VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD ZITTING 2010-2011
NR. 4
BULLETIN VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN 20 oktober 2011
INHOUD Blz. I..VRAGEN VAN DE RAADSLEDEN EN ANTWOORDEN VAN DE COLLEGELEDEN A. Vragen waarop werd geantwoord binnen de reglementaire termijn (R.v.O., art. 56,3) Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting............................................................................................. 2 Brigitte Grouwels, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin, Media en Patrimonium............................................................................ 44 Bruno De Lille, collegelid bevoegd voor Cultuur, Jeugd, Sport en Ambtenarenzaken............................................................................................ 75 REGISTER............................................................................................. 104
2
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
I. VRAGEN VAN DE RAADSLEDEN EN ANTWOORDEN VAN DE COLLEGELEDEN A. Vragen waarop werd geantwoord binnen de reglementaire termijn (R.v.O., art. 58,3) JEAN-LUC VANRAES, COLLEGEVOOZITTER BEVOEGD VOOR ONDERWIJS, VORMING EN BEGROTING Vraag nr.35 van 28 juni 2011 van mevrouw Bianca Debaets Onderwijs: De inschrijvingen in de academies van het deeltijds kunstonderwijs Het Brussels hoofdstedelijk gewest telt 11 Nederlandstalige academies, 8 voor muziek en 3 voor beeldende kunsten. Er zijn twee soorten academies: Academies voor muziek, woord & dans en Academies voor beeldende kunst. In het Brussels hoofdstedelijk gewest kunnen de kinderen van 6 en 7 jaar ook al lessen volgen in het DKO. Deze pre-academielessen worden gesubsidieerd door de VGC. Hoeveel leerlingen telt het Nederlandstalig deeltijds kunstonderwijs in Brussel? Is het mogelijk deze cijfers mee te delen voor de afgelopen 5 jaar, en deze cijfers op te splitsen per academie? Hoeveel leerlingen hebben pre-academielessen aangevat en met goede vrucht voleindigd, dit gedurende de laatste 5 jaar (en opgesplitst per jaar)? Hoeveel leerlingen hebben beeldende kunsten aangevat? Is het mogelijk deze cijfers op te splitsen naargelang de graad (Lagere Graad, Middelbare Graad, Hogere Graad, Hogere Graad 4), dit voor laatste 5 jaar? Voor welke specialisatie wordt / werd geopteerd (schilderkunst, tekenkunst, fotokunst,…)? Hoeveel van de leerlingen die beeldende kunsten volgen in het Brussels Nederlandstalig deeltijds kunstonderwijs, zijn gedomicilieerd in het Brussels hoofdstedelijk gewest? Graag deze aantallen in absolute cijfers en in percentages, en voor de laatste 5 jaar. Kan collegevoorzitter, Jean-Luc Vanraes, de instroom van leerlingen die les volgen in de beeldende kunsten in het Brussels Nederlandstalig deeltijds kunstonderwijs en gedomicilieerd zijn in Vlaanderen opsplitsen naar de verschillende Vlaamse provincies, en dit eveneens voor de laatste 5 jaar? Kan hij de instroom van leerlingen die les volgen in de beeldende kunsten in het Brussels Nederlandstalig deeltijds kunstonderwijs opsplitsen naargelang geslacht? Hoeveel leerlingen die een opleiding aanvatten in de beeldende kunsten in het Brussels Nederlandstalig deeltijds kunstonderwijs, behalen het eindattest van de Lagere Graad? Hoeveel van deze geslaagde leerlingen schuiven door naar de Middelbare Graad, en vervolgens naar de Hogere Graad? Hoeveel leerlingen behalen tenslotte het eindattest van de Hogere Graad? Graag deze aantallen in absolute cijfers en in percentages. Hoeveel leerlingen hebben een opleiding binnen een academie “muziek, woord & dans” aangevat? Is het mogelijk deze cijfers op te splitsen naargelang de graad (Lagere Graad,
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
3
Middelbare Graad, Hogere Graad), dit voor laatste 5 jaar? Voor welke kunstvorm wordt daarbij geopteerd (muziek / woordkunst / dans), dit graag eveneens voor de laatste vijf jaren? Hoeveel van de leerlingen die les volgen binnen een Brusselse Nederlandstalige academie voor “muziek, woord & dans” zijn gedomicilieerd in het Brussels hoofdstedelijk gewest? Graag deze aantallen in absolute cijfers en in percentages, en voor de laatste 5 jaar? Kan de collegevoorzitter de instroom van leerlingen die les volgen in een Brusselse Nederlandstalige academie voor “muziek, woord & dans” en gedomicilieerd zijn in Vlaanderen opsplitsen naar de verschillende Vlaamse provincies, en dit eveneens voor de laatste 5 jaar? Kan hij de instroom van leerlingen die les volgen in een Brusselse Nederlandstalige academie voor “muziek, woord & dans” opsplitsen naargelang geslacht? Hoeveel leerlingen die een opleiding aanvatten in een Brusselse Nederlandstalige academie voor “muziek, woord & dans” halen het eindattest van de Lagere Graad? Hoeveel van deze geslaagde leerlingen schuiven door naar de Middelbare Graad, en vervolgens naar de Hogere Graad? Hoeveel leerlingen behalen tenslotte het eindattest van de Hogere Graad? Graag deze aantallen in absolute cijfers en in percentages. Welk budget voorziet de VGC voor het deeltijds kunstonderwijs, dit sinds 2005? Hoe wordt dit budget verdeeld over (a) de verschillende academies; (b) over de verschillende kunstvormen? Hoeveel leerkrachten zijn werkzaam in het Brussels Nederlandstalig deeltijds kunstonderwijs? Hoeveel lestijden vervullen zij? Is er een stijging /daling van het aantal leerkrachten en het aantal lestijden merkbaar voor de laatste 5 jaar? Antwoord In het schooljaar 2010-2011 telde het Nederlandstalig deeltijds kunstonderwijs in Brussel 5297 leerlingen. Deze cijfers bevatten zowel de leerlingen muziek, woord en dans (in tabel weergegeven door voorafgaande M), als de leerlingen beeldende kunsten (in tabel weergegeven door voorafgaande BK).
Schooljaar
Aantal leerlingen NL DKO Brussel
2005-2006
5472
2006-2007
5525
2007-2008
5572
2008-2009
5398
2009-2010
5618
2010-2011
5297
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
4
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
Opgesplitst per academie: Instelling
schooljaar
Totaal
instelling
schooljaar
Totaal
BKANDERLECHT
2005-2006
784
MJETTE
2005-2006
263
2006-2007
714
2006-2007
296
2007-2008
695
2007-2008
277
2008-2009
694
2008-2009
257
2009-2010
793
2009-2010
271
BKETTERBEEK
2005-2006
499
MSCHAARBEEKMAGO
2005-2006
547
2006-2007
520
2006-2007
608
2007-2008
504
2007-2008
665
2008-2009
471
2008-2009
494
2009-2010
538
2009-2010
516
BKSCHAARBEEK
2005-2006
122
MSINTAGATHABERCHEM
2005-2006
805
2006-2007
121
2006-2007
864
2007-2008
125
2007-2008
907
2008-2009
124
2008-2009
892
2009-2010
130
2009-2010
864
MANDERLECHT
2005-2006
756
MSINTLAMBRECHTSWOLUWE 2005-2006
298
2006-2007
720
2006-2007
315
2007-2008
699
2007-2008
348
2008-2009
683
2008-2009
385
2009-2010
712
2009-2010
440
MBRUSSEL
2005-2006
470
MSINTPIETERSWOLUWE
2005-2006
537
2006-2007
466
2006-2007
543
2007-2008
469
2007-2008
536
2008-2009
491
2008-2009
557
2009-2010
507
2009-2010
569
METTERBEEK
2005-2006
259
2006-2007
248
2007-2008
233
2008-2009
247
2009-2010
265
Het aantal leerlingen dat in de voorbije vijf jaren pre-academielessen hebben aangevat: schooljaar 2005-2006 2006-2007 2007-2008 2008-2009 2009-2010
aantal leerlingen 520 600 630 650 650
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
5
De evolutie van het aantal leerlingen beeldende kunsten in het Nederlandstalig deeltijds kunstonderwijs in Brussel: Schooljaar
Aantal leerlingen BK
2005-2006
1477
2006-2007
1409
2007-2008
1378
2008-2009
1346
2009-2010
1448
Per graad betekent dit voor beeldende kunsten in het Nederlandstalig deeltijds kunstonderwijs Brussel: Graad
2005-2006
2006-2007
2007-2008
2008-2009
2009-2010
Lagere
239
244
242
213
272
middelbare
132
144
120
125
112
hogere graad 5
68
54
54
57
29
hogere graad 4
846
797
800
808
868
specialisatie
192
170
162
143
167
Totaal
1477
1409
1378
1346
1448
De evolutie van het aantal leerlingen muziek, woord en dans in het Nederlandstalig DKO in Brussel: Schooljaar
Aantal leerlingen MWD
2005-2006
3995
2006-2007
4116
2007-2008
4194
2008-2009
4052
2009-2010
4170
Per graad betekent dit voor muziek, woord en dans in het Nederlandstalig deeltijds kunstonderwijs Brussel: Studierichting
Graad
2005-2006
2006-2007
2007-2008
2008-2009
2009-2010
Muziek
lagere
1615
1586
1616
1626
1671
middelbare
771
818
843
875
887
hogere
477
499
525
533
543
Woord
lagere
264
262
294
265
233
middelbare
185
187
172
185
194
hogere
136
137
115
100
108
Dans
lagere
462
549
549
399
452
middelbare
48
42
51
47
65
hogere
37
36
29
22
17
Totaal
3995
4116
4194
4052
4170
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
6
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
De evolutie van het voorziene budget van VGC voor het Brussels Nederlandstalig deeltijds kunstonderwijs: Schooljaar
Voorzien budget
2005-2006
107.000 €
2006-2007
107.000 €
2007-2008
107.000 €
2008-2009
113.000 €
2009-2010
123.000 €
Het aantal leerlingen in het Nederlandstalig deeltijds kunstonderwijs opgesplitst naar herkomst voor: Schooljaar 2005-2006: Absolute cijfers Studierichting
Antwerpen
BHG Limburg
OostVlaamsWestVlaanderen Brabant Vlaanderen
Wallonië buitenland
totaal
beeldende kunsten
58
777
13
57
518
11
36
7
1477
Muziek
46
1510
20
23
1218
15
31
0
2863
Woordkunst
10
304
4
7
257
1
2
0
585
Dans
0
417
0
0
124
0
7
0
548
Relatieve cijfers studierichting Antwerpen BHG beeldende kunsten Muziek woordkunst Dans
3,93% 1,61% 1,71% 0,00%
52,61% 52,74% 51,97% 76,09%
Limburg
0,88% 0,70% 0,68% 0,00%
OostVlaamsWestWallonië Vlaanderen Brabant Vlaanderen 3,86% 0,80% 1,20% 0,00%
35,07% 42,54% 43,93% 22,63%
0,74% 0,52% 0,17% 0,00%
2,44% 1,08% 0,34% 1,28%
buitenland
totaal
0,47% 0,00% 0,00% 0,00%
100,00% 100,00% 100,00% 100,00%
Schooljaar 2006-2007: Absolute cijfers studierichting Antwerpen BHG Limburg beeldende kunsten Muziek woordkunst Dans
59 42 14 3
740 1524 292 464
13 21 3 0
OostVlaamsWestWallonië buitenland Vlaanderen Brabant Vlaanderen 56 35 10 2
494 1238 264 120
9 15 1 1
32 27 2 7
6 1 0 0
totaal
1409 2903 586 627
Relatieve cijfers studierichting Antwerpen BHG beeldende kunsten Muziek Woordkunst Dans
4,19% 1,45% 2,39% 0,48%
52,52% 52,50% 49,83% 74,00%
Limburg
0,92% 0,72% 0,51% 0,00%
OostVlaamsWestWallonië buitenland Vlaanderen Brabant Vlaanderen 3,97% 1,21% 1,71% 0,32%
35,06% 42,65% 45,05% 23,92%
0,64% 0,52% 0,17% 0,16%
2,27% 0,93% 0,34% 1,12%
0,43% 0,03% 0,00% 0,00%
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
totaal
100,00% 100,00% 100,00% 100,00%
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
7
Schooljaar 2007-2008: Absolute cijfers studierichting Antwerpen BHG Limburg beeldende kunsten Muziek woordkunst Dans
48 43 14 3
730 1598 303 476
7 26 1 0
BHG
Limburg
52,98% 53,55% 52,15% 75,68%
0,51% 0,87% 0,17% 0,00%
OostVlaamsWestWallonië buitenland totaal Vlaanderen Brabant Vlaanderen 45 43 6 6
499 1230 253 138
9 13 0 2
31 30 4 4
10 1 0 0
1378 2984 581 629
Relatieve cijfers studierichting Antwerpen beeldende kunsten Muziek Woordkunst Dans
3,48% 1,44% 2,41% 0,48%
OostVlaamsWestWallonië buitenland Vlaanderen Brabant Vlaanderen 3,27% 1,44% 1,03% 0,95%
36,21% 41,22% 43,55% 21,94%
0,58% 0,44% 0,00% 0,32%
2,25% 1,01% 0,69% 0,64%
0,73% 0,03% 0,00% 0,00%
totaal
100,00% 100,00% 100,00% 100,00%
Schooljaar 2008-2009: Absolute cijfers studierichting Antwerpen BHG Limburg beeldende kunsten Muziek woordkunst Dans
60 49 16 1
726 1687 271 350
7 13 2 0
OostVlaamsVlaanderen Brabant 53 49 8 4
WestVlaanderen
Wallonië
454 1195 248 105
9 6 0 1
28 35 5 7
buitenland totaal
9 0 0 0
1346 3034 550 468
Relatieve cijfers studierichting
Antwerpen
BHG
Limburg
OostVlaanderen
VlaamsBrabant
WestVlaanderen
Wallonië
buitenland
totaal
beeldende kunsten
4,46%
53,94%
0,52%
3,94%
33,73%
0,67%
2,08%
0,67%
100,00%
Muziek
1,62%
55,60%
0,43%
1,62%
39,39%
0,20%
1,15%
0,00%
100,00%
Woordkunst
2,91%
49,27%
0,36%
1,45%
45,09%
0,00%
0,91%
0,00%
100,00%
Dans
0,21%
74,79%
0,00%
0,85%
22,44%
0,21%
1,50%
0,00%
100,00%
Schooljaar 2009-2010: Absolute cijfers studierichting Antwerpen BHG Limburg beeldende kunsten Muziek woordkunst Dans
70 49 14 2
799 1767 275 412
7 24 1 0
OostVlaamsWestWallonië Vlaanderen Brabant Vlaanderen 58 45 11 3
457 1162 227 113
12 11 1 0
buitenland totaal
33 43 6 4
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
12 0 0 0
1448 3101 535 534
8
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
Relatieve cijfers studierichting Antwerpen beeldende kunsten Muziek woordkunst Dans
4,83% 1,58% 2,62% 0,37%
BHG
Limburg
55,18% 56,98% 51,40% 77,15%
0,48% 0,77% 0,19% 0,00%
OostVlaamsWestWallonië buitenland Vlaanderen Brabant Vlaanderen 4,01% 1,45% 2,06% 0,56%
31,56% 37,47% 42,43% 21,16%
0,83% 0,35% 0,19% 0,00%
2,28% 1,39% 1,12% 0,75%
0,83% 0,00% 0,00% 0,00%
totaal
100,00% 100,00% 100,00% 100,00%
De administratie heeft geen zicht op de hoeveelheid leerkrachten die werkzaam zijn in het Brussels Nederlandstalig deeltijds kunstonderwijs en hoeveel lestijden zij vervullen. Vraag nr.36 van 29 juni 2011 van mevrouw Bianca Debaets Onderwijs: De resultaten van het peilingonderzoek naar de taalvaardigheid Nederlands in de derde graad ASO, TSO en KSO Op geregelde tijdstippen peilt de overheid of leerlingen de ontwikkelingsdoelen en eindtermen in het leerplichtonderwijs bereiken. In het verleden was dat enkel op het einde van het basisonderwijs en van de eerste graad van het secundair onderwijs. Met de peiling Nederlands in de derde graad ASO, TSO en KSO werd voor het eerst gekeken naar het einde van het leerplichtonderwijs. Daarbij was maatschappelijke taalvaardigheid de invalshoek. Onlangs werden de resultaten van dat peilingonderzoek bekend gemaakt (cf. http://www. ond.vlaanderen.be/dvo/peilingen/). Uit die resultaten blijkt dat op het einde van de derde graad ASO, TSO en KSO in totaal 83% van de leerlingen de getoetste eindtermen over lezen en luisteren bereikt. Niet alle leerlingen beheersen de eindtermen even goed. Zo presteren leerlingen die in Brussel wonen “minder goed voor lezen dan leerlingen die in Vlaanderen wonen”, aldus het rapport op pagina 44. “Voor luisteren is er geen verschil”. Welke initiatieven plant collegevoorzitter Jean-Luc Vanraes om de achterstand inzake leesvaardigheid onder de Brusselse leerlingen te verbeteren? Welke initiatieven werden in het verleden door de VGC hiervoor reeds genomen? En hoe werden deze initiatieven geëvalueerd? Welke ondersteuningsinitiatieven worden in dit kader door het Onderwijscentrum Brussel ontwikkeld? Hoe worden daarbij ook nieuwe didactische (ICT-)tools aangewend voor het stimuleren van taalvaardigheid? Hoe wordt taalvaardigheid gestimuleerd specifiek in het TSO, waar de resultaten met 70 procent voor lezen en 71% voor luisteren lager liggen dan het algemeen gemiddelde in het secundair onderwijs? Antwoord Nederlandstalige secundaire scholen in Brussel kunnen, naast de reguliere begeleiding, ook een beroep doen op extra ondersteuning, hoofdzakelijk vanuit de vzw Broso en in beperkte mate vanuit het Onderwijscentrum Brussel. Via deze ondersteunende diensten kunnen scholen begeleiding en vorming krijgen op het vlak van taalbeleid, taalvaardigheid, omgaan met diversiteit en ouderbetrokkenheid. In het verleden lag de focus van de begeleiding eerder op de eerste graad, maar er wordt nu ook meer en meer gewerkt in de 2de en 3de graad.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
9
Het Onderwijscentrum Brussel heeft vanuit zijn eigen werking, maar ook vanuit de samenwerking met andere expertisecentra en partners al heel wat expertise ontwikkeld m.b.t. het stimuleren van taalvaardigheid in het Brusselse secundair onderwijs. Omwille van de historiek van het Onderwijscentrum Brussel en de afspraken dienaangaande met de vzw Broso is de werking in het secundair onderwijs nog beperkt. Op vraag van de secundaire scholen zal de werking volgend schooljaar verder worden uitgebreid. Voor de aanpak van taalvaardigheid in TSO (maar ook in BSO en BuSO) zijn er voldoende didactische mogelijkheden om hieraan te werken. Het Onderwijscentrum Brussel heeft in haar uitgebreid vormingsaanbod voor het secundair onderwijs specifieke vormingen die zich hierop richten (bv. hoe werken aan taalvaardigheidsontwikkeling in technische vakken). De peilingproeven leren vooral dat, ook al zijn er positieve elementen in de resultaten voor Brussel (bv. luisteren), er verder moet gegaan worden om in te spelen op de eigenheid van de doelgroep. Het belang van gezins- en omgevingsfactoren waarnaar in het onderzoek wordt verwezen, moet onderwijs in de eerste plaats doen nadenken over hoe op deze instroom (met meertalige en grootstedelijke achtergrondkenmerken) nog efficiënter kan worden ingespeeld. De onderwijsondersteunende diensten willen en zullen dan ook in de eerste plaats hier hun ondersteuning op richten. Vraag nr.37 van 29 juni 2011 van mevrouw Els Ampe Onderwijs: Zwemlessen in de Brusselse Nederlandstalige kleuterscholen Elk jaar opnieuw worden we geconfronteerd met trieste verhalen over kinderen die verdrinken tijdens een gezellig dagje uit. Vaak gaat het om kinderen die onvoldoende of niet vertrouwd zijn met water. Volgens cijfers van Kind&Gezin staat verdrinking in de top 5 van meest voorkomende doodsoorzaken bij kinderen tussen 0 en 5 jaar. We leven niet meer in de wereld van 100 jaar geleden, waarin slechts een handvol Brusselse kinderen de kans kreeg om op reis te gaan naar de kust. De meeste Brusselse gezinnen plannen nu daguitstappen en zomervakanties naar vakantieoorden waar hun kinderen vrolijk in het water kunnen plonsen. Toch treden vele Brusselse kleuters hun dosis waterpret onvoldoende voorbereid tegemoet. Zwemlessen in de Brusselse kleuterscholen worden nog niet zo frequent georganiseerd en indien ze al voorzien worden is dit doorgaans pas vanaf de derde kleuterklas. Dit in tegenstelling tot kleuterscholen in bepaalde Vlaamse regio’s zoals de kuststreek, waar kinderen al van in de eerste kleuterklas wekelijks naar het zwembad trekken. Als peuter en kleuter is een kind continu op ontdekking en bezig met het verleggen van zijn grenzen. Een oud gezegde luidt ‘jong geleerd, is oud gedaan’. Wel, dat geldt des te meer voor zwemmen. Wennen aan water en leren zwemmen is een onontbeerlijk element in de ontwikkeling van een kind. Zwemlessen zijn effectief om zwemtechnieken aan te leren en de kinderen meer watergewenning– en ervaring bij te brengen. Doordat kinderen in hun vrije tijd en op reis steeds meer in contact komen met water, zijn meer zwemlessen in de kleuterschool een must. Op die manier krijgt iedere kleuter in het Brusselse Nederlandstalige kleuteronderwijs de kans om op een verantwoorde manier aan water te gewennen. Ze zijn één stap in de goede richting om het aantal verdrinkingen bij kinderen terug te dringen. Hoeveel van de 158 Nederlandstalige Brusselse kleuterscholen organiseren zwemlessen? Voor welke klassen? Met welke frequentie gaan de zwemlessen door? Is er een verschil merkbaar tussen de verschillende onderwijsnetten?
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
10
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
Hoelang duurt de gemiddelde zwembeurt in de kleuterklassen? Hoeveel kost de gemiddelde zwembeurt? Wie draagt deze kosten? Heeft de invoering van de scherpe maximumfactuur een invloed gehad op de organisatie van zwemlessen in kleuterklassen? Is er een verschil ten opzichte van de situatie voor de invoering van de maximumfactuur in 2008? Bestaan er plannen om het kleuterzwemmen binnen het Brusselse Nederlandstalige onderwijs te promoten en uit te breiden naar de lagere kleuterklassen? Is collegevoorzitter Jean-Luc Vanraes bereid om de Vlaamse minister aan te spreken over de nood aan zwemlessen vanaf de eerste kleuterklas? Antwoord De directie Onderwijs van de VGC en de sportdienst van de VGC beschikken niet over recente gegevens inzake schoolzwemmen. Deze informatie wordt dan ook niet systematisch opgevraagd. Wel kan worden verwezen naar de resultaten van een enquête uit 2003-2004 rond het schoolzwemmen in het Brussels Nederlandstalig lager en secundair onderwijs (destijds uitgevoerd op vraag van de directie Onderwijs van de VGC). Alhoewel de enquête gericht was op zwemmen in lager en secundair onderwijs, kregen we ook informatie binnen over het kleuteronderwijs. Van de kleuterscholen waarvan we informatie binnenkregen, gaf 33% aan te gaan zwemmen met de eerste kleuterklas, 58% met de tweede kleuterklas en 89% met de derde kleuterklas. In het kleuteronderwijs wordt er veelal in de derde kleuterklas zwemles gegeven. De frequentie schommelt , maar meestal wordt er wekelijks tot tweewekelijks gezwommen.
Aantal antwoordende scholen Wekelijks zwemmen 2-wekelijks zwemmen 3-wekelijks zwemmen Maandelijks zwemmen Trimestrieel zwemmen Nooit zwemmen Totaal
1 KK 18 11% 6% 0% 17% 0% 67% 100%
2 KK 19 11% 16% 0% 21% 11% 42% 100%
3 KK 45 31% 36% 2% 13% 7% 11% 100%
(KK = Kleuterklas) Over de effectieve duurtijd van een zwembeurt voor kleuterklassen geeft de enquête geen uitsluitsel. Ook grootschalig onderzoek van het ISB (Vlaams Instituut voor Sport- en Recratiebeheer) uit diezelfde periode rond schoolzwemmen geeft geen specifieke informatie voor kleuterklassen.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
11
De enquête uit 2004 wees eveneens uit dat de prijs per kind/per zwembeurt, gemiddeld 2,22 euro bedroeg, waarvan 1,01 euro voor het vervoer. In 2004 werd deze kostprijs doorgaans doorgerekend aan de ouders. Een aantal scholen legt vaak zelf een deel bij via het oudercomité (via inkomsten uit activiteiten) of door gemeentelijke tegemoetkomingen of subsidies. De stap om te gaan zwemmen met de school, wordt deels bepaald door de nabijheid van een zwembad. Dit geldt zeker als het zwembad ook nog eens goed uitgerust is voor watergewenning. Scholen gaven in de enquête uit 2004 ook aan dat de hoeveelheid ‘zwemwater’ (baantjes in het grote bad, ruimte in een eventueel klein bad) die ze krijgen, beperkt is. Het zou zeker interessant kunnen zijn dat onze administratie en de diensten Onderwijs en Sport in het bijzonder, in dit kader nader onderzoek verrichten. Vraag nr.38 van 5 juli 2011 van mevrouw Elke Van den Brandt Onderwijs: Coördinatoren Brede School Groen! is steeds grote voorstander geweest van de Brede School. Voor ons is de Brede School de school van de toekomst. Er wordt gewerkt aan een brede leer- en leefomgeving van het kind en op die manier worden verschillende registers opengetrokken. Een Brede School vereist echter een goede coördinatie. Het in contact brengen van verschillende actoren in een wijk is een moeilijk, maar nodige taak. Hoeveel coördinatoren ‘Brede School’ zijn er momenteel in totaal aan Nederlandstalige scholen verbonden? Hoeveel van deze zijn gefinancierd door de VGC? In welke wijken/gemeenten zijn deze actief ? Zijn er gemeenten die zelf coördinatoren financieren? Zo ja, welke? Zijn er andere overheden die coördinatoren aan Nederlandstalige scholen financieren? Zo ja, welke en waar? De Vlaamse Gemeenschap voorziet middelen voor Brede School. Op welke manier zullen de middelen van de Vlaamse Gemeenschap worden ingezet? Antwoord De VGC onderschrijft het belang van coördinatie in haar Brede School beleid. Zowel in de VGC-visietekst Brede School als in het implementatievoorstel wordt hier expliciet naar verwezen en het belang ervan onderstreept. Deze coördinatie situeert zich op lokaal en op bovenlokaal niveau. De bovenlokale coördinatie gebeurt binnen het Platform Brede School Brussel van het Onderwijscentrum Brussel met als doelstelling kwaliteitsbewaking en deskundigheidsbevordering voor alle lokale Brede Scholen. De lokale coördinatie gebeurt door het lokale samenwerkingsverband.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
12
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
Op lokaal niveau is het lokale netwerk verantwoordelijk voor de coördinatie van lokale Brede Scholen. Lokale initiatieven gaan hier vanuit de eigenheid van de lokale context en de eigenheid van het netwerk heel verschillend mee om. Niet alle Brede Scholen kiezen bewust voor het aanstellen van een coördinator. Sommigen vangen dit op binnen de reguliere taken van hun personeel. Indien er wel voor de aanstelling van een coördinator wordt gekozen, kan de tewerkstellingsbreuk heel verschillend zijn (varieert van 4u tot een voltijdse functie) aangezien dit bepaald wordt door een aantal lokale factoren (engagement partners, beschikbare middelen, opstartfase of reeds langer actief als brede school e.a.). Ook de financieringsbronnen zijn zeer uiteenlopend. Op dit moment is er financiering mogelijk vanuit de verschillende beleidsdomeinen in Vlaanderen, vanuit de gemeente, vanuit de wijkcontracten, vanuit de VGC en vanuit eigen middelen van de school. Net omwille van die verscheidenheid op het vlak van lokale coördinatie en lokale werking wil de VGC zorgen voor bovenlokale ondersteuning en uitwisseling tussen alle lokale initiatieven binnen het Platform Brede School van het Onderwijscentrum Brussel. Op die manier kan expertise uitgewisseld en versterkt worden. De werking van het Platform werd reeds eind vorig schooljaar opgestart. Bovendien zal bij de opstart van nieuwe Brede Scholen eveneens de mogelijkheid bestaan om beroep te doen op een coördinator van het Platform Brede School van het Onderwijscentrum Brussel in afwachting van de aanstelling of ter ondersteuning van een lokaal verankerde coördinator. De VGC heeft weet van reeds aangestelde en actieve coördinatoren in volgende Brede Scholen: Brede School Spelen in Verbondenheid te Anderlecht, Brede School Nieuwland te Brussel-Stad, Brede School Sint-Gillis, BROM (BaO) en BROM+ (SO) te SintJans-Molenbeek, en Brede School Helmet te Schaarbeek. Daarnaast zijn er een aantal opstartende brede scholen die opteren voor het aanstellen van een coördinator maar nog wachtende zijn op de besluitvorming i.v.m. subsidiëring (bijv. Brede School De Kleurdoos in het kader van wijkcontract Bloemenhof, Brede School in het kader van wijkcontract Scheut, …). Zelf biedt de VGC momenteel financiële ondersteuning aan drie brede scholen in Brussel: – ‘Brede School Molenbeek’ (Sint-Jans-Molenbeek) die beschikt over een coördinator (geco) gefinancierd vanuit het gewest en werkingsmiddelen krijgt vanuit de VGC; – Brede School ‘Spelen in Verbondenheid’ (Anderlecht - Kuregem) die beschikt over een coördinator (geco) gefinancierd vanuit het gewest en werkingsmiddelen krijgt vanuit de VGC; – Brede School Nieuwland (Brussel Stad) die beschikt over een coördinator gefinancierd vanuit VGC. Naast de VGC zijn er nog andere overheden die coördinatoren aan Nederlandstalige scholen financieren. Aldus is er de gemeente Sint-Gillis. Maar ook de Vlaamse Overheid die vanuit verschillende subsidiekanalen coördinatoren financiert: nl. de projecten Brede School vanuit het departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media en de projecten Brede School vanuit het flankerend onderwijsbeleid. Tot slot heeft de Vlaamse Gemeenschap laten weten dat zij vanaf het najaar bijkomende middelen ter beschikking wil stellen om lokale coördinatoren aan te stellen. Over de modaliteiten en inzet van deze middelen moet er echter nog verder onderhandeld worden met de Vlaamse minister voor Brussel.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
13
Vraag nr.39 van 5 juli 2011 van mevrouw Bianca Debaets Onderwijs: Aantal uitgaande Nederlandstalige Brusselse Erasmusstudenten Erasmus kent beurzen toe aan studenten die tussen 3 en 12 maanden gaan studeren aan een hoger onderwijsinstelling in een ander Europees land. Wat is het aantal studenten verbonden aan een Brusselse hogeschool of universiteit dat tijdens de academiejaren 2007-2008, 2008-2009, 2009-2010 en 2010-2011 een Erasmusprogramma volgde in het buitenland? Graag deze cijfers opgesplitst per thuisinstelling in Brussel. Is het mogelijk om deze cijfers op te splitsen naargelang de studentenmobiliteit die plaatsvindt voor studiedoeleinden, en de studentenmobiliteit die plaatsvindt voor stages? Meer dan 6 op 10 Vlaamse Eramusstudenten verkiest Spanje, Frankrijk, Duistland, Italië of Nederland als trekpleister. Kan de collegevoorzitter de bestemmingen geven waarvoor in het kader van de Erasmusprogramma’s door de Brusselse studenten wordt gekozen, dit voor de laatste 4 academiejaren? Antwoord De volgende gegevens, in tabelvorm voor het goede overzicht, werden door de administratie meegedeeld: – Het aantal studenten verbonden aan een Brusselse hogeschool of universiteit dat tijdens de academiejaren 2007-2008, 2008-2009 en 2009-2010 een Erasmusprogramma volgde in het buitenland: Uitgaande studenten Vrije Universiteit Brussel Katholieke Universiteit Brussel Europese Hogeschool Brussel (EHSAL) Hogeschool Sint-Lukas Brussel Hogeschool voor Wetenschap en Kunst Erasmushogeschool Brussel
2007-2008 82 1 46 9 146 67
2008-2009 93 120 2 83 90
2009-2010 84 1 105 15 95 102
Bron: EPOS vzw - ‘Europese Programma’s voor Onderwijs, Opleiding en Samenwerking’
– De algemene directie Onderwijs en Vorming heeft geen cijfers ter beschikking van de studenten uit Brusselse instellingen waaruit af te leiden is of zij voor een Erasmusprogramma kiezen in functie van stage of studiedoeleinden. Bij de “Erasmusstatistieken” van de “European Commission Education & Training” vond men volgende cijfers terug voor België: Belgische Erasmusstudenten Stages Studiedoeleinden
2007-2008 605 4781
2008-2009 904 5041
2009-2010 1078 5269
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
14
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
– De algemene directie Onderwijs en Vorming heeft geen cijfers ter beschikking van de studenten uit Brusselse instellingen waaruit af te leiden is voor welk land zij kiezen in kader van hun Erasmusprogramma. In wat volgt vindt de lezer het overzicht terug van gastlanden waarvoor Erasmusstudenten verbonden aan Vlaamse instellingen voor hoger onderwijs kozen. De cijfers zijn uitgedrukt in percentages. Gastlanden Vanaf 1997-1998 t.e.m. 2009-2010 2009-2010 Spanje 24,06 21,61 Frankrijk 22,72 20,76 Verenigd Koninkrijk 8,42 5,45 Nederland 8,38 7,75 Duitsland 8,36 6,58 Italië 7,79 6,05 Anderen 20,27 31,80
Bron: EPOS vzw - ‘Europese Programma’s voor Onderwijs, Opleiding en Samenwerking’
Vraag nr.40 van 5 juli 2011 van mevrouw Bianca Debaets Onderwijs: Docentenmobiliteit in de Nederlandstalige Brusselse hoger onderwijsinstellingen Erasmus biedt docentenmobiliteit aan in het kader van lesopdrachten. Daarnaast zijn er nog drie andere vormen van stafmobiliteit: (1) docenten kunnen zich bijscholen in een buitenlands bedrijf of organisatie; (2) administratief personeel kan zich bijscholen bij een partneruniversiteit of hogeschool; (3) een Vlaamse universiteit of hogeschool kan een personeelslid uit een buitenlands bedrijf uitnodigen om studenten te laten kennis maken met de praktijk. Hoeveel docenten verbonden aan een Brusselse hogeschool of universiteit maakten tijdens de academiejaren 2007-2008, 2008-2009, 2009-2010 en 2010-2011 deel uit van een docentenmobiliteitsprogramma? Graag deze cijfers opgesplitst per thuisinstelling in Brussel. Is het mogelijk om deze cijfers op te splitsen naargelang de mobiliteit van personeel die plaatsvindt voor onderwijsopdrachten, en de mobiliteit van personeel voor opleidingen? Kan collegevoorzitter Jean-Luc Vanraes de bestemmingen geven die in het kader van de docentenmobiliteit werden gekozen, dit voor de laatste 4 academiejaren? Antwoord Aantal docenten die deel uitmaakten van een docentenmobiliteitsprogramma met opsplitsing naar thuisinstelling: 2007-2008
2008-2009
2009-2010
Vrije Universiteit Brussel
7
2
13
Katholieke Universiteit Brussel
1
23
1
Economische Hogeschool Sint-Aloysius
9
4
22
Hogeschool Sint-Lukas Brussel
10
20
1
Hogeschool voor Wetenschap en Kunst
15
26
17
Erasmushogeschool Brussel
14
4
19
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
15
De cijfers voor het academiejaar 2010 – 2011 zijn nog niet ter beschikking. De VGC- administratie beschikt niet over de cijfers met betrekking tot de opsplitsing naargelang de soort mobiliteit: onderwijsopdrachten of opleidingen. Gekozen bestemmingen voor docentenmobiliteitsprogramma’s in de voorbije 4 academiejaren zijn onder andere het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Bulgarije, Denemarken, Nederland, Spanje, Italië, Roemenië, Hongarije, Polen, Griekenland, Letland, Noorwegen. Vraag nr.41 van 5 juli 2011 van mevrouw Bianca Debaets Onderwijs: Aantal studenten Erasmus Belgica Erasmus Belgica, een initiatief gesteund door het Prins Filipfonds, steunt op dezelfde principes als Erasmus, maar mikt op een interne samenwerking tussen de verschillende gemeenschappen in België. Door een hogere studentenmobiliteit tussen de Franstalige, Vlaamse en Duitstalige Gemeenschappen kan de diversiteit in taal en cultuur die ons land kenmerkt actief worden geïntegreerd in de opleiding. In 2008-2009 maakten 108 studenten uit Vlaamse universiteiten en hogescholen er gebruik van. Wat is het aantal studenten verbonden aan een Brusselse Nederlandstalige hogeschool of universiteit dat sinds 2006-2007 gebruik maakte van Erasmus Belgica? Graag deze cijfers opgesplitst per Brusselse thuisinstelling. Met welke Franstalige en Duitstalige hoger onderwijsinstellingen werden er uitwisselingen opgestart? Is het mogelijk mee te delen voor welke hoger onderwijsinstellingen door de Nederlandstalige Brusselse studenten in het kader van Erasmus Belgica sinds 2006-2007 werden geopteerd? Antwoord De volgende gegevens, in tabelvorm voor het goede overzicht, werden door mijn adminstratie meegedeeld: – Het aantal studenten verbonden aan een Brusselse Nederlandstalige hogeschool of universiteit die sinds 2006-2007 gebruik maakten van Erasmus Belgica is als volgt: Studenten Erasmus Belgica
