STUK 583 (2014-2015) – Nr.1
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD
ZITTING 2014-2015
17 JUNI 2015
INTERPELLATIES, VRAGEN OM UITLEG EN VRAGEN Commissie voor Welzijn, Gezondheid en Gezin van woensdag 17 juni 2015
INTEGRAAL VERSLAG
Hebben aan de werkzaamheden deelgenomen: Vaste leden: mevrouw Liesbet Dhaene, voorzitter, mevrouw Elke Roex, de heer Arnaud Verstraete, mevrouw Khadija Zamouri Verontschuldigd: mevrouw Brigitte Grouwels 1357
-2INHOUD
1. Bericht van verhindering
2. Interpellatie (R.v.O., art. 62) -
Interpellatie van mevrouw Elke Roex tot mevrouw Bianca Debaets, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin en Gelijke Kansen, betreffende kinderdagverblijf ‘Het Molentje’
3. Vragen om uitleg (R.v.O., art. 60) -
Vraag om uitleg van mevrouw Khadija Zamouri aan mevrouw Bianca Debaets, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin en Gelijke Kansen, met betrekking tot Woonzorgzones Brussel
-
Vraag om uitleg van mevrouw Khadija Zamouri aan mevrouw Bianca Debaets, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin en Gelijke Kansen, met betrekking tot het aantal onthaalouders in Brussel
4. Vragen (R.v.O., art. 59) -
Vraag van mevrouw Khadija Zamouri aan mevrouw Bianca Debaets, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin en Gelijke Kansen, met betrekking tot het vaccinatiebeleid van de Vlaamse Gemeenschap
-
Vraag van de heer Arnaud Verstraete aan mevrouw Bianca Debaets, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin en Gelijke Kansen, over de evolutie van het aantal plaatsen in de kinderopvang
-31. Bericht van verhindering Mevrouw Brigitte Grouwels is verontschuldigd voor deze vergadering.
2. Interpellatie (R.v.O., art. 62) Interpellatie van mevrouw Elke Roex tot mevrouw Bianca Debaets, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin en Gelijke Kansen, betreffende kinderdagverblijf ‘Het Molentje’ Mevrouw Elke Roex (sp.a): In december 2014 werd in Sint-Jans-Molenbeek Het Molentje, een nieuw kinderdagverblijf geopend. Op de plechtige opening in maart jongstleden, noemde u het kinderdagverblijf nog een mooi voorbeeld van samenwerking tussen de VGC, de gemeente Sint-Jans-Molenbeek, Kind&Gezin en Actiris. In de pers vernemen we dat die laatste partner, Actiris verantwoordelijk om 5 personeelsleden toe te wijzen met het geco statuut - het laat afweten. Intussen kan ik dat al een beetje nuanceren. Uit het antwoord op mijn vraag in de commissie voor Economische zaken en Tewerkstelling van het Brussels Parlement, blijkt dat ook de gemeente Sint-Jans-Molenbeek hierin een rol gespeeld heeft. Blijkbaar is de gemeente een paar keer van gedacht veranderd, om het netjes uit te drukken. Het was voor Actiris niet altijd even duidelijk aan wie die 5 geco’s moesten toegekend worden: ofwel veranderde de aanvraag, ofwel werden er wijzingen in het dossier aangebracht, ofwel veranderde de aanvrager. Dat maakte het allemaal niet eenvoudiger. Het Molentje kan 36 kinderopvangplaatsen voorzien. De crèche heeft alle nodige infrastructuur, de erkenning van Kind&Gezin en de daarbij horende middelen. De VGC heeft geïnvesteerd in de infrastructuur en de werking van het kinderdagverblijf: voor uitrusting 43.500 euro en voor de werking in 2015 102.000 euro. Een investering die nu nog niet ten volle benut wordt. Door het wegblijven van de 5 beloofde geco’s zijn er op dit moment maar 17 kinderopvangplaatsen van de 36 benut. Een spijtige zaak, als we weten dat er nu al 67 ouders op de wachtlijst staan en er al 3 geschikte kandidaten zijn uit de buurt om in het kinderdagverblijf te werken. Ik zei toen dat het kinderdagverblijf met de handen in het haar zit, want het heeft geen weet of Actiris ondertussen werk maakt van het toewijzen van de 5 verwachte geco’s. En de gemeente zit er ook voor iets tussen. Er was toen nog geen agendering op het beheerscomité van Actiris. Ik heb begrepen dat dit nu wel het geval is, maar ik heb nog altijd een paar vragen. Heeft u overleg gehad met de gemeente Sint-Jans-Molenbeek en met Actiris over de hele saga die daar ontstaan is? Wat waren de resultaten van dit overleg? Waarom heeft de gemeente zolang gewacht om een duidelijke situatie te creëren bij Actiris? Ik denk dat dit de meest actuele vraag is. Welke bijkomende maatregelen heeft u ondernomen om de toewijzing en invulling van de 5 geco’s te bespoedigen?
