboren te Tielt op 12 februari 1718 en is er als abdis overleden op 86-jarige leeftijd in april 1803. 5. Antoine-Joseph geboren te Tielt op 22 augustus 1719 en gestorven te Deinze-Petegem op 14 april 1793. Gehuwd met Marie-Caroline Aechtens (zie § 3) 6. Leopold, geboren te Tielt de 21 september 1721 en er . ongehuwd overleden op 37-jarige leeftijd op 23 maart 1759. 7. Jean geboren te Tielt op 16 september 1723, griffier en advokaat van de stad Oostende. 8. Josephe, geboren te Tielt op 16 september 1725. 9. Jacques-François-Constantin, geboren te Tielt de 10 oktober 1728 en er ongehuwd overleden op 16 augustus 1765. Hij was burgemeester te Tie1t.
VIlIO generatie (x) § 2. Constantin-Jacques Auguste de Caignywas geboren te Tielt op 23 maart 1712 en werd er gedoopt op 28 maart van het (x) de generatie worden geteld t.a.v. schrijver van deze bijlage (Etienne Christiaens). 207
zelfde jaar. Drie jaar na de dood van zijn vader verliet hij op 20-jarige leeftijd Tielt om in de Waalse Garde in Spaanse dienst te treden. Op 16 juni 1734 werd hij vaandrig op 30 januari 1738 onderluitenant op 9 november 1744 "sous aide major", en op 30 augustus 1748 ai de major. Tijdens al die jaren ondernam hij veldtochten in Italië, Portugal en Afrika. Hij verloor er zijn linkerhand. In 1753 werd hij luitenant-kolonel en was gevestigd te Barcelona. Op 41-jarige leeftijd keert hij terug naar Tielt, waar hij op 3 oktober 1753 een huwelijkscontrakt aanging met zijn nicht Rosa van Zantvoorde, dochter van Maximilien van Zantvoorde burgemeester te Tielt (rond 1760-1780) en van Josephine de Jonckheere. Constantin de Caigny verkreeg rond 1768 de graad van kolonel met vergunning te mogen verblijven in Vlaan'deren. Hij overleed te Tielt in zijn huis in de Nieuwstraat, op 4 januari 1776 en werd begraven in het O.L.V. koor van de kerk. Zijn weduwe stierf te Tielt in 1796. Zij lieten vier kinderen na: (behalve een 5tal kinderen die vroegtijdig stierven). 1. Jeanne-Claire-Antoinette, geboren te Tielt op 23 april 1764 en er gestorven op 28 september 183l. Zij trad te Kortrijk in het huwelijk op 5 mei 1789 met François Strack, die het beroep van geneesheer in Tielt uitoefende. Auteur van deze bijlage is een nakomeling uit dit huwelijk. 2. Jean, Marie, Antoine, Ghislain, geboren te Barcelona op 2 juni 1765 en overleden te Gent 25 juli 1843. Hij trad in het huwelijk op 11 september 1798 met Catherine Heerns (vervolg zie familie dokumenten). 3. Albert, Joseph, Ghislain, geboren te Tielt op 5 april 1769 en ongehuwd overleden te Gent op 15 oktoher 1807. 4. Constantin, Antoine, Léopold, Ernile. gehoren te Tielt 208
op 30 juni 1771 en zonder afstamming overleden op 31 maart 1843 niettegestaande zijn Ie huwelijk met Marie Joséphine van Outryve en zijn 2e huwelijk met Emilienne, Julienne Bruneel. (xx) Vele gegevens zijn ontleend aan een artikel genaamd "Het geslacht de Caigny" van de hand van Emile Huys en Arthur Impe, uitgegeven in "Les mémoires du Cercle Royal historique et archéologique de Courtrai" tome XX, 1942-43. Zie ook "Carnet de la Fourragère" van maart 52 "Un portrait d'officier des gardes Wallones" door L. Lecomte. Er bestaat een schilderij van Constantin de Caigny in het stadhuis te Tielt en bij de heer Jacques Pinte, en een schilderij van Rosa van Zantvoorde, bij mevrouw Bisschop, 23, Amerikastraat, te Brussel. § 3. Antoine, Joseph de Caigny werd geboren te Tielt op 22 augustus 1719. Hij bekwam zijn diploma aan de Kastelrij van Kortrijk, . waar hij vrijschepen werd, op 4 juni 1745 bij raadsman Duwelz. Hij was griffier van de stad Deinze en in het jaar 1780 baljuw van de stad Deinze. Hij huwde met Marie-Caroline Aechtens uit Zomergem, die te Petegem-Deinze op'18 jaunari 1764 overleed. Hij zelf stierf te Petegem Deinze op 14 april 1793. Uit dit huwelijk ontsproten 6 kinderen. 1. Maximilien-Ferdinand, raadgever en rechter aan het hof van, beroep van Brussel, gehuwd in 1789 met Marie, Catherine Heynderickx uit Astene. 2. Charles, rechter aan de burgerlijke rechtbank van Gent, ongehuwd. 3. Marie-Thérèse, ongehuwd. 4. Josephe, Constantine, te Gent ongehuwd overleden op 1 oktober 1821. 5. Jacques Joseph, geboren te Petegem-Deinze op 16 209
6.
december 1760 en op 70-jarige leeftijd te Gent overleden op 11 mei 1831 na een eerste huwelijk met Jeanne van Hoorebeke en Anne Roelants (vervolg zie familie dokumenten). Jeanne, gehuwd in 1784 met Ferdinand Heynderickx (uit Astene).
Antoine de Caigny had een blazoen aangenomen dat denkelijk reeds door zijn vader Jacques werd gevoerd en als volgt wordt omschreven: "écartelé au 1 et 4 d'azur au chevron d'argent accompagné de 3 étoiles à 6 raies d'or; au 2 et 3 d'argent au chevron de gueules accompagné de 3 glands du même, les queues en haut". Etienne Christiaens 12/12/82
Aantekeningen Voor deze bijdrage steunden we op de Geschiedenis van Deinze door Leonard Lagrange (bestaat alleen in handschrift), op het verslagboek van het Sint-Rochus-genootschap en op losse dokumenten in het bezit van het K.O.K.archief. Het Ie jaar van de Franse republiek begon op 22 september 1792. Leonard Lagrange werd geboren op 28 floreal van het jaar 9 (= 12 mei 1802) zijn vader was broodbakker en heette Augustin Gregoire Lagrange; moeder heette Victoria Coppens. De geboorte-aangifte gebeurde door Charles Verpoest~ glazenmaker, toen 39 jaar oud en door Louis Lagrange. schrijnwerker. Louis Lagrange, tekende "Pieter Ludovicus Lagrange " Leo210
nard ouders waren op 27 september 1795 getrouwd. Vader Augustinus werd op 18.11.1772 geboren als zoon van Petrus Franciscus en van Dorothea van Waterschoot. Petrus werd op 16 september 1731 geboren als zoon van Philippus en van Maria Catherina Hinnebert die op 21 mei 1729 huwden. Philippus was de zoon van Philippus Leonard werd, in het spoor van zijn vader, ook bakker; hij bleef ongehuwd en stierf op 17 januari 1854. Dat werd aangegeven door Emanuel Duchene, stadsschrijver, toen 29 jaar, en door Desire Vandorpe, 26 jaar oud, ambtenaar van politie, dat wou toen zeggen "sjampetter". Leonard 0 1802 (zie K.O.K. 1944 blz. 57) Augustin-Gregoire 0 1772 x 1795 Petrus-Franciscus 0 1731 Philippus 0 1703 x 1729 (Zie KO.K 1944 blz. 47-51). Pieter Ludovicus ofte Louis Lagrange was de broer van Augustin; Louis Lagrange, geboren 1766, werd de vader van o.a. Ivo (0 1799). In 1986 verscheen een uitvoerige genealogie van de afstamelingen van Philippe Lagrange, opgesteld door Thierry Lagrange, zoon van Lucien Lagrange. (Thierry - Lucien Roger - Emiel - Ivo - Louis - Petrus - Philippe) Over de troepen te Deinze: zie K.O.K. lb. 1975 blz. 73 e.v. Ook over Pruisen te Deinze in 1814 en over Frans in Vlaanderen (over F. Beernaert en C. Beyens) in K.O.K. lb. 1975; eveneens Franse priesters in onze streek (blz. 83). Heel afzonderlijk behandelden wij de Napoleonsoldaten en de Napoleonisten in verscheidene bijdragen in de K.O.K. jaarboeken. Noten (1) Sedert 1555 behoorden de Nederlanden aan de Spaanse Habsburgers, Filip 11
en opvolgers. Door de afloop van de Nederlandse opstand, de 80-jarige oorlog, werd in 1648 de scheiding tussen Noord- en Zuid-Nederland officieel; de grens was de militaire bestandslijn; wat de Spanjaarden bezet hielden werd ZuidNederland (De Spaanse Nederlanden); waar men de Spanjaarden verdreven had werd de republiek Nederland, Noord-Nederland, dat pas in 1815 een
211
(2) (3) (4) (5)
koninkrijk werd. De overschakeling van Spaanse naar Oostenrijkse Nederlanden was een erfenisregeling na de successie-oorlog 1714. een oorlog tussen Oostenrijk en Pruisen. die Wenen bedreigden. Frans 11 was de echtgenoot van Maria-Theresia. Den Hert was de paardenpasterij, later van Van den Poel, later café Terminus. bij Jules VerscheIden; dan afgebroken voor de verbreding van de straat (± 1960). 't Schild van Bourgondie, later 't Schild van Oostenrijk. later 't Frans Schild, lag aan de andere hoek. nu Rotonde. Het was wel veel groter; zowat 100 paarden konden er gestald worden. (Het "Schild" paste zich aan de periode aan).
(6)
Ernst-Frederik zijn broer: Friedrich Josias, veldmaarschalk van Saksen-Coburg-Saalfeld ~
Frans- aide de camp van ~ ~ Ernst. Victoria (1784-1844) 1786-1861) ~ x Kent ~
Albert
Victoria x Albert
de Keizer ~ Leopold (1790-1865) x 1. Charlotte troonopvolgster in Engeland sterft vóór haar vader Georg~ IV. x 2. dochter van komng van Frankrijk LouisPhilippe Louisa-Maria.
~
dezelfde Koningin Victoria, die regeerde van 1838 tot 1901. moest dus oom zeggen tegen Leopold 1.
de andere kinderen van Frans: Sophia (1778-1835) Antoinette (1779-1824) Juliana (1781-1860) Ferdinand (1785-1851) Friedrich Josias en Ernst Frederik waren zoons van Frans Josias (1697-1764) die zelf de zoon was van Johan Ernst (1658-1728) zoon van Ernst. zoon van Johan zoon van Johan Willem enz ... In de opsomming van de generaties ziet men steeds bepaalde namen terugkomen 10 de familie: vooral Johan en Ernst. (7) Frederick, hertog van York and Albany (1763-1827). tweede zoon van George 111, koning van Engeland; hij werd keurvorst van Hannover (deze stad was privé-bezit van de koning van Hannover die als George I koning van Engeland werd). In 1784 werd hij luitenant-generaal. Hij had het opperbevel van de Engelse troepen die in 1793 meevochten in Vlaanderen met de Oostenrijkers tegen de Fransen. Hij was een eerder onbekwaam militair leider en sommige van de nederlagen zijn gedeeltelijk aan hem te wijten. In 1795 werd hij veldmaarschalk. (8) Van Damme, werd in 1771 te KasseI geboren. Was zeer vroeg in het leger en met 23 jaar in 1793 reeds brigade-generaal, in 1799 divisiegeneraal. Hij mankte nlle veldslagen mee, ook de 100 dagen en Waterloo. Toen ontvluchtte hij Frnnkrijk.
212
(9) (10)
(ll)
(12)
(13)
(14) (15)
verbleefte Gent, trok naar Amerika, maar kwam in 1824 terug. Hij verbleef in België tot hij in 1830 stierf. Pichegru werd in 1761 geboren bij Arbois (Jura). Was repetitor voor wiskunde aan de militaire school te Brienne toen Napoleon er leerling was - en Napoleon was een van de slechtste leerlingen, zeker voor wiskunde (54e op 55). Hij leidde het leger dat in 1794 Gent, Brugge, Antwerpen enz ... innam en oprukte naar 's Hertogenbosch, Nijmegen en Amsterdam. Hij werd beschuldigd van verraad en op rust gesteld in 1796; werd gedeporteerd, ontsnapte naar Engeland en had kontakt met Cadoudal en met de Bourbons. Hij kwam in het geheim in 1804 naar Frankrijk maar werd gevangen genomen. Hij pleegde zelfmoord. De Bourbons gaven hem na 1830 een standbeeld in Besançon. Van hem wordt beweerd dat hij in 1804 kwam om Napoleon te vermoorden. In 1795 zou Condé hem omgekocht hebben met de belofte van 1.000.000 goudfrank (rente 200.000 fr. per jaar), het kasteel van Chambord; het hertogdom Arbois en het bestuur van het Elzas. Daarvoor moest hij de zaak der royalisten dienen. Clerfayt wordt ook Clairfayt gespeld. Over Van Damme en Hoste zie K.O.K. lb. 1985 blz. 82 - nota 7; over desertie en het Franse Leger: Soboul- Histoire de la révolution française deel 11 blz. 220, ook Historia nr. 342 blz. 122; over Von Hammerstein zie "Damals" april 1985. De familie Hammerstein was een familie met militaire traditie. Een generaal Von Hammerstein was betrokken bij de samenzwering tegen Hitier. Ottevaere zie K.O.K. jb. 1970 blz. 123 e.v. niet verwarren met de Hert aan de Knok. De Hert op de markt lag tegenover de kerk. Die straatkant was dichtgebouwd tot tegen de Leiebrug. Er was daar wel een zijstraat: het Brielstraatje, nu helemaal verdwenen, dat naar de Brielpoort voerde, een poort in de stadsmuur, om de meersen te bereiken. Constantijn Beyens - zie KOK lb. 1975 blz. 77 - cf. 13 C in deze bijdrage. Braem te Deinze - was hier onderpastoor van 1847 tot 1859, dan pastoor te Gottem en dan pastoor - deken te Kaprijke. Geboren te Vrasene in 1817 - gestorven te Kaprijke 1884. (zie Michem K.O.K. 1984 blz. 227). Het stadhuis in 1794? De stads halle, midden op de markt tegenover de Ramstraat, was in 1792 volledig afgebrand. Het stadhuis dat we nu kennen, werd pas in 1841-1842 gebouwd. De stadsraad vergaderde in 't Gouden Hoofd bij P J. Delcroix (nu verdwenen in de gallerij Van de Voorde) of in den Hert bij We Ange Callier - Roels en haar dochters (zie K.O.K. lb. 1982 blz. 44; K.O.K. 1977 blz. 102 nota 21). Later verhuisde de stadsraad naar de herberg van Ivo Lagrange (EmielRoger-Lucien). In 1822 woonde Wwe Engelbert Callier in een huis "sta ende regt over de kerk" zoals blijkt uit b.v. een overlijdensbericht: Pieter Minnens, 45 jaar oud, landman, meldde het overlijden van een boreling August Gernaey, zoon van Charles-Louis en van Barbara Thesesia Minnens, dochter van Pieter. Het kind overleed in het huis bewoond door We Engelbert Callier, staende regt over de kerk. Deze herberg bestond toen al een paar eeuwen en reeds in 1776 woonde Callier er (zie P. Huys in Kontaktblad oktober '85). In 1844 noemde Ivo zijn Herberg "Het Oude Stadhuys" (K.O.K. lb. 1970 blz. 150). Sophie Roels is de We Callier, vermeld in voetnoot 13. Pierre Van Winnendaele "instituteur de profession", echtgenoot van Barbe deWeweire, overleed op 17 maart 1806. Hij was 70jaaren 7 maanden oud,dus geboren in 1735 (augustus). Hij was te Kortenberg (in het departement de la Dy1e) geboren van Josse en van Marie Robert. Soms staat hij als Wijnen-
213
(16) (17)
(18) (19) (20) (21) (22) (23)
(24) (25)
214
Daele gespeld. Op 25 prairial van het jaar 6 vroeg hij de betrekking van onderwijzer te Deinze. Op 17 ventose van het jaar 7 kreeg hij de pastorij ter beschikking als school, omdat pastoor Laridon geweigerd had de eed van haat af te leggen. over Papeleu zie Scheldeveld Jb. 1983, Urbain Van Den Heede over het kasteel van Deurle. F.B. CaHier is een zoon van We Callier-Dorothea Roels van nota 13 en 14. Bij haar vergaderde de gemeenteraad en de brandweer. Over deze families. hun onderlinge verhoudingen en hun relatie naar vandaag zou eens systematisch moeten gewerkt worden. Er zijn nu nog heel wat vraagtekens in mijn kladnota's. Over Ghesquiere: zie K.O.K. Jb. 1984, blz. 39 e~. Men leze hierover "Charles Louis Spilthoorn - Evénements de 1848 en Belgique" door L. Jottrand - Brussel 1872.(zie ook Kontaktblad Jan. 1986 nota 666 en 668) zie 13 B. zie Leiegouw 1967 blz. 59 e.v. zie Dr. Jan Lambert in My voor Geschiedenis en Oudheidkunde - Gent 1960. In 1966 schreef hij over het verkopen van Nationale Goederen in de Hollandse tijd. zie K.O.K. 1985 blz. 128. Napoleon had op Elba een leger van 1.200 man (Alain Decaux). Dat kan echter ook een andere Engelbert Callier gewezen zijn. De overlijdensakte van vader Callier vond ik nog niet. Over deze partijvorming moet voor Deinze nog heel wat opgesteld worden. Algemene orit!ntatie begint o.a. bij H. Elias: Geschiedenis van de Vlaamse Gedachte (4 delen). Een korte maar gedegen schets in een paar bladzijden over 1790vindt men als tekst van een openbare les gehouden op 17 september 1983 naar aanleiding van de opening van het akademisch jaar van de Ekonomische Hogeschool St.-Aloysius te Brussel, door Hugo Schiltz, gepubliceerd in "Macht en Onmacht van de Vlaamse Beweging" (Het Staatkundig denken in de Vlaamse Beweging), uitgave Soethoudt, Antwerpen 1983. Terloops wijzen wij erop dat Luc Matthys een van de initiatiefnemers was om H. Elias te overtuigen het genoemde werk uit te geven en dat Luc.Matthys mee ervoor zorgde de uitgave ervan mogelijk te maken. We laten "marktgraaf' staan. Over de grote klok leze men Kontaktblad K.O.K. nota 673 (blz. 577) van januari 1986 door Paul Huys.
Het Kerkorkest van Deinze 1816 door
t
Gaston Pieter Baert
Omtrent anderhalf jaar na de Slag bij Waterloo en de nederlaag van Napoleon, werd op 21 november 1816 te Deinze door de koster der O.-L.-Vrouwkerk, met zijn zangers, benevens enige andere muziekminnaars, ten huize (herberg) van J.B. Moerman vergadering gehouden en besloten een maatschappij op te richten onder de naam van ,,'t Kerkorkest in Deinze" onder de bescherming van hun patronesse, de "heilige maagd en bloedgetuige Cecilia hiervoor goedvindend te kiezen enige ambtmannen en hebben tot directeur gekozen mijnheer J.E. Michiels, tot commissaris mijnheer J. Calewaert, tot greffier mijnheer J.B. Delcroix en eindelijk aangesteld als bezorger Jacobus Walgraeve". En aangezien het onmogelijk is dat een maatschappij kan bestaan zonder reglementen, hebben zij besloten "van enige voor dezelve bijeen te brengen, dewelke hierna volgen. En om aan te tonen dat zij bovenstaande erkennen voor rechtvaardig, hebben zij gezamelijk hetzelve met hun gewoonlijk handteken bekrachtigd" te Deinze op 21 november 1816. Zo luidt het notulenboek van het Kerkorkest van Deinze onder het opschrift van Ad Majorem Dei honorem. (Tot meerdere eer van God) Volgen de handtekeningen der aanwezige oprichtende leden (1)
J.E. Michiels, directeur J.B. Delcroix, greffier J. Calewaert, commissaris F. Dhuygelaere J.B. Van Acker B. Masco Em. J. Dhuygelaere ? Minnens Ed. Van Autreve E. Bogaert 217
J.B. De Sweemer D. Mahieu e.B. Vanderstraeten F. Van De Walle L. Danis (?)
Reglementen
De Reglementen. De bepalingen tot het handhaven der innerlijke orde spreken voor zich zelf. Een paar artikelen verdienen nochtans wat nadere uitleg: dat om de veertien dagen vergaderd wordt, de tweede en vierde maandag der maand, in de zomer van 7 tot 9 uur 's avonds in de winter van 6 tot 8 uur en de twee uren zullen besteed worden aan repetitiën van kerkmuziek en andere; dat de knaap die de schriftelijke uitnodigingen aan huis bestelt een jaarlijkse vergoeding toekomt van 6 gulden (Fr. 12,60);
dat het de leden verboden is te vloeken, te zweren, vuile klap te spreken, ruzie te maken en zich te bedrinken, wat toch vanzelfsprekend moet zijn onder mensen die vergaderen om God te eren; dat niemand lid kan zijn zonder het Rooms katholiek geloof te belijden, wat trouwens een voorzorgsmaatregel was uit de tijd der contra-reformatie om te beletten dat gewezen aanhangers van het "nieuw geloof' in de rederijkerskamers zouden binnensluipen; dat de nieuwe leden, door de directeur ter jaarlijkse vergadering voorgedragen, zullen aanvaard worden door stemming met bonen en erwten (ja of neen) om aldus het kiesgeheim te waarborgen; dat de tucht streng was en overtreding der voorschriften met boete bestraft; dat de leden hun plichten moesten naleven, daartoe verbin218
dend hun persoon en goederen present en toekomende.
Het Bestuur. Een gezond bedrijf vereist zuinig beheer en wijs beleid. Deze gulden huishoudelijke stelregel werd niet al te nauwgezet toegepast en misschien nog minder nagestreefd door sommige bestuursleden en vrienden muziekminnaars. De vergaderzaal werd immers gehouden door J.B. Moerman, die geen bestuurslid was maar herbergier en tafelhouder ter Grote Markt en zich behoorlijk liet vergoeden voor het verstrekken van onderdak, drank en spijs. Het Kerkorkest was niet de enige vereniging binnen Deinze en de waard van het SintCecilialokaal kende bij ondervinding de leuze: ,,'t is immers door de kracht der glazen dat de muzikanten blazen". Het napluizen van een enkele jaarrekening zal ons daar het tastend bewijs van geven.
De leiding van het Kerkorkest was echter niet helemaal onvooruitziend. Reeds twee maanden na de oprichting, op 27 januari 1817, zeker bekommerd om het stijven van de kas in het vooruitzicht van het vieren van het Sint-Ceciliafeest op 22 oktober, gingen de vroede beheerders zich bezinnen over de begroting van het ingetreden jaar 1817. Baten en lasten moeten trouwens vooraf beraamd en opgesteld. Dat was hier niet het geval. Er werd alleen uitgekeken naar inkomsten (2). Zo werd uitgezien naar het gedegen middel, het werven van ereleden. Een rondschrijven werd opgesteld en bezorgd aan alle "liefhebbers van zang en snaarspel tot lofvan God", luister van onze Kerke en voordeel van de stad. De ereleden betalen niet minder dan 3 gulden voor een abonnement. Voor doodschuld (3) een gelijke som waarvoor de maatschappij haar belast na het overlijden van het medelid een zielemis te doen celebreren voor de ziel van de aflijvige. 219
De tijdsgeest. Bij het nagaan der namen van de oprichtende leden van zangkoor en orkest, blijkt dat deze niet behoorden tot de vooraanstaanden van de stad maar tot de kleine burgerij.
Onder de twintig-jaar-Iange bezetting der Fransen hadden de grote boeren en handelaars zich verrijkt; terwijl de arbeiders, de kortwoners en de zonen der kleine landbouwers zich gedwee lieten inlijven in de franse legerdienst, de hogere burgerij en de ambtenaren de bezetter doorgaans in 't gevlei kwamen, nieuwe nijverheidstakken ontsproten, waren te Deinze de bevolking en de welvaart gestegen (4) maar na de slag bij Waterloo en bij aanvang van het Hollands Bewind heerste grote werkloosheid, de lonen daalden en de middenstand leefde in bekrompen omstandigheden. Bij de oprichting van het Kerkorkest was ook de moraal van de kleine burgerij gewijzigd. In de steden en ook in Deinzebinnenstad, bij de handelaars, de winkeliers, de lagere bedienden en de ambachtslieden slonk de godsdienstijver. Onder de inwoners die tijdens de Franse omwenteling en het bewind van Napoleon het grootste leed gedragen hadden, was de godsdienstzin verslapt. De oppositie-partij ontstond die zich eerst onafhankelijk en daarna liberaal noemde. Te Gent was de orangist aan het hoofd en Koning Willem was er lid van de Gentse vrijmetselaarsloge (5). Het volk bleef geloof hechten aan de bovennatuurlijke kracht van de bedevaartplaatsen tot het bekomen van de vervulling van een wens of de genezing van een kwaal en bijna iedereen droeg onder het hemd een voorwerp van devotie, scapulier of gewijde medaille. De dagelijkse kerkgangers hadden steeds een rozenkrans op zak. Naar het voorbeeld van Gent, waar de vrijzinnige gedachte veld won, waren verscheidene parochianen voor de godsdienstige praktijken onverschillig geworden. De progressieve liheralen richtten lekenkostscholen op. De jonge dochters kregen 220
voort onderwijs en opvoeding in de kloosters. De burgers aanbaden de Franse keuken en de wijn en leidden een eentonig leven, zonder verlof, zonder reizen, zonder zomerverblijf of zeebad. De vrouwen zagen hun tijd in beslag genomen door de huiszorgen en hun weelde bestond in het bezit van een welgevulde linnenkast en het bereiden van een voorraad vruchtengelei en jam. Ook op kerkelijk vlak liet de nasleep van de Franse overheersing zich voelen. Tijdens het Concordaat (1801) was de Mechelse Katechismus verboden; enkel de keizerlijke was toegelaten, waarvan de geestelijkheid niet wilde weten (6). De Mechelse katechismus en de andere leerboekjes (cabinetten) van godsdienstonderricht waren vervangen door de Franse catéchisme impérial (7). Na de beslissende nederlaag van Napoleon bij Waterloo en de verering van de hertog van Wellington, veranderden ook de zeden. De Engelse klederdracht der mannen kwam in voege, evenals het inrichten van clubs en paardenrennen. De Franse sta tige dansen hadden afgedaan en werden vervangen door vreemde dansen: de Duitse wals en de Poolse polka en de mazurka maakten furore. Te Deinze schoten tijdens de kermisdagen, de dansgelegenheden als paddestoelen op, tot zelfs in het lokaal van de reinigingsdienst (De Aalkarre) en in de werkhuizen van kleine nijveraars. Er werd geijverd voor het inrichten van een lekenschoooI voor jongens en meisjes (8). Het was dus hoge tijd dat het kerkelijk leven tot verfrissing en opbeuring kwam. In die tijdsgeest werd het Kerkorkest geboren. De taal der cijfers. Bij de oprichting werden tot leden van het bestuur verkozen een directeur, een commissaris, een greffier en een "bezorger". De directeur is nader aangeduid "particulier". In de statu221
ten werd de bevoegdheid van het bestuurslid niet vastgelegd en zo komt het dat directeur J.E. Michiels twee ambten vervult, dat van directeur en dat van kasrneester, wat onverenigbaar is want er bestaat groot verschil tussen tot betaling machtigen en betalen. Het eerste is een verantwoordelijke functie, het tweede een louter uitvoerende. In de loop der vorige eeuw hing in het kantoor van een accountant avant la lettre of expert-boekhouder een plaatje aan de wand dat luidde: "Met mijn kaarsje en mijn bril, Ga ik zoeken, in de boeken, naar een klein of groot verschil". Steller deze regelen voelt zich bij het nagaan van een rekening van· het Kerkorkest, zowat in de rol van die onbeschaamde snuffelaar. Maar kom en bewandel met ons een nog·onontgonnen terrein, en doen wij samen een tochtje in de warande van de droge taal der cijfers. Eerst op het einde van het tweede boekjaar, op 10 november 1818 wordt door directeur J.E. Michiels de rekening ter algemene vergadering voorgedragen.
Ontvangsten: van Mr. A. De Clercq, deken van de confrerie van St.-Antonius tot Petegem, voor het executeren van een solmnele mis se, de somme van van Mr. A. Van Autreve, deken van de confrerie van St.-Antonius, eremijt in 't zelve Peteghem voor 't executeren van solemnele missen ontvangen van 20 personen voor hun buffet met eenen flacon wijn aan 53 stuyvers iederen persoon uit de busse van den oxael 222
g. 5.10.3
11. O. 6
53. O. 0 1. 10. 0
van J. Dhondt deken der confrerie van de gelovige zielen in Deynze over het excuteren van twee missen van tien francs waarvan drie francs te vooren betaald dus zeven francs van Albert Martens deken der confrerie van Onze Lieve Vrouwe in Deynze over een solemnele misse de somme van vijf francs na aftrek van teire blijft den ontvang tot de somme van van J. Dhont fils over zijn abonnement Zielemisse tot Peteghem van denze1ven Mr. A. De Clercq, solemnele misse voor de confrerie van den heiligen Antonius abt van J. Dhont confrerie van de gelovige zielen op het verhef van de heiligen Barbara van de confrerie van den heiligen Sebastiaan op de koningschietinge van Mr. A. De Clercq de somme van tien francs over zielemisse voor de overledene parochianen tot Peteghem van J. Dhont deken van de confrerie van de gelovige zielen de somme van vijf francs over eene misse op allerzielendag ontvangen van B. De Smet, deken van de confrerie van de heilige moeder Anna de somme van vijf francs voor eene misse op het verhef van dezelve heilige
3.17.0
2. 0.0 3. 0.0 5.10.3
5.10.3 ·2.15.0 3. 6.0
5.l0.3·
2.15.0
2.15.0
g. 107.19.6
Betalingen Betaald aanJ.B. Moerman over 43 flacons wijn aan de tafel volgens acquit de somme van Betaald aen denzelven volgens acquit idem
g. 39.14.0 13. 6.0 12.14.9
223
idem idem idem idem idem
5.10.0 4. 4.9 5. 1.6 44. 2.0 3. 5.0 127.18.0
Betaeld aen Van Loo in Gend over levering van Visch voor de maatschappij volgens acquit Betaeld aan J.J. Soenen over het maeken van dichten Aen de weduwe Van Ootegem over twee voituren Betaeld voor dessert Betaeld aen De Coster in Gend over eene altoviole voor de maatschappij Aen J.B. Gevaert over teire tzijnen huyze Betaeld aen C. Degoesin Disbecq· Betaeld voor chocolat en toebehoorten Betaeld over teire buyten den huyze van Moerman op den dag van St.-Cecilia
40.15.6 2.15.0
4. 0.6 7.17.6 16.10.9 4.16.0 2. 0.0 2. 7.0 1.16.0 217.16.3
Betaeld over vijf pond keirsen item betaeld nog twee pond Betaeld aen Mr. Verheyen in Gend Betaeld aen denzelven volgens acquit item item item item Betaeld voor muziekpapieren 224
2. 5.0 0.15.0 24.16.0 4. 8.0 22. 1.0 5.10.3 5.10.3 4.19.0 2. 4.0
(
Betaeld voor eenen boek voor de Maatschap.. PIJ
1. 8.0 291.12.9
Betaeld aan Frans Van de Woestijne voor eenen beeldenaar Betaeld voor partituur van muziek voor partituren papier nodig aen de muzieke Aen J. Van Acker over copieeren Aen Van Acker, Masco en Bogaert elk drij stuyvers Betaeld aen dezelve elk drij stuyvers Betaeld aen den cnaepe Aen Van Acker, Bogaert en Masco elk negen stuyvers Aen de bovengenoemde en aen C. Verstraete elk zes stuyvers Betaeld aen Charles Degoesin - Disbecq (9) over het drukken 200 maenbriefkens voor de maatschappij
3. 4.6 0.14.0 0.12.0 4. 9.9
o.
9.0 O. 9.0 3. 0.0 1. 7.0 1. 4.0
0.16.0 g. 308. 5.0
Na twee jaar bestaan was dus een tekort ontstaan van 200 gulden vijf stuyvers en zes deniers wat een niet zo gering bedrag was (10). In de eerste algemene jaarlijkse vergadering werd daarover niet gerept. Op 29 januari 1817 bleek echter reeds dat het met de kastoestand bergafwaarts ging en werden saneringsmaatregelen getroffen. Intussen is de waard van Ste. Cecilia overleden en er wordt voort vergaderd bij de weduwe. Noch het jaarverslag over het jaar 1819 noch dat van 1820 werden geboekt. 225
Op 13 augustus 1819 was nochtans bestuursvergadering gehouden ten huize van Franciscus· Dhuygelaere waar deze als remplaçant van de overleden J.B. Moerman door verkiezing met "secreet biljet" wordt verkozen. Meer dan twee jaren vernemen wij niets meer, blijkbaar is het genootschap verder in de versukkeling geraakt, zeker doordat ze de tering naar de nering niet wist te zetten. Om het jaarlijks strop te beperken werd een grondige wijziging van het bestuur doorgevoerd. Over deze "paleisrevolutie" geen woord. Op 29 oktober 1821, in het jaar dat Napoleon stierf op het eiland St.-Helena, werd vergaderd tot het verkiezen van nieuwe ambtmannen: Franciscus Dhuygelaere, directeur Jan-Francies Stuyvaert, commissaris, Jan-Baptist De Sweemer, greffier. Het was een zeer gewichtige verkiezing want op de volgende jaarlijkse vergadering verscheen de voormalige directeur Joannes Michiels} particulier binnen deze stede met zijn rekening die op een schuldvordering van 200 gulden en vijf stuivers en zes deniers courant wees.
.
Michiels was stug en ongenadig nadat hij vijf jaar lang met geduld op regeling gewacht had. In het verslag van 12 november 1821 werd de volgende beslissing geboekt: ,,Als pand voor zijn te-goed-vinden zal de Maatschappij hem in bezit stellen van alle effecten en muzieken die zij op den dag der rekeninge, zijnde den tienden november 1818, toebehorende aen de maatschappij, tot op den dag dat hij, Michiels, ten vollen zal voldaen zijn, na welken tijd hij, Michiels, zal gehouden wezen alle de effecten en muzieken waarvan hij bezitter is te restitueren in handen van den directeur der maatschappij en 226
zal moeten gemaekt worden eenen generaelen inventaris van alle effecten en muzieken. De betaelinge zal moeten geschieden door den directeur, in handen van gezeyden Michiels, alle ma enden van het inkomen en ontvang derzelve maatschappij naer aftrek van de verdiensten der medewerkende leden in het executeren der missen en loven (diensten). Gedaen in onze vergaederinge van hedent twaelfsten november 1800 een en twintig (was ondertekend) fr. Dhuygelaere Directeur, B. Masco, Em. Dhuygelaere, J. Bogaert, J.B. Van Acker, Jan Francies Stuyvaert, commissaris, P.J. Moerman, Jan-Baptist De Sweemer, greffier. In zijn stugheid en zijn onwrikbaarheid was de afgetreden directeur echter sereen gebleven. Hij hield als vuistpand van zijn schuldvordering al de activa van het genootschap en toonde zich grootmoedig jegens zijn zangers en muzikanten van het eerste uur wier casuële maandloon hij verzekerde.
Vlot brengen. Toen stonden de nieuwe bestuursleden vóór hun verantwoordelijkheden. Het lekkende gat in de kas moest gestopt, het spook van de maandelijkse afkortingen, te betalen aan J.E. Michiels, grijnsde en de ambtsmannen stelden zich met man en macht te weer om het schip weer vlot te brengen. Er werd besloten dat voortaan voor het opluisteren van een mis of een lof tien frat:lk zou betaald worden, waarvan ieder medewerkend lid twee stuivers en zes deniers zal ontvangen. Het was geen overdreven ereloon maar toch een vorm van sociale voorziening (11). Verder wordt besloten tot het geven van een Concert Vocal en instrumental alle eerste zondagen van elke maand in het lokaal van St.-Cecilia "om de kerk en onze stad meerderen luister te geven en de jongheid aen te moedigen tot het uitoefenen van deze groote, aengename en nuttige konste". 227
Waren de ui tvoeringen erop verbeterd door het naleven van art. 13 van het oude reglement omtrent het onderhouden van de drie fundamenten te weten maete, piano en porte? Liepen de delgingen van de schuld van J.E. Michiels glad van stapel? Kwam er betere ontspanning voor de jeugd? Wij weten het niet want directeur Michiels heeft het notulenboek mee naar huis genomen omdat het contract van zijn schuldvordering, waarin zijn opvolgers zich solidair verantwoordelijk verklaarden, beschreven stond. Hij scheurde vier bladen weg, keerde het boek en begon met het opstellen van de "Boom van Genealogie" zijner familie. Van 16 januari 1828 tot 27 januari 1832 werd het boek gebruikt als koopmansdagboek van de azijnlegger, mosterdfabrikant en kruidenier. Zo kwam het eerbiedwaardig dokument door schenking van achterkleinneef, wijlen Victor Soenen, tot ons. Het notulenboek is dus onvolledig en doet vele vragen rijzen die wel eeuwig onbeantwoord zullen blijven, maar het laat ons toe een heldere blik te werpen op een nu reeds grijs verleden. Het is een waarachtige getuigenis van het leven onzer stadsgenoten onder het "Hollands Bewind". Van de gehech theid der inwoners aan hun geboortestad, hun diepe godsdienstzin, en de niet aflatende bekoring van de jeugd door zang, muziek en alle edele kunst, vooral muziek, onder bescherming.van SintCecilia (13). En het leven van het Kerkorkest is taai. Tot op de huidige dag staat het pal en bloeit het voort, als het ware onverwoestbaar tot in lengte van dagen. Aantekeningen
In de nalatenschap van Luc Matthys die ons door Mw. Matthys werd ter hand gesteld, vonden we nog deze bijdrage van G.P. Baert. Ze wordt hier posthuum gepubliceerd. H.M. 228
Noten (1)
(2)
Dit boek werd ons geschonken door wijlen Victor Soenen, ondervoorzitter van de K.O.K. achterkleinzoon van Johannes-Emmanuel Michiels. Het boek diende eerst als notulenboek voor het kerkorkest van O.-L.-Vrouwparochie te Deinze, werd vervolgens gebruikt tot het opmaken van de genealogie van Andreas Van Quickenborne - Christiaens en ten slotte tot koopmansboek van Michiels, waarvan het leven, de handel en de huiszorgen beschreven worden. Zie daarover Jaarboek K.O.K. XXIV (1957) blz. 7-45 alwaar onder de hoofding Het dagboek van een kruidenier een deel van de inhoud van het boek op uitvoerige wijze beschreven en becommentarieerd werd, met uitsluiting van het reglementenboek Kerkorkest. Het boek meet 34 cm bij 22 cm breed; de bladzijden zijn niet genummerd en verscheidene zijn weggescheurd. De begroting, zoals wij ze nu kennen, was nog onbekend. Eerst na onze onafhankelijkheid nam de regering, naar het Engelse en het Franse voorbeeld, het gebruik (en de benaming) van het budget over, de tabel der voorziening van uitgaven samen met die van de voorziene ontvangsten der belastingen wat de grondslag van ons huidig belastingstelsel is gebleven. Zie Charles Seignobos. Histoire sincère de la Nation Française. Kap. XVIII. L 'Essai de la Monarchie Libérale. Les Editions Rièder, Paris, 1933. blz. 413. J.B. DELCROIX greffier van het Kerkorkest, was een kleinneefvan J.B. Delcroix, en zoon van Ivo Delcroix. Zie GEERT GEVAERT, jaarboek K.O.K. 1973 over de familie D. Delcroix blz. 14 en volgende. Hij was de zoon van Ivo Delcroix winkelier en handelaar en van MarieThérèse Stuyvaert; zij woonden op de Markt. Zijn grootvader was Petrus Delcroix van Kruishoutem. die zich in de tweede helft van de 18e eeuw te Deinze vestigde. Hij huwde, 1781, Coleta Vermeiren, dochter van een vlaskoopman. Hij was brouwer in de vroegere stokerij van Judocus Vanderdonckt, waar in 't begin onzer eeuw de wolgoedhandel "Het wit schaap" zich neerzette.
(3)
J.B. Delcroix was lid van de Municipale Raad onder het Franse Beheer en stadsschepen tijdens het Koninkrijk der Nederlanden: dus leidende stand. Zijn oudste broer Pieter - Leonard huwde in St.-Martens parochie CarolinaFrancisca Van Eeckoute. Ze schonk het leven aan Jan Watté, de baas uit "De gouden appel" en had ook een dochter Maria, weduwe De Meyer, overleden in de Tolpoortstraat. In tweede huwelijk had Marie-Coleta tot echtgenoot een notarisklerk August Audenaerde. Dit was de vader van Ernest A., uit de Georges-Martensstraat, en van Jules A. en van Mathilde gehuwd met meester Braemscheute van Astene. Zie weekblad Leie en Schelde, 7 mei 1939,A Cassiman Onze Streek. Doodschuld: Al de kosten die te betalen zijn bij iemands dood en uitvaart, doch inzonderheid de bepaalde som die te betalen is aan het broederschap, of een ander genootschap, waar de overledene lid van was. "Indien de blijver ofte blijvige willen commen in alle de doodtschult ende zulckx doende betaelen heur lieder aendeel in alle de costen van de uitinge ende begraevinghe, vóór ende naer dat het doode lichaem zal ter aerden ghedaen wezen, als uitvaert,jaerghetijde en de lijck-maeltijdt, metgaders oock in het recht ende doodschuit van de Ghilden ende Confrerijen in de welcke d'overledene gheweest is".
229
(4) (5)
(6) (7) (8)
(9) (10)
(11)
(12) (13)
230
(Costumen van Veurne). In de vorige eeuw nog betaalde men d~ doodschuld aan een genootschap niet na de dood, maar vooraf. gewoonlijk bij de aanvaarding als lid. De doodschuld wordt maar eens betaald maar jaarlijks hadden de leden nog een aandeel te betalen, de penning geheten. Doodschuld werd dikwijls gebruikt in de zin van successierechten die men aan de staat betalen moet als men een erfenis aanvaardt. De doodschuld was evenredig met het bedrag van het erfdeel (zie DE BO). Zie A. Cassiman. Geschiedenis der Stad Deinze: Jaarboeken XX en XXI. 1953-1954 blz. 238-252. Zijn attributen van de vrijmetselaar worden bewaard in het Museum van de Bijloke te Gent/schort en truweel). Dr. J. De Smet. Memoriael van Reninghelst door koster P.L. Cuvelier. 1970 blz. 289. Zie E. FRUTSAERT. De Roomsch-Katholieke Catechisatie in VIaamsch België, Leuven, 1934 blz. 145-150. Te Deinze ontstond een kleuterschool voor jongens en meisjes in de zijpoort van Emiel Lagrange-Pieters, tegenover de O.-L.-Vrouwkerk, onder de benaming "Les Eclaireurs"; ze bleef bestaan tot het begin dezer eeuw. Emiel Lagrange (1838-1918) was de zoon van Ivo, de vader van Roger en Valere. de grootvader dus van Lucien. Zie KO.K 1944 blz. 56. Dr. A. Martens hield de lijkrede in 1818 voor Em. Lagrange. Er was nog geen drukker te Deinze gevestigd. De tegenwaarde in franken was fr. 402.50. - ad fr. 2,08 per gulden. In het jaar 1816 betaalde men in franken. De boekhouding geschiedde nog in gulden. Ter woensdagmarkt van Deinze werd de prijs van boter en eieren nog tachtig jaar na de onafhankelijkheid in stuivers berekend. De gewone dagloner verdiende 10 stuivers per dag. Het ereloon van 2 stuivers 6 deniers was lager dan de te betalen boete van 3 stuivers bij afwezigheid op de halfmaandelijkse repetitie. Het was de werkman niet toegelaten in groep met de werkgevers te onderhandelen; deze stelde eigenmachtig het loon en de duur van het werk vast en legde in zijn werkhuis boeten op zonder verantwoordelijkheid voor arbeidsongeval of beroepsziekten. Zie Dagboek van een kruidenier jaarboek K.O.K. 1957 blz. 7-45. St.-Cecilia werd te Deinze steeds in hoge mate vereerd. De trouwzaal van het stadhuis werd lang opgeluisterd door afbeelding van de heili8e. een beter doek hangt in de O.-L.-Vrouwkerk op het orgel. Dit laatste stuk schonk de schilder ervan de Deinzenaar Karel Pycke, alias Karel Picqué (Deinze 1799 Brussel 1869) in het jaar vóór zijn overlijden. Zie daarover WEEKBLAD LEIE EN SCHELDE 23 juli 1939. Tentoonstelling 1939 Karel Picqué te Deinze 1939.
Uit het dossier van Luc Matthys door Herman Maes
Toen in 1977 K.O.K.-voorzitter Luc Matthys op 75-jarige leeftijd overleed, kregen we van zijn weduwe zijn nota's in verband met K.O.K. Daaruit publiceerden we in het Jaarboek 1979 "Ontstaan en Ontwikkeling van de Kunst en Oudheidkundige Kring te Deinze 1928-1940" met bijlagen en voetnoten aangevuld. In dat dossier vonden we nog enkele schetsen die we hier, afgewerkt, wensen te bewaren. Zijn "historiek van de N.V. Verenigde Weverijen Leon De Clercq" wensen wij in onze jaarboeken te bewaren omdat dit de beschrijving omvat van de bedrijvigheid van een firma die nu toch al 80 jaar tewerkstelling bezorgt te Deinze en omdat een aantal mensen en een werkevolutie ter sprake komen. We vullen dat aan met enkele bijlagen, gedistilleerd uit dokumenten en losse nota's die in hetzelfde bundel zaten: zo troffen we in dat dossier een nota over een Deinse studentengilde en over een Jongelingenbond, die ons het bewaren waard schenen om het leven en doen van Deinzenaars vast te leggen. Wat we hier onder deze titel publiceren is dus voor de helft het werk van Luc Matthys.
Historiek van de N.V. Verenigde Weverijen Leon De Clercq
Het bedrijf werd gesticht in 1898 door Leon en René Dedercq (1), zij het onder de hoede van hun vader Gustaaf, gezien zij pas afgestudeerd waren aan de "Nijverheidsschool" te Gent (2). Te Deinze werd in het jaar 1848, ter bestrijding van werkloosheid en ellende, met hulp van Minister Rogier, een atelier opgericht voor het weven van natuurzijde, door de gebroe.ders 233
Ricard, afkomstig van Lyon.
. Zo ontwikkelde zich te Deinze een belangrijke zijdenijverheid in de loop van de 1ge en het begin van de 20ste eeuw, die, in zeer hoge mate, bijgedragen heeft tot de welstand van Deinze, vooral door de vrij hoge lonen die toen konden betaald worden(3). Het bedrijf Declercq produceerde, tot na de eerste wereldoorlog, hoofdzakelijk revers zij de en zijden stoffen voor dames, dit alles met geverfde garens. Het ging er in het begin alleen om enkele getouwen waarop geverfde natuurzijden garens werden verweven, zoals dat toen in vele dergelijke "ateliers" gebeurde. Dat werk was meer een ontwikkeld ambachtelijke opdracht dan een echte nijverheid en nog heel wat thuiswevers kwamen hun lonen ophalen in de zogenaamde fabrieken. Het is pas na W.O. I. dat sommige weverijen zich ontwikkelden tOt een modern nijverheidsbedrijf en we mogen met fierheid zeggen dat de firma Declercq de eerste was die het stukverven in de natuurzijdeweverij in ons land heeft ingevoerd. Dit leidde zeer snel van een ambachtelijk bedrijf naar een middelgrote echt-industriële natuurzijde-weverij. Na de oorlog 1914-18, nam de firma Declercq het initiatief ruwe natuurzijde te verweven om ruwdoek in natuurzijde te produceren. Dit ruwdoek werd dan.naar Lyon gezonden om daar geverfd te worden, daar in België geen enkele ververij bestond om natuurzijden weefsels te verven. Dit bracht een belangrijke uitbreiding van het bedrijf mede, die de overgang bracht van een meer artisanaal naar een industrieel bedrijf. Hoofdzakelijk was de produktie geconcentreerd op het weven van "Crêpe Georgette", een zeer gegeerd weefsel in die jaren. Het bedrijfwas er in gelukt dat op een veel goedkopere wijze te produceren dan de Fransen, ondanks een zeer behoorlijke winstmarge. 234
Vrij plotseling verminderde het verbruik van deze kwaliteit zeer aanzienlijk. Terzelfdertijd had zich omstreeks de jaren 1930 voorgoed het weven van kunstzijden stoffen of rayonneweefsels doorgezet. Dit bracht een vrij volledige omschakeling mede van de produktie, die zich meer diversifieerde. Toch bleef de produktie gericht op het damesartikel. N aast een gereduceerde produktie van crêpe Georgette in natuurzijde, werd er ook nog crêpe de Chine en crêpe Satin, voor damesvoering en lingerie, geweven, naast een paar zeer mooie damesstoffen in natuurzijde. Daarnaast ontwikkelde zich een nieuwe produktie in rayonneweefsels en rayonnevoeringen voor dames, zoals crêpe de chine, crêpe satin, satin duchesse, en allerlei crêpe- en mousseweefsels voor dameskledij. Meer en meer namen crêpe rayonneweefsels de plaats in van de natuurzijdenweefsels, die, door hun hogere prijs, hun ontwikkeling geremd zagen. Gezien de uitbreiding van de produktie van crêpeweefsels, werd omstreeks 1935 ook een "moulinage" ingericht, om crêpegarens zelf te maken. De fabriek was gelegen in het centrum van de stad, aan de Gentstraat (4), en na herhaalde aankopen was de beschikbare oppervlakte aangegroeid tot circa 5.000 m2. Er werd, wegens deze eerder geringe ruimte, met verdiepingen gewerkt. De jaren '30 waren crisisjaren die alle firma's aantastten. De firma Dec1ercq heeft de crisisjaren doorstaan en kon na de crisis zelfs het bedrijf Gevaert, een bedrijf te Petegem met een veertigtal rayonne-getouwen, dat in de crisis ten ondergegaan was, overnemen. 235
Dit was de kleinere fabriek te Petegem aan de Leie, waarrond thans het huidig bedrijf zich bevindt. Juist voor de oorlog 1940-45, had dit kleinere bedrijf zich reeds ontwikkeld tot een bijna gelijke produktiecapaciteit als deze van de fabriek te Deinze; die telde ruim 200 getouwen, terwijl de jongere er circa 150 telde. De oudste vennootschap werd genoemd: "Tissages de Soieries Léon Dec1ercq & Cie" de tweede: "Tissages de Soieries La L ys " . Juist voor de oorlog was men begonnen met een eigen ververij uit te bouwen, doch de volledige rationele uitbouw werd door de tweede wereldoorlog verhinderd. Na de tweede wereldoorlog werd een grotere ontwikkeling gegeven aan deze ververij, die nu praktisch alle weefsels van de eigen produktie verfde. (10) Van 1949 af werd belangstelling getoond in het bedrijf, als eerste in België, voor synthetische continu-garens, inzonderlijk nylon, die, bij het begin van de produktie, rechtstreeks in de U.S.A. moesten aangekocht worden, daar de nylongarens nog niet in Europa werden gefabriceerd. Later konden we deze dan kopen in Frankrijk, bij Rhodiacéta, en nog een paar jaár later bij A.K.U. en Fabelta. Gelukkig werd dit initiatief vrij vroeg genomen, want omstreeks 1955 geraakten de crêpe weefsels voor dames volledig uit de mode, en was het bedrijf het eerste in het land dat vrij belangrijke hoeveelheden continu nylon garens verbruikte. Deze synthetische weefsels worden verbruikt voor slaapzakken, voorschoten, stofjassen en voeringen, enz ... Een belangrijk afzetgebied werd ook de gecoate nylon, waarop we ons dan ook vrij vlug hadden ingesteld. 236
Toch werd deze bijna volledige omschakeling van onze fabricatie gedaan in die zin dat we, wat het gebruik der grondstoffen betreft, steeds in eenzelfde lijn hebben gewerkt door het gebruik van continu-garens. Meer in het bijzonder toonde ons bedrijf steeds meer belangstelling in de rayonne voor de acetaat dan de viscose, daar acetaat een meer natuurzijde-aanvoelen had. De acetaat bekleedt dan ook nog een belangrijke plaats in ons produktiepakket, zij het dan in weefsels met voornamelijk een andere bestemming (meer industrieel karakter). Zo de viscose eerder een achteruitgang kent, is dit niet het geval met de acetaat, die ook in Engeland en de U.S.A. nog een gunstige ontwikkeling kent. In 1957 werden de twee N.V.'s versmolten tot een N.V. onder de bemaning: "Verenigde Weverijen Leon Dec1ercq". In 1959, in functie van de stijgende produktie van synthetische en acetaatweefsels, drong de noodzakelijkheid van gec1imatiseerde weefzalen zich meer en meer op. Intussen hadden we de gelegenheid gehad een stuk grond van 3,5 ha aan te kopen, dat paalde aan ons bedrijf te Petegem. Liever dan aan een oude fabriek, alhoewel in goede staat, veranderingen aan te brengen, werd besloten beide fabrieken ook samen te voegen en een grote nieuwe weverij met gec1imatiseerde zalen, ook voor de preparatie, alsook een uitbreiding van de ververij, voltooid sinds een paar jaren, te Petegem, te voorzien. Dat plan werd gespreid over enkele jaren. Aldus hebben we thans een volledig nieuwe weverij met 340 brede getouwen, daar waar het vroeger, als gebruikelijk voor damesartikelen, smalle getouwen waren. 237
Mogen we er op wijzen dat we na de oorlog onze fabricatie totaal hebben omgeschakeld wat .het genre van weefsels betreft. Toch blijven we in een zelfde lijn van onze vroegere fabricatie wat het gebruik der garens beteft: rayonne- en synthetische continu-garens. We onderscheiden ons echter door een belangrijk volume van acetaatweefsels, het weven van fantasieweefsels en het opzet dat we nu hebben met het ontstaan der getexturiseerde synthetische garens, terug weefsels te weven geschikt voor dameskleding, wat enigszins weer aansluit bij onze vroegere activiteit, onderbroken door een evolutie in de mode, waarbij de crêpegarens in rayonne praktisch verdwenen. Wat hier vooraf werd gezegd heeft zich duidelijk bevestigd in de volgende jaren. De synthetische garens nemen langzamerhand een belangrijker plaats in, in onze produktie. Terzelfder tijd werden er speciale inspanningen gedaan om meerwaardige weefsels te produceren (5).
238
BIJLAGE I Toespraak van Luc Matthys bij de oprust-stelling van dhr. André Callens 1973 (6). Geachte Heer en Mevrouw Callens Beste disgenoten, Dit jaarlijks feest willen we heden stellen in een oprechte hulde aan Heer André en Mevrouw CALLENS. Heer André Callens is dit jaar op rust gegaan na zijn bedrijfsactiviteit. Hij volgde in 1940 Marcel DHAENENS op, een der slachtoffers van de bominslag op weerloze burgers aan de brug van het Kanaal van Schipdonk opgesteld in de Meidagen van dat zelfde jaar (7). Marcel DHAENENS was een bekwaam en toegewijd directeur, die de opgang van ons bedrijf na de eerste wereldoorlog niet alleen heeft medebeleefd, maar mede heeft verwezenlijkt. Daarom moet in de geschiedenis van ons bedrijf zijn naam in ere worden gehouden. Dit alles is zeggen dat Mijnheer CALLENS een moeilijke opgave had, om een waardige opvolger te worden van een zo bekwaam en verdienstelijk directeur als Marcel DHAENENS in zijn tijd is geweest. En toch is hij daar in geslaagd door zijn bekwaamheid, zijn trouw aan het bedrijf en zijn ongemeten toewijding. Want als men over Mijnheer CALLENS spreekt dan treden onmiddellijk deze drie kwaliteiten in zijn persoonlijkheid naar voor: bekwaamheid, trouw, toewijding. Laat me hier vooral de nadruk leggen op de volledige inzet van zijn persoonlijkheid, de toewijding uit al zijn krachten van zodra hem de technische leiding van het bedrijfte Deinze werd toevertrouwd. De vernieuwing van ons bedrijf in de zestiger jaren heeft hij mede geleid en dit beleid, naar het einde van zijn carrière, aan zijn opvolgers overgedragen. Misschien kan men de toewijding van Mijnheer CALLENS evenaren, ze overtreffen zal wel bijzonder moeilijk zijn. We kunnen het getuigen: dag en nacht, zondag en weekdag, ja zelfs tij-
239
dens de verlofdagen, als hij niet op reis was in het buitenland, bleef de bezorgheid van Mijnheer CALLENS, v~or wat hij soms noemde "zijn bedrijf', totaal. Bezorgdheid om de technische problemen en het onderhoud van het ganse bedrijf, bezorgdheid om de realisatie van de planning, bezorgdheid ten slotte en niet het minst om de veiligheid van het personeel en van het bedrijf zelf. Niets ontsnapte aan zijn bestendige zorg en waakzaamheid. Daarom moeten zowel de directie als het personeel de Heer CALLENS bijzonder dankbaar blijven en verdient hij ruim de hulde die hem hier vandaag wordt gebracht. De directie heeft dan ook niet nagelaten de Heer CALLENS haar dank te betuigen door hem een check te overhandigen bij het einde van zijn zo verdienstelijke carrière. In deze hulde moeten we zeker MevrouwCALLENS betrekken, die medegeleefd heeft in de toewijding die haar man zo mild het bedrijfheeft toegedrage.n. Verre van in deze haar echtgenoot te hinderen, was zij voor hem een echte steun, waar hij zijn leven deelde tussen zijn gezin en "zijn bedrijt:" . Daarom Mevrouw CALLENS ook aan U onze oprechte dank. Bij Mijnheer CALLENS is toewijding ten andere een tweede natuur. En dit zien we nogmaals in de manier waarin hij zijn opdracht, die hij als attaché van het Museum nu in zijn vrije tijd vervult. Allen, Stadsbestuur, leden van de besturende commissie van het museum en het ganse publiek stellen vast en ondervinden, sinds hij zich ten dienste stelde van de zo belangrijke volksculturele betekenis van ons museum, wat er reeds veranderd en verbeterd is. Daarom mag ook de ganse Deinse gemeenschap en het ommeland van Deinze hem dankbaar zijn. Wij hopen allen dat hij nog lange jaren deze opdracht zal kunnen vervullen. Komendjaar is het 75 jaar geleden dat dit bedrijfwerd gesticht door Leon en René DECLERCQ, wiens dame we gelukkig zijn hier ieder jaar te mogen begroeten en verwelkomen. Indien dit bedrijf gedurende 75 jaren een onverminderde groei heeft
240
gekend, dan danken we dit o.m. aan de goede verstandhouding die heerst tussen leiding en personeel, ook in moeilijke omstandigheden, die onvermijdelijk voorkomen in het leven, zo van de enkeling als van een bedrijf. Ook deze tijden zijn nu bijzonder moeilijk aan het worden en dit zal vermoedelijk heel wat maanden duren en helaas wellicht verder reiken dan het komende jubeljaar. Schaarste aan garens, veroorzaakt o.m. door de oliecrisis, en al te versnelde prijsstijgingen daardoor, zullen probleem nr. 1 zijn dat we hebben op te lossen, zo gunstig als enigszins mogelijk is. Moge volgend jaar dan niet alleen een jubeljaar zijn, maar moge het ook het jaar worden, waarin iedereen en we allen gezamenlijk een bijzondere inspanning doen, zo door directie als door personeel, om deze onderneming ook deze moeilijke periode - als voorheen - door te loodsen en aldus de verdere ontwikkeling van ons bedrijf en OIis aller bestaanszekerheid veilig te stellen. En ik kan niet beter besluiten dan U allen met aandrang te vragen niet alleen het voorbeeld van de Heer CALLENS te bewonderen maar ook na te volgen, zodat de opgang van ons bedrijf, dat hij tijdens zijn schone carrière, niet alleen heeft beleefd maar ook bevorderd, verder moge openbloeien. Ik dank U. N.B. (Andre Callens, deelgenoot van K.O.K., overleed op 29 december 1985. Hij werd op 7 juli 1908 te Harelbeke geboren).
241
BIJLAGE 2: Afscheid Toespraak namens de personeelsleden bij het afscheid van de firma door L. Matthijs (5). Mevrouwen Meneer Matthijs, Mevrouwen, Mijne Heren, beste colle, ga s Bij het vallen van de avond, bij een ondergaande zon ofbij het einde van een reis krijg je soms het gevoel alsof je iets verliest dat nooit terug zal komen. Een gevoel van weemoed, ja, maar ook een gevoel van geluk dit alles medebeleefd te hebben. Meneer Matthijs, dit zelfde gevoel beleven wij "nu vandaag bij Uw afscheid als chef van ons bedrijf. Wij weten goed wie ons verlaat en geen minutenlange opsomming van Uw kwaliteiten als industrieel en als edel mens zal het beeld dat U ons nalaat nog veranderen. Wel integendeel. Het voorbeeld dat U ons tientallen jaren lang hebt getoond zal in het geheugen blijven van alle mensen hier aanwezig. Een gevoel van geluk gaat over ons omdat we deze periode van ons leven met U gedeeld hebben. U gaf ons welvaart, U gaf ons redenen om te leven voor ons gezin, U gaf ons een doel om te werken voor ons leven. Daarvoor onze diepgemeende dank. En onze aandacht gaat hier speciaal ook naar Mevrouw Matthijs, die met hart en ziel haar ganse leven met de firma heeft gedeeld. Haar vriendelijke lach en haar gulle handdruk waren het bewijs van haar liefde voor de zaak. Wij van onze kant gaven U onze inzet voor ons werk. Wij deden, ieder volgens begaafdheid, hetgeen wij konden. Als de zaak vooruitging waren wij gelukkig. Toch ook nu komt er een gevoel van weemoed in ons op. Me"n den kt soms in het leven dat alles kan blijven duren als het goed gaat. als je iets graag behoudt durf je niet te denken aan een einde. Toch is het zo ! De beslissing die U in overeenkomst met de beheerders van de firma trof de zaak aan U.C.O. over te laten zal zeker een goed doordachte zaak zijn. Wij moeten verder kunnen leven en werken. Wij weten dat zijn. Wij moeten verder kunnen leven en werken. Wij weten dat U een wijs man bent en daarom geven wij U onze welgemeende dank. Tot besluit wensen wij U veel succes op Uw tweede werkterrein, de kunst, de ziel van ons volk. Wij weten dat U beiden er veel genoegen zult aan hebben en dat wensen U van ganser harte: de bedienden van de firma (8).
242
2.
Een huwelijksreis anno 1907.
Leo-Adolf-Joseph De Clercq CO 4.1.1880 te Deinze) huwde op 8.6.1907 Suzanna-Maria-Catharina Vandenheede (0 4.12.1880 te Dentergem) (1). De dag nadien vertrokken ze vanuit Brussel op reis. In het archief van Luc Matthijs vond ik het contract dat ze daarvoor met een reisagentschap afgesloten hadden en het leek me interessant even de prijzen te noteren en de duur van de toenmalige treinverplaatsingen (ter vergelijking). Het agentschap was het Bureau Scandinave, Otto Landmark & Cie, 112, Boulevard du Nord, Bruxelles, (het contract was in het Frans opgesteld). Op 9 juni vertrok het paar om 12.59 u. van Brussel-Zuid naar Parijs-Noord waar ze dan om 17.13 u. toekwamen; ze zouden daar per auto afgehaald worden en naar het hotel Central, 40, rue du Louvre, gevoerd worden. Op 10 juni vertrok hun trein om 14.40 u. naar Lyon. Deze expresstrein moest daar om 22.34 u. toekomen; hij stopte te Dijon om 19.08 u. en vertrok er weer om 19.36 u. Intussen konden ze daar een maaltijd eten, kostprijs 4 fr. per persoon. Op 12 juni 15.47 u. vertrokken ze van Lyon naar Genève: aankomst 19.28 u. Op 13 juni 9.15 u. moesten ze de boot nemen om te 12.15 u. te Auchy aan te komen; met de "funiculaire" naar Lausanne kostte 1 fr. 20. Het ontbijt kostte er 3 fr. per persoon, een autotocht om Lausanne te bezichtigen in 2 uur tijds 5 fr. Van Auchy per boot naar Montreux duurde van 4.30 u. tot 5.40 u. Om 10.35 u. vertrokken ze op 14 juni uit Montreux naar Rocher de N aye, waar ze om 11.59 u. moesten toekomen. Een ontbijt in het Grand Hotel kostte er 3,50 fr. per persoon. Ze reisden nu terug naar Montreux en op 15 juni om 8.45 u. vertrokken ze naar Brique waar ze 11.02 u. aankwamen. Om 11.10 u. vertrokken ze om de Simpion over te steken en kwamen om 12.02 243
u. te Domadossola, vertrokken er 12.20 u. en kwamen 13.11 u. te Stresa; een maaltijd kostte in de restaurantwagen 3,50 fr. Op 16 juni vertrokken ze per boot om 10.50 u. naar Arona waar ze om 12 u. toekwamen. Om 14.50 u. namen ze er de trein en kwamen om 16.10 u. te Milaan toe. Op 18juni 14.30u. vertrokken ze uit Milaan en kwamen 16.21 u. te Lugano toe. Op 19 juni 9.35 u. vertrokken ze uit Lugano via Bellinzona, de St.-Gotthard naar Fluelen; daar waren ze om 12.38 u.; om 1.10 u. vertrok hun boot naar Brummen waar ze 1.45 u. toekwamen. Een autotocht van 2 uur was voorzien. Op 20 juni vertrokken ze 10.55 u. per boot; op 12.50 u. waren ze in Luzem. Op 21 juni vertrok men uit Luzern naar Bazel en dat duurde 1.59 u.; van Bazel naar Straatsburg duurde 2.09 u. en van Straatsburg naar Brussel duurde 7.51 u. min. Die hele veertien dagen trein- en bootreis kostte 370 fr. per persoon (reis en alle maaltijden inbegrepen). Tenslotte kregen ze nog, ten titel van inlichting, een mededeling over de te geven fooien: aan een kamenierster 25 centiem aan de schoenpoetser 30 centiem aan de kelner ·die aan tafel bediende 75 ct. à 1 fr. aan een kruier 25 à 50 cts, telkens voor hun twee e~ per dag. 3.
Een Deinse Studentengilde.
Het was (en is) gebruikelijk in de K.O.K. te Deinze dat er na een bestuursvergadering ook steeds een "navergadering" was (en is). De bestuursvergaderingen gingen door in het lokaal in het Louis Dhondtstraatje, boven de brandweer, in de zaal waar we ons archief en onze bibliotheek bewaarden. Bij de brandweer lag dat wel veilig hoopten we. Soms vergaderde het K.O.K.bestuur in het museum, in de zaal der verenigingen, nu leeszaal van de bibliotheek. Na de eigenlijke bestuursvergadering was 244
er altijd een "navergadering" in een café; sedert jaren is dat bij de "Schipperin". Op die navergadering werd dan veel gebabbeld en verteld. Van Luc Matthijs en van Hugo Van den Abeele heb ik vooral op die navergadering veel "achtergrondinformatie" vernomen over wat sedert begin 20ste eeuw te Deinze gebeurde - ook heel wat gegevens die zeer privé waren en niet voor publicatie bestemd. Ook uit de vele gesprekken die ik had met Gaston P. Baert, eerst toen hij nog naar Deinze kwam voor de Jaarboekredactie-vergaderingen, later bij bezoeken te Hasselt, heb ik veel dingen - soms van anekdotische aard - over Deinze en Deinzenaars vernomen. Zo vertelde Luc Matthijs me over de stichting van een katholieke Vlaamse Studentengilde "Deinze nooit deinzen" in 1917 opgericht op zijn initiatief. Dat gebeurde tijdens de paasvakantie want tijdens het schooljaar waren de studenten niet te Deinze. Er was hier toen alleen lager en lager-secundair onderwijs. Luc Matthijs zelf was eerst bij de Jezuïeten te Aalst en later in het St.-Barbaracollega te Gent. Bij de stichting waren ze met zeven: JozefVanderhaeghen - (later Dr. med., vooral in het toenmalige Belgisch Congo). Astère Vanderhaeghen - (later Dr. veearts, verbonden aan het ministerie; hij woonde dan te Turnhout). Jozef Mestdagh, (later handelaar en bediende) Marcel Notte, (later priester en o.a. pastoor te Opbrakel en geestelijk directeur van de broeders, te Zwijnaarde, waar hij 1947 overleed). Jean Lowie, (later handelsvertegenwoordiger). Paul Lowie, (als politiek gevangene omgekomen). Lucien Matthijs Er moet vóór de oorlog 1914 ook zo een studentengilde bestaan hebben met als leden: Jef Vanden Eynde (zie K.O.K. Jaarboek 1984) misschien ook Renaat De Rudder (had een beeld aan de vernielde ijzertoren en was soldaat 14-18 samen met de Deinzenaar 245
Albert De Mulder) Leon De Bruyne Rafaël De Bruyne Albert Van Quickenborne Arthur Van Quickenborne e.a. De in 1917 opgerichte gilde telde weinig leden, daar, gezien de oorlogsomstandigheden, het werfgebied, zeer klein bleef. beperkt tot Deinze alleen. Na de oorlog kwam ze tot bloei en ontwikkeling door een gewestelijk karakter te krijgen. In het laatste oorlogsjaar daarentegen, en in het eerste naoorlogsjaar, zat ze in een crisis door een onderlinge ruzie die echter met de kring als zodanig niets te zien had. De eerste proost van de gilde was E.H. Albert Verschraeghen, toen onderpastoor te Deinze. Na de oorlog, was E.H. De 8100vere van Petegem-Deinze (St.-Martinus) proost. Hij was dat ook geweest van de vooroorlogse gilde. Tijdens de oorlog was hij legeraalmoezenier. Of de vooroorlogse gilde een vlag had is onbekend. Maar de herstichte gilde kreeg er wel een, en wel op kosten van de proost Verschraeghen. Ze kostte 300 fr. De vlaggestok, prijs 100 fr., werd door de gilde zelf betaald. Deze vlag was van natuurzijde gemaakt door het huis English te Brugge, toen achter het toenmalige station gelegen. Naar de bewering van de firma toen, was dit het laatste vlag-ontwerp dat Joe English had gemaakt alvorens 1914 soldaat te worden (en te sneuvelen). Men had de vlag om er mee deel te nemen aan de Rodenbachfeesten te Roeselare in 1919. Dit was naar aanleiding van de herinhuldiging van het Rodenbachstandbeeld, dat tijdens de oorlog opgeborgen lag in de Rijksuniversiteit te Gent. Voorzitter van de gilde was toen Luc Matthijs, secretaris Marcel Notte en schatbewaarder Paul Lowie (11). Na de W.O. I. sloot de Deinse studentengilde aan bij het AKVS (Algemeen Katholiek Vlaams Studentenverbond), met zetel te 246
Leuven. De gilde ging met het AKVS ten onder, toen het op het einde der jaren 20 door de Belgische bisschoppen veroordeeld werd omdat het A KVS een Vlaams-nationalistisch programma had en zich te zelfstandig opstelde tegenover de geestelijkheid. Intussen had de geestelijkheid in de colleges de rivaliserende KSA opgericht, te Deinze in 1935. De vlag van de gilde was in bezit gebleven van E.H. Marcel Notte. Ook Dr. Adiel Decaluwé is voorzitter van de Gilde geweest. In Archief van K.O.K. vonden we de AKVS lidkaarten van Marcel Notte, hem afgeleverd door Luc Matthijs (20-21); ook van L. Vanhouteghem (21-22) Luc Matthijs (22-23) Raymond Filliers (24-25) Reimond Beelaert (26-27) de latere vrederechter te Deinze. K.O.K. bezit ook Notte's lidkaart van de Katholieke Vlaamsche Studentengilde "Deinze nooit deinzen" anno 1919-1920. Deze Studentengilde richtte op 25 september 1921 een toneelfeest in waarvan K.O.K. het programma bezit. Er werd aan meegewerkt door - en meteen kennen we een aantal leden: L. Matthijs L. De Smet G. Valcke V. Synnave N. Glibert G. Van Kwikkenborne J. Van Der Haeghen R. De Vos J. Van Wonterghem G. Arnoud M. Notte H. Grootaert R. Filliers Lucien Dolphyn R. Menu Gustaaf Hertoge W. Van De Wiele Ignace Meerschout (Lucien Matthijs heette toen "Luciaan" en let er ook eens op hoe van Quickenborne zijn naam toen schreef). (Over de Studentenbeweging zie Huldeboek André Demedts: Louis en Lieve Vos-Gevers. De identiteit van de katholieke Vlaamse studentenbeweging blz. 127-136. 247
(Davidsfonds - Kortrijk - uitgave 1977), en het historisch werk van Vos Opgang en Verval van A.K.V.S.). 4.
Een Christen Jongelingenbond te Deinze.
Luc Matthijs was, zoals blijkt uit vorige nota, bedrijvig in de Studentenwereld. Hij wou echter zijn christelijke en zijn Vlaamse overtuiging ook bij de niet-studerende jongeren verspreiden. Daarom trad hij samen met enkele andere jongeren in verbinding met Karel Jozef Van Risseghem, de meest Vlaamsgezinde onder de Katholieken te Deinze, leider van de Middenstandsvereniging te Deinze en verbonden aan de toenmalige katholieke standenorganisatie. Luc Matthijs beoogde met de oprichting van zo een jongelingenbond anno 1921-22 een Katholieke Vlaamse Bond te stichten; hij was secretaris en Jozef Van Risseghem voorzitter. Laatstgenoemde was toen al zeer actief in de schoot van de Katholieke Partij. Luc Matthijs wou die bond buiten de partijpolitiek houden. J. Van Risseghem echter liet de Bond aansluiten bij de Katholieke Vlaamsche Landsbond, die beheerst werd door Frans Van Cauwelaert. In feite sloot de Bond dus aan bij de Katholieke Partij met het zogenaamde minimumprogramma dat in Nederland ontworpen was tijdens W.O. I door Frans Van Cauwelaert en Julius Hoste, onder de naam Algemeen Vlaams Verbond. Later splitste dit dan weer in het Katholiek Vlaams Verbond en het Liberaal Vlaams Verbond; het eerste heeft nauwelijks een goed jaar gewerkt. Door het verschil in optie tussen Matthijs en Van Risseghem heeft die Bond te Deinze maar een zeer kort bestaan gehad: enkele vergaderingen en twee I I-juli herdenkingen is alles wat er gebeurde; de Vlaamse Bond ging ten onder. In 1923 kwam Dr. veearts Kamiel Verwee zich te Deinze vesti248
gen. Hij was een Vlaamsgezinde oudstrijder. Met hem werd een Kristen Jongelingenbond gesticht, waarvan hij voorzitter werd. Men vermeed opzettelijk het woord "Vlaams" in de naam van de bond te zetten. Maar Verwee en E.H. Albert Verschraeghen, eerste geestelijke raadgever, spraken met Matthijs af de bond in Vlaamsgezinde richting te sturen, maar zonder aan te sluiten bij de katholieke partij. Dat was dus dezelfde richting waarin de studentenbeweging evolueerde: los van het minimumprogramma, strevend naar de erkenning van de Vlaamse Beweging, niet in de eerste plaats als een kulturele beweging (dit was het standpunt van Van Cauwelaert), maar als een nationale beweging, zonder aan te sluiten bij de frontbeweging, die op religieus terrein neutraal wou zijn, en die een federalistisch standpunt verdedigde onder de slogan "zelfbestuur". Toen Kamiel Verwee huwde volgde Luc Matthijs hem als voorzitter op. Hij stuurde de jongelingenbond in een meer uitgesproken Vlaamse richting, zonder aan te leunen bij welke partij dan ook. De vereniging bloeide. Maar Luc Matthijs voelde zich meer en meer tot eigenlijke politieke actie aangetrokken; daarom nam hij ontslag als voorzitter en begon aan politiek in het kamp van de Vlaamsnationalisten. Door de geestelijke leiding werd hij in de hoek gedrongen in deze jongelingenbond. Mgr. Coppieters, bisschop van Gent, legde hem in die bond zelfs spreekverbod op. Matthijs verliet dan deze vereniging, die nog enkele jaren actief bleef, maar uiteindelijk ten onder ging daar hij het a-politiek karakter niet kon handhaven.
249
5. In het dossier L. Matthijs vond ik een foto van een Toneelbond St.-Martinus. met daarop van rechts naar links zittend Georges Allaert - Albert Van Oost - E.H. De Bisschop, onderpastoor St.-Martinus - Luc Matthijs - Gustaaf Allaert Staande Marcel Allaert - Gerard Allaert - Valeer De Smedt -Alfons Geeregat - Gustaafvan Hauwaert - Gaston Allaert en twee ons onbekenden (Wie zegt ons wie wie is ?) (9).
Noten (I)
(2) (3) (4)
250
Over de afstamming der familie De lercq-Vandenhe d leze men .0 . 1978 blz. 54 e.v. nota 19 A en B. De nijverheidsschool te Gent, Lindenlei, wa wat nu de lndu triele H school is. Hierover leze men de speciale K.O.K.-uitgave van de tudi d or Hu n den Abeele opge teld over de ge chiedeni van de zijd nij erh id t D inz (uitgegeve n 1936). de hoek Gentstraat-G eorge Marten traat. In d ent traat van het Donza-Center + het lagere appartement g bou
van de Gentstraat tot de Achiel van Eeckhoutstraat. Dit was de fabriek te Deinze. Er was er ook een te Petegem. (5) In augustus 1974 stopte Luc Matthys zijn activiteit als bedrijfsleider. Er werd in de firma een afscheidsfeest gehouden. Maar voor het bedrijfbegon ook een nieuwe periode: het werd overgenomen door U C O. Op dat afscheidsfeest werd namens de bedienden de tekst gelezen die we in Bijlage 2 overnemen. (6) Deze lof aan de heer André Callens en zijn toewijding drukken we graag af om hem ook te danken voor zijn toewijding aan ons museum en onze K.O.K. in zijn functie van museum-attaché. (7) Bedoeld wordt 25 mei 1940. (8) 28 augustus 1974. (9) Wwe Astere Allaert, Clara, schoonmoeder van burgemeester Boerjan-Allaert, onze lste ondervoorzitter gaf ons deze namen; waarvoor onze dank. (10) Leiding van de ververij had Mylleville, die te Astene woonde in de Kapellestraat, in een woning eigendom van het bedrijf. (hij is de vader van Maurice Mylleville, architekt te Deinze). (11) Naar wie er te Deinze-Astene een straat genoemd is (bij het Gampelaerehof).
251
Over Ignace de Sutter en Deinze 1937 - 1946 door Willy Jonckheere
254
255
In nummer 556 van het K.O.K.-Kontaktblad van maart 1985, p. 460, werd vermeld dat I. De Sutter "muziekleraar" geweest is aan het St.-Hendrikscollege te Deinze. In mijn herinnering was ergens blijven hangen dat De Sutter mij ooit vertelde als leraar te Deinze zowat allerlei vakken gegeven te hebben, maar geen muziek. De historische nieuwsgierigheid was opgewekt, en wat oorspronkelijk gedacht werd als een kleine rechtzetting, ging stilaan uitdeinen ... (1). Toen Ignace De Sutter in 1981 een viering diende te ondergaan, omdat hij zeventig jaar was geworden, schreef de Antwerpse bisschop Mgr. P. Van den Berghe in het ten geleide van het "Liber Amicorum Prof. Ignace De Sutter" ondermeer: "Op een zeer ruim veld heeft hij zich verdienstelijk gemaakt als componist en musicoloog, als muziekpedagoog en opleider van kostersorganisten, als animator van zangstonden en commentator van IIe · der.en ... " Met zo'n staat van dienst was het op zijn minst begrijpelijk dat men het leraarschap van De Sutter te Deinze bijna onvermijdelijk in het musische ging situeren. Ignace De Sutter werd priester gewijd op 22 mei 1937. Zijn eerste "standplaats" werd het St.-Hendriks-"gesticht" te Deinze (2), waar hij benoemd werd op 16 september 1937. I~ de bisschoppelijke "klapper" werd hij vermeld als titularis van het "lste studiejaar, middelbaar onderwijs", en als vakleraar Engels en Duits. Deze benoeming gebeurde in vervanging van V. De Paepe, die op 13 september 1937 onderpastoor werd te Kruibeke. Toen de 26-jarige De Sutter te Deinze aankwam werd hij er met zijn jeugdig enthousiasme opgenomen in een vrij jong korps. Bestuurder was J. Van Hevele (0 1898) en subregent R. Haenebalcke (0 1907). In de Grieks-Latijnse Humaniora was FI. Brys (0 1912) verantwoordelijk voor de Grammatica (nu derde Latijnse); de vijfde en zesde Latijnse (nu tweede en eerste Latijnse) stonden onder de hoede van P. De Causmaecker (0 256
1896), tevens de ouderdomsdeken van het priesterkorps. In de "Middelbare school", sinds 1941 Moderne Humaniora genoemd, was in het tweede jaar P. Martens CO 1912) titularis, in het eerste jaar I. De Sutter (0 1911). De vakken Meetkunde en Handelswetenschappen werden respektievelijk gegeven door bestuurder Van Hevele en P. Martens; Engels en Duits door De Sutter en Tekenen was toevertrouwd aan de onderwijzers C. Smessaert en A De Vlieger. Om het toenmalige korps volledig te schetsen, dienen ook vermeld te worden A. De Grave CO 1901): 7de studiejaar A; J. Vandeveire (0 1901): 7de studiejaar B; H. Geirnaert (0 1910): 6de studiejaar; C. Smessaert (0 1910): 5de en 4de studiejaar en A. De Vlieger (0 1914): 3de, 2de en 1ste studiejaar. Muziek werd toen gegeven door J. Nachtergaele, terwijl A. Latte zorgde voor privé-pianolessen. Er kwam in de opdracht van De Sutter slechts één verandering. Toen in de Middelbare in 1938 een derde jaar werd ingericht werd P. Martens er de nieuwe titularis en schoofDe Sutter mee op naar het tweede jaar, dat vanaf 1941 officieel als 5de Moderne werd betiteld. In het priesterkorps waren er wel wat wijzigingen: in 1938 kwam M. Snoeck het korps aanvullen; in 1939 werden Haeneba1cke en De Causmaecker vervangen door respektievelijk C. Gyselinck en F. De Troyer; in 1941 kwam A. Van Moer in de plaats van Brys; in 1945 volgde E. Schatteman als bestuurder Van Hevele op, terwijl Snoeck en Van Moer plaats maakten voor A. Catteeuw en J. Bernaert. In de oorlogsjaren waren er bovendien verschillende inte.rim-leraars, waaronder pater A. Verstraete, C.I.C.M., en zijn konfrater F. Martens. Bij de onderwijzers waren er uiteraard heel wat minder verschuivingen: J. Vandeveire verliet het college in 1942 en H. Lafosse begon er in hetzelfde jaar zijn loopbaan. In 1944 werd de ploeg versterkt met A. Oppeel, F. Careel en J. Walgraeve. Deze laatste zat in de jaren 1937-1938 en 1938-1939 in de klas van I. De Sutter, nl. de 1ste en 2de Middelbare. Toen De Sutter 257
Foto in bezit van Vandeveire-De Vos (afdruk in D.A.S.H.), .d. De foto moet genomen zijn tussen 14 september 19 9 (b no ming van C. Gyselinck te Deinze) n 19 augu tu 1941 (b no ming van Fl. Brys te Sint-Niklaa ). Zittend van links naar recht: Marten P., Bry F., Van H J., Vandeveire J. De Sutter 1. Staand van links naar rechts: Gy elin k ., D Vii g r ., . lr., Smessaert C., De Troyer F., Snoeck M., D Gra naert H. 258
te Deinze als leraar startte kreeg hij 29 belhamels in zijn klas. Naderhand schommelde het aantal tussen 9 en 15 leerlingen, terwijl de evolutie van de totale schoolbevolking lag tussen 240 en 407 leerlingen. In het reeds vermelde "Liber amicorum" koppelde August De Sutter de benoeming van zijn broer aan de vakken Nederlands, Frans en Geografie. Frans Vanlancker, huidig directeur van de Lagere school van het St.-Rendrikscollege, noteerde in een gesprek met De Sutter dat deze "zowat alle vakken onderwees, behalve tekenen en turen". In mijn notities van een gesprek met De Sutter vond ik iets gelijkaardigs terug: De Sutter gaf te Deinze ongeveer van alles, behalve Wiskunde, Wetenschappen, Gymnastiek, maar evenmin ... Muziek. Er bestaat tussen de varianten geen echte tegenspraak. Vast staat dat De Sutter in die negen jaren leraarschap te Deinze in alle klassen secundair onderwijs de vakken Engels en Duits voor zijn rekening nam: dus ook in de Grammatica of Latijnse vierde en de twee, later drie klassen van de Middelbare of Moderne. Ret was te Deinze blijkbaar de gewoonte dat de leraars "hun" vakken gaven (3), dit in tegenstelling tot heel wat colleges, waar de klastitularis in de eigen klas vrijwel alle vakken gaf die niet aan een meer gespecialiseerd collega toevertrouwd werden. In de (bijna) maandelijkse" Pedagogische Conferenties kwamen tal van onderwerpen aan bod, o.m. ook vakbesprekingen. Als we mogen veronderstellen dat de leraar die de bespreking inleidde en het verslag optekende ook het behandelde vak zelf gaf, dan moet De Sutter ook nog verantwoordelijk geweest zijn, al dan niet in de eigen klas, voor de vakken GodsdienstLiturgie, Aardrijkskunde, Nederlands en Frans. Kwam de "muziek" als zodanig niet voor in de opdracht van De Sutter, wel was hij officieel verantwoordelijk voor "Zang en Kerkgebruik" (4). 259
De Sutter 1., 26 juli 1945 (Studio Claerhout) .
.'. '
.•
'~ '.' ~ .
·"'1""·_,. ...
. ,iIO
A. Van Moer, I. De Sutter en E.P. A. Verstraete 26 juli 1945 (Studio Claerhout) 260
Op de meeste colleges bestond een knapenkoor in funktie van de liturgische diensten. Dat was ook zo te Deinze, en dit reeds lang voor De Sutter er aankwam. De eerste sporen van een georganiseerde zangvereniging gaan terug tot 1889 toen een St.Gregoriuskoor gesticht werd (5). Het kerkgebruik dient in het geval van De Sutter wellicht beschouwd te worden als de funktie van ceremoniaris die o.a. verantwoordelijk was voor de uitgebreide groep van misdienaars. Gerugsteund door de spontane medewerking van zijn collegae, trad hij ook op als speciale leraar voor Liturgie. Zo noteerde De Sutter het zelfin het verslagboek van de Pedagogische Conferenties, dd. 22 november 1945. In hetzelfde verslag, dat gewijd was aan het thema "Het behartigen van de liturgische opleiding", was er ook sprake van kerkzang. Er bestond op het college een "schola cantorum" of "kinderkoor", dat volgens de aanduidingen van De Sutter "reeds ver gevorderd" was. Het Gregoriaans werd door de zangers bijna dagelijks beoefend en voor de massa had men het verplicht gebruik van het "Volkszangboek" ingevoerd. In het licht van de latere evolutie van De Sutter zijn dit betekenisvolle aanduidingen. De eerste zondag van december 1945 werd te Zulte een grootse viering van Robert De Langhe georganiseerd, naar aanleiding van zijn promotie tot "magister" in de Godgeleerdheid. De feesteling was oudleerling van het college en had er ook tijdens de oorlog gefungeerd als leraar, vandaar dat het college mee feestvierde. In zijn "Kalender der nuttige aanduidingen" noteerde bestuurder Schatteman met de nodige fierheid: "Studentenzangers zongen te Zulte de Plechtige Hoogmis om 10 1/2. Na de H. Mis de feestzitting waarin door de collegestudenten in de zaal aldaar de driestemmige "acclamationes" gezongen werden onder de leiding van E.H. Ignace De Sutter, Professor aan het college. Deze zangen hebben den grootsten bijval genoten en elke toehoorder, zelfs de Hooggeleerde Professoren van Leuven, spraken er 261
den hoogsten lof over uit".
Ook buiten de liturgische diensten was De Sutter muzikaal bedrijvig. Zonder twijfel heeft hij in droeve en blije dagen zijn hart gelucht door zelf te musiceren. Maar ook in zijn lessen kwam de muziek aan bod, bijvoorbeeld: de eenvoudige Duitse teksten uit de Koralen van J.S. Bach, o.a. uit zijn Matthäuspassion, vormden voor zijn discipelen basisleerstof, en meteen werden ze door De Sutter ook ingewijd in de hemelse muziekwereld van zijn geliefde meester. Ook op zijn kamer liet De Sutter de jonge snaken meegenieten van zijn liefde voor muziek. Door deze "inleiding tot het muziekbeluisteren" (6) kregen velen onder hen de smaak te pakken voor Klassieke Muziek. Werd hier niet embryonair verwezenlijkt wat De Sutter in het "Ter Verantwoording" van zijn later gepubliceerd werk neerschreef: " ... een bouwsteen te mogen 'bijdragen tot dat zeer kiese werk van gemoedsvorming en smaakverfijning van onze studerende jongeren. Moge de eindelijk herontdekte levenswaarde, die "die edele conste der Musycken" is, heilvol en vruchtbaar geïncorporeerd worden in het grotere geheel van de schoon-menselijke en christelijke levenskunst, die we in onze dierbare Vlaamse jeugd willen tot gestalte zien gedijen" (7). De Sutter te Deinze en de muziek. Dus tóch. Het bloed kroop immers waar het niet gaan kon. In de levensschets van De Sutter te Deinze mogen wij het ontstaan niet voorbijgaan van zijn twee liedbundels "Singhet ende wesetvro" (1941 en 1943), waarmee hij in heel het Vlaamse land ruime bekendheid verwierf. Beide bundels kenden immers een overweldigend succes in jeugdbewegingen en scholen. Toen het tweede deeltje verscheen in 1943 was de tweede oplage van het eerste praktisch uitverkocht, en dat midden in de oorlogsjaren.
262
Het kader waarin deze bundels tot stand kwamen is vrij interessant. Ze werden uitgegeven door K.S.A.-Jong-Vlaanderen, de katholieke studentenbeweging, die in deze vorm dateerde uit 1937. Het Algemeen Katholiek Vlaams Studentenverbond (A.KV.S.), gegroeid uit de Blauwvoeterie, ging in de confrontatie met de Kerkelijke overheid rond 1930 ten onder, met als nasleep een wrang spoor van bitter doorvoelde gewetensconflicten. Ten dele werden de studentenbonden vervangen door een nieuwe studentenbeweging, de Katholieke Studentenactie, K.S.A., nu onder leiding van de kerkelijke hiërarchische structuur. K.S.A. was in de beginjaren (1927-1928) zeker geen éénzinnig begrip. In het bisdom Brugge legde de verantwoordelijke gouwproost, kan. Dubois, de klemtoon op een kerkelijk strijdende beweging. De vlaams-voelende tendens probeerde hij, verbonden met K.S.A., een eigen gestalte te geven in het Jong-Volkse Front (J.V.F.). In het bisdom Gent lag dit wel anders. Hier geen splitsing tussen Katholieke aktie en Vlaamse aktie, maar "één bond, één leuze: Alles voor Vlaanderen-Vlaanderen voor Kristus". Toen Piet de Somer (in 1985 overleden rektor van de Katholieke Universiteit te Leuven) in 1937 als gouwleider werd opgevolgd door Jan Verroken (oud-parlementariër en huidig burgemeester van Oudenaarde) werd de beslissende keuze geprofileerd: geen jeugd-organisatie, wel een jeugd-beweging, niet louter katholieke aktiebeweging maar tegelijk een Vlaamse aktiebeweging. Om deze nieuwe oriëntatie ook naar buiten kenbaar te maken werd de nieuwe benaming "Jong-Vlaanderen" toegevoegd aan het K.S.A.-embleem. Later werd dit ook door de andere bisdommen overgenomen. De rol van gouwleider Jan Verroken is hierin toonaangevend geweest, maar hij werd gestuwd door heel wat figuren van formaat, vooral de Jezuïet L. Monden, toen leraar te Aalst, en Antoon Sabot, priester-leraar aan het O.L.V.-college te Oudenaarde. 263
K.SA 1938-39 Schildknapenbevordering Van links naar rechts : Oswald Vermaercke. 1. De Sutter. Carlos Van Overbeke. Piet Cassiman (Studio Claerhout. afdruk P. Cassiman in archief O.A.S.H .)
KSA 1938-39: Na de schildkn apenbevordering: de vendelleid r Van links naar rechts: Julien Beeu aert. Willy De Boo er. Roger Ba z, l. ter als interim-proost, Carlos Van Overbeke, Daniel Do he, Ant in H ri k (Studio laerhout)
264
Met Sabot bereiken we de link met De Sutter. Deze eenvoudige priester liet als bondsproost de beweging in handen van jonge mensen, maar introduceerde op bescheiden wijze een ongelooflijke en eindeloze gamma van "vaardigheden". Nog altijd spreken zijn "knapen" over zijn bloemen en planten, kevers en vlinders, zijn uitleenbibliotheek, zijn foto's, de sportbeoefening, trektochten en wat al niet meer. Hij liet hen ook allerlei muziekinstrumenten bespelen, - hij was b.v. de propagandist van de blokfluit -, en leerde hen een hele liederenschat aan. Hier lag ook de direkte band met De Sutter. Tussen beider colleges bestonden intense kontakten. Het St.-Hendrikscollege had in die jaren enkel een lagere cyclus Humaniora, zodat heel wat leerlingen voor hun hogere cyclus naar Oudenaarde trokken. Dit bevorderde ook de relaties tussen het lerarenkorps van beide instellingen. Anderzijds had De Sutter ook heel wat konnekties in de Vlaamse Ardennen, vermits zijn vader afkomstig was van Ronse en zijn moeder een Oudenaardse was. De Oudenaardse KSA-tandem Sabot-Verroken deed een beroep op Ignace De Sutter om een liedbundel samen te stellen in de geest van K.S.A.-Jong-Vlaanderen. De Sutter was zelf oudA.K.V.S.-er en ook zijdelings betrokken bij de plaatselijke K.S.A.-werking te Deinze; in de eerste oorlogsjaren, toen P. Martens krijgsgevangen was, trad hij ook op als effektief bondsproost. Hij zat dus wel op dezelfde golflengte als de vernieuwers van Oudenaarde, en hij liet zich dan ook niet pramen. De Sutter maakte er een meesterwerkje van, waaraan ongetwijfeld nog dankbaar teruggedacht wordt door de generatie collegestudenten die nu zowat tussen de veertig en vijfenzestig . .. Jaar Z1Jn. Voor De Sutter waren het de eerste muzikale publikaties van een lange reeks. Hoewel hij kon vertrekken van een bestaand Caritas-liedboek, dat grotendeels uit het Duits was vertaald, kreeg "Singhet ende weset vro" een heel eigen persoonlijke stempel. 265
DE NIEUWE LENTE LAtHT ONS TEGEN. Oudvlaamsc:be melodie uit Deinze.
L. LAMBRBCHTS.
Zacht en f'eIIlgnlD' droomerlg .
•=== ~IJJfJijIJ =: - - -- = : = I meu- we len- te lacht ons mo- len- beek komt aan- ge-
De De
I
2
• 1
't 0-
2
is
te- gen, kron-keld:
Door Wat
J JIJqlJ JiJ •
• pen raam- kozij blank en
•
!I
7 7
zijn; blij I
Het Zij
huis wordt klaar in al- Ie joelt en ju- belt met ons
mi
f I
2
hoe- ken: me- de:
It r r 266
I
100- pen
2
smel- ten
77
liJ JJJIJ
Hoe "Hbe-
r ....J naar de in de
• • vlamt de zon- neral Het is weer •
L~
ad
groe-~e
rein-ste
•
I
schijn! MeiI"
,
Wij Wij
r r rCJ
weigeu-
den ren
En Als
I
r Jij I "
I 2
dan- sen . hand kniel- den we in
1
6J I
2
groelin-
in de
hand, Waar ons de vo- gel-scha-ren kerk; Vol wie-rook- va-ten lijkt de
7 7 fl J• J J J I Î • .
ten. de,
Te-
Vol
•
•
•
rug In 't Va-deror- gels eik en
J
j j
I
land. berk!
•
Singet ende Weset Vro, dl 11, Uitgave van K.S.A.-Jong-Vlaanderen, Gent, 1943. 267
SA, LAAT ONS VROOLIJK WEZEN.
Oud Nederlandseh lied uit Delnu.
Get JIJ I 2
3
.
Zeer vroolijk.
J J J 1J~~r J ' to I wetutokwel-
Sa, laat ons vroo- lijk Een van Lu- CI- fers posA vous! zeid' hij Sint Anwas om hem te nat
zen ren, ke 't is len
ne-
•
1#
~ Sint 2 wil3 gla4 't neI
Ande zemen
D ken
tovrootevan
·r • Dl-
us
lijk gen de den
...
-D D
Sint 2 wil3 gla4 't neI
268
Ande zemen
ken
tovrootevan
•r
·
m- us lijk gen de den
jI
-
• ,
feest, zt)n, vaak, drank,
feest, Zl)n, vaak, drank,
feest, ZIJn, vaak, drank,
1#
e.:
op die een door
.......
feest, zijn, vaak, drank,
--
op die 't is een door
"
I
Sint An- to- mus hij droeg een Sint An- to- mus Sint An- to- nlus
Ir
FI &
en
de 2 Ijzer 3 riep: 'k en 4 greep den I
duibraadmag dui-
'"
f
vel pan geen vel
i\
~
J
C
ft J J' ij I
waren ge- meen hoofd op zIJn qrandeWIJn bij den steert
en ze en een en hij en hij
J j't' dansten 2 vaatJe met 3 goot het 4 schreeuwde wel I
om het brandete-' zes
zeest, wijn, gen zijn kaak, u- ren lang,
zeest '" zeest wijn, wijn, kaak, kaak lang, lang
en ze en een ên hij en hij ,"
:-tI: dans2 vaat3 goot 4 schreeuwI
V
D
ten Je met het de wel
om brantezes
• Ü Ü zeest. het de-
WIJn. gen zijn kaak. u- ren lang.
Singet ende weset vro, I, Uitgave K.S.A.-Jong-Vlaanderen, Gent, 194i 269
Naast godsdienstige liederen kwamen er zeer veel Oudnederlandse en Vlaamse liederen in aan bod van uiteenlopende genres. Als we, vol nostalgie, beide boekjes nog even doorbladeren vinden we bij de komponisten een zestal keren de naam van De Sutter zelf, maar daarnaast is een ganse schare Vlaamse toondichters vertegenwoordigd: P. Benoit, L. De Vocht, E. Hullebroeck,A. Meulemans, K. Miry, L. Mortelmans, 1. Van Hoof, R. Veremans en anderen. De band met Oudenaarde verklaart wellicht dat er ook een tweetal liederen van de Oudenaardist R. Herberigs werden opgenomen. Bij de dichters was het gamma even rijk gestoffeerd: Gezelle en Rodenbach natuurlijk, maar ook R. De Clercq, P. De Mont, Ledeganck, Verschaeve enzomeer. Een vijftiental liedteksten waren van de hand van de hogergenoemde J ezuIet Monden, o.a. het St.-Gerolfslied, waarvoor De Sutter zelf de kompositie maakte (8). In het tweede deel kwam ook de muziek van vader Karel De Sutter een paar keer aan bod. De teksten ervan: ,,0 moeder, die belofte zijt" en "Ick wil mi gaan vertroosten", krijgen een diepere betekenis wanneer men weet dat de start van De Sutter te Deinze samenviel met een periode van diepe familiale smart: zijn moeder overleed vrij plots in 1936; zijn vader, die dit.verlies niet te boven kwam stierf in 1938. . N aar het getuigenis van zijn broer kende Ignace De Sutter met zijn liedbundels aanvankelijk enige tegenstand, "want er waren ook een paar geuzenliederen in opgenomen". We konden niet nalaten dit even te kontroleren en stootten o.a. op teksten zoals het "Wilhelmus" van Filips van Matnix van St.-Aldegonde, en op een achttal liederen uit "Neder-Iandtsche Gedenck-c1anck" van Adriaen Valerius, uitgegeven te Haarlem in 1626. In dit laatste werk, eigenlijk een geïllustreerde geschiedschrijving van de opstand van de Verenigde Provinciên, werden ondermeer de wapenfeiten gehuldigd in tientallen lie270
deren vol godsvertrouwen. Algemeen bekend hieruit zijn bijvoorbeeld "Wilt heden nu treden" of "Merck toch hoe sterck". Dus toen al, anno 1940, sprak bij De Sutter zijn later spreekwoordelijk geworden oekumenische geesteshouding. Maar er was meer. Zijn openheid van geest liet hem ook diverse teksten opnemen van bijvoorbeeld een Julius De Geyter, de liberale voorman, wiens "Geuzenlied" in de 19de eeuw het strijdlied was van de anti-klerikalen. Voor Deinzenaars moet toch nog vermeld worden dat in deel I een oudnederlands lied "uit Deinze" staat: "Sa, laat ons vrolijk wezen", en in deel I1, "De nieuwe lente lacht ons tegen", een naar verluid oud-Vlaamse melodie uit Deinze, opgetekend door Lambrecht Lambrechts, en waarvan de uitvoering diende te gebeuren "zacht en enigszins dromerig". Ook voor K.S.A. schreef De Sutter het "Jong-Vlaamsch Gebedenboek" te "Deinze, op het feest van St.-Bavo 1938" (9), "ten gebruike der Kerels en Knapen van K.S.A.-Jong-Vlaanderen". Het voorwoord ervan liet hij beginnen met woorden van Gertrud von Le Fort (10), de Duitse dichteres en schrijfster, die hij ook later overvloedig zou citeren:
"Uw taal is als 't brons uwer klokken Uw gebeden zijn als duizendjarige eiken Uw psalmen hebben den adem der zee". Uit dit gebedenboekje spreekt de liefde van De Sutter voor hymnen en psalmen. Als slotbeeld voor de periode van De Sutter te Deinze citeren we graag F. Vanlancker, die in de beeldrijke taal die hem eigen is ondermeer schreef: "Ik heb die man trouwens nog dikwijls bewonderd als hij met het knapenkoor gregoriaans zong. In witte pij ging men al zingend van de klas aan de ene zijde van de overdekte speelplaats (nu de turnzaal) naar de zijingang van de 271
aan de overzijde. Beelden die men zijn leven lang meedraagt. Ignace De Sutter is één van de mensen die aan ons college kleur hebben gegeven. Onder de leiding van directeur Van Hevele en samen met andere collega's kon men nog genieten van schone dingen, beleefde men de rust tijdens de meditatieve wandelingen in de tuin en trachtte men langs spitsvondige grappen het nodige reliëf te geven aan zijn dagelijks bestaan. Het was trouwens niet moeilijk om Ruusbroec en Uilenspiegel op één blaadje te schrijven, want toen was de Leie nog van GezelIe en klepte het klokje van de kapel nog in zuivere lucht. Daar waren ook de oorlogsjaren: tijde.n van armoede en onrecht, vervolging en tweedracht; tijden waarin van een priester meer gevraagd werd dan een woordje van troost; harde tijden, waarin de priesters van het college zelfs hun eigen naam en faam prijsgaven voor daadwerkelijke hulp aan vrienden ..• ". In augustus 1946 werd Ignace De Sutter voor een gesprek uitnodigd door de toenmalige Vicaris-Generaal kan. J. Callewaert, tevens president van het Groot-Seminarie. Men had te St.-Niklaas een leraar muziek nodig en vermits De Sutter de vereiste kwalificaties bezat, werd hij geroepen naar de "schoolmeestersfabriek", de Bisschoppelijke Normaalschool te St.Niklaas, waaraan ook een Kostersschool verbonden was. En toen gingen zijn veelzijdige talenten pas ten volle openbloeien tot de briljante rijkdom waarvoor Vlaanderland hem dankbaar zal blijvén. De levensboom van De Sutter, getooid met een weelde van rijke vruchten, kende echter zijn lentebloesem te Deinze: het knapenkoor, het Volkszangboek, de lessen die tevens muziekbeluisteringen waren; de aandacht voor de liturgie, de liefde voor psalmen en hymnen; het "Singhet ende weset vro", waarin de Vlaamse aard van de samensteller zich uitte in een oekumenische openheid en een pluralistische breeddenkendheid. 272
Ie Middelbare 1937-1938
Foto in D.A.S.H. Van links naar rechts, zittend: X X, De Muyter Jacques (Deinze), directeur J. Van Hevele, 1. De Sutter X, Claerhout Adrien (Deinze) X. Staand, 2de rij: :x, X, X Walgraeve Julien (Deurle), X, X, Lambrecht Raoul (Deinze), X, De Wart Antoine (Petegem), X, Verougstraete Jacques. Staand 3de rij: :x, X X, Lafosse Dieudonné (Deinze), Beesaert Julien (Petegem), X X. 273
2e Middelbare 1939-1940
Foto in D.A.S.H. Van links naar rechts zittend: X, Colpaert Marcel (B.M. Leerne) Directeur J. VaI\ H De Sutter, De Vooght Norbert (Petegem), Van Roba (Machelen). Staand: Bonnarens André (B.M. Leerne) Taerwe Hub rt (.) ( r, Huys Philemon (?)(Kruishoutem) Colpa rtArthur(B.M. L m , Naert Willy (Deinze), X. 274
2e Middelbare 1940-1941
Foto in D.A.S.H. Van links naar rechts, zittend: X, Cardon Etienne (Petegem), Directeur J. Van Hevele 1. De Sutter X Verstraeten Antoine (Petegem). Staand: X, Droeshout Roger (Semmerzake), Wauters Lucien (Deinze), De Lombaerde Ivan (Petegem), Vandergnaden Georges (petegem), Bijn Roger (Deurle), X. 275
5de Moderne 1941-1942
Foto in D.A.S.H. Van links naar rechts zittend: Van Houtte (Machelen) Van den Brande Ivan (Vinkt) Dire teur J. Van Hevele I. De Sutter Adam Julien (A tene), Van d Putte Calixte (Machelen). Staand: Goetge1uck Gerard (Petegem), Heleu Daniël (D inz ), H 1voet Etienne (Machelen), Hoste Emiel (Ma hel n), Vand n Poel Antoine (Petegem) Lec1uyse Simon (Vinkt), R In nt Jeroom (Machelen), Mestdagh Roger (Machel n .
276
5de Moderne 1942-1943
Foto in D.A.S.H. Van links naar rechts, zittend: Walgraeve Georges (Deinze), Mehuys Daniël (B.M. Leerne), Directeur J. Van Hevele, 1. De Sutter, Coppens Julien (Lotenhulle), De Keuckeleire Fernand (Nazareth). Staand, 2de rij: Claeys Herminon (Deinze), De Paepe Gerard (Nazareth), Van den Broecke Gabriël (Deinze), Fierens Michel (Lozer-Huise), Van Merhaeghe Leon (Deinze). Staand, 3de rij : X, X, Vyncke Georges (Deinze), Van Hoe Theophiel (B.M. Leerne), Lambert Etienne (Deinze). 277
5de Moderne 1943-1944
Foto in D.A.S.H. Van links naar rechts, zittend: De Graeve Firmin (Deinze), Van Haeverbeke Georges (Tielt), Heyerick Antoine (Deinze), Directeur J. Van Hevele, I. De Sutter, Goeminne Willy (Deinze), De Keuckeleire Fernand (Nazareth), De Rho Jozef (Vinkt). Staand, 2de rij: X, Lambert Etienne (Deinze) Moerman Herman (Deinz ), Haerens André (Deinze), Vanden Heede A tère (Deinze), Van Damme Lucien (Deinze), Van Quickenborne Raoul (Deinz ), Eelbode Daniël (Deinze). Staand, 3de rij: Vermaercke Hubert (Deinze) Laleman José (?) (D inz ), D vlieger Frans (Deinze). 278
5de M odern e 1944- 1945
Foto Studio Claerhout (25 april 1945) Van links naar rechts : Dieric1a Michel (Machelen), Claerhout Erik (Deinze), De VooghtJulien (Petegem), Van Lancker Omer (Nazareth), Vlaminck Jaak (Petegem), Michels Daniël (Petegem), De Mulder Guido (Deinze) I. De Sutter, Verleyen Walter (Petegem), Van Hoe Remi (Machelen), Billiet Roger (Astene), Moerman Herman (Deinze), Beeusaert Romain (Petegem), Vandoorne Lucien (Gullegem). 279
Noten Wij konden ondermeer een beroep doen op: Deinze, archief St.-Hendrikscollege (D.AS.H.) o.a.: Palmaressen Pedagogische Conferenties, Verslagen Kalender der nuttige aanduidingen. (I. De Sutter), Jong-Vlaamsch Gebedenboek, uitg. (KS.A)-Gouw OostVlaanderen, Deinze, 1938, 63 p. Gesprek met De Sutter, St.-Niklaas, 4 september 1981. Gesprekken met A Sabot en J. Verroken. Gesprekken met oudleerlingen van De Sutter: we vermelden meer in het bijzonder I. Vanden Brande, stadssekretaris, G. De Mulder, leraar aan het St.-Hendrikscollege, F. Vanlancker, direkteur L.O. ibidem, J. Walgraeve, gepensioneerd onderwijzer, ibidem, E. Claerhout, fotograaf. Jaarboek van de Geestelijkheid van het bisdom Gent, 1937-1947. Liber Amicorum Prof. Ignace De Sutter, St.-Niklaas, 1981,255 p. Singhet ende weset vro, uitgave KS.A-Jong-Vlaanderen, 1, (1941), Il, 1943. F. Vanlancker, Ignace De Sutter, 70 jaar, in Heintje, Schoolkrant van het St.-Hendrikscollege, 1981, nr. 3. Het gebruikte fotomateriaal berust op het College (D.AS.H.), met o.a. afdrukken van foto's in bezit van Mevr. J. Vandeveire en P. Cassiman. Een aantal foto's werd ons ook bereidwillig afgestaan door fotograaf E. Claerhout. Onze hartelijke dank hiervoor. De klasfoto's 1939 en 1946 ontbreken vooralsnog, evenals palmaressen 1940 en 1944. We zouden het bijzonder op prijs stellen indien iemand ons zou kunnen helpen deze dokumentatie aan te vullen. (2) De palmares 1942-'43 draagt nog de titel St.-Hendriksgesticht; op deze van 1944-'45 prijkt: Bisschoppelijk St.-Hendrikscollege (Het exemplaar 1943-'44, indien er een bestaan heeft, berust niet in het archief). In de respektieve Bisschoppelijke jaarboeken werd de benaming St.-Henricusgesticht in 1947 vervangen door St.-Hendrikscollege. (3) Althans volgens J. Bernaert in Pedagogische Conferenties, Verslagen 1945'46, 3de trimester, 2de conferentie. ' (4) Deze betiteling, die reeds bestond onder zijn voorganger De Paepe, werd vanaf 1945 niet meer in het Jaarboek opgenomen. (5) Het register van dit zangkoor wordt bewaard in D.AS.H. (6) Dit werk van De Sutter zou pas gedrukt worden in 1952, toen hij reeds een zestal jaren te St.-Niklaas als leraar aktiefwas. Dit "handboek" kende sindsdien reeds een tiental herdrukken. (7) 1. De Sutter, Inleiding tot het muziekbeluisteren. Beknopt handboek voor Algemene Muziekcultuur, 1952 (5de druk. Brugge - Utrecht, 1967, p. 17). (8) Siilt-Gerolf, feestdag 25 september, was een vroeg-Middeleeuwse figuur, die vooral vanuit Oudenaarde gepropageerd werd als voorbeeld voor de K.S.Aknapen. (9) Deze datering (= 1 oktober) noteerde "de bewerker" op het einde van het Voorwoord. De naam van De Sutter als auteur werd niet vermeld. (10) Geboren te Minden, Westfalen, in 1876. Duitse dichteres en schrijfster van romans, novelles en essays. Stamde uit een familie van ingeweken hugenoten en bekeerde zich in 1927 tot het Rooms-Katholicisme. efr. Standaard Enc., dl. VIIl, p. 434-435. (1)
280
De H. Bloedprocessie te Meigem door Urbain Vanwildemeersch
"De Alderheyligste Colomme, aen de we1cke onsen Heere Jesus is vastghebonden ende ghegeesselt, van Jerusalem overgebracht door den Cardinael Hieronymus Colonna, ghestelt in de Kercke van de H. Praxedis tot Roomen, van 't orden van Vallis Ombrosa ten Jaere 1223, en waervan eenige partike1kens zyn overgebrocht (en rusten tot Meyghem) van Roomen ten jaere 1724. Ende aldaer in groote eere gehouden worden, tot troost aller geloovigen in alle hunne sieckten en quellinghen". Oorsprong.
De tekst dateert van 1724 en leidt ons meteen naar de oorsprong van de Meigemse bedevaart. Wie de "partikelkens" naar Meigem overgebracht heeft, is niet te achterhalen; de SintPraxidiskerk in Rome bevindt zich op een honderdtal meter van de Basiliek van Sint Maria de Meerdere. In de genoemde kerk wordt een kleine kolom "van de geseling" vereerd; deze kolom is gemaakt uit purperkleurig marmer, wit doorstreept, en is geplaatst in een bijkapelletje van de H. Zeno. Het zijn nog altijd de Benediktijnen van Vallis Ombrosa die de kerk bedienen. De bedevaart te Meigem heeft zich al die tijd kunnen handhaven; het zal evenwel duren tot 1931 vooraleer er sprake is van echte heropleving. In 1929 werd E.H. Arthur Pypers, een Waaslander, benoemd tot pastoor te Meigem; hij nam zich onmiddellijk voor de bedevaart nieuw leven in te blazen, en liet in 1931 vijf houten kruisen plaatsen. Die werden in 1933 vervangen door ommegangstaties in steen, waarvan de derde statie "Jezus aan de geselkolom" - ongetwijfeld het koninginnestuk is. Pastoor Pypers heeft voor de uitwerking van zijn projekt niet de eerste de beste gekozen. Hij deed een beroep op Oscar Sinia (1877-1956), die beeldhouwkunst studeerde aan het St.-Lucasinstituut te Gent en tezelfdertijd werkte in het atelier van beeldhouwer Petrus Pauwels-D'hondt. Oscar Sinia legde zich ook toe op de studie van vreemde talen, vooral met de bedoe283
ling de artistieke evolutie in andere landen beter te kunnen volgen. Zijn werk is grotendeels van Feligieuze aard en het prangend Calvariegebeuren heeft hem sterk aangegrepen. Het niet-religieus werk van beeldhouwer Sinia is te situeren op het monumentaal vlak. Het Postgebouw aan de Koornmarkt te Gent, toont van hem een Mrikaanse vrouw met vruchtentak en bloemen in de linkerarm, en een glimlachende engel met zonnewijzer in de handen. De versiering van de drie gevels - 23 koppen van staatslieden en deze van Florence Nightingale - is eveneens zijn werk. Nog werk van Oscar Sinia is te bewonderen aan het hoofdportaal van de Sint-Annakerk te Gent, in de Koninklijke Kapel te Oostende en aan het Justitiepaleis te Dendermonde. H. Bloedprocessie. Van een eigenlijke "Bloedprocessie" zoals die heden ten dage gekend is, is te Meigem eerst sprake in 1945. De eer komt toe aan Pastoor Van Zandycke, herder te Meigem tussen 1939 en 1949. Alphonsus Henricus Carolus Van Zandycke werd geboren te Waarschoot op 10 juli 1888. Acht jaar vroeger - 15 april 1880 werd in datzelfde dorp Basiel De Craene geboren, stichter van de Vlaamse Poëziedagen te Bachte-Maria-Leerne. T~eval of niet maar de geboorte-akte van Alphonsus Van Zandycke werd mede-ondertekend door Désiré De Craene, toenmalig gemeentesecretaris te Waarschoot. Alfons Van Zandycke bracht zijn jeugd door te Lede; hij studeerde Latijn-Grieks te Aalst en te Gent bij de Jezuïeten waarvoor hij bijzondere achting koesterde. Na filosofische studies te St.-Niklaas en theologie te Gent, werd hij priester gewijd op 19 december 1914. Hij werd leraar in de Grieks-Latijnse aan het O.L.Vr. college te Oudenaarde tot in augustus 1934; toen werd hij benoemd tot direkteur van het klooster van de Zusters van Liefde te Lovendegem. Hij werd meteen ook dekanaal schoolopziener voor de dekenijen Nevele en Zomergem. 284
Eind 1939 werd E.H. Van Zandycke aangesteld tot pastoor van de St.-Niklaasparochie te Meigem. Hij heeft aldaar de oorlogstroebeIen meegemaakt en het is wellicht ook deze bloedige episode uit de Meigemse geschiedenis die mee de aanzet geweest is tot de organisatie van een H. Bloedprocessie. In 1945 nam de verering voor de relikwie een nieuwe start en dat zou het begin worden van een traditie. Pastoor Van Zandycke - hondenliefhebber en kunstminnaar, waarbij hij zelf de schilderkunst beoefende - is nà Meigem pastoor geweest te Sinaai en is aldaar overleden op 19 januari 1972. Meigem heeft in 1985 veertig jaar H. Bloedprocessie gevierd; met Hoogstraten en Voormezele - sedert 1975 is een uitwisseling tot stand gekomen met deze gemeente - behoort Meigem nà Brugge tot het selecte groepje gemeenten dat deze traditie in ere houdt. De eerste zondag van juli blijft voor Meigem een hoogtepunt in het godsdienstig leven.
285
•
Pastoor Alfons Van Zandycke, grondlegger van d H . BI processie te Meigem. Hij werd geboren te Waar ho t pI juli 1888, en is overleden te Sinaai op 19 januari 1972. Hij wa atoor te Meigem van 1939 tot 1949. 286
Toespraak gehouden bij de openstelling van de tentoonstelling Binus Van den Abeele op 4 oktober 1985 door Raf Van den Abeele
Tentoonstelling Albijn Van den Abeele te Deinze. Inleiding bij de openstelling op vrijdag 4 oktober 1985 l.
Als kleinzoon van de kunstenaar geniet ik vandaag het voorrecht deze tentoonstelling te mogen inleiden . Het woord voeren in dergelijke omstandigheden wekt onvermijdelijk een gemengd gevoel op bij de betrokkene. Enerzijds ontstaat er een zekere schroom, omdat men toch in het openbaar uitpakt met een stuk van zic hz elf en anderzijds voelt men zich toch ook wel gev leid en vereerd waarom het ontkennen ? - te mogen spreken over een grootvader voor wie men van jongsaf een kind erlijke piëteit kostert en wie men een uitzonderlijke dankbare genegenheid toedraagt, al moet ik er op wijzen, geachte toehoorders, dat ik mijn grootvader niet in leven heb gekend. Ik kwam enkele maanden na zijn dood ter wereld. Alles wat ik over hem weet, heb ik dan ook bij de familie en door lectuur moeten opsteken.
289
Het zal wel niemand verwonderen dat ik hier vooraf de gelegenheid te baat neem - en dit namens mijn familie - om Het Stadsbestuur van Deinze van harte te danken voor het inrichten van deze expositie in het bijzonder schepen van cultuur, baron l' Kint de Roodenbeke, en burgemeester Boerjan. Tevens betuig ik mijn erkentelijke waardering voor het werk van de conservator van dit museum, licentiaat Veerle Van Doorne, en haar medewerkers. Mijn dank gaat eveneens naar de leden van de Museumcommissie met haar voorzitster mevrouw Isabelle Seeuws-Torck en naar de heer Herman Maes, de bedrijvige voorzitter van de K.O.K. van Deinze, die persoonlijk mede aan de oorsprong ligt van dit initiatief. Het ligt niet in mijn bedoeling u vanavond te overstelpen met een uitvoerige levensbeschrijving en met data allerhande. Zeer veel zult U aantreffen in de fijnverzorgde en goed geïllustreerde catalogus, die, naar aanleiding van deze tentoonstelling, wordt uitgegeven. (Wat ik daarin schreef hoef ik hier trouwens niet te herhalen.)
2.
Albijn Van den Abeele. Voor de tweede keer organiseert Deinze een Albijn Van den Abeele-tentoonstelling. In 1943 gebeurde dit naar aanleiding van de 25e verjaring van het overlijden van de kunstenaar. Nu geschiedt het 150 jaar na zijn geboorte. De huidige t'entoonsteling is naar omvang meer dan driemaal zo groot als de vorige en de expositieruimte in dit nieuwe museum, kan moeilijk vergeleken worden met deze in de benedenzalen van het voormalige Vredegerecht, waarin de tentoonstelling anno 1943 ondergebracht was. Voor zo ver dit nog nodig mocht zijn, wordt het nut van dit nieuwe Museum vandaag nogmaals ten overloede bewezen. Deze tentoonstelling omvat 102 van de ± 130 aanwijsbaar bewaard gebleven schilderijen van Albijn Van den Abeele.
290
Nooit eerder werden er van deze kunstenaar zo veel werken geëxposeerd. In 1943 waren er te Deinze 30 aanwezig. In 1968 te Sint-Martens-Latem waren er 53 en in 1973 te Venlo 46. Naar schatting hangen hier een 40-tal werken die voorheen nooit werden tentoongesteld. (Er zijn er waarschijnlijk + 170 geschilderd.) Ik ben ervan overtuigd dat het velen zal verheugen een dergelijk uitgebreid ensemble te mogen bezichtigen, want vóór deze dag is niemand bij machte geweest zich een indruk te vormen van het totale oeuvre. Wie aandachtig deze verzameling bekijkt, overschouwt de quasi volledige produktie van een schildersloopbaan, die nochtans vierenveertig jaren overspant (1874-1918); verscheidene werken waren ook voor mij onbekend. Wat mij bij een eerste zeer oppervlakkige bezichtiging opviel was het feit dat de werken strikt chronologisch werden opgehangen. Daaruit blijkt b.v. de groei van het formaat in de loop der jaren: in den beginne waren haast alle werkjes schuchter-klein van afmetingen; later durfde Binus, naast kleine, maar dikwijls verrukkelijk-mooie zgn. "studiewerkjes", al eens een vrij groot formaat aan. Alhoewel praktisch alle auteurs steeds hebben geschreven dat er bij Binus geen evolutie te bespeuren valt in de tijd zal nu misschien kunnen gekonstateerd worden dat er in de produktie schommelingen bestaan, op expressief en kwalitatief gebied. Enkele topwerken springen wel enigszins uit de band. Het zijn niet steeds de grootste formaten. Onder de bescheiden kleine werkjes vindt men soms echte pareltjes. Wie zegde het ook weer dat een schilder groot is, indien er, 50 jaar na zijn dood, nog 5 werken overblijven die de tijd trotseerden. Binus stierf in 1918. Laat wat voorafgaat een oppervlakkige persoonlijke vaststelling zijn en dit weze een raadgeving: bekijk de werkjes aandachtig, keer terug wanneer het rustiger is in het Museum, dan pas kunt U er ten volle van genieten.
291
Laat mij toe de figuur Albijn Van den Abeele enigszins te situeren. 3.
Albijn Van den Abeele - in de omgang "Binus" genoemdwordt meestal vernoemd als metgezel en deelgenoot van de eerste Latemse kunstenaarsgroep, die zich omstreeks 1900 langs de Leieboorden "nestelde". Dit geschiedt terecht,
voor zo ver het om zijn fysieke aanwezigheid gaat binnen deze groep waarbij ook Valerius De Saedeleer, George Minne, de gebroeders Karel en Gustave Van de Woestijne, Julius De Praetere en Albert Servaes thuishoren. Ook kon hij best overweg met de spiritualiteit, die hun kunst bezielde. Qua vorming en mentaliteit echter hoorde hij slechts zeer oppervlakkig bij deze jongeren thuis. Zijn manier van denken en voelen werd gevormd toen de andere leden van deze groep nog niet geboren waren. Hij was in 1900 reeds 65 jaar! Het is bijgevolg heel terecht dat hij hun "stam-
292
vader" wordt genoemd. George Minne, de oudste van de inwijkelingen was 31 jaar jonger en Gustave Van de Woestijne, de jongste van de groep, was zelfs 46 jaar jonger dan Binus. Bij de beoordeling van Albijn Van den Abeele, vooral dan in verband met de andere kunstenaars uit het Leieland, moet men steeds voor ogen houden dat hij in 1835 werd geboren, in hetzelfde jaar als de latere koning Leopold II, slechts 5 jaar na Guido GezelIe, 14 jaar vóór Emiel Claus en 18 jaar vóór Vincent Van Gogh. Te dikwijls wordt hij als een leeftijdgenoot van de genoemde eerste Latemse kunstenaars aangezien. In feite was en bleef hij met alle vezels aan de 1ge eeuw verbonden. 4.
Voor de duidelijkheid geef ik hier gaarne de levensloop van de kunstenaar in vogelvlucht (1). Hij werd dus in 1835 te Sint-Martens-Latem geboren. Latem was toen nog een verlaten dorpje, midden de on- . gerepte natuur van het paradijselijke Leieland. Zijn vader, lijnzaadhandelaar en landbouwer, liet zijn zoon tot 18 jaar schoollopen, wat in die tijd wel eerder uitzonderlijk was. Terug thuis hielp de jonge Albijn op het bedrijf, maar las alles wat hem onder de handen kwam. Hij begon vroeg te publiceren: novellen in kranten, een viertal romans en twee historische monografieën: de Geschiedenis van SintMartens-Latem die in 1863 en de Geschiedenis van de Stad Deinze die in 1865 werden uitgegeven - dit laatstgenoemde werk betekende een reuzeprestatie voor een 30jarige. Binus was bevriend met verscheidene letterkundigen en historici en onderhield kontakten met de toenmalige vooraanstaanden uit de Vlaamse literaire wereld: o.m. met Julius Vuylsteke, Frans De Potter, Eugeen Van Oye, Désiré Delcroix (2), Pieter Geiregat, Maria Van Acker-Doolhaege, e.a. ja zelfs met Hendrik Conscience. Hij werd verkozen tot gemeenteraadslid, later tot schepen en tenslotte tot burgemeester van zijn geboortedorp. 293
Eind 1874 zette hij definitief een punt achter alle letterkundige bedrijvigheid en in 1876 verzocht hij om ontslag als burgemeester. Voortaan zal hij gemeentesecretaris zijn en de pen wordt definitief geruild voor het penseel. Hij bleef bij zijn moeder-weduwe wonen tot na haar dood in 1881 en huwde slechts toen hij 50 was. Kort voor zijn huwelijk liet Binus zich een huis bouwen en tot zijn overlijdensjaar 1918 zal hij voortaan, tijdens z'n vrije uren, met volle overtuiging de schilderkunst beoefenen. Zijn levensloop kan bijgevolg in twee perioden worden ingedeeld: 1. Jeugd en vrijgezellenjaren, tevens de tijd van literatuurbeoefening en dorpspolitieke bedrijvigheid. Deze periode omsluit grosso modo de eerste helft van zijn leven. 2. Gehuwd man en schilder, tevens ambtenaar om den brode (sekretaris), tijdens de tweede levenshelft, tot aan zijn dood. Slechts omstreeks 1900, wanneer hij reeds 25 jaar het penseel roerde, kwamen de later overbekende artiesten zich bij de gemeentesecretaris, hun veel oudere kunstbroeder, aanmelden. Zij werden er door hem met open armen ontvangen en bij de meesten had hij zelfs hun komst helpen voorbereiden, vooral dan op het stuk van informatie en materiële hulp. Maar, zoals reeds gezegd, zijn ware vrienden dient men in de 1ge eeuw te situeren. Ze heten Xavier (vooral) en Cesar De Cock, Emile Claus, Felix Cogen - als schilders -, Frans De Potter, de Deinzenaar Désiré Delcroix (2), Eugeen Van Oye, Lodewijk Scharpé - als mannen van de pen -, de notaris-komponist Karel Van der Sloten (Paul d'Acosta) en een aantal mensen uit de streek van Gent tot Deinze. Het waren stuk voor stuk mensen, uit het volk gegroeid en met het volk begaan, die belangstelling toonden voor het geestesleven, en voor de ongeschonden natuur van dit Leieland. 294
De gedeeltelijk bewaard gebleven briefwisseling tussen deze mensen onderling vormt een belangrijke bron om de aard en de stevigheid van hun vriendschapsbanden te leren kennen. (een paar staaltjes liggen in de vitrines: b.v. een brief van 1875 aan Van Oye) 5.
Tot nog toe werd te weinig aandacht besteed aan het geestesleven in deze landelijke streek tijdens de 1ge eeuw, en de betekenis ervan voor de latere artistieke bedrijvigheid omstreeks de eeuwwende. Enkel voor Deinze zelf werden diverse figuren en toestanden belicht (K.O.K.). In die jaren werd hier door een aantal mensen een klimaat geschapen dat dit gewest rijp en geschikt maakte voor de komst van de latere artiesten. Er was een zekere symbiose ontstaan tussen hen, de landlieden en de nog gaaf gebleven natuur. . Binus had dat klimaat helpen tot stand brengen, een passend kader helpen scheppen. Hij was dan ook de geschikte "Veerman" - zoals P. Kluyskens hem noemde - om de overtocht van de jongere artiesten naar het Leieland mogelijk te maken. Op het verder verloop van het kunstgebeuren te Latem omstreeks 1900, nadat de artiesten door de "veerman" waren aan wal gezet, hoef ik hier zeker niet in te gaan. Daarover werden dikke boeken - zeer belangrijke boeken trouwens - en overtalrijke bijdragen geschreven. En terecht want weinige oorden kunnen even belangrijke adelbrieven voorleggen als de streek van Latem, Deurle, Deinze, Astene, Leerne, Afsnee (3). Ik wil er enkel op wijzen dat de schilderwijze van Van den Abeele - de 1ge eeuwer - wonderwel aansloot bij de geest die de leden van de eerste groep bezielde. Deze kunstenaars van de eerste groep - ik noemde ze reeds: Minne, de gebroeders Van de Woestijne, De Saedeleer, De Praetere, 295
Servaes en Binus (en mocht er ooit een Latemse "school" bestaan hebben, dan zou het deze groep zijn geweest) beoefenden een kunst die de stempel droeg van rustige verinnerlijking, van een hang naar religiositeit, ook in de landschappen, met schilderwerken somtijds omfloerst met een waas van symbolisme, ondefinieerbaar, ontijdelijk. Deze kenmerken waren reeds aanwezig in verscheidene schilderijen die Binus tijdens de jaren tachtig en negentig van de 1ge eeuw voortbracht. Hij hoefde niets te veranderen aan zijn wijze van schilderen. Dat deed hij ook niet~ dat kon hij trouwens niet. Hij waardeerde de kunst van zijn nieuwe kunstbroeders, maar hij heeft er nooit aan gedacht bij hen in de leer te gaan. Alle auteurs trouwens - en ik vernoem o.a. zijn biograaf Hubert Devoghelaere, (de auteur van de uitstekende monografie, die kort voor 1940 verscheen, tevens de man die in 1943 de inleiding tot de retrospektieve tentoonstelling in Deinze verzorgde), André De Ridder, Paul Haesaerts, George Chabot, Emile Langui, Minderaa, om mij bij de overledenen te beperken - zijn het er over eens dat men Binus - nu citeer ik André De Ridder eerder "als een schuldeiser dan als een schuldenaar dient te erkennen ... ". Hij heeft meer "gegeven" dan "ontvangen". 6.
296
Waar moeten wij de kunst van Albijn Van den Abeele nu situeren? Gauguin heeft ergens verklaard: bij de kunstenaars ontmoet men enkel revolutionairen en nabootsers. De eersten zijn de echte kunstenaars, de laatsten de "behendigen". Binus was geen revolutionair en ook geen nabootser. Revolutionair zijn paste niet bij zijn zacht karakter. Om nabootser te spelen was hij, goddank, niet behendig genoeg. Hij behoort dus blijkbaar tot een derde kategorie: Ik denk Aan de landschapschilders die enkel in de natuur opgaan en deze realistisch willen weergeven, maar, zonder het echt te beseffen, deze natuur sublimeren. De schilder-dichters, de Guido Gezelles van de schilderkunst, die enkel zingen zoals ze gebekt zijn, de druïden, die de spontane religiosi-
teit beoefenen door hun onbevangen natuurbeleven. Noem ze de naïeven, zonder akademische opleiding, maar met een uiterst scherp oog en een instinktief talent; de onbesuisden die het stoutmoedig avontuur aangaan met lijnen en kleuren en - tot verbazing van de academisch geschoolden - er in slagen werken te scheppen, die de tijd trotseren. Deze eerder zeldzame schilders behoren tot geen enkele uitgesproken richting in de kunst. In feite belijden ze geen enkel kunstdogma, maar hun werken boeien, en boeien steeds intenser, vermits ze niet gebonden zijn aan tijd of mode. Ik durf poneren dat Albijn Van den Abeele in deze kategorie thuishoort. Afgezien van het feit dat de vriendschappelijke omgang met de gebroeders De Cock hem wel tot het waagstuk - want schilderen was toch een waagstuk voor de literatuurbeoefenaar van 1874 - zal hebben aangezet, is hij nooit iemand gaan nabootsen. Daarenboven heeft hij, zonder enige akademische scholing, de techniek proefondervindelijk onder de knie moeten krijgen. Elk werk betekende dan ook een moeizaam pogen. Hij schilderde en herschilderde het landschap, omdat hij het telkens weer zo mooi vond. Hij schilderde - en soms was zijn schilderij het resultaat van een jaren na elkaar herhaalde inspanning op het zelfde tijdstip, op dezelfde plaats, bij de zelfde weersomstandigheden - totdat hij zijn stukje natuur had ingebed, had geconsacreerd tot een stukje onveranderende eeuwigheid. Noten (1) (2) (3)
Men leze de inleiding in de catalogus van de tentoonstelling en de nota over "RafVanden Abeele 65 jaar" van Herman Maes in KO.K-jaarboek 1985. K.O.K-Kontaktblad 1985 en KO.K-Jaarboek 1973 Gezegend oord van de Vlaamse Kunst.
297
K.O.K. Ledenbestand op 31-12-1985 1. Bestuur: Erevoorzitster
• •
Voorzitter
••
Ie Ondervoorzitter
• •
2e Ondervoorzitter
• •
Sekretaresse
• •
Penningmeester
••
Ledenadministrator
•
Bestuursleden
••
•
Mevrouw Luc Matthijs-Dec1ercq, Markt 78 Bus 4 Herman Maes, Kapellestraat 104 Roger Boerjan, Tolpoortstraat 12 Lucien Lagrange, Tolpoortstraat 13 Bus 2 Isabelle Seeuws-Torck, Veerstraat 1 Daniël Decock, Tolpoortstraat 30 André Heyerick, Karel Picquélaan 156
t
André Callens, Guido Gezellelaan 80 Maurice Co ene, Guido Gezellelaan 52 Stefaan De Groote, Vinktstraat 62 Luc Goeminne; Oeselgemstraat 76, 9780 Zulte Willy Jonckheere, Winkelstraat 36 Jan Moerman, Priester Joris Eeckhoutlaan 18 Bruno Saverys, Emiel Clauslaan 67 Jos F. Smith, Karel Picquélaan 10 Yvan Vandenbrande, Kouterlosstraat 100 Geert Van Doome, Wilderoosstraat 13, 9000 Gent Martin Van Haesebroeck, Oude straat 21 Tony Van Hee, Reigerslaan 2 Urbain Vanwildemeersch, Lentelaan 7
299
2. Deelgenoten (maximum 30, minimum 3) Herman Bekaert, Guido Gezellelaan 114 Roger Boerjan, Tolpoortstraat 12 t André Callens, Guido Gezellelaan 80 Maurice Coene, Guido Gezellelaan 52 Etienne De Backer, Oudstrijderslaan 5, 9720 De Pinte Albert De Busseré, Stationsstraat 26 Abert De Clercq, Steenweg op Waterloo 1391, 1180 Brussel Luc Goeminne, Oeselgemstraat 76,9780 Zulte Willy Jonckheere, Winkelstraat 36 Philippe Kempeneers, Bredestraat 128 Lucien Lagrange, Tolpoortstraat 13 Bus 2 Carlos Maere, Herpinsakker 28 Herman Maes, Kapellestraat 104 Mevrouw Luc Matthijs-Declercq, Markt 78 Bus 4 Jean-Baptist Mestdagh, Gentsesteenweg 84 Jan Moerman, Priester Joris Eeckhoutlaan 18 Rudy Pauwels, Guido Gezellelaan 60 Bus 1 Emmeric Seeuws, Veerstraat 1 lsabe11e Seeuws-Torck, Veerstraat 1 Jos F. Smith, Karel Picquélaan 10 Martha Soenen, Karel Picquélaan 49 Juan 't Kint de Roodenbeke, Ooidonkdreef 11 Jacques Van Cauwenberghe, Kongoplein 2 Raf Van Den Abeele, Kerkstraat 27, 9830 Sint-Martens-Latem Yvan Vandenbrande, Kouterlosstraat 100 Urbain Van Den Heede, L. De Smetlaan 12, 9830 Sint-Martens-Latem Geert Van Doorne, Wilderoosstraat 13, 9000 Gent Martin Van Haesebroeck, Oudestraat 21 Urbain Vanwildemeersch, Lentelaan 7 Bestuurleden en deelgenoten betalen 750 fr. lidgeld. 300
3. Ereleden
Mevrouw Luc Matthijs G. Berwouts, Ridder Soenenpark 53, 9820 Gent Albert Bostijn, della Failledreef 3 N.V. Concentra (Jan Baert), Herckenrodesingel 10, 3500 Hasselt Jean De Meyer, Dommelstraat 5, 9170 Waasmunster Herwin Holvoet, Kortrijkstraat 39 Raf Vanden Abeele Gemeentebestuur Aalter Gemeentebestuur Sint-Martens-Latem Gemeentebestuur Zulte Stadsbestuur Deinze Provinciebestuur Oost-Vlaanderen Ministerie Nederlandse Cultuur Ereleden betalen minimum 1500 fr. 4. Steunende Leden
Mevrouw Etienne Andries, Gentsesteenweg 107 Armand Blondeel, Mazestraat 46, 9910 Mariakerke Jan Cauwe, Leopoldbaan 7, 9300 Aalst Eric Claerhout, St.-Denijslaan 96, 9000 Gent Willy Commere, Grimbaertstraat 15 Arnold Corbisier, Volhardingslaan 20 Rosa Cuvelier, G. Gezellelaan 108 Bus 2 Carl De Buck, P. Benoitlaan 21 Geert De Caluwé, Tolpoortstraat 43 Elza De Coster, Coupure 768, 9000 Gent Leona Deman-De Waele, Markt 125 Bus 2 Jacques De Ruyck, Tolpoortstraat 15 Georges De Sloover, St.-Hubertstraat 226 Alexis De Smedt Gentstraat 45 Bus 3 Gentiel De Smet, Tolpoortstraat 79 301
Daniël Dossche, Dhoye 25 Alfred Duerinck, C. Buyssestraat 38, 9850 Nevele Henri Du Faux, E. Clauslaan 101 M.P. Himpe, P. Putmanstraat 24,8790 Waregem Pierre Impe, G. Gezellelaan 91 Elvire Janssens, Kortrijkstraat 52 Bus 2 Achiel Leroy, Poelstraat 6 Silvaan Leroy, Winkelstraat 3 Arnold Maere, Hulhage 19 Cyriel Martens, K. Picquélaan 140 Albert Matthijs, Margareta square 1 Bus 84, 1040 Brussel Yves Matthys, Markt 29 . Edmond Minnens, Tolpoortstraat 60 Bus 25 Roger Raveel, Hoevestraat 14, 9860 Zulte Daniël Sabbe, Groeneweg 28, 9870 Olsene Filip Scheerlinck, Markt 76 Bus 2 Nestor Seeuws, BP H 249 Kinshasa 2 Zaîre Willy Tack, Tolpoortstraat 1 José Torck, Torenpark 33 Rigobert Torck, Lage Meerskant 7 Romain Torck, Veldstraat 44 Mevrouw Yvan Tuytschaever, E. Clauslaan 147 Vandemeulebroecke, Posthoornstraat 11, 9860 Mache1en-ZulteEts Van den Poel, Gentsesteenweg 33 Jean Vanderlinden, G. Gezellelaan 92 Albert Van de Voorde, Markt 27 Robert Van de Wal1e, Oostmeersdreef 25 Elza Van de Wiele-Haerens, Gentstraat 1 Bus 4 Carlos Van Hee, Kleine Pontstraat 3 Robrecht Vanhee, Flamingolaan 4, 2610 Wilrijk Jacques Vanobbergen, P. Benoitlaan 13 Marc Van Praet, G. Martensstraat 32 G. Vermeersch, Markt 114 Verougstraete, Kerkstraat 30, 9870 Zulte-Olsene Jan Wannyn, Graaf Van Hoornestraat 7, 9850 Nevele Steunende leden betalen 750 frank 302
5. Leden A. Agneessens, Markt 100 Allaert-De Bie, Clara G. Gezelle1aan 100 Bus 7 Rita Allaert, Tolpoortstraat 24 Mevrouw Allaert-Claerhout, Dierenkoststraat 14 Fernand Alleman, G. Gezellelaan 102 Bus I R. Ampe, K. Picquélaan 21 Valère Arickx, Erasmuslaan 6, 8500 Kortrijk Hugo Baert, Van Hoodeghemstraat 12 Jean Baertsoen, Oude Brugsepoort 108 Lucien Baertsoen, Tolpoortstraat 45 Raoul Baetslé, Oostmeersdreef 35 Barbe-Van Gucht, De Heide 27, 9831 Sint-Martens-Latem André Bauters, Dammekenswegel16, 9731 Eke-Nazareth Carine Bauters, Bisschopstraat 9 Julien Beeusaert, Steenweg op Gent 19 Paul Beirnaert, Tolpoortstraat 99 Georges Bekaert, Grote steenweg 39, 9870 Zulte-Olsene André Biebuyck, Tolpoortstraat 90 Y. Billiet-Gevaert, Kouter 106 Jacky Blancquaert, Smissestraat 12 Bus 4 9890 Knesselare Jordan Blomme, Tolpoortstraat 64 André Bollaert, Beentjesstraat 24, 9850 N evele Germaine Bollez-Dupont, G. Gezelle1aan 50 Maurits Bombeke, P. Benoitlaan 41 Roger Bombeke, Leernsesteenweg 170 Dirk Boone, Nieuwstraat 59 Etienne Bouvijn, Kouter 73 Joseph Brosteaux, Oostmeersdreef 28 Mevrouw Nestor Bruwaert, G. Gezellelaan 134 Marcel Buysse, Oudenaardsesteenweg 169 Johny Buysse, Molenbergstraat 33 A, 9090 Stekene E. Callier-Dujardin, Groendreef 14, 9730 Nazareth Jack Callu, Westerlaan 23 A, 8790 Waregem Mevrouw Cardon-Parmentier, Markt 15 Bus 2 303
Camiel Carton, Markt 45 Mevrouw Hubert Carton-De'Smet, Kaleshoek 14 N.V. Carton-D'Huyvetter, Tolpoortstraat 63-65 Piet Cassiman, E. Solvynsdreef 49, 9810 Gent-Drongen W. Catry, K. Picquélaan 112 Mevrouw Chanterie-Schaubroek, Kortrijksesteenweg 59 Hilaire Chanterie, Kaaistraat 12 Fernand Christiaens, Vrouwenstraat 1 Paul Christiaens, Oudestraat 49 Abel Claerhout, G. Gezellelaan 121 Joris Cluysse, Oude Heirbaan 196 Coessens-Lambert, Pontstraat 47 Arthur Colpaert, Nachtegaalstraat 2 Marcel Colpaert, Leernsesteenweg 153 Albert Cornelis, Tolpoortstraat 95-97 Coussement, Lange Munt 99, 9851 Vosselare Guy Coutant, Wijngaardestraat 32, 9831 Deurle Willy Cozijns, Markt 74 J. Danneeis, Oudenaardsesteenweg 177 M. Davit, Hulhaege 24 Annie De Backer, Petegemstraat 87, 9860 Machelen-Zulte Christiane De Backer, Kortrijkstraat 9 Bus 1 Carlos De Backer, Tolpoortstraat 102 Mevrouw De Backer-Windels, Kortrijkstraat 57 Bus 1 Mevrouw Debacker-Walgraeve, Kortrijksesteenweg 131 Alberic De Bel, Oude Brugsepoort 107 E. De Béthune, Kasteeldreef 10, 8510 Marke Sofie De Bisschop, Gampelaeredreef 20 Eric De Boever, ter Rivieren 11, 9810 Drongen-Gent De Bouver-Cleve, Markt 71 Bus 7 Romain De Bouver, Herpinsakker 22 Johan Debruyne, Kouterlosstraat 110 Mevrouw L. De Bruyne, Stationsstraat 151, 9880 Aalter Jeroom De Buck, Zandstraat 36, 9930 Zomergem Adiel De Caluwe, Tolpoortstraat 41 Bus 3 Albert De Clercq, De Kogge 6 304
Mevrouw H. Declercq-Van Vynckt, Oostmeersdreef 57 Hugo De Clercq, Tolpoortstraat 91 Jean De Clercq, Gampelaeredreef 46 Louis De Clercq, Kapellestraat 110 Bus I Noël De Clercq, Tulpenlaan 4 René De Clercq, Nederzwijnaarde 45, 9710 Gent Robert De Clercq, Monseigneur Maerelaan 13 Stephan De Cock, Nieuwe Begaardenstraat 44, 2800 Mechelen J. De Dapper, A. Piensstraat I Morgan De Dapper, Soudanlaan 3 Ronaid Dedecker, Keizerstraat 45, 8310 Brugge Gustaaf De Jaeger, Priester Joris Eeckhoutlaan 13 Mevrouw R. De Jaegher-Hooft, Wakkenseheirweg 35 Nelly De Keyser, K. Picquélaan 102 Raoul De Keyser, Kouterlosstraat 118 Mevrouw H. De Lava, Markt 12 Bus 4 André Delmeire, Dorpstraat 2, 9831 Sint-Martens-Latem Joseph Delmeire, Ommegangstraat 21 Rudy De Meulemeester, Centrumlaan 174 Roland De Mey, Reigerslaan 4 Danny De Meyer, K. Picquélaan 7 Mevrouw De Mulder, Markt 78 Bus 3 (t) Dirk De Mulder, Markt 78 Bus 1 Guy De Muynck, Leernsesteenweg 241 A. Deneir, Hulhaege 30 Marie-José De Pauw, Kattestraat 1 Bus 11 Andr~ De Poorter, Kerkstraat 62, 9870 Zulte-Olsene Hubert De POl;lrcq, Machelenstraat 84 Hubert De Roo, Markt 137 Roger De Ruyck, Kortrijkstraat 4 bus 8 Willem De Ruyck, Oude Brugsepoort 49 Willy De Ruyck, Markt 48 André De Smet, Kouter 17 Emiel De Smet, Dhoye 6 F. De Smet, Kerkstraat 20, 9780 Zulte-Olsene 305
Germain De Smet, Machelenbinneweg 110 Ivan De Smet, Oude Brugsepbort 75 Willy De Smet-Louf, G. Bossuytstraat 18, 8500 ~ortrijk Mevrouw De Smet-De Weirdt, Zeedijk 141 Bus 7E, 8400 Oostende Ivan Desnijder, Grimbaartstraat 35 Jozef De Spiegelaere, Oostmeersdreef 72 Antoon De Strooper, Ardense Jagersstraat 5 Gaston De Tavernier, Parijsestraat 11 Joseph Devenijn, Kerkstraat 15, 9870 Zulte-Olsene Carlos De Vleeschauwer, G. Gezellelaan 64 Julien De Vlieger, A. Saveryslaan 38 André De Volder, Oude Brugsepoort 37 Jacky De Volder, Gentsesteenweg 166 Rafael De Volder, Kerselaarslaan 32 Roger De Volder, Kortrijkstraat 40 Bus 4 André De Vos, Kalkhofstraat 7 Eddy De Vos, Kapellestraat 115 Eric De Vos, Venusstraat 56, 2231 Oelegem Jean-Pierre De Vos, A. Saveryslaan 20 René De Vos, Watermuntstraat 14, 9030 Gent-Wondelgem S. De Vos, Wannegem-Ledestraat 2, 9772 Kruishoutem Armand De Vreese, St.-Hubertstraat 217 Liliane De Vreese, Stationsstraat 24 Roger De Waegenaere, Machelenbinneweg 54 Albert De Waele, Kortrijkstraat 3 Henri De Waele, Volhardingslaan 10, Bus 17 Nicole De Weerdt, Deinzesteenweg 57, 9770 Kruishoutem R. De Weirdt-Huys, Molenhuisstraat 30 Achiel De Winter, Oostmeersdreef 1i1 Joseph De Wolf, Heidelaan 46, 9060 Zelzate Antoon Dhaene, Kouterlosstraat 35 Gerard Dhaenens, P. Benoitlaan 47 Luc Dhaenens, Leiedam 13 Robert Dhaenens, Zonneschijn 5 306
Jan D'Haese Leebeekstraat 13, 9000 Gent Dhaeyere-Colpaert, Kalkoenlaan 70, 9030 Wondelgem André Dhont, G. Gezellelaan 119 Irené Dossche, Gaverlandstraat 65, 9810 Gent Gustaaf Drijvers, Melkweglaan 4 Michel Dubois, Rue du Sas 2, 7330 Saint-Ghislain Arsène Dusarduyn, K. Picquélaan 2 Mevrouw F. Eeckhout, Oude Weg 204, 9780 Zulte Mevrouw Daniêl Eelbode, Kouterlosstraat 102 Joseph Eerdekens, Dr. A. Martenslaan 77 Jan Eggermont, Markt 9 Louis Filliers, Leernsesteenweg 1 Lucien Filliers, Tolpoortstraat 44 Bus 5 Paul Ghesquière, R. Lyrlaan 14, 1180 Brussel-Ukkel Julia Gilliaert, Nieuwstraat 17 André Goeminne, Dorpstraat 75,9860 Machelen Paula Gruyaert, Staatsbaan 169, 9780 Zulte J. Guilbert, Melkweglaan 10 Marcel Hanappe, Gentsesteenweg 61 Victor Heleu Xavier, De Cocklaan 8, 9831 Sint-Martens-Latem Mevrouw Hensen-Martens, Tolpoortstraat 28 Johan Heyde, Ardense Jagersstraat 82, 9803 Gottem-Deinze Antoine Janssens, Van Der Cruyssestraat 60, 9850 Nevele Qaston Janssens, Stationstraat 25 Bus 3 Marcel Janssens, Leemsesteenweg 71 Roger Janssens, Gampelaeredreef 30 Willy Roos, Noordhoutstraat 33, 9810 Drongen-Gent Paula Lemtnens, Lange Akkerstraat 28 Luc Levrau, Bokstraat 39, 9780 Zulte-Machelen Charles Lootens, Ardense Jagersstraat 3, 9803 Gottem-Deinze Griet Maes, Dorpstraat 37, Zuienkerke-Meetkerke Renaat Maes, Oostmeersdreef 64 Sylveer Maes, Park Groenhove 1 307
Wim Maes, Kortrijkstraat 64 Solange Malfait-De Gryse, Eikendreef 6, 9830 Sint-Martens-Latem Mevrouw Malfait-Van Rentergem, Leiedam 1 Zusters Maricolen, Kaaistraat 23 Claude Marisael, Oranjeboomstraat 20, 9910 Mariakerke Albert Martens, Residentie Lys, Spinmolenplein 263, 9000 Gent Hubert Matthijs, Kerselaarslaan 17 Frans Meirhaeghe, Leenweg 26 Arnold Mesure, Gampelaeredreef 55 Daniël Michels, Kortrijksesteenweg 49 Ivan Michels, G. Gezellelaan 62 F. Michem, Heerdweg 9, 9806 Vinkt-Deinze Marino Minjauw, Doortstraat 150, 1890 Opwijk Dirk Mortier, Korenstraat 4 Frank Mortier, Kortrijkstraat 31 Omaar Mortier, Kerrebroeckstraat 34 A, 9850 Nevele Romain Mortier, Kerselaarslaan 40 Valère Mortier, Vaart Linker Oever 3 William Mortier, Priester Joris Eeckhoutlaan 22 Maurice Moulin, Markt 22 Floribert Nachtegaele, Parklaan 25, 9200 Wetteren Robert Nachtegaele, Gentsesteenweg 23 Daniël Naessens, Tolpoortstraat 76 Jan Neirinck, Maagdenstraat 21, 8000 Brugge Etienne Neirynck, Molenstraat 9 Robert Neirynck, Muldersdreef 40, 9831 Sint-Martens-Latem Martinus Nijhof, Lange Voorhout 9-11, 2514 EA 's Gravenhage S. Nijland, Kroosstraat 4, NL-7601 TV Amelo Openbare Bibliotheek, Kortrijksestraat 9 Bus 1 Alidor Oppeel, Kortrijkstraat 4 bus 14 Oppeel-Van Damme, Aaltersesteenweg 47 Oscar Parmentier, Holstraat 4, 8790 Waregem 308
Paters Passionisten, Lozermolenstraat 13, 9770 Kruishoutem Lucien Peirens, Gaversesteenweg 224 Bus 2 Hélène Pinte-Versele, P. Benoitlaan 65 Jean Pollefliet, Polderlaan 19, 8370 Blankenberge Walter Prevenier, Vlieguit 14, 9830 Sint-Martens-Latem Betty Popelier, Azalealaan 4 Puttevils, J.P. Munkkaai 6, 9000 Gent Ronny Ranson, Ommegangstraat 46 Alfons Rijserhove, Kloosterstraat 46, 9890 Knesselare Clementine Roevens, P. Benoitlaan 27 Godfried Rooms, Kaaistraat 3 Robert Roos, Tolpoortstraat 2 Arsèle Rowaert, Gaverdreef 10, 9853 Bachte-Maria-Leerne-Deinze Mariane Saverys, E. Clauslaan 65 Willy Saverys, E. Clauslaan 67 Jan Scheerlinck, Tenierslaan 8, 3500 Hasselt Jozef Schoors, Wakkense Heirweg 61 Mario Schurgers, Sint-Jacobstr~at 64, 8000 Brugge Sint-Vincentiusinstituut, Meulest~aat 24 Paul Soetaert, Ploegstraat 17 Leon Soreyn, Slachthuis straat 35 H. Soubry, Veldstraat 46 H. Stofferis, Markt 28 Story-Scientia, P. Van Duyseplein 8, 9000 Gent Gilbert Tack, Vaart Linker Oever 38 Carl Thissen, Prinses Paolalaan 30, 8300 Knokke Dominiek 't Hooft, Stationsstraat 120, 9840 Landegem Romano Tondat, Peperstraat 87, 9900 Eeklo George Torck, Kortrijkstraat 41 Jacques Torck, Tolpoortstraat 44 Bus 10 Mevrouw Robert Torck, Pontstraat 65, 9831 Sint-Martens-Latem Georges Tuytschaever, Herfstlaan 2 Dirk Vanaelst, Oude Heirbaan 131 309
Van Betsbrugge, Kreupelstraat 6, 8540 Kortrijk-Bellegem Germain Van Beversluys, Oo.stkouteriaan 28 A. Van Bockstael, Biesbulckstraat 1 Jan Van Bogaert, Slachthuisstraat 1 Roger Van Brabandt, Veldstraat 39 AntoOil Van Cauwenberghe, Priester Joris Eeckhoutlaan 34 Leon Van Cauwenberghe, Molenhuisstraat 44 Luc Van Cauwenberghe, Karperstraat 8 Jacques Van Coppenolle, Markt 33 Julien Van Daele, Ricardplein 21 Paul Van Daele, Oostmeersdreef 33 Eric Van Damme, Witte Kaproenenstraat 27 Gustaaf Van Damme, Rijsenbergstraat 97, 9000 Gent Louis Van Damme, Vlasstraat 12 Valère Van Damme, Gentstraat 48 Dominique Vandecasteele, Oude Brugsepoort 45 Jozef van de Casteeie, A. Rodenbachstraat 74, 9110 Sint-Amandsberg Diederik Vandekerckhove, Molenstraat 8 Remi Van de Moortel, Brugstraat 28, 9770 Kruishoutem Van de Moorteie, Markt 84 Jan Van de Abeele, Kerkstraat 19, 9830 Sint-Martens-Latem Wilfried Vanden Berghe, S. Streuvelslaan 10 Gilbert Vanden Broucke, P. Benoitlaan 9 M. Vandenbulcke, Veldstraat 41 Jan Van den Hautte, Meulenstraat 11 Maurits Vandeputte, Leenstraat 38, 9780 Zulte Roland Vander Donckt, K. Picquélaan 16 Jacques Van der Plaetsen, Markt 79 bus 8 Luc Vanderplaetsen, Veldstraat 38 René Van der Plaetsen, Dorpstraat 33, 9831 DeurIe Robert Van der Plaetsen, Machelenstraat 45 Laura Vandeveire-De Vos, Herpinsakker 7 Raoul Van de Velde, Lotenhullestraat 28, 9806 Vinkt-Deinze 310
André Vandewalle, Kouterlosstraat 52 Jozef Van de Walle, Vaartlaan 22 Angèle Van de Wieie, Oostmeersdreef 40 Frank Van Doorne, G. Gezelle1aan 54 Mej. Van Dousselaere, Kortrijkstraat 68 Bus 3 Marcel Van Fleteren, Gampelaeredreef 57 René Van Haver, Veldstraat 43 J. Van Heuverswijn, Nelemeerstraat 86, 9830 Sint-Martens-Latem Walter Van Hoorebeke, Leernesteenweg 28 Julien Van Langenhove, Kwakstraat 24, 9830 Sint-Martens-Latem Marleen Vanlaethem, Gentsesteenweg 72 Jan Vanlerberghe, Brielstraat 7 Bus 7 Dr. Van Mol Leiepark 13 Maria-Thérèse Van Overbeke, G. Gezelle1aan 43 Herman Van Poucke, 's Gravenstraat 55, 9730 Nazareth Daniël Van Quickelberghe, Kerkstraat 2, 9870 Olsene-Zulte Christiane Van Quickenborne-Petit, Tolpoortstraat 60, Bus 16 Daniël Van Quickenborne, Tolpoortstraat 60 Bus 18 Stefaan Van Speybroeck, Kapellestraat 11 Gilbert Van Steenkiste, Leeuwstraat 17 Roger Van Tomme, Oostmeersdreef 49 Gilbert Van Vlaenderen, Schave 290 Carlos Van Wambeke, Markt 32 Bus 5 Firmin Van Wassenhove, Leernsesteenweg 339 Gaston Van Wonterghem, Kapellestraat 113 Marc Vasterhaeghe, Dorpstraat 46 Roger Vercruyssen, Tolpoortstraat 60 Bus 8 Monique Verhaeghe, Wedekendriesstraat 6, 9770 Kruishoutem José Verheecke, Kouter 118 Walter Verleye, Veldstraat 18 Willy Verleye, G. Gezellelaan 126 311
Aimé Verleyen, Poelkenswegel 4, 9870 Zulte Gerard Vermeerseh, Kerselaarslaan 45 Maria Dossche, Markt 108 . Pierre Vermeerseh, Justus Lipsiuscollege, Minderbroederstraat 15, 3000 Leuven Jacques Verougstraete, Tolpoortstraat 85 Mevrouw Verrue-Janssens, G. Gezellelaan 87 Verschraegen-De Clercq, M. Dewulf1aan 1, 9820 Sint-Denijs-Gent J. Versiehele, Kortrijksesteenweg 218 G. Verstraete, Rozenlaan 25 P. Verstraeten, Kerkstraat 1 J. Verwee, E. Clausplein 6 Bus 1 Hendrik Verworst, Kerselaarslaan 36 Vincent, Aaltersesteenweg 94 Firmin Vincent, Leiedam 3 Romain Vindevogel, Lindestraat 82, 9790 Wortegem-Petegem P.V.B.A. Vipmark, Bogaertstraat 25, 9830 Sint-Martens-Latem Albert Voet, Beekstraat 37, 9780 Zulte Mevrouw Voet-Roelandts, Ricardplein 6 Marc Voet, E-3 laan 43 Von Seebach-Torck, -Gampelaeredreef 18 V.T.I., Leon Dec1ercqstraat 1 Julien Walgraeve, Priester Joris Eeckhoutlaan 19 Marcel Wansele, G. Gezellelaan 124 Chris Wauters, rue de l'Alouette 21, 7572 Mont de l'Enc1us-Orroir R. Welvaert, Gaversesteenweg 70 Paul Wuest, Nieuwgoedlaan 238 René Wullaert Machelenbinneweg 41
Gewone leden betalen 500 fr. 312
Alle betalingen gebeuren op 000-043500-37 van K.O.K. Deinze
Samengesteld en afgesloten door Daniël Decock penningmeester, en André Heyerick ledenadministrator op 31 -12 - 1985.
313
INHOUD
Oudste Baljuwrekeningen van Deinze door Dr. Paul Huys ........................................................
7
Wederopbouw van een grafelijke windmolen te Petegem-Leie door Dr. Luc Goeminne ................ <0.............................
29
Margareta van Oostenrijk en de eerste (?) Deinse schilder door Herman Maes ........................................................
75
Over de hoeven van Deinze door Kenneth Smith ......................................................
83
Deinze einde l8e en begin 1ge eeuw door Herman Maes ........................................................
139
Het kerkorkest door t G.P. Baert ............................................................
215
Uit het dossier van Luc Matthijs door Herman Maes ........................................................
231
Ignace De Sutter te Deinze door Willy Jonckheere
••..••...•••..•••...••....••...•...•...••..•••...•
251
H. Bloedprocessie te Meigem door Urbain Vanwildemeersch ...................................
281
Openstelling van de tentoonstelling Binus van den Abeele toespraak door Raf Van den Abeele .........................
287
Ledenlijst .....................................................................................
299
314