2006-2007
2007-2008
2008-2009
2009-2010
Vrije Universiteit Brussel
4
4
11
Europese Hogeschool Brussel (EHSAL)
3
2
1
1
Hogeschool Sint-Lukas Brussel
1
Hogeschool voor Wetenschap en Kunst
1
5
1
4
Erasmushogeschool Brussel
2
2
2
2
Totaal
7
13
8
18
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
16
– Volgende gastinstellingen verwelkomden sinds schooljaar 2006-2007 studenten verbonden aan een BrusselseNederlandstalige hogeschool of universiteit: – – – – – – – – – –
Université Libre de Bruxelles Université de Liège Université Catholique de Louvain Université de Mons-Hainaut Haute Ecole CF Bruxelles Haute Ecole’Groupe ICHEC-ISC Saint-Louis-ISFSC Haute Ecole Charlemagne de la C.F. Haute Ecole Ilia Prigogine Haute Ecole ISELL – Institut Supérieur d’Enseignement Libre Liégeois Ecole Nationale Supérieure des Arts Visuels de la Cambre
Deze informatie werd verstrekt door: EPOS vzw - ‘Europese Programma’s voor Onderwijs, Opleiding en Samenwerking’ Vraag nr.42 van 5 juli 2011 van mevrouw Bianca Debaets Onderwijs: Het aantal inkomende erasmusstudenten in de Nederlandstalige hogescholen en universiteiten in het Brussels hoofdstedelijk gewest Het aantal studenten dat door de Vlaamse instellingen wordt ontvangen is de laatste jaren erg sterk gestegen. Het ligt hoger dan het aantal uitgaande studenten. Meer dan de helft van onze gasten is afkomstig uit Spanje, Polen, Italië, Frankrijk en Duitsland. Hoeveel buitenlandse studenten volgden een Erasmusprogramma aan de Nederlandstalige hogescholen en universiteiten binnen het Brusselse hoofdstedelijk gewest, dit sinds 2005 tot heden en opgesplitst per onderwijsinstelling. Is het mogelijk om eveneens mee te delen uit welke landen deze studenten afkomstig zijn? Welke studierichtingen trekken het hoogst aantal buitenlandse Erasmusstudenten aan? Antwoord – Per Nederlandstalige hogeschool of universiteit binnen het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest wordt weergegeven hoeveel buitenlandse studenten de voorbije schooljaren een Erasmusprogramma volgden: # Studenten Vrije universiteit Brussel Bulgarije Denemarken Duitsland Griekenland Spanje Frankrijk Ierland Italië Luxemburg Nederland
2007-2008 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
2008-2009 2 0 14 5 34 3 0 18 0 6
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
2009-2010 2 1 14 4 33 8 0 21 0 5
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
Oostenrijk Portugal Finland Zweden Verenigd Koninkrijk Tsjechië Estland Cyprus Letland Litouwen Hongarije Malta Polen Roemenië Slovenië Slovakije Ijsland Liechtenstein Noorwegen Turkije Kroatië
# Studenten Hogeschool-Universiteit Brussel Bulgarije Denemarken Duitsland Griekenland Spanje Frankrijk Ierland Italië Luxemburg Nederland Oostenrijk Portugal Finland Zweden Verenigd Koninkrijk Tsjechië Estland Cyprus
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 20072008* 2 0 0 0 0 0 0 2 0 0 0 0 0 0 0 1 0 0
17
8 4 2 0 1 6 0 0 1 2 7 1 18 6 3 7 0 0 3 2 153
3 8 0 3 1 6 0 0 1 0 7 2 23 0 2 7 0 0 0 8 0 159
2008-2009* 0 0 0 0 1 0 0 0 0 0 0 0 1 0 0 0 0 0
2009-2010 0 0 2 0 0 0 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
18
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
Letland Litouwen Hongarije Malta Polen Roemenië Slovenië Slovakije Ijsland Liechtenstein Noorwegen Turkije Kroatië * Katholieke Universiteit Brussel # Studenten Europese Hogeschool Brussel (Ehsal) Bulgarije Denemarken Duitsland Griekenland Spanje Frankrijk Ierland Italië Luxemburg Nederland Oostenrijk Portugal Finland Zweden Verenigd Koninkrijk Tsjechië Estland Cyprus Letland Litouwen Hongarije Malta Polen Roemenië
0 2 3 0 8 0 0 2 0 0 0 6 0 26
0 0 0 0 3 0 0 0 0 0 0 0 0 5
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 3
2007-2008 2 2 6 4 24 13 0 13 0 2 6 0 0 5 0 0 0 0 1 4 3 0 7 0
2008-2009 0 0 7 4 46 21 0 20 0 8 5 2 6 0 2 0 0 0 2 7 4 0 10 0
2009-2010 0 0 6 2 36 24 2 20 0 9 2 1 5 2 5 0 0 0 2 7 6 1 12 0
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
Slovenië Slovakije Ijsland Liechtenstein Noorwegen Turkije Kroatië
# Studenten Hogeschool Sint-Lukas Brussel Bulgarije Denemarken Duitsland Griekenland Spanje Frankrijk Ierland Italië Luxemburg Nederland Oostenrijk Portugal Finland Zweden Verenigd Koninkrijk Tsjechië Estland Cyprus Letland Litouwen Hongarije Malta Polen Roemenië Slovenië Slovakije Ijsland Liechtenstein Noorwegen Turkije Kroatië
0 0 0 1 3 13 109 2007-2008 0 0 4 0 4 0 0 2 0 1 0 4 0 0 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 2 18
3 0 0 3 6 14 170 2008-2009 1 1 3 1 12 4 0 5 0 0 0 6 3 0 5 8 0 0 3 0 0 0 13 1 1 3 0 0 1 4 75
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
19
2 0 0 0 3 15 0 162 2009-2010 0 0 1 0 5 0 0 2 0 2 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 0 0 0 0 0 12
20
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
# Studenten Hogeschool voor Wetenschap & Kunst Bulgarije Denemarken Duitsland Griekenland Spanje Frankrijk Ierland Italië Luxemburg Nederland Oostenrijk Portugal Finland Zweden Verenigd Koninkrijk Tsjechië Estland Cyprus Letland Litouwen Hongarije Malta Polen Roemenië Slovenië Slovakije Ijsland Liechtenstein Noorwegen Turkije Kroatië
2007-2008 1 0 5 1 24 17 0 3 0 1 0 10 9 1 6 6 0 0 1 0 0 1 16 1 0 3 0 0 0 4 110
2008-2009 1 1 3 1 12 4 0 5 0 0 0 6 3 0 5 8 0 0 3 0 0 0 13 1 1 3 0 0 1 4 75
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
2009-2010 1 3 5 3 18 5 1 4 0 2 1 10 2 1 10 3 0 0 0 1 1 0 12 2 1 8 0 0 0 9 0 103
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
# Studenten Erasmushogeschool Brussel Bulgarije Denemarken Duitsland Griekenland Spanje Frankrijk Ierland Italië Luxemburg Nederland Oostenrijk Portugal Finland Zweden Verenigd Koninkrijk Tsjechië Estland Cyprus Letland Litouwen Hongarije Malta Polen Roemenië Slovenië Slovakije Ijsland Liechtenstein Noorwegen Turkije Kroatië
2007-2008 1 1 3 3 23 1 0 10 0 2 2 1 2 0 2 1 0 0 0 3 4 2 12 10 1 4 0 0 1 6 95
2008-2009 2 0 1 5 26 0 0 10 0 6 3 7 2 1 1 3 0 0 5 1 5 2 9 12 1 3 0 0 1 3 109
21
2009-2010 1 0 0 1 24 1 0 15 0 4 3 10 2 0 2 8 0 0 2 1 6 0 9 6 0 2 0 0 1 4 0 102
Bron: EPOS vzw - ‘Europese Programma’s voor Onderwijs, Opleiding en Samenwerking’
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
22
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
0
0
0
0
0
7 1 8 0 19 6 1 9 22 7 15 14 34
0 0 0 0 0 0 0 1 2 0 0 0 0
0 0 127 6 0 0 0 16 0 0 11 0 2
0 11 0 0 1 0 0 0 0 0 0 0 0
65 31 0 0 7 0 0 0 0 0 0 0 0
6 36 12 3 7 0 0 13 0 1 5 0 0
78 79 147 9 34 6 1 39 24 8 31 14 36
13 3
0 0
0 0
0 0
0 0
19 0
32 3
HUB
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Totaal
Erasmushogeschool
0
VUB Landbouwwetenschappen Architectuur, Stedebouw en ruimtelijke ordening Kunst en Vormgeving Bedrijfskunde, Beheerswetenschappen Onderwijs, Lerarenopleiding Technische Wetenschappen, Technologie Aardrijkskunde, Geologie Geesteswetenschappen Talen en Filologie Rechtsgeleerdheid Wiskunde, Informatica Medische Wetenschappen Natuurwetenschappen Sociale Wetenschappen Communicatie en Informatiewetenschappen Overige Studierichtingen
Sint-Lukas
0
2009-2010
EHSAL
Wetenschap & Kunst
De Erasmusstudenten kozen voor volgende studierichtingen:
0
0
0
0
13 1 7 2 12 15 3 9 19 3 11 12 36
0 0 0 0 0 0 0 1 4 0 0 0 0
0 0 141 4 0 0 0 13 0 0 7 0 5
3 16 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
53 14 6 0 2 0 0 0 0 0 0 0 0
6 31 16 4 7 0 0 22 0 3 3 0 2
75 62 170 10 21 15 3 45 23 6 21 12 43
9 1
0 0
0 0
0 0
0 0
15 0
24 1
HUB
VUB
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Totaal
Erasmushogeschool
0
Sint-Lukas
0
EHSAL
0
2008-2009
Landbouwwetenschappen Architectuur, Stedebouw en ruimtelijke ordening Kunst en Vormgeving Bedrijfskunde, Beheerswetenschappen Onderwijs, Lerarenopleiding Technische Wetenschappen, Technologie Aardrijkskunde, Geologie Geesteswetenschappen Talen en Filologie Rechtsgeleerdheid Wiskunde, Informatica Medische Wetenschappen Natuurwetenschappen Sociale Wetenschappen Communicatie en Informatiewetenschappen Overige Studierichtingen
23
Wetenschap & Kunst
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
0
0
0
0
0
0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 1 0 0 0 0 2 10 0 0 0 13
0 0 95 8 0 0 0 0 0 0 6 0 0
2 16 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
44 16 37 0 4 0 0 9 0 0 0 0 0
6 26 11 1 7 0 0 16 0 2 2 0 1
52 58 144 9 11 0 0 27 10 2 8 0 14
0 0
0 0
0 0
0 0
0 0
23 0
23 0
HUB
VUB Landbouwwetenschappen Architectuur, Stedebouw en ruimtelijke ordening Kunst en Vormgeving Bedrijfskunde, Beheerswetenschappen Onderwijs, Lerarenopleiding Technische Wetenschappen, Technologie Aardrijkskunde, Geologie Geesteswetenschappen Talen en Filologie Rechtsgeleerdheid Wiskunde, Informatica Medische Wetenschappen Natuurwetenschappen Sociale Wetenschappen Communicatie en Informatiewetenschappen Overige Studierichtingen
Totaal
Erasmushogeschool
0
2007-2008
Sint-Lukas
Wetenschap & Kunst
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
EHSAL
24
Bron: EPOS vzw - ‘Europese Programma’s voor Onderwijs, Opleiding en Samenwerking’ Vraag nr.43 van 13 juli 2011 van mevrouw Elke Van den Brandt Onderwijs: Stopzetting van het OETC-project Op 13 mei 2011 maakte de Foyer bekend dat de financiering van de projecten rond Onderwijs in Eigen Taal en Cultuur (OETC) stop worden gezet. Groen! betreurt uiteraard deze beslissing van de Vlaamse overheid. Dit project loopt al 30 jaar en bewees meer dan eens zijn meerwaarde. De slaagkansen bij de leerlingen binnen dit project zijn aanzienlijk hoger. Is er bereidheid vanuit de VGC om in dit dossier een rol te spelen? Heeft de VGC de scholen ontmoet en begeleid bij de overschakeling? Is er overleg geweest met de Foyer? Zo ja, wat is er uitgekomen? Antwoord Foyer heeft een lange traditie op het vlak van meertaligheid en onderwijs. Hierbij wordt vertrokken van het principe dat het gebruik van de moedertaal een fundamenteel recht is
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
25
en dat taaldiversiteit, zoals alle diversiteit, een belangrijke maatschappelijke meerwaarde vormt. Foyer pleit ervoor dat in onderwijs en opvoeding van anderstaligen maximaal gestreefd zou worden naar meertaligheid, uiteraard met inbegrip van een goede beheersing van het Nederlands. Deze uitgangspunten kunnen op verschillende manieren vorm krijgen in de onderwijspraktijk. Foyer koos voor de intensieve vorm van meertalig onderwijs (OETC - onderwijs in eigen taal en cultuur) met structurele en inhoudelijke ingrepen in het schoolgebeuren. Deze onderwijswerking OETC kreeg vanaf 1981 gestalte met de ’biculturele onderwijsprojecten’. Het Onderwijsdecreet XVIII (via de amendementen) voorzag een decretale basis voor een subsidiëring van deze projecten tot 31 augustus 2011. Op dit ogenblik is er dus geen decretale basis meer voorzien. Ook in het regeerakkoord van de VGC en de beleidsnota Onderwijs en Vorming werd aangegeven dat we een plaats zouden geven aan de thuistaal en eveneens initiatieven zouden ontwikkelen/ondersteunen rond meertaligheid. In de werking van het OCB heeft omgaan met meertaligheid dan ook een centrale plaats gekregen. De focus ligt evenwel op de ondersteuning van taalvaardigheid Nederlands bij meertalige groepen, waarbij er positief wordt omgegaan met thuistalen. Het OCB zet vooral in op het aanscherpen van de gevoeligheid voor (taal)diversiteit en meertaligheid door vorming en ondersteuning van de leerkracht en het team. De VGC staat positief tegenover vormen van meertalig onderwijs, maar is van mening dat dergelijke initiatieven moeten geplaatst worden binnen het complexe Brusselse taal- en onderwijskader. OETC kan daarbij niet meer gezien worden als een experiment, gezien de lange ervaring. De resultaten zijn echter zeer moeilijk in kaart te brengen en te evalueren. Het project heeft zeker zijn waarde, maar heeft een zeer beperkt bereik op het vlak van scholen en leerlingen (kosten/baten). Het percentage van potentiële leerlingen dat in aanmerking komen (lln waarvan minstens één van de ouders een andere taal dan het Nederlands of het Frans spreekt) bedraagt 40%. Bovendien is OETC moeilijk te implementeren op grotere schaal, gezien de samenstelling van de Brusselse leerlingenpopulatie (o.a. aantal verschillende talen in één school). Tegemoet komen aan de stijgende (taal)diversiteit, identiteit positief ontwikkelen, het verbeteren van onderwijskansen voor kansarme groepen zijn aandachtspunten voor het hele onderwijsveld. OETC biedt geen antwoord meer op de complexe taal- en onderwijsrealiteit in Brussel. OETC strefft niet zozeer naar een volwaardige verwerving van de moedertaal op een hoog schools niveau, maar richt zich in de eerste plaats op de identiteitsontwikkeling en het socio- emotioneel welbevinden van allochtone kinderen (Van den Branden, Taalbeleid, 2010). Deze doelstellingen kunnen ook op andere manieren worden gerealiseerd, waarbij wordt rekening gehouden met de vele talen die op een school aanwezig zijn. De specifieke expertise van Foyer op het vlak van meertaligheid en diversiteit bij kinderen met een migratieachtergrond, kan wel een belangrijke aanvulling zijn op de bredere en onderwijsdidactische expertise van de onderwijsondersteunende partners op het vlak van de thema’s (en omgekeerd). Een samenwerking tussen het OCB, VBB, BROSO enerzijds en Foyer anderzijds is dan ook de piste die momenteel wordt uitgewerkt.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
26
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
Een dergelijke samenwerking past ook binnen de doelstellingen en de beleidsopties die de VGC voor onderwijs vooropgesteld heeft. Deze doelstellingen richten zich op de verdere uitbouw van kwaliteitsvol onderwijs op maat van Brussel en conform het Gelijke Onderwijskansen decreet met expliciet aandacht voor brede competentieontwikkeling (Brede School). Om dit te realiseren zijn er een aantal prioritaire partners: OCB, VBB, BROSO, HvN die een werking hebben op het vlak van taal, taalvaardigheid, omgaan met diversiteit en verhogen van de betrokkenheid van ouders en buurt. Deze inhouden zijn essentieel om alle kinderen en jongeren (en zeker leerlingen met een migratieachtergrond) maximaal kansen te bieden om succesvol hun schoolloopbaan te doorlopen. Uiteraard is het belangrijk dat de “onderwijswerking” van de Foyer strookt met de beleidsopties van de VGC en complementair is aan de werking van de prioritaire partners. Dit proces van afstemming moet gebeuren in verschillende fasen met respect voor de expertise en eigenheid van elk. Dit proces is momenteel in voorbereiding. Vraag nr.44 van 13 juli 2011 van mevrouw Elke Van den Brandt Onderwijs: Coördinatoren Brede School Tijdens de plenaire vergadering van 8 juli 2011 verwees collegevoorzitter Jean-Luc Vanraes naar een prioriteitenlijst voor scholenbouw in Brussel. De volgende gemeenten komen voor in de lijst: Brussel, Laken, Schaarbeek, Koekelberg, Jette, Sint-Joost-tenNoode en Sint-Jans-Molenbeek, Evere, Etterbeek, Sint-Agatha-Berchem, Ganshoren, Ukkel en Anderlecht. Op basis van welke criteria is deze lijst opgesteld? Waartoe dient deze lijst? Worden er beleidskeuzes gemaakt op basis van deze lijst? Antwoord De opgesomde gemeenten zijn prioritaire gemeenten. Doch de onderstaande prioriteitenlijst wordt toegepast bij elk dossier, ongeacht of het een dossier betreft van het gemeentelijk onderwijs, het GO! of het vrij onderwijs. – Projecten waarvoor een eerste subsidie werd voorzien in 2011 en waarbij een vervolg noodzakelijk is; – Projecten die al werden voorgelegd aan de Vlaamse Gemeenschap in 2011 in functie van een meerjarenbegroting; – De demografische druk op de gemeente en de vooruitzichten op korte en middellange termijn (bv nieuwe woonwijken met jonge gezinnen); – De spreiding van de projecten over de verschillende prioritaire gemeenten; – De concrete realiseerbaarheid van het project (timing – stavaza dossier); – Het aantal extra plaatsen dat een project creëert ( rekening houdend met de volledige leerlijn en eventueel deel verschuiving); – De kosten-batenverhouding van een project (aantal euro per extra leerling); – De mate waarin Brede School (visietekst VGC) wordt opgenomen in het project; – Het evenwicht tussen de netten.
____________ 1
Totaal aantal kleuters geboren in 2004 op teldag 01/02/2010.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
27
Vraag nr.45 van 25 augustus 2011 van mevrouw Bianca Debaets Onderwijs: Samenwerking met De Munt Kunst beleven is een gebeurtenis die emoties, reflecties en vragen opwekt.
Door sensibilisatie en opvoeding in de opera wil De Munt samen met leerlingen en studenten kansen bieden om op termijn hun leven, hun samenleving en hun cultuur beter te begrijpen. De Munt heeft zowel voor kleuter-, lager, secundair als hoger onderwijs een aanbod, gaande van rondleidingen tot allerhande workshops. Er zijn ook activiteiten voor mensen die de lerarenopleiding volgen. De vereniging School – Opera werd opgericht met als doel een dialoog tussen leerkrachten en De Munt te ontwikkelen en samen te bouwen aan een onderwijswereld waarin culturele projecten absoluut als verrijkend aanvaard worden. Enerzijds biedt de vereniging een kans aan leraren om regelmatig de verschillende Muntproducties, zowel repetities als voorstellingen, te volgen en anderzijds is het een weg om reacties; meestal positief, soms kritisch maar steeds interessant, op het educatieve werk van de Munt uit te wisselen. Hoeveel Brusselse scholen werken de laatste vijf jaar samen met De Munt? Over welke scholen gaat dit? Opgedeeld in kleuter, lager, secundair en hogere scholen. Welke activiteiten zijn hierbij het populairst? Op welke manier worden Brusselse scholen aangemoedigd om een educatieve samenwerking aan te gaan met De Munt? Heeft collegevoorzitter Jean-Luc Vanraes zicht op het aantal leden van de vereniging School-Opera van de laatste vijf jaar? Welke evolutie ziet hij in deze cijfers? Welke conclusie trekt hij daaruit? Wat zijn de populairste activiteiten binnen het kader School-Opera? Antwoord Aantal en namen van Brusselse scholen die deelnamen aan de publiekswerking van De Munt/La Monnaie in bijlage van dit antwoord. Op te merken valt dat de werking van De Munt/La Monnaie met de kleuters pas tijdens het schooljaar 2008-2009 werd gestart. Kleuters bleken tijdens de rondleidingen nog net iets te jong te zijn om aan de slag te gaan rond de opera. Daarom wordt er nu enkel ingegaan op vragen van leerkrachten die in het kader van een specifiek project of thema De Munt/La Monnaie wensen te bezoeken. Om die reden liggen de cijfers van de laatste twee schooljaren duidelijk lager dan tijdens het startjaar 2008-2009. In 2009-2010 en in 2010-2011 werd telkens een diepgaand project opgebouwd met 3 Brusselse basisscholen (Sint-Joris, Sint-Joost aan Zee en Go! ’t Plant Zoentje). Het project had drie opvoeringen als apotheose met 200 Brusselse kinderen op het hoofdpodium van De Munt/La Monnaie. Het initiatief kende internationale bijval en werd genomineerd voor een speciale internationale Award. Voor het hoger onderwijs zijn geen gegevens bekend. Het meest populair zijn de workshops van 1 dag die voor lagere scholen. Een Muntmedewerker gaat dan een hele dag aan de slag met de kinderen van 1 klas en biedt hen een operabad aan. Materialen om het geheel te illustreren worden in de Ateliers van De Munt/La
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
28
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
Monnaie gemaakt. Voor sommige workshops zijn er ook kostuums en andere rekwisieten beschikbaar. Meestal wordt vertrokken vanuit een verhaal van een bepaalde opera die ook op de programmering van De Munt/La Monnaie staat. De muziek van die opera loopt als een rode draad door de workshop. Af en toe gebeurt het ook dat een componist centraal staat. Het gaat dan meestal om een belangrijk herdenkingsjaar van een opera-componist (Mozart, Verdi, Puccini, ...). De Vlaamse Gemeenschapscommissie kent aan De Munt/La Monnaie een leerlinggebonden subsidie toe voor de deelname van de leerlingen van de Nederlandstalige Brusselse scholen van het basisonderwijs en het secundair onderwijs. De leerlinggebonden subsidie is een financiële tussenkomst van de VGC in de bijdrage die normaal door de leerlingen zelf betaald wordt. Leerlinggebonden subsidies verlagen de financiële drempel en kunnen daardoor de deelname van de Brusselse leerlingen bevorderen. Vanuit De Munt/La Monnaie krijgen alle Brusselse scholen, zowel basisscholen als secundaire scholen per post alle informatie toegestuurd. Bovendien wordt ook naar alle schoolmailadressen een digitaal nieuwsbrief gestuurd, alsook naar alle leerkrachten die hebben gevraagd om de informatie per mail te ontvangen. Het aantal leden van de Vereniging School Opera schommelt tussen 60 tot 80 leraren. Het lidmaatschap is zeer gegeerd bij leerkrachten met een passie voor cultuur in het algemeen en voor opera in het bijzonder. De leden krijgen via een digitale nieuwsbrief informatie over de activiteiten van De Munt/La Monnaie in het algemeen. Ze worden af en toe ook uitgenodigd om (zonder hun leerlingen) een repetitie of lezing bij te wonen, ze krijgen ook het MMMagazine toegestuurd. Het bijwonen van een repetitie is hier de populairste activiteit. aantal deelnemende scholen aantal deelnemende leerlingen aantal deelnemende leerkrachten
2008-09 2009-10 2010-11 19 3 6 457 68 122 41 5 12
Overzicht van deelnemende kleuterscholen tijdens de periode 2008-2011 Sint-Guido 1070 Anderlecht Vier Winden 1080 Sint-Jans Molenbeek Imelda 1080 Sint-Jans Molenbeek Sint-Jozefschool 1180 Ukkel VBS Voorzienigheid 1200 Sint-Lambrechts-Woluwe Lutgardisschool Go! ‘t Plant Zoentje 1020 Laken Sint-Vincentius 1180 Ukkel H. Hart van Maria 1140 Evere GBS Dertien 1070 Anderlecht School Windroos 1080 Sint-Jans-Molenbeek Kakelbontschool 1020 Laken Go! Floralia 1200 Sint-Lambrechts- Woluwe Tijl Uylenspiegel 1080 Sint-Jans-Molenbeek
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
29
Windekind 1080 Sint-Jans-Molenbeek Sint-Joost-aan-Zee 1210 Sint-Joost-Ten Node Go! Zavelberg 1082 Sint-Agatha-Berchem H. Hartschool 1090 Jette Sint-Jan Berchmans 1000 Brussel Maria-Boodschap 1000 Brussel Vrije Vlaamse BS 1180 Ukkel GO! Zavelberg 1082 Sint-Agatha-Berchem Lagere scholen 2006-07 2007-08 2008-09 2009-10 2010-11 aantal deelnemende scholen 30 38 26 29 29 aantal deelnemende leerlingen 2266 1973 2009 1886 975 aantal deelnemende leerkrachten 135 127 160 95 55 Overzicht van deelnemende lagere scholen tijdens de periode 2006-2011 ‘t Beekje 1040 Etterbeek ‘t Regenboogje 1040 Etterbeek Boodschapinstituut 1030 Schaarbeek BS De Bron 1060 St Gillis BS De Kleurdoos 1000 Brussel BS De Stadsmus 1160 Oudergem BS Imelda 1080 Sint-Jans-Molenbeek BS Prinses Juliana 1040 Etterbeek De Goudenregen 1083 Ganshoren De Groene School 1070 Anderlecht De Vijvers 1070 Anderlecht De Wemelweide 1170 Watermaal Bosvoorde Everheide 1140 Evere Floralia 1200 Sint-Lambrechts-Woluwe GBS Dertien 1070 Anderlecht GBS Mooi Bos 1150 Sint-Pieters-Woluwe GBS Regenboog 1080 Sint-Jans-Molenbeek GBS Sint-Agatha-Berchem 1082 Sint-Agatha-Berchem GBS Van Asbroeck 1090 Jette Go! ’t Plant Zoentje 1020 Laken Go! H. Conscience 1030 Schaarbeek Go! Toverfluit 1080 Sint-Jans-Molenbeek Go! Zavelberg 1082 Sint-Agatha-Berchem Go! Zavelput 1082 Sint-Agatha-Berchem H. Hart van Maria 1140 Evere
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
30
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
H. Hartcollege 1083 Ganshoren Harenheide 1130 Haren Kakelbontschool Laken Kameleon Haren 1130 Haren Kristus Koning Assumpta 1020 Laken Leo XIII school 1120 Sint-Lambrechts-Woluwe Lutgardisschool 1050 Elsene Lutgardisschool Sint-Juliaan 1160 Oudergem Maria Boodschap 1000 Brussel Mater Dei 1150 Sint-Pieters-Woluwe Paloke 1080 Sint-Jans-Molenbeek Parkschool 1190 Vorst Poelbos 1090 Jette Regina Pacis 1020 Laken Sint-Albertschool 1080 Sint-Jans-Molenbeek Sint-Albertusschool 1082 Sint-Agatha-Berchem Sint-Jan Berchmanscollege 1000 Brussel Sint-Joost aan Zee 1210 Sint-Joost-ten-Node Sint-Joris 1000 Brussel Sint-Jozefschool 1080 Sint-Jans-Molenbeek Sint-Jozefschool 1082 Sint-Agatha-Berchem Sint-Jozefschool 1180 Ukkel Sint-Jozefscollege 1150 Sint-Pieters-Woluwe Sint-Jozefsschool 1170 Watermaal Bosvoorde Sint-Jozefsschool 1200 Sint-Lambrechts-Woluwe Sint-Karelschool 1080 Sint-Jans-Molenbeek Sint-Lutgardis 1083 Ganshoren Sint-Mariaschool 1030 Schaarbeek Sint-Niklaasinstituut 1070 Anderlecht Sint-Paulusschool 1180 Ukkel Sint-Ursula 1020 Laken Ten Nude 1000 Brussel Tijl Uilenspiegel 1080 Sint-Jans-Molenbeek Urselinen Instituut 1081 Koekelberg Voorzienigheid 1070 Anderlecht Secundaire scholen aantal deelnemende scholen aantal deelnemende leerlingen aantal deelnemende leerkrachten
2006-07 16 528 59
2007-08 16 731 41
2008-09 10 526 37
2009-10 13 476 31
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
2010-11 14 639 33
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
31
Overzicht van deelnemende secundaire scholen tijdens de periode 2006-2011 Cardijnschool 1020 Laken Heilig Hartcollege 1083 Ganshoren Imelda Instituut 1000 Brussel Instituut Anneessens-Funck 1000 Brussel Jan-van-Ruusbroeckcollege 1020 Laken K.A. Anderlecht 1070 Anderlecht K.A. Emanuel Hiel 1030 Schaarbeek K.A. Etterbeek 1040 Etterbeek K.A. Karel Buls 1020 Laken K.A. Koekelberg 1081 Koekelberg K.A. Molenbeek 1080 Sint-Jans-Molenbeek K.A. Sint-Pieters-Woluwe 1150 Sint-Pieters-Woluwe K.A. Ukkel 1180 Ukkel K.T.A. Jette 1090 Jette K.T.A. Zavelenberg 1082 Sint-Agatha-Berchem Kunsthumaniora 1020 Laken Lutgardiscollege 1160 Oudergem M. Somers Lyceum 1020 Laken Maria Assumptalyceum 1020 Laken Maria Boodschaplyceum 1000 Brussel Mater Dei 1150 Sint-Pieters Woluwe Regina Assumpta 1070 Anderlecht Regina Pacis 1020 Laken Sint-Guido 1070 Anderlecht Sint-Jozefscollege 1150 Sint-Pieters-Woluwe Sint-Lucas Kunsthumaniora 1030 Schaarbeek Sint-Niklaasinstituut 1070 Anderlecht Sint-Pieterscollege 1090 Jette Technisch Instituut Don Bosco 1150 Sint-Pieters-Woluwe Vraag nr.46 van 25 augustus 2011 van mevrouw Bianca Debaets Stedelijk beleid: Reflectiegroep Stedelijk Beleid Binnen de VGC werd er naar aanleiding van het congres ‘Stadspiratie’ in 2010 een reflectiegroep Stedelijk Beleid opgericht. “Ook na het congres bleef deze denktank, bestaande uit een groep stedelingen en stadsfanaten, zich ten volle inzetten om het debat over Brussel te voeden en het stedelijk werken extra impulsen te geven en te versterken” zo lezen we op de website. Ook werden er vervolgtrajecten op het congres voorzien. “Stadspiratie Local’ staat voor vervolgtrajecten op lokaal niveau, die uitgewerkt worden in de schoot van én met de reflectiegroep Stedelijk Beleid.”
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
32
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
Hoe ziet de (huidige) samenstelling van de reflectiegroep eruit? Welke doelstellingen werden er voor deze reflectiegroep geformuleerd. Hoe regelmatig komt deze reflectiegroep bijeen? Hoeveel keer is deze groep reeds bijeen gekomen? Welke punten zijn daarbij aan bod gekomen? Welke besluiten of adviezen heeft deze werkgroep geformuleerd? Hoe worden deze aanbevelingen meegenomen of ontwikkeld in het beleid? Wat is de uitkomst van de vervolgtrajecten zoals bv Stadspiratie Local? Welke concrete projecten werden er uitgewerkt? Met welke actoren werd hiervoor samengewerkt? Welke projecten staan er nog op til? Heeft collegevoorzitter Jean-Luc Vanraes hierover overleg met zijn Vlaamse collega bevoegd voor Brussel? Antwoord De samenstelling van de reflectiegroep Stedelijk Beleid werd aangepast naar aanleiding van het Stadscongres “Stadspiratie”. Momenteel telt de reflectiegroep 26 leden1 waaronder deskundigen, de voorzitters van de reguliere adviesraden van de VGC of hun afgevaardigden en vertegenwoordigers van de administratie van de VGC, met name de leden van de Cel Stedelijk Beleid en de algemene directeurs. Met de reflectiegroep wil de VGC het debat over de stad aangaan en het inspraak- en participatiebeleid in de VGC verdiepen. Het vertrekpunt is de stedelijke omgeving waarin de VGC werkt: hoe beter we deze kennen én begrijpen, hoe beter we ons beleid en de dienstverlening kunnen afstemmen op de steeds wisselende noden van een grootstad zoals Brussel. In het voorjaar van 2011 werkte de reflectiegroep Stedelijk Beleid aan een inhoudelijke tekst waarbij de globale doelstellingen en methode werden uitgewerkt. Deze aanpak werd gepresenteerd op een officiële startvergadering op 1 maart 2011 in het jeugdtheater Bronks, waarop de reflectiegroepleden en de leden van de adviesraden uitgenodigd waren. De tekst is terug te vinden op de website www.stadspiratie.be en beschrijft de globale filosofie van de reflectiegroep Stedelijk Beleid. Het uitgangspunt van deze filosofie is de samenwerking met en tussen de ‘netwerken’ die in Brussel actief zijn te bevorderen. Met andere woorden, de reflectiegroep wil coalities in de stad zoeken, leren kennen en aangeven hoe een overheid als de VGC daar dan mee kan omgaan. Belangrijk is dat de reflectiegroep, in deze zoektocht naar maatschappelijke netwerken, dwarsverbindingen maakt tussen de 3 beleidsdomeinen van de VGC, maar ook aansluiting zoekt bij anderstalige gemeenschappen en andere Brusselse overheden. – Deskundigen: Linda Boudry, Steven Degraeve, Ann Descheemaeker, Els Deslé, Leen Laconte, Anne Leemans, Jan Pille, Marcel Rijdams, Sofie Vermeulen en Mark Trullemans. Mark Trullemans is voorzit ter van de reflectiegroep; – Voorzitters van adviesraden: Naima Charkaoui, Ludo Beheydt, Lieve De Kempeneer, Louis Ferrant, Anne Lambrechts, Martine Lemmens, Lieven Monserez, Lieven Pevenage en Hugo Vanden Driessche; – VGC-administratie: Dirk Broekaert, Steven Vervoort, Mathieu Voets & de cel Stedelijk Beleid. 1
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
33
De reflectiegroep zal in 2011 in totaal zo’n 6 keer samengekomen zijn. Volgende thema’s stonden de voorbije vergaderingen centraal op de agenda: – werking en rol van de reflectiegroep bepalen; – samenwerking met de adviesraden vorm geven; – krachtlijnen en uitdagingen binnen de drie VGC-beleidsdomeinen duiden om de leden een beeld te geven van het huidige VGC-beleid De komende maanden staan in het teken van het vorm geven en uitvoeren van de vervolgtrajecten op Stadspiratie. Deze vervolgtrajecten bouwen verder op de conclusies van het Stadscongres “Stadspiratie”. Uit een publieksbevraging georganiseerd bij een 200-tal deelnemers van het Stadcongres, blijkt dat er vraag is om te werken aan de diversiteit van de netwerken, meer Europese en Internationale netwerken aan te spreken en andere Brusselse overheden hierbij te betrekken. Ter gelegenheid van de Visitatiecommissie in mei 2011, is er uitgebreid overleg geweest tussen de collegeleden van de VGC en de leden van de visitatiecommissie met betrekking tot de uitdagingen van het stedelijk beleid in een grootstad als Brussel, met in het bijzonder aandacht voor de thema’s (kans)Armoede en bevolkingsgroei. Het verslag van de visitatiecommissie zal als basis dienen voor de ontwikkeling van de nieuwe beleidsovereenkomst Stedenfonds III. Uiteraard, zal de reflectiegroep Stedelijk Beleid een belangrijke rol spelen in heel het voorbereidend overleg-, informatie- en denkproces dat moet leiden tot de nieuwe beleidsovereenkomst Stedenfonds III. Vraag nr.47 van 8 september 2011 van mevrouw Bianca Debaets Onderwijs: Bedrijfsstages voor leerkrachten Uit cijfers die collegevoorzitter Jean-Luc Vanraes vorig jaar meedeelde, blijkt dat het steeds moeilijke is om leraars voor bedrijfsstages warm te maken. Hoeveel leerkrachten uit het Brussels Nederlandstalig onderwijs namen tijdens het schooljaar 2010-2011 deel aan een bedrijfsstage? Is het mogelijk te vermelden in welke onderwijsvorm (ASO,TSO, BSO) de leerkrachten secundair onderwijs werkzaam zijn? Welke conclusies trekt het bevoegde collegelid uit deze cijfers? Welke beleidsmaatregelen heeft hij op basis van deze cijfers genomen? Hoeveel leerkrachten uit het Brussels Nederlandstalig onderwijs doen een bedrijfsstage tijdens vakantieperiodes? Kan het bevoegde collegelid meedelen voor welke soort stages er een aanvraag is ingediend? Heeft het Ministerie van Onderwijs en Vorming zicht op de inhoud van de bedrijfsstages, daar waar dit vorig jaar (nog) niet het geval was? Hoeveel leerkrachten uit het Nederlandstalig onderwijs te Brussel namen sinds 1 februari 2011 in het kader van Proleron Bis deel aan: a) Een “snuffelstage” in een bedrijf b) Een “doestage” c) Een workshop of navormingsmoment georganiseerd door het Agentschap Ondernemen?
