INDEX VOOR DE RAADSVERGADERING VAN 8 FEBRUARI 2007 1. Opening. ................................................................................................................................................................ 42 2. Vaststellen van de agenda...................................................................................................................................... 42 3. Notulen van de openbare raadsvergaderingen van 14 december 2006 en 2 januari 2007. ..................................... 42 4. Voorstel van het Presidium inzake brieven gericht aan het presidium c.q. de gemeenteraad (raadsvoorstel no. 2007/23/1)....................................................................................................................................................... 42 5. Voorstel van burgemeester en wethouders inzake de mededeling van ingekomen stukken (raadsvoorstel no. 2007/25/1)....................................................................................................................................................... 42 6. Voorstel van het presidium tot benoeming van een griffier en een plaatsvervangend griffier (raadsvoorstel no. 2007/19/1)....................................................................................................................................................... 43 7. Voorstel van het college inzake vaststellen bestemmingsplan Herten (raadsvoorstel no. 2007/9/1). .................... 43 8. Voorstel van de voorzitter van de commissie financiën inzake evaluatie en voortgang wijkbezoeken raad (raadsvoorstel no. 2007/3/1). ................................................................................................................................ 43 9. Voorstel van het college inzake de Parkeerverordening 2007 (raadsvoorstel no. 2007/28/1)................................ 43 10. Voorstel van het college inzake benoeming lid en plaatsvervangend lid in het algemeen bestuur van de regio Noord- en Midden-Limburg (raadsvoorstel no. 2007/21/1)......................................................................... 43 11. Voorstel van het college inzake de benoeming van drie leden in de Euregioraad Rijn-Maas-Noord (raadsvoorstel no. 2007/22/1). .............................................................................................................................. 43 12. Voorstel van de Rekenkamercommissie inzake het rapport Aanbestedingsbeleid en Aanbestedingen gemeente Roermond (raadsvoorstel no. 2007/28/1). ............................................................................................ 43 13. Vragenuur. ............................................................................................................................................................. 61 14. Motie van de fractie van GroenLinks inzake reclamemasten. ................................................................................ 66 15. Sluiting................................................................................................................................................................... 71
2
Openbare raadsvergadering, gehouden op 8 februari 2007
DERDE VERGADERING Aanwezig: de heer H.M.J.M. van Beers, waarnemend burgemeester; de heer J. Vervuurt, griffier; de dames W.H.M.A. van Beers (S.P.), C.A.H.M. Ceulemans (V.V.D.), M.A.H. CoxTegelbeckers (C.D.A.), R. Moussaoui (V.V.D.), M.H. Pilz-van Elven (D.S.), M.A.J. Smitsmans-Burhenne (GroenLinks), E.M. Thissen-Heynen (P.v.d.A.) en de heren H.J.M. Achten (V.V.D.), F.M.A. van Ballegooij (S.P.), A. Bayrak (P.v.d.A.), J.T.M. Breugelmans (C.D.A.), L.W.M. Coenen (Stadspartij Roermond), L.J.M. Daamen (D.S.), F.J. van Dael (C.D.A.), L.G.A. Guffens (C.D.A.), P.G.M.A.B. Heijnen (B.B.R.), M.J. Huurdeman (V.V.D.), H.J.A. Jacobs (C.D.A.), T.M.M. Janssen Steenberg (S.P.), E.F.J.M. Lomans (V.V.D.), J.F.H. Lucas (B.B.R.), R. Özdemir (GroenLinks), S. Öztürk (P.v.d.A.), A.C.P. Peters (V.V.D.), J.M. Peters (V.V.D.), J. Puper (V.V.D.), H.H. Ramakers (D.S.) en G.J. van Walsum (P.v.d.A.), leden. Tevens aanwezig: de heren H. Boots B.B.R.), W.A.J. Kemp (C.D.A.), T.J.J.M. Schreurs (V.V.D.), G.H.G.M. Smeets (D.S.), G. IJff (P.v.d.A.) en J.F.B. van Rey (V.V.D.), wethouders. Afwezig: de heren F.J.H.J. Becks (V.V.D.), E.K. Ramdani (P.v.d.A.) en M.T.A. Werson (B.B.R.). Secretaris: ing. K.G.M.C. Joosten, waarnemend gemeentesecretaris.
42 1. Opening. De voorzitter opent te 18.00 uur de vergadering en verzoekt een moment stilte om eenieder in de gelegenheid te stellen tot een gebed of overweging. Op verzoek van het presidium en enkele leden van de raad doet hij met klem een beroep op een ieder de orde van de vergadering in acht te nemen. Meerdere raadsleden hebben aangegeven dat deze ruimte absoluut niet geschikt is voor onderling overleg en andere afleiding veroorzakende activiteiten. Degenen die behoefte hebben aan onderling overleg verzoekt hij daarvoor gebruik te maken van de Burgerzaal. Bericht van verhindering is ontvangen van de heren Werson en Ramdani, beiden wegens ziekte. De heer Becks heeft laten weten óf later, óf helemaal niet meer ter vergadering te zullen komen. Als stemmingsnummer wordt getrokken nr. 8, zodat eventuele stemmingen zullen aanvangen bij mevrouw Ceulemans. 2. Vaststellen van de agenda. Mevrouw Smitsmans-Burhenne: Mijnheer de voorzitter. De fractie van GroenLinks overweegt in deze vergadering een motie in te dienen inzake de reclamemasten, ook wel ‘landmarks’ genoemd. De voorzitter: Ik neem daar kennis van en zal voorlopig een agendapunt reserveren voor deze mogelijk in te dienen motie onder het nummer 14. Met inachtneming hiervan wordt de agenda vastgesteld. 3. Notulen van de openbare raadsvergaderingen van 14 december 2006 en 2 januari 2007. Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming worden deze notulen achtereenvolgens ongewijzigd vastgesteld 4. Voorstel van het Presidium inzake brieven gericht aan het presidium c.q. de gemeenteraad (raadsvoorstel no. 2007/23/1). De heer Daamen: Mijnheer de voorzitter. Namens de fracties van PvdA, CDA en Democraten Swalmen verzoek ik de raad via u het ingekomen stuk onder nr. C.32 (een motie van de voormalige gemeente Swalmen) te verplaatsen naar categorie D. De voorzitter: Daartegen bestaat, naar ik vaststel, geen bezwaar. Met inachtneming hiervan wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming conform het voorstel besloten. 5. Voorstel van burgemeester en wethouders inzake de mededeling van ingekomen stukken (raadsvoorstel no. 2007/25/1).
43 Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel besloten. 6. Voorstel van het presidium tot benoeming van een griffier en een plaatsvervangend griffier (raadsvoorstel no. 2007/19/1). Bij acclamatie worden de heer J. Vervuurt en mevrouw S. Franssen benoemd tot griffier, c.q. plaatsvervangend griffier. De voorzitter feliciteert de benoemden en wenst hen succes. Unaniem door de commissie(s) akkoord bevonden voorstellen. 7. Voorstel van het college inzake vaststellen bestemmingsplan Herten (raadsvoorstel no. 2007/9/1). 8. Voorstel van de voorzitter van de commissie financiën inzake evaluatie en voortgang wijkbezoeken raad (raadsvoorstel no. 2007/3/1). 9. Voorstel van het college inzake de Parkeerverordening 2007 (raadsvoorstel no. 2007/28/1). 10. Voorstel van het college inzake benoeming lid en plaatsvervangend lid in het algemeen bestuur van de regio Noord- en Midden-Limburg (raadsvoorstel no. 2007/21/1). 11. Voorstel van het college inzake de benoeming van drie leden in de Euregioraad Rijn-Maas-Noord (raadsvoorstel no. 2007/22/1). Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming besluit de raad overeenkomstig deze voorstellen en de daarbij behorende ontwerpbesluiten. Portefeuille burgemeester H. van Beers. 12. Voorstel van de Rekenkamercommissie inzake het rapport Aanbestedingsbeleid en Aanbestedingen gemeente Roermond (raadsvoorstel no. 2007/28/1). (Het voorzitterschap wordt overgedragen aan de heer A.C.P. Peters, plaatsvervangend voorzitter). De heer Achten: Mijnheer de voorzitter. Aanbestedingen zijn voor de VVD-fractie een belangrijk onderwerp. Met publieke middelen moet verantwoord worden omgegaan en de parlementaire enquête inzake de bouwfraude heeft nog eens duidelijk gemaakt dat het essentieel is daarbij zorgvuldige, objectieve procedureregels in acht te nemen. Het is daarom goed dat de gemeente streng is op haar aanbestedingsbeleid en het is nog beter dat wij over een Rekenkamercommissie beschikken, een orgaan, bestaande uit onafhankelijke deskundigen en enkele raadsleden, dat toeziet op de handelwijze van het college en eventueel verbetervoorstellen en aanbevelingen kan doen.
44 De VVD-fractie heeft de indruk dat het met de aanbestedingen in Roermond best goed gaat. Dat neemt niet weg dat er nog veel te verbeteren valt, zoals het rapport van de Rekenkamercommissie uitwijst. Zo is de archivering nog slecht geregeld, blijken procesontwerpen niet al te goed te zijn en is het hard nodig eindelijk over een inkoopfunctionaris te beschikken. Het is goed dat de Rekenkamercommissie ons hierop attendeert. Goed is ook dat de Rekenkamercommissie de aanbestedingen ten aanzien van het groenonderhoud nog eens onder de loep heeft genomen. Bijna alle gemeenten doen of deden dat fout, en ook de gemeente Roermond heeft in dat opzicht steekjes laten vallen. De VVD-fractie is er overigens van overtuigd dat naar eer en geweten tewerk is gegaan. Veel belangrijker is het nu een stap voorwaarts te maken en te zorgen voor beheerplannen, zodat de bestekken goed toetsbaar zijn. Het college heeft ons bij monde van de heer IJff toegezegd dat in de commissie voor openbare werken op korte termijn werk zal worden gemaakt van die beheerplannen. Van het college vernemen wij thans graag of dat klopt en wanneer de bestekken tegemoet kunnen worden gezien, zodat op dat punt een stap voorwaarts kan worden gezet in het aanbestedingsbeleid. De VVD-fractie zal er in ieder geval nauwlettend op toezien en mijn collega Huurdeman, die deel uitmaakt van genoemde commissie, zal ongetwijfeld aan de bel trekken als het mis mocht gaan. Het aanbestedingsbeleid is grotendeels onder Europees recht tot stand gekomen. Het is goed over Europese richtlijnen te beschikken, maar er is meteen een dilemma aan verbonden waaraan heel veel specialisten geld verdienen. Boven bepaalde normen gelden conform Europees recht zware procedure-eisen, maar daaronder gelden deze niet. Over dat laatste ontstaat altijd discussie, maar feit is dat de Nederlandse regering met een positief advies van de Raad van State momenteel werkt aan een nieuwe Aanbestedingswet. Die wet was er waarschijnlijk al geweest als het kabinet niet was gevallen, naar alle waarschijnlijkheid zal ze nu eind van dit jaar worden afgekondigd. Die wetgeving is zo belangrijk, omdat ze goede spelregels zal bieden voor de manier waarop met de bestuurslasten moet worden omgegaan. De Nederlandse gemeenten, ook Roermond, moeten die spelregels zoveel mogelijk transparant, objectief en non-discriminatoir maken. Het midden- en kleinbedrijf schreeuwt al lang om uniforme regelgeving, want het kan natuurlijk niet bestaan dat men voor een bepaalde aanbesteding in Roermond andere formulieren moet invullen dan in Venlo, Weert, Maastricht of Groningen. De Nederlandse regering gaat ervan uit, gehoord de Raad van State, dat die aanbestedingen onder de Europese normen mogen plaatsvinden. Wat dat betreft kunnen wij, met alle respect voor haar werk, het advies van de Rekenkamercommissie op twee punten niet volgen. Aan het eind van het rapport schrijft de Rekenkamercommissie dat het Europees recht min of meer rechtstreeks toepasbaar is, maar onder de normen geldt dat volgens de Nederlandse regering niet en daarbij sluit de VVD-fractie zich aan. Het is hier een discussie tussen de rekkelijken en de preciezen: hoe ga je hiermee om, naar de letter of naar de geest? De VVD-fractie huldigt in ieder geval het standpunt dat de bestuurslasten omlaag moeten en dat het midden- en kleinbedrijf moet weten waar het aan toe is. Daarbij, en dat is het tweede advies waarbij de VVD-fractie zich niet kan aansluiten, moet het ook mogelijk zijn 1 op 1 aanbestedingen te doen, d.w.z. dat onder bepaalde, lage bedragen een bedrijf de opdracht kan worden gegund. Het moet echter wel transparant zijn. Als wij willen weten hoe het proces is
