STUK 617 (2015-2016) – Nr.1
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD
ZITTING 2015-2016
16 MAART 2016
INTERPELLATIE EN VRAGEN OM UITLEG
Commissie voor Welzijn, Gezondheid en Gezin van woensdag 16 maart 2016 INTEGRAAL VERSLAG
Hebben aan de werkzaamheden deelgenomen: Vaste leden: mevrouw Liesbet Dhaene, voorzitter, mevrouw Elke Roex, mevrouw Khadija Zamouri
1412
-2INHOUD
1.
Interpellatie (R.v.O., art.62) -
2.
Interpellatie van mevrouw Elke Roex tot mevrouw Bianca Debaets, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin en Gelijke Kansen, betreffende CAW Brussel
Vragen om uitleg (R.v.O., art.60) -
Vraag om uitleg van mevrouw Elke Roex aan mevrouw Bianca Debaets, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin en Gelijke Kansen, betreffende de voortgang rond de structurele samenwerking ondersteuningsorganisaties
-
Vraag om uitleg van mevrouw Elke Roex aan mevrouw Bianca Debaets, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin en Gelijke Kansen, betreffende het registratiesysteem van de lokale dienstencentra
-
Vraag om uitleg van mevrouw Khadija Zamouri aan mevrouw Bianca Debaets, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin en Gelijke Kansen, betreffende de stijging van het aantal bejaarde mensen van allochtone origine in ons gewest en het feit dat ze de weg niet vinden naar onze Belgische rusthuizen en mantelzorg
-31.
Interpellatie (R.v.O., art.62)
Interpellatie van mevrouw Elke Roex tot mevrouw Bianca Debaets, bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin en Gelijke Kansen, betreffende CAW Brussel Mevrouw Elke Roex (sp.a): CAW Brussel is 1 van de belangrijke Nederlandstalige welzijnsactoren in deze stad. Zij biedt in de 19 gemeenten hulp- en dienstverlening aan mensen met vragen of aan hen die het moeilijk hebben. Dat doen ze op een zeer laagdrempelige manier voor alle Brusselaars die er nood aan hebben. Het CAW speelt in Brussel een belangrijke rol in het begeleiden van Brusselaars op allerhande vlakken, zoals crisishulp, opvang en preventie. Het CAW heeft meer dan 150 werknemers, wat maakt dat het 1 van de grotere organisaties is binnen de welzijnssector. Eén van de opdrachten die het CAW mee vervult, is bijstand aan de vluchtelingenopvang organiseren. De Vlaamse Regering, en meer bepaald bevoegd Vlaams minister Jo Vandeurzen, voorziet hier middelen voor de CAW’s, namelijk ongeveer 10 voltijdse equivalenten per provincie. Nu volgt men een redenering die men – naar ik hoor – vaak in andere sectoren, zoals het jeugdwelzijnswerk, gebruikt: Brussel en Vlaams-Brabant worden als 1 provincie beschouwd, waardoor de 10 plaatsen worden verdeeld over Brussel, Vilvoorde en Leuven, die elk 3,5 plaatsen krijgen. Een merkwaardig gegeven als men de feiten kent die aantonen dat de opvang van de vluchtelingen in Brussel veel omvangrijker is dan in Vilvoorde of Leuven. Deze situatie zou geen alleenstaand geval zijn. Vlaams-Brabant en Brussel worden wel vaker als 1 provincie beschouwd in het Vlaams Welzijnsbeleid. Zo horen we ook stemmen opgaan om de middelen voor het crisismeldpunt voor jongerenwelzijn te herverdelen alsof VlaamsBrabant en Brussel 1 provincie zouden zijn. Dat is een evolutie die we ten zeerste betreuren. Het samenbrengen van de provincie Vlaams-Brabant en Brussel klopt niet op institutionele basis en is bovendien fout op het vlak van demografie en sociaal-economische factoren. Brussel heeft een grootstedelijke context die niet te vergelijken valt met Leuven of andere steden en gemeenten uit Vlaams-Brabant. Vandaar mijn vragen: Kent u dit probleem inzake opvang voor vluchtelingen? Is dit enkel het geval bij de toekenning van middelen aan CAW Brussel, of zijn er ook andere Brusselse organisaties getroffen door deze evolutie? Welke stappen onderneemt u om er voor te zorgen dat het Brussels hoofdstedelijk gewest gezien wordt als een volwaardige provincie door de bevoegde Vlaamse minister Jo Vandeurzen en dat daardoor de bijhorende en gepaste middelen naar onze Brusselse organisaties gaan? U merkt dat het onderwerp vluchtelingenopvang een voorbeeld is. Het is mijn bekommernis dat Brussel binnen het hele welzijnsbeleid als een volwaardige entiteit wordt beschouwd. Collegelid Bianca Debaets: De wijze van verdeling van de 10 voltijdse equivalenten voor bijkomende ondersteuning van de CAW’s in het kader van de vluchtelingencrisis is mij bekend. Het klopt dat er geen specifiek luik voor Brussel werd voorzien. Maar hier wil ik meegeven dat dit ook niet het geval is voor de andere grootsteden. Ook Antwerpen en Gent hebben geen extra middelen gekregen.
-4-
Mevrouw Elke Roex (sp.a): Die steden zijn geen gewest. Collegelid Bianca Debaets: Dat weet ik. Ik had op die reactie gerekend. De onderliggende motivatie voor die beslissing is de spreiding van de opvang en begeleiding te stimuleren. Ik neem aan dat u het ermee eens bent dat de 3 gewesten en ook de gemeenten hun verantwoordelijkheid moeten opnemen. Het kan niet de bedoeling zijn dat alleen maar het Brussels hoofdstedelijk gewest een aanzienlijk aandeel van vluchtelingen opvangt. Ook in Vlaanderen en Wallonië moeten er mensen opgevangen worden. Ik wil benadrukken dat deze middelen bestemd zijn voor het onthaal van erkende vluchtelingen die het federale opvangnetwerk verlaten. De prioritaire aandacht, waarvoor die middelen bestemd zijn, gaat naar woonbegeleiding en psychosociaal welzijn. Deze middelen zijn niet bedoeld voor het geheel van asielzoekers of voor mensen met een precair verblijfsstatuut. De Vlaamse Gemeenschap benadrukt wel dat er aan deze middelen een registratie wordt gekoppeld, zodat de bijkomende werklast kan gemonitord en gemeten worden. Dat betekent dat, indien er op een bepaald ogenblik versterking nodig is, men zich wil baseren op reële cijfers. Ik heb begrepen dat, mocht er zich een probleem voordoen met Brussel, de Vlaamse Gemeenschap bereid is om hiervoor een oplossing te bieden. Vandaar het belang van die registratie. Zo kan men in kaart brengen wat die bijkomende werklast betekent voor Brussel en voor andere regio's in Vlaanderen. Op die manier zal men precies kunnen weten welke CAW's het meest bevraagd worden. Over het algemeen is het verdelingsmechanisme dat het Vlaams beleid hanteert voor het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad gebaseerd op de rol die de VGC en de Vlaamse Gemeenschap opnemen ten aanzien van het tweetalig gebied Brussels-Hoofdstad: -
soms wordt de VGC gelijkgesteld aan een provinciebestuur; dan weer als (plaatsvervangend) lokaal bestuur, zoals dat bij Lokaal Sociaal Beleid het geval is; in nog andere gevallen wordt de Brusselnorm toegepast en is er een voorafname voor Brussel.
Ik geef u graag nog een aantal voorbeelden van het Vlaams Welzijnsbeleid waarbij het beleid in Brussel op een andere wijze gepositioneerd wordt dan in de provincie Vlaams-Brabant. Het is zeker niet zo dat Brussel en Vlaams-Brabant altijd beschouwd worden als 1 gebied: -
-
Integrale Jeugdhulp: in de sector integrale jeugdhulp worden de IROJ’s (Intersectoraal Regionaal Overleg Jeugdhulp) gesplitst tussen Vlaams-Brabant en Brussel. Uiteraard is er in de praktijk een nauwe samenwerking tussen beide regio’s. Dat wordt ook gevraagd door de sector zelf: jongeren komen bijvoorbeeld uit Vlaams-Brabant en lopen school in Brussel, of 1 van de ouders woont in het Vlaams gewest. Sociale Kaart: ook hier wordt Brussel als een aparte regio beschouwd. Steunpunten voor Vrijwilligerswerk: de Vlaamse Gemeenschap stopte in 2014 met de provincies te ondersteunen voor de werking van de steunpunten voor vrijwilligerswerk. Maar de bijdrage aan de VGC voor het steunpunt in Brussel bleef behouden.
-5-
In het Nederlandstalig werkveld is er vaak een expliciete vraag naar geïntegreerde werking Brussel – Vlaams-Brabant. Vooral binnen jeugdwelzijn is er een sterke band of interregionale samenwerking. Ook inzake programmatie kan Brussel rekenen op gegarandeerde dienstverlening. Ik geef nog een paar voorbeelden: - het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling Brussel: er is er 1 in elke provincie en 1 in het Brussels hoofdstedelijk gewest; - het Centrum voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning of Solidariteit voor het Gezin heeft ook een eigen Brusselwerking; - de uurcontingenten voor de thuiszorg; - Centra voor Ambulante Revalidatie: Vlaanderen telt er 48 en in Brussel zijn er 3. Het glas is halfvol of halfleeg, het is maar net hoe je het bekijkt. Het belangrijkste dat we moeten onthouden is dat de verdeling afhangt van de sector en de noden. Het registratiesysteem om de werklast te meten bij de vluchtelingenopvang is een cruciaal instrument bij de verdeling van de steun. En natuurlijk speelt het spreidingsplan hier ook een belangrijke rol. Mevrouw Elke Roex (sp.a): Ik hoop dat het spreidingsplan goed uitgevoerd wordt. Maar tegelijk mogen we de realiteit niet ontkennen. We zien dat er in de Nederlandstalige instellingen veel anderstalige nieuwkomers zijn. Het onderwijs is hiervoor een goede graadmeter. Hier zien we een enorme groei. In Anderlecht hebben we 40 anderstalige nieuwkomers en nog 30 GANleerlingen (Gewezen Anderstalige Nieuwkomers). Dat is een gigantische groep. Dat brengt een enorme werklast met zich mee. We zouden de cijfers eens moeten vergelijken met bijvoorbeeld Leuven of Vilvoorde. Wellicht onderschatten we de werklast voor de Brusselse Nederlandstalige organisaties. Ik pleit ervoor dat u objectieve cijfers zou gebruiken om een correcte verdeling te doen over de CAW’s. Want in die CAW’s wordt de werklast echt te zwaar om dragen als we de instroom bekijken. Collegelid Bianca Debaets: In mijn antwoord heb ik net geprobeerd om het belang van die registratie te benadrukken. Dat zal het instrument bij uitstek zijn om objectief de werklast te meten en na te gaan waar er effectief versterking nodig is. We mogen niet vergeten: meten is weten. Ik ben het volledig met u eens dat objectieve cijfers noodzakelijk zijn.
***
-62.
Vragen om uitleg (R.v.O., art.60)
Vraag om uitleg van mevrouw Elke Roex aan mevrouw Bianca Debaets, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin en Gelijke Kansen, betreffende de voortgang rond de structurele samenwerking ondersteuningsorganisaties Mevrouw Elke Roex (sp.a): Vandaag bestaat het Nederlandstalige welzijns- en gezondheidslandschap in Brussel uit heel wat ondersteuningsorganisaties in kleine en middelgrote vzw's. Daaronder rekenen we onder meer: de Brusselse Welzijns- en gezondheidsRaad (BWR), met daaronder de Brusselse Ondersteuning Dienstencentra (BOD), het Brussels Regionaal Overleg Gehandicaptenzorg (BROG) en het Regionaal Overleg Thuislozen Brussel (ROTB). Daarnaast bestaat er ook nog het Kenniscentrum Woonzorg Brussel, het Huis voor Gezondheid en de Brusselse Ondersteuning Thuiszorg (BOT). De huidige versnippering van ondersteuningsorganisaties is, zowel vanuit bestuurlijk als inhoudelijk oogpunt, soms weinig werkbaar. Veel tijd gaat verloren in overlappende overlegmomenten voor de organisaties die gebruik maken van deze ondersteuningsorganisaties. En elk van deze organisatie heeft een eigen personeelsbeleid en een eigen boekhouding. Daarom werd in het bestuursakkoord de nood aan meer samenhang en minder planlast benadrukt. Een structurele samenwerking zou moeten leiden tot de ideale ondersteuningsstructuur voor gezondheids- en welzijnsvoorzieningen: 1 centraal punt voor welzijn en gezondheid voor expertise en ondersteuning. Ondertussen zouden de eerste stappen voor deze samenwerking gezet zijn. Maar we horen dat er bij de betrokken organisaties nog steeds ongerustheid is over de toekomst. Ik wil benadrukken dat voor sommige organisaties de convenant met de VGC beperkt is in de tijd, wat voor heel veel onzekerheid zorgt. De organisaties weten niet wat de toekomst – na 1 januari – met zich mee zal brengen. Het is ook onduidelijk hoe de toestand is rond de begeleiding. Er zijn ook heel wat vragen over eventuele besparingen die hieraan gekoppeld zouden kunnen zijn. Dat was wel niet de bedoeling van het bestuursakkoord. We willen niet minder geld uitgeven, maar wel met de beschikbare middelen efficiënter aan de slag gaan en op die manier meer bereiken. (Opmerkingen van collegelid Bianca Debaets) Maar toch is de sector bezorgd. Het is dus broodnodig om wat klaarheid te scheppen over de stand van zaken van deze samenwerkingsbeweging. Vandaar mijn vragen: Welke stappen werden er gezet in het traject met de betrokken organisaties tot nu toe? Welke organisaties zijn bereid om samen te werken? Op welke manier wordt de mogelijke samenwerking tussen de organisaties gedefinieerd? Ijvert u voor een fusie as such, of bestaat de eventuele samenwerking enkel uit logistieke, boekhoudkundige en personeelsbeleidsaspecten?
-7Is er overleg met Vlaams minister Sven Gatz over de betrokkenheid van het Huis voor Gezondheid en het Kenniscentrum Woonzorg Brussel? Wat is de stand van zaken van dit overleg? Wanneer voorziet u dat de samenwerking in werking kan treden? Mevrouw Khadija Zamouri (Open Vld): Ik wil mij aansluiten bij de vraag van collega Elke Roex en nog een paar concrete vragen toevoegen. Wat is de stand van zaken van het rationaliseringsproces dat aan de gang is? Hoe verloopt de samenwerking tussen de Vlaamse ministers Sven Gatz en Jo Vandeurzen? Hoe zou u die harmonisering willen realiseren? Is er hiervoor een timing opgesteld? In welke mate zal er rekening gehouden worden met de eerstelijnszorgconferentie in Vlaanderen? Ik ga er immers vanuit dat die conferentie invloed zal hebben op zorgsector in Brussel. Collegelid Bianca Debaets: Ik wil nog even in herinnering brengen dat die rationalisering expliciet in het bestuursakkoord werd opgenomen op vraag van velen. Er is toen ook voor gekozen om dat proces niet boven de hoofden van de mensen te voeren. Het is een heel participatief proces dat begeleid wordt door een externe partner. De opdracht hiervoor werd gegund aan Hefboom vzw. Op 21 september 2015 vond de eerste bijeenkomst van het transitieteam plaats. Dit team is samengesteld uit de directies van de betrokken organisaties (BWR, Kenniscentrum Woonzorg Brussel, Huis voor Gezondheid, BOT, Home-Info en Het Punt vzw), het kabinet van Vlaams minister Sven Gatz, diens administratie voor de Brussel-coördinatie, de VGC-administratie en ook mijn kabinet. Sinds de opstart van het proces heeft Hefboom vzw volgende stappen gezet: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
individuele gesprekken per organisatie; workshops per organisatie, zodat ook de medewerkers berokken zijn; denk- en dialoogdagen voor de interne en externe stakeholders; de opmaak van conceptnota op basis van bovenstaande oefeningen; terugkoppeling naar de raden van bestuur van de betrokken organisaties; de organisatie van maandelijks transitieteam.
Het antwoord op uw vraag naar een stand van zaken is dat momenteel de laatste versie van de conceptnota teruggekoppeld wordt naar de verschillende raden van bestuur. Zij krijgen nu de kans om feedback te geven. Daarna is er nog een vergadering van het transitieteam. Wij hebben de bedoeling om het hele proces voor de zomervakantie af te ronden. U zult begrijpen dat ik vandaag niet op de details kan ingaan van de huidige conceptnota, want het proces is volop aan de gang. Ik wil evenmin voorafnames doen op de uitkomst, maar de externe begeleiders hun opdracht laten uitvoeren. Ik geef u wel mee dat Home-Info naar alle waarschijnlijkheid niet langer in het proces betrokken zal worden, vermits zij voornamelijk een eerstelijnsfunctie vervullen en omdat zij ook middelen genereren van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. Dat is uiteraard doorgepraat met de betrokkenen zelf. Home-Info geeft zelf aan dat hun werking op een ander
-8niveau ligt dan dat van de andere organisaties. Zij geven voornamelijk informatie aan het publiek. Daarnaast wil ik benadrukken dat een efficiënte structuur uiteraard voorop staat. Wat niet wil zeggen dat het werk van de individuele organisaties niet goed is. Maar, sommige activiteiten overlappen elkaar. Dat is historisch zo gegroeid vanuit de begindagen van de VGC. Intussen zijn de noden en opdrachten wel gewijzigd. Het is dus legitiem dat alles herbekeken wordt. Uiteraard houden wij hierbij rekening met de trajecten die naar aanleiding van de eerstelijnszorgconferentie in Vlaanderen opgestart worden. Het zou niet erg zinvol zijn dat beide processen elkaar kuisen. Dat wordt zeker opgevolgd. De uitkomst van deze conferentie wordt in de loop van 2017 verwacht. Er ligt een op piste tafel om met 2 snelheden te werken. Een eerste traject zal opgestart worden met de welzijnsinstellingen en een tweede met de gezondheidspartners. Dat tweede loopt ook in Vlaanderen en het is niet uitgesloten dat daar ook andere partners bij betrokken worden, zoals LOGO's, initiatieven rond dementie of palliatieve zorg. We wachten liever wat af vooraleer we hiermee starten. Dat laatste is een nieuwtje dat ik aan de raadsleden vertel. Uiteraard zal dat ook aan het werkveld worden uitgelegd. Wij willen duidelijkheid scheppen naar de betrokken organisaties. De nieuwe structuur moet er op 1 januari 2017 zijn. De stappen die zullen gezet worden voor de gezondheidsinstellingen hangen af van wat er in Vlaanderen gebeurt. Hiervoor is er nog geen concrete datum, maar het moet verder. Mevrouw Elke Roex (sp.a): Ik ben blij dat het vooruit gaat want 1 januari komt snel dichterbij. We moeten duidelijkheid scheppen. Het gaat ook over mensen en hun jobs. Vandaag hebben zij niet echt een perspectief voor de periode na 1 januari 2017. Er zijn niet alleen geen conventies, maar we weten ook nog niet goed welke richting het uitgaat. De ervaring in het geval van fusies leert ons dat dit toch wel enige tijd vraagt. Het is een hele intense gebeurtenis. Als ik het goed begrijp is er eventjes een dipje geweest in het vergaderritme. Dat kunnen we ons in de komende maanden niet veroorloven. De cadans moet aangehouden worden of het resultaat zal niet behaald worden op 1 januari 2017. Het stemt me tevreden om te horen dat het de bedoeling is om met hetzelfde budget meer te kunnen doen. Het is dus geen besparingsoperatie. Collegelid Bianca Debaets: Ik heb me niet uitgesproken over mogelijke financiële consequenties. Mevrouw Elke Roex (sp.a): Ik denk dat we echt moeten zoeken naar manieren meer ondersteuning te geven, beter samen te werken en daarvoor minder uren overleg te gebruiken. Want dat laatste is een beetje de ziekte van de sector. Dat weegt zeer zwaar op bijvoorbeeld de coördinatoren van de dienstencentra. Voor het overige hoop ik dat de er ook vooruitgang geboekt wordt voor de gezondheidssector. Ik begrijp natuurlijk dat dit voor een stuk een andere wereld is, met andere verwachtingen. Maar het is een grote kans om ook hier tot een goede samenwerking te komen. De Vlaamse gemeenschap in Brussel kan zich op dat vlak geen tweesporenbeleid veroorloven. Ook hier
-9moet de cadans aangehouden worden en moet de samenwerking met de welzijnsinstellingen optimaal blijven.
***
Vraag om uitleg van mevrouw Elke Roex aan mevrouw Bianca Debaets, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin en Gelijke Kansen, betreffende het registratiesysteem van de lokale dienstencentra Mevrouw Elke Roex (sp.a): Lokale dienstencentra moeten net als vele andere organisaties beleidsplannen opmaken, de werking verantwoorden in jaarverslagen, enzovoort. Om dat correct te doen registreren de dienstencentra de gegevens van de bezoekers, hun problemen en behoeftes, de deelname aan activiteiten en nog veel meer. Vroeger hadden de dienstencentra meestal elk een eigen registratiesysteem, dat ze zelf hadden gecreëerd. Sommigen deden dat nog op papier, andere in programma’s als Acces of Excel. Ondertussen heeft de VGC een registratiesysteem aangekocht voor de dienstencentra. Maar uiteindelijk blijkt dit toch geen succesverhaal. Nochtans waren de dienstencentra enthousiast bij aanvang. Een uniform systeem voor alle dienstencentra zou een vooruitgang betekenen. Het zou de reële werking van de dienstencentra beter in kaart kunnen brengen, alsook de behoeftes van zowel de bezoekers als de centra zelf. Daarbij kwam dat de witte kassa ook voor de dienstencentra met een horeca-project, verplicht zou worden. Het plan was om deze kassa te integreren in het registratiesysteem. De dienstencentra zijn ondertussen ook op bezoek geweest bij hun collega’s in Antwerpen waar het systeem heel goed werkt. Daar heeft men een informaticadienst die de dienstencentra ondersteunt en zorgt dat het systeem efficiënt kan gebruikt worden. Het is algemeen bekend dat dergelijk systeem niet kan gebruikt worden zonder die nodige IT-ondersteuning. En hier knelt het schoentje. Ondanks het feit dat de dienstencentra al meermaals aan de alarmbel trokken, en er al meerdere parlementaire vragen over het registratiesysteem gesteld werden, werkt het systeem nog altijd niet naar behoren. Heel wat dienstencentra zijn gestopt met het gebruiken van het systeem. Het werkt onvoldoende en de ondersteuning is er vandaag nog steeds niet. Een werkgroep met vertegenwoordigers van de dienstencentra en de VGC-administratie werd in november 2015 aangekondigd. Maar ondertussen hebben de dienstencentra nog steeds geen duidelijkheid over hoe het registratiesysteem zal evolueren. Zij weten ook niet of het nog een criterium zal zijn in de jaarlijkse overeenkomst die zij hebben met de VGC. Vandaar mijn vragen: Waarom is er nog steeds geen informatica-ondersteuning voorzien voor de dienstencentra bij het gebruik van het systeem? Hoe verloopt de werkgroep van dienstencentra met de administratie? Welke knelpunten werden binnen de werkgroep aangekaart, en hoe worden deze knelpunten opgevolgd?
- 10 -
Zijn de dienstencentra nog steeds verplicht om het systeem te gebruiken ten einde te voldoen aan de voorwaarden van de overeenkomst met de VGC? Collegelid Bianca Debaets: Zoals u zegt, is dat thema al aangekaart. Het is dan ook bekend dat de VGC de voorbije 2 jaar wel degelijk getracht heeft om – binnen de beschikbare budgetten – de lokale dienstencentra te ondersteunen bij de implementatie van het registratiesysteem. Twee jaar is niet niks. We mogen ons dan ook de vraag stellen hoe lang ondersteuning moet voorzien worden vooraleer zo’n systeem geïmplementeerd is. Ik zet nog even de inspanningen van de VGC op een rij. Het eerste jaar heeft de vzw BWR 30.000 euro bijkomende middelen gekregen voor de aanwerving van een deeltijdse medewerker om de lokale dienstencentra bij te staan. Na die periode hadden de dienstencentra nog altijd problemen met het gebruik van het registratiesysteem. Als antwoord hierop heeft de VGC vanaf 1 januari 2015 een bijkomende subsidie van 17.000 euro toegekend aan de vzw BWR. Op die manier konden ze tot eind juni 2015 verdere ondersteuning bieden. De BWR heeft echter die opdracht niet willen aanvaarden omdat ze – naar eigen zeggen – niet over een medewerker met de juiste competenties beschikte. De VGC-administratie heeft dan zelf een werkgroep geïnstalleerd met vertegenwoordigers van de lokale dienstencentra en het BOD om oplossingen te zoeken. De werkgroep kwam een eerste keer samen op 3 december 2015. De lokale dienstencentra hebben zich geëngageerd om constructief mee te werken aan de analyse van het implementatietraject. Tijdens de eerste bijeenkomst gaven de centrumleiders aan dat zij het registratiesysteem willen implementeren omdat het daadwerkelijk een meerwaarde kan bieden. Een belangrijk knelpunt is evenwel de omslachtigheid van het systeem bij het registreren van activiteiten, vormingen of diensten op het moment zelf. Een retro-actieve wijze van registratie zou eenvoudiger zijn. Maar dat laat het systeem niet toe. Daarnaast loopt het systeem blijkbaar regelmatig volledig vast, waardoor ook niet kan geregistreerd worden. De werkgroep bracht een bezoek aan de IT-ondersteuningscel van het Zorgbedrijf Antwerpen. Zij zijn sinds enkele jaren gebruiker van hetzelfde registratiesysteem in een veertigtal dienstencentra. Tijdens dit bezoek heeft de delegatie het registratiesysteem uitgebreid besproken met de verantwoordelijke en de administratieve medewerker van een dienstencentrum. Er werden een aantal denkpistes rond ondersteuning afgetoetst en praktische en gebruikstechnische problemen aangekaart. Met die resultaten gaat de werkgroep verder aan de slag. Het is normaal dat er een aantal kinderziekten zijn bij de implementatie van een nieuw systeem. Ook in Antwerpen hebben ze die gehad. De overeenkomsten met de lokale dienstencentra voor het werkjaar 2016 zijn op de collegevergadering van januari goedgekeurd. De VGC vraagt aan de lokale dienstencentra dat ze zich inschrijven in het registratietraject. Maar omwille van de gebruiks-technische problemen, werd 'verplichting' vervangen door 'deelname' aan het traject om tot een structurele oplossing te komen.
- 11 -
Een eventuele piste voor meer structurele ondersteuning voor dat registratiesysteem zou zich in de nieuwe ondersteuningsstructuur Welzijn kunnen situeren. Maar ik wil niet vooruit lopen op de feiten en eerst de resultaten van die nieuwe ondersteunigsstructuur afwachten. Mevrouw Elke Roex (sp.a): Ik stel uw engagement naar de sector zeer op prijs. Zoals u aangeeft zijn er de nodige middelen voorzien om te zoeken naar een oplossing. Alleen het resultaat is er niet. Dat is jammer. We moeten natuurlijk op beide inzetten: engagement en resultaat. De piste over de ondersteunigsinfrastructuur Welzijn kan inderdaad een oplossing bieden. Naast IT-ondersteuning kan hier ook gedacht worden aan vorming en projecten rond digitalisering, niet alleen voor de sector, maar ook voor de klanten. Maar volgens mij moeten we zeker opzoek naar een beschikbare ondersteuner. We zien dat een deeltijdse medewerker met die competenties niet alleen heel moeilijk te vinden is, maar als hij er dan al is, dan is hij onvoldoende beschikbaar. En dan is de ondersteuning onvoldoende. Dat is ook het grote verschil met Antwerpen: daar is de ondersteuning wel permanent beschikbaar. Collegelid Bianca Debaets: Die ondersteuner in Antwerpen is er wel niet alleen voor de lokale dienstencentra. Mevrouw Elke Roex (sp.a): Net daarom kan de piste van de nieuwe brede ondersteuningsstructuur een oplossing bieden. De ondersteuner is er altijd oproepbaar. Dat is een groot verschil met de actuele situatie. Daar zal de schaalgrootte een positieve uitkomst bieden. Een alternatief ligt er misschien nog bij de IT-dienst van de VGC zelf. Maar de eerste piste draagt mijn voorkeur weg.
***
Vraag om uitleg van mevrouw Khadija Zamouri aan mevrouw Bianca Debaets, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin en Gelijke Kansen, betreffende de stijging van het aantal bejaarde mensen van allochtone origine in ons gewest en het feit dat ze de weg niet vinden naar onze Belgische rusthuizen en mantelzorg Mevrouw Khadija Zamouri (Open Vld): De allochtonenbevolking is aan het verouderen, net als de Belgische. Daarom organiseerde de vzw Vlaamse Artsen van Marokkaanse Origine, een studievoormiddag op zaterdag 27 februari 2016 in Lamot te Mechelen over “Dementie en ouderenzorg”. Er was een ruime opkomst van academici, rusthuisdirecteurs, allochtonen, maatschappelijk werkers, leden van verenigingen en senioren zelf. Volgens cijfers van 2006 – intussen al 10 jaar geleden – zou een kwart van de zestigplussers in Brussel van buitenlandse afkomst zijn. De kinderen van deze ouder wordende allochtonen ondervinden dezelfde druk als iedereen hier in België. Ook voor hen is het net als voor de autochtone bevolking steeds minder vanzelfsprekend dat ze hun ouders in huis nemen, zelfs als de cultuur dat verwacht. Op de studiedag bleek bovendien dat steeds meer ouderen kiezen voor een ‘zorghuwelijk’ omdat de mantelzorg tekort schiet.
- 12 Probleem is dat allochtonen weinig weten over rusthuizen en andere opvangmogelijkheden, en het rusthuispersoneel weet weinig over hen. Er zijn ook financiële drempels; veel oudere allochtonen hebben slechts een beperkt budget. Een extra probleem is dat sommige bejaarden zich niet verstaanbaar kunnen maken. Zeker wanneer deze mensen beginnen te dementeren. Rusthuizen in Limburg hebben in het verleden grote problemen ondervonden met bejaarden van bijvoorbeeld Poolse, Hongaarse, Slovaakse of Waalse afkomst die geen Nederlands kennen. Daar werd er geopteerd om de samenstelling van het personeel van een rusthuis een weerspiegeling te laten zijn van de gemeenschappen van de bejaarden. Aparte rusthuizen per allochtonengroep was in Limburg alvast geen optie. Vlaams minister Jo Vandeurzen heeft in zijn slotwoord gesproken over het vermaatschappelijken van de zorg. Hij sprak ook over de voorbereiding van een mantelzorgplan. Hij zei ook dat er meer dagopvang en opvang van kortere duur moet mogelijk zijn. Tegelijk gaf hij aan dat ons zorgmodel meer cultuurgevoelige competenties moet onderschrijven en dat dit opgenomen zal worden binnen de verschillende ronde tafels die hij hierover aan het voorbereiden is. Mijn vragen bij dit onderwerp zijn de volgende: Hebt u over deze problematiek overleg met uw Vlaamse collega, minister Jo Vandeurzen? Welke weerslag zou het mantelzorgbeleidsplan uit Vlaanderen dat in voorbereiding is, op onze ouder wordende medemensen in Brussel kunnen hebben? In het najaar komen er in Vlaanderen ronde tafel gesprekken over residentiële woonzorg bij ouderen. In hoeverre zijn wij als Brusselaars betrokken of kunnen wij mee participeren aan deze gesprekken? Hoe kunnen eerstelijnszorgverleners allochtone ouderen en hun familie beter informeren over wat er allemaal mogelijk is? Vlaams minister Jo Vandeurzen sprak ook over het hervormen van het dementieplan. Hoe kunnen wij hierin vanuit de VGC een actieve rol spelen? Ziet u in deze problematiek ook linken naar het beleid van de GGC? Een heleboel vragen, maar het was dan ook een zeer interessante studievoormiddag. Collegelid Bianca Debaets: Het mantelzorgplan van Vlaams minister Jo Vandeurzen is nog in opmaak en zal later dit jaar klaar zijn. De impact op Brussel is dus nog onduidelijk. Maar het Kenniscentrum Woonzorg Brussel is nauw betrokken is bij de opmaak. Ik ben er zeker van dat die organisatie Brussel voldoende in de kijker zal zetten én voldoende de aandacht trekken op personen met een migratie-achtergrond die behoefte hebben aan mantelzorg. Ik heb vertrouwen voor wat Brussel betreft bij de opmaak dat plan. Ook voor de rondetafelgesprekken inzake residentiële ouderenzorg, is het Kenniscentrum Woonzorg de partner bij uitstek die de insteek vanuit Brussel zal leveren.
- 13 -
Informatieverspreiding in verband met seniorenvoorzieningen is terecht een heel groot aandachtspunt. Mevrouw Khadija Zamouri (Open Vld): Dat is een zeer groot probleem. In de zaal getuigde een dame die niet wist dat incontinentiepampers terugbetaald werden via de mutualiteit. Het gaat vaak over dergelijk vanzelfsprekende dingen. Collegelid Bianca Debaets: De mutualiteit is vaak het eerste aanspreekpunt om informatie te krijgen en de mensen te informeren over hun rechten. Nog een andere belangrijke bron is Home-Info/Info-Home. Die organisatie heeft voldoende kennis en ervaring om mensen mee te begeleiden in hun zoektocht naar residentiële en semiresidentiële voorzieningen. Ook mensen met een allochtone achtergrond doen hier steeds meer beroep op omdat de traditionele gezinsstructuren afbrokkelen. Eerstelijnszorgverstrekkers (artsen, verpleegkundigen, kinesitherapeuten) kunnen dan weer met hun vragen terecht bij het Huis voor Gezondheid. Het ondersteunen en informeren van eerstelijnswerkers is immers een zeer belangrijke opdracht van die organisatie. Het Huis voor Gezondheid is eveneens betrokken in het consortium cultuursensitieve zorg. Dat is een consortium waar verschillende partners (Agentschap Integratie en Inburgering, BWR, Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg - Steunpunt Cultuursensitieve Zorg Brussel, Kenniscentrum Woonzorg) een afgestemd, geïntegreerd en gecoördineerd ondersteuningsaanbod ontwikkelen voor zorgverleners die werken met mensen met een verschillende culturele achtergrond. In 2013 startte het Huis voor Gezondheid met een stuurgroep mantelzorg op. De organisatie kreeg hiervoor middelen van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie om de noden en behoeften van mantelzorgers in kaart te brengen. Die stuurgroep bestaat uit volgende leden: BOT, Kenniscentrum Woonzorg Brussel, Home-info, Brussels Ouderenplatform, Thuiszorg Brabant, lokaal dienstencentrum Het Begin, Broes expertisecentrum dementie, Hoger Instituut Gezinswetenschappen (Odisee), Familiehulp, Hogeschool Gent, Huize Sint-Monika, Dagcentrum Terranova, LILA, Aidants proches, Alzheimerliga Brussel, BWR en EVA vzw. Binnen de stuurgroep mantelzorg wordt het aanbod voor mantelzorgers - waarvan een deel zeker 65-plus is - regelmatig van dichtbij bekeken. Bijzondere aandacht gaat naar het ondersteuningsaanbod voor zorgbehoevenden en het toeleiden naar informatiekanalen en mantelzorgverenigingen. De stuurgroep mantelzorg werkt momenteel aan een tweetalige folder om mantelzorgers aan te spreken. Deze folder zal eind juni verspreid worden via onder meer de eerstelijnszorgverstrekkers, zoals huisartsen, apothekers of thuisverpleegkundigen, … Daarnaast ondersteunt de VGC in 2016 het Kenniscentrum Woonzorg Brussel om diversiteitstrajecten te organiseren in Nederlandstalige woonzorgvoorzieningen. De inhoud van die trajecten wordt op dit ogenblik uitgewerkt. Het is de bedoeling om zowel directies, personeel, de vrijwilligers en de bewoners of gebruikers van de woonzorgcentra te bereiken en te informeren rond het thema diversiteit. Iedereen moet betrokken, ondersteund en gesensibiliseerd worden om zich gepast te bewegen in een diverse samenleving.
- 14 Aan het einde van het traject zal een diversiteitscharter en opvolgplan voorgesteld worden aan elk van de deelnemende centra. De inhoud van die diversiteitstrajecten zal zich niet beperken tot culturele verscheidenheid of allochtone achtergronden, ook het thema holebi zal hier zeker aan bod komen. Een woonzorgcentrum moet immers open staan voor iedereen die daar behoefte aan heeft. Dan zijn er nog de alternatieve woonvormen die we in verschillende gemeenten hebben en waar heel vaak allochtone senioren aan participeren. Ik denk in dat verband aan het Biloba-huis in de Brabantwijk, het toekomstige Liedtsproject van EVA vzw. Eind 2015 gaf ik nog een ondersteuning aan een nieuw project in de Anneessenswijk: Solidair wonen. Ook in dat project zullen met een migratie-achtergond zeker hun plaats vinden. Tot slot is er nog de hervorming van het Vlaamse dementieplan waarnaar u verwijst. Voor dat plan komt er een evaluatie en actualisatie aan. De VGC is betrokken via Expertisecentrum Dementie (brOes). De linken naar het beleid van de GGC bestaan vandaag al: de GGC ondersteunt de stuurgroep mantelzorg en de koepelstructuur van Home-Info/Infor-Home. Mevrouw Khadija Zamouri (Open Vld): Ik dank u voor uw vrij volledig antwoord. Het stelt me uitermate tevreden dat er een diversiteitscharter gekoppeld wordt aan de trajecten en dat die trajecten opengetrokken worden naar holebi’s. Diversiteit gaat over alle mogelijke samenlevingsvormen.
_______