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
34
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
Antwoord Het beleid van het onderwijspersoneel en zodoende vragen over bedrijfsstages van leerkrachten, behoren tot de bevoegdheden van de Vlaamse minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel. Vraag nr.48 van 13 september 2011 van mevrouw Greet Van Linter Onderwijs: Ontbreken van een vertegenwoordiger van het Brusselse niveau tijdens het bezoek van Vlaams minister van Onderwijs Pascal Smet aan de Amsterdamse school El Kadisia In het kader van de aangekondigde proefprojecten vanaf het schooljaar 2012-2013 in 9 basisscholen met veel kansarmen in Antwerpen, Brussel en Gent om leerlingen beter te begeleiden, bracht Vlaams minister van Onderwijs Pascal Smet op 12 september 2011 een bezoek aan de Amsterdamse school El Kadisia. De minister was vergezeld van de Antwerpse schepen van Onderwijs, de heer Voorhamme, en zijn Gentse collega, de heer Coddens. Een vertegenwoordiger van het Brusselse niveau ontbrak blijkbaar in de delegatie, ondanks het feit dat de voornoemde proefprojecten naast Antwerpen en Gent - ook in Brussel zullen plaatsvinden. Was er een vertegenwoordiger van het Brusselse niveau aanwezig tijdens het bezoek van Vlaams minister Smet aan de Amsterdamse school El Kadisia? Zo ja, wie dan en wat was het resultaat van zijn/haar aanwezigheid? Zo neen, waarom niet? Was er niemand uitgenodigd? Of werd de uitnodiging geweigerd? Heeft collegevoorzitter Jean-Luc Vanraes een uitnodiging voor dit bezoek ontvangen? Antwoord Er was een vertegenwoordiger van het Brusselse niveau aanwezig tijdens het bezoek van Vlaams minister Smet aan de Amsterdamse school El Kadisia. De Collegevoorzitter, tevens bevoegd voor Onderwijs, werd vertegenwoordigd door zijn adjunct-kabinetschef van de VGC, mevrouw Christel Verhasselt. Het bezoek aan de Amsterdamse school El Kadisia kaderde in een studiedag over een vernieuwde en verbeterde aanpak van het lesgeven en dat in functie van het verhogen van de kwaliteit in concentratiescholen. De Vlaamse minister van Onderwijs wenst vanaf 1 september 2012 een proefproject op te starten waarbij in een aantal concentratiescholen in Antwerpen, Brussel en Gent wordt gezocht naar een verbeterde aanpak die de kwaliteit van het onderwijs in deze scholen kan verhogen. Om dit proefproject grondig voor te bereiden wordt een werkgroep opgestart. Deze zal niet alleen de voorbereiding voor zijn rekening nemen, maar vanaf september 2012 ook de opvolging van deze projecten.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
35
Vraag nr.49 van 12 september 2011 van mevrouw Greet Van Linter Onderwijs: Brusselpremies Welke verschillende soorten “Brusselpremies” bestonden er de afgelopen jaren (onderwijs, politie, ziekenhuizen (artsen, verpleegkundigen), rusthuizen, thuiszorg, …)? Wat was hun doel? Graag voor de afgelopen 5 jaar een jaarlijks overzicht per premie: a) bedrag; b) aantal toekenningen; c) kostprijs; d) toekennende instantie; e) resultaat. Is het College van mening dat zo’n premie nuttig is? Is het College voorstander van de (her)invoering van een “Brusselpremie” in bepaalde sectoren? Antwoord De VGC kent slechts één Brusselpremie, met name de stads- en verhuispremie, die jaarlijks wordt toegekend aan personeelsleden van de administratie die naar Brussel verhuizen(verhuispremie) en er wonen(stadspremie). Dit gebeurt in uitvoering van collegebesluit nr. 96/236bis van 24 oktober 1996 tot toekenning van een stadspremie en/of verhuispremie aan sommige personeelsleden van de Vlaamse Gemeenschapscommissie. In 2011 bedroegen deze premies bruto en niet-geïndexeerd, 1.240 euro voor de stadspremie en 2.480 euro voor de verhuispremie. Bijgaande overzicht geeft de evolutie weer van deze premie in de voorbije jaren: Evolutie aantal toegekende stads- en verhuispremies
2010 2009 2008 2007 2006 2005 2004 2003 2002 2001 2000 1999 1998
verhuispremie
stadspremie
5 2 1 4 1 4 4 6 7 5 4 8 8
323 322 273 279 263 273 289 279 285 263 265 257 240
Dit is de Brusselpremie die nu nog actief is. VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
36
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
Tot 1 september 2009 was er de zgn. ‘niet-verworven salarisschaal voor de houders van het getuigschrift grondige kennis verplichte tweede taal Frans’ bij leerkrachten in het lager onderwijs . Omdat deze ‘niet verworven salarisschaal’ grosso modo vooral in het Brussels Nederlandstalig onderwijs van toepassing was (ze was ook geldig in rand- en taalgrensgemeenten), ging ze ook als ‘Brusselpremie’ door het leven. Deze ‘Brusselpremie’ is afgeschaft als gevolg van onderwijsdecreet XIX. De criteria waarmee onderscheid kon gemaakt worden tussen rechthebbenden en niet-rechthebbenden (nodig getuigschrift ‘grondige kennis Frans’ voor ‘verplichte taallessen Frans’) is toen immers weggevallen door een reorganisatie van het tweedetaalonderwijs in het Nederlandstalig onderwijs. De personeelsleden in het basisonderwijs die op het moment van de inwerkingtreding van OD XIX een premie kregen voor tweetaligheid, behouden die premie. Vanaf 1 september 2009 worden geen nieuwe premies meer toegekend. De toekennende instantie is de Vlaamse Gemeenschap. Brutobedrag (per jaar) aan 100% is 428,29 euro (weddenschaal 045). In opvolging van de Rondetafelconferentie Brussels Nederlandstalig onderwijs uit 2007, was er het plan om een algemene Brusselpremie in te voeren aan wie in het Brussels Nederlandstalig onderwijs werkt (basisonderwijs, secundair onderwijs). De premie, bedoeld op 1.000 euro bruto op jaarbasis, was bedoeld om het grote verloop van leerkrachten in Brussel tegen te gaan. Vlaams Minister Pascal Smet besliste evenwel deze Brusselpremie niet in te voeren. De VGC heeft verder geen toegang tot de gevraagde detailinformatie van andere overheden, instellingen en organisaties, aangezien wij hier geen bevoegdheid hebben. Als we het hebben over onderwijs en vorming, geldt voor leerkrachten, directies, opleidingsverstrekkers e.a., dat het behoren tot een geëngageerd team met aandacht voor ondersteuning en kwaliteit, en de appreciatie van kinderen, ouders, de buurt en het beleid, er veel - zo niet alles – toe bijdraagt dat zij graag in Brussel werken. Het impact van een Brusselpremie is moeilijk te achterhalen: de beslissing van burgers om in Brussel te komen wonen en werken, hangt af van een groot aantal factoren, zowel feitelijke als gevoelsmatige. Het blijkt bijvoorbeeld dat de premie al zeer hoog moet zijn om een bepalende factor te zijn in dat beslissingsproces. Een Brusselpremie is wenselijk, maar maakt zeker niet het hele verhaal. Vraag nr.50 van 19 september 2011 van mevrouw Bianca Debaets Onderwijs: Verminderde belangstelling van jongeren voor een leercontract De voorbije tien jaar nam het aantal jongeren dat via Syntra de zgn. ‘leertijd’ volgt, sterk af: van 7.000 in 2000 tot 3.500 in 2010. Via het concept ‘leertijd’ kunnen leerplichtige jongeren werken en leren combineren. 85 procent van de jongeren die het leercontract voltooien, vindt een duurzame baan. Tot de meest gevolgde opleidingen behoren kapper, kleinhandelaar, restauranthouder, garagehouder, metselaar, slager, elektrotechnisch installateur en brood- en banketbakker. In de “beleidsnota 2009-2014 - Onderwijs en Vorming” drukt u de ambitie uit om aanvullende ondersteuning te bieden aan “opleidingsprojecten of werkervaringsprojecten die
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
37
gekoppeld zijn aan een opleiding of leertraject. Prioriteit wordt gegeven aan projecten die leiden tot tewerkstelling in knelpuntberoepen.” Welke initiatieven heeft collegevoorzitter Jean-Luc Vanraes tijdens deze legislatuur al genomen voor de verdere uitbouw van het vorming- en opleidingsaanbod dat in aanmerking komt voor leercontracten? Welke financiële middelen voorziet hij voor deze ondersteuningsinitiatieven? Welke samenwerking heeft hij in het kader van de leertijd ontwikkeld met Syntra en andere netwerken? Hoe heeft hij de samenwerking en interactie tussen alle relevante actoren hiertoe gestimuleerd? Welke initiatieven heeft de collegevoorzitter in deze legislatuur reeds genomen om de leertijd bekend te maken onder (i) leerplichtige jongeren; (ii) sociale partners, onderwijskoepels, CLB’s en (iii) ouders en leraren? Hoeveel Brusselse jongeren deden de afgelopen 5 jaar aan werkplekleren? Graag dit cijfer opgesplitst per jaar en per opleiding. Antwoord Kwalificerende opleiding en vorming van Brusselse jongeren is een absolute prioriteit. Daarom ook dat jongeren en (al dan niet-gekwalificeerde) schoolverlaters een bijzondere aandacht krijgen als ‘risicogroep’ binnen het beleidsdomein Onderwijs en Vorming. Jongeren die afhaken in een voltijds leersysteem, en verkiezen om al vroeger aan de slag te gaan, kunnen terecht in het stelsel Leren en Werken. Voor elke jongere wordt gestreefd naar een voltijds engagement. Wie het leren nog niet onmiddellijk kan combineren met werk, moet terecht kunnen in een alternatief traject zoals brugprojecten, voortrajecten, of een persoonlijk ontwikkelingstraject. Jongeren die desondanks de verschillende leersystemen geen kwalificaties behalen, niet onmiddellijk aan het werk geraken, of zich willen bijscholen, moeten de kans hebben om na 18 jaar nieuwe beroepsgerichte trajecten te kunnen starten, in het volwassenenonderwijs, of via een beroepsopleidings- of werkervaringsproject. Het beleidsdomein Onderwijs en Vorming investeert een aanzienlijk bedrag in opleidingsprojecten of werkervaringsprojecten die gekoppeld zijn aan een opleiding of leertraject, met prioriteit voor knelpuntberoepen. En met resultaat: in 2010, draagt de cofinanciering van de VGC (jaarlijks 550.000 EUR) voor de werkervaringsprojecten in de sectoren bouw, zorg en horeca, bij tot het verzekeren van een kwaliteitsvol werkervaringstraject voor een 250-tal langdurig werklozen, waarvan een grote meerderheid kon doorstromen naar regulier werk (66%), of naar een vervolgopleiding (8%). Maar ook andere werkvormen van leren en werken (en meer specifiek het deeltijds onderwijs en de leertijd) krijgen bijzondere aandacht binnen het beleidsdomein Onderwijs en Vorming. Zo neemt de VGC, samen met de centra voor leren en werken, de VDAB, Actiris,… actief deel aan het Regionaal Overlegplatform (ROP) Leren en Werken dat in 2008 opgericht werd. Er wordt o.a. gewerkt aan het verzekeren van een voltijds engagement van de jongeren, en aan een betere afstemming van het opleidingsaanbod in functie van knelpuntberoepen, en van het profiel van Brusselse jongeren. Tracé Brussel werd aangesteld
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
38
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
als voorzitter van dit overleg. Om dit overleg voldoende te kunnen onderbouwen, voorbereiden en opvolgen, stelt de VGC sinds 1 juli 2011 een deeltijdse projectmedewerker bij Tracé Brussel hiervoor vrij. In afspraak met Tracé Brussel worden in 2011-2012 specifiek de thema’s taalcoaching en een betere bekendmaking van de leertijd op de agenda geplaatst. Na intensieve onderhandelingen tussen de betrokken overheden (de Vlaamse Gemeenschap, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de VGC en de partners) werden in 2011 ook nieuwe afspraken gemaakt over de financiering van de centra leren en werken (de centra voor deeltijds onderwijs, Syntra Brussel en de aanbieders van brugprojecten, voortrajecten en persoonlijke ontwikkelingstrajecten). Vanaf 2012 zal de bijdrage vanuit elke overheid aangepast worden in functie van een meer transparante en coherente financiering van alle centra leren en werken. Zo zal de VGC niet meer financieel tussenkomen voor de reguliere werking van de centra. Wel kan de VGC nog op projectmatige basis ondersteuning bieden. Gelet op het aanzienlijk aandeel van taalzwakkere jongeren binnen de centra leren en werken, heeft de VGC ervoor geopteerd te investeren in een aangepast taalbeleid binnen die centra en de ondersteuning van hun leerkrachten/begeleiders hieromtrent. Concreet zijn, sinds dit schooljaar, 2 taalcoaches actief, die zelf kunnen rekenen op een intensieve ondersteuning door het Huis van het Nederlands Brussel. De promotie van de leertijd gebeurt nog steeds aan de hand van de folder ‘Klaar voor aanstormend talent’. Deze folder, die in 2008 gemaakt werd met de steun van de VGC, richt zich tot werkgevers/zelfstandigen om hen warm te maken voor het aanwerven van jongeren uit het deeltijds onderwijs. Het betreft een gemeenschappelijke folder met het aanbod van alle Brusselse centra Leren en Werken. Ook de leertijd is hierin opgenomen. Momenteel bekijkt Tracé Brussel met Syntra Brussel ook andere mogelijke promotiekanalen voor de leertijd. In het kader van het FIM, heeft Syntra Brussel een project ingediend om vanaf 2012 een doelgroepspecifieke communicatie uit te werken. De bedoeling is om meer Brusselse cursisten te bereiken en in het bijzonder Brusselaars van vreemde afkomst en nationaliteit. Deze communicatie heeft betrekking op het volledige aanbod van SyntraBrussel maar zal de bekendmaking van de leertijd bij die doelgroep ook ten goede komen. De VGC heeft dit project alvast positief geadviseerd. Wat het overzicht van de inschrijvingen van jongeren in werkplekleren betreft, verloopt het aantal inschrijvingen van leercontract jongeren bij Syntra Brussel over de 5 afgelopen schooljaren stabiel, maar wel zeer laag is: Schooljaar
2011 – 20121 2010 – 2011 2009 – 2010 2008 – 2009 2007 – 2008
Totaal Aantal leerjongeren nieuwe inschrijvingen 22 9 22 15 26 13 26 15 23 Nb
Kapper Kleinhandelaar Administratief medewerker
10 16 17 18 15
10 6 9 8 8
1 -
______ 1
Voor het schooljaar 2011 – 2012 zijn de cijfers onvolledig omdat de ervaring leert dat er nog leerlingen instromen tot januari
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
39
In andere Syntra centra in Vlaanderen, ligt het aantal inschrijvingen beduidend hoger. Ter vergelijking: in Syntra Antwerpen – Vlaams Brabant, waren er in het schooljaar 20102011, 1302 leerjongeren ingeschreven, waarvan 533 leerjongeren alleen al in de campus in Antwerpen stad. Het aantal opleidingen binnen de leertijd in Syntra Brussel is ook uitermate beperkt: slechts drie opleidingen (kapper, administratief bediende, kleinhandelaar ) uit een keuze van meer dan 200 beroepen. Volgens Syntra Brussel wordt dit beperkt aantal inschrijvingen verklaard door het gebrek aan leertijdverantwoordelijke. De andere Syntra hebben allemaal minstens 1 leertijdverantwoordelijke per campus. Deze persoon verzorgt de communicatie en promotie, het netwerken en de contacten met ‘intermediairs’ en werkgevers, staat in voor de inhoudelijke uitwerking en planning van het aanbod, voor de opvolging van de lessen en voor de training en coaching van leerkrachten. Deze persoon is ook aanwezig en aanspreekbaar op de campus op de lesdag. De basisfinanciering van Leertijd vanuit de Vlaamse Gemeenschap is in essentie gebaseerd op de docentkost plus een bonus voor leerlingen die aan examens deelnemen. Centra met veel leerjongeren (meer dan 200 leerjongeren) kunnen met deze bonus hun leertijdverantwoordelijke financieren. Syntra Brussel is hier te klein voor. De verantwoordelijkheid Leertijd is bij Syntra Brussel bijgevolg maar een kleine bijtaak in een veel groter takenpakket van 1 persoon. Op die manier is er geen tijd om deze leermodaliteit te ontwikkelen. In het kader van de Brusselse projectoproep New Deal (BHG) diende Syntra Brussel een project in dat in essentie neerkomt op de financiering van 1 VTE – leertijdverantwoordelijke. Deze leertijdverantwoordelijke zal in eerste instantie contacten leggen en uitbouwen met de Brusselse CLB’s, de Centra voor Deeltijds Onderwijs, Onderwijs – Okan klassen, Tracé, BON vzw, het Brussels jeugdwerk, Actiris, VDAB / RDB, BNCTO,… Deze leertijdverantwoordelijke zal ook werk maken van een uitbreiding en diversifiëring van het aanbod. De bedoeling is om jaarlijks een nieuw aanbod van 5 opleidingen en een instroom van 5 leerjongeren per nieuwe opleiding te creëren. Mits een goede retentie en doorstroming naar volgende jaren betekent dit in 2014 in totaal 150 nieuwe leerjongeren. Vanaf volgend schooljaar zou het aanbod al uitgebreid worden naar volgende richtingen: zorgsector, naai en modeopleidingen, verhuizer, dakwerker, horeca.. Initieel was het niet de bedoeling om de leertijd mee te integreren in een projectoproep bestemd in eerste instantie voor beroepsopleidingen. Maar, dankzij mijn tussenkomst heeft de Ministerraad van 29 oktober 2011 ermee ingestemd het project van Syntra à rato van ½ VTE leertijdverantwoordelijke te financieren. De VGC is bereid om aanvullend te financieren om tot 1VTE te komen. Vraag nr.51 van 29 september 2011 van mevrouw Bianca Debaets Onderwijs: De toepassing van artikel 14 van de Conventie 155 Op 22 juni 1981 werd in Genève het Verdrag nr. 155 betreffende arbeidsveiligheid, gezondheid en het arbeidsmilieu, aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie. Dit verdrag heeft betrekking op de algemene problematiek van de veiligheid en de gezondheid op het werk. Het beoogt dan ook geen specifiek risico, zoals een risico op een ongeval of een bijzonder fysisch of chemisch risico. Het beoogt ook geen precieze technische voor-
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
40
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
schriften of reglementen inzake de veiligheid en de gezondheid, maar wel een algemene aanpak van die materie voor de gehele arbeidswereld. Het Verdrag werd door het Vlaams Parlement geratificeerd op 4 juli 2008. De Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (ordonnantie van 19 april 2007) en de federale overheid (wet van 3 juni 2007) hadden eerder al hun goedkeuring gehecht. Het Verdrag zegt in artikel 14: “Er dienen maatregelen te worden genomen ten einde, op een in de nationale omstandigheden en praktijk passende wijze, te bevorderen dat zaken de beroepsveiligheid, de gezondheid en het arbeidsmilieu betreffende, worden opgenomen in onderwijs- en opleidingsprogramma’s op alle niveaus, met inbegrip van hoger technisch en medisch onderwijs en hoger beroepsonderwijs, op een wijze die voorziet in de opleidingsbehoefte van alle werknemers.” Welke maatregelen heeft de VGC reeds genomen om deze bepaling uit te voeren in de scholen en de opleidingen die behoren tot het Nederlandstalig onderwijs te Brussel? Welke maatregelen heeft de VGC in het verleden genomen om deze bepaling uit te voeren in de scholen waarvan zij inrichtende macht is? Antwoord De Vlaams Gemeenschapscommissie is zoals u weet niet bevoegd voor het bepalen van de inhoud van opleidingen in het Brussels Nederlandstalig Onderwijs. Het is het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming dat de eindtermen en ontwikkelingsdoelen opstelt. Deze worden vervolgens door de koepels van inrichtende machten in leerplannen (of opleidingsprofielen) verwerkt, waarna de onderwijsinspectie deze dient goed te keuren. Die leerplannen leren ons – na een korte lezing – dat er voldoende aandacht uitgaat naar veilig, hygiënisch, milieubewust en ergonomisch werken. Ook de voor de opleiding relevante reglementering en persoonlijke beschermingsmiddelen komen aan bod. Het is de onderwijsinspectie van de Vlaamse Gemeenschap die nagaat of de leerplannen voldoende worden gevolgd en of dus ook of de aspecten rond veiligheid aan bod komen. Vraag nr.52 van 3 oktober 2011 van mevrouw Bianca Debaets Onderwijs: Uitstroom van leerkrachten in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel Het “Brussel Rapport Personeel 2011 – Basisonderwijs en Secundair Onderwijs” signaleert hoge uitstroompercentages van leerkrachten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, zowel in het basis- als in het secundair onderwijs. Het percentage leerkrachten dat in Brussel na 5 jaar het Gewoon BaO verlaten heeft, bedroeg in 2009 54% tegenover 21% in Vlaanderen. In het Gewoon SO bedroeg dit percentage respectievelijk 62% tegenover 38%. Kan collegevoorzitter Jean-Luc Vanraes deze uitstroompercentages actualiseren voor het schooljaar 2010-2011? Kan hij deze uitstroomcijfers voor het schooljaar 2010-2011 in absolute cijfers en in percentages weergeven voor zowel het BaO als voor het SO? Kan hij de cijfers voor het SO opsplitsen voor BSO, TSO, ASO en KSO? Is er een significant verschil tussen mannelijke en vrouwelijke leerkrachten die het Brussels onderwijs verlaten?
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
41
Antwoord De Vlaams Gemeenschapscommissie is niet bevoegd voor het onderwijspersoneel, het valt onder de bevoegdheid van de Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel. De Vlaamse overheid is het eerste aanspreekpunt voor gegevens over het onderwijspersoneel. Bij navraag bij de bevoegde diensten bij de Vlaamse overheid blijkt dat er geen actualisering van het geciteerde rapport beschikbaar is. Dit is ook niet meer voorzien in het huidige kalenderjaar. De VGC beschikt zelf ook niet over deze gegevens. Vraag nr.53 van 5 oktober 2011 van mevrouw Bianca Debaets Onderwijs: Geweld op school Een inrichtende macht moet voor haar personeelsleden voor voldoende juridische bescherming zorgen. Dat wil zeggen dat ze voor al haar personeelsleden een verzekering burgerlijke aansprakelijkheid en rechtsbijstand moet afsluiten. De inrichtende macht moet ook juridische bijstand voorzien als een personeelslid naar aanleiding van een voorval dat rechtstreeks verband houdt met haar of zijn job een schadevergoeding eist van een leerling, ouder,… Afgezien van deze basisverzekering sluiten meer en meer leerkrachten een bijkomende verzekeringspolis af tegen geweld op school. Een onderzoek van Klasse van enkele jaren geleden signaleerde trouwens dat een derde van de Vlaamse leerkrachten de laatste vijf jaar meer geweld op school ervaart. Hoeveel schadedossiers werden de laatste vijf jaar geopend wegens geweld waarbij een leerkracht betrokken partij was, dit in de scholen waarvoor de VGC inrichtende macht is? Hoeveel van deze schadedossiers werden voor een rechtbank ingeleid? In hoeveel gevallen vroeg een leerkracht om juridische bijstand? Antwoord De Vlaams Gemeenschapscommissie is niet bevoegd voor de juridische bescherming van het onderwijspersoneel, het valt onder de bevoegdheid van de Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel. De Vlaamse overheid is het eerste aanspreekpunt voor gegevens over het onderwijspersoneel. Bij navraag bij de bevoegde diensten bij het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming blijkt dat er in de afgelopen 5 jaar, 4 schadedossiers zijn geopend bij onze eigen onderwijsinstellingen waarbij de leerkracht betrokken partij was en waarbij de oorzaak van de schade geweld of agressie was. Geen enkele van deze dossiers werden voor een rechtbank ingeleid, er werd ook geen juridische bijstand gevraagd.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
42
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
Vraag nr.54 van 6 oktober 2011 van mevrouw Greet Van Linter Onderwijs: Tanende taalniveau van beginnen leerlingen aan het Nederlandstalige middelbaar onderwijs in Brussel Uit de taaltesten van Broso blijkt dat het gemiddelde taalniveau van de leerlingen die beginnen aan het Nederlandstalige middelbaar onderwijs in Brussel ondermaats is. Gemiddeld hebben de Brusselse kinderen zowel voor woordenschat als voor begrijpend lezen ruim zeven schoolmaanden achterstand. Een leerling zou bij het begin van zijn/haar carrière aan het middelbaar onderwijs een niveau van 60 moeten behalen. Dat stemt overeen met het gemiddelde groeiniveau na het lager onderwijs (zesmaal tien schoolmaanden). In tegenstelling tot Vlaanderen wordt dit gemiddelde in Brussel al een tijdje niet meer gehaald. Afgelopen schooljaar lag het gemiddelde van de Brusselse scholen voor woordenschat op 52,72 en voor begrijpend lezen op 52,60, wat een achterstand van ruim zeven maanden betekent. De resultaten per school zijn heel divers en variëren, bijvoorbeeld voor woordenschat van 39 (ruim twee schooljaren achter) tot 64 (vier maanden voor). Het Brussels onderwijs krijgt zowel de sterkste als de zwakste leerlingen over de vloer. Individueel is het verschil tussen de hoogste score (101, een voorsprong van vier jaar dus) en de laagste (32) zelfs zeven studiejaren. Graag had mevrouw Greet Van Linter een overzicht van de Broso-taaltesten voor elke Nederlandstalige middelbare school in Brussel apart. Wat zijn de voornaamste redenen van deze taalachterstand in het algemeen? Wat zijn de voornaamste redenen van de verschillen in taalachterstand tussen de Brusselse scholen onderling in het bijzonder? Waarom hinkt Brussel achterop ten opzichte van Vlaanderen? Antwoord De taaltoets die BROSO vzw in de scholen afneemt, is de Diataal-toets. Daarin worden twee aspecten gemeten: ‘woordenschat’ (niet de algemene woordenschat, maar typische schooltaalwoorden en instructietaal als ‘markeer’, ‘communicatie’, ‘vergelijk’: woorden die in een schoolse context door leerkrachten, in handboeken en bij toetsen gebruikt worden) en ‘begrijpend lezen’ (wat een basisvoorwaarde is om op termijn tot zelfstandig leren te komen). Een gemiddelde leerling moet in theorie een equivalent van ‘dle=60’ halen bij het begin van het eerste jaar secundair onderwijs. (dle = didactisch leeftijdsequivalent, waarbij één schooljaar (10 schoolmaanden) gelijkstaat met 10). De Diataal-toets wordt in Brussel, dankzij de inzet van BROSO, vrij algemeen gebruikt sinds 2005. In Vlaanderen zijn er een honderdtal secundaire scholen die dit instrument inzetten. De bijgevoegde tabel bevat de resultaten van de Diataal-toetsen voor ‘woordenschat’ en ‘begrijpend lezen’. In de linkerkolom staat het resultaat van de beginsituatie van de eerstejaarsleerlingen in september 2009. In de middenkolom staat het bereikte resultaat op het einde van het tweede jaar (juni 2011 – wat een dle van gemiddeld 80 zou moeten opleveren). Telkens wordt, in de rechterkolom, ook de effectief behaalde leerwinst, uitgedrukt in dle, vermeld. Enkel scholen waarvoor al de testresultaten beschikbaar waren, zijn opgenomen. Voor de berekening van de leerwinst tellen alleen die leerlingen mee, die de vier
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
43
toetsen hebben afgelegd. In de gegevens waar de VGC-administratie over beschikt, staan de scholen geanonimiseerd en gerepresenteerd door een Romeins cijfer. Vooral de kolom ‘leerwinst’ is van belang. Het is niet de beginsituatie op zich die belangrijk is, maar wel hoe de school daarmee omgaat en maximale leerkansen voor leerlingen biedt. school
Woordenschat
I II III IV V VI VIII IX X XI XIII XV XVI XVII XVIII XIX XX XXI XIV XXV XXVI XXVII XVIII XXIX Gemiddeld voor Brussel
September 2009-2010 39 57 44 45 55 54 51 42 48 60 56 46 55 40 40 55 50 42 48 61 45 41 49 40
Juni 2010-2011 65 82 75 71 82 78 78 69 71 87 84 72 80 63 65 77 77 68 73 86 71 60 63 70
53
76
Begrijpend lezen Winst* 26 24 31 26 27 24 27 27 23 27 28 26 25 23 25 22 27 26 25 25 26 19 14 30
September 2009-2010 37 60 46 48 58 56 41 41 44 59 56 51 54 37 38 53 53 46 44 61 46 37 50 39
Juni 2010-2011 45 78 63 64 77 71 73 48 50 82 76 68 69 44 44 66 63 64 54 81 61 42 74 45
Winst* 8 18 17 16 19 16 36 7 6 23 20 17 15 7 6 13 10 18 10 20 15 5 24 6
23
53
66
13
*: cursief = leerwinst groter dan 20 schoolmaanden op twee schooljaren. Vanuit BROSO kregen we nog volgende informatie mee: – De gemiddelde leerwinst in het eerste jaar is groter geworden sinds de start van BROSO in 2005. Scholen spelen dus gemiddeld beter in op hun leerlingenpopulatie. Daar waar in 2005-2006 de gemiddelde leerwinst (over alle Brusselse Nederlandstalige scholen heen) van september 2005 tot juni 2006 beperkt bleef tot minder dan 5 dle voor zowel woordenschat als begrijpend lezen, is dit de laatste jaren tot boven de 10 dle’s gestegen. Dit betekent dat leerlingen in het eerste jaar sneller dan normaal evolueren.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
44
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
– De mate waarmee scholen leerwinst kunnen bereiken, verschilt van school tot school. De leerwinsten volgen niet altijd de intuïtieve verwachtingen. Sommige scholen met een leerlingenpopulatie die een hoog dle hebben bij instroom, slagen er niet steeds in om ‘op schema’ te blijven, terwijl andere scholen met een lage dle-instroompopulatie er wel in slagen om ‘bij te benen’. – De leerwinst in de BSO-stroom en de B-stroom (eerste graad) blijkt beperkt te zijn. Op basis van deze elementen kan de ondersteuning gerichter of specifieker ingezet worden. BROSO heeft geen databank met Vlaamse Diataal-toetsresultaten beschikbaar waarmee de Brusselse cijfers kunnen vergeleken worden. De gemiddelde ‘dle=60’ zal ook in Vlaanderen niet door elke school bereikt worden. Net als in Brussel zullen er zich scholen boven of onder dat getal situeren. Op basis van partiële gegevens en praktijkervaring stelt BROSO dat ook in Vlaanderen er een grote diversiteit tussen scholen onderling is (met hoge en lage cijfers). De Brusselse grootstedelijke context is anders dan in Vlaanderen en wordt gekenmerkt door een ruimere diversiteit op alle vlakken: taal (thuistaal, omgevingstaal, attitude tegenover Nederlands vanuit de context…), culturele achtergrond, betrokkenheid van de ouder, economische status, kansenrijkdom en kansarmoede,… Deze verschillen komen ook voor in de leerlingenpopulatie van (secundaire) scholen. De ‘gemiddelde Brusselse school’ bestaat niet. Elke school is verschillend qua leerlingenpopulatie en draagkracht, wat zich vertaalt in verschillen van beginsituatie en leerwinst bij Diataal-toetsen. De Diataal-toetsresultaten van BROSO laten zien dat het onderwijs nog meer moet inspelen op de taalbeheersing van bepaalde leerlingen. De onderwijsondersteunende diensten, opgezet door de Vlaamse Gemeenschap en/of de Vlaamse Gemeenschapscommissie, hebben daar uiteraard een belangrijke rol in. BRIGITTE GROUWELS, COLLEGELID BEVOEGD VOOR WELZIJN, GEZONDHEID, GEZIN, MEDIA EN PATRIMONIUM Vraag nr.15 van 29 juni 2011 van mevrouw Bianca Debaets Gezondheid: Brusselse zorgverzekering In Brussel is de aansluiting bij een zorgkas niet verplicht. Toch werd er een ruime toepassing van de zorgverzekering in Brussel mogelijk gemaakt, op vrijwillige basis. Men zou kunnen verwachten dat het aantal aansluitingen bij deze verzekering in Brussel zou stijgen naarmate de tijd verstrijkt omdat de bekendheid van de zorgverzekering toeneemt. Maar uit cijfers op de website over de Vlaamse zorgverzekering blijkt dat het aantal leden sedert 2007 gedaald is in Brussel: in 2006 waren er nog iets meer dan 55.500 leden, in 2007 daalde dit tot zo’n 54.000 en eind 2008 stond de teller nog op 50.500 aansluitingen. Voor 2009 was er blijkbaar een lichte stijging tot iets meer dan 51.000 aansluitingen. Hoeveel Brusselaars zijn momenteel aangesloten bij een zorgverzekering? Om hoeveel nieuwe leden gaat het? Hoe interpreteert collegelid Brigitte Grouwels deze cijfers? In de eerste jaren is er sprake van dalingen, in 2009 van een lichte stijging die de dalende lijn van voordien echter niet goed maakt. Wat brengen de nieuwe cijfers?