-4Wanneer zal deze situatie opgelost zijn en zal de crèche op volle capaciteit kunnen draaien? Collegelid Bianca Debaets: U weet dat, in uitvoering van de overeenkomst tussen de Vlaamse Gemeenschap en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende tewerkstelling en kinderopvang, het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie zijn goedkeuring verleent aan de toewijzing van gesubsidieerde contractuelen. Daartoe werd een begeleidingscomité opgericht, dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van de 3 betrokken overheden: VGC, Actiris en Kind&Gezin. Met uw goedvinden schets ik de chronologische volgorde van de verschillende stappen in dit dossier, want het klopt dat er recent enkele positieve wendingen waren. Bij collegebesluiten van 26 september 2013 en 25 april 2014 werden 5 voltijds equivalente gesubsidieerde contractuelen toegewezen aan het gemeentebestuur van Sint-Jans-Molenbeek voor capaciteitsuitbreiding in de opvanglocatie Decock T7 bis, dit was de voorloper van het kinderdagverblijf het Molentje. Op 31 maart 2014 gaf Kind&Gezin een principieel akkoord met subsidiebelofte voor 8 plaatsen, met daaraan gekoppeld een subsidiebelofte vanuit het Stedenfonds voor 9 plaatsen. Dat is de opstartcapaciteit van 17 plaatsen waarnaar de interpellant verwijst. Op het begeleidingscomité van 22 april 2014 werd het voornemen van het gemeentebestuur van Sint-Jans-Molenbeek om de nieuwe opvanglocatie Decock T7 bis uit te kantelen besproken. Dat wil zeggen dat de activiteiten inzake Nederlandstalige kinderopvang van het gemeentebestuur ondergebracht zouden worden in een gemeentelijke vzw. Dat was een nieuw element in het dossier. Daarbij gaf Actiris de voorkeur aan een geco-aanvraag van de nieuwe organisator, boven de aanvraag van de gemeente en latere overheveling. Met andere woorden: de vzw diende eerst te worden opgericht en dan pas kon de aanvraag ingediend worden. De vzw Molenketjes werd opgericht op 25 september 2014. Diezelfde dag werd door het College van de VGC goedkeuring gegeven aan de overdracht van de gesubsidieerde contractuelen van het gemeentebestuur naar de vzw Molenketjes. Op 17 december 2014 werd vestigingsplaats Het Molentje - voorheen Decock T7 bis geopend. Op het begeleidingscomité van 13 februari 2015 heeft de VGC aangedrongen op prioritaire opvolging. Actiris wees op de gebruikelijke behandelingstermijn van 4 tot 6 maanden, de verhoogde werkdruk van hun diensten, en kon toen geen garantie geven voor agendering op het beheerscomité van maart 2015. Bij telefonische opvolging door de VGC begin april, bleek ook de agendering op het eerstvolgende beheerscomité van april 2015 niet mogelijk. Op 28 mei 2015 gaf het beheerscomité van Actiris gunstig advies voor de toewijzing van 5 geco’s aan vzw De Molenketjes. Dat is dan het goede nieuws. Na dit gunstig advies van het beheerscomité, kan Actiris op korte termijn een overeenkomst sluiten met de vzw, zodat de posten vacant kunnen worden verklaard en ingevuld kunnen worden in de loop van de zomermaanden. Op het niveau van individuele dossiers kan ik niet tussenkomen in de administratieve procedures van Actiris. Maar wij hebben wel onderzocht of het probleem van Het Molentje kadert in een bredere problematiek waar het werkveld mee geconfronteerd wordt en welke rol
-5wij kunnen spelen om die procedures te bespoedigen. Om alles in kaart te brengen hebben we een ad-hocwerkgroep Geco opgericht binnen de adviesraad Gezin. Voor die werkgroep worden leidinggevenden van organisaties en opvanglocaties met geco’s uitgenodigd. Deze werkgroep kwam een 1ste keer samen op donderdag 11 juni 2015 en boog zich over het in kaart brengen van de knelpunten waar die geco’s mee te kampen hebben. Drie elementen kwamen tijdens dit overleg naar voren: de samenwerking met Actiris, de huidige regelgeving en de financiële implicaties van het strikt toepassen van deze regelgeving. Die vragen en vaststellingen brengt de administratie nu in kaart. De resultaten zullen ons binnenkort overhandigd worden. Dat zal moeten aantonen of het een individueel probleem was – de overstap van gemeente naar vzw – of kaderde in een bredere problematiek. In elk geval is dat dossier opgelost en kan men de mensen nu aanwerven.
3. Vragen om uitleg (R.v.O., art. 60) Vraag om uitleg van mevrouw Khadija Zamouri aan mevrouw Bianca Debaets, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin en Gelijke Kansen, met betrekking tot Woonzorgzones Brussel Mevrouw Khadija Zamouri (Open Vld): In 2008 werd het Kenniscentrum Woonzorg opgericht. Dat kreeg de opdracht de woonzorgzones in Brussel verder uit te tekenen en te stimuleren. In de schoot van het Kenniscentrum werd de stuurgroep Kenniscentrum Woonzorg Brussel opgericht. Die stuurgroep bestaat uit vertegenwoordigers van de bevoegde kabinetten en administraties. Ondertussen kwam het eerste Masterplan Woonzorg tot stand, waarbij er heel wat projecten werden uitgewerkt om in te spelen op de stijgende vraag naar Nederlandstalige ouderzorg. We zijn nu enkele jaren verder en het Masterplan was aan herziening en evaluatie toe. Het Masterplan Woonzorg Brussel 2014-2020 bestaat uit 40 speerpunten, waarbij het Vlaamse Woonzorgdecreet het referentiekader vormt en gekozen wordt voor een buurtgerichte aanpak met het concept van de zorgzame wijk. Verder erkent het Masterplan uiteraard dat een toekomstgerichte aanpak in Brussel overleg en samenwerking vereist met alle bevoegde overheden om de programmatie op elkaar af te stemmen en een aanbod aan diensten en voorzieningen samen mogelijk te maken. Daarom heb ik de volgende vragen voor u, mevrouw het collegelid: Kunt u een stand van zaken geven over de stuurgroep Kenniscentrum Woonzorg Brussel? Waarin verschilt dit Masterplan met het vorige? Zijn er nieuwe projecten? In hoeverre werd het vorige Masterplan gerealiseerd? Kunt u ons een overzicht geven? Welke middelen zijn er vrijgemaakt voor de realisatie? Zijn er knelpunten en zo ja, welke zijn dat en hoe zullen die worden opgelost of weggewerkt?
-6Kan dit Masterplan als basisdocument dienen om uw beleid inzake woonzorg verder uit te bouwen? Collegelid Bianca Debaets: U vraagt onder meer naar een stand van zaken van de stuurgroep Kenniscentrum Woonzorg Brussel en ook naar de inhoud van het Masterplan. De stuurgroep Kenniscentrum Woonzorg Brussel is deze legislatuur 1 keer samengekomen. Toen werd het Masterplan, en in het bijzonder de 40 actiepunten voor de periode 2014-2020, voorgesteld en besproken. De volgende stuurgroep vindt plaats op 19 juni. Het Masterplan spreidt zich over de periode 2014-2020 en bestaat uit 3 delen: Het 1ste deel is een terugblik op het vorige van de periode 2008-2013. Hierin is een gedetailleerd overzicht te vinden van de concrete realisaties en projecten van het eerste Masterplan. Dat heeft u ontvangen. In deel 2 staat een omgevingsanalyse. Dat is een schets van wat er momenteel bestaat inzake woonzorg in Brussel. Deze analyse is zowel kwalitatief als kwantitatief. Deel 3 geeft de 40 speerpunten van een Vlaams woonzorgbeleid voor de komende jaren. Het zijn 40 concrete actiepunten. Het gaat onder meer over het inzetten op nieuwe doelgroepen voor thuiszorg, afstemming met andere overheden, versterken van kwaliteits- en diversiteitsbeleid, enzovoort… U kunt ze allemaal terugvinden in de documenten. Wat de realisaties van het vorige plan betreft, verwijs ik naar de 23 uitgebreide technische fiches die de projecten beschrijven die gerealiseerd zijn of in ontwikkeling zijn. U vindt die lijst in het overzicht. Deze lijst is eigenlijk een update van de vorige editie, gezien er intussen al andere projecten gerealiseerd zijn. Het woonzorgcentrum Eureka in Evere was bijvoorbeeld niet opgenomen in het eerste plan, maar het is er intussen wel. Ook de programmatie van de Vlaamse Gemeenschap wordt regelmatig aangepast. Een project wil ik er toch uitlichten: het is een voorbeeld van de manier waarop de verschillende overheden in Brussel elkaar kunnen versterken. Clivia is de uitbreiding van het woonzorgcentrum Sint-Jozef in Evere. Het is een afdeling voor 30 dementerenden, een lokaal dienstencentrum en 17 assistentiewoningen. Ik vermeld specifiek dit project in antwoord op uw laatste vraag, aangezien deze aanpak het mogelijk maakt om assistentiewoningen of andere alternatieve woonvormen te realiseren als tussenvormen van thuis wonen met een link naar het woonzorgcentrum, om zo een zorgcontinuüm te creëren. Vanuit het principe buurtgerichte zorg wordt het project een spil binnen de woonzorgzone en staat het open voor alle inwoners van de wijk. Het toont aan dat het mogelijk is om met verschillende overheden en erkenningen bruggen te slaan: het bestaande woonzorgcentrum is erkend door de GGC en de uitbreiding heeft een Vlaamse erkenning via het Agentschap Zorg en Gezondheid. Het nieuwe Masterplan speelt eveneens in op de wijzigende mentaliteit en de visie om minder te focussen op residentiële voorzieningen en meer op semi- en niet-residentiële zorgvoorzieningen. Dat kadert binnen de visie om mensen zo lang en comfortabel mogelijk zelfstandig in hun eigen woning te laten wonen, met de nodige aangepaste zorg en omkadering.
