INDEX VOOR DE RAADSVERGADERING VAN 8 JULI 2010 1. Opening............................................................................................................................................................. 114 2. Vaststelling van de agenda. ........................................................................................................................... 114 3. Ingekomen stukken. ........................................................................................................................................ 114 4. Jaarrekening 2009 en begroting 2011 Veiligheidsregio Limburg-Noord (raadsvoorstel nr. 2010/ 065/01). ............................................................................................................................................................. 114 5. Herijking financiële beleidsnota’s, reserves en onderhoud gebouwen (raadsvoorstel nr. 2010/057/01). ................................................................................................................................................... 114 6. Bestemmingsplan Schipperswal 32-36 en Mijnheerkensweg 5 (raadsvoorstel nr. 2010/060/01)........ 114 7. Bestemmingsplan voor de bouw van vier woningen aan Baron de Schencklaan (raadsvoorstel nr. 2010/051/01)............................................................................................................................................... 114 8. Meerjarenuitvoeringsprogramma GOML (2) (raadsvoorstel nr. 2010/ 053/01)....................................... 114 9. Onttrekkingen uit Reserve Groen voor Groen(raadsvoorstel nr. 2010/058/01). ..................................... 114 10. Onttrekking aan het openbaar verkeer van een gedeelte van de Weg van de Barrière (raadsvoorstel nr. 2010/062/01)................................................................................................................................ 114 11. Herhuisvesting Stichting Maatschappelijke Opvangvoorzieningen (raadsvoorstel nr. 2010/028/1)............. 114 12. Herbestemming reserve volkshuisvesting Besluit Woninggebonden Subsidies (raadsvoorstel nr. 2010/050/01)............................................................................................................................................... 144 13. Startnotitie procesbeschrijving kerntakendiscussie (raadsvoorstel nr. 2010/064/01). ........................... 144 14. Jaarverantwoording 2009 (raadsvoorstel nr. 2010/ 029/01)...................................................................... 147 15. Financiële kadernota 2011 (raadsvoorstel nr. 2010/054/01)..................................................................... 154 16. Aanbesteding accountantsdienstverlening (raadsvoorstel nr. 2010/061/01). ......................................... 163 17. Veiligheidsprogramma 2010 (raadsvoorstel nr. 2010/063/01). ................................................................. 169 18. Vragenuur. ........................................................................................................................................................ 175 19. Sluiting............................................................................................................................................................... 176
Openbare raadsvergadering, gehouden op 8 juli 2010
ZESDE VERGADERING
Aanwezig: de heer H.M.J.M. van Beers, burgemeester; de heer A. Vestjens, plv. griffier; de dames P.T.G.J Beeren-Adriaans (S.P.), W.H.M.A. van Beers (S.P.), M. Faber-Doornebosch (P.v.d.A.), M.H. Pilz-van Elven (D.S.), M.A.J. Smitsmans-Burhenne (GroenLinks), K.C.J. Straus (V.V.D.) E.M. Thissen-Heynen (P.v.d.A.) en A.P.H. Waajen-Crins (C.D.A.) en de heren H.J.M. Achten (V.V.D.), Ö.F. Aslankurt (C.D.A.), A. Bayrak (P.v.d.A.), H. Boots (B.B.R.), J.T.M. Breugelmans (C.D.A.), L.W.M. Coenen (Stadspartij Roermond), T.A.K.H.G. Dohmen (V.V.D.), D.W.H. Franssen (V.V.D.), L.G.A. Guffens (C.D.A.), P.G.M.A.B. Heijnen (B.B.R.), H.M. Hutjens (V.V.D.), M.J. Huurdeman (V.V.D.), H.J.A. Jacobs (C.D.A.), S. Kabakci (V.V.D.), E.F.J.M. Lomans (V.V.D.), C.T.P. Moison (GroenLinks), E.M.A. Oele (V.V.D.), S. Öztürk (P.v.d.A.), A.C.P. Peters (V.V.D.), F.J. Pleyte (D66), J. Puper (V.V.D.) en G.H.G.M. Smeets (D.S.), leden. Tevens aanwezig: R.L. Moussaoui (V.V.D.) en de heren W.A.J. Kemp (C.D.A.), J.F.B. van Rey (V.V.D.), G. IJff (P.v.d.A.) en V.G.J. Zwijnenberg (V.V.D.), wethouders. Afwezig: de heer E.K. Ramdani (P.V.D.E.). Secretaris: mevrouw E.J.M. Paulussen, gemeentesecretaris.
114
1. Opening. De voorzitter (de heer Van Beers) opent te 10.35 uur de vergadering en verzoekt een moment stilte om eenieder in de gelegenheid te stellen tot een gebed of overweging. Hij heet een ieder van harte welkom en wenst allen een vruchtbare bijeenkomst toe. (Het technisch voorzitterschap wordt overgedragen aan de heer A.C.P. Peters.) De voorzitter: Dames en heren. Ook ik heet u van harte welkom in deze ‘dagvergadering’. De heren Ramdani en Smeets hebben laten weten pas vanmiddag ter vergadering te kunnen komen. Mevrouw Smitsmans zal wegens verplichtingen bij de Gilde Opleidingen mogelijkerwijs enige delen van deze vergadering niet kunnen bijwonen. Als stemmingsnummer wordt getrokken nr. 31, zodat de heer Ramdani in voorkomend geval het eerst aan de beurt van stemmen is. 2. Vaststelling van de agenda. De voorzitter: Dames en heren. Ik stel u voor de eerste termijn van agendapunt 14 vóór de lunchpauze te behandelen en de tweede termijn daarna. Aldus wordt besloten; de agenda wordt overigens ongewijzigd vastgesteld. 3. Ingekomen stukken. Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt conform de voorgestelde afdoening besloten. Hamerstukken 4. Jaarrekening 2009 en begroting 2011 Veiligheidsregio Limburg-Noord (raadsvoorstel nr. 2010/065/01). 5. Herijking financiële beleidsnota’s, reserves en onderhoud gebouwen (raadsvoorstel nr. 2010/057/01). 6. Bestemmingsplan Schipperswal 32-36 en Mijnheerkensweg 5 (raadsvoorstel nr. 2010/060/01). 7. Bestemmingsplan voor de bouw van vier woningen aan Baron de Schencklaan (raadsvoorstel nr. 2010/051/01). 8. Meerjarenuitvoeringsprogramma GOML (2) (raadsvoorstel nr. 2010/ 053/01). 9. Onttrekkingen uit Reserve Groen voor Groen (raadsvoorstel nr. 2010/058/01). 10. Onttrekking aan het openbaar verkeer van een gedeelte van de Weg van de Barrière (raadsvoorstel nr. 2010/062/01). Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt besloten overeenkomstig deze voorstellen en de daarbij behorende ontwerpbesluiten. Bespreekstukken. 11. Herhuisvesting Stichting Maatschappelijke Opvangvoorzieningen (raadsvoorstel nr. 2010/028/1). De heer Pleyte: Mijnheer de voorzitter. Onze stadsdichter had voor aanvang van deze vergadering een toepasselijk verhaal over een bedelaar met de uitspraak: ken mij, want ik ben. Je kunt dat afdoen als een dichterlijke of filosofische losse flodder, maar in de context van het voorstel
115
dat nu aan de orde is, is het meer een noodkreet. Wat willen mensen namelijk: zij willen gekend worden omdat zij zijn. Het college heeft dat echter juist niet gedaan. Er is gebruik gemaakt van procedures en van wat ik simpel samengevat maar even aanduid als een overvaltactiek, zonder dat de leden van de raad de gelegenheid hebben gekregen naar alternatieven en andere mogelijkheden te zoeken. Iets waarover het college kennelijk twee jaar heeft gedaan zouden wij in een tijdspanne van twee weken genuanceerd tegen het licht moeten houden. In de loop van de dag zal ons ongetwijfeld nog wel worden gevraagd met alternatieven te komen, terwijl het college zelf heel goed weet, gelet op de eigen voorgeschiedenis, dat dat helemaal niet kan. Wij hebben weliswaar een amendement voorbereid, maar gegeven die voorgeschiedenis zijn wij reëel genoeg om te beseffen dat het niet veel kans zal maken. Ik zal blijven proberen te overtuigen, maar het zal moeilijk zijn. Vandaag praten wij over de MOV, maar misschien nog wel meer over communicatie, iets wat niét gebeurd is, en wat eigenlijk nog erger is, is dat het college in de commissievergadering heeft aangegeven dat dat een bewuste keuze is geweest. Helemaal toeval was het niet, want een eerder lid van het college, Tilman Schreurs, heeft eerder al bij herhaling gezegd dat dit in de afgelopen periode een van de zwakke punten is geweest. Men wist dus dat het speelde, maar er is bewust voor gekozen om mensen met zo’n korte termijn voor het blok te zetten. Door aan te geven dat je ook nog 19 alternatieven hebt, weet je in ieder geval één ding zeker, namelijk dat de mensen die op locaties in een van die alternatieven wonen voorstander zijn van deze ste 20 locatie. Het geeft meteen al een beetje draagvlak, maar het is natuurlijk geen manier van communiceren. Het is zo’n beetje het eerste punt in deze regeerperiode van het college; dat belooft nog wat voor de komende jaren! Ik snap de locatiekeuze niet, ik snap niet dat de matrix, die destijds met zoveel moeite tot stand is gekomen, aan de kant is geschoven, ik snap niet dat degenen die er indertijd zo op hebben aangedrongen het criterium van de woonwijken in de matrix op te nemen daarvan nu kennelijk afstand willen nemen, en ik snap niet dat de matrix nu aangepast zou moeten worden, terwijl bekend is dat die zelfde matrix eigenlijk gebruikt zou moeten worden bij andere keuzen van locaties die in de toekomst nog mogelijk zijn. Kortom, er is een heleboel dat ik niet begrijp. De keuze die het college nu maakt zal naar ik vrees ook in de toekomst bij tal van andere dossiers gemaakt worden, wat in wezen een overvaltactiek impliceert in plaats van de communicatie waarop de stadsdichter terecht wees. Ik zou willen dat wij een college hebben dat erkent wat hij zei: ken mij, want ik ben. (Applaus) De voorzitter: Ik verzoek iedereen op de tribune zich niet met de discussie te bemoeien, ook niet met applaus. Dat is niet gebruikelijk, net zo min als het gebruikelijk is een spandoek neer te hangen. Ik zal het oogluikend toelaten, zo lang mensen daar achter zich er niet aan storen. De tekst is nu door iedereen wel gezien, zodat het doel al is bereikt. De heer Moison: Mij stoort het spandoek niet; van mij mag het blijven hangen. De voorzitter: Ik had het tegen de publieke tribune en niet tegen u. De heer Moison: Goed, laten we gezellig beginnen vandaag. Mijnheer de voorzitter. In de afgelopen vier weken hebben wij ons intensief beziggehouden met de besluitvorming met betrekking tot de wijziging van de matrix, waarbij een locatiekeuze heeft plaatsgevonden en het college een voorstel heeft geformuleerd om de locatie aan de Spoorlaan-Zuid 29a aan te wijzen voor de maatschappelijke opvang. Wij hebben een bewonersavond bijgewoond waarop heftig gediscussieerd werd en breeduit informatie is verstrekt door de gemeente, soms wel eens té breed, waardoor mensen niet meer begrepen waarover het eigenlijk ging. Vervolgens is in een commissievergadering van ongeveer tweeënhalf uur gediscussieerd over de MOV. Wij hebben begrip getoond voor de argumenten die door het college naar voren
116
werden gebracht, maar dat wil nog niet zeggen dat wij het er ook altijd mee eens zijn. De reden waarom wij het er in dit traject niet mee eens zijn, is dat wij als raad een bepaalde controlerende functie hebben ten aanzien van het college. In 2003 is met betrekking tot de MOV een amendement ingediend door VVD, CDA en GroenLinks en wellicht nog een fractie – de PvdA in ieder geval niet –, waarin het college werd opgedragen zo snel mogelijk een onderzoek in te stellen naar een locatie voor de MOV. In 2005 is daarover een rapport verschenen en vervolgens hebben we vijf jaar de tijd gehad om op basis van de matrix een locatie te kiezen. Het college werd daarnaast door de raad opgedragen in het traject zoveel mogelijk partijen te betrekken en afwegingen te maken. In de meldingen van 2005 werd aangegeven dat met bewonersbelangengroepen, met de huurdersorganisatie en met enkele andere organisaties was gesproken om tot het onderzoek te komen. De bedoeling van het amendement was echter dat over een mogelijke locatie vooraf met de mensen zou worden gesproken om hen uit te leggen waarom die locatie de beste zou zijn. Dat althans was mijn beleving van het amendement uit 2003 en van het besluit dat in 2005 is genomen: voordat een locatie definitief werd aangewezen moest een goed traject worden ingezet om daarover met bewonersorganisaties, maar ook de raad, te communiceren. In 2009 werd de raad in een briefje op de hoogte gesteld van een mogelijke wijziging van de matrix. Omdat ik in die periode niet in de raad zat, heb ik dat briefje opgevraagd. Bij het lezen daarvan heb ik mij afgevraagd of dat nu de manier was om de raad over een zo beladen traject als een MOV te informeren. Van een college dat fair het debat met de raad aan durft te gaan zou verwacht mogen worden dat het dit in november of voor de commissie, of voor de raad had geagendeerd. Ik weet niet of het op die manier is gebeurd, maar dat zou ik hebben verwacht. Vervolgens zijn een informatieavond en een commissievergadering gehouden en was het aan de raad een afweging te maken. Op een gegeven moment moet je als raad nu eenmaal een beslissing nemen. Je kunt dan begrip hebben voor wat het college in het verleden allemaal heeft gedaan om tot een keuze te komen, maar wat ik niet begrijp is dat het college 20 locaties gaat onderzoeken en uiteindelijk slechts met één locatie naar voren komt die als de beste wordt gepresenteerd. Ik heb altijd geleerd dat je, als je mensen een vraag stelt, drie motivaties moet hebben om die vraag te stellen. Ik vraag me af wat de drie afwegingen zijn geweest om voor deze locatie te kiezen, vergeleken met de andere locaties. Die afwegingen heb ik niet gevonden. U vraagt ons nu akkoord te gaan met een wijziging van de matrix, om een MOV-bestemming niet meer uit een woonwijk weg te houden, maar daarin ook te mogen situeren. Ik kan me voorstellen dat dat in het kader van de afwegingen goed uitkomt, maar vervolgens vraagt u ons ook om op basis daarvan ook meteen de locatie aan te wijzen. In dat traject zou ik een spreiding hebben aangebracht. Na het voorgaande kan ik het kort houden. Als mij wordt gevraagd of het college in dit traject fair spel heeft gespeeld jegens de raad en de bewoners, gelet op hetgeen in 2003 en in 2005 is besloten, zeg ik: nee. In de commissievergadering heb ik dat ook al aangegeven en het college hiervoor als beoordeling een 5 gegeven en wethouder Van Rey een 5,2, of een 5,6; dat weet ik niet meer. Het was in ieder geval net niet voldoende, en dat komt omdat van de 19 andere locaties een zevental financieel niet goed getoetst zijn, terwijl dat op een heel gemakkelijke manier kan. Zonder dat de eigenaren daarvan in kennis behoeven te worden gesteld, kan de economische waarde worden beoordeeld en vervolgens aan de raad voorgelegd. Als het college dat niet kan, ken ik goede adviseurs die dat wel kunnen. De gemeente bepaalt een onroerendgoedwaarde voor panden en percelen en had aan de hand daarvan voor die percelen een economische waarde aan de raad kunnen presenteren, met geheimhouding, zodat niet zomaar iedereen daarin inzage kan hebben. Zo had de raad een goede afweging kunnen maken, maar helaas is dat verzuimd. Samen met D66, SP en Stadspartij Roermond hebben wij een amendement opgesteld waarin het college wordt opgedragen het huiswerk opnieuw te doen in een periode van maximaal drie maanden.
117
In eerste instantie wil ik het hierbij laten. Vragen heb ik eigenlijk niet meer te stellen. Mocht ik onwaarheden hebben verteld, dan kan het college mij daarop attenderen, waarna ik dat in mijn definitieve besluitvorming kan betrekken. De voorzitter: Dames en heren. Door GroenLinks, Stadspartij Roermond, SP en D66 is een amendement ingediend, luidende als volgt: Amendement nr. 10A03 “De raad van de gemeente Roermond, in vergadering bijeen op donderdag 8 juli 2010; gezien het voorstel 2010/028/1 inzake herhuisvesting MOV; in overweging nemende: 1. dat de raad op 27 november 2003 een amendement heeft aangenomen waarin is bepaald dat het college met onmiddellijke ingang start met een inventarisatie van de huisvesting van omstreden voorzieningen waarbij ook opgeroepen wordt gebruik te maken van de inbreng van burgers, verenigingen, ondernemingen en andere organisaties die te kennen geven betrokken te willen worden; 2. dat de raad op 2 juni 2005 een besluit heeft genomen betreffende 'Dag, nacht en crisisopvang’; 3. dat de raad bij raadsinformatiebrief van 3 november 2009 is geïnformeerd betreffende herhuisvesting van het MOV; 4. dat op 15 juni 2010 een informatieavond voor bewoners heeft plaatsgevonden; 5. de beantwoording van het college op verschillende vragen tijdens de commissievergadering Ruimte op 22 juni 2010 en de reactie op insprekers; van mening zijnde dat: 1. het amendement van 27 november 2003 en het raadsbesluit van 2 juni 2005 niet naar behoren zijn uitgevoerd, namelijk: a. het onderzoek betreffende locatieverkenningen niet volledig is geweest; b. de tussentijdse wijziging van de matrix is toegepast op het locatieonderzoek zonder daarvoor voorafgaand instemming te hebben verkregen van de raad; c. de communicatie met bewoners, ondernemersorganisaties en raad op gebrekkige wijze is gevoerd; 2. in de voor de raad bekende lijst mogelijk nog andere locaties niet op dezelfde wijze na wijziging van de matrix getoetst zijn; 3. verschillende locaties zijn afgewezen zonder toets op economische haalbaarheid; besluit: 1. punt 2 van het conceptbesluit (‘akkoord te gaan met de locatie Spoorlaan Zuid 29a’) te laten vervallen; 2. hiervoor in de plaats te stellen de navolgende tekst: 2. op basis van de gewijzigde matrix alle overige locaties wederom te toetsen en minimaal de locaties waarvan de economische haalbaarheid niet bekend is alsnog te toetsen, het resultaat van het onderzoek met financiële onderbouwing binnen 2 maanden kenbaar te maken aan de raad in de vergadering van september 2010; 3. voor de raadsvergadering van 28 oktober 2010 een nieuw voorstel voor te leggen tot aanwijzing van een locatie voor herhuisvesting MOV.”
(Mevrouw Smitsmans-Burhenne komt te 10.58 uur ter vergadering.) De heer Moison: Mijnheer de voorzitter. Ik zal het op prijs stellen wanneer alle fracties in eerste instantie een standpunt, met onderbouwing, ten aanzien van dit amendement kenbaar willen maken. De voorzitter: Ik heet inmiddels mevrouw Smitsmans van harte welkom. Ik weet dat ze het hartstikke druk heeft op haar werk vandaag en stel het op prijs dat ze desondanks met tussenpozen deze vergadering wil bezoeken.
118
Mevrouw Van Beers: Mijnheer de voorzitter. Zoals wij in de commissievergadering al hebben aangegeven, ligt hier een geweldig moeilijke kwestie voor. Het zal je als inwoner van Roermond maar gebeuren dat je te horen krijgt dat er een maatschappelijke opvang om de hoek komt te liggen. De SP is uiteraard van mening dat ook voor cliënten van de MOV plaats moet zijn in Roermond, maar wij kunnen ons goed voorstellen dat je als inwoner behoorlijk bezorgd bent na het horen van dit nieuws. Een groot dilemma dus. Communicatie met de burgers is een van de belangrijkste, zo niet dé belangrijkste taak van de gemeente. Uit de manier waarop de communicatie met de bewoners rond de beoogde locatie is verlopen blijkt dat het geweldig mis is gegaan. Waarom wordt door het college niet verder gekeken dan de paar omliggende straten, waarom moeten deze mensen dat in de krant lezen en van buren horen? De SP is van mening dat bij een dusdanig ingrijpend besluit meer nodig is dan een brief naar alleen de direct omwonenden. Het lijkt wel een tactiek om zo min mogelijk tegenstand te krijgen; zo is het in ieder geval door meerdere mensen ervaren. De SP vindt dit bijzonder kwalijk. Als van het begin af aan goed gecommuniceerd was zou het probleem dat nu ontstaan is volgens ons niet nodig zijn geweest. De SP is geen voorstander van het thans voorliggende voorstel, zoals ook moge blijken uit het amendement dat inmiddels is ingediend en dat mede door ons is ondertekend. Wij vinden dat te weinig inzichtelijk is gemaakt waarom andere locaties geen optie zijn. Om te beginnen hadden wij een discussie willen voeren over de vraag of dit het juiste criterium is om te schrappen uit de matrix. Helaas hebben wij die gelegenheid niet gekregen. Ook willen wij het nog even hebben over de economische haalbaarheid. Is te weinig onderzocht of een locatie economisch haalbaar is? Is slechts vluchtig gekeken en besloten dat de voorgestelde locatie aan de Spoorlaan waarschijnlijk economisch de meest gunstige is, en waarom kunnen wij dit nergens terugvinden? Het lijkt ons niet meer dan redelijk om dit in ieder geval aan de raadsleden bekend te maken. Wat is een keuze als er nog niets te kiezen valt? Als wij meerdere locaties hadden kunnen beoordelen, hadden wij een weloverwogen keuze kunnen maken in plaats van zoals het voorstel nu voorligt. De heer Boots: Mijnheer de voorzitter. Als één onderwerp een nimby-effect heeft, is het wel de MOV: het mag overal komen, behalve in mijn achtertuin. Volgens mij is dat de essentie van dit
hele verhaal. Al hadden we nog tien locaties meer gehad: de bewoners van de locaties waar de MOV niet gehuisvest wordt zijn natuurlijk blij dat het daar niet komt en de bewoners van die ene
locatie komen in beweging. Dat neemt niet weg dat wij de inbreng en de klachten van de mensen die gereageerd hebben en op de informatieavond zijn geweest serieus moeten nemen. Wij zullen hieruit ook de les moeten leren dat de communicatie eerder op gang had moeten komen. Er is echter nog tijd om hierop in te steken. Volgens mij kunnen wij hier spreken van een weloverwogen keuze. Alle mogelijke locaties zijn aan bod geweest en tegen het licht gehouden. Als we kijken naar de manier waarop de locatie aan de H. Geeststraat indertijd op gang is gekomen, kunnen we vaststellen dat we onze les hebben geleerd. Er is een omwonendenoverleg gekomen en dat heeft naar mijn mening gewerkt. Wij bevelen aan ook de omwonenden rond de Trompetterlocatie tijdig in te schakelen, met de kanttekening dat het wat mij betreft al eerder had gekund. Een omwonendenoverleg is naar onze mening zeker noodzakelijk, en dat geldt ook voor de klankbordgroep. Dit zal zo spoedig mogelijk op gang moeten komen. In het TMOP-rapport zijn belangrijke aanbevelingen geformuleerd, die ook in de groene flap nog eens zijn herhaald, zodat ik ze niet uitputtend meer hoef te noemen. Een drietal punten wil ik er echter even uit aanhalen. De samenwerking met de gemeente Venlo zal op gang moeten komen, de woningbouwcorporaties zullen in het geheel betrokken moeten worden – ook een overeenkomst met de woningbouwcorporaties zal daarvan onderdeel moeten uitmaken – en er zal structureel overleg moeten zijn met de ketenpartners. Tenslotte is naar onze mening ook een communicatieplan noodzakelijk. Wij hebben dezer dagen nogal wat geld uitgetrokken voor communicatieplannen en externe inhuur, maar bij de MOV is het zeker gewettigd daarvoor geld uit te trekken.
119
Wat het gebouw betreft: ik weet niet of wij nog enige inbreng kunnen hebben in het programma van eisen, maar wat mij betreft zal het gebouw sober moeten zijn, doelmatig en bovenal functioneel. In de stukken – als het tenminste de officiële stukken zijn, want er wordt nog wel eens wat veranderd aan de tekeningen – heb ik een bepaalde mate van weelde en luxe aangetroffen. Mede gezien de economisch zware tijd die wij tegemoet gaan, zal dat nog eens tegen het licht moeten worden gehouden. Verder vinden wij het overbodig om twee dakterrassen te realiseren. Voor de bewoners van de Prinses Marijkestraat en omgeving is het geen aantrekkelijk vooruitzicht het risico te lopen dat zij vanaf die dakterrassen bespied kunnen worden. Met betrekking tot de financiële consequenties van een en ander is in het stuk vermeld dat naar verwachting een provinciale bijdrage zal worden verstrekt en dat, als die toch niet wordt verleend, de gemeente en de woningbouwverenigingen ieder voor de helft voor de kosten zullen opdraaien. Wij vragen ons af of dat ook is vastgelegd, zodat daarop straks kan worden teruggevallen. Het volgende item dat wij naar voren willen brengen is de veiligheid. Normaliter staan wij zeer terughoudend tegenover camera’s, maar rondom dit gebouw moet naar onze mening camerabewaking gerealiseerd worden, terwijl analoog aan de Stationstunnel ook in de Zwartbroektunnel camerabewaking aanwezig zal moeten zijn, omdat dit een aanlooproute is vanuit de stad naar de MOV. Zeker in de begintijd vinden wij dit noodzakelijk. Inmiddels is door de oppositie – de oppositie min, zou ik willen zeggen – een amendement ingediend. Omdat naar wij weten ook door de coalitie nog een motie zal worden ingediend, zullen wij hierop in tweede termijn ingaan, na kennis genomen te hebben van de reactie van het college. Mevrouw Pilz-van Elven: Mijnheer de voorzitter. Demokraten Swalmen is natuurlijk niet vanaf het begin bij de kwestie betrokken geweest, wij zijn er als het ware in gerold. De kwestie sleept al heel lang en nu een einddatum in zicht komt, is er blijkbaar ook ineens een versnelling mogelijk. Wij spreken hier over kwetsbare groepen, en dat geldt zowel voor de groep die geholpen moet worden als voor de groep bewoners in de buurt waar de huisvesting zal plaatsvinden. Die mensen zijn er natuurlijk niet blij mee, maar we kunnen er niet omheen: links- of rechtsom zal er een oplossing moeten komen. In november 2009 is de toezegging gedaan dat in overleg zal worden getreden met de raad om de te nemen stappen te bespreken. Wij hebben echter toch het gevoel dat dit niet de juiste methode is. Wij zijn een beetje overvallen. Wat hier gebeurt, heeft in onze optiek niet te maken met in overleg treden over te nemen stappen, maar misschien kunt u daarin nog verandering aanbrengen. Tijdens de bewonersavond en in alle reacties die daarna zijn los gekomen is duidelijk geworden dat er veel onrust is in de wijk. Daarvoor vragen wij dringend begrip. Ook de gewijzigde matrix is iets wat eigenlijk niet op deze manier zou moeten worden gedaan. Allereerst had nagegaan moeten worden of de matrix echt gewijzigd moest worden, en in welke vorm, om daarna verder te gaan. Misschien lagen de plannen al klaar, maar had ons daarover dan beter en eerder geïnformeerd. Er zijn vele plekken genoemd en uiteindelijk blijft er één over waar het dan maar moet gebeuren. Er zijn nog diverse onzekerheden, zoals over de huurlasten en over de garantie: tot hoe lang? De komende tijd moet op alle portefeuilles bezuinigd worden. Hoe gaat het met de beveiliging aldaar? In de stukken lezen we dat er een trap in de tunnel zal komen. Die tunnel is sowieso al een risicoplek. Hoe wilt u dit gaan aanpakken en wat als blijkt dat het helemaal verkeerd gaat? Kortom, er zijn een groot aantal risico's die niet te overzien zijn. Hoewel ons logo niet op het amendement prijkt dat zojuist door de oppositiepartijen is ingediend, kunnen wij ons daarbij wel aansluiten.
120
De heer Coenen: Mijnheer de voorzitter. Door het voorlezen van het amendement is in ieder geval voor iedereen duidelijk geworden waarop de kritiek zich vooral richt, maar ik wil die toch nog eens herhalen. Toen wij in de vorige raadsvergadering werden bijgepraat over de locatie die eruit zou rollen – Spoorlaan-Zuid 29a –, zijn door mij, maar ook door anderen een aantal opmerkingen gemaakt. Een van die opmerkingen had betrekking op de matrix. Die matrix is in 2005 opgesteld, nadat in 2003 met veel moeite was bepaald waar verschillende voorzieningen, zoals dagopvang, nachtopvang en gebruikersruimte, zouden moeten komen. Daarbij werden een aantal criteria opgesteld. Spelregels behoren tijdens het spel niet te worden veranderd. Als dat tijdens het wereldkampioenschap voetbal was gebeurd, zou Nederland niet tegen Uruguay hebben gespeeld, omdat ‘die hand’ er dan waarschijnlijk voor zou hebben gezorgd dat die wedstrijd niet was doorgegaan, zou Engeland gelijk hebben gespeeld omdat de bal achter de lijn lag, en zo zijn er veel meer zaken te noemen. Een van de belangrijkste criteria is: niet in een woonwijk. Nu kan gediscussieerd worden over de vraag of het tegen of in een woonwijk is; dat is heel moeilijk te bepalen. Wat ook heel moeilijk is, en daarop heeft de stadsdichter terecht gewezen, is dat iedereen meetelt. Alle fracties in deze raad hebben in hun verkiezingsprogramma staan dat iedereen meetelt, en dat betekent dat we met een dilemma te maken krijgen. Ook voor de mensen die er soms terecht, en soms ook ten onrechte, in terecht zijn gekomen, hebben wij een taak en verantwoordelijkheid. De raad staat voor een moeilijke afweging en om die afweging te kunnen maken ga je na welke locaties mogelijk in het spel mee kunnen doen en daarop richt zich de grootste kritiek. Als daarbij alleen wordt ingevuld ‘economisch niet haalbaar’, zonder de raad uit te leggen wat dat betekent, kan op dat punt geen financiële afweging worden gemaakt. Communicatie met de burger is voor mij van heel groot belang en daarbij komt een ander punt om de hoek kijken. Tijdens de commissievergadering heb ik hierover onder anderen met de heer Van Rey een discussie gevoerd, zoals we wel vaker doen – dat is ook gezond –, en daarbij kwam naar voren dat dit voor het bestuur vaker een dilemma is. Willen we daadkrachtig zijn en beslissingen nemen, zo werd toen gezegd, dan zullen we niet altijd in de eerste fase communiceren, maar pas daarna, omdat het omstreden voorzieningen betreft die altijd moeilijk liggen. Daarover verschillen wij van mening, en dat hebben we de afgelopen tien jaar op dat punt vaker gedaan. Als we zorgvuldig tewerk willen gaan, moeten we ook krachtig zijn en de goede en minder goede dingen met elkaar delen, waarna vervolgens afgewogen en beslist zal moeten worden. Zoals wij in het amendement hebben aangegeven, zouden wij graag zien – maar de kans daarop lijkt klein – dat een aantal andere afwegingen worden gemaakt en een aantal andere locaties tegen het licht worden gehouden, waarbij ook financiële aspecten in acht worden genomen. Op een aantal andere criteria, zoals ‘niet in de buurt van kwetsbare voorzieningen, zoals scholen’, zijn wij al ingegaan. Wij begrijpen dat de burgers in deze omgeving, maar ook in andere omgevingen waar dit aan bod zou zijn geweest, zich druk maken om de veiligheid. Ook in de huidige situatie is de veiligheid niet altijd gegarandeerd. In mei werd door de SP nog gevraagd eens bij Albert Heijn te gaan kijken wat daar gebeurt door een aantal mensen. Tot nu toe gedragen de mensen die gebruik maken van de maatschappelijke opvangvoorziening zich over het algemeen goed, maar soms ook niet. Wat kan ons het vertrouwen geven dat daarnaar straks op die locatie beter zal worden gekeken? Eigenlijk had ik hierover nog niet willen beginnen, omdat het al een soort inhoudelijke afweging is, maar ik zeg het toch maar. Voorgaande sprekers hebben het er ook over gehad: of het nu gaat om het uitzicht op je woning, met alle mogelijke gevolgen van dien, om een gevaarlijke tunnel, of om het gebruik van camera’s, dat speelt allemaal een rol. Ik wil mij echter concentreren op de vraag waarom de matrix is gewijzigd en waarom wij pas op dit moment worden geïnformeerd over alleen deze locatie. Over de communicatie wil ik tenslotte nog iets zeggen wat ik bijna vergeten was, en dat betreft het TMOP-rapport. De heer Van Oosterhout heeft ook in 2005 aangegeven dat het liefst zo breed mogelijk geïnformeerd zou moeten worden. Daarmee loop je de kans dat je een aantal
121
mensen wakker maakt, maar belangrijker is in onze ogen dat je daardoor een breder draagvlak zou kunnen krijgen en dat mensen in ieder geval het idee krijgen dat ze gehoord worden. Ik herinner me dat destijds bij de gebruikersruimte in de Veeladingstraat grote woorden werden gesproken, in de zin van: als de gemeente dit pand daarvoor gebruikt, kopen wij het op. Deze mensen kunnen dat pand echter niet opkopen. Hiermee is maar weer eens aangegeven hoe moeilijk deze kwesties liggen. De heer Puper: Mijnheer de voorzitter. Met een variant op de woorden van onze stadsdichter zou ik willen zeggen: ken ons wie wij zijn en waarvoor wij ook vandaag in deze raadzaal bij elkaar in vergadering zijn om een belangrijk besluit te nemen. Het is een belangrijk besluit dat niet lichtvaardig genomen zal worden en in de voorbereiding ook niet lichtvaardig aan ons is gepresenteerd. Voorafgaande aan de commissievergadering, en vanaf de dag van de commissievergadering tot nu toe, is ons door vele mensen de vraag gesteld waarom er een opvang moet zijn. Welnu, Roermond is een centrumgemeente en dient binnen haar grenzen een MOV te hebben. Kan het niet anders?, is ons ook gevraagd: kunnen jullie ze niet in busjes bij het station ophalen en naar Echt brengen? Dames en heren, collega’s in deze raad, als op deze wijze over deze problematiek gepraat wordt, dienen wij eens voor de spiegel te gaan staan en ons af te vragen of wij goed met deze materie omgaan. Communicatie is uiteraard heel belangrijk, maar het moet de zaak wel dienen. Communicatie óm te communiceren draagt niet bij aan de kwaliteit van de besluitvorming. Het vorig jaar is informatie verstrekt en laat ons ook niet vergeten dat in de allereerste bijeenkomst na de verkiezingen in maart in de Oranjerie heel duidelijk is aangegeven dat een herhuisvesting van de MOV heel snel op de agenda zou worden geplaatst. We moeten dan nu niet doen alsof het iets heel vreemds is waarmee we nu worden geconfronteerd. Het is een gegeven waarmee wij rekening dienden te houden, ook al omdat er een huurovereenkomst lag die, zoals iedereen die indertijd bij de besluitvorming betrokken is geweest weet, in de zomer van 2011 zou eindigen. Wij wisten dat allemaal en wij hebben ons vanaf dat moment dus allemaal kunnen voorbereiden op het feit dat aan het eind van die huisvesting een nieuw besluit moest worden genomen om tot herhuisvesting te komen. Als je weet dat je maar tijdelijk huurt, weet je op hetzelfde moment ook dat je eigenlijk dan al moet beginnen. We moeten daarom niet doen alsof dat niet zo is. Wat de VVD in de contacten die zij heeft gehad bijzonder is opgevallen, is niet zozeer de angst – als dat woord al gebruikt mag worden – voor de vestiging van de MOV als wel de huidige overlast die wordt ervaren en niet acceptabel wordt gevonden. Of het nu een objectieve beleving is of een subjectieve: we hebben ermee te maken dat burgers van onze gemeente op dit moment op bepaalde plekken, ook in delen van het Roermondse Veld en ook bij de Kapellerlaan, overlast ervaren, en dat is natuurlijk een geweldige hypotheek op de besluitvorming waarvoor wij vandaag staan. Dat ontslaat ons niet van de verplichting om nu al iets aan die overlast te doen en straks, als de MOV gevestigd wordt op de door het college voorgestelde locatie – en ik kan er alvast wel aan toevoegen dat wij daaraan onze steun zullen verlenen –, die zorg extra tot daden te brengen. Door collega’s voor mij is het verwijt gemaakt dat geen andere locaties zijn getoetst. Ik denk echter dat de onrust en de hectiek over de besluitvorming een nog veel grotere hypotheek gekend zou hebben als dat in alle openbaarheid gebeurd zou zijn, want – ik zei het eerder al –: communicatie moet ook dienen. Heel belangrijk is dat, als vandaag dit besluit wordt genomen, iedereen de mogelijkheid heeft op alle daarvoor openstaande wijzen procedures te gaan voeren. Wij zijn het aan onszelf en aan elkaar verplicht om daarover te communiceren en dit duidelijk te maken aan de mensen. De VVD is van mening dat het college goed gehandeld heeft. Als de heer Moison dan zegt dat dit in de beslotenheid van een commissie had moeten worden besproken, die analoog aan wat
122
er in Den Haag is een ‘commissie-stiekem’ zou kunnen worden genoemd, vraag ik mij af wat er méér in de openbaarheid gecommuniceerd zou hebben kunnen worden… De heer Moison: U haalt mijn opmerking uit haar verband. Ik doelde op de lijst die op dit moment stiekem in een kamertje bewaard wordt, en dat wordt door het college gedaan en niet door ons. Ik heb gezegd dat het gunstig zou zijn wanneer wij aan de hand daarvan een betere afweging zouden kunnen maken, en dat zou dan niet in de openbaarheid moeten gebeuren, omdat we hier te maken hebben met locaties en met prijzen. Ook bij een aanbesteding worden de prijzen van tegenstanders of andere partijen niet openbaar gemaakt; zoiets hou je gesloten. U moet het dus niet uit zijn verband gaan trekken, dat vind ik gemeen. U hebt altijd gezegd dat u fair politiek wilt bedrijven met GroenLinks. Laat het dan ook fair zijn en ga geen woorden verdraaien als ‘stiekem’, want dat is, als ik het omdraai, wat het college doet. De heer Puper: Daar maak ik op mijn beurt bezwaar tegen. Ik heb gesproken over een soort ‘commissie-stiekem’ en daarmee doelde ik op de commissie die elders in dit land, ook in een volksvertegenwoordiging, bestaat en inpandig deze werktitel draagt. Als u dat een vervelende vergelijking vindt, zij dat zo. Het had aan de communicatie naar buiten toe in ieder geval niets bijgedragen, en daar was uw pleidooi ook op gericht. Het verheugt ons dat in het kader van de op te stellen beveiliging ook door andere partijen nu over cameratoezicht wordt gesproken. Met cameratoezicht alleen kan overigens niet worden volstaan. Er moet een heel pakket worden samengesteld dat de veiligheid voor de omwonenden, maar ook voor degenen die in de MOV gehuisvest worden moet garanderen. Laten wij ook niet vergeten dat wij nu praten over een vestiging op een huidig bedrijventerrein. Namens de coalitiepartijen zal ik thans een motie indienen. In deze motie vragen de coalitiepartijen het college binnen vijf werkdagen na de besluitvorming van vandaag met alle daartoe in aanmerking komende partijen en organisaties – wie dat zijn, moet nog uitgezocht worden; ik zou er wel een aantal kunnen noemen, maar als ik er één vergeet is dat erger dan wanneer ik er tien wel noem – aan tafel te gaan en overeenkomsten die verplichtend zijn jegens elkaar te sluiten, om het kader waarbinnen straks de MOV gevestigd zal worden op deze plek mogelijk en inpasbaar te maken. Tenslotte spreek ik de verwachting uit dat de totale omgeving met de MOV op de plek waar ze nu is een hoger veiligheidsprofiel zal krijgen dan nu door de bewoners is geconstateerd. De voorzitter: Dames en heren. Door de fracties van VVD, CDA, PvdA en PVDE is mij de volgende motie ter hand gesteld: Motie nr. 10M06 “De gemeenteraad van Roermond, in vergadering bijeen d.d. 8 juli 2010 bij behandeling van de Herhuisvesting Stichting Maatschappelijke Opvangvoorzieningen MOV; overwegende dat: 1. er aanleidingen zijn om tot herhuisvesting Stichting Maatschappelijke Voorzieningen MOV te besluiten; 2. het voorstel tot herhuisvesting van de MOV uitgebreid is besproken in de commissie Ruimte van 22 juni 2010 en dat daarbij door alle fracties vragen zijn gesteld; 3. deze vragen door het college deels mondeling zijn beantwoord tijdens de commissievergadering en voor een ander deel schriftelijk op de zogenaamde groene flap; 4. de VVD-fractie heeft aangegeven een motie voor te bereiden, welke geredigeerd zou gaan worden op basis van de beantwoording door het college; 5. om werkelijk tot een breed gedragen besluitvorming te komen, het nodig is met alle partners in de keten van veiligheid en sociaal welzijn afspraken te maken die ook schriftelijk met en aan elkaar worden
123
bevestigd. Ook bewonersbelangenorganisaties uit de aangrenzende woongebieden van het Roermondse Veld en de Kapellerlaan zijn hierin partner; nodigt het college uit: 1. binnen 5 werkdagen na besluitvorming in deze raad alle daartoe in aanmerking komende partijen/organisaties uit te nodigen voor een overleg als hierboven bedoeld onder punt 5; 2. in het verlengde van de beantwoording op vragen uit de raad, optimaal gebruik te maken van de in het kader van het drang- en dwangbeleid aanwezige mogelijkheid gebiedsontzeggingen op te leggen in de leefomgeving van de geherhuisveste MOV; 3. ervoor te zorgen dat in de nog op te stellen "wijkprofielen"
prioriteit wordt toegekend aan de wijk Roermondse Veld en woongebied Kapellerlaan met het gegeven van de besluitvorming herhuisvesting MOV; 4. in elke vergadering van de door de gemeenteraad ingestelde commissies te rapporteren over de verdere gang van zaken met betrekking tot herhuisvesting van het MOV. Deze rapportages vinden plaats binnen de aandacht - en werkgebieden van de betreffende commissies.”
De heer Jacobs: Mijnheer de voorzitter. Het CDA onderschrijft de noodzaak van herhuisvesting van het dienstencentrum, laat dat duidelijk zijn. Ik heb er tot nu toe nog niemand over gehoord, maar wij onderschrijven die noodzaak en ik neem aan dat dat bij de andere fracties niet anders zal zijn. Wij vinden het ontzettend voornaam en positief dat alle voorzieningen voor opvang en verslaving op één en dezelfde locatie worden ondergebracht. Wij zien daarvan de meerwaarde in die hier is omschreven en eerder al door de directeur van de MOV is verwoord. Wij realiseren ons dat een MOV in de buurt een stukje overlast met zich zal brengen. Het is nooit voor honderd procent te garanderen dat die overlast er niet zal zijn, maar neem van mij aan dat die garantie nergens kan worden gegeven, in welke buurt dan ook, met of zonder MOV. Dit kan echter wel een versterkende werking hebben. Over iedere locatie kan discussie worden gevoerd. Daarbij heeft de oppositie het net iets gemakkelijker dan de coalitie, want de coalitie zal moeten aandragen en de oppositie kan daarop wat gemakkelijker reageren… De heer Moison: Daardoor voel ik me aangesproken en daarom wil ik er even op reageren. Het is niet de coalitie die aandraagt, maar het college. De heer Jacobs: Dank voor deze geweldige ondersteuning; op de reden daarvan kom ik straks nog wel terug. Wij menen dat deze locatie de meeste geschikte, of, zo u wilt, de minst ongeschikte is. Wij zijn ervan overtuigd dat er maximale aandacht zal zijn voor overlast en verstoring van de openbare orde. Ik verwijs naar de voorstellen die zijn gedaan om daaraan te werken en naar de toezeggingen die ter zake zijn gedaan door de wethouders Kemp en Van Rey en door de burgemeester in de laatstgehouden vergadering van de commissie Ruimte. Zeer gedreven is daarin aangegeven aan welke oplossingen het college zich verbindt. Wij hebben er alle vertrouwen dat het ambitieuze college dat wij hebben dit zal oppakken, maar uiteraard zullen wij daarbij, en ik neem aan dat dat voor de hele raad geldt, de vinger aan de pols blijven houden. Gelet daarnaast op de voornemens die het college kenbaar heeft gemaakt in de groene flap, heeft het CDA er alle vertrouwen in dat hiermee een maximale garantie is gegeven. Een volledige garantie kan echter nooit gegeven worden. Voorts zijn wij van mening dat maximaal gebruik moet worden gemaakt van fysieke middelen om het probleem zo beperkt mogelijk te houden. In de omgeving staan ook een aantal scholen en die zullen heel nadrukkelijk moeten worden meegenomen in het vervolg. Ik heb overigens begrepen dat dat ook zal gebeuren. Met betrekking tot de matrix dreigt een beetje een verkeerd spoor te ontstaan. Wij willen allemaal dat de matrix wordt gehanteerd voordat een besluit wordt genomen. Ik citeer punt 5 uit de matrix: “Geen situering voorziening in kernwinkelgebied” en punt 6: “Omwonenden worden be-
124
trokken bij de vormgeving ná locatiekeuze. Omwonenden worden betrokken bij de vormgeving ná de definitieve locatiekeuze, bijvoorbeeld door gezamenlijk te bekijken welke flankerende maatregelen nodig zijn om eventuele overlast, hinder of schade voor de directe leefomgeving zoveel mogelijk te beperken.” Volgens is mij dat door een heleboel partijen vastgesteld. Nu hoor ik echter een hele hoop mensen roepen dat de matrix gehanteerd moet worden. Die matrix zegt echter dat eerst een definitieve locatiekeuze zal moeten plaatsvinden en dat pas daarna de communicatie met de burgers en de omgeving gestalte zal krijgen. Als het college dan een matrix wil veranderen en dat heel netjes aangeeft, lijkt het erop dat sommige mensen die matrix op een andere manier willen veranderen. Dat vind ik merkwaardig… Mevrouw Smitsmans-Burhenne: Wilt u nu zeggen dat het college het werk niet goed heeft gedaan, te vroeg heeft gecommuniceerd en zich dus niet heeft gehouden aan de matrix die voorligt? De heer Jacobs: Dat is úw conclusie. Onze conclusie is dat het college op het juiste moment en op de juiste wijze heeft gecommuniceerd. Mevrouw Smitsmans-Burhenne: Maar het heeft zich niet gehouden aan de matrix; dat is ook waar. De heer Jacobs: Het heeft zich wel degelijk gehouden aan de matrix, sterker nog: het college heeft zich gehouden aan de volledige matrix. Het is maar net hoe je het uitlegt. In de matrix staat heel nadrukkelijk ‘niet in een woonwijk’ en over de vraag wat dat precies betekent zou gediscussieerd kunnen worden. Als ‘sec’ gekeken wordt naar waar het in eerste instantie gesitueerd is, is dat geen woonwijk. Dat daarnaast in de directe omgeving een woonwijk gecreëerd wordt, geeft aan dat het college en de mensen die de mogelijkheid creëren om er een MOV te stichten er vertrouwen in hebben dat ook die woningen ruim afgenomen zullen worden. De heer Coenen: Ik heb het straks gehad over de definitie van een woonwijk. Hebt u wel eens gehoord van een bedrijventerrein in een woonwijk, zoals de locatie waar Philips gevestigd is, of in Maasniel? Daar hebben we het met de heer Van Rey regelmatig over gehad. Wat dat betreft slaat u de plank dus een beetje mis. De heer Jacobs: Ik vind het een leuke opmerking, maar ik kan er niks mee. Ik heb zojuist al gezegd dat te discussiëren valt over de vraag wat onder een woonwijk moet worden verstaan. Als u nu aangeeft dat daarover te discussiëren valt, ben ik dat met u eens. Zo bezien, ligt de locatie eigenlijk binnen de matrix. Gevraagd wordt alleen de matrix aan te passen om er later een woonwijk te kunnen creëren. Natuurlijk kan nu wel weer een onderzoek worden uitgevoerd, zoals door sommigen is gevraagd, maar in de beleving van het CDA betekent dit dat er verwachtingen worden gewekt die vermoedelijk niet waargemaakt zullen kunnen worden en dat op heel veel plaatsen heel veel onrust wordt gecreëerd, met de nodige gevolgen van dien. Als dat de bedoeling is, lijkt me dat niet wenselijk. Volgens mij ben ik nu wel ingegaan op de meeste onderdelen van het amendement. U zult begrijpen dat wij het amendement niet zullen steunen. De motie zullen wij uiteraard wel steunen, omdat wij zo maximaal mogelijk veiligheid willen garanderen voor de mensen die er wonen. Mevrouw Thissen-Heynen: Mijnheer de voorzitter. Het plaatsen van een voorziening als deze is, het is al vaker gezegd, hoe dan ook een lastige kwestie. Aan de ene kant hebben wij te maken met de kwetsbare mensen voor wie we het moeten doen, mensen die om wat voor reden dan ook buiten de boot zijn gevallen en een extra duwtje in de rug nodig hebben om de draad in onze maatschappij weer te kunnen oppakken, aan de andere kant zijn er de bewoners, die niet
125
echt staan te juichen bij het realiseren van een dergelijke voorziening in hun wijk. Het laatste hebben we kunnen merken in de commissie Ruimte, waar mensen hebben ingesproken, en we hebben diverse mails en brieven ontvangen waaruit blijkt dat mensen zich oprecht zorgen maken over de leefbaarheid in hun wijk; zij vrezen dat de wijk zal verloederen, dat hun huizen minder waard zullen worden en dat kinderen in aanraking komen met drugsafval. Die zorgen zijn terecht. Of die angst terecht is, kan ik overigens niet beoordelen. In ieder geval blijkt de overlast in de omgeving van de huidige MOV, zeker het laatste jaar, erg mee te vallen. Vaststaat dat een ideale locatie niet bestaat. Iedere locatie zal hoe dan ook discussie oproepen. Bij het bestuderen van de stukken heb ik vastgesteld dat het college zich heel zorgvuldig van zijn taak heeft gekweten. Aan de hand van de matrix is heel goed gekeken naar de meest geschikte locatie. Het is uiteraard belangrijk dat een dergelijke voorziening in Roermond komt, sterker nog: het is een wettelijke taak van de gemeente. Wat mij in de hele gang van zaken wel verontrust heeft – het is ook gebleken tijdens de bewonersavond – is dat er nu al zoveel overlast in de wijk schijnt te bestaan. Dat moet worden opgepakt. Er is heel weinig vertrouwen in de politie of andere handhavers. Het is de plicht van de gemeente dat aan te pakken. Het is een van de redenen waarom de coalitiepartijen gezamenlijk de zojuist ingediende motie hebben ondertekend. De gemeente behoort het initiatief te nemen en wij dringen erop aan binnen vijf dagen na vandaag het gesprek op gang te brengen met de betrokken partijen en bewoners om de wijk nu al veiliger te maken, zodat de angst voor de komst van de MOV wat kan worden weggenomen en de buurtbewoners weer vertrouwen krijgen in de gemeente, de overheid en de handhavers. Zoals ik zojuist al heb aangegeven, is de PvdA-fractie van mening dat heel zorgvuldig naar de locaties is gekeken. Er is geen enkele andere locatie die wat betreft woonomgeving e.d. beter zou scoren. Door het zojuist ingediende amendement zou onzes inziens een niet terecht verwachtingspatroon worden gecreëerd en dat zouden wij jammer vinden… De heer Moison: Wat bedoelt u daarmee? Mevrouw Thissen-Heynen: Dat heb ik zojuist al aangegeven. Er zijn een heleboel locaties onderzocht en die liggen allemaal op de een of andere manier… De voorzitter: Ik neem aan dat de heer Moison doelt op het niet terechte verwachtingspatroon dat u noemde. Mevrouw Thissen-Heynen: Door het amendement zou een uitstel worden gecreëerd, waardoor mensen de indruk zouden kunnen krijgen dat er een reële kans is dat het een andere locatie zal worden. Wij zijn van mening dat die andere locatie er niet is. De PvdA-fractie dringt erop aan de mensen vertrouwen te geven, ervoor te zorgen dat de huidige overlast verdwijnt en de nodige maatregelen te nemen om de pijn te verzachten. Politiek is keuzen maken en af en toe moet je ook een moeilijke keuze durven maken. De heer Moison: Ik vind dat u een verkeerd beeld schept van ons amendement. Wij willen geen vertraging en valse hoop wekken, wij willen alleen een zorgvuldige afweging kunnen maken. U zegt dat er zorgvuldig tewerk is gegaan. Kunt u ook aangeven waar die zorgvuldigheid in zit als we maar één locatie voorgelegd krijgen? Ik weet bij god niet welke kosten met de andere locaties zouden zijn gemoeid, afgezet ook tegen alle maatregelen die nu moeten worden genomen om de locatie geschikt te maken. Mevrouw Thissen-Heynen: Ik neem aan dat de heer Moison kennis heeft genomen van de vertrouwelijke stukken die ter inzage hebben gelegen; daaruit valt een heleboel op te maken en daarop ga ik nu niet meer in detail in.
126
Wethouder Kemp: Mijnheer de voorzitter. In 2005 heeft de gemeenteraad van Roermond ervoor gekozen de problemen die zich in onze stad voordoen voor wat betreft daklozen en verslaafden op een structurele wijze aan te pakken. Op 2 juli 2005 heeft de gemeenteraad unaniem besloten in te stemmen met een pakket aan maatregelen, dat is neergelegd in het TMOPrapport inzake maatschappelijke voorzieningen, waarnaar vandaag al een aantal keren is verwezen. Dit rapport betrof de inventarisatie van omstreden maatschappelijke opvangvoorzieningen, de matrix en aanwijzing van puur en alleen de locatie voor dagopvang op de Schipperswal. Het geheel aan maatregelen dat is opgenomen in het TMOP-rapport is uiteenlopend van aard en niet alleen gericht op de opvang van mensen en het bieden van onderdak, maar ook op resocialiseren, reïntegreren, doorstromen, uitstromen van mensen uit de hulpverlening en, waar mogelijk, mensen toegeleiden naar zelfstandig wonen of, indien dat niet helemaal haalbaar is, naar begeleid wonen. Voorts zijn de maatregelen erop gericht overlast te bestrijden en met omwonenden in overleg te gaan over de aanpak van overlast van de desbetreffende voorzieningen op de locaties in Roermond. Met de keuze die de gemeenteraad in 2005 heeft gemaakt is een proces in gang gezet om te komen tot verbetering van de voorzieningen en tot afstemming van de voorzieningen rondom opvang en zorg voor verslaafden en daklozen. In 2006 is een volgende stap gezet, toen de gemeenteraad besloot tot vaststelling van de notitie ‘Drang en dwang’ en tot realisering van het dienstencentrum op de Schipperswal. In het kader van ‘Drang en dwang’, waarmee ook de bestrijding van overlast in onze stad werd beoogd, zijn de methadonverstrekking en de gebruikersruimte op de Schipperswal ondergebracht. Daarmee werden de voorzieningen die voorheen her en der verspreid lagen in onze stad meer geconcentreerd. In het TMOP-rapport werd de conclusie getrokken dat in een ideale situatie alle voorzieningen voor maatschappelijke opvang in één gebouw zouden moeten worden ondergebracht. Tevens werd in 2005 geconcludeerd dat de beste oplossing op dat moment niet haalbaar was. Ook vandaag maakt de gemeenteraad een keuze: de keuze om de opvangvoorzieningen te concentreren op één locatie en onder te brengen in één gebouw. Vanuit de optiek van zorg en begeleiding is deze keuze een geweldige verbetering, vergeleken met de huidige verspreid liggende voorzieningen. Ook vanuit een oogpunt van bestrijding en beheersing van overlast is concentratie van voorzieningen op één locatie een aanzienlijke verbetering. In de stukken heeft men kunnen lezen hoe deze keuze tot stand is gekomen: het onderzoek naar de locaties, de samenwerking met de Stichting MOV en de woningcorporatie Wonen-Zuid en de wijze waarop de verschillende functies in het pand zijn ondergebracht. Tijdens de informatieavond hebben collega Van Rey en ik informatie gegeven over deze ontwikkeling en over de zorgvuldige voorbereiding om te komen tot realisering van deze voorzieningen op deze locatie. Bij die gelegenheid en ook in de vergadering van de commissie Ruimte zijn door een aantal omwonenden zorgen geuit over de leefbaarheid en veiligheid in de omgeving. Die zorgen, die ook blijken uit een tweetal schriftelijke reacties die wij hebben ontvangen, worden door het college gedeeld. Bij het hanteren van die zorgen en het opkomen voor de belangen in de buurt lopen wij gelijk-op met de bewoners. De eerste aanzetten daartoe zijn al gegeven. Een aantal omwonenden heeft kenbaar gemaakt graag in overleg te willen treden over regels, maatregelen en voorzieningen om te komen tot een goede inpassing van deze voorziening in de omgeving. De mensen hebben ook aangegeven dat zich in de omgeving kwetsbare voorzieningen bevinden, zoals scholen, waarop wij alert zullen moeten zijn. In de afspraken die wij willen maken zullen deze kwetsbare voorzieningen zeker aandacht krijgen en daarbij zullen wij de nodige zorgvuldigheid in acht nemen. De matrix die is opgesteld is een weergave van de resultaten van het onderzoek-TMOP. Die resultaten zijn neergelegd in de aanbevelingen en daarbij is met name geadviseerd met de omwonenden in overleg te treden om de problemen die zich in de omgeving van een aangewezen locatie voordoen vroegtijdig te kunnen tackelen. In die bewoordingen is het ook opgenomen in het geheel aan criteria die wij hebben gehanteerd en ook na aanwijzing gehanteerd zullen wor-
127
den. Zouden wij nu opnieuw een onderzoek gaan starten – de heer Van Rey zal daarop direct nog nader ingaan –, dan zouden we verwachtingen wekken en op andere locaties onrust creëren. De heer Boots heeft een aantal elementen uit het TMOP-rapport aangehaald waarop ik thans even wil ingaan. De aanbevelingen uit dit rapport, die in 2005 door de raad unaniem zijn onderschreven, kunnen niet in één keer gerealiseerd worden; het vergt een proces van jaren. Het overleg met de verantwoordelijke budgetgemeente Venlo om te komen tot transparantie op het gebied van de financiering en tot een goede inpassing van de maatschappelijke opvangvoorzieningen in iedere stad en iedere regio wordt voortgezet. Voor het overleg met de woningcorporatie geldt hetzelfde. Daarbij gaat het niet alleen om het fysiek neerzetten van het pand, maar ook om het beheer van het pand. De eigenaar, Wonen-Zuid, heeft hierin een verantwoordelijkheid, net zoals de huurder/beheerder MOV, in samenwerking met de gemeente. Hiermee hebben we de eerste drie kernpartners te pakken, maar een hele grote kernpartner is ook een vertegenwoordiging van de omgeving. Vanuit de omgeving is al aangegeven dat interesse bestaat in een overleg en dat overleg zal op heel korte termijn van start gaan. In de door de heer Puper ingediende motie wordt gevraagd dit binnen vijf werkdagen tot stand te brengen en dat kan ik toezeggen. Wij zijn voornemens het eerste overleg volgende week te starten. Hiermee meen ik vanuit mijn portefeuille in grote lijnen te hebben gereageerd op datgene wat door de verschillende fracties is ingebracht. Mochten er nog nadere vragen zijn, dan zal ik daarop graag in tweede termijn ingaan. De heer Van Rey zal op een aantal andere opmerkingen ingaan. Wethouder Van Rey: Mijnheer de voorzitter. Het verheugt mij dat door een aantal fracties duidelijk naar voren is gebracht dat deze opvangvoorziening als zodanig niet ter discussie staat. Vraag is nu alleen of het college, zowel het huidige als het vorige college, zijn werk goed heeft gedaan met het thans voorliggende voorstel. Zal de MOV in de toekomst op de best denkbare locatie zijn gesitueerd? De locatie aan de Spoorlaan-Zuid voldoet aan de criteria die door de raad zelf zijn vastgesteld. Als het criterium ‘niet in een woonwijk’ zó gelezen wordt dat het niet een bestaande woonwijk mag betreffen, zou er zelfs geen besluit aan de raad voorgelegd hebben behoeven te worden. Omdat hier echter in de toekomst woningen omheen gebouwd zullen worden, zal het wel in een woonwijk komen te liggen. Wij hebben dan ook niet de spelregels veranderd, zoals de heer Moison deed voorkomen, maar spelen juist heel fair spel jegens de toekomstige bewoners. Voordien zal echter nog heel wat water door de Maas stromen, want – Nederland is nu eenmaal regelland – op het gebied van de ruimtelijke ordening moet eerst een projectbesluit worden genomen. In de commissievergadering heb ik een en ander uitgelegd en aangegeven dat daarover in de eerstkomende bijeenkomst met de klankbordgroep, of hoe die groep ook zal gaan heten, nader gesproken zal worden. Als de raad vanavond een positief besluit neemt, zal die bespreking komende maandag om zes uur plaatsvinden. Bij wijzigingen op het terrein van de ruimtelijke ordening kan in Nederland niet over één nacht worden gaan. De RO-procedures zullen meteen na het nemen van dit besluit van start gaan, maar dat neemt niet weg dat ook de discussie met de bewoners zal worden voortgezet en dat het streven gericht blijft op een brede overeenstemming met die bewoners. In het kader van de RO-procedures is gegarandeerd dat iedereen gehoord wordt en dat alle relevante aspecten een rol spelen, los van de discussie over de matrix e.d. Er moet een ruimtelijke onderbouwing komen waarin al die aspecten worden meegenomen: aspecten die betrekking hebben op flora en fauna, veiligheid, luchtkwaliteit, bodem, geluid, milieuzonering, archeologie, verkeer, waterhuishouding, enz. Het is te veel om op te noemen…, ik zie mevrouw Smitsmans lachen, maar het is een feit in Nederland regelland… Mevrouw Smitsmans-Burhenne: Daarom moet ik ook lachen, want ik proef de onderhuidse irritatie bij u.
128
Wethouder Van Rey: Hopelijk zal ook GroenLinks daar eens iets aan doen. Mevrouw Smitsmans-Burhenne: We zitten in het kamertje… Wethouder Van Rey: Wel een stiekem kamertje overigens, want het gebeurt niet in de openbaarheid, en dat terwijl GroenLinks daar altijd zo’n voorstander van was. Mevrouw Smitsmans-Burhenne: De VVD zit er ook bij! Wethouder Van Rey: Maar van ons bent u dat gewend bij coalities in Den Haag! Wij hebben ons altijd op het standpunt gesteld dat coalitieonderhandelingen niet in het openbaar kunnen worden gevoerd. GroenLinks daarentegen heeft altijd betoogd dat het wél in het openbaar zou moeten, maar ik dwaal af. Het amendement lezend, moet ik vaststellen dat de partijen die dat hebben ondertekend, en ook Demokraten Swalmen, weglopen voor hun verantwoordelijkheid. Zoals de heer Jacobs terecht heeft opgemerkt, heeft het college precies gedaan wat in de matrix was afgesproken: eerst een definitieve keuze maken en dán de vervolgstap zetten. Het amendement is in feite een motie van wantrouwen aan het ambtelijk apparaat, alsof wij ons werk niet goed zouden hebben gedaan. Het zou van courage hebben getuigd als de ondertekenaars van het amendement met een alternatief waren gekomen, maar dat durven ze kennelijk niet, hoewel ze er vier weken de tijd voor hebben gehad en alles ter inzage heeft gelegen. Dat er geen economische onderbouwing aan de orde is geweest, zoals door de indieners van het amendement is opgemerkt, bestrijd ik. Dat is wel degelijk het geval geweest en er is geen enkele vraag over gesteld. Ik ben van mening dat degenen die dit amendement hebben ingediend de bewoners en de stad Roermond daarmee helemaal geen plezier doen. Zou dit amendement worden aanvaard, dan zal uiteraard dezelfde locatie uit de bus komen, anders zou het hier intern niet kloppen. Ik doe daarom een dringend beroep op de ondertekenaars om dit schaamlap-amendement terug te nemen. De heer Moison: Het wordt weer leuk, ik merk dat de heer Van Rey boos begint te worden… Wethouder Van Rey: Politiek is emotie, meneer Moison! De heer Moison: Word dan niet boos, maar laat de emotie gelden. Wethouder Van Rey: Bij u maakt dat geen verschil. De voorzitter: Ik verzoek u nu tot de orde te komen, heren! De heer Moison: Dat zal ik doen. Wij hebben geen motie van wantrouwen tegen de ambtenaren of tegen het college willen indienen. Wij hebben het college slechts willen attenderen op de opdracht die de raad in 2003 en 2005 heeft gegeven. Wij, als oppositie – althans op dit moment, toentertijd behoorden we misschien wel tot de coalitie –, zijn van mening dat er op dit moment geen adequaat onderzoek met afwegingen heeft plaatsgevonden. Als de heer Van Rey daar boos over wordt, omdat hij graag alles maar wil verdraaien, zoals het CDA en de VVD in hun reactie ook doen, roep ik hem op dat niet te doen. Als raad hebben wij de verantwoordelijkheid erop toe te zien dat het college zijn huiswerk goed doet en wij constateren dat jullie het niet goed hebben gedaan. Verdraai het daarom niet als een motie van wantrouwen jegens de ambtenaren, want dat zijn de enigen die ik nog wel vertrouw dan. De heer Puper: Ik maak bezwaar tegen uw aantijging dat partijen, waarvan u er een aantal met name hebt genoemd, feiten zouden hebben verdraaid. Dat kunt u op geen enkele wijze waarmaken. Het zou u sieren als u deze opmerking terugnam.
129
Wethouder Van Rey: GroenLinks is in dit dossier heel passief geweest, ook in de vorige periode. Op de raadsinformatiebrief van 3 november 2009 is van die zijde geen enkele reactie gekomen, ook niet in de commissie. Ook tijdens de coalitieonderhandelingen is aangekondigd dat dit eraan zat te komen… De heer Moison: Ik vind dit niet fair van de heer Van Rey. Ik heb dit dossier tot me genomen, maar ik ben pas in maart tot raadslid gekozen en u verwijt mij nu dat ik in november niet gereageerd heb… Wethouder Van Rey: Ik heb GroenLinks daarop aangesproken! De heer Moison: Dat ben ik ook! De voorzitter: Maar eerder zat GroenLinks zonder u in de raad. Wethouder Van Rey: Mijn grootste bezwaar tegen het amendement is dat ons daarin wordt verweten ons werk niet goed te hebben gedaan, maar daarnaast wil ik nog een aantal andere argumenten tegen het amendement aanvoeren. Wij hadden te maken met een huurcontract dat per 30 juni 2011 afliep, maar gelukkig hebben wij dat kunnen verlengen tot 30 juni 2012. Als een nieuw projectbesluit zou worden genomen, zou dat leiden tot een vertraging van minimaal vijf maanden, waarna dezelfde locatie uit de bus zou komen. De indieners van het amendement hadden dat de afgelopen vier weken zelf kunnen beoordelen door een contra-expertise uit te voeren, wat niet is gebeurd… De heer Moison: Ik vind het van de zotte dat een collegelid de raad vraagt onderzoeken uit te voeren! Dat is de taak van het college, dat er dik voor wordt betaald om dat soort taken uit te voeren. Wethouder Van Rey: De heer Moison zit er helemaal naast. In het kader van het dualisme heeft de raad zelf ook een taak. Met een andere pet op, als lid van de oppositie in provinciale staten, vraag ik dossiers en contra-expertises op, stel ik nadere vragen en kom ik met alternatieven. U hebt dat allemaal nagelaten… De heer Moison: Een wethouder is 40 uur per week in dienst van de gemeente, wij hebben naast onze baan de functie op ons genomen om het college te controleren op zijn huiswerk. Als het college zijn huiswerk niet goed doet, zeggen wij dat. De voorzitter: Nu wordt alles uit zijn verband gehaald. Ik sluit thans deze discussie. Wethouder Van Rey: Overigens maak ik bezwaar tegen de opmerking dat een wethouder 40 uur per week voor de gemeente zou werken. Dat is voor alle collega’s minimaal 70 uur. Als deze locatie vijf maanden wordt opgeschoven, lopen wij een achterstand op in het kader van de extra stimulering voor Koninginnelaan, Spoorlaan, Zuid, IJzeren Rijn en de projecten die wij hebben gemeld in het kader van de Gebiedsontwikkeling Midden-Limburg. Zoals collega Kemp al heeft gezegd, moeten volgens de nieuwe, vastgestelde visie preventie, opvang en herstel in een nieuw gebouw plaatsvinden en niet in een bestaand gebouw. Al met al meen ik voldoende argumenten te hebben aangevoerd om het amendement te ontraden. Ik dring er bij de indieners nogmaals nadrukkelijk op aan het amendement in te trekken, omdat het in strijd is met de eigen afspraken die hierover zijn gemaakt. De heer Pleyte hoop ik inmiddels duidelijk te hebben gemaakt dat wij op het gebied van de communicatie precies hebben gedaan wat wij hadden afgesproken. Ik neem hem zijn opmerking daarover overigens niet kwalijk, want D66 was de laatste jaren niet in de raad vertegen-
130
woordigd. Vanmorgen heeft hij herhaald wat hij ook in de commissie had gezegd en ik roep hem op het beeld uit zijn hoofd te zetten dat voor welke locatie in Roermond dan ook die van tevoren wordt besproken draagvlak kan worden verkregen. Mogelijk zal de raad op termijn een voorstel worden gedaan voor het verplaatsen van de coffeeshop, zoals in het coalitieakkoord is genoemd. Iedereen zal toch begrijpen dat daarvoor nergens, waar ze ook zou komen, draagvlak zal worden verkregen. Ook dat communicatietraject zal daarná in gang moeten worden gezet. Tegen het voorstel van de heer Pleyte om de 19 alternatieven nu nog eens in discussie te brengen werp ik op dat er ook bestuurd moet worden. Ik vind het jammer dat hij deze opmerking weer heeft herhaald. Over de economische toets heb ik in de commissie al het een en ander gezegd en ik verwijs in dit verband ook naar het rapport dat ter inzage is gelegd. Omdat ook de bewoners mij ernaar hebben gevraagd, heb ik samen met collega Kemp zelfs een raadsinformatiebrief geschreven waarin ook de straten zijn genoemd waar het allemaal zou gebeuren. Als dat wordt gecombineerd met het rapport dat ter inzage ligt, zal men zien dat er vele panden van particulieren bij zijn. De vorige keer heb ik al uitgelegd dat, als daarover met die particulieren geen overeenstemming zou zijn te bereiken, tot onteigening zou moeten worden overgegaan. Ik heb eraan toegevoegd dat we bij Oolder Veste, nadat het bestemmingsplan in 2002 was goedgekeurd, nu pas aan de onteigeningsprocedures bezig zijn. Ik neem aan dat niemand op een herhaling daarvan zit te wachten. Jammer vind ik de opmerking van mevrouw Van Beers dat het met de communicatie mis is gegaan. Ik herhaal dat het zo was afgesproken. Ik had dan eerder een voorstel van haar verwacht om de matrix te veranderen en het in de toekomst anders te gaan doen. Om dit nu alleen voor de publieke tribune te roepen, vind ik wat te gemakkelijk. De heer Boots heeft een belangrijk aspect aangehaald: het gebouw zelf, dat sober en doelmatig zal moeten zijn. Hoewel wij er zelf niet over gaan, heb ik de vorige keer al gezegd dat wij in contacten met de directeur hebben aangegeven dat het geen paleis zal mogen worden, maar evenmin een kaal gebouw. Samen met de bewoners zullen wij in de klankbordgroep nagaan hoe bijvoorbeeld met betrekking tot de terrassen een verandering kan worden bewerkstelligd. Uit het verslag van de vergadering van de commissie Beeldkwaliteit – zeg maar: de oude welstandscommissie – van 7 juni 2010 citeer ik: “Houd bij het ontwerp rekening met het zicht van de toekomstige gebruikers op de tuinen van de omwonenden.” Deze opmerking, die in het advies staat dat aan de architect en het MOV is gegaan, komt overeen met de opvatting die Burger Belangen Roermond in de commissie naar voren heeft gebracht. Zelfs de commissie Beeldkwaliteit zit op dezelfde lijn. Als dit voorstel wordt aangenomen, zullen hierover komende maandag nadere afspraken worden gemaakt. Door vele fracties is aandacht gevraagd voor de veiligheid. Mevrouw Thissen heeft dit onderwerp in de commissievergadering aangeroerd naar aanleiding van het gebeurde tijdens de informatieavond. Ik schrik niet zo gauw, heb ik in de commissievergadering gezegd, maar die avond ben ik wel geschrokken. Voor collega Kemp en mij is dit aanleiding geweest om niet te wachten tot de bijeenkomst met de klankbordgroep a.s. maandag, maar direct de burgemeester en collega Zwijnenberg uit te nodigen voor een gesprek daarover. Ik herhaal nu wat ik hierover in de commissievergadering heb gezegd. Als de voorziening op deze locatie doorgaat, zullen de veiligheid en de leefbaarheid van de directe omgeving aanmerkelijk verbeteren, vergeleken met de huidige situatie. Dat is de uitdaging die ter tafel ligt en daar zal dit college zich aan houden. Ik vind zelfs dat het nog verder zal moeten gaan dan alleen deze omgeving. Eerder heb ik al gewezen op de lacune in de Politiewet. Degenen die nu in Den Haag vergaderen doen er goed aan die lacune weg te nemen, zodat de raad en het college samen prioriteiten kunnen stellen ten aanzien van de politie, wat nu niet mogelijk is. Als we dát oplossen, kan ik iedereen recht in de ogen kijken. Nu krijg ik een hele hoop shit en commentaar over me heen, terwijl we er niets aan kunnen doen. Dát zal hersteld moeten worden en ik roep iedereen hier op dat ook te laten
131
weten aan hun politieke geestverwanten in Den Haag. In 1994 heb ik tegen die wet gestemd. Ik ben er al heel lang mee bezig, maar er is nog steeds geen verandering in gekomen. Hopelijk zal dat nu wel gaan gebeuren. De heer Coenen heeft, sprekend over het amendement, erkend dat de kans maar klein is dat er iets zal veranderen en dat ben ik helemaal met hem eens. Ik weet dat het werk in dit huis heel goed is gedaan. Collega Kemp en ik zijn er uren en uren mee bezig geweest om alle locaties tegen het licht te houden. Met dit voorstel kunnen wij onze burgers recht in de ogen kijken, omdat dit voor de maatschappelijke opvang het beste is. De heer Puper heeft eraan herinnerd dat in het verleden voorstellen zijn behandeld op het gebied van veiligheid, waarop steeds kritiek werd geleverd door de indieners van het amendement. Raadslid Achten heeft in vele commissievergaderingen gehamerd op meer cameratoezicht en op meer aandacht voor veiligheid, terwijl de fracties van SP, GroenLinks en Stadspartij Roermond – D66 was er toen nog niet bij – daarmee altijd problemen hadden. Dat moeten zij ook eerlijk met de burgers durven communiceren. Mevrouw Smitsmans-Burhenne: Ik wil hier best herhalen dat wij cameratoezicht schijnveiligheid vinden. Wat via een camera wordt gesignaleerd garandeert nog helemaal geen veiligheid voor de burgers. Dat vonden wij en dat vinden wij nog steeds. Wethouder Van Rey: Daarmee draait u vele mensen een rad voor ogen. Cameratoezicht heeft een geweldige preventieve uitwerking. Ga maar eens na hoeveel misdadigers en criminelen in Nederland worden gegrepen dankzij camerabewaking. Mevrouw Smitsmans-Burhenne: En hoe veilig is onze stad? Wethouder Van Rey: Omdat we nog te weinig camerabewaking hebben! Mevrouw Smitsmans-Burhenne: Hoeveel veiliger is de stad geworden sinds er camera’s zijn gehangen? Nul komma niks veiliger, dat is de waarheid! Wethouder Van Rey: Dat is wel degelijk het geval, maar daar kan de burgemeester beter op ingaan. Maar komt u met een alternatief? Nee. Mevrouw Smitsmans-Burhenne: Daar hebben we om gevraagd, maar u komt er niet mee. De voorzitter: Ik stop nu deze dialoog en verzoek u over te gaan tot de orde van de dag. Wethouder Van Rey: Mevrouw Thissen heeft verwezen naar de vrees die bestaat voor verloedering en voor de waardedaling van woningen. Met de MOV in de binnenstad is er voor zover mij bekend geen enkel verzoek gekomen tot waardeverlaging van de woningen en in ieder geval is het nooit toegekend. Het is eenvoudigweg niet aan de orde en dat zal ook hier naar onze opvatting niet aan de orde zijn. De heer Van Beers: Mijnheer de voorzitter. Mijnerzijds wil ik graag nog iets zeggen over het item veiligheid. Ik treed wat dat betreft rechtstreeks in de voetsporen van de heer Jacobs: honderd procent veiligheid is nooit te garanderen. Wat ik wel kan garanderen, en dat geldt niet alleen voor het college, maar ook voor alle partners op het gebied van de veiligheid, is dat hiervoor honderd procent inzet aan den dag gelegd zal worden, en ik voeg eraan toe dat dat ook merkbaar zal zijn. Sprekend over veiligheid, wil ik ook even verwijzen naar de feitelijke situatie op dit moment in de Heilige Geeststraat. Naar mijn mening loopt een aantal zaken daar redelijk tot goed.
132
De motie die is ingediend beschouw ik als een ondersteuning voor het beleid dat wij met betrekking tot de veiligheid willen voeren. De voorzitter: Aan het eind van deze beantwoording in eerste termijn wil ik ten behoeve van de bewonersbelangenorganisaties nog een technische vraag stellen. De meeste belangenorganisaties ontstaan in deze maand en zijn nog bezig zich te organiseren. Hoe wilt u deze mensen uitnodigen? Uit eigen ervaring weet ik dat inmiddels zeker drie bewonersgroepen, zonder dat ze georganiseerd zijn, aan de gang zijn. Worden zij maandag ook uitgenodigd? Wethouder Kemp: Maandag zullen een aantal mensen worden uitgenodigd vanuit verschillende organisaties, maar ook omwonenden. De klankbordgroep kan later worden aangevuld met mensen die zich organiseren. Het is dus niet zo dat op 12 juli de klankbordgroep zal worden samengesteld en nooit meer kan veranderen. De voorzitter: Akkoord. Ik schors thans voor enige minuten de vergadering (12.13 uur). Schorsing De voorzitter: Ik heropen de vergadering (12.21 uur). Het woord is in tweede termijn aan de raad. Ik verzoek iedereen niet in herhalingen te vervallen. De heer Pleyte: Mijnheer de voorzitter. Een van de verwijten die ons is gemaakt, is dat we niet met een alternatief zijn gekomen, een wat dubieus verwijt naar mijn mening, want zoiets mag je eigenlijk niet verwachten op zo korte termijn. Het is ook een innerlijk tegenstrijdig argument, gegeven de grote nadruk die het college zelf heeft gelegd op het feit dat zo uitbundig gebruik is gemaakt van externe deskundigen en van een groot ambtelijk apparaat, waarbij bovendien werd opgemerkt dat de bestuurders/politici zelf er minstens 70 uur per week aan besteden. Ik vond dat dus niet zo’n consequent verhaal. Als pleister op de wonde voor de bewoners is door het college toegezegd dat gezorgd zal worden voor hun veiligheid. We wisten niet precies hoe het er wat dat betreft voorstond, zo werd ongeveer gezegd, maar dat weten we nu wel en we gaan er nu ook iets aan doen. De vraag is dan natuurlijk: als veiligheid in de wijk kennelijk zo maakbaar is, waarom is het dan niet eerder gebeurd en waarom niet ook op andere plaatsen? Naar mijn idee zou dit pas een geloofwaardig argument zijn als ook zou worden aangegeven ten koste van welke andere gebieden de aandacht voor veiligheid in deze wijk zal gaan. Als het hier een plus wordt, waar valt dan de min? Het lijkt me een aardige vraag voor mijn collega-fracties in tweede termijn. Door de coalitiepartijen is een motie ingediend, bestaande uit een viertal punten. Mij is verzocht daarop in te gaan en dat zal ik bij deze doen. Om te beginnen wordt in de motie gesproken over gebiedsontzeggingen, een typisch voorbeeld van de pleister-spierballentaal waarover we het hier hebben. Het is een bestaande mogelijkheid, maar wel een maatregel die pas over enige jaren eventueel van toepassing zou kunnen zijn. Eigenlijk wordt hier gevraagd iets te doen wat toch al tot de mogelijkheden behoort. In punt 3 wordt aangegeven dat er iets met de wijkprofielen zal moeten worden gedaan. Dat is echter een onderwerp waarvan het college zelf zegt dat het niet aan de raad is om daarover te spreken en te besluiten. Het heeft te maken met het wijkbeleid dat in de desbetreffende commissie al aan de orde is geweest. Wat dat betreft is het dus een nogal loze opmerking. Als klap op de vuurpijl wordt in punt 4 van de motie de oproep gedaan om de komende jaren iedere zes weken in meerdere commissies precies onder het vergrootglas te leggen hoe het met deze kwestie gaat en wat er allemaal gebeurt. Waar de oppositiepartijen het verwijt is gemaakt dat zij met het amendement een motie van wantrouwen zouden hebben ingediend, vraag ik mij, dit lezende, af wat de coalitiepartijen eigenlijk onder wantrouwen verstaan. Zou het niet logischer zijn dat zij hun vertrouwen geven aan het college, dat met zoveel overtuiging betoogt
133
dat alles precies goed is gedaan en méér dan dat? Kennelijk gebeurt dat echter niet. Er wordt weer een hele vergadercyclus opgebouwd en we krijgen nog meer bureaucratie… De heer Puper: Ik moet zeggen dat ik van uw betoog niet veel begrijp. Gebiedsontzegging is een mogelijkheid die ook nu al bestaat en wij hebben er niet voor gepleit dat instrument uitsluitend en alleen toe te passen als de MOV hier gehuisvest is. Als er nú al aanleiding voor mocht bestaan – en dat is betoogd tijdens de informatieavond en bij het inspreken in de commissie –, behoort het college daarvoor gepaste maatregelen te nemen. Dat is wat wij willen. Verder, en dan sluit ik aan bij uw laatste opmerking, willen wij helemaal geen bureaucratie in commissies. Wij willen alleen via korte informaties goed op de hoogte worden gehouden van de ontwikkelingen die wij voorstaan. De heer Pleyte: De heer Puper heeft mij inderdaad niet goed begrepen. Wat ik namelijk met betrekking tot de gebiedsontzeggingen heb betoogd is dat het volgens mij niet zo’n grote toegevoegde waarde heeft om iets te gaan toepassen wat al toegepast kan worden. En wat de bureaucratie betreft: u kunt wel zeggen dat u alleen korte informaties wilt hebben, maar er zullen dan toch stukken moeten worden gemaakt, die moeten worden geagendeerd en iedere keer aan de orde moeten worden gesteld, zelfs in meerdere commissies en in iedere ronde, als ik u goed begrijp. Kennelijk is het vertrouwen in het college dan toch niet zo heel groot dat alles zo vlekkeloos zal verlopen als het college zelf beweert… De heer Jacobs: Ik heb erg veel moeite met het gebruik van de termen ‘vertrouwen’ en ‘wantrouwen’. Volgens mij zijn er ook nog andere zaken die tussen vertrouwen en wantrouwen zitten. Soms wil je gewoon op de hoogte worden gehouden; dat getuigt niet per se van wantrouwen. U geeft er een lading aan die mijns inziens geheel ten onrechte is. De heer Pleyte: De discussie over vertrouwen en wantrouwen is ontstaan door het verwijt dat de oppositiepartijen is gemaakt dat het door hen ingediende amendement als een motie van wantrouwen zou moeten worden opgevat. De heer Jacobs: Volgens mij hebt u als eerste spreker het woord gevoerd… De heer Pleyte: Dat klopt. De heer Jacobs: En in die woordvoering hebt u het gehad over een overvaltactiek en beweerd dat het een bewuste keuze is geweest om slecht te communiceren. Volgens mij bent u degene die de zaak op scherp heeft willen zetten, en dat mag, maar dan moet u de bal nu niet bij anderen neerleggen. De heer Pleyte: Waarom volgens mij sprake is geweest van een overvaltactiek, heb ik toegelicht, en daarop kom ik direct nog terug. Het lijkt mij sterk dat de motie pas na mijn woordvoering is geschreven; kennelijk is dat dus niet gebeurd naar aanleiding van mijn woordvoering. De kern van het verhaal blijft de communicatie. D66 staat voor een andere manier van communiceren dan het college. Het is niet iets wat ik verzin, ik ben wat dat betreft blij dat het college hier heeft herhaald wat het ook in de commissie had gezegd. Het college stelt zich kennelijk op het standpunt dat er voldoende wordt gecommuniceerd als je je maar aan de procedures houdt en de matrix volgt. Naar mijn mening is dat geen communicatie, maar bureaucratie. De heer Puper: Nou breekt mijn klomp! Eerst verwijt u het college dat het zich niet aan de matrix houdt, nu verwijt u het college dat de matrix gehanteerd wordt. Wat beoogt u nu met deze discussie? Probeer nu eens wat kwaliteit toe te voegen aan de discussie; dat is goed voor het onderwerp en voor de besluitvorming.
134
De heer Pleyte: Over tendentieuze vragen gesproken en over kwaliteit die hier al dan niet wordt toegevoegd… De heer Puper: Maar reageert u nu eens! De heer Pleyte: Uiteraard zal ik dat doen, als u mij de gelegenheid geeft. In mijn eerste termijn heb ik geen uitgebreid betoog gehouden over de matrix en de toepassing daarvan. Ik heb het wel uitgebreid over communicatie gehad en in dat verband betoogd dat het toepassen van de matrix alleen nog niet betekent dat er goed gecommuniceerd wordt. Wethouder Van Rey: Nu breekt ook mijn klomp! De raad stelt de kaders vast en dat is gebeurd op een moment waarop ook D66 in de persoon van de heer Imkamp verantwoordelijkheid droeg. In de matrix is exact afgesproken hoe de communicatie gestalte zou moeten krijgen. U lokt het college nu uit om de kaders die door de raad zijn vastgesteld te overtreden. Dat kan niet. Leest u eens na wat u vanmorgen hebt gezegd, dan zult u blozen! De heer Pleyte: Dat lijkt me sterk. Wethouder Van Rey: U wilt het niet begrijpen! De heer Pleyte: Zo hebben we nog meer tendentieuze opmerkingen. Als u ervan uitgaat dat een volksvertegenwoordiger zelf niet begrijpt waar hij het over heeft, zegt dat ook iets over uw opvatting over volksvertegenwoordiging, over D66 en over communicatie. Zoals ik geprobeerd heb te betogen, is het niet voldoende alleen de procedure te volgen om goed te communiceren. Communicatie gaat verder dan dat, en dat is ook wat de stadsdichter vanochtend betoogde. Je kunt niet zeggen: ik heb me aan de procedure gehouden, dus er is niets aan de hand. Je kunt evenmin zeggen – en dat is waar het college voor gekozen heeft –: het heeft geen zin om te communiceren, want je wordt het toch niet eens, dus beginnen we daar niet aan. Als ergens de kloof tussen burger en politiek zichtbaar wordt, is het wel hier. Zo geef je het op dat je met de burgers op een redelijke manier kunt communiceren, dat je argumenten kunt uitwisselen en dat je elkaar kunt overtuigen. Je moet niet met mensen gaan praten als je in je achterhoofd al weet waar je op uitkomt en alleen nog maar voor de vorm een overleg volgt. Dat heeft alles te maken met het bekende verhaal: je maakt zelf de keuze voor je klassieke kerstmenu en vervolgens nodig je de kalkoen uit om te gaan discussiëren over de vulling. De voorzitter: Alvorens de volgende spreker het woord te geven, wijs ik erop dat ten onrechte steeds gesproken wordt over een amendement van de oppositie. Het is een motie van vier partijen, ondersteund door Demokraten Swalmen, maar niet door Burger Belangen Roermond. De heer Moison: Mijnheer de voorzitter. De heer Pleyte heeft inmiddels duidelijk verwoord wat wij gepoogd hebben in beeld te brengen met het amendement. In eerste instantie meen ik duidelijk te hebben aangegeven wat onze opvatting was over het uitvoeren van het amendement in 2005. Daarover verschillen wij van mening met andere partijen die het amendement mede hebben ingediend en met het college, maar dat mag in Nederland: je mag van mening verschillen. Het betekent echter wel dat in het verleden afspraken die we met elkaar hebben gemaakt niet duidelijk geformuleerd zijn. Iedereen kan er nu maar zijn eigen interpretatie aan geven. Laten we daarom in het vervolg eens wat duidelijker zijn over datgene wat we met elkaar afspreken. Feit is nu dat wij een keuze moeten maken. Eerst moet de matrix worden aangepast. Dat zij zo. Een matrix is per slot van rekening maar een hulpmiddeltje om een keuze te kunnen maken. Verder vraagt u ons akkoord te gaan met de locatietoewijzing, niet zozeer om hier al meteen de MOV neer te leggen als wel om een juridisch kader te creëren voor het wijzigen van het bestemmingsplan. Of het nu een bedrijventerrein is, of een woongebied, dat doet daarbij niet ter
135
zake. Het bestemmingsplan moet gewijzigd worden en daarover kunnen de bewoners hun meningen en bezwaren voldoende naar voren brengen. De raad is er echter voor om afspraken die gemaakt zijn te controleren en niet om als ja-knikker achter iedereen aan te huppelen, in de veronderstelling dat het wel goed zal zijn wat er is gedaan. Het zal heus wel goed zijn gedaan, maar wij zijn van mening dat het wat opener en breder had kunnen zijn. Als een onderzoek wordt uitgevoerd naar locaties en dan per locatie in drie zinnetjes wordt vermeld dat het economisch niet haalbaar is, enz., is het logisch dat de vraag rijst wat daarmee precies wordt bedoeld. Het college is nog niet in staat geweest om aan de hand van het kleine lijstje in het geheime kamertje bij de heer Vervuurt duidelijk te maken welke keuze wij moeten maken en hoe wij die moeten gaan afwegen. Onze intentie was een wat breder afgewogen traject in te gaan. Misschien was dan ook wel deze locatie uit de bus gekomen, maar dan hadden we het in ieder geval financieel en economisch kunnen beoordelen en vergelijken. Op die manier was het proces goed doorlopen en zouden wij er vrede mee hebben gehad. Het is helemaal niet onze bedoeling om het college te tackelen. Ik begrijp dat de heer Van Rey graag boos wil worden en moties en amendementen in een verkeerd daglicht wil stellen om zo argumenten te hebben om meneer Moison weer eens om zijn oren te kunnen slaan, maar dat is niet de bedoeling. Wij willen met elkaar in debat gaan en een afweging kunnen maken. De vorige keer heb ik in de commissie gezegd dat ik best wel respect heb voor alles wat de heer Van Rey gedaan heeft, maar het gaat om de manier waarop hij het doet. Daarop kan ik ook de heer Kemp aanspreken. In de manier van doen verschillen we van elkaar en daarover mogen we rustig praten en debatteren. Vandaag heb ik geconstateerd dat verschillende partijen een andere mening zijn toegedaan dan de oppositiepartijen. Ik heb ook de neuzen geteld en vastgesteld dat er een meerderheid is voor dit voorstel. GroenLinks blijft achter het amendement staan. Hoe de heer Van Rey het amendement precies betitelde, weet ik niet meer, maar wij zijn het daarmee in ieder geval niet eens. Hij heeft mij uit de tent willen lokken en daar ben ik gedeeltelijk in gestonken, maar aan de andere kant laat ik het maar gaan, want dit is nu eenmaal het spelletje dat de heer Van Rey speelt. De motie kunnen wij niet steunen, omdat wij van mening zijn dat het traject vóór het traject dat er gelegen heeft niet goed is gegaan. Hoe zouden wij dan de motie kunnen ondersteunen? Het lukt sowieso niet om binnen vijf werkdagen na de besluitvorming alle mensen bij elkaar te krijgen die in de motie worden genoemd, want al die mensen hebben hun agenda voor maandag of dinsdag al vol. Ik begrijp dan ook niet hoe men dit in een motie heeft kunnen zetten. Het voorstel van het college zal ik niet steunen. De argumenten die daarvoor door partijen naar voren zijn gebracht hebben mij niet kunnen overtuigen. De matrix mag wat mij betreft rustig gewijzigd worden, maar de locatiekeuze is naar onze mening niet afdoende onderbouwd. Ik zou het zorgvuldiger hebben gedaan, zodat ik met een rechte rug naar de bewoners toe had kunnen verdedigen dat dit de best mogelijke locatie is. Op dit moment kan ik dat niet, zodat ik met dit onderdeel niet akkoord kan gaan. (De heer Guffens komt te 12.40 uur ter vergadering.) Mevrouw Van Beers: Mijnheer de voorzitter. Grotendeels kan ik mij aansluiten bij wat voorgaande sprekers hebben gezegd over het amendement dat wij gezamenlijk hebben ingediend. Wij vinden dit amendement niet overbodig. Het lijkt ons niet handig als oppositie een contraexpertise aan te vragen, want het zou erg veel tijd en geld kosten. Als het de eerste keer naar ieders tevredenheid was geweest, zouden wij er nu geen probleem over hebben gehad. Over de motie kan ik kort zijn. Wij gaan niet akkoord met het voorstel en ook niet met de motie. Veiligheid zou sowieso gegarandeerd moeten zijn en niet pas op het moment dat er een MOV in de buurt komt en mensen zich tot het stadhuis wenden om aan te geven dat het niet goed zit met de veiligheid in de wijk. Wij horen hier gewoon te weten waar het wel en niet goed zit.
136
Tenslotte moet ik zeggen dat de heer Van Rey mij heeft laten schrikken met zijn opmerking – en dat was in de commissievergadering ook al zo – dat, als de voorziening doorgaat, de veiligheid zal verbeteren. In alle redelijkheid vraag ik me dan af of de situatie zal blijven zoals ze nu is als de voorziening niét komt. Ik vind dat we dat als raad niet moeten willen. De heer Boots: Mijnheer de voorzitter. In tweede termijn zal ik in stenovorm nog enkele punten behandelen. U kent de fractie Burger Belangen Roermond als standvastig en rechtlijnig in de leer. In die zin vind ik het logisch dat wij, als controlering van het vorige college, de motie ondersteunen en het amendement afwijzen. In dit verband begrijp ik de opstelling van Demokraten Swalmen niet. Zij hebben waarschijnlijk nog dit jaar besluiten die we in het college hebben genomen naast zich neergelegd en dat vind ik onverteerbaar. Zo bedrijven we in dit huis geen politiek. Mevrouw Thissen heeft als eerste verwezen naar de huidige overlast. Collega Van Rey heeft in reactie daarop opgemerkt dat ook hij daarvan geschrokken is. Ook wij hebben dat gelezen en de gehoord tijdens de vergadering die belegd was op de 15 en zijn er eveneens van geschrokken. In deze termijn wil ik ook nog even terugkomen op het programma van eisen. In punt 6 van de matrix staat dat omwonenden zullen worden betrokken bij de vormgeving, en die vormgeving heeft te maken met het programma van eisen. In eerste termijn heb ik het in dat verband met name gehad over het dakterras. De heer Van Rey merkte in zijn antwoord op dat zelfs de commissie beeldkwaliteit daarover een opmerking heeft gemaakt. Dat heeft echter te maken met de tuinen van de nieuwbouw die daar gaat plaatsvinden. Waar het mij om gaat is het dakterras, dat uitkijkt over de Prinses Marijkestraat en de mogelijkheid biedt loodrecht in slaapkamers te kijken. Ik verzoek u daaraan aandacht te schenken. In eerste termijn heb ik het TOMP-rapport besproken en daarbij met name geduid op de samenwerking met Venlo. Ik heb dat gedaan omdat in het verleden, met de MOV aan de H. Geeststraat, steeds discussie is geweest met de MOV en Venlo over de huurpenningen en over de diensten aldaar. Laatstelijk is daarover zelfs nog een procedure gevolgd. Ik maak me daarover ernstig zorgen. In het stuk staat weliswaar dat de huurpenningen in de begroting van de MOV zijn meegenomen, maar dat is nog geen garantie dat die huurpenningen volledig door Venlo vergoed zullen worden. Graag willen wij daarop nog een concreet antwoord. De camerabewaking zal, naar ik aanneem, nog in het overleg met de omwonenden worden meegenomen. Ik laat het nu bij de mededeling dat wij dat uiterst zorgvuldig zullen volgen en er in de toekomst eventueel via een motie of amendement op zullen terugkomen. Mevrouw Pilz-van Elven: Mijnheer de voorzitter. In tweede termijn zal ik eerst reageren op degenen die mij hebben aangesproken; ik heb niet willen interrumperen en doe het daarom nu. Tot de heer Boots, die kritiek uitte op de opstelling van Demokraten Swalmen, zou ik om te beginnen willen opmerken dat de beslissing is genomen op 16 maart, toen het college, om in verkiezingstermen te spreken, eigenlijk demissionair was. Overigens zou collega Smeets zichzelf wel hebben kunnen verdedigen als hij aanwezig zou zijn geweest. Volgens het CDA zou niemand hebben gesproken over de huisvesting. Ik heb dat echter wel degelijk gedaan. In de opening van mijn eerste termijn heb ik gezegd dat de mensen gehuisvest moeten worden. Ook dat wil ik even rechtzetten. De heer Van Rey heeft Demokraten Swalmen verweten weg te lopen voor haar verantwoordelijkheid. Ik ben het daarmee absoluut niet eens, integendeel. Wij nemen juist onze verantwoordelijkheid, vandaar dat wij wel reageren en erop willen toezien dat er in alle opzichten goed gehandeld wordt. Wij willen iedereen recht in de ogen kunnen kijken bij het verdedigen van de beslissing die wij nemen. Een andere opmerking is de volgende. De meesten gaan ervan uit dat de mensen allemaal crimineel zijn, maar dat is niet zo. Er zullen best mensen zijn die de voorziening nodig hebben, al
137
is het tijdelijk. Wij vragen ons wel af of resocialisatie in de wijk zal plaatsvinden waar de mensen verblijven. Die vraag is nog niet beantwoord. De vraag die wij, net als Burger Belangen Roermond, hebben gesteld over de huurpenningen is ook nog altijd niet beantwoord. Over de vergelijking die is gemaakt met de MOV in de huidige opstelling, in de binnenstad, wil ik ook nog iets zeggen. In die situatie is sprake van een enkelvoudige dienstverlening, alleen voor nachtopvang. Alle andere dingen gebeuren elders. Ik denk dan ook dat je twee plaatsen bij elkaar moet trekken om te kunnen beoordelen hoe het met eventuele overlast is gesteld en dat je niet alleen moet kijken naar wat zich direct in de binnenstad afspeelt. Geschrokken ben ik van de opmerking van de heer Van Rey dat, als dit er niet in had gestaan, het college de raad helemaal niet nodig had gehad…. Wethouder Van Rey: Daarop wil ik graag meteen reageren. Het voorstel dat nu voorligt om het criterium betreffende de woonwijk uit de matrix te halen wordt gedaan omdat hier in de toekomst woningen gebouwd zullen worden. Als puntje bij paaltje komt, hadden we dit voorstel voor een vestiging op een bedrijventerrein inderdaad niet aan de raad hoeven voor te leggen. Mevrouw Pilz-van Elven: Nee, maar dan had u wel alle zorgen en alle andere zaken die een nasleep krijgen over uw hoofd gekregen. Wethouder Van Rey: Dat zou dan zijn gebeurd nadat de woningen waren gebouwd, etc., maar in tegenstelling tot wat de heer Pleyte heeft beweerd communiceert dit college met de raad, zoals het hoort. Mevrouw Pilz-van Elven: Wilt u daarmee zeggen dat de bewoners die nu reageren eigenlijk geen recht van spreken hebben? Wethouder Van Rey: Helemaal niet! Zelfs inwoners uit Swalmen mogen reageren! Mevrouw Pilz-van Elven: En ook die van Boukoul! In de motie wordt door de VVD-fractie enige druk op het college uitgeoefend door een termijn van vijf dagen te noemen. Een dag langer wachten om een goed voorbereide bijeenkomst te beleggen lijkt mij echter helemaal niet zo erg. De heer Jacobs: Mag ik er even op wijzen dat de motie niet alleen door de VVD, maar ook door andere fracties is ingediend? Mevrouw Pilz-van Elven: Goed, de hele coalitie. Graag willen wij weten wie voor deze eerste bijeenkomst zullen worden uitgenodigd. Het TMOP-rapport bevat ongetwijfeld vele goede aanbevelingen, maar misschien is een rapport dat al meer dan vijf jaar geleden is gemaakt niet meer van de huidige tijd, gegeven alle ontwikkelingen die zich voordoen. Mijn vraag luidt daarom of het geen aanbeveling verdient dit rapport eens tegen het licht te houden, rekening houdend met de huidige bevindingen. Tenslotte wijs ik erop dat zich niet alleen in Roermond-Oost, maar ook in de richting van de Kapellerlaan problemen voordoen. De paters die daar gehuisvest zijn worden ook vaker lastig gevallen door deze mensen en zij vrezen dat dit zou kunnen toenemen. De heer Coenen: Mijnheer de voorzitter. Als je dit voorstel ter afweging krijgt, let je op een aantal zaken. Wat de inhoud betreft, heb ik in het begin al gezegd dat we met een duivels dilemma te maken hebben. Eerder hebben we dat ook in de commissie aangehaald. Het is onze sociale plicht een voorziening als deze te treffen, maar het is heel lastig die in een woonwijk of een bedrijvenwijk – daarover zal de rechter zich waarschijnlijk straks nog buigen – onder te brengen.
138
Door sommigen, onder anderen de heer Jacobs, is opgemerkt dat wij onze verantwoordelijkheid in dezen niet nemen. Wat dat betreft herinner ik eraan dat wij in de periode tussen 2003 en 2005, toen het ook over dit soort zaken ging, een andere keuze hebben gemaakt en daarvoor ook hebben gestaan. Wij doen dat en blijven dat doen. Over het proces is ook van alles te zeggen. De heer Pleyte heeft wat mij betreft de spijker op de kop geslagen met zijn opmerkingen over de manier van communiceren. Zó zouden wij graag willen communiceren. Ik ben heel benieuwd hoe de derde wethouder in dit gremium de komende tijd met communicatie zal omgaan na dit alles gehoord te hebben. Daarnaast ligt ook veiligheid nog op zijn bord. Daarover ga ik binnenkort een afspraak maken. De matrix is destijds met veel pijn en moeite opgesteld. Het is inderdaad maar een hulpmiddel, maar dat hulpmiddel is nu op een bepaalde manier gebruikt en er is van alles aan gedaan om wat krom was soms recht te trekken. Wij kennen dat en dat is ook helemaal niet erg. Gezegd wordt nu dat over de vormgeving pas nadien gecommuniceerd hoeft te worden. Ik ben het daarmee niet eens. Het is iets wat, zoals de heer Pleyte kernachtig heeft weergegeven, tussen de oren moet zitten, of je nu makkelijke of moeilijke beslissingen moet nemen. Wij lopen daar niet voor weg, zoals wij in het verleden ook niet hebben gedaan. Soms krijg je dan achteraf gelijk, heel vaak ook niet, maar wat voorop blijft staan is dat zorgvuldig gecommuniceerd moet worden. Dat wordt van moderne politieke partijen verwacht. Sommige hebben onlangs gemerkt wat dat betekent. De kloof tussen overheid en burger ontstaat voor een groot gedeelte daardoor. Wat ons betreft had er wel degelijk iets eerder gecommuniceerd moeten worden. In het TMOP-rapport zijn een aantal goede inhoudelijke adviezen geformuleerd. Eén daarvan is: uitvoerig en breed informeren. Terecht is aandacht gevraagd voor de huurpenningen. Graag wil ik zo spoedig mogelijk weten wat de financiële consequenties hiervan zijn. Ik weet dat centrumgemeenten, en overigens alle gemeenten in deze tijd, heel weloverwogen omgaan met nieuwe voorzieningen en maatregelen die getroffen moeten worden. Ik wil daarover dan ook zo spoedig mogelijk duidelijkheid krijgen. In de afgelopen jaren is dat altijd zo geweest als het om dit soort voorzieningen ging. Geërgerd heb ik mij aan wat de heer Puper bijna met krokodillentranen zei over het vervoer met busjes naar een bedrijventerrein. Het is iets wat in de periode tussen 2003 en 2005 heeft gespeeld. Ik weet niet meer precies welke partij dat toen aanhaalde, maar juist dat soort begrippen kwam toen naar voren… De heer Puper: Wat ik heb gezegd, is dat dit in onze contacten met bewoners als een suggestie aan ons werd aangedragen. De heer Coenen: Ik kan u vertellen dat zelfs politieke partijen dit in 2003 hebben aangehaald, maar niet van onze kant! De voorzitter: Mogen wij dan ook weten van welke kant dat wel gebeurde? De heer Coenen: Door de partij waarvan ook u deel uitmaakt. Destijds werd gezegd dat ze desnoods maar met een busje naar een bedrijventerrein moesten worden gebracht. Daar was ik toen op tegen en dat ben ik nog steeds. Het is noodzakelijk voor deze mensen een goede voorziening te treffen. Wij weten dat het heel moeilijk is dit soort keuzen af te wegen, maar dan moet ons wel een complete keuze worden voorgelegd en niet volstaan worden met de mededeling: dit is het, dat zal het blijven en andere alternatieven zullen niet worden onderzocht. Aandacht voor scholen moet er uiteraard wel degelijk zijn, alsook voor andere kwetsbare voorzieningen die in deze woonwijk aanwezig zijn. Deze woonwijk moet wat mij betreft breed worden getrokken: aan de kant van de Spoorlaan-Noord richting Nassaustraat en ook via de Kapellerlaan en misschien nog wel verder.
139
Door de heren Pleyte en Moison is er terecht op gewezen dat in de motie zaken worden voorgesteld die sowieso al moeten plaatsvinden. Wij staan niet voor niets zo hoog op de veiligheidsmonitor. Ondanks het feit dat wij er nu al acht jaar ons best voor doen, heeft het nog niet veel opgeleverd. Ook wij zijn voor preventieve én repressieve maatregelen. Geprobeerd wordt nu wel dat te doorbreken door de vraag te stellen wie destijds voorstander waren van cameratoezicht, maar daarover is genuanceerd gepraat. Ik snap echter wel dat in zo’n discussie geprobeerd wordt mensen onderuit te halen. Wij willen weloverwogen keuzen maken op basis van goede alternatieven, en dat is méér dan één. Het amendement wordt door ons uiteraard gesteund. Veiligheid moet je doén; dat had je al moeten doen en dat moet je blijven doen, ook op dit bedrijventerrein zoals u zegt, of in een woonwijk zoals ik zeg. De heer Puper: Mijnheer de voorzitter. Het verheugt mij dat het college al in eerste termijn heeft aangegeven dat voor a.s. maandag uitnodigingen de deur zullen uitgaan. Ik vind het erg prettig dat te horen. Gevraagd is ons waarom in de motie geen groepen, partijen en organisaties zijn genoemd. Welnu, de reden daarvoor is simpel: omdat wij bij het indienen van deze motie geen organisatie of partij hebben willen vergeten. Zorgvuldigheid is hier geboden. Aanvankelijk hadden wij een bijlage opgesteld waarin organisaties waren genoemd, maar die hebben wij niet bijgevoegd, juist omdat wij hierin zorgvuldigheid willen betrachten. Het is per slot van rekening heel goed mogelijk dat in de toekomst nieuwe groepen mensen of organisaties partij zullen worden in dit overleg. Een paar opmerkingen uit het betoog van mevrouw Pilz zijn mij niet helemaal duidelijk. Zo wordt het TMOP-rapport enerzijds omarmd en kennelijk gezien als maatstaf om een en ander aan af te meten, anderzijds echter wordt in de openbaarheid twijfel uitgesproken over de actualiteit van dit inmiddels vijf, zes jaar oude rapport. Wil Demokraten Swalmen dit rapport nu omarmen of niet? Mevrouw Pilz-van Elven: De aanbevelingen in het TMOP-rapport zijn prima, maar als ik nu hoor hoe vaak dit rapport wordt genoemd en enigszins ter discussie wordt gesteld, kan ik mij voorstellen dat er, als het nog eens tegen het licht wordt gehouden, nog betere zaken uit kunnen komen, waardoor ook voor de kwestie waarvoor we nu staan een betere oplossing geboden zou kunnen worden. De heer Puper: Natuurlijk moeten wij bij de herhuisvesting van de MOV niet alleen over de veiligheid in de aangrenzende woongebieden praten, maar er wordt nu van ons een besluit gevraagd. Straks zullen de commissies en de raad over veiligheid in de hele gemeente praten. Als wij nu echter de hele waaier van veiligheid over onze gemeente uitleggen bij dit agendapunt, staan wij aan het eind van de dag nog niet voor een besluit. Wij omarmen de voorgestelde herhuisvestingslocatie, omdat die een vooruitgang impliceert vergeleken bij wat er nu is: niet meer verdeeld over de stad, met methadonverstrekking en ook huisvesting buiten de eigenlijke opvang, waar mensen, begeleid, weer de mogelijkheid krijgen terug te keren. Daar gaat het immers om. We moeten geen mensen afschrijven. Uiteraard is er ook een financiële consequentie aan verbonden, vandaar onze vraag om daarover in de commissies informatie te verstrekken. Cameratoezicht is een deel van het geheel. De vraag is gesteld of dat een bijdrage kan leveren aan het bevorderen van de veiligheid in totaliteit in onze gemeente. Misschien wel in het beeldveld van de camera’s, merk ik tot mevrouw Smitsmans op, maar het levert ook nog iets anders op, want als iets is vastgelegd, is het vaak ook een hulpmiddel bij de vervolging van degenen die iets gedaan hebben. Camerabewaking is overigens niet de finale oplossing. Dames en heren, collega’s: wij dienen allemaal meer blauwe ogen te krijgen, blauwe ogen die waarnemen wat er in onze omgeving gebeurt, en daarmee een bijdrage kunnen leveren aan het bevorderen
140
van de veiligheid in onze gemeente. Dat is iets wat wij ons allemaal kunnen aantrekken en dat moeten wij uitdragen aan de hele gemeente en alle mensen die erin wonen. Vervolgens is gezegd dat wij, eenvoudige raadsleden die in hun vrije tijd een uit de hand gelopen hobby beoefenen, niet zelf onderzoeken kunnen uitvoeren. Wij hebben echter een griffie, die is ingesteld om de raadsleden ten dienste te zijn en vragen die er zijn door te geleiden, waarna er een apparaat is dat ons daarbij kan helpen. Wij hoeven zelf niet alles uit te zoeken, maar we moeten wel aangeven wat we uitgezocht willen hebben. Wat mij in het betoog van de heer Boots opviel was dat hij, toen hij zich richtte tot de heer Van Rey, sprak over ‘collega Van Rey’. Ik ben blij dat de heer Boots zich nog zo betrokken voelt bij het huidige collegebeleid! De heer Boots: Een slip of the tongue! De heer Puper: Ik ga afsluiten. We praten vandaag over de locatiekeuze voor de MOV. Het is een buitengewoon politiek debat, óf zijn we hier vandaag eigenlijk bij elkaar om na het opstellen van de matrix indertijd, waarover zoveel te doen is geweest, een stuk uitvoering te geven met politieke controle? Dat mogen wij ons wel eens even afvragen bij dit debat. Ik hoop dat de motie ook zal worden gesteund door de partijen die haar niet mede hebben ingediend, omdat wij die als een soort extra polis willen zien op de maatregelen die wij belangrijk vinden bij de keuze. Wat die keuze is, zal iedereen die kan tellen kunnen vaststellen. De heer Jacobs: Mijnheer de voorzitter. In tweede termijn zullen wij niet overal op terugkomen, want dan zou het een herhaling van zetten worden en dat lijkt me niet wenselijk. Het CDA vindt het jammer dat de heer Smeets niet aanwezig is om een stukje uitleg te geven; dat zou heel mooi zijn geweest. Ik hoop dat de gewijzigde opstelling van Demokraten Swalmen niet debet is aan het feit dat de heer Smeets nu niet in ons midden is! Het allervoornaamste is volgens mij dat na het besluit van vanavond een warm contact tot stand komt tussen de bewoners van de MOV en de omgeving. Het kan mogelijk heel veel andere zaken voorkomen. Wij zullen er in ieder geval naar streven dat vooral in preventieve zin veel contact gaat plaatsvinden tussen beide groepen mensen. Dat er daarnaast ook een aantal andere middelen nodig zijn moge blijken uit de motie en uit de antwoorden die het college gegeven heeft. Wij gaan ervan uit dat het daarmee wel goed zit. Mevrouw Pilz-van Elven: U hebt in onze richting iets gesuggereerd. Wilt u die woorden terugnemen, of anders uitleggen wat u daarmee bedoelt? De heer Jacobs: Ik suggereer niets, ik vraag iets en ik hoop iets. Mevrouw Pilz-van Elven: Nee, u geeft een suggestie aan en dat neem ik u zeer kwalijk. De heer Jacobs: Dat mag. Mevrouw Thissen-Heynen: Mijnheer de voorzitter. De PvdA vindt het heel belangrijk dat een voorziening als deze in Roermond komt. Wij zijn ook van mening dat de procedure zorgvuldig is geweest en dat een locatie is gekozen die het meest geschikt is voor een dergelijke voorziening. Voorts vinden wij het heel belangrijk, zoals eerder al gezegd, dat de buurt niet meer overlast zal gaan ondervinden. Soms moet de politiek keuzen maken die niet iedereen tevreden stellen. Daarom vinden wij het heel belangrijk dat er draagvlak wordt gezocht en dat heel goed gesproken wordt met de vertegenwoordigers van de bewoners. Wij gaan ervan uit dat de motie die wij samen met de andere coalitiepartijen hebben ingediend eraan zal bijdragen dat de overlast, zo die er al komt, tot een minimum zal worden beperkt. De PvdA-fractie gaat van harte akkoord met het voorstel van het college.
141
Wethouder Kemp: Mijnheer de voorzitter. Mevrouw Pilz heeft zich afgevraagd of het TMOPrapport, dat dateert uit 2005, nog wel actueel is. Ik kan haar verzekeren dat het hartstikke actueel is, zó actueel zelfs dat het Regionaal Kompas, dat is vastgesteld door de regiogemeenten en de centrumgemeente, zich in de afgelopen jaren mede heeft laten leiden door wat deze raad in 2005 heeft besloten. Voor wat betreft de inhoudelijke kant, zorg, begeleiding, uitstroom, doorstroming en voorkoming van instroom, heeft de raad in 2005 unaniem besloten een bepaalde weg in te slaan, waarop wij nu, in 2010, een geweldige volgende stap kunnen zetten in de begeleiding van mensen. In het voorliggende concept, dat voortvloeit uit het TMOP-rapport, wordt dat mogelijk gemaakt. Ook op de opdrachten die wij per 2007 hebben gekregen in het kader van de Wmo sluit het TMOP-rapport, dat voordien al was vastgesteld, bijzonder goed aan. Eigenlijk geldt dit ook voor de communicatie, want in het TMOP-rapport wordt aanbevolen met de omwonenden in overleg te gaan op het moment dat een locatie is aangewezen waar een opvangvoorziening gesitueerd moet worden. Dat hebben we gedaan in 2005, in 2006 en dat doen we ook nu, in 2010. In feite doen we dus niets anders dan wat in 2005 en in 2006 ook al is gebeurd. In 2005 is een principebesluit genomen tot het omzetten van de tijdelijke locatiedagopvang naar de definitieve locatie-dagopvang; daarover zijn wij in overleg gegaan en er zijn procedures in gang gezet. In 2006 hebben we hetzelfde gedaan met de verplaatsing van de methadonverstrekking van de Veeladingstraat naar de Schipperswal. Ook daarover is een principebesluit genomen, waarna de procedure is gestart en met de omwonenden in overleg is gegaan, zij het dat de omwonenden in die situatie bedrijven waren. Kortom, wij hebben toen dezelfde lijn gehanteerd als thans. In die procedures is de raad unaniem akkoord gegaan met het rapport, de inventarisatie, de matrix en de aanwijzing van locaties. In die jaren was de gemeenteraad unaniem en ik vind het jammer dat we nu uit elkaar dreigen te raken…. De heer Moison: Wat bedoelt u daarmee, dat we uit elkaar dreigen te raken? De voorzitter: Dat we verdeeld zijn. De heer Moison: Maar daarmee schetst hij toch een verkeerd beeld, want over de MOV en de mogelijke huisvesting zijn wij niet verdeeld. Wij verschillen alleen van mening over de wijze waarop u het traject bent ingegaan. Wethouder Kemp: De wijze waarop we het proces hebben ingezet en tot afronding brengen is gelijk aan die in 2005 en 2006. De heer Boots heeft gevraagd of de huurpenningen de exploitatie zullen dekken en hoe Venlo als budgetbeherende en financierende gemeente insteekt op dit project voor wat betreft de gelden voor maatschappelijke opvang. Ik kan hem zeggen dat de centrumgemeente Venlo en de leidende coalitie, waarvan Venlo deel uitmaakt en waarin het een sturende en regisserende factor vormt, akkoord zijn gegaan met de plannen en met een zodanige afstemming van de huurpenningen dat de exploitatie rond kan worden gemaakt. Het is een vrij gecompliceerd verhaal, want de voorziening krijgt niet alleen MO-gelden, maar ook AWBZ-gelden. Dat gehele pakket aan financiering dekt de exploitatie van deze voorziening. Zoals ik eerder al heb gezegd, zullen wij hierover nog nader in overleg treden met Venlo en met de overige gemeenten, om op een goede manier inkomsten en uitgaven in dit concept in verhouding te brengen. De heer Moison heeft een vraag gesteld over de termijn waarbinnen de uitnodiging uitgaat naar de omwonenden en de partijen die deelnemen aan de klankbordgroep. Al tijdens de informatieavond, maar ook in de commissie Ruimte, hebben wij aangegeven dat wij ervoor zullen zorgen dat op heel korte termijn een groep geformeerd zal worden van belanghebbende personen en organisaties, die overleg zal voeren met de omwonenden. In de commissie heeft de heer Puper erop aangedrongen dit zodanig te ‘verharden’, dat er een overeenkomst tot stand komt waarin ieders rol en positie worden beschreven en de afspraken duidelijk worden geformuleerd. Direct
142
na de discussie in de commissie Ruimte zijn wij daarmee van start gegaan en inmiddels is, zoals collega Van Rey heeft opgemerkt, ook al een datum gepland. Wethouder Van Rey: Mijnheer de voorzitter. Staat u mij toe een algemene opmerking te maken. In Den Haag wordt momenteel gepraat over Paars Plus en ik kan u zeggen dat ik vanmorgen helemaal genezen ben van die ‘plus’. De heer Moison: Wij dan ook maar! Wethouder Van Rey: Geeft u dat vooral door! De voorzitter: Laten we ons beperken tot Roermond, we hebben toch geen invloed op Den Haag. Wethouder Van Rey: De heer Pleyte heeft letterlijk gezegd dat dualisme voor hem alleen ‘ja’ of ‘nee’ zeggen betekent, en geen eigen initiatief. Als dat het redelijk alternatief is, vind ik dat heel vreemd. De heer Pleyte: U hebt er kennelijk moeite mee om mij goed te citeren. Ik heb namelijk helemaal niets gezegd over het al dan niet nemen van eigen initiatief. Ik kan de opmerking die u daarover plaatst in het geheel niet plaatsen. Wethouder Van Rey: Voor de heer Pleyte is dualisme ‘ja’ of ‘nee’ zeggen en geen eigen initiatief. Ten behoeve van de heer Moison citeer ik punt 6 uit de matrix: “Omwonenden worden betrokken bij de vormgeving na de definitieve locatiekeuze, bijvoorbeeld door gezamenlijk te bekijken welke flankerende maatregelen nodig zijn om eventuele overlast, hinder en schade voor de directe leefomgeving zoveel mogelijk te beperken.” Dat is het kader dat wij hebben afgesproken en dat hebben wij exact gedaan. De heer Moison was er de afgelopen jaren niet als persoon bij, maar GroenLinks wel en die heeft deze matrix mede vastgesteld. Ik accepteer hierop dan ook geen kritiek. Mevrouw Pilz heeft zichzelf tegengesproken. Wij moeten geen contra-expertise doen, heb ik haar horen zeggen… Mevrouw Pilz-van Elven: Wat ik heb gezegd, is dat een contra-expertise mij een kostbare en tijdrovende zaak lijkt. Wethouder Van Rey: Wat in het amendement staat is toch precies hetzelfde? Mevrouw Pilz-van Elven: Daarin vragen wij niet om een contra-expertise, maar verzoeken wij het college zijn werk goed te doen. Wethouder Van Rey: En als de ambtenaren en wij ernaar hebben gekeken, krijgen we het verwijt dat we het extern hadden moeten doen! U hebt zichzelf dus tegengesproken. Nog erger vind ik dat mevrouw Van Beers zei geschrokken te zijn van mijn opmerking dat ik het als een uitdaging beschouw om de leefbaarheid en de veiligheid in de directe omgeving te verbeteren. Dat vind ik te gek voor woorden. Die uitdaging hebben we overigens niet alleen in dit gebied, maar ook in andere gebieden. Het lijkt mij goed na dit voor mij teleurstellende debat aan het werk te gaan om te bezien hoe we dit kunnen doen. De heer Boots heeft gelijk met zijn opmerking over de directe omgeving. Ik heb ook de Prinses Marijkestraat e.d. bedoeld, vandaar dat ik het advies van de commissie beeldkwaliteit heb genoemd.
143
Eens ben ik het met de opmerking van de heer Boots in de richting van Demokraten Swalmen. Demokraten Swalmen loopt weg van haar verantwoordelijkheid voor wat in het voortraject is besproken. Mevrouw Pilz-van Elven: Zo is dat helemaal niet bedoeld, maar u legt het zo uit. Wethouder Van Rey: Maar zo is het helaas wel. De heer Coenen heeft het in de commissie, en ook nu weer, over een duivels dilemma gehad, en dat is het ook. Men mag van mij aannemen dat zowel het vorige als het huidige college hierin de grootst mogelijke zorgvuldigheid heeft betracht. Volgens de heer Coenen zou de heer Pleyte de spijker op de kop hebben geslagen met diens opmerkingen over communicatie. Zojuist heb ik punt 6 uit de matrix geciteerd, waaruit blijkt dat wij precies hebben gedaan wat de raad van ons had gevraagd. Pas daarna komt het echte werk. Nu komt het werk op het terrein van de ruimtelijke ordening en het communiceren. Als voorbeeld heb ik de eventuele verplaatsing van de coffeeshop genoemd. Vraag ons toch niet om daarover met de wijk of de straat te gaan praten; dat wordt een Poolse Landdag! Wij moeten de raad een besluit voorleggen en de raad controleert of wij dat besluit goed hebben gedaan. Het is dan ook onjuist te zeggen, zoals de heer Coenen deed, dat wij de raad geen complete keuze hebben voorgelegd. Dat hebben wij wel gedaan, ook ten aanzien van de 19 andere locaties. Ik heb ook uitgelegd waarom die informatie bij de griffier ter inzage is gelegd en niet in de openbaarheid is gebracht: omdat er particulieren bij zijn met wie wij nog nooit hebben gesproken. De kloof tussen burger en politiek waarover de heer Coenen sprak wordt veroorzaak door het niet nakomen van afspraken. Dit college en het vorige college zijn hun afspraken altijd nagekomen en wij zullen dat blijven doen. Daar kan de raad mij aan houden. Terecht heeft de heer Puper erop gewezen dat de griffie een versterking is van de controlerende functie van de raad; daarvan moet dan ook wel gebruik worden gemaakt. Besturen is niet altijd even gemakkelijk. Hier ligt een geweldige uitdaging voor en daarvoor hebben we iedereen nodig. Wij hebben een zorgvuldige procedure gevolgd en we moeten nu aan het werk met de klankbordgroep. Wethouder Zwijnenberg: Mijnheer de voorzitter. De heer Coenen heeft mij een vraag gesteld in mijn hoedanigheid van wethouder voor communicatie en daarop wil ik graag ingaan. Ik ben het met hem eens dat ook communicatie in dit dossier een duivels dilemma is. Collega Kemp heeft zojuist al verwezen naar het TMOP-rapport, waarin de belangrijke boodschap is geformuleerd om in overleg te gaan met de omwonenden als de locatiekeuze is gemaakt. Communiceren moet je inderdaad altijd voldoende doen. Ik wijs er echter op dat over dit dossier nog heel veel gecommuniceerd zal worden, in de sfeer van de Wet ruimtelijke ordening en in de sfeer van de klankbordgroep. Ik herhaal graag de woorden van de heer Van Rey: de raad kan dit college op afspraken afrekenen. De heer Coenen: Kunt u ook aangeven of op het gebied van de communicatie naar uw mening winst te halen valt in het voortraject, of bent u daarover een andere mening toegedaan? Naar mijn mening moet je dat van voor tot achter continu tussen de oren hebben en moet je dat niet pas doen op het moment dat een keuze is gemaakt. Van de heer Van Rey heb ik zojuist gehoord dat hij daar anders over denkt…. Wethouder Van Rey: U denkt er ook anders over, want u hebt het zelf zo vastgesteld! U begrijpt het nog steeds niet… De heer Coenen: Ik begrijp het wel degelijk. Ik ga graag de uitdaging aan om eerder met de burger te communiceren, ook in moeilijke gesprekken. Mijn vraag aan de heer Zwijnenberg
144
luidt: bent u van mening dat u voldoende communicatiemogelijkheden hebt benut en durft u het aan ook het gesprek met ‘moeilijke zalen’ aan te gaan? Wethouder Zwijnenberg: Communicatietechnieken wijzigen iedere dag, want onze samenleving wijzigt heel intensief. Er zijn afspraken gemaakt over de manier waarop gecommuniceerd zou worden en het college heeft zich aan die afspraken gehouden. Het is echter een heel weerbarstig dossier, iedereen heeft er een opvatting over en je communiceert nooit voldoende. De voorzitter: Hiermee zijn wij aan het einde gekomen van de beraadslagingen. Aan de orde is de besluitvorming, allereerst over het amendement van GroenLinks, Stadspartij Roermond, SP en D66, ondersteund door Mevrouw Pilz van Demokraten Swalmen. Het amendement wordt bij handopsteken in stemming gebracht en met zeven stemmen vóór verworpen. De voorzitter: Aan de orde is thans het collegevoorstel. De heer Coenen: Mijnheer de voorzitter. Het wel of niet aanpassen van de matrix is voor ons heel belangrijk en om die reden kan ik niet met het voorstel instemmen. Zonder hoofdelijke stemming besluit de raad conform het voorstel van burgemeester en wethouders en het daarbij behorende ontwerpbesluit, onder aantekening dat de fracties van GroenLinks, Stadspartij Roermond, SP en D66 geacht willen worden tegen te hebben gestemd. De voorzitter: Aan de orde is tenslotte de motie. De motie wordt bij handopsteken in stemming gebracht en met de stemmen van de fracties van VVD, CDA , PvdA, PVDE en BBR vóór aanvaard. 12. Herbestemming reserve volkshuisvesting Besluit Woninggebonden Subsidies (raadsvoorstel nr. 2010/050/01). De heer Coenen: Mijnheer de voorzitter. Van het college wil ik graag weten in hoeverre de raadsinformatiebrief over subsidies voor starters hiermee verband houdt. Eerder hebben wij afgesproken dat tot 12 juli aanvragen kunnen worden ingediend en dat de gelden die niet benut worden aan de reserve worden toegevoegd. In hoeverre werkt dat door op dit voorstel? Wethouder Van Rey: Niet. De heer Coenen: Dat is een duidelijk antwoord. Zonder hoofdelijke stemming besluit de raad conform het voorstel van burgemeester en wethouders en het daarbij behorende ontwerpbesluit 13. Startnotitie procesbeschrijving kerntakendiscussie (raadsvoorstel nr. 2010/064/01). De heer Breugelmans: Mijnheer de voorzitter. Het is belangrijk deze discussie te voeren, niet alleen omdat we moeten bezuinigen, maar ook omdat we ons van tijd tot tijd een spiegel moeten voorhouden. In een veranderende maatschappij moeten we ook praten over een veranderende taak van de overheid. Vandaag besluiten we alleen over de procedure. Dat we deze discussie moeten voeren in het verlengde van de strategische visie, is een goede zaak. Dat de gemeentelijke organisatie hierbij wordt bijgestaan door hetzelfde bureau dat de strategische visie heeft gemaakt kan het CDA billijken. Het bedrag dat in het krediet wordt gevraagd voor deze hulp is fors, maar als de kwaliteit van de besluitvorming en de uitkomsten hierdoor beter wor-
145
den, is deze uitgave de moeite waard. Wel willen wij graag van de wethouder de garantie dat het college er alles aan zal doen om dit bedrag van € 110.000,- ergens in de bezuinigingen terug te verdienen. Wat ons betreft is de procedureafspraak akkoord. De heer Puper: Mijnheer de voorzitter. De notitie is al uitgebreid in de commissie besproken en wij zullen ons vandaag beperken tot de vraag waar het werkelijk om gaat. De onzekere financiële positie is een reden temeer om deze discussie met elkaar, maar ook buiten deze raad, te voeren. De VVD stemt in het met het collegevoorstel om ons in dit proces extern te laten begeleiden. De gekozen partner verdient wat ons betreft vertrouwen, dat mede is opgebouwd bij het opstellen van de toekomstvisie Roermond 2020. Het stemt de VVD tevreden dat het college met ons van mening is dat een klankbordgroep uit de raad gewenst is in dit hele proces van inventarisatie en planontwikkeling. Dat alle plannen die bedacht worden ook financieel getoetst worden is voor ons vanzelfsprekend. Wij stemmen dan ook van harte in met het collegevoorstel. De heer Coenen: Mijnheer de voorzitter. De heer Breugelmans vroeg zich af of het bedrag van € 110.000,- ergens uit de begroting kan worden gehaald. Wat mij betreft kan dit bedrag bezuinigd worden door het helemaal niet te gebruiken. Ik acht het ambtelijk apparaat hoog en heb er vertrouwen in dat het in staat is ons weloverwogen keuzen voor te leggen. Het zou te gek voor woorden zijn als dit ambtenarenapparaat dat niet zou kunnen. Ooit, naar ik meen in de jaren 2002/2003, hebben wij, toen wel met ondersteuning van een accountantskantoor, gezien hoe we wel en niet kunnen bezuinigen. Ik zie niet in waarom wij dit nu niet zelfstandig zouden kunnen doen, zonder gebruikmaking van externe expertise. Andere gemeenten doen het ook niet en waarom zouden wij het dan wel moeten doen, terwijl wij als middelgrote gemeente die expertise volgens mij in huis zouden moeten hebben. De heer Boots: Mijnheer de voorzitter. Als we dit voorstel accorderen, en dat willen we, zullen we in de toekomst heel wat af debatteren. We beginnen met de strategische visie, het ambitieniveau, de voorbereiding op het takendebat, vervolgens het takendebat, het maatschappelijk debat en het slotdebat. Er staat ons dus wat te wachten, waarbij ik wil aantekenen dat het maatschappelijk debat wellicht iets is voor het ons bekende, maar nog steeds onbekende Sprekersplein. De commissievergadering wil ik niet overdoen, maar de woorden van de heer Breugelmans zijn mij uit het hart gegrepen. Ook wij hebben gewag gemaakt van de inhuur en in dat verband gerefereerd aan de motie die wij indertijd hebben ingediend. Daarbij gaat het ons niet alleen om dit bedrag van € 110.000,-, maar ook om het bedrag van € 165.000,- voor inhuur dat later nog op deze agenda verschijnt. Wij hebben een beroep gedaan op het college om nog eens goed te kijken naar eventuele bezuinigingen, want als we van de burger vragen te bezuinigen, is het zeker gewettigd het college te vragen zelf voor matiging te zorgen. Naar aanleiding van punt 2 merk ik tenslotte op dat wij nog steeds geen kennis hebben van de invulling van de daarin genoemde commissie. Wellicht komt dat nog voor te liggen, maar ik wil het graag weten voordat we hierover een besluit nemen. De voorzitter: Het is mij bekend dat mevrouw Thissen van de PvdA, de heer Puper van de VVD, de heer Franssen van de VVD, de heer Smeets van Demokraten Swalmen en de heer Breugelmans van het CDA voorlopig kandidaat zijn gesteld. We missen nog één kandidaat uit de oppositie. Bij het besluit onder punt 2 zullen deze vijf personen, en mogelijk ook de zesde, worden genoemd. (Mevrouw Moussaoui komt te 13.30 uur ter vergadering.) Mevrouw Van Beers: Mijnheer de voorzitter. Een kerntakendiscussie, daarover willen wij geen twijfel laten bestaan, vinden wij hoognodig en zeer wenselijk. Het is belangrijk te beoordelen
146
wat de gemeente doet, wat ze zou moeten doen en wat wij willen dat ze doet. Wij kijken dan ook zeer uit naar de discussie die hieruit voortkomt. Net als meerdere partijen vragen wij ons overigens wel af of het nodig is daarvoor een extern bureau in te huren. Wij hebben zelf een klein onderzoekje gedaan van pak-weg een kwartier door bij Google ‘kerntakendiscussie gemeenten’ in te voeren. Het leverde iets meer dan 24.000 resultaten op en als je er daarvan een paar bekijkt, blijkt dat de meeste gemeenten hiervoor helemaal geen extern bureau inhuren. Waarom zouden wij dat dan wel moeten doen? Wij vertrouwen erop dat onze organisatie zelf prima in staat is om die discussie aan te leveren. Tijdens onze zoektocht op internet zijn wij er ook achter gekomen dat een hele hoop bureaus gespecialiseerd zijn in dit soort onderwerpen. Wij vragen ons dan ook af waarom voor dit bureau gekozen is. Weliswaar is het bekend met onze gemeente, maar dat zou in onze ogen misschien ook een nadeel kunnen zijn. Natuurlijk zijn ook wij van mening dat de burgers gevraagd moet worden naar hun mening. Wij gaan ervan uit dat dat in voldoende mate zal gebeuren. Mevrouw Smitsmans-Burhenne: Mijnheer de voorzitter. Ook GroenLinks is voorstander van een kerntakendiscussie. Hoewel het geld inmiddels keurig is toegelicht, blijven wij er moeite mee hebben. € 55.000,- voor de heer Van der Wel vinden wij wel erg veel voor één dag in de week. Het is een jaarsalaris van € 275.000,-, en dat ligt volgens mij royaal boven de balkenendenorm. De heer Van der Wel zoals ik hem ken is een kanon en levert goede kwaliteit, maar wij vragen ons of we dat in dit kader nodig hebben en of het zoveel geld moet kosten. Wij zijn er in ieder geval niet van overtuigd en hetzelfde geldt voor het bedrag van € 20.000,- voor de financiele ondersteuning. Volgens mij hebben wij zelf meer dan voldoende expertise in huis. Er mag dan sprake zijn van een piekbelasting bij de reguliere werkzaamheden, maar zoals het college zelf al zegt: die werkzaamheden zijn regulier. Wij gaan er dan ook van uit dat u dat met uw eigen ambtenarenapparaat goed zelf kunt doen. Deze discussie is onder andere bedoeld om na te gaan waar we kunnen bezuinigen en het kan toch niet zo zijn dat we dan zelf starten met het inzetten van een bedrag van meer dan een ton. De voorzitter: U rekent nu gemakshalve met een vermenigvuldigingsfactor van 5, maar als die man maar drie dagen per week werkt, zit hij onder de balkenendenorm. De heer Coenen: Dan heeft hij het nog veel beter voor elkaar! De heer Pleyte: Mijnheer de voorzitter. Bij een kerntakendiscussie gaat het om de vraag wat we doen, hoe we het doen en waarom we het doen. Is dat een kwestie van visie en leiderschap, of van uitbesteding en procedures? Volgens mij zou die keuze op zichzelf duidelijk moeten zijn en als die dat al niet is, verwijs ik graag even naar het VVD-verkiezingsprogramma, dat met zoveel woorden zegt: zelf doen wat we zelf kunnen en terughoudend zijn met inhuren van personeel. Wethouder Van Rey: Mijnheer de voorzitter. Mijn klomp is vanmorgen al een aantal keren gebroken en nu ik mevrouw Smitsmans en mevrouw Van Beers heb horen zeggen dat de ambtenaren dit zelf maar moeten doen gebeurt het weer. Aan het voorstel inzake de MOV hebben onze ambtenaren twee jaar lang heel zorgvuldig gewerkt en bij de behandeling daarvan heb ik hen beiden horen zeggen dat het overgedaan zou moeten worden. Probeert u wel een beetje consistent te blijven, zou ik willen zeggen! Mevrouw Smitsmans-Burhenne: GroenLinks is altijd consistent. Ik heb ook niet gezegd dat de ambtenaren het werk over moeten doen, maar dat ú het werk moet overdoen. U bent hier de verantwoordelijke en niet de ambtenaren. U bent altijd degene die ons voorhoudt dat wij hierop ambtenaren niet mogen aanspreken. U moet zelf consistent zijn! Wethouder Van Rey: Ik ben dat meer dan u, mevrouw Smitsmans.
147
Het is heel verstandig om in navolging van de procedure bij de strategische visie, die begeleid werd door een klankbordgroep, ook hier een klankbordgroep in te stellen. Degenen die deel uitmaakten van die eerdere klankbordgroep, onder wie mevrouw Smitsmans, waren destijds zeer tevreden over de activiteiten die de heer Van der Wel daarvoor heeft ontplooid. Waar we de kennis en kunde zelf in huis hebben, doen wij de werkzaamheden altijd zelf, maar in dit geval is het veel beter ons door een externe een spiegel te laten voorhouden en ons te wijzen op zaken die wij misschien niet zien. Hoe het in andere gemeenten gaat, weet ik niet, maar ik heb wel collega’s gesproken die er ook mee bezig zijn geweest en – leest u de krant er maar op na – voor € 180.000,- externe adviseurs hebben ingehuurd. Wij menen met het bedrag van € 20.000,- een afgewogen voorstel te hebben voorgelegd, zeker gezien de ervaring die wij in het verleden hebben gehad. Ik zie die discussie dan ook met vertrouwen tegemoet. Het is een geweldige uitdaging, omdat wij voor immense ingrepen staan, en dan is het gerechtvaardigd het op deze wijze te doen. De voorzitter: Ik stel vast dat er geen behoefte bestaat aan een tweede termijn. Wel zal nu ook een beslissing moeten worden genomen over de invulling van de commissie, waarvoor thans vijf kandidaten zijn gesteld en nog plaats is voor een zesde. Ik zou bijna willen voorstellen nu te besluiten tot benoeming van de vijf kandidaten en de resterende functie vacant te houden, maar als zich nog iemand voor die functie meldt, hoor ik dat graag. De heer Boots: De leden worden door de raad benoemd. Ook het zesde lid zal dus door de raad moeten worden benoemd. De voorzitter: Ja, tenzij de raad ermee instemt dat de oppositie gaandeweg de rit nog een kandidaat stelt. Mevrouw Smitsmans-Burhenne: De benoeming van de leden is een onderdeel van het raadsvoorstel. Ik zal tegen het raadsvoorstel stemmen en ga dus ook niet akkoord met de benoeming van de leden die u hebt genoemd. De voorzitter: Ik breng het raadsvoorstel thans in stemming, inclusief de benoeming van de vijf genoemde leden in de commissie, met de kanttekening dat door de oppositie later nog een kandidaat kan worden gesteld. Zonder hoofdelijke stemming besluit de raad hierna conform het voorstel van burgemeester en wethouders en het daarbij behorende ontwerpbesluit, onder aantekening dat de fracties van GroenLinks, Stadspartij Roermond, D66 en SP geacht willen worden tegen te hebben gestemd. 14. Jaarverantwoording 2009 (raadsvoorstel nr. 2010/ 029/01). Mevrouw Van Beers: Mijnheer de voorzitter. Vanmorgen hebben we een stuk in de krant kunnen lezen over de Wmo en de kwaliteit daarvan, waaraan door de cliënten die er gebruik van maken een cijfer is gegeven. Nu er geld overblijft, verheugt het ons dat dat in ieder geval bij de Wmo blijft en niet wordt uitgegeven aan lantaarnpalen en andere dingen, die op zichzelf ook hartstikke nuttig en belangrijk zijn, maar geen zaken waarvoor dit geld bedoeld is. Wij vinden dat dit geld nu echt gebruik moet worden voor goede en goed georganiseerde ondersteuning. Op de overschrijding van de representatiekosten zijn wij in de commissie al ingegaan. Het ligt altijd een beetje gevoelig, maar het zal in de toekomst allemaal een beetje minder moeten en ik geloof dat wij ons daar allen van bewust zijn. Wat wij in de begroting 2009 vooral misten, was ambitie, en ook nu zien we dat gedeeltelijk terug. Wij menen dat inzetten op 90% en 80% behalen beter is dan inzetten op 60% en 70% behalen. Ik kan het niet laten in dit verband ook iets over het voetballen te zeggen. We kunnen
148
een voorbeeld nemen aan het Nederlands elftal: als je de laat maar hoog genoeg legt, kun je soms bijzondere prestaties behalen. De voorzitter: U mag zondag bij mij voetbal komen kijken! De heer Breugelmans: Als je de lat maar hoog genoeg legt, is het altijd doel! De heer Coenen: Of je moet er overheen willen springen! De heer Boots: Ik zou hierop in kunnen gaan, want ik ben per slot van rekening voetbalscheidsrechter geweest, maar dat zal ik maar niet doen! Mijnheer de voorzitter. Ook wij hebben vragen gesteld in de commissie en hoewel mijn bijdrage nu een beetje negatief klinkt, zijn wij tevreden over de jaarverantwoording; laat ik dat voorop stellen. De uitvoering is echter een beetje rommelig geweest. Zo hebben wij in de commissie geen antwoorden gekregen, wat geresulteerd heeft in een dik pak papier en daarvoor is de groene flap nooit bedoeld geweest. Daarmee wordt ook de discussie in de commissie een beetje doodgeslagen en ook dat kan niet de bedoeling zijn. Met de commissievoorzitter of met het presidium zullen we daar maar eens over moeten babbelen. Eerst kregen we het bijlagenboek, daarna een nieuw besluit, vervolgens nog de SISA-bijlage – wat voor mij overigens niet had gehoeven, want het is zo klein gedrukt dat ik het zelfs met een loep niet kan lezen; ik vind dat papierverkwisting – en tenslotte nog een aanvulling op de SISA. Als klap op de vuurpijl kan ik melden dat het besluit dat wij hebben gekregen niet klopt. Daarin wordt namelijk alleen gewag gemaakt van een advies van de commissie Middelen, maar ook de commissie Ruimte en de commissie Burger en Samenleving hebben advies uitgebracht, zodat dat ook vermeld had moeten worden. De heer Puper: Mijnheer de voorzitter. Wij beschouwen nu de rekening en verantwoording van het jaar 2009, het laatste jaar van de vorige raad en zijn college. Bruggen bouwen was het leidend thema van het College-Uitvoeringsprogramma. Met de zes daaronder liggende thema’s is drie jaar voortvarend gewerkt en zijn resultaten behaald. Financieel – en daar praten we nu immers over – is het eveneens goed gegaan. Een degelijke financiële huishouding heeft er mede voor gezorgd dat Roermond er aan het begin van deze nieuwe raadsperiode niet slecht voor stond. De jaarrekening is overzichtelijk opgesteld. Ook iemand die niet erg goed is ingevoerd in de toch zeer ingewikkelde gemeentefinanciën kan goed vinden wat hij of zij zoekt. In deze zoektocht is het belangrijk te kunnen vaststellen dat hetgeen wij als politiek wilden ook werkelijk bereikt is. In de diverse commissies zijn een groot aantal – bijna 40 – veelal technische vragen gesteld. Het college heeft daarop duidelijke antwoorden gegeven en dat maakt de behandeling van de rekening en verantwoording in deze raadsvergadering een stuk overzichtelijker. Roermond staat nadrukkelijker op de kaart dan ooit tevoren, resultaat van een beleid dat een jaar of twaalf geleden is ingezet. Waar planontwikkeling en uitvoering aanvankelijk op flink wat scepsis stuitte, wordt nu door velen, zowel in deze raad als daarbuiten, gezegd dat het goed is dat het zo is aangepakt en dat wij het met elkaar hebben aangedurfd nieuwe wegen in te slaan. Die nieuwe wegen hebben ervoor gezorgd dat er aan het eind van de vorige bestuursperiode gelukkig minder werklozen waren dan in vele jaren daarvoor en dat er een bevolkingsgroei is die buitengewoon genoemd kan worden in een tijd waarin in veel plaatsen in Limburg sprake is van krimp. Door de raad en zijn college is een ambitieuze toekomstvisie opgesteld waarin wij een doorkijk hebben gemaakt tot 2020. Op basis van de ingediende begroting voor het jaar 2009 en de tussentijds genomen besluiten om de begroting te wijzigen is een resultaat van ruim € 931.000,- bereikt. Met name aan het eind van het jaar is sprake geweest van forse, zij het zeer incidentele inkomsten. Tellen we deze bedragen bij het eerder genoemde resultaat, dan zien we zelfs een bedrag van ruim € 7,1 miljoen. We moeten ons echter niet rijker rekenen dan wij zijn, want hieronder vallen ook weer bedragen waar verplichtingen tegenover staan.
149
Bij het Wmo-resultaat wil ik de volgende opmerking maken. Waar wij een groot bedrag zien dat niet behoefde te worden uitgegeven aan de post huishoudelijke hulp, zien we een tekort bij de post woonvoorzieningen. Deze woonvoorzieningen beogen mensen langer zelfstandig te kunnen laten wonen, een buitengewoon goed uitgangspunt. Bestaat er wellicht een oorzakelijk verband tussen de extra voorzieningen in de woning en minder huishoudelijke hulp? De overdracht van wegen en de daarmee gemoeide bedragen waren conform eerdere afspraken met Rijkswaterstaat. Tegenover dat incidentele geld staan eveneens incidentele uitgaven. Na al deze positieve geluiden moet ik een punt van grote zorg aanroeren: het gevoel van veiligheid en zekerheid dat een ieder van ons zou willen koesteren, maar dat er niet altijd is. Zeker in een aantal delen van onze gemeente zijn onze burgers in hun woon- en leefomstandigheden naar eigen gevoel niet altijd veilig en zeker. De gemeente heeft veel middelen, ook financiële, ingezet om de veiligheid te bevorderen, maar ook de gemeentelijke vrijheid kent hier haar grenzen. Wij hebben maar zeer ten dele invloed op het beleid en de werkzaamheden van de politie. Openbaar Ministerie en rechtspraak zijn gelukkig onafhankelijk, maar ze zijn wel deel van onze samenleving en als die zelfde samenleving heel duidelijk aangeeft van met name het Openbaar Ministerie meer te verwachten in het kader van het bevorderen van veiligheid en het bestrijden van criminaliteit dan tot heden wordt gedaan, kan dat niet zomaar terzijde worden gelegd. Hebben wij op het punt van veiligheid en criminaliteitsbestrijding bereikt wat wij wilden? Het antwoord is duidelijk: nee. Hebben wij praktisch gedaan wat voor ons als gemeente binnen de mogelijkheden lag? Ja. Moeten wij meer doen en daarbij ook nog financiën inzetten? Wij vinden van wel. In het kader van deze rekening en verantwoording gaan wij daarop niet verder in. In de toekomst doen zich daarvoor nog voldoende momenten voor. Over economische zaken heeft de VVD één vraag te stellen, en dat betreft de mogelijke ontwikkelingen van het glasvezelnetwerk. Gemeld wordt dat afhankelijk van de business case van de provincie gestart wordt in Roermond. Staat deze informatie nog, dit mede in relatie tot ontwikkelingen en pilots in andere gemeenten? De gemeente staat borg voor leningen die door woningcorporaties zijn afgesloten. Staat de gemeente ook borg voor geldleningen die door particulieren zijn afgesloten met een zogenaamde hypotheekgarantie? Lopen wij hier een groter risico dat de gemeente wordt aangesproken op haar borgstelling doordat als gevolg van de economische crisis meer ‘gedwongen huisverkopen’ plaatsvinden? In de risicoparagraaf kunnen wij hierover niets terugvinden. Het is goed te constateren dat de servicegerichtheid en de dienstverlening verbeterd zijn. Er is echter een daling waar te nemen in de doorloopsnelheid van de vergunningstrajecten, maar dat kan te maken hebben met verminderde vergunningaanvragen. De VVD heeft waardering voor het feit dat de accountant behalve de gebruikelijke goedkeurende verklaring voor getrouwheid, de goedkeurende verklaring voor rechtmatigheid dit jaar voor het eerst heeft kunnen afgeven zonder gebruik te maken van uitsluitingen. Deze waardering verdient het college, de portefeuillehouder, haar voorganger en zeker ook alle medewerkers. Als wij de rekening en verantwoording goedkeuren, bestemmen we in één besluit ook een belangrijk deel van het resultaat. De VVD vraagt zich af of dit in één besluit genomen moet blijven worden. Wij kunnen ons voorstellen dat er partijen zijn die wel kunnen instemmen met de rekening en verantwoording, maar best nog eens met elkaar zouden willen discussiëren over de bestemmingen, zonder dat zij daarmee hun goedkeuring aan de rekening en verantwoording onthouden. Wellicht is het denkbaar dit in de toekomst in tweeën te knippen: 1. de goedkeuring; 2. de discussie over de bestemming. Is de gemeente Roermond financieel gezond? De VVD vindt van wel. Wordt het beleid gedragen en inzichtelijk? Ons antwoord daarop is onomwonden: ja. De heer Breugelmans: Mijnheer de voorzitter. Voor wat betreft de complimenten en het voorstel tot splitsing van het voorstel, sluit ik mij graag aan bij datgene wat de VVD zojuist heeft gedebiteerd.
150
Zouden er met betrekking tot de jaarrekening geen verbeteringen meer mogelijk zijn? Wat ons betreft wel, vooral ten aanzien van de lay out van de tabellen en ook bij de ontwikkeling van de begrotingscyclus zouden we echt veel meer met kengetallen moeten gaan werken, zodat we veel gemakkelijker op hoofdlijnen programma’s zouden kunnen beoordelen. De jaarverantwoording is namelijk meer dan alleen een financiële verantwoording. Ze moet ook aangeven of het voorgenomen beleid tot resultaten heeft geleid. Het CDA constateert dat een aantal zaken in alle jaarrekeningen van de afgelopen tijd terugkomen. Veel kredieten worden doorgeschoven naar een volgend begrotingsjaar en er blijft geld over omdat sommige voorgenomen projecten niet worden uitgevoerd, meestal vanwege een tekort aan capaciteit in onze eigen gemeentelijke organisatie. Voorts constateren wij dat bepaalde zaken niet worden genoemd, zoals het Centrumplan Swalmen – overigens is dat goed hersteld in de groene flap –, waardoor de jaarverantwoording, ook in beleidsmatige zin, niet echt compleet is. Zowel het doorschuiven van de kredieten als het niet kunnen benutten van een krediet zou als reden kunnen hebben dat er te weinig capaciteit binnen onze eigen gemeentelijke organisatie is. Om een en ander in de toekomst te voorkomen, is het dan ook noodzakelijk bij het maken van plannen en voorstellen nadrukkelijk te kijken naar de benodigde personele capaciteit voor een dergelijk voorstel. Het geldt overigens niet alleen voor het college van burgemeester en wethouders, maar vooral ook voor deze raad. Om te voorkomen dat we punten overslaan, is een grotere zorgvuldigheid bij het samenstellen van de jaarrekening waarschijnlijk noodzakelijk. Tenslotte. Een wethouder die pas twee maanden deze portefeuille heeft, heeft een moeilijke taak bij het verdedigen van deze jaarrekening in de raad. Complimenten voor haar wijze van behandeling en voor haar procesmanagement. De voorzitter: Ik schors de vergadering voor de lunchpauze (13.55 uur). Schorsing (Tijdens de schorsing is de heer Smeets ter vergadering gekomen en heeft mevrouw Smitsmans-Burhenne de vergadering verlaten.) De voorzitter: Ik heropen de vergadering (14.45 uur). De heer Smeets, die inmiddels ter vergadering is gekomen, feliciteer ik vanaf deze plaats met zijn tweede kleinkind. Ik weet wat het is als je op de tweede wacht; je wacht nog en je hebt hem al! Het woord is aan de wethouder. Wethouder mevrouw Moussaoui: Mijnheer de voorzitter. Volgens parlementair gebruik moet het nieuwe college nu verantwoording afleggen voor het financiële beleid van het vorige college. De complimenten die daarvoor zijn gemaakt neem ik namens het college gaarne in ontvangst. Voordat ik inga op de in eerste termijn gestelde vragen wil ik in algemene zin kort terugblikken op 2009, een jaar dat gekenmerkt werd door financiële en economische ontwikkelingen die ongekend waren. Het oude college heeft zich daardoor niet laten ontmoedigen, maar zag er juist kansen in en heeft die ook genomen. We zien dat nu terug in de jaarrekening. Er is veel gedaan: er is een programmamanager aangesteld en een multidisciplinair wijkteam Donderberg ingesteld en waar andere gemeenten zich vooral zorgen leken te maken over de vraag hoe ze de uitkeringen moesten betalen, is er in Roermond voor gekozen juist mensen aan het werk te krijgen. Dat heeft ook geloond, want we hebben een van de laagste werkloosheidscijfers in de regio en ook in vergelijking met andere delen van Nederland. In 2009 zijn ook nieuwe initiatieven genomen, zoals bijvoorbeeld de voorbereidende werkzaamheden voor de Retail Academy, die ten doel heeft de detailhandelsstructuur te verbeteren in samenwerking met het City Management, dat op zijn beurt weer ten doel heeft Roermond als levende stad te promoten. Roer-
151
mond is ook een levende stad. Kijk maar eens naar de evenementen die in 2009 zijn georganiseerd, variërend van Statie Festatie tot en met de Eneco Tour. We hebben ook een titel gekregen: beste binnenstad 2009-2011, in de categorie middelgrote gemeenten van Nederland. Het was een behoorlijke opsteker, maar voor het college geen reden om op zijn lauweren te gaan rusten. Sterker nog: het is op zoek gegaan naar nieuwe initiatieven. Zo is de regiovisie ‘Het oog van Midden-Limburg’ opgesteld, een transformatie van REO en OML, met als doel de economie een impuls te geven en vooral ook behoud en groei van werkgelegenheid na te streven in alle aangesloten gemeenten in Midden-Limburg. Vergeet ook niet de vormgeving en de samenwerking van alle gemeenten, die gegoten werd in de GOML. Maar ook op sociaal gebied is van alles gebeurd: er is een kadernota Integratie opgesteld en een kadernota Jeugd en Jongerenbeleid, die ons sociaal beleid een enorme impuls heeft gegeven. Met de realisering van de brede maatschappelijke voorziening Swalmen en met de voorbereidende werkzaamheden voor Kemp/ Kitskensberg/Heide is een aanzet gegeven voor het verbeteren van de sociale infrastructuur in de wijken. Niet alleen de infrastructuur in de wijken is aangepakt, maar ook de wijken zelf. Kijk eens naar het Roermondse Veld en, wederom, naar Kemp/Kitskensberg/Heide, bovendien met de nodige aandacht voor het groen, en dan verwijs ik onder meer naar de herinrichting van de berm St. Wirosingel. Bij dit alles is ook een oude visie van het college in acht genomen, zoals bijvoorbeeld de stelling dat de lokale lasten voor onze burgers nooit hoger mogen worden. Ook dat is gehandhaafd. Als we onze lokale lastendruk vergelijken met die van andere gemeenten in de provincie, zien we dat de onze tot een van de laagste behoort. Kortom, 2009 was slagvaardig en financieel verantwoord en er is hard gewerkt. De zaken die ik zojuist heb genoemd zijn lang niet compleet, maar geven wel aan dat het oude college met de steun van de raad voortvarend bezig is geweest. Het nieuwe college wil dat zeker ook blijven doen. De jaarrekening geeft antwoord op vragen als: wat wilden we bereiken en wat hebben we bereikt, wat zouden we doen en wat hebben we gedaan, wat zou het kosten en wat heeft het uiteindelijk gekost? De raad heeft – de heer Puper verwees er zojuist naar –, in 2009 een controleprotocol opgesteld, voor het eerst zonder uitsluitingen en de accountant heeft daarop een goedkeurende verklaring afgegeven. Daar mogen we trots op zijn. De jaarrekening doorbladerend, zien we dat we een resultaat hebben van bijna € 1 miljoen. In de afgelopen jaren zijn begroting en realisatie steeds dichter bij elkaar gekomen. Ook dat is een goede verbeteringsslag. Met andere woorden: we maken plannen, we begroten en we voeren die plannen uit met begrote middelen, zonder dat we te maken krijgen met mega-overschotten. Als redelijk nieuw wethouder weet ik nog heel goed hoe ik als raadslid continu op zoek was naar verbeterpunten, en natuurlijk zijn die er, zoals bijvoorbeeld het concretiseren van de geformuleerde streefwaarden, maar ook de prognoses van de eindejaarsresultaten van de burap zouden beter vormgegeven kunnen worden. Door het vorige college was hiervoor een klankbordgroep in het leven geroepen en dat willen wij ook in deze periode doen. De voorzitter van de commissie Bestuur en Middelen is reeds een voorstel gedaan voor het instellen van een klankbordgroep, die samen met de raad dit traject kan doorlopen. De vele technische vragen die in de commissie zijn gesteld, zijn in de groene flap beantwoord. Met de heer Boots ben ik het eens dat het nogal een omvangrijk geheel is geworden, maar aan de andere kant ben ik van mening dat de raad beter te veel dan te weinig geïnformeerd kan worden. Ik moet overigens bekennen dat wij in de week voor de commissievergadering juist een informatieavond hadden ingepland om daar kennis te nemen van de technische vragen, zodat we in de commissie meer ruimte zouden krijgen voor politieke discussies, en dat is niet helemaal gelukt. Met de verschillende commissievoorzitters zijn vanochtend afspraken gemaakt om te bezien hoe we dat in de toekomst kunnen vermijden. Mevrouw Van Beers heeft verwezen naar een artikel dat vanochtend in de krant stond over de dienstverlening van de Wmo. Ik heb dat ook gelezen en zelfs uitgescheurd. Als nieuwe wethouder heb ik gemerkt dat bij mijn ervaren collega’s een bepaalde ervaring aanwezig is met de
152
pers. Ik probeer wat dat betreft mijn eigen ervaring op te bouwen. Ik kan in ieder geval zeggen dat de cijfers die in dat artikel staan niet kloppen. Zo staat er dat 94% van de cliënten ontevreden is, terwijl het precies omgekeerd is: 94% van de cliënten is tevreden. In overleg met de betrokken portefeuillehouder is besloten daarover een raadsinformatiebrief te laten verschijnen met een juiste weergave van de cijfers. Met de opmerking van mevrouw Van Beers over het juist aanwenden van Wmo-gelden zijn wij het uiteraard helemaal eens. Dat is ook de reden waarom wij daarvoor speciaal een reserve in het leven hebben geroepen. Terecht is door mevrouw Van Beers vervolgens verwezen naar de overschrijding van de representatiekosten. Waar zij echter zei zich te kunnen voorstellen dat deze kwestie gevoelig ligt, kan ik haar verzekeren dat dat in het geheel niet het geval is. De overschrijding heeft met name te maken met de promotie-p.r. van Roermond. In dat verband zijn bijvoorbeeld kosten gemaakt voor de onthulling van een miniatuur stadhuis in Madurodam, wat wij uiteraard hebben gedaan om onze stad landelijk op de kaart te zetten, en voor het ontvangen van organisaties en buitenlandse gasten, Duitse buurgemeenten, maar ook gemeenten in het kader van de samenwerking in Midden-Limburg. Cateringkosten vallen er ook onder, zoals de flesjes Spa blauw en de broodjes die de raad krijgt, het diner dat straks wordt aangeboden, enz. Hetzelfde geldt voor de kosten die zijn gemaakt voor de verhuizing naar het congrescentrum Forum. In hoofdlijnen zijn dit de zaken die hebben gezorgd voor een overschrijding van de representatiekosten. Natuurlijk blijven wij ernaar streven die kosten zo laag mogelijk te houden. Volgens mevrouw Van Beers zouden wij in onze ambitie de lat nog hoger moeten leggen. Ik ben dat graag met haar eens. Een ambitie wordt echter vastgelegd in een begroting, in de jaarrekening worden wij daarop afgerekend. Ik nodig mevrouw Van Beers graag uit later bij de behandeling van de begroting te proberen daarin meer ambitie te brengen. De heer Boots heeft gelijk dat het voorgelegde besluit niet helemaal klopt. Inmiddels is dat aangepast en als het goed is, is dat inmiddels al aan de raad ter hand gesteld. De heer Puper heeft gevraagd of er een causaal verband bestaat tussen het tekort bij de post woonvoorzieningen en de Wmo-hulpvoorzieningen. Het antwoord luidt ontkennend. In feite zou het tegenovergestelde het geval moeten zijn: als iemand voorzieningen heeft in zijn woning die hem in staat stellen langer thuis te wonen, zou juist een toename moeten blijken van de hulp in de huishouding. Nu is echter het omgekeerde het geval. De zorg die de heer Puper heeft uitgesproken over de veiligheid delen wij met hem. Helaas kan de gemeente op een aantal zaken geen invloed uitoefenen, wel proberen wij dan op allerlei andere manieren aan de veiligheid te werken. Voor het overige verwijs ik naar wat de heer Van Rey hierover bij de behandeling van een ander agendapunt heeft gezegd. De huidige stand van zaken met betrekking tot het glasvezelnetwerk is dat wij nog steeds wachten op de business case van de provincie. Voor andere details daaromtrent verwijs ik graag naar de commissie Ruimte. Wat betreft de Nationale Hypotheekgarantie en de rol van de gemeente daarin kan ik melden dat de gemeente samen met het rijk een soort waarborgfonds eigen woningen heeft, waaruit verliezen worden opgevangen die vanuit de borgstelling voortvloeien. Uit het aantal verliesdeclaraties in 2009 blijkt dat zich een toename heeft voorgedaan van executoriale verkopen van woningen. Volgens het Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW ) valt het op dit moment nog mee. Sterker nog: aangegeven is dat het fondsvermogen dusdanig is dat deze achtervangfunctie kan worden gehandhaafd tot zeker 2015. Pas als het WEW dit uit het fondsvermogen niet meer zou kunnen betalen, zouden de gemeenten en het rijk hierop kunnen worden aangesproken. Tot en met 2015 is er echter niets aan de hand. Momenteel is een behoorlijk fondsvermogen aanwezig en daarom is daarover ook niets terug te vinden in de risicoparagraaf. Dat de daling in de doorloopsnelheid van vergunningstrajecten te maken kan hebben met verminderde vergunningaanvragen, zoals de heer Puper opperde, is inderdaad mogelijk.
153
De heer Puper heeft voorts geopperd de goedkeuring van de rekening en verantwoording in het besluit te scheiden van de discussie over de bestemming van het resultaat. Tot dusverre zijn die zaken altijd in samenhang behandeld, omdat eerst de jaarverantwoording moet worden vastgesteld voordat het resultaat kan worden bestemd. Het lijkt mij ook pragmatisch dit in één voorstel te doen, omdat anders allerlei losse voorstellen ontstaan, maar het is aan de raad om daarover te beslissen. Met de heer Breugelmans ben ik het eens dat de lay out van de tabellen verbetering behoeft. Wat betreft de opmerking die hij heeft gemaakt over het ontwikkelen van kengetallen en de ontwikkeling van de begrotingscyclus, verwijs ik nog eens naar de klankbordgroep die in het leven zal worden geroepen om gezamenlijk dit traject te kunnen doorlopen en samen na te gaan welke zaken anders zouden kunnen. De personele capaciteit kan inderdaad een probleem zijn bij het benutten van een krediet, maar vaker zijn er andere oorzaken voor aan te wijzen. Zo kan een investering bijvoorbeeld worden vertraagd door allerlei inspraakprocedures, MER-procedures, of externe oorzaken als de vertraging van de A73. Hiermee meen ik de vragen in eerste termijn te hebben beantwoord. De heer Puper: Mijnheer de voorzitter. De suggestie die eerder is gedaan om de personele capaciteit van dit huis mede te betrekken bij toekomstige plannen wil ik het college graag in overweging geven. Uit de beantwoording van de portefeuillehouder maak ik op dat bij alle plannen die in het verleden door de raad, respectievelijk het college, zijn ontwikkeld nooit vertraging is ontstaan vanwege personele capaciteitsproblemen in dit huis… Wethouder mevrouw Moussaoui: Daarover moet ik even nadenken! Wilt u het nog eens herhalen? De heer Puper: Wat ik zou willen, is dat bij alle ambities die we hebben in de personele paragraaf wordt aangegeven dat wij in staat zijn te doen wat we willen doen. Als u dan zorgt voor het geld, moet de rest maar zorgen voor het personeel – ik kijk even naar de heer Zwijnenberg –, want dat moet ook met elkaar in verband zijn. Ik geef u dat graag in overweging, want u hebt gezegd – zo heb ik het althans begrepen – dat de personeelscapaciteit in dit huis in het verleden nooit aanleiding is geweest voor vertraging, maar dat dit allemaal aan externe factoren was te wijten… Wethouder mevrouw Moussaoui: Zo heb ik het niet gezegd. Wat ik heb gezegd is dat de personele capaciteit een probleem kán zijn, maar dat er ook andere oorzaken zijn, zoals bijvoorbeeld inspraakprocedures en externe factoren. De heer Puper: Goed, en ik zou graag – maar dat hoeft niet nu besloten worden, ik geef het als overweging mee voor de toekomst – in de commissie Middelen eens van gedachten willen wisselen over het losknippen van het besluit tot vaststelling van de rekening en verantwoording en de toekenning van eventuele middelen. De VVD-fractie zal dit via de voorzitter van de desbetreffende commissie agenderen. De voorzitter: Aan de orde is thans de besluitvorming, waarbij ik erop wijs dat de aanhef van het conceptbesluit naar aanleiding van het mondelinge amendement van de heer Boots als volgt is gewijzigd: “Gezien het advies van de commissie voor Bestuur en Middelen van 21 juni 2010, de commissie Ruimte van 22 juni 2010 en de commissie Burgers en Samenleving van 23 juni 2010” enz. Zonder hoofdelijke stemming besluit de raad conform het voorstel van burgemeester en wethouders en het daarbij behorende ontwerpbesluit
154
15. Financiële kadernota 2011 (raadsvoorstel nr. 2010/054/01). De heer Öztürk: Mijnheer de voorzitter. In het coalitieprogramma hebben wij samen met onze coalitiepartners aangegeven welke richting wij de komende jaren op willen en het college is nu bezig dat in een uitvoeringsprogramma te vertalen. Vandaag wil ik nog bij een aantal zaken stilstaan. Eerder vandaag hebben wij de kerntakendiscussie behandeld. Wij gaan de burgers van Roermond vragen waarop wij de komende jaren moeten bezuinigen, of juist niét. In een brief die het college heeft gestuurd aan alle subsidieontvangers is al aangegeven dat het de komende jaren wat minder zal worden. Bij deze roep ik alle verenigingen op mee te doen in de kerntakendiscussie en aan te geven waar wij hen juist zullen moeten steunen, zodat wij welbewust een keuze kunnen maken voor de komende jaren. In die kerntakendiscussie zal de PvdA-fractie het accent leggen op de sociaal zwakkeren die in deze tijd door bezuinigingsmaatregelen van de landelijke overheid, misschien ook de provinciale overheid, maar zeker ook de lokale overheid een aantal keren gepakt kunnen worden. Wij zullen erop toezien dat het college die groepen ontziet van bezuinigingen. Ondanks de bezuinigingen bestaan er nog altijd een aantal landelijke subsidiepotjes. Exminister Van der Laan heeft bij zijn bedoek aan Roermond de situatie in de Donderberg bekeken en gezien dat daar door de landelijke overheid geïnvesteerd moet worden. We hebben inmiddels € 2 miljoen binnengehaald en gaan nu naar de provincie voor het binnenhalen van extra middelen. Het zijn allemaal extra potjes en ik roep het college dan ook op daarop de komende jaren alert te zijn en het ambtelijk apparaat te wijzen op de kansen die hier liggen. Zorgen maken wij ons over het Centrumplan voor Swalmen. Er zijn afspraken over gemaakt, er zijn raadsvoorstellen goedgekeurd en in het coalitie-uitvoeringsprogramma zijn er de nodige accenten bij gezet, maar toch is er weinig vooruitgang te bespeuren. Gisteren heeft mevrouw Thissen hierover vragen gesteld en wij dringen er bij het college op aan in dezen nog voortvarender aan het werk te gaan. Al met al hebben wij hiermee nog een paar accenten willen aangeven. Wij wachten met belangstelling de stukken af die het college ons voor de algemene beschouwingen zal presenteren. De heer Breugelmans: Mijnheer de voorzitter. De kadernota geeft goed de financiële werkelijkheid weer waarbinnen wij de komende jaren onze begroting moeten realiseren. Het CDA maakt zich met het college zorgen over de negatieve ontwikkeling van het meerjarig begrotingssaldo. Een kerntakendiscussie is dan ook wat ons betreft onontkoombaar. We moeten ons echt gaan bezinnen op de taken die wij als gemeentelijke overheid nu uitvoeren. Daarbij zal het CDA vooral kijken naar de rol die de overheid van oudsher dient uit te voeren: het waarborgen van de veiligheid, het creëren van sociale stabiliteit en het beschermen van de zwakkeren in onze samenleving. De uitgangspunten die in de kadernota worden gekozen om de begroting voor 2011 op te stellen lijken het CDA reëel. Het college neemt zich voor risicovoller te gaan begroten. Gezien de jaarlijkse overschotten die wij bij de jaarrekening moeten constateren, vindt het CDA dit een goede zaak. Misschien is het beter te zeggen dat we reëler moeten gaan begroten. We moeten de politieke ambities, de financiële mogelijkheden en de capaciteit van de ambtelijke organisatie nog meer met elkaar in overeenstemming brengen. Dat geldt overigens niet alleen voor het college, maar vooral ook voor deze raad. Om onze financiële doestellingen voor de komende jaren te kunnen behalen, zullen we draagvlak moeten hebben in de samenleving, een samenleving die in deze tijd vooral politiek op drift lijkt te zijn geraakt en op de een of andere wijze het vertrouwen in het bestuur lijkt te verliezen. Juist in tijden van crisis is vertrouwen in het bestuur een kernwaarde. Het moet een uitdaging worden voor ons om in tijden van bezuinigingen de trend van afnemend vertrouwen in de overheid te keren. De burgers moeten erop kunnen vertrouwen dat een deskundige, dienstverle-
155
nende, transparante overheid haar regels handhaaft, zonder onnodig inbreuk te maken op de persoonlijke levenssfeer, en de belangen van de burgers dient. Maar andersom moet de overheid ook vertrouwen hebben in haar burgers. Initiatieven die worden ontwikkeld om de samenleving beter te maken, of die de maatschappij nodig heeft, moet de gemeente niet in de weg staan, maar juist faciliteren. Om je als overheid te kunnen verantwoorden en je te kunnen indekken tegen niet te overziene claims, wordt het goed doorlopen van procedures vaak belangrijker dan het beoogde resultaat. Om dit te kunnen verantwoorden, besluiten we heel vaak derde partijen erin te betrekken, om zelf geen keuzen te hoeven maken, terwijl dat toch iets is waarvoor deze raad gekozen is. Naast deze taak heeft de raad ook een controlerende taak, maar voordat besluiten en stukken bij de raad komen, zijn die intern al zo vaak gecontroleerd dat wij ervan mogen uitgaan dat ze een solide basis hebben binnen onze bestuurlijke en maatschappelijke werkelijkheid. Controle heeft meestal ten doel vertrouwen te vergroten. Te veel controle vermindert echter het vertrouwen. Wij vragen ons af of het juist nu met die controle niet een tandje minder kan. Controleren we niet de controleur? Kunnen we niet steekproefsgewijs controleren, waardoor we waarschijnlijk aanzienlijk kunnen besparen op de kosten en het vertrouwen van burgers in adequaat handelen van de overheid wordt vergroot? Zal het vertrouwen in de overheid nu juist niet toenemen door adequate en veel mindere controle? In de optiek van het CDA biedt het coalitieprogramma ‘Slagvaardig en spaarzaam’ een goede basis om het tij te keren. Het vertrouwen van de burger in de overheid en het vertrouwen van de overheid in de burgers kan worden vergroot. Zo zal worden bezien op welke wijze burgers zelf meer verantwoordelijkheid kunnen nemen en welke rol de gemeentelijke overheid daarbij moet hebben. Veiligheid is naast het investeren in sociale samenhang en werkgelegenheid een van de speerpunten van beleid. Dat biedt goede perspectieven, ook in tijden van bezuinigingen, voor een overheid die naast haar kerntaken ook het vertrouwen kan wekken bij onze burgers. Daarom zien wij met spanning uit naar het College-Uitvoeringsprogramma. De heer Puper: Mijnheer de voorzitter. De financiële kaders moeten door de gemeenteraad gesteld worden, al hebben wij nauwelijks invloed op een aantal van de bepalende elementen hiervan. Blijven wij dichtbij huis en beperken wij ons tot de jaren 2011 en 2012, dan hebben wij bij ongewijzigd beleid een begrotingstekort dat in het jaar 2011 ongeveer € 16,- per inwoner van onze gemeente zal bedragen. Dat zou oplosbaar moeten zijn, al is het totale bedrag natuurlijk wel € 833.000,-. In 2012 echter wordt het tekort, op basis van de cijfers die ons nu bekend zijn, ergens tussen € 182,- en € 200,- per burger, alle burgers meegeteld, jong en oud, en dan wordt het andere koek. ‘Slagvaardig en spaarzaam’ is de titel van het coalitieakkoord. Er ligt een geweldige uitdaging voor het college om met een College-Uitvoeringsprogramma te komen voor de a.s. begrotingsbehandeling 2011, dat recht doet aan de titel van dit coalitieakkoord. De VVD heeft enkele bedragen genoemd, maar er staat ons meer te wachten. Ook de bedrijfsvoering, als ik het zo mag noemen – denk bijvoorbeeld maar aan inkomsten uit leges en vergunningen –, zal afnemen, en dat is nog exclusief bezuinigingen van het rijk. Dat alles betekent dat er een grote omslag zal moeten komen in denken en handelen. Ook bij onze burgers zal het denken niet meer gericht moeten zijn op de vraag ‘wat kan de overheid voor mij betekenen?’, maar meer op de vraag ‘wat kan ik voor de overheid, in dit geval voor mijn gemeente, betekenen?’. Ons verkiezingsprogramma had als punt 1 veiligheid en als punt 3, onder het thema ‘Zorgvuldig en zorgzaam’, het sociale beleid. Wat ik in de vorige passage gezegd heb, kunnen wij ook op de thema’s veiligheid, zorgvuldigheid en zorgzaamheid alleen bereiken als wij dat met elkaar doen, als wij elkaar gaan zoeken en hopelijk ook weten te vinden. De gemeentelijke overheid zal er namelijk niet meer altijd en overal kunnen zijn. Processen van dienstverlening en bedrijfsmatig handelen moeten heroverwogen worden, en wellicht aangepast.
156
‘Slagvaardig en spaarzaam’: het is een uitdaging voor ons allen, te beginnen met het CollegeUitvoeringsprogramma, de a.s. begroting en de kerntakendiscussie, innovatief zoekend, maar zeker uitdagend. Daarbij dienen wij ons ook te realiseren dat vertrouwen eigenlijk niet verdiend kan worden, maar moet worden verkregen op basis van wat je bent en wat je voornemens bent te doen. Laten we daarbij elkaar inspireren. De VVD neemt die verantwoordelijkheid graag. De heer Coenen: Mijnheer de voorzitter. Al geruime tijd weten we dat de gemeente Roermond en ook andere gemeenten met grote tekorten te maken zullen krijgen. In de verkiezingstijd is er ook al over gerept. In de komende drie jaren zit er waarschijnlijk al € 18 miljoen vanuit de meicirculaire in en de meerjarenbegroting volgend voor de jaren 2011 tot en met 2014 zal het totaal op € 35 miljoen uitkomen, terwijl we € 72 miljoen aan reserves hebben; dit om even aan te geven waarover we het hebben. Bij dit soort zwaar weer zal er zeker een kerntakendiscussie moeten komen, maar wat ons betreft is eigenlijk ieder jaar een discussie op hoofdlijnen aan de orde. In de afgelopen jaren heb ik herhaaldelijk betoogd dat bij het doen van uitgaven een aantal zaken voorop moeten staan, zoals bijvoorbeeld het investeren in mensen en niet in stenen. Anderen vertalen dat als investeren op sociaal terrein en in werkgelegenheid. Sinds een paar jaar is daar ook veiligheid bij gekomen. Wij zijn al geruime tijd bezig die discussie van de grond te krijgen, wat dat betreft lopen we er een beetje achteraan, maar dat kan ook niet anders, omdat het rijk nog niet echt keuzen heeft gemaakt. Die uitdaging komt er echter wel aan. Ik vond het in dit verband ook een interessante vraag van de heer Puper of we nog wel een aantal dingen kunnen blijven doen als we niet genoeg personeel hebben. Ik vond ook dat er heel interessant op gereageerd werd, alsof tot nu toe een aantal dingen wel of niet konden. We hoeven elkaar wat dat betreft niet voor de gek te houden. Als we een aantal ambities hebben en die willen uitvoeren, trekken we die door. Dat hebben we de afgelopen jaren ook gedaan. Soms – dat hebben we vanmorgen ook gezien – lijken we geld over te kunnen houden als we een tandje lager schakelen, maar in feite schuiven we dan alleen een aantal dingen door; het is allemaal speelgeld. Wat dat betreft maken we zelf uit hoe we daarmee omgaan. Ik zie de heer Jacobs nietszeggend knikken. Bij de bezuinigingsrichtingen zijn een paar interessante thema’s genoemd. Waar we in het verleden altijd conservatief raamden, wordt ons nu vanuit de bevindingen van de begrotingsanalyse voorgehouden dat we risicovoller moeten begroten. Kunt u mij eens vertellen wat onder dat risicovoller begroten zoal moet worden verstaan en wat dat zou kunnen betekenen? Bij het realistisch ramen van de investeringsplanning vraag ik mij het volgende af. In de afgelopen jaren, toen we veel vet op de ribben hadden, hebben we regelmatig in grote projecten geinvesteerd. Kunnen we dat blijven doen, of wordt hiermee een voorzetje gegeven dat we bij een aantal projecten meer ons verstand zullen moeten gebruiken, of juist niét, omdat het heel veel effecten oplevert? In het laatste geval wil ik dat straks ook graag zien bij de nieuwe voorstellen en de beleidsmatige keuzen van bezuinigingen. Het coalitieprogramma draagt de titel ‘Slagvaardig en spaarzaam’. Het eerste het beste voorstel komt echter al neer op het besteden van een bedrag van € 110.000,- aan externen. Als ik dan het betoog van de heer Breugelmans hoor, moet ik haast concluderen dat hij niet goed heeft opgelet. De heer Breugelmans: Waaruit maakt u dat op? Volgens mij waren mijn beide bijdragen volledig consistent met elkaar. De heer Coenen: Behalve dan waar u zegt dat we minder externen in huis moeten halen. Het eerste het beste besluit dat wij nemen is om er één binnen te halen. De heer Breugelmans: Dat heb ik niet gezegd.
157
De heer Coenen: Nee, maar het is wel een feit. De heer Breugelmans: Maar u legt mij woorden in de mond die ik niet heb uitgesproken. De heer Coenen: U hebt gezegd dat we beter moeten opletten met het inhuren van externen en het eerste het beste voorstel vanmorgen was het binnenhalen van externen. De heer Breugelmans: Dat concludeert u. U insinueert dingen die ik niet gezegd heb en dat vind ik niet erg sportief. De heer Coenen: Het is geen kwestie van sportiviteit, maar van consequent zijn. De voorzitter: Ik verzoek u deze discussie te staken en uw betoog inhoudelijk te vervolgen. De heer Coenen: Door de PvdA-fractie is, sprekend over subsidies, betoogd dat door ambtenaren en wethouders geprobeerd zal moeten worden extra geld binnen te halen. Volgens mij zullen vooral wethouders dat moeten doen door goede voorstellen te produceren. Gewezen werd in dat verband op de Donderberg. Als we daar in co-financiering goede dingen kunnen doen, moeten we dat zeker niet nalaten. Wat de veiligheid betreft, zal volgens mij straks in de financiële kadernota uitdrukkelijk aan bod moeten komen wat de ambitie om meer veiligheid in de wijken te brengen betekent. Sociaal, werkgelegenheid en veiligheid zijn allemaal belangrijke thema’s, maar in hetzelfde stuk staat dat wij straks flink de broekriem zullen moeten aantrekken. Ik laat me straks graag verrassen wat dat ook op dat punt betekent. Dat er reëel geraamd zal moeten worden, ben ik geheel met de heer Breugelmans eens. Als ik het staatje op pagina 5 zie over gemeentelijke belastingen, waarin een toename van het aantal woningen wordt genoemd van 250 per jaar in 2011 tot en met 2014, vraag ik mij af in welke tijd wij leven en wat de hardheid hiervan is. Tenslotte wil ik nog graag weten wat de betekenis is van het bedrag van € 18 miljoen dat wij hebben ontvangen uit de Essentgelden. In hoeverre kan dat bedrag hieraan nog een bijdrage leveren? Mevrouw Pilz-van Elven: Mijnheer de voorzitter. Bij het doorlezen van het stuk heb ik maar niet geteld hoeveel doublures erin voorkomen. Het is er in ieder geval niet duidelijker door geworden. Opnieuw dring ik er daarom op aan het duidelijker neer te zetten en niet zo veel in herhalingen te treden in vaak dezelfde zinsneden. De gepresenteerde tekorten voeren de boventoon en die zijn indrukwekkend. In de begroting zullen we hiervan de concrete uitvoering zien, maar we vinden het jammer dat, voordat er verder iets gebeurt, al een waarschuwing is uitgegaan naar de verenigingen en instellingen die gesubsidieerd worden. Een aantal hiervan is namelijk voor hun instandhouding sterk afhankelijk van deze subsidies. Verenigingen zijn het cement van de samenleving en dat wordt nu aangetast. U kunt zelf wel uitrekenen hoe het huis dan zal gaan wankelen. Is het college zich hiervan wel bewust? Juist in een tijd van crisis is er behoefte aan een goed aantal verenigingen, vaak van sociale aard, die als een soort vangnet fungeren. Het is ook probleem-voorkomend. Heb daar aandacht voor en hou het sociaal stabiel. Kijken we naar de periode 2011-2014, dan baart dat zorgen. Wat staat ons nog te wachten als het coalitieakkoord straks vertaald is in een uitvoeringsprogramma? Het is jammer dat in z’n geheel zaken ontbreken voor 2011. Vaak kunnen we in de stukken lezen dat oud beleid wordt ingeruild voor nieuw beleid. Kunt u daarover iets concreters mededelen, zodat het we het niet weer om vijf minuten voor twaalf voor de voeten krijgen? Wij willen het graag eerder weten, zodat we er eventueel ook aan kunnen meewerken en er verantwoordelijkheid voor kunnen dragen.
158
Op pagina 4 wordt uitgelegd dat door het rijk een aantal zaken moeten worden gekort die niet automatisch door de gemeente gecompenseerd kunnen worden. Dat is ons duidelijk, maar wij dringen erop aan dit ook goed aan de burgers uit te leggen. Op pagina 6 wordt gesproken over de prijsindex in 2014, die volledig geraamd moet gaan worden. Wat echter als deze wel gecompenseerd zal worden? Ergens heb ik namelijk gelezen dat het mogelijk is dat die volledig gecompenseerd zal worden en dat zou een bedrag van ongeveer € 260.000,- uitmaken. Mogelijk kan daarover nog een mededeling worden gedaan als de meicirculaire helemaal wordt uitgewerkt. Wat kunnen wij voorts verwachten van samenwerking met de buurgemeenten? Heeft dat tegenwoordig meer impact? Wij hopen in ieder geval dat het veel voordelen zal opleveren. De rentelasten worden nog altijd berekend à 4%. Is dat nog altijd juist? Op pagina 11 wordt gesproken over de kredietrapportage waar abusievelijk in 2009 een bedrag niet in gestort is. Kan dit bedrag genoemd worden? Anders weet ik niet wat wij ons daarbij moeten voorstellen. Op pagina 12 wordt ervoor gewaarschuwd dat het wel eens mogelijk zou zijn dat er fors rentekosten moeten worden bijgeraamd. Hoe fors kan dat zijn? Graag willen wij ook een prognose van het bedrag. De grondexploitatie wilt u minimaal eenmaal per jaar actualiseren. Zou dat ook in twee keer kunnen, zodat we om de zes maanden een beeld krijgen van wat er te gebeuren staat? Op pagina 18 is een tabel opgenomen met de herijking van de investeringsplanning 2010-2011. Als het mogelijk is, verzoeken wij u de bedragen die daar gestaan hebben op te nemen, zodat we kunnen beoordelen of het om grote herijkingen gaat, of dat het meevalt. Controle zal er altijd moeten blijven, ook al heeft de heer Breugelmans zojuist gezegd dat dit misschien niet meer zo nodig is. Wij wachten even af wat eruit komt. Verder zijn wij benieuwd wat het CUP straks te bieden heeft. De heer Boots: Mijnheer de voorzitter. Als raadslid zou je eigenlijk een glazen bol moeten hebben, om er eens flink mee te schudden, waarna er wellicht iets moois uit zou kunnen komen. Wij hebben echter geen glazen bol en zullen tot volgend jaar mei moeten wachten totdat de regering over de brug komt met haar financiële kaders. Wat wij wel weten, is dat er een financieel meerjarenperspectief zal komen, dat we de algemene kaders voor de begroting zullen moeten vaststellen en dat de reserves en actieve rente herijkt moeten worden. Verder hebben we nog zoiets als een risicoparagraaf die we opnieuw onder de loep zullen moeten nemen. Dat staat vast. Wat ook vaststaat, is dat bezuinigingen opgelegd door het rijk integraal worden doorgevoerd in deze begroting. Of we die straks gaan compenseren, is een ander verhaal, maar het is in ieder geval goed duidelijk aan te geven dat de bezuinigingen niet van gemeentewege komen, maar van rijkswege. Ik kan me voorstellen dat, als dit gebeurd is, een herbezinning moet plaatsvinden op de vraag of de zwakken in de samenleving hierdoor niet worden getroffen. Dat is wat ons betreft in ieder geval het uitgangspunt. Wat betreft de samenwerking in de regio, hebben wij in de krant inmiddels kennis genomen van de liefdesverklaring van de gemeente Roerdalen, die wil samenwerken met de regiogemeenten. Is dat overleg op gang gekomen? Hoe moet ik me dat voorstellen? Krijgen we bijvoorbeeld weer te maken met een intergemeentelijke sociale dienst, om maar eens een dwarsstraat te noemen? Het zou zo maar kunnen. Eerder is gesproken over de kerntakendiscussie en daarbij hebben wij aangegeven dat wij over stille reserves beschikken die op dit moment nog niet verantwoord zijn in de begroting. Die verantwoording zal nog plaatsvinden en een meevaller opleveren. Ik laat me graag verrassen hoe groot die meevaller zal zijn. Over externe inhuur is eerder al het nodige gezegd. Ik refereer aan de motie die wij in 2004 hebben ingediend waarin werd voorgesteld de externe inhuur met 25% te verminderen. Over de invulling daarvan hebben wij nooit voldoende informatie gekregen, maar wellicht wordt het bij
159
deze exercitie tijd om daar eens goed naar te kijken, anders loopt u het risico dat wij de motie opnieuw uit de kast halen en indienen. In een raadsinformatiebrief die wij hebben ontvangen is melding gemaakt van het teleurstellende resultaat van de juni- en maartcirculaire. Ik zou het op prijs hebben gesteld wanneer dit was verwerkt in het staatje op pagina 5 met het meerjarig begrotingssaldo, zodat we hadden kunnen zien dat we in 2011 niet een tekort hebben van € 833.000,-, maar van bijna € 2 miljoen. Wethouder mevrouw Moussaoui: Mijnheer de voorzitter. Ik verzoek u om een korte schorsing. Er is namelijk een hele regen aan technische vragen op mij afgevuurd, waarvan ik het jammer vind dat ze niet in de commissie zijn gesteld, maar die ik nu wel heel graag en goed wil beantwoorden. Daarvoor zal echter het een en ander uitgezocht moeten worden. De heer Puper: Het is aan u, voorzitter, het verzoek van de wethouder al dan niet te honoreren, maar wat ik hier wel graag gezegd wil hebben is dat het ook mij bijzonder verbaast dat na alle vragen die in de commissie zijn gesteld nu nog een aantal technische detailvragen zijn gesteld die eigenlijk niet bij dit agendapunt thuishoren. De heer Coenen: Dan wil ik toch wel graag van u, en ook van mevrouw Moussaoui, horen wélke technische vragen hier zijn gesteld. De voorzitter: In het presidium is vanmorgen al vastgesteld dat de raad op grote lijnen behoort te controleren en niet op details en afgesproken is dat we daarover met z’n allen nader zullen gaan praten. Eerder is u al een dik pak papier met antwoorden ter hand gesteld en mensen die al wat langer in de raad zitten weten dat het ons bestuurlijk niet ten goede komt dat we bijna honderd pagina’s antwoorden krijgen omdat er in de commissie tot in de kleinste details op is ingegaan. Ik zou bijna geneigd zijn de gevraagde schorsing niet toe te staan en de wethouder te verzoeken alleen op hoofdlijnen antwoord te geven, maar dat is niet aan mij, maar aan de raad. De heer Breugelmans: Ik stel voor de schorsing wel toe te staan, want ik kan me voorstellen dat er ook andere vragen zijn gesteld waarover ze even goed moet nadenken. De voorzitter: Het gevaar dreigt dat we dan na de tweede ronde weer zo’n oefening krijgen. Ik zal de vergadering nu even vijf minuten schorsen om met de fractievoorzitters te overleggen over de vraag hoe hiermee moet worden omgegaan. Dat lijkt me veel verstandiger dan nu de vergadering vijf minuten te schorsen om mevrouw Moussaoui de gelegenheid te geven detailantwoorden te geven. De heer Coenen: Zelf heb ik in ieder geval geprobeerd te discussiëren op hoofdlijnen. Ik ben benieuwd welke technische of detailvragen nu eigenlijk zijn gesteld, maar dat kan wat mij betreft in het presidium. Ik kan me wel voorstellen dat mevrouw Moussaoui als aankomend wethouder voor financiën even de ruimte wil hebben om op hoofdlijnen haar verhaal te vertellen. De voorzitter: Ik zal de vergadering nu voor een minuut of tien schorsen en stel voor daarin meteen ook overleg te voeren met de fractievoorzitters, om te bezien hoe hiermee moet worden omgegaan. Als iemand namelijk in de tweede termijn weer detailvragen gaat stellen, zitten we hier morgenvroeg nog. Ik schors de vergadering (15.36 uur). Schorsing De voorzitter: Ik heropen de vergadering (16.04 uur). Tijdens het overleg met de fractievoorzitters is afgesproken dat in de toekomst in ieder geval geprobeerd zal moeten worden detailvra-
160
gen niet in de raadsvergadering, maar in de commissievergadering naar voren te brengen, en liefst zelfs nog vóór de commissievergadering, zo waren een paar wijze woorden, opdat iedereen weet waarover het gaat en daarover met de fractie kan overleggen. In het presidium en in het commissievoorzittersoverleg zal hierop nog nader worden ingegaan. Het woord is thans aan de wethouder. Wethouder mevrouw Moussaoui: Mijnheer de voorzitter. De financiële kadernota is voor de raad normaliter het instrument bij uitstek om op hoofdlijnen te sturen voordat de begroting wordt opgesteld. Op basis van de gestelde kaders en actuele beleidsmatige en financiële ontwikkelingen kan de raad dan keuzen binnen het beleid maken. In dit geval echter was ons al van tevoren bekend dat de financiële vooruitzichten niet rooskleurig zijn, een statement overigens waarmee we tegenwoordig bijna ieder gesprek beginnen. De daadwerkelijke keuzen en kaders waarbinnen het beleid gevormd kan worden zullen nu naar de mening van het college tijdens de op de rol staande kerntakendiscussie aan de orde moeten komen. De voorliggende kadernota is gebaseerd op bestaand beleid, d.w.z. dat er weinig tot geen nieuwe activiteiten in staan en dat ook de prioriteiten die in het coalitieakkoord zijn geformuleerd er niet in zijn betrokken. Voorts zijn wij heel behoedzaam geweest met het verwerken van de autonome ontwikkelingen, zoals bijvoorbeeld vervangingsinvesteringen. Wij hebben dat gedaan – mevrouw Pilz – omdat wij geen beslag wilden leggen op gelden, zeker met het oog op de komende financiële tijden, en helemaal omdat we nog een kerntakendiscussie willen voeren. Zo hebben we een blanco basis van waaruit gestart kan worden. Aan de andere kant betekent dit dat het tekort nog wel eens groter zou kunnen uitvallen dan hier staat, maar goed: we laten ons verrassen door nieuwe circulaires uit Den Haag. Er zijn zelfs gemeenten die ervoor hebben gekozen nu helemaal geen kadernota voor te leggen aan de raad. Zij hebben afgesproken een kerntakendiscussie te gaan voeren nadat iedereen de zomervakantie benut heeft om met ideeën en bezuinigingsvoorstellen te komen. Een voorbeeld van zo’n gemeente is Brunssum. Omdat wij nog niet weten hoe de bezuinigingen zullen uitpakken, blijft het vooralsnog een beetje giswerk, maar wat we wel weten is dat de prognoses in de kadernota, die toch al dramatisch waren, nog eens zijn verergerd door de junicirculaire, met als gevolg dat we van € 833.000,- naar ruim € 1,8 miljoen in de min gaan. Reden waarom dat nog niet is verwerkt in het raadsvoorstel is dat op het moment van ontvangst van de junicirculaire het raadsvoorstel al onderweg was naar de raad. De belangrijkste keuzen moeten nog gemaakt worden en hoewel, zoals gezegd, de kadernota daarvoor normaal gesproken het geëigende instrument is, kunnen die keuzen bij het ontbreken van zekerheid over de hoogte van de korting op het gemeentefonds pas worden gemaakt tijdens de kerntakendiscussie. Overgaande tot het beantwoorden van de vragen, merk ik allereerst op dat het niet mogelijk zal zijn alle vragen te beantwoorden. Wat dat betreft vind ik het jammer dat een aantal vragen niet in de commissie is gesteld, zodat ze daar meer aandacht hadden kunnen krijgen en nu een meer politieke discussie had kunnen worden gevoerd. De heer Öztürk refereerde aan de brief die wij aan de gesubsidieerde instellingen hebben gestuurd en riep deze verenigingen op mee te doen aan de kerntakendiscussie. Deze oproep kan het college alleen maar toejuichen. Dat er ondanks de bezuinigingen landelijk nog subsidiepotjes bestaan, zoals hij vervolgens opmerkte, is juist, al is het natuurlijk de vraag hoe het er wat dat betreft in de toekomst uit zal zien. Als in Den Haag een potje voorhanden is waarop de naam van Roermond staat, spreekt het vanzelf dat het deze kant op zal moeten komen. Wij hebben een subsidieadviseur, er zijn goede voorstellen van wethouders en wij zitten er bovenop. Het Centrumplan Swalmen is uitgebreid besproken in de commissie. Het is, zoals bekend, een hele moeilijke materie. Er zijn verschillende partijen met verschillende visies bij betrokken. Het is wat dat betreft een beetje vergelijkbaar met de Donderberg. Aanstaande maandagavond
161
gaan de collega’s Kemp, IJff en Van Rey hierover opnieuw in gesprek. Als het voortvarender kan, zullen wij dat uiteraard toejuichen. De heer Breugelmans heeft het een goede zaak genoemd dat het college heeft besloten risicovoller te gaan begroten. Voor de goede orde: wat daarmee wordt bedoeld is dat posten waarvan kan worden ingeschat dat er weinig gebruik van wordt gemaakt lager worden geraamd, zodat het resterende geld voor iets anders kan worden gebruikt. Zo is er bijvoorbeeld een budget voor mensen die verhuizen om een baan aan te nemen in de gemeente Roermond, een soort verhuiskostenpotje, en de ervaring in het verleden heeft geleerd dat daarvan te weinig gebruik wordt gemaakt. De heer Breugelmans heeft vervolgens betoogd dat steekproefsgewijs gecontroleerd zal moeten worden en dat het niet aangaat de controleur te controleren. Door de raad is een accountant aangewezen die deze controle uitvoert en wij kennen ook interne controles. Als de raad er behoefte aan heeft hierover nader van gedachten te wisselen, is het auditcomité daarvoor wellicht de aangewezen plek. De heer Puper heeft ervoor gewaarschuwd dat ons meer te wachten staat dan alleen de bedragen die hier zijn genoemd en dat een omslag nodig is in ons denken en handelen. Er staat ons inderdaad het nodige te wachten en ik ben het met hem eens dat er iets zal moeten veranderen. Daarvoor is juist de kerntakendiscussie bedoeld, waarin wij samen met de raad het hele traject willen doorlopen. Ook met zijn opmerking dat de zaken die wij al doen aan een heroverweging zullen moeten worden onderworpen ben ik het helemaal eens. De heer Coenen heeft een rekensommetje gemaakt en vastgesteld dat de gemeente reserves heeft ter grootte van € 73 miljoen en een tekort van € 35 miljoen. Op zichzelf is dat juist, maar daarbij moet wel worden bedacht dat aan die reserves allerlei besluiten en verplichtingen ten grondslag liggen. Het is de bedoeling de meerjarenbegroting sluitend te krijgen en ook daarvoor is weer de kerntakendiscussie bedoeld. De heer Coenen heeft volkomen gelijk dat er een goede afstemming moet zijn tussen de personele capaciteit en de investeringsplanning. Zoals ik bij het vorige agendapunt al heb gezegd, zijn er echter ook andere oorzaken die ertoe kunnen leiden dat de investeringsplanning niet wordt gehaald, zaken moeten worden uitgesteld e.d. Verder hebben wij in onze personele capaciteit natuurlijk ook te maken met vervanging bij ziekte of zwangerschapsverlof. Als het daarbij gaat om mensen met een specifieke achtergrond of deskundigheid die in eigen huis niet meer voorhanden is, komen we voor de vraag te staan of daarvoor iemand in dienst moet worden genomen, dan wel tijdelijk ingehuurd. Kortom, het is niet zo eenvoudig. Of de ambitie wellicht een tandje lager moet worden gesteld, dan wel of juist voortvarender en sneller op iets gereageerd moet worden, is wederom een vraag waarover de raad zich in het kader van de kerntakendiscussie mag uitspreken. Met het oog op landelijke subsidies is het vooral een taak van de wethouders om met goede voorstellen te komen, zo betoogde de heer Coenen. Als wij met goede voorstellen kunnen bereiken dat het ene potje waar onze naam op staat hierheen kan worden gehaald, staan wij natuurlijk vooraan. De heer Coenen stelde voorts de vraag hoe nu meer kan worden geïnvesteerd in veiligheid als wij tegelijkertijd gedwongen worden de broekriem aan te halen. Mijn antwoord daarop luidt: door keuzen te maken en mensen te wijzen op hun verantwoordelijkheden. Het belangrijkste is het eerste: keuzen maken. Die keuzen maakt niet alleen het college, maar maken wij met z’n allen. De prognose van 250 extra woningen per jaar lijkt ons reëel. Over de Essentgelden is de raad in december jl. een voorstel voorgelegd, waarover vervolgens een besluit is genomen. Van Demokraten Swalmen heb ik een groot aantal vragen genoteerd. Over doublures in voorstellen is eerder al een vraag gesteld, die ook is beantwoord in de groene flap. Mevrouw Pilz heeft de verenigingen gekwalificeerd als het cement van de samenleving en daarmee zijn wij het geheel eens, vandaar ook dat wij in onze brief grote waardering tot uiting
162
hebben gebracht voor de vele vrijwilligers die hierin werkzaam zijn. Juist omdat wij deze verenigingen en personen een warm hart toedragen, vonden wij het gepast hen te informeren over wat ons onder meer van het rijk te wachten staat, zodat zij voldoende tijd hebben om zich op een en ander te bezinnen. Voor het feit dat de prioriteiten in het coalitieakkoord ontbreken in het voorstel heb ik eerder al een verklaring gegeven: het heeft te maken met het feit dat wij niet al vooruitlopend op de kerntakendiscussie beslag wilden leggen op de gelden. Met het inruilen van oud beleid voor nieuw beleid wordt concreet bedoeld dat wij geen extra geld zullen uitgeven aan nieuw beleid voordat daarvoor iets ouds wordt ingeruild. De heer Boots heeft het college op het hart gedrukt met de bezuinigingen de zwakkeren niet te treffen. Daarmee zijn wij het helemaal eens. Over wat wij van plan zijn te doen zal inderdaad goed gecommuniceerd moeten worden. In het traject van de kerntakendiscussie is goede communicatie essentieel. Met de gemeente Roerdalen is zowel op ambtelijk als op bestuurlijk niveau overleg gevoerd om na te gaan in hoeverre door een samenwerking schaalvoordelen zijn te behalen. Stille reserves zijn inderdaad niet verantwoord in de begroting en dat zal ook niet gebeuren. Stille reserves zijn niet voor niets stil. Dit gemeentehuis kan bijvoorbeeld een bepaalde waarde vertegenwoordigen, maar dat wil nog niet zeggen dat het meteen voor die waarde zou kunnen worden verkocht als wij het geld nodig hebben. Door de rekenkamercommissie is, zoals bekend, onderzoek gedaan naar stille reserves en het weerstandsvermogen. De raad heeft het college om een aantal zaken gevraagd en het college heeft zich onder andere gecommitteerd om inzage te geven in de stille reserves. De heer Boots heeft vervolgens gevraagd wat er is gebeurd met de motie die Burger Belangen Roermond in 2004 heeft ingediend over externe inhuur. Destijds is hierover al aan de raad gerapporteerd, maar ik zeg toe dat ik hierover nog zal communiceren, hetzij via de groene flap, hetzij in de commissie. Mijnheer de voorzitter. Ik heb mijn best gedaan en hoop hiermee genoegzaam op de gestelde vragen te zijn ingegaan. (Mevrouw Smitsmans-Burhenne keert te 16.20 uur ter terug ter vergadering.) De heer Breugelmans: Mijnheer de voorzitter. Om te beginnen zeg ik de wethouder dank voor haar uitgebreide antwoord. Voorts wil ik van deze gelegenheid gebruik maken om even te releveren waarvoor wij in het verleden de kadernota altijd hebben gebruikt. Acht jaar lang hebben wij het college met de kadernota een handvat meegegeven voor het inrichten van de begroting. Het negende jaar doen wij dat schijnbaar ineens anders. Het lijkt mij goed en zinnig in het presidium nog eens van gedachten te wisselen over de vraag hoe de begrotingscyclus gezamenlijk het beste kan worden aangepakt, ook in organisatorische zin in de raad. Ik hoop dat dit op korte termijn zal kunnen gebeuren, zodat hierover duidelijkheid wordt geboden voor alle raadsleden. Tenslotte merk ik aan het adres van de wethouder op dat ik met mijn opmerking over risicovoller en reëler begroten ook het oog had op alle oorzaken die zij heeft opgesomd waarom kredieten soms moeten worden overgeheveld, afgeschreven en dat soort zaken. Ook daarnaar zullen we goed moeten kijken, omdat hieruit mogelijkerwijs winst kan worden gehaald. Zelf denk ik dat we daar wel een paar miljoen uit kunnen slepen. De heer Puper: Mijnheer de voorzitter. Een kerntakendiscussie in de geest van ‘Spaarzaam en zorgvuldig’, een kadernota, een College-Uitvoeringsprogramma en een meerjarennota die recht doet aan onze mogelijkheden, maar ook aan de ambities die wij hebben: in alle discussies die wij daarover voeren zullen wij niet uit het oog mogen verliezen dat de kost altijd voor de baat blijft uitgaan.
163
De heer Coenen: Mijnheer de voorzitter. Graag zeg ik de wethouder allereerst dank voor het feit dat zij heeft uitgelegd waar het op dit moment om gaat. De heer Puper heeft ons zojuist voorgehouden dat de kost voor de baat uitgaat. Ik zal het op prijs stellen wanneer daarvan straks in de kerntakendiscussie een soort voorbeeld of vertaling kan worden gegeven. Ik vond het namelijk nogal een cryptische opmerking. Als hij ermee bedoelt dat we in het kader van de kerntakendiscussie zullen moeten nagaan welke investeringsplanningen geld opleveren en welke geld kosten, kunnen we er wellicht zinvol over praten. De heer Puper: Ik zeg u graag toe dat wij op het goede moment hierover een goede discussie met elkaar zullen aangaan. Mevrouw Pilz-van Elven: Mijnheer de voorzitter. Niet al onze vragen zijn beantwoord, maar ik neem aan dat dat later alsnog door het ambtenarenkorps zal worden gedaan als het nu niet mogelijk is. Graag wil ik nog wel weten of er een plan bestaat voor het inruilen van oud voor nieuw beleid. Wordt het aan de raad overgelaten om zelf maar iets uit te zoeken, of wordt ons daarvoor een gedetailleerd plan aangeboden? De heer Puper: Dat is nu precies wat wij met de kerntakendiscussie beogen. Het zal misschien wel een grote ruilmarkt worden, maar daar zijn we allemaal bij en daar kunnen we allemaal aan meedoen. Wethouder mevrouw Moussaoui: Mijnheer de voorzitter. Met de heer Breugelmans ben ik het geheel eens dat wij in het kader van risicovoller begroten goed zullen moeten nagaan welke factoren een en ander kunnen beïnvloeden. Wij hebben elkaar wat dat betreft goed begrepen. De vraag van mevrouw Pilz of er een plan is voor het inruilen van oud voor nieuw beleid is inmiddels al door de heer Puper beantwoord. Het is precies het antwoord dat ook ik had willen geven. Zonder hoofdelijke stemming besluit de raad conform het voorstel van burgemeester en wethouders en het daarbij behorende ontwerpbesluit 16. Aanbesteding accountantsdienstverlening (raadsvoorstel nr. 2010/061/01). De voorzitter: Dames en heren. Eventuele vragen over dit voorstel zullen niet door het college, maar door de offertebeoordelingscommissie worden beantwoord. Deze commissie bestaat uit de heer Guffens, mevrouw Beeren en de heer Oele. De heer Guffens heeft zich vanwege andere verplichtingen inmiddels echter moeten laten verontschuldigen. De heer Kabakci: Mijnheer de voorzitter. Ondanks dit op het oog eenvoudige agendapunt bleken er bij verschillende fracties, waaronder ook de onze, nogal wat vragen te bestaan. De uitleg van de offertebeoordelingscommissie in de groene flap is helder en duidelijk. De raad heeft deze commissie ingesteld, die vervolgens tewerk is gegaan volgens het door de raad vastgestelde programma van eisen. Aangezien de voorgedragen accountant voldoet aan de vereisten in het programma van eisen, stemt de VVD-fractie in met deze voordracht. Wel willen wij graag een advies meegeven voor toekomstige voordrachten en keuzen, namelijk om die niet gelijk te laten lopen met de raadsperiode. Nu wordt een nieuwe portefeuillehouder meteen geconfronteerd met een nieuwe accountant. Het lijkt ons beter dit voortaan tussentijds, bijvoorbeeld halverwege de raadsperiode, te regelen. De heer Boots: Mijnheer de voorzitter. Het is de vraag of het verstandig is in tijden dat noodweer dreigt van accountant te wisselen, maar ik begrijp dat dit niet in de opdracht van de beoordelingscommissie was begrepen. Toch stel ik de vraag: is het wel verstandig op dit moment
164
een accountant, over wie eerder nog zo lovend is gesproken en die de organisatie door en door kent, te vervangen door een andere? De heer Breugelmans: Had u dat de auditcommissie dan niet eerder moeten laten weten? De heer Boots: ik wil een commissie die wij zelf hebben samengesteld nooit voor de voeten lopen. Die commissie heeft haar eigen verantwoordelijkheid. De opdracht van de raad aan de commissie was duidelijk en de commissie heeft zich daarvan voldoende gekweten. Toch heb ik nog enkele kritiekpunten. Ik zou graag hebben gezien dat de commissie verder had gekeken dan alleen de punten die ze van de raad heeft meegekregen. Ik heb de moeite genomen bij de griffier het dossier in te zien, maar na vijf minuten ben ik gestopt met zoeken, omdat ik zeer storende fouten in met name de offerte van Ernst & Young was tegengekomen. Bij Ernst & Young is Roermond als offertegemeente aangegeven, als gemeente waarbij een andere gemeente normaliter te rade kan gaan. Ik begrijp dat niet, want wij hebben nooit diensten van Ernst & Young afgenomen. Ik mag aannemen dat een accountantsbureau stipt is in zijn werk. Als Roermond dan echter wordt genoemd als een gemeente met 37.000 inwoners, zakt mijn broek daar bijna van af. Ik neem aan dat op basis van dat inwonertal ook de offerte gebaseerd is. Bent u niet met mij van mening dat een accountant die zulke kardinale fouten maakt straks, als het erop aankomt en het om de echte cijfers gaat, ook geen goed werk kan leveren? Wat de commissie en de raad hiermee willen doen, hoor ik wel, maar zelf vind ik het niet te verkroppen dat een accountant een telefoontje hierover van de griffier, op mijn verzoek, slechts afdoet met de opmerking dat het niet had mogen gebeuren. Zulke fouten hadden naar mijn mening door een gerenommeerd accountantsbureau niet gemaakt mogen worden. De heer Coenen: Mijnheer de voorzitter. In de vorige periode heb ik deel uitgemaakt van de auditcommissie en ik weet wat in het programma van eisen is vermeld ten aanzien van de offertebeoordelingscommissie. Ik zal niet al die punten gaan noemen, maar één ervan had bijvoorbeeld betrekking op de presentatie: hoe goed weet je je verhaal te verkopen? Sommigen kicken op een goede presentatie. Ik ben benieuwd in hoeverre op dat punt gescoord is. Zelf ben ik er overigens nooit zo gecharmeerd van wat vaak alleen maar opgeblazen lucht is. Het tweede punt betreft de deskundigheid van de accountants: hoe deskundig zijn ze? Na de woorden van de heer Boots kan die vraag zeker gesteld worden. Ernst & Young en Deloitte & Touche zijn de grote jongens met wie we nog te maken hebben en ik heb begrepen – ik heb het zelf ook mogen meemaken – dat Deloitte & Touche deze organisatie de afgelopen jaren heel veel verder heeft gebracht, tegen de goede bedragen, voor een standaardoffertebedrag en soms ook vanwege meer diensten. Volgens mij heeft de vorige wethouder, Schreurs, daarvan ook goede adviezen gekregen. Naar ik heb begrepen, zouden ze wat de kosten betreft zelfs € 10.000,- goedkoper zijn geweest en dat lijkt me een extra pre, waarmee ze al twee punten achter hun naam hebben, in positieve zin wat mij betreft. Waarom zouden we deze goede, deskundige accountant, die ook nog € 10.000,- goedkoper is en weet dat wij 54.000 inwoners hebben, dan opeens gaan passeren? In allerlei aanbestedingsprocedures gaan partijen soms naar de rechter, maar dat zal men in dit geval niet doen, want volgens mij is men daar wat keuriger in. Ik zou in ieder geval die keuze niet gemaakt hebben. Tenslotte wil ik ook even reageren op de vraag van de heer Breugelmans aan de heer Boots. Hadden wij in de opdracht moeten opnemen dat er niet gewisseld mag worden? Ik vind dat een beetje een flauwe vraag. Ik denk dat de beoordelingscommissie alle elementen heeft afgewogen. Ergens zal men dus hebben gescoord en ik schat zo in – maar ik kan me vergissen – dat de presentatie een groot gewicht heeft gekregen. De heer Öztürk: Mijnheer de voorzitter. In de commissievergadering hebben wij gevraagd of de raad nog zou kunnen besluiten te wisselen. In de groene flap lezen we nu dat de gemeente in
165
dat geval een schadeclaim zou kunnen krijgen. Die informatie hadden wij graag eerder gehad van de offertebeoordelingscommissie, want dat zou tot een heel andere discussie hebben geleid. Het staat de raad nu niet echt vrij een keuze te maken, omdat er een Europese aanbesteding ligt en juridisch is aangegeven dat er een schadeclaim zou kunnen komen. In hoeverre kunnen wij dan vandaag nog kiezen voor een ander? Met de heer Kabakci ben ik het eens dat het beter is halverwege de raadsperiode een besluit te nemen over een accountantswisseling. Kijk ik nu naar de presentatie, dan zie ik dat de wegingsfactor 15% is en dat is best wel hoog. Nu kunnen we dat niet meer veranderen, maar wellicht is het zinnig de presentatie de volgende keer wat minder zwaar en de prijs wat zwaarder te wegen, gezien de economische ontwikkeling in de toekomst. In de commissie hebben wij ook gevraagd wat zo’n nieuwe accountant nu eigenlijk betekent. Het betekent 60 uur extra ambtelijke capaciteit. Dat alles in aanmerking nemend, zijn wij financieel uiteindelijk misschien wel meer kwijt aan deze accountant. Helaas kunnen we echter geen andere beslissing nemen, omdat we dan een schadeclaim tegemoet zouden kunnen zien. De heer Coenen: U vraagt zich af of er een schadeclaim van Ernst & Young zou kunnen komen. Ik draai het eens om: zou die ook te verwachten zijn van Deloitte & Touche als we haar passeren? Ik ben er nog steeds voorstander van om bij Deloitte & Touche te blijven. De voorzitter: Het woord is thans aan de commissie. De heer Oele: Mijnheer de voorzitter. De offertebeoordelingscommissie bestond uit drie raadsleden, de drie raadsleden die in het auditcomité zitten, aangevuld met drie mensen uit de ambtelijke organisatie. Deze zes mensen hebben de offertes beoordeeld en hun beoordeling was unaniem. Op 17 december 2009 zijn de spelregels vastgesteld volgens welke deze aanbesteding gestalte heeft gekregen: een Europese aanbesteding in verband met de omvang. Je zou kunnen zeggen dat de beoordelingscommissie als een soort scheidsrechter op basis van de regels heeft bepaald wie er gewonnen heeft. Net als bij voetballen gaat het niet aan achteraf de spelregels nog eens te veranderen. Het proces is naar mijn mening op een integere manier doorlopen en de uitkomst daarvan ligt thans voor. Op grond van deze procedure kan Deloitte & Touche natuurlijk nooit een claim indienen bij de gemeente. Deloitte & Touche is gewoon een van de spelers die zich aan de spelregels heeft gehouden, net zoals Ernst & Young een van de spelers is die zich aan de spelregels heeft gehouden. De enige van wie wij eventueel een claim zouden kunnen verwachten is inderdaad Ernst & Young. De voorzitter: En wanneer kan die een claim leggen? De heer Oele: Als afgeweken zou worden van het resultaat dat de vooraf vastgestelde procedure heeft opgeleverd. De heer Boots heeft zich afgevraagd of het verstandig is te switchen. Dat weet ik niet, maar wellicht is het toch verstandig te switchen. Zouden wij zijn doorgegaan met Deloitte & Touche, dan zou Deloitte & Touche in september met zijn interimcontrole zijn gekomen. Men zou hier dan een week, of twee weken, hebben rondgelopen en een managementletter hebben uitgebracht die het college, en met name de wethouder voor financiën, zou hebben kunnen helpen om in de toekomst iets beter te doen in de organisatie, maar met de switch en het feit dat de nieuwe accountant zich moet inwerken in Roermond kan ook een kans worden geboden als daarbij wordt aangesloten, om veel sneller en dieper de organisatie te leren kennen. Het zou mijns inziens daarom zowel een kans als een bedreiging kunnen zijn. De heer Boots heeft vervolgens een opmerking gemaakt over het opnemen van Roermond in het overzicht. Ik denk dat men daarmee heeft voorgehad Roermond te plaatsen in het kader
166
van waar men al aanwezig is. Ik ga ervan uit dat het aantal van 37.000 inwoners een tikfout is, maar ik heb er niet naar gevraagd en zou het dus niet weten. Deloitte & Touche heeft onze organisatie inderdaad verder gebracht, zoals de heer Coenen opmerkte. In de afgelopen vijf jaar – de vorige offerteperiode besloeg een periode van vier jaar met verlenging van een jaar – heeft Roermond veel vooruitgang geboekt. Van een wat slechter georganiseerd systeem zijn we naar een goed georganiseerd systeem gegaan. In die tijd heeft ook de herindeling met Swalmen plaatsgevonden en er is behoorlijk getimmerd aan de administratieve organisatie, zowel door de mensen die wij zelf in dienst hebben als voor een deel met behulp van Deloitte & Touche en mensen die inmiddels het speelveld verlaten hebben. De rol van de accountant hierin moet overigens niet overschat worden, want uiteindelijk komt de accountant maar 200 tot 250 uur per jaar bij de gemeente over de vloer in een team van vier, vijf man. De ondersteunende waarde is mijns inziens vooral gelegen in het sturen van onze eigen interne controleafdeling, zonder dat er echt zware adviezen achter hangen. Het verbeteren van de administratieve organisatie heeft er natuurlijk ook voor gezorgd dat het offertebedrag nu aanzienlijk lager ligt dan vijf jaar geleden. Deloitte & Touche was inderdaad de goedkoopste, Ernst & Young de duurste in de rij, maar hierin schuilt volgens mij meteen ook een stukje minder risico. Deloitte & Touche heeft een aardige historie gehad met het in rekening brengen van extra werk. Als de begroting voor zo'n project ruim wordt opgezet, zal het risico van extra werk en kosten geringer zijn. De heer Coenen heeft laten dat hij deze keuze niet zou hebben gemaakt. Wij hebben die keuze wel gemaakt op grond van de spelregels die op 17 december zijn vastgelegd. Alle elementen die in die spelregels waren opgenomen hebben wij mee laten wegen en daarnaast hebben wij uiteraard nog aanvullende vragen gesteld als: hoe kijkt u tegen gemeenteland aan, hoe bent u vertegenwoordigd in gemeenteland, hoe kijkt u aan tegen het verrichten van extra werkzaamheden, gebeurt dat bij afspraak vooraf, of wordt de gemeente daarmee geconfronteerd e.d. De presentatie is naar ik meen voor 15% in de waardering betrokken. In de presentaties, die door alle drie werd gegeven door de teams die daadwerkelijk de controle gaan uitvoeren, is Ernst & Young als beste uit de bus gekomen, waarmee ik niet wil zeggen dat zij ook vooraf al niet als beste was beoordeeld. Met de VVD-fractie ben ik het eens dat het aanbeveling verdient de offerteperiode voor de volgende periode op bijvoorbeeld drie of vijf jaar te stellen, zodat een eventuele switch van accountants midden in een raadsperiode komt te liggen en niet precies aan het begin. De voorzitter: Alvorens de raad in tweede termijn het woord te geven, wil ik opmerken dat we deze behandeling niet uit z’n verband moeten trekken door ook over de accountant zelf te gaan discussiëren. Wij hebben de commissie opgedragen een accountant uit te zoeken en dat is gebeurd volgens onze spelregels. Daarmee houdt het voor ons eigenlijk op. We kunnen nu weer wel andere dingen gaan vragen, maar in principe is dat niet juist. De heer Coenen: Mijnheer de voorzitter. Op dit moment vraag ik me ernstig af hoe het zit met mogelijke schadeclaims. Ik weet niet in hoeverre Deloitte & Touche of Ernst & Young in die zin een ‘hoge heren’-moraal hebben, maar ik weet uit ervaring dat dit soort trajecten zeer kostbaar kan zijn als de spelregels niet op een goede manier worden gehanteerd of geïnterpreteerd. Ik weet van een heel groot bedrijf dat het zelfs speciaal over deskundigen beschikt om te voorkomen dat zoiets gebeurt. Bij wijze van mondeling amendement dien ik het verzoek in om door JZ&E (Juridische Zaken en Eigendom) te laten onderzoeken of wij niet het risico van juridische claims lopen. Persoonlijk blijf ik, de spelregels afwegend – het enige wat ik niet heb gezien is de presentatie, maar dat kan soms zelfs een pre zijn –, bij de keuze voor Deloitte & Touche vanwege de lagere kosten, de grotere deskundigheid en het goede werk dat zij heeft geleverd. Ik stel de raad daarom voor om, als het enigszins kan, op korte termijn te laten nagaan of dit verhaal rechtens stand zal houden. Verder pleit ik ervoor bij Deloitte & Touche te blijven.
167
De heer Boots: Mijnheer de voorzitter. Laat ik om te beginnen opmerken dat ik ervan overtuigd ben dat de commissie goed werk heeft geleverd aan de hand van het programma van eisen dat deze raad zelf heeft vastgesteld. Vraag is echter of dat programma van eisen niet gewijzigd zou moeten worden. Blijkens het stuk heeft de presentatie voor 15% meegeteld in de beoordeling en hetzelfde stuk meldt dat de presentatie van Ernst & Young uitblonk, doordat zij zich duidelijk zeer verdiept had in de gemeentelijke organisatie. Dat heeft zij echter gedaan voor een gemeente van 37.000 inwoners en bovendien heeft zij aangegeven dat Roermond voor haar een referentiegemeente is. Zoiets kan door de spreekstalmeester van Ernst & Young niet telefonisch worden afgedaan met de woorden: dat had niet gemogen, sorry. In zo’n organisatie kan ik maar heel weinig vertrouwen hebben. Ik maak me helemaal niet zoveel zorgen over eventuele schadeclaims die te verwachten zouden zijn. Ik wil namelijk nog wel eens een organisatie zien die een schadeclaim durft in te dienen als zulke domme fouten wereldkundig worden bij andere bureaus. Ik heb in ieder geval weinig vertrouwen in de gang van zaken bij Ernst & Young; dat wil ik hierbij uitgesproken hebben. De voorzitter: Graag wil ik nog even attenderen op wat de groene flap meldt, namelijk dat de raad alleen kan afwijken van het voorstel van de beoordelingscommissie, als hij van mening is dat de commissie de beoordeling niet naar behoren heeft uitgevoerd. Neemt u nu een ander besluit, dan betekent dat in feite dat u de commissie naar huis stuurt met de mededeling dat de beoordeling niet op een juiste manier heeft plaatsgevonden. Ik verzoek mevrouw Moussaoui nu meteen in te gaan op de vraag die door de heer Coenen is gesteld over de schadeclaim. Wethouder mevrouw Moussaoui: Mijnheer de voorzitter. JZ&E is al om advies gevraagd in dit proces. Als de raad ervoor kiest zaken te blijven doen met Deloitte & Touche, wordt de kans groot geacht dat hieruit een schadeclaim zal voortvloeien. De voorzitter: Ik wijs er nogmaals op dat wij de commissie mandaat hebben gegeven om deze beoordeling uit te voeren. Als de raad nu voor een ander wil kiezen, veroordeelt hij daarmee de commissie. De heer Öztürk: Wij hebben de commissie inderdaad mandaat gegeven en zij heeft haar werk goed gedaan, maar als het een ‘ja/ja-stuk’ is, hoeft het niet aan de raad te worden voorgelegd. Als wij hier alleen maar ‘ja’ mogen zeggen, hoeven wij deze discussie helemaal niet te voeren. De voorzitter: De vraag die hier aan de orde is, is of de commissie haar werk goed heeft gedaan. De heer Öztürk: Ik heb al gezegd dat de commissie onzes inziens haar werk goed heeft gedaan, maar dat neemt niet weg dat wij, gezien de omstandigheden, misschien toch een andere richting op willen. Als dat mandaat van de raad wordt afgepakt, hoeft er hier helemaal niet over gesproken te worden. De voorzitter: In december hebt u de commissie spelregels meegegeven en nu wordt u gevraagd of de commissie naar uw mening volgens die spelregels tewerk is gegaan. Dat is het enige wat nu aan de orde is, maar inmiddels wordt ook over de accountants zelf gesproken en dat lijkt mij niet zo verstandig. Niet de accountants staan ter beoordeling, maar de vraag of de commissie haar werk heeft gedaan volgens de spelregels die u in december hebt meegegeven. Zeg ik dat goed, burgemeester? De heer Van Beers: Ik heb de leden van de raad een- en andermaal horen zeggen dat de commissie haar werk goed heeft gedaan. Daarmee geven zij impliciet aan dat in feite geen ander besluit kan worden genomen dan thans is voorgelegd.
168
De heer Coenen: Ik wil graag een mondelinge verklaring afleggen, als u dat goed vindt. De voorzitter: Dat mag u nadat de heer Oele in tweede termijn het woord heeft gevoerd. De heer Oele: Mijnheer de voorzitter. Volgens mij heeft de raad de commissie op 17 december mandaat gegeven door het besluit dat toen is genomen. Op grond van dat mandaat is een voordracht uitgebracht en wettelijk gesproken moet de raad die nu formaliseren in een raadsbesluit. Mevrouw Andringa heeft mij intussen ingefluisterd waar het inwoneraantal van 37.000 vandaan komt. In het verleden is door Ernst & Young ook al eens offerte uitgebracht en toen had de gemeente Roermond nog 37.000 inwoners. De voorzitter: Het is even goed slordig, daar heeft de heer Boots gelijk in, maar daar gaat het nu niet om. Wij moeten nu uitspreken of de commissie haar werk goed heeft gedaan en als wij dat vinden, is hiermee ook deze accountant gekozen. De heer Kabakci: Mijnheer de voorzitter. Inmiddels heb ik van meerdere fracties begrepen dat zij er voorstander van zijn om deze keuze eerder te maken en niet aan het begin van een raadsperiode. Kunnen wij dat nu ook als afspraak vastleggen? De voorzitter: Ik weet eerlijk gezegd niet hoe de afspraak nu luidt. Geldt die nu voor een periode van vier jaar? De heer Oele: Ja, de opdracht wordt gegeven voor vier jaar. Dat zou dus betekenen dat ook de volgende ronde plaatsvindt bij een raadswisseling. De voorzitter: De vraag die de heer Kabakci stelt is of we de volgende keer niet een andere cyclus moeten kiezen, zodat het niet meer kan voorkomen dat een nieuwe portefeuillehouder ook meteen met een nieuwe accountant te maken krijgt, enz. Ik neem aan dat wij het daarover wel met elkaar eens zijn. De heer Oele: We zullen deze gang van zaken in ieder geval moeten evalueren, wellicht in een klankbordgroep. Daarbij kan de suggestie om eventueel de spelregels te veranderen tegen het licht worden gehouden, voor zover dat althans mogelijk is in het kader van Europese aanbestedingen, en kunnen we ook nader bezien hoe het moment van wisseling beter in overeenstemming kan worden gebracht met onze wens om dat niet meer aan het begin van een raadsperiode te doen. De heer Coenen: Over de termijn hebben wij ook in de vorige periode al eens een discussie gevoerd, dus dat is heel snel op te zoeken. De vraag die nu aan de orde is, is inderdaad of de beoordelingscommissie de spelregels goed gehanteerd en geïnterpreteerd heeft. Wat dat betreft moet ik zeggen dat ik ze anders geïnterpreteerd zou hebben en daar blijf ik bij. Waar anderen de commissie misschien een 6,5 geven, geef ik haar misschien een 5,5, nét onder de maat, gegeven de argumenten die ik zojuist heb aangedragen. Daarmee wil ik niet zeggen dat dit een makkelijke taak is. Er zijn zelfs hele grote organisaties die hiervoor topdeskundigen tegen hoge tarieven in huis halen. Ik neem dit de commissie dus helemaal niet kwalijk, maar ik blijf kiezen voor Deloitte & Touche. De voorzitter: Ik sluit nu deze discussie. Ik heb zat mensen met een 5,5 zien overgaan en die de zijn later nog heel ver gekomen in de maatschappij. Ze reden al op hun 16 in een auto! De heer Boots: Mijnheer de voorzitter. Dat de commissie goed werk heeft geleverd, heb ik eerder al gezegd. Daar gaat het ons dus niet om. Als we nu dwars zouden gaan liggen, zou dat als
169
een motie van wantrouwen kunnen worden beschouwd tegen de commissie en zo ver willen wij niet gaan. Wel willen wij hier uitgesproken hebben dat wij Ernst & Young op de voet zullen blijven volgen, want zulke domme fouten heb ik in mijn leven al lang niet meer gezien. Zonder hoofdelijke stemming besluit de raad hierna conform het voorstel van burgemeester en wethouders en het daarbij behorende ontwerpbesluit, met inachtneming van de stemverklaring van de Stadspartij Roermond. 17. Veiligheidsprogramma 2010 (raadsvoorstel nr. 2010/063/01). Mevrouw Van Beers: Mijnheer de voorzitter. In de commissie hebben wij het al gezegd, maar het lijkt mij wel aardig het ook hier te doen: wij vinden dit een prachtig programma voor de komende tijd en wij wensen de portefeuillehouder hiermee heel veel succes. Volgens mij is dit een van de dingen waarvoor we hoe dan ook het geld zullen moeten vinden. De heer Smeets: Mijnheer de voorzitter. De hoge prioriteit die het college geeft aan integrale veiligheid is onzes inziens alleszins te rechtvaardigen. Bij de behandeling van dit voorstel in de commissie is overduidelijk gebleken dat die hoge prioriteit partijbreed gedragen wordt, zo ook door Demokraten Swalmen. Zonder de discussie in de commissie te willen overdoen, wil ik hier nog enkele opmerkingen naar voren brengen. Demokraten Swalmen staat vierkant achter de voorgestelde integrale aanpak, een aanpak langs drie sporen. In die integrale aanpak schuilt echter ook een valkuil en daarvoor wil Demokraten Swalmen uitdrukkelijk waarschuwen. Wellicht kent u ook de uitspraak: ‘Hoe integraler, hoe stroperiger, troebeler en moeizamer de processen vaak verlopen’. Het is geen Wet van Meden en Perzen, maar het komt wel vaak voor en dat moet zoveel mogelijk voorkomen worden. Daarom vereist de integrale aanpak een volstrekt heldere organisatiestructuur. Naar de mening van Demokraten Swalmen is dit cruciaal voor de slaagkansen van deze aanpak. Wij pleiten dan ook voor een organisatiestructuur met een strakke regie en harde afspraken, naast een heldere onderlinge afstemming tussen alle partners in de veiligheidsketen, een organisatiestructuur met één regievoerder, met doorzettingsmacht en de eindverantwoordelijkheid. Helaas is het tot op heden voor Demokraten Swalmen nog niet duidelijk wie van het college die rol van regievoerder op zich zal nemen. Met het uitvoeren van het Veiligheidsprogramma 2010 is een incidenteel bedrag gemoeid. Wij pleiten er dringend voor, mede gezien het grote maatschappelijke belang van veiligheid, in de toekomst structurele middelen vrij te maken voor de uitvoering van het veiligheidsprogramma. Wellicht kan deze gedachte – en daar gaan we weer – zowel in de kerntakendiscussie als in de begrotingsbehandeling 2011 en de meerjarenbegroting worden meegenomen. Ondanks het voorgaande kan Demokraten Swalmen instemmen met het voorstel en de gevraagde besluiten, t.w. de integrale aanpak langs drie sporen, het bedrag van € 165.000,- voor de uitvoering en financiering van het bedrag uit de bestemmingsreserve CUP 2007-2010. De heer Achten: Mijnheer de voorzitter. Een bedrag van enkele honderdduizenden euro’s om 75 Roermondse jongeren op het juiste spoor te houden: omgerekend per jongere is dat waanzinnig veel. Het is echter niet anders, het zal moéten, anders kost het de maatschappij nog veel meer. Uit de besluitenlijst van burgemeester en wethouders hebben wij inmiddels begrepen, dat er een professor is ingehuurd. Graag willen wij van het college weten wanneer die professor met zijn manschappen aan de slag zal gaan, en nog veel belangrijker: wanneer wij de eerste resultaten kunnen verwachten en hoe wij over het proces zullen worden geïnformeerd. Want tel maar eens uit: enkele honderdduizenden euro’s voor 75 man, je zult maar het arme vrouwtje zijn dat wordt overvallen, dan kan er nog geen bloemetje van af! Voor ons is veiligheid een zaak van preventie en repressie. Wij hebben een portefeuillehouder voor welzijn en een portefeuillehouder voor integrale veiligheid die, zo meldt de groene flap, bij
170
elkaar zullen gaan zitten, morgen zelfs met een directeur van de gemeente erbij als ik het wel heb, maar naar onze mening kan er op een schip maar één kapitein zijn. Net als Demokraten Swalmen willen wij daarom weten wie hier nu echt de regie zal gaan voeren en wie wij, als het ooit zo ver mocht komen, echt ter verantwoording kunnen roepen. Er is weliswaar collegiale verantwoordelijkheid, maar nogmaals: er kan maar één kapitein op een schip zijn. Veiligheid heeft terecht de hoogste prioriteit. Van belang is dan wel dat zaken ook echt in het CUP zullen komen te staan. Wij verwachten daadkracht van het college op dit punt. De vraag die wij hebben is wanneer wij een en ander kunnen verwachten, en dan gaat het niet zozeer om woorden, maar om daden buiten, zodat we eindelijk van die verschrikkelijke AD-Misdaadmeter en andere indicatiecijfers af komen. De heer Breugelmans: Mijnheer de voorzitter. Veiligheid staat bij alle partijen hoog in het vaandel. Ook de burger roept steeds harder om meer veiligheid. Roermond scoorde wederom slecht in de AD-Misdaadmeter. Dat daar dringend aan gewerkt moet worden is duidelijk en lijkt vanzelfsprekend. We dreigen echter in een vreemd spanningsveld terecht te komen. Dat we in de WK-finale staan is natuurlijk fantastisch – u zult zich misschien afvragen wat dat er nu mee te maken heeft –, maar realiseert iedereen zich wel wat dit voor de inzet van onze politiecapaciteit betekent? Op het moment dat in onze gemeente een groot volksfeest plaatsvindt, kunnen geen andere zaken worden voorkomen, opgelost, of boeven worden gevangen door de politie. Het zozeer gewenste ‘meer blauw op straat’ verandert dan vooral in ‘meer blauw op één plein’. Geweldig zo’n volksfeest, waarin ons oranjegevoel gevierd kan worden, en dat moet natuurlijk kunnen. Zo’n finale overkomt je, dat is van tevoren niet te plannen, alleen als we Bert van Marwijk mogen geloven wel. We hebben in Roermond echter niet alleen de WK-finale die gevierd wordt. Het CDA vraagt zich af hoe de komende tijd het zeer ambitieuze evenementenprogramma zich zal verhouden tot de roep om meer veiligheid op alle terreinen. De heer Achten: Is dit nu wel aan de orde? Zo ja, dan heeft de VVD-fractie ook nog wel wat aanvullende opmerkingen te maken over veiligheidsbeleid. Wij menen echter dat nu alleen het veiligheidsprogramma ‘sec’ ten aanzien van die 75 man aan de orde is. Ik steun weliswaar de op dit moment tweekoppige CDA-fractie hierin, maar dan wil ik graag ook wel wat aanvullende vragen stellen. De heer Breugelmans: Ik ben blij dat u zo goed kunt tellen; overigens kom ik zo bij de kern, meneer Achten. Nogmaals: als je een feestende menigte in de gaten moet houden, kun je geen boeven vangen. Het voorliggende veiligheidsprogramma is een prima plan, waarin van twee kanten gewerkt wordt. Volgens ons zijn beide kanten erg belangrijk en houden ze elkaar ook in evenwicht. Wanneer alleen maar de harde hand wordt gehanteerd, verhardt de samenleving, en dat is niet wenselijk. Echter, alleen preventie toepassen is ook niet genoeg. Soms moeten er onmiddellijk grenzen worden gesteld. Wij zien uit naar de uitkomsten van de pilot, die tot nieuwe methoden kan leiden om veiligheid aan te pakken. De complexiteit van het onderwerp brengt met zich dat goede communicatie moet plaatsvinden tussen de wethouder voor veiligheid en de wethouder voor welzijn en alle gerelateerde afdelingen. Dat pakt het college morgen al op, prima. Vergeet daarbij echter vooral niet de eerder geschetste problematiek, dat we ook in veiligheid keuzen moeten maken. Wij ondersteunen het programma volledig in het uitvoeren van een pilot op Roermondse maat, maar we willen nogmaals en met klem vragen alle expertise die in andere steden is opgedaan ook mee te nemen in dit programma. U zult begrijpen dat wij akkoord gaan met alle drie beleidslijnen.
171
De heer Öztürk: Mijnheer de voorzitter. Voor ons ligt een goed veiligheidsprogramma, dat met incidentele middelen ondersteund wordt. Wij weten dat de enige wethouder voor integrale veiligheid in Limburg ook bezig is met een structureel plan, dat dan door structurele middelen ondersteund zal worden. Zoals wij al in de commissie hebben aangegeven, maken wij ons enige zorgen over programmalijn 3. Daarom hebben wij ook gevraagd voor de raadsvergadering een gesprek te entameren tussen de twee portefeuillehouders, de veiligheidsmanager en een aantal andere sectordirecteuren. Dat zal nu morgen gebeuren en het stuk meldt dat daarbij de aanpak van 3, om het zo te zeggen, gewaarborgd zal worden. Ik ga ervan uit dat naar aanleiding van dat gesprek morgen een raadsinformatiebrief zal verschijnen, waarin zal worden aangegeven wie de regie zal voeren en wie wij dus ter verantwoording kunnen roepen als het op het gebied van veiligheid niet zo zou werken als nu wordt gedacht. Willen we veiligheid aanpakken, dan zullen we moeten investeren in werkloosheid, in onderwijsachterstandsbeleid, in Wmo, in integratie en een in goede communicatie over veiligheid. Gebeurt dat niet, dan kan wel met repressie geprobeerd worden een aantal veiligheidsaspecten naar voren te halen, maar mijn partij meent dat wij meer in onze mensen moeten investeren om uiteindelijk de veiligheid in Roermond te verbeteren. Het is waar, zoals de heer Achten heeft gezegd, dat voor een aantal van 75 mensen in Roermond nu heel veel geld wordt uitgetrokken, maar ik ben van mening dat we ook geld moeten uitgeven om te voorkomen dat er nog 75 mensen bij zullen komen. Dat willen wij in de structurele aanpak van de enige wethouder voor integrale veiligheid van Limburg terugzien. De heer Pleyte: Mijnheer de voorzitter. D66 is blij met de omslag die wordt gemaakt: niet alleen meer repressief, maar ook meer en meer persoonsgericht. Zorgelijk is wel dat de gepresenteerde cijfers aangeven dat het veiligheidsvraagstuk anno 2010 veel groter blijkt te zijn dan tot voor kort werd aangegeven. Een omslag in de aanpak lijkt me dan ook hard nodig. Een persoonsgerichte aanpak wordt ook vertaald in de slogan ‘ingrijpen achter de voordeur’. Terecht heeft de heer Breugelmans zojuist aangegeven dat de persoonlijke levenssfeer zoveel mogelijk ontzien zal moeten worden. Als ik dan ook voorstel die tekst uit het stuk te halen, zal ik daarvoor ongetwijfeld op medestanders kunnen rekenen. Bij wijze van mondeling amendement stel ik dan ook voor deze zinsnede op pagina 2 te laten vervallen. De heer Breugelmans: Ik moet toch vaststellen dat u nu een aantal zaken vermengt. Ik heb inderdaad gezegd dat een overheid zoveel mogelijk de persoonlijke levenssfeer van haar burgers moet beschermen. Dat kan echter ook betekenen dat in bepaalde situaties – en de situaties waarover wij hier spreken zijn meestal ernstige situaties – wordt ingegrepen om de persoonlijke levenssfeer van vele zwakkeren te beschermen. Met uw amendement kan ik dan ook niet instemmen. De heer Achten: Hoor ik de heer Pleyte nu zeggen dat hij tegen ingrijpen achter de voordeur is? De portefeuillehouders voor integrale veiligheid en voor openbare orde en veiligheid hebben in de afgelopen commissievergadering meerdere schrijnende gevallen naar voren gebracht, dingen waarvan je niet zou willen dat ze bestaan en waarvan je letterlijk de rillingen over je lijf krijgt. Is de heer Pleyte ook in die gevallen tegen ingrijpen achter de voordeur? Wil hij dat op zijn persoonlijke geweten hebben? De heer Pleyte: U maakt er nu een farce van. Het gaat er niet om dat wij hier ten principale een discussie voeren over de vraag of ingrijpen achter de voordeur al dan niet mogelijk is, maar om het feit dat het hier in een slogan als vanzelfsprekend wordt gepresenteerd dat we achter de voordeur komen, zonder dat daarover bijzondere afspraken behoeven te worden gemaakt, en dat gaat mij een station te ver.
172
De heer Achten: De hele aanpak – dat is ook geschilderd in de commissievergadering en in de onderliggende stukken van professor Van den Akker – is erop geënt om letterlijk achter de voordeur te komen, 24 uur per dag. Als u dit werkelijk meent, moet u tegen dit voorstel stemmen, maar dan stemt u ook voor meer onveiligheid in Roermond. De heer Pleyte: Ik heb geen professor of wie dan ook nodig om mij uit te leggen wat in dit stuk staat. Blijkens dit stuk wordt het kennelijk als een vanzelfsprekendheid beschouwd dat de overheid achter de voordeur ingrijpt. Als de heer Breugelmans betoogt dat de rijksoverheid dit in beginsel niet hoort te doen, maar dat er uitzonderingssituaties denkbaar zijn, ben ik het met hem eens, maar als het als een vanzelfsprekendheid wordt beschouwd, waarover zelfs niet eens gediscussieerd behoeft te worden, dat de overheid 24 uur per dag achter de voordeur kan komen – hang er een camera op, zou ik zeggen! –, is dat voor mij een station te ver. Ik ben benieuwd hoe de beide wethouders deze zinsnede interpreteren. Een volgende opmerking is van meer organisatorische aard. Het probleem is namelijk dat we nu een nieuw programma gaan optuigen waarin heel veel gevraagd wordt van de coördinatie van vele instellingen. Er wordt een persoonlijke aanpak gekozen, prima, en daarbij worden vele instellingen betrokken, ook prima, maar er loopt ook nog een programma ‘Centrum voor jeugd en gezin’ waarbij precies dezelfde instellingen betrokken zijn en dat ook ten doel heeft de coördinatie te bevorderen, terwijl er daarnaast nog een programma ‘Wijkgerichte aanpak’ is dat eveneens hetzelfde beoogt. Wij hebben de mond vol van integrale aanpak, maar vervolgens gaan we met zoveel programma’s een integrale aanpak nastreven dat je je kunt afvragen wat we daarmee opschieten. Die integrale aanpak was immers nu juist bedoeld om een eenduidige coördinatie van die programma’s te bewerkstelligen. De voorzitter: Alvorens het college het woord te geven, moet mij het volgende van hart. Vandaag hebben we nogal wat mondelinge amendementen voorbij horen komen. Als dat gebeurt om ergens twee commissies aan toe te voegen, zoals eerder door de heer Boots is gedaan, is het wat anders, maar als er hele stukken in het geding komen, beveel ik u aan zo’n amendement op papier te zetten, zodat het voor iedereen duidelijk is. Wethouder Zwijnenberg: Mijnheer de voorzitter. Graag wil ik mijnerzijds ingaan op de opmerkingen die door de raad zijn gemaakt, want in een duaal bestel faciliteert het college en discussieert de raad, en ik zie dan ook vol verwachting direct de tweede termijn tegemoet. Wij hebben het hier over de zogenaamde sandwich-aanpak, die repressie aan de ene kant combineert met preventie aan de andere zijde. Repressie is erop gericht herstel van normen en waarden te verwezenlijken en om de overlast en criminaliteit te beperken, in dit specifieke geval tot een jaar of 27. Een heel belangrijke component is voorts preventie: een component die uitgaat van inburgering, integratie en acceptatie in de samenleving, maar ook van scholing, leerplicht en dat soort zaken, dit om in feite achterstanden bij de entree in de samenleving te voorkomen. Het derde spoor is tenslotte de werkgelegenheid. Als we scholing op een goede manier gestalte kunnen geven, vroegtijdige schooluitval kunnen voorkomen en beroepsopleidingen kunnen laten afronden, zal dat naar mijn overtuiging een geweldige impuls kunnen betekenen voor de werkgelegenheid, zeker als het aankomt op aanpak van jeugdwerkloosheid. Met deze sandwich, de samenkomst van repressie en preventie, proberen wij vooral de notoire overlastgevers en de gewelddadige jonge delinquenten aan te pakken. Via de reguliere circuits lukt het ons niet die intensivering aldaar te laten plaatsvinden, vandaar dat wij dit met een integrale aanpak zullen moeten bewerkstelligen. De term ‘integrale veiligheid ‘ bestaat eigenlijk uit twee begrippen, die op zichzelf al heel breed zijn. Beginnen wil ik met het begrip ‘veiligheid’. Veiligheid wordt in de methode ‘Kernbeleid veiligheid’ van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de VNG in feite in een vijftal veiligheidsvelden verdeeld: 1. De veilige woon- en leefomgeving, het tegengaan van
173
verloedering, woninginbraak, huiselijk geweld en fietsendiefstal. 2. Bedrijvigheid en veiligheid, wat met name met sociale onveiligheid rondom bedrijvigheid te maken heeft, maar ook veiligheid rondom grootschalige evenementen en veiligheid in en om winkelcentra. Vaak hebben de maatregelen op dit gebied een gecombineerd publiek-privaat karakter. 3. Jeugd en veiligheid, het veiligheidsveld dat toeziet op criminele en overlastgevende jeugd, veiligheid in en rondom school, alcohol en drugs bij 12-minners. 4. Fysieke veiligheid rondom gevaarlijke stoffen, verkeer, gebouwen en natuur, maar ook verkeersveiligheid, brandveiligheid en rampenbestrijding. 5. Integriteit en veiligheid, wat te maken heeft met bedreigingen voor de integriteit van onze samenleving. Hiermee heb ik het alleen nog maar over het begrip ‘veiligheid’ gehad. Veiligheid is dus een ongelooflijk breed beleidsterrein en raakt ongelooflijk veel terreinen waarmee collega’s van mij dagelijks zeer intensief aan de slag zijn. Vervolgens kom ik bij het begrip ‘integraliteit’. In deze bestuursperiode ben ik begonnen om integraliteit in eerste aanleg te richten op het gelijk richten van gevoelens van de betrokkenen in dit huis. Het gaat in feite om het bevorderen van een gemeenschappelijke emotionele gerichtheid, vanuit het besef dat veiligheid van ons allemaal is. Veiligheid is een hot issue in onze samenleving en samenwerking is op dat terrein geboden. Veiligheid – ik kan dat niet genoeg benadrukken – draait dus niet alleen om enkele raddraaiers in onze samenleving. In feite draait veiligheid om ons allemaal. Voor het een is echter wel de aanpak van het ander noodzakelijk. Heb ik het over integraliteit, dan heb ik het ook over afstemming van ideeën en standpunten. Dat kan zich richten op een drietal elementen: op het proces, op de uitkomsten en op de doeleinden en doelstellingen. Integraal veiligheidsbeleid omvat in feite alle veiligheidsvelden, het betrekt interne en externe partners bij de aanpak, maar regelt ook de organisatorische borging van het beleid. Daarmee zullen wij aan het begin van deze bestuursperiode heel stevig aan de slag moeten. De raad zeg ik in de eerste plaats dank voor het breed onderschrijven van de aandacht voor het thema veiligheid. Bij enkele fracties heb ik zelfs bespeurd dat er nog wel een schepje bovenop mag. Na het pleidooi dat de SP-fractie in de commissie heeft gehouden voor de preventieve kant van de zaak, meen ik te mogen vaststellen dat zij met dit voorstel op haar wenken wordt bediend. De heer Smeets heeft gewezen op het gevaar van een valkuil. In mijn benadering van het begrip ‘integraliteit’ meen ik mij voldoende bewust te hebben getoond van de aanwezigheid van die valkuil. Ik ben het met hem eens dat sprake zal moeten zijn van een heldere organisatiestructuur. Bij de uitvoering van dit beleidsveld zullen wij wel moeten beseffen dat we hiermee niet alleen binnenshuis aan de slag moeten, maar ook buitenshuis, en daar hebben wij te maken met autonome organisaties die wij alleen via dialoog en overtuiging kunnen verleiden te denken en te handelen in de lijn van deze raad. De programmamanager veiligheid is hiermee binnenshuis heel intensief bezig en vanuit het Veiligheidshuis worden de nodige coördinerende activiteiten ontplooid. De opvatting van de heer Smeets dat er meer structureel geld vrijgemaakt moet worden, deel ik. Dat is ook de boodschap die het college heeft meegekregen vanuit het nieuwe coalitieakkoord. Wij zullen hierover ongetwijfeld nog nader met elkaar komen te spreken in de sfeer van het College-Uitvoeringsprogramma. Inderdaad wordt, zoals de heer Achten heeft geconstateerd, het nodige geld uitgegeven aan een relatief kleine groep mensen. Aan de andere kant wijs ik erop dat het juist deze groep mensen is die in belangrijke mate het gevoel van veiligheid in de Roermondse samenleving bepaalt. In die zin zie ik er ook een sneeuwbaleffect in, omdat ik ervan uitga dat bij een succesvolle aanpak van deze veel- en gewelddadige plegers de veiligheid een geweldige impuls zal krijgen. Het college heeft inderdaad al gesproken over het vervolg op deze raadsvergadering. Uiteraard hebben wij dat gedaan onder voorbehoud van instemming van de raad met het voorliggende voorstel. Overigens hebben wij deze hoogleraar alleen benaderd om te komen tot het samenstellen van een offerte. Als mij dus wordt gevraagd wanneer de raad met het college van ge-
174
dachten kan wisselen over de eerste resultaten van deze innovatieve aanpak, moet ik daarop op dit moment het antwoord schuldig blijven. U mag er echter van uitgaan dat de daadkracht van het college ertoe zal bijdragen dat de raad hierover zo spoedig mogelijk zal kunnen worden geïnformeerd. De heer Achten heeft betoogd dat er maar één kapitein kan zijn. Welnu, er is een wethouder voor integrale veiligheid in Roermond, en dat ben ik. Zojuist heb ik de reikwijdte aangegeven van de begrippen ‘veiligheid’ en ‘integraliteit’ en daaruit kan worden opgemaakt hoe de piketpaaltjes zijn geslagen. Overigens merk ik hierbij onmiddellijk op dat wij dit in goed gemeen overleg doen, iets wat met een heel mooi begrip ‘collegiaal bestuur in het college’ wordt genoemd. Het spanningsveld dat de heer Breugelmans heeft genoemd zie ik ook en is ook in het college al aan de orde geweest. Grootschalige evenementen, al dan niet commercieel van opzet, leiden er inderdaad toe dat beslag wordt gelegd op de politie. Ook de afdeling Stadstoezicht zal a.s. zondag echter met man en macht in de weer zijn om het grootschalige oranje-volksfeest tot een geweldig feest te laten uitgroeien. De wethouders voor integrale veiligheid en voor welzijn werken intensief samen. Vóór de commissievergadering hadden wij al afgesproken dat wij hierover morgen ook de collega’s van welzijn zullen onderhouden. Het complete taakveld veiligheid raakt echter heel veel beleidsterreinen in dit huis en daarom zullen wij gezamenlijk, raad en college, deze boodschap intern en extern moeten blijven uitdragen. De heer Öztürk kan ik mededelen dat de benoeming van een wethouder voor integrale veiligheid in Roermond heeft geleid tot nóg een wethouder voor integrale veiligheid in Limburg, en wel in Venray. Ik bevind mij dus al in het gezelschap van een collega en zeker omdat het een collega betreft in dezelfde veiligheidsregio, verheug ik mij zeer op de aanstaande kennismaking. De suggestie die de heer Öztürk heeft gedaan ten aanzien van programmalijn 3, de preventieve kant, neem ik over. Ik zal de raad graag informeren over de uitkomst van het gesprek dat morgen plaatsvindt. Van de opmerking van de heer Öztürk dat hij meer wil investeren in veiligheid heb ik eveneens kennis genomen. Net als in de commissie heeft de heer Pleyte vandaag aandacht gevraagd voor het begrip ‘ingrijpen achter de voordeur’. Ik neem aan dat hij zal hebben gezien dat dit begrip in het raadsvoorstel tussen aanhalingstekens is geplaatst. Het moet niet meteen zo sterk worden vertaald alsof hier volcontinu inbreuk zal worden gemaakt op de persoonlijke levenssfeer. Van belang is wel dat alle ketenpartners, zowel de justitiële als de welzijnspartners, gezamenlijk tot een aanpak komen. Laten we wel goed beseffen dat het hier gaat om de zwaarste categorie: de notoire overlastplegers, de veeldelinquenten. Als het in het belang van de samenleving en in de veiligheidsbeleving van de burger nodig is achter de voordeur in te grijpen, ben ik daar een groot voorstander van. Tenslotte merk ik op dat ik niet alleen de mond vol heb van integrale aanpak, maar dat ik ook hoop dat woorden zullen worden omgezet in daden. Over vier jaar laat ik me daarop graag afrekenen, ook door de fractie van D66. De heer Achten: Mijnheer de voorzitter. Van de heer Pleyte wil ik nu eerst graag horen of hij zijn mondelinge amendement handhaaft; in tweede termijn krijg ik namelijk vóór hem het woord en dan kan ik daar rekening mee houden. De voorzitter: Ik kijk eerst even rond of iemand in tweede termijn het woord verlangt. De heer Achten: Hallo! Dat is afhankelijk van…. De voorzitter: Ik leid hier de vergadering, dus geen ‘hallo’. Ik ben nog aan het inventariseren of iemand in tweede termijn het woord wenst….
175
De heer Achten: Dat ligt eraan wat de heer Pleyte gaat doen. De voorzitter: Als het van de heer Pleyte afhankelijk is of iemand in tweede termijn het woord wil voeren, wil ik graag van hem weten of hij zijn amendement handhaaft en, zo ja, of hij dat al op schrift heeft gesteld. De heer Pleyte: Nee, dat heb ik niet gedaan, maar dat kan ik natuurlijk alsnog doen. Laat ik u echter tegemoet komen. Het antwoord van de wethouder was aanzienlijk genuanceerder dan dat van de VVD-fractie en daarmee kan ik wel leven. Zonder hoofdelijke stemming besluit de raad conform het voorstel van burgemeester en wethouders en het daarbij behorende ontwerpbesluit 18. Vragenuur. De voorzitter: Dames en heren. Voor het vragenuur zijn twee aanvragen ontvangen. De heer Oele wil vragen stellen over het afschaffen van de stadswachten in Echt-Susteren en de consequenties daarvan voor Roermond. Het presidium heeft vanmorgen vastgesteld dat deze vragen vallen binnen de regelgeving die geldt voor het vragenuur. Anders ligt het met de vragen die de heer Coenen zou willen stellen over het binnenklimaat in de scholen. Omdat bekend was dat in de loop van de dag een antwoord zou binnenkomen op de schriftelijke vragen daaromtrent en dat bovendien zelfs een raadsinformatiebrief ter zake zou worden verstrekt, terwijl ook het antwoord op de schriftelijke vragen van de heer Ramdani, die daar enigszins op lijken, vandaag is binnengekomen, hebben wij gemeend dat voor het stellen van deze vragen geen dringende noodzaak bestaat. Het woord is aan de heer Oele. De heer Oele: Mijnheer de voorzitter. In dagblad De Limburger van zaterdag 3 juli jl. stond een artikel over bezuinigingen in Echt-Susteren. Hierin wordt onder meer gewag gemaakt van een mogelijke bezuiniging door het afschaffen van de stadswachten. Zoals bekend mag worden verondersteld, worden in Echt-Susteren stadswachten van Roermond ingezet, zodat afschaffing daarvan mogelijk financiële consequenties zou hebben voor ons en risico zou kunnen opleveren voor het verlies van werkgelegenheid voor de betrokkenen. Naar aanleiding daarvan hebben wij de volgende vragen te stellen. Onder welke voorwaarden kan de gemeente Echt-Susteren de overeenkomst met Roermond met betrekking tot de inzet van stadswachten opzeggen? Welke zijn de mogelijke financiële gevolgen voor Roermond in geval van beëindiging van de overeenkomst met Echt-Susteren? Is er voor de stadswachten die nu in Echt-Susteren worden ingezet een vervangende inzet in Roermond of elders? Zijn er meerdere, vergelijkbare overeenkomsten met buurgemeenten met betrekking tot de inzet van personeel in dienst van de gemeente Roermond en dreigt ook daarbij eventueel een vermindering van de afname? Wethouder Zwijnenberg: Mijnheer de voorzitter. Bezuinigingen leiden ook tot nieuwe samenwerkingsrelaties tussen gemeenten. Ze hoeven niet alleen te resulteren in het schrappen van faciliteiten, maar kunnen in deze tijd ook leiden tot het zoeken van toenadering tot elkaar. Ik hecht eraan hier te verklaren dat het college van Roermond op dit vlak openstaat voor contacten in relatie tot de omliggende gemeenten. In antwoord op de eerste vraag van de heer Oele kan ik mededelen dat in de samenwerkingsovereenkomst met de toenmalige gemeente Echt, later voortgezet, en zelfs nog uitgebreid, door de gemeente Echt-Susteren, een opzeggingstermijn van een jaar is bepaald. In december 2009 is de overeenkomst opgezegd, zodat de opzegging een feit wordt per 1 januari 2011.
176
Wat betreft de mogelijke financiële gevolgen voor Roermond, kan ik zeggen dat er een soort wachtgeldregeling van toepassing is. In het eerste jaar na de datum waartegen is opgezegd – in 2011 dus – vindt een kostenvergoeding van 75% plaats, in het tweede jaar van 50% en in het derde jaar van 25%, voor zover de uren door ons niet kunnen worden ingezet. De betrokken medewerkers van de afdeling Stadstoezicht verplaatsen zich momenteel in een motorrijtuig. Dat voertuig zal in de loop van dit jaar uit het wagenpark verdwijnen en daaraan zijn verder geen kosten verbonden. Van vervangende inzet zal naar onze mening geen sprake behoeven te zijn. Er vindt namelijk natuurlijk verloop plaats en wij verwachten dat deze situatie al in de loop van 2011 zal zijn bereikt. De laatste vraag over eventueel vergelijkbare overeenkomsten met buurgemeenten vereist een zeer integraal antwoord. De brandweer heeft een overeenkomst met de gemeenten Roerdalen en Maasgouw op het terrein van preventie en repressie, die geldt voor onbepaalde tijd. Leudal heeft tot 2013 een overeenkomst met betrekking tot de repressieve dienstverlening. Daarnaast verricht onze brandweer specialistische taken, zoals duikwerkzaamheden, in de hele regio, d.w.z. van Echt-Susteren aan de zuidzijde tot Mook-Middelaar aan de noordzijde. De kosten daarvan worden uiteraard door de regio vergoed. De afdeling Stedelijke Ontwikkeling beschikt over een medewerker die zich bezighoudt met de regionale verkeers- en vervoersproblematiek. Deze medewerker wordt gefinancierd door de gemeenten Weert, Venlo en Roermond. Het Veiligheidshuis wordt gefinancierd door de gemeenten in het district Midden-Limburg, in het bijzonder door Roermond en Weert. Sociale zaken verricht werkzaamheden ten behoeve van de gemeente Roerdalen op het vlak van de leerplicht. Het Regionaal Meld- en Coördinatiepunt (RMC) functioneert ten behoeve van de gemeenten Leudal, Roerdalen, Maasgouw, Echt-Susteren en Roermond. Tenslotte hebben wij een afdeling Archief, waar beheer van een aantal archieven, c.q. verhuur van archiefruimte plaatsvindt, ten behoeve van de gemeenten Roerdalen en Leudal. Aan al die taken en diensten liggen overeenkomsten ten grondslag. Het vragenuur wordt gesloten. De voorzitter: Aan het eind van deze vergadering rest mij de opmerking dat er nog steeds een vacature bestaat in de klankbordgroep kerntakendiscussie, die nu snel aan de slag moet. Deze vacature zal moeten worden vervuld door iemand uit de oppositiepartijen. De heer Moison: Bij deze, voorzitter. De voorzitter: Geweldig, dan is die samenstelling ook compleet. Afsluitend merk ik op dat het mij vandaag heeft verrast dat er af en toe op de man, c.q. vrouw werd gespeeld. Ik hoop dat wij na de zomer met wat meer respect voor elkaar in de raad kunnen vergaderen. Ik dank u allen voor uw bijdragen aan de zware besluiten die zijn genomen en wens u een prettige vakantie. Na sluiting van de vergadering is er nog gelegenheid voor het nuttigen van een drankje. 19. Sluiting. De voorzitter sluit te 17.40 uur de vergadering. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 30 september 2010. De raad der gemeente Roermond, De griffier,
De voorzitter