INDEX VOOR DE RAADSVERGADERING VAN 14 MEI 2009 1. Opening. ................................................................................................................................................................ 98 2. Vaststellen van de agenda...................................................................................................................................... 98 3. Notulen van de openbare raadsvergadering van 26 maart 2009............................................................................. 99 4. Overzicht brieven gericht aan het Presidium, c.q. de gemeenteraad (raadsvoorstel no. 2009/041/1)..................... 99 5. Mededeling van ingekomen stukken (raadsvoorstel no. 2009/042/1). ................................................................... 99 Hamerstukken 6. Voorstel van het college inzake verordening leerlingenvervoer 2009 gemeente Roermond (raadsvoorstel no. 2009/038/1). .................................................................................................................................................... 99 7. Voorstel van het college inzake overschrijding krediet hulpmiddelen Wmo (raadsvoorstel no. 2009/058/1). .......................................................................................................................................................... 99 8. Voorstel van het college inzake kredietrapportage jaarrekening 2008 (raadsvoorstel no. 2009/055/1). ................ 99 9. Voorstel van het college inzake inrichting gedeelte Oudeweg als fietsstraat (raadsvoorstel no. 2009/040/1)................99 10. Voorstel van het college inzake groot onderhoud Maasniel (raadsvoorstel no. 2009/045/1). ................................ 99 11. Voorstel van het college inzake bushalteplan (raadsvoorstel no. 2009/048/1)....................................................... 99 12. Voorstel van het college inzake vervanging tankautospuit Roermond 843 (raadsvoorstel no. 2009/052/1). ......... 99 13. Voorstel van het college inzake een gemeenschappelijke regeling Anti Discriminatievoorziening (raadsvoorstel no. 2009/054/1). ...................................................................................................................................... 99 14. Voorstel van de burgemeester en griffier inzake benoeming plv. griffier, secretaris Rekenkamercommissie en commissiegriffiers (raadsvoorstel no. 2009/056/1)........................................................................................... 99 15. Voorstel van het college inzake verkiezingen 2009 (raadsvoorstel no. 2009/047/1). ............................................ 99 16. Voorstel van het college inzake geharmoniseerd sportbeleid (raadsvoorstel no. 2009/009/1). .............................. 99 Bespreekstukken 17. Voorstel van het college inzake vaststellen Algemene plaatselijke verordening (raadsvoorstel no. 2009/020/1). ........................................................................................................................................................ 100 18. Voorstel van het college inzake aandelen Essent (raadsvoorstel no. 2009/050/1). .............................................. 105 19. Voorstel van het college inzake Kadernota Integratie: Afstanden overbruggen (raadsvoorstel no. 2009/025/1). ........................................................................................................................................................ 124 20. Voorstel van het college inzake Inburgering (raadsvoorstel no. 2009/049/1). ..................................................... 137 21. Voorstel van het college inzake visiedocument sociaal-maatschappelijke basisvoorziening (raadsvoorstel no. 2009/002/1). .................................................................................................................................................. 147 22. Vragenuur. ........................................................................................................................................................... 151 23. Sluiting. ............................................................................................................................................................... 152
2
Openbare raadsvergadering, gehouden op 14 mei 2009
DERDE VERGADERING Aanwezig: de heer H.M.J.M. van Beers, burgemeester; de heer J. Vervuurt, griffier; de dames W.H.M.A. van Beers (S.P.), C.A.H.M. Ceulemans (V.V.D.), R. Moussaoui (V.V.D.), H. Pilz-van Elven (D.S.), M.A.J. Smitsmans-Burhenne (GroenLinks) en E.M. Thissen-Heynen (P.v.d.A.) en de heren H.J.M. Achten (V.V.D.), A. Bayrak (P.v.d.A.), J.T.M. Breugelmans (C.D.A.), L.W.M. Coenen (Stadspartij Roermond), L.J.M. Daamen (D.S), F.J. van Dael (C.D.A.), T.A.K.H.G. Dohmen (V.V.D.), L.G.A. Guffens (C.D.A.), P.G.M.A.B. Heijnen (B.B.R.), M.J. Huurdeman (V.V.D.), H.J.A. Jacobs (C.D.A.), T.M.M. Janssen Steenberg (S.P.), D.D.R. Klokgieters (S.P.), E.F.J.M. Lomans (V.V.D.), J.F.H. Lucas (B.B.R.), R. Özdemir (GroenLinks), S. Öztürk (P.v.d.A.), A.C.P. Peters (V.V.D.), J.M. Peters (V.V.D.),J. Puper (V.V.D.), H.H. Ramakers (D.S.), G.J. van Walsum (P.v.d.A.) en M.T.A. Werson (B.B.R.), leden. Tevens aanwezig: de heren H. Boots (B.B.R.), W.A.J. Kemp (C.D.A.), J.F.B. van Rey (V.V.D.), G.H.G.M. Smeets (D.S.), T.J.J.M. Schreurs (V.V.D.) en G. IJff (P.v.d.A.). Afwezig: mevrouw A.H. Tegelbeckers (C.D.A.) en de heer E.K. Ramdani (P.v.d.A.). Secretaris: mevrouw E.J.M. Paulussen, gemeentesecretaris.
98 1. Opening. De voorzitter (de heer Van Beers) opent te 18.05 uur de vergadering en verzoekt een moment stilte om eenieder in de gelegenheid te stellen tot een gebed of overweging. Hierna spreekt hij als volgt: Dames en heren, van harte welkom in deze vergadering, zowel u die in deze zaal bent gezeten als degenen die met ons zijn verbonden via de t.v. Vandaag heet ik heel in het bijzonder welkom de raadsnestor en tweede vice-voorzitter de heer Peter Heijnen, die sinds die hele vervelende augustusmaand van het vorig jaar – vervelend voor hem, maar ook voor ons – eindelijk weer terug is. De wijze waarop hij zich letterlijk en figuurlijk teruggevochten heeft, dwingt respect af. Ik vind het geweldig, Peter, dat je vandaag weer in ons midden bent en hopelijk nog voor heel lang, want we kunnen niet zonder je, belangrijker nog: we willen niet zonder je. Hartelijk welkom! (Applaus) (Het technisch voorzitterschap wordt overgedragen aan de heer A.C.P. Peters, plaatsvervangend voorzitter.) De voorzitter: Ook namens mij van harte welkom in deze vergadering, dames en heren. Bericht van verhindering is ontvangen van Marianne Tegelbeckers en Khalid Ramdani. De heer Guffens heeft laten weten wat later ter vergadering te zullen komen. Burgemeester Van Beers en wethouder IJff beginnen vannacht aan een reis van enkele dagen naar Turkije. Zij zullen daarom alleen het eerste gedeelte van deze vergadering bijwonen. In het presidium is afgesproken dat geprobeerd zal worden rond de klok van negenen de op hun portefeuilles betrekking hebbende voorstellen af te handelen, zodat zij daarna hun koffers kunnen pakken. Ik heb begrepen dat hun vliegtuig vannacht om twee uur vertrekt… De heer Van Beers: Iets later, maar voor ons voelt het aan als twee uur! De voorzitter: Maar u moet ook twee uur van tevoren op het vliegveld zijn. U hebt geluk dat er een andere maatschappij gaat vliegen, een Duitse! Selçik Öztürk gaat ook mee naar Turkije en aangezien vanavond een heel belangrijk agendapunt aan de orde komt dat hij graag wil meemaken, is hij vandaag al een beetje gaan voorslapen; de rest doet hij dan wel in het vliegtuig! Het was zeer de vraag of hij vanavond überhaupt wel aanwezig zou zijn, want hij heeft een zware week achter de rug, maar ik begrijp dat de kleine inmiddels weer hersteld is. Wens je vrouw, en ook de kleine, namens ons sterkte. Het is fijn dat je met een gerust hart een paar dagen naar Turkije kunt, om de uitwisseling vanuit Roermond mede gestalte te geven. Als stemmingsnummer wordt getrokken nr. 27, zodat de heer Daamen in voorkomend geval het eerst aan de beurt van stemmen is. 2. Vaststellen van de agenda. De agenda wordt ongewijzigd vastgesteld.
99 3. Notulen van de openbare raadsvergadering van 26 maart 2009. Zonder en beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming worden deze notulen ongewijzigd vastgesteld. 4. Overzicht brieven gericht aan het Presidium, c.q. de gemeenteraad (raadsvoorstel no. 2009/041/1). Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt conform de door het Presidium voorgestelde behandelwijze besloten. 5. Mededeling van ingekomen stukken (raadsvoorstel no. 2009/042/1). Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming worden de ingekomen stukken voor kennisgeving aangenomen. Hamerstukken. 6. Voorstel van het college inzake verordening leerlingenvervoer 2009 gemeente Roermond (raadsvoorstel no. 2009/038/1). 7. Voorstel van het college inzake overschrijding krediet hulpmiddelen Wmo (raadsvoorstel no. 2009/058/1). 8. Voorstel van het college inzake kredietrapportage jaarrekening 2008 (raadsvoorstel no. 2009/055/1). 9. Voorstel van het college inzake inrichting gedeelte Oudeweg als fietsstraat (raadsvoorstel no. 2009/040/1). 10. Voorstel van het college inzake groot onderhoud Maasniel (raadsvoorstel no. 2009/045/1). 11. Voorstel van het college inzake bushalteplan (raadsvoorstel no. 2009/048/1). 12. Voorstel van het college inzake vervanging tankautospuit Roermond 843 (raadsvoorstel no. 2009/052/1). 13. Voorstel van het college inzake een gemeenschappelijke regeling Anti Discriminatievoorziening (raadsvoorstel no. 2009/054/1). 14. Voorstel van de burgemeester en griffier inzake benoeming plv. griffier, secretaris Rekenkamercommissie en commissiegriffiers (raadsvoorstel no. 2009/056/1). 15. Voorstel van het college inzake verkiezingen 2009 (raadsvoorstel no. 2009/047/1). 16. Voorstel van het college inzake geharmoniseerd sportbeleid (raadsvoorstel no. 2009/009/1).
100 Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt besloten overeenkomstig deze voorstellen en de daarbij behorende ontwerpbesluiten. Bespreekstukken. Portefeuille burgemeester H. van Beers. 17. Voorstel van het college inzake vaststellen Algemene plaatselijke verordening (raadsvoorstel no. 2009/020/1). De voorzitter: Dames en heren. Deze verordening is behandeld in de commissie voor algemene zaken op 23 april 2009. Daarbij zijn diverse opmerkingen gemaakt door sprekers van verschillende fracties. Het college heeft deze opmerkingen van commentaar voorzien op de groene flap. Enkele opmerkingen hebben geleid tot een aanpassing in het voorgelegde conceptbesluit. De raad heeft daarvoor enkele nieuwe pagina’s uit de verordening ontvangen. De heer Daamen: Mijnheer de voorzitter. De fractie Demokraten Swalmen heeft tijdens de behandeling van dit stuk in de commissie AZ aangegeven dat het wat ons betreft als een hamerstuk kon worden geagendeerd voor deze vergadering. Inmiddels heb ik begrepen dat door de VVD-fractie een amendement op het voorstel zal worden ingediend. Daarop wil ik graag in tweede termijn reageren. De heer Van Walsum: Mijnheer de voorzitter. Bij de woorden van de heer Daamen kan ik mij aansluiten. Ook ik zal later reageren op het amendement dat zal worden ingediend. De heer Breugelmans: Idem, voorzitter. De heer Puper: Mijnheer de voorzitter. De VVD-fractie heeft een amendement opgesteld, betrekking hebbend op een aantal artikelen in de APV. Ik neem aan dat het amendement door u publiek zal worden gemaakt, waarna ik mijn betoog zal voortzetten. De voorzitter: Het amendement van de VVD-fractie luidt als volgt: Amendement nr. 09A02 “De raad van de gemeente Roermond, in vergadering bijeen op 14 mei 2009; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders inzake het vaststellen van de Algemene plaatselijke verordening Roermond, raadsvoorstel nr. 2009/020/1; overwegende dat: 1. het college door de raad in motie 08M08 van 3 juli 2008 is gevraagd een aantal maatregelen te nemen op het gebied van bestrijding van hondenpoepoverlast; 2. deze maatregelen door het college onvoldoende zijn vertaald in een aantal bepalingen in artikel 2:58 lid 1 van de APV;
101 3. in artikel 2:58 lid 2 van de APV echter de mogelijkheid voor het college wordt gecreëerd om plaatsen aan te wijzen waar wordt afgeweken van de bepalingen in het eerste lid onder a; 3a. de raad het onwenselijk vindt dat het college zonder meer plaatsen kan aanwijzen waar wordt afgeweken van het eerste lid onder a; 4. in artikel 2:58 lid 3 van de APV de strafbaarheid overtreding van lid 1 wordt opgeheven als de uitwerpselen onmiddellijk worden verwijderd; 4a. de raad het onwenselijk vindt dat de strafbaarheid wordt opgeheven als het gaat om een kinderspeelplaats, zandbak of speelweide (lid 1c); besluit: 1. artikel 2:58 lid 2 uit de concept-APV te schrappen en daarvoor in de plaats te stellen: Het in het eerste lid genoemde gebod geldt niet voor door het college in overleg met de commissie voor openbare werken aan te wijzen hondentoiletten, hondenuitlaatstroken en hondenuitlaatplaatsen. 2. artikel 2:58 lid 3 uit het conceptbesluit als volgt aan te passen: De strafbaarheid wegens overtreding van het in lid 1 a, b en d gestelde verbod wordt opgeheven indien de houder of eigenaar van de hond er zorg voor draagt dat de uitwerpselen onmiddellijk worden verwijderd.” De heer Puper: Dank u, voorzitter. De VVD-fractie heeft dit amendement ingediend, omdat in de APV naar onze mening onvoldoende recht wordt gedaan aan de motie waaraan u eerder refereerde. Wij hebben die motie indertijd ingediend, en nu dit amendement, omdat overlast door hondenpoep voor veel mensen ergernis nr. 1 is in de openbare ruimte. De aanpassingen die wij in het amendement voorstellen, en die wij eerder ook in de motie hadden bedoeld, hebben uitsluitend ten doel om de overlast in de openbare ruimte terug te brengen. Wij zijn niet tegen hondenbezitters, integendeel: ook wij koesteren deze huisdieren zeer en wij gunnen iedereen zo’n huisdier, maar het mag er niet toe leiden dat in de openbare ruimte onevenredig veel overlast wordt veroorzaakt. Inmiddels zijn er al een aantal plekken waar honden zonder te zijn aangelijnd uitgelaten mogen worden en in de toekomst zullen wellicht nog meer van zulke plekken komen. Als het college plekken wil aanwijzen waar honden onaangelijnd uitgelaten mogen worden, zal daarover in ieder geval overleg moeten worden gevoerd met de commissie voor openbare werken, zodat ter zake een goede afstemming kan plaatsvinden en een samenhangend en eenduidig beleid kan worden bepaald. Voorts willen wij graag dat de plekken die er nu al zijn in de commissie voor openbare werken nog eens tegen het licht worden gehouden, om goed in beeld te krijgen waar ze al zijn en nog zullen komen. Sommige plekken zijn namelijk buitengewoon ongelukkig gesitueerd, bijvoorbeeld vlakbij speelplaatsen met kinderen. Daarover willen wij graag eens praten. Wij menen dat met ons amendement op enkele artikelen in de APV recht wordt gedaan aan ons uitgangspunt om de overlast in de openbare ruimte zoveel mogelijk terug te brengen.
102 Mevrouw Van Beers: Mijnheer de voorzitter. Wij maken ons zorgen over de handhaving van alle regeltjes die hier zijn opgesteld. Volgens ons zal dat heel lastig worden en zonder handhaving heeft het weinig zin regels te maken of te veranderen. Het amendement vinden wij prima, maar ook hier geldt weer de opmerking die ik zojuist heb gemaakt over de handhaving. Als nu toch gekeken gaat worden naar de plekken waar zich uitlaatgebieden en losloopstroken bevinden, stellen wij voor meteen ook na te gaan hoe geschikt die plaatsen zijn voor de honden en de hondenbezitters. De heer Lucas: Mijnheer de voorzitter. In deze eerste termijn kan ik mij aansluiten bij de woorden van de heer Daamen. De heer Van Beers: Mijnheer de voorzitter. De handhaving waarover mevrouw Van Beers sprak vervult ons ook met zorg. De handhaving dient natuurlijk primair te staan, want we kunnen wel allerlei regels maken, maar als die niet worden gehandhaafd, hebben we er niets aan. Ook de geloofwaardigheid van de overheid is daarbij uitdrukkelijk in beeld. De APV is op zichzelf een instrument met een normatief karakter, waarin we gezamenlijk bepalen hoe we bepaalde zaken geregeld willen hebben. Vanzelfsprekend is de handhaving daarbij een aanhoudende zorg. Wij zullen proberen daaraan zo goed mogelijk invulling te geven, opdat voor mensen duidelijk is wat mag en niet mag en ook dat zij zelf hierin een bepaalde taak hebben. We kunnen wat betreft niet alles alleen op het conto van politie, Stadstoezicht of de geüniformeerde diensten schuiven. Mensen hebben in dezen zelf een eerste verantwoordelijkheid. Aan het amendement dat door de VVD-fractie is ingediend ligt inderdaad de motie ten grondslag die eerder door de raad is aanvaard en die maar één doel had: de overlast zoveel mogelijk terug te brengen. Naar eer en geweten hebben wij gepoogd daaraan invulling te geven, maar het is nu door de VVD-fractie nog wat aangescherpt. Wij hebben dit even tegen het licht moeten houden, want het heeft ook te maken met wat kan en mag en hoe het in het kader van de handhaving zo goed mogelijk geregeld kan worden. Zoals ik zojuist al zei, heeft de APV een algemeen normatief karakter, waaraan door middel van het nemen van zogenaamde uitvoeringsbesluiten nadere beleidsmatige invulling dient te worden gegeven. De raad heeft de bevoegdheid om dit normatieve kader vast te stellen, waarna het de bevoegdheid van het college is om daaraan binnen dat kader nadere invulling te geven. Tegen die achtergrond hebben wij het amendement bekeken en vastgesteld dat daardoor de systematiek met de eigen verantwoordelijkheid gehandhaafd wordt. De raad houdt tevens invloed op het te nemen uitvoeringsbesluit, waarbij een heel cruciale rol wordt toegedicht aan de commissie voor openbare werken, die geraadpleegd zal worden alvorens een uitvoeringsbesluit te nemen. Die koppeling is voor ons cruciaal en daarom kunnen wij instemmen met het voorliggende amendement. De heer Daamen: Mijnheer de voorzitter. Alle verbeteringen die kunnen worden aangebracht in het voorliggende document kunnen sowieso op de steun van Demokraten Swalmen rekenen. Een verordening zodanig formuleren dat ze maar op één manier geinterpreteerd kan worden leidt alleen maar tot helderheid. Discussie over interpretatie van de verordening tussen degene die moet handhaven en degene die aangesproken wordt op het overtreden van de verordening, wordt daardoor grotendeels vermeden. Erg
103 belangrijk is ook, zeker in het onderhavige geval met betrekking tot hondenpoep, een heldere communicatie jegens de burgers, zodat zij precies weten waar zij aan toe zijn en ook de eigen verantwoordelijkheid een stukje gevoed kan worden. Dat iedere verordening staat of valt met een goede handhaving, moge ook duidelijk zijn. Tenslotte kan ik u mededelen dat wij het amendement zullen steunen. De heer Van Walsum: Mijnheer de voorzitter. Namens de PvdA-fractie heb ik er alleen behoefte aan op het amendement te reageren, dat volgens de VVD-fractie nodig zou zijn omdat de motie van juli 2008 onvoldoende zou zijn terug te vinden in de APV. Wij zijn echter van mening dat het in de APV best goed verwoord is. De motie riep eigenlijk alleen op tot meer handhaving. In feite stelt de VVD-fractie nu voor scherpere kaders te stellen en dat heeft niet zozeer met handhaving te maken. Die handhaving kan voldoende plaatsvinden; daarvoor hebben we dit amendement niet nodig. Wij zijn wat dat betreft tevreden met wat nu in de APV is opgenomen. Het amendement gaat naar onze mening erg ver in zijn detaillering, waarmee we wel zeer uitvoerig op de stoel van het college zouden gaan zitten. Waar het hier louter uitvoeringszaken betreft, zou in de richting van de burgers wellicht zelfs over betutteling kunnen worden gesproken. Veel burgers beleven er plezier aan om met hun hond uit te gaan. Natuurlijk moet aan de problematiek van de hondenpoepoverlast paal en perk worden gesteld, maar ik kom ook heel veel burgers tegen die dat signaal al heel goed hebben begrepen en daaraan invulling geven. Voor het geval het niet goed gaat, biedt deze APV voldoende handvatten om het op te pakken. Het amendement getuigt mijns inziens ook van weinig vertrouwen in het college, alsof het dit niet zelf zou kunnen regelen. Met name de bepaling dat bij kinderspeelplaatsen, zandbakken en speelweiden altijd verbaliserend moet worden opgetreden, gaat mijns inziens wel erg ver. Het is vaak praktijk dat je je hond en je kind tegelijk uitlaat, zeker in een bepaalde leeftijdsklasse; mocht je hond daar dan onverhoopt zijn behoefte doen – dat heb je nu eenmaal niet zelf onder controle –, dan gaat het wel erg ver om meteen verbaliserend op te treden, als je toch van plan bent het op te ruimen. De PvdA-fractie acht dit amendement dan ook niet nodig. De heer Breugelmans: Mijnheer de voorzitter. In principe is de motie die in het amendement wordt genoemd naar de mening van het CDA voldoende verwerkt in de APV. Wij delen de mening van de PvdA-fractie dat het wel erg ver gaat om nu te bepalen dat wij samen met het college moeten gaan kijken naar de plaatsen waar een en ander ontheven kan worden. Anderzijds heeft het college zojuist bij monde van de burgemeester verklaard dat het amendement kan worden overgenomen. Als het college daarmee kan leven, kunnen wij dat ook, maar dat neemt niet weg dat wij dit erg ver vinden gaan. Ik stel dan ook voor dat wij die plaatsen eenmaal in de vier jaar gaan vaststellen, en bij nieuwe wijken en zo, maar niet steeds weer in vergaderingen over dit soort zaken te praten. Er wordt al veel te vaak te gedetailleerd gepraat. De heer Puper: Mijnheer de voorzitter. Wij hebben dit amendement ingediend om de overlast die door burgers gesignaleerd wordt terug te brengen. Er zijn plekken waar honden los mogen lopen en waar geen opruimplicht bestaat, maar er zijn ook een aantal plekken waar naar onze mening het deponeren van uitwerpselen onder alle omstandig-
104 heden strafbaar moet worden gesteld, en dat zijn met name plekken waar jonge kinderen komen, bij zandbakken, etc., etc. Een hondenbezitter mag in staat worden geacht dat te voorkomen en dat is wat wij vragen, niet meer en niet minder. Dat het college ons amendement wil overnemen, vinden wij een goede zaak, omdat eruit blijkt dat wij samen willen werken aan de oplossing. Dat de PvdA-fractie, die toch ook een lid in het college heeft zitten, daarin kennelijk niet mee kan gaan, vind ik jammer. Het enige wat wij willen is dat het voor alle burgers/hondenbezitters duidelijk is waar wat mag en waar wat kan. Wij zijn niet tegen de hondenbezitters, zoals ik al eerder heb gezegd, maar wij willen de overlast waarmee wij telkens geconfronteerd worden terugbrengen. Als wij die plekken eenmaal goed hebben vastgesteld, is het voor iedereen duidelijk. Ik verwijs wat dat betreft ook even naar de motie die aan ons amendement ten grondslag ligt: ook daarin wordt erop aangedrongen in een goede communicatie duidelijk te maken waar wat mag en waar wat kan. Met mevrouw Van Beers ben ik het van harte eens dat handhaving in dezen belangrijk is. Met dit amendement willen wij de handhaving ook duidelijker en makkelijker maken. Hoewel het amendement inmiddels al door het college is overgenomen, bepleiten wij een zo groot mogelijke steun vanuit de raad. De heer Coenen: Mijnheer de voorzitter. Met de heer Van Walsum ben ik het geheel eens dat dit amendement overbodig is en dat de motie van destijds volstaat. Ik ga ervan uit dat het college de zaken in zijn uitvoeringsbevoegdheid goed zal weten op te pakken en dat er met gezond verstand naar zal worden gekeken. Alles staat of valt met de handhaving. We krijgen steeds minder politie en daarom moeten we het vooral hebben van boa’s en van Stadstoezicht. Ik vind alles nu een beetje opgeblazen. Het is zeker een thema waar de burger zich druk om maakt, maar het college heeft al voldoende in handen om het op te pakken en toe te passen op de plaatsen waar het echt uit de klauwen loopt. Mevrouw Van Beers: Mijnheer de voorzitter. In tweede termijn wil ik alleen nog opmerken dat, als de APV gewoon gehandhaafd wordt, er voor heel wat mensen heel wat minder overlast zal zijn. Verder heb ik er weinig meer aan toe te voegen. De heer Lucas: Mijnheer de voorzitter. In onze fractie was enig beraad nodig om na te gaan hoe het amendement precies op papier stond en daarna nogmaals om te zien hoe het uiteindelijk was verwoord. Het college heeft het amendement inmiddels overgenomen en daarbij kunnen wij ons aansluiten. De heer Van Beers: Mijnheer de voorzitter. De cri de coeur met betrekking tot de communicatie is niet aan dovemansoren gericht. Wij stellen normen en dan zal het ook helder en duidelijk moeten zijn dat die normen gehandhaafd worden. Voorafgaand daaraan zullen we duidelijk moeten maken welke normen we hanteren en op welke plaatsen, vandaar dat ik het er hartgrondig mee eens ben dat naast de handhaving de communicatie stevig aandacht zal moeten krijgen. De voorzitter: Aan de orde is thans de besluitvorming, eerst over het amendement, daarna over het al dan niet geamendeerde collegevoorstel.
105 Het amendement van de VVD-fractie wordt bij handopsteken in stemming gebracht en met de stemmen van de PvdA-fractie, de Stadspartij Roermond en de heer Jacobs tegen aanvaard. Zonder hoofdelijke stemming besluit de raad hierna overeenkomstig het geamendeerde voorstel van burgemeester en wethouders en het daarbij behorende ontwerpbesluit. 18. Voorstel van het college inzake aandelen Essent (raadsvoorstel no. 2009/050/1). De voorzitter: Dames en heren. Afgelopen maandag heeft de commissie voor algemene zaken over dit onderwerp vergaderd. Naar aanleiding daarvan heeft het college dinsdag een besluit genomen en is gisteren (woensdag) via de mail een raadsvoorstel met conceptbesluit verspreid, dat ook aan het pakketje is toegevoegd dat bij u op tafel ligt. Mijns inziens sluit dit voorstel heel goed aan bij de gedachten die afgelopen maandag in de commissie zijn geventileerd. Het is nu aan u om aan te geven of u daar ook zo over denkt. Voorafgaande aan de beraadslagingen wil ik u nog het volgende mededelen. Gisteren en vandaag zijn in de pers berichten verschenen waarin wordt beweerd dat alle 40 Limburgse gemeenten via de VEGAL hun aandelen Essent verkopen. Uiteraard is dat onjuist. Wel heeft de VEGAL de gemeenten geadviseerd hun aandelen te verkopen, maar het is aan iedere gemeente zelf te bepalen of zij haar aandelen al dan niet wenst te verkopen. De heer Lucas: Mijnheer de voorzitter. Inderdaad is afgelopen maandag in de commissie uitvoerig over dit voorstel gesproken, en dat terwijl Roermond 0,16% van de aandelen bezit; kunt u nagaan hoeveel invloed wij kunnen uitoefenen! De koerswaarde van het aandeel zou op dit moment € 47,50 bedragen. Graag willen wij straks van u vernemen wat hiervan de nominale waarde is. In de commissie heb ik aangegeven dat Burger Belangen Roermond geen voorstander is van de verkoop van deze aandelen, mede omdat de toezeggingen die RWE, die deze aandelen zou overnemen, heeft gedaan naar onze mening nog niet voldoende zijn. Bovendien is het wellicht beter de zaken op een andere manier in te kleden, maar daarop zal het CDA direct in zijn woordvoering terugkomen. Wij adviseren het college daarom de aandelen niet te verkopen. De heer Janssen Steenberg: Mijnheer de voorzitter. Beweerd wordt dat onze energiebedrijven te klein zijn voor de Europese markt, maar dat is onzin. In de Verenigde Staten en Engeland gingen de prijzen na fusie juist omhoog. De SP wil dat de grote Nederlandse energiebedrijven gaan samenwerken. Een inkoopcombinatie van de vier publieke energiebedrijven, Nuon, Eneco, Essent en Delta, kan prima concurreren met de grote Europese bedrijven. Zo blijven wij samen eigenaar van onze eigen energievoorziening. Uit alle onderzoeken blijkt dat de overgrote meerderheid van de Nederlanders niets ziet in verkoop van onze publieke energiebedrijven. Ook de provincie Noord-Holland en de gemeenten Heerlen, Brunssum, Rotterdam en Dordrecht willen dat niet; Brabant twijfelt nog. Wij zijn van mening dat het college van gedeputeerde staten van Brabant alsnog
106 recht moet doen aan de wens van de meerderheid van provinciale staten en niet moet overgaan tot verkoop van de aandelen van Essent. Het begint erop te lijken dat we ons in goed gezelschap bevinden. De Limburgse Werkgeversvereniging (LWV) wil dat de verkoop van de aandelen van Essent wordt uitgesteld. Daarmee sluit zij zich aan bij de landelijke werkgeversorganisaties VNO en NCW. De LWV vindt voorts dat ook de destijds afgeketste plannen voor een fusie van Essent en Nuon opnieuw bekeken moeten worden. Ingaande op het voorliggende voorstel – overigens is het de raad die het college adviseert, waarna het college in dit geval een besluit neemt – kan ik u het volgende melden. Met punt 1 kunnen wij instemmen.. Met de punten 2 en 3 hebben wij wat meer moeite, omdat wij principieel van oordeel zijn dat de aandelen van Essent niet verkocht zouden moeten worden. Punt 4 vinden wij te vaag. Mocht onverhoopt toch tot verkoop worden besloten, dan willen wij weten hoe zal worden omgegaan met de vrijkomende gelden en welke besteding daarbij om de hoek komt kijken. De heer Coenen: Mijnheer de voorzitter. Wij adviseren het college – meer kunnen wij niet doen – niet over te gaan tot deze verkoop, die leidt tot een samengaan met RWE. Een aantal van de argumenten daarvoor zijn op verschillende andere plaatsen al aangehaald, bij provincies en gemeenten, en inmiddels zijn er ook enkele opgesomd door de heer Janssen Steenberg. Blijkens het Eindhovens Dagblad van vandaag ligt de sleutel bij de provincie Brabant. Alle fracties in provinciale staten van Brabant worden zwaar onder druk gezet om de stemverhouding die eerder is gebleken om te buigen. Er hoeft maar één statenlid van de VVD of de PvdA om te gaan om het daar wel voor elkaar te krijgen, en dan is de vereiste 80% bereikt. De provincie Overijssel heeft al met verkoop ingestemd, waarmee al een percentage van 56% is bereikt, zodat de grens van 80% al heel snel in zicht komt. Waar hebben wij het hier dan nog over met 0,16% van de aandelen? Het is echter een principieel besluit, en wel om de volgende redenen. 1. Duurzaamheid, Gartzweiler 1 en 2. Dertig, veertig jaar geleden al heb ik ervaren wat die grote bruinkoolmachines teweeg kunnen brengen in het landschap als ik in de buurt van Grevenbroek kwam, en dat is nog steeds het geval. We weten wat dat betekent voor het Meinweggebied. We weten ook dat RWE niet echt insteekt op gebruik van zuivere energie, maar er worden wel allerlei beloften gedaan en wie weet, komt het er ooit nog van. 2. Werkgelegenheid. Brengt schaalvergroting werkgelegenheid nader voor de werknemers bij Essent in Nederland? Ik ben bang van niet. 3. Consumentenbelangen. Welk belang heeft de consument die diensten afneemt van de nieuwe RWE/Essent-moloch? Voor mij staat niet vast dat de prijs goedkoper zal worden. Schaalvergroting leidt niet altijd tot goedkopere tarieven. 4. Monopolisme. Er komen steeds meer monopolisten als we deze kant opgaan, en dat is niet goed. In Californië hebben we gezien waartoe het kan leiden als een aantal publieke diensten zijn overgeleverd aan een private onderneming. Hou je maar gedeisd! 5. Publieke voorziening. Ik verwijs naar wat de SP hierover heeft gezegd.
107 6. Kosten. Het jaarlijks dividend valt weg. In het voorstel wordt medegedeeld dat de voorzieningen voor algemeen maatschappelijk nut dan in één keer worden afgeschreven. Het wordt zo’n beetje aan het college overgelaten om te bepalen waarvoor de opbrengst straks zal worden gebruikt en daarmee zijn wij het niet eens. Als het onverhoopt ooit aan bod komt, zal de raad zich uitdrukkelijk moeten bemoeien met de manier waarop de nieuwe middelen worden ingezet. Menig wethouder zie ik al grinniken bij de gedachte wat hij daarmee kan doen, daarmee geheel voorbijgaand aan de raad. Nog niet zo lang geleden heb ik de blauwdrukken gezien voor een samengaan van Essent en Nuon voor wat betreft de personele inzet, allemaal mannetjesmakerij. Helaas hebben die plannen, die tot een Nederlandse ondermening zouden hebben geleid, het niet gehaald. Al met al zijn wij principieel tegen. Mevrouw Smitsmans-Burhenne: Mijnheer de voorzitter. In de commissievergadering hebben wij al gezegd, en dat herhalen wij nu, dat GroenLinks tegen de verkoop van de aandelen van Essent is. Wat hierbij voor ons het zwaarst weegt – en het doet ons deugd dat dat voor bijna alle fracties geldt – is de duurzaamheid. RWE is gewoon een hele grote vervuiler. Er zijn weliswaar beloften gedaan om in samenwerking met Essent een aantal zaken te realiseren, maar daar geloven wij niet in. Zoals in provinciale staten al is opgemerkt, zijn dat ook geen nieuwe beloften; ze hebben alleen betrekking op zaken die al lang op stapel stonden. Het doet ons deugd dat in de Tweede Kamer een motie van GroenLinks is aangenomen, waarin de regering wordt opgeroepen alles te doen om de kerncentrale in Borssele in handen van Nederlandse bedrijven te houden. Daarmee spreekt de Tweede Kamer zich indirect ook uit over de vraag wat er in de gemeenten met de aandelen zou moeten gebeuren. Wij menen dat het een goede zaak is ze in Nederlandse handen te houden, want Nederland loopt voorop bij de bestrijding van CO2-uitstoot. Wij moeten niet willen bijdragen aan zo’n grote vervuiler, zeker niet nu Roermond onlangs millenniumgemeente is geworden. Wij zijn dus principieel tegen deze verkoop, wat betekent dat wij kunnen instemmen met punt 1 van het voorstel, en daarbij zouden wij het op dit moment willen laten. Concreet stellen wij dus voor de punten 2, 3 en 4 te schrappen uit het advies dat deze raad aan het college geeft. De heer Puper: Mijnheer de voorzitter. Een kleine aandeelhouder praat over grote zaken. Eerder is al aangegeven wat ons bezit in Essent omvat en toch hebben wij allemaal een uitgesproken oordeel over wat nu aanstaande lijkt te zijn. Zoals wij in de commissie voor algemene zaken al hebben gezegd, maken wij ons daarover ernstig zorgen, ook om redenen die ik vanavond nog niet heb gehoord en nu even wil herhalen. Het voornemen van RWE is de overname volledig met vreemd vermogen te financieren, wat betekent dat het bedrijf een enorme financiële last met zich mee dient te dragen. Er is maar één manier om dat terug te verdienen, en wel in de tarifering aan de gebruiker. Burger en bedrijfsleven zullen alleen al door deze wijze van financiering een hard gelag betalen. RWE heeft weliswaar extra toezeggingen gedaan, maar alleen in het overleg met Brabant, alsof alleen Brabant belangrijk zou zijn. Brabant mag dan iets meer dan 30% van de aandelen hebben, maar om op 80% te komen is niet alleen Brabant nodig; dat gebiedt
108 de eerlijkheid ook te zeggen. Wij vinden het dan ook niet helemaal juist om de bal alleen bij Brabant te leggen, al is Brabant wel belangrijk. Wij maken ons daar zorgen over. In het jongste verleden hebben wij ernstige misstanden zien ontstaan bij bedrijven die op deze wijze gefinancierd zijn. Ik noem de PGM Groep en Vendex, bedrijven die ernstig in de problemen zijn gekomen door een financieringswijze die ook RWE bij een overname van Essent voor ogen heeft. Zoals mevrouw Smitsmans al heeft opgemerkt, moet ook volstrekt duidelijk zijn wat er zal gebeuren met de helft van het bezit in de kerncentrale in Borssele. Wie gaat die andere helft op enig moment overnemen? Het antwoord op die vraag is heel wezenlijk, gelet op de hele discussie. Wij mogen dan iets anders in de discussie over kernenergie staan dan GroenLinks, maar het mag niet onvermeld blijven. Ondanks ons bescheiden bezit van 0,16% van de aandelen moeten wij ons daar rekenschap van geven, want als volksvertegenwoordiging zijn wij maatschappelijk van belang. Komend bij de verschillende onderdelen van het voorstel, kan ik u zeggen dat wij kunnen instemmen met punt 1. Het is echter ook een kwestie van goed koopmanschap om ervoor te zorgen dat, als uiteindelijk wel 80% van de aandelen wordt aangeboden en wij en andere partijen dus kennelijk onvoldoende invloed kunnen uitoefenen om dat tegen te houden, het maximale eruit wordt gehaald door te proberen het niveau van 95% te bereiken, waarmee we een bonus binnenhalen. Als we dat namelijk niet doen, en ons zelfs helemaal zouden distantiëren van verkoop, is het niet denkbeeldig dat wij met het restantje van een aantal kleinere aandeelhouders in een soort sterfhuisconstructie terechtkomen. De heer Lucas mag dan benieuwd zijn naar de nominale waarde, maar de handelswaarde van dat restantje aandelen zal dan praktisch nul zijn en dan kunnen we helemaal niets. Wat punt 4 van het voorstel betreft, herinner ik eraan dat wij jarenlang een geweldig dividend toegekend hebben gekregen van Essent. Als wij gelden uit de verkoop van de aandelen ontvangen, zullen wij daarmee verschrikkelijk goed moeten omgaan om het effect op onze financiële huishouding zo maximaal mogelijk te maken. Dat zijn wij aan elkaar en aan onze gemeenschap verplicht. In een persbericht hebben wij kunnen lezen dat de Limburgse gemeenten akkoord zouden zijn gegaan met de verkoop van de aandelen. Uit de laatste nieuwsberichten blijkt dat dit toch wat anders is. Van de burgemeester, die zelf voorstander is van verkoop – en dat mag hij zijn; dat nemen wij hem als persoon niet kwalijk –, willen wij graag weten of hij in de VEGAL duidelijk heeft gemaakt dat deze raad nog een standpunt moet bepalen en dat dat standpunt, en dat van het college, niet overeen hoeft te komen met zijn persoonlijk standpunt. Als het in meer gevallen gaat zoals het hier kennelijk is gegaan, is het VEGAL-standpunt dat is gecommuniceerd wel buitengewoon voorbarig. De heer Breugelmans: Mijnheer de voorzitter. De problematiek van de verkoop van de Essentaandelen vindt het CDA een complexe materie. De noodzaak tot schaalvergroting van de energiebedrijven in Nederland wordt algemeen erkend. Anderzijds bestaat in ons land bij veel burgers de wens om de energievoorziening te laten verzorgen door een eigen Nederlands bedrijf. Vanmorgen heeft de voorzitter van de werkgevers, de heer Wientjes, hierop nog sterk aangedrongen bij het kabinet, weliswaar bij het verkeerde
109 deurtje, maar zijn kreet is wel gehoord, ook door het Roermondse CDA. Wij delen zijn mening. Daarnaast zijn wij van mening dat energie behoort tot de nutsvoorzieningen die door de overheid moeten kunnen worden gegarandeerd. In onze visie houdt dit tevens in dat de overheid invloed moet kunnen uitoefenen op het besluitvormingsproces. Het CDA kijkt verder naar de vraag wat de inwoners van Roermond aan deze verkoop hebben. Wat schieten de heer Hendriks aan de Andersonweg en mevrouw Van Dongen aan de Bethovenstraat op met de verkoop van de aandelen aan RWE? In ieder geval is duidelijk dat de gemeente haar directe invloed, ook al is die nog zo klein, op het beleid van de energiemaatschappij verliest. Verder is duidelijk dat Essent verkocht wordt aan RWE en dat RWE stroom maakt van bruinkool. Die bruinkoolwinning is niet alleen niet goed voor het milieu in Duitsland, maar zorgt ook voor een grote daling van het grondwaterpeil in onder andere het Meinweggebied. Op termijn krijgen we daar absoluut ook in Roermond last van. Essent wordt alleen verkocht als ten minste 80% van de aandelen wordt aangeboden aan RWE. Wij hopen dat dat niet wordt gehaald. Duidelijk is ook dat RWE de hoofdprijs betaalt voor de aandelen. Dat doet zij overigens met geleend kapitaal. De rentekosten van dat kapitaal zullen, misschien niet direct, maar zeker op termijn, in de energieprijzen worden verwerkt. Op die manier financiert de burger van Roermond uiteindelijk de overname van Essent. Het moge duidelijk zijn dat het CDA Roermond niets ziet in de verkoop van de aandelen aan RWE. Een grote Nederlandse energiemaatschappij: dat zien wij wel zitten. Die kan ook tegen alle Europees geweld rechtop blijven staan in de woelige energiemarkt. Pas afgelopen maandag hebben wij het voorstel besproken in de commissie. Het is gebruikelijk dat ten minste 24 uur vóór aanvang van de raadsvergadering moties bekend worden gemaakt aan alle andere partijen. Ik wil de raad nu vragen daarmee enigszins clement om te springen, want pas vanmiddag hebben wij de tijd kunnen vinden om een motie op te stellen en die wil ik nu graag indienen. Het is geen boze opzet geweest om de raad hiervan niet eerder op de hoogte te stellen; het is echt een kwestie van tijdsdruk. Mocht toch 80% van de aandelen worden aangeboden aan RWE, dan kan Roermond niet anders: dan moeten wij onze 0,16% – met overigens een waarde van bijna € 13 miljoen – ook aanbieden, want wij willen niet terechtkomen in de sterfhuisconstructie waarover de heer Puper zojuist sprak en waarin onze aandelen niets meer waard zouden zijn. Dan zouden wij onze burgers pas echt tekort doen. Het college stelt voor de eventuele opbrengst van de aandelen te gebruiken om investeringen in maatschappelijk nut in één keer af te schrijven. Een goede zaak. Hierdoor komt structureel ruimte vrij in de gemeentebegroting, waardoor het jaarlijkse dividend van Essent wordt gecompenseerd. Ook hiermee kunnen wij, mits eerst aan al die andere voorwaarden is voldaan, eventueel instemmen. Als de geruchten waar zijn dat de minister van Financiën de gemeenten die hun aandelen verkopen wil korten op de uitkering uit het gemeentefonds, zou het college sterk moeten overwegen wat beter is en waarmee de inwoners van Roermond meer gebaat zijn. De voorzitter: Misschien zullen de belangstellenden op de publieke tribune en de mensen thuis zich verbaasd afvragen waarom de heer Breugelmans zojuist om clementie
110 heeft gevraagd voor wat betreft het indienen van een motie. Een motie kan immers volgens de Gemeentewet en het reglement van orde altijd worden ingediend. In het presidium is echter als een soort gentleman’s agreement afgesproken dat moties die niet 24 uur vóór aanvang van de raadsvergadering aan de andere partijen kenbaar zijn gemaakt niet in behandeling worden genomen. Het is nu aan de fracties te bepalen hoe hiermee moet worden omgegaan. Overigens verwacht ik van de PvdA-fractie later ook nog een motie die niet behandeld zou kunnen worden als wij ons aan de in het presidium gemaakte afspraak houden. De heer Janssen Steenberg: Ik ben van mening dat het reglement van orde leidend is en dat alle partijen het recht hebben staande een vergadering een motie of amendement in te dienen. Ik verzoek het CDA dan ook de motie in te dienen, en dat geldt later ook voor de PvdA. De voorzitter: U zegt precies hetzelfde als wat ik heb gezegd. Volgens het reglement van orde kan iedereen op elk moment een motie indienen. In het presidium hebben wij echter gezamenlijk afgesproken dat moties alleen in behandeling kunnen worden genomen als ze 24 uur van tevoren kenbaar zijn gemaakt. Waarom zouden we daar nu van afwijken, terwijl wij ons daaraan in andere gevallen wel hebben gehouden? Als technisch voorzitter kan ik daarom niet op uw verzoek ingaan, met alle respect voor uw mening. De heer Van Walsum: Mijnheer de voorzitter. De overname van Essent door RWE houdt de gemoederen flink bezig. In allerlei publicaties kunnen we daarvan kennis nemen en nu het in Brabant zo spannend is geworden, blijven daarover publicaties verschijnen. Er is ook nogal wat aan de hand, zowel inhoudelijk als principieel. De overname van Essent is een vervolgstap en geeft inhoud aan de marktwerking voor energie. Het is landelijk en zelfs Europees beleid. De PvdA heeft er altijd huiverig tegenover gestaan. Energie is voor de burgers en de bedrijven heel belangrijk, moet voor iedereen toegankelijk en betaalbaar zijn en op een verantwoorde en duurzame manier geproduceerd worden. De PvdA staat huiverig ten opzichte van de marktwerking en vraagt zich wederom af of energie niet volledig een overheidszaak dient te zijn. Vanavond staat dat echter niet ter discussie. Wij kunnen ons nu slechts uitspreken over de verkoop van een beperkt belang dat Roermond in Essent heeft, dat echter wel € 13 miljoen waard is. Met onze beperkte positie van 0,16% van de aandelen kunnen wij helemaal niets afdwingen, en dat is jammer. Wij zijn geheel afhankelijk van wat anderen besluiten, met name van het besluit van de provincie Brabant. Los van ons belang kunnen wij hierover natuurlijk wel een standpunt innemen. Bij de overname door RWE zijn veel kanttekeningen te plaatsen en vragen te stellen. Is RWE wel de juiste partij? Op dit moment is RWE geen schone producent. Ze gebruikt veel bruinkool voor haar energieproductie en de duurzame productie is sterk achter gebleven. Ondanks het charme-offensief dat zij op dit moment voert, is dit nadrukkelijk het kenmerk van RWE. Is er überhaupt wel reden om Essent te verkopen? Essent kan best zelfstandig blijven, zeggen een aantal gerenommeerde partijen. Is het wel nodig? Wij raken grip en zeggen-
111 schap kwijt op energie en de energiemarkt, die zo belangrijk is voor de samenleving. Een prijsverhoging treft direct de burger. Is verkoop daarom wel in het belang van de burger?, kun je je afvragen. Hoe zal het met de werkgelegenheid gaan in Nederland? Het nieuwe bedrijf wordt bestuurd vanuit het buitenland. Welke gevolgen heeft dat voor de Roermondse samenleving? Wij hebben hier een flink kantoor staan en in Duitsland zou wel eens besloten kunnen worden dat kantoor te sluiten, omdat men dat gemakkelijk vanuit Duitsland kan regelen. Bij verkoop verbetert – dat moeten we wel erkennen – de vermogenspositie van de gemeente, maar hoe zal de landelijke politiek daarop reageren? Mogelijk zullen we daarvoor straks worden gestraft, omdat we een kapitaalkrachtige gemeente zijn geworden waarmee rekening zal worden gehouden. De antwoorden op de vragen zijn vaak geen feiten, maar meningen. Het is maar net wat je gelooft, of wat je nastreeft. De meningen lopen ook ver uiteen. Het enige positieve dat we met een verkoop bereiken is dat we een flink bedrag voor onze aandelen kunnen ontvangen. Om puur inhoudelijke redenen is de PvdA-fractie er geen voorstander van om de Essentaandelen te verkopen. Vanwege het beperkte belang dat Roermond heeft, maakt het echter helaas niet zoveel uit wat wij van deze zaak vinden. De PvdA-fractie kan dan ook meegaan in het standpunt van het college. Indien RWE meer dan 80% van de aandelen kan aankopen, moeten wij onze aandelen ook maar verkopen, met de opmerking echter dat RWE nadrukkelijk gestimuleerd zal moeten worden om duurzaam te gaan produceren. Het is misschien een lastige oproep, omdat RWE enorm structureel geïnvesteerd heeft in bruinkoolwinning en daarmee nog jaren zal doorgaan, maar het is minstens een piketpaaltje dat we zouden kunnen slaan. Natuurlijk kunnen we bij onze principes blijven en tegen de verkoop stemmen omdat RWE niet de gewenste overnamepartij is, maar dan lopen we een enorme kans dat het vermogen dat we nu in handen hebben min of meer volledig verschrompelt en dat is niet in het belang van de Roermondenaren. Eén vraag hebben wij nog te stellen over punt 4 van het collegebesluit. Daarin is wat vaag geformuleerd wat met de investering gedaan zal worden en daarop wil ik graag een nadere toelichting hebben. De heer Daamen: Mijnheer de voorzitter. Tijdens de ingelaste vergadering van de commissie AZ heeft Demokraten Swalmen geconstateerd dat er veel discussie is over de verkoop van de aandelen van Essent. Verdeeldheid over hoe nu te besluiten heerst naar onze mening bij alle betrokkenen. De argumenten en vragen die voor Demokraten Swalmen zwaar wegen wil ik kort nog eens releveren: de belangen van de burgers, hoe zit het met de beschikbaarheid en de betaalbaarheid van de stroom, de werkgelegenheid, hoe is het gesteld met de duurzaamheid van de energie, hoe wordt door RWE omgegaan met de afbouw van de winning van bruinkool en de daardoor al ontstane problemen met het grondwaterpeil in Limburg, c.q. Meinweg? Anderzijds moeten we ons realiseren dat de gemeente slechts beschikt over een zeer gering aantal aandelen – als voetnoot plaats ik hierbij dat dit nog bruidsschatten zijn van de voormalige gemeenten Herten en Swalmen –, zodat onze invloed feitelijk nihil is. De vraag die wij ons moeten stellen wordt
112 daardoor anders. Als de grootaandeelhouders niet verkopen, is de discussie overbodig en zullen we, om op de markt te kunnen blijven spelen, waarschijnlijk moeten proberen andere zaken met elkaar te regelen; Nuon en Eneco zijn in dit verband al genoemd. Wordt door de grootaandeelhouders wél verkocht, dan is de vraag wat wij doen met onze aandelen. Wij staan dan duidelijk voor een dilemma. Redeneren we principieel, dan verkopen we niet, redeneren we pragmatisch, dan kunnen we ons alsnog aansluiten bij de andere verkopers en proberen een zo groot mogelijk rendement uit de aandelen te halen. Blij zijn wij met het collegebesluit onder punt 1, volgens hetwelk in principe niet tot verkoop zal worden overgegaan. Als de grootaandeelhouders echter verkopen, sluiten wij ons om pragmatische redenen aan bij het gestelde onder punt 2. Tevens ondersteunen wij dan van harte de versnelde afbouw van de bruinkoolwinning, als geformuleerd onder punt 3. Naar aanleiding van punt 4 is bij ons dezelfde vraag gerezen als inmiddels al door enkele andere fracties naar voren is gebracht. Wordt de bestemming van de opbrengst in overleg met de raad bepaald, of is dat alleen aan het college? De heer Van Beers: Mijnheer de voorzitter. Sinds werd aangekondigd dat Essent op zoek was naar een partner, primair binnen Nederland – het is met name geprobeerd met Nuon –, heeft daarover heel wat discussie plaatsgevonden. Laat ik voorop stellen dat ik het nog steeds bijzonder spijtig vind dat de twee energiegiganten in Nederland elkaar niet hebben weten te vinden. Dat was ook de algemene teneur in de aandeelhoudersvergadering. We hebben nog met de gedachte gespeeld om te proberen ergens wat zwartepieten neer te leggen, maar uiteindelijk hebben we toch maar besloten dat niet te doen. Jammer is het echter wel, want één sterke mondiale speler, gebaseerd op een samengaan van Nederlandse energiebedrijven, zou voortreffelijk zijn geweest. Dat is echter niet gelukt. Vervolgens is Essent – de wereld staat immers niet stil – net als Nuon uitgekomen bij buitenlandse maatschappijen. Terecht is vanuit de raad opgemerkt dat wij hier te maken hebben met een buitengewoon complexe materie en een zwaarwegende politieke discussie, omdat hiermee allerlei facetten precies in het hart worden getroffen: milieuzaken, zaken van werkgelegenheid, energiebeheer, koopmanschap, consumentenbelangen, mondialiteit, enz. Al die zaken komen plotseling heel dicht bij elkaar en het is logisch dat in een politieke afweging het één wat zwaarder kan worden gewogen dan het ander. Aanvankelijk heb ik mij er nogal over verbaasd dat het overal doodstil bleef, maar inmiddels zijn zowel op lokaal, regionaal als landelijk niveau heel wat spelers zich aan het warm lopen om zich op de een of andere manier uit te spreken over, of te bemoeien met – en dat bedoel ik in positieve zin – de hele gang van zaken. Het heeft ook al resultaat gehad, want het heeft inmiddels geleid tot een zogenaamd duurzaamheidscontract. Ik ben er heilig van overtuigd dat dat er niet was geweest als er geen politieke discussie had plaatsgevonden. Politiek leidt dus wel degelijk tot iets. Of dat zwaarwegend genoeg zal zijn of niet, is afhankelijk van uw politieke opstelling. Mijn opvatting ter zake heb ik nooit onder stoelen of banken gestoken. In de discussies heb ik mij laten leiden door de overweging dat het ijzer moet worden gesmeed als het heet is. Ook uit de adviezen van financieel deskundigen is gebleken dat de opbrengst op
113 dit moment zodanig hoog is dat zich maar één keer de kans voordoet om er ‘ja’ tegen te zeggen en dat het anders toch op een andere manier zal worden geregeld. Steeds heb ik er ook naar gestreefd een soort compensatie te zoeken voor het zogenaamde verlies aan dividend wanneer de aandelen vervreemd zouden zijn. Verder is naar mijn mening het belang van de consument gediend bij daadkrachtige spelers op Europees niveau. Die drijfveren hebben mij er persoonlijk toe doen besluiten hierop positief te reageren. De heer Coenen: U hebt het steeds over uw persoonlijke overwegingen. Spreekt u dan ook namens het college, of niet? De heer Van Beers: Een goeie vraag, waar ik juist aan toe wilde komen. Door de hele discussie heen is mijn uitgangspunt geweest te proberen daarmee zo ver mogelijk te geraken, maar ik heb ook te maken met een raad en met een college, dat uitdrukkelijk ruimte laat aan de raad. Het college heeft een eigenstandige verantwoordelijkheid in deze, maar heeft er in het kader van de voorhangprocedure heel uitdrukkelijk voor gekozen de opvatting van de raad te horen en daarmee ook iets te doen. Als onderdeel van het college vind ik dat een juiste opstelling en ik zal mijn privé-opstelling dan ook ondergeschikt maken aan die van het college, die door het college weer wordt gebaseerd op de beraadslagingen die vandaag worden gevoerd. De heer Puper heeft geïnformeerd naar de gang van zaken bij de VEGAL. In de VEGAL is altijd helder en duidelijk geweest dat de aandeelhouder beslist. De VEGAL is niet meer dan een adviesorgaan voor de aandeelhouders, met name de aandeelhouders die bijeen zijn op het niveau van de provincie Limburg. Al die kleine aandeelhoudertjes bij elkaar bezitten ongeveer 9,73% van de aandelen, zeg afgerond 10%. In de aandeelhoudersvergadering kunnen niet al die kleine jongetjes of meisjes het woord voeren, vandaar dat de VEGAL hun belangen behartigt. De VEGAL kan echter niet op de stoel gaan zitten van die aandeelhouders. De gemeenten, in dit geval de colleges van burgemeester en wethouders van de diverse gemeenten, bepalen uiteindelijk de besluitvorming. Als ons college morgen een besluit neemt, onder andere gebaseerd op de sondering die nu plaatsvindt, zal de VEGAL ook meteen worden bericht hoe de opstelling is van de aandeelhouder Roermond. Als u het lijstje van de VEGAL bekijkt, zult u zien dat daarin alle gemeenten zijn opgesomd, behalve Roermond, Maasbree en Leudal, die op dat moment nog geen besluit hadden genomen. Inmiddels heeft Leudal dat wel gedaan, zodat er twee gemeenten resteren die nog een besluit moeten nemen en daarvan kennis moeten geven aan de VEGAL. De VEGAL zal daarvoor respect moeten hebben. Steeds is haar gezegd dat onze raad zich hierover pas op 14 mei zou uitspreken. Het is dus op z’n minst voorbarig geweest te suggereren dat de hele VEGAL al akkoord zou zijn gegaan, nog los van het feit dat de VEGAL als aandeelhouder niet bestaat. Het college heeft goede nota genomen van de beraadslagingen in de commissie voor algemene zaken en is niet voor niets met het voorstel gekomen om principieel ‘nee’ te zeggen, maar tegelijk ook een pragmatische overweging te laten gelden. Als op een gegeven ogenblik zou blijken dat meer dan 95% te halen is, moeten we geen spelbreker willen zijn, want dan zouden we in eigen vlees snijden. Ik heb er kennis van genomen dat sommigen om principiële redenen ‘nee’ willen blijven zeggen, maar ik pleit er toch
114 voor gevolg te geven aan het besluit dat thans voorligt en een positieve opstelling te kiezen op het moment dat we boven 80% zouden uitkomen. Of dat haalbaar is, heeft niet alleen met de provincie Brabant te maken, want er zijn inmiddels ook grotere aandeelhouders die al ‘nee’ hebben gezegd. We zullen dus nog moeten afwachten of het 80% of meer zal worden. Op dit moment is dat echter niet opportuun. Punt 4 van het voorstel is op dit moment natuurlijk niet aan de orde. Pas op het moment dat daadwerkelijk wordt overgegaan tot vervreemding van de aandelen tegen de dan geldende waarde komt dat onderdeel aan de orde. De raad kan er zeker van zijn dat de wethouder voor financiën dat niet in zijn eentje zal bekokstoven, of dat hierover alleen in het college een besluit zal worden genomen. Met de raad, die ook het budgetrecht heeft, zal wel degelijk gediscussieerd worden over de vraag in hoeverre hieraan handen en voeten kan worden gegeven. Samenvattend meen ik te kunnen concluderen dat de raad een helder en duidelijk voorstel is voorgelegd, waarmee te leven valt, maar dat nog naar links of naar rechts kan uitwijken op basis van de realiteit die misschien morgen of overmorgen op andere plaatsen bevochten wordt. De voorzitter: Dames en heren. Ik heb behoefte aan een korte schorsing. Ik neem aan dat u weet waarom en stel voor dat nu te doen. De vergadering is geschorst (19.17 uur). Schorsing De voorzitter: Ik heropen de vergadering (19.21 uur). Deze tweede termijn zal ik beginnen met het voorlezen van de motie van het CDA: Motie nr. 09M07 “De raad van de gemeente Roermond, in vergadering bijeen op donderdag 14 mei 2009; gezien het voorstel van college van burgemeester en wethouders van 12 mei 2009 inzake Toekomststrategie Essent raadsvoorstelnummer 2009/046/1; van mening zijnde dat: 1. het wenselijk is dat de energievoorziening van Nederlandse huishoudens door een Nederlands bedrijf geschiedt; 2. de overheid een taak heeft bij het garanderen van de leveringszekerheid van elektriciteit en gas voor haar burgers; 3. de overheid directe invloed moet kunnen blijven uitoefenen op het beleid van de energiemaatschappij; 4. de wijze waarop door de voorgenomen koper RWE energie wordt opgewekt milieuonvriendelijk is; 5. salarissen die worden betaald aan de directie van RWE in Nederland maatschappelijk niet aanvaardbaar zijn; 6. het noodzakelijk is dat binnen de energiemarkt wordt gekomen tot schaalvergroting; verzoekt het college van burgemeester en wethouders alvorens zij overgaat tot het uitvoeren van de in het voorstel genoemde strategie:
115 1. tijdens de aandeelhoudersvergadering van Essent en binnen de vergadering van de VEGAL voor te stellen de onderhandelingen met RWE voorlopig te bevriezen; 2. tijdens de aandeelhoudersvergadering van Essent en binnen de vergadering van de VEGAL aan te dringen op een mogelijk samengaan van de twee grootste Nederlandse energiebedrijven Essent en Nuon tot een grootschalig Nederlands energiebedrijf.” De heer Breugelmans: Mijnheer de voorzitter. Zojuist heb ik heel nadrukkelijk het lot van deze motie in handen van de raad gelegd. Ik heb uitgelegd welke bijzondere omstandigheden, verband houdend met de korte termijn, ertoe hebben geleid dat deze motie zo laat aan de orde wordt gesteld. Als de raad er niet op deze manier over wil beraadslagen, is dat zijn goed recht, gezien de afspraak die hierover is gemaakt. Ik wil mij wat dat betreft niet opdringen en wil daarom eerst de raad vragen of hij deze motie wil behandelen. Mevrouw Smitsmans-Burhenne: Mijnheer de voorzitter. Ik begrijp de overwegingen van de heer Breugelmans, maar heb hiermee toch enige moeite. Principieel behoren wij ons te houden aan wat in de wet en in ons reglement van orde is bepaald, en dat betekent dat een motie op elk gewenst moment kan worden ingediend. Zoals u zojuist echter prima hebt verwoord, is hierover in het presidium een gentleman’s agreement gesloten, inhoudend dat wij onze teksten minimaal 24 uur vóór de raadsvergadering aan de andere partijen doen toekomen. De oppositiepartijen, maar ook verschillende coalitiepartijen, zijn daarmee in het verleden meerdere keren om de oren geslagen, met als gevolg dat die moties niét zijn behandeld… De voorzitter: Een kleine nuance: ze zijn wel altijd behandeld, maar afgewezen. Mevrouw Smitsmans-Burhenne: Daar hebt u formeel gelijk in, maar het effect was hetzelfde: je kon met je motie terug naar huis. Dat was even slikken, maar inmiddels zijn wij zo ver dat wij er in belangrijke zaken voor zorgen dat een motie of amendement bij iedereen 24 uur van tevoren in de mailbox ligt, zodat alle fracties zich erop kunnen voorbereiden en ruggespraak kunnen houden. Met alle begrip voor de opmerkingen van de heer Breugelmans, vind ik dat wij consequent moeten zijn en óf moeten besluiten dat iedereen vanaf nu op ieder willekeurig moment een motie kan indienen, óf dat deze motie en eventueel andere moties vanavond niet in behandeling worden genomen. De heer Puper: Mijnheer de voorzitter. De Gemeentewet gaat boven afspraken in het presidium. In het presidium is in feite een convenant gesloten, en een convenant is een inspanningsverplichting jegens elkaar. In het verleden is daarmee omgegaan op de wijze die door mevrouw Smitsmans en eerder door u is aangegeven. Als deze motie niet behandeld zou worden en iemand uit deze raad de minister van Binnenlandse Zaken zou vragen deze raadsvergadering in haar besluitvorming en beslissingen voor te dragen voor schorsing, gebeurt dat misschien. Ik ben de minister van Binnenlandse Zaken niet, zoals u trouwens wel kunt zien, maar ik pleit ervoor met dit onderwerp, dat materieel gezien – gelet op het percentage – misschien niet groot is, maar principieel wel degelijk,
116 op een zodanige manier om te gaan dat wij niet meer schade aanrichten jegens elkaar en als instituut van deze raad dan noodzakelijk is. De voorzitter: Alle moties worden in behandeling genomen. Het is echter aan de indiener te besluiten of ze al dan niet wordt ingetrokken en aan de leden van de raad te bepalen hoe ze daarmee in de stemming omgaan. Wij willen ons zeker niet verwijtbaar opstellen door een motie niet in behandeling te nemen. Zo ver wil ik het niet laten komen en daarom ga ik uit van het gezonde verstand van deze raad. De stelling van mevrouw Smitsmans begrijp ik ook heel goed, want wij hebben in het verleden inderdaad wel eens anders besloten. Ik kan me nog een motie van de heer Coenen herinneren die wel is behandeld, maar door een meerderheid werd afgewezen, hoewel iedereen haar sympathiek vond. Wij zullen nu ook deze motie in behandeling nemen, tenzij het CDA haar terugtrekt. De heer Lucas: Mijnheer de voorzitter. Mijn fractie heeft behoefte aan een korte schorsing, want wij hebben de motie nog maar net in handen gekregen. In die schorsing kunnen we ons dan ook beraden op de vraag of we de motie al dan niet in behandeling willen nemen. De heer Puper: Dat stel ik toch voor eerst de heer Breugelmans te vragen wat hij van plan is met de motie te doen. Wordt de motie gehandhaafd, dan steun ik de heer Lucas in zijn verzoek om een schorsing. De voorzitter: Daarmee ben ik het geheel eens. Ik stel vast dat niemand hierover meer het woord verlangt en geef daarom het slotwoord in dezen aan de heer Breugelmans. De heer Breugelmans: Mijnheer de voorzitter. Mevrouw Smitsmans heeft in principe gelijk. In dit geval hebben zich echter bijzondere omstandigheden voorgedaan, zoals ik eerder heb uitgelegd. Afgelopen maandag hebben wij hierover voor het eerst gediscussieerd en pas dinsdag heeft dit voorstel ons bereikt. Ik heb niet eerder de tijd gehad om deze motie op te stellen dan vanmiddag. Ik zal mij nu houden aan de regels die in het presidium zijn gesteld en trek de motie in. In tweede termijn zal ik er uitgebreid op terugkomen. De voorzitter: Ik concludeer dat nu geen behoefte meer bestaat aan een schorsing. Het woord is in tweede termijn aan de raad. De heer Lucas: Mijnheer de voorzitter. Soms krijg je iets cadeau waarmee je achteraf een beetje in je maag zit. In dit geval betreft dat iets dat financieel gezien van belang is voor de gemeente Roermond. De leden van de raad hebben deze week een mail ontvangen van BCO, waarin erop wordt gewezen dat de aandelen straks ook ergens van betaald zullen moeten worden. Volgens deze emailbrief zou het neerkomen op een bedrag van bijna € 100,- per inwoner – van baby tot bejaarde –, dat jaarlijks zal moeten worden opgebracht. Als we straks dus ‘ja’ zeggen, zou dat onze burgers wel eens € 100,- per jaar per hoofd van de bevolking kunnen kosten. Willen we dat? Burger Belangen Roermond
117 in ieder geval niet, zoals ik in eerste termijn al duidelijk meen te hebben gemaakt. Het verhaal komt echter anders te liggen als alle andere partijen straks besluiten te verkopen, want waar blijven we dan, zoals de heer Puper zich ook al afvroeg, met ons aandelenpakket van 0,16%? Of dat dan überhaupt nog een waarde vertegenwoordigt, is maar de vraag. Niet verkopen dus voordat we weten wat het gaat opbrengen en als het dan verkocht wordt, willen we natuurlijk ook de hoogst mogelijke prijs. Kortom, wij kunnen het nu voorliggende voorstel steunen. De heer Janssen Steenberg: Mijnheer de voorzitter. De SP is er principieel op tegen dat nutsbedrijven in vreemde handen komen. Deze bedrijven moeten nu en in de toekomst in handen blijven van de overheid. Welke overheid dat is, vinden wij niet zo belangrijk, maar de zeggenschap moet in publieke handen blijven. RWE is een beursgenoteerd bedrijf en iedereen weet dat een beursgenoteerd bedrijf snel kan worden overgenomen. Gazprom in Rusland ligt ongetwijfeld op de loer om in West-Europa een groot bedrijf over te nemen. Dat is een reden temeer om tegen deze overname te zijn. RWE neemt Essent over met vreemd vermogen, dat op korte termijn moet worden terugverdiend. Vreemd vermogen zal niet alleen leiden tot een prijsverhoging voor de consument, het zal ook drastische reorganisaties onder het personeel teweeg brengen, met alle gevolgen van dien. Hoewel ik weet dat de ondernemingsraad van Essent in principe geadviseerd heeft de aandelen aan RWE te verkopen, voorzie ik op dit vlak in de toekomst grote problemen. Wij kunnen ons voorstellen dat door mevrouw Smitsmans een amendement wordt ingediend om alleen een besluit te nemen over punt 1, inhoudend de aandelen niet te verkopen aan RWE, en de punten 2, 3 en 4 uit het besluit te laten vervallen. De voorzitter: Dat kan straks ook via een stemverklaring tot uiting worden gebracht. De heer Coenen: Mijnheer de voorzitter. In eerste termijn heb ik aangegeven wat de belangen kunnen zijn om wel of niet over te gaan tot verkoop van de aandelen van Essent aan RWE. Natuurlijk stelt een aandelenpakket van 0,16% niets voor. Als eenmansfractie weet ik verdomd goed wat het betekent om als kleine partij te worden opgeslokt door grotere belangen. U hebt ons gevraagd in tweede termijn terug te komen op de motie en niet in een interruptie, en dat wil ik nu doen. In principe ben en blijf ik van mening dat een motie te allen tijde ingediend moet kunnen worden. Het is mij eerder overkomen dat dat niet werd toegestaan, al wordt dat door u nu anders uitgelegd: je mag haar indienen en vervolgens wordt erom gelachen en krijg je te horen dat je je best niet hebt gedaan, omdat je haar 24 uur van tevoren had moeten indienen. Ik weet hoe het spel gespeeld wordt… De voorzitter: Die beschuldiging is niet op haar plaats. U maakt zelf deel uit van het presidium en hebt het spel dus meegespeeld. De heer Coenen: Never nooit niet. U weet dat ik regelmatig niet in het presidium aanwezig ben en ik ben per definitie altijd tegen dat soort zaken geweest.
118 De voorzitter: Dat is uw goed recht, maar u had ook kunnen reageren op de verslagen van het presidium en dat hebt u nooit gedaan. De heer Coenen: Dat heeft geen zin. Je moet je energie één keer goed gebruiken, en toevallig hebben we het nu over energie. In besluitpunt 1 van de motie wordt voorgesteld de onderhandelingen met RWE voorlopig te bevriezen. Ik vraag me af wat men daarmee wil bereiken. Wie zijn wij dat wij daartoe in staat zouden zijn? Verder is het een fictie om aan te dringen op een samengaan van de twee grootste Nederlandse energiebedrijven, zoals in besluitpunt 2 is geformuleerd. Het is eerder al geprobeerd en niet gelukt. Vraag me niet om welke redenen, maar volgens mij heeft het te maken met mannetjesmakerij, zoals ik eerder al heb gezegd. Met de grootschaligheid die in de motie voorts wordt bepleit, worden de kosten meestal omlaag gebracht, maar de vraag is of die grootschaligheid moet worden bereikt met RWE. Eigenlijk voeren wij vandaag een non-discussie. Als het waar is wat het Eindhovens Dagblad schrijft, namelijk dat inclusief de akkoordverklaring van Overijssel 54% van de aandelen al beschikbaar is gesteld, heeft Brabant de sleutel in handen. Daarvan zijn wij dus afhankelijk. Toch zijn wij principieel tegen; soms moet je in deze wereld nu eenmaal wel eens principieel ergens tegen mogen zijn. Maar we zijn natuurlijk ook niet helemaal van Lotje getikt. Als we op een gegeven moment gedwongen worden hierin mee te gaan, moeten we uiteraard proberen het hoogste eruit te slepen. Dat is een onderhandelingstactiek die ik ooit in allerlei boekjes heb gelezen: ga altijd voor het maximale. Zo pragmatisch en financieel slim zijn wij ook wel. Naar ik heb begrepen, heeft Armand Cremers met zijn 10% in de VEGAL veel meer te vertellen als gespreksdeelnemer dan, och arm, de gemeente Roermond met 0,16%. Nogmaals: dit is dus eigenlijk een non-discussie, maar niettemin hebben wij er recht op ieders standpunt in dezen te leren kennen. Van de burgemeester ken ik het inmiddels, van het college staat een voorstel op de rol en daarover wil ik het ook even hebben. Om inhoudelijke redenen – belangen van onze burgers, milieuaspecten en nutsvoorzieningen niet in buitenlandse handen – wordt de verkoop van de aandelen van de hand gewezen. Daarmee zijn wij het eens. Over de andere punten hoeven we het dan eigenlijk niet meer te hebben en als GroenLinks in die zin een amendement wil indienen, zie ik dat graag tegemoet. De punten 2 en 3 laat ik nu onbesproken, maar aan punt 4 wil ik nog wel even aandacht schenken: het benutten van de opbrengst op een bepaalde manier. Terecht heeft een aantal fracties dat te vaag genoemd. Als dit überhaupt aan de orde komt, wil ik dat in een deugdelijk voorstel terugzien. Als het varken geslacht wordt, wil ik hier ter plekke kunnen bepalen waar al dat vlees heen gaat. Mevrouw Smitsmans-Burhenne: Mijnheer de voorzitter. Punt 1 van het voorstel, waarin het college aangeeft tegen de verkoop te zijn, kunnen wij van harte ondersteunen, in de hoop dat dat raadsbreed zal gebeuren. Precies dat is op dit moment aan de orde: de vraag of we willen verkopen of niet, en daarbij willen wij het ook laten. Daarna zien we wel wat Brabant doet en kunnen we er wellicht in tweede ronde over praten, maar nu besluiten we alleen om niet te verkopen. Bij wijze van mondeling amendement stel ik
119 voor punt 1 van het voorstel te handhaven en de punten 2, 3 en 4 te schrappen. Op die manier kan GroenLinks ermee akkoord gaan. De voorzitter: Ik heb begrepen dat meerderen het daarmee eens zijn. Uit praktische overwegingen stel ik voor dat straks via een stemverklaring tot uiting te brengen. De heer Puper: Mijnheer de voorzitter. In principe zeggen wij ‘nee’ tegen de verkoop, maar omdat wij ons eigen bezit goed willen beheren, zal het ‘ja’ worden als straks 80% van de aandelen wordt aangeboden. Dat is kort en goed het standpunt van de VVDfractie. Zowel afgelopen maandag tijdens de commissievergadering als vanavond in deze raadsvergadering hebben wij beargumenteerd waarom wij dit standpunt innemen. Niet alleen in deze zaal, maar ook elders, bespeur ik een wat dubbel gevoel ten aanzien van deze materie. Terecht is erop gewezen dat er personele consequenties uit zullen voortvloeien als RWE Essent overneemt. Als echter wordt beweerd dat het beter zou zijn wanneer Essent en Nuon zouden samengaan, moeten wij ons realiseren dat ook dat consequenties in personele zin zou hebben. Dat samengaan is eerder afgeblazen, niet alleen overigens omdat de aandeelhouders het daarover samen niet eens werden – en misschien de mannetjes aan de top evenmin, die de aandeelhouders misschien wat ingefluisterd hebben –, ook de NMA heeft er een uitspraak over gedaan; laten we dat niet vergeten…. De heer Breugelmans: Kunt u die uitspraak van de NMA ook reproduceren? Ik ben er namelijk zeer benieuwd naar; ik heb er vandaag nog naar gezocht, maar niet gevonden. De heer Puper: Er is een uitspraak over gedaan, maar die kan ik nu niet letterlijk reproduceren. De heer Breugelmans: Mij is vanmiddag telefonisch bevestigd dat de NMA hierover géén uitspraak heeft gedaan! De heer Puper: Ik zal er zorgvuldigheidshalve nog eens navraag naar doen, maar mij staat op het netvlies dat het NMA hierover wel een standpunt heeft bepaald. Ik ga echter nog iets verder terug, ook ten behoeve van de heer Breugelmans. Als namelijk wordt gezegd dat de partijen die nu overblijven, zowel Nuon als Essent, eigenlijk te klein zijn in de markt, herinner ik eraan dat het dezelfde politiek is geweest die die bedrijven zo klein heeft gemaakt door een splitsing af te dwingen. De politiek heeft het productiebedrijf gesplitst van het distributiebedrijf en zo een tweetal kleinere bedrijven gerealiseerd, waarvan nu gezegd wordt dat ze te klein zijn om zelfstandig verder te gaan. Wat dat betreft mag de politiek – en dat is overigens niet deze gemeenteraad – ook wel eens in de spiegel kijken. Zoals ik eerder al heb gezegd, maak ik mij nu ernstig zorgen over de financiële positie. Misschien kan de burgemeester vanuit zijn contacten met de VNG iets zeggen over de financiële relatie tussen rijk en gemeenten – misschien ook de provincie, maar daar is de VNG niet voor –, want als ik minister Bos zou zijn en krap bij kas zou zitten, zou ik misschien toch een andere omgangsvorm gaan zoeken met de partijen die als gevolg
120 hiervan ineens goed bij kas komen te zitten. Daardoor zouden wij buitengewoon kunnen worden getroffen. De afnemer is behalve de burger-consument ook het bedrijfsleven en zij betalen straks de gebruikersregeling; dat moge duidelijk zijn. Afsluitend: wij steunen van harte het collegestandpunt als vermeld in punt 1, maar ook de punten 2, 3 en 4, want de wereld staat niet stil en er zal hoe dan ook besluitvorming plaatsvinden. Op basis van besluitvorming elders moeten ook wij handelen. Het spreekt vanzelf – en dan doel ik op punt 4 – dat er dan in deze raad op moet worden teruggekomen, om met elkaar te bespreken hoe de financiën die worden verkregen zullen moeten worden ingezet, net zo goed als wij in het verleden in het kader van de begroting met elkaar van gedachten hebben gewisseld over het inzetten van de verkregen dividenden. De heer Breugelmans: Mijnheer de voorzitter. Nu onze motie niet in behandeling kan worden genomen, moet ik toch enige vraagtekens plaatsen bij datgene wat het presidium heeft besloten over het indienen van moties, en ik zal uitleggen waarom. Om te beginnen was er afgelopen maandag nog geen voorstel. Dat voorstel heeft ons pas afgelopen dinsdag in de loop van de dag bereikt. Als gevolg daarvan resteerden alleen woensdag en donderdag nog om eventueel een motie op te stellen. Omdat die motie 24 uur voor de raadsvergadering aan de andere partijen moet zijn rondgezonden, zou ik op z’n laatst op woensdag vóór vijf uur thuis moeten zijn geweest om nog iets aan de motie te kunnen doen en haar om zes uur bij de griffie te hebben. Ik stel daarom voor voorstellen die niet eerder dan zeven dagen voor de raadsvergadering aan de raad worden gedaan, niet in behandeling te nemen. Het kan niet zo zijn dat wij op deze manier moeten werken; dat is niet goed voor de democratie en niet goed voor een zorgvuldige besluitvorming. De heer Janssen Steenberg: U hebt de motie geheel en al vrijwillig teruggetrokken, terwijl u haar op basis van het reglement van orde, en zelfs op basis van de Gemeentewet, zoals de heer Puper aangaf, gewoon had kunnen handhaven. Ik begrijp uw betoog dan ook niet helemaal. De heer Breugelmans: Luistert u dan vooral goed verder! Afspraken die in het presidium worden gemaakt, behoren uiteraard gehandhaafd te worden, anders hoeven we geen afspraken te maken. Ik heb gevraagd of hierop één keer een uitzondering kon worden gemaakt en daarvoor heb ik de redenen aangegeven. Dat kon echter niet, zoals mevrouw Smitsmans heel nadrukkelijk heeft gezegd, en als lid van deze raad heb ik me daaraan dan te houden. Ik vind echter wel dat het presidium zich in zijn volgende vergadering dient af te vragen of het deze regels wel wenst te handhaven, ook in een geval zoals nu voorligt. Ik ben namelijk van mening dat de democratie daardoor tekort wordt gedaan. De voorzitter: U kunt het in het presidium aan de orde stellen, maar ik stel vast dat wij nu al drieënhalf jaar zo handelen, ook onder toeziend oog van het CDA. De heer Breugelmans: Wij hebben nog niet eerder meegemaakt dat wij pas 48 uur voor de raadsvergadering een raadsvoorstel ontvingen.
121 De voorzitter: Als u goed naar de tekst van de motie kijkt, zult u zien dat er geen enkele link ligt met het besluit van het college van burgemeester en wethouders. De heer Breugelmans: Naar mijn mening is dat wel degelijk het geval en ik vind uw oordeel erg aanmatigend! De voorzitter: U had de motie ook dinsdag kunnen maken. De heer Breugelmans: Nee, dat kon ik niet! De voorzitter: U hebt de motie zelf teruggetrokken; dat had u dan niet moeten doen. De heer Breugelmans: Op deze manier moeten we straks ook nog de rol van de voorzitter ter discussie gaan stellen! De voorzitter: Ook dat mag u doen. Ik probeer hier alleen het recht te bewaken dat iedereen toekomt. In het verleden is het ook een keer gebeurd met een motie van de heer Coenen en een motie van de SP. De heer Breugelmans: Ik houd mij toch ook aan die regel? Ik zeg alleen dat ik dit in het presidium wil bespreken. De voorzitter: U gaat een beetje op de persoonlijke toer en daar houd ik helemaal niet van. De heer Breugelmans: Ik ga helemaal niet op de persoonlijke toer; volgens mij bent u daarmee begonnen. Ik keer nu terug naar de inhoud. Kijken we naar het Nederlandse bedrijfsleven, dan zien we bij ABN/AMRO een uitverkoop van Nederlandse bedrijven aan buitenlandse bedrijven. We worden continu met fusies geconfronteerd waarbij Nederlandse bedrijven aan het buitenland worden verkocht. Zelfs een heel belangrijke voorziening als de energievoorziening verkopen wij aan het buitenland. Dat zou niet moeten kunnen, en dat was het pleidooi van onze motie: laat de energievoorziening Nederlands blijven, laten we die in eigen hand houden. Wellicht is de energievoorziening in Nederland niet zelfstandig levensvatbaar, maar ik ben ervan overtuigd, gelet op de ervaringen die zijn opgedaan met ABN/AMRO, dat er een basis is voor een Nederlandse energiemaatschappij die alle vier grote energiemaatschappijen in zich verenigt. Ik vraag u daarom uitdrukkelijk om, als u daartoe de mogelijkheid hebt, dit ergens, het liefst bij de VEGAL, over het voetlicht te brengen. De heer Van Walsum: Mijnheer de voorzitter. Eigenlijk is er iets vreemds aan de orde. Eerst regelen wij in Europa, en vervolgens in Nederland, dat er een vrije energiemarkt kan komen en nu dat is uitgevoerd en geïmplementeerd, vinden we dat eigenlijk niets meer. Als we er zo op reageren, doen we iets heel erg fout, in ieder geval in dit land, en wellicht ook in Europa. Daarover zullen we eens goed moeten nadenken.
122 Terug naar de Roermondse situatie. Raadsbreed is instemming betuigd met punt 1 van het besluit, en dat geldt ook voor de PvdA-fractie. Iedereen heeft goede argumenten aangedragen om niet tot verkoop van aandelen aan RWE over te gaan en daarmee zijn wij het helemaal eens. Gegeven ons beperkte belang, en daarmee ook de beperkte invloed die Roermond heeft, moeten wij op zeker moment een keuze maken tussen de principes en de koopmansgeest. Bij het laatste ligt wat de PvdA-fractie betreft ook een link met het belang van de burger. Wij kunnen ons dan ook vinden in het standpunt van het college dat, als het RWE lukt 80% van de aandelen te verwerven, het in het belang van onze burgers is om dan ook onze aandelen te verkopen, zodat wij daarvoor in ieder geval een hele goede prijs kunnen krijgen. Wat punt 4 betreft, zien wij graag concrete voorstellen tegemoet voor de aanwending van het vermogen dat beschikbaar komt door de verkoop van de aandelen, maar in feite is dat door de burgemeester al toegezegd. De heer Daamen: Mijnheer de voorzitter. In eerste termijn heb ik al gezegd dat wij blij zijn met het collegebesluit. Wij kunnen dan ook niet instemmen met het mondelinge amendement van mevrouw Smitsmans. Als de verkoop namelijk onverhoopt wel zou doorgaan, moet er gehandeld worden en treden de punten 2 en 3 van het besluit automatisch in werking. Het college kan dan wat ons betreft alvast met voorstellen komen. Naar aanleiding van punt 4 is door de portefeuillehouder reeds toegezegd dat hij met alle ins en outs – of met de hele ‘slacht’, om met de woorden van de heer Coenen te spreken – bij de raad terug zal komen, zodat wij mede mogen bepalen waaraan het geld eventueel besteed zal worden. Over de motie wil ik tenslotte ook nog iets zeggen. Als de motie niet zou zijn ingetrokken, zouden wij tegen hebben gestemd, gelet op de afspraken die ter zake in gezamenlijkheid zijn gemaakt. Overigens vind ik het een heel goed voorstel van de heer Breugelmans om ons in het presidium nog eens te beraden op de vraag of die afspraken wel in overeenstemming zijn met wat ter zake in de wet is bepaald, en, zo ja, of deze afspraken dan geen aanpassing behoeven, dan wel of wij desondanks toch een dergelijk gentleman’s agreement kunnen handhaven, zodat wij hierop niet iedere keer terug behoeven te komen. Tot slot verzoek ik de portefeuillehouder de toezegging die hij heeft gedaan naar aanleiding van punt 4 van het besluit nog eens te herhalen, want die vinden wij heel cruciaal. De heer Puper: Mijnheer de voorzitter. Mij is zojuist verweten dat ik de uitspraak van de NMA niet kon reproduceren. Ik kan nu melden dat de toezichthouder zich in een publicatie van 14 juni 2006 heeft uitgesproken tegen een fusie van Essent en Nuon. Ik ben bereid die publicatie over te dragen aan de griffier, zodat ze bij de stukken kan worden gevoegd. De heer Breugelmans: Ik ben blij dat u dat stuk op een of andere manier hebt weten op te duikelen. Zelf heb ik vanmiddag de voorlichtingsdienst van de NMA gebeld, die mij vertelde dat de NMA geen reden had gezien om zich daarover uit te spreken.
123 De heer Van Beers: Mijnheer de voorzitter. Het meest bevreemden mij eerlijk gezegd de opmerkingen die vanuit de raad zijn gemaakt naar aanleiding van punt 4 van het voorstel. Dat de raad na zoveel jaar met dit college te hebben samengewerkt nog steeds twijfelt of het college het niet allemaal in z’n uppie zal doen, verbaast mij. Het spreekt vanzelf dat hierover nader met de raad zal worden gediscussieerd op basis van voorstellen van de primair verantwoordelijke binnen het college, de heer Schreurs. Daarover hoeft geen enkele twijfel te bestaan. De van hem bekende openheid – hij is momenteel niet in de zaal, daarom durf ik het hardop te zeggen – moet toch boekdelen spreken. De meeste opmerkingen die zijn gemaakt heb ik opgevat als stemverklaringen. Iedereen heeft duidelijk aangegeven of hij voor of tegen is en een uitzondering gemaakt ten aanzien van de punten 2, 3 en 4, en dat is ieders goed recht. De raad adviseert het college en het college doet daarmee wat het vindt daarmee te moeten doen. Het college heeft zijn voorgenomen besluit inmiddels duidelijk gemaakt, en dat bestaat uit de punten 1 t/m 4. De portee van de motie van het CDA is een pleidooi voor Nederlandse energiebedrijven. Ik ben daar een sterk voorstander van, net als bijna alle aandeelhouders. Het is al bij herhaling geprobeerd en ik wil er best nog eens op aandringen, maar dat doe ik dan wel met een zekere realiteitszin, want het is natuurlijk een illusie te menen dat ik voor elkaar kan krijgen wat al die andere aandeelhouders niet voor elkaar hebben gekregen. Mevrouw Smitsmans-Burhenne: U gaat nu in op een motie die is ingetrokken en dat lijkt mij helemaal niet aan de orde. De her Van Beers: Mij was gevraagd of ik het wil meenemen naar de VEGAL, of naar de aandeelhoudersvergadering, en daartoe ben ik bereid, zij het met realiteitszin, wetend dat ik niet de grootste ben die daar rondloopt. De voorzitter: Aan de orde is thans de besluitvorming, allereerst over het mondelinge amendement dat is ingebracht door mevrouw Smitsmans, inhoudend dat vanavond alleen een besluit wordt genomen over punt 1 van het voorstel. Het mondelinge amendement wordt bij handopsteken in stemming gebracht en met de stemmen van de fracties van GroenLinks, SP en Stadspartij Roermond vóór verworpen. Zonder hoofdelijke stemming besluit de raad hierna overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders en het daarbij behorende ontwerpbesluit, onder aantekening dat de fracties van GroenLinks, SP en Stadspartij Roermond geacht willen worden tegen te hebben gestemd. De voorzitter: De burgemeester en de heer IJff gaan zich thans voorbereiden op hun reis. Ik wens hen een prettige reis. Doe alle Turken die wij kennen onze groeten! De her Puper: Mijnheer de voorzitter. Gelet op de vragen die zijn ingediend voor het vragenuurtje, verzoek ik u ervoor te zorgen dat daarvoor straks ten minste de locoburgemeester aanwezig zal zijn.
124 De voorzitter: We zullen straks bezien hoe we daarmee zullen omgaan. De heer Van Beers: Misschien mag ik een voorstel van orde doen. De problematiek is mij uiteraard bekend en ik had mij al voorbereid op een reactie. Het was tenslotte mogelijk geweest dat deze vergadering sneller was verlopen. Ik stel voor dat binnen nu en vijf dagen schriftelijk antwoord wordt gegeven op alle gestelde vragen. Direct na mijn terugkomst zal ik dan even telefonisch contact opnemen om te bespreken hoe we hiermee verder tewerk kunnen gaan. De heer Puper: Ik vind het onderwerp dat ik tijdens het vragenuurtje aan de orde wil stellen zodanig belangrijk, dat ik graag gebruik wil blijven maken van dat vragenuurtje. Daarnaast zal ik alles ook nog schriftelijk aan u doen toekomen. (De heren Van Beers en IJff verlaten hierop te 20.00 uur de vergadering.) Portefeuille wethouder W. Kemp. 19. Voorstel van het college inzake Kadernota Integratie: Afstanden overbruggen (raadsvoorstel no. 2009/025/1). De heer Ramakers: Mijnheer de voorzitter. De voorliggende kadernota Integratie is een duidelijk stuk en integraal tot stand gekomen. Ten opzichte van de oude kadernota is deze vernieuwend en dat verdient een compliment. De aanpak steunt op twee pijlers: de maatschappelijke emancipatie – waaronder te verstaan het aanpakken van achterstanden op sociaal-economische gebieden en het gebruik van voorzieningen – en de sociale integratie: het samen leven van mensen. In de kadernota Wmo, die meedoen centraal stelt, is meegenomen dat burgers een eigen verantwoordelijkheid hebben en dat wij verantwoordelijkheid voor elkaar moeten hebben. Via de nulmeting van de integratie is de huidige situatie duidelijk weergegeven. De kadernota bevat vele richtinggevende uitspraken, die binnen de gestelde kaders in uitvoeringsnota’s vertaald moeten worden: van abstracte maatschappelijke effecten naar concrete doelstellingen en acties per thema. Demokraten Swalmen is ook van mening dat de effecten van de inspanningen op het gebied van integratie moeilijk meetbaar zijn te maken. Roermond is honderd culturen rijk. Uit een enquête van het Sociaal-Cultureel Planbureau is gebleken dat steeds meer mensen – een toename van 36% naar 44% – de aanwezigheid van verschillende culturen als een aanwinst beschouwen. De titel van deze nota, ‘Afstanden overbruggen’, is zeker toepasselijk. Het houdt een inspanningsverplichting in voor de gehele Roermondse samenleving. De heer Bayrak: Mijnheer de voorzitter. Tot de mensen die onze beraadslagingen via Vox TV of internet volgen, wil ik benadrukken dat wij als raadsleden in deze vergadering een van onze taken aan het vervullen zijn, namelijk het stellen van kaders. Mijn collega Selçuk Öztürk heeft zich namens de PvdA-fractie de afgelopen jaren sterk ingezet voor een integratiecoördinator en gelukkig heeft de raad dat destijds ook gewild. Het heeft ertoe geleid dat in onze gemeente een integratiecoördinator is aangesteld en dat wij vandaag deze kadernota kunnen bespreken.
125 Vandaag behandelen wij de kadernota Integratie, een woord dat de afgelopen jaren heel populair is geworden in de Nederlandse politiek. Over de vraag of het goed is of slecht, wil ik het in deze raadsvergadering niet hebben. Jaren terug dacht men dat integratie het wegwerken van achterstanden op het gebied van onderwijs en arbeid was. Dat is nu niet meer zo. Daarom krijgen wij vandaag een kadernota die een grondige update is van de lokale integratiekadernota uit 1993. Deze kadernota is gebaseerd op twee belangrijke aspecten: maatschappelijke emancipatie en sociale integratie. Maatschappelijke emancipatie houdt in het aanpakken van achterstanden op sociaal-economische gebieden en het gebruik maken van voorzieningen. Het is belangrijk dat sociale integratie daaraan is toegevoegd, omdat wij met elkaar samen leven. “Het bevorderen van integratie is een proces van lange adem”, schrijft de heer Kemp in het voorwoord van deze kadernota. Het bevorderen van integratie is een proces van kórte adem, breng ik daartegen in. De integratie zelf is wel een proces van lange adem, maar niet het bevorderen daarvan. Wel moeten we goed beseffen dat de resultaten van de integratiebevorderende activiteiten misschien niet snel zichtbaar zijn, maar dat hoeft niet tot paniek te leiden. Integratie is een tweezijdig proces. Enerzijds wordt van de nieuwkomers verwacht dat zij bereid zijn te integreren, anderzijds moet de Nederlandse samenleving integratie mogelijk maken. Zo staat het in deze kadernota geschreven. Tot nu toe heeft de Nederlandse politiek zich helaas alleen gefocust op het eerste deel. De Nederlandse organisatiepsycholoog Gerard Hendrik Hofstede, die internationale bekendheid geniet op het gebied van interculturele studies, heeft het in zijn werk over dimensies in cultuurverschillen gehad. Een van deze dimensies is het collectivisme. In landen waar het collectivisme niet zo hoog is, verloopt het proces van de integratie minder snel dan in landen waar het collectivisme hoog is. Ik ga ervan uit dat u weet hoe hoog het collectivisme in Nederland is. In de commissie welzijn heb ik namens de PvdA-fractie diverse punten genoemd en het college gevraagd die mee te nemen in de uitvoeringsnota. Ook in deze vergadering wil ik graag een paar van die punten noemen. – Organiseren van duurzame ontmoetingen op etniciteit overstijgende thema’s. – Inburgeren en onderwijs zijn belangrijk voor het slagen van integratie. – Bij niet-westerse allochtonen is sprake van voortijdig schoolverlaten. – De gemeente moet een voorbeeldrol vervullen als werkgever. – De sociale cohesie in de wijken is afgenomen. – Subsidie als aanjager voor integratiebevorderende activiteiten. – De kansen op de arbeidsmarkt van niet-westerse allochtonen zijn zeer conjunctuurgevoelig. Van de wethouder heb ik begrepen dat hij de mening van de commissie welzijn zal vragen over de uitvoeringsnota, als deze gereed is. Dat vinden wij prima. Tenslotte wil ik de integratiecoördinator, mevrouw Giesberts, complimenteren met het werk dat zij heeft verricht. Zij heeft met diverse organisaties meerdere malen gesproken over integratie en naar ik vernomen heb is zij nog steeds met verschillende organisaties in gesprek. De literatuurlijst bij deze kadernota maakt duidelijk hoe rijk deze kadernota
126 is. Meerdere nota’s zijn erin geïntegreerd. De PvdA-fractie verwacht dat bruisend Roermond zonnige dagen zal meemaken wat de integratie betreft! De heer Jacobs: Mijnheer de voorzitter. Integratie, waar gaat dat eigenlijk over? Het gaat over mensen en samen leven. Daarvoor willen wij nu een kadernota vastellen. Is dat wel zo nodig? Want laten we wel wezen: integratie lukt bijna altijd. Waarom moeten we daarvoor dan een kadernota maken? Ik wil een aantal voorbeelden noemen van integratie, waar die min of meer gelukt is. De West-Europeanen zijn naar Zuid-Afrika gegaan, naar Australië en naar Noord-Amerika, met uiteindelijk een hartstikke goede integratie. Het heeft enige tijd geduurd en is misschien niet zo positief geweest, maar de integratie heeft wel plaatsgevonden… De heer Janssen Steenberg: Ik ben zelf in Zuid-Afrika geweest en ik kan u vertellen dat daar van integratie tussen blank en zwart geen sprake is! De kloof tussen die twee bevolkingsgroepen is gigantisch. De heer Jacobs: U heeft ‘m, hou ‘m vast, want dat is helemaal waar! De voorzitter: Laten we bij Roermond blijven! De heer Jacobs: Goed, we gaan naar Roermond. Roermond heeft een hele geschiedenis achter zich met bijvoorbeeld Molukkers. En nu, hoe gaat het nu? Dat zijn andere situaties! En zoals we hier zitten: van een aantal mensen weten we dat zij aan het integreren zijn of al geïntegreerd zijn. Maar hoeveel mensen hebben niet een afstamming uit een ver verleden die ook niet uit Nederland is? Dat zou best wel eens bij een heleboel menen het geval kunnen zijn: uit Duitsland en weet-ik-veel-waar-allemaal. Ik zie al bevestigend knikken. Op enig moment vindt dus integratie plaats, in goede of in kwade zin. Het duurt wel generaties lang en daarmee kom ik bij de PvdA-fractie, die heeft gezegd dat er een lange adem voor nodig is. Dat klopt. Waarom vinden wij dan toch dat zo'n integratienota noodzakelijk is? Wij vinden dat, omdat er een grote hoeveelheid mensen is die op dit moment aan het integreren zijn, of in ieder geval stappen in die richting zetten. Wij menen dat zo’n kadernota de integratie kan versnellen en in ieder geval bevorderen. Wij weten – in allerlei stukken hebben we dat kunnen lezen – dat er nogal wat allochtonen zitten in kwetsbare burgergroeperingen, en dat moeten we niet willen. Er zijn heel veel mensen met een taalachterstand. Als we daaraan een positieve bijdrage kunnen leveren, mag dat zeker niet tegengewerkt worden. Als we met allochtonen praten – laat ik ze toch maar even zo noemen, dat is misschien het meest duidelijk –, dan blijkt dat met name de allochtonen die geïntegreerd zijn er ontzettend op gebeten zijn dat die integratie ook plaatsvindt, misschien nog wel gebetener dan degenen die van oorsprong Nederlander zijn, de autochtonen. Tariq Ramadan, filosoof en theoloog, heeft er het een en ander over geschreven. Hij is er heel duidelijk in, ook naar alle mensen die hier komen inburgeren. Zij moeten zich gewoon houden aan de wetten van het land waarin ze leven, stelt hij: ze moeten die wetten eigenlijk gaan ervaren alsof het hun wetten zijn. Dat is een heel duidelijke stelling. Als de men-
127 sen dat echt vinden, zo stelt hij, dan is er sprake van een psychische integratie, en die gaat nog wat verder dan de integratie waarover wij het hier hebben. Waarom vindt het CDA dat deze nota kwaliteit heeft? De nota belicht de integratie van twee kanten: vanuit degenen die willen integreren en vanuit degenen die ze willen laten integreren; het laatste is net zo voornaam. Bij VVV, volgend jaar de enige eredivisieclub die deze contreien rijk is, worden allochtonen net zo hard toegejuicht als de andere voetballers. Is dat ook bij bedrijven het geval? Wordt onder de mensen die daar werken ook op dezelfde manier met elkaar omgegaan? Laten wij dit toe, of laten wij dit niet toe? Het blijft dus wat mij betreft een kwestie van twee kanten. Het kan niet zo zijn dat wij integreren neerzetten als zijnde ‘aanpassen’. Volgens mij is het er wel een onderdeel van, maar is het dat niet alleen. Kijken we naar de behandeling die deze integratienota heeft ondergaan, dan kunnen we vaststellen dat alle partijen maximaal de mogelijkheid hebben gehad om inspraak te leveren. De nota is in twee termijnen behandeld en iedereen heeft daarin zijn zegje kunnen doen. Daarnaast is er ook nog een consultatieronde geweest. Dat alles bewijst dat de totstandkoming van deze nota op een goede manier heeft plaatsgevonden. Uiteraard zijn wij allemaal heel benieuwd naar de uitvoering en eigenlijk vinden wij dat die uitvoering ook een beetje van ons is, al is de raad er alleen voor het stellen van de kaders en niet voor de uitvoering. Het CDA heeft heel veel vertrouwen in het college, zeker ook op dit punt, en gaat er dan ook zonder meer van uit dat dit op een goede manier zal worden uitgevoerd. Wij zijn er bovendien zelf bij om te toetsen of het ook zo gebeurt. Die broek moeten wij ons volgens mij in ieder geval wel aanmeten. Mevrouw Ceulemans: Mijnheer de voorzitter. De strekking van het verhaal van de heer Jacobs kan ik geheel volgen, en ik ben het er ook helemaal mee eens, maar ik zal niet gaan uitweiden over allerlei landen, zoals hij heeft gedaan, en het dichter bij huis houden. Integratie kan heel lang duren, maar dan gebeurt het vanzelf. Mensen gaan met elkaar in gesprek, beginnen te communiceren en elkaar te begrijpen, en vanaf dat moment groeien ze naar elkaar toe. Samen leven doe je samen en daarvoor neem je samen verantwoordelijkheid. Over de voorliggende nota hebben wij allen ons licht al laten schijnen. In de commissie hebben wij er uitvoerig over gesproken, en dat was een goede zaak, want soms was het niet helemaal helder wat de kaders waren en wat bij een eventuele uitvoeringsnota hoorde. Het beleid zal door het college verder worden uitgewerkt in een uitvoeringsnota. De wethouder complimenteer ik met de toezegging die hij in de commissie heeft gedaan dat wij die uitvoeringsnota kunnen bespreken in de commissie. Een van de voor de VVD-fractie heel belangrijk onderdeel van de kaders is verantwoording: verantwoording krijgen en verantwoording nemen, van beide kanten uit. Ik vind het dan ook een goede zaak dat dit in de omschrijving in het stuk is opgenomen. In de bijlage bij het stuk wordt aangegeven welke organisaties hebben deelgenomen aan de voorbereiding van deze nota. Het college verzoek ik nogmaals met name ook de autochtone partijen, als ik ze zo mag noemen, te betrekken bij het stuk. Waar we het hier over twee partijen hebben, is het van belang er daarvan zoveel mogelijk aan de tafel te
128 krijgen, anders zou het wel eens kunnen gebeuren dat we ergens een partij tekort doen, en bij zo’n belangrijk stuk moeten we dat vermijden. Mevrouw Smitsmans-Burhenne: Mijnheer de voorzitter. Door Demokraten Swalmen heb ik horen zeggen dat hier een nieuw stuk voor zou liggen. GroenLinks is het daarmee niet eens. De heer Ramakers: Ik heb niet gezegd dat het een nieuw stuk is, maar een vernieuwend stuk. Mevrouw Smitsmans-Burhenne: Ook daarmee is GroenLinks het niet eens. Dit is mijn tweede raadsperiode en daarvóór al heb ik deel uitgemaakt van de commissie. Al met al spreek ik in deze zaal al een jaar of tien over integratie. De mensen die in die tijd ook in deze zaal hebben gezeten weten hoe GroenLinks – en ikzelf op persoonlijke titel – hierover denkt. Integratie moet van twee kanten komen, zoals ook de wethouder samen met de integratiecoördinator in dit stuk heeft geschreven. Dat is echter niets nieuws. Al jaren betogen wij dat het van twee kanten moet komen, dat mensen moeten emanciperen en dat mensen elkaar moeten ontmoeten. Het enige wat nieuw is, is dat er nu een nieuwe kapstok is gevonden: de kapstok van de Wmo. Wellicht is het goed dat de wethouder besluit alle nota’s die hij maakt op te hangen aan de kapstok van de Wmo, en daarbij in iedere nota de eigen verantwoordelijkheid noemt, het meedoen en het opvangen van mensen die dat niet zelfstandig kunnen, maar dan komt het: straks zal dit moeten worden waargemaakt. Iets vernieuwends heb ik er echt niet in kunnen aantreffen. Ik begrijp dat het moeilijk is, maar als de wethouder schrijft dat hij aan de slag gaat en tegelijkertijd aangeeft dat de effecten heel moeilijk meetbaar zijn, vraag ik me af waaraan de kaders die vanavond worden vastgesteld zullen worden getoetst. Hoe kunnen wij over een tijdje – wellicht zit er dan een nieuwe raad, zodat het maar de vraag is of wij deze wethouder nog ter verantwoording kunnen roepen – bepalen of het beleid dat is uitgevoerd tot resultaten heeft geleid? Wat misschien wel vernieuwend is, hoewel er ook een tegenspraak in te bespeuren is, is de stelling in de nota dat het accent in het verleden veelal op onderwijs lag, wat te weinig tot integratie heeft geleid, maar dat inburgering en onderwijs toch belangrijk zijn. Iedere dag maak ik mee dat onderwijs leidt tot emancipatie en zelfvertrouwen. Ik ben ervan overtuigd dat onderwijs aan alle mensen, autochtoon of allochtoon, een hele grote bijdrage levert. Eergisteren, 12 mei, was de Dag van de verpleging. Zoals bekend, ben ik werkzaam in de sector zorg en welzijn van het ROC. De Dag van de verpleging is bij ons altijd een feestelijke dag. Deze keer werd er iets gepresenteerd waarvan ik nog nooit had gehoord: Zumba. Een hele grote groep meiden stond te bewegen op muziek. Binnen die grote groep meiden, die heel veel plezier hadden, stonden een stuk of 20, 30 meiden met een hoofddoek om. Zij hadden even veel plezier als de meiden zonder hoofddoek. Dát vind ik nu emancipatie. Van die positieve basis moeten we uitgaan en dát moeten we benadrukken en niet alle problemen, die er vast en zeker ook zijn. Laten we vooral ook kijken naar wat goed gaat, en onderwijs is daar een wezenlijk deel van. Daarvoor zal ik altijd blijven pleiten; bij de nota Inburgering kom ik er direct nog even op terug.
129 Wij zullen instemmen met de nota omdat er niet echt dingen in staan waar wij op tegen zijn. De kaders zijn echter niet vernieuwend en helaas is te weinig concreet gemaakt waarop wij het beleid straks kunnen toetsen. Zoals altijd, zullen wij het college kritisch blijven volgen bij de uitvoering hiervan. De heer Coenen: Mijnheer de voorzitter. De raad stelt kaders, controleert en vertegenwoordigt de burgers, drie belangrijke doelstellingen. Voorligt nu de kadernota Integratie. Aan integratie moet, zoals mevrouw Smitsmans, en vóór haar Tjeerd van Balveren, terecht heeft gezegd, van de grond af aan gewerkt worden; in feite heeft ook de VVDfractie dat bij monde van mevrouw Ceulemans zojuist opgemerkt. We moeten het sámen doen, en dat begint op het punt waar mensen zich tegenover elkaar menen te voelen. Er is sprake van een wederzijde inspanningsverplichting, alleen al om elkaar te ontmoeten en elkaar door een helder glas te gaan zien, zonder vooroordelen. Het zijn hele mooie woorden, maar zo is het in feite. Allerlei filosofen en godsdienstgeleerden hebben zich erover uitgesproken, zoals de godsdienstgeleerde Ramadan – die in Rotterdam tot een discussie heeft geleid waarover een wethouder van de VVD is gesneuveld en waarvoor het CDA nu een nieuwe wethouder mag leveren – en de bekende filosoof Geert Hofstede, maar daarover wil ik het helemaal niet hebben. In de commissie heeft de wethouder vrij fel gereageerd op mijn opmerking dat de nota vaag en globaal is. Hij werd bijna witheet, en dat neem ik hem niet kwalijk, want dat moet hij ook doen, maar we moeten er niet meer van maken dan het is. Dit zijn kaders die bijna niet te meten zijn. Ik zou een en ander dan ook liever willen afmeten op de uitvoering, zoals mevrouw Smitsmans ook al zei. Wel moet ik zeggen dat, als aan deze kadernota dan al zoveel waarde wordt gehecht, ze wel vrij laat is gekomen, maar daarmee ontkracht ik bijna mijn eerdere opmerking, want of ze er nu wel of niet ligt: het begint bij concrete initiatieven. Waar mevrouw Smitsmans zojuist Zumba heeft genoemd, wil ik het straatvoetbaltoernooi eens aanhalen. Als ik dan zie wat daar gebeurt bij jongens en meisjes van 6 tot 9 en van 10 tot 12 jaar en ouder, vind ik het bijzonder jammer dat die kans voor een groot gedeelte wordt gemist. In concreto zou je daar kunnen zien wat er gebeurt als je met elkaar optrekt. Soms heb je bepaalde angsten die helemaal niet waar hoeven te zijn, maar máák die stap eens een keer; daar begint alles mee. Als er straks initiatieven komen in die richting die de moeite waard zijn, wil ik ze graag zien. Concrete initiatieven moeten beloond worden als ze afkomstig zijn van mensen die hun nek uitsteken, want die zijn bereid verder te gaan. Ik heb niets aan politici die zeggen ook een mening te hebben, want dat zijn meningen om mensen bang te maken. U weet best wel wie ik bedoel. Ik heb ook een mening, namelijk dat we daaraan samen moeten werken en moeten proberen van twee kanten naar elkaar toe te groeien. Als de overheid daaraan op welke manier dan ook iets kan bijdragen, wil ik dat heel graag zien, maar al te hoge verwachtingen heb ik er niet van. Ik heb veel meer vertrouwen in wat verenigingen en burgers in hun normale doen en laten gaan doen; daar begint het en daar verwacht ik veel meer van. De heer Janssen Steenberg: Mijnheer de voorzitter. Het blijft vreemd: als het woord ‘integratie’ valt, denkt bijna iedereen meteen aan bepaalde bevolkingsgroepen. Over in-
130 tegratie gesproken! Het onder de knie krijgen van de Nederlandse taal is een goede zaak, maar wat zou u ervan denken als wij in het Outlet Center in het Duits zouden worden aangesproken, of wanneer onze taal steeds meer gaat lijken op Engels? Te pas en te onpas worden Engelse woorden, zelfs hele zinnen, aan onze taal toegevoegd. Hoe moet dat overkomen bij een inwoner van Roermond die juist zijn best doet om Nederlands te spreken en er tegelijkertijd geen barst meer van snapt, omdat hij naast het Nederlands ook een andere vreemde taal, als Duits of Engels, moet kennen? Integratie is wederzijds; daarmee zijn wij het eens. Naast de overheid en de burger zou echter nóg een partij haar verantwoordelijkheid moeten nemen. Die andere partij, de werkgevers, laat het vaak afweten. In plaats van iedereen een kans op de arbeidsmarkt te geven, gaat hun voorkeur vaak uit naar een blanke, autochtone Nederlander van het mannelijke geslacht en niet ouder dan 45 jaar. De heer Coenen: Ik heb vandaag in de krant gelezen dat veel mannen, en met name jongeren, getroffen worden door werkloosheid. Wat vindt u daarvan? De heer Janssen Steenberg: Dat is het gevolg van de financiële crisis. Ik heb het hier over staand beleid van zeker de laatste twintig jaar waarin bepaalde bevolkingsgroepen in Nederland op de arbeidsmarkt niet de kansen krijgen die andere bevolkingsgroepen wel krijgen. De heer Puper: Dan wil ik er toch op wijzen dat er in het Nederlandse bedrijfsleven heel veel sectoren zijn waarin het bestand van medewerkers zeer gemêleerd is. Het beeld dat u nu schetst vind ik bepaald niet objectief. De heer Janssen Steenberg: Toch blijf ik erbij, want het is een beeld dat wordt ingegeven door de praktijk van elke dag. Samen werken en samen anderen een kans geven om zich ten volle te ontplooien, zouden de sleutelwoorden voor integratie moeten zijn. Daarom is het ons inziens een voorwaarde om op de arbeidsmarkt de voorkeur te geven aan werklozen uit onze stad of omgeving. De heer Jacobs: Ik begrijp dat u bedoelt dat het vooral mensen uit de stad zouden moeten zijn, en niet uit de omgeving, omdat die anders te veel integreren of zo. De heer Janssen Steenberg: Dat hebt u verkeerd begrepen. Ik heb letterlijk gezegd: ‘aan werklozen uit de stad of omgeving’. Het hebben van betaald werken is ons inziens een belangrijke voorwaarde voor integratie. Wij schuwen niet de overheid te vragen hierin te gaan sturen. Als de SP aan integratie denkt, denkt zij ook aan rijk en arm. Het arme deel van Roermond is geconcentreerd in bepaalde wijken. Wij vinden dat een slechte zaak. Beter zou het zijn nu een begin te maken met een mix in die wijken van alle bevolkingsgroepen, arm en rijk, in Nederland geboren of elders. Het beleid van de gemeente Roermond staat dat onvoldoende toe. Mensen met een smalle beurs worden gedwongen in wijken te gaan wonen waarin nog wel goedkope woningen staan. Dat bevordert de concentratie van mensen met een laag inkomen en werkloosheid. Het peil
131 van die wijken gaat daardoor achteruit. Door ook in zogenaamde goede wijken in Roermond te zorgen voor voldoende goedkope huur- of koopwoningen, worden de wijken divers van samenstelling. Integratie zal dan naar onze verwachting vanzelf gestimuleerd worden. Integratie als sturingsmechanisme. Wij zijn voorstander van integratie om de samenleving beter te maken. Integratie voor alleen bepaalde groepen in onze samenleving stuit bij de SP op ernstige bezwaren; kortom, daar zijn wij tegen. De heer Werson: Mijnheer de voorzitter. Wij houden het bij de inbreng die wij hebben geleverd in de vergadering van de commissie welzijn, waarin wij hebben aangegeven dat dit voorstel wat ons betreft als hamerstuk geagendeerd kon worden. Wel wil ik nog even terugkomen op het leuke voorbeeld van de heer Jacobs. Hij had het over Venlo, waar massaal gejuicht wordt voor de allochtone voetballers, en terecht, maar hij zal toch ook wel weten dat de sportplaats een van de weinige plaatsen is waar zelfs werkgevers applaudisseren voor werknemers. De voorzitter: Bij EMS wordt ook geapplaudisseerd voor allochtone voetballers; daarvoor hoef je niet naar Venlo te gaan! Op dit moment spelen ze overigens in de nacompetitie. Wethouder Kemp: Mijnheer de voorzitter. De heer Jacobs begon zijn betoog met de vraag of de kadernota Integratie überhaupt wel nodig is, omdat integratie vanzelf gaat. Daar waar mensen samen leven, leggen mensen in die samenleving contacten en ondernemen ze activiteiten. De kadernota Integratie die ter vaststelling voorligt ziet erop toe dat mensen in een kwetsbare positie of in een achterstandssituatie worden ondersteund. De kadernota is tot stand gekomen via een uitgebreid proces. Behalve het bestuderen van relevante nota’s die inmiddels zijn vastgesteld, zoals onder andere die betreffende de Wet maatschappelijke ondersteuning, is de startnotitie behandeld in de commissie, is een workshop georganiseerd en zijn allochtone zelforganisaties en autochtone en allochtone burgers geconsulteerd, waarna uiteindelijk in twee termijnen een behandeling in de commissie welzijn heeft plaatsgevonden. Wij hebben ervaren dat de voorliggende kadernota in onze gemeenschap op een breed draagvlak kan rekenen. Niet alleen vanwege dat brede draagvlak, maar ook vanwege de aansluiting met de andere beleidsterreinen is dit naar onze mening een goed voorstel. Op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning moeten wij er in alle andere beleidssectoren naar streven dat mensen kunnen participeren en meedoen, maar wel op basis van eigen verantwoordelijkheid. Het voorstel is ook logisch, omdat de kadernota Integratie het wederzijdse aspect van integratie benadrukt. We verwachten zowel inspanningen van de allochtone inwoners van onze stad als van onze Roermondse samenleving: instellingen, bedrijfsleven, buurten en allerlei activiteiten die de integratie bevorderen. Tot op de dag van vandaag zien we dat vele mensen van allochtone afkomst in sommige sectoren oververtegenwoordigd zijn, kijkend naar de uitkeringsafhankelijkheid en schooluitval. Het is een oververtegenwoordiging die niet gezond is. Schooluitval moe-
132 ten we sowieso bestrijden en de uitkeringafhankelijkheid zo laag mogelijk maken, maar we zien dat er wat dat betreft verschillen zitten tussen de bevolkingsgroepen. Het streven is erop gericht – en dat is, mevrouw Smitsman, een indicator die ook in deze nota is genoemd – die schooluitval en uitkeringsafhankelijkheid terug te dringen. Wij zullen deze indicator in het uitvoeringsplan verder concreet maken. Aan die indicator kan de raad het college straks toetsen. In de commissie heb ik inderdaad toegezegd dat de uitvoeringsnota, die des colleges is, in de commissie behandeld zal worden. Zoals we aan de ene kant een oververtegenwoordiging kunnen waarnemen, is er aan de andere kant sprake van een ondervertegenwoordiging. Allochtone inwoners treffen we weinig aan in het vrijwilligerswerk en in besturen van verenigingen. Daarom is gekozen voor een systeem van maatschappelijke emancipatie en sociale integratie. Onder maatschappelijke emancipatie verstaan we dan het bestrijden van achterstanden, inburgeren, onderwijs en werk, terwijl de sociale integratie erop is gericht contacten te leggen en elkaar te ontmoeten. Of het nu Zumba betreft of een straatvoetbaltoernooi, het zijn activiteiten die op locaties plaatsvinden, op school, op straat, op het sportveld of in een schoolbestuur, en waar mensen elkaar ontmoeten. Door die ontmoetingen leren mensen elkaar kennen. We kennen allemaal het spreekwoord ‘Onbekend maakt onbemind’, en dat moet doorbroken worden. Daarop is deze nota heel stellig gericht. Men kan zeggen dat dat niets nieuws is, omdat het eigenlijk altijd al zou moeten gebeuren en ook plaatsvindt, maar via deze kadernota willen we dat verder stimuleren. De kadernota zal ook moeten worden gevolgd door een uitvoeringsnota die de aspecten van maatschappelijke emancipatie, het wegwerken van achterstanden, sociale integratie en ontmoeting verder zal moeten bevorderen. Uiteraard zal dat moeten gebeuren op basis van de uitgangspunten die zijn genoemd en waarmee, naar ik meen te mogen concluderen, iedereen het eens is. De heer Bayrak heeft in zijn bijdrage een aantal punten genoemd die voor de uitvoeringsnota van belang zijn. Hij zit er zelf bij als de uitvoeringsnota in de commissie welzijn aan de orde komt en ik hoop dat hij dan ook actief zal nagaan of de door hem genoemde punten daarin zijn opgenomen. De complimenten die zijn gemaakt aan de integratiecoördinator zal ik graag doorgeven. De heer Jacobs heeft een beschouwing gegeven van de manier waarop integratie tot stand komt. Het gebeurt inderdaad heel vaak als een vanzelfsprekendheid vanwege de interactie tussen mensen. Mevrouw Ceulemans heeft terecht opgemerkt dat autochtone partijen in eerste aanleg door ons zijn geconsulteerd. Bij de uitvoeringsnota, wanneer een heel concrete slag wordt gemaakt, zullen wij zeker ook de wijkraden moeten betrekken, want heel vaak vinden activiteiten op buurt- of wijkniveau plaats. De heer Janssen Steenberg heeft verwezen naar het feit dat de werkgevers een bepaalde houding hebben ten aanzien van het aannemen van personeel. Zoals eerder gezegd, is dit een tweezijdig proces: enerzijds moeten mensen willen integreren, aan de andere kant moet de samenleving openstaan voor integratie. De heer Puper heeft met enkele voorbeelden aangegeven dat zich een ontwikkeling voordoet in de samenstelling van personeel van bedrijven en instellingen. In mijn contacten merk ik ook dat de bagage waarmee jongeren de arbeidsmarkt opgaan en ouderen zich alsnog kwalificeren er in
133 toenemende mate toe leidt dat de kansen worden vergroot. Daarop zullen wij moeten inzetten: opleiden en bagage meegeven, om daarmee de omstandigheden zoveel mogelijk te verbeteren. Het pleidooi van de heer Janssen Steenberg om in de woonwijken te streven naar diverse woningtypen, zodat ook een diversiteit van bevolkingssamenstelling tot stand komt, kan ik van harte onderschrijven. Ook dat is echter een proces dat niet in een, twee of drie jaar te verwezenlijken is. Naar aanleiding van de uitsmijter van de heer Werson, dat het sportveld een van de weinige plekken is waar de werkgever voor de werknemer applaudisseert, kan ik alleen maar maar zeggen dat dat navolging verdient in andere sectoren. De heer Bayrak: Mijnheer de voorzitter. Ik had gehoopt dat mevrouw Smitsmans zich wat positiever had uitgelaten. Volgens haar zou deze kadernota niet veel nieuws opleveren. Daarmee ben ik het niet eens. Jaren geleden had men heel andere opvattingen over integratie. Het ging toen alleen om het oplossen van achterstanden in onderwijs en arbeid… Mevrouw Smitsmans-Burhenne: Ik vind het jammer dat u concludeert dat ik mij niet zo positief heb uitgelaten. Volgens mij heb ik wel degelijk iets heel positiefs gezegd, namelijk dat ik deze week nog een stel jonge meiden met hoofddoek zo ontzettend leuk bezig heb gezien, samen met mede-studiegenoten. Ik vind dat een voorbeeld van goede integratie, daar geloof ik in en ik pleit ervoor dat positieve te benadrukken, want dat geeft die meiden, hun ouders en ons allemaal zelfvertrouwen. We moeten stoppen met het benadrukken van alle problemen en vooral aandacht schenken aan al die positieve kanten. Zeg dus niet tegen mij dat ik niet positief ben. Ik ben positief-kritisch over de nota die voorligt, omdat ik maar één ding wil, namelijk dat wij, als wij elkaar tegenkomen, niet een Turk zien, een Marokkaan of een Antilliaan, maar een mede-Roermondenaar. Daar staan wij voor, en noem dat maar eens niet positief! De heer Bayrak: Ik heb u heel goed begrepen. U zit in het onderwijs en dankzij mensen zoals u kunnen wij er als raad voor zorgen dat er een heel goede uitvoeringsnota tot stand komt. Toch blijf ik bij mijn eerdere opmerking, want luisterend naar uw bijdrage in eerste termijn, moet ik concluderen dat u deze kadernota niet goed vindt. De heer Janssen Steenberg, die sprak over de relatie werkgever-werknemer, herinner ik eraan dat wij in de afgelopen jaren een stageproblematiek hebben meegemaakt. Niemand in deze raad zal dat ontkennen. Van wat in het verleden mis is gegaan kunnen wij lering trekken en ervoor zorgen dat zulke problemen zich niet meer voordoen. Hopelijk doen wij dat door eerst deze goede kadernota aan te nemen en daarna als raad intensief aan de uitvoeringsnota te gaan werken. Volgens mevrouw Ceulemans zouden weinig autochtone organisaties bij de kadernota zijn betrokken. Ik kan haar zeggen dat het juist de autochtone organisaties waren die als eerste zijn uitgenodigd. Er is een workshop gehouden, waarin wij eerst naar die organisaties hebben geluisterd. De door hen gemaakte opmerkingen hebben wij vervolgens meegenomen en met anderen besproken. In de bijlage valt het aantal allochtone organi-
134 saties inderdaad wel op, maar daaruit mag niet worden afgeleid dat de autochtone organisaties niet zijn geraadpleegd, integendeel. Mevrouw Ceulemans: Bent u het niet met mij eens dat, als we het samen willen doen, wij ook met elkaar aan tafel moeten en niet slechts één kant van de zaak moeten belichten, maar beide kanten? De heer Bayrak: Dat vind ik ook, ja. Mevrouw Ceulemans: Dan zijn we het daarover eens. De heer Bayrak: Ik meende u in eerste instantie te hebben horen zeggen dat er weinig autochtone organisaties bij zijn betrokken en daarop wilde ik even reageren. Ik heb kleine oren, maar kan nog steeds goed horen! De heer Jacobs: Mijnheer de voorzitter. Ook ik wil even reageren op het betoog van mevrouw Smitsmans. Ik geloof helemaal met haar mee en de voorbeelden die zij noemde in de uitvoering vind ik hartstikke goed. In die zin ben ik het dus met haar eens, maar als zij zegt dat zij helemaal niets kan met de indicatoren, moet ik zeggen dat ik juist heel blij ben dat die indicatoren gericht zijn op effecten en dat niet wordt volstaan met bijvoorbeeld het organiseren van vijf toernooien, want dat schiet niet erg op. Dat de indicatoren niet helemaal goed te meten zijn, zal ik niet ontkennen, want ik kan er ook niet precies een meetlat langs leggen, maar dat is ook ontzettend moeilijk bij dit soort fenomenen als integratie. Er wordt echter wel naar de effecten gekeken, en dat vind ik positief van deze nota. Door het college is toegezegd dat alle zaken zullen worden meegenomen in de uitvoering en dat de uitvoeringsnota terug zal komen in de commissie. Ik heb er alle vertrouwen in dat dat op een goede manier zal gebeuren, en daar ben ik blij mee, want ook over de uitvoering hebben wij beslist onze ideeën en die kunnen we dan spuien. Voor mij heeft deze kadernota daarom wel kwaliteit en naar mijn mening is zij ook vernieuwend, al zal ik niet ontkennen dat er ook heel veel andere mogelijkheden zijn. De heer Janssen Steenberg heeft betoogd dat de overheid ook moet sturen op het aanbieden van werk door werkgevers, en dat is leuk, maar kan hij zich ook indenken dat, als werkgevers verplicht worden een ‘x’ percentage allochtonen in dienst te nemen, dan alleen maar meer nadruk gelegd blijft worden op het verhaal van de allochtonen en dat de werkgevers zo ook nog een beetje aversie kunnen krijgen? Wat is daar de meerwaarde van en is dát het succes dat wij hiermee denken te krijgen? De heer Janssen Steenberg: Ik heb het woord ‘allochtoon’ bewust niet in de mond genomen. Ik heb het gehad over bepaalde bevolkingsgroepen aan de onderkant van de samenleving, die het verdienen een kans te krijgen. De heer Jacobs: Dat verandert niets aan mijn betoog. Mevrouw Ceulemans: Mijnheer de voorzitter. Nogmaals: we moeten samen verantwoording nemen voor de wijk, de stad en de samenleving. De opmerkingen die de heer Janssen Steenberg over werkgevers heeft gemaakt, vind ik echt veel te gemakkelijk; ze
135 zijn generaliserend en ook niet juist. Werkgevers investeren, zetten hun bedrijf op poten en willen dan mensen in hun bedrijf halen die dat bedrijf zo goed mogelijk dienen. Aan de andere kant moet iedere werknemer, autochtoon of allochtoon, zijn verantwoordelijkheid nemen en zichzelf zo goed mogelijk voorbereiden op de arbeidsmarkt. De uitvoeringsnota zie ik met veel belangstelling tegemoet. Mevrouw Smitsmans-Burhenne: Mijnheer de voorzitter. In eerste termijn heb ik mij kritisch uitgelaten over de kadernota, in die zin dat ik heb gezegd dat zij niet vernieuwend is. Ik heb er echter aan toegevoegd dat wij niet tegen de kadernota zullen stemmen. Als wij het een slechte nota zouden vinden, zouden wij tegenstemmen. Wij vinden de nota dus niet slecht, maar niet vernieuwend genoeg. Kijkend naar de nota’s die de afgelopen tien jaar verschenen zijn, kunnen wij niet anders doen dan dat constateren, en dat mag ook gezegd worden. Als iedereen van mening is dat de integratie maar langzaam vordert en niet zo snel als men graag zou zien, mag men zich ook wel eens afvragen of men wel goed bezig is als nu weer een nota wordt voorgelegd waarin hetzelfde staat als in het beleid dat al tien jaar wordt gevoerd. Het is niet alleen de taak van GroenLinks om zich dat af te vragen, maar de taak van de hele raad. Zoals u weet, zijn allochtonen stevig vertegenwoordigd in de achterban van GroenLinks. Wij hebben met deze mensen gesproken – de heer Özdemir is een van de woordvoerders in dezen – en ook zij zeggen zich zorgen te maken over de trage manier waarop het verloopt, maar tegelijkertijd voegen zij eraan toe dat hun jeugd de toekomst heeft. Ik wil nog eens herhalen dat ik geloof in inburgering en onderwijs. Als ik ‘s morgens om een uur of acht uur de school binnenloop, zie ik er gezellig kletsend een stel dames naar buiten lopen, zowel autochtoon als allochtoon, die de school voor ons hebben schoongemaakt. Het zijn dames die tien, vijftien jaar geleden bij ons op Nederlandse les zaten en nu hebben ze een betaalde baan en lopen ze er gezellig kletsend naar buiten. Noem dat eens geen integratie! Ik blijf erbij dat we naast de knelpunten ook de positieve punten moeten benoemen en daarop zal GroenLinks blijven insteken. De heer Bayrak nodig ik graag uit samen met GroenLinks naar de positieve elementen te kijken, en dat geldt overigens ook voor de rest van de raad. De heer Coenen: Mijnheer de voorzitter. Van de landelijk georganiseerde, grote politieke partijen heb ik weer eens gehoord waar ze staan, en dat is goed. Verder kan ik vaststellen dat iedereen in deze zaal positief is. De heer Bayrak meende wel dat mevrouw Smitsmans zich niet zo heel positief had uitgelaten, maar ik ken mevrouw Smitsmans en GroenLinks, en trouwens ook andere fracties in deze zaal als zeer betrokken. Soms wordt ‘positief-kritisch’ wel eens uitgelegd als ‘niet helemaal overtuigd van’, dat wordt over mij zo vaak gezegd, maar daar heb ik eerlijk gezegd niet zoveel mee. Het gaat erom dat het gevoel er moet zijn en dat de ambities hoog zijn. Soms liggen die ambities nog te laag, zoals mevrouw Smitsmans terecht opmerkte. Moet dat dan als niet-positief worden uitgelegd? Ik vind dat juist heel sterk. Ik hoop dat wij er met z’n allen werk van willen maken. Het is waar dat het bij werkgevers soms niet altijd goed gaat, maar naast foute voorbeelden zijn ook goede voorbeelden te noemen, en die worden hier ook aangehaald.
136 Mevrouw Ceulemans heeft terecht opgemerkt dat we de werkgevers niet op één hoop kunnen gooien. Uiteindelijk zal het er de gemiddelde werkgever om gaan de beste man, vrouw of jongere op die plek te krijgen waar hij of zij thuishoort. De jeugd heeft zich daarin al veel meer kunnen bewijzen dan de wat oudere mensen, bij wie de achterstand wat groter is. Het verschilt ook van bevolkingsgroep tot bevolkingsgroep; ook daarin kan niet gegeneraliseerd worden. Daar waar het verschil te groot wordt zal de overheid moeten nagaan of zij iets kan doen, maar het zijn vooral particuliere initiatieven bij wie het moet gebeuren en waar de mens positief in wil steken. Dat is in ieder geval wat de Stadspartij Roermond wil. In die zin zijn wij een positieve, mensgerichte partij; dan is dat ook nog maar eens een keer helder gezegd. Door ons wordt niemand afgeschreven, integendeel: wij willen iedereen juist opwaarderen, en wat dat betreft zal de overheid moeten nagaan waar zij iets kan bijdragen. Ik wil geen veren in de kont steken van de voorzitter, maar laat ik toch maar eens zeggen dat sommige sportverenigingen veel meer werk maken van integreren dan andere. Dat vind ik geweldig, want daar begint het: bij dat soort zaken. De heer Janssen Steenberg: Mijnheer de voorzitter. Eerder heb ik gememoreerd dat het gaat om samen werken en samen anderen de kans geven. Wat mij betreft horen daar nadrukkelijk ook de werkgevers bij. Alle belemmeringen op de arbeidsmarkt die ertoe leiden dat bepaalde bevolkingsgroepen worden uitgesloten, moeten worden geslecht. Het citaat dat ik gebruikt heb is overigens 30 jaar oud en sloeg niet op de huidige tijd, maar op de emancipatiebeweging van vrouwen op de arbeidsmarkt. Dat citaat heb ik voor den dag gehaald, afgestoft en hier weer neergelegd. Ik geef toe dat het in meer of mindere mate gechargeerd is en niet op alle werkgevers van toepassing is. In het algemeen is het echter een feit dat waar het gaat om het verkrijgen van stageplekken, de allochtonen minder kans hebben dan de autochtonen. Dat moet ons een bron van zorg zijn. Als wij investeren in de toekomst, moeten we investeren in álle bevolkingsgroepen, zoals mevrouw Smitsmans nadrukkelijk heeft aangegeven: investeren in scholing, maar daarbij horen ook werk, stageplekken en volwaardig deelnemen aan onze maatschappij. Het hebben van werk is daarbij een belangrijk doel. Wethouder Kemp: Mijnheer de voorzitter. In deze tweede termijn heb ik niet zo heel veel meer zeggen, omdat de leden van de raad vooral op stellingen en beschouwingen van elkaar zijn ingegaan. Over de aard van deze nota wil ik echter graag nog iets zeggen. Mevrouw Smitsmans heeft namens GroenLinks instemming betuigd met de nota, al karakteriseerde ze die als niet vernieuwend. Daarbij wil ik graag een kanttekening plaatsen. Het is altijd moeilijk te beoordelen wanneer een nota wel of niet vernieuwend is, of niet vernieuwend genoeg. De kadernota is gebaseerd op de kadernota minderheden uit 1993 en sindsdien hebben zich enorme ontwikkelingen voorgedaan in het maatschappelijk leven. Verder is een nulmeting uitgevoerd, achterin de nota opgenomen, die tot bepaalde inzichten leidde, maar die we nu ook zien en weten. In de wetenschap dat recent een Wet maatschappelijke ondersteuning is vastgesteld, hebben wij ons met deze nota in die richting begeven. Vernieuwend is de nota in ieder geval, omdat benadrukt is – en dat
137 is in tegenstelling tot de nota minderheden uit 1993, dat sprake is van een wederzijds proces. Vernieuwend is ook dat wij uitspreken dat in de uitvoering dat wederzijds aspect nadrukkelijk een rol moet krijgen en dat de integratie wordt benaderd vanuit een stuk eigen verantwoordelijkheid, wat in het verleden veel minder naar voren kwam. Al met al wordt hiermee mijns inziens een weg ingeslagen waaraan met de oude nota nooit richting is gegeven. Zonder hoofdelijke stemming besluit de raad overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders en het daarbij behorende ontwerpbesluit. 20. Voorstel van het college inzake Inburgering (raadsvoorstel no. 2009/049/1). De heer Janssen Steenberg: Mijnheer de voorzitter. Wat betreft de verordening Wet Inburgering, zijn wij tegen het heffen van een eigen bijdrage van € 270,-. Wij vinden het niet billijk dat vooral inwoners van Roermond met een laag inkomen een eigen bijdrage moeten betalen. Het argument van het college dat de eigen bijdrage de vrijblijvendheid bevordert, delen wij niet. Derhalve dienen wij ter zake een amendement in, met de bedoeling artikel 5 van de verordening te schrappen en de eigen bijdrage af te schaffen. De voorzitter doet voorlezing van het amendement van de SP-fractie: Amendement nr. 09A03 “De raad van de gemeente Roermond, in vergadering bijeen op donderdag 14 mei 2009; gezien het voorstel van het college tot wijziging van de Verordening Wet Inburgering 2009/049/1; overwegende dat: ● inburgering van nieuw- en oudkomers in de Roermondse samenleving een positieve zaak is en bevorderd moet worden; ● het goed spreken en schrijven van de Nederlandse taal een eerste vereiste is om mensen weerbaarder op de arbeidsmarkt te laten zijn; ● door het kunnen spreken en schrijven van het Nederlands het, volgens de WMO zo belangrijke, mee kunnen doen in onze samenleving bevorderd wordt; ● het toegang hebben tot inburgeringscursussen en de af te leggen toets laagdrempelig moet zijn; ● het heffen van een eigen bijdrage van € 270 juist een belemmering vormt om aan een inburgeringscursus deel te nemen; ● de wetgever voorziet in het afschaffen van de eigen bijdrage; ● het niet billijk is dat vooral inwoners van Roermond met een laag inkomen een eigen bijdrage moeten betalen; ● het argument van het college dat de eigen bijdrage de vrijblijvendheid bevordert, niet algemeen gedeeld wordt; ● de samenleving van Roermond gediend is met zoveel mogelijk deelname aan de inburgeringcursussen. besluit:
138 artikel 5 De inning van de eigen bijdrage van de Verordening Wet Inburgering te schrappen.” Mevrouw Smitsmans-Burhenne: Mijnheer de voorzitter. Twee jaar geleden hebben wij uitgebreid gediscussieerd over deze verordening, waarna besloten werd het zo te doen en na een tijdje een evaluatie uit te voeren. Het feit dat deze verordening nu voorligt heeft te maken met de wijziging van de wet. In tweede instantie is in cursief aangegeven wat feitelijk gewijzigd is. De niét cursieve delen in het stuk zijn door ons zelf vastgesteld en in dat licht hebben wij de zaak ook bekeken. Wat wij betreuren is dat, hoewel in artikel 2 staat dat de mensen goed zullen worden geinformeerd over deze inburgering, de oude verordening nog steeds niet op de website van Roermond is terug te vinden… Wethouder Kemp: Jawel, ze staat al enige tijd op de site. Ik herinner me dat ik haar al anderhalf à twee maanden voor het eerst op de site heb aangetroffen, en niet alleen de verordening, maar ook de toelichting en de moties en amendementen die er betrekking op hebben. Als u op de website bij ‘Zoeken’ het woordje ‘inburgering’ intypt, komt u direct op de pagina terecht. Mevrouw Smitsmans-Burhenne: Het is mij tot nu toe niet gelukt, maar ik ga het opnieuw proberen. Als het inderdaad zo is, prijs ik u daarvoor. Met de SP zijn wij het niet eens dat de eigen bijdrage helemaal zou moeten worden afgeschaft, want wij geloven dat mensen meer gemotiveerd raken als zij een eigen bijdrage moeten leveren – hoe klein het bedrag ook is – voor de inspanning die moet worden verricht. Wel zijn wij van mening dat mensen met een zeer laag inkomen – hetzij een bijstandsuitkering, hetzij een inkomen net boven die norm – in staat moeten worden gesteld in termijnen te betalen, zoals naar ik meen ook in artikel 5 staat te lezen, en misschien kan dat bedrag zelfs nog worden verlaagd. Van de wethouder wil ik graag weten hoe hij hiermee denkt om te gaan en of hij bereid is de mogelijkheid te onderzoeken om de eigen bijdrage inkomensafhankelijk te maken, dan wel een zodanige regeling met mensen te treffen dat het goed betaalbaar blijft. Meteen koppel ik daaraan een andere vraag. Over mensen die een uitkering hebben via het UWV is in deze verordening niets vastgelegd, maar deze mensen, vaak getroffen door het noodlot omdat ze ook nog eens ziek zijn, zouden dan met extra hoge kosten worden geconfronteerd. Hoe denkt u daarmee om te gaan? Mevrouw Ceulemans: Mijnheer de voorzitter. De verordening wordt nu zodanig aangepast, dat het college een inburgeringsvoorziening als verplichting kan opleggen, zonder te hoeven afwachten of een inburgeraar een aanbod accepteert. Inburgering – en met name de taalbeheersing – is, zoals ook bij het vorige agendapunt al ter sprake is gekomen, een noodzakelijke stap om met elkaar samen te kunnen leven, snel en beter werk te kunnen verkrijgen, en dat soort zaken. Ik ga ervan uit dat iedereen die een dergelijke voorziening aangeboden krijgt heel erg blij zal zijn met deze steun in de rug. Wat het amendement betreft, zijn wij het met GroenLinks eens dat een eigen bijdrage juist een prikkel is om gemotiveerd en op een positieve manier deel te nemen aan de in-
139 burgering. Als je voor iets moet betalen, of je extra moet inzetten, is de voldoening, of waardering, vaak des te groter. Wij zijn het dan ook met het college eens dat vrijblijvendheid in dezen tegengegaan moet worden. Daarnaast geeft het de inburgeraar de gelegenheid te laten zien dat hij een stuk verantwoording wil nemen, erbij wil horen en wil gaan voor die samenleving. Dat verdient respect. Het amendement in deze vorm kunnen wij dan ook niet steunen. Wel beseffen wij dat het kan voorkomen dat inburgeraars een dusdanig laag inkomen hebben dat zij die eigen bijdrage niet kunnen betalen. Welke instrumenten hebt u dan in huis om hierin op de een of andere manier te voorzien? Zijn die instrumenten er, of zijn er mogelijkheden om die eventueel te ontwikkelen? De heer Jacobs: Mijnheer de voorzitter. In mijn bijdrage zal ik me beperken tot de wijzigingen. Het opleggen van boetes is een van de dingen waarover we hier spreken. Ik blijf erbij dat het opleggen van boetes altijd minder succesvol is dan het stimuleren van mensen. In een eerder stadium is echter al verzekerd dat met het opleggen van die boetes zodanig zal worden omgegaan dat het niet tot enorme problemen zal leiden. Met betrekking tot het amendement dat is ingediend, delen wij de mening van GroenLinks en VVD, zij het dat ik er nog iets aan wil toevoegen. Mevrouw Ceulemans informeerde naar instrumenten die er eventueel zouden zijn om inburgeraars met een laag inkomen tegemoet te komen. Wij zijn van mening dat die instrumenten hoe dan ook moeten komen. Wat betreft het aanwijzen van de doelgroepen en de samenstelling van de inburgeringsvoorzieningen, kan het proces versneld worden, omdat het college in dezen feitelijk zelf zaken kan regelen. Naar onze mening is dat een goede zaak, want laten we wel wezen: er is overal al veel bureaucratie en iedereen kan overal bezwaar tegen aantekenen. Het CDA is van mening dat alles wat eraan kan worden gedaan om bureaucratie tegen te gaan alleen maar een goede zaak is. Wij kunnen derhalve instemmen met wat ons is voorgelegd. De heer Bayrak: Mijnheer de voorzitter. Dat mensen inburgeren en de taal leren, is een goede zaak en onderdeel van de integratie. De vraag is echter hoe dat geregeld kan worden. De Tweede Kamer heeft gekozen voor de Wet Inburgering. Die wet bevat heel veel onduidelijkheden; heel veel vragen kunnen niet eens beantwoord worden. Vandaag bespreken wij een wijziging van de Inburgeringswet. Aanvankelijk dacht ik dat het misschien tot een verbetering van die wet zou leiden, maar tot mijn verbazing heb ik moeten vaststellen dat het de zaak alleen maar erger maakt. In welke zin, leg ik zo uit. De meest opvallende wijziging in het voorstel is dat men van een aanbodstelsel naar een vastleggingsstelsel gaat, d.w.z. dat de mensen die zelf willen inburgeren door naar een school te gaan of via CD-ROM’s en internet willen leren, door het college verplicht kunnen worden via de gemeente een cursus te volgen. De PvdA-fractie is van mening dat de vrijheid van opleidingskeuze voor de inburgeraar gehandhaafd moet worden, zoals in de huidige wet geregeld is. Het is ons ook niet duidelijk in welke specifieke gevallen het college een inburgeraar wil verplichten, en dat maakt het ook ingewikkelder dan in de huidige situatie…
140 De heer Jacobs: Bij de behandeling van het vorige voorstel heb ik u volgens mij horen zeggen dat het vooral gaat om de kaders en niet om de uitvoering. Bent u bij dit voorstel een andere mening toegedaan? De heer Bayrak: Bij het vorige voorstel heb ik ook iets over de uitvoering gezegd, door het college op te roepen met alle aangedragen punten bij de uitvoering rekening te houden. Als wij niet weten hoe het college hiermee wil omgaan, vinden wij het niet verstandig hierin mee te gaan. Mevrouw Ceulemans: Als ik het goed begrijp, bent u het wel eens met het verplichtende karakter, maar niet met de vorm van de uitvoering. Is dat juist? De heer Bayrak: Wij zijn het ermee eens dat iemand die nieuw naar dit land komt verplicht moet worden de taal te leren. Deze wet geldt echter ook voor de oudkomers en wij zijn van mening dat de oudkomers zelf moeten kunnen kiezen op welke wijze zij willen inburgeren. Dat hoeft wat ons betreft niet via de Gilde Opleidingen, maar kan ook via internet, met gebruikmaking van CD-ROM’s, of via een privé-docent. Mevrouw Ceulemans: Dan stel ik mijn vraag nogmaals. Bent u het in principe met het college eens dat iedereen moet inburgeren en stelt u alleen vragen bij de vorm? De heer Bayrak: Ja. Mevrouw Ceulemans: Dan kunt u volgens mij ook akkoord gaan met dit voorstel, want dát is wat vanavond besloten wordt. De heer Bayrak: Ik zal, als de voorzitter dat goed vindt, even een schets geven van de werking van de wet. Mensen worden uitgenodigd voor een intake-gesprek. In dat intake-gesprek wordt een checklist nagelopen en als daaruit blijkt dat iemand inburgeringsplichtig is, wordt hem of haar een aanbod gedaan. Als die persoon het aanbod accepteert, gaat hij of zij met behulp van de gemeente bij Gilde Opleidingen een taalcursus volgen. Mensen echter die momenteel aan het werk zijn accepteren dat aanbod vaak niet, omdat zij dan naar school zouden moeten en niet meer kunnen werken. Mevrouw Smitsmans-Burhenne: U hebt de wet kennelijk goed bestudeerd, maar wordt in het contract dat wordt gesloten met de onderwijsinstelling niet ook bepaald dat er maatwerk geleverd moet worden voor alle partijen, ook voor werkende mensen? Volgens mij maakt u zich zorgen om niets. De heer Bayrak: In het huidige stelsel kan de inburgeraar zelf kiezen, maar wij vrezen dat mensen straks door het college zullen worden verplicht via Gilde Opleidingen in te burgeren, waarmee hun vrijheid wordt beperkt. De heer Jacobs: Volgens mij gaat het nu om de kaders en bent u nu al heel diep met de uitvoering bezig. In het voorstel staat ook dat het college het kan doen, maar niet dat het het ook zal doen. Volgens mij moet u het college alleen aandacht vragen voor deze pro-
141 blematiek. Als u om deze reden niet kunt instemmen met de nota, snap ik het echt niet meer. Op die manier zult u in de toekomst tegen heel veel nota’s moeten stemmen, omdat u dan de uitvoering nog niet kent. De heer Bayrak: Wij hebben al heel wat gevallen meegemaakt en voelen aan dat deze wijziging niet goed zal aflopen. Op grond van onze opvatting en toekomstvisie kiezen wij ervoor hiermee voorzichtig om te gaan. Als dit voorstel alleen zou gelden voor nieuwkomers, zouden wij het prima vinden, maar in de huidige vorm kunnen wij er niet mee instemmen. De heer Jacobs: Als volksvertegenwoordiger hebt u niet alleen de mogelijkheid om kaders te stellen, maar ook om de uitvoering te toetsen. Als u bang bent dat het college het misschien niet goed zal doen, moet u zich afvragen of u wel vertrouwen hebt in dit college. De heer Bayrak: U trekt het nu een heel andere kant op. Er is geen sprake van dat wij het college niet zouden vertrouwen. De heer Jacobs: Ik heb niet gezegd dat u het college niet vertrouwt, maar dat u zichzelf die vraag zou kunnen stellen. De heer Bayrak: Die vraag heb ik mij de afgelopen week gesteld en mijn antwoord is dat ik het college vertrouw. Het amendement van de SP is strijdig met de wet, omdat de eigen bijdrage geheven moét worden. Het amendement kan echter wel een juridische basis krijgen, als het in die zin wordt geamendeerd, dat wel een eigen bijdrage wordt geïnd, maar dat die wordt teruggeboekt als de inburgeraar deelneemt aan de inburgeringscursus. De heer Ramakers: Mijnheer de voorzitter. De oude Wet Inburgering Nieuwkomers kenmerkte zich door vrijblijvendheid. De nieuwe Wet Inburgering had ten doel die vrijblijvendheid te veranderen in duidelijkheid en is door de raad vastgesteld. Toch bracht ook die wet veel onduidelijkheden met zich in de uitvoering, maar dat werd ook veroorzaakt door veranderingen in de wetgeving. Demokraten Swalmen is van mening dat met de vaststelling van de Inburgeringsagenda gemeente Roermond, in oktober 2008, de raad de juiste koers vaart wat betreft de brede benadering van de Wet Inburgering. Het is een Roermondse verordening met ambitie en tevens een integrale aanpak, die inburgering plaatst binnen haar sociale context: een wijkgerichte aanpak, maar denk daarbij ook aan het participatiebudget. De reden dat wij deze verordening behandelen is dat met ingang van 1 januari de Wet Inburgering opnieuw is gewijzigd. De inburgeringsplichtige is nu direct verplicht medewerking te verlenen aan de uitvoering van een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening. Demokraten Swalmen vertrouwt erop dat wat betreft de eigen bijdrage – het is door de wethouder in de commissie al toegezegd – de gemeente individueel maatwerk zal leveren, handelt naar redelijkheid en billijkheid en rekening houdt met bijzondere omstandigheden.
142 Naar aanleiding van het amendement van de SP zou ik willen opmerken dat wij de Wet Inburgering als zodanig zullen moeten blijven evalueren. Als wij ergens in de uitvoering problemen tegenkomen, lijkt het me logisch dat we daaraan iets gaan bijstellen. Wethouder Kemp: Mijnheer de voorzitter. Volgens mij is geen enkel onderwerp zo vaak in commissie- en raadsvergaderingen behandeld als de verordening Inburgering. Het geeft wel aan hoe betrokken de raad hierbij is en hoe de Tweede Kamer met inburgering omgaat. Immers, na inwerkingtreding van de wet op 1 januari 2007 hebben een aantal wijzigingen plaatsgevonden. Met recht kan daarom nu worden gesproken over een lappendeken, en zo wordt het ook administratief ervaren: een erg moeilijk uit te voeren wet, een gedrocht, waarbij we ons op basis van prognoses die we hebben gesteld om op 31 december 2009 een aantal inburgeringstrajecten uitgezet te krijgen, ontzettend zullen moeten inspannen om een en ander te realiseren. We zullen het echter halen. In de commissie welzijn is erop aangedrongen na de zomervakantie een evaluatie uit te voeren van twee jaar uitvoering van de verordening Inburgering, sterker nog: bij de vaststelling van de verordening heeft de raad het college bij amendement opgedragen na twee jaar de doeltreffendheid en doelmatigheid van de uitvoering van de verordening te evalueren. In september komen we hierover nader met elkaar te spreken en dan kunnen ook een aantal onderwerpen die nu aan de orde zijn gesteld uitgebreid worden besproken. Wat ik nu wel kan aangeven, is wat volgens de Wet Inburgering wel en niet kan. Volgens de Wet Inburgering is het niet mogelijk artikel 5 van de verordening te schrappen. De wet bepaalt dat een eigen bijdrage verplicht is, sterker nog: zij bepaalt de hoogte van die bijdrage op € 270,-. Instrumenten om maat te voeren op die eigen bijdrage zijn ook niet mogelijk. Het maken van verschil tussen oudkomers en nieuwkomers, zoals de heer Bayrak zou willen, is eveneens in strijd met de wet. De wet bepaalt namelijk dat iedere inburgeringsplichtige, oud- of nieuwkomer, een inburgeringscursus moet volgen. De termijn is wel verschillend. Op het moment dat een kennisgevingsbeschikking uitgaat voor nieuwkomers, wordt een termijn bepaald en daaraan moet worden voldaan. Ook oudkomers zijn verplicht een inburgeringsexamen te doen en kunnen, net als nieuwkomers, verplicht worden een voorziening te accepteren. In de praktijk – zowel in de oude als in de nieuwe praktijk – wordt echter wel gekeken naar de omstandigheden van de persoon en wordt maatwerk geleverd. Bij de evaluatie kan de raad misschien tot de conclusie komen dat dit maatwerk verbeterd of aangescherpt moet worden, maar dat is vers twee. Het komt voor, en in steeds grotere mate, omdat een hele grote groep inburgeringsplichtigen al op trajecten gezet is, dat we met een min of meer hardnekkige groep inburgeringsplichtigen blijven zitten die niet direct bereid zijn stappen te ondernemen om aan het proces van inburgering mee te doen. We constateren dat bijvoorbeeld als het heel lang duurt voordat op een aanbod wordt gereageerd, of zelfs helemaal niet wordt gereageerd, waarna een aanschrijving moet volgen, en nóg een aanschrijving. uiteindelijk kan het aanbod dan ook nog geweigerd worden. Het zou mijns inziens van onzorgvuldigheid getuigen wanneer de overheid in zo’n geval zou zeggen: laat maar lopen. Het is overigens een landelijk fenomeen en daarom is de wet op dat punt ook gewijzigd. In plaats van de zware bureaucratisch-administratieve procedure te volgen van aanbieden, nog eens aanschrijven, reageren en een beschikking nemen, wordt, wanneer
143 bij de intake tot de conclusie wordt gekomen dat de afstand tot het halen van het inburgeringsexamen zeer groot is, meteen een vaststellingsbeschikking genomen, d.w.z. dat iemand direct een voorziening aangeboden krijgt en daarvan ook gebruik moet maken. Mevrouw Smitsmans heeft terecht verwezen naar het belang van de informatievoorziening. Zoals ik eerder al zei, staat de verordening al enige tijd op de website. Daarnaast hebben wij, mede gelet op geluiden vanuit de gemeenschap dat er wat misvattingen bestaan over interpretatie van verordening en wet, de afdeling opgedragen een communicatieplan te ontwikkelen, teneinde beter dan voorheen mensen, direct in de wijk of in het veld, te informeren over de toepasselijkheid van de wet. Een inkomensafhankelijke eigen bijdrage, als geopperd door mevrouw Smitsmans en de heren Bayrak en Jacobs, is wettelijk niet mogelijk. De heer Jacobs: Dat is correct, maar er zijn in mijn beleving allerhande andere mogelijkheden. Met een betaling in termijnen valt al heel wat te regelen en die termijnen kunnen we zo lang maken als we willen. Daarnaast is er misschien een mogelijkheid – maar daarop komen we wel terug in de evaluatie – tot enige teruggave en eventueel is ook via de bijzondere bijstand, op welke manier dan ook, nog het een en ander mogelijk. Er zijn hoe dan ook mogelijkheden om het in ieder geval voor de echte minima wat draaglijker te maken. Ik vind het een beetje gemakkelijk om hieraan voorbij te gaan met de mededeling dat het wettelijk niet mogelijk is. Wethouder Kemp: In een amendement dat op 31 mei 2007 door de raad is aanvaard is bepaald dat de inning van de bijdrage moet worden afgestemd op de financiële situatie door te werken met termijnen. Naar aanleiding van die discussie is door de SP een motie ingediend over een mogelijkheid van kwijtschelding. De toenmalige staatssecretaris Aboutaleb heeft in een beleidsdocument aangegeven dat hij wil vasthouden aan de hoogte van de eigen bijdrage van € 270,-, die is afgestemd op het bijstandsniveau, zij het dat hij daaraan heeft toegevoegd dat in geval van bijzondere persoonlijke omstandigheden wellicht iets mogelijk zou zijn. Via een commissie-informatiebrief heb ik de raad daarover geïnformeerd. Als de wet op dat punt zou veranderen, kunnen wij ons daarop zeker beraden. De heer Janssen Steenberg: Mijnheer de voorzitter. Gezien het feit dat de portefeuillehouder en wij van mening verschillen over de wettelijke mogelijkheid om de eigen bijdrage af te schaffen, stel ik voor ons amendement nu aan te houden en het in de eerstvolgende vergadering van de commissie welzijn te behandelen, met daarbij de wetsteksten zoals die op dit moment gelden. Omdat wij willen voorkomen dat er ruis ontstaat tussen de portefeuillehouder en de SP, willen wij graag op basis van dezelfde wetten de mogelijkheden op dit punt aftasten, om er daarna eventueel in een volgende raadsvergadering op terug te komen. Overigens kan ik mij wel voorstellen dat een mogelijkheid wordt ingebouwd om kwijtschelding van de bijdrage van € 270,- toe te staan op basis van 120% van de bijstandsnorm. Als we hierover in de commissie welzijn nader gaan praten, willen wij graag ook die mogelijkheid inbrengen.
144 De voorzitter: U stelt dus voor de zaak in de commissie te bespreken en er in de volgende raadsvergadering op terug te komen als er mogelijkheden blijken te zijn. Mevrouw Smitsmans-Burhenne: Ik neem aan dat we vanavond niettemin de verordening gaan vaststellen. De voorzitter: Zeker. Mevrouw Smitsmans-Burhenne: Mijnheer de voorzitter. In tweede termijn wil ik nog even terugkomen op het bepaalde in artikel 5. Voor een deel is de wethouder wel ingegaan op onze vraag ter zake, maar niet helemaal, vandaar dat ik zal proberen onze vraag wat concreter te maken. Is het mogelijk dat mensen met een bijstandsuitkering de eigen bijdrage van € 270,-, die volgens de wethouder verplicht is, betalen met € 5,- per maand? Mevrouw Ceulemans: Mijnheer de voorzitter. In eerste termijn heb ik niet gesproken over een inkomensafhankelijke bijdrage, maar wel gevraagd welke instrumenten kunnen worden ingezet om voor inburgeraars met een heel klein inkomen maatwerk te leveren. De wethouder heeft daarop antwoord gegeven, waarvoor dank. De PvdA-fractie heeft kennelijk een uitvoeringsprobleem. Ik adviseer de heer Bayrak dat soort dingen te bespreken tijdens de evaluatie in september. Als hij dan de punten die nog op zijn hart liggen aan de orde stelt, kunnen wellicht nog bijstellingen plaatsvinden. Rest mij nog één vraag aan de PvdA-fractie. Waarop baseert zij haar stelling dat het met deze verordening niet goed zal gaan? Ik krijg dan altijd visioenen van bollen en dat soort zaken, en als het zo spannend wordt wil ik wel graag weten waarop dat is gebaseerd. De heer Bayrak: Mijnheer de voorzitter. Mevrouw Ceulemans kan dat niet weten, maar ik heb een stuk of vijf, zes intakegesprekken meegemaakt en weet wat daar allemaal wordt besproken en wat de consequenties daarvan zijn. Ik roep niet voor niets dat deze wet geen goede wet is. We hebben inmiddels gemerkt dat alles strijdig is met deze wet en dat we bijna niets kunnen veranderen. In het huidige stelsel loopt het al niet goed en dit soort wijzigingen zal alleen maar meer problemen veroorzaken. De inburgeringsplichtige mensen krijgen op een gegeven moment een brief met de mededeling dat zij op een bepaalde dag en tijdstip worden verwacht en dat het niet mogelijk is die afspraak te verzetten. Als wij zo met elkaar blijven omgaan, kunnen we wel tientallen kadernota’s en uitvoeringsnota’s opstellen, maar dan zullen deze mensen nooit integreren. In de commissie heb ik er op gewezen dat er al groepen mensen zijn die geïsoleerd zijn, gevolg van het feit dat het de afgelopen jaren heel slecht is gegaan. Daarom pleit ik ervoor er in de komende maanden samen voor te zorgen dat de integratie wordt bevorderd, en dat kunnen wij ook doen door dit soort wijzigingen niet te accepteren. Mevrouw Ceulemans: In uw reactie bespeur ik wederom dat het u met name om de uitvoering gaat. Ik nodig u daarom nogmaals uit hierop terug te komen in de commissievergadering van 9 september.
145 De heer Bayrak: Ik wil nu ook in tweede termijn nog iets zeggen… De voorzitter: Begint u nu pas aan uw tweede termijn!? Wat hebt u zojuist dan gedaan? De heer Bayrak: Een reactie gegeven op de opmerking van mevrouw Ceulemans aan ons adres. De PvdA-fractie was van plan een motie in te dienen, maar omdat in het presidium is afgesproken dat moties 24 uur van tevoren kenbaar moeten worden gemaakt, hebben wij daarvan afgezien. De kopieën zijn al wel aan Jos verstrekt, maar die kan hij nu waarschijnlijk weggooien; zonde van de bomen, mevrouw Smitsmans! Mevrouw Smitsmans-Burhenne: Ik hoop dat u voortaan nadenkt alvorens die bomen te offeren! De heer Bayrak: Ik heb mijn les geleerd! Veel van de mensen die inburgeringsplichtig zijn kunnen niet aan de inburgeringscursus deelnemen omdat zij werken. Daarom heeft de PvdA-fractie zich afgevraagd wat zij voor die mensen zou kunnen doen. Wij menen dat het goed zou wanneer het college de mogelijkheid zou onderzoeken van vrijstelling van arbeid met behoud van loon, zodat de werknemers in de gelegenheid worden gesteld één dag per week naar school te gaan voor het volgen van de inburgeringscursus, of mensen in ploegendienst bijvoorbeeld twee keer per week ’s avonds. Ik hoop dat de wethouder kan toezeggen dat dit zal worden onderzocht. Mevrouw Ceulemans: Over hoeveel inburgeraars hebt u het dan? En bent u ervan op de hoogte dat met ROC/Gilde Opleidingen de afspraak is gemaakt dat er maatwerk geleverd wordt, ook wat betreft de tijden voor de inburgeringscursus? De heer Bayrak: Om hoeveel mensen het gaat, weet ik niet, maar het zijn er niet weinig. Misschien kan de wethouder vertellen hoeveel mensen het aanbod hebben geweigerd omdat zij in ploegendienst werken…. De heer Jacobs: Die vraag wordt gesteld aan de wethouder en daarop heeft hij nog niet gereageerd, maar volgens mij moet hij dat zeker ook niet doen, noch bevestigend, noch ontkennend, omdat het wel eens zou kunnen dat de rest dat helemaal niet wil. De heer Bayrak: Ik heb de vraag niet gesteld. Als ik mij niet vergis, worden de cursussen door het ROC gegeven op dinsdag- en donderdagavond. Er zijn echter mensen die zes dagen achter elkaar werken en dan vier dagen vrij hebben. Het is mogelijk dat zo iemand, die het aanbod accepteert, slechts één of twee avonden per maand kan deelnemen aan de cursus. Het enige wat ik vraag, is of het college naar de mogelijkheden hiervan een onderzoek wil laten instellen. Het is best mogelijk dat er al werkgevers zijn die nu al geld uitgeven om hun werknemers de Nederlandse taal te laten leren.
146 Wethouder Kemp: Mijnheer de voorzitter. De heer Bayrak heeft een aantal vragen gesteld die op de uitvoering betrekking hebben en daarop komen we in september terug. Zoals ik al in eerste termijn heb gezegd, is in de praktijk gebleken dat de administratieve handelingen die verband houden met de Wet Inburgering, die op 1 januari 2007 van kracht is geworden en daarna een aantal keren is gewijzigd, zeer moeizaam verlopen. De wet is in feite een gedrocht. Toch proberen we naar de geest van de wet die wet zo goed mogelijk uit te voeren. Over de wijze waarop dat gebeurt, wil ik de raad graag in september nader informeren. De heer Bayrak heeft mij gevraagd een onderzoek te doen naar de mogelijkheid voor inburgeringsplichtingen die werken vrijheid van arbeid te krijgen bij werkgevers. Ik kan in ieder geval toezeggen dat ik mij zal oriënteren op de praktijk ter zake en op de relatie inburgeringscursussen/werkgevers. In september zal ik daarop terugkomen. Mevrouw Smitsmans heeft gevraagd of het mogelijk is de eigen bijdrage van € 270,- in zoveel mootjes te hakken, dat ze betaald kan worden met € 5,- per maand. Het zou betekenen dat de administratieve belasting die gepaard gaat met de uitvoering van deze wet nog eens extra belast zou worden, omdat we meer dan 50 weken lang maandelijks een betalingsregistratie zouden moeten bijhouden. Het is volgens mij niet alleen belastend voor de organisatie, maar ook voor de persoon in kwestie die meer dan 50 weken € 5,per maand moet betalen. Wat een redelijke hoogte zou zijn voor een betaling in termijnen, kan ik op dit moment niet zeggen. Het is ook een kwestie van uitvoering, waarop ik in september graag terug wil komen. De heer Janssen Steenberg zeg ik toe dat de raad in september breed en over de hele linie geïnformeerd zal worden door medewerkers, deskundigen en juristen over de toepasselijkheid van artikel 5 en de relatie tussen wet en verordening. De heer Janssen Steenberg: Ik wil er graag nog iets aan toevoegen. Uit een artikel in dagblad De Limburger citeer ik: “Ofschoon het kabinet een wijziging van de Wet Inburgering voorstaat waardoor gemeenten de bijdragen in de kosten voor inburgering op termijn kunnen schrappen (…), zijn er wel degelijk mogelijkheden.” Wethouder Kemp: Op termijn wellicht, maar er is nog geen wetswijziging en het is overigens nog de vraag of die wetswijziging alle inburgeringsplichtigen zal betreffen. Ik wil daarover niet speculeren, maar houd me aan hetgeen de wet nu bepaalt. De voorzitter: Ik stel vast dat de SP haar amendement heeft ingetrokken. Aanhouden van het amendement is namelijk niet mogelijk, omdat het betrekking heeft op het stuk dat vanavond voorligt. Wellicht kan er in september een motie van worden gemaakt. De heer Van Walsum: Mijnheer de voorzitter. Ik verzoek u om een korte schorsing voor intern beraad. De voorzitter: Akkoord, de vergadering is geschorst (21.47 uur). Schorsing
147 De voorzitter: Ik heropen de vergadering (21.54 uur). Het woord is aan de heer Van Walsum, die om de schorsing heeft verzocht. De heer Van Walsum: De heer Bayrak zal direct een stemverklaring afleggen, voorzitter. De voorzitter: Aan de orde is de besluitvorming, zodat nu meteen de mogelijkheid kan worden geboden voor het afleggen van stemverklaringen. De heer Lucas: Mijnheer de voorzitter. Tot nu toe hebt u Burger Belangen Roermond niet gehoord in deze discussie en de reden daarvoor is dat wij hieraan in de commissie al voldoende aandacht hebben geschonken. Wat ons betreft had dit een hamerstuk kunnen zijn. De heer Bayrak: Mijnheer de voorzitter. Gezien de praktijkproblemen die zich nu al voordoen in het huidige stelsel, verwachten wij dat het na de wijziging nog slechter zal worden. Daarom stemmen wij tegen. Zonder hoofdelijke stemming besluit de raad overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders en het daarbij behorende ontwerpbesluit, onder aantekening dat de fracties van PvdA, SP en Stadspartij Roermond geacht willen worden tegen te hebben gestemd. De voorzitter: Dames en heren. Collega Öztürk zal nu de vergadering verlaten. Ik wens hem een goede reis en een gezonde terugkomst. (De heer Öztürk verlaat te 21.57 uur de vergadering.) Portefeuille wethouder T. Schreurs. 21. Voorstel van het college inzake visiedocument sociaal-maatschappelijke basisvoorziening (raadsvoorstel no. 2009/002/1). De heer Van Dael: Mijnheer de voorzitter. Het visiedocument dat vanavond ter vaststelling voorligt markeert een belangrijke verantwoordelijkheid die de gemeente hierin heeft. Het beleid dat in de negentiger jaren als maatstaf werd genomen – alles en iedereen privatiseren – heeft met dit nieuwe visiedocument een andere dimensie gekregen. Uitgangspunt is dat de gemeente primair verantwoordelijk is voor het hebben van fysieke voorzieningen binnen het sociale domein. De CDA-fractie is de opvatting toegedaan dat leefbaarheid en sociale samenhang cruciaal zijn voor de wijken en kernen in Roermond. Met dit kader wordt de richting aangegeven voor het beleid op vele terreinen. Genoemd kunnen onder andere worden onderwijs, kunst en cultuur, beweging, arbeidsparticipatie en nog vele andere terreinen. Ook het beleid inzake de Wet maatschappelijke ondersteuning speelt in deze visie een belangrijke rol. Dit gezegd hebbend, concludeert de CDA-fractie dat dit visiedocument iedere portefeuillehouder en iedere bestuurder raakt. Wij beoordelen dit document dan ook positief,
148 juist ook vanwege de samenhang die het uitstraalt. Tegelijkertijd wil ik echter ook een waarschuwende vinger opsteken. Dit document geeft een kader aan, een richting, waaruit we kunnen aflezen op welke wijze in de toekomst invulling kan worden gegeven aan de fysieke voorzieningen. Laat ons niet de fout maken om dit document heel rigide 1 op 1 te vertalen. Nee, in dit document behoort dynamiek te zitten. Daardoor ontstaat ruimte om in de toekomst op maat in te spelen op nieuwe ontwikkelingen in wijken en kernen. Wij pleiten er dan ook voor dit document zo breed mogelijk bekend te maken bij de burgers in Roermond. Terzijde wil ik een opmerking maken over de aanpassingen die zijn doorgevoerd. Ik neem aan in bijlage 1 alleen een overzicht is verstrekt van de bestaande voorzieningen en dat het zwembad Swalmen als zodanig nadrukkelijk terug zal komen in de visie sportaccommodaties. De CDA-fractie complimenteert het bestuur met dit stuk. Het zal duidelijk zijn dat wij hiermee con amore kunnen instemmen. De heer Lomans: Mijnheer de voorzitter. De VVD-fractie kan zich aansluiten bij de woorden van de heer Van Dael. Ook wij zijn heel blij met dit document, temeer daar de maatschappelijke partners in onze stad betrokken zijn bij de totstandkoming ervan. Wij complimenteren de opstellers van dit document en stemmen er van harte mee in. De heer Coenen: Mijnheer de voorzitter. De woorden van de heer Van Dael kan ik voor een groot deel onderschrijven. Het visiedocument is, zoals het zo keurig is geformuleerd, richtinggevend, doch niet alles bepalend, en dat zegt bijna alles. Het bevat een mooie inventarisatie en sluit aan op verschillende beleidsvelden. Verder zegt het stuk iets over ambities en motivatie en is het een toetsingskader dat moet aansluiten op een van de prioriteiten van de Wmo. Basis-fysieke voorzieningen moeten er zo breed mogelijk zijn en verschillende groepen, verenigingen en mensen moeten zich daarin kunnen vinden; dat is duidelijk. Soms mis ik nog wel een aantal zaken, maar die komen beslist nog wel aan bod. Iedere fractie zal wel te horen hebben gekregen dat we een ambassadeur hebben namens het COC, dat onder andere pleit voor homo-ontmoetingsplekken. Bij het lezen van het lijstje kom ik zo’n homo-ontmoetingsplek, of HOP, echter niet tegen. Daarop wil ik dit document overigens niet afmeten. Zoals gezegd, bevat het document een mooie inventarisatie. Er zit ook de nodige flexibiliteit in, en daar houd ik wel van. Over leefbaarheid heeft bijna iedere fractie voor de verkiezingen wel iets gezegd, en dat zullen ze straks ongetwijfeld opnieuw doen. Om te zorgen voor een zo breed mogelijke toegankelijkheid voor allerlei mensen, of het nu gaat om sport, onderwijs, of wat dan ook, zal naar de goede maat moeten worden gezocht en die mogelijkheid biedt dit visiedocument. In het document is nog steeds opgenomen dat wij in Roermond een HBO nastreven. Volgens mij is dat bijna een idee-fixe. In het verlengde daarvan is bij ons de volgende vraag gerezen. Stel dat de PABO wegvalt, hoe gaan we dan om met speciaal onderwijs, en niet alleen speciaal basisonderwijs? Welke voorzieningen zou Roermond bijvoorbeeld moeten kunnen bieden waar het betreft andere soorten van speciaal onderwijs? Ik
149 denk bijvoorbeeld aan de Mgr. Hanssenschool, cluster 2, voor spraak- en taalproblemen. Ik merk dat wethouder Schreurs nu even contact moet opnemen met wethouder Kemp; ik begrijp dat het ook voor hen een soort ontmoetingsplek is… Wethouder Schreurs: Misschien wil ik samen met collega Kemp wel de eerste HOP in deze stad oprichten! De heer Coenen: Nee, dat zou een WOP zijn: een wethouder-ontmoetingsplek! Ik ben in ieder geval benieuwd hoe het college erover denkt, als straks onverhoopt de PABO, en dan niet alleen als instituut, maar ook als gebouw, zou wegvallen. Is het de bedoeling ook te proberen voor een zo groot mogelijk aantal kinderen die geen gebruik maken van regulier of speciaal basisonderwijs, een voorziening te creëren? Het kan als een bijzondere omstandigheid worden aangemerkt, waarvoor het zelfs de moeite waard zou kunnen zijn een motie in te dienen. Mevrouw Pilz-van Elven: Mijnheer de voorzitter. Demokraten Swalmen is van mening dat ons een goed voorbereid stuk is voorgelegd, en dat spreekt ons aan. Jammer is wel dat de weergave van de aanpassingen die zijn doorgevoerd naar aanleiding van de opmerkingen in de commissie voor financiën, niet bij de agenda, maar pas na navraag is verstrekt. Het was een kleine moeite geweest en het maakt veel helder. Het zwembad Swalmen komt als naam in het document niet voor, Roerdomp wel, en u kunt zich voorstellen dat het stadsdeel Swalmen daar moeite mee heeft. Demokraten Swalmen vindt het bijzonder jammer dat in deze visie de sportaccommodaties ontbreken, zoals het zwembad de Bosberg, een sportaccommodatie in eigendom van de gemeente, maar met vrijwilligersbeheer. Daarom hebben wij het visiedocument sportaccommodaties, dat sinds 14 april ter inzage ligt, geraadpleegd, want in onze optiek zijn er toch behoorlijk veel raakvlakken met het voorliggende sociaal-maatschappelijke basisdocument. In die zin vragen wij dan ook uitdrukkelijk aandacht voor het zwembad de Bosberg. Te zijner tijd zullen wij hierop terugkomen, bij de behandeling van het visiedocument sportaccommodaties. Zoals de wethouder in de commissie voor financiën al aangaf, is dit stuk een visie met een momentopame. Wij stellen voor het document periodiek, per vier jaar, te actualiseren, temeer daar het een toetsingsdocument is voor nota’s en beleidsuitvoeringen, zodat voortschrijdend inzicht tijdig gehonoreerd kan worden. Wethouder Schreurs: Mijnheer de voorzitter. Het document is twee keer in de commissie behandeld, de eerste keer omdat het college de gevoelens van de raad wilde proeven over de richting die in het document wordt aangegeven, waardoor de behandeling in de tweede commissievergadering vrij voorspoedig en snel kon verlopen. Gevolg is ook dat de fracties die in de commissie twee keer uitvoerig aandacht aan het stuk hebben geschonken, vandaag maar heel kort, of helemaal niet aan het woord zijn geweest. Op basis van het nu voorliggende document kunnen wij keuzen maken op termijn. Een actualisering ervan vindt iedere vier jaar plaats, zoals al in de commissie is medegedeeld, en daarmee wordt bedoeld dat dan iedere keer opnieuw een foto zal worden gemaakt van wat zich precies waar bevindt, zodat de raad kan kiezen waar toevoegingen
150 moeten plaatsvinden. In een aparte bijlage zijn de uitgangspunten vermeld die worden gehanteerd om te bepalen wat waar binnen de gemeentegrenzen komt te liggen. Daarbinnen kan dan een actualisering plaatsvinden als er nieuwe zaken zijn toegevoegd of andere weggenomen. De basis voor dit alles is geweest – en dat is ook de synergie die tussen collega Kemp en mij in dit dossier bestaat – de discussie die vanuit het basisonderwijs op ons afkwam over de vraag waar welke basisscholen een plaats moeten krijgen. Naar mijn mening hoort de beslissing daarover in deze raad thuis en niet in de Raad van Bestuur van het onderwijs. Het onderwijs is een uitvoerende partner, het is de raad die uiteindelijk bepaalt waar de onderwijsinstellingen moeten zijn. Dat is de basis geweest voor deze nota, maar uiteindelijk is het hele scala aan fysieke voorzieningen aan bod gekomen die naar onze mening in deze stad aanwezig moeten zijn. Met dit boekwerk kunnen raad en college, ook in de komende samenstelling, vooruit. De onderwijsdiscussie die de heer Coenen heeft aangezwengeld wil ik graag verwijzen naar de vakcommissie, waarin ter zake keuzen worden gemaakt. Deze nota doet alleen uitspraken over de omvang van basisonderwijs in wijken en de omvang van specifiek onderwijs voor de hele stad. De heer Coenen: In de stukken wordt ergens aangehaald dat er ook een onderwijsvisie moet komen. Kan de desbetreffende wethouder mededelen wanneer wij die tegemoet kunnen zien? Wethouder Schreurs: Collega Kemp zal de commissie via de mededelingen zeker op de hoogte hebben gehouden van alles wat de RO-groep aan het doen is op basis van dit onderzoek. Overigens laat ik het graag aan hem over om eventueel nog een aanvullend antwoord te geven. Ik dank de raad tenslotte voor het vertrouwen dat is uitgesproken in dit document. Wethouder Kemp: Ik kan hieraan toevoegen dat de commissie inderdaad via de mededelingen maandelijks op de hoogte wordt gehouden van de ontwikkelingen. Door het externe bureau wordt momenteel de laatste hand gelegd aan de studie en de rapportage, die ik een van de komende weken in het college verwacht. Als ze rijp is voor behandeling, zal ze aan de commissie worden aangeboden, maar dat zal pas na de zomervakantie zijn. De heer Coenen: Nu u toch aan het woord bent, kunt u misschien meteen ook vertellen wat we met de Mgr. Hanssenschool gaan doen als de PABO wegvalt. De voorzitter: Dat is nu niet aan de orde. Wethouder Schreurs: Wat ik wel kan zeggen, is dat het visiedocument voor onderwijs zal moeten voldoen aan het kader dat de raad nu vaststelt via het voorliggende document.
151 Zonder hoofdelijke stemming besluit de raad overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders en het daarbij behorende ontwerpbesluit. 22. Vragenuur. De heer Puper: Mijnheer de voorzitter. Graag herinner ik er nog even aan dat de burgemeester in het begin van deze vergadering heeft verzocht de vragen schriftelijk in te dienen, met de toezegging dat hij daarop binnen vijf dagen zou antwoorden. In reactie daarop heb ik gezegd dat ik de vragen nu zal stellen, maar dat ik ze zorgvuldigheidshalve ook schriftelijk ter kennis zal brengen van de burgemeester. Mijn vragen betreffen het Kloosterwandplein. Uitgebreid hebben wij hierover contact gehad met burgers en bedrijven die al maanden grote overlast ondervinden van het skaten, zowel overdag als in de late avonduren, en van de rommel die er wordt achtergelaten, ook door mensen die het plein als hangplek gebruiken. Maar er is meer: er worden drugs gedeald vanuit auto’s en met scooters als transportmiddel. Wij verzoeken het college contact te leggen, of te laten leggen, met de jongeren die zich nu op het Kloosterwandplein bevinden, niet om hen zonder meer weg te jagen, maar om in goed overleg met hen te komen tot afspraken om niet meer in de late avonduren te skaten. Het leidt namelijk tot een geweldige geluidsoverlast, die nog wordt verergerd door het stenen karakter ter plaatse; alle daar gebruikte materialen zijn hard, waardoor het een enorm klankbord wordt. Probeer daarom afspraken te maken om in ieder geval het skaten in de vooravond te laten eindigen. Voorts bepleiten wij bij het college een beter fysiek beheer van het plein, alsmede een beter onderhoud. Wat hier op verschillende momenten kan worden aangetroffen, verdient het plein niet en verdienen ook de omgeving en de bezoekers van onze stad niet. Wat wij vooral ook bepleiten, zijn verkeersmaatregelen die het niet meer mogelijk maken om daar vanuit auto’s of met behulp van snelle scooters te dealen. Wij vragen het college daarom met spoed verkeersmaatregelen te nemen om het autoverkeer op het plein, en inmiddels ook langs het oude postkantoor in de richting van de parkeergarage, waar de situatie veranderd is, zodanig aan te pakken dat die overlast daar verdwijnt. Drugshandel op deze plaats moet worden voorkomen, zeker op deze overlastgevende wijze. Nu ik het toch over drugshandel heb, vraag ik mij verder af – al heeft het niet direct met mijn vragen te maken – of de acht burgemeesters in Limburg wat dit betreft niet alleen een beetje alleen staan. Hoewel ik het in mijn vragen specifiek heb gehad over de specifieke omstandigheden op het Kloosterwandplein heb gehad, wil ik ook de vergelijkbare problemen onder de aandacht brengen die zich voordoen op de Gentiaanhof, het Saturnusplein en andere plekken in Herten. Wethouder Van Rey: Mijnheer de voorzitter. Voordat de burgemeester uit de vergadering vertrok, heb ik me nog even met hem verstaan over deze vragen. Daarbij is mij een dossiertje aangereikt, waarin zich het verslag bevindt van de wijkraadsvergadering van 6 mei jl. Uit dat verslag citeer ik: “De wijkcoördinator en Stadstoezicht gaan in conclaaf met de gemeente betreffende het ABN-probleem en de mogelijkheden tot aanpassing van de APV.”
152 In antwoord op de vragen van de heer Puper kan ik meteen mededelen dat op 1 april jl. onder leiding van jongerenwerk, politie en Stadstoezicht al een gesprek heeft plaatsgevonden met de groep skaters. De overlast ter plekke wordt door een aantal groepen veroorzaakt: de skatersgroep, de voetballersgroep, de postkantoorgroep – na de verkeersmaatregelen die zijn getroffen – en zelfs nog een tweetal andere groepen. Uit dit antwoord wordt al duidelijk dat wij de zaak in beeld hebben. Het is echter niet zo eenvoudig om tot oplossingen te komen. Laat ik de skaters als voorbeeld nemen. Zij zijn het er blijkbaar zelf ook over eens dat zij overlast veroorzaken. Dat zij toch op het Kloosterwandplein skaten, komt omdat de ondergrond daar glad is. De skatebaan bij de Burgemeester Geuljanslaan heeft die gladde ondergrond kennelijk niet. Wij zullen dus maatregelen moeten nemen om ervoor te zorgen dat de jeugd het wel aantrekkelijk vindt om van die skatebaan gebruik te maken. Onze wijkcoördinator heeft intussen al voortreffelijk werk verricht door gesprekken aan te gaan. De overlast als gevolg van de drugsproblematiek is inmiddels zeer ernstig geworden. Het lijkt me niet verstandig daarop nu verder in te gaan. Maandagochtend vervang ik de burgemeester in de Stuurgroep Integrale Veiligheid en dan zal ik aan de hand van deze vragen, en misschien ook al wel een conceptantwoord, daarover nader van gedachten wisselen, waarna de raad daarover direct kan worden geïnformeerd. Hetzelfde geldt voor het pleidooi dat is gehouden voor fysiek beheer en onderhoud. De heer Puper ging zijdelings ook even in op het nieuwe pasjessysteem in verband met de drugsproblematiek. Door de burgemeester is dit nog niet geagendeerd voor de collegevergadering, en dat is overigens niet uniek, want dat is in Venlo ook niet gebeurd. Inmiddels hebben de collega’s al gevraagd om het te agenderen en er zal binnenkort over gesproken worden. De heer Puper: Het mag dan niet geagendeerd zijn, maar er zal toch wel enig standpunt zijn bepaald, of overleg gevoerd, om het tasje van de burgemeester te vullen op weg naar Maastricht? Wethouder Van Rey: Expliciet over het pasjessysteem is geen besluit genomen. De heer Puper: Mijnheer de voorzitter. Wij nemen kennis van de antwoorden en zullen de zaak verder volgen aan de hand van de toezeggingen van de loco-burgemeester. De vragen en antwoorden worden voor kennisgeving aangenomen. 23. Sluiting. De voorzitter sluit te 22.20 uur de vergadering. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 3 juli 2009. De raad der gemeente Roermond, De griffier,
De voorzitter