45 verlopen, moet dat objectief aangegeven kunnen worden. De Rekenkamercommissie legt wat dat betreft de vinger op de zere plek, als ze schrijft dat de rapportages niet al te goed zijn en verbeterd zullen moeten worden. Als is afgeweken van het reguliere aanbestedingsbeleid, moeten wij dat sneller en directer kunnen zien. Daarom willen wij met het college graag verder van gedachten wisselen over deze rapportagestructuur. Samenvattend: wij nemen met alle graagte het stuk van de Rekenkamercommissie over, maar vooralsnog niét de aanbeveling om het Europees recht direct onder de normbedragen van toepassing te verklaren, of alle uitzonderingssituaties meteen limitatief te bepalen, want naar onze mening kunnen zich altijd zaken voordoen waarop moet worden afgewezen (de zogenaamde aanbevelingen 1 en 2 in het rapport), en voorts willen wij een betere rapportagestructuur. We kunnen nu twee dingen doen. We kunnen vanavond alle aanbevelingen overnemen, met uitzondering van de twee zojuist genoemde, maar we kunnen ook besluiten even een pas op de plaats te maken in afwachting van de nadere wetgeving om vervolgens nader met u van gedachten te wisselen aan de hand van een nieuw voorstel waarin met die nieuwe wetgeving rekening is gehouden, opdat wij ons beleid zo goed als mogelijk kunnen formuleren. Mocht die wetgeving uitblijven, wat theoretisch mogelijk zou zijn, maar feitelijk onvoorstelbaar is, dan willen wij dat u zoveel mogelijk gaat anticiperen op de kennis van die wetgeving die er nu al is. Graag willen wij in eerste termijn van het college vernemen hoe het met het aanbestedingsbeleid wil omgaan, daarbij rekening houdend met het midden- en kleinbedrijf en strevend naar een vermindering van de bestuurslasten. Voorts moet worden bedacht dat de gemeente ook werkgever is. Bij aanbestedingen dienen ook de sociale aspecten in het oog te worden gehouden. Werknemers van de Westrom of anderszins werken in het groenonderhoud en wij willen graag van de portefeuillehouder horen welke kaders hij wil hanteren – liefst zo rekbaar mogelijk – om deze mensen zoveel mogelijk te kunnen laten werken. Verder zou bij grote aanbestedingen eigenlijk standaard de norm moeten worden gehanteerd dat mensen uit de omgeving moeten kunnen meeliften. Een aannemer zou bijvoorbeeld verplicht kunnen worden na te gaan of mensen in de buurt hiermee aan het werk kunnen worden geholpen. Een en ander hebben wij verwoord in een amendement, dat mede wordt ingediend namens de fracties van PvdA, BBR en Democraten Swalmen. De voorzitter: Dames en heren. Het amendement luidt als volgt: Amendement “De raad van de gemeente Roermond, in vergadering bijeen op donderdag 8 februari 2007; gezien het voorstel van de Rekenkamercommissie van de gemeente Roermond (RKC) inzake het onderzoek aanbestedingsbeleid, raadsvoorstel no. 2007/28/1 van 1 januari 2007. overwegende dat: 1. het rapport van de RKC "Onderzoek Aanbestedingsbeleid en Aanbestedingen gemeente Roermond" van grote waarde is voor de leden van de gemeenteraad aan-
46 gaande zijn kaderstellende en controlerende rol en voor het college aangaande zijn uitvoeringsverantwoordelijkheid; 2. er verschil is in interpretatie inzake de wet-en regelgeving tussen ter zake deskundigen; 3. de nieuwe Aanbestedingswet binnen afzienbare tijd van kracht zal worden; 4. de mate van gemeentelijke beleidsvrijheid voor aanbestedingen onder de Europese drempelbedragen vooralsnog gehandhaafd moet blijven in afwachting van nieuwe wetgeving; 5. de vraag of uitzonderingsgronden als een limitatieve opsomming moeten zijn opgenomen in het gemeentelijke aanbestedingsbeleid, of algemeen geformuleerd kunnen worden, nog verheldering verdient en ook nader bezien moet worden in relatie tot nieuwe wetgeving waarbij dan ook de Europese regelgeving en jurisprudentie alsmede de aanbeveling van de RKC betrokken dient te worden; besluit het door de RKC voorgelegde conceptbesluit te vervangen door het navolgende besluit: 1. de raad neemt kennis van het rapport van de Rekenkamercommissie aangaande het "Onderzoek aanbestedingsbeleid en aanbestedingen gemeente Roermond" en spreekt hierover in z'n algemeenheid zijn waardering uit; 2. verzoekt het college van burgemeester en wethouders spoedig een nieuw aanbestedingsbeleid op te stellen nadat de nieuwe Aanbestedingswet is vastgesteld en het nieuwe beleid te baseren op deze Aanbestedingwet en vooruitlopend daarop alvast de voorbereidingen te treffen voor het bijstellen van het aanbestedingsbeleid (rekening houdend met Europees recht, de aanbevelingen en de nieuwe wetgeving) en hierover met de raad in overleg te treden; 3. verzoekt het college van burgemeester en wethouders bij het opstellen van dit nieuwe beleid de aanbevelingen van de RKC uitdrukkelijk te betrekken; 4. indien de nieuwe wet voor het einde van het jaar niet van kracht is, wordt het college verzocht uiterlijk in december van dit jaar bijgesteld beleid (rekening houdend met de aanbevelingen van de RKC) voor te leggen aan de raad; 5. aan de raadscommissie AZ een voorstel voor het aangepast rapporteren over het aanbestedingsbeleid voor te leggen, inclusief (groen)onderhoudsopdrachten.” De heer Breugelmans: Mijnheer de voorzitter. De Rekenkamercommissie heeft een onderzoek gedaan naar het aanbestedingsbeleid en de aanbestedingen van de gemeente Roermond. Het is een duidelijk rapport geworden, gebaseerd op een goede onderzoekmethode, een rapportage aan de raad. De aanleiding voor het onderzoek waren twee publicaties in het vaktijdschrift voor bestuurders in Nederland, ‘Binnenlands bestuur’, in maart en april 2006. ‘Binnenlands bestuur’ signaleert dat de regels voor aanbesteding niet altijd door gemeenten worden nageleefd. Het is dus een goede zaak om dat ook eens voor de gemeente Roermond te bekijken. De Rekenkamercommissie is voor het CDA een belangrijk instrument voor de gemeenteraad om zijn controlerende taak goed te kunnen vervullen. Dit rapport is voor het CDA dan ook een instrument om te komen tot verbetering van het gemeentelijk beleid. Het rapport is geen middel om de raad en het college ter verantwoording te roepen,
47 maar om samen met het college van burgemeester en wethouders verbeterslagen te maken in het belang van onze stad. Wij spreken dan ook niet alleen onze waardering uit voor het rapport, maar vinden ook dat de aanbevelingen van de Rekenkamercommissie zoveel mogelijk in de nieuwe regelgeving terug te vinden moeten zijn. Naar aanleiding van de reactie van het college concludeert het CDA dat het college het op twee punten oneens is met de Rekenkamercommissie. Het college baseert zijn oordeel op een second opinion van het bureau EurAssist European Consultants. Dat bureau heeft van het college opdracht gekregen om de bevindingen van de Rekenkamercommissie te toetsen. De exacte opdracht die EurAssist European Consultants is verstrekt kent de raad niet. Daarom is het voor ons moeilijk de uitkomsten van de toetsing op waarde te schatten. Laten de raad en het college voortaan in voorkomende gevallen samen optrekken als dat noodzakelijk wordt geacht. Aangezien over de aanbevelingen 1 en 2 een meningsverschil bestaat tussen enerzijds de opvattingen van de Rekenkamercommissie en anderzijds het college, is het van belang dat juist op die onderdelen bij de totstandkoming van het nieuwe aanbestedingsbeleid wordt gelet. Het is misschien de moeite waard daarnaar nog een door een onafhankelijke derde te laten kijken. De Rekenkamercommissie zegt in haar conclusie: “Daarvoor zijn de in de nota’s ‘Waar voor je geld’ vastgelegde doelstellingen te vaag en ontbreken de gegevens om vast te kunnen stellen hoeveel tijd een aanbesteding kost.” Deze conclusie moet de gemeenteraad zich aantrekken. Wij moeten ons afvragen in hoeverre wij duidelijke kaders hebben geschapen voor het aanbestedingsbeleid. Voor de toekomst moeten wij dus veel duidelijker doelen formuleren, zodat het college ook een echt houvast heeft. Voor het CDA hebben de conclusies en aanbevelingen van de Rekenkamercommissie grote waarde met het oog op een verdere verbetering van het aanbestedingsbeleid en het aanbestedingsgedrag. De gemeente Roermond loopt zowel financiële als imagorisico’s, zegt de Rekenkamercommissie. De raad moet zich verdiepen in de beleidskaders en de financiële administratie voordat hij kan beoordelen of het aanbestedingsbeleid conform de regelgeving is uitgevoerd. Het CDA is van mening dat juist dit zo spoedig mogelijk tot het verleden moet behoren en dat, indien mogelijk, aangepaste regelgeving beschikbaar moet komen, het liefst zo snel mogelijk. Daarbij nemen wij in acht dat mogelijk op korte termijn nieuwe wetgeving op nationaal niveau van kracht wordt. Het heeft geen zin ambtelijke organisaties dubbel werk te laten doen. Wel verzoeken wij het college te anticiperen op aanstaande regelgeving en nu reeds voorbereidingen te treffen om de aangepaste regelgeving, met of zonder nieuwe Aanbestedingswet, uiterlijk in december 2007 aan deze raad voor te leggen. Over het amendement hebben wij in de fractie lang beraadslaagd, omdat wij het rapport van de Rekenkamercommissie van grote waarde achten, de aanbevelingen en conclusies van de Rekenkamercommissie ons diep hebben geraakt en wij van mening zijn dat aan een dergelijk instituut grote waarde moet worden toegekend. Na de uitleg echter die de heer Achten heeft gegeven over de juridische implicaties met betrekking tot de Europese regelgeving menen wij het amendement te kunnen steunen. De heer Van Walsum: Mijnheer de voorzitter. De Rekenkamercommissie heeft het aanbestedingsbeleid en de aanbestedingen in Roermond onderzocht, op verzoek van de
48 raad, maar ook op eigen initiatief. Een origineel onderzoek is het niet. Naar ik meen te weten is dit onderwerp al in talloze gemeenten onderzocht, maar er was wel voldoende aanleiding voor. Aanbestedingen genieten, naar mijn mening terecht, al enkele jaren belangstelling, veroorzaakt door de bouwfraude en andere minder positieve ontwikkelingen. Het is terecht om daaraan aandacht te besteden, omdat overheden met gemeenschapsgelden opdrachten geven aan bedrijven en instanties om voor haar werken of diensten te verrichten. Zoiets doe je namens de samenleving en daarom moet het helder, open en toegankelijk gebeuren. Er moet toetsbaar en objectief mee omgegaan kunnen worden. Voor alle duidelijkheid wil ik daarbij opmerken dat het niet alleen om geld gaat, maar net zo goed om bepaalde kwaliteiten en om voorwaarden waaronder bijvoorbeeld mensen van WSW-bedrijven kunnen worden ingehuurd. Voor openbaar aanbesteden zijn goede regels nodig, en die zijn er, maar ze moeten ook goed worden toegepast. Dat is de opdracht die de Rekenkamercommissie heeft opgepakt en uitgevoerd. De rapportage ligt thans voor en die leidt tot een aantal conclusies, zoals: Roermond volgt niet altijd de door hem zelf opgestelde regels, er wordt niet altijd openbaar aanbesteed en er wordt niet altijd Europees aanbesteed, de archivering kan beter en voor de raad is niet altijd goed te volgen hoe een aanbesteding in haar werk is gegaan. Daarnaast, en dat mag ook gezegd worden, wordt in het algemeen geconcludeerd dat Roermond het met het aanbestedingsbeleid best goed doet. Natuurlijk zijn er verbeteringen mogelijk, maar landelijk gezien doet Roermond het zo slecht nog niet. Het kan echter beter en daar moeten we natuurlijk voor gaan. De PvdA-fractie heeft waardering voor de rapportage van de Rekenkamercommissie en kan de aanbevelingen en conclusies delen. In de commissie voor algemene zaken is geconstateerd dat nieuwe wetgeving aanstaande is op het gebied van het aanbestedingsbeleid. De heer Achten heeft daarover zojuist uitvoerig gerapporteerd. Het is daarom goed aan de hand van de aanbevelingen van de Rekenkamercommissie en rekening houdend met de nieuwe wetgeving over te gaan tot een nieuw aanbestedingsbeleid en nieuwe regels in de gemeente Roermond. Jammer vind ik dat in het proces dat de Rekenkamercommissie met het college is aangegaan op zeker moment wat scherpe kantjes zijn ontstaan. Het college heeft een derde ingehuurd en er is discussie ontstaan over het groenonderhoud en over de manier waarop met Europese regelgeving wordt omgegaan. Wat mij betreft heeft dat niet geleid tot de gewenste helderheid in deze raad. Er blijft een enorme discussie over, waarover we het nog uren kunnen hebben, maar dat wordt wel een discussie tussen specialisten en daar schieten we niet veel mee op. In het amendement dat mede door ons is ingediend wordt het college een wat strakker kader gegeven om de aanbevelingen van de Rekenkamercommissie toe te passen en daarmee zijn wij het uiteraard van harte eens. Afsluiten wil ik met de conclusie dat het opereren van de Rekenkamercommissie effect heeft. Het maakt het college en de raad scherper en er worden waardevolle constateringen gedaan waarmee de raad zijn voordeel kan doen. (De heer Lomans komt te 18.35 uur ter vergadering.)
49 De heer Daamen: Mijnheer de voorzitter. Namens Democraten Swalmen complimenteer ik de Rekenkamercommissie met het door haar uitgebrachte rapport. Kort en bondig wordt daarin omschreven hoe het aanbestedingsbeleid in 2005 gerealiseerd werd. Daarbij trekt de commissie een aantal duidelijke conclusies en doet een aantal waardevolle aanbevelingen voor de toekomst. Als die aanbevelingen worden uitgevoerd binnen de daarvoor geldende wet- en regelgeving en de dossiers die daarop betrekking hebben op een adequate en effectieve manier gearchiveerd worden, zal dat zeker bijdragen aan het kunnen volgen van het proces van aanbesteding op ieder moment. Wij zijn verder blij te vernemen dat het college, in tegenstelling tot zijn eerdere, meer defensieve opstelling ten opzichte van het rapport, nu wel de conclusies en aanbevelingen beschouwt als ‘een waardevolle handreiking om te komen tot inzicht in en versterking van het aanbestedingsbeleid’. Hieruit concludeer ik dat we er samen wel uit kunnen komen. Wij ondersteunen het amendement. Het lijkt me goed onszelf op te leggen om, nadat het aanbestedingsbeleid in de aangegeven richting wordt toegepast, van tijd tot tijd ook eens terug te kijken of het nu wel goed wordt gedaan. De heer Heijnen: Mijnheer de voorzitter. De doelstelling van het gemeentelijk aanbestedingsbeleid is te komen tot een optimale prijs/kwaliteitsverhouding. Door de Rekenkamercommissie is opbouwend-kritisch meegedacht over een nieuw op te zetten aanbestedingsbeleid. Het is een prima initiatief om van daaruit aanzetten te geven tot verbeterpunten. De fractie van Burger Belangen Roermond waardeert die intentie van de Rekenkamercommissie uitermate. We zullen het straks nu samen moeten gaan doen. Daarbij hoeven we het niet altijd met elkaar eens te zijn, maar met respect voor elkaars mening kunnen wij er wel wat lering uit trekken en er ons voordeel mee doen. We zien het rapport als een handreiking om te komen tot verdergaande verbeteringen en bijstellingen, zeker nu de nieuwe Aanbestedingswet hopelijk zeer binnenkort van kracht zal worden. Vooruit lopend daarop is het prima alvast wat voorbereidingen te treffen voor het bijstellen van het aanbestedingsbeleid. Die opdracht krijgt u mee, zodat na vaststelling van de nieuwe Aanbestedingswet het gemeentelijk aanbestedingsbeleid definitief geactualiseerd kan worden, want juist op die manier wordt gewaarborgd dat Europese richtlijnen in het gemeentelijk aanbestedingsbeleid zijn verwerkt. Jammer is dat op een tweetal punten een verschil van opvatting blijft bestaan over de interpretatie van de huidige wet- en regelgeving. Het doet mijn fractie wel deugd dat vereenvoudiging wordt nagestreefd, temeer daar het geheel ligt in de lijn van het gemeentelijk beleid om te komen tot deregulering; we hebben immers een parttime wethouder op dit gebied. Terecht is vastgesteld dat met name bij de aanbesteding van grote onderhoudscontracten door het ontbreken van beheerplannen anders dan is voorgeschreven is aanbesteed. Belangrijk acht de fractie van Burger Belangen Roermond dan ook een spoedige afronding van de beheerplannen voor de openbare ruimte, waardoor onderhoudscontracten kunnen worden herzien, eventueel herschreven en opnieuw worden aanbesteed. Zoals door enkele voorgaande sprekers ook al is opgemerkt, dienen wij ook oog te hebben voor de sociale werkvoorziening in dezen, omdat juist ook deze sector bezig is met onderhoudswerkzaamheden, vooral in de sector groen. Uiteraard denken wij ook mee in
50 de richting van het midden- en kleinbedrijf, dat alle kansen moet krijgen in verband met de werkgelegenheid. Hoe denkt u met deze bedrijfsvormen in uw beleid om te gaan? De komst van nieuwe landelijke wetgeving zal ons noodzaken tot herformulering van het aanbestedingsbeleid over te gaan en daarbij kunnen aanbevelingen van de Rekenkamercommissie dienen als bouwstenen voor dit beleid. De beide geschilpunten die ik eerder noemde kunnen worden meegenomen bij de actualisering van het gemeentelijk beleid in het kader van de landelijke Aanbestedingswet en desnoods nog eens overwogen of bezien door een externe deskundige. Niet onopgemerkt mag blijven dat Roermond voor wat betreft de naleving van de Europese richtlijnen beter scoort dan met Roermond vergelijkbare gemeenten. Een pluim is dan ook op zijn plaats voor de zorgvuldigheid waarmee met het aanbestedingsbeleid in deze gemeente wordt omgegaan. De fractie van Burger Belangen Roermond hecht grote waarde aan het rapport, enerzijds voor de gemeenteraad vanuit onze kaderstellende en controlerende rol, maar anderzijds ook voor het college gegeven zijn verantwoordelijkheid voor uitvoerende zaken. Geschrokken is mijn fractie echter van de opmerking die is gemaakt over de kwaliteit van de archivering, die nogal wisselend is. Daarin dient nu al verbetering te worden aangebracht door het mee te nemen bij de beschrijving van de werkprocessen en te koppelen aan het document-structuurplan dat inmiddels is ingevoerd. Daarmee neemt dan ook de afhankelijkheid van het papieren dossier af, omdat een en ander vooral elektronisch kan worden gearchiveerd. U beschikt dan over een schitterend systeem, dat ook kan worden gekoppeld aan het inkoop- en aanbestedingsbeleid. Zaak is voorts dat de concerncontroller in zijn interne controleplan een periodieke toetsing van het gemeentelijk aanbestedingsbeleid opneemt, waarmee de interne naleving wordt geborgd. Ook wat de bedrijfsvoering betreft denken wij aan een meerjarenontwikkelingsplan, waarin het gemeentelijke inkoop- en aanbestedingsproces dient te worden beschreven, met speciale aandacht voor archivering van aanbestedingsdossiers. Wat dat betreft is onze fractie in ieder geval gerustgesteld, nu de werving van een inkoopadviseur ter hand is genomen, want met deze functionaris kan, zo denken wij, een functiescheiding worden gecreëerd tussen personen die zijn belast met het opstellen van beleidskaders en degenen die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering ervan. Kort en bondig: wij steunen van harte het ingediende amendement dat wij mede hebben ondertekend. Laten we er samen werk van maken als het landelijke aanbestedingsbeleid gereed is, zodat wij ons beleid daarop kunnen afstemmen. Daarmee komen we met z’n allen over de brug. De heer Van Ballegooij: Mijnheer de voorzitter. Allereerst maak ik de Rekenkamercommissie een compliment. In mijn overigens nog maar korte loopbaan in de politiek heb ik zelden zo’n goed leesbaar en bondig rapport onder ogen gehad. Het was aangenaam om te lezen en het is duidelijk overgekomen. Het geeft ook het belang aan van de positie die de Rekenkamercommissie in de nieuwe politieke setting inneemt. In de conclusies kan ik twee zaken duidelijk herkennen, namelijk dat het huidige aanbestedingsbeleid niet eenduidig is, dat de wijze van aanbesteding zo nu en dan niet geheel verloopt op de manier zoals ze zou moeten verlopen en dat de manier van archiveren af
51 en toe te wensen overlaat. Het is van belang dit goed in te richten, enerzijds omdat er publieke middelen in het geding zijn, belastinggeld dat alle mensen in Nederland ophoesten en dat de overheid op een verantwoorde wijze moet uitgeven, anderzijds omdat we de markt moeten beschermen in het belang van eerlijke concurrentie én de integriteit van ons bestuursorgaan, waarbij de schijn van belangenverstrengeling zoveel mogelijk moet worden voorkomen. Met het amendement dat is ingediend kan de SP instemmen. Wel moet worden vastgesteld dat we voor de tussenliggende periode een gat aantreffen en ik verzoek het college dan ook de aanbevelingen zoveel mogelijk over te nemen totdat er een nieuw beleid is. De sociale werkvoorziening maakt een apart onderdeel uit van het aanbestedingsbeleid en bij openbare aanbestedingen voorzien wij wat dat betreft wel enige problemen. Ik hoop dat wij erin slagen hiervoor een bepaalde modus te vinden, want het mag natuurlijk niet voorkomen dat de zwakkere groepen in de samenleving nadeel ervaren van een openbare aanbestedingsmethodiek. Wat ons tenslotte heeft verbaasd, is dat door het college een contra-expertise is aangevraagd. Wij vragen ons af of daarmee niet beter gewacht had kunnen worden. De Rekenkamercommissie is per slot van rekening een instrument van de raad en het doet dan ook wat vreemd aan dat het college daar overheen een contra-expertise heeft laten uitvoeren. De heer Coenen: Mijnheer de voorzitter. De Stadspartij Roermond kiest een ietwat andere insteek. Laat ik voorop stellen dat ook wij de Rekenkamercommissie beschouwen als een belangrijk instrument voor de raad. Wat ons betreft zou ze zelfs compleet uit externen mogen bestaan, een niet-politiek orgaan dus. De Rekenkamercommissie heeft een zeer goed stuk voorgelegd, met aanbevelingen die er niet om liegen. De raad zal zich het een en ander moeten aantrekken, maar dat geldt ook voor het college. Wat ons verbaast, is dat het college heeft gekozen voor een verdedigende houding en gemeend heeft expertise van een derde te moeten inroepen. Het rapport is al in september 2006 door de Rekenkamercommissie aangeboden, maar het heeft tot februari 2007 moeten duren voordat ons een lichtelijk ‘bediscussieerd’ stuk is voorgelegd, wat dan door de VVD wordt uitgelegd als een discussie tussen de preciezen en de rekkelijken, alsof het daarmee geduid kan worden. Wat ons betreft is dat zeer zeker niet het geval. Wij vragen ons af wat er is gebeurd tussen het tijdstip van de commissie voor algemene zaken en vandaag. In de commissie voor algemene zaken was het de VVD-fractie die de aanbevelingen nrs. 1 en 2 niet overnam, maar blijkens het amendement geldt dat nu ook voor een aantal andere partijen, waarvan ik dacht ze transparantie hoog in het vaandel droegen. In het amendement wordt nu in feite voorgesteld het besluit uit te stellen tot december. Volgens ons is het niet nodig te wachten op weer nieuwe regelgeving, want die zal er zeker komen, vandaag, morgen of overmorgen. Wij hebben al te maken met nieuwe regels die heel lang gelden. Ook bij de bouwfraude werd erop gewezen dat al vanaf 1990 allerlei regels golden die gewoon moesten worden nageleefd. Natuurlijk zullen nieuwe regels, als die komen, gevolgd moeten worden, maar wat ons betreft moet een aantal aanbevelingen nu al meteen worden opgepakt, of op een redelijke termijn van bijvoorbeeld vier à vijf maanden. Op dat punt zou ik het
52 amendement willen amenderen door er een eerder tijdstip voor terugkoppeling in op te nemen. In dit huis zijn we al heel lang bezig met aanbestedingsnota’s. Het wordt nu tijd datgene wat we met de mond belijden ook te gaan doen. De beleidskaders die de raad stelt zijn niet altijd juist en soms in strijd met het concurrentie- en gelijkheidsbeginsel met potentieel juridische gevolgen, zo stelt het rapport, en dat is nogal wat. Verder wordt gewag gemaakt van het feit dat het huidige gemeentelijke aanbestedingsbeleid voor levering van diensten slechts twee aanbestedingsvormen kent: niet-openbaar en Europees. Een openbare aanbesteding ontbreekt dus. De onterechte, niet openbaar aanbestede inkopen hebben een gezamenlijke waarde van ruim € 6 miljoen. Als we hierop met goede, duurzame inkopen en aanbesteding 10% zouden kunnen bezuinigen, zouden we voor onze burgers maar liefst € 600.000,- kunnen besparen. Tegenover het argument van de bestuurslasten dat wordt aangevoerd zou gesteld kunnen worden dat, als het transparant gebeurt, wat wij hier met z’n allen willen en wat mevrouw Kroes op Europees niveau zeker wil, het meestal besparingen oplevert. Bij de portefeuilles die hiermee te maken hebben is enige nuance te onderscheiden, omdat ook mensen die voor de WSW werkzaam zijn eronder zouden moeten kunnen vallen. Het ligt echter voor de hand dat een en ander zich voor een groot gedeelte afspeelt in de portefeuille openbare werken. Op onze vraag welke portefeuille er het meest mee te maken heeft hebben wij geen antwoord kunnen krijgen; de Rekenkamercommissie heeft daar niet naar gezocht. Een andere aanbeveling heeft betrekking op de archivering, die voor 97% niet volledig is; dat moet echt anders. De concerncontroller zou zich dit moeten aantrekken en de administratieve organisatie en interne controle als de wiedeweerga moeten opzetten. Hier ligt een duidelijke ‘smart’-opgave, waarvoor ik de Rekenkamercommissie dank zeg. Het gaat nu vooral om het aanbestedingsgedrag. Wij zijn van mening dat de kaders veel duidelijker moeten worden weergegeven én gecontroleerd, twee belangrijke taken van de raad. Termen als ‘zoveel mogelijk’ passen daarbij niet. Er moeten targets worden gesteld die meetbaar zijn. Nu blijkt dat daar nogal eens soepeltjes omheen wordt gegaan en ik vraag me af waar dat aan ligt. Ligt het soms aan het ambtenarenapparaat, dat het wel handig vindt om met een aantal partijen die men kent sneller zaken te kunnen doen? De heer Breugelmans: U wilt toch niet suggereren dat hier door ambtenaren handjeklap gespeeld wordt? De heer Coenen: Hebt u mij dat horen zeggen? De heer Breugelmans: U suggereerde wel iets in die richting. De heer Coenen: Dat is weer net zoiets als in de vorige raadsvergadering. Ik zeg alleen: het zou kunnen zijn dat… De heer Breugelmans: Maar dat is toch een suggestie? De heer Coenen: Nee, dat is het niet.
53 De heer Breugelmans: Wat is het dan? De heer Coenen: Het is iets dat we zouden kunnen uitzoeken. De heer Achten: De VVD-fractie is het met de heer Coenen eens dat er een zware taak ligt voor de concerncontroller, maar de heer Coenen spreekt de concerncontroller rechtstreeks aan en het is goed beleid dat wij hier niet over ambtenaren praten, doch ons richten tot de desbetreffende portefeuillehouder. De VVD-fractie hecht daaraan. De heer Coenen: Het gaat natuurlijk om de functie. U moet nu niet net doen alsof ik een bepaalde persoon in een kwaad daglicht heb willen stellen. De aanbevelingen van de Rekenkamercommissie worden door het college betwist, zoals blijkt uit het feit dat EurAssist European Consultants erbij is gehaald. Ik dring er daarentegen op aan zo snel mogelijk te beginnen met de aanbevelingen die zijn gedaan. Het amendement van de Stadspartij Roermond zou in die richting gaan. Ik heb met een scheef oog gekeken naar wat elders gebeurt. In verschillende gemeenten heeft de Rekenkamercommissie geconcludeerd dat de wijze waarop besluiten aan de raad worden voorgelegd vaak niet juist is, dat het te vaak gebeurt op een moment dat er nauwelijks meer een reëel alternatief voorhanden is en dat in de ambtelijke organisatie soms onvoldoende aandacht bestaat voor een bedrijfsmatige cultuur. Bij zo’n bedrijfsmatige cultuur hoort een planning- en controlstructuur en een aanbestedingsgedrag dat anders moet zijn. Een maand geleden heeft de gemeenteraad van Eindhoven allerlei belangwekkende en zinvolle adviezen van de Rekenkamercommissie ter harte genomen. Vaak doet in zulke zaken het gezegde opgeld ‘we dronken een glas, we deden een plas en alles bleef zoals het was’. Juist om dat te voorkomen heeft de gemeenteraad van Eindhoven besloten – en daar voel ik ook wel wat voor – zelf na te gaan wat er eigenlijk met die aanbevelingen gebeurt en daarbij de vinger aan de pols te houden. Laten we daarom, desnoods in een klein groepje, nagaan of dit in de praktijk ook daadwerkelijk wordt uitgevoerd. Mevrouw Smitsmans-Burhenne: Mijnheer de voorzitter. Ook namens GroenLinks mag ik de Rekenkamercommissie een groot compliment maken voor het heldere, transparante stuk dat is uitgebracht. Een Rekenkamercommissie is een belangrijk orgaan, want het is er om de raad te dienen en ons te helpen om onze controlerende en kaderstellende taak goed te vervullen. Uit de conclusies van het rapport citeer ik dat de mate van doeltreffendheid en doelmatigheid niet kan worden bepaald, dat daarvoor de in de nota’s ‘Waar voor je Geld I, II en III’ vastgelegde doelstellingen te vaag zijn, dat van de inkopen die in 2005 niet openbaar zijn aanbesteed, in totaal 30, de helft ten onrechte op deze wijze is aanbesteed en dat de helft van de inkopen die Europees hadden moeten worden aanbesteed niet Europees zijn aanbesteed. Resumerend: het aanbestedingsgedrag in 2005 was niet in overeenstemming met de Europese en eigen regels. Een andere conclusie luidt dat 97% niet volledig was gearchiveerd en dat het nodig was nog aanvullende informatie te vragen. Kortom: de raad kan niet of nauwelijks beoordelen of het aanbestedingsgedrag conform de beleidskaders is, zonder zich zelf in de inhoud van deze kaders en financiële admini-
54 stratie te verdiepen. Naar aanleiding van deze conclusies heeft de Rekenkamercommissie een aantal aanbevelingen geformuleerd. Gesteld kan dan wel worden dat het in vergelijking met andere gemeenten nog wel meevalt, maar met alle respect: ik zit in het onderwijs en als wij een toets afnemen bij jongeren, kunnen we wel gaan vergelijken met honderd anderen, maar een onvoldoende is en blijft een onvoldoende. Volgens mij mag worden geconcludeerd dat het aanbestedingsbeleid van de gemeente Roermond op dit moment onvoldoende is. Jammer vind ik dat het college zich defensief opstelt en het nodig heeft gevonden een tegenonderzoek te laten uitvoeren. In de commissie heb ik het college al opgeroepen flink te zijn, de aanbevelingen ter harte te nemen, ervan te leren en een volgende keer terug te komen met een goed beleid, dat open, transparant en helder is en voldoet aan de regelgeving. De raad moet zich ook een aantal zaken aantrekken, want wij hebben de nota’s vastgesteld en wij zijn erbij geweest toen de kaders die wij stelden vaag waren. Kortom, de raad moet zijn huiswerk beter doen en ook het college moet zijn huiswerk beter doen, zich niet te defensief opstellen en hieruit vooral lering trekken. Uit het amendement meen ik te hebben begrepen dat de aanbevelingen helemaal worden onderschreven en dat alleen enig voorbehoud wordt gemaakt met het oog op de nieuwe regels. Ik zie de heer Achten nu ontkennend het hoofd schudden. Ik neem aan dat hij het dan direct wil uitleggen, zodat ik er in tweede termijn op kan terugkomen. De voorzitter: Het woord is thans aan het college, allereerst aan de voorzitter, daarna aan wethouder IJff voor de vragen die zijn gesteld over werkvoorziening annex groenvoorziening. De heer Van Beers: Mijnheer de voorzitter. Laat ik om te beginnen zeggen dat het college van mening was en is dat de Rekenkamercommissie uitstekend werk heeft verricht ten behoeve van de raad, het college en de organisatie. Daarnaast stel ik vast dat het aanbestedingsbeleid, naar eer en geweten uitgevoerd door het college, gebaseerd is geweest op de besluitvorming door de raad. De actualiteit van dit moment is dat het aanbesteden, met name het Europees aanbesteden, volop in de schijnwerpers staat. Het is juist dat we toe zijn aan nieuw beleid, dat er mogelijk al geweest had kunnen zijn, ware het niet dat in de Eerste Kamer enige stagnatie is ontstaan. Wat het college nu wil is niet gebruik maken van het beleid dat thans vigeert, want dat is niet goed, anders zou er geen nieuw beleid komen, maar uitdrukkelijk de voordelen van het nieuwe beleid meenemen in de verdere ontwikkelingen op dit terrein. Zoals ik in de commissie al heb gezegd, zullen wij daarbij ons voordeel doen met de aanbevelingen die zijn geformuleerd in het rapport van de Rekenkamercommissie. Zeer veel van deze aanbevelingen zullen we niet in de wind laten hangen, maar tot dadendrang verheffen, zo dat al niet is gebeurd. Wij menen echter dat het in het belang is van een goed, stevig aanbestedingsbeleid om ook te wachten op de allerlaatste ontwikkelingen, zodat we kunnen inspelen op het nieuwe beleid. Het is jammer dat het beeld dat ik nu probeer te schetsen wat wazig is geworden doordat meerdere deskundigen van mening verschillen over een aantal facetten. Zoiets komt wel vaker voor bij deskundi-
55 gen; er ontstaat dan een soort academische discussie waarin bijna alles aan bod komt, behalve datgene waar het feitelijk om gaat. De heer Coenen: Maar u hebt dit toch zelf opgeroepen door andere deskundigen de gelegenheid te geven hierover een andere mening te distilleren? De heer Van Beers: Als bij de ambtelijke medewerkers en de leden van het college verschil van mening bestaat over datgene wat door de Rekenkamercommissie naar voren is gebracht, is het een kwestie van zorgvuldigheid om de zaak met elkaar eens tegen het licht te houden en je oor te luisteren te leggen bij mensen die in de loop van de tijd een zekere deskundigheid op dit gebied hebben verworven. Je kunt twisten over het tijdstip waarop dat is gebeurd, maar wij meenden dat het, om een goed onderbouwde discussie te kunnen voeren, goed was eens te laten nagaan hoe het exact ligt. De heer Breugelmans: Was het niet charmanter en beter geweest wanneer raad en college in dezen gezamenlijk waren opgetrokken? Als je zoiets met z’n tweeën doet, ben je altijd sterker dan je wanneer je het allebei apart doet. De heer Achten: Wij nemen wat dit betreft afstand van de visie van het CDA. De raad stelt kaders en controleert, het college voert uit, en dat zijn twee gescheiden verantwoordelijkheden. Als je de Rekenkamercommissie hanteert als extra instrument ter toetsing van de kaderstellende taak, is het volgens ons juist niét goed om samen op te trekken. De verantwoordelijkheden moeten gescheiden gehouden worden. Het is daarom goed dat het college als eerste werkgever voor de bedrijfsvoering ergens te rade gaat. We kunnen wel met elkaar afspraken maken over de kosten van zo’n onderzoek en waaruit die worden betaald, maar binnen het duale stelsel bestaan gescheiden verantwoordelijkheden. De heer Van Beers: Laat ik er dit van zeggen: een college dat zichzelf respecteert en respect verdient van de leden van de raad is gehouden om de best mogelijke kwaliteit te leveren. Als bij ons twijfels bestaan over bepaalde facetten, strekt het ons eigenlijk tot eer dat wij daar ons oor te luisteren leggen waar ook kwaliteit geboden wordt. Het feit dat het college het voortouw heeft genomen om op basis van een deskundigheidsadvies meteen te reageren kan mijns inziens de discussie per saldo alleen maar ten goede komen. Met de allerbeste bedoelingen hebben wij geprobeerd de raad nog een extra handreiking te bieden. Het amendement kunnen wij van harte aanbevelen. Alles wat rondom dit amendement door een aantal uwer naar voren is gebracht is ons recht uit het hart en uit het hoofd gegrepen. De heer Achten heeft ons opgeroepen in afwachting van de nieuwe wetgeving niet achterover te gaan hangen, maar intussen al op die fronten aan het werk te gaan waar dat verantwoord mogelijk is. Wij zijn het daarmee van harte eens. Met betrekking tot de archivering, de inkoopfunctionaris e.d. hebben wij intussen al het een en ander ondernomen.
56 Het doet me deugd dat de heer Breugelmans te kennen heeft gegeven veel waarde te hechten aan de landelijke ontwikkelingen ter zake en het kader zo wezenlijk te vinden, dat hij het amendement kan ondersteunen. Dit ontslaat ons niet van de verplichting de aanbevelingen in het rapport van de Rekenkamercommissie op te pakken en om te zetten in activiteiten. De heer Van Walsum heeft het jammer genoemd dat er wat scherpe kantjes zijn ontstaan. In een debat gebeurt dat nu eenmaal vaak, maar ik ben het wel met hem eens dat daardoor een soort mistige sfeer is ontstaan die bij sommigen tot de conclusie heeft geleid dat wij ons defensief hebben opgesteld, wat beslist niet onze bedoeling is geweest. Wij hebben een wat genuanceerde opvatting ten aanzien van de punten die ook in het amendement zijn genoemd, maar dat laat onverlet dat wij van mening zijn dat door de Rekenkamercommissie kwaliteit is geleverd. Als wij echter ergens voor staan, schromen wij niet dat helder en duidelijk voor het voetlicht te brengen. De heer Heijnen heeft aandacht gevraagd voor de archivering. Het doet ons deugd dat wij op dit moment in technische zin bij machte zijn dit op een meer verantwoorde wijze te doen. Dat het moet gebeuren conform de aanbevelingen is evident; daar twijfelt niemand aan. Met de heer Van Ballegooij ben ik het geheel eens dat het beleid transparant moet zijn, en dat geldt overigens voor alle zaken waarmee publieke middelen zijn gemoeid. Integriteit staat heel hoog in ons vaandel. Er wordt in dit opzicht al heel wat gedaan, maar het kan altijd beter en die inspanningsverplichting nemen we op ons. Een contra-expertise als waarvoor de heer Breugelmans heeft gepleit lijkt mij niet verstandig. Als overheid moeten wij zo praktisch mogelijk tewerk gaan en als het kader straks bepaald is daarop zo snel mogelijk inspelen; daarmee is de burger uiteindelijk het meest gediend. Laat de academici elkaar maar op een ander niveau op een vriendelijke en aangename manier bezighouden…. De heer Breugelmans: De Rekenkamercommissie heeft een rapport uitgebracht dat ik als uiterst deskundig aanmerk. In de reactie van de Rekenkamercommissie op uw brief worden een aantal arresten en jurisprudentie aangehaald waarop de Rekenkamercommissie haar oordeel baseert. Aan de andere kant hebt u een rapport laten opstellen waarin een andere mening tot uiting komt. Ik wil nu wel graag dat wij straks over zékere regelgeving beschikken en dat wij die met opgeheven hoofd kunnen verdedigen. Dat idee heb ik op dit moment nog niet. De voorzitter: Dit lijkt meer op een tweede termijn dan op een interruptie die bedoeld is om een verhelderende vraag te stellen. Ik ben heel streng vanavond! De heer Achten: Wij hebben in ieder geval nog wel een vraag te stellen, zij het over een ander onderwerp. In eerste termijn hebben wij geïnformeerd naar de speciale aanbestedingen met betrekking tot de Westrom en als verantwoordelijke voor de lokale en regionale werkgelegenheid. Daarop is nog niet ingegaan. De voorzitter: Als u goed had opgelet, had u gehoord dat ik heb gezegd dat ook de heer IJff nog aan bod komt en dit is zo’n vraag die in zijn portefeuille thuishoort.
57
De heer Van Beers: De omschrijving die de heer Coenen heeft gegeven van de functie van de Rekenkamercommissie komt geheel overeen met de omschrijving die ik daaraan zelf geef. Er bestaat tussen ons dus geen verschil van opvatting over die functie, noch over de inhoud, de waarde en de kwaliteit van de aanbevelingen die zijn gedaan. Inmiddels hoop ik te hebben aangetoond dat wij in afwachting van het actuele beleid, waarmee wij ons voordeel hopen te doen, niet stil zullen blijven zitten, maar uitvoering zullen geven aan die zaken die aangepakt kunnen worden. De opmerking die de heer Coenen heeft gemaakt over de concerncontroller kwam ook bij mij aanvankelijk wat verkeerd over, maar ik ben blij dat hij meteen afstand heeft genomen van de suggestie die daarvan eventueel zou kunnen uitgaan. Als laatste spreekster was al veel gras voor de voeten van mevrouw Smitsmans weggemaaid, maar de intentie die zij uitsprak is ook de onze, zij het dat over de wijze waarop zoiets af en toe onder de aandacht wordt gebracht wel eens van mening kan worden verschild. Mevrouw Smitsmans-Burhenne: Kunt u even uitleggen wat u bedoelt met uw opmerking dat als laatste spreekster al veel gras voor mijn voeten was weggemaaid? De voorzitter: U hebt een aantal kritische nootjes gekraakt over de volgens u defensieve opstelling die wij aan den dag zouden hebben gelegd. Ik heb gepoogd aan te geven waarom wij gehandeld hebben zoals wij dat hebben gedaan en ik hoop dat u daarvoor in ieder geval respect kunt opbrengen. U verwijt ons defensief gedrag, daar stel ik tegenover dat wij alle mogelijke moeite hebben gedaan om zo zorgvuldig mogelijk met de materie om te gaan. Mevrouw Smitsmans-Burhenne: Ik constateer dat u geen antwoord geeft op mijn vraag, en dat begrijp ik ook wel, want wellicht hebt u dat antwoord helemaal niet. De voorzitter: Dan hoor ik in tweede termijn graag wat u hebt bedoeld. Wethouder IJff: Mijnheer de voorzitter. Naar aanleiding van de vragen die zijn gesteld over de groenvoorziening en de beheerplannen kan ik melden dat de planning erin voorziet dat daarover op 10 mei in de commissie besluitvorming kan plaatsvinden, uiteraard onder voorbehoud van goedkeuring van alle stukken door het college van burgemeester en wethouders. Een dezer dagen is met de griffie overlegd over de manier waarop deze besluitvorming het beste kan worden gestroomlijnd. In de beheerplannen is het kader aangegeven voor het gewenste onderhoudsniveau op de diverse deelterreinen en dat zal de basis vormen voor de bestekken die moeten worden opgesteld. Met betrekking tot de Westrom spelen twee elementen een rol: allereerst het feit dat de Westrom een gemeenschappelijke regeling is, waardoor ze mogelijk gezien kan worden als een verlengstuk van de gemeentelijke overheid en dus niet als externe partner, in de tweede plaats de status aparte voor de sociale werkvoorziening in het algemeen. Op beide elementen wordt onderzocht wat precies de waarheid is; ook in deze discussie lopen de meningen uiteen. Zodra hierover duidelijkheid is ontstaan, zal dat worden gemeld
58 aan de commissie voor openbare werken. Uiteraard zal een en ander een rol spelen in de besluitvorming rond de aanbesteding. De suggestie van de heer Achten voor het stellen van criteria om eventueel mensen uit de regio aan te nemen is een wat lastige. Ik vraag me af of het is toegestaan op die manier de eigen regio te laten prevaleren. Het moge duidelijk zijn dat wij in het hele traject gaan voor de beste kwaliteit/prijsverhouding. De suggestie van de heer Coenen dat niet-openbaar duurder is past daar in ieder geval niet bij. Wij willen uiteraard voor de burger de beste producten leveren en daar hoort het liefst de laagste prijs bij, maar beide elementen moeten worden meegewogen in een aanbestedingsprocedure. De heer Achten: Mijnheer de voorzitter. Allereerst ben ik mevrouw Smitsmans een antwoord schuldig op haar vraag of volgens ons nu alleen pas op de plaats zou moeten worden gemaakt omdat nieuwe wetgeving aanstaande is. Haar conclusie is bijna juist, maar niet helemaal. In eerste termijn heb ik afstand genomen van het Europees recht en de directe werking. Zelfs als er geen nieuwe wetgeving zou komen, zouden wij met die beide aanbevelingen niet akkoord kunnen gaan. Wij hebben een andere visie ten aanzien van de bestuurslasten en de manier waarop met het midden- en kleinbedrijf behoort te worden omgegaan, maar ook ten aanzien van de manier waarop de raad hiermee is omgegaan. Sinds het begrotingsjaar 2004 is de accountant verplicht bij het afgeven van zijn verklaring bij de jaarrekening ook de Europese aanbestedingsregels in acht te nemen. Ik herinner eraan dat wij de jaarrekening met z’n allen, dus unaniem, hebben goedgekeurd. Als wij de accountant straks weer aan het werk zetten met de jaarrekening, is het wellicht goed hem nog eens extra te laten kijken naar wat in ons amendement is verwoord. Mevrouw Smitsmans-Burhenne: Ik snap er eerlijk gezegd niets van. Onder punt 3 van het amendement roept u het college namelijk op bij het opstellen van het nieuwe beleid de aanbevelingen van de Rekenkamercommissie uitdrukkelijk te betrekken, maar tegelijkertijd laat u weten die aanbevelingen niet te kunnen ondersteunen. De heer Achten: In de overwegingen van het amendement staat dat wij in z’n algemeenheid met de aanbevelingen kunnen instemmen, dus niet op álle onderdelen. In mijn woordvoering heb ik aangegeven, en het staat ook in het dictum, dat het niet geldt voor de aanbevelingen 1 en 2. Om een lang verhaal kort te maken: wij vinden dat de Rekenkamercommissie goed werk heeft verricht en nemen alles over, behalve die beide aanbevelingen. Wij hebben er vertrouwen in dat het aan het eind van het jaar met de nieuwe wetgeving goed komt. Uit het rapport van de Rekenkamercommissie blijkt dat zij drie toetsingscriteria hanteert: rechtmatigheid, doeltreffendheid en doelmatigheid. Wij zullen onszelf in dit opzicht ook een spiegel moeten voorhouden. Als wij kaderstellend bezig zijn en een kaderstellende nota willen maken, zullen wij door de bril moeten kijken van doelmatigheid, doeltreffendheid en doelmatigheid. Ook voor de VVD-fractie zal dit wennen zijn, maar als we kaderstellend bezig willen zijn, zullen we het moeten doen. Doen we dat namelijk niet, dan zullen wij daarop later terecht door de Rekenkamercommissie worden aangesproken.
59 De heer IJff heeft toegezegd dat nog eens heel goed zal worden nagegaan hoe een en ander met betrekking tot de Westrom in elkaar zit. Ik verzoek het college goed aan te geven wat wel en niet mogelijk is, daarover met de ministeries van Economische Zaken, Justitie en andere in overleg te treden en daarbij ook te bezien waarom het elders wel mogelijk blijkt te zijn bij hele grote aanbestedingen mensen uit de regio te betrekken, met name langdurig werklozen. Wij roepen het college dan ook op nog eens heel goed na te gaan wat we voor de regio kunnen doen. Over het amendement is nu meer dan genoeg gezegd. Wij hopen dat ook de Stadspartij Roermond en GroenLinks ermee kunnen instemmen en roepen het college op nu aan de slag te gaan. De heer Breugelmans: Mijnheer de voorzitter. De Rekenkamercommissie heeft haar visitekaartje afgegeven. Het belang van de Rekenkamercommissie is naar mijn mening door deze discussie uitdrukkelijk onderstreept. In tweede termijn wil ik nog even terugkomen op de sociale werkvoorziening. Ik adviseer het college eens in Rotterdam te rade te gaan, waar het perfect geregeld is. In het aanbestedingsbeleid daar is opgenomen dat 5% van alle aanbestedingen moet worden aangewend voor de werkgelegenheid van risicogroepen, laaggeschoolden en langdurig werklozen. De gemeente Venlo heeft er een groot gedeelte van overgenomen. Ik geef u dan ook echt in overweging eens in Rotterdam te gaan kijken en ik kan eraan toevoegen dat dit beleid ook nog eens buitengewoon succesvol is gebleken. Gelukkig heeft de burgemeester in zijn antwoord, op aandringen van de SP, toegezegd dat de aanbevelingen van de Rekenkamercommissie zoveel mogelijk gevolgd zullen worden. Dat is een goede zaak. Zoals ik eerder al heb gezegd, willen wij zekerheid, transparantie en duidelijkheid in het aanbestedingsbeleid. Dat is alleen mogelijk als de juiste regels worden gebruikt. De suggestie van de heer Achten om daarover ook eens door de accountant te laten rapporteren onderschrijf ik dan ook geheel. De burgemeester heeft gezegd te hopen dat de raad respect kan opbrengen voor de handelwijze van het college. U kunt van ons alleen maar respect verwachten, want wij gaan ervan uit dat u net als wij uw stinkende best doet voor de burgers van Roermond. Toch verzoek ik u datgene wat door partijen vandaag is opgemerkt over de wijze waarop u op het rapport van de Rekenkamercommissie hebt gereageerd ter harte te nemen, want het kan zoveel anders en beter. Of het glas half vol is of half leeg is, weet ik niet, maar ik zou zeggen: benader het vanuit de half volle situatie. Uit het rapport is duidelijk geworden dat de raad ook de hand in eigen boezem moet steken. Ik verwacht dat het college daarvoor respect opbrengt als we dat doen. De heer Van Ballegooij: Mijnheer de voorzitter. De SP heeft andere gedachten bij een contra-expertise dan het college. Per slot van rekening is de raad het controlerende orgaan en niet het college. Hierover had dan ook in ieder geval beter overlegd moeten worden. Nu lijkt het erop dat de Rekenkamercommissie niet voor vol is aangezien.
60 De SP verwacht dat de aanbevelingen, voor zover binnen het huidige gebruikskader mogelijk, in acht zullen worden genomen totdat de nieuwe regelgeving van kracht wordt. Daarop zullen wij de portefeuillehouder ook afrekenen. Tenslotte gaan wij ervan uit dat op korte termijn uitsluitsel zal kunnen worden verkregen over alles wat samenhangt met de Westrom. De heer Coenen: Mijnheer de voorzitter. Wat uit deze discussie in ieder geval blijkt is dat deze raad zichzelf, maar ook de Rekenkamercommissie serieus neemt. Het amendement van de vier partijen dat voorligt gaat ons eigenlijk niet ver genoeg. Liever zouden wij niet willen wachten tot december, want we zijn er inmiddels al jaren mee bezig, maar het college willen opdragen er binnen vier à vijf maanden mee terug te komen. Verder verschillen wij enigszins van mening over de aanbevelingen. Ik zou in een amendement liever willen opnemen dat alle aanbevelingen worden overgenomen. De heer Achten heeft nu uitgelegd dat in de overwegingen wel iets wordt aangenomen, maar dat daarop in het dictum weer enigszins wordt teruggekomen. Ik zou dit in stemming kunnen laten brengen, maar laat ik dat nu maar niet doen. Wat ons betreft zou het wazige beeld dat nu is ontstaan in ieder geval wel helderder moeten worden, zodanig dat er striktere normen worden gesteld, dat het college zich daaraan ook gaat houden en dat de raad daarover beter wordt gerapporteerd. Kortom: achter de mist moet het echt helderder worden en daarom zal het wat concreter ingevuld moeten worden. De voorzitter: Voor wat betreft de termijn die u in het amendement zou willen opnemen, wijs ik erop dat het college in punt 4 van het dictum wordt verzocht uiterlijk in december een bijgesteld beleid aan de raad voor te leggen. Als het eerder kan – zo lees ik het tenminste – zal het ook eerder moeten gebeuren. Het woord is tenslotte aan mevrouw Smitsmans, waarbij ik meen te kunnen zeggen dat nu niet al het gras voor haar voeten is weggemaaid. Mevrouw Smitsmans-Burhenne: Dat was volgens mij in eerste termijn ook niet het geval, maar ik kan me wel indenken dat de burgemeester dat zei, want ik kan me voorstellen dat hij het niet leuk vond te horen dat het college naar de mening van GroenLinks een onvoldoende heeft gescoord. Als de raad dan wordt opgeroepen respect te hebben voor het college, vind ik omgekeerd dat het college ook respect moet kunnen opbrengen voor raadsleden die dat uitspreken en het niet moet afdoen met de opmerking dat al het gras al voor de voeten is weggemaaid. Als ik als eerste het woord had gevoerd, had ik precies hetzelfde gezegd. Het amendement plaatst mij enigszins voor een dilemma. Toen ik vanavond deze raadzaal betrad, was ik van plan het amendement te steunen, omdat ik gevoelig ben voor het argument ten aanzien van de nieuwe wetgeving, maar jammer genoeg is inmiddels alweer gekonkeld en gedraaid met de woordkeuze onder de punten 3 en 4 van het amendement. Ik interpreteer het nu zó dat alle aanbevelingen worden meegenomen en in die zin kan GroenLinks instemmen met het amendement. De heer Achten: Ik neem afstand van termen als ‘gekonkel’ en ‘gedraai’, maar voor het overige zit er weinig licht tussen de opvatting van mevrouw Smitsmans en die van ons.
61 De heer Van Beers: Mijnheer de voorzitter. Om te beginnen wil ik benadrukken dat ik mevrouw Smitsmans op geen enkele wijze heb willen diskwalificeren. Het enige wat ik in eerste termijn heb willen zeggen, is dat ik al veel antwoorden had gegeven en dat ik het niet zinvol vond die in haar richting te herhalen. Ik moet echter toegeven dat mijn woordkeuze wat ongelukkig was. Ik had niet moeten zeggen dat het gras al voor haar voeten was weggemaaid, maar het was in ieder geval absoluut niet als een diskwalificatie bedoeld. Met het laatste zou ik haar, maar ook mezelf onrecht aandoen, en daar is niemand mee gediend. Vanzelfsprekend zullen wij de raad op de hoogte houden van de ontwikkelingen. Wij zullen ons oor te luisteren leggen daar waar aan kwaliteitsimpulsen wordt gewerkt, zoals in Rotterdam, Eindhoven en Helmond. Op dit terrein gebeurt gelukkig al heel veel en daarmee kunnen we ons voordeel doen. Rest mij nog te zeggen dat wij voortvarend op de ingeslagen weg verder zullen gaan. Ik hoop dat de wet nu zo snel mogelijk door de Eerste Kamer komt, want daarvan zijn wij afhankelijk. Wethouder IJff: Mijnheer de voorzitter. In tweede termijn wil ik alleen nog even reageren op wat de heer Achten heeft gezegd over mogelijkheden om in het bestek bepaalde zaken op te nemen die verband houden met het meewerken van mensen uit bijvoorbeeld de sociale werkvoorziening. In dié formulering is het wel mogelijk. Indertijd hebben collega Schreurs en ik in eendrachtige samenwerking bijvoorbeeld met betrekking tot het milieupark acht fte’s opgenomen in het bestek die uit die hoek moesten komen. We kunnen niet bepalen dat ze bij de Westrom vandaan moeten komen – dat is een keuze van het bedrijf –, maar we kunnen wel categorieën aanwijzen. De voorzitter: Aan de orde is thans de besluitvorming, allereerst over het amendement. Van de Stadspartij Roermond, GroenLinks en de SP heb ik begrepen dat zij, met inachtneming van het gesproken woord, het amendement mede kunnen steunen. Het amendement wordt vervolgens met algemene stemmen aanvaard. Zonder hoofdelijke stemming besluit de raad overeenkomstig het geamendeerde voorstel van burgemeester en wethouders en het daarbij behorende ontwerpbesluit. (Het voorzitterschap wordt overgedragen aan de heer H.M.J.M. van Beers, waarnemend burgemeester.) 13. Vragenuur. De voorzitter: Dames en heren. De heer Daamen en mevrouw Thissen hebben aangegeven van het vragenuur gebruik te willen maken, beiden over hetzelfde thema. In die volgorde geef ik hen thans het woord. De heer Daamen: Mijnheer de voorzitter. Afgelopen dinsdagavond was onze fractie in vergadering bijeen. Vlak daarvoor ontvingen wij een mailtje van de Stichting Milieufe-
62 deratie Limburg waarin melding werd gemaakt van het feit dat binnenkort drie verlichte reclamemasten zullen worden geplaatst van 35 m hoog langs de A73. In onze fractievergadering rees de vraag wat wij ons bij zoiets moeten voorstellen en een van onze fractieleden wist toen te melden dat de kerktoren van Swalmen 37 m hoog is. Democraten Swalmen is daarvan nogal geschrokken en heeft daarom besloten tijdens dit vragenuurtje de volgende vragen aan het college te stellen. Kunt u ons kort informeren over de gang van zaken en de stand van zaken met betrekking tot de plaatsing van drie reclamemasten langs de A73? Is tijdens de gang van het proces ook gekeken naar alternatieven in hoogte? Is het waar dat de masten tijdens de nachtelijke uren altijd verlicht zullen zijn? Zo ja, is dan ook gekeken naar de mogelijkheid om deze verlichting tijdens nachtelijke uren te dimmen, of zelfs helemaal uit te zetten, bijvoorbeeld van 22.00 tot 06.00 uur? Wij vinden het natuurlijk wel leuk dat Swalmen in de schijnwerpers wordt gezet, maar daarbij hadden wij ons dit toch niet voorgesteld! Mevrouw Thissen-Heynen: Mijnheer de voorzitter. Wij hebben begrepen dat in januari jl. de definitieve bouwvergunning voor de reclamemasten is verleend, zodat het in feite een onherroepelijke zaak is geworden. Ook wij zijn niet erg blij met dergelijke masten van 35 m hoog, die een geweldige impact zullen hebben op de omgeving. Wij willen hierover een viertal vragen stellen. Wat zijn de overwegingen voor het college geweest om het negatieve advies van de commissie beeldkwaliteit naast zich neer te leggen? Eind vorig jaar is in een actie van de landelijke milieufederaties aandacht gevraagd voor onnodige lichtvervuiling en vooral lichtreclamemasten kwamen daarbij in negatieve zin naar voren. Ook in onze eigen omgeving constateren wij een toenemende weerstand tegen dergelijke masten bij een groot deel van de bevolking. Heeft dat gegeven meegespeeld bij de definitieve besluitvorming? Zojuist is een advies uitgereikt van de provinciale commissie voor omgevingsvraagstukken aan gedeputeerde staten, waarin als negatief voorbeeld de oprichting van een aantal grote reclame- en lichtmasten langs rijkswegen wordt genoemd. Hecht het college waarde aan de mening van deze commissie? Zou het besluit van het college wellicht anders zijn uitgevallen als het op de hoogte was geweest van dit negatieve advies van genoemde commissie? Tenslotte verzoek ik de voorzitter van de commissie voor economische zaken dit onderwerp te agenderen voor de eerstvolgende commissievergadering, opdat iedereen zich op de hoogte kan stellen van alle ins en outs die hebben geleid tot deze besluitvorming, en wel op basis van feiten. Voor die feitenkennis is het nodig dat in die commissievergadering een aantal zaken worden besproken als de nota ‘Landmarks gemeente Roermond’ en de nota ‘Met het oog op reclame, Masterplan voor reclamemasten langs de R73’. Voorts verzoeken wij het college de video-animatie die de Rabobank aan het college heeft gepresenteerd ook aan de raad te laten zien, zodat iedereen zich een beeld kan vormen van deze masten en van de impact die ze kunnen hebben voor de omgeving. Een ander aspect dat wij graag in de commissie willen bespreken is de verdeling van taken en bevoegdheden op het gebied van ruimtelijke ordening tussen college en raad. Wij willen dat voor de toekomst duidelijkheid bestaat over de bevoegdheden van het
63 college en van de raad. Wij zijn van mening dat de raad bij dergelijke majeure projecten in de toekomst een actievere rol moet kunnen spelen. Wethouder Van Rey: Mijnheer de voorzitter. De heer Daamen heeft gevraagd de raad kórt te informeren over de geschiedenis die hieraan vooraf is gegaan. Kort zal dat echter niet kunnen en hoewel het reglement van orde het eigenlijk niet toestaat, zal ik er toch wat uitgebreider op ingaan, temeer daar de raadsleden die uit Swalmen afkomstig zijn een informatieachterstand hebben, wat overigens niet alleen voor dit dossier geldt. In maart 2005 heeft de Rabobank Roermond een principeverzoek ingediend voor het plaatsen van een drietal reclamemasten. Wij hebben toen laten dat wij niet zo gecharmeerd waren van reclamemasten, maar wel van landmarks met een Roermondse identiteit, waarvan wij ook zelf graag gebruik zouden willen maken met gemeentelijke informatie. Omdat daarvoor geen beleidsregel bestond, is er één opgesteld, die wij in juli 2005 hebben goedgekeurd. Ze is vervolgens op 12 oktober in de commissie EZ behandeld als ingekomen stuk. Het oud-raadslid Moison was de enige die er vragen over stelde en in een schriftelijk antwoord heb ik daarop laten weten dat de beleidsregel als toetsingskader zou gelden in het kader van de ruimtelijke overwegingen die het college zou moeten maken bij het verlenen van medewerking voor een bepaalde locatie. Op 6 december 2005 is vervolgens een principebesluit ter zake genomen, dat op de openbare besluitenlijst heeft gestaan, waarna heel veel overleg is gevolgd tussen deskundigen: mensen die niet alleen verstand hebben van ruimtelijke ordening en ruimtelijke beeldkwaliteit, maar ook van vleermuizen, flora en fauna. Uiteindelijk heeft dat op 26 juni 2006 geleid tot de aanvrage van een bouwvergunning. In het kader van een vrijstellingsprocedure is daaraan bekendheid gegeven op 26 september 2006, waarna twee zienswijzen zijn binnengekomen: één van een burger uit Roermond die ook al een zienswijze had ingediend ten aanzien van de hoogbouwnota en één van de Milieufederatie. De aanvrager hebben wij verzocht daarop te reageren en die reactie is gekomen op 6 december 2006, dezelfde dag waarop ook een brief is verschenen over mitigerende maatregelen. Het college heeft daarover vergaderd en op 18 december besloten een verklaring van geen bezwaar van gedeputeerde staten aan te vragen. Op 22 december besloten gedeputeerde staten een heleboel zaken op het terrein van artikel 19 over te hevelen naar Roermond, zodat wij op 5 januari het hele pak terug ontvingen. Tenslotte hebben wij op 18 januari jl. de vrijstelling verleend en een dag later de bouwvergunning. Het is een beslissing die door de raad niet kan worden teruggedraaid, wel bestaat in dit land weer de mogelijkheid om hiertegen bezwaar en beroep aan te tekenen. Blijkbaar heeft de Milieufederatie gemeend iedereen een brief te moeten sturen met een zeer suggestieve opvatting. Het college zal daarop reageren en de raad daarvan een afschrift doen toekomen. Waar in die brief onder meer staat dat deze landmarks cultuurhistorische gebouwen als de kathedraal en de Munsterkerk zullen verdringen en de natuurbeleving in het Roerdal negatief zullen beïnvloeden, kan ik alleen maar concluderen dat de schrijver van de brief de werkelijkheid uit het oog heeft verloren. In het hele traject – en ik heb het nu nog niet eens gehad over het Provinciaal Omgevingsplan Limburg en over het feit dat het hier niet gaat om het buitengebied, maar om bedrijventerreinen – is heel zorgvuldig overlegd en beraadslaagd tussen de initiatiefnemer en het college en bij die discussie is ook de commissie EZ betrokken geweest via
64 een bijdrage van de heer Moison. De commissie had kunnen besluiten de zaak nader aan de orde te stellen in de raad, maar dat is niet gebeurd en wij mochten er dan ook op vertrouwen dat wij mochten doorwerken. Naar alternatieven is ook gekeken. Degenen die de notitie hebben bestudeerd zullen hebben gezien dat een aantal landmarks is verschoven. Naar aanleiding van de vraag die is gesteld over de verlichting in de nachtelijke uren citeer ik uit de notitie: “De lichtarmaturen zullen zodanig worden afgeschermd dat geen lichtbundels zullen schijnen buiten de aangelichte reclamepanelen. Het verlichtingsniveau wordt regelbaar uitgevoerd en afgesteld, zodat de verlichting steeds beperkt wordt tot het minimale niveau om de reclameboodschappen vanuit het langs rijdende verkeer te kunnen waarnemen.” Rekening is ook gehouden met de meest gevoelige periode voor vleermuizen. Van het begin af aan is meer gesproken over mitigerende maatregelen voor de vleermuis dan over mogelijkheden voor de gemeente om er informatie op te zetten. Hiermee wil ik maar aangeven dat werkelijk met alles rekening is gehouden. Inderdaad hebben wij afgeweken van het advies van de commissie beeldkwaliteit, maar dat gebeurt wel vaker. In de nota beeldkwaliteit wordt overigens gesproken over buitengebieden, terwijl wij het hier hebben over stedelijke gebieden en bedrijventerreinen. Het advies van de PCOL ken ik niet en daarover kan ik dus niet oordelen. Tenslotte heb ik met belangstelling kennis genomen van de vraag die is gesteld aan de voorzitter van de commissie EZ. Ik ben graag bereid alle relevante gegevens, waaronder de rapporten van de Rabobank, aan de commissie ter beschikking te stellen en in de volgende commissievergadering tekst en uitleg te geven, mede aan de hand van de videopresentatie. Mevrouw Thissen-Heynen: Mijnheer de voorzitter. De wethouder heeft zojuist gezegd dat wel vaker wordt afgeweken van het advies van de commissie beeldkwaliteit. De inhoud van het rapport van die commissie ken ik niet, maar waar die commissie bestaat uit onafhankelijke deskundigen die de inpassing in het landschappelijk gebied beoordelen, neem ik aan dat zo’n advies normaal gesproken niet wordt genegeerd. In Swalmen was het in ieder geval gebruikelijk dat adviezen van de welstandscommissie werden overgenomen. De vraag waarom in dit geval van het advies is afgeweken is wat mij betreft nog niet naar tevredenheid beantwoord. Het verheugt mij overigens dat de hele zaak, naar ik heb begrepen, nog uitgebreid in de commissie aan de orde zal worden gesteld, zodat iedereen zich een oordeel kan vormen over de besluitvorming. Wethouder Van Rey: Mijnheer de voorzitter. De commissie beeldkwaliteit heeft advies uitgebracht aan het college, dat in dezen een eigen verantwoordelijkheid heeft. Om economische redenen hebben wij van het advies afgeweken. Er zitten in deze raad raadsleden die mij regelmatig vragen eens af te wijken van de adviezen van de commissie beeldkwaliteit en als daar reden voor is, doen we dat. In 95% van de gevallen wordt het advies overigens gevolgd. De commissie beeldkwaliteit heeft ook de opdracht om altijd met de aanvrager, wie het ook is, aan tafel te gaan om te proberen eruit te komen als zich belemmeringen voordoen.
65 De heer Janssen Steenberg: Mijnheer de voorzitter. De SP-fractie onderschrijft de brief van de Milieufederatie Limburg. Anders dan de portefeuillehouder vinden wij de daarin gestelde vragen niet suggestief, maar wel degelijk serieus. Jammer genoeg moeten wij constateren dat aan deze zaak weinig meer te doen is, nu de procedures zijn afgewerkt en de vergunningen verleend. In een eerder stadium heeft de gemeenteraad de kans gehad hierop te reageren, maar helaas is dat niet gebeurd. Wij kunnen ons nu alleen nog richten op toekomstige gevallen. In het collegeprogramma is nadrukkelijk bepaald dat lichtvervuiling dient te worden tegengegaan en ik wil graag van de portefeuillehouder vernemen hoe hij daarmee in de toekomst zal omgaan. Een andere vraag die bij ons is gerezen, is de volgende. Als er zoiets belangrijks voor Roermond aan de orde is, iets aparts, moet dan achteraf bezien niet worden vastgesteld dat het behalve aan de commissie ook aan de raad had moeten worden voorgelegd? Mevrouw Smitsmans-Burhenne: Mijnheer de voorzitter. Hoewel ik besef dat de vergunning al is verleend, vraag ik me af of de wethouder helemaal niet gevoelig is voor het algemene beeld dat in ieder geval bij GroenLinks leeft, dat de komst van deze masten nauwelijks op draagvlak kan rekenen bij de inwoners van Roermond en omgeving en overigens ook bij vertegenwoordigers in de provincie. Daarbij komt dat de commissie beeldkwaliteit een negatief advies heeft uitgebracht en dat in een zojuist rondgedeeld advies van de provinciale commissie voor omgevingsvraagstukken, waarin niet zo maar de eerste de besten zitting hebben – ik noem het waterschap, de wethouder van Sevenum, de wethouder van Helden, de wethouder van Maastricht en oud-burgemeester Schreijen – gesproken wordt over verkwanseling van de omgeving. Is de wethouder daar helemaal niet gevoelig voor en wil hij hierover niet alsnog in overleg gaan met Gelre BV, zijnde de dochter van de Rabobank? De heer A.C.P. Peters: Mijnheer de voorzitter. De gemeenteraad is het hoogste orgaan wat betreft de besluitvorming. Toen ik de brief las van de Milieufederatie, waarin verwezen werd naar de reclame in Schinnen, kon ik me niet aan de indruk onttrekken dat daarmee een beetje op het gevoel van de mensen werd gespeeld. Het is nu bijna twee jaar verder en ik heb het hele dossier er nog eens op nageslagen. Wat de bijdrage van de raad betreft, ken ik alleen het handgeschreven briefje van Cees Moison met goede vragen. Voor de rest heeft niemand anderhalf jaar lang over deze zaak gepraat, tot de brieven kwamen van de Milieufederatie. Nu beweert mevrouw Smitsmans ineens dat hiervoor nauwelijks draagvlak bestaat. Waarop baseert ze dat? Als ik haar moet geloven, zal er ook nauwelijks draagvlak zijn voor de verlichting van de sportparken in de regio en voor de kerken die verlicht zijn. Ik heb zoiets echter de afgelopen anderhalf jaar van niemand gehoord. Als de Milieufederatie nu ineens meent te moeten reageren, moet ik vaststellen dat niet alleen de gemeenteraad anderhalf jaar lang heeft zitten slapen – als dat al het geval zou zijn –, maar ook de Milieufederatie. Na kennis genomen te hebben van de uitleg van de wethouder, zie ik eerlijk gezegd vooralsnog geen beren op de weg. Ik kom regelmatig in het westen van het land en als ik daar van die grote palen langs de weg zie staan, vind ik die eerlijk gezegd soms ook wel wat hebben. Ze geven aan dat je een industrieterrein oprijdt van een grote stad en ik
66 neem aan dat wij ons straks langs de R73 ook willen scharen bij de steden met bedrijvigheid. Het college kan wat ons betreft dan ook doorgaan met deze planning. Mevrouw Smitsmans-Burhenne: Mijnheer de voorzitter. De heer Peters heeft gevraagd waarop ik de stelling baseer dat over deze masten groot ongenoegen bestaat onder de burgers en hun vertegenwoordigers. Zojuist heb ik dat al enigszins aangegeven door te verwijzen naar degenen die deel uitmaken van de provinciale commissie voor omgevingsvraagstukken. Zij vertegenwoordigen allerlei organisaties en spreken niet op persoonlijke titel, maar namens die organisaties. Voorts zijn over deze zaak vragen gesteld in provinciale staten door de Partij Nieuw Limburg en door de heer Hein Tilborghs, ons allen wel bekend, voorheen lid van de PvdA… De heer A.C.P. Peters: Over draagvlak gesproken! Mevrouw Smitsmans-Burhenne: De heer Tilborghs verdient wel wat meer respect! Ook een aantal raadsleden hier hebben er vragen over gesteld en in de wandelgangen hun bedenkingen erover uitgesproken. Je zult maar wakker worden op de Boekel en tegen zo’n enorme mast aankijken! Kortom, ik denk dat met recht gezegd kan worden dat veel inwoners van Roermond en omgeving bedenkingen hebben tegen het plaatsen van deze enorme torenhoge lichtmasten. De heer A.C.P. Peters: Mensen op de Boekel kijken, als ze wakker worden, echt niet tegen zo’n ding aan. Ik heb er ook goed naar gekeken, want het gaat hier ook om een populatie vleermuizen en u weet bij welke muizen ik hoor; aan mijn familie moet je niet komen! De voorzitter: Het laatste begrijp ik niet helemaal, maar dat zal volgende week wel duidelijk worden! Wethouder Van Rey: Mijnheer de voorzitter. Tot de heer Janssen Steenberg zou ik allereerst willen opmerken dat ik niét heb gezegd dat de vragen van de Milieufederatie suggestief zijn. Suggestief is de opvatting die erin te kennen wordt gegeven. In het collegeprogramma is inderdaad iets opgenomen over lichtverontreiniging, maar dan met het oog op het buitengebied. De vraag waarom deze aangelegenheid niet in de raad is behandeld, moet niet aan mij worden gesteld. Net zo suggestief als de Milieufederatie heeft mevrouw Smitsmans nu een opmerking gemaakt over Boekel en daar maak ik ernstig bezwaar tegen. Hoewel ze de presentatie niet heeft gezien, heeft ze haar oordeel al klaar. Wij hebben de presentatie wél gezien en ik kan u verzekeren dat er van iets als zij suggereerde geen sprake is. In de brief van de PCOL, die ik niet kende, maar die me zojuist ter hand is gesteld door de heer Heijnen, wordt gesproken over de basiskwaliteit van het landschap en helemaal niet over de situatie in Roermond; Roermond wordt nergens genoemd. 14. Motie van de fractie van GroenLinks inzake reclamemasten.
67 Mevrouw Smitsmans-Burhenne: Mijnheer de voorzitter. GroenLinks heeft besloten deze motie in te dienen, al was het alleen maar omdat wij vinden dat de mening van de burgers, van wie wij echt menen dat zij zeer ongelukkig zijn met deze lichtmasten, serieus dient te worden genomen. Wij realiseren ons dat de bouwvergunning is afgegeven, maar dat neemt niet weg dat wij het college kunnen verzoeken in gesprek te gaan met de initiatiefnemer, Gelre BV, met de vraag of zij bereid is de bouwplannen in te trekken. Ik neem aan dat ook de Rabobank niet geassocieerd wil worden met drie gigantische masten waar de hele omgeving op tegen is. Voor het overige spreekt de motie voor zich. De voorzitter: De motie luidt als volgt: Motie “De gemeenteraad van de gemeente Roermond, in vergadering bijeen op 8 februari 2007; overwegende dat: het college van B&W het besluit heeft genomen om met gebruikmaking van artikel 19 lid 2 WRO het plaatsen van 35 m hoge reclamemasten mogelijk te maken in de zones grenzend aan de A73 en N293, de commissie Beeldkwaliteit een negatief oordeel heeft uitgesproken over de plaatsing van deze masten; volgens de commissie Beeldkwaliteit mitigerende maatregelen niet tot een positief oordeel zullen leiden; de masten een visuele impact hebben van 2 km; dit niet betekent dat zij tot die afstand hinder zullen veroorzaken, maar dat zij tot die afstand hinder en irritatie kunnen veroorzaken; de PCOL spreekt van verkwanseling van ruimte als het om reclamemasten gaat van dit formaat; het economisch belang inzake deze reclamemasten voor de stad Roermond berust op een aanname van het college; het economisch belang en visuele hinder voor recreatie en toerisme van het buitengebied niet zijn meegewogen; de raad dergelijk gezichtsbepalende objecten niet vindt thuishoren in het kleinschalige landschap dat bepalend is voor het WCL-gebied; verzoekt het college: met klem om de initiatiefnemer Gelre B.V. (zijnde een dochter van Rabobank) te verzoeken de bouwplannen in te trekken; reclamemasten en andere obstakels niet ter ondersteuning van het openbare nut, die hoger zijn dan 10 m, voortaan eerst met de raad te bespreken alvorens het college een besluit neemt. De heer Öztürk: Mijnheer de voorzitter. Ik verzoek u om een schorsing. De voorzitter: Akkoord, ik schors de vergadering (20.20 uur). Schorsing
68
De voorzitter: Ik heropen de vergadering (20.30 uur). Het woord is aan de raad. De heer Coenen: Mijnheer de voorzitter. In de afgelopen dagen heb ik kennis genomen van de brieven van onder andere de Limburgse Milieufederatie en ook de motie van GroenLinks heb ik goed bestudeerd. Ik heb ook regelmatig al bestaande masten gezien, onder andere in Schinnen, en ik ben het geheel met mevrouw Smitsmans eens dat dergelijke masten een grote impact hebben voor de gebieden waarin ze terecht komen. Dat zulke masten worden geplaatst in een zeer sterk verstedelijkte omgeving als Rotterdam, of op het industrieterrein van Breda, kan ik me wel voorstellen, maar dat Roermond economisch gebaat zou zijn bij het plaatsen van zo'n mast geloof ik niet. Volgens mij is het effect van deze mast, die ook nog eens tussen tien uur ’s avonds en zes uur ’s morgens gedoofd zou zijn, niet onderzocht. Met een tien meter hoge mast zou dat mijns inziens ook kunnen. Bij de bespreking van de nota hoogbouw hebben wij kritiek geuit op hoge elementen in de omgeving en ik weet zeker dat ook ons commissielid, mevrouw Timmermans, daarover kritische noten heeft gekraakt. Ook wij beseffen dat gedane zaken geen keer nemen, maar dat neemt niet weg dat er, zoals mevrouw Thissen al voorstelde, wel in de commissie op kan worden teruggekomen. Wij sluiten ons aan bij de motie. De heer Lucas: Mijnheer de voorzitter. De motie van GroenLinks is zeker sympathiek, maar naar onze mening onuitvoerbaar. Wij kunnen het college niet opdragen een besluit in te trekken dat het veertien dagen geleden heeft genomen; dat zou niet van goed bestuursschap getuigen en dat moet deze raad ook niet willen. In het tweede deel van het dictum van de motie wordt voorts gesteld dat reclamemasten en andere obstakels niet hoger mogen zijn dan 10 meter. Hierdoor zou ook woningbouw hoger dan 10 meter in de toekomst worden uitgesloten en dat kan natuurlijk niet. Voorts houd ik mevrouw Smitsmans voor dat wij niet op detailniveau moeten regeren, maar op hoofdlijnen. Het zou niet goed zijn als wij ieder voornemen van het college zouden gaan toetsen op de vraag of het niet te hoog is, te smal, te scheef of welke andere vorm dan ook. Tenslotte adviseer ik mevrouw Smitsmans ook eens kennis te nemen van de inhoud van artikel 19 lid 1 van de WRO; dan zal zij merken dat in deze motie iets wordt aangereikt wat niet kan. De heer Daamen: Mijnheer de voorzitter. Eerder is al toegezegd dat in de commissie nog aanvullende informatie zal worden verstrekt over de manier waarop deze zaak verlopen is. Het is weliswaar informatie achteraf, maar ik hoop dat wij daaruit voor de toekomst lering kunnen trekken. Wij zullen de motie niet steunen. Mevrouw Thissen-Heynen: Mijnheer de voorzitter. Ook wij wachten de discussie in de commissie graag af. Wij zullen dan in ieder geval exact weten over welke masten het gaat. Wij hebben er nu alleen een bepaald beeld van en de wethouder heeft ontkend dat ze eruit zullen gaan zien als de masten in Schinnen. Eerder is ook al toegezegd dat een discussie zal worden gevoerd over de taken en bevoegdheden van het college en de raad. Wij hopen dat die ertoe zal leiden dat dergelijke zaken voortaan kunnen worden
69 voorkomen en dat de raad zich in een eerder stadium bewust is van hetgeen in de pipeline zit. De motie kunnen wij niet steunen. Mevrouw Cox-Tegelbeckers: Mijnheer de voorzitter. Ook wij vinden de motie zeer sympathiek, maar evenals de heer Lucas zijn wij van oordeel dat ze onuitvoerbaar is. Het college heeft de bouwvergunning al afgegeven en wij kunnen niet verwachten dat het die nu weer gaat intrekken. Voorts is het gestelde onder punt 2 volgens artikel 19 lid 2 van de Wet op de ruimtelijke ordening voorbehouden aan het college en dus ook onuitvoerbaar. Wij kunnen dus niets met deze motie en zullen haar dan ook niet steunen. Mevrouw Moussaoui: Mijnheer de voorzitter. Na de discussie te hebben aangehoord en kennis te hebben genomen van de duidelijke uitleg van de wethouder kan de VVDfractie deze motie niet steunen. Wethouder Van Rey: Mijnheer de voorzitter. Degenen die kennis hebben genomen van het nieuwe regeerakkoord, zullen weten dat de lokale overheid op het gebied van de ruimtelijke ordening als eerste en belangrijkste partij wordt aangemerkt. Het is daarom niet zo vreemd dat het provinciaal bestuur het vorig jaar heeft besloten zaken als de onderhavige over te hevelen naar de lokale overheid. Vanwege de tijd zie ik ervan af op alle overwegingen in de motie in te gaan. Ik licht er slechts een enkele uit. In de laatste overweging staat dat dergelijke gezichtsbepalende objecten niet thuishoren in het kleinschalig landschap dat bepalend is voor het WCLgebied. Eerder heb ik al gezegd, en ik herhaal het nu nog maar eens, dat wij het hier hebben over stedelijk gebied en over bedrijventerreinen. De heer Coenen noemde het voorbeeld van het industrieterrein in Breda en zo zal het ook hier gebeuren. Er komt geen mast in het buitengebied te staan. In het eerste punt van het dictum van de motie wordt het college verzocht de initiatiefnemer met klem te verzoeken de bouwplannen in te trekken. Wij zijn echter een betrouwbare overheid en blijven daarom bij hetgeen we hebben besloten. De motie doet het bijna voorkomen alsof we hier te maken hebben met een proces van de laatste maanden, maar het is een proces geweest van 24 maanden, waarin geweldig veel energie en tijd is gestoken in overleg met deskundigen en waarin de initiatiefnemer een aantal nota’s heeft ingediend met het oog op reclame, de ruimtelijke onderbouwing, de quick scan van de Flora- en faunawet, enz. Het initiatief voldoet precies aan hetgeen we hebben afgesproken in de hoogbouwnota. Dat zo zijnde, heeft de overheid alleen maar medewerking te verlenen. De Rabobank is bovendien een maatschappelijk ondernemer, vandaar ook dat ik eerder heb gezegd dat hier geen reclamemasten worden neergezet, maar landmarks. De vergelijking met Schinnen vind ik niet correct en suggestief. Ik ben graag bereid in de commissie alle informatie te verstrekken. Het besluit is echter genomen, zodat het alleen een presentatie achteraf kan zijn. Op verzoek van GroenLinks hebben we in het verleden in de commissie voor algemene zaken een aantal keren van gedachten gewisseld over de bevoegdheden van het college en van de raad. De bevoegdheid van artikel 19 lid 1, dat hier niet aan de orde is, is in de Wet op de ruimtelijke ordening toebedeeld aan de raad, maar de raad heeft die bevoegdheid via een delegatiebesluit bij het college neergelegd. Wat hier aan de orde is, is
70 de bevoegdheid krachtens artikel 19 lid 2 en die is door de wetgever rechtstreeks aan het college opgedragen. Ik ben altijd bereid opnieuw over de taken en bevoegdheden te praten, maar ik waarschuw er wel voor daaraan geen zaken toe te voegen die vertragend kunnen werken. Tot nu toe heb ik iedereen er nog altijd van kunnen overtuigen dat de afspraak die hierover in het verleden is gemaakt het beste is, niet alleen voor de raad, maar ook voor de burgers van deze mooie stad. Het zal duidelijk zijn dat ik de motie met de grootst mogelijke stelligheid ontraad. Mevrouw Smitsmans-Burhenne: Mijnheer de voorzitter. Wij zullen de motie handhaven. De belangrijkste reden daarvoor is dat de burgers van Roermond zo later altijd kunnen nakijken wie voor deze reclamemasten zijn geweest. De bijdragen van de verschillende fracties hebben mij teleurgesteld. Het is juist dat het besluit al is genomen en de vergunning verleend, maar daar tornen wij ook niet aan. De heer Moison heeft hier vaak kritische vragen gesteld en degenen die toen deel uitmaakten van de raad weten hoe hij dat kon doen… De heer Breugelmans: U suggereert nu dat wij voor deze reclamemasten zijn, maar wij zijn voor een betrouwbare overheid en wij kunnen slechts constateren dat de wethouder heeft gehandeld conform alle regelgeving die deze raad heeft gesteld. Hiermee is niet gezegd dat wij voorstander zijn van reclamemasten of lichtmasten. Wij kunnen echter niet anders doen dan dit, willen wij een betrouwbare overheid zijn. De heer A.C.P. Peters: Tot vandaag waren 29 mensen vóór, want niemand heeft tot nu toe iets anders laten horen. Ga mij dus niet aanpraten dat ik me vandaag ineens voor lichtmasten uitspreek. Wij hebben er met z’n allen twee jaar lang niets aan gedaan en waren dus allemaal vóór; ik blijf dat, want ik wil een betrouwbare partner zijn. Mevrouw Smitsmans-Burhenne: Een betrouwbare overheid is voor mij ook een overheid die een andere weg durft in te slaan als blijkt dat de meerderheid van de inwoners er anders over denkt. Een aantal sprekers heeft de motie sympathiek, maar onuitvoerbaar genoemd. Volgens mij is deze motie wel degelijk uitvoerbaar, want wij vragen het college helemaal niet de vergunning in te trekken. Wij vragen het college evenmin de raad andere stukken ter goedkeuring voor te leggen. Het enige wat wij vragen is hierover een gesprek aan te gaan met de initiatiefnemer en dit soort ideeën in de toekomst voor advies aan de raad voor te leggen. Dat is mogelijk en dus is de motie uitvoerbaar. De heer Janssen Steenberg: Mijnheer de voorzitter. Naar aanleiding van de opmerking die de wethouder heeft gemaakt over lichtvervuiling, wijs ik erop dat het niet alleen gaat om lichtvervuiling in het buitengebied, zoals hij zei, maar ook om lichtvervuiling in het binnengebied. De motie van GroenLinks richt zich op toekomstig beleid en niet op beleid uit het verleden. Daarom kan de SP-fractie deze motie van harte steunen.
71 De motie wordt hierop bij handopsteken in stemming gebracht en met de stemmen van de fracties van GroenLinks, SP en Stadspartij Roermond vóór verworpen. 15. Sluiting. De voorzitter sluit te 20.47 uur de vergadering. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 15 maart 2007. De raad der gemeente Roermond, De griffier,
De voorzitter