-7Zoals u weet richten de 40 actiepunten van dit plan zich voornamelijk op het beleidsniveau van de Vlaamse Gemeenschap. Vandaag kan ik u niet zeggen hoeveel middelen Vlaanderen heeft vrijgemaakt voor de realisatie van dit Masterplan. Vanuit de VGC ondersteun ik reeds verschillende initiatieven die nauw aansluiten bij de visie die in de Masterplan ontwikkeld wordt. Dat gaat dan over klusjesdiensten, aangepast vervoer, ondersteuning van de lokale dienstencentra, … Deze acties dragen ertoe bij dat mensen langer in hun eigen vertrouwde omgeving kunnen blijven wonen. In totaal gaat het hier over een bedrag van 2.202.000 euro voor werkingssubsidies voor woonzorg en ouderenwelzijn in 2015. Er zijn er ook middelen gereserveerd voor investeringen in gebouwen. Er werd vrij recent 400.000 euro subsidie toegekend aan lokaal dienstencentrum Cosmos voor de aankoop van een nieuw gebouw in Anderlecht. Het Masterplan sluit tevens aan bij de opdrachten die het Kenniscentrum Woonzorg kreeg van de VGC. In de overeenkomst staan 3 thema’s centraal: zorginnovatie, uitbouw Steunpunt Woningaanpassing en het stimuleren en uitwerken van alternatieve woonvormen. Ook hier vertrekken we weer vanuit de visie om de mensen zolang mogelijk zelfstandig te laten wonen. Het steunpunt verleent hier advies over de meest uiteenlopende dingen: van de installatie van een traplift tot handvaten plaatsen in badkamer, et cetera. Tot slot geef ik mee dat de afstemming met de collega’s in de Vlaamse Regering, ministers Jo Vandeurzen en Sven Gatz, noodzakelijk is en blijft. We zijn immers samen bevoegd voor het Vlaamse woonzorgbeleid in Brussel. Het is onze ambitie om voor het woonzorgbeleid tot 1 globale visie en 1 globaal actieplan te komen. Mevrouw Khadija Zamouri (Open Vld): Dank u voor de informatie die heel wat antwoorden geeft op mijn vragen. Ik ben blij dat de ambitie er is om samen verder te werken en dit als basisplan te zien. Alleen zullen we het immers niet halen. We hebben elkaar nodig. U verwees naar de technische fiches, waar kan ik die vinden? Collegelid Bianca Debaets: De technische fiches vindt u in deel 1 van het Masterplan. Mevrouw Khadija Zamouri (Open Vld): U zei dat de VGC 2,2 miljoen euro heeft vrijgemaakt, maar dat u niet kan zeggen wat Vlaanderen ter beschikking stelt. Wat is hiervan de reden? De projecten zijn toch min of meer duidelijk. Collegelid Bianca Debaets: Dat komt omdat we hierover nog geen informatie gekregen hebben van de Vlaamse overheid. Mevrouw Khadija Zamouri (Open Vld): Dat betekent dus dat u sommige projecten niet kan opstarten omdat u niet weet waaraan u zich kan verwachten vanuit de Vlaamse overheid. U kent alleen de middelen van de VGC. Zijn er dan geen bedragen bekend voor projecten die u samen met Vlaanderen wil realiseren, waarvoor u extra middelen nodig heeft? Collegelid Bianca Debaets: Het is uiteraard de bedoeling dat we dingen samen doen, maar we komen hier eigenlijk terug bij het hele VIPA-dossier. Als er concrete dossiers op tafel komen, wordt er gekeken wat mogelijk is. ***
-8Vraag om uitleg van mevrouw Khadija Zamouri aan mevrouw Bianca Debaets, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin en Gelijke Kansen, met betrekking tot het aantal onthaalouders in Brussel Mevrouw Khadija Zamouri (Open Vld): Tegen 2020 heeft de Vlaamse Regering de ambitie om het aantal kinderen dat in armoede opgroeit te halveren. Kinderopvang is ook 1 van de antwoorden tegen armoede want het stelt de ouders in staat om een opleiding te volgen of te solliciteren en zo een inkomen te verwerven. Het Vlaams decreet Kinderopvang bepaalt dat er een behoeftedekkend aanbod moet zijn tegen 2020. Dit is hoopvol en opent voor Brussel het perspectief op heel wat bijkomende plaatsen. Net zoals onderwijs is ook kinderopvang van groot belang om kinderen de beste kansen te geven om zich te kunnen ontplooien, zeker in een meertalige en diverse stad als Brussel. Daarnaast heeft het ook een sociale functie voor het kind zelf. Maar dat is niet het enige: kinderopvang zorgt ook voor werkgelegenheid bij lager opgeleiden. Vooral laag opgeleide vrouwen zijn hierbij gebaat. Dit betekent evenwel dat we mensen moeten stimuleren om te starten met kinderopvanginitiatieven. En juist daar schuilt het probleem want door het opleggen van allerhande regels en voorschriften schrikken we de mensen af om zelf initiatieven te nemen. In vergelijking met Vlaanderen wordt in Brussel maar een klein aandeel van de Nederlandstalige kinderopvang ingevuld door onthaalouders die thuis kinderen opvangen. De vele regels en het onzekere inkomen werken ontmoedigend om als onthaalouder te starten. Het inkomen als onthaalouder is namelijk afhankelijk van het aantal kinderen dat komt opdagen. Daar staat tegenover dat de uitgaven van onthaalouders de hoogte ingingen omdat ze zich moesten aanpassen aan het nieuwe decreet Kinderopvang. Daarnaast moeten we ook nog een onderscheid maken tussen onthaalouders die aangesloten zijn bij een erkende dienst en zij die niet aangesloten zijn. De dienst brengt je in contact met de onthaalouder en waakt over de kwaliteit van de opvang. De prijs is wettelijk geregeld en houdt rekening met het inkomen. Dan zijn er ook zelfstandige onthaalouders die zelf hun prijs bepalen en over meer vrijheid beschikken. Wanneer ze over een attest van Kind&Gezin of het ONE beschikken voldoet de opvang aan de wettelijke voorwaarden. Hoeveel onthaalouders zijn in Brussel actief? Welke evolutie merken we op sinds 2010? Hoeveel onder hen beschikken over een attest van Kind&Gezin? Welke evolutie merken we daar op sinds 2010? Hoeveel plaatsen in de kinderopvang zijn er bijgekomen sinds 2010? Welke initiatieven wil Vlaanderen nemen om tegemoet te komen aan de Brusselnorm? Op welke manier worden mensen gestimuleerd om onthaalouder te worden? Hoeveel mensen volgen een cursus onthaalouder?
-9Zou het helpen om het beroep van onthaalouder op te nemen in de lijst van knelpuntberoepen om op die manier meer plaatsen te creëren? Hoe groot is het tekort aan Nederlandstalige kinderopvangplaatsen? Zijn er cijfers bekend over het aantal plaatstekorten bij onthaalouders? Welke budgetten zijn er specifiek voorzien voor onthaalouders? De heer Arnaud Verstraete (Groen): Ik wil me graag aansluiten bij collega Khadija Zamouri. Straks heb ik een mondelinge vraag die voor een deel over hetzelfde onderwerp gaat. Ik had graag een stand van zaken gekregen van het Masterplan dat u heeft aangekondigd bij de voorstelling van het bestuursakkoord. Dat Masterplan zou het privé-initiatief in de kinderopvang aanmoedigen door initiatiefnemers te ondersteunen die inkomensgerelateerd (IKG) willen werken. Die zaken werden niet alleen aangekondigd in het Masterplan, ze werden ook hernomen in de beleidsnota. Wat is er intussen gebeurd? Wat is hiervan de timing? Welk soort maatregelen zullen er in dat verband genomen worden? Gaat het vooral over de aanpassing van de regelgeving of gaat het over subsidies of over vorming en sensibilisering? Is er een concrete inschatting bij de VGC over wat er nodig is van aantallen plaatsen in de zelfstandige kinderopvang om het totaalplaatje te doen kloppen? Collegelid Bianca Debaets: Wat de details en cijfers van uw vragen betreft, verwijs ik naar het gedetailleerde antwoord op de schriftelijke vraag nummer 7 van mevrouw Elke Roex over de kinderopvang in Brussel, waarbij de gegevens werden aangeleverd door Kind&Gezin. De diensten kunnen dit misschien toevoegen aan het verslag. (zie BIJLAGE 1) Mevrouw Khadija Zamouri (Open Vld): Ik stel de vraag naar aanleiding van een terreinbezoek, waarbij de Commissie Welzijn, Gezin en Gezondheid verschillende kinderdagverblijven heeft bezocht. Hierbij was er 1 privé-initiatief. Daarom had ik graag een overzicht gekregen van de situatie en een beeld van de noden en de geplande maatregelen om hieraan tegemoet te komen. Collegelid Bianca Debaets: De VGC administratie beschikt enkel over de gegevens van gezinsopvang die vergund zijn door Kind&Gezin. Het gaat om onthaalouders die aangesloten zijn bij en omkaderd worden door 1 van de 2 diensten (vzw Solidariteit voor het Gezin en vzw Felies) of zelfstandige onthaalhouders. In 2010 waren 44 onthaalouders vergund door Kind&Gezin, begin 2015 waren er dat 42. Het aantal blijft dus stabiel, al zit er wel beweging achter deze totalen:
- 10 -
de voorbije jaren zijn er 3 overgestapt naar ONE; 1 van de overstappers is intussen gestopt; in 2010 was de verhouding aangeslotenen en zelfstandigen 8 op 36; in 2014 was dat 21 op 20.
De helft van de actieve onthaalouders laat zich dus begeleiden door een dienst voor gezinsopvang, wat een goede evolutie is. De diensten staan de mensen bij met begeleiding en vorming, wat de kwaliteit van de onthaalouders ten goede komt. De VGC geeft geen financiële ondersteuning aan de onthaalouders zelf. Op uw vraag over de opleiding kan ik u het volgende meedelen: een startende, nietgekwalificeerde kindbegeleider gezinsopvang moet voor de aanvraag van de vergunning, de module ‘werken in de kinderopvang’ van 20 uur gevolgd hebben in een centrum voor volwassenenonderwijs (CVO). Deze module geeft inzicht in het professioneel opvoeden van kinderen, de samenwerking met gezinnen, de verzorging en de veiligheidsaspecten. Binnen het Brussels hoofdstedelijk gewest biedt alleen het CVO Brussel deze module aan. In 2015 volgden 7 cursisten specifiek deze module. De brede opleiding Kinderzorg werd dit jaar door 113 cursisten gevolgd. Die laatste opleiding richt zich tot een breder publiek dan onthaalouders alleen. Bij deze cijfers moeten we er rekening mee houden dat het mogelijk is dat een aantal Brusselaars deze opleiding volgen in een CVO buiten dit gewest. Maar hier heb ik geen zicht op. Het beroep kinderverzorger werd in de meest recente analyse van 2014 over het jaar 2013 betreffende knelpuntberoepen, niet weerhouden. De reden hiervoor is de hoge invulgraad. De consulenten van Actiris voegden dit beroep toch nog toe aan de lijst gezien het grote tekort aan vooral Nederlandstalige kandidaten en omdat de demografische evolutie een significant effect zal hebben op de vraag naar opvangplaatsen. Uw 2de vraag ging vooral over crèches of de vergunde groepsopvang. Daarover zei ik dat u die elementen uitgebreid terugvindt in het antwoord op schriftelijke vraag nummer 7. Maar ik overloop het even in het kort. Op 1 januari 2015 waren er 6.976 vergunde plaatsen in door Kind&Gezin gesubsidieerde locaties, waarvan 3.970 plaatsen of 56,91% met inkomenstarief. Dat noemen we trap 2 en 3. Dit is een stijging met 1.118 plaatsen met inkomenstarief sinds 2004. Hiervan werden er 417 gerealiseerd sinds 2013. De niet-inkomensgerelateerde plaatsen daalden tot 3.006. De voorbije 5 jaren stapten 29 crèches, goed voor 543 opvangplaatsen, over naar ONE, net zoals de 4 opvanglocaties van de Europese instellingen die goed zijn voor 778 plaatsen. Maar dat laatste is niet nieuw. Het debat hierover is al vaker gevoerd. Ik wil alleen benadrukken dat die plaatsen niet verloren zijn gegaan. Die plaatsen beantwoordden niet aan de criteria van het decreet en de initiatiefnemers hebben daarom gekozen om de overstap te maken naar ONE. Ondanks deze overstap, blijft het totaal aantal vergunde opvangplaatsen lichtjes stijgen. Op 20 maart 2015 telde Kind&Gezin 7.085 vergunde plaatsen in het Brussels hoofdstedelijk gewest. Voor wat betreft het tekort aan Nederlandstalige kinderopvangplaatsen en de oplossing ervan, wachten we de nieuwe cartografie af. Die cartografie gaat, niet alleen per gemeente, maar ook
- 11 per wijk, oplijsten wat er al bestaat inzake kinderopvang en in kaart brengen waar de grootste nood is. Die cartografie verwachten we begin 2016. Dat neemt heel wat tijd in beslag. Maar het is een onderzoek dat grondig moet gevoerd worden, want we bekijken niet alleen de gemeenten, maar we nemen ook de wijken onder de loep. Het Masterplan heb ik inderdaad aangekondigd en het staat ook in mijn beleidsnota. Daarvoor heb ik de opdracht gegeven aan de administratie. Het zal starten met gesprekken, onder meer met Unizo en een aantal aanbieders, zoals Sodexo. In een 1ste ronde zal gekeken worden naar de knelpunten en wat zij aanbrengen als mogelijke oplossingen en maatregelen om de kinderopvang door zelfstandigen te stimuleren. Hebben de knelpunten met regelgeving te maken? Zijn de regels aangepast aan de grootstedelijke context? Of zijn er ook andere aspecten? Wat maakt nu dat er zo weinig Brusselaars zich geroepen voelen om als zelfstandige een kinderopvanginitiatief op te starten? Dat zijn de uitgangsvragen. Mevrouw Khadija Zamouri (Open Vld): Ik zal de cijfers laten bezinken en kijken op welke manier ik hier dieper op in zal gaan.
4. Vragen (R.v.O., art. 59) Vraag van mevrouw Khadija Zamouri aan mevrouw Bianca Debaets, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin en Gelijke Kansen, met betrekking tot het vaccinatiebeleid van de Vlaamse Gemeenschap Mevrouw Khadija Zamouri (Open Vld): Deze vraag stel ik naar aanleiding van een commissie in de Verenigde Vergadering van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie waar het ging over het vaccinatiebeleid binnen het Brussels hoofdstedelijk gewest. Wat doen wij eigenlijk langs Nederlandstalige kant? Velen onder ons behoren nog tot de generatie die niet ingeënt is tegen de meest gangbare kinderziekten. Voor onze ouders was het de meest normale zaak dat we een reeks van kinderziektes zoals mazelen, windpokken, bof of rubella moesten doorlopen. Nochtans eisen sommige van deze kinderziektes jaarlijks wereldwijd 100.000 slachtoffers. België is in 1985 begonnen met de vaccinatie tegen mazelen, bof en rubella. Momenteel wordt de overgrote meerderheid van pasgeboren kinderen en adolescenten gevaccineerd tegen de bekende kinderziektes, waardoor België nu een vaccinatiegraad van 95% heeft. Maar vaccineren is niet verplicht, tenzij tegen polio of kinderverlamming. Ondanks de vele voorlichtingsprogramma’s heerst er bij sommige ouders nog een zeker wantrouwen tegenover vaccins. In enkele landen heerst er zelfs een ware anti-vaccinatielobby, meestal op basis van religieuze overtuigingen of omdat ouders ervan uitgaan dat hun kinderen weerbaarder worden door de kinderziekten te krijgen. Toch kan een epidemie van bijvoorbeeld mazelen vandaag de dag heel wat dodelijke slachtoffers eisen. Zo heerste er van mei 2013 tot maart 2014 in Nederland een mazelenepidemie. Deze epidemie sloeg vooral toe in gemeenten waar de vaccinatiegraad lager lag dan 90%.
- 12 Vaccinaties zijn dus een belangrijk middel om mensen te beschermen tegen ernstige infectieziektes, op eender welke leeftijd. In Brussel zijn de vaccinatieplannen van zowel de Vlaamse Gemeenschap als die van de Franse Gemeenschap van toepassing. Eerst neemt Kind&Gezin de verantwoordelijkheid op zich voor het opvolgen van de vaccinatiestatus van de kinderen, nadien wordt deze opgevolgd door het CLB. Hoe verloopt de coördinatie van de vaccinatie van de Vlaamse Gemeenschap met de Franse Gemeenschap? Hebt u weet van blinde vlekken in het vaccinatiebeleid? Zo ja, over welke blinde vlekken gaat het? Bestaat er een centrale databank met de vaccinatiegegevens? Dit kan handig zijn voor ouders die de vaccinatiekaart van hun kinderen verliezen waardoor ze niet meer weten wanneer er een herhalingsvaccin moet gebeuren. Dat is bijvoorbeeld bij mij het geval: mijn zoon is 20 en solliciteert voor een job. Zijn toekomstige werkgever vraagt zijn vaccinatiekaart en ik vind die niet meer terug. Hoe gebeurt de voorlichting bij de ouders van het vaccinatieprogramma? Hoe hoog is de vaccinatiegraad van kinderen in de Nederlandstalige kinderopvang en het Nederlandstalig onderwijs in Brussel? Tegen welke ziektes vaccineert Kind&Gezin en het CLB? Hebt u weet van ouders die weigeren om hun kind te laten vaccineren? Zo ja, over welke vaccinaties gaat het? Wat zijn de voornaamste bezwaren en over hoeveel kinderen gaat het? Collegelid Bianca Debaets: De input voor de antwoorden op uw vragen hebben we gehaald bij een aantal partners, zoals het Lokaal Gezondheidsoverleg Brussel (LOGO), het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid, Kind&Gezin en het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn Brussel-hoofdstad. Op die manier kunnen we een zo volledig mogelijk beeld schetsen. Wat betreft de coördinatie en de databanken met de vaccinatiegegevens geef ik u mee dat er 2 databanken zijn. De Vlaamse Gemeenschap gebruikt sinds 2005 Vaccinet. Dit systeem is een bestel- en registratiesysteem, toegankelijk voor artsen-vaccinnatoren in Vlaanderen en Brussel. Dit systeem is toegankelijk voor Kind&Gezin, de CLB’s, ziekenhuizen, huisartsen en pediaters. De Franse Gemeenschap gebruikt sinds september 2013 een gelijkaardig systeem e-vax voor het registeren en bestellen van vaccins. Dit systeem is op gelijkaardige wijze toegankelijk als Vaccinet, maar dan voor de Franstalige zorgverstrekkers. Tussen beide gemeenschappen is er geen structurele coördinatie. Er is wel overleg gestart over de registratie in beide systemen. In eerste instantie zal gekeken worden waar er dubbels zijn en wat er ontbreekt.
- 13 In Brussel bestaan er ook afspraken tussen de CLB’s en ONE-regioverpleegkundigen om vaccinatiegegevens uit te wisselen. Een sluitend systeem is dus nog niet voorhanden, maar er wordt hard aan gewerkt. Hoe gebeurt de voorlichting van het vaccinatieprogramma? Voor baby’s en peuters wordt de informatie gegeven door Kind&Gezin bij de huisbezoeken naar aanleiding van de geboorte en op het consult van 4 weken, en voorafgaand aan elk vaccinatiemoment. De basisinfo met het vaccinatieschema staat beschreven in het Kindboekje van Kind&Gezin. Bij schoolplichtige kinderen verloopt de voorlichting via brieven, voorlichtingsfolders en individuele contacten, belangrijke tussenpersonen zoals leerkrachten, via het CLB. Daar werkt ook LOGO Brussel actief aan mee. Daar werden de materialen van de campagne ‘operatie vaccinnatie’ ontwikkeld en verspreid, via de Nederlandstalige CLB’s. Het doel van die campagne is te wijzen op het belang van vaccinatie. Met die campagne willen we ervoor zorgen dat voor de 2 vaccinatiemomenten tegen mazelen minstens 95 % van de kinderen gevaccineerd wordt. De campagne kwam tot stand met samenwerking van Klasse, het onderwijsblad van Vlaanderen, om ervoor te zorgen dat alle kinderen gevaccineerd worden tegen mazelen. Kind&Gezin volgt het standaard basisvaccinatieprogramma zoals aanbevolen wordt door de Hoge Gezondheidsraad en uitgewerkt wordt door het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid. Er wordt gevaccineerd tegen volgende ziektes: polio, haemofilus influenza B, bof, difterie, hepatitis B, rubella, kinkhoest, pneumokokken, meningitis C, tetanus, mazelen en rotavirus. Een CLB dient de vaccins van het Vlaams basisvaccinatieschema gratis toe aan leerlingen in het 1ste en het 5de leerjaar van het lager onderwijs en in het 1ste en het 3de jaar van het secundair onderwijs en aan hun leeftijdsgenoten in het buitengewoon onderwijs. Leerlingen die in het verleden vaccins gemist hebben, kunnen bij het CLB sommige van de gemiste vaccins krijgen. U had ook een vraag over de vaccinatiegraad. Het is voor Kind&Gezin niet mogelijk om cijfers over de vaccinatiegraad te analyseren naar al of niet gebruik van Nederlandstalige kinderopvang. De vaccinatiegraad voor het 1ste levensjaar voor kinderen die minstens 1 consult of huisbezoek bij Kind&Gezin kregen, ligt rond 75 en 80% volgens de gegevens verkregen van Vaccinnet. Voor het 2de levensjaar is de vaccinatiegraad rond 70%. Dit is waarschijnlijk een onderschatting omdat een deel van de kinderen uit hun dienstverlening ook gevaccineerd worden door Franstalige artsen die niet registreren in Vaccinnet. Maar dat kunnen we pas met zekerheid zeggen wanneer beide systemen op elkaar zijn afgestemd. Het is in elk geval een hoog cijfer. Het percentage ouders dat expliciet weigert om hun kind te laten vaccineren is minder dan 1%. Dat is heel laag en daar zijn we blij om. De reden voor weigering wordt vaak niet expliciet meegedeeld. Daar hebben wij ook het raden naar. Mevrouw Khadija Zamouri (Open Vld): Omdat de databanken nog niet op elkaar zijn afgestemd is de situatie nogal onduidelijk. Het is zeer moeilijk in kaart te brengen of er
- 14 dubbelgebruik bestaat of wie er al dan niet gevaccineerd is. Maar het is een goede zaak dat men hieraan werkt. Maar ik wil even ingaan op het voorbeeld dat u aanhaalt over de vaccinatie bij kinderen in de lagere school en in de middelbare school. Betekent dit wanneer die vaccinatie niet gebeurt, de ouders hieraan niet herinnerd worden? Collegelid Bianca Debaets: Toch wel, dat gebeurt via het CLB. De CLB-dossiers volgen de leerlingen en worden doorgegeven, ook wanneer ze van school veranderen. Via Vaccinnet is dat perfect op te volgen. Men zou wel kunnen denken dat dit niet het geval is als men van onderwijstaal verandert. Maar ook daarvoor is men volop een oplossing aan het zoeken. Mevrouw Khadija Zamouri (Open Vld): Stel dat 1 van mijn kinderen zijn vaccinatiekaart niet meer heeft. U zegt dat, als hij binnen het Nederlandstalig onderwijs blijft, via artsen, CLB en scholen langs Vaccinnet het vaccinatieprogramma opvolgbaar is… Collegelid Bianca Debaets: Dat is perfect traceerbaar. Dat heb ik onlangs zelf kunnen ondervinden: via Vaccinnet kon de arts mijn vaccinatiegeschiedenis opvragen. Mevrouw Khadija Zamouri (Open Vld): Er kunnen dus alleen maar problemen rijzen wanneer je verandert van taalrol.
***
Vraag van de heer Arnaud Verstraete aan mevrouw Bianca Debaets, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin en Gelijke Kansen, over de evolutie van het aantal plaatsen in de kinderopvang De heer Arnaud Verstraete (Groen): Ik heb die vraag meer dan 1 maand geleden ingediend. Intussen heb ik gezien dat over dit onderwerp een schriftelijke vraag werd ingediend. Ik hoop toch een aantal aanvullende cijfers te krijgen. Voor mij gaat het in essentie natuurlijk over de manier waarop aan de tekorten inzake kinderopvang zal tegemoetgekomen worden. Voldoende kinderopvang voorzien, is 1 van de grote uitdagingen waar beleidsmakers voor staan in het Brussels hoofdstedelijk gewest. Dit is om meerdere redenen van groot belang, onder meer omdat voldoende en kwalitatieve kinderopvang 1 van de hefbomen is waarmee we armoede in Brussel effectief kunnen terugdringen. Aan het collegelid wil ik graag het volgende vragen: Wat zijn de laatste cijfers (december 2014) over het netto aantal plaatsen in kinderopvang per type plaats (vrije, gemeenschapsonderwijs-, gemeentelijke-, onthaalouders-, zelfstandige kinderdagverblijven en onderscheid inkomensgerelateerd of niet)? Hoe ziet de evolutie er uit van die cijfers in laatste jaren?
- 15 Hoeveel plaatsen zijn er netto bijgekomen in 2014? Hoeveel starters, stoppers en overnames waren er in 2014? Wat kan men afleiden uit deze cijfers voor het behalen van de doelstellingen op dit vlak? De Brusselnorm stelt dat we in de helft van 30% van de kinderopvangplaatsen moeten voorzien. Uw coalitiepartner sp.a heeft daarover, bij monde van mevrouw Elke Roex, in de pers gezegd dat er 8.600 plaatsen nodig zijn. Dat betekent dat er 1.300 moeten bijkomen tegen 2018. Dat is het soort gegevens dat ik wil kennen: wat is er nodig, waar staan we op dit ogenblik en hoe ziet de evolutie eruit? Wat kunnen we hieruit afleiden? Volstaat het om deze trend door te zetten, of zijn bijkomende maatregelen nodig? Welke maatregelen heeft het collegelid genomen of reeds voorzien om de creatie van nieuwe plaatsen te versnellen? Collegelid Bianca Debaets: Het klopt dat een aantal van uw vragen sterk in de lijn liggen van de vraag om uitleg van mevrouw Khadija Zamouri en ook van de schriftelijke vraag nummer 7 van mevrouw Elke Roex. Het antwoord op die vraag geeft een gedetailleerd overzicht. De diensten zullen de informatie als bijlage toevoegen bij het verslag. (zie BIJLAGE 1) U vindt er in tabelvorm: - een overzicht van de kinderopvangplaatsen sinds 2013 opgesplitst in IKG en nietIKG en per gemeente, - de evolutie van de gezinsopvang sinds 2004, - de evolutie van het flexibel aanbod sinds 2013, - de stand van zaken in het transitieproces Kind&Gezin – ONE. U polst voornamelijk naar de doelstellingen en de ambitie van het aanbod. Het klopt dat de Vlaamse Gemeenschap tegen 2016 een aanbod wil voor minstens de helft van de kinderen jonger dan 3 jaar, en vanaf 2020 voor alle gezinnen met een behoefte aan kinderopvang. Dat zal uiteraard gebeuren binnen een afgesproken budgettair kader. Om, in het kader van het perspectief 2020, het noodzakelijk Nederlandstalig aanbod in Brussel te berekenen, nemen we 30% van de Brusselse kinderen jonger dan 3 jaar als doelgroep. Dat is de Brusselnorm. Voor de bepaling van het aantal kinderen wachten we op de cartografie, omdat men daar rekening zal houden met de meest recente bevolkingsprognoses inzake bevolkingsaangroei. Dat heeft te maken met onderzoeken van het Federaal Planbureau en van het BISA. Het aantal gezinnen met een behoefte aan kinderopvang correct inschatten is niet eenvoudig. Kinderopvang is een sterk dynamisch gegeven, afhankelijk van verschillende factoren zoals het aantal geboorten, de tewerkstellingsgraad, de aanwezigheid van familiale netwerken, en noem maar op. Dat is een heel complex proces. Ik denk dat de rol van het lokaal loket kinderopvang, die alle vragen centraal registreert, heel erg belangrijk is. We moeten er ook rekening mee houden dat een plaats in de kinderopvang gebruikt kan worden door meer dan 1 kind. Dat noemen we de kindratio. Een aantal kinderen gaat niet
- 16 voltijds naar de kinderopvang. Een aantal ouders werkt 4/5de, of doet een beroep op de grootouders. Op die manier weten we, als we naar Vlaanderen kijken, dat deze verhouding 1,29 is. Weliswaar moet dit cijfer ook getoetst worden aan de Brusselse grootstedelijke context en kan misschien lichtjes afwijken. Dat zal die cartografie in beeld brengen. De VGC heeft altijd pro-actief gewerkt om het aanbod uit te breiden en ondersteuning gegeven zowel inzake kwaliteit als capaciteit. De capaciteitsuitbreiding is de voorbije jaren gefaciliteerd geweest omdat initiatiefnemers in Brussel – en dat is anders dan in Vlaanderen – voor hun infrastructuur tot 100% van het bedrag gesubsidieerd kregen, mits ze anticipeerden op de groei. In Brussel werd men dus gesubsidieerd door het VIPA, aangevuld met middelen van de VGC. Zo was er altijd voldoende ruimte beschikbaar bij uitbreidingsronden. Ik denk in dat verband aan de Waterlelie met 16 plaatsen, terwijl er eigenlijk capaciteit is voor 38. Dat betekent dat bij een volgende uitbreidingsronde, en als er aan bepaalde criteria beantwoord wordt, hier heel gemakkelijk kan op ingespeeld worden. Kinderland is nog zo’n voorbeeld. Een ander element is de opstartsubsidie die de VGC geeft. In combinatie met de inzet van geco-banen leidde dat ook tot bijkomende kinderopvangplaatsen. In dat verband hebben we het daarnet nog gehad over kinderdagverblijf Het Molentje. In grote lijnen komt dat volgens mij tegemoet aan de vragen die u had. De heer Arnaud Verstraete (Groen): Ik ben niet echt voldaan met de antwoorden die u geeft. Collegelid Bianca Debaets: Dat zegt u nu na elk antwoord dat ik u geef. De heer Arnaud Verstraete (Groen): Er is nú een tekort aan kinderopvangplaatsen. Alle gegevens wijzen ernaar dat de bevolking in ons gewest steeds maar zal toenemen. Een jonge bevolking met een hoog geboortecijfer, waarbij de statistische gegevens voorspellen dat er nog heel wat mensen zullen bijkomen. Dan kom je tot cijfers die collega Elke Roex heeft gegeven: er moeten zeker 1.300 bijkomende plaatsen gecreëerd worden, misschien nog meer. Als ik daar naar vraag is uw antwoord steevast: we zullen een cartografie maken. Op die manier fietst u om het probleem heen. Het is een probleem dat we kennen en dat zeer zichtbaar is. Ik begrijp dat het voor de VGC niet evident is om de touwtjes in handen te houden omdat er onvoldoende middelen zijn om alle nodige infrastructuur te creëren. Daarvoor hebben we Vlaanderen nodig. Het grote probleem is dat deze Vlaamse Regering heeft beslist om de bron om nieuwe infrastructuur te bouwen droog te leggen. We zitten met een situatie waar er nu een tekort is en weten dat dit tekort alleen maar zal groeien. Als ik u concreet vraag hoe groot dat becijferd is, dan antwoordt u mij dat u dat later zal bestuderen. Ik denk dat het niet nodig is om te wachten op een cartografie om dat cijfer objectief vast te stellen. (commentaar van collegelid Bianca Debaets) Het is dus wachten tot 2016 eer we zullen weten waar het probleem zich precies stelt. Let wel, ik denk dat het goed is dat die cartografie er komt. Maar op basis van de cijfers die vandaag al gekend zijn en hoeveel bijkomende jongeren er verwacht worden, kunnen we berekenen
- 17 hoeveel plaatsen er nodig zijn en kan er gezegd worden hoe u dat zal aanpakken. Dat is wat ik van u verwacht. En u zegt systematisch: we wachten op de cartografie. Ik verwacht van u een meer pro-actieve houding. Ik begrijp dat de VGC niet alleen kan instaan voor de bouw van nieuwe infrastructuur, maar u kan wel die berekeningen transparant maken. Dat zal zeker helpen om uw collega’s in de Vlaamse Regering te overtuigen van de nood en de hoogdringendheid. We kunnen niet blijven wachten op hun beslissing om VIPA te reactiveren. Daar gaat het volgens mij om en daarom ben ik ontevreden. Wat u voorstelt aan maatregelen zijn zaken die bestaan, maar ik hoor u niet zeggen dat er nieuwe zullen komen. Als we zo blijven voortdoen, zullen we volgend jaar gewoon vaststellen dat we veel te laat in gang geschoten zijn. Dat is een probleem. Want kinderopvang is belangrijk, dat hoef ik u niet te vertellen. Collegelid Biancia Debaets: Over dat laatste zijn we het alvast eens.
_________________
- 18 BIJLAGE 1 1. Kinderopvangplaatsen (K&G) sinds 2013 opgesplitst IKG en niet-IKG per gemeente. 1/01/2013 Gemeente
1/01/2014
Niet IKG
IKG
1/04/2014
Niet IKG
IKG
1/01/2015
Niet IKG
IKG
20/03/2015
Niet IKG
IKG
Niet IKG
IKG
268 699
225 296
269 686
206 303
282 703
185 275
311 746
171 287
311 772
134 305
ETTERBEEK
158 95
382 284
157 116
394 376
157 138
403 380
157 144
359 350
157 161
359 350
EVERE
205
103
147
268
147
238
153
238
153
238
GANSHOREN
149
74
153
74
155
74
157
74
157
74
JETTE
219
141
241
136
241
136
251
124
251
124
ANDERLECHT BRUSSEL ELSENE
78
26
78
26
78
26
78
26
78
26
OUDERGEM
171
121
174
135
181
122
181
122
181
108
SCHAARBEEK
245
447
342
347
345
371
374
329
374
329
SINT-AGATHA-BERCHEM
121
65
121
65
124
71
180
71
180
71
62
170
62
104
62
146
62
112
62
128
SINT-JANS-MOLENBEEK
373
121
375
72
386
92
418
92
418
120
SINT-JOOST-TEN-NODE
31
0
31
0
31
0
31
0
31
0
155
115
155
128
158
128
158
121
158
121
KOEKELBERG
SINT-GILLIS
SINT-LAMB.-WOLUWE
95
49
92
78
92
78
92
78
92
78
UKKEL
274
375
298
215
319
240
319
240
319
240
VORST
65
180
65
169
70
164
70
164
70
181
WATERM.-BOSVOORDE
90
55
90
62
90
48
90
48
90
84
3553
3229
3652
3158
3757
3177
3970
3006
4015
3070
SINT-PIETERS-WOLUWE
TOTAAL
- 19 2. Evolutie aantal onthaalouders sinds 2004. Nieuw decreet 1 januari 2004 aangesloten 11 onthaalouders zelfstandige 29 onthaalouders Gezinsopvang (vanaf 1/4/2014)
TOTAAL
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
11
9
9
10
8
8
8
11
12
21
30
31
31
34
40
36
33
27
26
20
40
41
40
40
44
48
44
41
38
38
41
1/4/2014 2015
44
42
44
42
3. Evolutie flexibel aanbod sinds 2013. aantal flexibele urenpakketten 01/01/2013 01/01/2014 01/04/2014
aantal flexibele gezinsopvang
186 176
12 21
nieuw decreet
181
23
01/01/2015
175
22
Subsidie voor flexibele urenpakketten: een subsidie voor een aantal pakketten van gesubsidieerde extra openingsuren dat de organisator moet inzetten voor kinderopvang op flexibele openingstijden. Deze subsidie kan enkel kan gegeven worden aan organisatoren met inkomenstarief. Subsidie voor flexibele gezinsopvang: subsidie die een organisator gezinsopvang of samenwerkende onthaalouders die werkt met inkomenstarief, kan krijgen voor het realiseren van kinderopvang op flexibele openingstijden. De subsidie flexibele gezinsopvang bestaat uit twee delen: een bedrag per prestatie op flexibele openingstijden en een bedrag per plaats. 4. transitie Kind&Gezin / ONE sinds 2010: locaties en kindplaatsen. Overstap ONE 2010
2011
locaties
plaatsen
2012
locaties
plaatsen
2013
locaties
plaatsen
2014
locaties
plaatsen
2015
locaties
plaatsen
TOTAAL
locaties
plaatsen
locaties
plaatsen
Gezinsopvang
0
0
1
4
0
0
1
4
1
4
0
0
3
12
Groepsopvang
2
27
8
136
1
11
5
104
7
125
6
140
29
543
Totaal
2
27
9
140
1
11
6
108
8
129
6
140
32
555
Op 1 januari 2015 waren 2 van bovenstaande onthaalouders (gezinsopvang) en 25 crèches (groepsopvang) nog actief. Samen goed voor 474 kindplaatsen die mét behoud van werking overstapten van Kind&Gezin naar ONE. De cijfers geven het effectief aantal vergunde locaties ONE. Het aantal aanvragen wordt niet gemonitord. De overstap van de crèches van de Europese Commissie is niet opgenomen in bovenstaande cijfers. Dit betreft 4 voorzieningen met 778 plaatsen.
- 20 5. Inschatting Franstalig/Nederlandstalig en impact op (tekort) noodzakelijk aanbod. De Vlaamse Gemeenschap beoogt tegen 2016 een aanbod voor minstens de helft van de kinderen jonger dan drie jaar, en vanaf 2020 voor alle gezinnen met een behoefte aan kinderopvang, binnen een afgesproken budgettair kader. Het aandeel Franstalige werkingen aangesloten bij Kind&Gezin is ingeschat bij de opmaak van de Cartografie II. Op basis van de antwoorden uit de responsgroep werden 2.420 opvangplaatsen als louter Franstalig gekenmerkt en 916 plaatsen waar er o.a. Nederlands wordt gesproken. Vandaag zijn er geen recentere cijfers beschikbaar. Het Vlaamse decreet legt een aantal voorwaarden op inzake Nederlandskundigheid van het personeel weliswaar zonder de verplichting het Nederlands te gebruiken in hun dagelijkse werking. De transitieperiode Kind&Gezin/ONE loopt nog tot maart 2017. Een nieuwe inschatting inzake de gebruikte talen in de dagelijkse werking maakt onderdeel uit van Cartografie III. Om het noodzakelijk Nederlandstalig aanbod (perspectief 2020) in Brussel te berekenen, nemen we 30% van de Brusselse kinderen tussen 0 en 2 jaar als doelgroep (Brusselnorm). Voor de bepaling van het aantal kinderen zal Cartografie III uitgaan van de meest recente bevolkingsprognoses van het Federaal Planbureau en het Brussels Instituut voor Statistiek en Analyse. Om het aantal noodzakelijke opvangplaatsen te bepalen dient rekening gehouden met het feit dat elke plaats gebruikt wordt door meer dan één kind, de zogenaamde kindratio. Vlaanderenbreed bedraagt deze verhouding 1,29. Weliswaar moet en zal ook dit cijfer getoetst worden aan de grootstedelijke context van Brussel in Cartografie III. 6. Cartografie III. De Cartografie III van de Nederlandstalige Gezinsvoorzieningen in Brussel is gegund en de studie zelf is opgestart begin 2015. De scoop van het onderzoek is voor het eerst niet alleen de Kinderopvang voor baby’s en peuters maar gaat ook over de domeinen Buitenschoolse Kinderopvang en Preventieve Gezinsondersteuning. Er zal opnieuw gewerkt worden met de Universiteit van Gent en een stuurgroep die de studie zal ondersteunen. De looptijd van het onderzoek bedraagt minimum 1 jaar. Dit betekent dat we verwachten dat in het voorjaar 2016 de nieuwe Cartografie klaar zal zijn voor verspreiding.