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
45
Hebben er sinds 2006 ook al leden afgehaakt? Zo ja, wat waren de voornaamste redenen daarvan? (bv. overlijden, verhuis, afhaken omwille van scepsis tegenover het systeem?) Hoeveel inwoners van het BHG hebben aanspraak gemaakt op een tussenkomst vanwege de Vlaamse Gemeenschap? Overtreffen de inkomsten in Brussel de uitgaven, of is er een evenwicht? Is er een tekort of is er net een overschot? Heeft het bevoegde collegelid al een onderzoek of een evaluatie verricht over de werking van de zorgverzekering in Brussel? Wat zijn de belangrijkste conclusies? In hoeverre wordt aansluiting bij een zorgkas gepromoot? Wordt er actief naar nieuwe leden gezocht in Brussel? Aangezien het in Brussel niet om een verplichting gaat, zijn er elk jaar opnieuw inspanningen nodig om mensen aan te moedigen om zich aan te sluiten bij de zorgverzekering, dan wel hun aansluiting te vernieuwen of te verlengen. Heeft collegelid Brigitte Grouwels daarvoor plannen en heeft zij daarover overlegd met Vlaams minister van Welzijn Jo Vandeurzen? Zijn er plannen om de wachttijd van 10 jaar na aan te passen of gradueel te laten verlopen? Is hierover reeds overleg gepleegd? Zo ja wat waren de bevindingen? Antwoord Met betrekking tot de gevraagde informatie over de ‘Brusselse zorgverzekering’ heeft het Vlaams Agentschap Zorg & Gezondheid – Afdeling Zorgverzekering hetzelfde antwoord gegeven als in december 2010 toen er informatie werd opgevraagd over ‘het aantal Brusselaars aangesloten bij de Vlaamse Zorgverzekering’. Het antwoord is: ‘De gevraagde informatie kan niet worden gegeven. Er wordt gewerkt via een nieuwe afspraak. Deze informatie kan enkel bekomen worden via de Vlaamse Gemeenschap. De vraagsteller moet verwezen worden naar het Vlaams Parlement om daar de vraag te stellen’. Momenteel wordt er in de schoot van de Vlaamse Regering gewerkt aan het decreet houdende de Vlaamse sociale bescherming. De ministerraad van 15 juli 2011 gaf zijn principiële goedkeuring aan het voorontwerp van dit decreet. Voor de verdere uitvoering en nodige maatregelen om de beoogde doelgroep in Brussel zo goed mogelijk te bereiken, is overleg tussen de Vlaamse minister bevoegd voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en het bevoegde collegelid uiteraard wenselijk en nodig. Zo werden reeds enkele voorstellen geformuleerd met betrekking tot de uitvoering van de kindpremie in Brussel. Door de VGC zelf werd nog geen onderzoek of een evaluatie verricht over de werking van de zorgverzekering in Brussel. Voor de promotie van de zorgverzekering heeft de VGC zich in het verleden steeds afgestemd op de promotiecampagnes van de Vlaamse Gemeenschap.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
46
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
Vraag nr.16 van 5 juli 2011 van mevrouw Greet Van Linter Divers: Vlaams Meldpunt Taalklachten Het nieuwe Vlaams Meldpunt Taalklachten zal de burger met een klacht over Nederlandsonkundigheid bij ziekenhuispersoneel helpen om de klacht op de beste manier af te handelen en op te lossen. Het meldpunt zal de burger tevens wegwijs maken in zijn rechten en mogelijkheden en hem begeleiden in zijn contact met de juiste bevoegde instanties. Met het meldpunt wil de Vlaamse overheid de Vlaamse patiënt in Brussel bijstaan in zijn recht op gezondheidszorg in het Nederlands. In 2005 was er, naar aanleiding van een petitie bij de Raad van Europa, een inventarisatie van taalklachten in de Brusselse ziekenhuizen. Die inventarisatie gebeurde door het Steunpunt Taalwetwijzer, met ondersteuning van de Vlaamse Infolijn. Op twee weken tijd werden 169 klachten over Nederlandsonkundigheid opgetekend. De Raad van Europa erkende toen dat er een probleem voor de patiënt was en deed aanbevelingen om de situatie te verbeteren. De Vlaamse overheid heeft die aanbevelingen opgevolgd. Toch wordt de Vlaming nog al te vaak geconfronteerd met de Nederlandsonkundigheid van artsen en personeel in de ziekenhuizen en hulpdiensten in Brussel en de Vlaamse Rand. Het meldpunt is een samenwerking tussen het Steunpunt Taalwetwijzer, een informatiepunt gespecialiseerd in de taalwetgeving, en het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid, dat bevoegd is voor de erkenning en kwaliteitsbewaking van de Vlaamse ziekenhuizen. Op welke wijze kan men een klacht indienen? Op welke wijze wordt zulk een klacht genoteerd en behandeld? Wat zijn het juiste budget en personeelsbezetting van het Meldpunt? Worden de klachten op een systematische wijze gemeld aan de bevoegde Vlaamse minister en het bevoegde VGC-collegelid? Worden er ook concrete maatregelen genomen/gevraagd te nemen naar aanleiding van de klachten? Zal het meldpunt een jaarlijks rapport publiceren met een overzicht van de klachten en de taalproblemen? Bestaat er reeds een inventaris van de klacht en onderwerpen voor het eerste semester van 2011? Zo ja, graag een overzicht. Antwoord Wie in Brussel problemen ondervindt om in een ziekenhuis of dienst 100 geholpen te worden in het Nederlands, kan dat melden aan het Vlaams Meldpunt Taalklachten. Dit kan via internet en wie geen internettoegang heeft kan het meldpunt ook telefonisch bereiden via de gratis Vlaamse infolijn 1700. Alle vragen, problemen of klachten die via het meldpunt binnenkomen worden doorgestuurd naar het Steunpunt Taalwetwijzer voor onderzoek, advies en eventuele behandeling.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
47
Is de klacht over Nederlandsonkundigheid terecht? Is er een juridische grond voor de klacht? Wat kan eraan gedaan worden? Welke overheid is bevoegd en bij welke instantie kan officieel klacht worden ingediend? Met het meldpunt krijgt de patiënt nu één duidelijk aanspreekpunt dat hem zal verder helpen met de behandeling van zijn klacht en de verdediging van zijn recht als patiënt. Het steunpunt zal de burger informatie geven over zijn rechten en de regelgeving die van toepassing is. Indien de indiener van de klacht dit wenst, kan het steunpunt hem ook begeleiden bij het indienen van een klacht bij de bevoegde instanties. Als blijkt dat de taalwetgeving niet werd nageleefd, zal de Vlaamse overheid de verantwoordelijke overheid hierover aanschrijven. Er is geen specifiek budget voor het meldpunt. Vanuit het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid is er een globaal budget voor het Steunpunt Taalwetwijzer. Er is ook geen specifieke personeelsbezetting voor het meldpunt. Dit maakt deel uit van de globale opdracht van het Steunpunt Taalwetwijzer. De klachten zullen systematisch en geregeld gemeld worden aan de bevoegde Vlaamse minister. Een melding aan het bevoegde VGCcollegelid is niet voorzien. Via het meldpunt worden de taalklachten centraal verzameld en geïnventariseerd. Dit zal objectieve cijfers en gegevens opleveren over de omvang van de taalproblemen. Over de eventuele publicatie van een jaarlijks rapport is nog geen optie genomen. Er is nog geen inventaris voor het eerste semester van 2011. Vraag nr.17 van 25 augustus 2011 van mevrouw Bianca Debaets Gezondheid: Preventie van infectieziekten o.a. door het verhogen van vaccinaties Logo staat voor Lokaal Gezondheidsoverleg, opgericht door de Vlaamse Gemeenschap, en is een netwerk van organisaties die zich engageren om samen een programma te realiseren. Deze samenwerking heeft een meerwaarde: het effect van de acties van de partners verhoogt. Logo Brussel heeft extra aandacht voor kwetsbare en moeilijk te bereiken doelgroepen zoals kansarmen, vereenzaamde bejaarden, allochtonen enz. Ook grootstedelijke gezondheidsproblemen zoals tbc, aids en toegang tot de preventieve gezondheidszorg krijgen aandacht. Structureel werken aan een gezondheidsbeleid in scholen en organisaties of aan een gezonde buurt samen met de bewoners is essentieel naast preventie. Een van de 6 ‘Vlaamse’ doelstellingen waar Logo Brussel aan werkt is de preventie van infectieziekten door onder adere het verhogen van vaccinaties. Welke concrete acties werden er sinds het begin van de legislatuur gerealiseerd om deze doelstelling te halen? Welke middelen werden hiervoor vrijgemaakt? Met welke actoren werd er samengewerkt?
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
48
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
Welke doelgroepen werden hierbij bereikt? Veranderen de doelgroepen in de tijd? Van welke kanalen werd er gebruik gemaakt om deze doelgroepen te bereiken? Hoeveel mensen werden met deze acties bereikt? Ziet collegelid Brigitte Grouwels een evolutie tegenover de vorige jaren? Wat is het profiel van de bereikte mensen? Antwoord Logo Brussel maakte voor de jaren 2009 en 2010 een voortgangsrapport op in RAIL, het registratiesysteem van de Vlaamse Gemeenschap. Deze rapporten zijn beschikbaar. Het voortgangsrapport van het jaar 2010 ligt ter inzage bij de griffie. De griepvaccinatiecampagne is een jaarlijks initiatief van het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en het Vlaams Griepplatform, in samenwerking met de Vlaamse Logo’s. Logo Brussel neemt deze campagne ook op in Brussel. Ze richt zich naar risicogroepen waaronder zwangere vrouwen, mensen met chronische aandoeningen of beperkte weerstand, senioren, diabetici om hen te sensibiliseren zich te laten vaccineren tegen griep. Ook het personeel van gezondheidsinstellingen is een doelgroep van de campagne. Deze gezondheidsinstellingen worden aangezet om rond de griepvaccinatie een beleid op te zetten. Hiertoe is een stappenplan en een vorming (ppt-presentatie) ontwikkeld. In 2009 en 2010 werd de campagne door de farmaceutische industrie gesponsord. 2009: – Campagnemateriaal:1172 affiches, 8500 Nederlandstalige en 1500 Franstalige folders verspreid via het Logo-netwerk. 16 organisaties hebben een artikel in hun ledenblad gepubliceerd: GC Kontakt, Den Dam, De Linde, De Markten, Everna en Op Weule, DC Aksent, De Vaartkapoen, de Harmonie, Forum Okra: Sint-Karel (Sint-JansMolenbeek), gemeente Ganshoren, Anderlecht, Sint-Agatha-Berchem, Ukkel-Calevoet, Seniorencentrum Brussel. – Infoflash of –sessie: Seniorencentrum : 1 langere waar 9 senioren aan deelnamen, Fedos, DC De Harmonie, Aksent (Evere en Schaarbeek), GC Kontakt, Okra SintKarel en Ukkel-Calevoet: 158 mensen werden bereikt. – Gezondheidsinstellingen: 210 aangeschreven waarvan 18 affiches en folder voor personeel aanvroegen. 6 instellingen publiceerden een artikel in het personeelsblad en 6 instellingen vroegen de ppt-presentatie aan om te gebruiken in een vorming voor het personeel (Acardia Molenbeek, Residentie Prins van Luik, Magnolia vzw, Stichting Psychogeriatrie, Home Fortuna, RVT Ter Kameren). 11 instellingen vroegen het stappenplan aan. 2010: – Campagnemateriaal: 1451 tweetalige affiches verspreid via het Logo-netwerk – 19 organisaties publiceerden een artikel in het ledenblad: GC Wabo, De Kroon, Candelaershuys,De Platoo, Elzenhof, Op-Weule, ten Noey en De Markten; DC Cosmos, het Anker, De Harmonie, De Vaartkapoen, Forum, Okra: Sint-Karel, Trefpunt Ganshoren De Optimisten, S-Plus academie en Fedos – Infosessies:6 infoflashes werden gegeven waaraan 114 mensen deelnamen (Okra SintKarel, DC Cosmos, DC Het Anker, DC Forum, DC De Harmonie en GC De Platoo.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
49
– Via de leden huisartsen van de Brussels Huisartsenkring werden 1720 persoonlijke uitnodigingskaarten verzonden naar risicogroepen. – 272 ziekenhuizen en woonzorgcentra werden aangeschreven en kregen elk 2 affiches. 4 ziekenhuizen vroegen en artikel voor publicatie in het personeelsblad. 2011 (situatie op 16/09/2011, de griepvaccinatiecampagne komt volop op gang): – Campagnemateriaal: op dit moment zijn in totaal al 1373 tweetalige affiches verspreid via het Logo-netwerk, waarvan 86 in samenwerking met het Centre Local de Promotion de la Santé van Brussel (naar de gemeenten: burgemeesters, betrokken schepenen en OCMW-voorzitters). Er worden nog verzendingen voorzien waardoor het aantal verspreide affiches verder zal stijgen. – De affiches die reeds verzonden zijn, waren o.a. bestemd voor de Brusselse apotheken (via UPB-AVB), de mutualiteiten, Familiehulp, Solidariteit voor het Gezin, de gemeenschapscentra, de lokale dienstencentra, de Brusselse RVT’s,… – Voorlopig publiceerde nog geen enkele organisatie een artikel in het ledenblad. Vermoedelijk zullen enkele gemeenten ingaan op ons aanbod en in hun gemeentelijk blad het artikel publiceren. – Infosessies: er zijn voorlopig 2 ‘infoflashes’ voorzien, bij Okra Sint-Karel (Sint-JansMolenbeek) en DC Het Anker en DC Forum (Brussel, samen). – De Brusselse Huisartsenkring ontving 60 tweetalige affiches en 3500 persoonlijke uitnodigingskaarten om te verspreiden onder de doelgroep. Een overzicht van de Europese vaccinatieweek: 2009: Communicatiecampagne die vooral jonge (toekomstige) ouders aanspreekt om zichzelf en hun baby te laten vaccineren tegen kinkhoest. Bijkomend richt de campagne zich ook naar alle volwassenen die al dan niet vaak in contact zijn met baby’s en kleine kinderen. De Europese vaccinatieweek wordt in Vlaanderen op initiatief van de Vlaamse overheid georganiseerd. 371 affiches en folders werden verstuurd naar organisaties die zich richten tot de onderscheiden doelgroepen. Elke organisatie kreeg ook een artikel om op te nemen in het ledenblad: 22 gemeenschapscentra, kinderdagverblijven, onthaalgezinnen, consultatiebureaus, de gemeentebesturen, KAV en KAV Intercultureel, voorzieningen in de Bijzondere Jeugdzorg, bijzonder opvang en gezinsbegeleiding, thuisverpleegkundigen, vroedvrouwen en kraamhulp. 2010: communicatiecampagne met als aandachtspunt zwagerschap en vaccinatie. Aan bod komen ondermeer het belang van vaccinaties tijdens de zwangerschap, aanbevolen vaccinaties voor, tijdens en na de zwangerschap. De Europese vaccinatieweek wordt in Vlaanderen op initiatief van de Vlaamse overheid georganiseerd. Er werden 113 informatiepakketten (folders en affiches) verstuurd naar huisartsen en gynaecologen. Vraag nr.18 van 25 augustus 2011 van mevrouw Bianca Debaets Gezondheid: Gezonde voeding Logo staat voor Lokaal Gezondheidsoverleg, opgericht door de Vlaamse Gemeenschap, en is een netwerk van organisaties die zich engageren om samen een programma te realiseren. Deze samenwerking heeft een meerwaarde: het effect van de acties van de partners verhoogt.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
50
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
Logo Brussel heeft extra aandacht voor kwetsbare en moeilijk te bereiken doelgroepen zoals kansarmen, vereenzaamde bejaarden, allochtonen enz. Ook grootstedelijke gezondheidsproblemen zoals tbc, aids en toegang tot de preventieve gezondheidszorg krijgen aandacht. Structureel werken aan een gezondheidsbeleid in scholen en organisaties of aan een gezonde buurt samen met de bewoners is essentieel naast preventie. Een van de 6 ‘Vlaamse’ doelstellingen waar Logo Brussel aan werkt is gezonde voeding. Welke concrete acties werden er sinds het begin van de legislatuur gerealiseerd om deze doelstelling te halen? Welke middelen werden hiervoor vrijgemaakt? Met welke actoren werd er samengewerkt? Welke doelgroepen werden hierbij bereikt? Veranderen de doelgroepen in de tijd? Van welke kanalen werd er gebruik gemaakt om deze doelgroepen te bereiken? Hoeveel mensen werden met deze acties bereikt? Ziet collegelid Brigitte Grouwels een evolutie tegenover de vorige jaren? Wat is het profiel van de bereikte mensen? Antwoord Logo Brussel maakte voor de jaren 2009 en 2010 een voortgangsrapport op in RAIL, het registratiesysteem van de Vlaamse Gemeenschap. Deze rapporten zijn beschikbaar. Het voortgangsrapport van het jaar 2010 ligt ter inzage bij de griffie. 1. Lang leven gezond Infosessie over gezonde voeding voor senioren gegeven n.a.v. Senior-Kicks, sportdag voor Brusselse 50-plussers. Bereik 2009: 16 deelnemers 2. Fruit op school - basisonderwijs Met deze actie worden scholen aangemoedigd om hun leerlingen regelmatig een stuk fruit als tussendoortje te laten eten. Bereik 2009: 175 basisscholen werden aangeschreven. 45 basisscholen namen deel aan de actie. Bereik 2010: 169 basisscholen werden aangeschreven. 45 basisscholen namen deel aan de actie. Bereik 2011: 175 basisscholen werden aangeschreven. 50 basisscholen namen deel aan de actie. 3. Tutti frutti-basisonderwijs Dit is een wedstrijd waarbij klassen worden uitgedaagd om gedurende 10 weken van het 2° trimester zo veel mogelijk fruit te eten. Bereik 2009: 175 scholen werden gemaild, 30 scholen deden mee aan de wedstrijd. Bereik 2010: 169 scholen werden gemaild, 45 scholen deden mee aan de wedstrijd. Bereik 2011: 175 scholen werden gemaild, 32 scholen deden mee aan de wedstrijd.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
51
4. Gezonde voeding Slimme zet! Campagne gezonde voeding en beweging Pionierschap: Organisaties engageren zich om op een duurzame en structurele manier aan gezonde voeding en beweging te werken door het ondertekenen van een intentieverklaring. Logo Brussel ondersteunt de organisaties in het uitwerken van acties. Het pionierschap staat open voor elke organisatie. In 2009, 2010, 2011 richt de actie zich vooral naar organisaties die werken met kansarmen. Bereik 2009: 7 organisaties namen deel aan het pionierschap; vzw Pigment, JES, Dar Al Amal, Centrum West, Protestants Sociaal Centrum, WGC De Brug, Chez Nous/Bij ons. Bereik 2010: 12 organisaties namen deel aan het pionierschap; vzw Pigment, JES, Dar Al Amal, Centrum West, Protestants Sociaal Centrum, WGC De Brug, Chez Nous/Bij ons, Buurtwinkel, Ratatouille, De Schakel, CAW Puerto, DC Randstad. Bereik 2011 (voorjaar): 4 organisaties nemen deel aan het pionierschap; Buurtwinkel, Ratatouille, De Schakel, CAW Puerto. 5. Voeding en beweging in dienstencentra: Dienstencentra ondersteunen bij het werken aan een voedings- en beweegbeleid door een aanbod te voorzien over: vormingen, bewegingsactiviteiten, voedselhygiëne en opstellen van menu’s. Enquête bij de dienstencentra om zicht te krijgen op wat en hoe ze werken aan gezonde voeding en beweging. In samenwerking met Brussels Overleg Dienstencentra en de Brusselse dienstencentra. Bereik 2009: 12 dienstencentra werden ondersteund
• Opleiding bewegingstussendoortjes Er werd een vorming aangeboden aan animatoren van de dienstencentra over bewegingstussendoortjes. Tijdens de vorming werden methodieken aangeboden die ervoor moeten zorgen dat ook minder mobiele senioren kunnen deelnemen aan bewegingsactiviteiten. Bereik 2010: 17 deelnemers
• Opleiding HACCP Deze vorming werd aangeboden aan dienstencentra, met als doel hun informatie te verschaffen over de wettelijke normen rond de voedingshygiëne en de HACCP-normen. Door de opleiding kregen de deelnemers ook voldoende praktijkrichtlijnen. Bereik 2010: 12 personen 6. Gezonde voeding in de kinderdagverblijven
• Vorming voor verantwoordelijken van kinderdagverblijven Bereik 2009: 20 deelnemers
• Vorming voor begeleidsters en keukenpersoneel Vorming rond voedingsbeleid voor begeleidsters en keukenpersoneel van kinderdagverblijven. Doel was om begeleiders en keukenpersoneel voldoende vaardigheden aan te reiken, zodat ze meer gezonde voeding kunnen aanbieden.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
52
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
Bereik 2009: 2 sessies van 20 deelnemers Bereik 2010: 2 sessies van 20 deelnemers Bereik 2011: 15 deelnemers
• Infostand en infomateriaal rond voeding en jonge kinderen Bereik 2009: 3 aanvragen
• Vorming op de werkvloer Kinderdagverblijven die deelnamen aan een vorming rond voedingsbeleid, konden zich ook inschrijven voor een begeleiding van één dag op de werkvloer. De begeleiding werd aangeboden als aanvulling, om bestaande knelpunten ter plekke te bespreken met het keukenpersoneel. Effectieve veranderingen werden hierdoor extra gestimuleerd. Bereik 2010: 6 kinderdagverblijven 7. Brochure bewegingsactiviteiten voor senioren (2010) De bewegings- en sportactiviteiten voor senioren in Brussel werden gebundeld in een brochure en verspreid onder de dienstencentra. De brochure werd opgesteld in samenwerking met socio-culturele vereniging Seniorencentrum, Green, natuurgidsen Brussel, Brukselbinnenstebuiten, Polymnia, Bloso, Sportdienst van de VGC, Buurtsport Brussel, Tochten van Hoop e.a.. 8. Pilootproject gezonde voeding en beweging in de bijzondere jeugdzorg
• Vorming aan begeleiders Er werd een vorming aangeboden aan begeleiders rond de voedingsbehoeften van kinderen, alsook over het verband tussen voeding en gedrag. De begeleiders leerden de principes van de actieve voedingsdriehoek kennen en werden aangezet om gezonde voeding en beweging een plaats te geven binnen het beleid. De opleiding werd georganiseerd in samenwerking met vzw Tonuso, de Erasmushogeschool en Elishout-COOVI. Bereik 2010: De teams van Het Vlot te Anderlecht, Atomix te Laken, Plan-Aid te SintJans-Molenbeek en Het Boy-Kot te Anderlecht namen deel aan de vormingen.
• Studiedag “ze zijn wat je ze te eten geeft”: 4 oktober 2011 Bereik 2011: 110 deelnemers, volzet 9. De VGC stapt de wereld rond Deze actie werd gezien als een test om de methodiek van de 10.000 stappen te vertalen naar een bedrijfssetting. De bedoeling was dat de personeelsleden van de VGC gedurende 3 maanden elke dag 10.000 stappen zetten. Aan het einde van de 3 maanden werd de vooropgestelde doelstelling om ‘de wereld rond te stappen’ gehaald. De actie werd op verschillende manieren in de verf gezet door ‘tussenstanden’ onder collega’s en teams op intranet te plaatsen. Op 3 juni werd er ook een Gezellige Refterdag georganiseerd in teken van gezonde voeding. Bereik 2010: 167 personeelsleden van de VGC 10. Voorbereiding 2011
• Voorbereiding project overgewicht bij kinderen • Voorbereiding voedingsproject Medikuregem
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
53
Vraag nr.19 van 26 augustus 2011 van mevrouw Bianca Debaets Gezondheid: Gezondheidsbevordering voor kansarmen Logo staat voor Lokaal Gezondheidsoverleg, opgericht door de Vlaamse Gemeenschap, en is een netwerk van organisaties die zich engageren om samen een programma te realiseren. Deze samenwerking heeft een meerwaarde: het effect van de acties van de partners verhoogt. Er zijn 14 Logo’s in Vlaanderen en 1 voor het Brussels hoofdstedelijk gewest. Logo Brussel heeft extra aandacht voor kwetsbare en moeilijk te bereiken doelgroepen zoals kansarmen, vereenzaamde bejaarden, allochtonen enz. Ook grootstedelijke gezondheidsproblemen zoals tbc, aids en toegang tot de preventieve gezondheidszorg krijgen aandacht. Structureel werken aan een gezondheidsbeleid in scholen en organisaties of aan een gezonde buurt samen met de bewoners is essentieel naast preventie. Een van 2 Brusselse accenten waar Logo Brussel aan werkt is de gezondheidsbevordering voor kansarmen. Welke concrete acties werden er sinds het begin van de legislatuur gerealiseerd om deze doelstelling te halen? Welke middelen werden hiervoor vrijgemaakt? Met welke actoren werd er samengewerkt? Welke doelgroepen werden hierbij bereikt? Veranderen de doelgroepen in de tijd? Van welke kanalen werd er gebruik gemaakt om deze doelgroepen te bereiken? Hoeveel mensen werden met deze acties bereikt? Ziet collegelid Brigitte Grouwels een evolutie tegenover de vorige jaren? Wat is het profiel van de bereikte mensen? Antwoord Logo Brussel maakte voor de jaren 2009 en 2010 een voortgangsrapport op in RAIL, het registratiesysteem van de Vlaamse Gemeenschap. Deze rapporten zijn beschikbaar. Het voortgangsrapport van het jaar 2010 ligt ter inzage bij de griffie. 1. Wijkgericht gezondheidsproject Laag-Molenbeek Gezond!
• Infosessie “CO-vergiftiging voorkomen” Wordt jaarlijks met lokale partners georganiseerd. (zie lager: preventie van ongevallen)
• Interactieve tentoonstelling “Vochtproblemen in huis…samen lossen we het op”: Wordt jaarlijks met lokale partners georganiseerd. Bereik 2009: 71 deelnemers Bereik 2010: 56 deelnemers Bereik 2011: 64 deelnemers
• Infostand “Vochtproblemen in huis” Het Logo organiseerde een infostand op de energiebeurs van het OCMW St Jans Molenbeek, in het kader van Agenda 21. Dit wordt jaarlijks met lokale partners georganiseerd. Bereik 2010: 70-tal deelnemers Bereik 2011: gepland 13 december
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
54
• Gezonde voeding in Buurthuis Bonnevie (2010, 2011) Het Buurthuis Bonnevie organiseerde 2 gezonde ontbijten waar telkens een specifiek gezondheidsthema toegelicht wordt; 2010 thema Gezond ontbijt, 2011 thema Diabetes. In samenwerking met WGC De Brug. Bereik 2010: 24 deelnemers Bereik 2011: een 10-tal deelnemers 2. Wijkgericht gezondheidsproject Brabantwijk Beweegt! 2009:
• Feedback geven van de resultaten van het Gezondheidsportret Wijkorganisaties en bewoners kregen feedback over de contextanalyse van de gezondheidsproblemen in de wijk (opgemaakt in 2008). De gegevens die verzameld werden via deze feedbackronde geven het actieplan mee vorm: de stuurgroep toets af op welke wijze aan geestelijke gezondheid kan gewerkt worden. In samenwerking met: Samenlevingsopbouw Brussel, Maison Médical Du Nord , Espace P, Pléiade Nord. 2009-2010-2011:
• Acties gezonde buurt gericht op het verbeteren van de leefomgeving met als doel in te werken op gezondheidsproblemen gerelateerd aan de leefomgeving. Deze acties worden uitgevoerd door lokale organisaties, betrokken diensten en bewoners. Samenlevingsopbouw Brussel coördineert. Logo Brussel reflecteert op deze acties in de stuurgroep Brabantwijk Beweegt! – Acties i.s.m. bewonerskerngroep “Aarschotgroep” Brabantwijk: gericht op het verbeteren van de openbare netheid (o.a. het verminderen van geurhinder veroorzaakt door wildplassen) en het verminderen van de geluidsoverlast in Aarschotstraat en aanpalende straten. Deze acties worden uitgevoerd door Samenlevingsopbouw i.s.m. lokale organisaties (Maison médicale du Nord, Pléiade Nord, Espace P) en diensten (BIM, NMBS, gemeente). – Acties groene koorts: buurtverfraaiing door het aanleggen van een pedagogische moestuin in Koningin-Groen Park (i.s.m. gemeente, Gaffi en School Saint-Jean et Nicolas) en gevelbegroeiing met klimplanten (i.s.m.gemeente,bewoners). 2010:
• De stuurgroep toetst de mogelijkheden van de methodiek Goed-gevoel-stoel af om op een laagdrempelige manier aan geestelijke gezondheidsbevordering te werken. In samenwerking met: Samenlevingsopbouw Brussel, Maison Médical Du Nord, , Espace P, Pléiade Nord. 2011:
• Training Goed-gevoel-stoel voor potentiële begeleiders van de Goed-gevoel-stoel. In samenwerking met Cedes en Vigez. Bereik: 12 deelnemers
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
55
• Uitwerking implementatie van de Goed-gevoel-stoel. Een eerste (try-out) sessie wordt in het najaar gepland in samenwerking met De Schakel (VWAWN). In samenwerking met: Samenlevingsopbouw Brussel, Biloba, Maison Médicale Le Meridien, Biloba, De Schakel (VWAWN) 3. Geestelijke gezondheid
• Goed-gevoel-stoel De goed-gevoel-stoel is een laagdrempelige methodiek om met mensen in armoede aan geestelijke gezondheid te werken en werd ontwikkeld door Vigez en Cedes. Sessie georganiseerd door Vrienden van het Huizeke (VWAWN) Bereik 2010: 5 deelnemers Vraag nr.20 van 25 augustus 2011 van mevrouw Bianca Debaets Gezondheid: Preventie van ongevallen thuis en in het verkeer Logo staat voor Lokaal Gezondheidsoverleg, opgericht door de Vlaamse Gemeenschap, en is een netwerk van organisaties die zich engageren om samen een programma te realiseren. Deze samenwerking heeft een meerwaarde: het effect van de acties van de partners verhoogt. Logo Brussel heeft extra aandacht voor kwetsbare en moeilijk te bereiken doelgroepen zoals kansarmen, vereenzaamde bejaarden, allochtonen enz. Ook grootstedelijke gezondheidsproblemen zoals tbc, aids en toegang tot de preventieve gezondheidszorg krijgen aandacht. Structureel werken aan een gezondheidsbeleid in scholen en organisaties of aan een gezonde buurt samen met de bewoners is essentieel naast preventie. Een van de 6 ‘Vlaamse’ doelstellingen waar Logo Brussel aan werkt is de preventie van ongevallen thuis en in het verkeer. Welke concrete acties werden er sinds het begin van de legislatuur gerealiseerd om deze doelstelling te halen? Welke middelen werden hiervoor vrijgemaakt? Met welke actoren werd er samengewerkt? Welke doelgroepen werden hierbij bereikt? Veranderen de doelgroepen in de tijd? Van welke kanalen werd er gebruik gemaakt om deze doelgroepen te bereiken? Hoeveel mensen werden met deze acties bereikt? Ziet collegelid Brigitte Grouwels een evolutie tegenover de vorige jaren? Wat is het profiel van de bereikte mensen? Antwoord Logo Brussel maakte voor de jaren 2009 en 2010 een voortgangsrapport op in RAIL, het registratiesysteem van de Vlaamse Gemeenschap. Deze rapporten zijn beschikbaar. Het voortgangsrapport van het jaar 2010 ligt ter inzage bij de griffie. 1. CO-vergiftiging voorkomen (2009-2010-2011) Jaarlijkse infosessie over hoe CO-vergiftiging kan voorkomen worden. De info wordt getoetst aan de thuissituatie. Deelnemers die thuis gevaar lopen voor een CO-vergiftiging
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
56
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
kunnen zich ter plaatse inschrijven voor een CO-detectie. De actie kadert in het wijkgericht gezondheidsproject Laag-Molenbeek Gezond! en richt zich naar de buurtbewoners. De infosessie wordt samen met lokale organisaties georganiseerd: WGC De Brug, vzw Buurthuis Bonnevie, La Rue, Maison médicale Norman Bethune, Origine et Habitat. Bereik 2009: 110 deelnemers Bereik 2010: 99 deelnemers Bereik 2011: infosessie wordt 18 oktober gepland 2. Valpreventie Sinds 1999 besteedt Logo Brussel op vraag van de partners aandacht aan de valproblematiek bij senioren. In de periode 1999-2004 werden 2 projecten in 2 verschillende regio’s via een gemeenschapsbenadering uitgevoerd. Op Vlaams niveau worden sindsdien methodieken en strategieën nieuw ontwikkeld of aangepast, door o.m. het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie (VIGeZ) en het Expertisecentrum Valpreventie Vlaanderen (EVV). Dat resulteerde in de praktijkrichtlijn ‘Valpreventie bij thuiswonende ouderen in Vlaanderen’, die de ‘Uniforme aanpak valpreventie Vlaanderen’ van het EVV integreert met ‘BOEBS, Blijf Op Eigen Benen Staan’ (VIGeZ), aangevuld met een luik over fractuurpreventie. Conform de nieuwe opdrachten zorgt Logo Brussel voor de bekendmaking van deze praktijkrichtlijn in Brussel. Volgende activiteiten hadden plaats: 2010 1. 8 maart: infosessie over valpreventiestrategieën en bekendmaking praktijkrichtlijn voor intermediairs – GC De Kriekelaar Schaarbeek. Samenwerking met het EVV, BOT vzw Bereik: 23 deelnemers Bekendmaking: directe mailing via adressenbestand BOT vzw 2. Project in samenwerking met het Seniorencentrum Brussel:
• Infosessie ‘Blijf op eigen benen staan’ (vorming van het Rode Kruis Vlaanderen)
11/10 GC De Platoo, Koekelberg 21/10 DC Kontakt, Sint- Pieters-Woluwe 26/10 GC Den Dam, Oudergem 26/11 GC Everna, Evere Bereik: 83 senioren Bekendmaking: via kanalen van het Seniorencentrum
• Spelnamiddagen Huisje Weltevree.
