STUK 492 (2012-2013) – Nr. 1
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD
ZITTING 2012-2013
4 FEBRUARI 2013
INTERPELLATIES EN VRAGEN Commissie voor Onderwijs en Vorming van maandag 4 februari 2013
Hebben aan de werkzaamheden deelgenomen: Vaste leden: mevrouw Bianca Debaets, voorzitter, de heer Johan Demol, mevrouw Elke Van den Brandt Ander lid: mevrouw Elke Roex
1204
-2INHOUD Interpellatie van mevrouw Elke Van den Brandt tot de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, betreffende het capaciteitsprobleem in het Brussels onderwijs ............................................3 Interpellatie van mevrouw Elke Roex tot de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, betreffende de samenwerking op het vlak van beroepsopleiding .........................................................................................12 Vraag van de heer Johan Demol aan de heer Guy Vanhengel collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, over ‘spijbelbrieven’ in Brussel ..........................14 Vraag van de heer Johan Demol aan de heer Guy Vanhengel collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, over het testen van de kennis van het Nederlands in Vlaamse scholen te Brussel ..............................................................................................17 Vraag van de heer Johan Demol aan de heer Guy Vanhengel collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, over de beveiliging van de Eramushogeschool te Brussel ..............................................................................................................................19
-3Interpellatie van mevrouw Elke Van den Brandt tot de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, betreffende het capaciteitsprobleem in het Brussels onderwijs. De afgelopen dagen werd weer volop gesproken over de inschrijfprocedure voor de lagere en secundaire scholen. Onlosmakelijk komt ook het capaciteitsprobleem weer ter sprake. Indien er voldoende capaciteit zou zijn, zouden volgens commissielid Elke Van den Brandt minder problemen rijzen met de inschrijfprocedures. Het Vlaams Parlement legde nieuwe middelen voor het Brussels Nederlandstalig onderwijs vast. Dekt de voorziene 6 miljoen euro de noden en de uitvoering van de bestaande uitbreidingsplannen ? De spreker is van oordeel dat voormeld bedrag in geen geval alle problemen oplost. Het Gemeenschapsonderwijs in Brussel reageerde en vindt 6 miljoen euro absoluut onvoldoende. Bovendien is het duidelijk dat het Brussels capaciteitsprobleem niet alleen vanuit Vlaanderen aangepakt kan worden. Er is nood aan overleg met de Franse Gemeenschap en hiervoor werd de Taskforce Onderwijs opgericht, met de bedoeling een Masterplan Onderwijs op te stellen, wat tot op heden niet gebeurde. Wanneer vergaderde de Taskforce voor het laatst ? Werd toen over het capaciteitsprobleem gesproken? Wanneer staat het capaciteitsvraagstuk terug op de agenda en hoe ver staat het met het Masterplan ? Wat is de timing om tot een gezamenlijk Masterplan te komen? De inschrijvingen voor het schooljaar 2013-2014 werden zopas afgerond. De collegevoorzitter maakte bekend dat er 700 plaatsen bijkomen, gedeeltelijk toegewezen aan basisscholen die de hoogste nood kennen en de zwaarste druk voelen. De inschrijfprocedures verlopen ieder jaar beter, maar toch zijn er nog steeds kinderen die in geen enkele school ingeschreven raken. Desondanks vindt de spreker dat de inschrijfprocedures moeten gehandhaafd worden. Wat is de stand van zaken voor het basisonderwijs na de eerste inschrijfperiode? Kan ieder Brussels kind terecht in de school van zijn keuze? Hoeveel kinderen geraakten in geen enkele school ingeschreven? Heeft de collegevoorzitter een idee wat de ouders van deze kinderen moeten doen? Ook op de secundaire scholen neemt de druk toe. Volgens het commissielid moeten er nu al plannen voor een capaciteitsuitbreiding in het secundair onderwijs in de steigers gezet worden, zo niet ontstaat een enorm probleem over enkele jaren. Dit jaar werkten de secundaire scholen voor het eerst met 1 inschrijfdag. In de voormiddag kon worden ingeschreven in het vrij onderwijs en in de namiddag in het gemeenschapsonderwijs. Hoe verliepen de inschrijvingen voor het secundair onderwijs? Hoeveel leerlingen zijn in de school van eerste keuze ingeschreven? Hoeveel scholen hebben leerlingen moeten weigeren van wie die school de eerste keuze was? Is er sprake van een capaciteitsprobleem bij een aantal ‘populaire’ scholen of is er een structureel plaatstekort?
Commissievoorzitter Bianca Debaets stelt dat in Brussel op meer werd gehoopt, gelet op de hoge noden. Maar wie nu luid roept dat Vlaanderen Brussel in de steek laat, gaat toch voorbij
-4aan de inspanningen die de voorbije jaren werden geleverd. Men moet de 6 miljoen euro niet op zich bekijken, maar in een het geheel van de financiering. Bekeken over meerdere jaren, krijgt Brussel met 30 miljoen euro toch bijna 1/3 van de middelen Er staan zo’n 70 Brusselse dossiers op de wachtlijst van AGIOn, waarvan 59 uit het vrij onderwijs en 11 uit het gesubsidieerd onderwijs. Collegevoorzitter Guy Vanhengel onderbreekt de spreker en zegt dat de aangehaalde cijfers niet correct zijn. Hij zal later meer verduidelijking verschaffen. In verband met deze dossiers vraagt commissievoorzitter Bianca Debaets hoe de collegevoorzitter erover zal waken dat de timing van deze bouwdossiers wordt gerespecteerd. Overlegde hij daarover met Vlaamse minister Pascal Smet ? Voorts huldigde CD&V in dit dossier steeds het standpunt dat de lokale besturen evenzeer verantwoordelijkheid dragen. Helaas nemen sommige gemeenten die verantwoordelijkheid nog altijd niet op : Elsene, Ganshoren, Watermaal-Bosvoorde, Etterbeek, Oudergem en SintGillis. Deze 6 gemeenten bieden gemeentelijk Franstalig onderwijs aan, maar geen gemeentelijk Nederlandstalig onderwijs en laten de Vlaamse gemeenschap in hun gemeente in de kou staan. Mevrouw Bianca Debaets interpelleerde de collegevoorzitter hierover vroeger en hij antwoordde dat hij in de Conferentie van Burgemeesters en Schepenen heel veel moeite doet om gemeenten die hun rol niet opnemen aan te sporen dit toch te doen. Heeft de collegevoorzitter ondertussen nog contact gehad met de gemeentebesturen die geen Nederlandstalig onderwijs aanbieden? Werd er enige vooruitgang geboekt? Tot slot vraagt de commissievoorzitter hoeveel unieke aanmeldingen er tijdens de inschrijfprocedure werden geregistreerd? Welk percentage van het aantal kinderen dat zich heeft aangemeld, wordt gedefinieerd als ‘Nederlandstalig’? Welk percentage tikt aan op één van de GOK-indicatoren? Hoeveel kinderen die momenteel schoollopen in de rand rond Brussel, hebben zich aangemeld voor inschrijving in een Brusselse school? Vooreerst wenst collegevoorzitter Guy Vanhengel te benadrukken dat zowel het inschrijfbeleid als de zorg voor capaciteitsuitbreiding in het Brussels Nederlandstalig onderwijs, in eerste instantie bevoegdheden van de Vlaamse Gemeenschap zijn. De Vlaamse Gemeenschapscommissie zou hierin, zoals in andere beleidsdomeinen, een aanvullende en flankerende rol moeten spelen. De VGC wordt slechts voor de helft gefinancierd door de Vlaamse Gemeenschap, het andere deel van de middelen komt van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. 12 jaar reeds draagt de collegevoorzitter beleidsverantwoordelijkheid. Na zijn aantreden bezocht hij het onderwijsveld en kwam tot een dubbele conclusie. Ten eerste constateerde hij een omkerende demografie: in vergelijking met vorige decennia was er een stijging van het aantal geboorten. Ten tweede was de nieuwe trend dat ouders bewust kozen voor het Nederlandstalig onderwijs al duidelijk. Dit was de omgekeerde situatie, want in het verleden kozen ouders eerder voor het Franstalig onderwijs. Deze evolutie zou op korte en lange termijn tot capaciteitsproblemen leiden.
-5Na deze vaststellingen was het de taak van de collegevoorzitter om oplossingen te zoeken. De VGC diende snel over te gaan tot het optimaliseren van de bestaande infrastructuur. Zowel de school Sint-Joost-aan Zee als de Sint-Ursulaschool zijn mooie voorbeelden. 10 jaar geleden stelde het Brussels Hoofdstedelijk Gewest middelen ter beschikking van de Gemeenschapscommissies. Het toenmalige bedrag bedroeg 1 miljard Belgische frank waarvan 200 miljoen voor de VGC, die werden aangewend flankerend beleid. Vanuit dit flankerend beleid werd de infrastructuur van een aantal scholen versneld vernieuwd, wat tevens resulteerde in een eerder beperkte capaciteitsuitbreiding. In dezelfde periode wenste het gemeenschapsonderwijs de schoolgebouwen in de Moutstraat te verkopen. De school was gesloten. Studiewerk van verschillende sociologen en demografen toonde aan dat de site geen toekomst meer had. De collegevoorzitter ontraadde de verkoop omdat hij de indruk had op grond van empirisch materiaal dat de omgekeerde situatie zich aan het voordoen was. Uit een VUB-studie bleek dat het Brussels onderwijs inderdaad tegen een capaciteitstekort opliep. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest liet nadien een vergelijkbare studie uitvoeren die tot dezelfde conclusies leidde. Inmiddels telt de site van het voormalige atheneum in de Moutstraat een kinderdagverblijf, een basisschool met dubbele klassen en, sinds kort, een middelbare school. Vlaanderen herkende later dan de VGC het fenomeen van het capaciteitstekort, hoewel het daar toen zeker in de grote steden ook al merkbaar was. De Vlaamse Regering werd zich pas in de vorige legislatuur bewust van het probleem. De Vlaamse Regering startte een project om via alternatieve financiering een boost te geven aan het bouwen van scholen. Het heeft veel moeite gekost om deze alternatieve financiering rond te krijgen en er ging kostbare tijd verloren. In Brussel werden ondertussen een aanzienlijk aantal onderwijsdossiers afgerond via een systeem dat flankerende middelen ter beschikking stelt in verhouding tot het aantal leerlingen van de 3 onderwijsnetten. Deze 3 onderwijsnetten kunnen met deze middelen en in samenspraak met de VGC werken aan capaciteitsuitbreiding. De dossiers voor het gesubsidieerde onderwijs verlopen via AGIOn. De VGC maakte met deze dienst concrete werkafspraken en stelt zelfs personeel, bv. een architect, te werk binnen AGIOn zodat de Brusselse dossiers aan een versneld tempo afgehandeld worden. Er staan in geen geval 70 dossiers, zoals mevrouw Bianca Debaets vermeldde, op de wachtlijst. Het is de bedoeling dat er dankzij de VGC-middelen geen wachtlijst is. Commissievoorzitter Bianca Debaets zegt dat ze de cijfer haalt uit het antwoord van voormalig collegevoorzitter Vanraes op een schriftelijke vraag. Collegevoorzitter Guy Vanhengel vindt dit vreemd gezien de afspraak met AGIOn dat alle Brusselse dossiers afgewerkt worden via reguliere middelen van de Vlaamse Gemeenschap en middelen van de VGC. Het Gemeenschapsonderwijs is 100% verantwoordelijk voor de eigen infrastructuur en krijgt correlatief middelen uit het Urgentiefonds. In samenspraak met de VGC wordt nagegaan welke dossiers aangepakt worden.
-6Binnen het gemeentelijk net is het een zoeken naar prioriteiten en vooral kijken naar de verschillende dossiers in de Brusselse gemeenten. De inrichtende machten van de vrije netten bespreken hun dossiers met de collegevoorzitter. Deze dossiers worden zo vlug mogelijk in de ‘to-do list’ gezet zodat ze middelen ontvangen. De VGC besteedde de afgelopen jaren een gigantisch bedrag voor onderwijs. De Vlaamse Regering heeft 39 miljoen euro vrijgemaakt voor investeringen in het Nederlandstalig onderwijs. Uit de communicatie hierover bleek dat Brussel 6 miljoen euro ontvangt en de gemeente Asse, die zoveel minder scholen telt, 5 miljoen euro. Dit klinkt op het eerste gezicht bizar. Waarschijnlijk heeft de gemeente Asse 1 klaarstaand project voor het bouwen van een nieuwe basisschool en krijgt ze daarvoorr 5 miljoen euro. Dat is de gemiddelde prijs voor het bouwen van een basisschool. Het is jammer dat de communicatie van de Vlaamse Regering met betrekking tot de verdeling van de 39 miljoen euro eerder gebrekkig was. De 6 miljoen euro voor Brussel worden aangewend in overleg met de Vlaamse Regering, in casu Vlaams minister Pascal Smet. Het is echter nog steeds de VGC die de grootste capaciteitsinspanningen levert voor het Nederlandstalig onderwijs in Brussel. Gelukkig heeft de VGC niet op de Vlaamse Regering gewacht om over te gaan tot actie, zo niet waren de problemen nog groter nu. Investeren in infrastructuur heeft volgens de collegevoorzitter tevens een positieve invloed op de kwaliteit. Een school met verouderde en kapotte infrastructuur is niet motiverend voor de leerkrachten, noch voor de leerlingen. Collegevoorzitter Guy Vanhengel vindt een totaalbedrag van 39 miljoen euro weinig. Niet alleen voor Brussel, maar ook voor andere steden. Het bedrag stelt in verhouding tot de noden die zich voordoen in Antwerpen, Gent, Brussel, en de andere centrumsteden een druppel op een hete plaat voor. Het onderwijsdebat komt nu pas in Vlaanderen op gang. Het verschuiven van budgettennaar het onderwijsdepartement is nodig, anders is het dweilen met de kraan open. De Vlaamse Regering moet zich het dossier eigen maken, moet juist inschatten wat de problemen zijn, hetzelfde debat aangaan als in Brussel om tot de bevinding te komen dat budgettair 100-en miljoen euro moet worden verschoven om ervoor te zorgen dat het onderwijs op niveau blijft. Andere overheden moeten hierin ook een rol spelen. De VGC heeft dat als eerste gedaan. Steden en gemeenten kunnen ook inspanningen leveren. Het is in ieder geval een gezamenlijke operatie, maar het staat buiten kijf dat het in eerste instantie de Vlaamse Regering is die de noodzakelijke budgetten moet vrijmaken. De onderwijswereld heeft voldoende signalen gegeven en de spreker staat hier volledig achter. Identieke capaciteitsproblemen tekenen zich bovendien ook af in de kinderopvang. De attitude van de Vlaamse Regering, die zegt dat de steden de regierol moeten vervullen, vindt de collegevoorzitter frustrerend. Voor Brussel diende minister-president Charles Picqué de regierol te vervullen. Als gevolg hiervan wordt de Taskforce onderwijs opgericht. Minister-president Charles Picqué heeft bijgevolg middelen vrijgemaakt uit de Brusselse gewestbegroting. Nadien leidde de Vlaamse Regering een klacht in bij het Grondwettelijk Hof tegen de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, terwijl ze eerst zelf vroeg de regierol te op te nemen.
-7-
Volgens commissievoorzitter Bianca Debaets betekent de regierol opnemen niet hetzelfde als in de plaats van een andere overheid treden. Collegevoorzitter Guy Vanhengel benadrukt dat dit uitdrukkelijk werd gevraagd. De Vlaamse Regering heeft de institutionele verdeling van de middelen zoals die dient te gebeuren volgens de bijzondere financieringswet, aangevallen. Het gevolg is dat de middelen in de Brusselse begroting werden ingeschreven volgens de normale, klassieke methode, die reeds werd gebruikt voor het Urgentiefonds. Hierdoor gaan middelen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest rechtstreeks naar de Gemeenschapscommissies. De spreker benadrukt nogmaals dat aangezien minister-president Charles Picqué geen lid is van één van de 2 Gemeenschapscommissies, hij ook niet gevraagd had moeten worden de regie van de Gemeenschapscommissies op zich te nemen. Aansluitend spreekt de collegevoorzitter over het overleg met de Franstalige onderwijsactoren. Hij pleegde meermaals moeizaam overleg met de verschillende Franstalige ministers bevoegd voor onderwijs. Inzake onderwijs spreken de Nederlandstalige en Franstalige onderwijsverantwoordelijken een andere taal. Er zijn zoveel verschillen tussen beiden waardoor het moeilijk wordt iets gemeenschappelijks tot stand te brengen. In het verleden werd een project gelanceerd om native-speakers tussen scholen uit te wisselen. Dit project was niet succesvol door o.a. teveel verschillen tussen de mentaliteit van de onderwijzers, de statuten van de leerkrachten, de weddeschalen, enzovoort. Bovendien is aan Franstalige kant de dualiteit tussen elitescholen en doorsneescholen erg groot. Aan Vlaamse kant is de verhouding tussen de onderwijsnetten en de scholen nagenoeg dezelfde. Er zijn natuurlijk scholen die bij de publieke opinie beter in de markt liggen dan anderen, maar de meeste Nederlandstalige scholen scoren goed. Aan Franstalige kant zijn er een aantal sterke scholen, maar heel veel scholen zijn problematisch. Dit probeerde men te doorbreken met een inschrijfbeleid. De verhoudingen in de Franstalige scholen zijn hierdoor op een gelijkmatige manier geëvolueerd, maar nog niet voldoende. De collegevoorzitter ontwaart soms inrichtende machten die betreuren dat er geen Vlaamse of katholieken kinderen schoolopen in hun instelling, hoewel ze toch Vlaamse katholieke scholen zijn. Ze vragen zich vaak af waarom ze nog onderwijs blijven aanbieden. De VGC levert veel inspanningen voor het vrij onderwijs en dit kent men in Vlaanderen niet. In Brussel ligt de lat voor het Nederlandstalig onderwijs gelijk. Commissievoorzitter Bianca Debaets zegt dat die Vlaamse katholieke scholen toch nog steeds onderwijs blijven organiseren. De collegevoorzitter voelt toch dat er af en toe weerstanden zijn. Om deze weerstanden te ontmantelen, had hij enkele jaren geleden een gesprek met Kardinaal Daneels. Het gaat immers niet om wat we willen, kunnen of mogen doen, maar wel om het opnemen van de maatschappelijke verantwoordelijkheid tegenover kinderen. De opdracht van de overheid is aan elk kind in Brussel het best mogelijke onderwijs te verschaffen. Deze doelstelling kan volgens de collegevoorzitter alleen maar worden behaald indien de partners op het terrein hun rol blijven vervullen. Geen enkele partner mag afvallen want de nood aan onderwijs is hoog.
-8-
Wat betreft de aanmeldprocedure in het basisonderwijs, die op 1 februari 2013 werd afgerond, heeft de collegevoorzitter nog geen gegevens ontvangen van het Lokaal Overlegplatform (LOP) basisonderwijs Brussel. Het is pas na behandeling van alle aanmeldingen en rangorde, dat de definitieve resultaten zullen worden bekend gemaakt. De ouders worden eind februari op de hoogte gebracht of hun kind is ingeschreven of niet. De collegevoorzitter verwacht hetzelfde fenomeen als vorig jaar waarbij er honderden weigeringen zullen zijn. Dit fenomeen zal blijven. Wanneer er 50 extra basisscholen bijkomen, zullen deze ook vol zitten. Er zal altijd een capaciteitstekort zijn. De vraag is of de VGC bereid is permanent aan capaciteitsuitbreiding te blijven doen en of ze er algemeen belang bij heeft. De collegevoorzitter is bereid uitbreidingsinspanningen te blijven doen en hij vindt dat de Vlaamse Gemeenschap er zeker belang bij heeft. Het is in ieders belang dat kinderen opgroeien in Brussel in de best mogelijke omstandigheden. Het is in het algemeen belang dat de kinderen meertalig worden en Nederlandskundig zijn. Wat betreft de aanmeldprocedure in het secundair onderwijs, organiseerden 16 van de 48 secundaire scholen op 29 januari 2013 een aanmelding via een callcenter, voor het inschrijven in het 1ste leerjaar. In deze 16 secundaire scholen kon er aangemeld worden voor 1.751 beschikbare plaatsen. Een correcte aanmelding betekent dat een leerling zowel gunstig als ongunstig geordend kan zijn en zijn aanmelding moet omzetten in een inschrijving of een weigering. Over de hele dag waren er 54.097 oproepen en belpogingen. Na het valideren van de gegevens van het callcenter door de gerechtsdeurwaarder en de verantwoordelijken van de netten werden de data geordend door de rangordemotor. Eerst werd er geordend op schoolkeuze, binnen elke schoolkeuze op het tijdstip van aanmelden. Bij de ordening werd tevens rekening gehouden met 25% voorrang voor GOK leerlingen, 75% voorrang voor niet GOK leerlingen en 55% voorrang voor leerlingen waarvan minstens 1 ouder het Nederlands in voldoende mate machtig is. In totaal zijn 1.130 kinderen aangemeld in deze 16 scholen. 1.002 van deze kinderen werden toegewezen in hun school van 1ste keuze. 199 aangemelde leerlingen werden niet toegewezen in hun eerste schoolkeuze, daarvan werden finaal 128 kinderen in geen enkele schoolkeuze toegewezen. Raadslid Elke Roex vraagt van de 128 kinderen Brusselse kinderen zijn. Dit is volgens de collegevoorzitter nog niet geweten. In maart 2013 komt de Taskforce Nederlandstalig onderwijs in Brussel samen om, op basis van de inschrijvingen en de capaciteitsdossiers, een stand van zaken op te maken van de noden. In deze taskforce zijn de onderwijsnetten vertegenwoordigd, het LOP, de Vlaamse Gemeenschap en de VGC. In voorbereiding van deze vergadering vindt overleg plaats met de Vlaamse minister van Onderwijs. Dit overleg zal, onder meer, uitsluitsel geven over de inzet van de extra middelen
-9voor capaciteitsuitbreiding, zoals die onlangs werden aangekondigd in de plenaire vergadering van het Vlaams Parlement. Voor het samenroepen van de Taskforce Onderwijs van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest werd geen nieuw initiatief genomen. Minister-president Charles Picqué heeft, na de vele kritiek, niet veel zin meer om dit nog te doen. De VGC heeft in de periode 2010-2013 35.677.000 euro uitgegeven aan zuivere capaciteitsuitbreidingdossiers en de Vlaamse Gemeenschap heeft 29.180.000 euro aan reguliere middelen gebruikt voor de capaciteitsuitbreiding. Voor ieder kind dat schoolloopt in het Nederlandstalig onderwijs krijgt de VGC geld uit de BTW-opbrengsten. In Vlaanderen leeft de idee dat Vlaams geld geïnvesteerd wordt in anderstalige Brusselse kinderen. Dit is helemaal verkeerd. Elk kind wordt geteld als leerling in het Nederlandstalig of Franstalig onderwijs en in functie van het globale leerlingenaantal worden de middelen uit de BTW-opbrengsten verdeeld. Commissievoorzitter
Bianca
Debaets
benadrukt
dat
dit
geld
niet
volstaat.
Dit is volgens de collegevoorzitter voor de werking. Er is enkel bijkomend geld nodig voor de bouw van scholen. Mevrouw Elke Roex zegt dat het in feite veel complexer is. Dit is volgens de heer Guy Vanhengel niet veel complexer. Met betrekking tot de Brusselse gemeenten is de collegevoorzitter van mening dat alle gemeenten hun uiterste best moeten doen om Nederlandstalig onderwijs te organiseren. De gemeente Ganshoren heeft nog nooit Nederlandstalig of Franstalig onderwijs georganiseerd omdat er een ruim aanbod van scholen was in de buurgemeenten. Volgens commissielid Elke Van den Brandt is er wel een kleuterschool. De collegevoorzitter benadrukt dat er geen regulier gemeentelijk lager of middelbaar onderwijs is. Mevrouw Elke Roex heeft het opgezocht en zegt dat het gemeentelijk onderwijs in Ganshoren zich beperkt tot 1 Franstalige kleuterschool. Dit is volgens de collegevoorzitter geen leerplichtonderwijs. Dankzij de steun van de VGC is er sinds kort een Nederlandstalige school in Schaarbeek. Met de Nederlandstalige schepenen van de overige gemeenten is er regelmatig overleg om zoveel mogelijk hulp te kunnen bieden. In maart 2013 wordt een vergadering over de problematiek van het onderwijs gepland met alle Nederlandstalige schepenen. 128 kinderen kregen geen secundaire school toegewezen. Commissielid Elke Van den Brandt vraagt van hoeveel scholen dit is. Is er een structureel of een populariteitstekort? Dergelijke details zullen volgens de collegevoorzitter later meegedeeld worden.
- 10 -
Bovendien hoopt mevrouw Elke Van den Brandt dat er een plan bestaat om te vermijden dat de capaciteitsproblemen van het lager onderwijs zich later zullen voordoen in het middelbaar onderwijs wanneer de huidige generatie kinderen doorstroomt. Er is een duidelijk plan voor het middelbaar onderwijs nodig want er zijn grenzen aan de uitbreiding van schoolgebouwen. Charles Picqué is terecht kwaad, maar toch betreurt het commissielid de beslissing om geen taskforce meer samen te roepen. Een gebrek aan structureel overleg tussen de Gemeenschappen is een stap achteruit. Groen gelooft in de idee om “Brussel onderwijs” te ontwikkelen. De collegevoorzitter zou graag dit geloof willen delen, maar volgens hem is het gewoon niet haalbaar in de praktijk. Vlaams minister van onderwijs, Pascal Smet was oorspronkelijk voorstander van dergelijk idee, maar heeft het ondertussen opgeborgen. Het is niet de bedoeling dat aan Nederlandstalige kant het Franstalig onderwijs wordt geïmplementeerd. Vandaag worden anderstaligen opgenomen in een Nederlandstalig systeem en krijgen ze les volgens bepaalde methoden. Bij het organiseren van Brussels onderwijs bestaat de kans dat er geadviseerd wordt het Nederlandstalig onderwijs anders te organiseren. Over de manier van onderwijs verschaffen, bestaan er grote verschillen tussen de 2 Gemeenschappen. Commissielid Elke Van den Brandt benadrukt dat ze nooit heeft gezegd dat ze geen Nederlandstalige school meer wil in Brussel. Ze vindt wel dat het huidige model, waarbij de 2 Gemeenschappen apart onderwijs organiseren, niet werkt. Het capaciteitsprobleem kan niet gemeenschappelijk opgelost worden en levert het bewijs dat het gemeenschapsmodel grenzen heeft. Het is volgens de collegevoorzitter geen N/F-probleem want het doet zich ook voor in andere grote steden. In Brussel woesdt er volgens mevrouw Elke Van den Brandt ook een vreselijk kwaliteitsversus kwantiteitsdebat. Gaat de school Sint-Joost-aan-Zee verdubbelen in capaciteit? De gemeente heeft volgens de collegevoorzitter de bedoeling op een andere site een nieuwe school te bouwen. Volgens commissielid Elke Van den Brandt heeft vorig collegelid bevoegd voor onderwijs gewag gemaakt van kant en klare onderwijsplannen waarvoor er geen middelen waren. Collegevoorzitter Guy Vanhengel benadrukt dat er geen dergelijke plannen zijn. Op enkele uitzonderingen na zijn er aan alle concrete plannen middelen toegewezen. In principe moeten alle projecten vooruitgaan. Er zal bovendien getracht worden de geraamde middelen te vermeerderen omdat er nog enkele dossiers in voorbereiding zijn.
- 11 Stel dat de Vlaamse Regering een begrotingsaanpassing doet waarbij Brussel 100 miljoen extra geld krijgt, zijn er dan projecten waaraan dit geld toegekend kan worden, vraagt commissielid Elke Van den Brandt. Deze 100 miljoen euro kan volgens de collegevoorzitter zeker gebruikt worden, want er zijn nog veel projecten in voorbereiding. Tenslotte onderstreept commissielid Elke Van den Brandt dat de Vlaamse overheid verplichtingen heeft tegenover Brussel en scholen moet aanbieden voor Brusselaars op maat van de Brusselaars. Ten eerste wil commissievoorzitter Bianca Debaets rechtzetten dat het vrije katholieke onderwijs helemaal niet terughoudend is om anderstalige kinderen op te vangen. Collegevoorzitter Guy Vanhengel vindt het eigenaardig dat een middelbare school na de kerstvakantie 40 van de 200 kinderen meldt dat ze intellectueel niet sterk genoeg zijn om in die school mee te kunnen. Dit is een situatie die hij niet graag heeft. Mevrouw Bianca Debaets verwijst naar de Sint-Jorisschool die een grote verscheidenheid kent in de religieuze en sociaal-economische achtergrond van de kinderen. Bovendien heeft het katholieke onderwijs met open armen de transgenderleerkracht ontvangen. Daarnaast bestaat er volgens de commissievoorzitter een grote verwarring rond het begrip ‘regierol’. Een regierol opnemen betekent niet meer dan overleg organiseren en dit in goede banen te leiden. Men heeft nooit gevraagd dat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in de plaats van de andere overheden zou treden. Collegevoorzitter Guy Vanhengel benadrukt dat een overheid pas verantwoordelijkheid kan opnemen wanneer ze deze krijgt. Commissievoorzitter Bianca Debaets verduidelijkt dat CD&V zeker geen voorstander is van een overheveling van de onderwijsbevoegdheid naar het gewest. Meertaligheid is inderdaad een absolute must, maar betekent dit dat men elk Brussels kind naar het Nederlandstalig onderwijs moet leiden? Dat is gewoon niet haalbaar. De leerlingen worden voor een groot deel door de BTW-inkomsten gefinancierd, maar men mag niet vergeten dat de gebouwen enorm veel geld kosten. Collegevoorzitter Guy Vanhengel herhaamt dat de ouders de vrije keuze hebben om hun kind naar het Nederlandstalig onderwijs te sturen. Dit is een grondwettelijk recht en de overheid dient haar verplichtingen na te komen. Mevrouw Bianca Debaets is van oordeel dat een groter aandeel anderstaligen, een lager aandeel Nederlandstaligen tot gevolg heeft. Een minimum aan Nederlandstalige kinderen per klas is volgens haar zeker noodzakelijk.
- 12 Daarbij aansluitend roept ze op de meertaligheid op andere manieren te stimuleren. Ze denkt hierbij aan naschoolse activiteiten. Ten slotte is de spreker blij met de inspanning die de collegevoorzitter levert samen met de gemeenten. Men moet burgemeesters van gemeenten die geen Nederlandstalig onderwijs organiseren, blijven wijzen op hun verantwoordelijkheden tegenover de Vlaamse gemeenschap in hun gemeente. Interpellatie van mevrouw Elke Roex tot de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, betreffende de samenwerking op het vlak van beroepsopleiding. Via het pact voor duurzame stedelijke groei wil Brussel het opleidingsaanbod versterken en verder uitbouwen. Mevrouw Elke Roex benadrukt dat de samenwerking tussen de verschillende overheden hierin cruciaal is, ook de VGC heeft hierin verantwoordelijkheden. Momenteel behandelt het Brussels Hoofdstedelijk Parlement het samenwerkingsakkoord tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende het "gekruist beleid tewerkstelling opleiding". Dit akkoord voorziet een verregaande samenwerking, met onder meer het gezamenlijk beheer van een uniek dossier per werkzoekende. De Raad van State wijst op het risico op een ongelijke behandeling tussen het Nederlandstalig en Franstalig opleidingsaanbod als gevolg van dit akkoord. Actiris en Bruxelles-Formation integreren namelijk hun beleid en hun werking, waardoor de doorverwijzing van werkzoekenden naar Bruxelles Formation vlotter zal verlopen dan naar VDAB of Tracé. De vraag stelt zich vervolgens welke werkzoekenden doorverwezen zullen worden naar Bruxelles-Formation en welke naar VDAB of Tracé. Bij Actiris wordt men ingeschreven op een taalrol niet volgens de taal van het diploma, maar wel volgens de taal die men spreekt aan het loket als men zich inschrijft. Bovendien stelt men momenteel vast dat Nederlandstalige opleidingen, aangeboden door VDAB, niet worden opgevuld. De opleidingen worden bijgevolg opgevuld met werkzoekenden uit de Rand. Tegelijk belooft de bevoegde minsiter een vernieuwd samenwerkingsakkoord tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, het Vlaams Gewest en de Vlaamse Gemeenschap. De focus hier is de mobiliteit van werkzoekenden. De samenwerking inzake beroepsopleidingen is heel wat minder ambitieus. De VGC is voorlopig geen specifieke partner in dit akkoord. Heeft collegevoorzitter Guy Vanhengel al overleg gehad met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, met Actiris, met het Vlaams Gewest en met VDAB om een diepere samenwerking te bekomen tussen Actiris, VDAB en het opleidingsaanbod dat de VGC aanstuurt? Op welke manier zal hij ervoor zorgen dat het Nederlandstalige opleidingsaanbod even duidelijk bekend is bij Actiris, en dat er dus een even vlotte doorverwijzing komt? Heeft hij daarover overleg gepleegd met Vlaams minister Philippe Muyters?
- 13 Wat is de bezettingsgraad van de Nederlandstalige opleidingen o.a. van VDAB in Brussel? Hoeveel van de deelnemers aan die opleidingen werden doorverwezen via Actiris? Hoeveel deelnemers waren van buiten Brussel afkomstig? Wil de collegevoorzitter werk maken van een uniek dossier samen met Actiris, VDAB en Bruxelles-Formation? Mevrouw Elke Roex gelooft dat de collegevoorzitter een pleitbezorger is van de gelijke behandeling van alle Brusselaars. Het zou spijtig zijn mocht er een 2-sporenbeleid ontstaan. Collegevoorzitter Guy Vanhengel laat weten dat in november 2012 een akkoord werd bereikt tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Vlaamse Gemeenschap en de Vlaamse Gemeenschapscommissie betreffende de ondersteuning en erkenning van de New Deal opleidingsprojecten. Wat het Nederlandstalig opleidingsaanbod betreft, gaat het over een inzet van in totaal 530.000 euro. In opvolging hiervan riep de VGC het begeleidingscomité samen dat instaat voor de opvolging en begeleiding van de opleidingsprojecten in het kader van de New Deal. Zowel VDAB, als Actiris, als Tracé Brussel spelen hierin een zeer belangrijke rol. Zij bewaken de arbeidsmarktgerichtheid, de complementariteit met het bestaande VDAB- aanbod, de kwaliteit van het aanbod volgens de VDAB- standaarden en de instroom in de opleidingen en de uitstroom naar werk. De VGC van haar kant voert de regie, conform de daartoe gemaakte afspraken op het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Zij coördineert de besluitvorming, beheert het budget in het kader van de New Deal (jaarlijks 530.000 euro), organiseert de begeleidingscomités en legt verantwoording af ter attentie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (de minister-president en de minister bevoegd voor tewerkstelling). Dat is dan ook het overlegplatform waarop de algemene doelstellingen van de New Deal, zowel voor het Nederlandstalig als voor het Franstalig opleidingsaanbod, worden besproken, geëvalueerd en desnoods bijgestuurd. De VGC investeert al jaren zeer fors in een samenwerking met Tracé Brussel en de werkwinkel, die het informeren en begeleiden van werkzoekenden als kernopdracht hebben. Initiatieven zoals de gids ‘Schakels naar Werk’ (ongetwijfeld heeft men zeer recent de vernieuwde editie van deze gids ontvangen) en de jaarlijkse opleidingsbeurs zijn daarvan het resultaat. Tevens merkt de spreker op dat het aantal Nederlandstalige werkzoekenden vrij beperkt is in Brussel. Mevrouw Elke Roex verduidelijkt dat het opleidingsaanbod zich niet beperkt tot de Nederlandstalige werkzoekenden. Dit is juist het punt van haar vraag. Volgens collegevoorzitter Guy Vanhengel zal in 2013 aanvullend een gebruiksvriendelijke website worden ontwikkeld, waardoor het Nederlandstalig aanbod nog beter wordt ontsloten en zal er eveneens ingezet worden op lokale opleidingsbeurzen en extra infosessies voor consulenten. De collegevoorzitter beschikt op dit ogenblik enkel over de cijfers van de New Deal opleidingen, waarvan de VGC zelf de regie voert. Van de 130 deelnemers die in 2012 een
- 14 opleiding gevolgd hebben zijn er 105 afkomstig uit Brussel. Van de 48 jongeren die gestart zijn met een leertijd opleiding, zijn er 23 Brusselaars. Tenslotte gaat de spreker in op de bemerking over het ‘gekruist beleid tewerkstelling/ opleiding’. Aan Nederlandstalige kant is er een samenwerkingsakkoord tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, het Vlaams Gewest en de Vlaamse Gemeenschap betreffende de afstemming van het arbeidsmarktbeleid, opleiding, vorming en de bevordering van de mobiliteit van werkzoekenden. In het kader daarvan opereert een strategisch overlegcomité VDAB-Actiris, dat zich op geregelde tijdstippen buigt over de samenwerking op het vlak van het arbeidsmarktbeleid in de ruimste zin van het woord. Hij gaat ervan uit dat dit orgaan, waarin de bevoegde overheden aanwezig zijn, de nodige afspraken maakt omtrent de afstemming tewerkstelling-opleiding. Daarnaast is er de stuurgroep van de werkwinkels, waarin opnieuw VDAB en Actiris betrokken partij zijn en waarin opnieuw afspraken worden gemaakt over instroom in opleidingen en uitstroom naar de arbeidsmarkt. Om het ‘gekruist beleid’, waarnaar mevrouw Roex verwijst, gestalte te geven werd eveneens vele jaren geleden eveneens het Brussels Nederlandstalig Comité voor Tewerkstelling en Opleiding in het leven geroepen. Ook dat orgaan waarin alle partijen vertegenwoordigd zijn, heeft als belangrijkste opdracht de afstemming te bevorderen tussen tewerkstelling en opleiding. Maar dit zal de VGC niet beletten om, daar waar ze de kans krijgt als facilitator op te treden om samenwerkingen tot stand te brengen. De New Deal is daar een goed voorbeeld van. Als collegelid verantwoordelijk voor Onderwijs is de collegevoorzitter vragende partij om een breder samenwerkingsverband uit te bouwen tussen onderwijs, opleiding en tewerkstelling. Ook daartoe zullen in de nabije toekomst stappen worden ondernomen. Volgens mevrouw Elke Roex dient de collegevoorzitter extreem waakzaam blijven voor het verschillend beleid tussen de Nederlandstaligen en Franstaligen. Het maken van een uniek dossier zou een absolute troef zijn voor de Brusselse werkwinkels en voor de doorverwijzingen naar VDAB-opleidingen. Ze vreest dat men de boot mist en betreurt de weerstand van Vlaams minister Philippe Muyters om een verregaande samenwerking te realiseren. De stap naar opleidingen is absoluut noodzakelijk en men moet vooral aan de Franstaligen tonen dat die stap naar opleidingen bij de Nederlandstaligen vaak een voortraject Nederlands inhoudt en dat het helemaal niet belangrijk is welke taal men spreekt wanneer men zich inschrijft bij de VDAB. Het feit dat de opleidingen nog steeds niet opgevuld raken in Brussel moet men als een kaakslag zien want da t betekent dat men er niet in slaagt de eigen tewerkstellingsdiensten de weg te laten vinden tot de VDAB-opleidingen die er zijn voor de Brusselaars. Vraag van de heer Johan Demol aan de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, over ‘spijbelbrieven’ in Brussel 10.682 ouders hebben op 16 januari 2013 een brief in de bus gekregen, omdat hun kinderen te vaak spijbelen zegt vraagsteller Johan Demol. Vlaams minister van Onderwijs, Pascal Smet, maakt hiermee leerlingen en ouders persoonlijk attent op de leerplicht en dreigt zelfs met een sanctie.
- 15 -
In Vlaamse scholen wordt een leerling bestempeld als een hardnekkige spijbelaar, wanneer hij/zij 30 halve dagen onwettig afwezig is. Op basis van dit criterium zijn er 5.778 kleuters en leerlingen in het basisonderwijs en 4.904 leerlingen in het secundair onderwijs die spijbelen. De Vlaamse minister richtte aan deze leerlingen een waarschuwingsbrief. Die is ook voor de ouders bestemd. “Ouders moeten beseffen dat zij ook een belangrijke rol spelen bij het regelmatig naar school gaan van hun kind”, benadrukte de bevoegde minister. Ouders kunnen een boete krijgen of moeten hun studietoelage teruggeven. Dat is voor 1.129 leerlingen mogelijk het geval. Die brieven moeten nog worden verstuurd. Commissielid Johan Demol vraagt hoeveel leerlingen in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel zo’n ‘spijbelbrief’ ontvingen? Graag een onderverdeling in kleuters, in leerlingen in het basisonderwijs en in leerlingen in het secundair onderwijs. Hoeveel van de nog te versturen 1.129 brieven zullen aan Brusselse leerlingen worden verzonden? Eind vorig jaar beloofde de Vlaamse minister van Onderwijs dat de onderwijsadministratie het profiel van de niet-ingeschreven kinderen zal onderzoeken. Is er reeds gestart met dat onderzoek? Welke maatregelen heeft men getroffen om de ouders te sensibiliseren om hun kinderen naar school te laten gaan? In Gent start binnenkort een proefproject waarbij ouders van spijbelaars een sms of voicemailbericht krijgen als hun kind afwezig is op school. De stad wil zo het spijbelprobleem aanpakken. Heeft het College overwogen om in Brussel een soortgelijk proefproject op te starten? Collegevoorzitter Guy Vanhengel zegt dat kleuters, die niet onder de leerplicht vallen, door de Vlaamse Gemeenschap sterk aangemoedigd worden om ‘voldoende’ halve dagen aanwezig te zijn. Alles wijst er immers op dat een vroege instroom in het onderwijs, de kansen van kinderen vergroot. Dit geldt volgens de collegevoorzitter zeker voor de anderstaligen. Het aantal ‘halve dagen op school’ werd bepaald per leeftijd: voor 2-jarigen geldt minstens 100 halve dagen; 3-jarigen 150; 4-jarigen 185 en 5-jarigen 220. Kleuters die vorig jaar onvoldoende aanwezig waren, kregen dit jaar een waarschuwingsbrief. Het aantal leerlingen in het Brussels Nederlandstalig onderwijs dat een waarschuwingsbrief ontving is 186 kleuters van 3-4 jaar en 60 kleuters van 5 jaar, die aldus in principe dit schooljaar leerplichtig werden. Leerlingen die leerplichtig zijn (basisonderwijs en secundair onderwijs) krijgen een waarschuwingsbrief vanaf 30 halve dagen ongewettigde afwezigheid. Aan leerlingen in het basisonderwijs werden 45 brieven verstuurd, aan scholieren in het secundair 379. De dienst studietoelagen van de Vlaamse Gemeenschap verstuurt eerst waarschuwingsbrieven naar de ouders. Zij krijgen 30 dagen de tijd om te reageren. Elke reactie wordt gecontroleerd en indien nodig overlegd met het Agentschap voor Onderwijsdiensten, zodat ook in deze fase geen terugvorderingen ten onrechte worden verstuurd. Na onderzoek van de reactie vanwege
- 16 de burger of zonder reactie, vertrekt dan de uiteindelijke terugvorderingsbrief. Ook in deze fase kan de burger nog reageren. Beroepen, afbetalingsplannen en uitstellen van betaling zijn, net zoals bij de gewone terugvorderingsprocedure, mogelijk. Het getal van 1.129 dat wordt aangehaald is een maximumaantal (er zijn nog geen terugvorderingen verstuurd voor 20102011). De reactie van de burger en de controle in de databank bepalen of er al dan niet een terugvorderingsbrief vertrekt. Een vooropgesteld aantal voor Brussel, kon men bijgevolg niet geven. Op dit ogenblik heeft men enkel weet van de start van een onderzoek (maart 2012) getiteld ‘Van occasionele tot reguliere spijbelaar: een onderzoek naar het profiel van spijbelaars en de invloed van school en omgeving op spijbelen’. Dit onderzoek loopt tot 28 augustus 2014 en de promotor-coördinator is Mark Elchardus (Vrije Universiteit Brussel). De groep ‘niet- ingeschreven kinderen’ is niet dezelfde als de groep kinderen die regelmatig ongewettigd afwezig is. In hoeverre deze doelgroep ook zal worden belicht in het onderzoek is niet duidelijk. In Brussel ligt hierbij de context ook anders, aangezien het Franstalig onderwijs dan ook bij het onderzoek rond niet-ingeschrevenen moet worden betrokken. De Vlaamse Gemeenschap verstuurt waarschuwingsbrieven aan de ouders om hen te sensibiliseren wanneer hun kinderen meer dan 30 halve dagen ongewettigd afwezig zijn (of in het geval van kleuters die onvoldoende aanwezig zijn). De Vlaamse Gemeenschap lanceerde in maart 2012 een nieuw actieplan getiteld ‘Het actieplan spijbelen en andere vormen van grensoverschrijdend gedrag 2012’, met specifieke aandacht voor sensibilisatie van kinderen en hun ouders, schooldirecties en artsen (in functie van hun voorschrijfgedrag) en informatie-uitwisseling. De VGC zet in op kleuterparticipatie via het project ‘Alle Schooldagen naar School’ en stelt ludiek materiaal ter beschikking van de schoolteams om ouders te sensibiliseren om hun kleuters regelmatig naar school te sturen. Bovendien heeft de VGC een brochure ontwikkeld ‘Naar een Nederlandstalige basisschool in Brussel’. De brochure is bedoeld om ouders van instappers in het Brussels Nederlandstalig onderwijs te ondersteunen en hen uit te leggen wat het betekent om naar een Nederlandstalige school gaan in Brussel. De VGC ondersteunt ook het Programma Preventie Schoolverzuim, een subsidieprogramma van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, waarbij scholen activiteiten kunnen indienen die schoolverzuim tegen gaan: sportlessen, activiteiten met spijbelcoaches die jongeren opvolgen, bewustmaking van het belang van aanwezig zijn op school, enz.. Daarnaast subsidieert de VGC het programma Time-out Brussel, een begeleidingsprogramma voor jongeren die risicogedrag vertonen. Ook hierin zit een luik waarbij gewerkt wordt met de ouders. Ten slotte laat de collegevoorzitter weten dat er een proefproject in het Centrum voor Leren en Werken in Gent loopt van 1 februari 2013 tot 28 juni 2013 waarbij ouders van spijbelende
- 17 kinderen een ingesproken bericht op hun gsm- toestel krijgen. Tot nu toe gebeurt het verwittigen van ouders (ook in de Brusselse scholen) via een telefoongesprek. In dit proefproject wil men nagaan of deze maatregel een bijkomende impact zal hebben op het spijbelgedrag van jongeren en hoeveel extra tijd er daardoor vrijkomt voor meer begeleiding op maat. De collegevoorzitter heeft er alleszins goede hoop op dat dit zal werken. Het systeem zal geëvalueerd worden en pas daarna zal blijken of de ‘spijbelfoon’ helpt om het spijbelen verder terug te dringen. Op het niveau van de VGC wordt met alle onderwijsnetten overlegd over de verdere realisatie van een integraal spijbelbeleid en dat in overleg met de welzijnspartners die hierin eveneens een rol spelen. Naast de ontwikkeling van preventieve en remediërende maatregelen, wordt gewerkt aan de inrichting van een centraal meldpunt. Vraag van de heer Johan Demol aan de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, over het testen van de kennis van het Nederlands in Vlaamse scholen te Brussel De Vlaamse minister van Onderwijs, Pascal Smet, wil het Nederlands testen van alle kleuters die naar het eerste leerjaar gaan en van alle leerlingen in het eerste middelbaar bij de overgang van het lager onderwijs naar het secundair. Deze taalvaardigheidstesten moeten het niveau van de leerlingen bepalen, zodat de scholen zo snel als mogelijk kunnen starten met maatregelen om de taalachterstand bij de leerlingen weg te werken. Opvallend aan het voorstel is dat iedereen wordt getest, zonder uitzondering. Ook kinderen en jongeren met Nederlands als moedertaal. De komende maanden zou de minister met de sociale partners overleggen over de concrete invulling van het voorstel. Commissielid Johan Demol vraagt wie de screening zal organiseren. Zijn dit de scholen of de overheid? Wie draait op voor de kosten? De regering of de onderwijsnetten? Wat wordt precies getoetst? En welke zijn de gevolgen bij een negatief resultaat? Na dat overleg zou de minister van onderwijs in het voorjaar naar het Vlaams Parlement trekken om tegen september 2013 alles in een decreet te gieten. In het snelste geval wordt de maatregel in september 2014 van kracht. Bovendien had het commissielid graag vernomen of het College op enig moment geconsulteerd werd over die taalvaardigheidstesten. Heeft het signalen vanuit het kabinet van minister Pascal Smet ontvangen dat zo’n overleg nog zal plaatsvinden? Bij gebrek aan een initiatief vanuit het kabinet zal het College dan zelf het initiatief nemen om zijn mening over die testen te geven? Welke mening heeft het College eigenlijk over die testen? Wie moet die screening organiseren? De scholen of de overheid? Wie moet de kosten betalen? De regering of de
- 18 onderwijsnetten? Wat zal precies werden getoetst? En welke zijn de gevolgen bij een negatief resultaat? Collegevoorzitter Guy Vanhengel laat weten dat de plannen van Vlaams minister Pascal Smet om de kennis van het Nederlands te testen bij de overgang naar het eerste leerjaar en het eerste middelbaar kaderen in de globale aanpak van de Vlaamse Regering om de taalachterstand - vooral bij allochtone leerlingen - weg te werken. Vlaams minister Pascal Smet plant in deze globale aanpak ook taalbaden in het lager onderwijs en extra taallessen Nederlands. De Vlaamse Gemeenschapscommissie is hierover niet geconsulteerd. Vanuit de ervaring van de ondersteuning die de Vlaamse Gemeenschapscommissie biedt aan scholen via het Onderwijscentrum Brussel, VBB en BROSO, formuleert de collegevoorzitter enkele bedenkingen. Binnen het procesmatig voeren van een taalbeleid en een krachtig taalonderwijs zijn objectieve gegevens belangrijk in functie van de nodige onderwijskundige maatregelen. Taalscreening kan dan ook in dit opzicht een meerwaarde hebben. Het is echter belangrijk dat toetsen en screenings gezien worden als een didactisch middel en niet als een eindpunt. Met andere woorden: de maatregelen die eruit voortvloeien zijn belangrijker dan de toets zelf. Het voormalige Steunpunt GOK heeft een aantal jaren geleden een studie gemaakt over het effect van taaltoetsen op gelijke onderwijskansen. Daarbij kwam men tot de conclusie dat het invoeren van een taaltoets niet bijdraagt tot het verhogen van gelijke onderwijskansen. Het veralgemenen van taalscreenings, zeker op scharniermomenten, houdt bovendien ook een aantal risico’s in. Vanuit internationale voorbeelden ziet men verschillende ongewenste effecten ontstaan: - teaching to the test, waardoor de objectiviteit van de toets verloren gaat omdat (in sommige scholen) de kinderen gericht worden voorbereid op de toets; - selecteren van kinderen, waarbij de resultaten gebruikt worden om kinderen uit te sluiten, in een richting te duwen; - 'ranken' van scholen, waarbij de resultaten gebruikt worden om scholen met elkaar te vergelijken (terwijl er maar één aspect getoetst wordt en de resultaten bepaald worden door een veelheid van factoren); - negeren van andere ontwikkelingsaspecten, waarbij ontwikkeling verengd wordt tot taal. Zoals hierboven ook aangegeven, dienen toetsen/screenings vooral gebruikt te worden in functie van het verwerven van kennis over het kind en het afstemmen van de onderwijsaanpak. Scholen en leraren hebben vooral nood aan het ontwikkelen van vaardigheden om screeningsresultaten om te zetten in onderwijskundige maatregelen. De belangrijkste maatregelen zijn dan ook te situeren binnen de school. Er zijn nog heel wat didactische ingrepen mogelijk om tekorten aan te pakken. De groeikansen zijn hier nog groot en er zijn nog heel wat wetenschappelijke inzichten voorhanden op dit vlak, die in de praktijk kunnen omgezet worden. Leerkrachten die bekwaam zijn en hun vaak graag doen, testen hun leerlingen op regelmatige basis zodat er eventuele bijsturingen kunnen gebeuren.
- 19 Bovendien is het ook belangrijk om in het kader van taalachterstanden te benadrukken dat de negatieve samenhang tussen thuistaal en onderwijsuitkomsten vooral verklaard kan worden vanuit lage sociaal-economische status en niet vanuit de anderstaligheid. Dit betekent dat maatregelen om tekorten weg te werken op het vlak van taal veel breder zullen moeten gaan. Aanvullend en in uitzonderlijke situaties kan er ook gedacht worden aan maatregelen buiten de lestijden. De collegevoorzitter verwijst hierbij naar de Brusselse Zomerschool. Binnen de Zomerschool wordt aan talige doelstellingen gewerkt in een speels vrijetijdskader. De resultaten zijn positief vooral op het vlak van spreekvaardigheid, spreekdurf en welbevinden. Ook de ontwikkeling van Brede School kan een belangrijke hefboom worden om aan eventuele tekorten tegemoet te komen. Er is echter geen enkele indicatie dat het uitbreiden van de onderwijstijd een positief effect heeft. Het organiseren van nevenactiviteiten waar de taal doelgericht wordt aangebracht is misschien interessanter. De uitdaging situeert zich vooral op de invulling van de effectieve leertijd. Ten slotte zegt de collegevoorzitter dat elke maatregel op het vlak van taal, taalvaardigheid, meertaligheid, ... bekeken moet worden in het kader van het specifieke taalbeleid dat een school voorop stelt. Uit de onderwijsspiegel 2012 van de inspectie blijkt dat de helft van de scholen geen duidelijke doelstellingen hebben op het vlak van taalbeleid. Investeren in taalscreening zal hier weinig aan veranderen. Daarom wil de collegevoorzitter pleiten voor het versterken van scholen bij de uitbouw van hun taalbeleid, waarbij de keuze van en het toepassen van taaltoetsen een plaats moeten krijgen in het taalbeleidsproces van de school en niet worden ervaren als extern opgelegde maatregelen. Vraag van de heer Johan Demol aan de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, over de beveiliging van de Erasmushogeschool te Brussel Omwille van overlast en veiligheidsproblemen overlegde onlangs de directie van de Erasmushogeschool met o.a. politie, de gemeente Anderlecht en de MIVB. Het overleg eindigde naar verluidt met een reeks positieve resultaten: een grotere politieaanwezigheid, de aanduiding van een politiecontactpersoon in geval van problemen, meer snelheidscontroles, mogelijk weren van zwaar vervoer, meer netheid en mogelijke installatie van meer camera’s aan het nabijgelegen metrostation Delacroix. Naar aanleiding van dit overleg had commissielid Johan Demol graag vernomen welke concrete problemen noopten tot het voornoemde overleg. Wie was juist in welke hoedanigheid op het overleg aanwezig? Was het VGC-College vertegenwoordigd op het overleg? Sinds wanneer heeft het College weet van de voornoemde problemen? Welke concrete oplossingen voor welke problemen werden er respectievelijk afgesproken met de (lokale en/of federale) politie, de gemeente Anderlecht, de MIVB en mogelijke andere deelnemers aan dat overleg? Welk tijdspad werd er afgesproken en werd er een evaluatie voorzien?
- 20 Bovendien vraagt het commissielid of het Brussel Hoofdstedelijk Gewest betrokken werd bij het overleg o.a. met het oog op de verbetering van de netheid van het domein dat onder zijn verantwoordelijkheid valt? In welke mate was de minister van Binnenlandse Zaken, mevrouw Milquet, bij de problematiek betrokken? Heeft het College nog weet van overlast en veiligheidsproblemen rond Nederlandstalige scholen in Brussel? Zo ja, waar, wat zijn de problemen en de oplossingen? Zoals in de pers aangehaald, waren 2 concrete gevallen van agressie in metrostation Delacroix (agressie tegenover een student en een docent) de concrete aanleiding om tot de actie die de Erasmushogeschool Brussel nam over te gaan. Naast de veiligheidsvraagstukken in en om de campus aan de Nijverheidskaai, werden meteen ook de verkeerssituatie en de netheid in de omgeving van de school aangekaart. Het aankaarten van de problematiek gebeurde volgens collegevoorzitter Guy Vanhengel zeer ruim, naar verschillende prominenten (volksvertegenwoordigers, raadsleden, ..) en bevoegde instanties en resulteerde in verscheidene contacten tussen de school en de personen die werden aangeschreven. Eén overleg daarvan heeft zelfs de pers gehaald, namelijk het overleg waarop de gemeentelijke netheidsdiensten van Anderlecht en de politie van BrusselZuid zelf aanwezig waren. De burgemeester van Anderlecht en de MIVB waren op dat overleg verontschuldigd. Het VGC-College was niet vertegenwoordigd. De VGC heeft dan ook op het vlak van veiligheid en netheid geen bevoegdheid. Als resultaat van dit overleg zijn een reeks acties genomen waaronder de verhoogde politiepatrouilles op en rond de campus, de verhoogde controle op overdreven snelheid in de buurt van de campus, de verhoogde aandacht vanuit de gemeente Anderlecht voor de netheid van de gemeentelijke wegen in de buurt van de campus. Tegelijk werd het veiligheidspersoneel in metro Delacroix uitgebreid en voorziet de MIVB in 2013 bijkomende veiligheidscamera’s, ook in metrostation Delacroix. Andere acties zijn nog hangende, onder meer het onderhoud van de gewestelijke wegeninfrastructuur. De algemene directeur van de Erasmushogeschool Brussel, de heer Luc Van de Velde, is alvast zeer tevreden met het resultaat en met de aandacht van de betrokken overheden voor dit probleem. De VGC heeft over deze problematiek en over vele andere onderwijsaangelegenheden regelmatige contacten met de hogeschool en wordt overigens vertegenwoordigd in de Raad van Bestuur. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn er zowat 200 campussen waarop onderwijsinstellingen van het Brussels Nederlandstalig onderwijs aanwezig zijn. Vanzelfsprekend verloopt niet alles even vlot in en om de campussen, maar zowel de bevoegde overheden als de schoolteams zelf blijven niet bij de pakken zitten en nemen tal van initiatieven (al dan niet met partners) om deze campussen aantrekkelijk en veilig te houden voor studenten en leerlingen, voor de schoolteams zelf en de ouders. Telkens een probleem wordt gesignaleerd, wordt bekeken hoe daar het best kan worden op ingespeeld. De aanbeveling van de collegevoorzitter naar de schooldirecties toe is steeds: - problemen melden; - een goede relatie proberen op te bouwen met e politie uit de buurt;
- 21 -
goede contacten onderhouden met de plaatselijke overheid.