INDEX VOOR DE RAADSVERGADERING VAN 16 DECEMBER 2010 1. Opening............................................................................................................................................... 288 2. Vaststelling van de agenda. ................................................................................................................ 288 3. Notulen van de openbare raadsvergadering van 28 oktober en 11 november 2010........................... 288 4. Ingekomen stukken. ............................................................................................................................ 288 5. Voorstel van het college om kennis te nemen van de septembercirculaire 2010 algemene uitkering gemeentefonds, de bestemmingsreserve wijkaanpak duurzaam verbinden Donderberg en de begroting conform te wijzigen (raadsvoorstel nr. 2010/086/1). ................................................. 288 6. Voorstel van het college inzake planning- en controlcyclus 2011 en aanpassing financieel beleid (raadsvoorstel nr. 2010/090/1)............................................................................................................ 289 7. Voorstel van het college inzake BI-Zone Centrum Swalmen, BI-Zone Retailpark Roermond en Bedrijventerrein Stadsrand Noord (raadsvoorstel nr. 2010/093/1)...................................................... 289 8. Voorstel van het auditcomité tot vaststelling van het controleprotocol 2010 (raadsvoorstel nr. 2010/095/1)......................................................................................................................................... 289 9. Voorstel van het college om het bestemmingsplan ‘3 woningen Dorpsstraat Asenray' vast te stellen (raadsvoorstel nr. 2010/092/1). ............................................................................................... 289 10. Voorstel van het college om in te stemmen met het derde Meerjareninvesteringsprogramma van de Gebiedsontwikkeling Midden-Limburg (GOML) en de verordening van het Regiofonds Midden-Limburg vast te stellen (raadsvoorstel nr. 2010/094/1)........................................................... 289 11. Voorstel van het college om in te stemmen met de verordening tot wijziging van de Afvalstoffenverordening i.v.m. handhaving op buiten laten staan van inzamelmiddelen (raadsvoorstel nr. 2010/091/1). ........................................................................................................... 289 12. Voorstel van het college om de regionale woonvisie Midden-Limburg Oost 2010-2014 vast te stellen als beleidsregel (raadsvoorstel nr. 2010/087/1). ...................................................................... 289 13. Voorstel van het college om in te stemmen met het voorstel inzake vaststelling uitvoeringsnota sportaccommodaties 2010 (raadsvoorstel nr. 2010/089/1). ................................................................ 306 14. Voorstel van het college om in te stemmen met het voorstel inzake uitbreiding sportpark de Wolfsberg (raadsvoorstel nr. 2010/085/1). .......................................................................................... 325 15. Voorstel van het college om goedkeuring te verlenen aan wijziging van de statuten van de Stichting Onderwijs Midden-Limburg (raadsvoorstel nr. 2010/084/1). ................................................. 328 16. Vragenuur. .......................................................................................................................................... 334 17. Afscheid van de heer Fried Smeets als lid van de raad. ..................................................................... 338 18. Toelating en beëdiging van de heer L. Daamen tot raadslid. .............................................................. 339 19. Sluiting. ............................................................................................................................................... 340
Openbare raadsvergadering, gehouden op 16 december 2010
TIENDE VERGADERING
Aanwezig: de heer H.M.J.M. van Beers, burgemeester; de heer A. Vestjens, plaatsvervangend griffier; de dames P.T.G.J Beeren-Adriaans (S.P.), W.H.M.A. van Beers (S.P.), M. Faber-Doornebosch (P.v.d.A.) en M.H. Pilz-van Elven (D.S.) en de heren H.J.M. Achten (V.V.D.), Ö.F. Aslankurt (C.D.A.), A. Bayrak (P.v.d.A.), H. Boots (B.B.R.), J.T.M. Breugelmans (C.D.A.), L.W.M. Coenen (Stadspartij Roermond), L.J.M. Daamen (D.S), D.W.H. Franssen (V.V.D.), L.G.A. Guffens (C.D.A.), P.G.M.A.B. Heijnen (B.B.R.), H.M. Hutjens (V.V.D.), M.J. Huurdeman (V.V.D.), H.J.A. Jacobs (C.D.A.), S. Kabakci (V.V.D.), E.F.J.M. Lomans (V.V.D.), C.T.P. Moison (GroenLinks), E.M.A. Oele (V.V.D.), S. Öztürk (P.v.d.A.), A.C.P. Peters (V.V.D.), F.J. Pleyte (D66), J. Puper (V.V.D.) en E.K. Ramdani (P.V.D.E.), leden. Tevens aanwezig: mevrouw R.L. Moussaoui (V.V.D.) en de heren W.A.J. Kemp (C.D.A.), J.F.B. van Rey (V.V.D.), G. IJff (P.v.d.A.) en V.G.J. Zwijnenberg (V.V.D.), wethouders. Afwezig: de dames M.A.J. Smitsmans-Burhenne (GroenLinks), K.C.J. Straus (V.V.D.) E.M. Thissen-Heynen (P.v.d.A.) en A.P.H. Waajen-Crins (C.D.A.) en de heer T.A.K.H.G. Dohmen (V.V.D.). Secretaris: de heer U. Weyergraf, waarnemend gemeentesecretaris.
288
1. Opening. De voorzitter (de heer Van Beers) opent te 18.05 uur de vergadering en verzoekt een moment stilte om eenieder in de gelegenheid te stellen tot een gebed of overweging. Hierna spreekt hij als volgt: Dames en heren. ‘Krimp’, dat had het woord van dit jaar kunnen worden, maar gelukkig niet in Roermond, want Roermond gaat voor groei. In de afgelopen raadsvergadering kon ik als bewijs daarvoor steeds starten met het verkondigen van heugelijke gebeurtenissen over geboorten onder leden van deze gemeenteraad. Die traditie kan ik vandaag voortzetten, ditmaal met Sander, de nieuwbakken zoon van Michiel Huurdeman, die 20 november jl. is geboren. Michiel en echtgenote, van harte proficiat. Moge Sander opgroeien in jouw voetstappen; misschien komen we hem dan in de toekomst ooit wel eens hier tegen. Het ga jou, je echtgenote en vooral Sander buitengewoon voor de wind. Namens de raadsleden mag ik je een kleine bijdrage aanbieden. Ik ben benieuwd wie de volgende is! (Het technisch voorzitterschap wordt overgedragen aan de heer A.C.P. Peters.) De voorzitter: Dames en heren. Ook ik heet u van harte welkom in deze vergadering. Het is de eerste keer dat omroep Vox een digitale uitzending verzorgt van onze raadsvergadering, en wel via kanaal 950. Het betekent dat onze raadsvergadering in heel Midden-Limburg te zien is. Ook de kijkers van buiten Roermond heet ik daarom van harte welkom. Ik deel u mede dat bericht van verhindering is ontvangen van de heer Dohmen en de dames Smitsmans, Straus en Waajen. Mevrouw Thissen en de heer Jacobs hebben laten weten mogelijk wat later vergadering te zullen komen. Als stemmingsnummer wordt getrokken nr. 17, zodat de heer Hutjens in voorkomend geval het eerst aan de beurt van stemmen is. 2. Vaststelling van de agenda. De agenda wordt ongewijzigd vastgesteld. 3. Notulen van de openbare raadsvergaderingen van 28 oktober en 11 november 2010. Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming worden deze notulen achtereenvolgens ongewijzigd vastgesteld 4. Ingekomen stukken. Mevrouw Pilz-van Elven: Mijnheer de voorzitter. Wij willen graag een afschrift ontvangen van de antwoorden die zullen worden gegeven op de brieven van de VVV Boukoul over de sportaccommodatie en van TRC Advocaten over het projectbesluit MOV Roermond. De voorzitter: Ik stel vast dat daartegen geen bezwaar bestaat. Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna conform de voorgestelde afdoening besloten. Hamerstukken 5. Voorstel van het college om kennis te nemen van de septembercirculaire 2010 algemene uitkering gemeentefonds, de bestemmingsreserve wijkaanpak duurzaam verbinden Donderberg en de begroting conform te wijzigen (raadsvoorstel nr. 2010/ 086/1).
289
6. Voorstel van het college inzake planning- en controlcyclus 2011 en aanpassing financieel beleid (raadsvoorstel nr. 2010/090/1). 7. Voorstel van het college inzake BI-Zones Centrum Swalmen, Retailpark Roermond en Bedrijventerrein Stadsrand Noord (raadsvoorstel nr. 2010/093/1). 8. Voorstel van het auditcomité tot vaststelling van het controleprotocol 2010 (raadsvoorstel nr. 2010/095/1). 9. Voorstel van het college om het bestemmingsplan ‘3 woningen Dorpsstraat Asenray' vast te stellen (raadsvoorstel nr. 2010/092/1). 10. Voorstel van het college om in te stemmen met het derde Meerjareninvesteringsprogramma van de Gebiedsontwikkeling Midden-Limburg (GOML) en de verordening van het Regiofonds Midden-Limburg vast te stellen (raadsvoorstel nr. 2010/094/1). 11. Voorstel van het college om in te stemmen met de verordening tot wijziging van de Afvalstoffenverordening i.v.m. handhaving op buiten laten staan van inzamelmiddelen (raadsvoorstel nr. 2010/091/1). Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt besloten overeenkomstig deze voorstellen en de daarbij behorende ontwerpbesluiten. Bespreekstukken. 12. Voorstel van het college om de regionale woonvisie Midden-Limburg Oost 2010-2014 vast te stellen als beleidsregel (raadsvoorstel nr. 2010/087/1). De heer Hutjens: Mijnheer de voorzitter. In de commissie hebben wij over dit voorstel al het woord gevoerd. Vandaag willen wij graag reageren op de motie die door GroenLinks zal worden ingediend, maar wij verzoeken u de inhoud daarvan eerst aan ons kenbaar te maken De voorzitter: Toen ik de motie gisteren ontving, heeft het me anderhalf uur gekost om haar door te lezen, maar als er prijs op wordt gesteld wil ik haar wel voorlezen. De heer Moison: Ik wil de motie graag voorlezen nadat ik over het voorstel het woord heb gevoerd, omdat die woordvoering ook een toelichting bevat op de motie. Op die manier is het voor iedereen wat gemakkelijker te begrijpen. De heer Hutjens: Dan wachten wij met onze woordvoering tot de tweede termijn. De voorzitter: Van de burgemeester, die al heel lang meeloopt in deze wereld, verneem ik dat de motie eerst formeel zal moeten worden ingediend. Ik zal daarom eerst de heer Moison het woord verlenen en stel de heer Hutjens voor achteraan in het rijtje van sprekers aan te sluiten. De heer Hutjens: Akkoord. De voorzitter: Het woord is aan de heer Moison. De heer Moison: Mijnheer de voorzitter. De burgemeester sprak bij de opening van de vergadering over krimp en de woonvisie die thans voorligt, heeft gedeeltelijk ook met krimp te maken, maar gedeeltelijk misschien ook niet, want ‘krimp’ is inmiddels een toverwoord in Nederland geworden waarvan je je kunt afvragen hoe daarmee moet worden omgaan. Bekend is in ieder geval dat noordoost-Groningen en zuidoost-Limburg te maken hebben met krimp, met als gevolg gigantische leegstand, verloedering van wijken, wegtrekken van jongeren uit de steden,
290
enz. Het is dan ook van belang bij het opstellen van een woonvisie voor de komende vier jaar goede argumenten ter tafel te brengen. Uit het voorliggende raadsvoorstel citeer ik: “Anticiperend op de opstelling van de regionale visie 2010-2014 heeft de regio in 2008 een regionaal woningmarktonderzoek laten uitvoeren. De regionale woonvisie is in eigen beheer opgesteld op basis van het in 2008 uitgevoerde regionaal woningmarktonderzoek.” Onduidelijk blijft echter in het raadsvoorstel of de gevolgen van de sociaal-economische crisis zijn meegenomen in dit verhaal. In de hele woonvisie komt de term ‘economische crisis’ maar twee keer voor, zonder duidelijke gevolgen van die crisis aan te geven en aan de woonvisie te koppelen. Mogelijk is de mobiliteit in de woningmarkt door de sociaal-economische crisis sterk afgenomen in Midden-Limburg. Met betrekking tot de leegstand wordt in de woonvisie opgemerkt dat in Limburg een gemiddelde leegstand van 4% is waar te nemen en in Roermond 4,2%. Bij het ontwikkelen van een visie is het dan ook van belang ons ervan bewust te zijn dat wij in dit opzicht boven het Limburgse gemiddelde zitten. De desbetreffende tekst op pagina 19 luidt aldus: “Voor Echt-Susteren is dit 3,7%, voor Leudal-Oost 2,8%, voor Maasgouw 1,8%, voor Roerdalen 3,3% en voor Roermond 4,2%. Het gemiddelde in Limburg is 4%.” Wethouder Van Rey: Als zo vaak selecteert de heer Moison selectief. Even verderop staat namelijk dat de leegstand in Roermond bij vrijstaande woningen 3,1% bedraagt en bij tweekappers 2,2%. Ik heb u al vijf keer uitgelegd dat wij op appartementen een overschot hebben, maar ik zal dat straks nog wel een keer doen. De heer Moison: Het is maar hoe de wethouder mijn selectief lezen beoordeelt. Ik lees het op mijn manier en de wethouder legt het op zijn manier uit. Wethouder Van Rey: Daar protesteer ik tegen. In het stuk staat duidelijk dat de leegstand bij vrijstaande woningen 3,1% is en bij tweekappers 2,2%. Leest u dat ook? De heer Moison: Op pagina 19 lees ik iets anders. Wethouder Van Rey: Wat ik citeer staat op dezelfde pagina, twee regels verderop. De heer Moison: Goed, ik ga door. Wethouder Van Rey: Dat is geen debat voeren, als u weigert de specificatie te lezen die twee regels verderop wordt gegeven. De heer Moison: Vergeleken met de regio kent Roermond een relatief grote leegstand, vergeleken met de provincie zit de gemeente Roermond iets boven het gemiddelde. Concrete maatregelen om het probleem van leegstand tegen te gaan biedt de woonvisie op dit moment nog niet. In de leegstandsparagraaf is alleen de volgende uitspraak te lezen: “Het periodiek monitoren van de leegstandsontwikkeling wordt zowel door de regio als door de provincie noodzakelijk geacht.” De regio verwacht dus dat we misschien wel met onverwachte bewegingen te maken zullen krijgen. De fractie van GroenLinks-Roermond bestempelt dit als onvoldoende ambitieus. Mogelijk zou de fractie concrete afspraken van de gemeente moeten eisen om het probleem van leegstand te verminderen. Mijn vraag aan het college luidt: wat bent u van plan te doen als de ontwikkelingen zich voordoen die volgens bepaalde prognoses waar te nemen zijn? Met betrekking tot wonen op of aan het water wordt in § 4.2 aangegeven dat ontwikkeling daarvan op en langs de Maasplassen kan plaatsvinden. Toen wij nog voor het coalitieoverleg werden uitgenodigd, hebben wij de wethouder duidelijk te kennen gegeven dat GroenLinks van mening is dat geen uitbreidingen mogen plaatsvinden buiten de rode contouren van de gemeente. In deze visie wordt ergens aangegeven dat wij bepaalde trendontwikkelingen moeten
291
volgen en mensen van buitenaf, van Amsterdam en Rotterdam, moeten aantrekken om hier te gaan wonen. Wij vinden dat een slechte ontwikkeling en zijn van mening dat op het buitengebied geen inbreuk mag worden gemaakt door bebouwing te laten plaatsvinden. Als in het buitengebied bebouwing zou worden toegestaan langs de Maas, zouden in verband met de mogelijke overstromingsgebieden maatregelen moeten worden genomen in de vorm van hogere dijken, die dan zo hoog zouden worden dat woningen eigenlijk niet meer te verkopen zijn. Ook bouwen op het water vinden wij geen goede keuze. Om natuurlijke en ecologische redenen zal GroenLinks zich daartegen blijven verzetten. Volgens de woonvisie blijft onduidelijk hoe huishoudens van buiten de regio zullen reageren op de komst van meer woningen op of aan het water. Ook wordt aangegeven dat een dergelijk onderzoek kostbaar is. Voor GroenLinks is dat voldoende reden om het college op te roepen de ontwikkelingen op en rondom het water niet uit te voeren en daaraan geen medewerking te verlenen. Laten we binnen de rode contouren van het stedelijk gebied blijven, de bestaande voorraad kwalitatief verbeteren en daarmee het buitengebied ontzien. Duurzaamheid. Twee afspraken in de woonvisie verdienen de aandacht. In § 5.12 wordt gesteld dat levensloopbestendig bouwen wordt gestimuleerd, zowel voor huur- als voor koopwoningen en dat tevens andere aspecten als duurzaam bouwen worden ondersteund. Het is een streven dat door GroenLinks ondersteund wordt. Er zijn echter wel kanttekeningen bij te plaatsen. In § 5.3 van de woonvisie wordt duidelijk gemaakt waarom. Het probleem waarmee gemeenten worden geconfronteerd is dat de aanvullende bouwtechnische eisen privaatrechtelijk niet kunnen worden afgedwongen. Het zou daarom een verbetering zijn als deze eisen worden opgenomen in het Bouwbesluit. De provincie zou hierin een bemiddelende rol kunnen vervullen, wellicht in IPO-verband in de richting van het ministerie van VROM. Harde eisen dat de gemeenten ervoor zullen zorgen dat deze eisen ook daadwerkelijk worden opgenomen in het Bouwbesluit blijven echter uit. GroenLinks zal zich er met het oog op haar duurzame agenda hard voor maken dat aanvullende bouwtechnische eisen hierin worden opgenomen, om te verzekeren dat de duurzame ambities die gesteld worden in de woonvisie daadwerkelijk worden gerealiseerd. In de commissie Ruimte werd het woord ‘duurzaamheid’ door de wethouder gekarakteriseerd als een soort containerbegrip. Daartegen heb ik ingebracht dat duurzaamheid niet, zoals hij het betitelde, kwaliteitsverbetering inhoudt, maar dat het iets anders is. Ik heb inmiddels eens opgezocht wat onder duurzaamheid en duurzame ontwikkeling wordt verstaan. De definitie van de VN-commissie Brundtland uit 1987 luidt als volgt: “Duurzame ontwikkeling is de ontwikkeling die aansluit op de behoefte van het heden, zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoefte te voorzien in gevaar te brengen.” Tot zo ver in eerste termijn de aspecten die ik in de motie heb aangegeven. Van mijn mederaadsleden verneem ik graag hun standpunt ten aanzien van leegstand, wonen op en aan het water en de duurzaamheidsaspecten, die naar mijn mening niet voldoende zijn belicht in de woonvisie. In tweede termijn zal ik mijn motie toelichten. De voorzitter: U bewaart de motie dus tot de tweede termijn? De heer Moison: Ja, totdat ik van de overige raadsleden heb gehoord hoe zij denken over de punten die ik zojuist heb ingebracht met betrekking tot de woonvisie. De voorzitter: Op een motie die niet is ingediend, kan niet gereageerd worden. De heer Moison: Ik heb aangegeven dat ik op dit moment een reactie verwacht op drie onderdelen… De voorzitter: U vraagt de raad te reageren op aspecten naar aanleiding van een motie die u pas in tweede termijn wilt indienen.
292
De heer Moison: Niet naar aanleiding van mijn motie, maar naar aanleiding van de drie standpunten die ik zojuist in mijn betoog heb verwoord. De voorzitter: Ik had al een glas water klaar gezet voor het geval de motie zou moeten worden voorgelezen, maar dat zal ik dan tot de tweede termijn bewaren. Mevrouw Beeren-Adriaans: Mijnheer de voorzitter. Ook wij willen vandaag terugkomen op het bouwen aan het water. Inmiddels hebben we begrepen dat er niet alleen via een projectontwikkelaar gebouwd wordt, maar dat het ook in de woonvisie is opgenomen. Een aantal jaren geleden al heeft de SP hiertegen actie gevoerd en een van onze leden heeft er een stukje over geschreven dat ik even wil voorlezen: “Ik ben van een bouwjaar dat ik wandelend van Horn naar Roermond nog kon genieten van een prachtig open landschap. Nieuwe inzichten, nieuw beleid en geldstromen bezegelden het lot van de Maasplassen. Mooie beloften werden gedaan. Nu, zoveel jaar later, weten we het als burger allemaal wel beter. Ik zie de rivier wel, maar kan er door allerlei obstakels en wegversperringen niet meer komen. Ik kan als burger van Roermond nog slechts van het vrije water genieten wanneer ik ervoor betaal.” Dijken worden gebouwd tegen hoog water. Moeten we nog hogere dijken gaan bouwen wanneer er nog meer huizen in het water gebouwd worden? Ik ben wel geen natuurkundige, maar ik kan me wel iets herinneren van de Wet van Archimedes, en dan denk ik heel simpel: niet bouwen = minder wateroverlast = minder kosten voor hoge dijken om een hele stad te beschermen voor de geneugten van een enkeling. Wij dringen er dan ook op aan niet op het water te gaan bouwen. In een rapport heb ik gelezen dat niet groeien voor een bestuurder bestuurlijk falen zou betekenen en dat ambitieuze bestuurders de krimp willen bestrijden door uitbreiding van de woningvoorraad, nieuwe woonconcepten als bouwen op het water, het aanboren van nieuwe doelgroepen rijke ouderen en hippisch plannen in het buitengebied. In de woonvisie kom ik diverse van die plannen tegen. Een rapport van het bureau Leefomgeving prognosticeert ons als een anticipeer-regio, wat laat zien dat de krimp ook hier niet lang meer op zich zal laten wachten. Er is sprake van ontgroening, studenten komen hier echt niet meer terug, wij kunnen hen geen hooggekwalificeerd werk bieden, alleen retail en zorg voor ouderen die hier blijven wonen. Op een gegeven moment gaan die dood en zo hebben we te veel huizen over, waardoor we met leegstand te maken krijgen. In de Componistenbuurt zie ik al twee jaar een heleboel leeg staan. Ik vraag me af of wij net als Maasgouw en Halen het lef hebben om plannen te schrappen, zoals gisteren of vandaag in de krant stond. Leegstand is kapitaalsvernietiging, creëert verpaupering en verloedering en dat trekt vieze beesten aan, op vier pootjes en op twee benen. Mevrouw Pilz-van Elven: Mijnheer de voorzitter. Aan de demografische ontwikkelingen zullen wij niet ontkomen, maar ze zullen niet plotseling, van het ene jaar op het andere dramatische vormen aannemen. In het stuk hebben we gelezen dat in vier jaar tijd ongeveer 420 woningen zullen worden gebouwd. Ik vermoed echter dat in dit jaar, dat bijna om is, weinig van de planvoorraad is afgegaan. Zal dit surplus nu in de komende drie jaar worden weggewerkt en kunnen we nog steeds van hetzelfde aantal uitgaan? De heer Coenen: Mijnheer de voorzitter. De heer Moison heeft aangegeven waarom het in de motie, die ook door mij is ondertekend, is te doen. De woningmarkt heeft te maken met demografische gegevens en die wijzen op krimp op enig moment. Daarbij kan gediscussieerd worden over de vraag wanneer dat precies zal gebeuren. Deze regio is nog geen krimpregio, maar een anticipeer-regio, zoals mevrouw Beeren ook al zei. Wat ik graag van mijn collega’s wil weten is of wij dezelfde fouten zullen gaan maken als de drie regio’s die al met krimp te maken hebben, of dat wij daarvan tijdig willen leren. Zeeuws-Vlaanderen, noordoost-Groningen en Zuid-
293
Limburg hebben ermee te maken en we weten hoe groot de leegstand daar is. We weten ook dat ze in de afgelopen tijd € 94 miljoen extra hebben gekregen om de leegstand terug te brengen, in Parkstad Limburg naar 2%. Over cijfers achter de komma ga ik hier niet discussiëren. Het gaat mij om de grote lijnen. Vergrijzing en ontgroening zullen hoe dan ook op enig moment toeslaan in Midden-Limburg, een dubbele vergrijzing zelfs. Je kunt redeneren dat dat ook kansen biedt. Heel vaak zijn wethouders/bestuurders erop uit hun welslagen af te meten aan het aantal woningbouwplannen. Die woningbouwplannen houden ook een financiering in voor allerlei voorzieningen die nodig zijn en in die zin kan ik mij er wel iets bij voorstellen. De adviescommissie-Deetman heeft consultatierondes gehouden in Midden-Limburg. Daarvan is een tussenverslag gemaakt voor de provincie, de opdrachtgever, en begin 2011 zal een definitief rapport verschijnen. Roermond zat daarbij in eerste instantie niet aan tafel, maar heeft later gereageerd. Wat ik hierin bespeur is dat, waar zuidoost-Limburg een verstedelijkte regio is, wij te maken hebben met een stad die, als we niet goed oppassen, de dorpen leeg vreet. Zo wordt het soms gezegd. Waar het op aankomt in de Gebiedsontwikkeling Midden-Limburg en in de samenwerking die hard nodig is voor het geval de krimp eraan komt, is dat we met onze buren op goede voet blijven staan. We kunnen gaan vechten om de bewoners naar Roermond te krijgen in plaats van naar de kernen, en daar zit in feite een beetje de pijn, waar ik me zorgen over maak. De reacties die zijn gekomen van woningbouwcorporaties heb ik gisteren als eerste ingezien. Alle partijen hebben zo hun eigen belangen, zo ook de woningbouwcorporaties. Kunnen zij voldoende vermogen inzetten, en hebben ze dat, om bijvoorbeeld sloop te financieren, of willen ze een andere richting uit? Kunnen zij de bouwplannen realiseren, of kunnen alleen de marktpartijen dat? Laten wij in Roermond alleen de oren hangen naar marktpartijen, of maken we straks ook concretere afspraken met woningbouwcorporaties? In alle rapporten wordt aangegeven dat wij de komende tijd gerichte afspraken moeten maken met woningbouwcorporaties en omliggende gemeenten. Daar ontkomen we niet aan. We kunnen quasi onze ogen sluiten en de komende vier jaar blijven proberen alleen op groei in te zetten, maar dat bergt een bepaald risico in zich met betrekking tot de samenwerking en met betrekking tot een mogelijke leegstand, die misschien nog wel groter zou kunnen worden. Wie doen we daarmee een plezier? We zullen moeten bouwen naar behoefte en de vraag is dan: voor wie is die behoefte in te vullen? In eerste instantie zal dat volgens mij moeten zijn voor onze eigen inwoners. De demografische gegevens zullen uitwijzen dat, wat we de komende tijd ook zullen gaan doen, hetzij in het beleidsrijke scenario dat hier ligt, of in een meer neutraal scenario, hoogopgeleide jongeren steeds meer zullen verkassen naar boven de lijn-Eindhoven, dat we steeds meer senioren zullen krijgen en dat de doorstroming te klein wordt. De planvoorraad moet omlaag en dat gebeurt in termijnen van iedere keer vier jaar. Ik heb het idee dat we dat op dit moment een beetje aan het vooruitschuiven zijn. Graag hoor ik van de wethouder hoe hij dat ziet. In de reacties van de woningbouwcorporaties zegt een senior-beleidsmedewerker die in Roermond voor Wonen-Zuid heeft gewerkt, dat de inhaalslag die in Roermond gemaakt moest worden is gemaakt. Wij moesten ons sterk op de kaart zetten en dat hebben we gedaan. In de afgelopen twee jaar hebben wij ontzettend veel woningen gerealiseerd. Dat is goed. De vraag is alleen: hoe lang kan zich dat doorzetten en kan dat op basis van het onderzoek van Companen dat in 2008 is gepresenteerd aan de hand van gegevens die waren verzameld voordat de economische crisis toesloeg? Met andere woorden: op welke cijfers baseren wij ons? Door verschillende bestuurders heb ik horen zeggen dat de feitelijke cijfers door de provincie op tafel zullen moeten worden gelegd. Aan de hand daarvan zullen wij in samenspraak met de regio moeten aangeven waar wij in Roermond naartoe gaan. Die cijfers hebben wij nodig om reële plannen te kunnen blijven maken. Eerder heb ik al gezegd dat door woningbouw een aantal voorzieningen gefinancierd kunnen worden die wij in Roermond nodig hebben, ook voor de omliggende gemeenten. Dat gaan wij
294
straks missen en ook daarover zal nagedacht moeten worden. Zo zie je opnieuw een spanning ontstaan, want de omliggende gemeenten proberen tegen heug en meug vitale kernen vitaal te houden en ook daarin zullen keuzen gemaakt moeten worden. In de reactie van Roermond meen ik te hebben gelezen dat wij niet alle kernen in de omliggende gemeenten overeind zullen kunnen blijven houden. Hetzelfde zal zich op een gegeven moment ook in Roermond voordoen. Door GroenLinks is de raad om een reactie gevraagd over leegstand, duurzaamheid en bouwen aan het water. Leegstand zou wat ons betreft gemonitord moeten worden, omdat het in krimpregio’s tot bepaalde inzichten leidt die ook voor ons van belang zijn. Duurzaamheid zou volgens de woningbouwcorporatie wel nodig zijn, maar met de waarschuwing dat het tot hogere kosten leidt, waardoor de woningen duurder zullen worden, zowel in de huur- als in de koopsector. Wij maken ons zorgen over de vraag of de kernvoorraad woningen die we nu hebben straks voldoende zal zijn voor de nieuwe bevolking en of het betaalbare woningen zullen blijven. Een en ander heeft ook te maken met overheidsmaatregelen. We weten dat € 33.000,- de grens is voor sociale-huurwoningen. Daar zullen veel mensen last van krijgen. Je kunt dan wel zeggen dat iemand in een kwalitatief betere woning moet gaan wonen, maar als de knikkers moeten worden betaald kan het voor deze mensen een aardige aderlating in de beurs betekenen. Iets waarmee we ook te maken hebben, en nog een beetje wordt onderschat, is de arbeidsmigratie van onze Oost-Europese medewerkers die wij hierheen halen. Je kunt je afvragen of ze in Roermond of in landelijke gemeenten moeten worden opgevangen, maar ook zij zullen waarschijnlijk gebruik willen maken van sociale-huurwoningen, zodat er druk zal ontstaan. De herstructureringsopgave is een heel dure opgave die we nooit alleen zullen kunnen betalen en waarvoor we de provincie en het rijk nodig zullen hebben. Wanneer kunnen wij concreet een wijkontwikkelingsplan voor de Donderberg tegemoet zien en hoe staat het met het dorpsontwikkelingsplan voor Boukoul? Een laatste reactie wil ik nog geven op bouwen aan het water. Uit het verleden zal bekend zijn hoe wij daar tegenover staan. Natuurwaarden mogen niet zomaar verkwanseld worden. De voorliggende invulling is onzes inziens veel te grootschalig en kan dan ook niet op onze instemming rekenen. De heer Öztürk: Mijnheer de voorzitter. De PvdA heeft haar standpunt en visie uitvoerig in de commissie kenbaar gemaakt bij monde van mevrouw Thissen, die wegens ziekte in de familie vanavond helaas niet aanwezig kan zijn. De vragen die wij in de commissie hebben gesteld zijn naar genoegen beantwoord. Het enige wat wij nog in overweging willen geven is de financiering van het Masterplan Donderberg gedeeltelijk uit de bovenwijkse voorzieningen te regelen. Met andere woorden: bij het creëren van nieuwbouwwijken zouden middelen binnengehaald kunnen worden om daarmee de herstructurering van de Donderberg snelheid en body te geven. De heer Hutjens: Mijnheer de voorzitter. Ook de vragen die wij hadden zijn in de commissie naar voldoening beantwoord. Voor het overige wachten wij de tweede termijn af. (De heer Jacobs komt te 18.45 uur ter vergadering.) Wethouder Van Rey: Mijnheer de voorzitter. Het debat van vanavond verbaast mij een beetje, omdat er een heleboel zaken naar voren zijn gebracht die niet al te veel met de woonvisie te maken hebben. U kent echter mijn dienstverlening en ik zal dan ook proberen zoveel mogelijk ook antwoord te geven op de vragen die daarover zijn gesteld. Zo heeft bijvoorbeeld het wijkontwikkelingsplan Donderberg niets met de woonvisie te maken. De woonvisie is een visie van de vijf hier genoemde gemeenten, die alle vijf hetzelfde raadsvoorstel zullen behandelen, waarbij een aantal afspraken zullen worden gemaakt over de invulling, zowel kwantitatief als kwalitatief, voor de komende vier jaar, met een doorkijk naar de verdere toekomst.