Huisje Weltevree is een valpreventiespel dat senioren via peer-education sensibiliseert rond vallen. Het spel werd ontwikkeld door het VIGeZ in nauwe samenwerking met Logo Brussel, de andere Vlaamse Logo’s en Stichting Consument Veiligheid Nederland. 29/10 DC Parkresidentie: 15 deelnemers 19/11 DC De Kat: 18 deelnemers 22/11 Seniorenclub Scharnier Grimbergen: 24 deelnemers 18/12 Seniorenclub Orka Veeweyde Anderlecht: 18 deelnemers Bekendmaking: via de kanalen van het Seniorencentrum en de betrokken dienstencentra
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
57
3. Infostanden met sensibiliseringsmateriaal van verschillenden partnerorganisaties (mutualiteiten (Ndl en Fr) , Provinciaal Veiligheidsinstituut, EVV, VIGeZ …) gericht naar zowel de senioren en als naar intermediairs. 11/10/2010 Beurs woningaanpassingen Heizelstadion Organisatie van de Stad Brussel Dienst Senioren Aantal deelnemers: niet geregistreerd Bekendmaking: gebeurd door de Stad Brussel Zinnema n.a.v. toneel ‘Trap niet in de Val’ 06/10/2010 Bereik: publiek van het toneelstuk Bekendmaking via de kanalen van het Seniorencentrum 4. Campagne ‘Vermijd vallen’ Deze campagne is ontwikkeld door het EVV in opdracht van de Vlaamse overheid en werd gelanceerd in oktober 2010. Ze is opgebouwd rond de website www.vermijdvallen.be en omvat folders en affiches. Doelpubliek is de thuiswonende senior. Logo Brussel verspreidde het campagnemateriaal naar het netwerk: 22 gemeenschapscentra, 13 dienstencentra, 20 bibliotheken, 19 gemeentebesturen en OCMW-diensten met opdracht naar senioren, 34 andere seniorenorganisaties. De materialen werden ook opgenomen in de infostands van 6/10 in Zinnema en SeniorKicks 14/10 5. Overzichtsartikel Valpreventiestrategieën voor de Logo website www.vgc.be\logobrussel.be. Doel is bekendmaken van de praktijkrichtlijn. 2011 1. Spelnamiddagen Huisje Weltevree. 28/02 Weduwen en weduwenaren afdeling Brussel 7 deelnemers 15/03 Herman Teirlinckbond Sint-Jans-Molenbeek 18 deelnemers 16/03 Okra de optimisten Sint-Agatha-berchem: 18 deelnemers Bekendmaking: via de kanalen van het Seniorencentrum en de organisaties 2. 27/09/2011 infosessie over valpreventiestrategieën en bekendmaking praktijkrichtlijn voor intermediairs – GC De Pianofabriek Sint-Gillis Samenwerking met het EVV, VIGeZ, Huis voor Gezondheid vzw en BOT vzw Bekendmaking: directe mailing via adressenbestand BOT vzw Vraag nr.21 van 26 augustus 2011 van mevrouw Bianca Debaets Gezondheid: Vermindering van het aantal rokers Logo staat voor Lokaal Gezondheidsoverleg, opgericht door de Vlaamse Gemeenschap, en is een netwerk van organisaties die zich engageren om samen een programma te realiseren. Deze samenwerking heeft een meerwaarde: het effect van de acties van de partners verhoogt. Logo Brussel situeert zich in de schoot van de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Logo heeft extra aandacht voor kwetsbare en moeilijk te bereiken doelgroepen zoals kansarmen, vereenzaamde bejaarden, allochtonen enz. Ook grootstedelijke gezondheidsproblemen zoals tbc, aids en toegang tot de preventieve gezondheidszorg krijgen aandacht. Structureel werken aan een gezondheidsbeleid in scholen en organisaties of aan een gezonde buurt samen met de bewoners is essentieel naast preventie.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
58
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
Een van de 6 ‘Vlaamse’ doelstellingen waar Logo Brussel aan werkt is de vermindering van het aantal rokers. Welke concrete acties werden er sinds het begin van de legislatuur gerealiseerd om deze doelstelling te halen? Welke middelen werden hiervoor vrijgemaakt? Met welke actoren werd er samengewerkt? Welke doelgroepen werden hierbij bereikt? Veranderen de doelgroepen in de tijd? Van welke kanalen werd er gebruik gemaakt om deze doelgroepen te bereiken? Hoeveel mensen werden met deze acties bereikt? Ziet collegelid Brigitte Grouwels een evolutie tegenover de vorige jaren? Wat is het profiel van de bereikte mensen? Antwoord 1. Brussel rookvrij Doel: 1 dag niet roken, tweetalige campagne via bedrijven, organisaties, dienstencentra Bereik 2009: 33.155 deelnemers Bereik 2010: 13.000 2. Ondersteuning actie Vereniging voor Respiratoire Gezondheidszorg en Tuberculosebestrijding:” in iedere rokers zit een stopper” Doel: bekendmaking vernieuwde terugbetalingsregeling rookstop bij huisartsen, tabacologen, en bij rokers Bereik 2009: 100 Brusselse huisartsen, 700 Brusselse apothekers 3. Quit en Win Doel: rookstop bij jongeren vanaf 16 j via secundair onderwijs Bereik 2009: 43 secundaire scholen worden betrokken, 3 scholen zijn bereid om de wedstrijd bij de leerlingen te promoten, 8 leerlingen deden mee met de wedstrijd, 7 leerlingen waren ook na 3 maanden nog gestopt met roken. Bereik 2010: 43 secundaire scholen worden betrokken, 3 scholen zijn bereid om de wedstrijd bij de leerlingen te promoten, 12 leerlingen deden mee met de wedstrijd, 8 leerlingen waren ook na 3 maanden nog gestopt met roken Bereik 2011: 43 secundaire scholen worden betrokken, 3 scholen zijn bereid om de wedstrijd bij de leerlingen te promoten, 9 leerlingen deden mee met de wedstrijd, 6 leerlingen waren ook na 3 maanden nog gestopt met roken 4. Rookstopaanbod Brussel Gids waarbij alle info i.v.m. rookstop voor Brussel wordt samengebundeld. De gids is in beperkte oplage gedrukt, maar steeds in geupdate versie digitaal verkrijgbaar. De gids werd verspreid via vormingen georganiseerd door de Brusselse Huisartsenkring Bereik 2010: de partners van het overleg tabakspreventie Logo Brussel: Brusselse huisartsen, apothekers, ziekenfondsen, VRGT, UZ VUB, Vlaamse Liga tegen Kanker, Stichting tegen kanker, ..
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
59
5. Pilootproject tabaksklap! 2011 Doel: roken en rookstop bespreekbaar maken bij personen in kansarmoede. Vzw Pigment in samenwerking met het dienstencentrum Het Anker waren bereid om dit pilootproject op te zetten. Na de rookstopsessies organiseerde Logo Brussel met Pigment een vormingsdag voor de welzijnssector op 16 juni 2011. De verder planning van dit project: uitschrijven van een kort draaiboek over het project. Bereik 2011: 60 personen (bezoekers dienstencentrum en Pigment), waarvan 12 personen deelnamen aan Tabaksklap!. Alle aanwezigen waren zeer tevreden en pasten hun rookgedrag aan (verminderen), enkele gingen over tot rookstop. 6. Campagne “rokers verdienen een beloning als ze 24u niet roken” 2011 Doel: de methodiek is speciaal ontwikkeld om eerder personen met een lage socio-economische status te bereiken. Het campagnemateriaal was eentalig, waardoor de verspreiding ook via hoofdzakelijk Nederlandstalige organisaties gepland werd: gemeenschapscentra en bibliotheken. Bereik: iedereen (via advertenties wekelijks in Brussel deze Week durven we dit vooropstellen); 45 personen wonend in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tekenden in via de website, 1 winnaar kreeg een fiets op de studiedag op 16/06/2011. Evolutie in het beleid voor tabakspreventie Net als in Vlaanderen volgt Brussel de volgende jaren de focus voor de specifieke doelgroepen, beschreven in het TAD-plan van Vlaanderen: jongeren, zwangeren en gezin, personen met lage SES. Campagnes naar rokende bevolking moeten: – aansturen op gedragsverandering, – inzicht geven in het rookstopproces, – informatie geven omtrent terugbetaling bij consult, – informatie verstrekken over werkzame manieren van rookstop, – informatie geven omtrent hulpverleners (huisarts, specialist, tabakoloog, rookstopcentra) Anderzijds moeten sensibiliseringscampagnes blijven gevoerd worden bij huisartsen, artsen en welzijnswerkers die rokers kunnen aanmoedigen om hun rookgedrag aan te pakken. Bijkomend bij deze sensibiliserings-campagnes is vorming omtrent motiverende gespreksvoering zeer belangrijk. Motiverende gespreksvoering is een techniek die uiteraard ook voor andere gezondheidsonderwerpen kan worden gebruikt. Vraag nr.22 van 26 augustus 2011 van mevrouw Bianca Debaets Gezondheid: Sensibilisatie van vrouwen om deel te nemen aan borstkankerscreening Logo staat voor Lokaal Gezondheidsoverleg, opgericht door de Vlaamse Gemeenschap, en is een netwerk van organisaties die zich engageren om samen een programma te realiseren. Deze samenwerking heeft een meerwaarde: het effect van de acties van de partners verhoogt. Logo Brussel heeft extra aandacht voor kwetsbare en moeilijk te bereiken doelgroepen zoals kansarmen, vereenzaamde bejaarden, allochtonen enz. Ook grootstedelijke gezondheidsproblemen zoals tbc, aids en toegang tot de preventieve gezondheidszorg krijgen
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
60
aandacht. Structureel werken aan een gezondheidsbeleid in scholen en organisaties of aan een gezonde buurt samen met de bewoners is essentieel naast preventie. Een van de 6 ‘Vlaamse’ doelstellingen waar Logo Brussel aan werkt is de sensibilisatie van vrouwen om deel te nemen aan borstkankerscreening. Welke concrete acties werden er sinds het begin van de legislatuur gerealiseerd om deze doelstelling te halen? Welke middelen werden hiervoor vrijgemaakt? Met welke actoren werd er samengewerkt? Welke doelgroepen werden hierbij bereikt? Veranderen de doelgroepen in de tijd? Van welke kanalen werd er gebruik gemaakt om deze doelgroepen te bereiken? Hoeveel mensen werden met deze acties bereikt? Ziet collegelid Brigitte Grouwels een evolutie tegenover de vorige jaren? Wat is het profiel van de bereikte mensen? Antwoord De voorbije jaren was de promotie van het borstkankerscreeningsprogramma geen prioritair accent in de Logowerking omdat er op niveau van Brumammo samen met andere partners (Centre Local de Promotion de la Santé de Bruxelles, Stichting tegen Kanker, ziekenfondsen, Observatorium voor Welzijn en Gezondheid, Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie) gewerkt werd aan een gezamenlijk actieplan met dezelfde actiepunten die zowel aan Nederlands- als aan Franstalige kant kunnen uitgewerkt worden. Het plan is uitgeschreven, men zoekt nu naar de ondersteunmogelijkheden, voornamelijk op vlak van personeel. 2009 1. Informatieve tentoonstelling “laat naar je borsten kijken” in UZ Brussel
Bereik: patiënten en bezoekers die langs de inkomhal van het ziekenhuis passeerden, 2 geleide bezoeken van dienstencentra, studenten verpleegkunde
2. Vorming borstkankeropsporing
Bereik: Link-Brussel: 15 deelnemers, etnisch-culturele vrouwen
2010 3. Bevraging van Nederlandstalige partners op vraag van Brumammo naar hun noden en behoeften 4. Voorbereiding van een infomoment voor KAV Elsene, doelgroep vrouwen 65+. Dit moment is niet doorgegaan wegens hevige sneeuwval de dag zelf. 2011 5. Opvolging werkzaamheden Brumammo 6. infostand op de welzijnsbeurs van de “ambassadeurs” Brusselse Welzijns- en Gezondheidsraad
Doelgroep: gemengd publiek van etnisch-culturele minderheden die het traject binnen de BWR volgden en hun achterban.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
61
Vraag nr.23 van 26 augustus 2011 van mevrouw Bianca Debaets Gezondheid: Middelengebruik (alcohol, illegale drugs, geneesmiddelengebruik, gokken) Logo staat voor Lokaal Gezondheidsoverleg, opgericht door de Vlaamse Gemeenschap, en is een netwerk van organisaties die zich engageren om samen een programma te realiseren. Deze samenwerking heeft een meerwaarde: het effect van de acties van de partners verhoogt. Logo heeft extra aandacht voor kwetsbare en moeilijk te bereiken doelgroepen zoals kansarmen, vereenzaamde bejaarden, allochtonen enz. Ook grootstedelijke gezondheidsproblemen zoals tbc, aids en toegang tot de preventieve gezondheidszorg krijgen aandacht. Structureel werken aan een gezondheidsbeleid in scholen en organisaties of aan een gezonde buurt samen met de bewoners is essentieel naast preventie. Een van 2 Brusselse accenten waar Logo Brussel aan werkt is het middelengebruik. Welke concrete acties werden er sinds het begin van de legislatuur gerealiseerd om deze doelstelling te halen? Welke middelen werden hiervoor vrijgemaakt? Met welke actoren werd er samengewerkt? Welke doelgroepen werden hierbij bereikt? Veranderen de doelgroepen in de tijd? Van welke kanalen werd er gebruik gemaakt om deze doelgroepen te bereiken? Hoeveel mensen werden met deze acties bereikt? Ziet collegelid Brigitte Grouwels een evolutie tegenover de vorige jaren? Wat is het profiel van de bereikte mensen? Antwoord Als gevolg van de gezondheidsconferentie Tabak-Alcohol-Drugs wordt de taakinvulling van het werkveld (Logo’s, preventiewerkers CGG en CAW, …) op vlak van preventie, vroeginterventie en curatie volledig hertekend. Ook op niveau van de expertorganisaties ViGeZ en VAD worden nieuwe afspraken gemaakt. Logo Brussel werkt samen met CGG Brussel en CAW Mozaïek om deze nieuwe taakafspraken in Brussel te concretiseren. 2009-2010-2011 Bundeling van nieuwe trends, materialen en methodieken voor het onderwijs via publicatie van overzicht voor basisonderwijs en secundair onderwijs. Bereik: 43 secundaire scholen, 170 basisscholen Vraag nr.24 van 26 augustus 2011 van mevrouw Bianca Debaets Gezondheid: H-team Het H-team, een groep van mensen werkzaam in de zorgsector, wil leerlingen uit het Brussels Nederlandstalig onderwijs warm maken voor opleidingen binnen de zorgsector. Dergelijke initiatieven zijn bijzonder zinvol, gelet op het tekort aan verzorgenden in onze hoofdstad. Kan collegelid Brigitte Grouwels een overzicht geven, sinds het ontstaan van het project, van de scholen waar het H-team al een infosessie gaf ? Hoeveel leerlingen werden daarmee bereikt? Hoeveel professionals zijn bij het project betrokken? Welke partners werkten dit project mee uit?
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
62
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
Tot nu toe beperkt het project zich tot verpleegkundigen. Wordt erover gedacht het uit te breiden naar andere zorgkundige beroepen? Zo ja, dewelke? Hoe wordt dit project geëvalueerd, door de leerlingen, directies en betrokken partners? Worden leerlingen nadien bevraagd naar de studiekeuze die ze uiteindelijk gemaakt hebben? Antwoord Vanaf de start van het project in 2007 tot nu (juli 2011) werden bijna 1300 leerlingen uit het Brussels secundair onderwijs bereikt met 76 sessies. Grafiek 1 toont de evolutie van het aantal sessies en aantal bereikte leerlingen. In het schooljaar 2009-2010 zien we een daling van het aantal sessies. De daling van het aantal sessies in 2009 is te wijten aan de heroriëntering van H-team. Om niet alleen een kwantitatieve maar ook kwalitatieve instroom in de opleiding te ondersteunen, werd er voor gekozen om te focussen op ASO en TSO klassen. Om dezelfde reden werd het aanbod uitgebreid van verpleegkunde naar andere zorgberoepen. Bovendien lag het project tussen maart en oktober 2010 quasi stil door gebrek aan een projectleider. Gemiddeld worden er tussen de 14 en de 19 leerlingen per sessie bereikt. Het H-team bezocht sinds 2007, 26 secundaire scholen in Brussel en de Vlaamse Rand of net buiten de Rand, d.i. 40 % van alle secundaire scholen in Brussel en de Vlaamse Rand (Grafiek 2). Het project werd gestart in de schoot van de Werkgroep ziekenhuisverpleegkunde van Pro Medicis Brussel, waarin vertegenwoordigers van zowel de Brusselse ziekenhuizen als de Brusselse Hogescholen voor verpleegkunde zetelen. Sinds maart 2011 is deze werkgroep opgegaan in het Brussels Overleg Promotie Zorgberoepen (BOPZ). Het BOPZ is de lokale antennewerking in Brussel van het Vlaams Overleg Promotie Zorgberoepen (VOPZ) dat getrokken wordt door de Vlaamse zorgambassadeur, Lon Holtzer. Het Brussels platform wordt getrokken door het Huis voor Gezondheid en legt zich naast de promotie van de opleidingen van zorgberoepen ook toe op het promoten van Brussel als werkplek voor zorgverleners. In het BOPZ zetelen, naast vertegenwoordigers van de Brusselse ziekenhuizen en de Brusselse Hogescholen voor verpleegkunde, ook vertegenwoordigers van de thuiszorg (Familiehulp, Solidariteit voor het Gezin, Wit-Gele Kruis), woon- en zorgcentra en het Brussels secundair onderwijs. Sinds de start van het H-team verleenden 27 verpleegkundigen (gidsen) hun medewerking (uit het Bracops ziekenhuis, Brugmann ziekenhuis, Europaziekenhuizen, St. Jan ziekenhuis en UZ Brussel). Momenteel zijn er nog 10 gidsen actief en worden er nieuwe gerekruteerd. Sinds de heroriëntering in 2009 worden occasioneel ook andere zorgverleners dan verpleegkundigen (diëtist, logopedist, kinesitherapeut, ergotherapeut) gevraagd een sessie te ondersteunen. In 2009 werd het aanbod uitgebreid van verpleegkunde naar andere zorgberoepen. Op deze manier worden andere knelpuntberoepen meegenomen en wordt de toegang tot vooral ASO klassen vergemakkelijkt. Vooraf geeft de leerkracht aan waarin de leerlingen geïnteresseerd zijn zodat een sessie op maat van de klas kan gegeven worden. Volgende
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
63
opleidingen kunnen in een H-teamsessie in het 5e of 6e jaar secundair onderwijs aan bod komen: Academische bachelors + masters
Professionele bachelors
Master in de verpleegkunde/vroedkunde Logopedie en audiologie Geneeskunde Tandheelkunde Farmaceutische wetenschappen Biomedische wetenschappen Revalidatie en kinesitherapie
Verpleegkunde Vroedkunde Voedings- en dieetkunde Logopedie en audiologie Orthopedagogie/opvoeder Technicus medische beeldvorming Ergotherapie Maatschappelijk werk
In 2012 zal het aanbod uitgebreid worden met een V-team dat naar analogie met het H-team zich richt op de promotie van het beroep verzorgende en zorgkundige. Verzorgenden werkzaam in de Brusselse thuiszorg, kraamzorg of bejaardenzorg getuigen over hun beroep in het 1ste en 2de jaar BSO met de bedoeling de leerlingen warm te maken voor een zorgrichting. Sinds de start van het project wordt na elke sessie een evaluatieformulier opgestuurd naar de school. De opmerkingen van de scholen worden verzameld door het Huis voor Gezondheid en teruggekoppeld aan de gidsen. Bovendien wordt jaarlijks een evaluatiemoment gehouden om de inhoud van de sessies te bespreken met de gidsen, de sessies bij te sturen, problemen te identificeren en de gidsen te motiveren en hun kennis bij te schaven. Van deze evaluatievergaderingen wordt nauwkeurig verslag gemaakt en aanpassingen voor de toekomst worden geformuleerd. Deze onmiddellijke feedback en continue monitoring werpt blijkbaar haar vruchten af: 1 op 2 scholen vraag het H-team het volgend schooljaar terug. In 2008 en 2009 werden respectievelijk 135 en 156 eerstejaars studenten verpleegkunde bevraagd aan het begin van het schooljaar (Hoge School Universiteit Brussel (HUB) en Erasmus Hoge school Brussel (EHB)). Telkens gaf 25% van de generatiestudenten te kennen van het H-Team gehoord te hebben. Ze gaven aan dat het H-team voor hen een extra stimulans was om voor verpleegkunde te kiezen. Om een idee te krijgen van de impact van het H-team op het aantal leerlingen dat voor verpleegkunde kiest, kunnen we het aantal inschrijvingen in de Nederlandstalige opleiding voor verpleegkunde/vroedkunde in Brussel consulteren als ruwe indicator. In Brussel zien we een stijging van 42,5% voor het aantal bachelor studenten verpleegkunde sinds 2007 tot nu (EHB en HUB). Uiteraard is deze stijging mede het resultaat van een samenspel van tal van andere factoren (de economische crisis die jongeren eerder doet kiezen voor een opleiding met jobgarantie, de toename van het aanbod om studeren en werken te combineren, een algemene tendens dat meer jongeren verder studeren, enz.).
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
64
VlaamseGemeenschapscommissie–VragenenAntwoorden–Nr.4–20oktober2011
Grafiek 1: Aantal H-team sessies en bereikte leerlingen, schooljaar 2007/2008 -2010/2011
Grafiek 2: Verdeling van het aantal bezochte scholen met het H-team volgens ligging, 2007-2011
Vraag nr.25 van 26 augustus 2011 van mevrouw Bianca Debaets Gezondheid: Opleiding tot huisartspraktijkassistent Tijdens het schooljaar 2009-2010 organiseerde het Huis voor Gezondheid de allereerste opleiding tot huisartspraktijkassistent. Een schitterend initiatief, want dankzij deze opleiding kunnen de afgestudeerden aan de slag en wordt de administratieve last van de huisartsen verlicht. Kan collegelid Brigitte Grouwels meedelen hoeveel mensen hun opleiding hebben voltooid? Wat is het hun profiel (leeftijd, geslacht, opleiding…)? Hoeveel van de afgestudeerden zijn ondertussen aan de slag bij een huisarts? In Brussel/ buiten Brussel? Of actief in een andere (para) medische functie? Hoe wordt dit project geëvalueerd? Hoe wordt dit project gecontinueerd? Welke partners worden hierbij betrokken?
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
65
Antwoord Het traject dat uitgetekend werd voor de 12 geselecteerde werkzoekende cursisten was het volgende: 4,5 maand theoretische opleiding, facultatieve stage en 2 tot 3 maand IBO opleiding (individuele beroepsopleiding op de werkvloer). Alle cursisten hebben de lessen voltooid. Twee personen hebben echter geen stage of IBO gelopen. De reden hiervoor was dat één persoon een andere administratieve job had gevonden in een cultureel centrum en niet meer zocht naar een stageplaats. De tweede persoon had moeilijkheden om een stageplaats te vinden, zij heeft na een tijd ook afgehaakt en beslist om niet meer te werken. De groep van 12 geselecteerde cursisten was heel divers. De jongste cursist was 18, de oudste 45, met de andere leeftijden daartussen. De groep bestond wel enkel uit vrouwen. Ook de vooropleiding was divers. De jongere deelnemers waren vaak pas afgestudeerd en wilden via deze cursus snel aan het werk. Bij de oudere werknemers was het profiel ook heel verscheiden. Kinderverzorgster, directiesecretaresse, … maar allemaal wilden ze graag bij een arts aan de slag. In de groep zaten zowel Nederlandstalige als vrouwen wiens moedertaal Frans of een andere taal was. Omdat er zoveel geïnteresseerden waren (70-tal) kon men bij de assessment door de VDAB een groep van 12 selecteren die grote slaagkansen hadden. De cursisten kwamen uit heel Vlaanderen. De 6 kandidaten die het normale traject volgden en een IBO stage konden volgen, werken alle 6 nog steeds in een huisartsenpraktijk. 2 daarvan werken in Brussel, 2 in Oost-Vlaanderen, 1 in West-Vlaanderen en 1 in Antwerpen. 3 kandidaten konden via een onbezoldigde stage aan de slag. 2 daarvan hebben daarna besloten om verpleegkunde te studeren (beiden waren pas afgestudeerde cursisten). 1 persoon is een andere weg ingeslagen. 1 van de kandidaten had een contract van bepaalde duur in een ziekenhuis in Brussel. 1 kandidate een contract voor onbepaalde duur in een cultureel centrum. 1 van de kandidates vond geen stageplaats en besliste om niet meer te werken en ook geen werkzoekende te zijn. Het project werd met alle partners samen geëvalueerd. Huis voor Gezondheid, VDAB, Erasmushogeschool Brussel, VUB Vakgroep Huisartsengeneeskunde, Brusselse Welzijns- en Gezondheidsraad en de cursisten zelf. Daarnaast werd ook een korte telefonische bevraging uitgevoerd bij de artsen die een praktijkassistent uit de opleiding in dienst hadden genomen. Het project werd positief geëvalueerd. De opleiding was intensief maar wel boeiend voor de cursisten. De opleiding, zo bleek uit de telefonische bevraging, sloot ook aan bij de wensen van de verschillende praktijken. Het vinden van stageplaatsen voor de verschillende cursisten bleek niet zo gemakkelijk. De juiste ‘match’ tussen een cursist en een huisartsenpraktijk, is naast kennis ook afhankelijk van persoonlijke factoren. In het schooljaar 2011-2012 wordt opnieuw een opleiding ingericht op vraag van de VDAB, met dezelfde partners als het eerste project, namelijk Huis voor Gezondheid, VDAB, Erasmushogeschool Brussel en VUB Vakgroep Huisartsengeneeskunde. Er is nog geen piste gevonden om het project te doen landen binnen het reguliere circuit, voornamelijk omdat er tot op heden nog geen goedgekeurd beroepscompetentie is voor de functie van huisartspraktijkassistent.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
66
VlaamseGemeenschapscommissie–VragenenAntwoorden–Nr.4–20oktober2011
Vraag nr.26 van 12 september 2011 van mevrouw Greet Van Linter Gezondheid: Het aantal Nederlandstalige stagiairs in de gezondheidszorg in Brussel Graag had mevrouw Greet Van Linter van mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin, Media en Patrimonium, een antwoord gekregen op vragen i.v.m. het aantal Nederlandstalige stagiairs in de gezondheidszorg in Brussel. Hoeveel bedraagt het aantal Nederlandstalige stagiairs in de gezondheidszorg in 2007, 2008, 2009, 2010 en 2011? Graag voornoemde cijfers opgesplitst per geslacht (man/ vrouw) en per onderwijscategorie (geneeskunde, verpleegkunde en vroedkunde). Hoeveel stagiairs woonden er effectief in Brussel in 2009 en 2010? Welke acties ondernam het Huis van de Gezondheid om Brussel aantrekkelijk te maken voor voornoemde doelgroep? Wat was het concreet resultaat? Hoeveel stagiairs kozen uiteindelijk voor een definitieve werkplaats in Brussel? Graag een opsplitsing van stagiairs met adres in Brussel en elders. Antwoord Het Huis voor Gezondheid bemiddelt bij stageplaatsen in Brusselse ziekenhuizen en logies in Brussel voor studenten verpleegkunde en vroedkunde uit Vlaamse Hogescholen (Artevelde Gent, KAHO St. Lieven Aalst, KATHO Roeselare en Kortrijk, KHKempen, KdGhs Antwerpen, KH Leuven) en voor geneesheren in opleiding van KUL, UGent en sinds 2010 VUB. Het Huis voor Gezondheid kan cijfers geven op bass van deze samenwerkingen. Stagiairs verpleegkunde en vroedkunde Grafiek 1 toont het aantal stagiaires verpleegkunde en vroedkunde waarvoor Pro Medicis Brussel /Huis voor Gezondheid bemiddelde in de periode 2002-2010. In 8 jaar tijd werd voor 329 studenten een stageplaats en/of logies in Brussel bemiddeld. In 2006 werd de opleiding van vroedkunde een volledig aparte driejarige opleiding. De opleiding voor vroedkunde kent sindsdien een echte opmars en alle Vlaamse hogescholen gaan op zoek naar extra stageplaatsen vroedkunde, o.a. ook in Brussel. Alle 329 studenten verpleegkunde en vroedkunde en geneeskunde waarvoor het Huis voor Gezondheid bemiddelde tussen 2002 en 2010 kwamen uit Vlaanderen of de Rand. Er zijn op dit ogenblik voor 2011 nog geen cijfers voorhanden. Het academiejaar is net begonnen. Grafiek 1: Aantal stagiaires uit Vlaamse Hogescholen voor verpleegkunde en vroedkunde waarvoor PMB/HvG bemiddelde,2002/2003 – 2010/2011*
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
67
Het aanbod om Brussel aantrekkelijk te maken voor bovenvernoemde doelgroep werd vanaf 2002 stelselmatig uitgebreid, aangepast en verfijnd. 1. Voor stagecoördinatoren en docenten in Vlaamse en Brusselse hogescholen voor verpleegkunde en vroedkunde: – De beschikbare stageplaatsen in Brusselse zorginstellingen worden via persoonlijke contacten bekendgemaakt; – Er gebeurt een bemiddeling voor stageplaatsen tussen Vlaamse Hogescholen voor verpleegkunde en vroedkunde en Brusselse ziekenhuizen via persoonlijke contacten; – Er wordt bemiddeld voor stageplaatsen tussen Universiteit Gent, Katholieke Universiteit Leuven en Brusselse ziekenhuizen 2. Wat betreft de Vlaamse en Brusselse studenten verpleegkunde en vroedkunde: – Alle eerstejaars verpleegkunde en vroedkunde in Vlaanderen krijgen (op vraag) informatie over de stad Brussel en de Brusselse gezondheidszorg in “Brusselles” op school; – Ze krijgen een bemiddeling voor stageplaatsen via stagecoördinator en directies nursing; – Ze krijgen een bemiddeling voor logies; – Elke stagiaire die in Brussel stage loopt krijgt informatie over de stad Brussel en de Brusselse gezondheidszorg: • via een onthaaltas (o.a. met Brussel Deze Week, De Rouck stratenplan, MIVBplan, Wonen in Brussel, BWR-zakboekje, enz.); • via website www.huisvoorgezondheid.be; • via een onthaalwandeling ad hoc i.s.m. Onthaal en Promotie Brussel; – Er is ook een help desk met persoonlijke opvang voor stagiairs tijdens hun verblijf in geval van nood De eerste resultaten van de Huis voor Gezondheid- studie die twee projecten in het kader van aantrekken en behouden van verpleegkundigen evalueert, bevestigen de literatuur: verpleegkundigen werken bij voorkeur ‘onder hun kerktoren’. Gedetailleerde resultaten verschijnen in december 2011. De focus van de projecten zal op basis van de resultaten vastgelegd worden. Vraag nr.27 van 10 juni 2011 van mevrouw Greet Van Linter Gezondheid: Aantal Nederlandstalige verpleegkundigen en verzorgenden in Brussel Graag had mevrouw Greet Van Linter van mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin, Media en Patrimonium, een antwoord op vragen i.v.m. het aantal Nederlandstalige verpleegkundigen en verzorgenden in Brussel. Het aantal Nederlandstalige verpleegkundigen en verzorgenden in 2008, 2007, 2009, 2010 en 2011. Graag voornoemde cijfers opgesplitst per geslacht (man/vrouw) en per leeftijdscategorie (onder de 40 jaar, tussen de 40 en de 55 jaar en boven de 55 jaar). Hoeveel Nederlandstalige verpleegkundigen en verzorgenden woonden er effectief in Brussel in 2009 en 2010? Welke acties ondernam het Huis van de Gezondheid om Brussel aantrekkelijk te maken voor voornoemde doelgroepen? Wat was het concreet resultaat? Kan het collegelid eventueel ook dezelfde cijfers aan Franstalige kant bezorgen?
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
68
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
Antwoord De laatste cijfers met betrekking tot het aantal Nederlandstalige verpleegkundigen en verzorgenden waarover het Huis voor Gezondheid beschikt dateren van 2004, uit de Studie van J. Pacolet, Plus est en vous driemaal, Manpowerplanning in de zorgsector in Brussel-Hoofdstad. Deze studie toont dat er 107 Nederlandstaligen (17%) en 2.530 Franstalige verpleegkundigen en verzorgenden in de ziekenhuizen tewerkgesteld zijn. Er zijn geen cijfers beschikbaar voor de andere gezondheidsinstellingen in Brussel (thuiszorg, thuisverpleegkunde, woonzorgcentra, enz.) In 2004 waren 86% van de 107 Nederlandstaligen in Vlaanderen gedomicilieerd en 11% in Brussel en 2,5% in Wallonië. Er bestaan geen cijfers na 2004. Een actualisering van de studie is noodzakelijk. In een enquête van 2010 (Huis voor Gezondheid) bij 74 eerstejaarsstudenten verpleegkunde uit de HUB en de EHB blijkt dat 41% in Brussel woont, 32% in de Rand en 27% in de rest van Vlaanderen. Uit deze Pacolet studie (2004) blijkt dat het personeelsbestand afkomstig uit het Vlaams Gewest en tewerkgesteld in openbare ziekenhuizen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest veroudert. Bij de jongere leeftijdsgroepen is er een daling van het aantal personeelsleden uit het Vlaamse Gewest, terwijl er een grote toename is van het personeel uit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Er bestaan geen cijfers na 2004. In dezelfde studie van Pacolet, wordt aangetoond dat er in 2004, 2.530 Franstalige verpleegkundigen en verzorgenden werkzaam zijn in de Brusselse ziekenhuizen. Hiervan woont 55% in Brussel, 27% in Wallonië en 17% in Vlaanderen. Voor meer cijfers over de Franstalige kant dient de vraagsteller de bevoegde ministers aan te spreken. Het Huis voor Gezondheid onderneemt ook acties om Brussel aantrekkelijk te maken voor Nederlandskundige verzorgenden en verpleegkundigen. Sinds 2010 werkt Het Huis voor Gezondheid mee in het Vlaams Platform Promotie Zorgberoepen (VOPZ) en creëerde het een Brussels platform promotie Zorgberoepen (BOPZ) waarin zowel het Brussels tewerkstellingsveld als Brusselse opleidingsinstellingen in vertegenwoordigd zijn. De focusgroep zijn studenten verpleegkundigen uit 1e, 2e en 3de jaar uit Brusselse (hoge) scholen en de Rand. – eerstejaarsstudenten gezondheidszorg waaronder verpleegkundigen in hogescholen uit Brussel en de bredere Rand krijgen een “Brusselles” met Welkomboekje. Zij die op stage komen in Brussel ontvangen een rijk gedocumenteerde info-tas van het Huis voor Gezondheid; – tweedejaarsstudenten verpleegkundigen worden uitgenodigd op een informatiedag over jobmogelijkheden in de Brusselse zorg. Studenten komen tijdens een toer in contact met verschillende Brusselse zorginstellingen terwijl ze de stad Brussel ook ontdekken; – voor derdejaarsstudenten wordt door het HvG meegewerkt aan jobbeurzen door zorginstellingen of hogescholen ingericht. Informeel hoort het Huis voor Gezondheid bij diverse zorginstellingen dat er ongeveer jaarlijks een tweetal studenten Verpleegkunde/Vroedkunde in Brussel blijven werken van
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
69
de groep voor wie Pro Medicis Brussel en het Huis voor Gezondheid bemiddelde. Er is nood aan monitoring van instroom en uitstroom wat in de (hoge)scholen ook niet bestaat. Studenten wensen te logeren kort bij de plaats waar ze stage lopen. Zorginstellingen moeten aangemoedigd worden om zelf een aanbod van logies te voorzien eventueel via gastgezinnen of het beschikbaar stellen van kamers in de omgeving. Vraag nr.28 van 12 september 2011 van mevrouw Greet Van Linter Gezondheid: Aantal Nederlandstalige huisartsen in Brussel Graag had mevrouw Greet Van Linter van mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid belast met Welzijn, Gezondheid, Gezin, Media en Patrimonium, een antwoord gekregen op vragen i.v.m. het aantal Nederlandstalige huisartsen in Brussel. Het aantal Nederlandstalige huisartsen in 2009, 2010 en 2011. Graag voornoemde cijfers opgesplitst per geslacht (man/vrouw) en per leeftijdscategorie (onder de 40 jaar, tussen de 40 en de 55 jaar en boven de 55 jaar). Zijn er Nederlandstalige artsen overgestapt naar de Franstalige huisartsenkring? Zo ja, hoeveel? Geeft het aantal Nederlandstalige huisartsen problemen voor de Nederlandstalige wachtdienst? Antwoord In 2010 bedroeg, aldus het RIZIV, het aantal Nederlandstalige huisartsen in het Brusselse hoofdstedelijke gewest 160. Zij verwezen vervolgens door naar FOD Volksgezondheid. Volgens FOD Volksgezondheid bedroeg het aantal Nederlandstalige huisartsen in het Brusselse hoofdstedelijke gewest op 31/12/2009, 196. Het kabinetsadres van de huisartsen werd als criterium gebruikt om een selectie te maken van huisartsen uit het Brusselse hoofdstedelijke gewest. Deze kabinetsadressen zijn niet steeds up-to-date, dus er moet rekening worden gehouden met een beperkte foutmarge. Mogelijk verklaart dat ook dat het cijfer van FOD Volksgezondheid iets hoger ligt dan het getal dat het RIZIV bezorgde. Als de FOD Volksgezondheid zich zou baseren op de domicilieadressen van de huisartsen, komt het FOD ook aan een iets lager getal. De Nederlandstalige huisartsen aangesloten bij de Brusselse Huisartsenkring tellen in 2009 81 aangesloten huisartsen, in 2010 eveneens 81 en in 2011 84. De verdeling man / vrouw is als volgt : In 2009 : 50 mannen / 31 vrouwen In 2010 : 53 mannen / 28 vrouwen In 2011 : 53 mannen / 31 vrouwen De leeftijdscategorie van de artsen in 2011 : 18 artsen zijn jonger dan 40 jaar 34 artsen zijn tussen 40 en 55 jaar 32 artsen hebben de leeftijd van 55 jaar bereikt
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
70
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
In 3 jaar zijn er 9 artsen uit de Brusselse Huisartsenkring gestapt: 2009 : 1 arts (geen reden opgegeven) 2010 : 2 artsen verhuisd buiten Brussel / 1 arts op pensioen gegaan 2011 : 2 artsen gestopt met praktijk / 1 arts verhuisd buiten Brussel / 1 arts overleden Van al de artsen die de kring hebben verlaten tussen 2009 en 2011 is er slechts 1 die mogelijk is overgestapt naar de Franstalige wachtdienst. Er werd geen reden opgegeven en de arts heeft nog steeds een praktijk in Brussel. De VGC ondersteunt de huisartsen op verschillende manieren in het kader van de wachtdienst: de Nederlandstalige wachtpost Terranova werd opgericht en het project rijdende wacht is van start gegaan. Uit bevraging bleek dat huisartsen steeds meer aan taakdelegatie willen doen en dat ze zeker het onthaal en de administratieve lasten die bij het praktijkvoeren komen kijken, wilden delegeren. Het Huis voor Gezondheid organiseerde in 2009 als pionier, in samenwerking met de VDAB een opleiding huisartspraktijkassistent. De helft van de toen opgeleide praktijkassistenten is nu nog steeds aan de slag in een huisartsenpraktijk tot ieders tevredenheid. Eind 2011 gaat een vervolgopleiding van start. De tweede lichting praktijkassistenten kan vanaf juli 2012 aan de slag. Het Huis voor Gezondheid zorgde er samen met de Brusselse huisartsenkring voor dat in 9 Brusselse gemeenten de federale Impulseo I premie kan toegepast worden sinds juli 2011. Impulseo I voorziet een financiering om jonge huisartsen te helpen bij de installatie van hun praktijk en te stimuleren om zich te installeren in zones met een tekort aan huisartsen. In het Brussels hoofdstedelijk gewest zijn dit de gemeenten: Brussel, Evere, Sint-Gillis, Sint-Jans-Molenbeek, Sint Joost-ten-Node, Koekelberg, Jette, Elsene. Impulseo II voorziet een financiële ondersteuning voor een onthaal- en administratief bediende voor huisartsengroeperingen. Vraag nr.29 van 12 september 2011 van mevrouw Greet Van Linter Gezondheid: Aantal soa-gevallen in Brussel Op zaterdag 3 september 2011 verklaarde het Vlaams expertisecentrum voor seksuele gezondheid, Sensoa, dat jongeren tussen 18 en 24 jaar tijdens de zomervakantie steeds vaker een seksueel overdraagbare aandoening (soa) oplopen. Volgens woordvoerder van Sensoa, de heer Boris Cruyssaert, hebben jongeren vaak geen condoom bij de hand op vakantie. Ze vinden het ook niet evident om het met een nieuwe partner te hebben over condoomgebruik. Bovendien verhoogt de combinatie van seks, drugs en alcohol het risico en gaat het er tijdens de vakantie al eens losbandiger aan toe. Jongeren gaan het ook steeds exotischer zoeken en belanden in landen waar soa’s bij de lokale bevolking nog veel voorkomen. Het aantal geslachtsziektes dat in september wordt vastgesteld, ligt daardoor hoger dan tijdens andere maanden, luidt het. Graag had mevrouw Greet Van Linter van mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin, Media en Patrimonium, een antwoord vernomen op vragen i.v.m. het aantal soa-gevallen in Brussel.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
71
Het aantal soa-gevallen in Brussel in 2006, 2007, 2008, 2009 en 2010. Graag voornoemde cijfers opgesplitst per geslacht (man/vrouw) en per soort ziekte. Bestaat in Brussel ook de vaststelling dat het aantal soa-gevallen stijgt in de vakantiemaanden? Bestaat er een Brusselse tegenhanger van het Vlaams expertisecentrum voor seksuele gezondheid? Zo ja, wat is de doelstellingen, welke financiering wordt voorzien en onder wie ressorteert de vereniging? Antwoord Het artikel waar wordt naar verwezen is gebaseerd op berichten uit Nederland die speculatief uitgebreid werden naar de Vlaamse context, waardoor ze niet noodzakelijk kloppen. Sensoa werd ook foutief geciteerd in de berichten die hieromtrent tot nu toe verschenen. Om de vragen met betrekking tot soa te antwoorden werden bijkomende cijfers opgevraagd bij het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, te weten R. Verbrugge (soa clinici rapporten) en G.Ducoffre (peillaboratoria rapporten). Sensoa beheert immers geen epidemiologische cijfers. Sensoa gebruikt de cijfers van het WIV en voorziet ze desgewenst van duiding en analyse in het kader van zijn opdracht en doelgroepen. Sensoa kan enkel een beroep doen op de gegevens van peillaboratoria en deze hebben enkel gegevens over gediagnosticeerde gevallen van Chlamydia en gonorrea, behalve voor syfilis. Uit de cijfers van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid valt af te leiden dat in Brussel zich hetzelfde epidemiologisch beeld aftekent als in de rest van België, met name: – een toename van het totaal aantal gediagnosticeerde soa; – een toename van soa in de leeftijdscategorie 15-30 jaar; Met betrekking tot het fenomeen dat zich in Nederland zou afspelen, kon het WIV geen afdoende gegevens aanleveren als zou deze situatie zich ook in Brussel voordoen. Eerder stelt men dat er geen sprake is van een toename in diagnoses onder de 15-30-jarigen in Brussel, noch onder de gehele bevolking. Voor de verdeling naar mannen en vrouwen kunnen eveneens gegevens opgehaald worden uit de rapporten van de peillaboratoria van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid. Volgende cijfers gelden voor België, maar kunnen doorgetrokken worden voor Brussel. Wat betreft de seksueel overdraagbare aandoening gonnorrea: – 78% van de gevallen is in 2010 vastgesteld bij personen van het mannelijke geslacht (geslachtsverhouding M/V : 3,5/1); – 60% van de gevallen gediagnosticeerd bij mannen behoorde tot de leeftijdsgroep tussen 25 en 44 jaar; dit percentage bedroeg 64% in 2009, 61% in 2008, 61% in 2007 en 66% in 2006. – Er is een stijging van het aantal gevallen gediagnosticeerd bij mannen tussen 15 en 24 jaar. In 2006 gaat het over 90 gevallen, in 2007 93 gevallen, in 2008 109 gevallen, in 2009 111 gevallen en in 2010 147 gevallen.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
72
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
Wat betreft de seksueel overdraagbare aandoening chlamydia: – 66% van de gevallen is vastgesteld bij personen van het vrouwelijke geslacht (geslachtsverhouding M/V : 0,52/1), dit percentage stemt helemaal overeen met dat van voorgaande jaren; – 41% van deze gevallen is vastgesteld bij vrouwen tussen 25 en 44 jaar en 54% bij vrouwen tussen 15 en 24 jaar. Deze percentages bedroegen respectievelijk 42% en 53% in 2009, 40% en 55% in 2008, 45% en 51% in 2007, en te slotte 43% en 53% in 2006. – 35% van de gevallen gediagnosticeerd bij vrouwen tussen 15 en 24 jaar is gelokaliseerd in Brussel en 12% in het arrondissement Antwerpen. Wat betreft de seksueel overdraagbare aandoening syfilis: – 84% van de isolaties is uitgevoerd bij personen van het mannelijke geslacht (geslachtsverhouding M/V : 5,1/1); – 61% van de gevallen is gediagnosticeerd bij mannen tussen 25 tot 44 jaar;
Er is een toename van het aantal waargenomen gevallen vanaf 2002 in deze leeftijdsgroep (2002 : 83 gevallen, 2003 : 112 gevallen, 2004 : 141 gevallen, 2005 : 179 gevallen, 2006 : 148 gevallen, 2007 : 253 gevallen, 2008 : 286 gevallen) ligt grotendeels aan de basis in de toename vastgesteld in het totale aantal gediagnosticeerde gevallen vanaf 2002.
Hierin valt op dat 196 gevallen van syfilis werden vastgesteld in Brussel in 2010 (41/196 in Elsene en 34/96 in het Centrum van Brussel).
Verder verwijst collegelid Brigitte Grouwels naar de activiteiten van Sensoa en naar de doelstellingen van het project ‘Terreinwerking naar mannen die seks hebben met mannen (MSM) in Brussel’ van Sensoa. Het is ook goed om weten dat ook Ex Aequo (MSM) en Plateforme Prévention Sida (algemeen) actief zijn op het Brussels territorium. Het zijn partners van Sensoa.
Vraag nr.30 van 15 september 2011 van mevrouw Greet Van Linter Gezondheid: Aantal kankerpatiënten dat in Brussel onder de armoedegrens leeft De Vlaamse Liga tegen Kanker maakte bekend dat bijna de helft van de gezinnen die een uitkering krijgt van het Kankerfonds, een inkomen heeft dat onder de armoedegrens zit. Het gaat niet alleen om mensen die al met financiële problemen kampten voor ze ziek werden. Ook mensen die er normaal gezien in slagen rond te komen, belanden door kanker vaak in de armoede. Dit blijkt uit de studie De medische en niet-medische zorgkosten in de dossiers van het Kankerfonds van de Vlaamse Liga tegen Kanker die een analyse maakte van 1.660 dossiers van het Kankerfonds. Het fonds is een laatste vangnet als alle voorzieningen van de sociale zekerheid zijn uitgeput. Het Kankerfonds registreerde de zorgkosten die patiënten gedurende één jaar maakten en stelt: “Het fonds deelt die kosten op in dertien categorieën niet-medische zorg en drie categorieën medische zorg. Niet-medische kosten zijn: 1. huur van materiaal; 2. verplaatsingsonkosten; 3. incontinentiemateriaal; 4. verzorgingsmateriaal; 5. aankoop van materiaal; 6. een pruik; 7. een prothese; 8. poetshulp; 9. revalidatie; 10. gezinszorg; 11. dienstencheques; 12. sondevoeding en 13. andere.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
73
Medische kosten zijn: 1. apothekerskosten; 2. consultaties en 3. ziekenhuisfacturen. De gemiddelde totale zorgkost in één jaar bedraagt 2.169 euro, waarvan 1.775 euro medische kosten en 394 euro niet-medische kosten. Er is wel een grote spreiding: een kwart van de patiënten betaalt minder dan 1.061 euro, een kwart betaalt meer dan 2.795 euro. De gemiddelde kost in het eerste jaar na de diagnose is 2.243 euro (1.875 euro medische en 368 euro niet-medische kosten). In het tweede jaar na de diagnose bedraagt de gemiddelde totale zorgkost 2.118 euro (1.805 euro medische en 313 euro niet-medische kosten). Bij patiënten die overleden op het einde van of kort na het afsluiten van de kostenperiode ligt de totale gemiddelde zorgkost op 2.401 euro (2.010 euro medische en 391 euro nietmedische kosten). In 14% van de 1.660 bestudeerde dossiers is er via de zorgverzekering een tussenkomst van de Vlaamse overheid in de niet-medische kosten van zwaar zorgbehoevenden. Als men deze tussenkomst in rekening brengt, zakt de gemiddelde niet-medische kost van 394 euro naar 325 euro. Bij deze daling past wel een relativerende noot: lang niet alle patiënten met hoge niet-medische kosten kunnen hiervan profiteren. In dossiers met hoge niet-medische kosten (meer dan 1.157 euro), komt 74% van de patiënten (135 dossiers) niet in aanmerking voor de zorgverzekering. Ook de vrijwillige privéziekteverzekering of hospitalisatieverzekering heeft een effect op de zorgkosten van de patiënten in het Kankerfonds: de gemiddelde kost van de ziekenhuisfacturen zakt van 1.070 euro naar 901 euro. Maar ook hier heeft dit slechts op een minderheid van de patiënten een effect. Van de patiënten met hoge ziekenhuiskosten (meer dan 2.358 euro) rapporteert 66% van de patiënten (131 dossiers) geen terugbetaling van de hospitalisatieverzekering. Daarvoor zijn er drie soorten verklaringen. Veel mensen die aankloppen bij het Kankerfonds hebben geen hospitalisatieverzekering, omdat ze die niet kunnen betalen of omdat ze er niet op tijd aan gedacht hebben om zo’n verzekering af te sluiten. Voor een andere groep patiënten worden de kosten van de kankerbehandeling niet of slechts in beperkte mate terugbetaald omdat ze pas een hospitalisatieverzekering afsloten nadat ze de diagnose kanker kregen. Ten slotte zijn er bepaalde ingrepen, zoals een borstreconstructie, die niet terugbetaald worden door de hospitalisatieverzekering. De in het Kankerfonds geregistreerde gemiddelde zorgkost van 2.169 euro in één jaar is voor veel gezinnen wellicht niet onoverkomelijk. Maar voor de gezinnen in het Kankerfonds met een laag gemiddeld inkomen ligt dit anders. Als we de inkomens van de gezinnen in het Kankerfonds situeren tegenover de armoederisicogrens (60% van het mediaan gestandaardiseerd netto beschikbaar huishoudinkomen), blijkt dat 45% van de gezinnen onder deze grens zit. Vooral gezinnen waar het hoogste inkomen een leefloon, een tegemoetkoming voor personen met een handicap of een werkloosheidsuitkering is, zitten onder deze grens. Gezinnen met een loon of een pensioen doen het beter, maar 40% zit toch nog onder de armoedegrens. Gezinnen die leven van een ziekte- of invaliditeitsuitkering nemen een middenpositie in. Het onderzoek leert ons ook dat een vrij omvangrijke groep van kankerpatiënten die normaal gezien net rondkomen door hun hoge ziektekosten toch in financiële nood raken. In het jaar van het Kankerfondsdossier verdubbelt het aantal alleenstaanden met een ontoereikend budget door de medische en niet-medische kosten: zonder de ziektekosten kampt 22% (133 dossiers) met een ontoereikend budget, met toevoeging van de medische en nietmedische kosten loopt dit aantal op tot 43% (264 dossiers). Ook bij de koppels zonder kinderen zien we zo’n verdubbeling: van 17% (121 dossier) naar 34,8% (244 dossiers). De ziekenhuissupplementen (kamer-, materiaal- en honorariumsupplementen) maken een groot deel uit van de eigen bijdrage van de kankerpatiënten. Dat blijkt uit een onderzoek
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
74
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
van het HIVA-KU Leuven van de medische kosten van kankerpatiënten op basis van een databank van de CM.” Graag had ik van mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid belast met Welzijn, Gezondheid, Gezin, Media en Patrimonium, vernomen of er gelijkaardige cijfers bestaan over de kankerpatiënten die in Brussel wonen? Zijn er cijfers van kankerpatiënten bekend die in Brussel onder de armoedegrens leven? Antwoord De heer Ward Rommel van de studiedienst van de Vlaamse Liga tegen Kanker (VLK) liet weten dat er in zijn studie geen specifiek cijfermateriaal of informatie te vinden is over het Brussels hoofdstedelijk gewest. De kankerpatiënten waarover het gaat wonen bijna allemaal in Vlaanderen. Dat de situatie in Brussel zeker niet beter is dan in de rest van het land, kan u afleiden uit onderstaand uittreksel uit de studie ‘De medische en niet-medische kosten van kankerpatiënten’ uit 2011 van Jozef Pacolet e.a. “Ten slotte liet ook de gedetailleerde administratieve data toe om een beschrijving te maken van de kostenverschillen in de drie gewesten. Zonder hiervan een gedetailleerde analyse van te kunnen maken viel wel op dat zowel in de acute als (en vooral) de chronische fase, de frequentie en (bijgevolg) de kostprijs (via supplementen) in Brussel hoog opliep. In vergelijking met de controlegroep was dit blijkbaar nog meer voor (bepaalde types van) de kankerpatiënten het geval. Naast mogelijke verschillen in behandeling van Brussel met de rest van het land, en het mogelijk aanbodeffect, kan hier ook de te beperkte ontwikkeling van de thuiszorg in het Brussels Gewest opnieuw worden vermoed. Opnieuw geldt dit voor alle zieken en zorgbehoevende personen in Brussel, maar misschien nog meer voor de kankerpatiënten.” Aangezien er geen verbinding is tussen kankerregister en fiscale statistieken of enquêtes als SILC (= enquête naar de inkomens en levensomstandigheden), bestaan er geen betrouwbare of volledige cijfers over het aantal kankerpatiënten onder de armoedegrens in het Brussels hoofdstedelijk gewest. Een dergelijk onderzoek is ook niet eenvoudig uit te voeren aangezien dit soort gegevens erg onderhevig is aan de beschermings-maatregelen in de privacywet en het medisch geheim. Schattingen of benaderingen zijn eventueel wel mogelijk door bijvoorbeeld een kruising van gegevens van IMA (Intermutualistisch Agentschap) en het kankerregister of via benaderend onderzoek op het niveau van de statistische sector (waarover in het kankerregister info aanwezig is maar die ook al niet zomaar beschikbaar is voor onderzoek wegens privacybescherming van de patiënten). De studie van de VLK is niet gebaseerd op een representatieve steekproef van kankerpatiënten, maar op de gevallen die het Kankerfonds zelf registreerde. De auteurs geven zelf al aan dat dit een erg geselecteerde groep is qua inkomen aangezien het inkomen immers een groot deel uitmaakt van de toekenningscriteria van het fonds. De vermeldde percentages in de studie kunnen dan ook zeker niet gelezen worden als betrouwbare of valide Vlaamse populatie-indicatoren.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
75
BRUNO DE LILLE, COLLEGELID BEVOEGD VOOR CULTUUR, JEUGD, SPORT EN AMBTENARENZAKEN Vraag nr.23 van 10 juni 2011 van mevrouw Greet Van Linter Divers: De samenstelling van het kabinet Op 3 mei 2011 telde het VGC-kabinet van collegelid Bruno De Lille 5 personeelsleden: 1 adviseur-adjunct-kabinetschef, 1 adviseur, 2 attachés en 1 voltijdse medewerker. Graag een onderverdeling in gedetacheerde ambtenaren en anderen. Wat is de verhouding man-vrouw? Hoeveel personen met een handicap zijn er op het kabinet tewerkgesteld? Hoeveel allochtone medewerkers werken er? Hoeveel 55-plussers? Hoeveel personen werken er die langdurig werkloos waren? Wat zijn de personeelsuitgaven 2009, 2010 en de gebudgetteerde uitgaven 2011? Wat zijn de werkingskosten 2009, 2010 en de gebudgetteerde uitgaven 2011? Antwoord Op datum van 15 juli 2011, werken er 6 personeelsleden, waarvan twee gedetacheerde ambtenaren, voor het VGC-kabinet. Er werken 4 mannen en 2 vrouwen op het kabinet en er zijn geen personen met een handicap tewerkgesteld. Er werkt één allochtone medewerker op het kabinet en er zijn geen 55-plussers tewerkgesteld. Geen van de medewerkers waren langdurig werkloos. De uitgaven zijn: 2009 (gerealiseerde uitgaven) Bezoldiging personeel Vakantiegeld personeel Patronale Bijdragen R.S.Z.P.P.O. Patronale bijdragen omslagkas pensioenen Andere technische kosten (werkingskosten) Totaal
€319.916,60
2010 2011 (gerealiseerde uitga- (gebudgetteerd) ven) €233.200,62
€26.819,00
€7.304,68
€83.171,33
€58.194,07
€10.618,08
€0,00
€30.000,00
€25.000,00
€470.525,01
€323.699,37
€529.953,00
In de begroting wordt geen opsplitsing gemaakt tussen de personeelsuitgaven en de werkingskosten van het kabinet. Voor 2011 vindt men de totale budgettering op begrotingsartikel 22003/124-48.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
76
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
De gegevens voor 2009 bevatten de cijfers voor het kabinet van toenmalig collegelid Pascal Smet en collegelid Bruno De Lille (vanaf augustus 2009). Vraag nr.24 van 10 juni 2011 van mevrouw Bianca Debaets Cultuur: De samenwerking bij ‘het jaar van de gastronomie’ Visitbrussels organiseert in 2012 het Jaar van de Gastronomie “Brusselicious 2012”. Er bestaat reeds een mooie website http://www.brusselicious.be en een logo. Het jaarthema moet vooral de gastronomische specialiteiten en streekproducten van Brussel in de verf zetten. Ook alle kwaliteitsvolle restaurants worden gepromoot. In de pers konden we onlangs lezen: “De Vlaamse (Geert Bourgeois) en Brusselse (Christos Doulkeridis) minister voor Toerisme hebben overlegd over het toerismebeleid. Brussel wil Vlaanderen actief betrekken bij de organisatie van het project ‘Jaar van de gastronomie’ in 2012.” Is de VGC bij dit project betrokken? Zo ja op welke manier? Zo neen, waarom niet? Zijn er activiteiten die de VGC ondersteunt of financiert? Kan collegelid Bruno De Lille dit verder toelichten? Heeft het collegelid reeds overleg gehad met collega’s van de Vlaamse Regering en Toerisme Vlaanderen? Zo ja wat was de uitkomst hiervan? Was hij betrokken bij de totstandkoming van het programma? Heeft de VGC voor Brusselicious een budget vrijgemaakt? Zo ja, hoeveel en voor welke activiteiten uit het programma? Antwoord De VGC administratie werd reeds op de hoogte gebracht van “Brusselicious 2012”, het Jaar van de Gastronomie, en heeft hierover informeel overleg gehad met het BITC/ Visitbrussels. In de komende maanden zal worden samen gezeten met de administratie voor de verdere uitwerking. Er is tevens recent overleg gepleegd tussen de verschillende bevoegde ministers vanuit het gewest over dit onderwerp. Vanuit de VGC was er nog geen overleg rond dit themajaar met Toerisme Vlaanderen of de Vlaamse overheid. De VGC heeft de traditie om bij dergelijke jaarthema’s te werken vanuit het cultureel erfgoed en denkt nu ook vanuit dit perspectief na over het culinair gegeven. Visitbrussels coördineert en benadert de jaarthema’s vanuit een toeristisch standpunt. De erfgoedcel van de VGC heeft reeds expertise opgebouwd rond culinair erfgoed door de realisatie van een aantal projecten zoals “Brusselse wafels – om te backen dicke wafelen” en een aantal publicaties en rondleidingen rond culinaire tradities van andere gemeenschappen in Brussel, zoals “Turken op de meridiaan” en “Midi del sur”. Dit gebeurde meestal in het kader van de Week van de Smaak, een culinair evenement dat gecoördineerd wordt vanuit FARO, Vlaams Steunpunt voor cultureel erfgoed. Voor Brusselicious 2012 denkt de erfgoedcel aan een project rond al dan niet recente Brusselse culinaire tradities, waarbij het gaat om typische gerechten of producten gekoppeld aan de gastronomische ordes die elk op hun manier deze tradities beschermen en door-
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
77
geven. Deze manier van werken sluit nauw aan bij het beleid rond immaterieel cultureel erfgoed. Voor de concrete realisatie kan samengewerkt worden met sociaal-culturele en erfgoedverenigingen en waar mogelijk met jeugdverenigingen. Zo zou er kunnen gewerkt worden rond deze culinaire tradities met daaraan gekoppeld kookworkshops op basis van typisch Brusselse producten. Vanuit het cultureel erfgoedforum wordt momenteel een project rond de Brusselse brouwerijen gerealiseerd (zowel vanuit historisch als actueel perspectief) en staat ook de “Nacht van de geschiedenis” in 2012 in het teken van drank. Ook hier zijn aanknopingspunten mogelijk. Vanuit de enveloppe voorzien in 2012 voor erfgoedprojecten kan er een budget worden gegeven aan de initiatieven rond Brusselicious, het precieze bedrag is momenteel echter nog niet vastgelegd. Vraag nr.25 van 27 juni 2011 van mevrouw Greet Van Linter Ambtenarenzaken: Het Operationeel en Managementplan in de administratie van de VGC Maatschappelijk en bestuurlijke veranderingen in het Brussels hoofdstedelijk gewest hebben ook gevolgen voor de VGC en haar werking. Indien de VGC efficiënt en effectief wil werken, is het belangrijk dat ze kan anticiperen op de maatschappelijk en bestuurlijke veranderingen en mee evolueert met het gewest en de burgers. Om deze veranderingen het hoofd te bieden werd er in 2008 werk gemaakt van het ‘Management en Operationeel Plan’. Ook werd er per directie een managementplan ontwikkeld. Centraal in deze plannen, stond de hervorming van de huidige organisatie naar een dienstbare, transparante en efficiënte administratie. De centralisatie van de verschillende administratiehuizen van de VGC is bijna een feit. Vanaf augustus zal de administratie grotendeels samen onder één dak werken in het Renaissancegebouw. Dit is een uitgelezen moment om een stand van zaken op te maken van de uitvoering van het management- en personeelsplan in de VGC-administratie. Welke is de stand van zaken van: – de uitwerking van het personeelsplan voor de vernieuwde organisatiestructuur? – de uitwerking van het transitieplan van de vroegere organisatie naar de beoogde transversal organisatiestructuur? – de uitwerking van het personeelsstatuut en het geïnteegreerde arbeidsreglement? – de uitwerking van persoonlijke ontwikkelingsplannen en het aanbod van vorming? – de realisatie van het competentiemanagement en de competentieprofielen van het personeel? – de ontwikkeling van welomschreven functie-omschrijvingen? – de introductie van het kennismanagement? – de reorganisatie van het evaluatiesysteem? De ongelijkheid tussen de contractuele en de statutaire werknemers? In hoeverre kennen moderne werkvormen als telewerken en thuiswerken ingang in de administratie? Is er al een organogram van de organisatie (de directies en de verschillende eenheden) van de VGC?
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
78
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
Hoe is het personeelsbestand geëvolueerd sinds 2008? Hoeveel mensen zijn er extra aangeworven? Hoeveel contractuelen? Hoeveel statutairen? Hoeveel van de VGC-werknemers zijn gedomicilieerd in het Brussels hoofdstedelijk gewest? Is er een actieplan voorzien om dit aantal op te drijven? Hoe worden de efficiëntie en de effectiviteit van de administratie gemeten? Hoe zijn de efficiëntie en effectiviteit geëvolueerd sinds 2008? Antwoord In het vernieuwde organisatiemodel staan samenwerken, transversaal denken en handelen centraal, waardoor er nood was aan het afschaffen van klassieke diensten om personeelsleden flexibel te kunnen inzetten. De afzonderlijke personeelsformaties die voorheen per directie werden vastgelegd, werden samengevoegd tot een statutaire personeelsformatie en een contractuele personeelsformatie. De transities die in het personeelsplan voorzien werden tussen 2008 en 2012 worden nauwgezet opgevolgd en resulteren in een aangepaste personeelsformatie per werkjaar. Er werden de voorbije jaren verschillende examenprocedures uitgevoerd om de functies die tijdelijk of niet ingevuld waren definitief in te vullen. Alle functiebeschrijvingen werden herschreven, waarbij de principes van een personeelsbeleid gebaseerd op het managen van competenties worden toegepast. De inhoud van de examens is dan ook gericht op het meten van de competenties. Het personeelsplan voorziet ook in het maximaliseren van de doorstromingskansen. Vanaf de goedkeuring van het personeelsplan werd er gestart met een inhaalbeweging wat betreft aanwervings- en bevorderingsexamens. De inhoud van de bevorderingsexamens was voorheen sterk kennisgericht. Binnen het gevoerde competentiemanagement werd van het kennisgerichte overgestapt naar het competentiegerichte waardoor de bevorderingsprocedures meer afgestemd werden op de aanwervingsprocedures. De selectieprocedures voor de mandaatfuncties werden opgestart en afgerond. Interne personeelsleden werden en worden extra aangemoedigd om te kandideren zodat intern opgebouwde kennis en verworven competenties ten volle benut konden/kunnen worden. Naast de verticale doorstromingskansen werden ook horizontale doorstromingsmogelijkheden verder geïmplementeerd. Sinds de goedkeuring van het personeelsplan werden alle te begeven vacatures prioritair aangeboden op de interne arbeidsmarkt (interne mobiliteitsprocedures), wat medewerkers toelaat om intern, binnen de organisatie van functie te veranderen. Wat betreft de functies van projectverantwoordelijken en coördinatoren en de functies van taakverantwoordelijken (graden 2 en 3) werd gestart met het opmaken van functiebeschrijvingen, het uitwerken van een werkwijze om te bepalen waar in de organisatie deze functies nodig zijn en het uitwerken van procedures om deze functies in te vullen. Om dit dossier te finaliseren, is een statuutsaanpassing nodig en in dit kader zal het dossier nog verder overlegd moeten worden met de vakorganisaties. Het personeelsplan legt ook de nadruk op een stijgende inzet van gemotiveerde medewerkers door het terugdringen van ziektedagen. In 2010 werd gestart met het opzetten van een project rond ziekteverzuimbeleid. Een externe partner werd geselecteerd en in de loop van het najaar 2011 zal het project daadwerkelijk van start kunnen gaan. Wat betreft het optimaliseren van de combinatie werk-privé/gezin werd de invoering van de “verkorte werkweek” (voltijdse prestaties spreiden over een kleiner aantal werkdagen)
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
79
een feit. Telewerken en thuiswerken worden momenteel uitgewerkt en zullen op korte termijn geïmplementeerd worden nadat de centralisatie is voltooid. De basis van het VGC-personeelsstatuut vormt het collegebesluit nr.94/268 van 20 oktober 1994 houdende organisatie van de administratie van de Vlaamse Gemeenschapscommissie en de regeling van de rechtspositie van het personeel. Dit besluit werd doorheen de jaren herhaaldelijk aangepast. In het kader van het personeelsplan, door het College van de VGC goedgekeurd in december 2008, werden ter ondersteuning van de uitbouw van een hedendaags en dynamisch HRM beleid reeds belangrijke aanpassingen in het personeelsstatuut doorgevoerd. Teneinde opnieuw een coherente regeling van de rechtspositie van het personeel van de VGC te bekomen is echter een globale herziening noodzakelijk. De inhoudelijke aanpassingen worden enerzijds bepaald door de verdere analyse van de genomen beleidsopties inzake personeelsaangelegenheden. Anderzijds wordt – gezien de vroeger genomen opties vanuit de nauwe bestuurlijke verwantschap met de Vlaamse Gemeenschap – gestreefd naar een actualisering en optimale gelijkschakeling met het Vlaams personeelsstatuut. Naar analogie met het Vlaams personeelsstatuut wordt gepleit voor een opbouw volgens het principe van het raamstatuut. Op basis van de opbouw en de inhoud van het nieuwe personeelsstatuut wordt een aanvullend arbeidsreglement opgesteld. Sinds 2008 worden de personeelsleden geëvalueerd binnen de context van het competentiemanagement. Dit houdt in dat vooreerst de functiebeschrijvingen worden herwerkt binnen deze methodiek, wat begeleid wordt met een communicatieplan naar de personeelsleden in het algemeen, en in een participatief proces wordt opgezet met de leidinggevenden in het bijzonder. Voor 2008 konden dus voor een eerste maal binnen deze herwerkte functiebeschrijvingen ‘werkafspraken’ opgemaakt worden, ter gelegenheid van het evaluatiegesprek. Het evaluatieformulier werd aangepast aan het competentiewoordenboek, met als belangrijkste vernieuwing dat aangegeven kon worden op welke vlakken vorming of opvolging wenselijk is. Deze analyse vormt de basis voor het opmaken van individuele jaarplanningen op maat. Op deze manier kunnen leidinggevenden een objectief en constructief evaluatiegesprek voeren. Dit vormt bovendien een eerste aanloop naar een individueel ontwikkelingsplan. Medewerkers kunnen op deze manier hun eigen competenties geleidelijk aan leren kennen en inschatten. Het uiteindelijke doel is de uitwerking van een persoonlijk ontwikkelingsplan per personeelslid, op maat van zijn/haar niveau, functie, project en groeimogelijkheden binnen de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Op basis van de evaluatie van hun competenties, kunnen de personeelsleden aansluitend samen met hun leidinggevende een lijst opmaken van noodzakelijke en interessante vormingen om verder te groeien in hun functie. Een analyse van de bij de werkafspraken geformuleerde vormings- en ontwikkelingswensen, zal voor een eerste maal gebeuren op de gegevens van de jaarlijkse evaluaties over 2010 (ter beschikking medio 2011). De ontwikkeling van een vormingsaanbod dat hierop moet inspelen, gebeurt in een eerste aanzet vanaf het najaar 2011. Het vormingsaanbod
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
80
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
zal bijgevolg gedifferentieerder zijn vermits meer aansluitend op de concrete vragen. Het evenwicht zal moeten bewaakt blijven tussen de individuele vragen en de noden en behoeften van de organisatie. Een vormingsaanbod op maat van de ontwikkelingsvereisten van elk individueel personeelslid, gekaderd in een loopbaantraject, is complementair aan het aanbodgestuurde, meer algemene vormingspakket. In dit laatste worden de gangbare, voor elk personeelslid vereiste competenties aangescherpt: communicatievaardigheden, informaticakennis, klantvriendelijk handelen, … Doel van de VGC en de directie Personeel en HRM is het competentiemanagement verder ontwikkelen en implementeren in alle processen van het personeelsbeleid: wervingsprocedures, vorming, evaluatie, beloning, persoonlijke ontwikkeling van personeelsleden, functioneringsbegeleiding en interne mobiliteit. Het gaat hierbij om een groeiproces waarbij het competentiewoordenboek een krachtig instrument vormt. Er werden opleidingen “competentiegericht interviewen”georganiseerd voor de juryleden van selectie- en examenprocedures (zowel voor de directie Personeel en HRM, collega’s uit andere directies als externe juryleden). Daarnaast worden de indicatoren voor de bevraagde competenties per niveau concreet gemaakt door de verfijning van beoordelingskaarten die een objectief meetinstrument vormen. Daarnaast werden de functiebeschrijvingen geoptimaliseerd Deze werden inhoudelijk geanalyseerd omdat deze nog niet volgens het competentiedenken per niveau waren opgebouwd. Er was ook nood aan uniformiteit in kernopdrachten per niveau doorheen de organisatie. Dit leidde tot nieuwe uniforme functiebeschrijvingen die bestaan uit drie delen: 1. de functiebeschrijving (situering van de (algemene directie), algemene beschrijving van de functie, algemene opdrachten), 2. het competentieprofiel (waardegebonden, niveaugebonden en functiegebonden competenties) en 3. de concrete taken/werkafspraken (concretisering van de kernopdrachten binnen de specifieke context).. Via deze methodiek heeft de directie Personeel en HRM algemene raamkaders opgesteld per niveau. Dit kader is uniform voor alle (algemene) directies en entiteiten. Via de taken – en werkafspraken worden de functiebeschrijvingen geïndividualiseerd en wordt er duidelijk gemaakt wat er van een individuele medewerker wordt verwacht. Deze functiebeschrijvingen worden digitaal gecentraliseerd en vormen de basis voor opmaak vacatures, evaluaties, vorming, ... De veelheid aan informatie, kennis en expertise die in de administratie aanwezig is moet op een gestructureerde wijze beheerd en ontsloten worden. Op deze manier komen we tot een verschuiving van individuele kennis naar geïnstitutionaliseerde kennis van personeelsleden. Kennismanagement ondersteunt onderlinge kennisoverdracht waardoor doelgerichter gewerkt wordt en belangrijke know how bewaard blijft binnen de organisatie. Allereerst moet een kennisbeheersstrategie uitgetekend worden. Een eerste belangrijke stap in dit proces is het in kaart brengen van de aanwezige kennis bij de medewerkers, om van daaruit te bepalen welke kennis relevant is om over te dragen en te documenteren.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
81
Op basis daarvan worden methodieken en procedures uitgewerkt om kennis te delen, te registreren en te verspreiden, met de nodige aandacht voor een duurzame en ecologisch verantwoorde aanpak. Uiteraard wordt de uitbouw van een kennismanagement gekaderd binnen de centralisatie van de administratie van de VGC. Zo wordt er op dit moment gestreefd naar een uniforme manier om digitale documentatie te bewaren en te beheren over de grenzen van beleidsdomeinen heen. Daarnaast moet de centralisatie een stap vooruit betekenen in: – het uitklaren van de organisatiebehoeften op vlak van kennismanagement door identificatie van de kritische kennisfactoren; – het kiezen van de juiste middelen en strategieën om kennisdelen, kennisoverdracht, kennisborging en kennisontwikkeling te stimuleren en te ondersteunen; – de concrete implementatie van kennismanagement op verschillende mogelijke manieren. Leidinggevenden en medewerkers binnen de organisatie moeten de nodige begeleiding en ondersteuning krijgen om in de toekomst kennis te bewaren, te delen en te ontwikkelen. Door in te zetten op kennismanagement wil de VGC naar de toekomst toe de kwaliteit van dienstverlening behouden en veilig te stellen, ook bij het vertrek van ervaren medewerkers. De evaluatieprocedure, zoals in het huidige personeelsstatuut opgenomen, vraagt om herziening, ondermeer omwille van de ongelijkheid tussen contractuelen en statutairen (met betrekking tot de gevolgen van een negatieve evaluatie) en omwille van de eerder negatieve invalshoek waarbij het ontwikkelingsaspect onvoldoende aan bod komt. Een nota aan het College van 18 december 2009 stelt als uitgangspunten voor een vernieuwde procedure voor : – gelijkschakeling tussen contractuelen en statutairen betreffende de gevolgen van de eindbeoordelingen, wie mag evalueren en wie er wordt geëvalueerd, en omtrent de beroepsmogelijkheden – de jaarlijkse evaluatie als moment voor bijsturen, ontwikkelen en ondersteunen, dus als ontwikkelingsinstrument – dat na gesprek en verslag, door elke geëvalueerde opmerkingen kunnen geformuleerd worden op het definitieve evaluatieverslag en dat een beroepsprocedure mogelijk is. De verfijning in de voorgestelde evaluatieprocedure bevat concreet een aantal elementen die het responsabiliseren van de evaluator en de geëvalueerde, en de transparantie van de procedure vergroten. Zo zou, elke functioneel leidinggevende (ongeacht niveau of statuut) die de opleiding doorloopt, als evaluator kunnen optreden en wordt deze ook beoordeeld op het evalueren door zijn/haar respectievelijke leidinggevende. Er wordt hier ook voorgesteld dat de gevolgen van een negatieve evaluatie hetzelfde zijn voor contractuelen en statutairen en dat contractuelen op eenzelfde basis beroep kunnen aantekenen bij de raad van beroep, wat nu enkel mogelijk is voor de statutairen. Mits onderhandelingen met alle betrokken partners, kan de wijziging van de evaluatieprocedure, nadien ter goedkeuring voorgelegd worden aan het college, en in de aangepaste
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
82
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
vorm opgenomen worden in het personeelsstatuut, en hopen we voor de volgende jaarlijkse evaluaties (voorjaar 2012 over het evaluatiejaar 2011) de nieuwe procedure te kunnen implementeren. Het personeelsplan voorzag ook in het verminderen of wegwerken van enkele ongelijkheden tussen een contractuele en een statutaire tewerkstelling: – Vacatures die op de interne arbeidsmarkt worden aangeboden, kunnen zowel door statutaire als contractuele personeelsleden ingevuld worden. – Aan bevorderingsexamens, die voorheen enkel toegankelijk waren voor statutaire personeelsleden, kunnen nu ook contractuele personeelsleden deelnemen. – De functionele loopbaan wordt uitgebreid naar alle contractuele personeelsleden, ongeacht hun type arbeidsovereenkomst. Tevens zullen contractuele personeelsleden hun geldelijke- en schaalanciënniteit en salarisschaal behouden indien zij nadien in eenzelfde graad worden benoemd. Om deze wijzigingen te kunnen toepassen, is echter nog een statuutsaanpassing nodig, deze zal gebeuren in het kader van de volledige herschrijving van het personeelsstatuut. – Het evaluatiesysteem wordt herzien en ook hier wordt geopteerd voor een gelijkschakeling van contractuele en statutaire personeelsleden. De aanzet voor de herziening werd reeds genomen maar de verdere uitwerking zal verder opgenomen worden bij de volledige herschrijving van het personeelsstatuut. Het verschil tussen contractuele en statutaire tewerkstelling op vlak van ziekte en pensioenstelsel blijft echter nog bestaan en het wegwerken van deze verschillen maakt onderdeel uit van een groter debat . De Vlaamse Gemeenschapscommissie zal de mogelijkheden en procedures van telewerken, en meer bepaald thuiswerken, verder ontwikkelen en implementeren nadat de centralisatie van de administratie gerealiseerd is. Een pilootproject is gepland van zodra alle administratiehuizen gecentraliseerd zijn in het nieuwe gebouw. Na de evaluatie wordt de verdere veralgemening dan doorgevoerd. Het spreekt vanzelf dat de nodige ICT-ondersteuning ( mogelijkheid om thuis de nodige werkdocumenten te raadplegen ) hiervoor een voorwaarde is. Maar ook dit is reeds meegenomen in de door de administratie gemaakte oefening bij de uitwerking van de centralisatie. In het najaar van 2011 worden de modaliteiten telewerken voor dit project uitgewerkt (bepalen van doelstellingen, meten van werkresultaten, afsprakendocument, opleiding voor medewerkers, opleiding voor leidinggevenden,...). Vanaf januari 2012 start een proefproject in één algemene beleidsdirectie en één ondersteunende directie. In juli en augustus van 2012 volgt een evaluatie en eventuele bijsturing om daarna over te gaan tot verdere implementering. In het Management en operationeel plan van de Leidend ambtenaar werd een organisatieconcept uitgetekend en goedgekeurd. Het spreekt vanzelf dat, wanneer er hiervoor functionele of organisatorische noden zijn, dit concept kan aangepast worden. In 31 december 2008 waren er 659 personeelsleden in dienst bij de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Daarvan was 32.8% statutair. Op 31 december 2009 waren er 755 per-
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
83
soneelsleden in, waarvan 30.5% statutair. Op 31 december 2010 ten slotte waren er 758 personeelsleden in dienst bij de VGC, waarvan 29.8% statutairen. De grote stijging is te wijten aan de overname van de Gesco personeelsleden werkzaam in de Gemeenschapscentra en goedgekeurd met collegebesluit 08/559 van 17 december 2008. In 2010 lag het aantal personeelsleden, wonende in Brussel op 318. Zij krijgen jaarlijks een stadspremie. Werknemers die in Brussel komen wonen hebben recht op een verhuispremie. Deze premies, samen met de algemene ”Brussel campagnes” vormen belangrijke incentives om dit aantal op te drijven. Het personeelsplan was het resultaat van de analyse van de opdrachten van de VGCadministratie en resulteerde in het aangeven van het aantal personeels-equivalenten per niveau dat nodig was om deze opdrachten uit te voren. De externe consultant die de opmaak van dit personeelsplan uitvoerde baseerde zich hierbij op benchmarking en ging uit van een efficiënte en effectieve uitvoering van de betreffende opdrachten. Het College stelde ook voorop dat het voorgestelde personeelsplan geen toename van het personeelsbudget tot gevolg mocht hebben ( indexering buiten beschouwing gelaten). Het uittekenen van het competentiemanagement, het eenduidig en uniform vastleggen van de competenties in de verschillende functiebeschrijvingen, het opvolgen van de werkafspraken , het uittekenen van werkprocessen , het gebruiken van verschillende digitale toepassingen, …. moet leiden tot een effectievere en efficiëntere organisatie. Het bewaken van een organisatiecultuur waarin verantwoordelijkheid voor de eigen werkresultaten en het doorvoeren van responsabilisering voor iedere individuele werknemer, ongeacht het niveau, vanzelfsprekend zijn, kan hierin een grote rol spelen. Vraag nr.26 van 27 juni 2011 van mevrouw Sophie Brouhon Ambtenarenzaken: Het aantal vrouwen in de administratie van de VGC Collegelid Bruno De Lille verklaarde op 24 februari 2011 dat de man-vrouw verhouding in de overheid een weerspiegeling dient te zijn van de samenleving en dat de overheid via een degelijk ratio man-vrouw het goede voorbeeld moet geven. Het is dan ook belangrijk dat dit binnen de verschillende administraties van de VGC wordt verwezenlijkt. Hoe evolueerde het aantal personen tewerkgesteld in de administratie van de Vlaamse Gemeenschapscommissie tussen 2008 en 2011? Graag een opdeling naar mannen en vrouwen. Wat is de verdeling van vrouwen over de verschillende graden binnen de administratie van de Vlaamse Gemeenschapscommissie? Hoe zijn deze cijfers geëvolueerd van 2008 naar 2011? Antwoord Voor de VGC zijn diversiteit en gelijke kansen zeer belangrijk. Momenteel wordt op specifieke vraag het diversiteitsbeleid van de VGC volledig doorgelicht. Bedoeling is om tot een evenwichtig, eigentijds en werkbaar diversiteitsbeleid te komen, om onder andere te streven naar een evenredige tewerkstelling van mannen en vrouwen binnen onze adminis-
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
84
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
tratie, ook binnen de hoogste rangen. Het moet een diversiteitsbeleid worden waarmee de VGC zich wapent naar de toekomst met sterke en werkbare oplossingen. Tot op heden bestond er geen diversteitsbeleid op papier. Hier wordt momenteel druk aan gewerkt. De VGC heeft nu al een bijzondere aandacht voor het aanstellen van een evenredig aantal vrouwen in de administratie. Een belangrijk instrument hierbij is het evenwicht werk/privé door het aanbieden van verschillende verlofsystemen (loopbaanonderbreking, verlof voor deeltijdse prestaties, …, ). Sinds 1 januari 2010 is er ook de mogelijkheid om een voltijdse tewerkstelling te verrichten in een verkorte werkweek (ofwel 9 dagen/2 weken; ofwel 4.5 dagen/1 week; ofwel 4 dagen/1 week). Uiteraard blijft het belang van de dienstverlening primeren bij het toekennen van deze “verkorte werkweek”. Medewerkers beslissen zelf of deze vormen van verlof of “verkorte werkweek” in hun individuele situatie mogelijkheden bieden voor de combinatie werk/privé. Collegelid Bruno De Lille is zich bewust van het feit dat deze systemen er evenzeer voor de mannen zijn maar moet tot mijn grote spijt samen met jullie vaststellen dat de realiteit aantoont dat het veeleer nog de vrouwen zijn die de huishoudelijke rol op zich nemen. Overzicht van het aantal personeelsleden en verdeling M/V per niveau. Tellingen op datum van 31/12/2007 # personeelsleden: 678
niveau A niveau B niveau C niveau D
M 41% 33% 41% 45%
V 59% 67% 59% 55%
Tellingen op datum van 31/12/2008 # personeelsleden: 659
niveau A niveau B niveau C niveau D
M 41% 27% 41% 45%
V 59% 73% 59% 55%
Tellingen op datum van 31/12/2009 # personeelsleden: 755 niveau A niveau B niveau C niveau D
M 42% 29% 38% 49%
V 58% 71% 62% 51%
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
85
Tellingen op datum van 31/12/2010 # personeelsleden: 758 niveau A niveau B niveau C niveau D
M 39,5% 30% 36% 50%
V 60,5% 70% 64% 50%
Tellingen op datum van 30/06/2011 # personeelsleden: 779 niveau A niveau B niveau C niveau D
M 42% 27% 36% 51%
V 58% 73% 64% 49%
Momenteel worden er 12 mandaatfuncties ingevuld door mannelijke personeelsleden, 2 worden ingevuld door vrouwelijke personeelsleden. Vraag nr.27 van 30 juni 2011 van de heer René Coppens Cultuur: De 11-juli viering in de verschillende Brusselse gemeenten 11 juli is de officiële feestdag van de Vlaamse Gemeenschap. Her en der worden festiviteiten ingericht ter gelegenheid van de Guldensporenslag. Ook de Vlaamse Gemeenschap in het Brussels hoofdstedelijk gewest laat zich hier niet onbetuigd en verschillende lokale besturen en gemeenschapscentra organiseren minstens 1 activiteit voor de Nederlandstalige inwoners van hun gemeente. Soms is er in aanloop naar de 11-juliviering een heuse 11-daagse vol met animatie, optredens, theatervoorstellingen en debatten in de Nederlandse taal. Dit is ondertussen een traditie geworden waar hard voor werd “gevochten”. Een 11-juliviering lijkt nu vanzelfsprekend te zijn, maar ooit is het anders geweest… Klopt het dat er in het verleden in Etterbeek, in tegenstelling tot dit jaar, steeds een 11-juliviering plaatsvond? Wordt er vanuit het Etterbeekse Gemeenschapscentrum De Maalbeek of het buurthuis Chambéry geen initiatief genomen? Is er een soort van draaiboek over wie de 11-juliviering organiseert? Is er een richtlijn over vastgelegd die aangeeft wie de viering op zich neemt, indien het lokale bestuur en/of het gemeenschapscentrum geen initiatiefnemer is? Antwoord Tot vorig jaar werd in de gemeente Etterbeek, op initiatief van de gemeentelijke dienst Nederlandstalige Cultuur, een 11-juliviering georganiseerd. Het gemeenschapscentrum De Maalbeek, de bibliotheek en het wijkhuis Chambery sloten zich hier meestal bij aan.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
86
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
Voor de viering 2011 nam de gemeente geen initiatief. Op 23 juni 2011 ontving de administratie, dienst sociaal-cultureel werk, een mail van de bovenlokale sociaal-culturele vzw HoedGekruid met een voorstel (geen dossier) tot het organiseren van een multiculturele 11 juliviering, “aangezien er niks gebeurt op 11 juli in Etterbeek”. Gezien de subsidies voor de 11-julivieringen reeds werden goedgekeurd door het College op 26 mei 2011 werd de initiatiefnemer doorverwezen naar de gemeentelijke dienst Nederlandstalige Cultuur en de andere lokale culturele actoren. Blijkbaar bestond er bij deze actoren geen interesse om het initiatief te ondersteunen. Hun beweegredenen zijn ons onbekend. De richtlijnen m.b.t. de organisatie van de 11-julivieringen worden meegegeven in de jaarlijkse omzendbrief waarin het volgende staat gestipuleerd: “Zowel de gemeenschapscentra als de gemeentelijke overheid komen voor deze subsidiëring in aanmerking. Maar slechts één van beide partners kan de aanvraag indienen.” Hierbij dient vermeld te worden dat de overheid niet één van de partners kan opleggen om een viering te organiseren. “In het programma wordt bijzondere aandacht geschonken aan: – het open karakter van de viering waarbij het naar buiten treden met een cultureel programma en een lokale wijkgerichte werking voorop staan; – de samenwerking tussen de gemeente, het gemeenschapscentrum en andere partners; – de evenwichtige mix tussen het officiële, het culturele en het feestelijke in de viering; – een evenwichtige verhouding tussen de inbreng van de gemeentelijke culturele dienst, de bibliotheek en het gemeenschapscentrum.” Vraag nr.28 van 30 juni 2011 van mevrouw Els Ampe Sport: Sport-en cultuurprojecten voor kinderen en jongeren en de speelpleinwerking tijdens de schoolvakanties Voor vele werkende ouders vormen de komende vakantiemaanden opnieuw een ware uitdaging. Zoeken naar leuke activiteiten voor de kinderen en jongeren om de zomermaanden te overbruggen is de boodschap. De Vlaamse Gemeenschapscommissie voorziet hiervoor jaarlijks een ruim aanbod aan sport- en cultuurprojecten. Daarnaast voorziet de VGC ook nog 8 speelpleinen tijdens de schoolvakanties om kinderen op te vangen. Ondanks dit aanbod blijkt de zoektocht niet altijd even evident te zijn. De speelpleinen zijn toegankelijk voor kinderen tussen 3 en 12 jaar die ingeschreven zijn in het Nederlandstalig onderwijs in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest aangevuld met kinderen van personeelsleden van de VGC zelf of van een door de VGC erkende en gesubsidieerde instelling en de kinderen, broertjes en/of zusjes van de speelpleinmedewerkers. Het aanbod van de VGC met betrekking tot de sport- en cultuurprojecten tijdens de schoolvakanties staat open voor iedereen. Dit maakt dat pendelaars die als ouder een geschikte en efficiënte regeling zoeken voor hun kinderen tijdens de vakantieperiodes ook hier terecht kunnen. De sterke bevolkingsgroei die Brussel kenmerkt heeft onvermijdelijk een impact op de vraag naar speelpleinen, sport- en cultuurprojecten die aangeboden worden door de VGC.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
87
Hoeveel plaatsen worden er afzonderlijk en samen gecreëerd door de speelpleinen en de sport- en cultuurprojecten tijdens de schoolvakanties? Wat is de verhouding tussen de vraag naar en het aanbod van beschikbare plaatsen tijdens de speelpleinwerking en de sport- en cultuurprojecten tijdens de schoolvakanties? Hoeveel van de beschikbare plaatsen worden ingenomen door kinderen van buiten het Brussels Hoofdstedelijk Gewest? Antwoord In het Brussels hoofdstedelijk gewest wordt een veelheid aan Nederlandstalige vakantieinitiatieven georganiseerd tijdens de verschillende vakantieperiodes. De VGC ondersteunt daarom verschillende aanbieders, zoals bijvoorbeeld gemeentes en particuliere organisaties. De sportkampen in de schoot van de gemeenschapscentra zijn een gezamenlijke organisatie van de VGC-sportdienst en de gemeenschapscentra zelf. Samen met het complementaire aanbod dat de VGC zelf organiseert, wordt op die manier voorzien in sportkampen, speelweken, vakantiedriedaagsen, jeugdkampen en speelpleinwerkingen. De opsomming van deze initiatieven wordt gecommuniceerd via de Vakantiegids, een uitgave van de VGC-jeugd- en sportdienst. De bevolkingsgroei die Brussel kent, doet ook de nood aan een voldoende vrijetijdsaanbod voor kinderen en jongeren toenemen. Door de veelheid en verscheidenheid aan activiteiten, initiatiefnemers en werkingsperiodes is er geen globaal overzicht van het aantal plaatsen en de concrete vraag. Voor de vakantieactiviteiten die de VGC van a tot z zelf organiseert kan het volgende meegedeeld worden voor de zomervakantie 2011. Initiatief
Aantal plaatsen
VGC-Speelpleinen (8 werkingen gedurende 36 dagen) VGC-Sportkamp Schaarbeek (4 weken) VGC-Sportkamp Koekelberg (2 weken)
810 per dag
Inschrijvingen van Aantal individubuiten het Brussels ele inschrijvingen Hoofdstedelijk Gewest 1.224 119
60 per week
60 per week
6
60 per week
34 voor week 1 21 voor week 2
4
De VGC-speelpleinen zijn sinds 30 juni allemaal volzet. Vraag nr.29 van 19 juli 2011 van mevrouw Bianca Debaets Sport: Strategisch plan voor gedetineerden Brussel – De Rode Antraciet In het kader van het strategisch plan voor de hulpverlening aan gedetineerden wordt de vzw Rode Antraciet financieel ondersteund om sociaal-culturele of sportieve activiteiten
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
88
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
te organiseren voor gedetineerden. Deze organisatie werd enige tijd geleden ondergebracht in het Participatiedecreet. Aangezien het strategisch plan ook uitvoering kent in de gevangenissen in Brussel, waaronder Vorst en St-Gillis, kunnen organisaties die sport, sociale of culturele activiteiten organiseren of in een cursusaanbod voorzien, zoals met name De Rode Antraciet, ook werkzaam zijn in Brussel. Heeft de Rode Antraciet de voorbije jaren activiteiten georganiseerd in Brussel? Kan een overzicht van deze activiteiten worden gegeven? Over hoeveel activiteiten en hoeveel deelnemers gaat het? Waar vonden de activiteiten plaats? Hoe werd de werking van deze organisatie uitgebreid gedurende de voorbije jaren? Hoe wordt de communicatie naar de gedetineerden verzorgd? Hoe wordt er rekening gehouden met de bijzondere situatie in Brussel? Stoot de werking van de Rode Antraciet op bepaalde knelpunten in Brussel? Hoe denkt het collegelid deze knelpunten op te lossen? Werd het project reeds geëvalueerd voor zijn werking in Brussel? Zo ja, wat waren de resultaten? Zo neen, waarom niet en wanneer volgt een evaluatie? Hoe wordt de werking in 2011 in Brussel uitgebouwd op basis van deze evaluatie? Kan collegleid Bruno De Lille toelichten in hoeverre de specifieke situatie van Brussel in de (nieuwe) overeenkomst tussen de Vlaamse Gemeenschap en de vzw wordt behandeld? Wordt er in het voorziene werkingsbudget voor de Rode Antraciet een voorafname gedaan voor de werking in Brussel? Kan hij toelichten of er samenwerking of overleg is met de andere bevoegde overheden inzake de organisatie van sociaal-culturele activiteiten en sportactiviteiten in de Brusselse gevangenissen? Tot welk resultaat hebben deze besprekingen geleid? Antwoord Vzw Rode Antraciet is een instelling voor vormingswerk in de penitentiaire sector uit Wijgmaal. De vereniging ontplooit een werking in Vlaamse gevangenissen, gebaseerd op de sociaal-culturele methodiek, voor gedetineerden en hun directe sociale omgeving, voor al wie strafrechtelijk met justitie in aanraking komt en voor wie werkzaam is in de penitentiaire context. Vzw Rode Antraciet creëert een betalend aanbod voor gevangenissen die er al dan niet gebruik van maken. Vzw Rode Antraciet wordt gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap op basis van het strategisch plan voor de hulpverlening aan gedetineerden dat kadert in het Participatiedecreet van de Vlaams overheid. Vzw Rode Antraciet wordt niet gesubsidieerd door de VGC. Het aanbod van vzw Rode Antraciet wordt via folders aan gevangenisdirecties bekend gemaakt. Vzw Rode Antraciet heeft zich steeds uitsluitend naar de gevangenis van SintGillis gericht om iets te realiseren in het Brussels hoofdstedelijk gewest. In 2005 werd de cursus ‘Over-leven op cel’ gepresenteerd aan de medewerkers van Justitieel Welzijnswerk en de herstelconsulente van Sint-Gillis maar werd uiteindelijk niet geprogrammeerd wegens te weinig Nederlandstalige gedetineerden. Ook andere aangeboden
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
89
cursussen vinden om dezelfde reden niet plaats. Wel krijgen de gedetineerden van SintGillis en Vorst jaarlijks een eindejaarspakket met materiële zaken (een kalender, shampoo,…) en een inhoudelijk aanbod (een boekje met schrijftips, de uitnodiging om hun verhaal op papier te zetten,…). Momenteel worden plannen gemaakt om een sportbeleid in de steigers te zetten. Vzw Rode Antraciet werkt daartoe samen met de diensten van de Vlaamse Gemeenschap. Het organiseren van socio-culturele en sportactiviteiten in Sint-Gillis wordt zwaar bemoeilijkt door een protocol uit 2003, afgesloten tussen de voormalige minister van Justitie Marc Verwilghen en de vakbonden van de cipiers. Dit protocol laat enkel lessen basiseducatie, taallessen en rijlessen toe. Voor andere activiteiten is een toelating van de vakbonden nodig. Ook kunnen geen activiteiten plaatsvinden met gedetineerden uit verschillende vleugels. Vzw Rode Antraciet stipt het nog niet op punt staan van een ‘Brussels strategisch plan voor hulp- en dienstverlening’ aan als een grote belemmering voor de uitbouw van een werking in Brussel. Aangezien de werking van vzw Rode Antraciet gesubsidieerd wordt door de Vlaamse Gemeenschap en niet door de VGC, is het aan deze overheid om de werking te evalueren. De VGC heeft geen inzage in de overeenkomsten tussen de Vlaamse Gemeenschap en verenigingen die door de Vlaamse Gemeenschap erkend en gesubsidieerd worden. Er is geen samenwerking noch overleg met andere overheden over de organisatie van sociaal-culturele activiteiten en sportactiviteiten in de Brusselse gevangenissen. Wel is er sinds eind 2010 een samenwerking tussen Vlaams minister van Onderwijs Pascal Smet en collegevoorzitter Jean-Luc Vanraes, in de Vlaamse Gemeenschapscommissie bevoegd voor Onderwijs en Vorming. Zij hebben de handen in elkaar geslagen om meer Nederlandstalige opleidingen te kunnen voorzien in de Brusselse gevangenissen. Opleidingen voor gedetineerden worden vormgegeven door coördinatoren van de consortia voor volwassenenonderwijs. In Vlaanderen heeft elke gevangenis één coördinator, maar in Brussel was er tot voor kort maar één halftijdse coördinator voor de drie gevangenissen (Sint-Gillis, Vorst en de vrouwengevangenis Berkendael), betaald door de Vlaamse gemeenschap. Om meer Nederlandstalige cursussen te kunnen voorzien in de Brusselse gevangenissen heeft de VGC besloten om met Brussels geld de helft bij te passen voor een voltijdse coördinator. Vraag nr.30 van 25 augustus 2011 van mevrouw Bianca Debaets Cultuur: Pantalone Op het Martelaarsplein in het centrum van Brussel bevindt zich de vzw Pantalone, een kunstenhuis voor kinderen, opgericht in 2004. De Vlaamse Gemeenschap heeft hiervoor een infrastructuursubsidie vrijgemaakt (vanuit het Brusselbeleid), waardoor het kunstenhuis geopend kon worden in februari 2006. Pantalone heeft vervolgens een subsidie aangevraagd in het kader van het Kunstendecreet, maar werd negatief beoordeeld als kunstenhuis (voor kinderen).
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
90
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
Sindsdien bestaat er onduidelijkheid over de vraag hoe Pantalone structureel (waaronder het infrastructuurhoofdstuk) verder moet werken. Momenteel krijgt de vzw wel nog projectsubsidies en huursubsidies (tot 2012). Kan het bevoegde collegelid een nieuwe stand van zaken geven van dit dossier? Hebben er nog werkvergaderingen plaatsgevonden rond de toekomst van Pantalone met betrekking tot de invulling en opdracht van de infrastructuur, eventuele samenwerkingspartners en financieringspistes? Welke actoren waren hierbij betrokken? Welke conclusies trekt het collegelid uit het overleg? Is er duidelijkheid hoe Pantalone zijn “kerntaken” verder zal invullen? Welke oplossing ziet het collegelid voor het kunstenhuis? Is er een coherente visie of een samenhangend plan ontwikkeld samen met de Vlaamse Gemeenschap? In hoeverre is er overleg en afstemming geweest tussen het collegelid, de Vlaamse minister voor Cultuur en de Vlaamse minister voor Jeugd en Brussel? Zal Pantalone de huidige locatie op het Martelarenplein behouden? Hoeveel activiteiten werden er het afgelopen jaar georganiseerd? Hoeveel kinderen werden er de afgelopen drie jaar bereikt? Graag een overzicht per jaar. Heeft collegelid Bruno De Lille zicht op het profiel van de kinderen (woonplaats, leeftijd…) Antwoord Vzw Pantalone is structureel gesubsidieerd als muziektheatergezelschap binnen het Vlaams Kunstendecreet voor de periode 2009-2012 voor 340.000 euro. De vzw Kunstenhuis die het huis op het Martelarenplein beheert kreeg in het verleden projectsubsidie vanwege VGC jeugd. Vzw Pantalone ontwikkelde via de vzw ‘T’ Kunstenhuis’ kunstactiviteiten voor kleine kinderen op het Martelarenplein 13 en kreeg in 2009 via projectsubsidie kunsten een bedrag van 10.000 euro. Deze vzw ‘T’ Kunstenhuis werd binnen Vlaanderen niet langer erkend en is in vereffening. Collegelid Bruno De Lille vindt het spijtig dat Pantalone in 2010 ervoor koos geen nieuwe aanvraag meer in te dienen bij de VGC-kunsten. Dit zal volgens het collegelid te maken hebben met de niet erkenning binnen het Kunstendecreet. Sindsdien is de werking in dit huis op een laag pitje gezet. Zonder structurele ondersteuning vanuit het Kunstendecreet zal het niet evident zijn om een regulier programma te ontwikkelen binnen deze infrastructuur. Wel wordt er door de Vlaamse administratie tijdens de schoolvakanties kinderopvang voorzien in de infrastructuur van Pantalone. Omwille van het feit dat Pantalone zelf de keuze heeft gemaakt geen dossier in te dienen in 2010 zijn er ook momenteel geen contacten tussen de VGC administratie en de vzw. Er zijn wel gesprekken geweest tussen het kabinet en Vlaanderen om de toekomst van Pantalone en de infrastructuur te bespreken. Hierbij werd duidelijk dat de indiening van een nieuwe structurele aanvraag binnen het Kunstendecreet ook een degelijk uitgewerkt plan van aanpak voor de infrastructuur zal moeten bevatten. Hier kan collegelid Bruno De
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
91
Lille echter niet verder op ingaan daar deze aanvraag nog niet is ingediend en omwille van het feit dat dit ook niet tot zijn bevoegdheid behoort. Collegelid Bruno De Lille wil evenwel benadrukken dat het voortbestaan van vzw Pantalone eerder zal afhangen van de al dan niet erkenning en ondersteuning binnen het Kunstendecreet, daar de financiële mogelijkheden van de VGC zeer beperkt zijn. Voor het aantal activiteiten kan hij zich enkel baseren op het jaar 2009 waarin de vzw ‘T’Kunstenhuis werd gesubsidieerd door de VGC. Het aantal activiteiten lag toen op 17 met een bereik van 3243 personen. De gemiddelde aanwezigheid bij concerten, muziektheater, filmprogramma met live muziek en workshops bedroeg circa 75 personen per activiteit. Een tentoonstelling en een langlopend klankenparcours trokken respectievelijk 348 en 494 bezoekers; het huis als ontmoetingsplek trok 1309 bezoekers. Het totaal geeft dus een groter beeld dan het aantal unieke bezoekers, vermits deelnemers aan een workshop of publiek bij een activiteit ook het huis als ontmoetingsplek bezochten en in de periode van de tentoonstelling of het klankenparcours ook die activiteiten bezochten. Vraag nr.31 van 25 augustus 2011 van mevrouw Bianca Debaets Cultuur: Jeugdinfrastructuur en het gebrek aan vrije podia Eind 2009 ondervroeg mevrouw Bianca Debaets het collegelid een eerste maal over het gebrek aan vrije podia voor jongeren, waar ze hun ‘ding’ kunnen doen. Er is een tekort aan ruimtes, in het bijzonder voor elektronische muziek, DJ-sets en fuiven. Gezien het feit dat Brussel aan het vergroenen is en deze vergroening nog zal toenemen, zal ook dit probleem toenemen. Een goed idee zou zijn om een databank op te richten die een overzicht zou geven van beschikbare zalen, openingsuren en prijs. Daarin kunnen ook privé verhuurders opgenomen worden die bereid zijn hun locatie open te stellen voor jongeren. Kan collegelid Bruno De Lille een overzicht geven van nieuwe initiatieven die hij ter zake heeft ondersteund of ontwikkeld in Brussel (en voor welk bedrag) sinds het begin van de legislatuur? In hoeverre zijn deze initiatieven of ondersteuningen een samenwerking met de Vlaamse bevoegde collega? Is hij het idee van een databank genegen? Zo ja, tegen welke termijn kan daar werk van gemaakt worden? Heeft hij dit idee al besproken met de Cocof ? Zo ja, wat waren de bevindingen? Zo neen, waarom niet? Kan hij een stand van zaken geven van de uitbouw van de “studentenvoorzieningen zoals repetitieruimtes voor student-muzikanten en andere jongeren, in samenwerking met vzw Repeteerruimtes en Poppunt”? Waar bevinden deze voorzieningen zich? Wanneer worden deze geopend? Waar kunnen deze jonge muzikanten (zowel studenten als andere) hierover meer informatie vinden? Kan het bevoegde collegelid een stand van zaken geven van het overleg en de samenwerking met de Cocof en de Franse Gemeenschap op het vlak van het jeugdbeleid?
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
92
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
Antwoord In het jeugdbeleidsplan 2011-2015 van de VGC zijn enkele acties ter zake opgenomen onder operationele doelstelling 8.2 “Kinderen en jongeren worden gezien als actieve cultuurparticipanten”: – Actie 101. Er wordt gestreefd naar een trajectmatige aanpak bij initiatieven die actieve kunst- en cultuurbeleving stimuleren. – Actie 102. Er wordt actief gezocht naar laagdrempelige ruimten voor creatie en organisatie: vrijplaatsen, repetitieruimten en zalen voor kleine evenementen. – Actie 103. Er is een duidelijk aanspreekpunt waar jongeren informatie kunnen krijgen over waar en hoe ze iets kunnen organiseren. – Actie 104. Infrastructuren staan niet enkel fysiek open voor kinderen en jongeren. Bij het sluiten van overeenkomsten, wordt daar ook in opgenomen dat kinderen en jongeren echt kunnen participeren aan de werking. Jongeren wordt verantwoordelijkheid gegeven. Deze acties zullen, conform de in het jeugdbeleidsplan opgenomen plannen, worden uitgewerkt vanaf 2012. Daarnaast werden sinds het begin van de legislatuur verschillende initiatieven ontwikkeld of verder ondersteund. Momenteel loopt een traject voor de reorganisatie van de Brusselse Jeugdhuizen. Hierin wordt bekeken in welke mate en op welke manier de jeugdhuizen kunnen bijdragen aan doelstellingen rond jeugdcultuur. Ook bij recente of toekomstige verbouwingen van jeugdhuizen wordt hier aandacht aan besteed. Jeugdhuis ’t Mutske is op 30 september heropend met een vernieuwde infrastructuur waar veel aandacht is besteed aan de akoestiek. Ook in de geplande bouw van Jeugdhuis De Branding zal hier aandacht aan worden geschonken. Verder zijn er een reeks langer lopende projecten of trajecten. Vzw JES organiseert dit najaar opnieuw het Kampioenschap van Brussel. Deze keer wordt er extra aandacht besteed aan de verscheidenheid aan muziekstijlen. Ook de Kunstbende wordt door JES vzw georganiseerd, wat perfect aansluit bij de vooropgestelde doelstelling naar een trajectmatige aanpak van actieve kunst- en cultuurbeleving. Ook in het Kultuurkaffee en de Brusselse jeugdhuizen worden er nog steeds regelmatig vrije podia georganiseerd. Het College wil in 2012 expliciet werk maken van de wederzijdse uitwisseling en kruisbestuiving tussen Cultuur en Jeugd. Grote culturele actoren zullen gestimuleerd worden om een intensieve samenwerking met het jeugdwerk aan te gaan om jong Brussels talent te ondersteunen en de participatie van jongeren te bevorderen. De VGC investeerde de voorbije jaren in enkele repetitieruimten. In het Roodebeekcentrum werd een repetitieruimte ingericht en het gemeenschapscentrum De Pianofabriek werd voorzien van degelijk materiaal om jonge bands technisch te ondersteunen, ook voor het maken van opnames. Het idee van een databank kan een mogelijke uitwerking zijn van de eerder genoemde actie 103 uit het jeugdbeleidsplan: “Er is een duidelijk aanspreekpunt waar jongeren informatie kunnen krijgen over waar en hoe ze iets kunnen organiseren”. In het kader van het Cultuurplan Brussel werd, in samenwerking met Cocof, een eerste aanzet gegeven tot de opmaak van een culturele cartografie, met name een bundeling van de Nederlandstalige en Franstalige culturele actoren in Brussel. Deze cartografie zal begin 2012 afgerond worden. Volgende stap in deze samenwerking is de oplijsting van de Brus-
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
93
selse culturele infrastructuur zodat in eerste instantie het beleid en de culturele spelers een eenduidig zicht hebben op alle culturele infrastructuur in Brussel. In een tweede fase zal ook het brede publiek hiervan gebruik kunnen maken. De vraag die mevrouw Debaets stelt met betrekking tot repetitieruimtes, verwijst naar een doelstelling uit de Beleidsbrief Brussel van de bevoegde Vlaams minister. BRIK onderzoekt momenteel, in samenwerking met vzw Repetitieruimtes, de mogelijkheid om repetitieruimtes in te richten in enkele lege ruimtes in het Internationale Studentenhuis Van Orley. De VGC is in overleg met BRIK om te bekijken hoe hieromtrent een samenwerking kan ontwikkeld worden. De samenwerking tussen de VGC en de Franse Gemeenschap concretiseert zich in het cocommunautair project “Het Werkt! Ca Marche!”, waarover de schriftelijke vraag nr. 21 van 8 juni 2011 van het raadslid handelde. Aangezien de Cocof geen specifieke bevoegdheid over jeugdbeleid heeft, is er momenteel hierover geen overleg met de Cocof. Vraag nr.32 van 26 augustus 2011 van mevrouw Bianca Debaets Jeugd: Buitenspeeldag Op woensdag 6 april 2011 werd voor de vierde keer op rij de Buitenspeeldag georganiseerd. Deze dag werd in het leven geroepen met als doel kinderen te stimuleren om buiten te spelen en te sporten in hun eigen buurt. De Buitenspeeldag is een initiatief van de Vlaamse Overheid en de zender Nickelodeon. VVJ (Vereniging voor Vlaamse Jeugddiensten en Jeugdconsulenten) staat samen met ISB (Vlaams Instituut voor Sportbeheer en Recreatiebeleid) in voor het secretariaat van de Buitenspeeldag en de ondersteuning van de deelnemende gemeenten en/of organisaties. Ook in Brussel is een dergelijk initiatief waardevol. Voor kinderen die opgroeien in een stedelijke omgeving is het belangrijk om buitenshuis vrij en zonder gevaar te kunnen spelen. Hiervoor moeten de gemeenten speciale kindervoorzieningen en –ruimtes aanleggen in onder meer parken, speelstraten invoeren, enzovoort. Heeft collegelid Bruno De Lille een overzicht van de verschillende gemeenten die deelnamen aan de Buitenspeeldag? Welke Brusselse gemeenten ondersteunden actief deze dag? Heeft hij een overzicht van de initiatieven en activiteiten die op deze dag georganiseerd werden vanuit de verschillende gemeenten of vanuit de VGC en waar deze doorgingen? Welke (jeugd)organisaties uit Brussel hebben zich bij deze initiatieven aangesloten? Hoe evalueert het collegelid de Buitenspeeldag 2011 in Brussel? Ziet hij een evolutie met de vorige edities? Zullen er naar volgend jaar aanpassingen gebeuren? Zijn er niettemin Brusselse gemeenten waar zich problemen hebben voorgedaan in de aanloop van de organisatie van deze Buitenspeeldag? Heeft de minister hierbij contact opgenomen met de desbetreffende gemeentebesturen? Wat is er voortgekomen uit deze contacten? Hoe heeft het collegelid dit jeugdinitiatief mee helpen bekend maken in Brussel? Met welke actoren heeft hij hiervoor samen gewerkt? Welke kanalen heeft hij gebruikt?
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
94
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
Heeft hij cijfers over de opkomst van de Buitenspeeldag? Welke activiteiten werden het drukst bezocht? In welke gemeentes was de opkomst het hoogst? Antwoord VVJ vzw heeft, als coördinerend secretariaat van de Buitenspeeldag, alle Brusselse gemeenten en de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) aangeschreven in verband met de organisatie van de Buitenspeeldag. In het Brussels hoofdstedelijk gewest namen alleen de VGC en de gemeente Anderlecht actief deel aan Buitenspeeldag 2011: – de gemeente Anderlecht organiseerde speelstraten in samenwerking met de gemeentelijke scholen; – de VGC coördineerde voor de editie 2011 activiteiten op 5 verschillende locaties (Nieuwe Graanmarkt, Gaucheretplein, Neerhof, Roodebeekcentrum en Ambiorixpark) in samenwerking met verschillende partners, zoals Jeugdcentrum Aximax, vzw Art Basic for Children, vzw GREEN, vzw Het Neerhof, vzw JES en vzw Roodebeekcentrum. Binnen de VGC staan de jeugd- en sportdienst in voor de coördinatie, wat zich vooral vertaalt in het verzorgen van de promotie en logistieke ondersteuning bij de voorbereiding en de dag zelf. De concrete activiteiten ter plekke worden georganiseerd door de lokale organisaties. Voor de Buitenspeeldag wordt via verschillende kanalen promotie gevoerd. Alle jeugdorganisaties, scholen en IBO’s krijgen een affiche en een programma bezorgd. In de buurt van de activiteiten en bij de lokale partners worden ook affiches opgehangen. Daarnaast worden de Brusselse activiteiten mee opgenomen in de algemene communicatie van de Buitenspeeldag (o.a. website). Vlak voor de Buitenspeeldag zelf kregen de VGC en het Roodebeekcentrum van de burgemeester van Sint-Lambrechts-Woluwe te horen dat men niet in het lokale park mocht spelen omdat “spelende kinderen het gras stuk maken”. Er zijn last minute nog enkele oplossingen gevonden om kinderen alsnog te kunnen laten spelen. De editie van 2011 was qua opkomst de meest succesvolle. Een vergelijking maken, is moeilijk aangezien het slechts de derde editie betrof en het succes erg afhankelijk is van de weersomstandigheden. Naar schatting hebben er dit jaar in totaal 850 kinderen deelgenomen aan de verschillende activiteiten samen. Een exact cijfer geven is onmogelijk omdat individuele kinderen niet hoeven in te schrijven voor de activiteiten en iedereen vrij kan deelnemen. Voor de editie van 2012 die op 28 maart plaatsvindt, geldt hetzelfde plan van aanpak. Er wordt onderzocht of het mogelijk is activiteiten te ontplooien op een of meer bijkomende locaties. Vraag nr.33 van 26 augustus 2011 van mevrouw Bianca Debaets Cultuur: Project Art2Work De opstart van het sociaal-professioneel inschakelingsproject Art2Work, in 2007, was voor een belangrijk deel gebaseerd op de vaststelling dat er te veel jonge laaggeschoolde Brusselaars werkloos zijn, en op de mismatch tussen de vraag van werkgevers die op zoek zijn naar geschikt personeel en het aanbod op de arbeidsmarkt.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
95
Gekoppeld aan een breder samenwerkingsakkoord tussen Franstalige, Nederlandstalige en meertalige culturele instellingen uit Brussel, besloten zes belangrijke organisaties om hun verantwoordelijkheid te nemen als werkgever. De Munt, Théâtre National, KVS, Les Halles, Kaaitheater en Wiels waren overtuigd dat een vernieuwende aanpak t.o.v. de jongerenwerkloosheid in Brussel lonend kan zijn, en schakelden zich in in de opstart van proefprojecten voor de opleiding en de professionele inschakeling van de vele werkzoekenden in Brussel. Heeft collegelid Bruno De Lille een zicht op het aantal mensen die via art2work tewerk gesteld worden in de diverse culturele instellingen? Wat is het profiel van deze mensen en voor welke functies worden zij aangenomen? Hoe is het project geëvolueerd sinds de opstart in 2007? Hoe verloopt de samenwerking tussen de verschillende (Nedelandstalige en Franstalige) instellingen en hoe verloopt de samenwerking met Actiris? Wordt er actief gezocht naar andere culturele partners met wie een samenwerking zou kunnen opgestart worden? Op welke manier worden de werknemers begeleid tijdens hun werkervaring en bij het zoeken naar een job in het reguliere arbeidscircuit Hoe wordt het project art2work geëvalueerd? Antwoord Art2Work wordt niet door de VGC ondersteund. De directie Cultuur, Jeugd en Sport heeft over de werking geen dossier, aangezien de doelstellingen van de vzw niet vallen binnen het beleidsdomein. Een evaluatie van de werking valt dan ook buiten de bevoegdheid van Bruno De Lille als collegelid. De volgende informatie hebben we rechtstreeks verkregen bij de projectverantwoordelijke: “Het project is operationeel sinds 2010. In april 2008 kregen ze van het gewest een erkenning en financiering als PIOW (Plaatselijk Initiatief voor de Ontwikkeling van de Werkgelegenheid) In juni 2009 kwam daar de goedkeuring voor de aanwerving van 2 omkaderingsgeco’s en 8 doelgroepmedewerkers (DSP-Doorstromingsprogramma) bij. Begin januari 2010 ging een eerste ploeg technical assistance aan de slag. De ploeg voert bij de culturele partnerorganisaties ondersteunende technische opdrachten uit, zoals het opbouwen en afbreken van decors en tribunes, het laden en lossen van vrachtwagens, het installeren van buissystemen en podiumverlichting, onderhoudswerk aan gebouwen, het schoonmaken van podia en materiaal, enz. Twee teamcoaches ondersteunen en omkaderen de ploeg. Een extra jobcoach verzekert de persoonlijke begeleiding in functie van een degelijke doorstroming naar de arbeidsmarkt. De coaches beschikken over de nodige ervaring en pedagogische inzichten om de deelnemers voldoende “kunnen” en “kennen” over te dragen, aangepast aan hun werk en een job op de reguliere arbeidsmarkt. Door de afwisseling van de verschillende opdrachten bij de verschillende kunstencentra kunnen werknemers proeven van verschillende werkploegen, bedrijfsculturen, organisatiemodellen, uurroosters en een diversiteit van ervaringen op het terrein enz. Het zijn allemaal elementen die bijdragen tot een succesvolle inschakeling. Naast hun zeer concrete
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
96
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
werkervaringen op de diverse werkvloeren bij de partners krijgen de werknemers ook nog een waaier van ondersteunende vormingspakketten aangeboden, zowel technische als persoonlijkheidsvormende. Door regelmatige evaluaties en een intensieve jobcoaching proberen ze enerzijds zeer kort op de bal te spelen en anderzijds op een zeer individuele manier een goed traject te ontwikkelen. Art2Work ondersteunt de werkzoekende bij het zoeken naar een job in het reguliere arbeidscircuit. Tijdens de eerste maanden na de doorstroming naar een reguliere job behouden ze een begeleidende taak om maximaal te kunnen anticiperen bij eventuele aanpassingsproblemen. Ook met de nieuwe werkgevers van “doelgroepwerknemers” bouwen ze een vertrouwensrelatie op en bieden ze de nodige ondersteuning om de aanwerving en de effectieve doorstroming zo optimaal mogelijk te laten gebeuren. Vraag nr.34 van 26 augustus 2011 van mevrouw Bianca Debaets Jeugd: Resultaten en de conclusies van de JOP-monitor Onlangs stelde JOP (jeugdonderzoeksplatform) de resultaten van de Brusselse JOP-monitor voor op een studiedag in De Markten (Brussel). 2502 leerlingen uit het Nederlandstalig onderwijs werden hierbij bevraagd. 32 van de 42 scholen verleenden aan dit onderzoek hun medewerking. Op welke manier was de VGC betrokken bij dit onderzoek? Welke (belangrijke) resultaten kwamen voort uit de JOP-monitor bij de Brusselse jongeren? Welke conclusies neemt collegelid Bruno De Lille mee in zijn beleid? Wat zijn de prioritaire werkpunten? Op welke wijze zal dit onderzoek een vervolg krijgen? Heeft hij deze resultaten al besproken of overlegd met zijn Vlaamse collega? Antwoord De onderzoeksresultaten die gepresenteerd werden, maken deel uit van de onderzoekslijn Jeugdonderzoeksplatform binnen het Vlaamse onderzoekssteunpunt Cultuur, Jeugd en Sport. Dit onderzoekssteunpunt wordt samen met enkele andere thematische en meerjarige onderzoekssteunpunten gesubsidieerd door de Vlaamse overheid in het kader van haar Programma “Steunpunten voor Beleidsrelevant Onderzoek”. Deze studies gebeuren in opdracht van de Vlaamse regering. Brussel vormt doorgaans een blinde vlek binnen de Vlaamse surveys omwille van de te beperkte omvang van hun steekproef in het Brusselse. De Vlaamse Gemeenschapscommissie is echter niet betrokken geweest bij de ontwikkeling van deze studies. De keuze voor een continuering van dit onderzoek ligt in eerste instantie bij de Vlaamse overheid. In het rapport “Jong in Brussel” worden dertien hoofdstukken aangesneden die over zeer diverse thema’s handelen.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
97
Belangrijke conclusies uit het onderzoek zijn onder meer: – De meerderheid van de Brusselse leerlingen is tevreden met zijn/haar opleiding en school en met zijn/haar relatie met de leerkracht. – Een evenwichtige etnische mix in de woonbuurt bevordert de interculturele solidariteit. – Gemengde buurten tellen inwoners met meer verdraagzaamheid dan buurten met overwegend allochtonen of autochtonen. – De onderzoekers vinden dat de leefbaarheid en veiligheid van Brussel best meevalt. – Kleine criminaliteit (bv. zwartrijden) komt veel voor bij Brusselse leerlingen. Ernstige feiten komen veel minder voor. De invloed van de school speelt slechts een beperkte rol in de verklaring van agressief gedrag bij jongeren. – Bepaalde Brusselse jongeren leven naast elkaar. Antisemitisme ligt hoger, vooral bij moslimjongeren. Hier zijn volgens het onderzoek geen sluitende verklaringen voor. – Naast socio-economische factoren spelen in een grootstedelijke context ook de culturele factoren (vooral religie) een belangrijke rol. De onderzoeksthema’s en de daaraan verbonden uitdagingen kunnen niet herleid worden tot een beperkt aantal beleidskeuzes en gaan ook ruimer dan de bevoegdheden Cultuur, Jeugd of Sport. Dit neemt niet weg dat binnen het Cultuur, Jeugd en Sportbeleid maatregelen worden genomen die inspelen op de uitdagingen uit het onderzoek. De wmkj’s werken buurtgericht en hebben in hun werking oog voor de diversiteit in hun omgeving. Het jeugdbeleidsplan van de VGC geeft aan dat alle reglementeringen aandacht moeten besteden aan samenwerking en uitwisseling tussen jeugdinitiatieven, andere sectoren en taalgemeenschappen. Deze legislatuur worden de verschillende reglementen met betrekking tot jeugd aangepakt en dit wordt een vast aandachtspunt. Het kader voor de ondersteuning van het sociaal-cultureel werk dat momenteel wordt uitgetekend, en waaronder de etnisch-culturele verenigingen vallen, stipuleert dat iedere organisatie op gemeente- of wijkniveau moet actief zijn en moet voorzien in een open en toegankelijk aanbod. Ook hier is diversiteit en toegankelijkheid een centraal thema. De resultaten van de onderzoeken ondersteunen deze beleidskeuzes. Vraag nr.35 van 26 augustus 2011 van mevrouw Bianca Debaets Jeugd: Jeugdverblijfcentrum De Waterman Jeugdverblijfcentrum De Waterman heeft 79 bedden. Er zijn 16 kamers waarvan 2 met een kookhoek en vergaderruimte. De Waterman richt zich uitsluitend naar groepen vanaf 6 personen. Zowel jongeren als volwassenen zijn welkom. Wie logeert in De Waterman kan ook gebruik maken van de projecten van JES (zoals de Rockfabriek, stadsklasse, stadstrophy, enz..) Wat zijn het aantal overnachtingen in de Waterman de afgelopen vijf jaar? Welke evolutie ziet collegelid Bruno De Lille in deze cijfers? Welke conclusies trekt hij daar uit? Wat is het gemiddelde aantal overnachtingen per groep? Wat is de verhouding tussen het aandeel overnachtingen zonder en met half pension?
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
98
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
Wat is het profiel van de gasten? (leeftijdscategorie, sekse, omvang groepen, de verhouding buitenlanders/Belgen, aangesloten bij een Brusselse vereniging,…?) Op welke manier wordt De Waterman gepromoot in Brussel, buiten Brussel en tegenover een internationaal publiek? Met welke Brusselse verenigingen werkt het collegelid samen? Welke activiteiten van JES zijn het populairst bij bezoekende groepen, welke zijn het minst populair? Hoe staat het met de bezetting van de vergaderruimte? Welke organisaties maken vooral gebruik van deze vergaderruimte? Hoe staat het met het gebruik en de bezetting van de ‘fuifzaal’? Welke activiteiten werden hier georganiseerd de laatste 5 jaar (concerten,..) en wie waren de organisatoren daarvan? Hoe wordt De Waterman geëvalueerd door de gebruikers/gasten? Worden er vragenlijsten of enquêtes afgenomen? Wat zijn de voornaamste klachten met betrekking tot De Waterman? Op welke financieringskanalen kan De Waterman rekenen? Antwoord In de laatste 10 jaar is er duidelijk sprake van een gestage, maar constante stijging van het aantal overnachtingen. Er is de laatste 3 jaar een duidelijke stijgende trend met betrekking tot de bezettingsgraad en dit ondanks een verhoging van de capaciteit met 15 bedden in 2008. Cijfers over het gemiddeld aantal overnachtingen zijn niet meteen voor handen. Stadsklassen kunnen kiezen tussen een verblijf van 3 of 5 overnachtingen, bij andere groepen is het aantal nachten zeer variabel. We kunnen wel stellen dat in de laatste tien jaar 35% van de groepen meer dan twee opeenvolgende nachten verbleef in het verblijfscentrum. Het jeugdverblijfcentrum voorziet sinds 2007 de mogelijkheid tot ontbijt of half pension. Uit de cijfers blijkt dat het aandeel van groepen die een verblijf met ontbijt of een verblijf met half pension boeken licht stijgt. Een belangrijke kanttekening hierbij is dat het half pension zo goed als uitsluitend door schoolgroepen wordt geboekt en meer specifiek door de stadsklasgroepen. Het is ook voor deze groep dat de mogelijkheid tot verblijf met half pension in het leven werd geroepen. Aandeel overnachtingen met half pension Jaartal
Aantal groepen
Aantal groepen met ontbijt
2008 2009 2010
143 151 145
6 (4.2%) 5 (3.3%) 12 (8.3%)
Aantal groepen half pension 15 (10.9%) 17 (11.3%) 19 (13.10%)
Het merendeel van de gasten in het verblijfscentrum zijn jonger dan 26, gemiddeld gesproken spreken we over 80% van de gasten.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
99
Vandaag wordt het gros van de overnachtingen verdeeld tussen het jeugdwerk en scholen, waarbij het onderwijs de laatste jaren steeds meer plaats inneemt. De organisatie van stadsklassen speelt daarbij wellicht een belangrijke rol. We vinden het echter belangrijk stil te staan bij het feit dat scholen in de week overnachten terwijl overnachtingen door groepen uit het jeugdwerk beperkt blijven tot het weekend en de vakantie. Dat er meer schoolweken zijn dan weekend en vakantiedagen verklaart dan ook het overwicht van het onderwijs in de cijfers. Het aandeel buitenlandse groepen steeg enorm tussen 1998 en 2003, maar blijft sindsdien stabiel op een gemiddelde van 45%. Andere cijfers met betrekking tot het profiel van de gasten zijn niet beschikbaar. De Waterman wordt gepromoot via het internet (de eigen website www.dewaterman.be, CJT, Toerisme Vlaanderen), daarnaast wordt het klantenbestand op geregelde tijdstippen aangesproken via mailings. Voor de creatieve inkleding van de kamers wordt er geregeld samengewerkt met Brusselse organisaties en jonge kunstenaars. Zo werd er verleden jaar samengewerkt met een atelier van het Huis van Culturen en Sociale samenhang. Dit jaar werken ze hiervoor samen met Imelda-instituut uit Brussel. Tevens wordt er ook bij andere organisaties gepolst naar de mogelijkheden om samen te werken. Voor de stads- en Brusselklassen verblijven er niet enkel Brusselse scholen in het verblijfscentrum, maar wordt er ook samengewerkt met verschillende kunstenhuizen, vrijetijdsorganisaties en gemeenschapscentra. Ten slotte is De Waterman een actief lid van het Platform jeugdtoerisme en werken ze op geregelde tijdstippen samen met het CJT. De populairste activiteiten zijn Brock, Stadsklassen en Stadstrophy. De minst populaire zijn Stapstad en de Rockfabriek. Het laatste jaar ligt de bezettingsgraad van de evenementenhal een stuk lager aangezien zij het onderwerp was van verbouwingen met het oog op het verbeteren van de functionaliteit van de zaal. Na een brainstorm werd er beslist om de evenementenzaal om te vormen zodat die meer kan gebruikt worden voor multimediadoeleinden. Met het bovenstaande in het achterhoofd is het dan ook logisch dat in de voorbije periode de zaal gebruikt werd door de verschillende deelwerkingen van JES en door groepen die in het jeugdverblijfcentrum verblijven. De zaal wordt voornamelijk gebruikt voor workshops allerhande en vormingen. Sporadisch wordt er een feest georganiseerd, meestal gaat dit dan over een afsluitingsfeest van een groepsverblijf. Er gebeurt een constante evaluatie van het verblijfscentrum door middel van een tevredenheidsenquête. Aan iedere groep die in De Waterman verblijft, wordt gevraagd een evaluatieformulier in te vullen. De resultaten die hieruit komen en de opmerkingen die hierin meegegeven worden, vormen een leidraad voor het bepalen van het beleid en de prioriteiten.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
100
VlaamseGemeenschapscommissie–VragenenAntwoorden–Nr.4–20oktober2011
Resultaten evaluatieformulier mei 2010 – juli 2011 (score op tien)
De voornaamste opmerkingen hebben betrekking op kleine mankementen door gebruik, sporadisch opmerkingen in verband met de netheid van de kamers en de inrichting. Maar zoals uit de resultaten hierboven blijkt, zijn de gasten van het verblijfscentrum over het algemeen zeer tevreden (gemiddelde score tussen 7,9 en 8,5 op 10). Als jeugdverblijfcentrum kreeg De Waterman in 2010 een totaal bedrag van 29.556,75 euro vanwege de Afdeling Jeugd van de Vlaamse Gemeenschap. Deze middelen, bestemd voor personeel en werking, werden gegund in het kader van het decreet van 3 maart 2004 houdende subsidiëring van hostels, jeugdverblijfcentra, ondersteuningsstructuren en de vzw Algemene Dienst voor Jeugdtoerisme. Vraag nr.36 van 15 september 2011 van mevrouw Bianca Debaets Jeugd: Steunpunt vakantieparticipatie Het Steunpunt Vakantieparticipatie tracht mensen die het financieel moeilijk hebben, een vakantie of een daguitstap aan te bieden. Voor velen is vakantie namelijk onbetaalbaar. Het steunpunt werkt tarieven uit, enerzijds met de privésector zoals hotels, vakantieorganisaties, campings en attracties die kortingen aanbieden aan klanten die rond de armoedegrens leven, en anderzijds met sociale partners die de kansarmen trachten te helpen in hun zoektocht naar een geschikte vakantie. Wegens de hoge armoedegraad in Brussel, is er ook in Brussel zeker nood aan deze vormen van ondersteuning. Hoeveel Brusselaars hebben hierop beroep gedaan? Beschikt collegelid Bruno De Lille over cijfers en het profiel van deze deelnemers (leeftijdscategorie, sekse, woonplaats, …)? Welke verklaring heeft hij voor het eventuele lage aantal aanvragen? Is het collegelid betrokken bij dit project van de Vlaamse Regering? Had hij hierover reeds overleg met zijn Vlaamse collega Geert Bourgeois, Minister bevoegd voor Toerisme?
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
101
Welke initiatieven ontwikkelt de VGC om het steunpunt in Brussel beter bekend te maken? Welk budget reserveert de VGC hiervoor? Op welke wijze werkt de VGC mee aan informatiecampagnes om sociale organisaties, en in het bijzonder de OCMW’s in het Brussels hoofdstedelijke gewest, toe te leiden naar het Steunpunt Vakantieparticipatie? Welke andere rol speelt de VGC als flankerende beleidsinstantie t.a.v. het Steunpunt Vakantieparticipatie? Antwoord Het Steunpunt Vakantieparticipatie is een dienst van Toerisme Vlaanderen. De Vlaamse Gemeenschapscommissie beschikt niet over de gevraagde gegevens met betrekking tot gebruik van het Steunpunt Vakantieparticipatie in het Brusselse. De gevraagde gegevens zijn opgevraagd bij het Steunpunt Vakantieparticipatie. Met betrekking tot het Steunpunt Vakantieparticipatie is er nog geen overleg geweest met de Vlaamse minister bevoegd voor Toerisme. De VGC werkt samen met het Steunpunt Vakantieparticipatie rond concrete projecten. Vanuit de vaststelling dat het Steunpunt in Brussel slechts bij een beperkte groep organisaties bekend was, werd op 8 december 2009 een infosessie voor de welzijnsorganisaties georganiseerd door de VGC en het Brussels Platform Armoede i.s.m. het Fonds voor Vrijetijdsparticipatie en het Steunpunt Vakantieparticipatie. Tijdens deze infosessie werden de bestaande participatiesystemen binnen vakantie-vrijetijd-cultuur, jeugd en sport toegelicht. Dit leidde tot een merkbare groei van de naambekendheid van het Steunpunt in het Brussels gewest. De Vlaamse Gemeenschapscommissie reserveert geen structurele budgetten om het Steunpunt bekend te maken maar werkt op occasionele basis samen met het Steunpunt. Gelet op de ontwikkeling van het aanbod van het Steunpunt sinds 2009, kan de organisatie van een nieuwe infosessie onderzocht worden. Binnen het Brussels hoofdstedelijk gewest is er een groeiende nood aan mogelijkheden voor gezinnen (een- of tweeoudergezin) om op vakantie te kunnen gaan. In samenspraak met A Place to Live, een erkende Brusselse WMKJ en een door het Steunpunt erkende organisatie voor vakantieaanbod, werd een project opgestart voor de ontwikkeling van gezinsvakantiekampen en de uitbreiding van de capaciteit voor moeder-kindvakanties. De VGC wil dan ook in eerste instantie de klemtoon leggen op het verder ontwikkelen van een vakantie-aanbod. Verhoging van het aanbod en het stimuleren van drempelverlagende maatregelen (toeleiding naar het aanbod, begeleiding op maat,…) zijn hierbij prioriteiten. Vraag nr.37 van 15 september 2011 van de heer Jef Van Damme Cultuur: Sociaal-culturele verenigingen De subsidiëring van de sociaal-culturele verenigingen is in de Raad al in het voor- en het najaar van 2010 en bij de begrotingsbesprekingen voor 2011 aan bod gekomen. De bestaande verordening uit 2008 houdende de erkenning en subsidiëring van sociaal-culturele verenigingen wordt niet gehonoreerd. De garantieregel is al 2 keer toegepast. Het collegelid heeft al aangegeven dat hij met de sector op zoek zou gaan naar oplossingen, op korte termijn via begrotingswijzigingen maar ook en vooral op lange termijn via een nieuw reglement houdende de erkenning en de subsidiëring van sociaal-culturele verenigingen. Er is al sinds maart 2010 sprake van die nieuwe verordening. Momenteel is het stil.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
102
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
Wat is de stand van zaken rond het nieuwe voorstel van verordening en het uitvoeringsbesluit? Welke timing wenst het College te halen: wanneer wordt de nieuwe verordening voorgelegd aan de Raad, wanneer moet de verordening idealiter in werking treden? Wat zijn de belangrijkste uitgangspunten voor de nieuwe verordening? Waar liggen de grootste wijzigingen tegenover de vorige verordening? Welke financiële consequenties heeft de verordening voor de huidige lokale, bovenlokale en regionale verenigingen? Welke consequenties voor het budget van de VGC? Antwoord Zoals al verschillende malen in het verleden is aangegeven, is het onjuist te stellen dat de huidige verordening niet gehonoreerd zou worden. De garantieregel, die onderhandeld werd door de sector zelf en mijn voorganger, wordt inderdaad toegepast. Doch deze maakt integraal deel uit van het uitvoeringsbesluit bij de huidige verordening. Jaar na jaar worden bovendien bijkomende inspanningen geleverd. De budgetten worden die de laatste jaren uittrokken voor de sociaal-culturele verenigingen: 2008
1.172.000
2009 2010 2011
1.229.150 1.277.650 1.310.650
Met betrekking tot de nieuwe regelgeving, ligt er op dit moment een voorstel op tafel dat in nauw overleg met de sector is uitgewerkt. Het traject werd opgestart met de verzamelde koepelverenigingen op 14 september 2010, en vervolgens bediscussieerd met een bevoegde delegatie van de koepelverenigingen op 18 november en 10 december 2010, 24 mei, 21 juni en tenslotte 16 september 2011. Momenteel verwerkt de administratie de teksten op basis van de opmerkingen van de verenigingen die tijdens het laatste overleg zijn gemaakt. Het voorstel is met andere woorden nog niet ‘af’ en zal ook nog met het College worden besproken. Het blijft mijn bedoeling om de teksten in het voorjaar 2012 voor te leggen aan de Raad. De belangrijkste uitgangspunten van deze nieuwe verordening zijn grosso modo als volgt samen te vatten: – De actieve betrokkenheid van vrijwilligers is en blijft de bouwsteen van het sociaalcultureel werk. Het blijven stimuleren van vrijwillig engagement wordt dan ook het hoofddoel van de nieuwe regelgeving.
Deze nieuwe regelgeving nodigt de koepelverenigingen uit om een nog actievere werking in Brussel uit te bouwen en stimuleert koepelverenigingen om samen een traject af te leggen dat alle sociaal-culturele verenigingen en hun vrijwilligers in Brussel ten goede komt.
– Een adviescommissie, gedeeltelijk samengesteld uit kandidaten die het werkveld zelf aanbrengt, stelt met een gemotiveerd advies voor welke verenigingen in aanmerking komen. Voor lokale verenigingen verandert er weinig. Wel worden de criteria versoepeld waaraan activiteiten moeten voldoen om in aanmerking te komen voor subsidies.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
103
Beknopt komt het dus hier op neer dat de grootste wijziging t.o.v. de huidige regelgeving is dat kwaliteit en niet langer kwantiteit de maatstaf wordt voor regionale verenigingen. Deze kwaliteit zal worden gemeten door een onafhankelijke commissie van deskundigen waarbij een nog actievere “Brusselwerking” extra zal ondersteund worden. Al deze elementen zijn voor mij onontbeerlijk in een hedendaags objectief en inhoudelijk gericht subsidiebeleid.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
104
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
REGISTER Nr. Datum
Vraagsteller
Onderwerp
Blz.
Jean-Luc Vanraes, voorzitter van het College bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting 35 28.06.2011 Bianca Debaets 36 29.06.2011 Bianca Debaets 37 29.06.2011 Els Ampe 38 05.07.2011 Elke Van den Brandt 39 05.07.2011 Bianca Debaets 40 05.07.2011 Bianca Debaets 41 05.07.2011 Bianca Debaets 42 05.07.2011 Bianca Debaets 43 13.07.2011 Elke Van den Brandt 44 13.07.2011 Elke Van den Brandt 45 25.08.2011 Bianca Debaets 46 25.08.2011 Bianca Debaets 47 08.09.2011 Bianca Debaets 48 13.09.2011 Greet Van Linter 49 12.09.2011 Greet Van Linter 50 19.09.2011 Bianca Debaets 51 26.09.2011 Bianca Debaets 52 03.10.2011 Bianca Debaets 53 05.10.2011 Bianca Debaets 54 06.10.2011 Greet Van Linter
Onderwijs: De inschrijvingen in de academies van het deeltijds kunstonderwijs ............................................................ Onderwijs: De resultaten van het peilingonderzoek naar de taalvaardigheid Nederlands in de derde graad ASO, TSO en KSO .................................................................................... Onderwijs: Zwemlessen in de Brusselse Nederlandstalige kleuterscholen...................................................................... Onderwijs: Coördinatoren Brede School.............................. Onderwijs: Aantal uitgaande Nederlandstalige Brusselse Erasmusstudenten................................................................ Onderwijs: Docentenmobiliteit in de Nederlandstalige Brusselse hoger onderwijsinstellingen.................................. Onderwijs: Aantal studenten Erasmus Belgica..................... Onderwijs: Het aantal inkomende erasmusstudenten in de Nederlandstalige hogescholen en universiteiten in het Brussels hoofdstedelijk gewest............................................. Onderwijs: Stopzetting van het OETC-project..................... Onderwijs: Coördinatoren Brede School.............................. Onderwijs: Samenwerking met De Munt............................. Onderwijs: Reflectiegroep Stedelijk Beleid........................... Onderwijs: Bedrijfsstages voor leerkrachten......................... Onderwijs: Ontbreken van een vertegenwoordiger van het Brusselse niveau tijdens het bezoek van Vlaams minister van Onderwijs Pascal Smet aan de Amsterdamse school El Kadisia............................................................................ Onderwijs: Brusselpremies................................................... Onderwijs: Verminderde belangstelling van jongeren voor een leercontract.................................................................... Onderwijs: De toepassing van artikel 14 van de Conventie 155...................................................................... Onderwijs: Uitstroom van leerkrachten in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel..................................................... Onderwijs: Geweld op school............................................... Onderwijs: Tanende taalniveau van beginnen leerlingen aan het Nederlandstalige middelbaar onderwijs in Brussel.....
2 8 9 11 13 14 15 16 24 26 27 31 33
34 35 36 39 40 41 42
Brigitte Grouwels, lid van het College, bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin, Media en Patrionium 15 29.06.2011 Bianca Debaets 16 05.07.2011 Greet Van Linter 17 25.08.2011 Bianca Debaets 18 25.08.2011 Bianca Debaets 19 26.08.2011 Bianca Debaets
Gezondheid: Brusselse zorgverzekering................................ Divers: Vlaams Meldpunt Taalklachten............................... Gezondheid: Preventie van infectieziekten o.a. door het verhogen van vaccinaties...................................................... Gezondheid: Gezonde voeding............................................. Gezondheid: Gezondheidsbevordering voor kansarmen......
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
44 46 47 49 53
Vlaamse Gemeenschapscommissie – Vragen en Antwoorden – Nr. 4 – 20 oktober 2011
Nr. Datum
Vraagsteller
20 25.08.2011 Bianca Debaets 21 26.08.2011 Bianca Debaets 22 26.08.2011 Bianca Debaets 23 26.08.2011 Bianca Debaets 24 26.08.2011 Bianca Debaets 25 26.08.2011 Bianca Debaets 26 12.09.2011 Greet Van Linter 27 10.06.2011 Greet Van Linter 28 12.09.2011 Greet Van Linter 29 12.09.2011 Greet Van Linter 30 15.09.2011 Greet Van Linter
105
Onderwerp
Gezondheid: Preventie van ongevallen thuis en in het verkeer................................................................................. Gezondheid: Vermindering van het aantal rokers................. Gezondheid: Sensibilisatie van vrouwen om deel te nemen aan borstkankerscreening......................................... Gezondheid: Middelengebruik (alcohol, illegale drugs, geneesmiddelengebruik, gokken).......................................... Gezondheid: H-team............................................................ Gezondheid: Opleiding tot huisartspraktijkassistent............ Gezondheid: Het aantal Nederlandstalige stagiairs in de gezondheidszorg in Brussel.................................................. Gezondheid: Aantal Nederlandstalige verpleegkundigen en verzorgenden in Brussel................................................... Gezondheid: Aantal Nederlandstalige huisartsen in Brussel.. Gezondheid: Aantal soa-gevallen in Brussel......................... Gezondheid: Aantal kankerpatiënten dat in Brussel onder de armoedegrens leeft...........................................................
Blz.
55 57 59 61 61 64 66 67 69 70 72
Bruno De Lille, lid van het College bevoegd voor Cultuur, Jeugd, Sport en Ambtenarenzaken 23 10.06.2011 Greet Van Linter 24 10.06.2011 Bianca Debaets 25 27.06.2011 Greet Van Linter 26 27.06.2011 Sophie Brouhon 27 30.06.2011 René Coppens 28 30.06.2011 Els Ampe 29 19.07.2011 Bianca Debaets 30 25.08.2011 Bianca Debaets 31 25.08.2011 Bianca Debaets 32 26.08.2011 Bianca Debaets 33 26.08.2011 Bianca Debaets 34 26.08.2011 Bianca Debaets 35 26.08.2011 Bianca Debaets 36 15.09.2011 Bianca Debaets 37 15.09.2011 Jef Van Damme
Divers: De samenstelling van het kabinet............................. 75 Cultuur: De samenwerking bij ‘het jaar van de gastronomie... 76 Ambtenarenzaken: Het Operationeel en Managementplan in de administratie van de VGC.................................... 77 Ambtenarenzaken: Het aantal vrouwen in de administratie van de VGC............................................................... 83 Cultuur: De 11-juli viering in de verschillende Brusselse gemeenten...................................................................................... 85 Sport: Sport-en cultuurprojecten voor kinderen en jongeren en de speelpleinwerking tijdens de schoolvakanties........ 86 Sport: Strategisch plan voor gedetineerden Brussel – De Rode Antraciet............................................................... 87 Cultuur: Pantalone............................................................... 89 Cultuur: Jeugdinfrastructuur en het gebrek aan vrije podia.. 91 Jeugd: Buitenspeeldag.......................................................... 93 Cultuur: Project Art2Work.................................................. 94 Jeugd: Resultaten en de conclusies van de JOP-monitor....... 96 Jeugd: Jeugdverblijfcentrum De Waterman.......................... 97 Jeugd: Steunpunt vakantieparticipatie................................. 100 Cultuur: Sociaal-culturele verenigingen................................ 101
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE