VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD ZITTING 2013-2014
Nr. 7
INTEGRAAL VERSLAG Vergadering van vrijdag 21 maart 2014 Ochtendvergadering
INHOUD BERICHT VAN VERHINDERING .............................................................................................. 3
REGELING VAN DE WERKZAAMHEDEN ................................................................................ 3
INTERPELLATIE (R.v.O., art.62) ......................................................................................... 3 van mevrouw Elke Van den Brandt tot de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, betreffende het optreden van de Vlaamse onderwijsinspectie in het Brussels gewest Sprekers: Elke Van den Brandt - Jef Van Damme - Bianca Debaets - Dominiek Lootens-Stael - Herman Mennekens - Guy Vanhengel, collegevoorzitter
VRAAG (R.v.O., art. 59) .....................................................................................................13 van de heer Paul De Ridder aan de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, over de ondersteuning van en de samenwerking met de Vlaamse schepenen SAMENGEVOEGDE INTERPELLATIES (R.v.O., art.62,8) .................................................... 14 - Interpellatie van de heer Jef Van Damme tot de heer Bruno De Lille, collegelid bevoegd voor Cultuur, Jeugd, Sport en Ambenarenzaken, betreffende de culturele broedplaats voor jongeren
-2- Interpellatie van mevrouw Bianca Debaets tot de heer Bruno De Lille, collegelid bevoegd voor Cultuur, Jeugd, Sport en Ambtenarenzaken, met betrekking tot jeugdinfrastructuur Sprekers: Jef Van Damme - Bianca Debaets - René Coppens - Bruno De Lille, collegelid
ACTUALITEITSVRAGEN (R.v.O., art.61) ............................................................................22 - van de heer Jef Van Damme aan de heer Bruno De Lille, collegelid bevoegd voor Cultuur, Jeugd, Sport en Ambtenarenzaken, betreffende het personeelsplan in de gemeenschapscentra - van mevrouw Elke Roex aan mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin, Media en Patrimonium, betreffende de geweigerde vergunningen voor Kind&Gezin crèches
VRAGEN (R.v.O., art. 59) ...................................................................................................27 - van de heer Paul De Ridder aan mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin, Media en Patrimonium, in verband met de initiatieven die de VGC neemt ter bestrijding van de kinderarmoede in de hoofdstad - van de heer Jef Van Damme aan de heer Bruno De Lille, collegelid bevoegd voor Cultuur, Jeugd, Sport en Ambtenarenzaken, betreffende het publieksonderzoek
BIJLAGEN ..... ...................................................................................................................... 32
TREFWOORDENREGISTER ...................................................................................................33
-37e vergadering
Vergadering van vrijdag 21 maart 2014 OCHTENDVERGADERING De vergadering wordt om 9.36 uur geopend. Voorzitter: Mevrouw Carla Dejonghe
BERICHT VAN VERHINDERING De voorzitter.- De heer Johan Demol is verontschuldigd.
REGELING VAN DE WERKZAAMHEDEN De voorzitter.- De collegevoorzitter heeft verzocht om alle agendapunten waarvoor zijn aanwezigheid vereist is, eerst te behandelen, omdat hij in de loop van de voormiddag nog andere ambtsverplichtingen heeft. Gaat de Raad hiermee akkoord? (Instemming) De heer Jef Van Damme.- We kunnen hiermee instemmen. Vooreerst wens ik echter een positieve opmerking te formuleren. Ik ben bijzonder verheugd dat collegevoorzitter Guy Vanhengel hier vandaag tijdig aanwezig is. Nu we bijna aan het einde van deze legislatuur zijn, lijkt hij echt bij te leren. (Glimlachjes)
INTERPELLATIE (R.v.O., art 62) van mevrouw Elke Van den Brandt tot de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter, betreffende het optreden van de Vlaamse onderwijsinspectie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Mevrouw Elke Van den Brandt.- Brusselse kinderen verdienen uiteraard de beste scholen. Het is een goede zaak dat de scholen worden geïnspecteerd. Een inspectie moet immers nagaan hoe het met de kwaliteit van de scholen is gesteld en hoe deze kwaliteit eventueel nog kan worden verbeterd. Een inspectie op zich is zeker een positief gegeven. Men moet echter ook durven vragen op welke wijze men daarmee omgaat. Dit is een cruciaal gegeven. In se beslaat een inspectie 2 luiken. Een eerste luik heeft betrekking op de scholen zelf. Op welke wijze kan men de scholen helpen om tegemoet te komen aan de opmerkingen van de inspectie? Op welke wijze kan men helpen om een aantal infrastructuurwerken uit te voeren? Veel scholen krijgen immers opmerkingen over de kwaliteit van de gebouwen. Op welke manier kan men hen verder bijstaan bij hun pedagogische omkadering? Hoe kan men ervoor zorgen dat de Brusselse scholen de beste zijn?
-4Bij het tweede luik moet men zich afvragen op welke wijze men om en rond deze inspecties zal communiceren. Hier zit immers een gevaarlijk addertje onder het gras. Gesteld dat een school niet goed presteert, moet dit natuurlijk aan bod komen. Men moet echter ten allen prijze vermijden dat scholen in een negatieve spiraal zouden terecht komen. Als een school bijvoorbeeld een zeer kwetsbaar schoolpubliek heeft, is het voor deze school uiteraard moeilijker om bepaalde resultaten te behalen. Onderzoek heeft dit uitgewezen. Men moet natuurlijk vermijden dat ouders automatisch gaan opteren voor scholen die het goed doen en dat de beste leerkrachten voor dergelijke scholen gaan kiezen. Precies omwille van objectieve verslagen loopt men immers het gevaar dat er een tweedeling in de scholen komt. Dit geldt zeker voor het technisch en beroepsonderwijs. Een aantal scholen werd al negatief beoordeeld. We willen de ouders en de kinderen echter niet afschrikken om naar het technisch en beroepsonderwijs te gaan. Precies in Brussel wacht ons immers de enorme uitdaging om kinderen op te leiden en hen een toekomst te bieden. Kinderen en ouders moeten positieve keuzes maken. Dit impliceert dat het technisch en beroepsonderwijs een goede reputatie moeten hebben. Het technisch en beroepsonderwijs verdienen een dergelijke reputatie! Een negatief inspectieverslag kan echter een negatieve spiraal in gang zetten en versterken. Het is van cruciaal belang dat, op het ogenblik dat de inspectieverslagen naar buiten komen, men de ouders en de Brusselse bevolking duidelijk maakt op welke manier men deze inspectieverslagen moet lezen; hoe ze moeten geïnterpreteerd worden. Het zou uit den boze zijn als men louter een opdeling maakt tussen een ‘goede’ en een ‘slechte’ school en alle nuance laat varen. Vaak zijn er immers heel wat nuances. Een school is niet goed of slecht omdat een van haar gebouwen zich in goede dan wel slechte staat bevindt. Er komt hier veel meer bij kijken. Momenteel licht de inspectie heel wat Brusselse scholen door. Uit die inspectieverslagen zal men wellicht heel wat interessante informatie kunnen puren. Het is echter van cruciaal belang dat men de scholen gaat begeleiden zodat zij op de juiste werkpunten kunnen ondersteund en versterkt worden en zij een antwoord kunnen bieden op alle mogelijke vragen en opmerkingen. Zo mogen scholen er niet op afgerekend dat een overheid niet investeert in de renovatie van hun gebouwen. Verder moeten ouders worden voorbereid op de inspectieverslagen. Zij moeten leren op welke wijze zij met de inspectieverslagen moeten omgaan; wat ze eruit kunnen leren en hoe ze ze moeten lezen. Aangezien het reglement het voorschrijft, lees ik mijn vragen nog even voor. Op welke manier zal de VGC instaan voor de opvolging van de inspectie? Uiteraard is die rol in eerste instantie weggelegd voor de scholen. De ervaring en kennis van de VGC kunnen echter voor extra ondersteuning zorgen. Werden er hierover al concrete afspraken gemaakt met de scholen? De heer Jef Van Damme.- Ik heb een dubbel gevoel bij de tussenkomst van mevrouw Elke Van den Brandt. Ik snap niet precies waar zij op doelt. Enerzijds is het immers een heel goede zaak dat alle Brusselse scholen worden doorgelicht door de inspectie. Dit gebeurt op initiatief van Vlaams minister voor Onderwijs en Brusselse Aangelegenheden, de heer Pascal Smet. Mevrouw Elke Van den Brandt.- Vreemd, ik ging ervan uit dat de inspectie volledig onafhankelijk was. (Gelach)
-5-
De heer Jef Van Damme.- Ik denk toch dat de Vlaamse Regering beslist heeft om deze inspectie te laten plaatsvinden. Collegevoorzitter Guy Vanhengel zal dit ongetwijfeld kunnen bevestigen. Niettemin blijf ik erbij: het is een goede zaak dat deze inspectie plaatsvindt. Op deze manier is er immers een gelijktijdige doorlichting van alle Brusselse scholen. Vanop het terrein komt er trouwens heel wat positieve feedback van zowel ouders, leerkrachten als directies. Zij vinden het goed dat alle scholen, op korte termijn, worden doorgelicht en concreet te horen krijgen op welke wijze ze aan het werk zijn; waar er verbeteringen mogelijk zijn; waar de knelpunten zich bevinden; wat er goed verloopt; op welk vlak men sterke prestaties neerzet en waarin men uitblinkt. Een inspectieverslag moet een nuchtere evaluatie zijn die enkel bijdraagt tot een objectieve kijk op het Nederlandstalig onderwijs in Brussel en de kwaliteit van dit onderwijs. Ik begrijp niet waarom een dergelijk rapport problematisch zou kunnen zijn voor mevrouw Elke Van den Brandt. Mevrouw Elke Van den Brandt.- Het is goed dat er inspectieverslagen bestaan. Ik vraag me echter gewoon af op welke manier men de scholen begeleidt om met deze verslagen om te gaan. De heer Jef Van Damme.- Laat ons ernstig blijven. Ik wens inhoudelijk te reageren, maar krijg de kans niet. Op het ogenblik dat een school wordt doorgelicht en zou blijken dat zij een aantal tekortkomingen zou hebben, wordt zij al begeleid. Hiervoor werd een opvolgings- en begeleidingsprocedure, hetzij door de koepel van de betrokken scholen, weze het gemeenschaps- of het vrije onderwijs, hetzij door de begeleidings- en inspectiediensten zelf uitgewerkt. Dit is al jaar en dag zo. Ik begrijp de vraag van mevrouw Van den Brandt niet goed. Er wordt niet gemorreld aan de begeleiding. De begeleiding is dezelfde als altijd. Ze zal even goed zijn als tevoren. Toen ik schepen van onderwijs was in Sint-Jans-Molenbeek werden verschillende scholen doorgelicht. Telkens gebeurde dit met een degelijke ondersteuning van de Organisatie voor Steden en Gemeenten (OVSG), de koepel van het gemeentelijk onderwijs en de inspectiediensten zelf om een aantal gebreken en mankementen te remediëren. Ik begrijp de vraag van mevrouw Van den Brandt dan ook niet goed. Er is immers wel degelijk voorzien in begeleiding. Mevrouw Elke Van den Brandt.- Ik zal mijn vraag straks nog eens toelichten. Mevrouw Bianca Debaets.- Deze doorlichting hebben we de laatste weken uitgebreid kunnen volgen in de pers. Het is jammer dat daarbij vooral werd gefocust op de school Anneessens-Funck die voor de derde keer op rij een negatief rapport kreeg. De vele goede voorbeelden en rapporten zijn minder aan bod gekomen. Heel veel Brusselse scholen leveren goed werk, maar dat raakte wat ondergesneeuwd door dit negatieve verhaal. Anneessens-Funck is pijnlijk omdat het over jarenlange onderinvesteringen van de stad Brussel gaat. Het is des te pijnlijker omdat we weten dat het Brussels hoofdstedelijk gewest echt nood heeft aan goede TSO- en BSO-scholen. Ik wil nog even herinneren aan de cijfers die ik
-6vorig jaar opvroeg. In Vlaanderen kiest 31% van de leerlingen voor TSO, in Brussel is dat amper 16%. We moeten nog inspanningen leveren. Uiteraard werd daarover ook op de gemeenteraad van Brussel-Stad van gedachten gewisseld, maar de VGC kan instaan voor het flankerend onderwijsbeleid waarnaar mevrouw Van den Brandt verwees. De VGC investeert onder meer in didactisch materiaal in de TSO- en BSOscholen. In de afgelopen jaren peilde ik daar enkele keren naar. In 2009-2010 werd er maar liefst 30.000 euro geïnvesteerd in de school Anneessens-Funck. Hoe werden die subsidies toegekend? Gaat de administratie ter plekke kijken? Hoe kan het dat er toch nog scholen zijn – in dit geval van het stedelijke net – die te horen krijgen dat ze dringend moeten ingrijpen als ze niet gesloten willen worden? Wat is het totaalbedrag van de investeringen in TSO- en BSO-scholen? Hoe zal de VGC, in haar flankerende rol, verder omspringen met deze doorlichting? De scholen die het goed doen, zullen we verder ondersteunen, maar vond er overleg plaats met de Vlaamse Gemeenschap over de scholen waar er aandachtspunten zijn? Hoe wil de collegevoorzitter deze scholen nog performanter maken? De heer Dominiek Lootens-Stael.- De interpellatie van mevrouw Elke Van den Brandt is interessant. De VGC is niet bevoegd voor de onderwijsinspectie, maar ik wil niet bekrompen zijn – ik ben dat ook nooit geweest. De VGC moet zijn bevoegdheden zo ruim mogelijk interpreteren en moet elk debat dat de Vlaamse Brusselaar aanbelangt, kunnen aangaan. Deze interpellatie is ook interessant omdat mevrouw Van den Brandt, als lid van de meerderheid, toegeeft dat er heel wat problemen zijn met en tekortkomingen in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel. Er zijn zelfs veel scholen die moeilijkheden ondervinden om de eindtermen, bijvoorbeeld voor het Nederlands, te halen. Waar zijn we dan mee bezig? Dit brengt ons onvermijdelijk tot het aloude debat over kwantiteit en kwaliteit. Kunnen wij bij voortdurende kwantiteitsuitbreidingen nog voldoende kwaliteit garanderen? Kwantiteit leidt meteen ook tot het debat over inschrijvingen en het feit dat veel mensen niet terecht kunnen in de school van hun keuze en sommigen zelfs helemaal niet in een Nederlandstalige school. De cijfers zijn immers ronduit dramatisch en alarmerend. Ik had daar vandaag graag over geïnterpelleerd, omdat dit een debat in plenaire vergadering waard is. Heel wat mensen liggen hiervan wakker. Ik vind het niet kunnen dat dit debat naar een commissie wordt verwezen, alsof deze materie voor ons minder belangrijk is of dat de publieke opinie niet ruim moet worden geïnformeerd over de standpunten van de Raad. Het verwondert me dat blijkbaar niemand, met uitzondering van mevrouw Debaets, hierin geïnteresseerd is. Nochtans zijn niet alleen de cijfers dramatisch, maar ook de gevolgen. Mensen blijven mij zeggen dat ze de stad verlaten omdat ze hun kinderen niet kunnen inschrijven in de school die op enkele honderden meters van hun deur ligt, maar wel in een school enkele kilometers verderop. Dat brengt heel wat mobiliteitsproblemen en organisatorische beslommeringen met zich mee. Als die school op enkele honderden meters vooral blijkt vol te zitten met anderstaligen en GOK-leerlingen, breekt mijn klomp. Dan zit er iets grondig fout. Waar zijn we eigenlijk mee bezig? Het is dan ook tekenend dat Mieke Van Hecke uitgerekend deze week verklaart dat het Vlaams Belang eigenlijk gelijk had in 2002 en dat het Vlaams Belang het bij het rechte eind
-7had toen het kritiek formuleerde op het GOK-decreet. Twaalf jaar na de feiten zegt ze dat we het moeten afschaffen. Het is ook tekenend dat het steeds zo lang moet duren eer men dat wil inzien. Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat het net de collega’s van Open Vld waren die absoluut een debat hierover wilden verhinderen. Volgens mij gaf de collegevoorzitter hen de opdracht om het debat in de kiem te smoren en naar de commissie te sturen zodat er geen smet kon komen op zijn blazoen. Blijkbaar is het blazoen dat de collegevoorzitter van zichzelf wil ophangen belangrijker dan de toekomst van de Vlaamse kinderen in Brussel. Dat betreur ik ten zeerste. De heer Herman Mennekens.- Ik dacht dat deze interpellatie over het optreden van de onderwijsinspectie ging, de gevolgen ervan en onze reactie erop. Voor de intellectuele eerlijkheid wil ik opmerken dat de heer Lootens-Stael de hoogdringendheid had gevraagd voor de behandeling van zijn interpellatievoorstel over de inschrijfmodaliteiten, maar niet heeft gekregen. Om hem toch tegemoet te komen, stelden we voor om zijn interpellatie te behandelen in de commissie van vorige maandag. Die commissievergadering was zeer interessant en bij momenten zeer pittig met de heer Ahidar en mevrouw Debaets, maar de heer Lootens-Stael kon daar, om welke reden dan ook, niet aanwezig zijn. In elk geval hebben wij hem de kans geboden zodat hij maandag al een antwoord zou krijgen op zijn interpellatievoorstel. Hij heeft daarna echter zijn interpellatie ingetrokken. Dat zijn de feiten, al weet ik dat het Vlaamse Belang daar soms moeite heeft.
PERSOONLIJK FEIT De heer Dominiek Lootens-Stael.- Ik heb inderdaad de hoogdringendheid gevraagd, maar niet gekregen. Ik wou een plenaire vergadering samenroepen omdat de berichten zo alarmerend zijn. Overigens waren die nog niet gekend toen mevrouw Debaets haar vraag indiende. Als dan blijkt dat het Uitgebreid Bureau interpellaties, waarvoor wij niet bevoegd zijn, op de agenda van de plenaire vergadering plaatst, maar dat er geen tijd is voor belangrijke problemen, dan wil ik niet verder meedoen aan dit spelletje. Ik trek dan ook mijn interpellatie in, want ze is te belangrijk om ze te laten verstikken in een commissievergadering waar de aandacht niet altijd even groot is. Ik wilde vandaag toch deze problematiek ter sprake te brengen. Ik hoop dat de collegevoorzitter de intellectuele eerlijkheid zal hebben om er ook op te antwoorden. De voorzitter.- De meeste collega’s zullen het met mij eens zijn als ik zeg dat een commissievergadering niet minderwaardig is aan een plenaire vergadering, maar dat er net dieper op de materie kan worden ingegaan. -
Het debat wordt voortgezet.
De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.- In zijn interpellatie dicht de heer Lootens-Stael mij een aantal autoritaire trekjes toe die ik niet heb. Ik kan die ook niet hebben, want net zoals de Vlaamse Onderwijsinspectie een autonoom functionerende organisatie is, is de Open Vldfractie een autonoom functionerende groep met sterke persoonlijkheden die altijd open en vrij
-8hun mening kunnen vertolken. Open Vld is geen autoritair geleide partij en heeft geen voorzitters voor het leven. In een liberale partij kan iedereen open en vrij zijn ding doen. De heer Dominiek Lootens-Stael.- Ze deden wel erg hun best om de collegevoorzitter uit de wind te zetten. De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.- Dat is dan misschien uit sympathie. De Vlaamse Onderwijsinspectie is een autonoom functionerende organisatie die, zoals haar opdracht bepaalt, de onderwijskwaliteit bewaakt en stimuleert. Ook ik was verbaasd dat op 5 jaar tijd voor een tweede keer het volledige inspectiekorps alle Brusselse scholen van alle netten heeft doorgelicht. Dat is een unicum. In geen enkele Vlaamse stad is dit gebeurd. Dat zou nochtans nuttig zijn om vergelijkingen te kunnen maken tussen de moeilijkheden die stedelijke gebieden met een grote diversiteit ondervinden. Het kunnen vergelijken van de werking van het onderwijs in zijn geheel in Gent en Antwerpen met het onderwijs in Brussel zou nuttig kunnen zijn. Vergelijkingen tussen de situatie in stedelijke gebieden enerzijds en landelijke gebieden anderzijds lopen volgens mij niet zoals het moet, aangezien de bevolkingssituatie totaal verschilt. Nochtans wil men op 5 jaar tijd het volledige Brusselse onderwijs tweemaal doorlichten, terwijl men er nog niet toe kwam in Antwerpen of Gent een volledig net door te lichten. Vanuit die bekommernis heb ik voor de aanvang van de inspectieronde de inspecteur-generaal van de Vlaamse Onderwijsinspectie uitgenodigd voor een gesprek. Hij is overigens een charmante man, die me zeer deskundig overkwam. Hij zei me dat de onderwijsinspectie in volle autonomie heeft besloten tot deze tweede ronde over te gaan. Ik heb daarover altijd wat twijfels gehad, maar ik ben blij dat hier nu werd bevestigd dat het in feite de Vlaamse minister, bevoegd voor Onderwijs, was die daartoe opdracht heeft gegeven. Wat daarvan de bedoeling is, weet ik niet. Mocht ik in zijn plaats zijn, dan zou ik een andere stad hebben laten doorlichten zodat er een vergelijkingspunt ontstond. De heer Jef Van Damme.- Dan moet de collegevoorzitter Vlaams minister proberen te worden. De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.- Dat ben ik al geweest, maar mijn werk hier doe ik het liefst. Ik zet me hier voor 300% in. (Glimlachjes) Mevrouw Elke Van den Brandt.- Of men moet de onderwijsinspectie onafhankelijk laten optreden. De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.- Ik heb met de inspecteur-generaal gesproken, en moet net zoals mevrouw Elke Van den Brandt vaststellen dat het een opportuniteit is om een tweede maal binnen een korte periode een bezoek te krijgen van het voltallige inspectiekorps. Dit is een positieve daad. Men komt langs in de scholen om te kijken waar het beter kan. Dit is uiteindelijk de bedoeling van de inspectieronde. Uit de eerste ronde heb ik de les getrokken dat alle inspecteurs goed moeten weten wat de context is en hoe het onderwijs in Brussel werkt. Ik ben blij dat de inspectie daar werk van heeft gemaakt. Vooraleer men de inspectieronde begon, heeft men zich verdiept in de situatie. Men heeft zo kennis kunnen nemen van tal van ondersteunende initiatieven van de VGC die in de rest van Vlaanderen onbekend zijn. De inspecteurs zijn bijvoorbeeld niet zo vertrouwd met het Onderwijscentrum
-9Brussel (OCB), aangezien dit een typisch Brusselse instelling is. De inspecteurs hebben een inspanning gedaan om goed te weten in welke context we werken. De eerste echo’s die ik opving over de ervaringen van de inspecteurs geven aan dat ze aangenaam verrast zijn over de geleverde kwaliteit. Dat blijkt overigens eveneens uit de opgestelde doorlichtingsverslagen. Zij zijn opvraagbaar op het internet, zowel voor het basis- als het secundair onderwijs. Per school kan een deskundig verslag worden opgevraagd. De meeste verslagen zijn zeer lovend. Hier en daar worden aandachtspunten opgesomd. Dit is echter niet abnormaal, want dat is ook zo in de rest van Vlaanderen. Het toeval wil dat ik zelf zeer veel scholen bezoek. Wanneer ik die verslagen lees, zie ik vaak dat de inspectie er aandachtspunten uithaalt die ik ook meende op te merken. Mijn vaststellingen zijn natuurlijk empirisch, maar de inspectie documenteert keurig welke verbeteringen mogelijk zijn. Ik ben blij dat die ronde plaatsvond, want het houdt ons en de netten scherp. We weten dan precies wat we kunnen verbeteren. De vaststellingen van een doorlichting leiden tot een gepubliceerd verslag. De verslagen vormen een advies voor de minister van Onderwijs en Vorming. Aan de hand van dit advies beslist hij over de verdere erkenning, financiering en subsidiëring van de scholen. Op enkele uitzonderingen na leiden de verslagen echter niet tot wijzigingen op dit vlak. Het is evenwel veel belangrijker voor het schoolbestuur, de directie en leerkrachten om de verslagen te gebruiken om verder te werken aan verbeterpunten. Het is de school zelf die beslist welke acties zullen worden ondernomen om de aanbevelingen van de inspectie op te volgen. Om eventuele tekorten weg te werken kan de school zelf een stappenplan uitwerken of de hulp en begeleiding inroepen van de pedagogische begeleidingsdienst. De 3 netten hebben een eigen begeleidingsdienst om extra begeleiding en ondersteuning te bieden. De school beslist zelf of de hulp van de pedagogische begeleidingsdienst wordt ingeroepen. De VGC is uiteraard in de eerste plaats verantwoordelijk voor het bewaken van de kwaliteit van haar eigen onderwijsinstellingen, zoals bijvoorbeeld Kasterlinden. De VGC is tevens een belangrijke partner van de scholen waarvan zij geen inrichtende macht is, aangezien ze de belangen van het gehele onderwijs behartigt. Zo vindt het Nederlandstalig onderwijs in Brussel een deskundige partner in het OCB, dat professionele ondersteuning biedt op vlak van taal en meertaligheid, omgaan met diversiteit, ouder- en buurtbetrokkenheid en Brede School. Met een ploeg van meer dan 70 ondersteuners wordt een aanbod- en vraaggestuurde werking uitgebouwd. Alle Nederlandstalige scholen in Brussel kunnen een beroep doen op dit aanbod. Het is aan hen om te beslissen of ze van dat aanbod gebruik maken. De VGC is al meer dan 10 jaar bezig met het massaal investeren in schoolinfrastructuur. Dat gaat over investeringen in nieuwe scholen, renovatie van bestaande scholen, gevelrenovaties, investeringen in sanitaire kernen, aanleg van pedagogische speelplaatsen, energiemaatregelen, het uitvoeren van allerhande dringende werken en investeringen in uitrusting. Er zijn echter ook een paar scholen waarvoor het doorlichtingsverslag zeer kritisch is en ernstige vragen oproept. Mevrouw Bianca Debaets had het bijvoorbeeld over het instituut Anneessens-Funck. Het doorlichtingsverslag voor deze school gaf nogmaals aan dat er zowel op pedagogisch als infrastructureel niveau ernstige moeilijkheden zijn. Hierover werd destijds overlegd tussen de minister van Onderwijs, mezelf en de stad Brussel. De minister van Onderwijs heeft toen aangegeven te zullen proberen om vooruitgang te boeken in dit dossier. Wij
- 10 hebben middelen vrijgemaakt om bij te springen inzake infrastructuur. We stellen echter vast dat er geen verbeteringen zijn. Er zal opnieuw overleg nodig zijn om uit te maken hoe we dit aanpakken. Tot nu toe ben ik niet gevraagd door de stad of de school om hulp te bieden. Wij werken meestal vraaggestuurd, maar ik heb met de Vlaamse minister van Onderwijs reeds besproken dat we er werk van zullen maken om oplossingen te bieden. Er is nog een ander probleem met een basisschool van het Freinettype die een zeer negatief doorlichtingsverlag heeft. De procedures lopen om drastisch in te grijpen. Ook dit is de bevoegdheid van de Vlaamse minister van Onderwijs. Beslissingen hierover worden in de komende weken verwacht. Mevrouw Elke Van den Brandt.- Enkele collega’s hebben me vandaag woorden in de mond gelegd die ik niet heb uitgesproken. Dit wil ik graag even rechtzetten. In onze scholen worden wonderen verricht. Er zijn leerkrachten die met een ongelofelijk engagement en inzet iedere dag klaarstaan voor de kinderen. Tegelijkertijd wordt er in die scholen ook geploeterd en gezwoegd. Het is hard en moeilijk werken in Brussel. Het is belangrijk dat we dit erkennen. Ik heb me niet uitgesproken over de wenselijkheid van de inspecties, want dat is mijn taak niet. Naar mijn mening is de onderwijsinspectie een onafhankelijke instelling, die hopelijk niet wordt aangestuurd door de minister. Ik vind het belangrijk dat de inspectie onafhankelijk kan functioneren omdat zij een controlefunctie uitoefent. Wat het Vlaams Parlement en de Vlaamse minister doen, is het opstellen van eindtermen waaraan de scholen moeten voldoen. De inspectie wordt gevraagd te controleren of de scholen daaraan voldoen. Dit is een soort scheiding der machten in het onderwijs, die volgens mij erg belangrijk is. De VGC heeft met dat verhaal op zich niets te maken. We hebben echter een sterke nabijheid bij de scholen. Het sterk flankerend VGC-beleid is een troef die andere steden niet hebben. Die troef moeten we uitspelen. Het is noodzakelijk, zoals werd aangetoond door de armoedecijfers die deze week in de pers verschenen. De armoede ligt in Brussel viermaal hoger dan in Vlaanderen. Dat betekent dat we in Brussel een enorm aantal uitdagingen hebben die in Vlaanderen op kleinere schaal bestaan. Het is nodig om een flankerend beleid te hebben om de scholen bijstand te geven. Ik doe geen uitspraken over het effect van de inspectieverslagen op de scholen. Het is aan de school om een verslag te interpreteren. Als politicus is het niet mijn taak om een wetenschappelijke analyse te maken van de verslagen, maar ik hoop dat dit toch gebeurt. Hopelijk bekijken de bevoegde ministers de verslagen om vast te kunnen stellen welke pijnpunten of troeven meermaals terugkomen. Op die manier kan men belangrijke lessen trekken op metaniveau, waarop het beleid kan worden afgestemd. Er zijn een aantal scholen die het vandaag goed doen en die we blijvend moeten begeleiden. De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.- De overgrote meerderheid doet het goed. Mevrouw Elke Van den Brandt.- Het is niet omdat ze het nu goed doen, dat dit morgen nog het geval is. We moeten hen blijven ondersteunen om de prestaties op peil te houden. Er zijn echter ook scholen die worden geconfronteerd met tekortkomingen. De VGC moet volgens mij bekijken of we samen met het OCB inspanningen voor infrastructuur kunnen doen die scholen een duwtje in de rug kunnen geven. De scholen zullen dan voelen dat we
- 11 naast hen staan en samen de school willen verbeteren. Dit is nodig omdat de kinderen de beste scholen moeten hebben, maar ook omdat scholen die niet verbeteren worden gesloten. Als we ons iets niet kunnen permitteren in Brussel, dan is het binnen 3 jaar opnieuw een inspectiebezoek te krijgen dat leidt tot schoolsluiting op een moment dat we reeds kampen met een waanzinnig tekort. Scholen met mankementen moeten worden aangepakt, zodat iedere school een topschool is die de kans krijgt om op de beste manier met de leerlingen om te gaan. Dat was eigenlijk mijn vraag. Ik weet dat we daar sterk op inzetten, maar zullen we op basis van de inspectieverslagen met bepaalde scholen extra trajecten opzetten? Komt er begeleiding of worden er investeringsplannen opgesteld om te voorkomen dat infrastructurele tekortkomingen leiden tot schoolsluiting? De verslagen staan effectief allemaal online. Hoe kunnen we daar juist over communiceren? Het is enorm veel werk om dat allemaal te lezen en juist te interpreteren. Hoe kunnen we vermijden dat dit voor een aantal scholen een negetief effect zal hebben? Kunnen we dat tegenhouden door te kaderen en te duiden waarom er bepaalde voorbehouden in die verslagen staan? De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.- Ik heb de verslagen nu bijna allemaal gelezen. Ik maak mij niet te veel zorgen dat ze verkeerd geïnterpreteerd zullen worden. In het begin was ik daar ook terughoudend over en vreesde ik dat deze inspectieverslagen bij mensen, die niet vertrouwd zijn met het jargon en de werkwijze, anders zouden overkomen dan ze bedoeld zijn. Ik heb echter vastgesteld dat de inspecteurs goede pedagogen zijn, want hun verslagen vallen niet mis te interpeteren. De verslagen worden omzichtig geformuleerd, zijn genuanceerd en hebben een mooie systematiek, waardoor vergelijkingen mogelijk zijn. Het is zeer nuttig dat de verslagen gepubliceerd worden, zo kan iedereen ze lezen. Het is een moeilijke oefening, die zeer goed werd ingevuld door de inspectie. Zelf lees ik al die verslagen. Als ik problemen vaststel, dan proberen we proactief te reageren. Voor de school Aneessens-Funck heb ik dat al meermaals gedaan. Als mij echter wordt gezegd dat het departement het zelf zal aanpakken en als wij geen nieuwe verzoeken krijgen om in te grijpen, dan kunnen we natuurlijk niet veel doen. Op andere vlakken treden wij zeer vaak preventief en proactief op. Zo waren er bijvoorbeeld problemen met de gemeenteschool in Vorst, omdat die bomvol zat en niet verder kon uitbreiden. De inspectie oordeelde dat op die manier verder werken problematisch was. Ik ben de school gaan bezoeken en heb gemerkt dat het dossier om te verhuizen helemaal vastzat. Ik heb dan de burgemeester en het college van schepenen bijeengeroepen en we hebben dat dossier aangepast. Gisteren hebben we in overleg met de gemeente beslist dat de Nederlandstalige school in Vorst kan verhuizen naar een gloednieuw gebouw. Zo zijn we elke dag met 1 of meerdere dossiers bezig. Eergisteren zaten we samen met de stad Brussel, nadat ik al herhaaldelijk met de Brusselse schepen voor Onderwijs, mevrouw Faouzia Hariche, heb gesproken. Zij staat overigens zeer strikt op haar bevoegdheden en dult weinig inspraak van haar collega-schepenen. Dat is niet altijd zo verstandig, want de Nederlandstalige schepenen hebben soms meer voeling met het Nederlandstalig onderwijs. Er gaat geen dag voorbij dat we daar niet mee bezig zijn. De onderwijsinspecteurs in Brussel zeggen zelf dat de aanpak van de onderwijsinfrastructuur in Brussel een voorbeeld is voor heel Vlaanderen. Dat is te danken aan ons sterk flankerend beleid.
- 12 Mevrouw Bianca Debaets.- Ik wil nog even iets zeggen, omdat de collegevoorzitter uitdrukkelijk is ingegaan op de problematiek rond de school Anneessens-Funck. De heer Jef Van Damme.- Mag dat? Ik wilde ook nog iets zeggen, maar ik dacht dat enkel de interpellant nogmaals mocht tussenkomen. Mevrouw Bianca Debaets.- Natuurlijk mag dat. Ik werd trouwens ook uitdrukkelijk vernoemd. De voorzitter.- In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kan enkel de interpellant reageren, maar in de VGC-Raad mogen ook andere leden repliceren. Mevrouw Bianca Debaets.- Ik zal kort zijn, als dat het ongenoegen van de heer Jef Van Damme wat kan wegnemen. De heer Jef Van Damme.- Ik stelde enkel een informatieve vraag. Ik wilde geen polemiek starten. Mevrouw Bianca Debaets.- Uit het antwoord blijkt toch wel de desinteresse van de stad Brussel. Ze liggen helemaal niet wakker van de toekomst van Instituut Anneessens-Funck. Wat kunnen wij vanuit de VGC doen om het absolute falen van de stad Brussel op te vangen, want we kunnen het ons niet veroorloven deze school op te geven, met zijn specifieke bevolkingssamenstelling en het type leerlingen. Bestaan er kanalen om dit dossier toch naar ons toe te trekken? De heer Jef Van Damme.- Na de heer Walter Vandenbossche, grijpt nu ook mevrouw Bianca Debaets de VGC aan om de gemeenteraad te vervangen. De essentie van dit debat is de vraag wat er met de opvolging gebeurt van de scholen die doorgelicht zijn. De verslagen worden pas op het internet gezet als ze definitief zijn. Er zijn momenteel nog niet zo veel verslagen definitief. Of vergis ik mij? Kan de collegevoorzitter een overzicht geven? Er zijn nog heel wat doorlichtingen bezig. De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.- Er staan al heel wat verslagen online. Mevrouw Elke Roex.- Dat zijn de oude doorlichtingverslagen. De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.- Hier en daar staan er nog oude verslagen tussen, maar veelal zijn dat de nieuwe. We staan veel verder dan jullie denken. De heer Jef Van Damme.- Ik heb de website bekeken en er ontbreken nog heel wat verslagen. Misschien heeft de collegevoorzitter wel een speciale beveiligde website waar ik geen toegang toe heb. (Glimlachjes) De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.- Nee. Ga maar eens kijken. Er staan al veel verslagen op van de laatste doorlichtingsronde. Als het verslag nog niet af is, wordt het natuurlijk nog niet gepubliceerd. De overgrote meerderheid staat op de website. Mevrouw Elke Roex.- Van de gemeente Anderlecht staan er maar 2 van de 8 verslagen op de website.
- 13 De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.- Dan zullen ze in Anderlecht veel werk hebben om die verslagen te maken. Mevrouw Elke Roex.- De doorlichting is in alle scholen al afgerond. -
Het incident is gesloten. VRAAG (R.v.O., art 59) De ondersteuning van en samenwerking met de Vlaamse schepenen
De heer Paul De Ridder.- Terwijl we net horen welke problemen er zijn met het onderwijs in Brussel, pleiten sommigen toch voor de overheveling van onderwijs van de Gemeenschappen naar het Gewest. Ik stelde reeds diverse vragen over de financiële, logistieke en inhoudelijke werking van de VGC ten gunste van de lokale besturen en meer bepaald de Vlaamse schepenen. Ik dank de collegevoorzitter voor zijn antwoorden. Vooral zijn antwoord op mijn schriftelijke vraag met betrekking tot de Rondetafelconferenties biedt een mooi overzicht. Essentieel in deze kwestie is de Conferentie van de Vlaamse schepenen en OCMWvoorzitters. Deze staat los van het College en werd op 13 maart 2013 opnieuw geïnstalleerd na de recente gemeenteraadsverkiezingen. Deze Conferentie telt nu 26 leden, namelijk 23 Vlaamse schepenen en 3 Vlaamse OCMW-voorzitters. Herhaaldelijk werd voor deze Conferentie - meestal op initiatief van de collegevoorzitter - het VGC-beleid toegelicht. Ziet het College een meerwaarde in een rondetafel, een overleg- of informatieronde, niet enkel met de Vlaamse schepenen, maar met alle Vlaamse verkozenen? Wanneer is de volgende bijeenkomst van de Conferentie van de Vlaamse schepenen en OCMW-voorzitters gepland ? De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.- In verband met de vorige vraag, heb ik nog eens gekeken op de website met de doorlichtingsverslagen. Er staan 4 verslagen op voor de gemeente Anderlecht. Sinds de staatshervorming van 2001 werd beslist dat gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, die een Vlaamse schepen of OCMW-voorzitter aanstelden, konden rekenen op extra financiële steun. Het was de heer Jean-Luc Vanraes die het initiatief nam om, een tijdje later, naar analogie van de Conferentie van Burgemeesters, een Conferentie op te richten van de Vlaams-Brusselse schepenen en OCMW-voorzitters. In deze Conferentie worden ervaringen uitgewisseld, de samenwerking tussen gemeenten gestimuleerd, gemeenschappelijke problemen besproken en oplossingen aangekaart bij andere bestuursniveaus. Daar was een breed politiek draagvlak voor en het initiatief bestaat nog steeds, waarbij de 23 Nederlandstalige schepenen en 3 OCMW-voorzitters 4 tot 5 keer per jaar samenkomen. Net zoals de Conferentie van Burgemeesters, is de Conferentie van Vlaamse schepenen en OCMW-voorzitters een overlegplatform, dat wordt samengeroepen op initiatief van de voorzitter. Dat is sinds vorig jaar de heer Jean-Luc Vanraes, OCMW-voorzitter in Ukkel.
- 14 -
Aangezien het initiatief in de Raad is ontstaan, ondersteunt de Raad de Conferentie en worden de diensten ingeschakeld. De vergaderingen van de Conferentie vinden plaats in het huis van de Raad en de griffier stelt de notulen van dit overleg op. Het gaat om het samenbrengen van schepenen en OCMW-voorzitters. Het College van de VGC maakt geen deel uit van deze Conferentie en heeft in deze geen initiatiefrecht. Via rechtstreekse communicatie kunnen we natuurlijk altijd wel overleggen. Het College van de VGC neemt de rol op van een Brussels bestuursniveau dat kan aangesproken worden door de Conferentie om beleidslijnen toe te lichten of mee te zoeken naar oplossingen voor problemen die de schepenen en OCMW- voorzitters op het niveau van de gemeente ondervinden. Ik heb altijd achter dit initiatief gestaan. Het belangrijkste is dat de schepenen en OCMWvoorzitters ervaringen kunnen uitwisselen en dat er informatie vanuit de VGC aan hen kan worden doorgegeven. Er dringt namelijk niet zo veel door van onze werkzaamheden tot op het gemeentelijk niveau. Het gemeentelijk niveau is zeer arbeidsintensief, waardoor de schepenen niet altijd veel tijd over hebben om de ontwikkelingen op andere niveaus te volgen. De heer Paul De Ridder.- Zou het niet goed zijn om ook de gemeenteraadsleden daarbij te betrekken? De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.- Tot nu toe werd het beperkt tot het uitvoerende niveau. Het zou in principe perfect mogelijk zijn om bijvoorbeeld 1 keer per jaar op dezelfde manier een bijeenkomst te hebben van alle Nederlandstalige gemeenteraadsleden. Dat is een goed voorstel. De voorzitter.- Alle Nederlandstalige gemeente- en OCMW-raadsleden werden vorige legislatuur uitgenodigd en de collegeleden hebben hun beleid toegelicht. Zo konden ze ook kennis maken met de kabinetsleden. De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.- Dat is een goede suggestie voor na de verkiezingen.
SAMENGEVOEGDE INTERPELLATIES (R.v.O. art. 62) - van de heer Jef Van Damme tot de heer Bruno De Lille, collegelid, betreffende de culturele broedplaats voor jongeren - van mevrouw Bianca Debaets tot de heer Bruno De Lille, collegelid, met betrekking tot jeugdinfrastructuur De heer Jef Van Damme.- Het was een goede suggestie van mevrouw Bianca Debaets om deze interpellaties samen te voegen, want ze hebben inderdaad wat raakvlakken. We komen stilaan aan het einde van deze regeerperiode. Dat noopt ons tot een terugblik in de tijd, naar ongeveer 5 jaar geleden, toen u en uw collega’s het meerderheidsakkoord voorlegden. Dat was vaak nogal wollig, dichterlijk geschreven, vol goede intenties, maar met weinig concrete inhoud en engagementen. Wel stonden er een aantal concrete punten in die achteraf bekeken vooral bedoeld waren om het geheel een beetje op te fleuren. Er stonden heel wat ‘leuke ideetjes’ in, zoals de biologische zwemvijvers en het beroepenhuis, die niet werden gerealiseerd en vandaag helemaal naar de achtergrond verdwenen zijn.
- 15 -
Een vergelijkbaar ‘leuk idee’ was de ‘culturele broedplaats voor jongeren’. Ik citeer even uit het Regeerakkoord: “De VGC wil vrijplaatsen waar jongeren ‘hun ding’ kunnen doen en bijkomende repetitieruimte voor jong talent organiseren”. Dat is een mooie intentie. In de Beleidsverklaring 2011-2012 kondigde u een concreet project aan dat zou resulteren in de creatie van een open, polyvalente culturele broedplaats voor jongeren met onder andere een fuif- en concertzaal en verschillende repetitieruimtes. In 2012 werd dit project al wat afgezwakt en kondigde u een aantal nieuw initiatieven aan, waaronder VOLTA. Sindsdien bleef het in de beleidsverklaringen en in de acties op het terrein echter stil rond die initiatieven. U gaf wel wat kleine injecties in bestaande projecten, maar de nieuwe grote culturele broedplaats waar jongeren ‘hun ding’ kunnen doen, kwam er niet. We staan nu aan het einde van de legislatuur en de Brusselse jongeren zijn nog steeds op zoek naar een plek waar ze elkaar kunnen ontmoeten en kunnen repeteren, ideeën uitwisselen en fuiven organiseren. Onlangs, onder meer dankzij de tussenkomst van sp.a, werd er een doorbraak gemaakt in het oprichten van een nieuw jeugdhuis in het centrum van Brussel. Dat is een goede zaak, maar dat is natuurlijk niet voldoende om te voldoen aan de vraag naar repetitieruimte. Hoever staat het met het project en het denkspoor VOLTA om nieuwe infrastructuur voor jongeren te bekomen? Wat is de stand van zaken van de andere initiatieven die u aankondigde in 2012? Welke concrete stappen hebt u verder nog ondernomen voor de creatie van een open, polyvalente culturele broedplaats voor jongeren? Mevrouw Bianca Debaets.- Mijn interpellatie is wat meer toegespitst op studenten, maar omdat er zoveel raakvlakken zijn met die van de heer Jef Van Damme, dacht ik dat het gemakkelijker was om ze samen te behandelen. Brussel is de grootste studentenstad van het land. We vergeten dat wel eens. Veel mensen denken dat Leuven de grootste studentenstad is, maar dat klopt niet. Brussel telt in de 2 gemeenschappen samen meer dan 75.000 studenten. Bovendien is Brussel ook het ‘jongste’ gewest van het land. Volgens verschillende studies zal deze demografische trend zich ook in de komende decennia voortzetten. Zoals u allemaal weet, is dit ‘jeugdig geweld’ op zijn eigen manier gebruiker van de stad en hebben deze jongeren eigen vragen en noden. De VGC kan, samen met de andere overheden, een rol spelen bij het ondersteunen en faciliteren van deze jongeren in hun ‘jong’ zijn in deze stad. Bij het begin van deze legislatuur was ik dan ook blij in het Regeerakkoord een aantal dingen te lezen om daaraan tegemoet te komen. Zo zou men vrijplaatsen creëren waar jongeren ‘hun ding’ konden doen. Er zouden ook repetitieruimtes komen voor jong talent. Het Jeugdbeleidsplan gaat hierop verder. Daarin staat bijvoorbeeld dat er zou worden gezocht naar laagdrempelige ruimten voor creatie en organisatie, repetitieruimten, zalen voor kleine evenementen, een aanspreekpunt voor jongeren enzovoort. Specifiek voor studenten engageerde de VGC zich in de New Deal om de banden aan te halen tussen de overheden in Brussel, de hogescholen en universiteiten, de studentenorganisaties en de studenten zelf. Het was de doelstelling om Brussel als studentenstad te promoten en om de studenten te ondersteunen, onder andere via meer en betere studentenhuisvesting, meer inspraak van de studenten bij beleidskeuzes en ook meer infrastructuur. Daar knelt echter het schoentje: het tekort aan infrastructuur voor studenten in Brussel blijft een oud zeer. Er zijn
- 16 wel plekken voor studenten, maar die vertonen vaak een aantal knelpunten. Zoals u weet, zijn gemeenschapscentra tijdens de nachtelijke uren gesloten. Dat is net het tijdstip waarop studenten heel graag hun fuiven organiseren. Jeugdhuizen bevinden zich vaak in drukbewoonde wijken, waar er rekening gehouden moet worden met eventuele geluidsoverlast voor de bewoners. Kortom, de huidige infrastructuur komt niet tegemoet aan de vraag van die vele jeugdverenigingen en studentenorganisaties. U gaf wel een aantal injecties in bestaande projecten, zoals een repetitieruimte in het Roodebeekcentrum, repetitiemateriaal in de Pianofabriek en ondersteuningen binnen JES vzw en de jeugdhuizen. Als we ons oor te luisteren leggen bij die organisaties, blijkt het aanbod echter te beperkt te zijn. Ze moeten nog steeds op zoek gaan naar geschikte ruimtes. Het is jammer dat ze daarbij vaak buiten de Brusselse grenzen kijken. Omdat ze in Brussel niet steeds de nodige zalen vinden voor die fuiven, trekken ze soms naar Leuven of Gent. Dat is jammer, want we moeten er net voor zorgen dat die studenten in Brussel hun ding kunnen doen, in de hoop dat ze hier nadien ook blijven werken en wonen. Tijdens de commissie voor Cultuur, Jeugd en Sport van 5 november 2011 verwees het bevoegde collegelid naar een project in ontwikkeling, dat in 2012 vorm zou krijgen en dat tegemoet zou komen aan het tekort aan fuif- en repetitieruimtes. U gaf toen ook aan dat de jeugddienst de opdracht zou krijgen om een oplijsting te maken van alle fuifzalen en bestaande infrastructuur. Ik vind het wel een goed idee om op zijn minst een database te hebben met de verschillende types van infrastructuur met hun inplanting, voorwaarden, tarieven en dergelijke. Tot op heden kon men via de website van de VGC enkel terecht op www.Brusselbazaar.be, een website die linkt naar www.espacespluriels.be, de databank ontwikkeld door de Cocof. Voor zover ik weet, ontwikkelde de VGC zelf nog geen vergelijkbare databank. Er werden nieuwe fuifzalen en repetitieruimten aangekondigd. Hoever is men daarmee gevorderd? Hoever staat de Jeugddienst met het inventariseren van de beschikbare fuif- en repetitieruimtes in Brussel? Is er ondertussen een databank ontwikkeld of wordt daaraan gewerkt? Of blijft het voorlopig een beetje behelpen met de databank ontwikkeld door de Cocof? Er zou in een duidelijk aanspreekpunt voor jongeren voorzien worden in 2013. Behoudt u dat voornemen voor 2014? Welke initiatieven heeft u binnen uw beleidsdomeinen ontwikkeld in het kader van de New Deal-doelstellingen, mede ondertekend door de VGC? Op welke concrete manieren hebt u tijdens deze legislatuur ruimte geboden aan overleg met de studentenorganisaties? Dat was namelijk een belangrijke vraag van die studentenorganisaties. In Leuven is er zelfs een schepen bevoegd voor studenten. Op welke manier worden de studentenorganisaties betrokken bij de totstandkoming van het beleid? Werden er bijvoorbeeld inspraakmomenten georganiseerd voor studenten binnen uw beleidsdomeinen? Ik weet wel dat u hier niet alleen bevoegd voor bent, maar welke andere instrumenten werden er eventueel vanuit de VGC ontwikkeld om Brussel als ‘jeugdige en studentikoze’ stad op de kaart te zetten en te promoten?
- 17 De heer René Coppens.- Tenzij ik me vergis, is er geen meerjarenplan voor jeugdinfrastructuur. Waarom ontbreekt dat? Voor investeringen is er veel geld nodig, maar ik heb de indruk dat die in de jeugdinfrastructuur nogal beperkt zijn en een beetje ad hoc. Als ik goed geïnformeerd ben, houdt de Jeugddienst zich vooral bezig met het herstellen van wat de jeugd afbreekt. Ik weet wel dat we allemaal jong geweest zijn, maar het mag toch wel wat meer zijn dan oplapwerk. Op het vlak van de investeringen kan het mijn inziens dan ook nog iets beter. Waarom wordt er niet meer werk gemaakt van wat ik gezamenlijke investeringen noem? Ik geloof dat gemeenschapscentra, scholen en de WMKJ’s, daarvoor kunnen openstaan. Ik denk dat we ons teveel beperken tot kleine projecten. Die stroken niet altijd met de soms ronkende retoriek die ik lees en hoor. Het is niet mijn bedoeling om alleen maar slechte zaken aan te halen, maar wel om een aanzet te geven tot een aantal verbeterpunten. Misschien vergis ik mij, maar alles is vatbaar voor verbetering, ook de jeugdsector. De heer Bruno De Lille, collegelid.- Ik denk niet dat ik de man van de ronkende retoriek ben. Ik probeer meestal beide voetjes op de grond te houden. Ik wil het eerst en vooral hebben over het project van de vzw VOLTA omdat de VGC daar toch zeer lang mee heeft samengewerkt. Het was een sterk en interessant project en kwam tegemoet aan de opmerkingen die hier over repetitieruimtes, fuifruimtes en toegankelijke locaties in het Brusselse zijn gemaakt. De VGC had daarover vrij verregaande gesprekken. Ze had in de nodige budgetten voorzien om in het project mee te stappen. Het project op zich was wel groter dan de VGC alleen kon dragen. Uiteindelijk heeft vzw VOLTA de oorspronkelijke piste verlaten. De vereniging sluit zich nu aan bij het AB-verhaal over het Amerikaans Theater. De VGC vindt dat heel jammer. Ze wilde graag een concrete samenwerking aangaan. De deur blijft echter openstaan. Als het dossier van het Amerikaans Theater een positief verhaal wordt, dan wil de VGC op dezelfde manier blijven samenwerken. Ze wacht af hoe het project evolueert en welke opportuniteiten het inhoudt voor het VGC-beleid. Het AB-verhaal is natuurlijk groter dan alleen het jeugd-, fuif- en repetitieruimteverhaal. De VGC heeft wel degelijk heel veel inspanningen gedaan. Tot mijn teleurstelling hebben die niet de verhoopte resultaten opgeleverd. Het lag niet alleen in onze handen. Niettemin blijft de VGC met de vzw VOLTA verderwerken want de vereniging bestaat uit positieve en constructieve mensen. In het kader van actie 87 van het Jeugdbeleidsplan heeft de vzw actief gezocht naar laagdrempelige ruimtes voor creatie en organisatie. Bij investeringen in het kader van het jeugdbeleid heeft de VGC telkens een verbredingstoets gedaan. Daarbij wordt de mogelijkheid onderzocht of er ook andere functies, zoals ruimte voor creatie en organisatie, worden opgenomen. De VGC onderzocht enkele pistes om ruimte te creëren voor verschillende doeleinden binnen die actie. Dat leidde jammer genoeg bij alle onderzochte pistes tot een njet. Het laatste voorbeeld betrof een pand in de Moutstraat. De VGC wilde er ruimte creëren voor Circus Zonder Handen, de Brussels Boxing Academy en laagdrempelige culturele ruimtes zoals repetitieruimtes. Daarin is ze vrij ver gegaan. Op het laatste nippertje konden de zaken niet doorgaan.
- 18 De VGC heeft wel geïnvesteerd in een aantal projecten voor de realisatie van fuifzalen en repetitieruimten. Mevrouw Bianca Debaets heeft verwezen naar de retitieruimte in het Roodebeekcentrum. Die is sinds 2012 volledig operationeel. Ook de polyvalente zaal in het Roodebeekcentrum is voorzien van multimediaal materiaal om creatieve projecten mogelijk te maken. Het gemeenschapscentrum De Pianofabriek kreeg uitrustingsmateriaal voor de repetitie- en opnameruimten om een laagdrempelige werking voor jongeren mogelijk te maken. In 2011 werd de vernieuwde infrastructuur van ’t Mutske geopend. Die zaal is ook geschikt voor toonmomenten. De VGC schreef 500.000 euro in het Investeringsplan in voor de realisatie van jeugdhuis De Branding in Jette. In deze is het wachten op de nodige beslissingen van de gemeente Jette. In afwachting van de bouw van jeugdhuis De Branding is er voor de vzw JHOB in een investeringssubsidie voorzien voor de realisatie van een mobiel jeugdhuis in de vorm van een bestelwagen. Het is de bedoeling om aanwezig te blijven in de openbare ruimte in Jette, en andere evenementen en de jeugdhuiswerking voort te zetten. In november 2013 keurde het College van de VGC het convenant met vzw Roodebeekcentrum goed. Dat zal leiden tot een vernieuwde werking van het centrum met zeer veel aandacht voor de jeugdcultuur binnen de vrijetijdswerking. Het Brusselluik van de werking van vzw Jeugdhuis Trefcentrum Y werd de afgelopen jaren ook ondersteund. Daarbij gaf men ruimte aan het Brusselse jeugdwerk en Brusselse artiesten, en bood men podiumruimte aan. Het jeugdhuis heeft ook de duidelijke opdracht om studenten naar het Brusselse vrijetijdsaanbod te leiden. De vzw JHOB heeft de algemene opdracht om de jeugdhuizen procesgericht te ondersteunen. Jeugdcultuur vormt een substantieel onderdeel van de werking van die jeugdhuizen. Bovendien zal de vzw experimenteren met jeugdhuiswerk in een brede Brusselse context. Die werkingen kunnen een jeugdcultureel aspect bevatten. Ik blijf voorstander van een grote, polyvalente, culturele broedplaats, een vrijplaats voor jongeren in Brussel waar ruimte is voor zowel professionele ondersteuning als creatie. Alleen overstijgt dit soort van projecten de begroting van de VGC. Die stelt zich constructief op en zoekt naar mogelijke partners. Helaas hebben de laatste projecten geen positief eindresultaat opgeleverd. We blijven echter volharden. Ik ben ervan overtuigd dat naast de harde realisatie van infrastructuur ook samenwerking en projectmatig gebruik kunnen leiden naar meer kansen voor fuiven en culturele realisaties. Wat betreft de vraag over het inventariseren heeft de VGC haar eigen infrastructuur alvast ontsloten. U vindt deze gegevens op de overkoepelende website www.cultuurcentrumbrussel.be. De VGC plant een uitgebreide website ‘Wonen in Brussel’ waarin alle gemeenschapsvoorzieningen tot op wijkniveau in beeld worden gebracht. Als duidelijk informatiepunt voor jongeren rekent de VGC op de nieuwe website van de Jeugddienst, www.brusselbazaar.be. Jongeren worden er gericht doorverwezen. Het is niet de bedoeling dat men op die website alles kan vinden. Het is een portaalsite.
- 19 -
De ontwikkeling van een balie ligt voorlopig niet in het vooruitzicht. De VGC is zich bewust van de vraag, maar op dit ogenblik heeft de Jeugddienst niet de nodige tijd en ruimte. De vzw JHOB staat in voor de procesmatige ondersteuning van jeugdhuisjongeren die iets willen organiseren. Voor hen is de vzw JHOB dan ook een duidelijk aanspreekpunt dat hen helpt in de zoektocht naar beschikbare infrastructuur. De VGC is heel blij dat JHOB de kans heeft gegrepen om in het centrum van Brussel een nieuw jeugdhuis te creëren. Wij ondersteunen JHOB en zullen het nieuwe jeugdhuis ook verder opvolgen. Het behoort tot haar basistaken in de overeenkomst die we met JHOB hebben afgesloten. In het kader van de inventarisatie van alle beschikbare fuif- en repetitieruimtes in het hele gewest voert de VGC gesprekken met de Cocof. Die zijn nog niet afgerond. Het leek ons niet goed om de inventarisatie op eigen houtje te doen. Ieder doet zijn deel. Dat is echter niet evident, gezien de asymmetrische invulling van bevoegdheden. In Brussel is Jeugd een bevoegdheid van de VGC, maar niet van de Cocof. Ook de terminologie in het jeugdwerk verschilt sterk tussen de gemeenschappen. Dat leidt soms tot spraakverwarring. We werken er alleszins aan. Ik ben blij dat de sp.a zich achter de initiatieven met de vzw JHOB schaart. Misschien kunnen ze voor extra middelen zorgen. De heer Jef Van Damme.- Dat hebben we al gedaan. De heer Bruno De Lille, collegelid.- U bedoelt de 400 euro van de stad Brussel? Hoe dan ook zijn we blij met elke tussenkomst. Een andere opdracht van vzw JHOB is het opnemen van een netwerkfunctie voor de lokale jeugdhuizen. JHOB zal daarmee een lokale omgevingsanalyse ontwikkelen, waardoor er gerichter kan worden doorverwezen naar partners die infrastructuur ter beschikking hebben. U stelde enkele vragen over de New Deal. Die werd ondertekend door de stad Brussel, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Vlaamse en Franstalige Gemeenschap. Het College heeft verschillende gesprekken gehad met vertegenwoordigers van de verschillende Brusselse studentenkoepels. Thema’s zoals mobiliteit, huisvesting, veiligheid, sport- en fuifruimte kwamen hierbij aan bod. De VGC heeft de gewoonte om de Brusselse studenten en studentenorganisaties te betrekken bij haar vrijetijdsaanbod. Ze sloot een overeenkomst met Br(ik af, waarbij Br(ik de opdracht kreeg om specifiek te werken aan de promotie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest als leer-, leef-, woon- en werkstad bij studenten. Dat gebeurt met specifieke aandacht voor de diensten en producten van de VGC. Via verschillende studentenactiviteiten wordt de interesse voor de stad gestimuleerd. Studenten moeten zo goed mogelijk op de hoogte worden gebracht van wat de VGC hen te bieden heeft. Deze studentenactiviteiten moeten bijdragen tot een positieve perceptie van Brussel. Met de sportdienst heeft de VGC haar schouders gezet onder de Brusselse studentensportkaart, onder meer door de eigen initiatieven met 20% reductie aan te bieden en het aanbod open te stellen. Alle informatie daarover is te vinden op de website www.studentensportbrussel.be.
- 20 -
De Jeugddienst promoot het Nederlandstalige aanbod regelmatig op verschillende studentenevents, zoals de infodagen of Brussel Brost. Bri(k is op zijn beurt vertegenwoordigd in de Jeugdraad van de VGC. De vzw JHOB heeft zijn intrek genomen in kantoren die grenzen aan die van Bri(k. Dat zorgt voor kruisbestuivingen. Vzw Jeugdhuis Trefcentrum Y zette de afgelopen jaren in op het toeleiden van studenten naar het culturele aanbod in de stad, onder meer met middelen uit het convenant met de VGC. Het werkt samen met onder andere Globe Aroma en het gemeenschapscentrum Elzenhof in Elsene. Tot slot is de Paspartoe beschikbaar voor alle studenten van de Brusselse onderwijsinstellingen. Tot hun 26 jaar kunnen zij een pas aanschaffen aan het reductietarief van 2 euro. Jeugdinvesteringen an sich zitten gevat in het volledige investeringsplan. De VGC houdt de geplande investeringen bij. Het zou niet goed zijn daarvoor een apart plan te maken. Zo is er 807.500 euro vastgelegd als investeringssubsidie voor jeugdinfrastructuur. Het grootste deel daarvan ging naar het lokale jeugdwerk, zowel naar de renovatie van scouts- als chirolokalen en zo meer. Voor kleinere werkzaamheden, die vaak meer opleveren dan grote investeringswerken omdat er kort op de bal moet worden gespeeld om de infratructuur te kunnen blijven gebruiken, werd in totaal 150.590,14 euro uitgegeven. Telkens werd de prioriteit bij brand- en inbraakbeveiliging gelegd. De heer Jef Van Damme.- Ik vind het jammer dat u wat smalend, bijna minachtend, doet over de bijdrage van de sp.a. De heer Bruno De Lille, collegelid.- Ik doe wat smalend over het feit dat de sp.a het jeugdhuis tracht te recupereren terwijl het JHOB de nodige stappen heeft gezet om dat project te realiseren. De heer Jef Van Damme.- Mijnheer het collegelid, ik heb u niet onderbroken. Mag ik u vragen mij evenmin te onderbreken? Ik vind het jammer dat u smalend doet over de bijdrage van schepen Ans Persoons aan het nieuwe jeugdhuis in het centrum van Brussel. Het JHOB heeft immers in samenwerking met sp.a, door mijn toedoen, een lokaal gevonden aan de Jacqmainlaan 124. Dat is gewoon een feit. Een nieuw jeugdhuis in het centrum van Brussel, waar al zo lang naar werd gezocht, is een mooie realisatie. Bijgevolg vind ik het een beetje jammer dat u er een politiek spelletje van maakt. Dat is helemaal niet nodig. Ik had veeleer verwacht dat u de sp.a zou bedanken voor haar steun vanuit de oppositie om een jeugdhuis in het centrum van Brussel te realiseren. Dat zou een veel correctere en constructieve reactie zijn geweest. Mijn vraag ging fundamenteel over een van de belangrijkste beloftes die u in het regeerakkoord inschreef. Daarin stond dat u een culturele broedplaats voor jongeren zou inrichten. Vandaag zegt u dat die culturele broedplaats er niet zal komen. Dat is heel jammer. Het is een smet op uw blazoen, vooral omdat ook andere projecten die als vuurtorens zijn gelanceerd – in het bijzonder de biologische zwemvijvers en het beroepenhuis – er evenmin zullen komen. Het is het zoveelste project van deze meerderheid dat niet wordt gerealiseerd. Dat is jammer.
- 21 De Brusselse jeugd verdient de noodzakelijke infrastructuur om haar artistieke creativiteit te kunnen botvieren. Mevrouw Bianca Debaets.- Ik vermoed dat er overmacht meespeelt. Wat bijvoorbeeld de nieuwe wending van VOLTA betreft, verwijst u naar het project dat ze samen met de AB verwezenlijken rond het Amerikaans Theater. Ik wil toch even naar de gemeenteraad van de stad Brussel verwijzen. Zoals u weet, dreigt ook dat project, alweer door het soloslimoptreden van de stad Brussel, ondermijnd te raken. U zegt dat de inventaris bestaat, maar voorlopig enkel de eigen infrastructuur omvat. Ik blijf aandringen om de inventaris open te trekken. De oorspronkelijke bedoeling was toch om alle bestaande infrastructuur, zowel van de overheid als de privésector, daarbij te betrekken. Ook in de privésector zijn er allicht mensen die een ruimte ter beschikking hebben, al betreft het een loods of hangar, waar jongeren ongehinderd hun ding kunnen doen. U verwijst naar een mobiel jeugdhuis. Het is een leuk idee om op verschillende plekken in de stad op noden in te spelen. Dat denkspoor duikt af en toe op, vorig jaar nog in verschillende kranten. Hoever staat het er intussen mee? Moet dat idee nog worden uitgewerkt of betreft het een ernstig engagement? Wat de inspraak van de studenten zelf betreft, is het uiteraard bijzonder waardevol dat Br(ik letterlijk en figuurlijk een plek krijgt. We weten allemaal dat ze schitterend werk leveren om Brussel op de kaart te zetten en studenten naar Brussel aan te trekken. Met studentenorganisaties zelf in overleg treden is nog een andere zaak dan een koepel organiseren. Het ene kan het andere alleen maar versterken. De grote broedplaats zoals u ze noemt, een plek waar jongeren ongehinderd kunnen feesten en repeteren, is een idee dat we de volgende vijf jaar zeker moeten meenemen. De heer Bruno De Lille, collegelid.- Ik deed zeker niet smalend want ik ben zeer blij dat er een nieuw jeugdhuis komt en dat de stad Brussel haar engagement ten aanzien van de jeugdhuizen, ook van Nederlandstalige jeugdhuizen, blijkbaar van plan is volledig na te komen. Wel doe ik smalend over het feit dat sp.a nu doet of het om haar jeugdhuis gaat. Dat is het niet. Als er iemand politieke spelletjes speelt, bent u het wel. We moeten duidelijk maken dat het jeugdhuis voor alle jongeren openstaat en dat het niet om een jeugdhuis van sp.a-signatuur gaat. Het is goed dat u een suggestie over de plaats hebt gedaan. Daar zijn we blij om. Het JOHB zet echter alle verdere stappen en verzorgt de opvolging. Dat werd zo gestipuleerd in de overeenkomst die de VGC met het JOHB heeft gesloten. Het is een van zijn basistaken. Wat het pop-up jeugdhuis betreft, geldt eenzelfde bekommernis. De VGC wil een concrete aanwezigheid, zelfs op plaatsen waar het jeugdhuis onzichtbaar is of nog moet worden gerealiseerd. Dat mobiel jeugdhuis is er om De Branding in Jette levend te houden. Het zal aanwezig zijn op plaatsen waar jongeren samenzitten en ook op grotere initiatieven, maar het zal niet elke week op een andere markt staan. Zo zal het bijvoorbeeld ook op Bruksellive staan. Ik ben blij dat de gemeente haar verantwoordelijkheid neemt en dat er meerdere partners zijn. We moeten de zaak niet in een hoekje duwen, maar we moeten samen aan de kar trekken. En de zwemvijver, die komt er.
- 22 De heer Jef Van Damme.- U maakt de zaak belachelijk en spreekt van een sp.a-jeugdhuis. Dat heb ik nooit gezegd. Ik heb enkel gezegd dat de locatie dankzij sp.a is gevonden en dat een sp.a-schepen dat mee steunt. In plaats van de minachtende opmerking, die u wel degelijk maakte, had ik verwacht dat u blij zou zijn dat wij u een duwtje in de rug hebben gegeven om uw beleid te realiseren. Ik ben wat ontgoocheld in uw reactie. Ze is zeer zuur en negatief. U had ook kunnen zegen dat het tof is dat we in dat project kunnen samenwerken en erin geslaagd zijn om in het centrum van Brussel een nieuwe plek voor jongeren te creëren. -
De incidenten zijn gesloten.
ACTUALITEITSVRAGEN (R.v.O., art.61) Het personeelsplan in de gemeenschapscentra De heer Jef Van Damme.- Ik ben kwaad. Ik vind het straf dat het collegelid, bevoegd voor het VGC-personeel, maar tegelijk staatssecretaris in de Brusselse regering, erin is geslaagd om ruzie te maken met beide personeelsformaties, zowel op het niveau van het gewest als van de VGC. Het is zover gekomen dat de Brusselse ambtenaren al meer dan 4 stakingsacties hebben gevoerd tegen het personeelsplan en uw werkwijze. Ik zie dat bij de VGC voor het eerst in 25 jaar is gestaakt. Dat zijn signalen die we niet langer kunnen negeren. Ik merk dat u op het vlak van het personeelsbeleid een ernstig onvoldoende krijgt. De uitvoering van het personeelsplan gaat in tegen de wil van alle vakbonden en heel wat mensen. Die uitvoering valt niet alleen zwaar uit, maar is fundamenteel onrechtvaardig. Veel mensen in de gemeenschapscentra werken al jaren in een tijdelijk statuut. Ze krijgen telkens een nieuw tijdelijk contract van een paar maanden aangeboden. Het betreft mensen die zich dagelijks uitsloven en volledig voor hun baan gaan, maar al jaren in onzekerheid moeten leven over de toekomst van hun functie en takenpakket en hun loon. De afgelopen week werden de gemeenschapscentra geïnformeerd over de uiteindelijke gevolgen van het nieuwe personeelsplan op hun organisatie. Na een lange tijd van onzekerheid kregen zij nu eindelijk duidelijkheid. Dat was voor velen geen goed nieuws. De examens voor niveaus A, B, C en D zijn volop aan de gang. Maar ondanks de lopende examens kregen de gemeenschapscentra al het nieuws dat er heel wat personeelsleden wegvallen. Het was geweten dat er zou bespaard worden op niveau D. U hebt beslist dat een heleboel taken niet langer ingevuld of geoutsourcet werden. De outsourcecontracten op de begroting zijn trouwens enorm gestegen. Maar ook het niveau AB, een tussenniveau, is weggevallen. Alle mensen die waren tewerkgesteld in het niveau AB, worden nu niveau B. Het komt erop neer dat deze mensen tot 600 euro loonverlies lijden voor het uitvoeren van dezelfde functie. Er zijn bijvoorbeeld heel wat cultuurfunctionarissen in dat geval. Ik ken verschillende onder hen persoonlijk. Zij zijn al zeer lang aan het werk, hebben al aan verschillende examens deelgenomen en zijn voor verschillende examens geslaagd. Zij lijden de komende maanden een enorm loonverlies ondanks het feit dat ze hun functie al jaren uitoefenen. Wij vrezen dan ook een leegloop van goed en ervaren personeel in de centra. Hoeveel personeelsleden van niveau D verdwijnen er in de gemeenschapscentra verdwijnen er? Wat is de reden om het niveau AB af te schaffen? Hoe wilt u de eventuele leegloop van
- 23 cultuurfunctionarissen opvangen die wegens een enorm loonverlies vertrekken? Wanneer krijgen de raadsleden een kopie van het personeelsplan? Dat belangt ons immers allen aan. De heer Bruno De Lille, collegelid.- Ik benadruk vooreerst - ik vind dit zeer belangrijk - dat alle personeelsleden met een contract van onbepaalde duur in dienst blijven. Het gaat er niet om in hoeveel functies in niveau D er minder wordt voorzien. Als er meer mensen met een contract van onbepaalde duur van niveau D aanwezig zijn dan er functies te verdelen zijn, dan blijven deze mensen voor de VGC werken. Pas op het ogenblik dat zij ander werk vinden of met pensioen vertrekken, zouden zij niet meer worden vervangen. Er worden dus geen mensen op straat gezet. Binnen de uitvoering van het personeelsplan zijn op termijn nog 71,8 VTE D-functies beschikbaar. Nu gaat het nog om 95,14. Een tweede element is dat het College ervoor gekozen heeft de contracten van tijdelijke duur allemaal te verlengen tot 30 juni 2014 zodat alle werknemers met een tijdelijk contract de kans krijgen mee te doen aan de wervingsexamens. De VGC zet de contracten die tot het einde van vorig jaar liepen, niet stop. Men heeft ervoor gezorgd dat deze mensen tijdens hun werkperiode aan de examens kunnen deelnemen. Ze moeten natuurlijk slagen als ze een contract van onbepaalde duur willen. Dat principe geldt overal en altijd. Daarop kunnen we geen uitzonderingen maken. Wat uw vraag met betrekking tot het niveau AB betreft, heeft het College ervoor geopteerd om deze loonschaal af te schaffen in de gemeenschapscentra, om een allignering te krijgen met het globale VGC-beleid, waar enkel niveau A of B gebruikt worden. Het personeel krijgt de mogelijkheid op een volwaardige, interne mobiliteit. Wie een contract van onbepaalde duur van niveau A of B heeft, komt in aanmerking voor interne mobiliteit. Met het niveau AB was dit niet het geval omdat dit niveau enkel binnen de gemeenschapscentra bestond. Dit zal dus zeker geen leegloop veroorzaken. De VGC-werknemers krijgen immers andere carrièremogelijkheden aangeboden. De cultuurfunctionarissen met loonschaal AB die een contract van onbepaalde duur hebben, behouden die loonschaal. Zij blijven in dienst tot zij zelf beslissen om elders een andere job aan te nemen of met pensioen te gaan. De nieuwe regeling heeft dus enkel effect op de huidige, tijdelijke medewerkers. Zij kunnen meedoen aan een examen niveau A of B of A en B. Uiteraard staat het iedereen vrij om aan beide examens deel te nemen. Nadien kan men solliciteren voor een betrekking van onbepaalde duur voor het niveau A dan wel B. Ten slotte wens ik er de heer Van Damme attent op te maken dat er geen personeelsplan voor de gemeenschapscentra bestaat. De regeling voor de gemeenschapscentra zit vervat in het globale personeelsplan van de VGC zoals dit vorig jaar werd uitgewerkt en goedgekeurd door het College. Op dit ogenblik vinden enkel de concrete toewijzingen per gemeenschapscentrum plaats. Door eerst dezelfde sokkel te geven aan alle gemeenschapscentra werd een einde gemaakt aan de historische onevenwichten die soms bestonden en moeilijk te verantwoorden waren. Vervolgens waren ook besparingen nodig. Waar moest worden bespaard, verdwenen er personeelsleden.
- 24 Daarnaast werden alle specifieke noden van elk gemeenschapscentrum onder de loep genomen. Het is niet omdat een gemeenschapscentrum 3 niveaus A en 1 niveau D heeft dat dit ook de beste personeelsformatie is voor dit gemeenschapscentrum. Men is nagegaan wat elk gemeenschapscentrum nodig heeft in functie van de infrastructuur, het aantal activiteiten en dergelijke zaken meer. Het is zeker niet zo dat alle gemeenschapscentra mensen verliezen. Soms vinden inderdaad verschuivingen plaats. Er zijn ook mensen die in een poolsysteem werken. We denken dat dit een beter en preciezer antwoord zal geven op de vragen en noden waarmee alle gemeenschapscentra dagelijks te kampen hebben. De heer Jef Van Damme.- Vooreerst wens ik een vraag om bijkomende informatie te stellen. Collegelid Bruno De Lille beweert dat alles in het algemene personeelsplan vervat zat. Ik ben uiteraard geïnteresseerd in de verdeling van de functies per gemeenschapscentrum. Mijn vraag blijft dan ook: kan ik een verdeling per gemeenschapscentrum voor de huidige en toekomstige situatie op papier ontvangen? De heer Bruno De Lille, collegelid.- Ik wil de heer Van Damme deze informatie gerust geven. Ik wil daarbij echter wat bijkomende uitleg geven. De tabellen zijn soms moeilijk leesbaar. Tijdens een van de volgende commissievergaderingen wil ik de heer Van Damme de tabellen geven, daarbij uitleggen hoe en waarom men bepaalde keuzes heeft gemaakt en hoe men ervoor zorgt dat alle gemeenschapscentra op gelijke voet worden behandeld. De heer Jef Van Damme.- Ik wil dit gerust in de commissie bespreken. Ik wens de tabellen echter nu al te ontvangen. Collegelid De Lille mag de tabellen laten vergezellen van commentaar. Op die manier kunnen we alles rustig voorbereiden en kan de commissie erover debatteren. De voorzitter.- Dat is het voorwerp van een schriftelijke vraag. De heer Jef Van Damme kan onmiddellijk een schriftelijke vraag indienen. De heer Jef Van Damme.- Dan moet ik nog een maand wachten. Ik zou de tabellen graag nu krijgen. Ik heb alvast begrepen dat mijn vraag zal worden ingewilligd. Collegelid De Lille zegt dat er geen naakte ontslagen zullen vallen. Dat zou er nog aan ontbreken… Heel veel mensen hebben een tijdelijk contract. Collegelid De Lille zegt ook dat deze tijdelijke contracten niet vernieuwd zullen worden. Voor deze mensen komt dat op hetzelfde neer. Misschien worden ze beter ontslagen. Dan krijgen ze ten minste een opzegvergoeding. Nu loopt het tijdelijk contract af en is het eenvoudigweg gedaan. Het collegelid stelde zelf dat hij de 95 werknemers van niveau D wil reduceren tot 71 of 72. Dit impliceert dus dat men het tijdelijk contract van 20 tot 25 mensen van niveau D zal beëindigen. Hetzelfde verhaal geldt voor de werknemers met functie AB, het tussenniveau tussen A en B. Deze mensen zitten in hetzelfde schuitje. Ook zij hebben vaak een tijdelijk contract. Een aantal onder hen nam in het verleden zelfs al aan door collegelid De Lille uitgeschreven examens deel. De examens voor niveau A en B werden echter nooit gehonoreerd. Dat is wel heel bizar. Nu zal men nieuwe examens uitschrijven waaraan men opnieuw moet deelnemen. Ik vind dat een hele rare redenering. Ik ging er immers van uit dat, eens men geslaagd was voor een examen, men op een wervingsreserve terecht kwam. Wat zal collegelid De Lille doen met al die mensen die in het tijdelijk contract AB zitten, maar niet slagen voor het nieuwe exa-
- 25 men? Wat gebeurt er met al die mensen die wel al geslaagd zijn voor het examen maar die nog altijd geen functie hebben gekregen? De heer Bruno De Lille, collegelid.- Een tijdelijk contract is nu eenmaal een tijdelijk contract. In een tijdelijk contract staat een einddatum. Men kan niet zeggen dat deze mensen bedrogen werden. Men kan misschien vragen stellen over het feit dat hun contract een aantal keren werd verlengd. Om de noden van de gemeenschapscentra het hoofd te kunnen bieden, hebben we dit voor deze contracten steeds gedaan. De heer Van Damme heeft het echter verkeerd voor als hij pretendeert dat deze mensen wellicht beter waren ontslagen. Zijn redenering gaat niet op. Als er een einde komt aan een tijdelijk contract dat een aantal keren werd verlengd, gelden de normale opzegtermijnen. Deze opzegtermijnen gelden ook voor andere contracten. Het is zeker niet zo dat al deze mensen van de ene dag op de andere op straat staan. Men moet geval per geval bekijken. Voor iemand die pas voor de eerste maal een tijdelijk contract had, gelden uiteraard andere regels dan voor iemand wiens contract al 4 keer werd verlengd. Niemand kan pretenderen dat hij of zij niet wist waar hij of zij aan toe was. De bestaande reserves worden verlengd. Als men zich in een wervingsreserve bevindt die nog niet is verlopen, blijft alles bij het oude. Die mensen zullen niet opnieuw aan examens moeten deelnemen. Ik zet helemaal geen 20 mensen op straat. Heel wat functies moesten immers opnieuw worden ingevuld. Of, met andere woorden, een aantal functies waren vacant. Gesteld dat men slaagde voor een aantal examens, kon men zo overstappen naar een contract van onbepaalde duur. De heer Jef Van Damme.- Ik vind het bijzonder onheus dat een overheid tijdelijke contracten 5 tot 7 keer verlengt. In het verleden is dit, jaren aan een stuk, gebeurd. In de privé-sector beschouwt men dit als een misbruik van het systeem van tijdelijke contracten. Collegelid Bruno De Lille en bij uitbreiding de VGC hebben dit gedurende verschillende achtereenvolgende jaren gedaan. Nu zal een aantal van die tijdelijke contracten niet meer worden verlengd. Eigenlijk is dit contractbreuk voor een contract van onbepaalde duur. Dat is geen correcte handelwijze! De heer Bruno De Lille, collegelid.- Wat kan men anders doen dan de contracten van tijdelijke duur omzetten in contracten van onbepaalde duur? De heer Jef Van Damme.- Collegelid De Lille zet ze niet om, maar zet ze stop. Hij heeft een aantal mensen jarenlang tijdelijke contracten aangeboden en nu komt hij tot de vaststelling dat hij ze moet ontslaan. De heer Bruno De Lille, collegelid.- Wat stelt de heer Van Damme dan voor? Moet men iemand die gedurende 5 jaar een tijdelijk contract heeft, automatisch een contract van onbepaalde duur aanbieden? Dat zou pas fout zijn. Dan gaan heel wat instanties mensen met een tijdelijk contract, een contract van onbepaalde duur aanbieden. Met deze maatregel heeft men enkel een scheefgegroeide situatie rechtgezet. De heer Jef Van Damme.- Ik vind het niet correct om contracten van bepaalde duur altijd maar te verlengen. Hiermee houdt men de mensen voor de gek. Dat kan niet.
- 26 -
De geweigerde vergunningen voor Kind&Gezin-crèches Mevrouw Elke Roex.- Deze week kregen we de langverwachte cijfers over het aantal crèches, dat aangesloten was bij Kind&Gezin en niet opnieuw een vergunning hebben gekregen. Dat was te verwachten als gevolg van de strengere taalvoorwaarden van het Vlaams decreet. Van de 178 zelfstandige kinderdagverblijven ingeschreven bij Kind&Gezin, hebben er 82 opnieuw een vergunning gekregen en werd bij 56 crèches de vergunning geweigerd. De rest wacht nog op een definitief antwoord. We weten al lang dat dit scenario er zat aan te komen. Ik hoop dat u duidelijk op de hoogte bent - onder meer in het kader van het transitieplan - van wat dat betekent voor de Brusselse kinderopvang. Hoeveel plaatsen verdwijnen uit het Brusselse aanbod van Kind&Gezin? Welke impact heeft dat op de dekkingsgraad en het groeipad? Zullen er nog geweigerde vergunningen volgen? Hebben deze crèches een vergunning gekregen bij ONE of hebben ze daarvoor een procedure opgestart? Wat is de stand van zaken over het transitieplan? Mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid.- Voor de bestaande kinderopvanglocaties die een attest van toezicht hebben, wordt dat attest van toezicht automatisch omgezet in een vergunning. Bestaande gemelde opvang krijgt tot eind 2014 de tijd om een vergunning aan te vragen. In beide gevallen is voorzien in overgangstermijnen om te voldoen aan de vergunningsvoorwaarden. De regeling is identiek voor de hele Vlaamse Gemeenschap. Voor Brussel is vooral de vereiste taalkennis van belang. Het decreet bepaalt voor alle vergunde opvang dat zowel de verantwoordelijke als minstens 1 kindbegeleider actieve kennis van het Nederlands moet hebben. Kindbegeleiders van bestaande kinderopvanglocaties met een attest van toezicht krijgen een overgangstermijn om aan deze voorwaarde te voldoen van 3 jaar voor gezinsopvang, dat zijn de onthaalouders, of van 1 jaar voor groepsopvang, dat zijn de kinderdagverblijven. Specifiek voor Brussel bestaat bovendien de mogelijkheid om de overgang te maken naar het ONE. Om deze overgang te faciliteren voorziet het ONE in een overgangsregeling van 3 jaar op het vlak van opleiding en van 2 jaar op het vlak van uitrusting. Deze regeling geldt uitsluitend voor opvang met attest van toezicht. De cijfers die mevrouw Elke Roex aanhaalt, zouden afkomstig zijn van Franse gemeenschapsminister Jean-Marc Nollet. Navraag bij Kind&Gezin leert dat deze cijfers geen actueel beeld geven. In afwachting van een update laat Kind&Gezin weten dat de meerderheid van de zelfstandige opvang met attest van toezicht ervoor kiest om bij Kind&Gezin te blijven. Bovendien is er grote bereidheid om inspanningen te doen om het Nederlands te leren. Ten slotte meldt Kind&Gezin dat het voorbarig is om nu al grote conclusies te trekken. Ze hebben nog niet genoeg zicht waarvoor de opvangvoorzieningen zullen kiezen. Kind&Gezin volgt de concrete dossiers op in een gezamenlijke transitiecel met het ONE, die instaat voor de begeleiding van de kinderopvanglocaties in de loop van 2014, het overgangsjaar. Het eventuele verdwijnen van een aantal de facto homogeen Franstalige plaatsen bij Kind&Gezin heeft weinig of geen invloed op de cijfers die de VGC hanteert op het vlak van
- 27 Nederlandstalige dekkingsgraad en de raming van het tekort aan Nederlandstalige plaatsen. In de cartografie die de Universiteit Gent in opdracht van de VGC heeft gemaakt werd immers al geen rekening meer gehouden met deze Franstalige plaatsen. Mevrouw Elke Roex.- Dat laatste is het meest interessant. Daarin zegt het collegelid dat Kind&Gezin voortaan de cartografie zal gebruiken als referentie voor de dekkingsgraad. Ik dacht dat Kind&Gezin nog altijd werkte met eigen cijfers en nooit rekening hield met de cartografie. Mijn vraag was of er al overgangen geweest zijn en of de dekkingsgraad daardoor is gedaald en dan wel de officiële dekkingsgraad, niet de dekkingsgraad die het collegelid hanteert. Mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid.- Ik heb niet gezegd dat Kind&Gezin die cartografie nu zal gebruiken als uitgangspunt, maar wel dat de VGC al geen rekening meer hield met de Franstalige plaatsen in haar berekeningen via de cartografie. We hebben de cijfers nog niet, maar straks zal wel duidelijk worden welke kinderdagverblijven onder Kind&Gezin zullen vallen en welke niet. Dat wordt dan de basis waarop de Vlaamse Gemeenschap en Kind&Gezin hun berekeningen moeten maken. De discussie tussen de Vlaamse Gemeenschap en de VGC over de cijfers zal inderdaad verdwijnen. Mevrouw Elke Roex.- Het zal niet meer gebeuren dat het collegelid andere cijfers gebruikt dan haar collega en partijgenoot in de Vlaamse Regering. Die basis zal duidelijk maken waaraan we de komende 10 jaar moeten werken. Mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid.- Ons beleid zal dan toch vruchten hebben afgeworpen.
VRAGEN (R.v.O., art 59) De VGC-initiatieven ter bestrijding van de kinderarmoede De heer Paul De Ridder.- Onlangs trokken de Brusselse OCMW’s aan de alarmbel. De armoede in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest stijgt. Niet minder dan 33,7% van de Brusselaars moeten overleven met een inkomen dat onder de Europese armoederisicogrens valt. Zelfs bij de mensen die werken zit 10,8%van de bevolking onder de armoederisicogrens. Bij de werklozen echter stijgt dit percentage maar eventjes tot 56,1%, vijfmaal hoger dus. Eén vierde van de Brusselse baby’s wordt geboren in een huishouden zonder inkomen uit werk. Bijna een kwart van de kinderen en jongeren jonger dan 18 jaar – 22,7% – groeit op in die situatie. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest telt evenveel leefloners als heel Vlaanderen. Een gemeente als Schaarbeek telt een dubbel aantal leefloners als de stad Antwerpen. De kinderarmoede is bijzonder schrijnend. Anno 2012 diende Brussel bij de Vlaamse overheid 2 projecten in ter bestrijding van de kinderarmoede. Die werden echter niet weerhouden door Vlaams minister Ingrid Lieten. Dit was naar verluidt voor een stuk te wijten aan de gebrekkige communicatie tussen het kabinet van het collegelid en dat van Vlaams minister Ingrid Lieten. Ongetwijfeld is de bestrijding van de armoede in de eerste plaats een taak van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Dat kan immers maatregelen treffen op het vlak van de werkgelegenheid, economie en huisvesting. Ook de
- 28 Gemeenschappelijke Gemeenschapscommisie kan uiteraard een bijdrage leveren. Toch moeten én de Vlaamse Gemeenschap én de VGC evenzeer hun verantwoordelijkheid opnemen. Het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding van de Vlaamse Regering besteedt terecht expliciet aandacht aan Brussel. Ook tijdens de plenaire vergadering van 26 februari 2014 van het Vlaams Parlement kwam het Brussels armoedeprobleem aan bod. Minister Ingrid Lieten wees op het bestaan van een permanent armoedeoverleg. Zij verklaarde dat de Vlaamse Regering middelen ter beschikking heeft gesteld om continu projecten te financieren. Ook Brussel krijgt jaarlijks 220.500 euro om die voorheen projectmatige projecten continu te kunnen organiseren. Naar welke overheid of overheden zullen de middelen van Vlaams minister Lieten gaan? Welke maatregelen zal het collegelid nemen om een te grote versplintering over de diverse bestuursniveaus en de kleine initiatieven te vermijden? Indien de middelen integraal naar de VGC komen, aan welke initiatieven en projecten zullen die dan worden toegekend? Welk totaalbedrag investeert de VGC in het armoedebeleid? Gaat dit VGC-geld vooral naar projecten die reeds door de Vlaamse gemeenschap ondersteund worden, bijvoorbeeld door middel van cofinanciering, of steunt men ander projecten? Minister Ingrid Lieten verwees in het Vlaams Parlement ook naar het permanent armoedeoverleg. Zij vertegenwoordigt de Vlaamse Regering in die werkgroep. Welke rol speelt de VGC in die werkgroep? Mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid.- In 2011 lanceerde de Vlaams minister van Armoedebestrijding een eerste oproep voor lokale projecten in de bestrijding van kinderarmoede. Sindsdien werd voor deze oproep jaarlijks 1 miljoen euro vrijgemaakt om een impuls te geven aan initiatieven ter versterking van het lokale kinderarmoedebestrijdingsbeleid. De VGC-administratie verspreidde de oproep steeds in het werkveld. In 2011 werden er geen Brusselse projecten weerhouden. In de oproep van 2012 werden 3 projecten gesubsidieerd. Dat was het geval voor het project ‘Groeien in Kuregem’ van het Centrum Etnische Minderheden en Gezondheid (50.000 euro), het project ‘Beweegkriebels’ van Buurtsport Brussel (49.697,43 euro) en het project ‘De eerste stappen in Brussel’ van de Federatie van Marokkaanse Verenigingen (50.000 euro). De laatste oproep werd gelanceerd in 2013. Er werden 112 projectaanvragen ingediend. Twintig projecten werden geselecteerd, waarvan 2 Brusselse: het project ‘Kleine kinderen, grote kansen met Nelleke Spelleke’ van de basisschool Nellie Melba in Anderlecht (50.000 euro) en het project ‘(Op)groeien in verbondenheid’ van de vzw Centrum Etnische Minderheden en Gezondheid – Huis der Gezinnen uit Brussel (50.000 euro). Ondertussen werd in het Programmadecreet een wijziging opgenomen van het Vlaams decreet Armoedebestrijding om de toekenning van de subsidies voor lokale kinderarmoedebestrijding vanaf 2014 een decretale basis te geven. Op 7 februari 2014 keurde de Vlaamse Regering een wijziging van het besluit over armoedebestrijding goed, samen met een rondzendbrief aan de gemeenten en ocmw’s van het Vlaamse Gewest. Voor Brussel maakt de VGC principieel aanspraak op de middelen. De administratie werd met een schrijven op datum van 28 februari 2014 op de hoogte gebracht van de randvoorwaarden met betrekking tot de jaarlijkse subsidie. Voor Brussel is voorzien dat voor de overgangsjaren 2014 en 2015 de VGC uiterlijk op 31 mei 2014 een subsidieaanvraag kan indienen bij de administratie van de Vlaamse Gemeen-
- 29 schap. Uiterlijk op 31 augustus 2014 wordt de beslissing van de al dan niet aanvaarding van de aanvraag door de Vlaamse minister meegedeeld. Om versnippering en kleinschalige initiatieven tegen te gaan, werkt de administratie vandaag aan de voorbereiding van het plan 2014-2015. De beleidsintentie is om structurele acties ter bestrijding van kinderarmoede op te zetten die werken vanuit het door de Vlaamse Regering vooropgestelde principe van progressief universalisme, waarbij wordt ingezet op een aansluitend en geïntegreerd supplementair aanbod op het reeds beschikbare basisaanbod. De middelen voor lokale kinderarmoedebestrijding zullen niet worden ingezet voor losstaande acties of projecten. De acties zullen, zoals het decreet en het besluit stipuleren, worden ontwikkeld, geïmplementeerd en geëvalueerd in samenwerking met de relevante lokale actoren, in het bijzonder met de erkende Brusselse verenigingen waar Armen het Woord Nemen. Vlaams minister Ingrid Lieten verwees in het Vlaams Parlement inderdaad naar het Brussels permanent armoedeoverleg. Sinds de Brusselse ordonnantie van 2006 en de ondertekening van het Samenwerkingsprotocol tussen de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en het College van de 3 Brusselse Gemeenschapscommissies inzake het armoedebeleid, maakt het armoedebeleid van de VGC integraal deel uit van het Brusselse armoedebeleid van het Verenigd College. In opvolging van dit protocol werd de permanente interkabinettenwerkgroep (IKW) opgericht die alle bevoegde overheden samenbrengt. De gemeenten en OCMW’s, het Gewest, de GGC, de Cocof, de VGC, de Franse Gemeenschap, de Vlaamse Gemeenschap en de federale overheid hebben namelijk elk een aantal hefbomen in de hand waarmee ze aan armoedebestrijding doen. Dit betekent heel concreet dat afstemming en samenwerking rond armoedebestrijding van cruciaal belang is als we structurele vooruitgang willen boeken. Op die manier groeit langzaam maar zeker de kennis over elkaar en elkaars initiatieven rond armoedebestrijding. Langzaam maar zeker komt er meer lijn in de armoedebestrijding binnen Brussel. Eén van de opdrachten van de permanente IKW is het tweejaarlijks Brussels Armoederapport. Voor de opmaak van het Armoederapport 2012 werd gekozen voor het thema ‘Jeugd en armoede’. Het meten van de resultaten is een bevoegdheid en verantwoordelijkheid van de overheid die de actie inbracht in het actieplan. De VGC investeert binnen al haar beleidsdomeinen in de bestrijding van armoede. In de begroting is op het artikel ‘initiatieven kansarmoedebestrijding’ 241.000 euro ingeschreven. Maar er zijn ook de subsidies voor straathoekwerk, Arbeidszorg, CAW Brussel voor de dak- en thuislozenwerking, de werking van de lokale dienstencentra naar kansengroepen met een zorgbehoefte, de vele opleidings- en tewerkstellingsinitiatieven die door de VGC worden ondersteund of omkaderd, de projecten tegen schoolverzuim en -uitval, de WMKJ’s, de projecten die een actieve participatie van kansengroepen aan vrijetijdsinitiatieven mogelijk maken, de Huizen van het Kind en de ontmoetingsplaatsen.
- 30 Een aantal van deze projecten worden eveneens ondersteund door de Vlaamse Gemeenschap, maar andere, zoals arbeidszorg, niet. Een exacte berekening van de middelen ter bestrijding van kansarmoede is niet eenvoudig, maar de voorgaande opsomming vertegenwoordigt meer dan 3 miljoen euro.
Het publieksonderzoek De heer Jef Van Damme.- Van eind december 2013 tot eind februari 2014 liep er een grootschalig publieksonderzoek in de Nederlandstalige bibliotheken en gemeenschapscentra. Het publieksonderzoek werd uitgevoerd door de Universiteit Antwerpen en Lokaal Marktonderzoek Vlaanderen. Via de website b2020.be of een papieren versie van de vragenlijst konden de Brusselaars hun mening geven over welke centra zij het meest bezoeken, voor welke activiteiten en of het aanbod aan de verwachtingen voldoet. Het onderzoek peilde naar de motieven en verwachtingen ten opzichte van de Brusselse Nederlandstalige bibliotheken en gemeenschapscentra. Elke bibliotheek en gemeenschapscentrum zou bij de afsluiting van het onderzoek een eigen rapport ontvangen. Het onderzoek zou ongeveer een maand geleden moeten zijn afgesloten. We zijn natuurlijk heel benieuwd naar de resultaten. Hoeveel personen hebben de vragenlijst online ingevuld, en hoeveel de papieren versie? Wat zijn de belangrijkste resultaten van het onderzoek en op welke manier zal het collegelid daarmee rekening houden? Wanneer ontvangen de deelnemende gemeenschapscentra en bibliotheken het eigen rapport? Hoeveel middelen werden er besteed aan dit onderzoek? De heer Bruno De Lille, collegelid.- Het gebruikersonderzoek in de bibliotheken en gemeenschapscentra dat peilt naar de verwachtingen, motieven en behoeften van de gebruikers, bezoekers en afhakers van die instellingen, is in Brussel 14 dagen later opgestart dan in Vlaanderen. De duurtijd van het onderzoek werd dan ook met 14 dagen verlengd. Dit betekent dat het onderzoek in Brussel pas vorig weekend werd afgesloten. Daarom hebben we op dit moment nog geen volledig zicht op het aantal respondenten en kan ik de resultaten nog niet geven. De komende maanden zullen de onderzoeksgegevens worden verwerkt en geanalyseerd. Er zal ook rekening worden gehouden met deze resultaten bij de beleidsvoorbereiding. De individuele rapporten zullen volgens de planning in de loop van juni 2014 door de onderzoekers worden bezorgd aan de deelnemende bibliotheken en gemeenschapscentra. Voor de bibliotheken werd de deelname aan dit gebruikersonderzoek betaald door de gemeenten. Acht bibliotheken hebben deelgenomen, namelijk Anderlecht, Etterbeek, Jette, Schaarbeek, Sint-Agatha-Berchem, Sint-Pieters-Woluwe, Ukkel en Muntpunt. Voor de gemeenschapscentra werd de deelname betaald door de VGC. Alle 22 gemeenschapscentra hebben deelgenomen. Het totale bedrag bedroeg 21.841 euro, wat neerkomt op een kostprijs van 992 euro per gemeenschapscentrum. De heer Jef Van Damme.- Jammer dat we deze gegevens nog niet hebben. Ik zal de vraag later opnieuw indienen. We kunnen hopelijk tijdens de volgende vergadering meer informatie krijgen.
- 31 Het verwondert me dat wel alle gemeenschapscentra, maar slechts 8 bibliotheken aan het onderzoek deelnamen. Kan dit worden verklaard? De heer Bruno De Lille, collegelid.- Wij hebben de gemeenschapscentra aangespoord om mee te doen. In tegenstelling tot de bibliotheken vallen zij onder de bevoegdheid van de VGC. De heer Jef Van Damme.- Het is jammer dat zo weinig bibliotheken hebben deelgenomen. De heer Bruno De Lille, collegelid.- Inderdaad, ik vind het bijvoorbeeld ook jammer dat de stad Brussel, die een grote bibliotheek in Laken heeft, niet heeft meegedaan. De heer Jef Van Damme.- De bibliotheek van Sint-Jans-Molenbeek heeft ook niet deelgenomen, wat ik bizar vind. De heer Bruno De Lille, collegelid.- Ik had ook liever een grotere deelname gezien, maar blijkbaar zagen enkele gemeenten er het nut niet van in.
-
De vergadering wordt om 11.46 uur gesloten.
-
De Raad gaat tot nadere bijeenroeping uiteen.
- 32 BIJLAGEN
Ingekomen stukken Schriftelijke vragen – Indiening Er werden schriftelijke vragen ingediend door mevrouw Bianca Debaets.
- 33 TREFWOORDENREGISTER
Actualiteitsvragen Zie Personeelsplan in de gemeenschapscentra Geweigerde vergunningen voor Kind&Gezin crèches Geweigerde vergunningen voor Kind&Gezin crèches, blz.26 Initiatieven die de VGC neemt ter bestrijding van de kinderarmoede in de hoofdstad, blz.27 Interpellaties Zie Optreden van de Vlaamse onderwijsinspectie in het Brussels gewest Jongeren, blz.14 Ondersteuning van en de samenwerking met de Vlaamse schepenen, blz.13 Optreden van de Vlaamse onderwijsinspectie in het Brussels gewest, blz.3 Personeelsplan in de gemeenschapscentra, blz.22 Publieksonderzoek, blz.30 Samengevoegde interpellaties Zie Jongeren Vragen Zie Initiatieven die de VGC neemt ter bestrijding van de kinderarmoede in de hoofdstad Ondersteuning van en de samenwerking met de Vlaamse schepenen Publieksonderzoek