VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD ZITTING 2011-2012
Nr. 7
INTEGRAAL VERSLAG VERGADERING VAN VRIJDAG 17 FEBRUARI 2012 OCHTENDVERGADERING
INHOUD RAPPORT VAN DE VISITATIECOMMISSIE STEDENFONDS 2011 “MET BEPERKTE MIDDELEN HET VERSCHIL MAKEN”.............................................................................................................. 237 Verslag uitgebracht namens de Commissie Algemene Zaken, Financiën, Begroting en Media – Stuk 468 (2011-2012) – Nr.1 TOEGEVOEGDE INTERPELLATIES (R.v.O., art. 62) EN ACTUALITEITSVRAAG (R.v.O.,art.61)... 237 van mevrouw Els Ampe tot de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, over het rapport van de visitatiecommissie van mevrouw Elke Van den Brandt tot de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, betreffende het rapport van de visitatiecommissie Stedenfonds 2011 van mevrouw Greet Van Linter over de uitspraak van Brussels minister-president Charles Picqué dat de Vlaamse houding inzake onderwijsbevoegdheden agressief is Bespreking........................................................................................................................................... 237
2
Plenaire vergadering Nr. 7 (2011-2012) – 17 februari 2012
Sprekers: mevrouw Brigitte De Pauw, de heer Fouad Ahidar, mevrouwen Els Ampe, Elke Van den Brandt, Elke Roex, Greet Van Linter, de heren Dominiek Lootens-Stael, Paul De Ridder en Guy Vanhengel, collegevoorzitter SAMENGEVOEGDE INTERPELLATIE (R.v.O., art. 62) EN VRAGEN (R.v.O., art. 59)........................................................................................................................ 256 Interpellatie van de heer Paul De Ridder tot de heer Bruno De Lille, collegelid bevoegd voor Cultuur, Jeugd, Sport en Ambtenarenzaken, inzake de zorgwekkende financiële toestand van het Archief en Museum voor het Vlaams leven te Brussel (AMVB) Vraag van mevrouw Greet Van Linter aan de heer Bruno De Lille, collegelid bevoegd voor Cultuur, Jeugd, Sport en Ambtenarenzaken, over de moeilijkheden bij het AMVB Vraag van de heer Dominiek Lootens-Stael aan de heer Bruno De Lille, collegelid bevoegd voor Cultuur, Jeugd, Sport en Ambtenarenzaken, betreffende de financiële ademnood van de AMVB Sprekers: de heer Paul De Ridder, mevrouw Greet Van Linter, de heren Dominiek Lootens-Stael, René Coppens, mevrouw Bianca Debaets en de heer Bruno De Lille, collegelid SAMENGEVOEGDE INTERPELLATIE (R.v.O., art. 62) EN VRAAG (R.v.O., art. 59)........................................................................................................................ 263 Interpellatie van mevrouw Bianca Debaets aan de heer Bruno De Lille, collegelid bevoegd voor Cultuur, Jeugd, Sport en Ambtenarenzaken, met betrekking tot de omschakeling van de cultuurwaardebon naar een vrijetijdswaardebon Vraag van de heer Jef Van Damme aan de heer Bruno De Lille, collegelid bevoegd voor Cultuur, Jeugd, Sport en Ambtenarenzaken, betreffende de omschakeling van de cultuurwaardebon naar de vrijetijdswaardebon Sprekers: mevrouw Bianca Debaets, de heren Jef Van Damme, René Coppens en Bruno De Lille, collegelid BIJLAGEN................................................................................................................ 269 TREFWOORDENREGISTER................................................................................. 272
Plenaire vergadering Nr. 7 (2011-2012) – 17 februari 2012
237
OCHTENDVERGADERING – De vergadering wordt om 9.18 uur geopend. Voorzitter: de heer Jean-Luc Vanraes RAPPORT VAN DE VISITATIECOMMISSIE STEDENFONDS 2011 “Met beperkte middelen het verschil maken” Verslag uitgebracht namens de Commissie Algemene Zaken, Financiën, Begroting en Media – Stuk 468 (2011-2012) – Nr.1 TOEGEVOEGDE INTERPELLATIES (R.V.O., art. 62) van mevrouw Els Ampe tot de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, over het rapport van de visitatiecommissie en van mevrouw Elke Van den Brandt tot de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, betreffende het rapport van de visitatiecommissie Stedenfonds 2011 TOEGEVOEGDE ACTUALITEITSVRAAG (R.V.O., art. 61) van mevrouw Greet Van Linter over de uitspraak van Brussels minister-president Charles Picqué dat de Vlaamse houding inzake onderwijsbevoegdheden agressief is Bespreking De voorzitter .- Ik stel voor eerst de verslaggevers het woord te geven, vervolgens de interpellanten en dan de gemandateerde sprekers van de fracties die geen interpellant hebben, aan bod te laten komen. (Instemming) Mevrouw Brigitte De Pauw, verslaggever- Ik verwijs naar het schriftelijk verslag, dat trouwens uitstekend werd opgesteld door de diensten. De heer Fouad Ahidar, verslaggever.- Op een zeer korte tijd werd inderdaad een uitgebreid en degelijk verslag opgemaakt. Dat is schitterend. Ik verwijs dus ook naar het schriftelijk verslag. Mevrouw Els Ampe.- Een aantal weken geleden ontvingen wij het eindrapport van de visitatiecommissie, die in opdracht van de Vlaamse Gemeenschap de werking van de VGC onder de loep nam. De visitatiecommissie heeft een uiteenzetting gegeven over dit rapport en is zeer positief over de stedenfondswerking van de VGC, maar wijst ook op de verantwoordelijkheden van de Vlaamse Gemeenschap. Het is interessant om het rapport hier te bespreken omdat het wijst op de verantwoordelijkheden van de Vlaamse Gemeenschap en onze vraag steunt om meer te investeren in crèches en scholen, maar ook omdat het aanbevelingen bevat voor beter bestuur. Een van die aanbevelingen kunnen we niet genoeg onderstrepen. Er staat namelijk: “De visitatiecommissie juicht het overleg tussen de VGC en de Vlaamse Gemeenschap toe en hoopt dat dit zal resulteren in voldoende engagement van de Vlaamse Gemeenschap ten aanzien van de noodzakelijke capaciteitsuitbreiding in Brussel die nodig is omwille van de demografische ontwikkelingen. Omdat de urgentie van bijkomende onderwijscapaciteit VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
238
Plenaire vergadering Nr. 7 (2011-2012) – 17 februari 2012
in Brussel vergelijkbaar is met die in Gent en Antwerpen, raadt de visitatiecommissie de VGC aan om ten aanzien van de Vlaamse overheid gezamenlijk de urgentie aan te kaarten en te zoeken naar oplossingen.” Eigenlijk zegt de visitatiecommissie ons dus dat we aan de Vlaamse Gemeenschap moeten zeggen dat we nu dringend geld nodig hebben voor de scholen en de kribbes. De voorbije jaren hebben wij eigenlijk niets anders gedaan dan gewezen op de urgentie daarvan. Wat moeten wij nog meer doen? Als het nu nog niet duidelijk is dat de situatie urgent is, dan zit er niets anders op dan te gaan kamperen. Dat is eens een andere activiteit om samen te doen. (Vrolijkheid). De visitatiecommissie had de verantwoordelijkheid niet duidelijker bij de Vlaamse Regering kunnen leggen dan in de volgende zin: “De vergroening bijvoorbeeld vraagt massale investeringen in de kinderopvang en in het onderwijs van de Vlaamse overheid.” We kunnen zelf werken aan de gevraagde verbetering van het management en het operationeel plan. Daarvan zegt de visitatiecommissie: “Het is een geleidelijk proces dat minder vaart neemt dan voorzien.” Dat is een diplomatische manier om te zeggen dat de zaken eindelijk vooruit moeten gaan. Het is een opdracht waarmee we aan de slag moeten gaan. Daarnaast zegt de visitatiecommissie ook dat de planlast te groot en niet functioneel is en dat de omvang van de projecten en de vzw’s te administratief-technisch is. Ze wijst ook op de dubbele adviseringsrol van enerzijds de administratie en anderzijds de advieswerkgroepen en ze raadt ons aan om de advieswerkgroepen bij te sturen met een soort van discussieforum. Zal het College ingaan op die suggestie of is er een andere manier om die dubbele adviseringsrol beter te organiseren? De visitatiecommissie noemt de betrokkenheid van de ambtenaren bij de Brusselse problematiek problematisch. Dat heeft veel te maken met het feit dat slechts 10% van de VGC-ambtenaren in Brussel woont. Het is logisch dat wie in Vlaanderen woont en met een andere regelgeving geconfronteerd wordt, wat minder betrokken is bij de Brusselse situatie. Dat is natuurlijk een oud zeer en is zeer moeilijk aan te pakken. Er zijn al heel veel inspanningen gedaan om ervoor te zorgen dat de VGC-ambenaren in Brussel wonen. Een groot probleem is dat ook bevoegdheden die niet van de VGC zijn daarin een belangrijke rol spelen. We moeten hier aandacht voor blijven tonen. De visitatiecommissie bevestigt ook dat de stadsvlucht nog steeds niet gestopt is. De vergrijzing doet zich volgens de visitatiecommissie vooral bij de Nederlandstaligen voor. Dat wijst erop dat er nog steeds veel Nederlandstaligen zijn die ofwel de weg naar de hoofdstad niet vinden ofwel terug naar Vlaanderen of naar Wallonië trekken. Het wordt vaak onderschat hoeveel Nederlandstaligen in Waals-Brabant gaan wonen. Een interessante suggestie van de visitatiecommissie bestaat erin de studentenpopulatie te verankeren in Brussel. Er zijn heel veel studenten in onze stad, maar die kennen niet altijd de VGC of het aanbod van de gemeenschapscentra en het Vlaams verenigingsleven in Brussel. Tijdens hun studies zouden ze nochtans meer betrokken kunnen worden. Ik stel voor om aan eerstejaarsstudenten een welkomstpakket van de VGC te bezorgen zoals we dat ook doen voor de nieuwe Nederlandstalige inwoners. De studenten zijn hier niet gedomicilieerd, maar ze wonen hier wel heel de week en sommigen blijven ook in het weekend plakken. Als ze dan al bekend zijn met het Vlaams verenigingsleven, kan de band met Brussel sterker worden.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 7 (2011-2012) – 17 februari 2012
239
Het wordt stilaan tijd dat de Vlaamse Gemeenschap onze smeekbede aanhoort. Ik wens de collegevoorzitter daar veel succes mee en ik hoop dat een kampeeractiviteit niet nodig zal zijn. Mevrouw Elke Van den Brandt.- “Van de pot gerukt”, zo omschreef de leider van de visitatiecommissie de samenwerking tussen de Vlaamse en de Franse Gemeenschap en de Gemeenschapcommissies. Het gaat voor alle duidelijkheid vooral over de niet-samenwerking. In een stad waar ieder jaar 20.000 mensen bijkomen, in een stad waar de armoede blijft stijgen en 1 op de 3 mensen onder de armoedegrens leeft, in een stad waar te weinig crèches, te weinig scholen, te weinig leerkrachten en te weinig verplegers zijn, in zo’n stad moet iedere overheid samenwerken en de handen in elkaar slaan. In deze stad, die ik net omschreven heb, slagen wij erin dat de ene overheid een proces aanspant tegen de andere overheid omdat die heeft geïnvesteerd in crèches en onderwijs, terwijl dat eigenlijk niet mocht. Een derde overheid spande dan weer een proces aan tegen de eerste overheid omdat ze vindt dat het beleid van die scholen niet grondwettelijk is. Op die manier werken de overheden in deze stad samen. Dat kan niet blijven voortduren. Wij moeten hand in hand vechten als we deze stad leefbaar willen maken. Als we de dualisering willen tegengaan, moeten we dat doen met elkaar en niet tegen elkaar. De visitatiecommissie zegt ook dat de VGC een verschil kan en moet maken door slimme verbindingen te slaan, door te ‘verbrusselen’, zoals de commissie dat noemt. Wij spreken in de regeerverklaring eerder over ‘bruggen slaan’. Dat zegt allemaal hetzelfde, namelijk om een rader te zijn in het netwerk en ervoor te zorgen dat alle overheden samen door één deur kunnen om samen van Brussel een echte stad te maken. Iedereen heeft deze week de krantenkoppen gezien. Brussel vraagt meer geld. Brussel wil meer geld van Vlaanderen. Vooral tegen Vlaanderen zeg ik: dat is geen gulzigheid, dat is een noodkreet. Wij smeken om scholen voor onze kinderen, wij smeken om crèches en rusthuizen. Men mag die vraag om extra geld niet zomaar van de hand doen, maar men moet kijken naar de noden en de realiteit, en luisteren naar onze noodkreet. Ik roep alle collega’s op om die noodkreet te slaken wanneer ze in contact komen met mensen die deze kreet moeten horen. Een van de pijnlijke conclusies van het visitatierapport is dat Vlaanderen er niet in slaagt om te doen wat het zegt en om te investeren volgens de norm die het zichzelf heeft opgelegd. Vlaanderen heeft zelf de Brusselnorm keer op keer bevestigd. Die norm zegt dat 30% van de Brusselaars tot de doelgroep wordt genomen van de Vlaamse overheid. Dat percentage wordt bijna in geen enkel bevoegdheidsdomein gehaald. Het is de bevoegdheid en de verantwoordelijkheid van Vlaanderen om te zorgen voor onderwijs, cultuur en welzijnsinstellingen. Dat is trouwens nog steeds de bevoegdheid van de Vlaamse en de Franse Gemeenschap. Ik wil ermee akkoord gaan dat er al veel is gebeurd. Er zijn stappen vooruit gezet: er zijn extra plaatsen in de kinderopvang en scholen, ook dankzij de VGC. Maar men moet altijd rekening houden met de demografische groei. Er is een enorme bevolkingstoename in Brussel. Men moet nagaan welk percentage van de Brusselaars men momenteel een plaats in de kinderopvang kan bieden om te zien of dat niet achteruit gaat. Het moet zelfs een
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
240
Plenaire vergadering Nr. 7 (2011-2012) – 17 februari 2012
stuk vooruit. Er zijn meer crèches, maar er zijn ook ontzettend veel meer kinderen die een crèche nodig hebben. De visitatiecommissie zegt dat we een kleine rader zijn met een beperkt budget en dat we dus moeten samenwerken en meer middelen vragen. De visitatiecommissie zegt ook dat we moeten kiezen wat we willen doen en waar we willen op inzetten: samen duidelijke doelen stellen over de bevoegdheidsgrenzen heen. Armoede kan men niet bestrijden vanuit de verschillende bevoegdheden of door middelen te gaan verkopen. Er is één gezamenlijke, transversale visie nodig. We doen ons best, maar de visitatiecommissie zegt dat het beter kan en moet. We kunnen dat alleen maar beklemtonen. Dit rapport bevat waardevolle aanbevelingen. Wat gaat u daarmee doen? Welke lessen trekt u uit dit rapport? Hoe trekt u met dit rapport naar de administratie en het middenveld om ervoor te zorgen dat de VGC in Brussel, maar ook alle Brusselse overheden samen kunnen bouwen aan een stad waarin men jong kan zijn en oud wil worden? Mevrouw Elke Roex.- Eerst wil ik iets zeggen over de roep van het College naar meer geld. Ik heb de afgelopen dagen allerlei berekeningen gemaakt. Er zijn allerlei verdeelsleutels te bedenken waarbij we zouden uitkomen op een bedrag dat hoger ligt dan dat van vandaag. Maar laten we eerlijk zijn. In deze scenario’s is de uitkomst voor Antwerpen, Gent of een van de andere centrumsteden heel negatief. Ik wil de collegevoorzitter er niet van verdenken die steden te viseren, maar die 10 miljoen euro die hij meer vraagt moet wel ergens vandaan komen. Waarom werkt hij geen solidaire netwerken uit met Vlaamse steden? De heer Sven Gatz heeft daar nog voor gepleit: Gent, Antwerpen en Brussel moeten elkaar versterken en niet beconcurreren. Die aanbeveling staat trouwens ook in het visitatierapport. Het stedenfonds verdient een extra impuls. Ik roep iedereen dan ook op om dat stedenfonds te versterken en om in het Vlaams Parlement te zorgen voor een verhoging van de middelen voor alle steden, zodat we de armoede kunnen verhelpen. Laten we niet dom zijn en een open oorlog starten in het Vlaams Parlement. Na de geldelijke kwestie ga ik over naar de inhoud. Ik begin met een citaat uit 2005: “De visitatiecommissie heeft geprobeerd mee te denken vanuit de complexiteit van de positie van de VGC in de hele bestuurlijke organisatie. De commissie heeft proberen te vermijden dat de complexiteit gebruikt wordt als een te gemakkelijke afscherming voor zelfkritiek.” Vandaag lees ik: “Ook deze commissie wil positief blijven, maar maakt zich tegelijk ernstige zorgen over de bestuurbaarheid van Brussel. De huidige versnippering laat vooruitziend leiderschap en daadkrachtig bestuur nog nauwelijks toe.” De collegevoorzitter is er dus in geslaagd de aandacht af te leiden. De visitatiecommissie geeft niet weer op welke manier de beleidskeuzes van de collegeleden over de besteding van de stedenfondsmiddelen bijgedragen hebben tot de realisatie van de doelstellingen van het stedenfonds. De visitatiecommissie geeft niet weer in hoeverre hij de toenemende armoede in Brussel heeft bestreden met die 13 miljoen euro. Het is alsof de analyse van het VGC-beleid stopt bij de vaststelling dat het moeilijk besturen is. Eerlijk gezegd lijkt het document ons eerder te overtuigen dat de VGC - bij gebrek aan bevoegdheden - toch niets kan doen. En ja, ook wij kijken uit naar het kerntakendebat tussen de Vlaamse Gemeenschap en de VGC. We hopen dat het een eerlijk debat zal zijn. Maar we blijven ons afvragen waarom er in het rapport niet meer werd gefocust op wat de VGC in de gegeven omstandigheden met de stedenfondsmiddelen gedaan heeft en in hoeverre dat te rijmen is met de doelstellingen
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 7 (2011-2012) – 17 februari 2012
241
van het stedenfonds? Mais tout va bien, Madame la Marquise en we verkopen de bestuurlijke complexiteit als excuus voor het gebrek aan creativiteit en daadkracht. Ik wil nog eens terugkeren naar de oorspronkelijke 3 doelstellingen van het stedenfonds. Ze prijken nog steeds overal op alle websites: de leefbaarheid van de steden verhogen, zowel op stadsniveau als op wijkniveau, de dualisering tegengaan en de kwaliteit van de democratische besturen verhogen. In 2009 merkte het Rekenhof in zijn audit over het stedenfonds het volgende op: “De manier waarop dat geld wordt verdeeld en besteed, is allesbehalve duidelijk en efficiënt. Het geld mag normaal alleen gebruikt worden om de doelstellingen van het Vlaams stedenbeleid en het Stedenfonds te realiseren. En daar wringt het schoentje. Die doelstellingen zijn zo vaag en algemeen dat zowat elk project van de stad onder die doelstellingen kan vallen. En - belangrijker - door de vaagheid van de doelstellingen kan dit niet getoetst worden.” Ook voor de VGC geldt die kritiek. Vandaag beperkt men zich tot de vaststelling dat de VGC met het geld van het stedenfonds steeds meer haar basiswerking financiert en dat additioneel werken steeds moeilijker wordt. Daardoor dreigt de VGC af te wijken van de oorspronkelijke doelstelling van het stedenfonds, de kansarmoede. De collegevoorzitter is erin geslaagd de aandacht af te leiden. Verder dan de uitnodiging van de visitatiecommissie om het ambitieniveau en de mogelijkheden van de VGC inzake armoedebestrijding scherper af te bakenen, gaat de visitatiecommissie niet. De visitatie geeft niet weer op welke manier de beleidskeuzes van het College hebben bijgedragen tot de realisatie van de doelstellingen van het stedenfonds. Dat is niet het geval in andere steden. Bij de visitatie van Gent wordt bijvoorbeeld duidelijker ingegaan op de doeltreffendheid van de doelstellingen en gaat men na in hoeverre de operationele doelstellingen hebben bijgedragen tot het bereiken van de 3 doelstellingen, tot het bestrijden van de armoede. Zelf berekende het stadsbestuur in Gent dat 64% van alle middelen van het stedenfonds gericht zijn op acties die de kansarmoede bestrijden. De kritiek die wij uit het verslag van de visitatiecommissie kunnen distilleren, is tweevoudig: versnippering en te weinig focus op kansarmoedebestrijding. De besteding van de stedenfondsmiddelen is veel te versnipperd. Het visitatierapport zegt: “De middelen uit het Stedenfonds worden door de VGC ingezet op drie strategische doelstellingen, verder uitgesplitst in 17 verschillende operationele doelstellingen. Het bestuur mikt met andere woorden op heel veel zaken tegelijk, al worden wel 38% van de middelen geconcentreerd ingezet op fysieke investeringen in gemeenschapsinfrastructuur.” De VGC kiest dus niet. De manier waarop het College het stedenfonds aanwendt om de kansarmoede te bestrijden, schiet duidelijk tekort. Terwijl men toch mag stellen dat kansarmoedebestrijding nog altijd een van de belangrijkste, zoniet de belangrijkste doelstelling achter het stedenfonds is. De visitatiecommissie stelt zich ernstige vragen bij het ambitieniveau van de VGC. En dat is redelijk duidelijk. Waarom leest de collegevoorzitter in het visitatierapport alleen wat hem uitkomt? Wat doen we aan het advies om het vertrouwen tussen het College, de kabinetten en de administratie te herstellen? Waar is de afsprakennota die de visitatiecommissie voorstelt? Waar zijn de slimme verbindingen om met beperkte middelen beter beleid te maken? Waar zit bijvoorbeeld de VGC met de stedenfondsmiddelen in de wijkcontracten? Waar genereren de stedenfondsmiddelen ook publieke investeringen? Hoe gaat de collegevoorzitter de gebruikersaantallen en het publieksbereik van de voorzieningen relateren aan de demografische trends? Welk beleid gaat hij concreet voeren met stedenfondsmiddelen ten aanzien
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
242
Plenaire vergadering Nr. 7 (2011-2012) – 17 februari 2012
van de studentenpopulatie? Hoe gaat hij de OCMW’s betrekken bij het armoedebeleid? Hoe zal hij de leefbaarheid van deze stad verhogen? Tot slot wil ik ook ingaan op wat niet in het visitatierapport staat. De bevoegdheden van Collegelid De Lille vallen volledig buiten de scoop. Er is niks te vertellen over buurtsport, niks over de resultaten van de met Stedenfonds gefinancierde renovaties en de hervormingen van de gemeenschapscentra, die een sleutelrol moeten spelen in de lokale netwerking en in het gezinsbeleid. Mais tout va bien, Madame la Marquise en we verkopen de bestuurlijke complexiteit als excuus voor het gebrek aan inzetten van middelen op kansarmoedebestrijding. Ik eindig met een citaat. “Ik hou nogal van een pittig Stedenfonds. Als er geen projecten zijn die het beleid kietelen, die de luis in de pels zijn van het College, dan moeten we ons zorgen maken.” Dat zei mevrouw Brigitte De Pauw in 2007 in de Raad van de VGC. Ik zou het niet beter kunnen zeggen. Vandaag is ‘de luis in de pels zijn’ de reden om projecten zoals de wijkcentra, die niet passen in het keurslijf, te schrappen. We moeten ons dus zorgen maken. Mevrouw Brigitte De Pauw.- Ik dank mevrouw Elke Roex om mij zo netjes te citeren. Ik moet zeggen dat ik de luis in de pels mis in de nota van de visitatiecommissie. Ik heb dat rapport met een kritische blik gelezen en ik heb – zoals ik al zei in de commissie – mijn wenkbrauwen verschillende keren gefronst over een aantal uitspraken. Uiteraard staan er ook heel wat positieve zaken in. Ik volg mevrouw Els Ampe en mevrouw Elke Van den Brandt als ze zeggen dat het goed is dat men aandacht heeft voor de Brusselnorm. Die wordt hier nog altijd niet gehaald. We hebben nog altijd een schrijnend tekort aan plaatsen in de kinderopvang en in het onderwijs. Daaraan moet dringend geremedieerd worden. Ik heb mijn wenkbrauwen gefronst omdat ik vaak het gevoel had dat de leden van deze visitatiecommissie – die valt onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap, want zij is de opdrachtgever van die commissie – de Brusselse realiteit niet zo goed kenden. Dat is niet erg. Het is soms goed dat mensen met een andere bril de situatie op het terrein bekijken. Maar ik denk dat ze, wanneer ze hier op bezoek kwamen en een uitgebreid gesprek hadden, weinig gecounterd werden. Men gooit hier bevoegdheden op elkaar. Men bedeelt de VGC een minimale rol toe en schuift veel door naar andere bevoegdheidsdomeinen. Er zijn heel wat stappen gezet om de samenwerking met de andere overheden te realiseren. Ik heb moeite met die uitspraken omdat die oneer doen aan alle inspanningen van de laatste jaren. We weten allemaal hoe moeilijk het is om samenwerking met andere overheden op te zetten. Vaak is dat een processie van Echternach. Als we toch wat vooruitgang boeken, is dat loutere winst en dat mis ik toch wel in dit verslag. De bevraging is volgens mij soms nogal eenzijdig. Ik ga nog altijd uit van de veronderstelling dat een visitatiecommissie, wanneer ze optreedt in het kader van het stedenfonds, een grondigere analyse maakt over de aanwending van de middelen uit dat fonds en daarover aanbevelingen doet. Ik heb het gevoel dat de leden eigenlijk alleen maar hebben gepraat met onze administratie. Ik heb nog altijd niet goed begrepen wat precies in het raam van dit rapport de relevantie is van de problemen die we een tijdje geleden hebben gehad tussen de administratie en de drie kabinetten. Die ontgaat me nog altijd.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 7 (2011-2012) – 17 februari 2012
243
Ik betreur het ten zeerste dat men niet meer tijd heeft uitgetrokken om gesprekken aan te gaan met het middenveld. Dat staat tenslotte mee in voor de uitvoering van het stedenfonds. Dan hoort men toch ook wel een andere klok luiden. Ik blijf bezorgd. De collegeleden weten dat dit niet enkel geldt voor deze materie, want ik heb hetzelfde ook al gezegd inzake de gemeenschapscentra. Ik vind dat de administratie de laatste tijd soms te veel met zichzelf bezig is en veel te weinig met wat er gebeurt op het terrein. Het College heeft toch een duidelijke keuze gemaakt om als inrichtende macht niet in alles zelf te gaan optreden, maar om samen te werken met de mensen op het terrein. Hoe gaan de collegeleden nu om met dit rapport? Is het de bedoeling, wat ik hoop, dat zij contact opnemen met de bevoegde minister voor het stedenfondsbeleid, mevrouw Freya Van den Bossche, om deze zaken te plaatsen in een bepaalde context en daarover te onderhandelen? Ik denk dat men alleszins het punt moet bespreken - zoals dat ook voorkomt in de nota - dat we de Brusselnorm niet halen. Daar moeten we normaal een verdubbeling realiseren. Dat is ook een probleem in andere grootsteden als Antwerpen en Gent. Hopelijk kunnen de collegeleden door deze onderhandelingen extra mogelijkheden creëren voor de VGC in het raam van het stedenfondsbeleid. Wat de andere mogelijkheden betreft voor het uitbreiden en het beter toepassen van de Brusselnorm, is het meer dan nodig dat er eindelijk werk wordt gemaakt van het kerntakendebat. Dat leent er zich goed toe om deze problematiek aan te kaarten, zodat we kunnen komen tot meer inspanningen en een betere verdeling tussen de VGC en de Vlaamse Gemeenschap, maar dan wel met oog voor de demografische evolutie in het Brussels hoofdstedelijk gewest. De voorzitter.- Ik stel voor dat mevrouw Greet Van Linter meteen ook haar actualiteitsvraag stelt over de uitspraak van Brussels minister-president Charles Picqué dat de Vlaamse houding inzake onderwijsbevoegdheden agressief is. (Instemming) Mevrouw Greet Van Linter.- Ik formuleer graag enkele bedenkingen over dit rapport waarin een aantal zaken duidelijk naar voren geschoven zijn. Wat ik opmerkelijk vind in dit rapport, is dat de VGC zelf de twee thema’s ‘Kansarmoede’ en ‘Demografie kleurt de stad’ naar voren kan schuiven voor de plenaire sessies. In welke mate is dit rapport dan nog geloofwaardig? Het rapport stelt duidelijk: “De themakeuze van de VGC voor kansarmoede is maatschappelijk bijzonder relevant.” Zijn er dan geen andere belangrijke thema’s, zoals ‘Hoe de Vlaamse gemeenschap in Brussel beter verankeren?’, of ‘Welke VGC- instrumenten beter ontwikkelen om de Vlaamse gemeenschap te bevorderen in Brussel?’, of ‘Welke VGC-instrumenten beter ontwikkelen om de allochtonen te overtuigen om te kiezen voor de Vlaamse gemeenschap in Brussel?’. Ik vraag me af of die keuze werd gemaakt met een politiek doel. Waarom werd die niet overgelaten aan de visitatiecommissie zelf ? Ik wil nog even verwijzen naar het rapport met betrekking tot het conflict tussen de VGCadministratie en het College. De visitatiecommissie geeft de aanbeveling om het vertrouwen tussen het College, de kabinetten en de administratie te herstellen op basis van meer overleg tussen de partijen en door een afsprakennota. Volgens collegevoorzitter Guy Vanhengel wordt daaraan gewerkt, maar ik durf toch hopen dat dit niet te veel tijd in beslag neemt. De VGC kan zich niet veroorloven om dit conflict nog langer mee te slepen. De politici zouden misschien moeten leren hun ambtenaren te vertrouwen en hen een grotere zelfstandigheid toekennen in het concretiseren van het beleid dat is uitgestippeld door de politiek.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
244
Plenaire vergadering Nr. 7 (2011-2012) – 17 februari 2012
Het rapport onderstreept verder het belang van het kemtakendebat. Aan de hand van het antwoord van collegevoorzitter Guy Vanhengel op mijn mondelinge vraag wil ik erop wijzen dat dit nog wel een tijdje kan aanslepen, hoewel dit nochtans bijzonder belangrijk is. Over de positieve uitstraling van het Nederlands en van de zichtbaarheid van het Nederlandstalig netwerk ben ik van mening dat de gebruikte cijfers een eerder positief beeld van de Nederlandstalige gemeenschap schetsen. Op 13 juni 2004 kozen er nog 62.516 kiezers voor Vlaamse partijen in Brussel, op 7 juni 2009 brachten in Brussel nog amper 51.811 kiezers hun stem uit op Nederlandstalige lijsten op een totaal van 484.719 geldig uitgebrachte stemmen. Ik vind dat een historisch dieptepunt. Het aantal Vlaamse stemmen in Brussel is met andere woorden tussen 2004 en 2009 met 17% procent gedaald. Dat is dan nog buiten de stijging van het totale aantal Brusselse kiezers gerekend. De vraag stelt zich dan ook of en waarom de Vlaamse politici geen aansluiting vinden bij de nieuwe kiezers. Een van de beleidsopties van de VGC waarop de visitatiecommissie ingaat, is het aantrekkelijk maken van Brussel als leefstad voor Nederlandstalige gezinnen met kinderen en voor ouderen. Het rapport stelt dat er geen gegevens beschikbaar zijn om dit te staven, want men wacht op een survey-onderzoek van de Meet- en Weetcel. Wanneer is dat onderzoek af ? Zal de VGC haar toekomstig beleid hierop oriënteren? Men stelt dat Brussel opnieuw aantrekkelijk is voor jonge gezinnen, maar is dit wel zo bij gebrek aan concrete cijfers? Een eerdere studie wees uit dat jongeren naar Brussel komen wonen wanneer ze jong en avontuurlijk zijn, maar dat ze Brussel verlaten eens ze zich willen settelen, kinderen hebben, een huis willen met een tuin enzovoort. Door gebrek aan kinderopvang, onderwijsinstellingen en ouderenzorg is het niet vanzelfsprekend om gezinnen en ouderen in Brussel te houden. Er zijn dus extra inspanningen nodig, iets wat ook de visitatiecommissie zegt en wat wij ook al jaren zeggen, en dat hangt samen met de stopzetting van de stadsvlucht. In het rapport kunnen we verder lezen dat om de Brusselnorm van 30% te halen er nog belangrijke inspanningen moeten worden geleverd. Welke concrete stappen zijn er nu ondernomen om een inhaalbeweging te realiseren op het vlak van Nederlandstalige diensten en voorzieningen voor ouderen? Om een oplossing te bieden voor het gebrek aan ouderenvoorzieningen ontwikkelde de Vlaamse Regering in 2007 een masterplan ‘Woonzorgzones’. Op basis van dat masterplan stelde de Vlaamse overheid een programmatie op voor Brussel. Of die vooropgestelde uitbreiding er in de nabije toekomst komt, is een zeer pertinente vraag. Er wordt in dit rapport ook gepleit voor de aanpassing van de stedenfondsmiddelen op basis van de bevolkingsaantallen van de steden. Gent heeft 250.000 inwoners, Antwerpen 600.000 inwoners en, met de toepassing van de Brusselnorm, heeft Brussel een Vlaamse doelgroep van 300.000 personen. Volgens het VGC-College krijgt Brussel niet waar het recht op heeft. Vandaag gaat 75% naar Antwerpen en Gent, 10% naar Brussel en de rest van het bedrag gaat naar de kleinere centrumsteden. Vlaanderen trekt jaarlijks 132 miljoen euro uit voor het Stedenfonds. Als de Brusselnorm wordt toegepast, dan moet de Vlaamse Gemeenschapscommissie minstens 21 miljoen euro krijgen in plaats van de huidige 13 miljoen euro, zo hebben collegevoorzitter Guy Vanhengel en collegelid Brigitte Grouwels berekend. Dat bedrag bevat echter al een correctie, namelijk dat de VGC enkel is bevoegd voor gemeenschapsmateries en geen uitgaven kan doen voor grondgebonden materies, zoals bijvoorbeeld huisvesting. De visitatiecommissie wil zich niet over de poli-