295
SP en GroenLinks hebben een veel te negatief beeld geschetst van de ontwikkeling van Roer-
mond. Daarmee beschadigen ze zelfs Roermond... De heer Moison: Ik wil de wethouder het volgende vragen… Wethouder Van Rey: Ik heb nog maar een paar zinnen uitgesproken! De heer Moison: Dat deed u net ook bij mij. De voorzitter: Ik stel voor de wethouder in staat te stellen zijn eerste termijn te vervolgen, anders blijven we over en weer interrumperen. De heer Moison: Maar ik voel me persoonlijk aangesproken. De voorzitter: Dat zal naar aanleiding van uw motie nog wel vaker gebeuren. Ik verzoek de wethouder zijn betoog te vervolgen. Wethouder Van Rey: Met name de opmerking van de SP dat Roermond alleen maar inzet op retail en zorg is van heel laag niveau. Dat wij geen kwalitatief hoog werk hebben in deze stad, is een belediging voor het bedrijfsleven in deze stad. Wij hebben heel veel kwalitatief hoog werk in deze stad. Dat de SP dat nog niet weet, zegt misschien meer iets over haar dan over het werk dat hier wordt aangeboden. Natuurlijk zetten wij vanwege de hoge werkloosheidspercentages die wij eind jaren negentig en begin van deze eeuw hebben gekend ook in op andere zaken, en dat heeft tot een geweldig goed resultaat geleid. Als door bedrijven echter operators worden gevraagd, moeten die een uitstekende opleiding hebben, zoals een HBO-opleiding. Door anderen is de HBO-opleiding ons in Roermond ontnomen, vandaar dat wij hebben besloten te beginnen met een Business- en Retailacademie op MBO-niveau, waaraan per 1 september door de Hogeschool Zuid een HBO-opleiding zal worden gekoppeld. De SP zou beter trots kunnen zijn op wat in deze stad gebeurt dan het beeld te schetsen dat het hier kommer en kwel zou zijn. De ETIL-cijfers die in de nog niet door GroenLinks ingediende motie zijn genoemd, zijn op 29 november 2006 behandeld en toen is daarop de heer Moison geen kritiek geleverd… De heer Moison: Ik herinner de wethouder eraan dat ik in 2006 niet in de raad zat. Wethouder Van Rey: Ik doel op de commissie. De heer Moison: Ik zat ook niet in de commissie. Wethouder Van Rey: Ik heb het vanmiddag nog ambtelijk nagevraagd en de notulen van die bespreking liggen hiernaast. Wat ik maar wil zeggen, is dat de cijfers die worden aangeleverd van ETIL ook de cijfers zijn van de andere gemeenten en van de provincie. In de commissie heb ik uitgelegd dat er een verschil is tussen de benadering van ETIL en die van het CBS en dat Roermond in de richting van de provincie het voortouw heeft genomen om na te gaan hoe het precies met die cijfers zit. Zoals ook in het voorstel vermeld, worden de CBS-cijfers veel te negatief ingekleurd. In de afgelopen twaalf jaar zijn de ETIL-cijfers zeer zorgvuldig gebleken, anders dan andere prognoses, die er wel eens flink naast willen zitten. In de commissie ben ik zo eerlijk geweest om op te merken dat het nu voorliggende voorstel gebaseerd is op de cijfers van 2009, terwijl de cijfers van 2010 al bekend zijn. Laatstgenoemde cijfers heb ik de raad een dag na de commissievergadering in een aparte brief doen toekomen. Als de heer Moison in de niet ingediende motie schrijft dat de huishoudenstop over enige jaren zal worden bereikt, terwijl dat pas in het jaar 2031 het geval is, schetst hij een verkeerd en vals beeld. Wij sluiten onze ogen niet voor de krimp, maar de komende vier, acht, twaalf jaar is die krimp hier nog niet aan de orde, dankzij het feit dat wij de afgelopen jaren hebben ingezet op
296
werk, werk, werk. Ik zeg wel eens dat 60% van de erkenden in Roermond woont in de ‘buitenwijken’ van Roermond, maar dat zijn zelfstandige gemeenten. Het is een duurzaam principe om mensen dichtbij hun werk te laten wonen, omdat dat leidt tot minder mobiliteit en minder vervuiling. Daarop hebben wij ingezet. Ik verzoek de heer Moison al met al de cijfers van het ETIL, die door iedereen worden overgenomen, niet als enige te blijven bestrijden. De heer Moison: In eerste termijn heb ik gezegd dat de leegstand in Roermond gemiddeld 4,2% bedraagt. De wethouder onderbrak mij toen en zei dat ik ook moest lezen wat er een paar regels verderop in het stuk staat. Als ik dat erbij betrek, kom ik echter nog steeds aan een gemiddelde van 4,2%. Ik verzoek de wethouder daarom dat eens toe te lichten. Wethouder Van Rey: Ik had het over de cijfers van ETIL en niet over de leegstand. De heer Moison: En ik heb het over deze nota. Wethouder Van Rey: Goed, neemt u dan pagina 19 voor u. De heer Moison: Het kan best zijn dat ik iets verkeerd interpreteer, maar u wordt er altijd meteen zo boos over! Als raadslid wil ik proberen of wij samen met het college tot een beleid kunnen komen. Het is mogelijk dat ik iets verkeerd heb gelezen, maar licht mij dat dan toe. U hebt tenslotte tien, vijftien professionals om u heen zitten die u kunnen informeren, terwijl ik het met één fractiegenoot moet doen. Wethouder Van Rey: Als de heer Moison wil dat ik van de cijfers van het ETIL overstap naar de leegstand, wil ik dat wel doen. Als het om het presenteren van verkeerde cijfers gaat, is de heer Moison wereldkampioen. Wat hij heeft gezegd over de gemiddelde leegstand van 4% in Limburg en 4,2% in Roermond staat op pagina 19, in de tweede alinea onder het overzicht. Daarná echter is vermeld – en dat heb ik inmiddels al twee keer voorgelezen, maar de heer Moison luistert niet en blijft volharden in zijn eigenwijsheid – dat de leegstand bij vrijstaande woningen in Roermond 3,1% bedraagt en bij tweekappers 2,2%. Dat we uiteindelijk toch op 4,2% uitkomen is te wijten aan de geweldige hoeveelheid appartementen die de laatste jaren op de markt zijn gekomen. Dat komt doordat het in dit land, mede dankzij het beleid van GroenLinks in de Tweede Kamer, zes tot acht jaar duurt voordat woningbouwplannen tot ontplooiing kunnen komen. We hebben nu te veel appartementen in de aanbieding, wat mede het gevolg is van het feit dat Woonzorg voor het Kazerneplein als criterium hanteert dat er alleen mensen in mogen komen wonen van 55 jaar en ouder. Al een aantal keren hebben wij gevraagd dat omlaag te brengen, maar dat schijnt een fiscaal probleem te zijn. Kortom, de heer Moison draait met het gebruik van zijn cijfers de mensen een rad voor ogen, want ze zitten anders in elkaar. De heer Moison: U zegt nu wel dat de leegstand bij vrijstaande woningen 3,1% is en bij tweekappers 2,2%, maar feit blijft dat de gemiddelde leegstand in Roermond in totaliteit, bij appartementen, bedrijfswoningen, tweekappers en vrijstaande woningen, 4,2% blijft. Als ik het goed uitreken, is het 18 komma ‘zoveel’ procent gedeeld door vier = 4,25%. Kan ik nu niet rekenen, of kunt u niet rekenen? Wethouder Van Rey: Ik heb het nu al drie keer uitgelegd! Het leegstandspercentage bij woningen, en daar gaat de woonvisie over, is lager. Alleen bij appartementen en bedrijfswoningen zitten we boven het landelijk gemiddelde. Ik vind het jammer, maar dat is de opstelling van GroenLinks, dat cijfers hier verkeerd worden gepresenteerd, om zo een negatief beeld van Roermond te schetsen, terwijl het beeld voor vrijstaande woningen, waarop wij tien jaar hebben moeten wachten en dankzij de tegenstem van GroenLinks nóg langer…
297
De heer Moison: Mijnheer de voorzitter, ik maak er bezwaar tegen dat een liberaal collegelid GroenLinks hier zo zwart zit te maken, terwijl de feiten gewoon anders zijn. Ik heb hem fatsoenlijk gevraagd mij een toelichting te geven op de cijfers, maar wat ik te horen krijg is een tirade tegen GroenLinks die niets meer met de zaak te maken heeft. Ik vind dat u nu dient in te grijpen. De voorzitter: Laten we nu niet meer over 4,1%, 4,2% of 4,5% blijven praten – 18% gedeeld door 4 is overigens 4,5% en niet 4,2%, maar daar gaat het allemaal niet over. Laten we het hebben over de woonvisie en niet meer over die procenten; dat is misschien verstandig. Wethouder Van Rey: In Roermond zal de komende jaren aan het water worden gebouwd, en wel in het stedelijk gebied en dus helemaal niet buiten de contouren. De SP had het in dit verband ook over wonen op het water, maar dat zijn recreatiewoningen en dat onderwerp zal nader aan de orde komen in het Masterplan Maasplassen. Over duurzaamheid zijn ook enige opmerkingen gemaakt. Ik verwijs voor wat betreft de cijfers naar pagina 32. Voorts kan ik melden dat per 1 januari a.s. de EPC-norm in het Bouwbesluit zal worden verlaagd van 0,8% naar 0,6%, wat betekent dat het energieverlies van nieuwbouwwoningen met ingang van 1 januari 25% lager zal moeten zijn. In het kader van duurzaamheid hebben wij afgelopen maand wederom een subsidie verleend van € 30.000,- aan de woningcorporatie, terwijl wij van mening zijn dat de woningcorporaties dit zelf zouden moeten doen. Mevrouw Beeren heb ik inmiddels gezegd dat het Nautisch Kwartier grotendeels uit recreatieve woningen bestaat… Mevrouw Beeren-Adriaans: Ik citeer uit het stuk: “De ontwikkeling van recreatiewoningen is geen onderdeel van deze regionale woonvisie. In het gebied van het Nautisch Kwartier is volgens de huidige plannen voor een deel voorzien in het realiseren van woningen voor permanente bewoning.” Wethouder Van Rey: Precies wat ik zojuist heb gezegd. De SP heeft gezegd – en daar is zij ook altijd wereldkampioen in – dat bestuurders graag de geschiedenis willen ingaan met de meeste bouwvergunningen. Dit college, en ook het vorige, gaat echter graag de geschiedenis in als een bestuur dat een goed fundament voor de werkgelegenheid heeft neergelegd. De beste armoedebestrijding, iets waarvoor de SP zo graag opkomt, is namelijk nog altijd het verschaffen van werk. Door mevrouw Beeren is er vervolgens op gewezen dat door Halen en Maasgouw woningbouwplannen zijn geschrapt. Zoals ik in de commissie al heb uitgelegd, hebben wij in onze planvoorraad 720 woningen geschrapt. Mevrouw Pilz kan ik in dit verband mededelen dat het vierjarig tijdvak waarop deze woningen betrekking hebben de jaren 2011, 2012, 2013 en 2014 beslaat. De heer Coenen heeft een algemeen referaat gehouden waarin hij zichzelf een aantal keren heeft tegengesproken. Waar het om gaat is dat de vijf gemeenten aan de oostzijde van de Maas, met een gedeelte natuurlijk aan de westzijde, samen met het Weerter Kwartier hopen te komen tot één woonvisie, en dat zou goed in GOML-verband tot stand kunnen komen. In dat verband beschikken wij al over een stuurgroep wonen waarin wij samen aan tafel zitten. Ik hoop dat wij in de toekomst niet alleen met de plattelandsgemeenten, maar ook met de andere centrumgemeente, hierover afspraken kunnen maken, en die afspraken moeten natuurlijk ook worden gemaakt met de woningcorporaties. De prestatieafspraken met de woningcorporaties die we de afgelopen jaren hebben gehad zijn inmiddels afgelopen. Ik heb de voorzitter van de commissie voorgesteld een woningcorporatie uit te nodigen om op het Sprekersplein een toelichting te komen geven op de toewijzing van woningen en het zou goed zijn haar bij die gelegenheid hierover een aantal vragen te stellen. Wij zijn er niet op alle terreinen even tevreden
298
over, maar het is niet af te dwingen. We zijn in Nederland op vele terreinen te ver doorgeschoten. Wij worden nu aangesproken op de woningbouwplannen van woningcorporaties, terwijl wij er alleen iets over te zeggen hebben in het kader van bestemmingsplannen e.d. Ik hoop dat wij in de toekomst weer goede afspraken zullen kunnen maken. Tot de heer Coenen merk ik nogmaals op dat de cijfers waarop wij ons baseren ETIL-cijfers zijn die door alle gemeenten in Midden-Limburg en ook in de provinciale woonvisie worden gehanteerd. Door de heer Coenen is opgemerkt dat door nieuwe woningbouw nieuwe financieringsbronnen ontstaan. Gelukkig beschikken wij in Roermond over heel weinig eigen grond. Het beleid in de afgelopen jaren is daarop doelbewust gericht geweest. De gemeenten met meer eigen grond moeten nog meer bezuinigen dan nu al aangekondigd is. In bijvoorbeeld het plan Oolder Veste, waarvoor wij van de heer Coenen nooit de handen op elkaar hebben gekregen, is de bron te vinden voor de nieuwe investeringen in de sporthal, in de scholen en in het winkelcentrum. Dat was zonder deze woningbouw niet het geval geweest. In de commissie heb ik al gezegd dat ik onder kwaliteit van woningen automatisch ook duurzaamheid versta. Ook over de arbeidsmigranten heb ik het in de commissie al gehad. Het is iets dat in andere gemeenten een veel grotere rol speelt. Door de rijksoverheid zijn wij benaderd om eraan mee te werken, en daarvoor had zij een pand voor ogen op een bedrijventerrein, maar dat hebben wij afgewezen. Het is een gebouw van de rijksoverheid, die meende dat op die manier te gelde te kunnen maken, maar dat vinden wij niet verstandig Afgelopen dinsdag heeft het college een besluit genomen over het bedrijf dat het wijkontwikkelingsplan Donderberg gaat opstellen. Op 25 november is het voorgelegd aan de bewoners van de Donderberg, die voor een bedrijf hebben gekozen dat wij hebben overgenomen. Hier ligt een grote herstructureringsopgave en de heer Coenen heeft gelijk dat we dit niet alleen kunnen doen, vandaar dat we daarover met het rijk in gesprek zijn en inmiddels al gedeeltelijk een subsidie hebben gekregen. In de plannen van het provinciaal bestuur is het ook opgenomen. Misschien kan de heer Öztürk er in de toekomst een goede bijdrage aan leveren door ervoor te zorgen dat vanuit Maastricht nog meer geld niet alleen naar Venlo, maar ook naar Roermond komt. De voorzitter: In de wetenschap dat de raad er weer twee wereldkampioenen bij heeft, is thans de tweede termijn aan de orde. Overigens is de discussie die is ontstaan over de percentages van 4,2 en 2,2 wel begrijpelijk. Ik begrijp hoe de heer Moison rekent en ik kan ook een beetje volgen hoe de wethouder rekent. Er zit een misverstand in, maar dat moet maar op een andere plek worden uitgevochten, want daar komen we hier toch niet uit. De heer Moison: Mijnheer de voorzitter. Toen ik vanavond op weg was naar deze vergadering nam ik me voor op een vriendelijke manier een debat aan te gaan met de wethouder en ik mag constateren dat dat ook gelukt is. De wethouder heeft me van alles verteld, maar alleen niet hoe de woonvisie in Roermond is. Hij heeft aangegeven dat we kwantitatief en kwalitatief op dezelfde toer doorgaan als in het verleden. Hij zal wel zijn moverende reden hebben om Roermond hoog in het vaandel te blijven houden, want als je wereldkampioen praten, wereldkampioen bouwen en wereldkampioen koopstad bent, moet je dat natuurlijk hoog blijven houden, maar ik heb altijd geleerd dat je, wanneer je deel uitmaakt van een bepaalde organisatie, geen kleppen voor je ogen moet houden voor datgene wat in de wereld om je heen gebeurt. Ik probeer samen met het college en met mijn mede-raadsleden te weten te komen waarom er in onze omgeving wel een heleboel gebeurt en waarom er zoveel signalen worden afgegeven dat we het rustig moeten doen in de woningmarkt, omdat ze overspannen kan worden door mogelijke demografische ontwikkelingen. Ik kan me niet voorstellen dat een wethouder dan steeds maar die oogkleppen ophoudt en vol blijft houden dat dat in Roermond niet zal gebeuren. Ik help het hem
299
hopen, maar stel dat het wél in Roermond gebeurt: wat hebben we dan? Op dit moment hebben we te maken met een percentage leegstand dat ik niet meer durf te noemen, maar wat zal die leegstand over twee jaar zijn en wat over vier jaar? De wethouder weet dat niet. Hij gaat ook maar van ETIL-cijfers uit, die alleen maar puur basaal genomen zijn, uitgaande van ‘zoveel’ demografische ontwikkelingen in Roermond qua jongeren en ouderen. De urn wordt aan de bovenkant wat breder en aan de onderkant wat smaller, overeenkomend met het vergroenen en vergrijzen waarmee we te maken zullen krijgen. Hoe gaan we dat vertalen in onze woonvisie? Je zou mogen verwachten dat we bij zo’n vergrijzing en ontjonging aandacht gaan schenken aan de kwaliteit van de woningen, want die woningen moeten geschikt worden gemaakt om de vele, vele ouderen – ik denk dat er op onze normale markt de komende jaren zo'n 2.500 bij zullen komen – een huisvesting te bieden die past bij de levensbehoefte van die mensen, zodat ze zelfstandig vrij kunnen blijven wonen in hun eigen woonomgeving. Dat is wat ik de wethouder graag wil meegeven voor zijn beleid ten aanzien van de woonvisie. Ik ben niet blind voor de mogelijkheid dat in Roermond misschien een ander percentage tot ontwikkeling kan komen. Daarmee zou ik alleen maar blij kunnen zijn. Vele geleerden echter, veel geleerder dan de wethouder, geven aan dat ook in Roermond een andere trend te verwachten is. Ik hoop dat het signaal dat GroenLinks de wethouder nu meegeeft ertoe zal leiden dat de oogkleppen worden afgedaan en dat er ook een beetje naar links en naar rechts zal worden gekeken. Laten we in de regio bezien wat we eraan kunnen doen om ten eerste de kwaliteit van de huidige woningen te verbeteren, zodat de vele ouderen die we hier gaan krijgen – de naoorlogse generaties vanaf 1945 die nu gemiddeld 60, 70 jaar zijn; ook u en ik horen daarbij – fatsoenlijk kunnen gaan wonen op gelijkvloerse etages wanneer ze niet meer zo mobiel zijn als wij denken. Daarop zullen wij onze woningmarkt moeten voorbereiden. Ik heb geprobeerd met de wethouder een faire discussie te voeren over dit verhaal. Ik heb gemerkt dat hij als liberaal in Nederland en in Roermond die faire discussie met GroenLinks niet durft aan te gaan. Dat betreur ik, want ik had gehoopt dat wij vanavond een fair debat hadden kunnen voeren. Omdat ik wel wist dat het deze kant zou opgaan, heb ik een motie voorbereid, die mede is ondertekend door de Stadspartij Roermond. Die motie dien ik bij dezen in. De voorzitter: Dames en heren. De motie van GroenLinks en Stadspartij Roermond luidt als volgt: Motie nr. 10M27 “De raad van de gemeente Roermond, in vergadering bijeen op donderdag 16 december 2010 bij behandeling van de Regionale Woonvisie Midden-Limburg Oost 2010-2014; overwegende dat: 1. "Krimp geen drama hoeft te worden" (hoogleraar Gert-Jan Hospers Citymarketing). “Twee krimpgevallen bestaan er: • 1e harde krimp waarbij huizen dicht getimmerd worden. e
• 2 zachte krimp waarbij jongere mensen vertrekken uit hun woongemeenten". "Bestuurders doen krampachtig over krimp, bij afname van bevolking is minder geld te besteden en dat wordt dan met bestuurlijk falen geassocieerd. Krimp wordt dan bestreden met mega bouwprojecten en reclamecampagnes. Ze proberen dan ook nog krampachtige woonconcepten uit zoals in Friesland het "Friesland Ranch" waarmee ze dan uit de Randstad paardenliefhebbers willen aantrekken (Roermond: Oolderveste adverteert in het westen "Vrijstaande villa's in Limburgse sfeer en traditie" of mogelijke nieuwe concepten over wonen op het water). Investeer niet in nieuwkomers maar besteed je geld aan je huidige inwoners in de regio. Houd wonen aantrekkelijk en stem af op de vraag en pas je huidige aanbod kwalitatief aan". 2. de essentie van de woonvisie is:
300
•
dat de regio zal moeten inzetten op verbeteren van kwaliteit en het investeren in toekomstbestendige woonvoorzieningen en dat vooral herstructureren voor Roermond betekent;
•
dat de afgelopen periode voor Roermond nog sprake was van een gering geboorteoverschot (in regio niet meer) en dat scenario's aangeven dat er flinke ontgroening en vergrijzing zal plaatsvinden;
•
dat de behoefte aan woningen groeit alleen nog omdat het aantal huishoudens stijgt door gezinsverdunning en immigratie van buitenlandse werknemers;
•
dat de planvoorraad in Roermond puur kwantitatief hoger is dan de behoefte;
3. de vraag gesteld kan worden of de analyse gebaseerd is op afdoende onderliggend onderzoek: •
de analyse is namelijk vooral gebaseerd op ETIL bevolkings- en huishoudensprognoses; dit is een beleidsarme prognose en dat maakt de analyse kwetsbaar;
•
het is te gemakkelijk om te concluderen dat hier bewust voor wordt gekozen omdat het lastig is met veel invloeden rekening te houden, want juist wonen en woonwensen worden sterk mede beïnvloed door economische en sociaal maatschappelijke ontwikkelingen;
•
over de voorspellende waarde van ETIL bestaat twijfel; zie conclusie op pag. 23 dat het rekenmodel CBS/PBL een trendbreuk voorspelt waardoor de regio een krimpregio wordt;
•
de kracht en voorspellende waarde van de analyse maakt nogal wat uit voor de opgave van de toekomst en de analyse-instrumenten spreken elkaar tegen;
•
daarnaast wordt het woningmarktonderzoek van 2008 (Companen) gebruikt ter onderbouwing van de conclusies. Juist op het gebied van waardering van de ouderenzorg in intramurale setting en de wens van veel ouderen vooral langer te verblijven in de eigen sociale omgeving, zijn de laatste jaren dramatisch snelle veranderingen opgetreden. Het is maar zeer de vraag of het woningmarktonderzoek 2008 daarvoor afdoende valide basismateriaal kan zijn;
•
kortom: er is twijfel of het onderliggende materiaal voldoende is voor de beleidskeuzes van nu.
4. er wat ontbreekt: •
Wanneer het basismateriaal kwetsbaar is moeten we verder analyseren.
•
De kwetsbaarheid van het basismateriaal klemt juist omdat de komende periode cruciaal is. Het moment van de huishoudentop wordt genaderd, krimpscenario's worden hoe dan ook genaderd (of zijn er al), en daarnaast is er een contingent op korte termijn geplande woningen die niet meer beinvloedbaar zijn, de planvoorraad lijkt op zich kwantitatief al te hoog te zijn (of dat dan kwalitatief passend is, is maar de vraag).
•
Kortom: de correctietijd en de correctieruimte ontbreekt (krimp komt er aan en huishoudentop wordt meer en meer benaderd, en er is al een leegstand die twee maal zo hoog is als gezond zou zijn) dan dienen we extra kritisch te zijn op het materiaal dat aan de beleidskeuze ten grondslag ligt. Twijfel daaraan pleit juist voor nader onderzoek. Daar komt nog bij de conclusie in hoofdstuk 5.1: de planvoorraad overstijgt het benodigde aantal woningen tot aan de huishoudentop. Kwantitatief past hier dus reductie waar mogelijk, maar daarbij zullen we dan ook nog de match moeten maken met wat kwalitatief voor de verschillende doelgroepen noodzakelijk is.
5.
bovendien ook nog: •
duurzaamheid wordt benoemd, en ook een provinciaal speerpunt is, maar niet verder wordt uitgewerkt (zaak van lokaal beleid dus);
•
duurzaamheid niet alleen wordt uitgedrukt in bouwtechnische kwaliteit en consequenties maar ook in levensloopbestendig bouwen;
verzoekt het college: 1. de woonvisïe als richtinggevend document voor verdere operationalisering te beschouwen; 2. te onderkennen dat deze operationalisering cruciaal wordt, juist vanwege de ontbrekende correctietijd en het gegeven dat de planvoorraad in elk geval kwantitatief te groot is, en niet per se kwalitatief passend; 3. het cruciale karakter van de operationalisering van beleid in te zetten op de volgende lijnen:
301
a. verdere analyse van gegevens specifiek voor Roermond en daarbij gebruikmakend van de cijfers en factoren die het CBS/PBL benoemt; b. kwantitatief ingrijpen op de planvoorraad (te zoeken naar maximale beïnvloedingsmogelijkheden); c. een kwalitatieve match maken gebaseerd op specifieke gegevens (analyse); d. gericht aandacht voor doelgroep ouderen, starters en mensen met een zorgbehoefte; e. flankerend beleid inzetten op verhogen van leefbaarheid en veiligheid om wonen in de stad aantrekkelijk te houden (voorkomen migratie en verdeling van immigratie); f.
extra beleid in te zetten op leegstand (die al twee maal zo groot als verstandig is, leegstand is een opmaat voor verloedering en sociale problematiek);
g. specifiek beleid op duurzaamheid richten, enerzijds vormgeven in levensloopbestendig bouwen, anderzijds in bouwtechnische zaken; h. effecten van flankerend beleid (e en f) jaarlijks monitoren en rapporteren en waar mogelijk het beleid vervolgens elke keer richten en bijstellen.”
Mevrouw Beeren-Adriaans: Mijnheer de voorzitter. Op pagina 13 van het rapport staat letterlijk: “Op basis van de aanname dat er een sterke migratie in de grote steden en universiteitssteden zal gaan optreden…” U spreekt er dus zelf over, en ik heb het alleen maar aangehaald, dat jongeren wegtrekken. Wij stemmen in met de motie. Mevrouw Pilz-van Elven: Mijnheer de voorzitter. Onze fractie wil nog even overleggen over de motie. De heer Coenen: Mijnheer de voorzitter. Wij kunnen op allerlei manieren de grondslagen van de cijfers blijven bediscussiëren, maar het enige wat wij willen bereiken is dat eens wordt nagegaan, al is het maar intern, wat de realiteit is van deze cijfers voor wie wij bouwen en wat de effecten daarvan zijn. Ik snap dat de belangen groot zijn tussen de stad en de plattelandsgemeenten, maar ook tussen de woningcorporaties en de markt. Ik mis de provinciale woonvisie voor Midden-Limburg en ik meen van wethouder Van Rey te hebben gehoord dat ook hij van mening is dat het goed zou zijn wanneer de provincie zich hiermee wat sterker zou bemoeien. Over de leegstandscijfers ga ik het in deze tweede termijn niet meer hebben, maar ik moet in dit verband wel even denken aan het artikeltje van de Sjtraotvaeger. Streetwise als u bent, hebt u in dat artikeltje iets over kleine fractie gezegd. Wij hebben ooit gezegd dat wij te veel appartementen bouwen en helaas is dat bewaarheid geworden. Dat vind ik heel sneu. Overigens gaat het mij daar nu even niet om. Wat ik wel graag zou willen weten is of wij hier met z’n allen alleen maar mogen discussiëren over cijfers die geënt zijn op groei, of dat we ook mogen discussiëren over een mogelijk iets minder scenario, zodat we goed beslagen ten ijs komen als helaas blijkt dat ook wij daaraan niet ontkomen. In een artikel in Binnenlands Bestuur heeft een mevrouw van een planbureau voor de leefomgeving gemeenten die met krimp te maken krijgen opgeroepen te reageren op de scriptie waarop zij aan de universiteit van Nijmegen gaat promoveren. Ik hoop dat ook wij daarop een reactie gaan geven, want wij worden hierop als een van de zes anticipeer-regio’s aangesproken en zij heeft daar bepaalde ideeën over. Vooralsnog blijf ik achter de motie staan, omdat daarin beoogd wordt op basis van reële cijfers een echte samenwerking, die er broos is, in stand te houden en elkaar daarin niet tegen te werken. Ik verwijs naar de kansen die er zijn in de GOML. Daarbij mogen wij niet alleen ‘rupsje nooit genoeg’ zijn en anderen tekort te doen. We zullen er samen aan moeten werken om deze regio sterk naar voren te laten komen, en soms zal dat ook moeten gebeuren door het inschikken in andere plannen. Als raadsleden zien wij daar nog te weinig van. Soms moet ik er dingen over in de krant lezen en dan denk ik: ja, het is weer zo ver. Ik zou graag zien dat we binnenkort eens met elkaar gaan praten, desnoods in de commissie, over de vraag hoe de provincie aankijkt tegen de woonvisie voor Midden-Limburg, het liefst natuurlijk inclusief Weert, maar ik zie al dat Weert daarin zijn eigen afwegingen maakt. Weert richt zijn ogen vooral op de migratie in de
302
richting van Eindhoven en denkt later met krimp te maken krijgen, maar heeft bij de visitatie door de commissie-Deetman ook gezegd dat het de ogen niet wil sluiten voor krimp. Ik ben benieuwd hoe zij dat ziet en hoe wij het zien. Daar gaat het mij in feite om. De heer Öztürk: Mijnheer de voorzitter. Wij gaan akkoord met het voorstel. Onze vragen zijn afdoende beantwoord. De motie voegt naar onze mening niets toe aan de visie en die zullen wij dan ook niet steunen. De heer Moison: Mag ik u ook eens vragen welke argumenten u daaraan ten grondslag legt? De voorzitter: Nee, u hebt uw tweede termijn gehad. De heer Hutjens: Mijnheer de voorzitter. In de motie wordt Gert-Jan Hospers aangehaald, maar die heeft wat anders gezegd dan in deze motie staat. Wat hij heeft gezegd is dat Nederland vergrijst, minder kinderen krijgt, en dat in sommige regio’s dus sprake is van een krimpende bevolking, dat Limburg, Zeeland en Groningen al te maken hebben met bevolkingsdaling en dat dat vanaf 2025 ook zal gelden voor Overijssel en Noord-Brabant. Over die bevolkingsafname wordt nogal gesomberd, maar Gert-Jan Hospers, bijzonder hoogleraar aan de Radboud Universiteit Nijmegen ziet juist kansen. Wees creatief met krimp, is de boodschap van zijn vandaag verschenen boek ‘Krimp’. Hij zegt: “Weg met het dorpisme. Krimp heeft aantrekkelijke kanten. Er komt bijvoorbeeld meer woonruimte vrij en, ja, er komen ook winkels en kantoren leeg te staan en scholen, theaters en zwembaden moeten sluiten, maar dat hoeft niet te leiden tot het ontstaan van een ghost town.” Hij behandelt de vier B’s van het krimpbeleid: bagatelliseren, bestrijden, begeleiden en benutten, en concludeert dat begeleiden de beste optie is. “Bovendien moeten de gemeenten over hun grenzen heen kijken en op regionale schaal denken als het gaat om nieuwbouw en voorzieningen. Creatieve maatregelen, zoals het terugkeren van de SRV en andere mobiele dienstverleners, kunnen eventueel helpen. In een klein land als Nederland hoeft krimp helmaal geen probleem te zijn, maar dan moeten bewoners en bestuurders wel bereid zijn om hun blik te verruimen. Weg met het dorpisme en de kerktorenpolitiek.” De heer Moison: Ik ben blij dat u dat gelezen hebt… De voorzitter: Nee, geen vragen meer. Ik begrijp dat u bij wijze van spreken bovenop de heer Hutjens wilt kruipen om aan te geven dat u dat ook hebt gezegd, maar dat hebben we allemaal al gehoord. De heer Hutjens: Daarnaast wordt in de motie beweerd dat ETIL beleidsarme prognoses maakt en dat daardoor de analyse kwetsbaar wordt. Naar mijn gevoel is het ETIL gewoon een organisatie van deskundigen, die zich op basis van hun deskundigheid wagen aan een voorspelling, en dat zegt in ieder geval meer dan een voorspelling die gebaseerd is op uitspraken van nietdeskundigen. Verder wordt in de motie ook verwezen naar cijfers van CBS/PBL. Onlangs heb ik in een stukje van het CBS over het indelen van gemeenten in vijf categorieën gelezen dat Roermond waarschijnlijk helemaal geen daling zal kennen. Ik ben benieuwd naar de reactie daarop. De voorzitter: U hoeft niet benieuwd te zijn, want we hebben de tweede ronde gehad. De heer Moison: De tweede ronde is een discussieronde! De voorzitter: We hebben de tweede ronde gehad en gaan over tot stemming. Zo simpel liggen die zaken, maar voordat we dat doen, krijgt de wethouder natuurlijk nog het woord. De heer Coenen heeft de wethouder uitgenodigd in de commissie nog een keer verder te discussiëren en dat lijkt me de juiste plaats om over dit soort dingen te praten.
303
Wethouder Van Rey: Mijnheer de voorzitter. De heer Moison zei zich te hebben voorbereid op een fair debat. Het probleem met de heer Moison is echter dat hij, als hij wordt bestreden, altijd zegt dat de ander overspannen reageert of oogkleppen op heeft. Dat ik met enige emotie heb gereageerd, komt omdat er onjuistheden worden verteld en veel te negatief over deze stad wordt geoordeeld, terwijl we er juist trots op zouden moeten zijn dat de ETIL-cijfers zo geweldig positief voor onze stad uitvallen. In tweede termijn herhaal ik aan het adres van de heer Moison nog maar eens dat wij in de planvoorraad hebben gesneden en dat er de komende vier jaar dus een aantal woningen doorgehaald zullen worden. Met het citaat dat mevrouw Beeren aanhaalde deed zij het voorkomen alsof dat de woorden waren van dit college, maar het is de uitleg van het CBS en die stemt naar onze mening niet overeen met de werkelijkheid. De provinciale woonvisie zal in januari/februari worden behandeld in provinciale staten. Die woonvisie is opgebouwd uit alle regionale woonvisies. In de commissie heb ik de vorige keer gezegd het jammer te vinden dat we geen sanctiemogelijkheden hebben. We spreken het af met vijf gemeenten, wat op zichzelf al uniek is, maar als een gemeente zich er niet aan houdt, bestaan er geen sanctiemogelijkheden. Als wij iets zouden doen wat hiervan afwijkt, kan Leudal, Maasgouw, Roerdalen of Echt-Susteren wel zeggen dat we dat niet hadden moeten doen, maar that’s it. Daarover zou ik in de nieuwe statenperiode graag afspraken willen maken, zowel van ons uit als van hen uit. Op het gebied van bevolkingsprognoses heeft Nederland een heel goede naam in de wereld. Het is logisch dat de woningbouwplanning op die prognoses wordt afgestemd; dat is in de afgelopen twaalf jaar niet alleen in Roermond, maar ook overal elders gedaan. De term ‘liberaal’ is een aantal keren gevallen in deze discussie. In landen die niet zo’n planning hebben zie je meer eigen-woningbezit dan in Nederland. Het artikel uit Binnenlands Bestuur waarnaar de heer Coenen verwees ken ik niet, maar het lijkt me beter daarop een ambtelijke dan een bestuurlijke reactie te geven, want aan een politieke reactie heeft die mevrouw niet zoveel. Ik zal het er met onze beleidsmedewerker over hebben. Mochten er zaken in staan die niet overeenkomen, dan zullen wij er ambtelijk op reageren. Jammer vind ik dat de heer Coenen in het kader van de GOML ‘rupsje nooit genoeg’ ten tonele heeft gevoerd. Dit is namelijk een gezamenlijk stuk, dat ook door alle andere gemeenten wordt gedragen. Wij kunnen ons dus nooit gedragen als ‘rupsje nooit genoeg’, omdat hierover in onderling overleg goede afspraken zijn gemaakt. Ik had gehoopt dat wij vanavond bloemen zouden krijgen voor het feit dat deze nota door onze eigen ambtenaren in de vijf gemeenten is opgesteld, zonder dat er een extern bureau aan te pas is gekomen. Ik stap over op de motie. De overweging ten aanzien van Oolder Veste is onjuist. Oolder veste is in de eerste plaats gericht geweest op de lokale en regionale bevolking, maar door het unieke concept en de beeldkwaliteit is het zelfs voor mensen in de regio Eindhoven, en nog verder, zo aantrekkelijk geworden dat zij hier komen wonen. Wat onder ‘essentie van de woonvisie’ in de motie is geformuleerd komt een fout voor. Voor Roermond is de groei de laatste jaren namelijk juist bepaald door de positieve binnenlandse migratie. Op de ETIL-prognoses meen ik voldoende te zijn ingegaan. Inmiddels kan ik het geheugen van de heer Moison ook wat opfrissen. Ik heb het verslag van de commissievergadering van 29 november 2006 voor me liggen en daaruit blijkt dat ook de heer Moison daarin aanwezig was. In die vergadering heeft hij zelfs aangegeven dat de cijfers van het ETIL als hamerstuk konden worden behandeld. Over een fair debat gesproken! De motie die is ingediend staat vol onjuistheden, verkeerde uitgangspunten en tegenstrijdigheden. Zo wordt er onder andere op aangedrongen in het beleid rekening te houden met het feit dat ouderen langer in hun eigen woning willen wonen, terwijl dat juist een van de pijlers is van dit beleid, reden waarom er ook meer levensloopbestendige woningen moeten komen. De heer Moison bestrijdt dat, maar vraagt er wel om. In het woningmarktonderzoek van 2008 is expliciet
304
rekening gehouden met de wensen van de ouderen en daaruit is voortgevloeid dat wonen op of aan het water zeer aantrekkelijk wordt gevonden. Het is wel aan mensen uit deze regio gevraagd, maar we weten dat ook mensen in de rest van Nederland naar Roermond kijken en benieuwd zijn hoe deze ontwikkeling verder gestalte zal krijgen. De heer Moison: Ik wil nu toch graag even reageren. Ik heb mijn motie gebaseerd op de voorliggende nota en als de wethouder nu zegt dat de motie vol onwaarheden staat, komen die uit deze nota. Ik betwijfel ook of alles wat in deze nota beschreven is de waarheid is. Wethouder Van Rey: Het raadsvoorstel is door het college ingediend en als u twijfelt aan het waarheidsgehalte daarvan moet u het college wegsturen. Dit stuk wordt bovendien gedeeld door de vijf colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten die wij gemakshalve aanduiden als de gemeenten ten oosten van de Maas, zij het dat Leudal voor een groot deel ten westen van de Maas is gelegen. Deze nota is gebaseerd op cijfers van gerenommeerde bureaus, zoals het ETIL, en wij zijn zo eerlijk geweest om de cijfers van het CBS, die afwijkend zijn, daarin mee te nemen en te becommentariëren. Als u desondanks twijfelt aan het waarheidsgehalte, is dat een belediging, niet alleen voor de colleges – daar moeten bestuurders tegen kunnen –, maar vooral voor alle ambtenaren van de gemeenten die hiermee meer dan een jaar bezig zijn geweest. Ik nodig u graag uit in dit dualistische systeem met een eigen voorstel te komen en daarin eens uit te leggen waarop deze beweringen gestoeld zijn. Het is veel te makkelijk om zomaar te roepen dat het niet deugt. De heer Moison: In de motie heb ik voorgesteld aan de hand van de cijfers van ETIL, CBS en PBL jaarlijks na te gaan of er een trendbreuk plaatsvindt ten aanzien van deze visie. Dat advies geef ik u graag mee, want op dit moment gaat het op de markt verschrikkelijk. Ik heb een aantal makelaars/niet vrienden van u gesproken en die hebben mij verzekerd dat het op dit moment in Roermond heel erg snel gaat met de leegstand. Ik bied u dit signaal helemaal voor niets aan; doe er wat mee en overweeg nog eens of u uw cijfers niet jaarlijks wilt toetsen, zoals de motie vraagt. De heer Hutjens: Over welke makelaars hebt u het nu? De heer Moison: Niet-vrienden-makelaars. Wethouder Van Rey: Alle makelaars in deze stad zijn bevriend met dit college en ik praat met velen van hen. U zet Roermond nu weer negatief weg, terwijl ik al vijf keer heb uitgelegd dat de leegstand bij tweekappers en vrijstaande grondgebonden woningen in Roermond de helft is van het Limburgs gemiddelde. Met iemand die zo koppig is als de heer Moison – hij is weer terug in de raad na vier jaar afwezigheid – komen we geen snars verder. Wat heeft de burger aan dergelijke opmerkingen!? Ik beëindig nu mijn beantwoording. De heer Moison: Voorzitter… De voorzitter: Ja, er is een suggestieve opmerking gemaakt die we niet kunnen aanvaarden. Hebt u nog een slotopmerking? De heer Moison: Nee, ik kan maar beter mijn mond houden. De voorzitter: Oké. De laatste opmerking was erg suggestief, en dat kan niet. Aan de orde is thans de besluitvorming, allereerst over het voorstel van het college van burgemeester en wethouders.
305
De heer Moison: Ik wil graag een stemverklaring afleggen, voorzitter. In de motie heb ik aangegeven dat ik de woonvisie als sturingsinstrument wil aanmerken voor de toekomst, maar dat er een aantal voorzichtigheden in meegenomen moeten worden. Dat signaal heb ik willen afgeven, maar dat wil niet zeggen dat ik tegen deze woonvisie ben… Wethouder Van Rey: Maar u zei zojuist dat ze in strijd is met de waarheid! De heer Moison: Het zijn prognoses en prognoses zijn geen waarheden. Op hoofdlijnen kan ik instemmen met de woonvisie, maar ik heb er wel een signaal bij willen afgeven. Ik zal nu volmondig met de woonvisie instemmen. De heer Puper: Voor mijn oriëntatie een vraag, voorzitter… De voorzitter: Nee, er zijn alleen stemverklaringen aan de orde. Ik geef niet de gelegenheid om opnieuw vragen te gaan stellen. De heer Boots: Mijnheer de voorzitter. Burger Belangen Roermond heeft niet aan deze discussie deelgenomen, en dat was ook niet nodig, want blijkens de groene flap hadden maar drie partijen, GroenLinks, SP en SPR, getekend voor bespreking van dit voorstel in de raad en verder niemand. Ik snap dan ook helemaal niet waar deze discussie vanavond over gaat. Eerder heb ik GroenLinks in de persoon van de heer Moison al eens het gratis advies gegeven om niet zulke uitgebreide moties op te stellen. Er zitten dan namelijk altijd wel één of twee puntjes in die de een of andere fractie niet welgevallig zijn, en dat blijkt nu ook weer. Wij stemmen tegen de motie. De voorzitter: Aan de orde is nu niet de motie, maar het voorstel. De heer Coenen: Mijnheer de voorzitter. Consistent en consequent hebben we het eerder gehad over krimp. Ook wij willen duidelijkheid hebben over eventuele andere scenario’s. Er wordt hier nu op een bepaalde manier vanuit bepaalde… De voorzitter: Geen derde ronde! De heer Coenen: … basisvoorwaarden geredeneerd en wij zien die ietwat genuanceerder. Ik heb daar antwoord op gekregen en zal nu met de woonvisie meegaan, maar de motie geeft ook mijn opvattingen weer en gaat dus ook onze fractie aan. De voorzitter: Alvorens tot besluitvorming over te gaan wil ik aan het adres van de heer Boots nog het volgende opmerken. Als tussen de commissie- en de raadsvergadering nog een heleboel antwoorden gegeven, bijvoorbeeld aan de heer Pleyte, en ook nog een motie van twee A4’tjes aan de raadsleden wordt toegestuurd, kan ik me voorstellen dat in de raadsvergadering meer sprekers het woord willen voeren dan in de commissievergadering was opgegeven. De heer Boots: Ik kan me van alles voorstellen, ik signaleer alleen dat dit een herhaling is van de commissievergadering. Het voorstel van het college van burgemeester en wethouders wordt bij handopsteken in stemming gebracht en met de stemmen van de SP-fractie tegen aanvaard. De motie van GroenLinks en Stadspartij Roermond wordt bij handopsteken in stemming gebracht en met de stemmen van de fracties van GroenLinks, Stadspartij Roermond en SP vóór verworpen.
306
De voorzitter: Voordat ik het volgende agendapunt aan de orde stel, wil ik de vergadering even schorsen voor een koffiepauze en een kort overleg met de griffie (19.34 uur). De heer Guffens: Mijnheer de voorzitter. Omdat er later nog twee zeer uitgebreide moties door GroenLinks zullen worden ingediend, geef ik u in overweging die tijdens de schorsing voor te lezen. De voorzitter: Ik zal iemand van de publieke tribune uitnodigen om dat tijdens de schorsing te doen. Ik schors thans de vergadering (19.34 uur). Schorsing De voorzitter: Ik heropen de vergadering (19.45 uur). Dames en heren. Aan de beraadslagingen en de besluitvorming over de agendapunten 13 en 14 zal niet worden deelgenomen door de heer Boots, omdat hij zich eerder als wethouder actief met deze voorstellen heeft beziggehouden. 13. Voorstel van het college om in te stemmen met het voorstel inzake vaststelling uitvoeringsnota sportaccommodaties 2010 (raadsvoorstel nr. 2010/089/1). Mevrouw Faber-Doornebosch: Mijnheer de voorzitter. Even voor een goed begrip: kan ik nu ook al ingaan op de motie die door GroenLinks nog moet worden ingediend? De voorzitter: Het is gebruikelijk te wachten totdat de motie is ingediend. U zou bijvoorbeeld zulke sterke argumenten kunnen aanvoeren, dat de heer Moison zou kunnen besluiten de motie maar te laten zitten. Mevrouw Faber-Doornebosch: Is het dan niet verstandiger om, net zoals zojuist, eerst de heer Moison het woord te geven? De voorzitter: Nee, ik wil graag bij de heer Moison eindigen! Je hoeft er overigens niets achter te zoeken, Cees, want het komt toevallig zo uit! Mevrouw Faber-Doornebosch: Mijnheer de voorzitter. Het huidige sportaccommodatiebeleid van onze gemeente is versnipperd en kent grote verschillen, zoals ik ook al in de commissievergadering heb aangegeven. Daarom is het goed dat in deze uitvoeringsnota de verantwoordelijkheden van en over sportaccommodaties worden beschreven. Als kerntaak van de gemeente is opgenomen het in stand houden van de basisvoorzieningen sportaccommodaties. Op deze wijze neemt de gemeente haar verantwoordelijkheid in de zorg voor groot onderhoud en renovatie van sportaccommodaties. Sportverenigingen kunnen zich dan concentreren op het verzorgen van een goed sportaanbod. Dit schept duidelijkheid. Duidelijk is ook dat de toekomstige financiële situatie het noodzakelijk maakt meer aandacht te schenken aan de relatie tussen kostprijs en tarieven. We moeten doelmatiger met gelden omgaan. De Roermondse tarieven zijn op dit moment erg laag, vergeleken met de ons omliggende gemeenten. Helaas ontkomen we er daarom niet aan dat de tarieven zullen moeten stijgen. Als compensatie voor de huurverhogingen wordt de subsidie voor jeugdleden in deze nota naar boven bijgesteld. Dit zorgt er onder andere voor dat het sporten in Roermond laagdrempelig kan blijven. De motie spreekt ook over de kerntakendiscussie. Ik zal daarop in tweede termijn ingaan, als de motie door de heer Moison is ingediend. Op voorhand wil ik echter wel opmerken dat, gezien het belang dat wij allen in deze raad aan sport hechten, in de komende kerntakendiscussie de verschillende belangen goed zullen moeten worden afgewogen. De PvdA vindt het in ieder geval belangrijk dat sporten laagdrempelig en voor iedereen bereikbaar blijft.
307
Bij de reductie van de sportparken, zoals beschreven in de nota, zal naar onze mening rekening moeten worden gehouden met de leefbaarheid en sociale samenhangen binnen de wijken en kernen. In de commissievergadering heb ik al aangegeven dat de PvdA het heel belangrijk vindt om, als het enigszins mogelijk is, het sporten zo dicht mogelijk bij huis te houden. Belangrijk is ook dat gekeken wordt naar draagvlak binnen de verenigingen. De nota spreekt over de noodzaak tot samenwerken en daar zijn wij voorstander van, maar het mag er niet toe leiden dat verenigingen tegen heug en meug met elkaar moeten gaan samenwerken. In de commissie heeft de wethouder overigens al verzekerd dat in dat opzicht het mes niet op tafel zal worden gelegd en dat de verenigingen er in alle vrijheid naar kunnen kijken. In dat proces mag van de verenigingen onzes inziens wel een constructieve bijdrage worden verwacht, maar daar hebben wij alle vertrouwen in. De voorzitter: Graag wijs ik er even op dat twee vergaderingen geleden een door de VVD ingediende motie is aangenomen die al een beetje sturing gaf aan het gefaseerd invoeren van een en ander. Door uw eigen besluit van twee maanden geleden wordt u dus al een beetje op uw wenken bediend. De heer Guffens: Mijnheer de voorzitter. Uw voorstel inzake de uitvoeringsnota sportaccommodaties 2010 vloeit voort uit het visiedocument sportaccommodaties, een document dat vele malen terug naar de tekentafel is gezonden voordat het uiteindelijk door de vorige raad op 24 september 2009 werd vastgesteld. In het huidige coalitieprogramma hebben we afgesproken dat de uitvoeringsnota sportaccommodaties wordt herijkt binnen het huidige financiële perspectief en na overleg met de sportraad en sportverenigingen. Daarnaast is geformuleerd dat een goede spreiding van sportaccommodaties belangrijk is. In de afgelopen maanden is voortvarend aan het voorstel gewerkt en vanavond nemen we er met z’n allen een besluit over, een uitvoeringsbesluit dat ons inziens eigenlijk bij het college thuishoort. Wij danken het college dan ook voor het feit dat het de raad in de gelegenheid stelt hierover een besluit te nemen. In de vergadering van de commissie AZ van september 2009 heeft het CDA ingestemd met het visiedocument, waarbij werd opgemerkt dat er bij de behandeling van de uitvoeringsnota op zou worden teruggekomen. Ook in het coalitieakkoord staat dat bij de uitvoeringsnota een herijking van de sportaccommodatienota binnen het huidige financiële perspectief en na overleg met sportraad en verenigingen dient plaats te vinden. Welnu, vanavond staan wij hier voor. Het CDA hecht eraan dat sport laagdrempelig is, dat de breedtesport alle lagen bereikt en dat er een goed spreidingsbeleid is. Sportaccommodaties dienen bereikbaar te zijn, want ze hebben niet alleen een sportieve functie, maar ook een maatschappelijke en sociale functie. Mensen beleven aan sport veel plezier, actief of passief. Sport verbroedert, verbetert de leefbaarheid, vergroot de participatie van burgers, heft sociale en maatschappelijke verschillen op, bijvoorbeeld via contacten tussen culturen, en gaat overlast tegen. Kortom, sport heeft het. Wat wij in deze uitvoeringsnota wel missen, althans woordelijk, is de koppeling met het visiedocument basisvoorzieningen in de wijken. De hierin genoemde basisvoorzieningen zijn van groot belang voor wijken, kernen en dorpen van onze stad. Lastig is het om het aantal sportaccommodaties terug te dringen. Het CDA stelt een vrijwillig, gezamenlijk gebruik van accommodaties voorop. Gedwongen huwelijken/fusies zijn niet gewenst. Voor het CDA is het streven naar minder accommodaties geen doel op zichzelf. Wij vinden het van belang dat we naar betaalbare sportvoorzieningen gaan die voldoen aan de vraag en de behoefte van onze medeburgers. Motie 10M10, zoals door de VVD ingediend en volgens mij unaniem aangenomen, is wat ons betreft duidelijk. De motie gaat over sportaccommodaties en is dus niet alleen van toepassing op voetbalaccommodaties.
308
De inspraak van verenigingen en sportraad heeft veel reacties opgeleverd. Het college meent dat het overgrote deel van die reacties geen aanleiding geeft om de nota te wijzigen. In hoeverre worden reacties van de verenigingen nog meegenomen in de daadwerkelijke uitvoering? Een aantal inhoudelijke aandachtspunten. Voor ons zit in de nota nog een onduidelijkheid voor wat betreft de binnensport. Voor wedstrijden wordt een dubbel tarief gerekend. Waarom moeten verenigingen meer huur betalen als zij wedstrijden spelen en waar zit dan het inhoudelijke verschil? Waarom moet voor bijvoorbeeld wedstrijden in de Roerdomp op zaterdagmiddag een dubbel tarief worden betaald, terwijl dat bij de buitensport voor zover wij weten niet het geval is? De heer Franssen: Mijnheer de voorzitter. De uitvoeringsnota sportaccommodaties 2010 heeft een flink traject doorlopen tot het moment waarop ze ter behandeling aan ons kon worden voorgelegd. Ik hecht er dan ook aan kort nog even aan dat traject te refereren. Het visiedocument sportaccommodaties is vastgesteld in september 2009 en het college heeft vervolgens een besluit genomen over de uitvoeringsnota, die ter inzage heeft gelegen, er zijn infoavonden geweest voor inhoudelijke informatieverstrekking aan de betrokken sportverenigingen, er is overleg geweest met de Stichting Sportraad, zelfs twee keer, en er is inspraak geweest die tot een aantal reacties heeft geleid. In de begrotingsvergadering van 11 november jl. heeft de VVD-fractie naar aanleiding van de stand van zaken op dat moment een tweetal moties ingediend, een over de lastenverzwaring voor de sportverenigingen en een over het belonen van krachtenbundeling door sportverengingen. Beide moties werden met algemene stemmen aanvaard. Het college is aan de slag gegaan om die moties in de uitvoeringsnota te verwerken en vervolgens is het tweede overleg met de sportraad geweest. Zoals we op 24 november op het Sprekersplein hebben kunnen horen, heeft de voorzitter, de heer Niesten, een positieve balans geschetst en gewag gemaakt van een gunstige ontwikkeling van de stand van zaken. Op 30 november is een en ander uitvoerig behandeld in de commissie Ruimte. De VVD is van mening dat het stuk zoals het nu voorligt recht doet aan de belangrijke plek die de sport inneemt in onze samenleving. Het belang daarvan komt daarnaast tot uiting in het kader van de volksgezondheid, want sporten en bewegen maakt en houdt immers gezond. De uitvoeringsnota geeft aan hoe de gemeente de komende jaren wil omgaan met sport en al haar beoefenaars. Door het implementeren van de moties van de VVD zijn een aantal zaken concreet veranderd. De gemeentelijke sporttarieven worden vanaf 2012 om de twee jaar met 5% verhoogd in plaats van, zoals aanvankelijk was voorgesteld, met 10% vanaf 2012, oplopend tot 25% in 2018. Er is een huurtarief bijgekomen voor het eerste veld, wat wij in ieder geval rechtmatig vinden. Ook de wijze waarop het wordt ingevoerd is rechtmatig, namelijk niet in één keer, maar ook weer getrapt vanaf 2012, met iedere twee jaar 10% erbij. Ook het invoeren van een differentiatie voor natuur- en kunstgras komt naar onze mening op een goede wijze in de nota tot uitdrukking. Kunstgras biedt nu eenmaal bredere mogelijkheden en ruimere uren voor beoefening dan natuurgras. Als toetje op de zalm wordt het cumulatieve effect van deze verhogingen teniet gedaan door de subsidies voor Roermondse jeugdleden die sporten vanaf 2012 flink op te voeren. Daarmee willen wij het college graag complimenteren, want het is in onze beleving het sluitstuk van de invloeden van de moties op deze nota. Zoals gezegd, kunnen wij het college voor de voorliggende nota alleen maar een groot compliment maken, kijkend naar het lange traject en de vele uren die er ongetwijfeld aan zijn besteed. Tenslotte wil ik nog even vooruit kijken naar de motie die al dan niet zal worden ingediend. Wij hebben de motie gisteravond ontvangen en ik heb haar pas gisteravond laat kunnen lezen. Wij hebben de motie niet in de fractie kunnen bespreken en daarom wacht ik de verdere woordvoering in eerste termijn even af. Als wij het nodig achten, zullen wij eventueel een schorsing aanvragen om de motie alsnog in de fractie te kunnen bespreken.
309
De heer Coenen: Mijnheer de voorzitter. In mijn woordvoering zal ik proberen niet in herhalingen te vervallen. Ik stip slechts kort aan wat reeds door anderen naar voren is gebracht. Eerder is het visiedocument aangenomen en nu ligt de uitvoeringsnota voor. Eigenlijk is een uitvoeringsnota aan het college – in de vorige raadsvergadering hebben we het daar ook over gehad –, maar we kunnen wel proberen accenten mee te geven. Sport is inderdaad belangrijk voor de gezondheid, maar ook voor allerlei andere zaken en moet liefst solidair voor iedereen toegankelijk en bereikbaar zijn. Wij staan voor een kerntakendiscussie en tijdens de begrotingsbehandeling hebben wij twee moties aangenomen waarmee een aantal zaken verzacht worden. Door de CDA-fractie is ervoor gepleit een aantal reacties van verenigingen alsnog mee te nemen. Over het dubbel tarief dat wordt gehanteerd bij wedstrijden heb ik mij in de afgelopen tijd door deze en gene laten informeren en mijn vraag is of het juist is dat dubbel moet worden betaald omdat zowel aan de desbetreffende sportbond als aan de gemeente moet worden betaald. Als er inderdaad een verschil is tussen binnen- en buitensport, zal dat wat ons betreft in ieder geval zo gering mogelijk moeten zijn. Op de woorden van de heer Moison ga ik niet vooruit lopen. Dee motie die hij gaat indienen is mede door mij ondertekend en datgene wat ik nu niet te berde breng zal nog door hem naar voren worden gebracht. Hier en daar heb ik soms een tegenstrijdigheid beluisterd. Zo heb ik horen zeggen dat samenwerking niet tegen heug en meug tot stand mag worden gebracht, geen verplicht huwelijk, maar aan de andere kant wordt wel gehoopt op een constructieve bijdrage. Wat mij benieuwt, is hoe wij eventueel kunnen bevorderen dat er schaalvoordelen worden behaald door verenigingen samen te laten werken. In de moties is er een voorzet voor gegeven, maar zijn er nog andere mogelijkheden om dat bevorderen en promoten? Verenigingen zouden daardoor kostenvoordelen kunnen behalen en bekend is dat het aantal bestuursleden/vrijwilligers soms tanende is. Kortom, op welke manier kunnen wij verder promoten dat bepaalde accommodaties en voorzieningen nog meer gedeeld gaan worden? Mevrouw Pilz-van Elven: Mijnheer de voorzitter. Dat sporten belangrijk is voor iedereen, onderschrijven wij natuurlijk ook, maar het moet ook betaalbaar blijven voor iedereen en dat missen wij in de vijf speerpunten die zijn geformuleerd. Er is een stevige nota uitgebracht, waaraan hard is gewerkt. Vanavond willen wij daarbij nog wat accenten plaatsen. Naar verluidt is de tafeltennisvereniging Destatec vóór het opstellen van de nota medegedeeld dat zij niet in de nota zou worden meegenomen. Het heeft de vereniging daarom onaangenaam verrast dat ze nu te horen krijgt dat ze de sporthal moet gaan,huren om zo € 5.000,- te verdienen. De vereniging heeft veel jeugdleden, behoort tot de vijf grootste van Limburg en doet veel aan zelfwerkzaamheid. Noodgedwongen beschikt ze over een eigen accommodatie en nu zou ze daaruit moeten voor trainings- en wedstrijduren, die helaas allemaal buiten de daluren vallen van de sporthal in Swalmen. Wij verzoeken het college na te gaan of het tekort aan uren waaraan deze sporthal lijdt op een andere manier kan worden ingevuld. Er zijn vrije uren, maar die zijn moeilijk in te vullen. Misschien kan een advertentie links en rechts mensen bereiken die die uren wel kunnen invullen. Hoe is het overigens gesteld met het verloop van het leerlingenaantal op het College waardoor de vermindering van uren ontstaan is? Wellicht zal het leerlingenaantal weer toenemen waardoor er weer meer uren in de sporthal komen. Wat ons betreft kan de vereniging Destatec niet op deze manier worden meegenomen in de uitvoeringsnota. Wij kunnen dat niet accepteren. In de subsidievoorwaarden voor Destatec is voorts bepaald dat zij geen aanspraak meer kan maken op investeringssubsidies. Aan de andere kant hebben wij echter gelezen dat bijvoorbeeld een tennisvereniging wel aanspraak kan maken op investeringssubsidies, terwijl zij toch ook een bepaald bedrag ontvangt. Wordt hier met twee maten gemeten, of moeten wij dat anders zien? De vierde voetbalaccommodatie voor Swalmen, Boukoul, Leeuwen en Asenray doet veel stof opwaaien. De desbetreffende verenigingen hebben inmiddels contact met elkaar gehad, maar
310
zien op dit moment nog geen aanleiding voor een dusdanige samenwerking dat het een oplossing zou kunnen bieden. Ieder van hen is kerngebonden en ziet dit ook als een belangrijke leefbaarheidscomponent van die kernen, en u weet: als er sterke gemeenschappen zijn, ontstaat er ook een sterke stad. Tussen Swalmen en Boukoul wordt wel reeds samengewerkt in de jeugdteams, en dat zijn toch de teams die de toekomst hebben. Daarmee komen ze tot goede resultaten, tot beider tevredenheid. Financieel is het goed gesteld met de clubs en zij hebben op dit moment daarom geen behoefte aan een verdere samenwerking te activeren. De voetbalvereniging Boukoul heeft in haar brief enkele aanbevelingen gedaan en wij zijn benieuwd naar de reactie hierop van het college. Wellicht zullen bij voortschrijdend inzicht – en dan denken we aan de jaren 2014 en verder, wanneer ontwikkelingen te verwachten zijn waarnaar op dit moment onderzoek wordt gedaan – andere beslissingen genomen moeten worden. Zeker is in ieder geval dat een voetbalvereniging dichtbij een kern moet staan, goed bereikbaar, vooral voor jeugdteams. Het zwembad De Bosberg, de parel in de groene oase, heeft nog altijd een zeer grote impact bij de bevolking en er zijn vele vrijwilligers. Overigens geldt voor alle verenigingen dat veel vrijwilligers zich daarvoor inzetten, wat eigenlijk tot waardering zou moeten leiden. Wij pleiten er daarom voor de ontwikkelingen te volgen en uit te gaan van een contractverlenging. Drakenrijk waar u over spreekt is voorlopig nog niet aan zet en zal overigens van een andere categorie zijn dan ons zwembad voor liefhebbers, gezinnen en jeugd. De jeugd heeft hier ook toezicht, zodat het op dat moment geen hangjongeren zijn, die inderdaad behoorlijk veel geld en energie kunnen kosten. Dat geldt overigens voor alle verenigingen in de stad. Ook bij ESZET bestaat een probleem met zwemuren in het binnenbad. Ze heeft daarmee al eens slechte ervaringen opgedaan en vraagt nu aandacht voor de bezetting van het zwembad, om ook voor haar een goede plek te kunnen garanderen. Over een eigen accommodatie beschikt ze niet; men is afhankelijk van de Roerdomp. Ook hiervoor vragen wij graag uw aandacht. De voorzitter: Ik heb u zojuist horen zeggen dat u met een bepaald onderdeel van het besluit niet kunt instemmen. Wilt u dat straks in een stemverklaring kenbaar maken, of bent u van plan daarover een amendement in te dienen? Mevrouw Pilz-van Elven: Een amendement zullen we er niet over indienen, we zullen een stemverklaring afleggen. De heer Heijnen: Mijnheer de voorzitter. Burger Belangen Roermond is van mening dat de voorliggende nota een goed beeld geeft van de in gang gezette lijn naar de toekomst, en daarvoor is een compliment op zijn plaats aan degenen die hebben meegewerkt aan de totstandkoming van deze nota. Burger Belangen Roermond pleit wel voor behoud van leefbaarheid in de kleine kernen. In de planning staat dat sportclubs samen moeten gaan om zodoende te komen tot minder gemeentelijke accommodaties. Naar de mening van Burger Belangen Roermond kunt u het beste overleg gaan voeren over samenwerking op het moment dat aanvoelt dat er nog sprake is van gezonde verenigingen. Wel bepleiten wij het servicepunt voor de watersport. Op de inspraakreacties is goed gereageerd. Afspraak is afspraak, laten wij ons daaraan houden, ook voor wat betreft de harmonisatie van de tarieven. Nieuwe initiatieven dienen altijd besproken te worden. Laten we geen samenvoeging opleggen, maar waar gevraagd wel ondersteunen door de gemeente. Maatwerk blijft mogelijk, d.w.z. dat verenigingen zelf kunnen aangeven wat men wil en kan doen. Wij zijn blij dat de problematiek van de btw nader zal worden onderzocht. Daaruit zal blijken wat verenigingen hiermee kunnen doen.
311
De Stichting Sportraad is het inhoudelijk met uw standpunt eens. Zij constateren geen beter alternatief te hebben en hun reactie komt overeen met het gestelde in de inspraakreactie van die raad. Burger Belangen Roermond steunt daarom dit voorstel en wenst het college bij voorbaat veel succes. De voorzitter: Na een lang ziekteproces hebben we voor het eerst weer een pleidooi kunnen aanhoren van de heer Heijnen, en dat doet mij goed. Het was fantastisch en duidelijk; mijn compliment. Mevrouw Van Beers: Mijnheer de voorzitter. Inhoudelijk is een hoop gezegd waarmee de SP het eens kan zijn: sport hoort dichtbij mensen en betaalbaar en bereikbaar te zijn. Er is echter naar onze mening één heel groot probleem met deze nota, en dat staat er zelfs in, namelijk dat na de kerntakendiscussie die wij over, pakweg, een half jaar gaan voeren, wel eens het een en ander zou kunnen veranderen. Wat wij ons nu afvragen, is of wij met het vaststellen van deze nota een claim leggen op die kerntakendiscussie, in die zin dat we verder niet meer aan de sportaccommodaties komen, welke pijnlijke beslissingen we verder ook moeten nemen, of dat wij hier eigenlijk voor niets zitten te praten, omdat later bij de kerntakendiscussie het hele beleid wel eens op de schop zou kunnen gaan. De raad zal zich dat onzes inziens goed moeten afvragen en zich de vraag moeten stellen of we deze uitvoeringsnota nu wel moeten vaststellen. Wij vinden dat het geen kwaad kan om een stuk waaraan zo lang gewerkt is om het tot dit punt te brengen, nog heel even aan de kant te zetten. Dat zien wij liever, dan later tot de ontdekking te moeten komen dat wij hiermee taken op ons hebben genomen die we misschien niet na kunnen komen en dat we alsnog sportclubs teleur moeten stellen. Van de andere fracties wil ik graag horen hoe zij daarover denken. De voorzitter: U stelt dus voor dit agendapunt aan te houden? Mevrouw Van Beers: Ja. De heer Moison: Mijnheer de voorzitter. Ik ben blij dat mevrouw Van Beers deze vraag heeft neergelegd, want ook wij hebben ons intern afgevraagd of het verstandig is nu een richtinggevend beleid vast te stellen met financiële consequenties, dat mogelijk zal worden bijgesteld, teruggedraaid of anders zal uitvallen voor 2012 dan nu wordt voorgesteld. Ook wij willen graag van de wethouder horen hoe hiermee zal worden omgegaan. Zal inderdaad tot bijstelling worden overgegaan als we in het kader van de kerntakendiscussie tot de conclusie komen dat er andere maatregelen moeten worden genomen, of mogen we ervan uitgaan dat het besluit dat we nu nemen ook door de kerntakendiscussie niet meer kan worden teruggedraaid? Zoals ik ook in de commissie al heb gedaan, wil ik de wethouder vandaag een compliment maken voor het voorliggende stuk. Er is jarenlang geijverd voor een beleid dat het maximaal mogelijke uit de verenigingen en de accommodaties zou kunnen halen en ik denk dat dat met deze nota wel kan lukken, ook al moeten af en toe keuzen worden gemaakt die pijnlijk kunnen zijn voor zowel verenigingen als deelnemers, in de vorm van contributieverhogingen. Gelukkig heeft de VVD-fractie met het oog daarop tijdens de begrotingsbehandeling enkele moties ingediend die ook door de raad zijn aanvaard. De enige vraag die mij in dat verband nog rest betreft de truc met de btw. Het staat mij niet meer duidelijk voor ogen hoe het daarmee op dit moment gesteld is en wat wij daarvan mogen verwachten. Een volgend punt dat ik naar voren wil brengen betreft de onevenredige belasting die bij een voetbalvereniging wordt neergelegd als een kunststofveld wordt gerealiseerd op een moment waarop niet voldoende capaciteit op de velden aanwezig is. De geschiedenis van die bepaalde voetbalvereniging van 2000 tot 2010 ken ik intussen. In 2005 of 2006 is een beslissing genomen met betrekking tot een kunststofveld, waarbij een bestuurlijke afweging is gemaakt die te
312
maken had met de ontwikkeling/mogelijke uitbreiding van het bedrijventerrein Merum en met de mogelijke aankoop van gronden. De vereniging werd door het bestuur gevraagd of ze genoegen kon nemen met een kunststofveld in plaats van met een vierde veld. Ik heb het gevoel, en als dat niet juist is moet de wethouder mij maar corrigeren, dat de beperkte ruimte die het de vereniging onmogelijk maakte aan de norm te voldoen, de hoofdoorzaak was voor de geste van de gemeente om de vereniging een kunststofveld te geven. Dat zo zijnde, vind ik het onredelijk dat in deze nota wordt voorgesteld SHH een tariefverhoging op te leggen voor het gebruik van het kunststofveld. Bijkomende overweging daarbij is dat een kunststofveld onderhoudsarmer is dan een ander veld en daardoor intensiever gebruikt kan worden. Ik vind dit dan ook discriminerend jegens deze vereniging. Gezien het verleden is het ook niet eerlijk om deze extra kosten in rekening te brengen. Daarbij komt dat bestuurlijk in principe al een tweede kunststofveld is toegezegd, wat ook weer eens verhogend werkt. Een snel rekensommetje heeft uitgewezen dat het tot een verhoging van € 14.000,- tot € 15.000,- leidt wanneer die kunststofvelden er komen te liggen, oftewel per lid € 20,- tot € 21,- in de periode 2012-2018, en dat nog afgezien van andere verhogingen die worden doorgevoerd. Ik dring er daarom bij de wethouder op aan dit discriminerende onderdeel ten opzichte van andere verenigingen te laten vervallen. Met het oog op het bovenstaande heb ik een motie opgesteld, mede ondertekend door de heer Coenen, die ik bij dezen indien. De voorzitter: Er zijn overigens ook verenigingen zonder kunstgrasveld die een verhoging van € 30,- per lid moeten doorvoeren. De heer Moison: Ja, maar deze vereniging krijgt daarnaast ook nog met die andere verhogingen te maken. Wethouder IJff: Mijnheer de voorzitter. Vandaag komen we toe aan een einddiscussie over een nota waaraan zo’n twee jaar is gewerkt, waarmee wel het belang is aangegeven van de zorgvuldigheid die vereist is bij de aanpak van onze sportaccommodaties. Een aantal sprekers heeft het belang benadrukt van de sport in de samenleving. Strikt genomen is dat wel niet het onderwerp dat nu aan de orde is, maar het geeft wel aan waarom wij het als een overheidstaak beschouwen om deze accommodaties laagdrempelig, gespreid en voor iedereen toegankelijk aan te bieden. Zo is het in de nota geformuleerd en wij gaan ervan uit dat dit principe ook in de kerntakendiscussie niet zal ondersneeuwen. Dat laat onverlet dat wij onszelf de vraag moeten stellen hoeveel geld de overheid hiervoor over moet hebben. Moet het kostendekkend zijn en, zo ja, komen er dan tarieven uit voort die onredelijk zijn, of willen wij hieraan een bijdrage uit de algemene middelen toevoegen? Dit is bij uitstek wel een vraag die in de kerntakendiscussie een rol kan spelen, zoals wij de verenigingen ook duidelijk kenbaar hebben gemaakt. Hun reactie daarop was overigens vaak begripvol. Hoewel het natuurlijk nooit leuk is, hebben zij er begrip voor dat er enige verhoging moet plaatsvinden, zij het wel met het verzoek het daartoe te beperken. Anders dan de heer Moison ben ik van mening dat het goed is deze nota vandaag vast te stellen, omdat verenigingen na twee jaar discussie recht hebben op duidelijkheid over hun situatie. Daarnaast is het heel nuttig nu aan de slag te gaan met een aantal actiepunten die de nota bevat. Ook voor een aantal andere zaken ten behoeve van de accommodaties zal de gemeente nu haar verantwoordelijkheid nemen en het lijkt me niet verstandig dat te laten liggen. In de kerntakendiscussie kan de raad over alles nog zijn mening kenbaar maken, maar het principe dat het noodzakelijk is over sportaccommodaties te beschikken zodat verenigingen er gebruik van kunnen maken is met deze nota duidelijk aangegeven. De heer Moison: Vindt u dan ook dat tijdens de kerntakendiscussie de tarifering niet meer ter discussie mag staan?
313
Wethouder IJff: Nee, wat ik heb gezegd is dat wij van mening zijn dat het aanbod om te kunnen voetballen en sporten in een zaal overeind moet blijven. Vraag daarbij is of dit kostendekkend moet zijn, wat het nu absoluut niet is, of dat het met subsidie vanuit de algemene middelen gefinancierd moet worden. Het laatste is nu het geval. Als de raad in de kerntakendiscussie te kennen geeft dat we meer naar een kostendekkend tarief moeten gaan, zal ik ervoor pleiten daarmee niet in 2012 te beginnen, omdat we daarover nu afspraken hebben gemaakt, maar er in de jaren daarna naartoe te groeien. Het is een keuze die de raad kan maken. De vraag of het ook mijn keuze is, is een tweede. Aan mijn gezicht zult u misschien kunnen aflezen dat dat niet zo is. De raad kan er echter in mei/juni wel toe besluiten, of in de jaren daarna; dat staat hem geheel vrij. De heer Moison: Verdient het dan geen aanbeveling om vóór de kerntakendiscussie in een scenario aan ons aan te geven wat het voor de sport gaat betekenen als we tot kostendekkendheid zouden besluiten? Wethouder IJff: Alles kan. Eerder zijn in een bijeenkomst in het Aureool, waarbij u volgens mij niet aanwezig was, door de gemeenteraad met blauwe en rode fiches de richtingen aangegeven die momenteel door het onafhankelijke bureau worden uitgewerkt. Ik heb daaruit niet de indruk gekregen dat de raad meteen tot kostenverhogende tarieven voor de sport zou willen overgaan. In mei/juni kan echter alles ter discussie worden gesteld en die discussie wachten wij af. Veel is ook gesproken over de manier waarop verenigingen gestimuleerd kunnen worden te gaan samenwerken. Zowel tijdens de informatieavonden als in de commissiebehandeling heb ik duidelijk aangegeven dat het mes wat dat betreft van tafel is. Ik vind dat wij niet vanuit het gemeentehuis kunnen bepalen wat verenigingen moeten doen. Wel maak ik mij enige zorgen over de mogelijkheid dat, als wij in dit opzicht niets doen, de verenigingen op een gegeven moment wel eens te laat bij ons zouden kunnen aankloppen, met als gevolg misschien een soort RFCscenario, waar niemand op zit te wachten. Wat dat betreft ben ik heel blij met de motie die de vorige maand is aangenomen. Wij hebben nu geld vrijgemaakt, dat vrij inzetbaar is om samenwerking te stimuleren en faciliteren, bijvoorbeeld door ergens een mediator in te zetten, of door bepaalde investeringen te financieren die daarvoor nodig zijn. Wij zullen dus samenwerking stimuleren via maatwerk als er behoefte aan bestaat, zodat alle verenigingen die wij in Roermond hebben in de toekomst kunnen blijven functioneren. Toen ik overigens een paar weken geleden Bert van Marwijk sprak en hem vertelde dat wij hier zeven voetbalverenigingen hebben, viel hij bijna van zijn stoel, want dat vond hij wel erg veel voor een stadje met 55.000 inwoners. Eén voetbalclub per 10.000 inwoners ligt landelijk meer in de rede, maar wij bepalen hier zelf hoe wij daarmee omgaan. Het signaal van de raad dat wij vooral de leefbaarheid van de kernen in onze overwegingen ter zake moeten betrekken, zullen wij zeker ter harte nemen. De heer Guffens zei het opvallend te vinden dat veel inspraakreacties het college geen aanleiding hebben gegeven om de nota aan te passen. Mij is dat ook opgevallen, maar overigens betrof het in die gevallen vooral opmerkingen naar aanleiding van de nota, in de trant van: als zich ‘die’ en ‘die’ situatie voordoet, zouden wij graag ‘die’ en ‘die’ suggestie willen doen, of ‘dit’ en ‘dat’ nog eens met u willen bespreken. Het lijkt me weinig zinvol dat allemaal in de nota op te nemen, maar uiteraard zullen wij daarover het gesprek met de verenigingen aangaan, samen met de sportraad. De heer Guffens begon ermee en daarna werd er door een aantal sprekers op ingegaan: de discussie over het dubbeltarief voor wedstrijden in de zalen/het zwembad. In de huidige tarievennota staat het al en daarom was het in de beleving van de ambtenaren geen nieuw beleid. Tijdens de informatieavonden bleek echter dat het voor de sportzalen weliswaar al jaren wordt toegepast, maar niet voor het zwembad. Wij zullen dit nu niet per 1 januari 2011 gaan opleggen, maar zien het als een wijziging die pas per 1 januari 2012 ingaat. Niemand kan me vertel-
314
len wanneer dit is doorgevoerd, maar het is ooit gebeurd en ik heb eens nagevraagd waarom. Het blijkt samen te hangen met het feit dat we bij wedstrijden met extra uitgaven te maken hebben. Er zijn meer kleedruimten nodig dan bij trainingen, de zaal wordt intensiever bespeeld en moet netjes worden voorbereid en weer achtergelaten, enz. Kortom, er zijn meer kosten aan verbonden dan bij trainingen het geval is. Bij het zwembad speelt voorts het principe van de uniformiteit een rol. Wij willen af van alle uitzonderingen die in de loop der tijd allengs zijn ontstaan en willen dit laten gelden voor alle sporten die worden beoefend met een dak erboven. Ik verwijs in dit opzicht ook naar het feit dat veel sportbonden voor zaalsporten een soort gemiddeld tarief berekenen, waardoor een vereniging die gebruikt maakt van een zaal die heel goedkoop is aan de bond een veel hoger bedrag moet betalen dan wanneer ze het zelf zou huren, terwijl een vereniging die de sport beoefent in een plaats waar het heel duur is in feite subsidie ontvangt omdat ze minder hoeft te betalen. Op de bescheiden wijze die wij voorstellen gaan we iets meer naar het gemiddelde van Limburg, hoewel we dat nog lang niet bereiken. Ik heb eens laten uitrekenen wat het in financiële zin betekent voor een vereniging als RZ en ik heb begrepen dat zij op een huurbijdrage van € 15.000,- per jaar € 850,- meer zou gaan betalen. De heer Franssen is ingegaan op de wijze waarop het college uitvoering heeft gegeven aan de moties van de VVD-fractie. Wij hebben geprobeerd dat naar beste vermogen te doen, zij het met in het achterhoofd de systeemwijziging die wij op een aantal punten belangrijk vinden. Via het verhogen van het bedrag per jeugdlid menen wij het belang van de sport voor met name de jeugd een extra impuls te geven en tegelijkertijd het financiële beslag waarmee de verenigingen worden geconfronteerd te compenseren. Zo snijdt het mes aan twee kanten. Naar aanleiding van de opmerkingen die waren gemaakt over de btw-kwestie hebben wij de nota aangepast. Het btw-verhaal komt nu voor onze rekening en risico, zodat de verenigingen er geen last van hebben. Het tarief voor de verenigingen dat in de nota eerder als exclusief btw was aangeduid is dus inclusief btw geworden, wat in sommige gevallen een voordeeltje oplevert van 19%. Inmiddels heb ik me verder in de materie verdiept en daarbij is me gebleken dat de discussie een stuk ingewikkelder is geworden. In 2007 heeft de Belastingdienst een besluit genomen over btw voor sportaccommodaties, dat ons ertoe noopt goed na te gaan hoe dat geïmplementeerd moet worden. Het valt namelijk verschillend uit voor veldaccommodaties, zaalaccommodaties en commerciële accommodaties en wij proberen natuurlijk het laagste tarief te hanteren waarmee de verenigingen geconfronteerd worden. Ik zal mij hierin samen met de ambtenaren nog verder moeten verdiepen en ik sluit niet uit dat het op enig moment een open discussie met de Belastingdienst zal moeten worden, maar nogmaals: het komt voor onze rekening en risico, zodat de verenigingen er geen last van zullen hebben. De heer Coenen heeft gevraagd of het juist is dat bij wedstrijden in het zwembad een dubbel tarief moet worden betaald, namelijk zowel aan de gemeente als aan de bonden. Van de ambtenaren heb ik begrepen dat dat niet het geval is en dat men altijd maar één keer betaalt…. De heer Coenen: Ik doelde op het dubbeltarief voor de binnensport, waarop u zojuist al bent ingegaan. Wethouder IJff: Akkoord. Mevrouw Pilz heeft aandacht gevraagd voor de consequenties van de nota voor de verenigingen in Swalmen. Alle verenigingen zijn mij natuurlijk even lief en dat geldt dus ook voor de tafeltennisvereniging Destatec uit Swalmen. Ik moet echter wel constateren dat er nogal wat uren leegstand voorkomen in de sporthal in Swalmen en dat Destatec een vrij forse subsidie ontvangt van de gemeente, zeker vergeleken met andere verenigingen in Roermond, omdat zij een eigen accommodatie heeft. Ik vind daarom dat wij met die vereniging in gesprek moeten gaan en daarvoor meen ik al een afspraak te hebben genoteerd in mijn agenda, maar dat weet ik niet zeker. Als wij hiervoor niet op een of andere manier een oplossing weten te vinden, vrees ik dat het niveau in de sporthal een punt van discussie zal worden. De sporthal zit nu al onder de
315
2000-urennorm en de signalen over de leerlingentallen bij BC Broekhin wijzen in ieder geval niet op een stijging. Te hopen is dat dat leerlingenaantal niet al te hard naar beneden zal gaan, want dat slaat wel een gat in de exploitatie van de sporthal in Swalmen. Het is een zorgwekkende ontwikkeling en wij hebben ervoor gekozen de sporthal in staat te stellen een belangrijke rol te blijven vervullen. Discussie is voorts ontstaan over de vraag of de vier voetbalverenigingen per se moeten samengaan of niet. In de commissie meen ik duidelijk te hebben gemaakt dat het mes van tafel is, in die zin dat wij niet de verplichting zullen opleggen om alles op één, al dan niet nieuwe, locatie terecht te laten komen. Wel geloof ik dat het goed is met deze verenigingen open te gaan praten. Zojuist hebben we het bijna anderhalf uur gehad over de vergrijzing in de Roermondse samenleving en dat effect zal zich misschien ook een keer bij voetbalverenigingen voordoen. We doen er goed aan dat vóór te zijn en niet te wachten tot het te laat is. Daarover wil ik graag het gesprek met de verenigingen aangaan, waarbij wat mij betreft alle opties open zijn. Dat we ook ESZET goed in de gaten moeten houden, ben ik met mevrouw Pilz eens, want een zwemvereniging zonder zwemwater is lastig. Ik heb met de vereniging een gesprek gevoerd en geconstateerd dat er nogal wat cultuurverschillen bestaan tussen de Roermondse zwemvereniging en de Swalmense zwemvereniging. Het liefst zou ik zien dat ze wat naar elkaar toe zouden groeien, want ik ben ervan overtuigd dat iedereen daar sterker van wordt, maar dan zal er nog wel wat verder gepraat moeten worden. De eerste stap is het afgelopen halfjaar in mijn kamer gezet en wie weet volgen er nog meer stappen. De heer Heijnen heeft er uitdrukkelijk voor gepleit de leefbaarheid in de kernen goed in het oog te houden met betrekking tot de sportaccommodaties. Wij zullen dat meenemen. Gepleit is ook voor het Servicepunt Watersport. Vorige week heb ik een overleg gehad met de watersportverenigingen van Roermond en toen is mij weer eens heel duidelijk geworden dat daar een mogelijkheid ligt voor een kwaliteitsimpuls voor de watersport in Roermond. We zullen daaraan dus vooral moeten gaan werken. De heer Moison ben ik tenslotte nog een reactie schuldig op zijn opmerkingen over het kunstgrasveld. Wij hebben alles overwegende geconstateerd dat het redelijk en billijk is, zeker in het financiële tijdsgewricht van dit moment, om voor het vierde veld meer geld te vragen dan voor een normaal grasveld. De argumenten daarvoor zijn in het stuk genoemd en zijn niet in strijd met de afspraken die daarover in het verleden zijn gemaakt en meer met de inhoud dan met de tarieven te maken hadden. De tarieven die SHH per jeugdlid betaalt aan huur voor de accommodatie zijn laag vergeleken met die van andere verenigingen. EMS en SVC betalen aanzienlijk meer per jeugdlid. Ook om die reden acht ik het meer dan billijk de tarieven te wijzigen op de manier die wij hebben voorgesteld. De motie die de heer Moison heeft ingediend wordt door ons dan ook ontraden. In dit verband moet mij nog het volgende van het hart aan het adres van de heer Moison. De heer Öztürk heeft mij wel eens gezegd: hoe meer tekst in een motie, hoe meer hoofdpijn. Naar mijn mening is dat ook hier van toepassing. De voorzitter: Alvorens de tweede termijn aan de orde te stellen richt ik mij even tot de heer Franssen, die eerder zei eventueel om een schorsing te zullen vragen. De heer Franssen: Als het aan de orde was, ja, maar dat is wat mij betreft niet het geval. De voorzitter: Geweldig, dan gaan we gewoon verder. Mevrouw Faber-Doornebosch: Mijnheer de voorzitter. In tweede termijn wil ik wat specifieker ingaan op de motie die door GroenLinks is ingediend… De voorzitter: Het is een omissie mijnerzijds dat die motie nog niet is voorgelezen. Ik zal dat nu daarom alsnog graag doen:
316
Motie nr. 10M28 “De raad van de gemeente Roermond, in vergadering bijeen op donderdag 16 december 2010, bij behandeling van de uitvoeringsnota Sportaccommodaties 2010; overwegende dat: 1. de uitvoeringsnota op hoofdlijnen een goede vertaling is van het vastgestelde visiedocument van september 2009; 2. op onderdelen mogelijk afwijkende standpunten kunnen ontstaan bij de nog te voeren ‘kerntakendiscussie' welke gevolgen kan hebben voor de uitvoering van het sportaccommodatiebeleid; 3. dit dus tot verwarring kan leiden en mogelijk benoemd kan worden als bestuurlijke inconsistentie; 4. ook de noodzaak tot het verhogen van tarieven voor het gebruik van gemeentelijke sportaccommodaties vanaf 2010 mogelijk weer door de kerntakendïscussie bijgesteld kan worden. 5. wij ons afvragen of het verstandig is deze nota vast te stellen, wanneer uit de kerntakendïscussie weer andere financiële consequenties kunnen volgen; 6. er een onduidelijke basis is voor het financieel beleid van verenigingen als de nota naar sportverenigingen wordt gecommuniceerd en een halfjaar later weer andere besluitvorming ontstaat vanwege de kerntakendiscussie; 7. dit besluitvormingstraject niet het belang van de verenigingen dient; 8. de nota beter aangehouden kan worden totdat duidelijkheid ontstaat over de financiële consequenties van de kerntakendiscussie; overwegende voorts dat: 9. op onderdelen sportverenigingen mogelijk onevenredig benadeeld worden door eerder gevoerd beleid, besluitvorming en toezeggingen; 10. het voorgaande op een onderdeel van toepassing is op SHH, betreffende "kosten onderhoud sportparken" (blz. 18 en 19 nota) en in het bijzonder betreffende de huurkosten hoofdveld kunstgras; 11. gesteld wordt dat op dit moment nog geen vergoeding gevraagd wordt voor een hoofdveld, en vanaf 2012 stapsgewijs hier wel huur voor gevraagd wordt: 12. voor SHH zich sinds 2000 bijzondere omstandigheden hebben voorgedaan, en nog steeds voordoen {zie ook raadsvoorstel uitbreiding Wolfsberg 16 december 2010) zoals verplaatsing, extra groei door ontwikkeling van woongebieden en bedrijventerreinen en dit ertoe heeft geleid dat bestuurlijk gekozen is voor een kunstgrasveld, om zodoende daarmee het tekort aan oefen- en speelcapaciteit tijdelijk op te vangen in afwachting van verdere mogelijke uitbreidingen; 13. dit als zodanig door het bestuur van de gemeente Roermond tijdens overleggen en besluitvormingstrajecten de 10 jaar is gecommuniceerd naar verschillende besturen van SHH; 14. ook het mogelijke tweede kunstgrasveld een extra financiële belasting zal geven voor deze sportvereniging; 15. het voorgaande niet getuigt van bestuurlijke consistentie om nu, bij de herzieningen van de kosten onderhoud, SHH hier extra kosten voor in rekening te brengen voor het gebruik van mogelijk 2 kunstgrasvelden: 16. de vereniging door dit besluit een verhoging van huur voor kunstgrasvelden in 2018 zal gaan krijgen van € 14.000 per jaar, dat ongeveer inhoudt (afgezien van de BTW wel of niet verrekenen en mogelijke reguliere verhogingen) een verhoging van de contributie met ongeveer € 21,00 per lid in 2018 (naast de mogelijke andere verhogingen die er opgelegd gaan worden): 17. verschillende onderdelen geen duidelijk beeld geven van de individuele financiële consequenties voor jeugdsportleden. roept de raad op: 1. de nota op dit moment niet vast te stellen maar te hanteren als leidraad bij de kerntakendiscussie; roept het college op: 2. voor 1 maart 2011 inzichtelijk te maken wat de financiële gevolgen (per jaar) van 2012 tot 2018 zijn per jeugdspeler in Roermond, op basis van de voorstellen in de nota; 3. na de kerntakendiscussie de raad een nieuw raadsvoorstel sportaccommodaties aan te bieden;
317
4. daarbij de voorgenomen extra tariefverhoging zoals genoemd in de nota sportaccommodaties 2010 voor het gebruik kunstgrasvelden te laten vervallen en daarvoor de huur van een natuurgrasveld te hanteren tot 2016; 5. daarbij het beleid aan te scherpen en toe te spitsen op bijzondere omstandigheden betreffende groei verenigingen in uitleggebieden.”
Mevrouw Faber-Doornebosch: Mijnheer de voorzitter. GroenLinks roept de raad in haar motie op de voorliggende nota niet vast te stellen, omdat de nog te voeren kerntakendiscussie gevolgen kan hebben voor de uitvoering van het sportaccommodatiebeleid. Volgens mij zal dat de verenigingen niet de duidelijkheid bieden waarop zij recht hebben. Het staat immers vast, ook al is dat jammer, dat de tarieven iets verhoogd zullen moeten worden, willen de kosten van onderhoud en renovatie in de toekomst gedekt blijven worden. Uitstel van deze besluitvorming leidt daarom tot grote onzekerheid voor de verenigingen, en niet alleen in financiële zin, want de nota geeft ook invulling aan de vraag hoe we de komende jaren in Roermond met sport willen omgaan. Ik geloof overigens dat de heer Moison het daarover wel met mij eens is, want in de commissie Ruimte heeft hij het college een compliment gemaakt voor deze nota, en dat heeft hij zojuist opnieuw gedaan. Hij vond namelijk ook, net als ik, dat de nota in hoofdlijnen een lijn aangeeft voor de toekomst en dat ze met name voetbalverenigingen perspectieven biedt, zodat die weten waar ze aan toe zijn na jaren van twijfel. In de motie wordt er voorts voor gepleit de extra tariefverhoging voor het gebruik van kunstgras te laten vervallen en in plaats daarvan het tarief voor natuurgrasveld te hanteren tot 2016. Die verhoging wordt echter niet zonder reden ingevoerd. Er zijn namelijk verschillen tussen het gebruik van een kunstgrasveld en een natuurgrasveld. Mij is verteld – zelf ben ik een leek op dat gebied – dat op een kunstgrasveld meer uren kunnen worden gespeeld en dat de kwaliteit beter is… De heer Moison: Op zichzelf klopt dat wel, maar dit kunststofveld werd aangelegd om meer capaciteit mogelijk te maken zonder de noodzaak een vierde veld aan te leggen. Mevrouw Faber-Doornebosch: Dat is volgens mij geen argument om deze verhoging af te wijzen. Het staat vast dat een kunstgrasveld meer mogelijkheden biedt, omdat er meer uren op gespeeld kan worden en de kwaliteit beter is. Daarvoor mag ook wel wat meer betaald worden. De manier waarop het in deze nota, mede dankzij de moties die door de VVD waren ingediend, is verwoord lijkt mij heel redelijk. Ik denk dan ook niet dat wij de motie zullen steunen. De voorzitter: Denkt u dat, of weet u het zeker? Mevrouw Faber-Doornebosch: Vooralsnog denk ik dat. De heer Guffens: Mijnheer de voorzitter. De wethouder is uitvoerig ingegaan op de diverse argumenten en op de extra aandachtspunten die zijn aangevoerd. Een extra aandachtspunt is wat ons betreft het zwembad. Een zwembad is toch een andere accommodatie dan een sporthal, kent een ander gebruik en een ander onderhoudsregime dat ook andere kosten met zich brengt, en wij verzoeken het college dan ook met de zwembadgebruikers en de sectie binnenwater in gesprek te gaan om de zaken nog eens helder op een rij te zetten. Naar aanleiding van de motie die is ingediend door GroenLinks, mede ondersteund door de Stadspartij Roermond, merk ik allereerst op dat in het coalitieakkoord is afgesproken dat de uitvoeringsnota sportaccommodaties eind 2010, dus nu, aan de raad zou worden aangeboden. De tariefverhogingen worden geleidelijk ingevoerd, zoals we unaniem hebben afgesproken met het aanvaarden van motie 10M10 op 11 november. Laatstgenoemde motie biedt naar onze mening voldoende garanties voor de sportverenigingen. Het voorliggende document kan bij de kerntakendiscussie die we in juni 2011 gaan voeren als leidraad dienen. Dat levert meer duidelijkheid
318
op voor de sportverenigingen. Zij kunnen nu een visie bepalen en beleid maken en daaraan handen en voeten geven voor de lange termijn. Zou de motie van GroenLinks en Stadspartij Roermond worden aangenomen, dan zou dat mogelijk tot inconsistentie leiden en blijven de verenigingen alsnog in het ongewisse, iets wat wij nu juist willen voorkomen. De heer Heijnen heeft een pleidooi gehouden voor een Servicepunt Watersport. Roermond is een stad aan het water en wij willen ons gezicht ook meer in de richting van het water richten, wat dat betreft vinden wij dit een positief punt. Graag wil ik nogmaals opmerken dat wij veel belang hechten aan de rol en functie van sportaccommodaties in de wijken, die ook bijdragen aan de leefbaarheid in die wijken. Wij stellen de uitvoeringsnota nu vast, maar wij leven in een dynamische wereld die permanent verandert en daaraan doen wij, willens en wetens, gewild of ongewild, mee. Deze nota is even dynamisch. Toch geeft zij de gebruikers en verenigingen handvatten om hun visie, hun beleid en de uitvoering heel concreet te maken. Wij moeten hen nu duidelijkheid geven en niet later. Het CDA zal instemmen met het voorliggende voorstel en de motie niet steunen. De heer Franssen: Mijnheer de voorzitter. Zoals de heer Guffens zojuist al zei, is ons nu conform het coalitieakkoord deze uitvoeringsnota aangeboden. Als wij met het vaststellen daarvan nu weer willen wachten tot na de kerntakendiscussie, kunnen we ons afvragen of ook alle beleidsontwikkelingen, acties en werkzaamheden die nu al plaatsvinden stopgelegd moeten worden totdat er in de kerntakendiscussie iets over is gezegd. Wij zijn uitdrukkelijk van mening dat dat niet moet gebeuren… De heer Moison: In de motie hebben wij ook voorgesteld de nota als leidraad te hanteren in de kerntakendiscussie. Met het beleid kan dan al die richting worden opgegaan, zij het dat de financiële consequenties nog even buiten beschouwing worden gelaten. De heer Franssen: Wij zijn het daarmee niet eens. Het is heel terecht dat we straks een kerntakendiscussie gaan voeren, maar die moet zich wel richten op de kerntaken van de gemeente en niet alleen vanuit financieel oogpunt. De discussie moet in de breedste zin van het woord worden gevoerd, zoals het woord ‘kerntaken’ al zegt. Laten we nu deze nota, waarin heel veel werk, tijd en energie is gestoken, vaststellen. Mogelijk zal er na de kerntakendiscussie nog iets wijzigen, nou prima, dat steunen wij volledig. Wat betreft de differentiatie tussen kunstgas en natuurgras kunnen wij ons aansluiten bij wat mevrouw Faber daarover heeft opgemerkt. Het bedrag dat betaald wordt per lid en de bespeelbaarheid rechtvaardigen het onzes inziens dat hier een verschil wordt gehanteerd. Wij stemmen in met de nota en zullen de motie niet steunen. De heer Coenen: Mijnheer de voorzitter. Mogelijk zal ik direct om een schorsing vragen, maar vooruitlopend daarop wil ik nog een paar accenten plaatsen. Verschillende fracties hebben aangegeven dat er nu een gewenste duidelijkheid is. Volgens mij wordt duidelijkheid altijd gewenst als het gaat om de verhouding tussen burger en overheid, en natuurlijk niet alleen tussen sportverenigingen en sportdeelnemers en de gemeente. Het geldt voor alle Roermondenaren, of ze nu deelnemen aan cultuur of aan een aantal andere zaken, of ze nu gebruik willen maken van voldoende strooizout of van voldoende beheer van het groen; duidelijkheid willen alle burgers, maar heel veel burgers zullen daarvoor moeten wachten tot na de kerntakendiscussie. De coalitie heeft echter bedacht dat dit ei, dat een vrij lange incubatietijd heeft gehad, er nu moet komen. Met het oog op de kerntakendiscussie in juni wil ik de volgende oproep doen. Ik ben niet in het Aureool geweest bij het stickertjesverhaal, zoals we dat bij de gemiddelde volleybalclub of duivenclub ook kennen…
319
De voorzitter: Wilt u nu terugkeren tot het agendapunt? U was er niet bij en hoeft er ook niet zo denigrerend over te doen. De heer Coenen: Dat maakt u ervan! Ik wil het over de methode hebben en daarvan ben ik niet gecharmeerd. U ontnam mij al het woord voordat ik zo ver was. U moet er niet iets van gaan maken wat het helemaal niet is. De voorzitter: U moet hier gewoon doen wat u moet doen… De heer Coenen: Ik was bezig met een inhoudelijk verhaal! De voorzitter: Ik hoop dat u dan nu wilt terugkeren tot het agendapunt. De heer Coenen: In de methode die in juni aan bod komt wil ik graag van het college zien hoe het is gekomen tot de onderbouwing van de keuzen die worden gemaakt. De heer Franssen: Hierover wil ik even een verhelderende vraag stellen. Tijdens dezelfde bijeenkomst is ook gezegd, nota bene door de externe discussieleiders en de externe personen die wij hebben ingeroepen voor de hele kerntakendiscussie, dat het in fasen zal plaatsvinden. Dat houdt in dat in een vroeg stadium raamwerken worden aangegeven, dat vervolgens opdrachten worden gegeven om zaken uit te rekenen met financiële gevolgen en dat wij op basis daarvan in het latere traject, dat volgens u in juni plaatsvindt, maar al eerder begint, uiteindelijk komen tot definitieve keuzen. De heer Coenen: En wat is uw vraag? De heer Franssen: Sorry, het was geen vraag, maar een opmerking, omdat u het blijkbaar niet zo begrijpt. De heer Coenen: Ik begrijp het wel degelijk. Ik vraag de wethouder financieel materiaal te leveren, om te kunnen bepalen waarom ik bepaalde keuzen wel of niet zou moeten maken. Dat is het raamwerk dat vervolgens wordt ingevuld. De wethouder had het in zijn antwoord over een keuze tussen kostendekkendheid en overheidssubsidie. Met kostendekkendheid zijn wij in het verleden niet altijd even sterk geweest. Hoe kostendekkend zijn we nu en zijn alle kosten daarin goed berekend? Zou bijvoorbeeld op een zondagavond tussen negen en twaalf uur een conciërge voor een vereniging moeten worden ingezet, of zouden andere uren van de sporthal moeten worden gebruikt? Kan daarmee efficiënter worden omgegaan? Wat het btw-verhaal ons kost wil ik ook graag even weten. Het is hetzelfde als wanneer cultuur zou zeggen: maak voor mij maar een museum, dan betaal ik 6% in plaats van 19%. Het zijn allemaal financiële onderbouwingen, om een betere keuze te kunnen maken. De efficiëntie die het beheer in zich heeft – hoop ik tenminste – zou waarschijnlijk ook nog wel eens goedkoper kunnen. Het is hetzelfde verhaal dat u te horen krijgt bij beroepszaken over rioolbelasting en afvalstoffen. Heel vaak ligt er dan de verkeerde kostenverdeelstaat onder. In de tijd tussen nu en juni wil ik dat graag in het raamwerk meegenomen hebben. Mevrouw Faber heeft opgemerkt dat met name de voetbalverenigingen willen weten waar ze aan toe zijn. Uiteraard willen de andere verenigingen dat ook weten… Mevrouw Faber-Doornebosch: Dat heb ik niet gezegd. De heer Moison heeft het in de commissie over de voetbalverenigingen gehad en daarnaar heb ik verwezen. De heer Coenen: Oké, excuses. Aan de tarieven voor kunstgras en natuurgras wil ik niet veel woorden meer vuilmaken. De heer Moison heeft terecht opgemerkt dat de vereniging hiermee is geconfronteerd door wat ik voor-
320
zichtigheidshalve maar een moeilijke ruimtelijke planning zal noemen. Ik wil graag weten hoe hoog de tarieven zijn van deze club, vergeleken met die van andere, en in hoeverre daar nog een inkomensbeleid doorheen speelt. Er zijn namelijk een hoop leden die bruto quasi een hogere prijs betalen, maar met behulp van het participatiefonds uiteindelijk minder betalen. Uit een oogpunt van solidariteit kunnen wij daarin wel meegaan, maar ik had het ook graag meegenomen zien. Mevrouw Pilz-van Elven: Mijnheer de voorzitter. Als de wethouder de heer Van Marwijk weer eens treft, moet hij hem maar eens uitleggen hoe Roermond aan zeven voetbalclubs komt. Het is inherent aan de oude kernen die Roermond kent, maar misschien heeft de heer Van Marwijk daar niet zo’n kijk op. Bij de opmerkingen van de heer Guffens over de zwembaduren en -kosten kunnen wij ons helemaal aansluiten. Met de clubs zal nog eens goed moeten worden overlegd over wat mogelijk is. De aanbevelingen die de Stichting Sportraad in haar brief heeft gedaan kunnen wij volledig onderschrijven. Wij vragen graag uw speciale aandacht daarvoor. Over de kerntakendiscussie heb ik vanavond twee verschillende dingen horen zeggen. De één stelt dat die echt betrekking heeft op de kerntaken, de ander laat doorschemeren dat het meer over bezuinigingen gaat. Ik laat me graag uitleggen welke discussie straks precies zal worden gevoerd. Wat Destatec betreft, wijs ik er nog eens op dat de trainings- en wedstrijduren van deze club helemaal buiten de daluren vallen. De wethouder noemde de subsidie die de vereniging ontvangt een reuze bedrag, maar ik vraag me af of hij dat werkelijk meent voor een vereniging die tot een van de vijf grote clubs van Limburg behoort. Wij distantiëren ons hiervan en dringen erop aan nog eens met Destatec aan tafel te gaan zitten over een mogelijk andere oplossing voordat het concept helemaal wordt aangepast en goedgekeurd. De heer Heijnen: Mijnheer de voorzitter. De verantwoordelijk portefeuillehouder zeg ik dank voor de ambitieuze toezeggingen die hij heeft gedaan. Alles is zorgvuldig aangepakt en er wordt conform de afspraken gehandeld. Blij ben ik met de toezegging die hij heeft gedaan ten aanzien van het Servicepunt Watersport. Wij stemmen in met het voorstel en zullen de motie niet steunen. Mevrouw Van Beers: Mijnheer de voorzitter. De woorden ‘duidelijkheid’ en ‘zorgvuldigheid’ zijn in deze discussie herhaaldelijk gevallen, maar bij ons bestaat nog altijd de indruk dat hier maar halve duidelijkheid wordt geboden en dat vinden wij niet zo zorgvuldig. De verenigingen krijgen nota bene te horen dat de kans bestaat dat ze later alsnog met hogere tarieven zullen worden geconfronteerd, omdat bij de kerntakendiscussie misschien toch besloten zal worden zaken kostendekkend te maken. Inhoudelijk is dit niet eens zo’n slecht stuk en er is genoeg gezegd waaruit wij kunnen concluderen dat de raad het goed voorheeft met de sportverenigingen, maar als we het hier over duidelijkheid hebben, moet ik de wethouder toch vragen te wachten totdat er definitief duidelijkheid is voor de sportclubs. De heer Moison: Mijnheer de voorzitter. Het verhaaltje van de wethouder was kort en krachtig, en dat is meestal het geval, vandaar dat ik deze keer eens een lange motie heb ingediend. In tweede termijn herhaal ik nog eens de vraag die ik al in eerste termijn heb gesteld: is de wethouder bereid vóór de kerntakendiscussie inzichtelijk te maken welke consequenties te verwachten zijn als wij in de kerntakendiscussie tot een kostendekkend verhaal besluiten? Die consequenties wil ik graag kennen voordat ik de kerntakendiscussie inga, want dan moeten immers de keuzen worden gemaakt. Hoe snel die keuzen gemaakt kunnen worden, heb ik in het Aureool gezien, waar ik, anders dan de heer IJff beweerde, wel degelijk aanwezig was. Naar aanleiding van de reactie van mevrouw Faber op onze motie zal ik nog één keer proberen het uit te leggen. In 2005 zou de voetbalvereniging SHH op basis van het aantal leden en gelet
321
op de mogelijke toekomstige groei, recht hebben gehad op vijf voetbalvelden. De gemeente wilde dat veld echter niet toekennen, omdat er geen plaats voor was in verband met de bouwplannen die bestonden. In plaats daarvan werd de vereniging een kunststofveld gegeven. Het is naar mijn mening dan ook inconsequent de vereniging daarvoor nu een verhoging op te leggen. Kijkend naar 2016, zou de vereniging mogelijk zelfs wel zes velden nodig hebben. De capaciteit van een kunststofveld is op zaterdag beslist niet groter dan die van een ander voetbalveld, want er kunnen maar ‘zoveel’ F-jes op zo’n voetbalveld en op zaterdag zijn alle velden maximaal bezit. Het voordeel van een kunststofveld is alleen dat er het hele jaar op kan worden gespeeld, vooropgesteld dat er geen sneeuw op ligt, terwijl een ander voetbalveld na een halfjaar kapot is gevoetbald, zodat er dan weer een nieuwe grasmat moet komen, met alle kosten van dien. Op basis van deze argumenten gaat het mijns inziens niet aan deze vereniging met een dubbel tarief voor een grasveld te belasten. Mevrouw Faber-Doornebosch: Ik ben heel blij met deze uitleg, zo hoor ik ook nog eens wat! Feit blijft echter dat dit mijns inziens niets te maken heeft met de verhoging van de prijs. De heer Moison: Natuurlijk wel! Mevrouw Faber-Doornebosch: Stel dat een andere voetbalvereniging ook een kunstgrasveld zou krijgen, mag daarvoor naar uw mening dan ook geen verhoging worden doorgevoerd? De heer Moison: Inderdaad. Mevrouw Faber-Doornebosch: En waarom? Dat wil ik dan wel graag horen. De heer Moison: Omdat het alleen maar de ruimte biedt om ook bij slecht weer door te voetballen en er ook minder onderhoudskosten aan verbonden zijn. Bij grasvelden is dat niet het geval; die gaan er voor zes maanden uit als er groot onderhoud moet plaatsvinden. Ik vind het dan ook irreëel een voetbalvereniging die over een kunststofveld beschikt en daardoor minder onderhoudskosten heeft, zwaarder te belasten. Overigens wil ik deze discussie graag eens op een ander tijdstip voeren en het dan ook meer inzichtelijk maken… Mevrouw Faber-Doornebosch: Dat vind ik prima, maar ik wil er afsluitend wel op wijzen dat de aanschafkosten van een kunstgrasveld veel hoger liggen. Dan ligt het toch voor de hand dat de huurkosten ook hoger zijn? De heer Moison: Misschien kan de voorzitter u in geuren en kleuren uitleggen wat het voordeel van een kunststofveld is. De levensduur van zo’n veld is bijvoorbeeld veel langer. De voorzitter: De verenigingen met een grasveld spelen nu al drie maanden in een zaal omdat van die velden geen gebruik kan worden gemaakt, en dat kost ook geld. Ik wil maar aangeven dat het niet zoveel uitmaakt of het geld wordt uitgegeven aan een kunstgrasveld of aan zaalhuur. De heer Moison: De heer Franssen heeft een wat eigenaardige mening ten beste gegeven. Hij gaf aan dat de kerntakendiscussie niet vanuit financieel oogpunt moet worden gevoerd, maar op basis van de kerntaken die de gemeente heeft. In de kerntakendiscussie hebben wij echter geconstateerd dat het één niet los van het ander kan worden gezien. Voorts heb ik hem horen zeggen dat de voetbalverenigingen nu duidelijkheid moet worden geboden en dat het niet uitmaakt of we in juni volgend jaar weer een andere keuze maken, omdat ze dat dan wel weer te horen krijgen. Ik vind dat niet bepaald consistent. De heer Franssen wil met deze nota duidelijkheid scheppen jegens de verenigingen, wij menen dat het beter even kan worden uitgesteld tot-
322
dat de kerntakendiscussie heeft plaatsgevonden, omdat dan definitief duidelijkheid kan worden geboden. De redenering van de heer Franssen kan ik in ieder geval niet zo goed volgen. De heer Franssen: Dat begrijp ik wel, want u citeert mij namelijk verkeerd. Wat ik heb gezegd, is dat wij de kerntakendiscussie moeten voeren vanuit het licht dat wij naar onze kerntaken moeten kijken, gecombineerd met het financiële oogpunt, maar niet alléén vanuit financieel oogpunt. Ik hoop dat het nu wel duidelijk is. De heer Moison: Nee, want het is nog steeds niet duidelijk of de voetbalverenigingen in 2012 met een verhoging van 25% te maken zullen krijgen, of dat er kostendekkende tarieven zullen worden gehanteerd. De heer Franssen: Bij hamerslag hebben we eerder agendapunt 11 vastgesteld betreffende de wijziging van de afvalstoffenverordening. Hoe ziet u dat dan in het licht van de kerntakendiscussie? Is dat dan ook niet meer ter discussie? De heer Moison: Zo’n discussie is goed, maar dit is een meerjarendiscussie. Dat de coalitie zo zou reageren op mijn motie had ik wel verwacht, want in het coalitieoverleg is nu eenmaal afgesproken dat deze nota eind 2010 geaccordeerd moest worden, ongeacht welke argumenten hier naar voren zouden worden gebracht, anders is men geen betrouwbare partner meer. Zo is de boot gaan varen en die kan niet meer tegengehouden worden. Dat is het gevoel dat ik hier de laatste tijd heb: VVD, CDA en PvdA blijven varen en welke argumenten ook worden aangevoerd, ze luisteren gewoon niet. Wethouder IJff: Mijnheer de voorzitter. Ook al kun je goed naar elkaar luisteren, dat betekent nog niet dat je het ook met elkaar eens bent, zeg ik maar even tegen de heer Moison. In het coalitieakkoord is niet zomaar opgenomen dat de nota nu moet worden vastgesteld. In 2009 heeft voormalig collega Boots op informatieavonden uitvoerig gesproken over de inhoud van de nota, vanuit het visiedocument sportaccommodaties. In februari 2010 lag de conceptnota aan het college voor, waarna ze door het college is doorgeleid naar de formatiebesprekingen na maart 2010. In die besprekingen is de wens uitgesproken de nota te herijken binnen het financiële perspectief van dat moment en nog dit jaar te laten vaststellen, om daarmee de verenigingen de gewenste duidelijkheid te geven ten aanzien van de accommodaties, alsmede over de consequenties ervan voor hun begroting 2012. Vanuit die optiek is het mijns inziens alleen maar logisch de nota op dit moment vast te stellen en de verenigingen de tijd te geven om er naartoe te groeien. Mevrouw Faber had volstrekt gelijk toen zij aan het adres van de heer Moison opmerkte dat hij een gelegenheidsargument hanteert voor het tarief voor het kunstgrasveld bij SHH. Omdat dit veld daar vanuit een andere optiek is neergelegd dan vanuit voetbalperspectief, zou het volgens hem voor andere verenigingen niet opgaan als dat argument niet zou gelden… De heer Moison: Voor een andere voetbalvereniging zou wat mij betreft precies hetzelfde argument gelden. Wethouder IJff: Maar u onderbouwde uw stelling ten aanzien van SHH met het feit dat daar andere argumenten een rol zouden spelen, zoals het bedrijventerrein Merum en de aankoop van gronden… De heer Moison: In uw politieke carrière hebt u die discussie met mij voldoende gevoerd. U moet zich nu eens afvragen wat daar gebeurd is, dan zult u eerlijk moeten toegeven dat het gezien de situatie op een andere manier had gekund, maar ik geloof niet dat ik zo ver tot u kan doordringen.
323
Wethouder IJff: Dat denk ik ook niet. Als ik in de oppositie zou zitten, zou ik de wethouder hebben gezegd dat hij in 2005/2006, toen het speelde met het kunstgrasveld, had zitten slapen en dat hij toen met SHH had moeten afspreken wat het tarief zou zijn voor het kunstgrasveld, gegeven de extra kwaliteit en de extra mogelijkheden die daardoor werden verkregen. We hebben het echter nooit over tarieven gehad… De heer Moison: Nu word ik heel boos… De voorzitter: Op één avond twee mensen boos, eerst Van Rey en nu u, dat kan toch niet! De heer Moison: Ik herinner de wethouder aan de uitspraken die hij heeft gedaan op de avonden bij SHH. Hij heeft toen gezegd dat de vereniging een kunststofveld zou krijgen, als ze zou afzien van haar eis voor een vierde veld. Is dat niet voldoende? Wethouder IJff: Ik weet niet hoe ik dat als een reactie op mijn woorden moet beoordelen. De heer Guffens heeft mij gevraagd nog eens met de verenigingen die gebruik maken van het zwembad te gaan praten over het wedstrijdzwemmen. Als een raadslid mij vraagt zo’n gesprek aan te gaan, is het natuurlijk altijd goed dat te doen, maar ik zal dat doen in het perspectief van wat we hier besluiten. Uitgaande van het besluit dat is genomen over het dubbele tarief zal ik met de verenigingen nagaan of het misschien moet ingroeien, of dat er maatwerk moet worden geboden, maar zonder afbreuk te doen aan het besluit dat ooit is vastgesteld in het tarievenbesluit. Naar ik meen is door de SP gevraagd of ik bereid ben de financiële consequenties in beeld te brengen voor de kerntakendiscussie. Een extern adviesbureau is daarmee bezig, samen met de klankbordgroep kerntaken uit de raad. Allerlei vragen op financieel gebied worden in dat kader aan de organisatie voorgelegd en al die vragen worden beantwoord. In dat kader komt een en ander aan de orde. Het lijkt me niet verstandig dat een portefeuillehouder daar doorheen gaat schieten. Laat dit aan de klankbordgroep en het extern bureau over, zodat in het voorjaar van 2011 een ordentelijk debat kan worden gevoerd over wat in de toekomst wel en niet kan gebeuren. Door de heer Coenen is nog een vraag gesteld over het btw-aspect. Eerder heb ik al aangegeven dat het voor de verenigingen geen effect zal hebben, omdat het risico hiervoor helemaal bij de gemeente is neergelegd. Uiteraard zal ik de raad via de commissie op de hoogte houden van de voortgang van die discussie. Mevrouw Pilz heeft mij gesuggereerd de heer Van Marwijk bij gelegenheid uit te leggen dat het aantal van zeven voetbalclubs in Roermond te maken heeft met het aantal kernen. Ik kom overigens wel eens bij voetbalclubs in oostelijk Brabant en dat liegt er ook niet om. Veghel bijvoorbeeld, toch ook niet de grootste wereldstad op aarde, beschikt over Blauw-Geel, een fantastische vereniging met wel duizend of tweeduizend leden, oftewel bijna heel voetballend Roermond! Meijel idem dito… De voorzitter: Wilt u nu even bij Roermond blijven? Veghel is voor ons niet zo belangrijk. Wethouder IJff: Ik zat al over de volgende herindeling na te denken! De voorzitter: En wilt u ook even naar de klok kijken? Want zoals het er nu uitziet wordt het 10 februari voordat we afscheid kunnen nemen van de heer Smeets! Wethouder IJff: Dat hoop ik niet! Ik heb kennis genomen van de opmerking van mevrouw Pilz over de toekomstige subsidie van Destatec, die ik vanuit haar achtergrond ook begrijp. Op dat punt hebben wij, meen ik, over en weer onze positie naar elkaar toe wel duidelijk gemaakt.
324
De heer Heijnen heeft de boel gesteund en de vragen van mevrouw Van Beers en van de heer Moison meen ik in voldoende mate te hebben beantwoord. De voorzitter: Zojuist heb ik de datum van 10 februari genoemd omdat dan de volgende raadsvergadering plaatsvindt. De vergadering van vandaag wordt over één uur gesloten, zoals we eerder met elkaar hebben afgesproken, en we hebben hierna nog drie agendapunten te behandelen. Ik hoop dan ook dat we vandaag nog afscheid kunnen nemen van de heer Fried Smeets en de heer Daamen tot nieuw raadslid kunnen benoemen. De heer Puper: Kunt u niet alvast de commissie benoemen die de geloofsbrieven moet onderzoeken, zodat de vergadering daarvoor straks niet hoeft te worden geschorst? De voorzitter: Dat is een goede suggestie, maar ik zal eerst de besluitvorming over het thans aan de orde zijnde voorstel afwikkelen. In dit geval breng ik de motie van GroenLinks en Stadspartij Roermond eerst in stemming, omdat die verder gaat dan het conceptbesluit. De motie wordt bij handopsteken in stemming gebracht en met de stemmen van GroenLinks, Stadspartij Roermond, Demokraten Swalmen en SP vóór verworpen. De voorzitter: Aan de orde is het raadsvoorstel. Mevrouw Van Beers: Mijnheer de voorzitter. Zoals ik in tweede termijn heb aangegeven, vinden wij dit voorstel inhoudelijk niet slecht, maar zijn wij van mening dat dit een zeer ongelukkig moment is om er een besluit over te nemen. Met dit besluit wordt een soort deken over de kerntakendiscussie gegooid en daarom kunnen wij er niet mee instemmen. De heer Coenen: Mijn stemverklaring komt op hetzelfde neer, voorzitter. Mevrouw Pilz-van Elven: Mijnheer de voorzitter. Wij willen graag van de wethouder weten of hij zijn woord gestand zal doen met betrekking tot Destatec. Zo niet, dan distantiëren wij ons van dit onderdeel van het voorstel. Wethouder IJff: Ik heb geantwoord dat ik kennis heb genomen van uw standpunt, en dat vanuit uw achtergrond ook begrijp, en ik hoop dat u begrip hebt voor het standpunt dat wij in de nota hebben verwoord. Uiteraard ga ik een gesprek aan, maar wel vanuit het perspectief dat in de nota geformuleerd is. Mevrouw Pilz-van Elven: Dan distantiëren wij ons daarvan. Met inachtneming van deze kanttekening van Demokraten Swalmen besluit de raad overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders en daarbij behorende ontwerpbesluit, onder aantekening dat de heer Boots geacht wil worden zich van stremming te hebben onthouden. De voorzitter: Ik kom nu even terug op de suggestie die de heer Puper zojuist heeft gedaan. De burgemeester leg ik de vraag voor of wij nu zomaar kunnen overgaan tot het benoemen van een commissie tot onderzoek der geloofsbrieven. De heer Van Beers: Het kan wel, maar het betekent dat de raadsleden die de geloofsbrieven gaan onderzoeken op dat moment niet aan de beraadslagingen of de besluitvorming kunnen deelnemen. De voorzitter: En dat zou zomaar vier dagen kunnen duren! Het lijkt me het beste maar gewoon verder te gaan. Ik verzoek iedereen wel een beetje rekening te houden met de tijd.
325
14. Voorstel van het college om in te stemmen met het voorstel inzake uitbreiding sportpark de Wolfsberg (raadsvoorstel nr. 2010/085/1). De heer Moison: Mijnheer de voorzitter. De argumenten die ik wil aanvoeren staan in het amendement dat ik ga indienen. Ze betreffen punt 2 van het concept-raadsbesluit dat nogal onduidelijk is geformuleerd en zo nogal wat onzekerheden laat bestaat. Er staat namelijk dat in 2016 een besluit zal worden genomen voor de aanleg van een vierde veld, maar in onderdeel 3 van het voorstel is aangegeven dat de voetbalvereniging het veld graag klaar wil hebben voor het seizoen 2016-2017, en dat lukt dan natuurlijk niet, want als in 2016 het besluit wordt genomen kan, rekening houdend met het voorbereidingstraject en het aanbestedingstraject, misschien pas anderhalf jaar later het veld in gebruik worden genomen. Die inconsistentie heb ik, vergezeld van een wijzigingsvoorstel, verwoord in een amendement, dat mede is ondertekend door de Stadspartij Roermond en dat ik bij dezen indien. Mevrouw Van Beers: Mijnheer de voorzitter. Intern hebben wij hierover nogal wat discussie gehad en ik vind dit voorstel belangrijk genoeg om er hier een paar woorden aan te wijden. Wij begrijpen dat dit voor de voetbalvereniging SHH een teleurstelling is, maar wij waarderen het bijzonder dat zij desondanks constructief met de wethouder heeft meegedacht over een oplossing. Wij stellen ons op het standpunt: als je met kerstmis geen mountainbike kunt betalen, moet je misschien maar tevreden zijn dat je een gewone fiets kunt geven. Blij zijn wij wel dat de optie voor een kunstgrasveld in de toekomst blijft bestaan en dat SHH de kans krijgt door te groeien, als dat nog gaat gebeuren. De heer Heijnen: Mijnheer de voorzitter. De fractie Burger Belangen Roermond gaat akkoord met het voorstel tot uitbreiding van het sportpark de Wolfsberg, waarmee het aanvankelijk bedoelde kunstgrasveld noodgedwongen wordt omgezet in een wedstrijd/trainingsveld. Vanwege de financiële omstandigheden is het onverantwoord thans een kunstgrasveld te realiseren en in plaats daarvan komt er nu een wedstrijd/trainingsveld. De groei van de vereniging SHH blijft wel punt van aandacht. SHH is weliswaar teleurgesteld over deze omzetting, maar denkt constructief mee en stemt hiermee dan ook onder voorwaarden in. De heer Coenen: Mijnheer de voorzitter. Mijn woorden sluiten aan op die van de heer Moison. De normen van NOC*NSF, gebaseerd op de aantallen die zijn geteld, bepalen of je wel of niet alsnog een kunstgrasveld moet aanleggen. Vanwege de lange termijnen die ermee zijn gemoeid, is het verstandig dat tijdig te doen. De club zal gemengde gevoelens hebben, want de prognoses die waren opgesteld door een professional vanuit het bestuur gaven aanleiding te verwachten dat er een kunstgrasveld zou komen. Aan de andere kant zou daaruit weer een contributieverhoging zijn voortgevloeid, zodat de gevoelens gemengd zullen zijn. Ik zeg de vereniging in ieder geval dank voor haar constructieve medewerking. De heer Franssen: Mijnheer de voorzitter. Een compliment is op zijn plaats voor de wijze waarop het gesprek is gevoerd tussen het college en SHH. Ik kan me geheel aansluiten bij de manier waarop mevrouw Van Beers het zojuist heeft verwoord, want dat sluit precies aan bij de gedachten die wij daarover hebben. Wat in punt 3 van het voorstel is verwoord kan wat ons betreft zo prima tot uitvoering worden gebracht. De wethouder weet natuurlijk ook wel dat op tijd zal moeten worden begonnen met eventuele voorbereidingen. Kortom, wij steunen dit voorstel van harte. De heer Guffens: Mijnheer de voorzitter. Vanavond nemen wij het besluit om definitief te komen tot realisering van een vierde veld voor SHH. Als sportliefhebber had ik natuurlijk liever gezien dat het niet noodzakelijk was geweest terug te komen op het raadsbesluit van 29 maart
326
2009, maar gezien het huidige financiële perspectief heeft het CDA wel begrip voor het voorliggende voorstel. Na anderhalf jaar komt u samen met het bestuur van de vereniging met een gewijzigd voorstel, dat gedragen wordt door het bestuur van de vereniging en dat voortkomt uit de financiële situatie rondom het voormalige RFC-terrein, die niet rooskleurig is. De gronden van het voormalige terrein kunnen thans niet worden gekocht; de gronden zijn duurder in aanschaf en de gemeentefinanciën lopen helaas drastisch terug. Wie zijn wij dan om een akkoord dat het college heeft gesloten met het bestuur van de vereniging te overrulen? Bovendien is in punt 2 van het voorstel een heroverwegingsmoment ingebouwd in 2016. Van een dergelijke constructieve houding van een sportvereniging gaat onzes inziens een voorbeeldfunctie uit voor de aanstaande kerntakendiscussie, als het gaat om het nemen van verantwoordelijkheid en het nemen van moeilijke besluiten. In het voorstel deelt u mede dat u ernaar streeft voor het seizoen 2011/2012, over een maand of negen, het vierde veld uitgevoerd te hebben. Hoe realistisch is dat? Er moeten immers enkele bestemmingsplanprocedures worden opgestart. Uiteraard pleiten wij ervoor de procedure zo snel mogelijk in gang te zetten, als dat niet al is gebeurd. Ook al begon ik minder positief in mijn inleiding, het voorstel wordt gedragen en met dit voorstel wordt alsnog de behoefte gedekt. Mevrouw Faber-Doornebosch: Mijnheer de voorzitter. Ook wij zijn heel blij met het resultaat dat het overleg heeft opgeleverd. Daarmee complimenteren wij zowel de wethouder als de vereniging. Wethouder IJff: Mijnheer de voorzitter. Graag sluit ik mij aan bij de complimenten die zijn gemaakt voor de constructieve wijze waarop het bestuur van SHH met ons heeft meegedacht. In het bestuurlijk overleg dat ik ongetwijfeld op korte termijn met het bestuur zal hebben, zal ik die complimenten graag overbrengen. De heer Guffens heeft gevraagd hoe realistisch het is te verwachten dat het vierde veld voor het seizoen 2011/201212 gerealiseerd zal zijn. Intern zijn wij al met de voorbereidingen gestart. Van belang is nu te weten in hoeverre de bestemmingsplanprocedure bezwaren zal opleveren. Verder hangt een en ander natuurlijk nauw samen met het groeiseizoen voor het gras. De planning is er echter op gericht een en ander het volgend jaar af te ronden. Misschien kan het veld dan wel niet meteen in september worden gebruikt, maar wel in de loop van het najaar, of na de winterstop. Het amendement voegt volgens mij geen enkele zin toe aan ons besluit en ik adviseer de raad dan ook dit amendement niet aan te nemen. De voorzitter: Wordt het amendement door de heer Moison gehandhaafd? De heer Moison: Ja, voorzitter. Dat de wethouder er de noodzaak niet van inziet, geeft wel aan hoe hij bestuurlijk handelt. De voorzitter: Dan zal ik het amendement nu voorlezen: Amendement nr. 10A07 “De raad van de gemeente Roermond, in vergadering bijeen op donderdag 16 december 2010; gezien het raadsvoorstel 2010/085/1 inzake uitbreiding sportpark de Wolfsberg en het standpunt van het college in het commissie-advies van 30 november 2010 te Roermond; overwegende dat: 1. in de raadsvergadering van 26 maart 2009 besluitvorming heeft plaatsgevonden betreffende de integrale oplossing voetbalaccommodaties;
327
2. onderdeel van deze besluitvorming de uitbreiding van het sportpark Wolfsberg met een vierde speelveld (kunstgras) was; 3. de raad op 1 november 2010 geïnformeerd is middels een brief "aankoop grond Gerbergaweg"; 4. er om moverende redenen afgeweken wordt van het raadsbesluit van 26 maart 2009; 5. het raadsvoorstel dat nu voorligt op onderdeel getuigt van bestuurlijke inconsistentie; 6.
er intensief overleg met het bestuur van SHH over het huidige raadsvoorstel heeft plaatsgevonden;
7. de wethouder sportzaken aangeven heeft dat hij geen toezeggingen kan doen voor een periode na 2014 zijnde een nieuwe raadsperiode en daarop het bestuur van SHH geen passende reactie kon geven dan akkoord te gaan met het conceptvoorstel, 8. de gemeenteraad in tegenstelling tot dat wat de wethouder heeft uitgesproken hierin wel besluitvorming kan doen; 9. het huidige raadsvoorstel (onderdeel 2) niet duidelijk Smart (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden) is en twijfel openlaat over mogelijke aanleg van een tweede kunstgrasveld; 10. eerder besluitvorming betreffende aanleg vierde veld(kunstgras) gebaseerd is op de normatieve noodzaak van de aanleg van een dergelijk veld; 11. in het raadsvoorstel, bij de toelichting, onder punt 3 (voorstel), de intentie wel uitgesproken wordt Smart te handelen maar dit niet als zodanig vertaalt in het raadsbesluit, onderdeel 2; 12. er in het zelfde onderdeel van het raadsvoorstel melding gemaakt wordt van de wens van SHH om uiterlijk in het seizoen 2018- 2017 (dus september 2018) te beschikken over een tweede kunstgrasveld ter vervanging van het huidige veld 2, maar dat het besluitvormingstraject in het onderhavige raadsvoorstel daarmee niet in de pas loopt gezien de te verwachten doorlooptijd van besluitvorming, aanbesteding en realisatie. 13. voor november 2015 (begroting 2018} besluitvorming dient plaats te vinden om realisatie van het tweede kunstgrasveld voor het seizoen 2016-2017 mogelijk te maken; besluit tot amendering van het voorgelegde conceptbesluit 2010/085/2 als volgt: Punt 2 van het raadsbesluit komt te luiden: "dat uiterlijk 2015 een voorstel wordt voorgelegd over de renovatie van de bestaande twee WeTravelden binnen het sportpark de Wolfsberg met als uitgangspunt dat één van deze WeTravelden vóór september 2018 wordt omgevormd tot een kunstgrasveld, mits SHH voldoet aan de normen van NOC*NSF.”
Mevrouw Faber-Doornebosch: Mijnheer de voorzitter. Zojuist ben ik niet op het amendement ingegaan, vandaar dat ik nu even wil aangeven dat wij daarmee niet kunnen instemmen, en wel om een viertal redenen. Ten eerste vinden wij het heel belangrijk dat het bestuur van SHH zich in de voorgestelde oplossing kan vinden. Als dat bestuur het ermee eens is, waarom zouden wij dat dan niet zijn? Ten tweede past uitbreiding met een Wetraveld binnen het vastgestelde financiële kader. Zoals de SP zojuist al zei: als je geen mountainbike kunt kopen, moet je dat ook niet doen. Het is vrij simpel gezegd, maar daar komt het in feite wel op neer. Ten derde kunnen wij niet over ons eigen graf heen regeren. Niet wij, maar de raad in 2015 of 2016 zal hierover een beslissing moeten nemen. Ten vierde is dit nu juist een situatie die zich naar mijn idee goed leent voor bespreking in de kerntakendiscussie begin volgend jaar. De heer Moison: Hierop wil ik kort even reageren, voorzitter. Het eerste argument van mevrouw Faber was dat het bestuur van SHH het eens is het met voorstel. Dat is echter maar ten dele waar. Het bestuur is het weliswaar eens met onderdeel 1 van het voorstel, maar niet met het tweede onderdeel, dat het veel te onduidelijk en on-‘smart’ vindt. Het derde argument luidde dat wij niet over ons eigen graf heen kunnen regeren. Ik herinner eraan dat de raad in 2009 ook al een beslissing heeft genomen voor de periode vanaf 2010. Ik vind deze argumenten dan ook niet ‘maatstavend’. De voorzitter: Aan de orde is thans de besluitvorming, allereerst over het amendement.
328
Het amendement wordt bij handopsteken in stemming gebracht en met de stemmen van de fracties GroenLinks, Stadspartij Roermond, Demokraten Swalmen en SP vóór verworpen. De voorzitter: Aan de orde is het voorstel van burgemeester en wethouders. De heer Moison: Mijnheer de voorzitter. Ik ben het met het voorstel eens, met uitzondering van onderdeel 2, dat ik niet ‘smart’ genoeg vind. De heer Coenen: Voor mij geldt hetzelfde, voorzitter. Zonder hoofdelijke stemming besluit de raad overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders en het daarbij behorende ontwerpbesluit, onder aantekening dat de fracties van GroenLinks en Stadspartij Roermond geacht willen worden gestemd te hebben tegen onderdeel 2 en dat heer Boots geacht wil worden niet aan de besluitvorming te hebben deelgenomen. 15. Voorstel van het college om goedkeuring te verlenen aan wijziging van de statuten van de Stichting Onderwijs Midden-Limburg (raadsvoorstel nr. 2010/084/1). De voorzitter: Dames en heren. Als iets mij de afgelopen dagen heeft beziggehouden, is het wel dit voorstel en ik zal u uitleggen waarom. Het raadsvoorstel is in het voortraject schriftelijk behandeld, omdat de vergadering van de commissie BS op 1 december geen doorgang vond. Door D66 zijn hierover vragen gesteld, die in de groene flap zijn beantwoord. Het besluit dat de raad vanavond heeft te nemen betreft louter het goedkeuren van de statuten en vragen over hoe de scholen in Roermond eruit zien en hoe ze eruit hadden moeten zien, zijn dus niet aan de orde. Per 1 augustus 2008 is het Stedelijk Lyceum geen openbare school voor voortgezet onderwijs meer. Na verkregen toestemming van de minister is deze school vanaf die datum een algemeen bijzondere school. Vanaf die datum bestuurt SOML ook geen openbare scholen meer, maar alleen bijzondere scholen. De bepalingen die op grond van artikel 53.c WVO in de statuten zijn opgenomen ten behoeve van de openbare school kunnen om die reden komen te vervallen. Daarvoor is een statutenwijziging nodig, die echter op basis van artikel 53.c WVO en artikel 18 van de huidige statuten nog goedgekeurd moet worden. Omdat geen sprake meer is van een openbare school, is er voor de raad feitelijk ook geen titel om hieraan goedkeuring te onthouden; zie ook artikel 53.c lid 6. In het kader van dit raadsvoorstel is het derhalve niet zinvol in deze raad met elkaar in discussie te gaan over andere zaken. Ik zal dat als voorzitter dan ook niet toestaan. U mag van mij best een hele avond discussiëren over onderwijs, maar niet bij dit agendapunt, want dat heeft alleen betrekking op de wijziging van de statuten. U krijgt dus iets voor uw kiezen waartegen u alleen ja kunt zeggen, omdat het anders waarschijnlijk over een paar maanden weer terugkomt. Wij hebben het zelf niet bedacht; dat heeft een minister ergens gedaan. De heer Pleyte: Mijnheer de voorzitter. Dit is wel een heel bizarre inleiding op een agendapunt… De voorzitter: Ik kan er niets anders van maken. De heer Pleyte: U kunt ervan maken dat mensen hierover het woord kunnen voeren, zoals bij alle andere agendapunten. De voorzitter: U mag er ook het woord over voeren, als dat maar beperkt blijft tot de statuten. De heer Pleyte: Maar u zegt al bij voorbaat dat wij hiertegen alleen ja kunnen zeggen… De voorzitter: Inderdaad.
329
De heer Pleyte: Met alle respect, dat bepaalt u niet. De voorzitter: U kunt ook nee zeggen; zo makkelijk is het. Ik heb nagevraagd wat wij hiermee aan moeten en of wij er überhaupt iets over te zeggen hebben; dat blijkt niet zo te zijn, dat is het probleem van dit stuk. De heer Pleyte: Wij kunnen hierover zeker een mening geven en wij bepalen als raad zelf wel wat die mening is. Daarvoor zitten wij hier en als u hierover een verhaal had willen houden, had u er maar voor moeten zorgen dat de commissievergadering was doorgegaan. De voorzitter: Daar ben ik het ook mee eens, maar ik moet ik u ook vertellen dat wij in goed overleg met het presidium en de portefeuillehouder hebben bepaald dat wij hier praten over het wijzigen van de statuten. Ga dus uw gang. De heer Pleyte: Laat ik dan om te beginnen vaststellen dat de procedure voor dit agendapunt uiterst onzorgvuldig is, en zo vat ik uw inleiding op dit stuk ook maar op. Ik zal er een paar voorbeelden van noemen. Het voorstel is niet in de commissie behandeld, en niemand weet echt waarom niet, behalve dan dat een aantal mensen het kennelijk onbelangrijk vindt. Toen D66 schriftelijke vragen stelde, als alternatief daarvoor, kregen wij binnen een week post retour met aangepaste statuten. Het zal wel worden uitgelegd als een typisch voorbeeld van efficiënt bestuur, maar volgens mij kan het ook worden uitgelegd als onzorgvuldig omgaan met statuten. Ik kan me namelijk niet voorstellen dat een college van deze stad, een College van Bestuur van de betrokken stichting en de Raad van Toezicht van die stichting allemaal binnen één week, met inachtneming van de geldende termijnen van de nog bestaande statuten, daarover de juiste beslissing hebben kunnen nemen. Alleen daarom al kunnen we ons afvragen of op grond van artikel 18 van de huidige statuten een besluitvorming vanavond wel rechtsgeldig kan zijn. Verwarring wordt verder veroorzaakt doordat het college – ik zou bijna zeggen: net als eerdere sprekers vanavond over dit onderwerp al hebben gedaan – nogal denigrerend op onze vragen is ingegaan. Ach, zegt het college: statuten zijn alleen maar dingen die bedoeld zijn om de naam, de vestigingsplaats en de formele doelstelling vast te leggen, en dat is het wel zo’n beetje. Juridische auteurs denken daar heel anders over. Zij benadrukken dat statuten de essentie van een organisatie zijn, zeg maar, meer overeenkomend met ons taalgebruik: de Grondwet van die organisatie. Als we bijvoorbeeld zien hoe aandeelhouders aankijken tegen de statuten van hun vennootschap, blijkt daaruit dat het echt wel wat meer is dan alleen de naam en de woonplaats. Vraag is dus waarom het college in antwoord op onze vragen het beeld heeft geschetst dat statuten eigenlijk niet van enig belang zijn. Nog bonter maakt het college het ten opzichte van de Raad van Toezicht in het onderwijs, en dat is vreemd, want Raden van Toezicht zijn toch een beetje het paradepaardje, de grote mode, nu we zien dat de overheid zich op veel plaatsen terugtrekt. Dat zou immers worden gecompenseerd door Raden van Toezicht; die zijn nogal populair. Helaas hebben we het afgelopen jaar echter moeten constateren dat er genoeg voorbeelden zijn van Raden van Toezicht die niet erg goed werken. Des te vreemder is het dan dat het college zegt dat ook die Raad van Toezicht niet zo belangrijk is, omdat er immers nog een ander soort overleg is, dat veel effectiever en beter werkt dan een Raad van Toezicht, ook al vindt dat overleg slechts één keer in de vijf jaar plaats, minder vaak dus dan de Olympische Spelen. Wederom rijst hierdoor de vraag: waarom schetst het college in de beantwoording van onze vragen zo’n beeld? Alleen al het gebrek aan kwaliteit van dit voorstel en de wijze waarop het behandeld is zou voldoende reden moeten zijn om het af te wijzen, maar er is meer. Ik begrijp dat ik me op glad ijs ga begeven, want dit gaat ietsje minder over de statuten van deze stichting. Bij de kerntakendiscussie zijn eerder een aantal zaken gepresenteerd en een van de modellen die daarbij aan de orde was, was het zogenaamde model van de verbinder: een overheid die de leiding neemt
330
en kaders aangeeft, maar daarbij ook de vinger aan de pols houdt, zodat ze ziet en weet wat er gebeurt en tijdig kan bijsturen. De ontwikkelingen in het onderwijs vallen niet direct onder die kerntakendiscussie, maar het model van een evenwichtige krachtenverdeling ligt hier duidelijk voor. Als het college deze minimale verantwoordelijkheid en de minimale invloed die het kan uitoefenen op deze stichting al niet wil nemen, en dat beargumenteert met een aantal zwakke argumenten, hoe kunnen wij dan vertrouwen hebben in het model van de verbinder in de kerntakendiscussie dat ons de komende tijd zal worden voorgesteld? Gaat het hier dan alleen maar om de procedure? Ik durf wel te zeggen dat dat niet zo is, want het gaat om het openbaar onderwijs. In de afgelopen periode is inzake het openbaar onderwijs alles door deze raad al zo’n beetje weggegeven. Het zij zo. Wat ons als gemeentebestuur rest, is die enkele zetel in de Raad van Toezicht. Ik wil een pleidooi houden om die zetel te behouden. Het is niet veel, maar het is altijd nog beter dan helemaal niets. Is dat toezicht dan nodig? Naar de hartgrondige overtuiging van D66 wel, dat moge ook blijken uit de vragen die wij hebben gesteld. We blijven erbij dat het wezen van het gegeven onderwijs, zoals ons commissielid Harry Martens destijds nooit moe werd uiteen te zetten, vanuit het ruggenmerg van de onderwijzer, bij openbaar en bij niet-openbaar onderwijs, wezenlijk anders is. Hardere en meer concrete punten zullen in de komende periode ongetwijfeld gaan spelen. Denk aan discriminatoir personeelsbeleid, aan actieve pluriformiteit, aan toelating van illegalen, of kinderen van illegalen bij het onderwijs. Daarnaast kunnen we zeker ook interessante discussies verwachten over de scheiding van kerk en staat, zoals die op dit moment bij het onderwijs in Frankrijk al volop spelen, en zelfs over de inhoud van lespakketten; denk maar aan de discussie in de Verenigde Staten over de evolutieleer versus bewust ontwerp. Kortom, er is meer dan voldoende reden om ervoor te zorgen dat je als overheid, als gemeentebestuur, enige grip houdt op het onderwijs, al is het maar via die ene zetel die we op dit moment nog hebben in de Raad van Toezicht. Wat D66 betreft is er alle reden om daaraan vast te houden en dus niet in te stemmen met de voorgestelde statutenwijziging. De heer Coenen: Mijnheer de voorzitter. De woorden van de heer Pleyte zijn me veel waard. Hij heeft wijze woorden gesproken over de procedure en ik ben het geheel met hem eens dat de overheid moet vasthouden aan het kleine beetje dat ze nog heeft om te pleiten voor het geven van openbaar onderwijs. De heer Pleyte heeft voorts een aantal voorbeelden gegeven van de manier waarop de maatschappij verandert en hoe er verschillende mensbeelden bestaan ten aanzien van scheiding van kerk en staat, een meer pluriforme samenleving die niet gericht is op één identiteit. Die kansen worden vergrabbeld als we hiermee zomaar zouden instemmen. Ik kan er nog heel veel hartverwarmende woorden aan wijden, maar dat zal ik niet doen, want ik kan het niet beter zeggen dan de heer Pleyte heeft gedaan. Ook ik heb de heer Harry Martens nog op het netvlies, en die kon dat als geen ander. Veel progressieve partijen hebben hier altijd voor gepleit en dat blijven ook wij doen. De heer Oele: Mijnheer de voorzitter. Het standpunt van de VVD gaat de andere kant op. Dit proces is in 1999 begonnen met het buiten de gemeente stellen van het schoolbestuur en heeft in 2007 zijn vervolg gekregen door de bestuurlijke fusie van een katholieke school en een openbare school. De wet schrijft voor dat in dat geval de denominatie moet worden veranderd in algemeen bijzonder onderwijs. In de Wet op het voortgezet onderwijs is geen plaats meer voor een vertegenwoordiger vanuit de gemeente in een dergelijke constellatie. De toegankelijkheid van onderwijs in een openbare vorm is ook in de wet vastgelegd: via gedeputeerde staten en de al door de heer Pleyte genoemde vijfjaarlijkse planperioden, die overigens wel aan de gemeente en aan de provincie moeten worden voorgelegd. Een keer in de vijf jaar hebben we die invloed dus en in die planperiode van vijf jaar kunnen ook geen graverende veranderingen plaatsvinden. Het is een stukje deregulering dat mijns inziens alleen maar goed is. Daarnaast vraag ik mij af wat de werkelijke invloed van de gemeente is. Er is nu een lid van de Raad van
331
Toezicht die is benoemd door of namens de gemeente. Ik zou wel eens willen wanneer deze voor het laatst over zijn functie en zijn invloeden binnen de scholen gerapporteerd heeft aan college of gemeenteraad. De heer Coenen: Ik wil er nog een vraag aan toevoegen: kunnen we hetzelfde horen van de vertegenwoordiger in het primair onderwijs? De voorzitter: Het is niet aan de orde, maar mij maakt het niet uit of er al dan niet antwoord op wordt gegeven. De heer Jacobs: Mijnheer de voorzitter. Graag wil ik mij aansluiten bij de woorden van de heer Oele. Terecht heeft hij de vraag gesteld wat wij al die tijd met onze vertegenwoordiger hebben gedaan een wat die vertegenwoordiger met ons heeft gedaan. Wat is daarvan de meerwaarde geweest? Op 30 oktober 2003 is de vorige statutenwijziging aangenomen en na ongeveer één jaar is er iemand benoemd. Kennelijk hebben we dus een jaar lang niemand gehad, terwijl we die wel hadden kunnen hebben. Ik vraag me af of het niet belangrijk genoeg werd gevonden, of dat er andere redenen voor zijn. Merkwaardig is in ieder geval dat we blijkbaar een jaar lang niemand nodig hebben gehad. Het CDA is geen tegenstander van een Raad van Toezicht, integendeel: wij vinden het heel goed als iemand in de Raad van Toezicht zitting zou nemen. In die zin zijn wij het er dus best mee eens, als we de mogelijkheid hebben daarop invloed uit te oefenen en juridisch de mogelijkheid bestaat om zo iemand te benoemen. Niettemin vraag ik me af waarom hier nu zo’n punt van wordt gemaakt, terwijl het de vraag is wat voor ons in al die jaren de meerwaarde is geweest van de invloed van een persoon in de Raad van Toezicht. De heer Bayrak: Mijnheer de voorzitter. Het komt niet vaak voor dat wij het onderwerp onderwijs in deze raad bespreken, niet omdat wij het niet zouden willen, of omdat het college heel veel voor ons regelt, maar omdat wij bijna geen invloed meer hebben op het onderwijs. Wij hebben te veel weggegeven. In mijn bijdrage zal ik me beperken tot de statutenwijziging. De minister van Onderwijs heeft inmiddels toestemming verleend voor het omzetten van de denominatie van het Stedelijk Lyceum van openbaar in algemeen bijzonder. Als gevolg daarvan is er geen openbaar voortgezet onderwijs meer in Roermond. De bepalingen in de statuten van de SOML die betrekking hebben op het openbaar onderwijs kunnen om die reden komen te vervallen. De SOML heeft gevraagd goedkeuring te verlenen aan de op dit punt gewijzigde statuten en daarvoor wordt ons nu dit voorstel voorgelegd. De PvdA kan niet anders dan met pijn in het hart meegaan met deze wijziging van de statuten. De keuze voor de denominatie algemeen bijzonder onderwijs is in 2007 gemaakt en al door de minister bekrachtigd. Omdat wij de grondbeginselen van het openbaar onderwijs willen waarborgen, dienen wij een motie in, waarin wij verzoeken met de SOML in overleg te treden, om te bezien of alsnog overeenstemming kan worden bereikt over het opnemen in de statuten van de bepaling dat de gemeente bevoegd is een toezichthouder te benoemen in de Raad van Toezicht. Ik reken op steun van mijn collega-raadsleden voor deze motie. De voorzitter: De motie van de PvdA-fractie luidt als volgt: Motie nr. M1029 “De raad van de gemeente Roermond, in vergadering bijeen op donderdag 16 december 2010, bij gelegenheid van de behandeling van raadsvoorstel 2010/084/1, waarin wordt gevraagd goedkeuring te verlenen aan gewijzigde statuten van de Stichting Onderwijs Midden-Limburg (SOML); overwegende dat: 1. in de oude statuten de gemeenteraad de bevoegdheid tot voordracht van een toezichthouder als lid van Raad van Toezicht bij SOML had;
332
2. deze toezichthouder met name tot taak had erop toe te zien dat de belangen van het openbaar onderwijs-gedachtegoed in voldoende mate zouden worden behartigd; 3. de mogelijkheid tot benoeming van een toezichthouder door de gemeente in de nieuwe statuten is komen te vervallen; 4. er binnen de SOML dan niemand meer is die officieel tot taak heeft om te waarborgen dat er voldoende aandacht is voor de grondbeginselen van het openbaar onderwijs; 5. het wenselijk is de gemeente daartoe in de statuten een meer formele positie te geven; roept het college op: 1. met de SOML in overleg te treden om te bezien of er alsnog overeenstemming kan worden bereikt over het opnemen in de statuten van een bindende voordracht door de gemeente (B&W) voor de benoeming van een lid in de Raad van Toezicht (dan wel de bevoegdheid tot instemming met een benoeming van een lid van de RvT), die expliciet de taak krijgt om aandacht te hebben en te vragen voor de grondbeginselen van het openbaar onderwijs; 2. de commissie voor B&S te informeren over de resultaten van dit overleg.”
Wethouder Kemp: Mijnheer de voorzitter. In het raadsvoorstel is toegelicht waarom deze keuze door de SOML is gemaakt. De ontwikkeling hiertoe is al ingezet in 1999 en vond haar aanleiding in de wens tot het in stand houden van krachtige scholen op het gebied van HAVO- en VWOonderwijs. In de jaren 2000 bleek dat zich op de drie verschillende locaties voor HAVO- en VWOonderwijs die er toen waren zo’n sterke daling voordeed in het aantal leerlingen, dat de scholen dreigden om te kiepen. Als een soort noodgreep heeft de SOML toen gezocht naar de mogelijkheid van een herschikking en die herschikking is in 2004 in de gemeenteraad aan de orde geweest. Besloten werd toen het gebouw van Niekée op de Oranjelaan financieel te ondersteunen met een bedrag van € 12,85 miljoen. Vervolgens is daar het VMBO-onderwijs gesitueerd, terwijl het HAVO/VWO-onderwijs bij Schöndeln en Broekhin terecht is gekomen. De SOML kwam daarna voor de vraag te staan wat er met de denominaties moest gebeuren. Het Stedelijk Lyceum had namelijk een openbare identiteit en het Bisschoppelijk College Schöndeln een katholieke identiteit. Om een goede herschikking te kunnen realiseren, is in overleg met alle gremia de keuze gemaakt voor algemeen bijzonder onderwijs, zowel voor het Bisschoppelijk College Schöndeln met HAVO/VWO als voor het Stedelijk Lyceum met MAVO. Gezien deze hele voorgeschiedenis, vind ik het wat te gemakkelijk te stellen dat wij het openbaar onderwijs zouden hebben weggegeven, zoals ik een aantal raadsleden heb horen zeggen. De heer Oele heeft er terecht op gewezen dat krachtens de Wet op het voortgezet onderwijs niet meer de gemeenten, maar gedeputeerde staten de bevoegde instantie zijn bij het omzetten van de ene denominatie naar de andere. Daarnaast hebben wij nog te maken met de statuten, die voor het eerst in 1999 zijn vastgesteld en opnieuw in 2003. Aanvankelijk had het openbaar onderwijs in die statuten nog een plaats, met onder andere de aanwijzing van een toezichthouder die op voordracht van de gemeente lid is geworden van de Raad van Toezicht. De opdracht daarvoor is niet specifiek geformuleerd, maar slechts aangeduid als het houden van toezicht op het openbaar onderwijs, met als grondbeginselen pluriformiteit en toegankelijkheid, dezelfde principes overigens als gelden voor het algemeen bijzonder onderwijs. Met de motie die de PvdAfractie ter zake heeft ingediend kunnen wij instemmen, zij het met een kanttekening, waarop ik direct nog even zal terugkomen. Kort wil ik thans ingaan op de kritiek die door de heer Pleyte is geleverd op de procedure. Het raadsvoorstel is inderdaad niet in de commissie behandeld. Op initiatief van de voorzitter van die commissie is de desbetreffende vergadering geannuleerd, uiteraard in overleg. Dat wil echter niet zeggen dat dit agendapunt onzorgvuldig is behandeld. De raad heeft de gelegenheid gehad erop te reageren en dat is ook gebeurd met het indienen van een aantal vragen, waarop ook antwoord is gegeven. Verder is er vandaag, in deze openbare raadsvergadering, alle gelegenheid om op de zaak in te gaan.
333
Door de PvdA is opgemerkt dat zij, zij het met pijn in het hart, met het voorstel kan instemmen. Daarbij is mij verzocht met de SOML in overleg te treden over de mogelijkheid toch een verbinding te leggen tussen gemeente en schoolbestuur. Een verbinding is er overigens al wel in die zin, dat wij als gemeente regelmatig met het schoolbestuur aan tafel zitten om allerlei problemen voor wat betreft het onderwijs, die ook raakvlakken hebben met het jeugdbeleid, te bespreken. We moeten onze rol en verantwoordelijkheid echter wel goed in de gaten houden. Wij kunnen niet op de stoel van het schoolbestuur gaan zitten en hetzelfde geldt voor de toezichthouder. Het is niet de bedoeling dat de toezichthouder als een soort inspecteur van het onderwijd de kwaliteit gaat beoordelen. Zijn taak als vertegenwoordigend lid van de gemeente in de Raad van Toezicht was het in acht nemen van de grondbeginselen. Met een zelfde opdracht als door de PvdA in haar motie geformuleerd kan een vertegenwoordiger worden aangewezen om dezelfde grondbeginselen in de gaten te houden. Over deze motie, die eerder al was aangekondigd, heb ik in de afgelopen dagen overleg gevoerd met de voorzitter van het schoolbestuur, die positief heeft gereageerd op mijn vraag of deze een basis biedt voor overleg. Ik ga hiermee dus aan de slag en zal het resultaat ervan rapporteren aan de commissie BS. De heer Jacobs heeft zich afgevraagd wat de vertegenwoordiger van de gemeente de afgelopen jaren eigenlijk heeft gedaan. Ik heb zojuist aangegeven wat zijn taakopdracht is; wij moeten hem dus geen taken toeschuiven die hij niet behoort uit te voeren. Aan de hand van de jaarverslagen over de afgelopen jaren kunnen wij de raad in kennis stellen van hetgeen in de Raad van Toezicht en in het onderwijs heeft plaatsgevonden op het vlak van de openbare component. Tegelijk met het verslag over het overleg met de SOML zal ik ook hierover verslag uitbrengen. Als wij ons in de beantwoording van de vragen van de heer Pleyte denigrerend zouden hebben uitgelaten over de statuten, of over de Raad van Toezicht – ik ben mij daar overigens niet van bewust –, kan ik verzekeren dat dat absoluut niet de bedoeling is geweest. Het kán ook niet, want de statuten bepalen juist de structuur en geven de basis voor het werken van een schoolbestuur dat voortgezet onderwijs als taakopdracht heeft. Hiermee meen ik de verschillende vragen te hebben beantwoord, voorzitter. De voorzitter: Zelf worstel ik een beetje met het verwijt dat is gemaakt dat dit voorstel niet in de commissie is behandeld. Was deze besluitvorming zo dringend, dat het voorstel niet naar een volgende commissievergadering doorgeschoven kon worden? Mogelijk had het dan in de raad als hamerstuk kunnen worden afgedaan. Wethouder Kemp: Een fatale termijn is er niet aan verbonden. De voorzitter: Was het dan niet verstandiger geweest om het door te schuiven? Wethouder Kemp: Wij hebben met de voorzitter van de commissie overlegd over de inhoud van het voorstel en over de mogelijkheden die er waren om anderszins op het voorstel te reageren: schriftelijk en in deze gemeenteraad. Ik kan me herinneren dat het eerder ook bij andere onderwerpen op deze manier is gebeurd. De voorzitter: Maar daarbij ging het om zaken die in de gemeenteraad behandeld moésten worden en nu had het doorgeschoven kunnen worden. De heer Oele: Gezien de onduidelijkheden en vaagheden die nu beginnen te ontstaan, vraag ik me af of het geen aanbeveling verdient het voorstel alsnog terug te nemen en in de commissieen de volgende raadsvergadering te behandelen. Wethouder Kemp: Ik zie geen onduidelijkheden en vaagheden. Het voorstel is duidelijk en de motie eveneens. Als de motie wordt aangenomen, zal ik met de SOML in overleg treden over de mogelijkheid de statuten op dit punt aan te passen.
334
De voorzitter: Mooi dat u het beantwoordt, maar de vraag was aan mij gesteld. Ik zie er overigens ook geen aanleiding voor. De heer Pleyte: Ik stel voor het ordevoorstel van de heer Oele in stemming te brengen. Mijn steun kan het in ieder geval krijgen. De heer Öztürk: Maar de heer Oele kan zijn vraag na de reactie van de wethouder en de voorzitter ook intrekken. De voorzitter: Ik leg de raad de vraag voor of kan worden ingestemd met het ordevoorstel van de heer Oele om het voorstel nu van de agenda af te voeren en in de volgende raadsvergadering, na voorafgaande behandeling in de commissie, opnieuw aan de orde te stellen. Het voorstel wordt bij handopsteken in stemming gebracht en door de meerderheid van de raad aanvaard. De voorzitter: Het voorstel wordt thans afgevoerd en verwezen naar de volgende commissievergadering en raadsvergadering. Dames en heren. Alvorens het vragenuur aan de orde te stellen verzoek ik mevrouw Beeren, mevrouw Faber en de heer Aslankurt de commissie te vormen voor het onderzoeken van de geloofsbrief van de heer Daamen en zich tijdens het vragenuur met deze taak te belasten. 16. Vragenuur. De heer Hutjens: Mijnheer de voorzitter. Via de media hebben wij vernomen dat een tekort aan strooizout dreigt en dat wethouder IJff zelfs de noodklok heeft geluid met de mededeling: nog twee keer strooien en dan is het op. Na de ervaringen van het vorig jaar is besloten een contract met Eurosalt af te sluiten, om in geval van een tekort na te kunnen leveren als de gemeente daarom zou vragen. Inmiddels blijkt Eurosalt niet meer te kunnen leveren. De reden daarvoor zou volgens de media onduidelijk zijn. Hulp is gevraagd aan Rijkswaterstaat, die inmiddels heeft aangegeven Roermond te zullen bijstaan om de tekorten aan te vullen. Daarmee is overigens niet duidelijk of door deze ondersteuning het tekort zal worden opgeheven. Woensdagochtend hebben we in De Limburger kunnen lezen dat 20 tot 30 ton geleverd kan worden, maar als één strooibeurt 50 ton vergt, komt de bijdrage van Rijkswaterstaat slechts neer op de helft daarvan. Mijn vragen aan het college luiden als volgt: 1. Hoe heeft het zo ver kunnen komen, zeker gelet op de ervaringen die in 2009 zijn opgedaan? 2. Wanneer heeft de gemeente de opdracht verleend aan de zoutleverancier? Was dat maart 2010, of september 2010? 3. Wat mankeert er aan de overeenkomst, waardoor geen naleveringen kunnen plaatsvinden? 4. Hebben we hier te maken met een goederentermijnmarkt, met alle risico’s van dien, d.w.z. dat vraag en aanbod de dagprijs bepalen? 5. Zijn volumeafspraken te maken met omliggende gemeenten, om zowel de prijs als het nakomen van aangegane verplichtingen door de leverancier te kunnen garanderen, bijvoorbeeld door een groter volume, zoals ongeveer in dezelfde vorm afspraken zijn gemaakt met betrekking tot de papierrecyclingprocedure? 6. Waar ligt, gegeven de aangekondigde schaarste, de prioriteit bij het strooien? Met andere woorden: welke straten, verbindingswegen, fiets- en voetpaden komen het eerst, of het laatst, aan bod? 7. Hoe is de verplichting geregeld in de gemeente zelf ten aanzien van het strooiproces? Kan de gemeente aansprakelijk worden gesteld voor bijvoorbeeld gevolgschade, door het niet nakomen van de verplichting tot strooien?
335
8. Kan het communiceren via de pers over het gebrek aan strooizout, waardoor het beeld heeft kunnen ontstaan dat de winkelcentra in Roermond moeilijk bereikbaar of begaanbaar waren, wellicht tot een omzetderving voor de betrokken ondernemers hebben geleid? Was het nodig op die manier te communiceren en hoe om te gaan met vragen en eventuele claims van de betrokken ondernemers in dit kader? 9. In een interview heeft de wethouder verklaard dat thans een bestelling loopt bij een buitenlandse leverancier, met een levertijd van zes weken. Denkt hij dat er tegen de tijd van uitlevering, begin februari 2011, nog sneeuw ligt? Wethouder IJff: Mijnheer de voorzitter. Gezien de tijd zal ik mij beperken tot het geven van antwoord op de vragen en niet beginnen met een inleiding. De eerste vraag luidde hoe het zo ver heeft kunnen komen. Op de gemeentewerf beschikken wij over een bouwkundig depot waarin 300 ton zout kan worden opgeslagen. Het is in 1999 gerealiseerd en tot vorig jaar is dat voldoende gebleken voor de zoutopslag. Sinds drie jaar heeft de gemeente een contract met Wessem BV voor de levering van 300 ton zout voor dit depot. Levering daarvan vindt altijd plaats in oktober, waarna nog even overleg plaatsvindt met Wessem. Ook in oktober 2010 is met Wessem overleg gevoerd en daarin is besloten naast de 300 ton die toen geleverd was bij Wessem 200 ton in voorraad te houden die op afroep beschikbaar zou zijn. De opdracht daarvoor is op 14 oktober verstrekt. Wessem BV betrekt het strooizout van Eurosalt uit Moerdijk. Zij moet de voorraad daar ophalen en vervolgens bij ons afleveren. Voor deze constructie is gekozen, omdat wij het zonde zouden vinden als wij op de werf bouwkundige aanpassingen zouden moeten realiseren om het depot uit te breiden. Na de gebeurtenissen van de afgelopen week wordt wel onderzocht of wij tijdelijk een depot kunnen inrichten om meer zout op de werf te kunnen opslaan, zij het dat dat dan wel in de open lucht komt te liggen. Vraag 2: wat mankeert er aan de overeenkomst met Wessem BV? Vorige week ontving ik tegenstrijdige berichten over wat er precies aan de hand was en de oorzaak daarvan. Alle berichten bevatten wel één kernuitspraak, namelijk dat er geen zout geleverd kon worden. Daarbij werden argumenten genoemd als schaarste, prioriteit op de rijkswegen en het instellen van een zoutloket voor landelijke distributie. Afgelopen maandag heeft dat tot de situatie geleid dat er geen zekerheid bestond over de vraag of in de loop van de week zout door Rijkswaterstaat of Eurosalt geleverd zou kunnen worden. Gelet op de kerstdagen die voor de deur staan en op de weersverwachting, die aangaf dat op dinsdag 3 tot 4 centimeter sneeuw te verwachten was en op donderdag – vandaag dus – 7 tot 8 centimeter, vonden wij dat een onaanvaardbare situatie. Wij hebben vervolgens de media gezocht en dat heeft ertoe geleid dat Wessem zich bereid heeft verklaard volgende week 35 ton te leveren en dat deze week de ‘beruchte’ 35 ton van Rijkswaterstaat is binnengekomen, die inmiddels in ons depot ligt. Vraag 3: wat mankeert er aan de overeenkomst, dat er niet geleverd kan worden tegen vooraf afgesproken prijzen? De prijzen die in 2008 zijn aangeboden, gelden tot op heden nog steeds en liggen onder de marktprijs. We zijn wat dat betreft dus goedkoop. De tarieven liggen zeker ver onder die welke gelden in deze tijd van schaarste op de zoutmarkt, wat betekent dat de prijzen ook omhoog zullen gaan. Je kunt zeggen dat we voor een dubbeltje op de eerste rang hebben willen zitten, maar je kunt ook zeggen dat we zo doelmatig mogelijk met het overheidsgeld zijn omgegaan. Vraag 4: hebben we hier te maken met een goederentermijnmarkt met alle risico’s van dien? Ik ben niet deskundig op het gebied van termijnmarkten, noch op dat van zout, maar ik denk het wel. Vraag en aanbod fluctueren sterk en dat leidt volgens mij tot de effecten die ik zojuist heb geschetst. Vraag 5: zijn volumeafspraken te maken met de omliggende gemeenten, om zowel de prijs als het nakomen van aangegane verplichtingen door de leverancier te kunnen garanderen? Het lijkt me lastig om voor het laatste extra garanties te krijgen. Feit is wel dat dit wat ons betreft het
336
laatste jaar is van onze overeenkomst met Wessem BV. De suggestie om eens te bezien of met omliggende gemeenten winst te behalen valt, vind ik op zichzelf zeer waardevol. Mogelijk zouden daarbij ook grotere gemeenten als Venlo en Weert kunnen worden meegenomen, zodat we het gezamenlijk kunnen doen. In januari zullen wij de gesprekken met die gemeenten daarover aangaan. Vraag 6: waar ligt, gegeven de aangekondigde schaarste, de prioriteit bij het strooien? De doorgaande wegen, de wijkontsluitingswegen, de busroutes, de routes voor gevaarlijke stoffen, de fietspaden en de wegen naar het ziekenhuis en de brandweerkazerne vallen in de zogenaamde categorie 1 en worden als eerste gestrooid. Daarna volgen de bruggen, viaducten en hellingen, vervolgens bijzondere situaties als halteplaatsen en tenslotte de woonwijken. De zogenaamde bijzondere situaties, als halteplaatsen van de bus, de ingang van kerken, bejaardenhuizen, oversteekplaatsen, etc., worden in de dagdienst ter hand genomen. Vraag 7: hoe is de verplichting geregeld in de gemeente zelf ten aanzien van het strooiproces/kan de gemeente aansprakelijk gesteld worden? Volgens de Wegenverkeerswet ligt de zorgplicht voor het wegenonderhoud bij de wegbeheerder, in dit geval bij ons. De wetgever heeft daarbij bepaald dat de wegbeheerder al het redelijke moet doen om gevaar voor de weggebruiker te voorkomen, te beperken of op te heffen. Het is in feite dus een inspanningsverplichting en onderdeel daarvan is de gladheidsbestrijding. Een resultaatsverplichting is er niet, want er kunnen zich overmachtsituaties voordoen waardoor wij niet in staat zijn die verantwoordelijkheid waar te maken. Deze wetten houden ook in dat van de weggebruiker verwacht mag worden dat hij zich aanpast en een grote mate van oplettendheid aan de dag legt als de situatie daarom vraagt. Dat was ook onderdeel van mijn boodschap afgelopen maandag. Vraag 8: kan het communiceren via de pers over het gebrek aan strooizout wellicht tot een omzetderving voor de betrokken ondernemers hebben geleid? Door de mensen van de werf is contact gezocht met de mensen van onze afdeling voorlichting, die mij in de loop van maandagochtend gezamenlijk hebben geadviseerd de pers te woord te staan. Ik heb dat advies overgenomen. De afdeling voorlichting had hiervoor twee argumenten. Het eerste argument heb ik eerder al genoemd. Op dinsdag werd ca. 3 centimeter sneeuw verwacht en vandaag 8 centimeter. Door gebrek aan zout zouden de wegen dan glad kunnen worden, meer nog dan normaal kon worden verwacht, en het was goed de mensen daarvoor te waarschuwen, zodat ze er rekening mee zouden kunnen houden. Veiligheid gaat immers voor alles. Het tweede argument was dat het publieke debat dat daardoor zou ontstaan ertoe zou kunnen leiden dat wij in de loop van de week, c.q. volgende week, weer extra zout zouden kunnen krijgen, zodat we na vandaag weer voldoende zout zouden hebben tot begin januari. Ik kan nu vaststellen dat wij dat extra zout ook gekregen hebben. Op grond van die argumentatie hebben wij zeer proactief gehandeld, in het belang van de veiligheid op de weg voor de fietser, de voetganger en de automobilist; claims van ondernemers lijken mij daarom niet erg gerechtvaardigd en ook heel lastig te bewijzen. Dit beeld wordt nog versterkt na raadpleging van internet, waarbij is gebleken dat bijvoorbeeld de gemeente Gouda momenteel zonder zout zit en hoofdzakelijk met zand strooit, dat Oss noodgedwongen het strooibeleid heeft aangepast en dat Zoetermeer, Arnhem en verschillende kleinere gemeenten, waaronder Wijchen en Ronde Venen, met een zouttekort te maken krijgen en het preventieve strooien hebben aangepast. Vraag 9: in een interview heeft de wethouder verklaard dat thans een bestelling loopt bij een buitenlandse leverancier, met een levertijd van zes weken; denkt hij dat er tegen de tijd van levering, begin februari 2011, nog sneeuw ligt? Mede dankzij de publieke discussie die na maandag ontstaan is hebben wij deze week 35 ton zout van Rijkswaterstaat gekregen en kunnen wij volgende week ongeveer 35 ton tegemoet zien van Wessem, terwijl in de eerste week van januari een grote levering van minimaal 200 ton naar Roermond komt. Met deze extra leveringen verwachten wij de komende anderhalve week door te kunnen komen en begin januari weer helemaal op peil te zijn.
337
Navraag bij de omliggende gemeenten heeft uitgewezen dat Venlo nog zo'n 350 ton zout ter beschikking heeft en Weert gisteren nog 25 ton, maar inmiddels na wat leveringen 160 ton, vergelijkbaar met de 150 ton die wij vanmorgen ter beschikking hadden. Het grote verschil met die gemeenten is de hoeveelheid zout die wordt gebruikt per ronde rijden: in Venlo 23 ton, in Weert 15 ton en hier 50 ton. Ik heb de ambtenaren verzocht per ommegaande na te gaan hoe dat verschil te verklaren is. Overigens rijden die andere gemeenten wel meer dan wij, zij het dat ze per ronde minder zout verbruiken dan wij. De huidige stand van zaken is als volgt. Voordat het vanmiddag begon te sneeuwen hadden wij 185 ton zout liggen en daar komt nog 35 ton bij. Het is buiten nu wit, zodat er wel gereden zal worden. In de eerste week van januari kunnen wij weer op een volledige aanvulling rekenen. De heer Hutjens: Mijnheer de voorzitter. Kennelijk zijn in 2008 offertes aangevraagd die pas in oktober 2010 zijn bevestigd voor levering, en dat ondanks de prognoses dat het een behoorlijk zware winter zou kunnen worden. Wij lopen nu de risico’s die ik in mijn vragen heb aangegeven, terwijl het vorig jaar al bekend was dat zich dergelijke problemen zouden kunnen voordoen. Hadden we dat niet met een wat meer vooruitziende blik kunnen regelen? In De Limburger stond op een gegeven ogenblik dat de gemeente mogelijk wel € 175,- per ton zou moeten gaan betalen, vandaar mijn vraag over de goederentermijnmarkt. De wethouder kan bijvoorbeeld wachten tot het meest kritieke punt, om er dan pas voor te gaan. Voor hetzelfde geld valt er geen sneeuw, dan heeft hij geluk gehad en wordt de geprezen wethouder. Op de goederentermijnmarkt kun je zo risico lopen, waarbij je afhankelijk bent van de vraag- en aanbodcyclus. De heer Coenen: Mijnheer de voorzitter. Een paar jaar geleden heeft de heer Guffens soortgelijke vragen gesteld. De wethouder heeft aangegeven in welke urgentie tewerk wordt gegaan en in dat rijtje komen de ondernemers volgens mij op de tiende of elfde plek. Ik heb ook verhalen gelezen over de gemeente Eindhoven, waarin ene mevrouw Schreurs antwoord geeft op vragen van een PvdA’er over het strooien van zout. Hier krijgt u een gezouten vraag van ons raadslid. Ik wil geen zout in de wonden strooien, maar ik ben wel benieuwd hoe groot het budget is en of de wethouder riskant gespeeld heeft met vraag- en aanbodverhoudingen. Mevrouw Pilz-van Elven: Mijnheer de voorzitter. Als de wethouder toch gaat onderzoeken hoe de verschillen tussen de door hem genoemde gemeenten te verklaren zijn, verzoek ik hem meteen ook na te gaan wat veiliger is: zuinig strooien en een keer vaker rijden, of een grotere hoeveelheid in één keer uitrijden. Wethouder IJff: Mijnheer de voorzitter. Zojuist heb ik geprobeerd aan te geven, dat niet zozeer het contract uit 2008 maatgevend geweest, maar de capaciteit van 300 ton van de bouwkundige voorraadloods. Wij hebben een afweging gemaakt tussen het uitvoeren van bouwkundige aanpassingen aan die loods of het in voorraad beschikbaar houden van 200 ton bij Wessem BV en daardoor bleek de nodige ruis te ontstaan. De opdracht van 14 oktober 2010 voorziet dan ook in een aanvulling met die 200 ton. Het is een soort raamcontract waarbinnen deelopdrachten van 35 ton per levering kunnen plaatsvinden. Daarmee meenden wij het bouwkundige verhaal te hebben omzeild en een goede oplossing te hebben gevonden. Met de ervaring van nu zullen wij moeten evalueren wat wijsheid is; dat lijkt me logisch. Hiermee meen ik ook de tweede vraag te hebben beantwoord, namelijk of ik niet te lang heb gewacht, in de hoop dat de prijs van het zout zou dalen. Die overweging heeft de afgelopen weken niet gespeeld. Waar is wel, dat zich de laatste twee jaar problemen hebben voorgedaan met het zout die zich in de acht of negen jaar daarvoor nooit hebben voorgedaan. Het is altijd weer een afweging hoe ver we moeten gaan. Ultieme zekerheid kunnen wij niet realiseren. Inmiddels is wel ons wegenpatroon uitgebreid door de rijkswegen die we vrij recent hebben over-
338
genomen en daarom zullen we toch eens moeten nagaan of deze voorraad voldoende is. Daarover zal overleg plaatsvinden met Venlo en Weert. De vraag van de heer Coenen hoe groot het budget is kan ik niet beantwoorden. In discussies met mij is de hoogte van het budget in ieder geval geen argument geweest. Ik weet wel dat wij een voorziening hebben voor het strooizout en dat ieder jaar het beschikbare budget in die voorziening wordt gestort, zodat het in strenge winters mogelijk is meer geld uit te geven zonder de begroting te belasten. De heer Coenen: Dan wil ik graag eens weten hoe groot die voorziening is, want we weten dat dit probleem zich de laatste jaren vaker voordoet. Wethouder IJff: Ik zal dat kenbaar maken in de volgende mededelingen aan de commissie. Mevrouw Pilz heeft gelijk dat veiligheid het criterium is waarop een en ander beoordeeld moet worden. Misschien zullen andere gemeenten wel tot de conclusie komen dat het beter is zoals het in Roermond gebeurt en ik neem aan dat ook Arbo-achtige zaken hierin een rol spelen. Als je minder hoeft te rijden, hoef je immers ook minder chauffeurs bij nacht en ontij onder barre omstandigheden hierheen te halen. Wat mij betreft zullen we hierover informatie gaan uitwisselen en dan zullen we wel zien wat het beste is. 17. Afscheid van de heer Fried Smeets als lid van de raad. (Het voorzitterschap wordt overgedragen aan de heer H.M.J.M. van Beers, burgemeester) De voorzitter: Dames en heren. Les jeux sont faits. Het is geen Swalmens, maar wil gewoon zeggen: de teerling is geworpen. Fried, je was er samen met je familie vandaag getuige vandaan dat we op alle mogelijke manieren hebben getracht jouw afscheid zo laat mogelijk op de avond te laten plaatsvinden, in de hoop – zoals Dré Peters eerder al verwoordde – dat het misschien wel naar 10 februari kon worden verschoven. Dat zegt wel iets over jouw positie binnen deze raad: ze willen jou niet laten gaan. Toch is nu het moment aangebroken dat je afscheid gaat nemen. Ik zal het kort houden, want laten we eerlijk zijn: het tijdstip is niet zo van belang, jouw opvatting is veel belangrijker. Bij herhaling heb je een aantal malen afscheid genomen en bij herhaling was je consistent in je verzoek het asjeblieft heel kort te houden. Het enige wat ik me nu hardop afvraag is of Roermond er anders uitgezien zou hebben als er geen Fried Smeets was geweest. Ik zal er eerlijk over zijn: Roermond misschien niet zo, maar – daar ben ik van overtuigd – Swalmen des te meer, en dat is ook logisch, want je hebt sinds 1984 zeer prominent op het politiek-bestuurlijke podium gestaan, met name in het Swalmense. Bij je vertrek als wethouder van Roermond, nu enkele maanden geleden, mocht ik je daarvoor al roemen. Intussen heb je een nieuw hoofdstuk geschreven en toegevoegd aan jouw verhaal: van bestuurder tot volksvertegenwoordiger. Je hebt daar zo je eigen gedachten over en daarin zal ik niet treden. Feit is wel dat mede als gevolg van je gezondheid aan dat hoofdstuk nu vervroegd een einde komt. Ik betreur dat en met mij waarschijnlijk meerderen. Er is echter één schrale troost: gelukkig ga je niet verloren voor de gemeenschap. Ik denk bijvoorbeeld aan je activiteiten voor het COS Limburg. Ook Demokraten Swalmen zal blijvend van jouw inbreng kunnen blijven profiteren. Fried. Namens deze gemeenteraad zeg ik je uitdrukkelijk dank. Met het oog op morgen wens ik jou alle mogelijke goeds toe. Uiteraard doe ik dat ook in de richting van jouw Bernadette. Speciaal tegen haar wil ik zeggen: de meeste jaren van je leven ben je nog niet jarig, jij vandaag wel en daarom wil ik jou dubbel proficiat wensen, met je verjaardag, maar ook met het heuglijke feit dat Fried vanaf dit moment veel meer thuis is. Bernadette hartelijk dank, Fried hartelijk dank, kinderen hartelijk. Ik mag dat onderstrepen met een envelopje, waarvan je de inhoud – niet te gek veel natuurlijk, want het gaat van onze belas-
339
tingcenten af! – zeker zult weten te besteden. Bernadette bied ik graag bloemen aan als compensatie voor al die uren dat ze Fried kwijt is geweest aan de gemeenschap van Roermond, en in het bijzonder die van Swalmen. (Applaus) De heer Smeets: Mijnheer de voorzitter. In navolging van u wil ik het heel kort houden. Voor aanvang van deze vergadering heeft Hans van Bergen, onze stadsdichter, het prachtige gedicht Koele bruidsdans voorgedragen, met een verwijzing naar de herindeling van destijds. In die periode van de herindeling heb ik eens gezegd: hier in het Westen huwen mensen met elkaar omdat ze van elkaar houden, in veel Arabische landen houden mensen van elkaar omdat ze met elkaar gehuwd zijn. Wat ik daarmee wilde zeggen was dat het begin van de samenvoeging van Roermond en Swalmen misschien stroef zou kunnen lopen, maar dat het daarna nog heel goed kon komen. Een bruidspolonaise is het weliswaar nog niet geworden, maar ik heb wel de indruk dat er al veel rondedansjes gemaakt zijn. Ik geloof dan ook we met de toenadering van de beide voormalige gemeenten op de goede weg zijn. Ik zeg u dank voor uw korte toelichting op hetgeen ik betekend heb. Ik ben zelf bescheiden genoeg om te weten wat dat is. Uiteindelijk draag je als college altijd bij aan datgene wat je voor een gemeenschap kunt beteken, dat doe je nooit alleen. Ik ben trouwens nooit een bouwpastoor geweest, in de zin van een collegelid dat zich indringend met de ruimtelijke ordening bemoeit; ik heb altijd welzijn en de sociale sector in mijn portefeuille gehad. Eigenlijk had ik mij willen beperken tot een kort dankwoordje, ware het niet dat ik beloofd heb nog even terug te komen op de nogal storende uitlating in Typisch Roermond van vorige week, een uitlating die door mij zou zijn gedaan, maar waarin ik mij niet herken en waarvan ik dan ook bij deze afstand neem. In mijn uitleg over de politieke keuze voor D66 ben ik bij het doornemen en becommentariëren van het politieke spectrum, zoals ik het maar zal noemen, bij enkele politieke partijen, en met name de VVD, wel heel kort door de bocht gefietst. Misschien zullen er mensen zijn die het nog niet hebben gelezen en na deze woorden naarstig op zoek zullen gaan naar dat blaadje! Kennelijk was ik door de losse sfeer van het interview even de alertheid, de waakzaamheid en het gevoel voor de nuance uit het oog verloren. Voor deze omissie bied ik vanaf deze plek mijn welgemeende excuses aan. Om de kwestie niet groter te maken dan ze is, zet ik bij dezen een punt achter de lijn. Aan het einde van mijn politieke carrière rest mij niets anders meer dan het uitspreken van een woord van dank, en dat doe ik aan de hele raad, het college, de voorzitters, de burgemeester, de griffie, de ambtenaren en niet te vergeten onze bodes, die ons ook op late tijdstippen van de dag nog moeten verzorgen en daarna uit het gebouw moeten jassen, wat moeite zat kost! Jullie allen dank ik voor met name de loyaliteit, het vertrouwen en de heel prettige wijze waarop ik met iedereen heb mogen samenwerken. Zo heb ik het ervaren en dat voelde als een warm bad. Definitief afsluiten doe ik met oneindig veel dank uit te spreken aan mijn echtgenote, Bernadette, mijn kinderen én tegenwoordig kleinkinderen, die mij in al die jaren onvoorwaardelijk hebben gesteund. Ik heb iets goed te maken, want ik sta diep bij jullie in het krijt. Dat gaan we vanaf nu regelen. Ik dank u voor uw aandacht. (Applaus) De voorzitter: Dames en heren. Na het vervullen van de vacature-Smeets en het sluiten van de vergadering nodig ik u graag uit om persoonlijk afscheid te nemen van Fried en Bernadette. 18. Toelating en beëdiging van de heer L. Daamen tot raadslid. De voorzitter: Dames en heren. Tijdens het vragenuur heeft de commissie tot onderzoek der geloofsbrieven haar onderzoek uitgevoerd. Ik verzoek de voorzitter van de commissie verslag uit te brengen van de bevindingen./ Mevrouw Beeren-Adriaans: Mijnheer de voorzitter. De commissie uit de raad van de gemeente Roermond, bestaande uit mevrouw Faber, de heer Aslankurt en ondergetekende, in wier han-
340
den werden gesteld de geloofsbrief en verdere bij de Kieswet gevorderde stukken, ingezonden door de heer Leo Daamen, op woensdag 1 december 2010 benoemd tot lid van de raad van de gemeente Roermond, rapporteert de raad van de gemeente Roermond dat zij bovengenoemde bescheiden heeft onderzocht en in orde bevonden. Gebleken is dat de benoemde aan alle in de Gemeentewet gestelde eisen voldoet. De commissie adviseert tot zijn toelating als lid van de raad van de gemeente Roermond. Aldus wordt besloten. De voorzitter ontbindt de commissie tot onderzoek der geloofsbrieven, onder dankzegging aan de leden voor de genomen moeite. Hierna legt hij de heer Daamen de vraag voor of deze diens benoeming accepteert. De heer Daamen antwoordt bevestigend. De voorzitter verzoekt de heer Daamen naar voren te treden voor het afleggen van de belofte. De heer Daamen legt hierop in handen van de voorzitter de bij de wet vereiste verklaring en belofte af. De voorzitter: Mijnheer Daamen, ik wens u namens Roermond van harte proficiat. Uiteraard geldt deze felicitatie ook mevrouw Daamen.
(Applaus)
Dames en heren. Aan het einde van deze vergadering dank ik de technisch voorzitter, de heer Dré Peters, voor de wijze waarop hij ons is voorgegaan. Voorts kondig ik u aan dat u direct een aardigheidje zal worden aangeboden door het presidium, wat, lijkt mij, goed uitkomt nu de kerstdagen voor de deur staan. De dagen rond kerst zijn immers altijd een tijd van bezinning en inspiratie, maar vooral ook een moment om vooruit te kijken. Rond de kersttijd kan het saamhorigheidsgevoel van mensen altijd een extra stimulans krijgen. Samen zoals wij hier zijn gezeten staan wij voor een betrokken samenleving waarin dit gevoel permanenter is dan hopelijk alleen met de kerst. Eén zaak hebben we immers gemeen met elkaar: het gaat ons om Roermond, het gaat ons om de regio, maar het gaat ons vooral om de Roermondenaar. Moge het komende nieuwe jaar daarvoor opnieuw veelvuldig het bewijs leveren. Ik wens u met die gedachte allen een buitengewoon zalige tijd toe.
19. Sluiting. De voorzitter sluit te 22.52 uur de vergadering. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 10 februari 2010. De raad der gemeente Roermond, De griffier,
De voorzitter