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 7 (2011-2012) – 17 februari 2012
245
tieke discussie uitspreken, maar geeft de VGC impliciet wel gelijk. Zo zegt de heer Bart Van Herck van de visitatiecommissie dat die berekening mathematisch correct is. Ook gelet op de bevolkingsexplosie in Brussel vinden experts van de visitatiecommissie extra Vlaams geld voor Brussel geen overdreven luxe. Het zou een goede zaak zijn om het Stedenfonds in hoofde van Brussel te verhogen, maar de bal ligt dan in het kamp van de Vlaamse parlementsleden en de Vlaamse Regering. Dit is misschien een onderwerp om aan te kaarten tijdens het overleg tussen de VGC en de Vlaamse Gemeenschap over het kerntakendebat. Er wordt eveneens gepleit voor een sterker partnerschap met de lokale OCMW’s en de gemeenten. Heeft de VGC hiervoor al stappen ondernomen? In hoeverre is zo’n samenwerking wel realistisch, gelet op de Nederlandstalig-Franstalige tegenstellingen? Op bladzijde 25 van het rapport lezen we: “Aan Franstalige kant is de lijn tussen het Gewest, de Cocof en de lokale besturen behoorlijk uitgebouwd. De uitdaging bestaat erin om vanuit de VGC hetzelfde te proberen in de richting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de lokale besturen.” Ik wens diegene die deze uitdaging tot een goed einde moet brengen heel veel succes, gezien de oprichting van de Fédération Wallonie-Bruxelles, de niet-medewerking van de lokale burgemeesters en het overweldigende overwicht van het Frans in Brussel. De visitatiecommissie pleit ook onomwonden voor buurtgerichte initiatieven met de cofinanciering van de Cocof of met de lokale besturen. Gelet op de recente klachten van de Vlaamse Gemeenschap tegen de Brusselse financiering van de kinderopvang, het onderwijs en de klacht van de Franse Gemeenschap tegen de regeling van de voorrang voor Nederlandstaligen in het onderwijs in Brussel, is het dan wel verstandig te pleiten voor gezamenlijke projecten met de Cocof ? Indien er duidelijke afspraken zijn over het project, de verdeling van geldmiddelen en garanties voor Nederlandstalige invulling, kan dat lukken. Maar bestaat dan weer niet het gevaar dat, gezien het enorme Franstalige overwicht, het Nederlands naar de achtergrond verdwijnt en Vlaams geld wordt aangewend in Brussel om het Frans te promoten? Hoe zullen die initiatieven dan verlopen? Strikt tweetalig of tweetaligheid naargelang de geldinbreng, dat brengt een aantal vragen met zich mee. In aansluiting hierop integreer ik, op vraag van de voorzitter, mijn actualiteitsvraag. Het is een illustratie van de moeilijke en gebrekkige samenwerking tussen de verschillende Nederlandstalige en Franstalige overheden. Vrijdag jongstleden verklaarde Brussels minister-president Charles Picqué dat de houding van de Vlaamse Gemeenschap tegenover de uitbreiding van het Brussels onderwijs de institutionele vrede bedreigt. Hij stelde teleurgesteld te zijn in de klacht van de Vlaamse Gemeenschap voor het Grondwettelijk Hof. De klacht is gericht tegen de beslissing van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest om zelf geld uit te trekken voor basisonderwijs, hoewel dat een gemeenschapsbevoegdheid is. Eerder vernietigde het Grondwettelijk Hof al een gelijkaardige investering in kinderdagverblijven. “Het Gewest heeft haar verantwoordelijkheid genomen. Ik pleit niet voor de overdracht van deze bevoegdheid naar het Gewest. Dit is eenmalig, omdat de situatie dringend is” zei hij. De heer Charles Picqué had het over “agressivité, de lourdes conséquences sur la paix institutionnelle, une cicatrice dans les relations entre nos deux communautés, de grandes tensions et incidents entre communautés.” De volledige citaten staan trouwens in de schriftelijke uiteenzetting.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
246
Plenaire vergadering Nr. 7 (2011-2012) – 17 februari 2012
Is de collegevoorzitter het daarmee eens? Deelt de collegevoorzitter de mening dat het agressief of vijandig is, wanneer een Gemeenschap in dit land een legitiem verzoek richt aan het Grondwettelijk Hof om uit te zoeken of een Gewest de Grondwet en de bijzondere wetten in haar bevoegdheidsuitoefening overtreedt en hierbij dan nog in het gelijk wordt gesteld? Vindt hij dat de houding van de Vlaamse Gemeenschap en de uitspraken van het Grondwettelijk Hof onjuist zijn, zoals minister-president Charles Picqué dat doet? Heeft de collegevoorzitter zijn ongenoegen hierover geuit en hoe is daarop gereageerd? Ik ga nu verder naar het volgende citaat in het rapport: «De communautaire opdeling van de gemeenschapsvoorzieningen wringt immers steeds sterker met de Brusselse multiculturele realiteit. Terreinwerkers voelen meer en meer de nood om vanuit een Brusselse realiteit te denken en niet vanuit een onderscheid tussen Nederlandstalig en Franstalig.» Dit zal een aantal collega’s als muziek in de oren klinken. De VGC zou niet meer moeten denken vanuit een Vlaams bewustzijn, maar vanuit een multicultureel bewustzijn en vanuit de concrete Brusselse situatie. Er wordt hier gepleit voor een «verbrusseling» van de VGC en men pleit ook voor een multiculturalisering van de VGC. Vanzelfsprekend kunnen we dit pleidooi niet volgen. De VGC moet blijven uitgaan van een gemeenschapsdenken en de zaken niet vanuit het gewest benaderen, anders gaan we kostbaar Vlaams geld gebruiken voor de bevordering van andere gemeenschappen in Brussel en eigen geld gebruiken om onze eigen aanwezigheid te ondergraven. Ook op pagina 22 lees ik: “In de sectoren, sport, cultuur en jeugd dient het Nederlandstalig aanbod nog beter afgestemd te worden op de nieuwe bevolkingssamenstelling van Brussel. De aanpassing blijkt niet evident: de taal vormt vaak een probleem binnen sportclubs, de allochtonen hebben andere waarden en normen en er zijn culturele verschillen.” Ik vraag me af in welke mate er een afstemming moet zijn. Het is toch de bedoeling dat als de Vlaamse Gemeenschap de hand uitsteekt, de allochtonen, onze waarden en normen respecterend, Vlamingen onder de Vlamingen worden? Dit rapport legt een aantal pijnpunten bloot waarmee het beleid rekening zal moeten houden. In ieder geval is dit stof voor verder debat in de schoot van de Raad. De heer Dominiek Lootens-Stael.- Voor zover dit nog nodig was, bevestigt het rapport van de visitatiecommissie heel wat gegevens die iedereen die dagdagelijks met de Brusselse realiteit wordt geconfronteerd, wel aanvoelt. De cijfers met betrekking tot demografie, armoede en werkloosheid liegen er natuurlijk niet om. Ze zijn ons allemaal wel bekend. Ik ga ze hier dan ook niet allemaal herhalen. We mogen ons echter ook niet op deze cijfers blindstaren. Bekijkt men het totaalplaatje dan spelen er immers nog een aantal andere elementen mee. De 10% middelen die door Vlaanderen, zoals decretaal verankerd, via het Stedenfonds aan Brussel besteedt, bedragen wel degelijk het dubbele van de Brusselnorm. Vlaams minister Freya Van den Bossche heeft daar recent terecht op gewezen in antwoord op een vraag in het Vlaams Parlement. Er zijn natuurlijk tal van berekeningswijzen mogelijk. Ieder item kan op tientallen verschillende manieren worden geanalyseerd. Objectief gezien is deze 10% echter het dubbele van 5%. Driehonderdduizend Vlamingen vormen 5% van de in totaal 6 miljoen Vlamingen. Ondanks het feit dat Vlaanderen zo gul is voor haar hoofdstad, blijft de VGC een kleine speler. Verder blijkt dat, rekening houdend met de enorme Brusselse noden, de behoeften zeer aanzienlijk zijn. We moeten evenwel onder ogen durven zien dat de schaarste aan middelen de komende maanden en jaren enkel nog dreigt toe te nemen. Niet alleen de heersende financiële
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 7 (2011-2012) – 17 februari 2012
247
wereldcrisis, maar ook de budgettaire gevolgen van de voor de Vlamingen bijzonder nefaste regeerakkoorden die op federaal niveau werden gesloten, dreigen immers om de hoek. Wij moeten misschien zelfs durven erkennen dat deze middelen die Vlaanderen nu aan Brussel besteedt, op termijn misschien zelfs niet houdbaar zullen zijn. Daarover mag geen taboe bestaan. Evenmin mag er een taboe bestaan over de vaststelling dat de aanzienlijke middelen die Vlaanderen in Brussel pompt, niet toereikend zullen zijn als de Brusselse Vlamingen zich blindelings blijven vastklampen aan de doelstellingen zoals die in het verslag van de visitatiecommissie worden geformuleerd. Want wat stelt deze commissie nu eigenlijk vast? Dat Vlaams Brussel — institutioneel gezien is dit nog steeds de VGC — ‘verbrusselt’. De Brusselse Vlamingen gaan steeds minder Vlaamse reflexen en steeds meer Brusselse reflexen vertonen. Verder betekent dit dat men zich binnen de VGC niet langer toelegt op de behartiging van de belangen van de Vlamingen in Brussel, maar meent dat men van doelgroep dient te veranderen. Dat de VGC haar focus verlegt van Vlamingen naar Brusselaars die “het Nederlands als eerste taal hebben”, daar kan ik nog inkomen. Ik pas echter als ik verderop lees: “nieuwkomers die voor de Nederlandstalige voorzieningen kiezen omwille van de kwaliteit ervan, de nabijheid of andere motieven”. Vrij, maar zeker niet onrealistisch, vertaald betekent dit immers dat men het beleid focust op nieuwkomers die eigenlijk lak hebben aan onze taal, normen en waarden. Binnen het rijke palet aan faciliteiten en voorzieningen die de Brusselse shoppingmogelijkheden bieden, kunnen deze nieuwkomers uitkiezen wat voor hen het voordeligst en meest interessant lijkt. Voor het overige kan Vlaanderen of de Vlaamse gemeenschap hen echter gestolen worden. In moeilijke tijden – voor wat het Vlaams Belang betreft overigens niet alleen in moeilijke tijden, maar altijd – is er niets fout mee om uit te gaan van het principe ‘voor wat hoort wat’. Politiek moet in de eerste plaats geen daden van barmhartigheid stellen of goede werken verrichten. Laat dit maar over aan de bijbel. Politiek moet daarentegen middelen aanwenden om een bepaald doel te bereiken. Voor Vlaanderen bestaat dat doel uit de bevestiging van de Vlaamse aanwezigheid in haar hoofdstad. Voor de VGC is dat de behartiging van de belangen van Vlaanderen en de Vlamingen in Brussel. Als de VGC, zoals de visitatiecommissie durft aan te bevelen, het communautaire of gemeenschapsvaarwater verlaat en ernaar streeft om in haar werking “meer een afspiegeling van de Brusselse realiteit” te zijn door haar middelen te delen met de Cocof of de Brusselse gemeenten, doeken we deze VGC maar beter meteen op. De VGC heeft dan noch voor de Vlamingen, noch voor de Vlaamse gemeenschap in deze stad geen reden tot bestaan meer. Heel het verhaal van de visitatiecommissie is eigenlijk van de pot gerukt. Waar zijn we in hemelsnaam allemaal mee bezig als we dit rapport volgen? Als het de bedoeling is dat deze VGC enkel nog fungeert als doorgeefluik van extra financiële middelen naar de Franse Gemeenschap, de zogenaamde Fédération Wallonie-Bruxelles, en naar de Brusselse gemeenten, heeft het geen zin meer. Iedereen met een beetje gezond verstand weet immers
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
248
Plenaire vergadering Nr. 7 (2011-2012) – 17 februari 2012
wat het betekent wanneer de Vlamingen met de Fédération Wallonie-Bruxelles of de Brusselse gemeenten aan het beleid ‘mogen’ deelnemen. In dat geval verwateren de bevoegdheden van de VGC helemaal in het Frans-Brusselse moeras en dient de hoofdstedelijke overheid zelfs geen bevoegdheidsusurperende strategieën meer te bedenken. De Brusselse hoofdstedelijke overheid verkrijgt in dat geval niet alleen deze bevoegdheden, maar krijgt er bovendien nog, als kers op de taart, de Vlaamse middelen bij ook. Ik herhaal het: voor het Vlaams Belang is dit van de pot gerukt. Dit verslag is een waarschuwing of, meer nog, een alarmkreet die er ons alleen maar kan toe aanzetten om er bij de collegeleden op te hameren dat ze hun koers zeer dringend moeten bijsturen. De collegeleden moeten de steven niet naar meer Brussel, maar wel naar meer Vlaanderen en naar meer voor de Vlamingen in Brussel, wenden. Daar, en daar alleen, bevindt zich de doelgroep en de bestaansreden van de VGC. De heer Paul De Ridder.- Het verheugt me dat we vandaag een beroep doen op een eeuwenoude middeleeuwse traditie. We maken immers gebruik van het rapport van een visitatiecommissie. Visitaties gaan terug op de middeleeuwse abdijen. Oversten van kloosterorden hadden de gewoonte om hun vestigingen regelmatig te gaan inspecteren. Vervolgens werd een verslag opgemaakt en nadien werd dit verslag, tijdens de kapittelvergaderingen, besproken. Desnoods trok men uit dit verslag de nodige conclusies. Onlangs ontvingen wij het rapport van de visitatiecommissie Stedenfonds 2011. De bevindingen van deze commissie zijn zeer belangrijk. Zij laten de VGC immers toe om doeltreffender te functioneren en de Beleidsovereenkomst 2008-2013 correct uit te voeren. De visitatiecommissie is van oordeel dat de VGC, over het algemeen, behoorlijk werkt. Toch blijven er op meerdere punten nog verbeteringen mogelijk. Zo moet het College intern zorgen voor een goede verhouding met de administratie en de kabinetten. Ook de concrete uitvoering van het VGC-beleid op het terrein kan efficiënter. Zeer terecht wijst het rapport van de commissie op de complexiteit van de Brusselse context: “Tijdens de visitatie werd duidelijk dat men zelfs voor het aanpakken van problemen zoals spijbelen al snel belandt en verzandt in een onontwarbaar kluwen.” De commissie evalueerde ook de doelstellingen van de VGC en met name: “het bevorderen van de positieve uitstraling van het Nederlands en van de zichtbaarheid van het Nederlandstalig netwerk; het versterken van de kansen voor maatschappelijk kwetsbare groepen en het Brussels hoofdstedelijk gewest aantrekkelijk maken als leefstad voor jonge Nederlandstalige gezinnen met kinderen en ouderen.” Uit cijfers van de commissie blijkt dat in 2001 niet minder dan 33,3% van de Brusselse bevolking beweerde het Nederlands goed tot uitstekend te beheersen. Nu is dit jammer genoeg teruggelopen tot 28, 2%. Dergelijke cijfers sporen aan tot waakzaamheid. Als vertegenwoordigers van de Nederlandse gemeenschap in Brussel moeten wij er immers voor zorgen dat een zo hoog mogelijk percentage van de bevolking in het Brussels hoofdstedelijk gewest het Nederlands machtig is. Dit is eerst en vooral in het belang van Brussel zelf. Inderdaad, uitgerekend de kennis van die taal en andere talen vormt de conditio sine qua non om, niet alleen in Brussel, maar ook in de wijde omgeving van onze stad, werk te vinden. Talenkennis en een goede opleiding zijn immers essentiële vereisten voor sociale promotie. Wie werk heeft, kan in zijn onderhoud voorzien en op een menswaardige manier leven. Wie zijn tijd zinvol en nuttig kan besteden, voelt zich goed in zijn vel en kijkt met
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 7 (2011-2012) – 17 februari 2012
249
vertrouwen naar de toekomst. Enkel dergelijke mensen zijn in staat om op een authentieke manier solidair te zijn met anderen wanneer die dat echt nodig hebben. De N-VA verheugt er zich dan ook over dat het aantal kinderen in het Nederlandstalig kleuter- en basisonderwijs blijft stijgen. In die scholen worden immers de meertaligen gevormd die onze stad nodig heeft en die haar niet alleen welvaart maar ook en vooral meer welzijn kunnen bezorgen. Hier past dan ook een eresaluut aan alle mensen uit het onderwijs. Zij leveren in vaak moeilijke omstandigheden en met bescheiden middelen schitterend werk ten bate van ons aller Brussel. Uit het rapport van de commissie blijkt verder dat de stadsvlucht nog steeds niet gestopt is. Ik citeer: “De kansrijke bevolking trekt weg.” Daarom moeten wij alles in het werk stellen om de stad, meer nog dan vroeger, aantrekkelijk te maken. Daarbij moet men onder meer bijzondere aandacht besteden aan de meer dan 22.000 studenten die in Brussel hoger onderwijs volgen aan een Nederlandstalige instelling. De VGC moet er naar streven om dit menselijk kapitaal in Brussel te houden. Dit kan ondermeer gebeuren door flats voor een beperkte duur ter beschikking te stellen van pas afgestudeerden. Jammer genoeg moeten wij samen met het College van de VGC vaststellen dat Brussel niet krijgt waar het recht op heeft. Dit blijkt uit de besteding van de gelden voor het Vlaams Stedenfonds. Zo staat in het rapport: “Als de Vlaamse overheid de VGC gelijk zou stellen met een stad van 300.000 Vlamingen (de Brusselnorm), dan zou de VGC in verhouding tot het aandeel van de steden Gent en Antwerpen (met inbegrip van de correctie omdat de VGC enkel bevoegd is voor de gemeenschapsaangelegenheden) zo’n 21,3 miljoen euro moeten krijgen, wat het dubbele is van wat de VGC actueel uit het Stedenfonds ontvangt.” Vlaanderen trekt jaarlijks 132 miljoen euro uit voor het Stedenfonds. Vandaag gaat 75% naar Antwerpen en Gent, 10% naar Brussel. De rest van het bedrag gaat naar de kleinere centrumsteden. Ook de collegeleden Guy Vanhengel en Brigitte Grouwels hebben deze berekening beaamd. Dit moet dringend worden uitgeklaard. In de commissie van het Vlaams Parlement bleek immers duidelijk dat Vlaams minister Freya Van den Bossche zich niet echt bewust was van dit probleem. Brussel moet zijn rechten opeisen, maar het krijgt als gewest al extra geld via de financieringswet. We moeten dus het totaalplaatje blijven zien. Het rapport stelt overigens terecht: “Het Stedenfonds verhoogt bijgevolg in belangrijke mate de Vlaamse aanwezigheid in Brussel. Een verhoogde aanwezigheid van de VGC in het netwerk van Vlaamse steden zou bovendien de aandacht voor Brussel aanwakkeren.” Dit vormt voor ons allen een dwingende opdracht. Andermaal blijkt dat wij Brusselaars, ook hier, alles te winnen hebben bij een zo hecht mogelijke samenwerking met de Vlaamse Gemeenschap. De Raad moet daar elke dag aan werken! Wij mogen dus niet zelfvoldaan denken dat wij er gekomen zijn. Recent nog bleek op een pijnlijke manier dat de communicatie tussen de Vlaamse Regering enerzijds en het College van de VGC anderzijds nog beter kan. Brussel viel immers uit de boot bij de verdeling van de Vlaamse gelden voor de strijd tegen kinderarmoede. Misschien moeten wij niet te beroerd zijn om ons te inspireren op wat er aan Franstalige kant gebeurt. Ook hier verwijs ik naar een uitspraak van de visitatiecommissie: “Aan Franstalige kant is de
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
250
Plenaire vergadering Nr. 7 (2011-2012) – 17 februari 2012
lijn tussen het Gewest, de Cocof en de lokale besturen behoorlijk uitgebouwd. De uitdaging bestaat erin om vanuit de VGC hetzelfde te proberen in de richting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de lokale besturen.” Volgens mij moet dit ook gebeuren ten opzichte van de Vlaamse Gemeenschap. Dit parlement van de Nederlandstaligen in Brussel, met het College dat in zijn schoot gevormd werd, moet in Vlaanderen telkens weer de stem van Brussel laten weerklinken en aandacht vragen voor onze zeer specifieke positie in dit internationaal en multicultureel centrum. Als wij dat niet doen, wie dan wel? Er is echter meer. Ik heb er reeds op aangedrongen dat de Nederlandstalige schepenen van de Brusselse gemeenten bij bepaalde dossiers, ondermeer inzake onderwijs, moeten overleggen en waar nodig samen ‘strijden’. Onderlinge politieke spelletjes verzwakken ons allemaal. Natuurlijk zijn wij er in Brussel in eerste instantie voor de Nederlandstalige gemeenschap. Toch moeten wij tezelfdertijd zoveel mogelijk kansen geven aan mensen in deze stad - van welke herkomst ook - die op een correcte manier gebruik willen maken van de voorzieningen die de Vlaamse Gemeenschap in Brussel aanbiedt. Daarom vindt ook de N-VA, net als de experts van de visitatiecommissie, dat wij rekening moeten houden met de bevolkingsexplosie. Elk jaar komen er in het Brussels hoofdstedelijk gewest 20.000 inwoners bij. Extra geld voor investeringen in Brussel is dan ook noodzakelijk. Daarbij moeten wij evenwel zeer goed beseffen dat de Nederlandstalige Gemeenschap in dit land enkel bereid zal zijn die bijkomende middelen vrij te maken wanneer zij ook effectief inspraak heeft in de besteding ervan. Dit is enkel mogelijk wanneer onderwijs in Brussel integraal een gemeenschapsbevoegdheid blijft. We kijken dan ook uit naar de resultaten van het kerntakendebat tussen de VGC en de Vlaamse Gemeenschap. De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.- Ik dank de diensten, de rapporteurs en de hoofdinterpellanten voor het aanzwengelen van dit boeiende debat. Mevrouw Els Ampe suggereerde dat wij zouden gaan kamperen, wat collegelid Bruno De Lille en ikzelf meteen zagen zitten. Bij nader inzien en na het debat te hebben gehoord, blijkt dat ik echter met Vlaams minister Freya Van den Bossche zou moeten gaan kamperen. Eén van de lessen die we uit dit debat kunnen trekken, is dat inzake het Stedenfonds de contacten tussen minister Freya Van den Bossche en het College van de VGC moeten worden geïntensifieerd. Zo kunnen onze noden en de Vlaamse middelen beter op elkaar worden afgestemd. Ik vermoed dat dit perfect mogelijk moet zijn, want minister Freya Van den Bossche is zeer begaan met de stedelijke problematiek. Zij heeft wat dat betreft veel ervaring opgedaan in Gent. Zelfs al is Gent in grootte maar een kwart van Brussel, het is ook een stad waarin die problematiek aan bod komt. Een gesprek moet zeker mogelijk zijn. Ik heb reeds een vruchtbaar gesprek gehad over onderwijs met Vlaams minister Pascal Smet, die bereid is zijn beste beentje voor te zetten om onze grootste noden mee te helpen lenigen. Alvorens in te gaan op de verschillende vragen, zal ik de doelstellingen van de visitatiecommissie nogmaals kaderen. Zoals bleek uit het debat in de Commissie Algemene Zaken en Financiën van afgelopen dinsdag, bestaat daar blijkbaar nog enige verwarring over.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 7 (2011-2012) – 17 februari 2012
251
De visitatie reikt verder dan het Stedenfonds en handelt over het algemeen beleid en bestuur van de steden. Dit was ook in 2005 het geval, toen er voor het eerst een visitatie werd uitgezonden. Centraal in die visitatie staat het doel om te kunnen leren van andere stedelijke bestuurspraktijken, van academici en politieke en ambtelijke ervaringsdeskundigen. De visitatie is met andere woorden geen evaluatie of audit. Zij heeft nooit de bedoeling gehad om de Stedenfondsprojecten te evalueren. Dat zou niet mogelijk zijn in het korte tijdsbestek dat werd uitgetrokken. De visitatie brengt een uitwisseling van informatie en beoogt de best practices over te brengen. De klemtoon ligt bij het voeren van een debat over het algemene kader, strategische keuzes en de globale impact van het VGC-beleid in de stad. Het rapport bevat positieve commentaren over het beleid van de VGC, maar ook elementen die we als werkpunten kunnen beschouwen. Vergeleken met het rapport dat door de visitatiecommissie in 2005 werd opgesteld, is de teneur van het recente rapport een stuk positiever. De uitdagingen waar de VGC voor staat, zowel op beleidsniveau als inzake het intern en bestuurskundig functioneren, worden correct geanalyseerd. Het rapport vormt in die zin een goede synthese. De visitatiecommissie is positief over de veranderingen in de organisatie van de VGC. De centralisering van de administratie, de oprichting van de Meet- en Weetcel, het uitbouwen van de Cel Stedelijk Beleid in de administratie en de aandacht voor het transversaal werken worden in het bijzonder gewaardeerd. Mevrouw Greet Van Linter stelde hierover een vraag. Ik kan haar verzekeren dat het College het volste vertrouwen heeft in de VGC-administratie. De samenwerking verloopt goed. Ik heb vorige week de nieuwe zetel van de administratie bezocht. Ik weet dat de voorzitter de voorbije jaren erg begaan was met de inrichting van de nieuwe diensten bij het Rogierplein. Ik was echt onder de indruk van de uitstekende wijze waarop de administratie zich heeft omgevormd tot een groep mensen die in een moderne en aangename omkadering aan de slag is. Er is de voorbije weken veel te doen geweest over de leidend ambtenaar van de FOD Sociale Zekerheid, de heer Frank Van Massenhoven, maar ook onze leidend ambtenaar heeft een inspanning gedaan inzake centralisatie en herinrichting van de administratie die mag worden gezien. De Raad van de VGC moet misschien eens gaan kijken hoe onze ambtenaren daar aan de slag zijn. Mochten alle administraties in België even goed en deskundig zijn uitgerust, dan zouden we nog veel beter gemotiveerde ambtenaren hebben. Sinds 2005 is de samenwerking met de andere Brusselse overheden erop vooruitgegaan. Zoals de visitatiecommissie terecht aangeeft, kan dit echter nog beter. De visitatiecommissie beveelt aan om verder te investeren in ‘slimme verbindingen’ en ‘vormen van coproductie met andere besturen’, zoals gemeenten en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Waar mogelijk koppelt de VGC nu reeds haar initiatieven aan initiatieven van andere overheden. Een mooi voorbeeld hiervan zijn de wijkcontracten. Alleen op die manier kan de VGC direct en indirect een invloed uitoefenen op de belangrijkste Brusselse kwesties en grote maatschappelijke uitdagingen. Tegenover de Vlaamse overheid beveelt de visitatiecommissie aan een meer consequent doorgedreven ‘Brusseltoets’ te hanteren ten opzichte van de Vlaamse regelgeving, zodat de geplande regelgeving en de daarmee gepaard gaande beleidsmaatregelen ten volle het gewenste effect kunnen genereren. Belangrijk is volgens de visitatiecommissie ook dat de
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
252
Plenaire vergadering Nr. 7 (2011-2012) – 17 februari 2012
Vlaamse overheid, gezien de demografische ontwikkelingen, haar rol en verantwoordelijkheid ten volle opneemt en investeert in de kwantiteit en kwaliteit van de Nederlandstalige gemeenschapsvoorzieningen in Brussel. Dit zijn in eerste instantie scholen, kinderopvang en jeugdvoorzieningen, maar ook bijvoorbeeld woonzorgcentra. De visitatiecommissie legt hier terecht een grote verantwoordelijkheid bij de Vlaamse overheid. Zij beschikt over de bevoegdheden, instrumenten en de middelen om meer te investeren in de Nederlandstalige gemeenschapsvoorzieningen in Brussel. De VGC staat hierin niet alleen, ook de Vlaamse grootsteden Gent en Antwerpen vragen de Vlaamse overheid om bijkomend te investeren in voorzieningen zoals kinderopvang en onderwijs. Ik heb een collega die een andere wending heeft gegeven aan zijn loopbaan en zijn kantoor heeft op de Brusselse Grote Markt. Hij schreef interessante literatuur getiteld ‘Stadslucht maakt vrij’. Steden zoals Antwerpen, Gent en Brussel hebben inderdaad veel gemeen. Er zijn reeds contacten tussen de politici van de 3 steden, maar het lijkt me ook een goed idee dat er op ambtelijk niveau meer samenwerking en uitwisseling zou komen. Ik ben van plan er werk van te maken dat mensen van Antwerpen, Gent en Brussel vaker met elkaar in contact komen aangaande onderwerpen waar zij van elkaar kunnen leren. Dit is ook een van de aanbevelingen van de visitatiecommissie aan de VGC. Het Stedenfonds stemt overeen met ongeveer 9% van de totale uitgaven van de VGC. Dat is een indrukwekkend percentage. Het fonds is voor de VGC en voor Brussel bijgevolg erg belangrijk. Vergeleken met de andere centrumsteden is het aandeel van de stedenfondsmiddelen in de reguliere begroting hoog. Ter vergelijking: in Antwerpen en in Gent stellen de stedenfondsmiddelen respectievelijk 4% en 4,3% van het totale budget voor. Dit geeft aan dat de basisdotatie onvoldoende is, aangezien het aandeel ‘impuls Stedenfonds’ in Brussel enorm hoog is. De stedenfondsmiddelen in 2010 bedroegen een kleine 13 miljoen euro. Bijna 40% daarvan gaat naar infrastructuur en ongeveer 10% naar ‘bovenbouw’, met name 3 ‘architecten’, namelijk de Meet- en Weetcel, de Cel Stedelijk Beleid en de gemeenschapscentra. De rest, ongeveer 50%, gaat naar de beleidsdomeinen. Elk beleidsdomein ontvangt een evenredig deel. Het College ondersteunt de visie om een groot stuk van de middelen, ongeveer 40%, in investeringsprojecten te steken. Dit maakt deel uit van een kwaliteitsvol gemeenschapsbeleid. Ik zeg altijd dat de overheid hier de voorwaarden moet scheppen. Voor degelijk onderwijs is dat een uitstekende, moderne infrastructuur. Dat motiveert leerkrachtenteams en leerlingen, creëert een goed gevoel in de scholen en zorgt ervoor dat zelfs in moeilijke omstandigheden, resultaten worden geboekt. Volgens de visitatiecommissie zijn de huidige doelstellingen van het Stedenfonds nogal versnipperd. Ik wil dit nuanceren. In deze doelstellingen zitten wel degelijk rode draden. Een ervan is de taal- en onderwijsondersteuning. Een van de hoogste VGC-prioriteiten is al het mogelijke doen om het Nederlands aan te leren aan volwassenen en jongeren in Brussel. Het omgevingsgericht werken staat ook centraal. De hervorming van de gemeenschapscentra is gefinancierd met stedenfondsmiddelen. Er zijn dus wel degelijk grote lijnen terug te vinden in de beleidsovereenkomsten van het Stedenfonds II.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 7 (2011-2012) – 17 februari 2012
253
Mevrouw Els Ampe, zoals u het aangeeft, beveelt de visitatiecommissie de VGC vooral aan om haar verhouding tot het werkveld niet te beperken tot formele overeenkomsten zoals convenanten. Ook andere vormen van netwerkvorming en overleg met het middenveld moeten mogelijk worden gemaakt. Uiteraard is dit een aandachtspunt waarvan het College in de loop van de komende jaren werk moet maken. Ik kan u alvast meegeven dat het rapport zal worden besproken in de reflectiegroep Stedelijk Beleid, waarin, naast een aantal stedelijke experts uit Brussel en daarbuiten, ook de voorzitters van de sectorale VGC-adviesraden zitting hebben. Bovendien zullen de verschillende sectorale adviesraden geconsulteerd en bevraagd worden over dit rapport en over de stedelijke uitdagingen waarop de VGC in een volgende stedenfondsperiode zou kunnen inspelen. Mevrouw Elke Van den Brandt, om de voorbereidingen op te starten en de overgang van Stedenfonds II naar Stedenfonds III gestructureerd te laten verlopen, heeft de cel Stedelijk Beleid een stappenplan ontwikkeld, met richtlijnen voor de evaluatie van alle stedenfondsinitiatieven. Dit uitgewerkte stappenplan, dat begint in februari 2012 en goedgekeurd is door het College, legt het tijdschema en de werkwijze vast die de VGC aanhoudt in de aanloop naar de nieuwe beleidsovereenkomst Stedenfonds III. De Vlaamse Gemeenschap heeft wel nog geen concrete richtlijnen gegeven over de overgang naar Stedenfonds III. Reden te meer om eens met Vlaams minister Freya Van den Bossche te gaan praten. Bovendien is het ook nog niet duidelijk welke inhoudelijke richting het nieuwe Stedenfonds zal uitgaan. De Vlaamse Regering zal zich normaliter in de loop van 2012 uitspreken over eventuele wijzigingen aan dat Stedenfonds. Zij kan op dat moment nieuwe inhoudelijke klemtonen leggen, de werkwijze misschien bijsturen en inzichten verschaffen over de timing en over de middelen die ze zal vrijmaken. Hiervoor zal ze zich onder meer laten inspireren door de visitatierapporten van de steden, met inbegrip van het globale syntheserapport, dat naar aanleiding van die visitaties zal worden geschreven. Niettemin kan er wel van worden uitgegaan dat het Stedenfonds behouden blijft als financieringsinstrument voor de Vlaamse centrumsteden en de VGC, en dat een aantal belangrijke stappen zullen moeten worden gezet teneinde een nieuwe beleidsovereenkomst te realiseren. Ik zal mij vandaag beperken tot een algemeen overzicht van de stappen. Voor meer gedetailleerde informatie verwijs ik naar de inhoud van het collegebesluit 347 van 1 februari 2012. De collegebesluiten kan u inzien bij de griffie van de Raad. In 2012 worden alle stedenfondsinitiatieven op een uniforme wijze geëvalueerd. Daarbij wordt aan alle subsidietrekkers in het kader van het Stedenfonds gevraagd hun advies te geven over de huidige en toekomstige kernpunten van het Stedenfonds. Een brief met meer informatie, concrete richtlijnen in verband met de evaluatie en zelfevaluatie en vragen aan het gesubsidieerde middenveld vertrekt eerstdaags naar alle betrokkenen. De evaluatie omvat ook een plaatsbezoek en overleg met de organisaties in kwestie. Naast het geplande overleg voorziet de cel Stedelijk Beleid in het najaar 2012 een participatief traject met enkele debat- en inspraakmomenten, die in het voorjaar van 2013 uitmonden in een slotmoment. Dit kan het beleid inspireren en voeden voor de Stedenfonds III-operatie, maar ook ruimer voor het gehele VGC-beleid. Dit traject wordt met de reflectiegroep Stedelijk Beleid uitgewerkt voor het zomerreces van 2012. Mevrouw Els Ampe, wij delen natuurlijk uw bezorgdheid en die van de visitatiecommissie om de studentenpopulatie te verankeren in Brussel. De VGC stelt zich actief op ten aan-
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
254
Plenaire vergadering Nr. 7 (2011-2012) – 17 februari 2012
zien van de doelgroep van studenten en streeft hierbij de volgende kerndoelstellingen na: de doelgroep vertrouwd maken met het VGC-aanbod, waarbij de focus ligt op onder meer de cultuurwaardebon, Agenda 22, Wonen in Brussel, Vrijetijdsgidsen; Brussel promoten als aantrekkelijke stad voor jongeren; de studenten aanzetten tot participatie aan de vele activiteiten in deze stad. Wij weerhouden graag het idee van het welkomstpakket. Ik wil besluiten met enkele punctuele opmerkingen en met het beantwoorden van de actualiteitsvraag van mevrouw Greet Van Linter. De discussie over de middelen is zo oud als het Stedenfonds en zijn voorgangers. Wij hadden vroeger Jan Béghin in ons midden. Hij wilde dat de sleutels voor de toekenning van middelen aan de VGC in het kader van de stedenfondsactiviteiten voldoende resultaat zouden opleveren. Er zal altijd een spanningsveld zijn waarbij men op basis van de Brusselnorm moet proberen de lat hoog genoeg te leggen. Ik volg daarin helemaal de redenering van de heer Paul De Ridder en collegelid Brigitte Grouwels. Daarover was de voorbije dagen veel te doen in de media. Maar dat is de juiste redenering. Daarmee wil ik niet zeggen dat dit bedrag van de ene dag op de andere moet worden verdubbeld. Een stappenplan om dat bedrag op te trekken, lijkt mij een redelijk voorstel. Ik wil dat voorstel voorleggen aan Vlaams minister Freya Van den Bossche. De toepassing van de Brusselnorm zou het voorwerp moeten uitmaken van een goede evaluatie. Laten we eerlijk zijn, men heeft het altijd over 300.000, maar ondertussen zijn we hier al met 1,1 miljoen. Het zal dus meer moeten zijn dan 300.000. Het klopt dat, als men die sleutel in de verschillende beleidsdomeinen hanteert, men nooit tot bedragen zal komen die feitelijk corresponderen met die norm. In vele domeinen, zelfs in het onderwijs, bereiken we die norm niet. Met het Nederlandstalig onderwijs bedienen we nu 20% van de schoolgaande kinderen in Brussel. Als we resoluut naar de 30%-norm of de 300.000 zouden streven, zouden we nog eens de helft meer moeten doen. Ik weet dat we dat op dit moment niet van de ene dag op de andere kunnen doen. Maar we moeten wel die ambitie hebben en niet willen stabiliseren of verminderen. Het Vlaamse Regeerakkoord schrijft immers een toename voor. Mijnheer De Ridder, ik ben blij dat u daarmee instemt want we moeten dat met zijn allen, los van alle mogelijke politieke clivages en politiek gehakketak, proberen uit te dragen. Er is veel gezegd dat we meer en beter moeten samenwerken en dat de verschillende overheden moeten samenwerken. Dat kunnen we, eerlijk gezegd, alleen maar indien er vanuit deze VGC, vanuit deze Raad, ook een vorm van eendracht, samenhorigheid, gelijkgestemdheid en eenvormig discours wordt uitgedragen. In plaats van te proberen elkaar vliegen af te vangen, moeten we duidelijk maken waar we met zijn allen voor staan. In die zin denk ik dat een en ander niet alleen moet worden beleden in woorden maar ook in daden. We moeten een inspanning leveren om wat dat betreft aan een mentaliteitswijziging te werken. Daarom ben ik altijd blij als ik de heer De Ridder hoor spreken. Ik voel dat hij dat in dezelfde geest doet. Mijnheer De Ridder, u deed mij denken aan het tv-programma Het Huis van Wantrouwen. Het beste onderdeel daarvan was ‘de professionele afsluiter’. Aan het eind van het debat dacht ik dat we een professionele afsluiter hadden die alles mooi samenvatte en verwoordde en iedereen opriep om in dezelfde geest samen te werken. In die zin wilde ik ook iets zeggen over de vraag van mevrouw Van Linter over de uitlatingen van minister-president Charles Picqué. Laat ons eerlijk zijn. Als de Vlaamse overheid
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 7 (2011-2012) – 17 februari 2012
255
een juridische procedure inzet tegen een initiatief van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, die ziet voor welke enorme nood het Brussels hoofdstedelijk gewest staat, komt dat verkeerd over. Ook in mijn ogen. Dat valt moeilijk te begrijpen door een overheid die haar best doet omdat er dringend iets moet gebeuren, ook al is het niet helemaal haar bevoegdheid. En laat ons eerlijk zijn, de middelen die zijn vrijgemaakt voor het onderwijs, vormen maar een kleine aanzet. Ze vertegenwoordigen een fractie van het bedrag dat wordt vrijgemaakt door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, in de hoop dat de Gemeenschappen zullen volgen en het gros van het bedrag zullen inzetten. Dan komt het niet goed over dat een andere overheid daarvoor een juridische procedure inzet. Dat minister-president Charles Picqué daarop gepikeerd reageert, lijkt mij niet abnormaal. Hetzelfde geldt overigens voor een ander minister-president. Ik heb Kris Peeters deze week nog de meest fantaisistische cijfers horen citeren over de Brusselse begrotingsresultaten. Ik heb hem persoonlijk laten weten dat ik dat niet fijn vind en dat hij dat best zou rechtzetten. Ik zal ervoor zorgen dat hij de juiste cijfers krijgt. Ik wil daarover geen polemiek voeren. Dat is steriel en dat brengt niets bij, maar just is just. Hij mag die cijfers kennen en hij zou de zijne beter niet herhalen. Maar ook dat is iets wat zo ingebakken zit en wat we zouden moeten proberen te bestrijden. Er bestaat zoiets in het Vlaams Parlement en in de Vlaamse Regering als Brussel-bashen. Men gebruikt elk mogelijk element om te zeggen: “Wat is dat daar?” Dat gebeurt ook onder het motto “Onbekend is onbemind”. Daar moeten wij met zijn allen tegen ingaan. Wij moeten vriendelijk vragen daarmee te stoppen. Dit dient onze zaak niet. Dit maakt het niet beter voor wie in onze stad werkt. Ik ben bijzonder gecharmeerd door het eresaluut van de heer Paul De Ridder voor al wie in het onderwijs werkt. Wij kunnen niet genoeg herhalen dat die mensen echt een pluim verdienen. Als deze stad zal vooruitgaan, zal het zijn dankzij de kinderen die de volwassenen zijn van morgen. Mevrouw Els Ampe.- Mijnheer de collegevoorzitter, ik wil u bedanken voor uw zeer volledige antwoord. Ik ben uiteraard blij dat u rekening houdt met de suggestie om de studenten een pakket te bezorgen. Dat kan alleen maar de banden tussen de studenten en Brussel versterken. Mevrouw Elke Van den Brandt.- Er was net wat commotie over het feit dat de communautaire opdeling van de gemeenschapsvoorzieningen steeds meer wringt met de Brusselse multiculturele realiteit. Men zei mij dat dit als muziek in mijn oren moet klinken. Ja, ik zie ook dat de institutionele realiteit wringt met de Brusselse realiteit, maar dat klinkt niet als muziek in mijn oren. Het doet mij geen plezier dat de Gemeenschappen er onvoldoende in slagen om samen te werken. Het doet mij geen plezier dat de overheden elkaar blijkbaar weinig vertrouwen. Het doet mij geen plezier dat samenwerken hier door sommigen wordt aanzien als een bedreiging. Als dat muziek in mijn oren is, dan is het heel triestige en trage muziek. Ik heb gemerkt, collegevoorzitter, dat u er een sport van maakt om in uw antwoord naar heel veel mensen bloemen te gooien. Ik wil dan ook, om mee te gaan in de sfeer, naar u een bloemetje gooien. Ik sluit mij aan bij uw oproep om de rangen te sluiten en om samen op te komen voor Brussel.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
256
Plenaire vergadering Nr. 7 (2011-2012) – 17 februari 2012
Mevrouw Greet Van Linter.- Het antwoord van de collegevorzitter stelt me teleur. Het is toch merkwaardig dat als een Gewest de naleving van de wetten en de Grondwet vraagt, hij antwoordt dat dit slecht of verkeerd overkomt. Dat is een spijtige uitspraak. – de incidenten zijn gesloten – de bespreking is gesloten SAMENGEVOEGDE INTERPELLATIE (R.V.O., ART. 62) EN VRAGEN (R.V.O., ART. 59) INTERPELLATIE VAN DE HEER PAUL DE RIDDER TOT DE HEER BRUNO DE LILLE, COLLEGELID BEVOEGD VOOR CULTUUR, JEUGD, SPORT EN AMBTENARENZAKEN, inzake de zorgwekkende financiële toestand van het Archief en Museum voor het Vlaams leven te Brussel (AMVB) VRAAG VAN MEVROUW GREET VAN LINTER over de moeilijkheden bij het AMVB VRAAG VAN DE HEER DOMINIEK LOOTENS-STAEL over de financiële ademnood van de AMVB De heer Paul De Ridder.- Brusselse wethouders hechtten vanouds zeer veel belang aan een degelijke bewaring van de stedelijke archieven. De zorg voor die ambtelijke stukken, waaronder stedelijke privileges en eigendomstitels, berustte bij de ‘tresorij’, die verantwoordelijk was voor het stedelijke patrimonium. In het register van de tresorij lezen wij over het jaar 1777 dat de wethouders angstvallig waakten over de goede bewaring van de archieven: “… de conservatie en de behoudenisse deser stadts archiven ende naementlijck der tresorije (is) verweckende particulierlijck de attentie van mijne heeren” (wethouders en schepenen). Niet alleen het stadsbestuur maar ook de Brusselse ambachten en oude beroepsverenigingen beseften maar al te goed hoe belangrijk het was om die oude documenten goed te bewaren. Het is duidelijk dat een goed cultuurbeleid tevens een degelijk archiefbeleid vergt. Als voormalig archivaris bij het Algemeen Rijksarchief vraag ik aandacht voor het AMVB in Brussel. Op 29 januari 2012 meldden de Vlaams-Brusselse media dat het AMVB met budgettaire tekorten kampt: “Het Archief en Museum voor het Vlaams leven te Brussel heeft grote financiële zorgen. Vooral de hoge huur zorgt voor problemen.” De tekorten zijn ontstaan door het eigen succes: “Aan de ene kant ziet onze toekomst er veelbelovend uit omdat er een toevloed is aan nieuwe archieven” zegt een verantwoordelijke van het AMVB. “Maar dat stelt ons voor een probleem van huisvesting, die weliswaar schitterend is, maar ook onbetaalbaar.”
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 7 (2011-2012) – 17 februari 2012
257
De collectie van het AMVB bestaat naast archivalia ook uit vlaggen, borstbeelden, tijdschriften en zo meer. Deze stukken vormen de materiële getuigen van het bloeiende verenigingsleven dat de Nederlandstaligen in de 19de en 20ste eeuw in deze stad hebben opgebouwd. Het AMVB bewaart ook heel wat stukken van prominente personen die in Nederlandstalig Brussel actief waren. Het belang van dit instituut is niet te onderschatten. De grote huisvestingsproblemen ontstaan door de groeiende collectie. Dat vergt bijkomende investeringen. De huur alleen al slorpt 40% van het werkingsbudget op. Sinds 2002 huurt het AMVB de benedenverdieping van een pand dat De Persgroep in erfpacht heeft van de staat. Op 31 juli 2012 loopt het huidige huurcontract tussen het AMVB en De Persgroep af. Alles wijst erop dat de huurlasten bij het afsluiten van een nieuw contract opnieuw zullen stijgen. Sinds begin 2011 zoeken het AMVB, de Vlaamse Gemeenschap en de Vlaamse Gemeenschapscommissie naar een oplossing. In de plenaire vergadering van 8 juli 2011 schoof de VGC de Luisterpuntbibliotheek te Laken naar voor als mogelijk alternatief. Een definitieve oplossing moet er ten laatste voor 31 januari 2012 zijn. Dat is de uiterste datum voor het opzeggen van het huurcontract. In de commissie van 8 februari 2012 stelt Vlaams minister Smet, bevoegd voor Brussel een huizenruil voor: “Ik heb aan minister Schauvliege gesuggereerd om te kijken of we niet op een creatieve manier, met een ruil van gebouwen, duurzame oplossingen kunnen vinden.” De Vlaamse Gemeenschap is eigenaar van de Luisterbibliotheek te Laken. Deze bibliotheek verhuist in 2014 of 2015 naar Gent. Het Sainctelettegebouw dat op zijn beurt in bezit is van de VGC, komt ook vrij te staan. De minister stelt voor om deze huizen te ruilen en zo de opslagproblemen van het AMVB op te lossen. Vlaams minister van Cultuur Joke Schauvliege stelt in de commissievergadering van 9 februari 2012 de vraag of zulke huizenruil juridisch-technisch haalbaar is. Ook bevestigt zij dat u, Collegelid De Lille, nog geen contact met haar hebt opgenomen. Ik citeer: “Officieel heb ik van mijn collega De Lille geen enkele vraag of alarmkreet gehoord. Ik wil gerust met mijn bevoegde collega van de VGC spreken, maar ik vind dat er vanuit de VGC zelf een signaal mag komen en dat ze daarover minstens zelf contact moeten opnemen.” Hier hoort u duidelijk dat u zelf het initiatief moet nemen. Ten slotte wil ik nog opmerken dat de werking van het AMVB zo succesvol is dat Vlaams minister Pascal Smet in zijn beleidsbrief Brussel 2011-2012 het volgende vermeldt: “Het Archief en Museum van Vlaams leven te Brussel (AMVB) zet het project ‘Naar een digitale duurzaamheid voor miniorganisaties’ op dat erop gericht is Vlaams-Brusselse kleinere verenigingen ertoe aan te zetten om hun archieven en documenten op een duurzame wijze te bewaren als representatie van de Vlaamse aanwezigheid in Brussel. De gehanteerde methodiek vindt zijn neerslag in een handleiding, die via bemiddeling van organisaties als FARO en Socius ook in de rest van Vlaanderen wordt verspreid.” Is het collegelid op de hoogte van de zorgwekkende financiële situatie van het AMVB? Welke maatregelen gaat hij treffen? Is hij op de hoogte van het verstrijken van de opzegtermijn? Welke beslissing heeft hij hierover genomen? Beschouwt hij een instituut als het AMVB onmisbaar in onze hoofdstad ter verankering van onze recente geschiedenis? Heeft hij al met de Vlaamse Gemeenschap en het AMVB overlegd? Wanneer vond dat overleg plaats en wat is concreet beslist? In hoeverre is de Luisterbibliotheek in Laken een optie? Is hij van plan bijkomende financiële middelen te verschaffen?
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
258
Plenaire vergadering Nr. 7 (2011-2012) – 17 februari 2012
Mevrouw Greet Van Linter.- Het Archief en Museum voor het Vlaams leven te Brussel verkeert in financiële problemen omwille van stijgende huurlasten en capaciteitsproblemen. Het AMVB is blijkbaar het slachtoffer van zijn eigen succes. De groeiende collectie en archieven zorgen ervoor dat de huidige locatie aan de Arduinkaai nabij de KVS onvoldoende ruimte en uitbreidingsmogelijkheden biedt. Extra opslagcapaciteit is dan ook dringend noodzakelijk. Ruim 40% van het werkingsbudget van het AMVB zou nu al aan huurlasten worden besteed. Het AMVB vraagt meer middelen aan de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Hoeveel financiële middelen ontvangt het AMVB jaarlijks van de VGC? Heeft het collegelid al een vraag voor extra middelen van de voornoemde vereniging ontvangen? Wat houdt de vraag juist in? Heeft het collegelid al mogelijkheden onderzocht om tot een oplossing van het probleem te komen? Ik denk aan extra financiële middelen, het gratis ter beschikking stellen van archiefruimtes, de centralisatie op een enkele locatie van gelijkaardige verenigingen om de algemene kosten te drukken. Biedt Muntpunt nog mogelijkheden? De heer Dominiek Lootens-Stael.- Ik herinner mij nog levendig, nadat u als collegelid was aangetreden, hoe we hier in de Raad de beleidslijnen bediscussieerden die u voor de komende jaren had uitgetekend. Toen al was er sprake van plannen voor het Archief en Museum voor het Vlaams leven te Brussel en toen al hield ik voor dat dit Vlaams leven in Brussel door u stiefmoederlijk werd behandeld. Het Vlaams leven kwam alleen aan bod onder de vorm van het bewaren van een archief en dat ergerde mij. Zoals gewoonlijk werd mijn opmerking door u afgedaan als enggeestig, reactionair en onverdraagzaam. U wekt immers stelselmatig de indruk dat alles wat in Brussel Vlaams klinkt of lijkt, een doorn in het oog is. Vandaag moet ik vaststellen dat de werkelijkheid de fictie snel inhaalt en het nog slechter is gesteld met uw inzet voor de Vlaamse aanwezigheid in Brussel dan wat ik destijds durfde te veronderstellen. Er verscheen immers in de media een alarmkreet van het AMVB. Het AMVB verkeert in financiële ademnood. De middelen die het van de VGC ontvangt, blijken ruim onvoldoende. Het budget wordt voor 40% opgeslokt door huurlasten alleen. Nochtans zit er potentieel in de archiefformule want de nieuwe archieven blijven toevloeien. Wat zijn uw voornemens met betrekking tot deze instelling? Bent u bereid om extra te investeren in dit Vlaamse leven in Brussel? Nu beperkt zich dat al tot de rol van archief. Als we zelfs dat niet meer willen financieren, zitten we helemaal op een verkeerd spoor. De heer René Coppens.- Wij hebben ondertussen via dezelfde media, die het verontrustende nieuws brachten over de financiële toestand van het AMVB, vernomen dat er al een oplossing in de maak is. Door het feit dat de collectie van het AMVB de voorbije 10 jaar verdrievoudigd is, zijn de huidige lokalen in de Arduinkaai te klein geworden en ook te duur omdat de Persgroep, die er samen met het AMVB was gehuisvest, al besloten had om uit het pand te vertrekken.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 7 (2011-2012) – 17 februari 2012
259
Het toeval wil dat de Luisterpuntbibliotheek in Laken eveneens plant te verhuizen en dat hierdoor ruimte vrijkomt die deels voor het AMVB kan dienen. Van deze ruimte is de Vlaamse Gemeenschap momenteel eigenaar. Tot het moment van de verhuis van de Luisterpuntbibliotheek naar een andere locatie, zouden zowel de bibliotheek als het AMVB het gebouw delen. Een ander gedeelte zou in handen komen van het gemeenschapscentrum Nekkersdal. De drie gebruikers zouden zich kunnen vinden in deze oplossing, die gepaard gaat met een huisruil. Brusselminister Pascal Smet is er voorstander van dat de Vlaamse Gemeenschap eigenaar wordt van het Sainctelettegebouw van de VGC en dat de VGC eigenaar wordt van de huidige Luisterpuntbibliotheek. Het feit dat vandaag een oplossing voorligt die aan het meest urgente probleem, het huisvestingsprobleem, tegemoet komt, kunnen we alleen maar toejuichen. Over de toekomst van het AMVB hoeft men niet in een, twee, drie te beslissen. Daarover moet grondiger worden nagedacht. Zelf heb ik al nagedacht. Naar het voorbeeld van het KADOC, het Documentatie- en Onderzoekscentrum voor Religie, Cultuur en Samenleving, een erkend cultureel archief en erfgoedbibliotheek ondergebracht in de Katholieke Universiteit Leuven, kan het AMVB binnen de Vrije Universiteit Brussel worden ondergebracht, eventueel in samenwerking met andere Brusselse universiteiten, zoals de HUB. De voordelen hiervan zijn dat een goed uitgebouwd documentatiecentrum een stimulerende invloed kan uitoefenen op wetenschappelijk onderzoek. Het archiefmateriaal van het AMVB kan worden gebruikt door de universiteitsstudenten om hun academische kennis te toetsen door middel van praktische oefeningen. Bovendien zou het een ontsluiting van het archief met zich meebrengen. Het AMVB geeft zelf immers aan dat er een ware toevloed aan archieven is: het schat dat het volume aan archieven de komende 20 jaar nog zal verdubbelen. Het is niet enkel belangrijk dat dit materiaal wordt gearchiveerd - en dus niet verloren gaat - , maar dat het ook wordt verwerkt. Het kan alleen maar positief zijn als studenten van diverse domeinen binnen de humane wetenschappen met deze hoeveelheid aan materiaal kunnen werken. In een eerste fase zou het AMVB bij voorrang zijn documentatiefunctie kunnen ontplooien om in een later stadium volledig te worden ontwikkeld. In een latere fase - maar nu begin ik misschien te dromen - zou men aandacht kunnen besteden aan de internationale dimensie. Het AMVB zou dan kunnen fungeren als draagvlak voor internationaal vergelijkend onderzoek. Enkel zo kunnen we dromen van een ‘locatie met uitstraling in de hoofdstad’, die de historische Vlaamse aanwezigheid in de verf zou kunnen zetten. Werden er al onderhandelingen opgestart met de Vlaamse Gemeenschap, die de belangrijkste geldschieter is van het AMVB? Zo ja, wat hebben deze opgeleverd? Was er al overleg met minister Pascal Smet over de huisruil? Wordt de VGC eigenaar van wat nu de Luisterbibliotheek is in Laken? Zo ja, beschikt het collegelid hiervoor over de nodige budgetten?
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
260
Plenaire vergadering Nr. 7 (2011-2012) – 17 februari 2012
Zou een inkapseling van het AMVB in een academische omgeving een mogelijkheid zijn? Mevrouw Bianca Debaets.- De andere sprekers hebben deze problematiek al goed geschetst. Het klopt dat het AMVB doorheen de jaren een indrukwekkende werking heeft uitgebouwd en nu het slachtoffer dreigt te worden van zijn eigen succes. Zijn collectie van waardevolle documenten, vlaggen en tijdschriften over het heden en verleden van de Vlaamse aanwezigheid in Brussel groeit steeds verder aan. Dat zorgt ondermeer voor problemen op het vlak van huisvesting. Mijn fractie wil daarom een duurzame oplossing uitwerken voor de huisvesting van het AMVB. Dat moet uiteraard gebeuren in samenspraak met de diverse beleidsverantwoordelijken. Het grote probleem is echter de huurprijs. Als ik goed ben ingelicht, slorpt deze zowat 40% van de totale werkingsmiddelen op. Het denkspoor van Vlaams minister Pascal Smet is ondertussen bekend, namelijk een gebouwenruil. Het Sainctelette gebouw, dat de VGC toebehoort, zou eigendom worden van de Vlaamse Gemeenschap en het gebouw in Laken waar nu de Luisterbibliotheek gevestigd is, zou eigendom worden van de VGC. Onze fractie heeft hier toch enkele bedenkingen bij. We moeten immers goed voor ogen houden dat deze eventuele gebouwenruil heel wat financiële consequenties inhoudt voor de VGC. Ik was dan ook wat verrast te merken dat Vlaams minister Pascal Smet een denkspoor naar voren schuift over een stuk patrimonium waarvan men zelf geen eigenaar is. Begrijp ik het goed dat deze gebouwenruil zou impliceren dat het AMVB naar Laken zou verhuizen? Staan alle betrokkenen daar achter? Laken ligt minder centraal dan de huidige vestigingsplaats, die in het centrum ligt en gemakkelijk bereikbaar is met het openbaar vervoer. We moeten erover waken dat het nieuwe gebouw minstens even toegankelijk en laagdrempelig blijft. Werden er ook andere denksporen onderzocht? Heeft Vlaams minister Pascal Smet zijn denkspoor voorafgaandelijk besproken met het collegelid? Was er ondertussen overleg met de verschillende partners? Ik maak me vooral zorgen over de financiële consequenties van deze gebouwenruil. De VGC zou hierdoor namelijk heel wat potentiële inkomsten kunnen mislopen. Deze gebouwenruil kan dus enkel plaatsvinden als er voldoende garanties zijn vanwege de Vlaamse Gemeenschap. We steunen het AMVB volop in zijn zoektocht naar een ander gebouw, dat financieel gemakkelijker te dragen valt. Dat kan alleen als de financiële implicaties grondig bekeken worden en als dat gebeurt in nauw overleg met de diverse partners: de Vlaamse Gemeenschap, de Vlaamse Gemeenschapscommissie en het AMVB zelf. De heer Bruno De Lille, collegelid.- Sinds de reportage op tvbrussel hebben ineens heel wat mensen de problemen bij het AMVB ontdekt en vinden heel wat mensen het bovendien nodig om daarop in het openbaar commentaar te leveren. Ik heb dat niet gedaan, niet omdat ik de problemen van het AMVB niet belangrijk vind, maar omdat we daaraan hard aan het werken zijn en omdat ik vond dat alle nieuwe ‘ideetjes’ die werden geopperd, de zaak niet echt vooruithielpen. Wat de huizenruil betreft, is de VGC samen met de Vlaamse Gemeenschap de voorstellen aan het bekijken in verband met de Luisterbibliotheek en het Sainctelettegebouw. Het
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 7 (2011-2012) – 17 februari 2012
261
zou een valse voorstelling van zaken zijn te stellen dat zoiets snel voor elkaar gekregen kan worden. We sluiten ons echter niet af en houden alle denksporen open. Ik wil zelfs de gevleugelde woorden van een Vlaamse collega aanhalen: “Mensen zouden een beetje meer moeten zwijgen en werken!”. Dat zijn wij alleszins aan het doen en zelfs al een heel tijdje. Zo zijn we al langer met het AMVB in gesprek over zijn financiële problemen. Eigenlijk zijn er niet echt financiële problemen, er zijn immers genoeg middelen om de werking te garanderen, maar het AMVB huist in een ongelooflijk duur gebouw. Ik merk hierbij op dat het AMVB zelf heeft gekozen voor dat gebouw, niemand heeft hen daartoe verplicht. Dat was misschien een verkeerde keuze. Het helpt echter niet om naar het verleden te kijken, we moeten de problemen van vandaag aanpakken. Omdat we een zeer belangrijke rol weggelegd zien voor het AMVB binnen het erfgoedbeleid van de VGC, trekken we ons dat probleem aan en proberen we samen tot een oplossing te komen. Ik vind de opmerking dat ik het Vlaams leven stiefmoederlijk zou behandelen, helemaal onterecht. Dat valt onder erfgoed. Als men bekijkt wat er de afgelopen maanden door de VGC inzake erfgoed is opgezet en dit vergelijkt met de voorgaande regeerperiodes, is er ongelooflijk veel gebeurd. Het AMVB ontvangt van de VGC in 2012 een ad nominatum-subsidie van 139.650 euro. Dat is hetzelfde bedrag als in 2011. In 2012 voeren we echter een besparingsoefening uit, wat dus betekent dat het relatieve belang van het AMVB binnen de subsidies stijgt. Daarnaast stelt de Vlaamse Gemeenschap via het Agentschap Kunsten en Erfgoed een bedrag van 325.874 euro ter beschikking voor de jaarwerking van het AMVB. Daaruit blijkt dat de VGC dus niet de hoofdsubsidiënt is, maar slechts een aanvullende subsidie geeft. Ik begrijp dan ook de opmerking van Vlaams minister Joke Schauvliege niet goed, alsof wij aan haar moeten melden dat er een probleem is en haar moeten vragen of ze er iets aan wil doen. Zij is wel degelijk de hoofdsubsidiënt en het zou dus logischer geweest zijn als zij de eerste stap naar ons had gezet om te proberen tot een oplossing te komen. We hebben de voorbije maanden heel wat contact gehad, onder andere over het ter beschikking stellen van het gebouw van de Luisterbibliotheek in Laken. Als mevrouw Schauvliege dan beweert van niets te weten, moet ze misschien wat beter luisteren naar haar administratie en naar haar eigen kabinet, want er zijn al verschillende vergaderingen en contacten geweest over die problematiek. Als er camera’s op hen gericht staan, durven mensen wel eens domme dingen zeggen. Aan het denkspoor van de Luisterbibliotheek is een aantal plus- en minpunten verbonden. We hebben het besproken met het AMVB en met de verantwoordelijken van de Luisterbibliotheek. We proberen dus niets boven hun hoofden te regelen. We leggen ook contacten met Nekkersdal om te zien of er wel voldoende ruimte is. De Luisterbibliotheek is in de loop van 2011 verschillende keren bezocht door vertegenwoordigers van mijn administratie en van het AMVB, om de plus- en minpunten van het gebouw in kaart te brengen. Aansluitend daarop heeft de VGC tussen 30 augustus en 17 november 2011 op verschillende plaatsen in de Luisterbibliotheek dataloggers geplaatst om de relatieve luchtvochtigheid en temperatuur te meten, om na te gaan of dat gebouw wel geschikt is om een archief te huisvesten. Een archief kan namelijk niet gelijk waar ondergebracht worden. Het pand waar de Luisterbibliotheek gevestigd is, wordt momenteel beheerd door de Vlaamse Gemeenschap. Daarom heeft de Vlaamse Gemeenschapscommissie op 25 juli 2011 een officieel schrijven gericht aan de administratie van de Vlaamse Gemeenschap om onderhandelingen op te starten over een mogelijke verhuizing van het AMVB naar de Luisterbibliotheek. Deze kwestie houdt ons dus al langer bezig dan enkele weken.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
262
Plenaire vergadering Nr. 7 (2011-2012) – 17 februari 2012
Op 16 december 2011 - ze hebben hun tijd genomen! - beantwoordde de Vlaamse Gemeenschap onze vraag voorlopig negatief omdat er momenteel een onderzoek door het Rekenhof wordt gevoerd naar alle door de Vlaamse Gemeenschap beheerde infrastructuur. Pas tegen mei/juni 2012 zou de Vlaamse Gemeenschap definitief uitsluitsel kunnen geven over onze vraag. Bovendien hebben we door die bezoeken kunnen vaststellen dat er toch een aantal aanpassingen en technische verbeteringen zou moeten gebeuren aan dat gebouw om er een archief in te kunnen onderbrengen. We moeten nog een architecturaal-technisch onderzoek uitvoeren. Dat kunnen we natuurlijk pas doen als we de zekerheid hebben dat we het gebouw effectief kunnen gebruiken. We hebben in onze begroting een marge die we kunnen gebruiken om te investeren in technische verbeteringen aan het gebouw van de Luisterbibliotheek. We zijn ook bereid om dat te doen. We moeten natuurlijk nagaan of die kosten niet te hoog zijn. Dat zal echter nog enige tijd vragen. Omdat zijn contract ging aflopen, heeft het AMVB noodgedwongen het bestaande huurcontract met de Persgroep met enkele jaren verlengd. Een verhuisscenario vraagt natuurlijk een lange voorbereiding, zeker voor een archief. Het zou eenvoudigweg fysiek onmogelijk zijn om alles op een paar maanden tijd rond te krijgen. Intussen is er nog een vergadering geweest op 9 februari 2012 met de administraties van de Vlaamse Gemeenschap en de VGC. De bevoegde ministers, Pascal Smet en Joke Schauvliege, hebben hun bekommernis uitgesproken. We rekenen eigenlijk op hen voor een extra inspanning, mocht dat nodig zijn. Ik heb gezegd dat de VGC de nodige extra ondersteuning wil bieden voor aanpassingswerken aan het gebouw, maar ik roep mijn collega’s in Vlaanderen op om te bekijken of zij binnen hun budget geen extra inspanning kunnen leveren. In vergelijking met andere initiatieven in Vlaanderen kunnen we niet zeggen dat de Vlaamse Gemeenschap gigantische bedragen subsidieert. Zelfs al is het AMVB zeer belangrijk voor ons en heeft het een zeer belangrijke plaats in ons erfgoedbeleid, toch wil ik er op wijzen dat de VGC de financiële inspanningen voor de infrastructuur en de werking van het AMVB niet alleen kan dragen. Binnen ons budget voor subsidies kunnen we wat schuiven, maar wat we aan de ene geven moeten we van de andere afnemen. Onze marges zijn echter zeer klein, heel veel zaken liggen traditioneel vast en wij kunnen geen grote stijging van subsidies beloven. Daarom vraag ik aan de Vlaamse Gemeenschap om te kijken of de verhouding tussen de subsidies van de VGC en de Vlaamse overheid niet anders kan. Ik wil alle denksporen overwegen, ook dat van de VUB. Het gaat om een nieuw idee, dus we hebben dat nog niet grondig kunnen onderzoeken. Ik wil er mee over nadenken. Ook als er zich andere kansen voor infrastructuur zouden aanbieden, zullen we die zeker bestuderen. Het depotonderzoek over de archieven van de VGC zelf loopt af in maart. We zullen de resultaten daarvan zeker bekijken als we de mogelijkheden gaan onderzoeken of het AMVB ondergebracht kan worden op een gemeenschappelijke site met andere instellingen. Muntpunt is in elk geval zeker geen optie. De ruimte die het AMVB nodig heeft, is daar niet beschikbaar. – Het incident is gesloten.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 7 (2011-2012) – 17 februari 2012
263
SAMENGEVOEGDE INTERPELLATIE (R.v.O., art. 62) EN VRAAG (R.v.O., art. 59) INTERPELLATIE VAN MEVROUW BIANCA DEBAETS AAN DE HEER BRUNO DE LILLE, COLLEGELID BEVOEGD VOOR CULTUUR, JEUGD, SPORT EN AMBTENARENZAKEN, met betrekking tot de omschakeling van de cultuurwaardebon naar een vrijetijdswaardebon VRAAG VAN DE HEER JEF VAN DAMME, betreffende de omschakeling van de cultuurwaardebon naar de vrijetijdswaardebon Mevrouw Bianca Debaets.- In Brussel valt zeer veel te beleven, zoals boeiende theater- en dansvoorstellingen, talloze concerten, smaakmakende tentoonstellingen, en schitterende musea. Ik hoef daarvan niemand meer te overtuigen. Ik kom trouwens sommige collega’s daarbij wel eens tegen. De afgelopen jaren werd door de VGC een aantal beleidsmaatregelen genomen om de cultuurparticipatie te stimuleren, waarvan de meest bekende de cultuurwaardebon is. De cultuurwaardebon werd in het leven geroepen om mensen die minder geneigd zijn om aan cultuur te participeren, te stimuleren om dat wel te doen en om culturele evenementen toegankelijker te maken. De cultuurwaardebon is ondertussen goed ingeburgerd. De bon wordt ook veelvuldig aangevraagd, maar veel minder gebruikt. Voor het seizoen 20082009 werden 104.948 cultuurwaardebonnen aangevraagd, terwijl er maar 58.000 werden gebruikt. Bijna 1 op 2 aangevraagde cultuurwaardebonnen blijven dus ongebruikt in de kast liggen. Het seizoen daarvoor werd zelfs 60% niet gebruikt. Dit toont volgens het collegelid aan dat er lacunes in het systeem zijn en dat er nieuwe manieren gezocht moeten worden om mensen nog actiever aan cultuur te laten participeren. Daarom wil het collegelid deze regeerperiode de cultuurwaardebon omvormen tot een vrijetijdswaardebon en het gebruik ervan uitbreiden naar de beleidsdomeinen jeugd en sport. Ik denk niet dat de drempels in die domeinen even hoog liggen dan bij cultuur. Ik druk het misschien wat oneerbiedig uit, maar ik denk dat mensen een veel lagere drempel ervaren om een avond te gaan biljarten of om een zaterdagnamiddag te gaan voetballen, dan om naar de opera te gaan. Mijn voornaamste vrees is dat een uitbreiding naar vrije tijd en sport de cultuurparticipatie nog zal doen verminderen. In zijn beleidsverklaring 2011 kondigde het collegelid een studie aan over de omschakeling van de cultuurwaardebon naar vrijetijdswaardebon. We moeten ervoor zorgen dat er meer mensen deelnemen aan onze culturele activiteiten. Zeker voor bepaalde doelgroepen die nu zeer weinig culturele evenementen bezoeken, zoals allochtonen, kansarmen of senioren, moeten we blijven zoeken naar manieren om de drempels weg te werken. Als blijkt dat de cultuurwaardebon niet het meest ideale instrument daarvoor is, dan zijn er misschien andere middelen. De cultuurwaardebon is echter nog steeds een zeer goed instrument, zeker in groepsverband. Als mensen via bijvoorbeeld de KAV of het Davidsfonds een cultuurwaardebon aanvragen om in groep te participeren, dan is dat niet alleen aangenamer maar dan ligt de drempel ook nog lager om aan culturele activiteiten deel te nemen.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
264
Plenaire vergadering Nr. 7 (2011-2012) – 17 februari 2012
Wat zijn de belangrijkste conclusies van de studie, die ondertussen afgerond moet zijn? Hoe ver staan we met de omschakeling? Naar welke sectoren zal de cultuurwaardebon worden uitgebreid? Mensen kunnen via de gemeenten al een sportcheque aanvragen. Is er hier geen overlapping? Wat zijn de budgettaire implicaties van deze omvorming? Komt er een extra budget of worden dezelfde middelen verschillend ingezet? Welke andere initiatieven wil het collegelid nog ontwikkelen om de cultuurparticipatie van kansengroepen te verhogen? Hoeveel cultuurwaardebons werden in 2011 aangevraagd en hoeveel ervan werden effectief gebruikt? De heer Jef Van Damme.- De cultuurwaardebon werd oorspronkelijk in het leven geroepen om de drempel naar cultuur in de enge betekenis te verlagen. Dat is een nobele doelstelling die we moeten bewaren. Iedereen gaat ermee akkoord dat de cultuurwaardebon een zeker succes kent, maar wel voor verbetering vatbaar is. Het collegelid kondigde dan ook aan om daarvan werk te maken en om meer te investeren in kansengroepen en jongeren. De vrees dat een uitbreiding naar sport en vrije tijd ten koste zou gaan van cultuur, was ook mijn eerste reflex. Kenners hebben mij echter verzekerd dat het niet noodzakelijk een of/of-verhaal is, maar eerder een en/en-verhaal. Cultuurparticipatie betekent ook vaak participatie in andere activiteiten zoals sport en vrije tijd. Een verbreding moet dus niet noodzakelijk leiden tot een vermindering van de cultuurparticipatie, maar het kan wel een multiplicatoreffect teweeg brengen zodat mensen die effectief aan vrijetijdsbeleving doen los van cultuur, op die manier aangespoord kunnen worden om ook een culturele activiteit bij te wonen. Het resultaat zou voor iedereen beter zijn. Zal een uitbreiding er volgens het collegelid voor zorgen dat er minder of meer aan cultuur zal worden gedaan? We moeten daarbij ook oppassen voor het Mattheus-effect en niet alleen de mensen die nu al aan cultuur participeren, bevoordelen, maar ook de kansengroepen aanmoedigen. Wat is de financiële impact van een omschakeling? Is de studie afgerond en wat is het precieze voorstel van het collegelid? Wat waren de resultaten voor de cultuurwaardebon in 2011? Mevrouw Bianca Debaets.- Ik wil nog iets verduidelijken, want ik vrees dat de heer Jef Van Damme mijn betoog niet helemaal begrepen heeft. Ik heb nooit beweerd dat wie aan sport doet, daardoor minder aan cultuur zou doen. Ik ben ook overtuigd van een multiplicator-effect. In het verenigingsleven zien we ook vaak dat mensen actief zijn in verschillende verenigingen. Mijn bezorgdheid is alleen maar waar de overheid middelen aan moet besteden. Gaan we de schaarse middelen gebruiken om mensen aan te sporen om aan sport te doen? We moeten dat natuurlijk ook stimuleren, ook al denk ik dat sport in het algemeen toegankelijker is. Of gaan we de middelen gebruiken om mensen aan cultuur te laten doen, waar de drempels hoger liggen? De heer Jef Van Damme.- Als we zien dat de helft van de cultuurwaardebonnen vandaag niet gebruikt wordt, dan kunnen we toch het niet-gebruikte budget spenderen aan andere activiteiten? Op die manier is er geen verlies voor de cultuurparticipatie. Mevrouw Bianca Debaets.- Ik vind dat een vreemde redenering. Als de cultuurwaardebonnen niet worden opgebruikt, dan moeten we maar gaan voetballen. We moeten eerst kijken waarom ze niet worden opgebruikt.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 7 (2011-2012) – 17 februari 2012
265
De heer Jef Van Damme.- Als er meer aan sport wordt gedaan, zal er misschien ook meer aan cultuur worden gedaan. Dat vertellen de experten mij. Het is niet noodzakelijk een of/of-verhaal, maar een en/en-verhaal. Nu wordt de helft van de cultuurwaardebonnen niet gebruikt. As we die dan iets breder kunnen gaan gebruiken, dan denk ik dat iedereen daarbij kan winnen. De heer René Coppens.- Toen het collegelid in april vorig jaar de hervorming van de cultuurwaardebon aangekondigde, heb ik hem ook ondervraagd. Het collegelid antwoordde mij toen dat het onafhankelijk onderzoeksbureau Link bezig was met een studie en dat de resultaten van het rapport in het najaar beschikbaar zouden zijn. Net zoals mijn collega’s ben ik dan ook benieuwd of er reeds een rapport voorhanden is en zo ja, wat de conclusies ervan zijn. De cultuurwaardebon moet ervoor zorgen dat de drempel voor culturele activiteiten wordt verlaagd. Vanuit onze fractie hebben wij er steeds voor gepleit dat er werk wordt gemaakt van een hogere cultuurparticipatie. Niet zozeer als doel op zich, maar omdat het een instrument is dat moet leiden tot een maatschappij die vol is van een rijk cultureel aanbod en gekenmerkt is door openheid, vrijheid, creativiteit en verscheidenheid. Om dit doel te bereiken lijkt het ons aangewezen dat er vanuit het beleid wordt gekozen voor een actieve stimulering en informatieverstrekking om de brede bevolking meer zin in participatie te doen krijgen, eerder dan voor het creëren van een aanbod op maat van de doelgroepen. We willen dat er financiële en organisatorische impulsen worden gegeven waarbij participatie van onderuit wordt gestimuleerd en waarbij alle betrokken organisaties ‘geresponsabiliseerd’ worden. Verder vinden wij het ook belangrijk dat er zoveel mogelijk aandacht wordt besteed aan de culturele ontwikkeling van jongeren en dat we zorgen voor een directe link tussen cultuur en onderwijs. Doordat kinderen en jongeren leren omgaan met kunst en cultuur zullen ze zich uit zichzelf meer geroepen voelen om meer te participeren aan cultuur. Collegevoorzitter Guy Vanhengel zei daarstraks: “Onbekend is onbemind”. Ik durf er dan ook voor te ijveren dat het bevoegde collegelid bij de hervorming van de cultuurwaardebon dit gegeven mee in overweging zal nemen. Heeft de administratie al een nieuw systeem uitgewerkt? Wie zal de vrijetijdswaardebon kunnen aanvragen? Hoe kan de vrijetijdswaardebon een hogere cultuurparticipatie teweegbrengen dan de cultuurwaardebon? Zal de vrijetijdswaardebon worden uitgegeven door de administratie van de VGC of, bijvoorbeeld, door het Vlaams communicatiehuis Muntpunt? Zullen de resultaten van het onderzoek gedeeld worden met andere instanties, zoals bijvoorbeeld de Cocof ? Is een samenwerking met Cocof op dit vlak mogelijk? De heer Bruno De Lille, collegelid.- Ik herken een aantal van de vragen, want het is niet de eerste keer dat we hierover discussiëren en waarschijnlijk ook niet de laatste keer. Heel veel zaken rond de hervorming van de cultuurwaardebon liggen heel gevoelig. Dat is ook de reden waarom we stap voor stap gaan, ons baseren op onderzoek en met Cultuurnet kijken hoe we een nieuw systeem kunnen ontwikkelen zonder dat we teveel mensen bruuskeren of teveel experimenteren op het terrein. Ik wacht liever een paar maanden langer, zodat we een systeem hebben dat meteen werkt, dan dat we constant moeten bijsturen omdat we iets gelanceerd hebben waarvan we de effecten niet goed genoeg hebben ingeschat. Dat is de reden waarom dit stap voor stap vooruitgaat. Ik heb deze hervorming al een hele tijd aangekondigd, maar we werken eraan.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
266
Plenaire vergadering Nr. 7 (2011-2012) – 17 februari 2012
Nieuw is dat ik informatie kan geven uit de voorlopige oplevering van de studie die we besteld hadden. De voorlopige oplevering is in november gebeurd bij de administratie. We hebben daar een eerste gesprek over gehad. Er werden een aantal extra vragen gesteld en die zouden in de loop van deze maand moeten beantwoord worden. Dat zou de definitieve afsluiting van de studie moeten zijn. Ik wil eerst nog een paar dingen duidelijk stellen. De cultuurwaardebon is, zoals vermeld, opgestart om mensen die niet participeerden aan cultuur een extra duwtje te geven en een financiële drempel weg te nemen voor een bepaalde groep mensen. In de loop van de tijd is dit wel wat verwaterd, maar het is toch goed om dit in het achterhoofd te houden. Het is geen extra subsidie voor een bepaalde sector. Mensen die zouden zeggen dat we hun subsidie afnemen, moeten aan deze oorspronkelijke bedoeling denken. Het was ook niet de bedoeling om een instrument te geven aan een collegelid zodat die er Sinterklaas mee kon spelen, hoewel het leuk is om gratis bonnen te mogen uitdelen. Mijn voornaamste bekommernis is dat we met de VGC een instrument nodig hebben dat ervoor zorgt dat zoveel mogelijk mensen participeren aan het gemeenschapsleven. Dat is de reden waarom ik het wil uitbreiden van louter cultuur- naar vrijetijdswaardebon. Ik denk dat we in Brussel met een hele grote groep mensen zitten die aan niets deelnemen. Er wordt gezegd dat de drempel naar sport of naar jeugdinitiatieven lager is, maar ik denk dat die niet laag genoeg is. Ook daar kunnen er financiële drempels zijn die ervoor zorgen dat een heleboel mensen niet participeert. Het is voor iedereen beter als er meer mensen deelnemen aan het gemeenschapsleven. Dat probeer ik altijd in mijn achterhoofd te houden als ik kijk naar de manier waarop we deze middelen willen inzetten. U hebt gelijk, de middelen zijn niet oneindig. We moeten keuzes maken. Vandaar dat het mijn keuze is om opnieuw naar de basis te gaan en er opnieuw voor te zorgen dat die mensen die niet kunnen deelnemen wel deelnemen. Dat was een van de conclusies: slechts een heel klein deel van de mensen die de cultuurwaardebon gebruiken heeft het zo slecht dat ze het zonder die bon niet hadden kunnen doen. Vaak is het ook zo dat we die mensen enkel bereiken door met een bepaalde vereniging samen te werken die deze mensen gaat opzoeken en iets organiseert dat met cultuurwaardebonnen betaald wordt. Dat is de voornaamste manier om de kansarmen erbij te krijgen. Het overgrote deel van de mensen die de cultuurwaardebonnen gebruiken, zit daar niet bij. Deze vaststelling wil ik meenemen in de hervorming van de cultuurwaardebon. We moeten, zoals de heer Jef Van Damme zei, inderdaad beducht zijn voor het Mattheuseffect. Uit de studie kunnen we concluderen dat het huidige instrument cultuurwaardebon breed gewaardeerd wordt, maar niet altijd op de juiste manier wordt ingezet om de kansarme doelgroepen aan te zetten tot participatie. We hebben uit de studie ook nog kunnen vaststellen dat er naast de financiële drempels nog andere drempels zijn. We moeten ons daar bewust van zijn en dat ook meenemen als we mensen willen aanzetten tot participatie. Dat gaat ook over kennis van vertrouwdheid met het aanbod dat er is. Die mensen bereiken we vaak niet met onze communicatie. Ook dat moeten we in het achterhoofd houden. We moeten een aantal drempels slopen. We hebben daarvoor een mix van initiatieven nodig. Uit de studie kwamen een aantal items naar boven. Hoe verruimen we het aanbod? dat is de verantwoordelijkheid van de aanbieders, maar we moeten hen vragen ook specifiek oog te hebben voor die doelgroepen. Het is niet alleen de verantwoordelijkheid van de VGC om ervoor te zorgen dat die kansarme groepen deelnemen aan, bijvoorbeeld, cultuur. We moeten dat ook meer vragen aan onze culturele instellingen zelf. Zij mogen niet altijd vastzitten in hun vast stramien en hun vast publiek aanspreken, maar moeten
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 7 (2011-2012) – 17 februari 2012
267
zelf ook actiever op zoek gaan naar die kansarme groepen. Die instellingen werken ook met overheidsgeld en hebben dus een verantwoordelijkheid naar alle Brusselaars. Dat kan ook gaan over het aanbieden van ingangen voor mensen die niet vertrouwd zijn met theatercodes. Ik herinner me nog dat de stad Brussel, toen ik daar nog schepen was, een aantal jaren geleden Dorp op Stap organiseerde om mensen uit Haren en Neder-Over-Heembeek naar de KVS te krijgen. Dat was vooral voor bejaarde mensen. Die hadden toen het gevoel dat de KVS niet meer voor hen was en dat ze daar eigenlijk buiten geduwd werden. We hebben toen een inleiding gegeven op het stuk Onze-Lieve-Vrouw-van-Vlaanderen, een stuk dat trouwens heel wat commotie veroorzaakte. Dat stuk was ook niet zo laagdrempelig. Achteraf was het overgrote deel van de mensen heel enthousiast over wat ze gezien hadden. Ik denk dat ze uit eigen beweging nooit naar dat stuk zouden gegaan zijn. Er zijn nog andere manieren om drempels naar beneden te halen voor bepaalde doelgroepen. Over de prijs was de vaststelling dat er heel wat kortingssystemen in omloop zijn. Alleen zijn die vaak niet door iedereen gekend. Mensen zien vaak door de bomen het bos niet meer. Op het vlak van sportclubs doen bijvoorbeeld ook een aantal ziekenfondsen inspanningen. Er zijn enorm veel mensen die blijkbaar niet weten dat ze een stuk van hun inschrijfgeld terug kunnen krijgen via een ziekenfonds. Wat de sportcheques betreft, die zijn inmiddels afgeschaft aan Franstalige zijde. Ik denk dat alleen in Jette de gemeente zelf nog een initiatief neemt, maar volgens mijn informatie heeft de Franse Gemeenschap die intussen afgeschaft. In dit ene geval zal het dan waarschijnlijk gaan om een gemeentelijk initiatief. Er zijn misschien nog gelijkaardige initiatieven, maar ze zijn niet meer structureel onderbouwd. Ook de locatie en de verplaatsingen kunnen drempelverhogend zijn. Zaken als buurtsport spelen daar natuurlijk op in en dat proberen we zelf ook te doen via onze gemeenschapscentra, waarbij we er ook de nadruk op leggen dat die zeer lokaal moeten blijven werken. Er wordt ook vaak veel promotie of communicatie gevoerd over het aanbod, maar niet altijd op de wijze waarmee we onze bijkomende doelgroep ook effectief aanspreken. Ook daar misschien een anekdote. Een aantal jaren geleden, toen het KVS nog in De Bottelarij in Sint-Jans-Molenbeek was gevestigd, wilden we echt mensen binnenkrijgen uit de buurt. Men is toen overal foldertjes in de bussen gaan steken. Dat leverde geen enkel resultaat op. Dat heb je natuurlijk als je een Nederlandstalig foldertje in de bus gaat steken, in een taalgebruik dat misschien wel gangbaar is in de culturele sector, maar daarom nog niet erg toegankelijk is. Op een bepaald ogenblik hebben ze daarom een aantal andere initiatieven genomen, omdat men ook bij de KVS soms voorstellingen organiseert waarbij taal minder prominent aanwezig is. Op een bepaald moment hebben we zelfs een fanfare doorheen de wijk georganiseerd en ik kan u verzekeren dat men de mensen die keer wel mee had. Het vraagt dus creativiteit en we moeten daar volgens mij ook niet op neerkijken. We moeten er ook niet zomaar van uitgaan dat mensen zelf bereid moeten zijn tot een inspanning om te komen, want dat is niet zo. Niet elke voorstelling is geschikt voor iedereen en zonder ons niveau naar beneden te moeten halen, zijn er nu eenmaal voorstellingen die geschikt zijn voor een zeer breed publiek, maar die dat publiek niet altijd aanspreken. Daar kunnen we volgens mij wel heel wat inspanningen leveren.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
268
Plenaire vergadering Nr. 7 (2011-2012) – 17 februari 2012
We moeten werken aan een rijk aanbod, dat beantwoordt aan kwaliteitsstandaarden, maar deels toch is afgestemd op de noden en mogelijkheden van de verschillende doelgroepen, waarbij we proberen, zowel qua locatie als manieren, de mensen aan te spreken. Er werd ook aangegeven dat een bon zoals die nu bestaat, niet op maat is gesneden van andere sectoren, zoals sport of jeugd. Daar zullen we over moeten nadenken. Er was de opmerking dat, als we ons meer gaan toespitsen op de kansarmen, we ook moeten opletten voor het stigmatiserende effect dat zo een bon kan hebben. Daarom bekijken we nu - net zoals dat ook gebeurt in Vlaanderen - samen met Cultuurnet, hoe we kunnen komen tot een ander systeem. We gaan ook bekijken hoe we dat voor het systeem zoals wij het in gedachten hebben, zouden kunnen gebruiken, ook al willen we zeker niet opnieuw het warm water uitvinden. Een ruimere promotie van wat al bestaat is nodig. Daarbij kunnen zowel de VGC als de gemeenschapscentra en bibliotheken een belangrijke rol spelen. We moeten bovendien nagaan hoe we ter zake samen kunnen werken met de scholen en de brede dienstencentra. De verruiming van cultuur naar vrijetijdsparticipatie zal een bijkomende financiële inspanning vergen. We hebben daarvoor al extra middelen gepland, maar ik kan daarover nog niet veel kwijt. De definitieve studie wordt deze maand afgerond en dan zullen we samen met de administratie een aantal opties uitwerken. Onze timing blijft wel overeind. We willen de vrijetijdswaardebon in het seizoen 2012-2013 invoeren. We werken voor die bonnen met seizoenen: ik kan dus nog geen volledige cijfers geven voor 2011, omdat we werken aan de afrekening van het seizoen dat loopt tot juni 2012. Ik kan wel voor het seizoen 2010-2011 een aantal cijfers geven: er werden 100.565 bonnen verstuurd, 67.401 bonnen waren bestemd voor individuele gebruikers en 32.411 voor groepen. Als groepen gebruik maken van die cultuurwaardebon, zouden we willen dat ze op zijn minst melding maken van de VGC. We stellen vast dat groepen de cultuurwaardebon aanvragen en dan aan hun leden zeggen dat zij dat voor hen organiseren en dat het de leden maar 1 of 2 euro kost. Ze ‘vergeten’ dan te vermelden dat dit mogelijk is dankzij de steun van de VGC en dankzij de cultuurwaardebon. Dat vind ik niet helemaal correct. Er zijn ook 357 gidsenbonnen uitgereikt aan verenigingen. Voor seizoen 2011-2012 zijn er al 48.326 bonnen geproduceerd, maar dit is een stand van zaken in november. Men mag ook niet denken dat bonnen die blijven liggen, ons geld kosten: we geven immers altijd meer bonnen uit dan de daartoe uitgetrokken middelen. We weten immers uit ervaring dat niet alle bonnen worden gebruikt door onze cultuurminnende Brusselaars. – Het incident is gesloten. – De vergadering wordt om 11.49 uur gesloten. – De Raad gaat tot nadere bijeenroeping uiteen.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 7 (2011-2012) – 17 februari 2012
269
BIJLAGEN 1. Ingekomen stukken Verslagen – Indiening Verslag uitgebracht door mevrouw Elke VAN DEN BRANDT namens de Commissie voor Onderwijs en Vorming naar aanleiding van de hoorzitting “Meertalig onderwijs” – Stuk 463 (2011-2012) – Nr.1 Verslag uitgebracht door mevrouw Carla DEJONGHE, de heer Fouad AHIDAR, mevrouw Ann BRUSSEEL en de heer Paul DELVA namens de Samenwerkingscommissie VGC – Vlaamse volkvertegenwoordigers gekozen in het Brussels hoofdstedelijk gewest over de Beleidsbrief Brussel 2011-2012, ingediend bij het Vlaams Parlement door de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel – Stuk 465 (2011-2012) – Nr. 1 Verslag uitgebracht namens de Commissie voor Algemene Zaken, Financiën, Begroting en Media van maandag 30 januari 2012 – Stuk 466 (2011-2012) – Nr. 1 Verslag uitgebracht namens de Commissie voor Onderwijs en Vorming van maandag 30 januari 2012 – Stuk 467 (2011-2012) – Nr. 1 Schriftelijke vragen – Indiening Schriftelijke vragen werden ingediend door de heer Walter Vandenbossche, mevrouwen Bianca Debaets, Carla Dejonghe en Elke Roex. 2. Mededelingen van het secretariaat – Commissievergaderingen Commissie voor Algemene Zaken, Financiën, Begroting en Media van maandag 13 februari 2012 – Interpellatie van de heer Paul De Ridder tot mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin, Media en Patrimonium, over de mogelijke verhuis van de VRT uit Brussel – Vraag van mevrouw Annemie Maes aan mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin, Media en Patrimonium, betreffende de vrouwelijke vertegenwoordigingin de Brusselse media Hebben aan de werkzaamheden deelgenomen: Vast lid: mevrouw Annemie Maes, ondervoorzitter (vervangt voorzitter Jean-Luc Vanraes) Ander lid: de heer Paul De Ridder
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
270
Plenaire vergadering Nr. 7 (2011-2012) – 17 februari 2012
Commissie voor Algemene Zaken, Financiën, Begroting en Media van dinsdag 14 februari 2012 Hoorzitting: Het rapport van de visitatiecommissie Stedenfonds 2011 “Met beperkte middelen het verschil maken” – sprekers: – de heer Bart Van Herck, projectleider van IDEA CONSULT – professor Patrick Deboosere, demograaf VUB, die als expert deel uitmaakte van het visitatieteam Verslaggevers: mevrouw Brigitte DE PAUW en de heer Fouad AHIDAR Hebben aan de werkzaamheden deelgenomen: Vaste leden: mevrouw Annemie Maes, ondervoorzitter (vervangt voorzitter Jean-Luc Vanraes), de heer Fouad Ahidar Plaatsvervangers: mevrouwen Brigitte De Pauw, Elke Van den Brandt, Greet Van Linter Andere leden: mevrouwen Els Ampe, Elke Roex, de heer Dominiek Lootens-Stael Verontschuldigd: de heer Jean-Luc Vanraes Commissie voor Algemene Zaken, Financiën, Begroting en Media van dinsdag 14 februari 2012 Interpellatie van mevrouw Greet Van Linter tot de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, over de verhoudingen tussen het College en de VGC-administratie Vraag van mevrouw Greet Van Linter aan de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, over een concrete datum en organisatie voor het voeren van een kerntakendebat over de rol, de opdracht en de financiering van de VGC en de Vlaamse Gemeenschap in functie van een partnerschap Hebben aan de werkzaamheden deelgenomen: Vaste leden:mevrouw Annemie Maes, ondervoorzitter (vervangt voorzitter Jean-Luc Vanraes), de heer Fouad Ahidar Plaatsvervangers: mevrouwen Brigitte De Pauw, Elke Van den Brandt, Greet Van Linter Andere leden: mevrouwen Els Ampe, Elke Roex, de heer Dominiek Lootens-Stael Verontschuldigd: de heer Jean-Luc Vanraes Commissie voor Onderwijs en Vorming van dinsdag 14 februari 2012 Interpellatie van de heer Dominiek Lootens-Stael tot de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, betreffende het inschrijfsysteem voor de Brusselse Nederlandstalige secundaire scholen Interpellatie van mevrouw Elke Van den Brandt tot de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, betreffende de Brede School Vraag van mevrouw Elke Van den Brandt aan de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, betreffende de gevolgen van de uitspraak van het Grondwettelijk Hof voor de voorrangsregel voor Nederlandstaligen
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 7 (2011-2012) – 17 februari 2012
271
Hebben aan de werkzaamheden deelgenomen: Vaste leden: de heer Fouad Ahidar, ondervoorzitter (vervangt voorzitter Bianca Debaets), mevrouw Elke Van den Brandt Ander lid: de heer Dominiek Lootens-Stael Verontschuldigd: mevrouw Bianca Debaets Commissie voor Welzijn, Gezondheid en Gezin van woensdag 15 februari 2012-02-17 Interpellatie van de heer Paul De Ridder tot mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin, Media en Patrimonium, over het mislopen van subsidies voor de bestrijding van kinderarmoede Interpellatie van mevrouw Elke Roex tot mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin, Media en Patrimonium, over de VIPA-middelen voor Brussel Hebben aan de werkzaamheden deelgenomen: Vaste leden: Mevrouw Elke Roex, voorzitter, mevrouw Carla Dejonghe Ander lid: de heer Paul De Ridder
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
272
Plenaire vergadering Nr. 7 (2011-2012) – 17 februari 2012
TREFWOORDENREGISTER Actualiteitsvraag Zie Rapport van de visitatiecommissie. AMVB, blz. 256 Het rapport van de visitatiecommissie Stedenfonds 2011 “Met beperkte middelen het verschil maken” en toegevoegde interpellaties Zie Rapport van de visitatiecommissie Omschakeling van de cultuurwaardebon naar de vrijetijdswaardebon, blz. 263 Rapport van de visitatiecommissie, blz. 237 Samengevoegde interpellatie en vraag Zie Omschakeling van de cultuurwaardebon naar de vrijetijdswaardebon Samengevoegde interpellatie en vragen Zie AMVB
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE