VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD ZITTING 2014-2015
Nr. 12
INTEGRAAL VERSLAG Vergadering van vrijdag 10 juli 2015 Ochtendvergadering
INHOUD
REGELING VAN DE WERKZAAMHEDEN .................................................................................3 VRAGEN OM UITLEG (R.v.O., art.60) ................................................................................... 3 van de heer Arnaud Verstraete aan mevrouw Bianca Debaets, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin en Gelijke Kansen, over de middelen voor kinderarmoede Sprekers: Arnaud Verstraete – Khadija Zamouri – Brigitte Grouwels – Bianca Debaets, collegelid van mevrouw Elke Roex aan mevrouw Bianca Debaets, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin en Gelijke Kansen, over de uitbouw van de Lokale Dienstencentra Sprekers: Elke Roex – René Coppens – Brigitte Grouwels – Bianca Debaets, collegelid
-2ONTWERP VERORDENING (R.v.O., art.43 en 44) .............................................................. 11 Ontwerp van verordening houdende vaststelling van de rekening over het dienstjaar 2013 – Stuk 7A (2014-2015) – Nrs.1 en 2 Bespreking .......................................................................................................................... 11 Sprekers: Stefan Cornelis – Guy Vanhengel, collegevoorzitter Stemmingen ........................................................................................................................ 12 PERSONEELSSTATUUT VAN DE PERMANENTE DIENSTEN VAN DE RAAD Wijziging van artikel 17 van Bijlage III, Reglement van de Sociale Dienst Bespreking .......................................................................................................................... 12 Sprekers: Carla Dejonghe, voorzitter Stemmingen ........................................................................................................................ 12 VRAGEN OM UITLEG (R.v.O., art.60) ................................................................................. 13 van de heer Bruno De Lille aan de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Begroting, Onderwijs, Vorming en Studentenzaken, betreffende de gevolgen van het M-decreet voor het Nederlandstalig onderwijs in Brussel Sprekers: Bruno De Lille – Guy Vanhengel, collegevoorzitter van de heer Jef Van Damme aan de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Begroting, Onderwijs, Vorming en Studentenzaken, betreffende Brede Schoolprojecten in Brussel Sprekers: Jef Van Damme – Paul Delva – Bruno De Lille – Guy Vanhengel, collegevoorzitter SAMENGEVOEGDE VRAGEN OM UITLEG (R.v.O, art.60,6b) ..............................................21 - Vraag om uitleg van de heer Bruno De Lille aan de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Begroting, Onderwijs, Vorming en Studentenzaken, betreffende de hervorming van de VGC-speelpleinen - Vraag om uitleg van mevrouw Cieltje Van Achter aan de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Begroting, Onderwijs, Vorming en Studentenzaken, over de huidige stand van zaken i.v.m. de speelpleinwerking Sprekers: Bruno De Lille – Cieltje Van Achter – Paul Delva – Guy Vanhengel, collegevoorzitter DANKWOORD ...................................................................................................................... 27 BIJLAGEN ............................................................................................................................ 29 TREFWOORDENREGISTER ...................................................................................................33
-312e vergadering
Vergadering van vrijdag 10 juli 2015 OCHTENDVERGADERING De vergadering wordt om 9.14 uur geopend. Voorzitter: mevrouw Carla Dejonghe
REGELING VAN DE WERKZAAMHEDEN De voorzitter: Collegevoorzitter Guy Vanhengel werd even opgehouden. Is het goed dat we, om tijd te besparen, dadelijk beginnen met de vragen die tot collegelid Bianca Debaets werden gericht? (Instemming) Ik stel dan ook voor dat we beginnen met de vraag om uitleg van de heer Arnaud Verstraete gericht tot collegelid Bianca Debaets over de middelen voor kinderarmoedebestrijding. De heer Arnaud Verstraete (Groen): Ik heb hier totaal geen problemen mee. Ik kamp echter met een technisch probleem: ik kan niet op het internet en heb mijn vraag niet bij me. Ik kan ze dus niet stellen. De vraag komt er echter aan. Mijn medewerker brengt ze dadelijk. (Meerdere collega’s bieden de heer Verstraete een kopie van zijn vraag aan, waaronder ook collegelid Bianca Debaets.) De voorzitter: Geen probleem. Misschien kan collegelid Bianca Debaets terstond het antwoord geven. (Hilariteit)
VRAGEN OM UITLEG (R.v.O., art. 60) De middelen voor kinderarmoede De heer Arnaud Verstraete (Groen): De armoederapporten voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn zeer duidelijk: kinderarmoede is in dit gewest een bijzonder hardnekkig probleem. Een van de laatste rapporten van het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest over “Geboren worden als Brusselaar” zet de problematiek nog eens dik in de verf. Ik citeer uit het rapport. “In de periode 2008-2011, kwamen 24,9 % van de geboorten voor in een huishouden zonder arbeidsinkomen. Ongeveer 10 procent van de moeders die in 2010 bevallen zijn, waren niet verzekerd door het Belgische sociale zekerheidsstelsel. Een groot deel van deze vrouwen beschikt waarschijnlijk over een andere vorm van verzekering maar een aantal van de Brusselse inwoners beschikt over geen enkele dekking van ziektekosten. Zestien procent van de geboorten kwamen voor in een eenoudergezin en 63,8 % van de alleenstaande moeders beschikt niet over een arbeidsinkomen. Onder de moeders jonger dan 20 jaar leeft 45,6 % alleen, maar is de socio-economische situatie nog minder gunstig met meer dan negen op tien onder hen die geen inkomen uit werk hebben.”
-4Rapport na rapport vertelt ons dat de graad van armoede en kinderarmoede in ons gewest alarmerend is. Toch ontvangen we nog meer verontrustende signalen van organisaties die aan armoedebestrijding doen. In 2012 werden verschillende projecten die aan integrale en laagdrempelige preventieve gezinsondersteuning doen, door de Vlaamse Gemeenschap betoelaagd. Voor Brussel waren dit het Huis der Gezinnen met het project Amadoe en Kind en Preventie met het inloopteam Zita. Blijkbaar is de kinderarmoede in dit gewest geen groot probleem voor de Vlaamse gemeenschap want deze projecten krijgen minder subsidies. Bij de Brusselse projecten zou elke organisatie 10.000 euro minder aan subsidies krijgen. Werd u geconsulteerd door uw collega in de Vlaamse Regering voor deze beslissing doorgevoerd werd? Welke standpunten heeft u ingenomen in het overleg hierover? Erkent u de waarde van deze projecten in het kader van de kinderarmoedebestrijding? Welke maatregelen voorziet het College in deze? Zouden deze projecten door de VGC kunnen worden gesubsidieerd, nu de subsidies uit Vlaanderen gedeeltelijk wegvallen? Overweegt het College om het verlies aan subsidies zelf bij te passen? Kunt u mij een overzicht bezorgen van de organisaties en projecten die betoelaagd worden in het kader van de kinderarmoedebestrijding? Wanneer mogen we uw meerjarenplan “kinderarmoede” verwachten en welke budgetten worden voorzien voor de uitvoering ervan? Mevrouw Khadija Zamouri (Open Vld): Ik wil me kort aansluiten bij deze interessante vraag van de heer Verstraete. Sinds een tiental jaren wordt meer dan 1/4 van de Brusselse kinderen geboren in een huishouden zonder inkomen uit werk. Elk jaar lezen we de armoederapporten en elk jaar trekken we dezelfde conclusie: kinderarmoede blijft een schrijnend probleem. Een structurele aanpak is, gezien de institutionele context, niet eenvoudig. Er moet vooral ingezet worden op de preventie van armoede in Brussel. Op 22 mei 2014 keurde het College het Brussels Kinderarmoedebestrijdingsplan goed. Zowel de Vlaamse Gemeenschap als de Vlaamse Gemeenschapscommissie werken mee aan de coordinatie van het kinderarmoedebestrijdingsbeleid. Vanuit Vlaanderen worden er verschillende projecten gesubsidieerd in het kader van kinderarmoede. Ik denk dan heel specifiek aan het project Brussels Platform Armoede. Het project Vrienden van het Huizeke, een Brusselse vereniging waar armen het woord nemen en lid van het Brussels Platform Armoede, heeft een jarenlange ervaring in het werken met thema’s in verband met armoede binnen onderwijs. Deze vereniging spreekt van een missing link in de communicatie tussen school, leerlingen en ouders. Ze zegt dat er een grote kloof is tussen de schoolcultuur en de verschillende thuisculturen, en dan gaat het niet altijd over taal. Dit project loopt af op 31 juli 2015, maar ik heb begrepen dat er onderhandelingen lopen om ook voor volgend schooljaar subsidies te voorzien voor dit project. Zal dit project verder kunnen lopen?
-5Het Kinderarmoedebestrijdingsplan is een tweejarig plan, dat nu bijna afloopt. Ik vraag me af hoe dat geëvalueerd wordt. Hoe wordt de armoedetest daarin geïmplementeerd? Net als de heer Verstraete, vraag ik me af hoe de samenwerking verloopt met uw Vlaamse collega. Mevrouw Brigitte Grouwels (CD&V): Eigenlijk zitten we hier met een paradox. Na de tweede wereldoorlog hebben we in onze contreien een sterke groei gekend van de welvaartstaat. Er was een economische groei, we zijn als land welvarender geworden, we zijn rijker geworden, we zijn langer naar school gegaan, mannen en vrouwen werden gelijk, we geven meer uit aan sociale zorg, enzovoort. Toch neemt de armoede toe. Ik stel enerzijds vast dat er al jaren maatregelen worden genomen om armoede te bestrijden. Het grote resultaat waarop we hopen, blijft voorlopig echter nog altijd uit. Anderzijds zien we ook dat het geen fatale situatie is: er zijn mensen die uit de vicieuze cirkel van armoede kunnen geraken. Sociale mobiliteit blijft dus nog altijd mogelijk in onze samenleving. Daar moeten we op inzetten, om dit zoveel mogelijk voor iedereen mogelijk te maken. Ik herhaal wat de collega’s al gezegd hebben. Te veel kinderen komen ter wereld in een kansarm gezin. In België loopt 1 kind op 5 het risico in armoede te belanden. Dat is gigantisch veel. Het gaat om 420.000 kinderen onder 18 jaar op een totaal in België van 2,2 miljoen. Dit vormt echt een uitdaging. We moeten vooral preventief werken en zorgen dat het aantal kansarme gezinnen daalt. Dit kan onder meer door te investeren in de nieuwe generatie toekomstige ouders, dat zijn eigenlijk de jongeren van vandaag. Dit kan ook door het investeren in kwaliteitsvolle voorschoolse opvang en ontmoetingsplaatsen zoals Baboes en in onderwijs. Dat zijn de grote hefbomen om die kansarmoede tegen te gaan. We moeten ook laagdrempelig en wijkgericht werken. Ik denk dat Vlaanderen wel aandacht heeft voor de armoedesituatie in Brussel. Vandaar ook dat de VGC mee is kunnen stappen in kinderarmoedeprojecten van de Vlaamse Gemeenschap. Er werd een plan ingediend. Op 15 januari 2016 kan de VGC opnieuw een plan indienen bij de Vlaamse Gemeenschap. Ik denk dus niet, mijnheer Verstraete, dat de Vlaamse Gemeenschap de armoedeproblematiek in Brussel onderschat. Ook de VGC kan inspelen op die programma’s van Vlaanderen. Preventie is belangrijk, en dat begint bij de kinderopvang, met het voorschoolse. Er was een permanente interkabinettenwerkgroep Armoede opgericht, waar GGC, VGC, Cocof, later ook vertegenwoordigers van de Vlaamse en Franse Gemeenschap, bijeen kwamen. Kunt u iets zeggen over de resultaten van dit overleg? Komt deze werkgroep nog steeds samen? Worden organisaties die mensen in armoede vertegenwoordigen, betrokken bij het overleg? Wordt er in 2016 weer een Kinderarmoedebestrijdingsplan ingediend bij de Vlaamse Gemeenschap? In welke mate wordt er samengewerkt met het onderwijs om voorlichting te geven over de consequenties van tienerzwangerschappen? Voorlichting is noodzakelijk zodat jonge meisjes
-6en jongens de consequenties van tienerzwangerschappen kunnen inschatten. Jonge ouders vormen namelijk een kwetsbare groep voor armoede. Collegelid Bianca Debaets: Samen met alle andere raadsleden deel ik de bezorgdheid van de heer Arnaud Verstraete over de bestrijding van armoede en kinderarmoede, in het bijzonder in Brussel. Ik wil er echter graag de aandacht op vestigen dat zijn vraag hoofdzakelijk betrekking heeft op het beleid van de Vlaamse Gemeenschap en meer in het bijzonder op het beleid van de bevoegde Vlaamse minister voor Armoedebestrijding Liesbeth Homans. Samen met haar voorganger, maakte zij keuzes zowel op het vlak van de toekenning van de middelen als op het vlak van de eventuele besparingen. Dit alles gebeurde zonder voorafgaandelijk overleg met de VGC. Uiteraard kan ik hiervoor dan ook geen verantwoording afleggen. De heer Verstraete begrijpt dit ongetwijfeld wel. Dit alles behoort immers tot de bevoegdheid van een andere minister op een ander beleidsniveau. Niettemin is het, alleen al omwille van de duidelijkheid, aangewezen om te schetsen welke projectoproep er is geweest en welke projecten binnen deze projectoproep kaderen. Met dien verstande dat deze projectoproep uitging van de Vlaamse Gemeenschap. In de periode 2011-2013 lanceerde de Vlaamse Gemeenschap projectoproepen in het kader van kinderarmoedebestrijding. In 2011 werden geen projecten in Brussel geselecteerd; in 2012 waren het er 3 en bij de laatste oproep, in 2013, waren het er 2. De laatste projecten lopen af in de zomer van 2016. In totaal gaat het om 5 projecten. Het project Groeien in Kuregem van het Centrum Etnische Minderheden en Gezondheid - een onderdeel van het Huis der Gezinnen - werd beëindigd op 15 december 2015. Verder was er het project Beweegkriebels van Buurtsport Brussel. Dat project had als doel kansarme jonge kinderen en hun gezin de kans te geven om meer te sporten en bijgevolg hun motorische vaardigheden te leren ontwikkelen. Dit project liep af op 31 oktober 2014. De Federatie van Marokkaanse Verenigingen werkte met het project De eerste stappen Brussel vooral rond moedergroepen. Dit project liep tot en met 31 december 2013. De basisschool van het Gemeenschapsonderwijs Nellie Melba uit Anderlecht, richtte met het project Kleine kinderen, grote kansen met Nelleke Spelleke een spelotheek op. In deze spelotheek kon er spelmateriaal worden uitgeleend en werd gewerkt rond zowel verstandelijke als emotionele ontwikkeling van kinderen. Het laatste project dat binnen de projectoproep van Vlaanderen kaderde, was er opnieuw eentje van het Centrum Etnische Minderheden en Gezondheid. Het project (OP)groeien in verbondenheid omvat ondermeer de praatgroep Babiloe. Ik vrees dat de heer Verstraete in zijn betoog een aantal zaken door elkaar haalde. Zo verwees hij onder meer naar het inloopteam Zita. Dit stond echter los van de projectoproep rond kinderarmoedebestrijding van de Vlaamse Gemeenschap. Het kadert daarentegen in het Brusselbeleid.
-7Met ingang van 1 januari 2014 kregen de subsidies voor “lokale kinderarmoedebestrijding” een decretale basis en kent de Vlaamse Gemeenschap een subsidie toe aan lokale besturen en de VGC. Weliswaar moet er steeds een Kinderarmoedebestrijdingsplan worden opgemaakt. In de schoot van de VGC werd een dergelijk plan opgemaakt en goedgekeurd. Dit plan dient om het ontwikkelen en invoeren van duurzame en proactieve strategieën en acties ter bestrijding van kinderarmoede te versterken. Het legt de focus op kinderen tot en met 3 jaar en, ruimer, hun gezin en gaat onder andere over de toegang tot betaalbare en kwaliteitsvolle diensten en het waarborgen van de rechten van kinderen en gezinnen. De VGC opteerde ervoor om met het Vlaamse budget van 220.500 euro geen nieuwe projectoproep te lanceren, maar wel projecten te ondersteunen die de beleidsprioriteiten van de VGC versterken en die nauw aansluiten bij de Vlaamse beleidskeuzes. Het kinderarmoedebestrijdingsplan dat wij in augustus 2014 hebben goedgekeurd, is momenteel in volle uitvoering. De 4 doelstellingen zullen bekend in de oren klinken, want ze kwamen ook aan bod tijdens de begrotingsbesprekingen. Doelstelling 1 is de uitbouw, coördinatie en procesbegeleiding van toegankelijke Nederlandstalige preventieve gezinsondersteuning in Brussel – de Huizen van het Kind dus. Doelstelling 2 wil via het Lokaal Loket de toegankelijkheid van de opvang voor baby’s en peuters verhogen. Met doelstelling 3 beogen we het verhogen van de kleuterparticipatie in het Nederlandstalig onderwijs. Dat komt voor een stuk tegemoet aan de vraag van mevrouw Grouwels, want kinderarmoedebestrijding moet inderdaad geïntegreerd gebeuren. Dan spreken we over onderwijs en kansen geven aan kinderen en ouders, zodat ze uit de negatieve spiraal geraken en de kinderen op regelmatige basis naar school gaan. Daarvoor werk ik uiteraard samen met het collegelid bevoegd voor Onderwijs. Doelstelling 4, ten slotte, is de versterking van het beleidsvoerendvermogen door middel van kennisopbouw en netwerking en samenwerking met ervaringsdeskundigen via het Team voor Advies en Ondersteuning Armoede, De Link. Het klopt dat we in het najaar zullen werken aan een nieuw Kinderarmoedebestrijdingsplan. Dat moet tegen 2016 ingediend zijn. Permanent overleg met de andere beleidsniveaus is inderdaad belangrijk. Dat is er ook. De permanente interkabinettenwerkgroep is samengesteld uit de leden van GGC, Gewest, Cocof en VGC. Mijn kabinet werd door het College van de VGC gemachtigd om de coördinatie van het armoedebleid voor de VGC op zich te nemen. In het najaar zal de permanente interkabinettenwerkgroep uitgebreid worden met vertegenwoordigers van de Franse en Vlaamse Gemeenschap. Dan zullen alle overheden die werken aan het armoedebeleid rond de tafel zitten. De vraag van mevrouw Zamouri over de vzw Vrienden van het Huizeke staat echter los van deze specifieke problematiek over kinderarmoedebestrijding. Die vzw krijgt een toelage van de Vlaamse Gemeenschap. Mevrouw Khadija Zamouri (Open VLD): Die betoelaging zou worden geschrapt.
-8-
Collegelid Bianca Debaets: Dat zou kunnen, maar daarvoor verwijs ik naar de Vlaamse Gemeenschap. De heer Arnaud Verstraete (Groen): Het klopt dat dit een beslissing is van de Vlaamse overheid. Ik heb vernomen dat dit door minister Gatz en niet door minister Homans werd beslist. Collegelid Bianca Debaets: De projectoproep rond kinderarmoede ging uit van de Vlaamse minister voor Armoedebestrijding, nu mevrouw Homans. De 2 andere projecten kaderen inderdaad binnen het Brusselbeleid. De heer Arnaud Verstraete (Groen): Het is dus de Vlaamse minister voor Brussel die belist heeft om dit niet langer te ondersteunen. Het is niet de eerste keer dat Vlaanderen een beslissing neemt die een grote impact heeft op Brussel. Dat gebeurde al bij VIPA. Het collegelid draagt geen rechtstreekse verantwoordelijkheid, maar we vragen haar wel om dit aan te kaarten en samen met haar Vlaamse collega’s naar oplossingen te zoeken. Ik heb van haar niet gehoord dat ze alternatieven heeft gezocht om de werkingssubsidies opnieuw op volle sterkte te brengen. Er gaat een halftijdse kracht verloren, waardoor een belangrijke eerstelijnswerking in Brussel dreigt te verzwakken. Ik wil het collegelid aanmoedigen om dit met haar collega’s te bespreken zodat we onze plannen kunnen uitvoeren. - Het incident is gesloten. De uitbouw van de Lokale Dienstencentra Mevrouw Elke Roex (sp.a): In 2010 werd er een spreidingsplan voor de lokale dienstencentra in het Brussels hoofdstedelijk gewest opgemaakt door BOD (Brussels Overleg Dienstencentra) in samenwerking met het Kenniscentrum Woonzorg. Het plan volgt de regionale indeling van de woonzorgzones van Brussel in 8 zones en 33 subzones. Het streefdoel was dan ook om in elke subzone een lokaal dienstencentrum in te planten. Maar zover zijn we nog niet. Op dit moment zijn er 19 lokale dienstencentra werkzaam in het gewest, al dan niet met een erkenning van het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid op zak. Een erkenning aanvragen is geen sinecure: eerst moet het lokaal dienstencentrum een vergunning aanvragen bij het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid, met daarbij toegevoegd een advies van de VGC. Deze voorafgaande vergunning geldt in principe voor 5 jaar en kan maximaal met 3 jaar verlengd worden. Indien zij voldoen aan alle voorwaarden kunnen lokale dienstencentra een aanvraag doen tot de eigenlijke erkenning bij het Agentschap. Een aantal dienstencentra zijn op dit moment in dit proces van erkenningsaanvragen verwikkeld. Er duiken nu een aantal problemen op. De programmatie opgemaakt in Brussel over de lokale dienstencentra in niet-prioritaire zones, zou verschillen van de programmatie opgemaakt door Vlaanderen. Met andere woorden: voor het lokaal dienstencentrum Lotus in Ukkel, bijvoorbeeld, zou er geen aanvraag tot voorafgaande vergunning mogelijk zijn tot in 2017. De Vlaamse programmatiecijfers kunnen eventueel worden aangepast. Daarnaast zou er ook sprake zijn van een Vlaamse erkenningsstop. Na de VIPA-stilstand en
-9bijhorende infrastructuurproblemen is dit opnieuw een zware dobber voor de opstartende dienstencentra. Welke lokale dienstencentra zijn erkend, welke functioneren met een voorafgaande vergunning en welke hebben een aanvraag tot erkenning ingediend maar nog niet gekregen? Is er zicht op nieuwe lokale dienstencentra die zullen opgestart worden en waar die zich zullen bevinden? Is er inderdaad een verschil tussen de programmatie van het Vlaams Agentschap en de programmatie van de VGC? Waarom? Welke dienstencentra vallen hierdoor uit de boot? Op welke manier wil het collegelid dit probleem oplossen? Wat met de dienstencentra die moeten wachten op een gewijzigde programmatie in 2017? Wordt het collegelid betrokken bij een eventuele wijziging van de programmatie door het Agentschap Zorg en Gezondheid? Welke afspraken werden hierover gemaakt met Vlaanderen? De heer René Coppens (Open Vld): Ik sluit mij graag aan bij de vragen over de erkenning van lokale dienstencentra, maar ik wil van de gelegenheid gebruikmaken om ook te peilen naar de laatste stand van zaken in het VIPA-dossier. De precaire budgettaire toestand en de gewijzigde houding van Europa tegenover alternatieve financiering brachten de Vlaamse overheid ertoe de financieringspolitiek van VIPA te herzien. Die herziening heeft echter de lopende bouw- en renovatieaanvragen van lokale dienstencentra in gevaar gebracht. Aan projecten die vóór 31 december 2014 ontvankelijk werden verklaard en zo in aanmerking kwamen voor subsidie, zou men volgens VIPA voorlopig tegemoetkomen via aangepaste financiële steun. We hebben het collegelid over de bevriezing van de VIPA-middelen reeds uitgebreid ondervraagd in de plenaire vergadering van 30 januari van dit jaar. Toen verklaarde ze dat de gesprekken met de Vlaamse Gemeenschap en met de minister van Welzijn in het bijzonder, volop aan de gang waren, maar nog geen concrete resultaten hadden opgeleverd. Heeft het collegelid ondertussen nog gesprekken gevoerd met het Vlaamse niveau en wat hebben die resultaten opgebracht ten voordele van de Brusselse lokale dienstencentra? We moeten immers voorkomen dat we ter plaatse blijven trappelen en dat de lokale dienstencentra in het ongewisse blijven. Tot welke oplossingen hebben de gesprekken tussen de VGC-administratie en de lokale dienstencentra al geleid? Welke rol is weggelegd voor de VGC om de lokale dienstencentra tijdelijk, tot 2017, te ondersteunen? Ziet u mogelijkheden om het beleid van de Vlaamse Gemeenschap en de VGC inzake welzijn, en meer in het bijzonder het VIPA-dossier, beter op elkaar af te stemmen? Mevrouw Brigitte Grouwels (CD&V): CD&V hecht heel veel belang aan de lokale dienstencentra. Ze spelen immers een essentiële rol in het Brussels hoofdstedelijk gewest. Ze staan open voor iedereen die behoefte heeft aan zaken als gezondheidsbijstand of contact. Vandaag maakt vooral de derde leeftijd gebruik van de centra omdat zij ook het vaakst met isolement wordt geconfronteerd.
- 10 Die lokale dienstencentra verrichten heel goed werk. Ik sluit me aan bij de vragen van de collega’s. Ook CD&V vindt dat die centra zo goed mogelijk moeten worden ondersteund en versterkt. Wij dromen er zelfs van dat er meer lokale dienstencentra zouden komen, uiteraard na evaluatie van de bestaande werking. Collegelid Bianca Debaets: In het Brussels hoofdstedelijk gewest zijn 14 van de 19 lokale dienstencentra door de Vlaamse Gemeenschap erkend. In de stad Brussel gaat het om Het Anker, Forum en Harmonie, in Sint-Jans-Molenbeek om De Welvaartkapoen en Randstad en in Anderlecht Cosmos en De Kaai. Voorts is er Aksent in Schaarbeek en Evere, Chambéry in Etterbeek, De Zeyp in Ganshoren, Ellips in Sint-Agatha-Berchem en de Parkresidentie in Jette. Het veertiende lokaal dienstencentrum werd pas zeer recent erkend: Zoniënzorg Zuid in Oudergem. Daarnaast zijn er 4 lokale dienstencentra die werken met een voorafgaande vergunning, namelijk ADO Icarus in Neder-over-Heembeek, Zoniënzorg Noord in Sint-Pieters-Woluwe, Miro in Vorst en Vives in Anderlecht. De aanvraag voor een definitieve erkenning van Vives wordt ingediend zodra het attest van de brandweer beschikbaar is. De vijfde voorafgaande vergunning werd toegekend aan de vzw Solidariteit voor het Gezin voor de oprichting van een lokaal dienstencentrum – dat in het grotere geheel van onder meer een woonzorgcentrum kadert - in de wijk Marius Renard in Anderlecht. Dit dienstencentrum is nog niet opgestart. Zij wachten op de bouwvergunning. Mevrouw Elke Roex (sp.a): Dat is niet in de wijk Marius Renard. Collegelid Bianca Debaets: Dan is het in een andere wijk in Anderlecht. Lokaal dienstencentrum Lotus in Ukkel heeft blijkbaar nog geen voorafgaande vergunning aangevraagd bij de Vlaamse Gemeenschap. Ik stel dat ook nu pas vast. De vzw heeft zich recent wel aangemeld bij het Vlaams Agentschap. Eind mei hebben zij contact opgenomen met het Agentschap om zich te informeren over hun aanvraag voor een voorafgaande vergunning. Er is een verschil tussen prioritaire en niet-prioritaire zones. Niet-prioritaire zones staan open voor dienstencentra. Die programmatie van 30% is reeds ingevuld. Dat programmatiecijfer ligt ook vast tot eind 2016. Dat wil zeggen dat pas ten vroegste in 2017 een nieuwe aanvraag voor een voorafgaande vergunning ingediend kan worden. Het lokaal dienstencentrum heeft dat recent ook gemeld aan de VGC. Onze administratie heeft daarop heel snel contact opgenomen met het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid om de situatie te bespreken, maar er is nog geen akkoord of oplossing. Mevrouw Elke Roex vroeg of er nieuwe lokale dienstencentra aan het opstarten zijn. Het College heeft in november 2014 een positief advies gegeven aan de vzw Solidariteit voor het Gezin voor de oprichting van het lokaal dienstencentrum in Anderlecht. Dat advies kadert in de opstartprocedure voor een vergunning. Er werden wel geen financiële engagementen aan verbonden. In het Bestuursakkoord ‘Goesting in Brussel’ werd al duidelijk gemaakt dat er in deze regeerperiode minder geïnvesteerd zal worden in capaciteitsuitbreiding, omdat daar al fors werd op ingezet door het vorige College. In deze regeerperiode zal er eerder gewerkt worden aan kwaliteitsversterking.
- 11 Er is geen verschil tussen de programmatie vanuit het Vlaams Agentschap en de Brusselse programmatie, want het Vlaams Agentschap baseert zich op bevolkingscijfers en prognoses en hanteert de 30%-norm. De indeling in de prioritaire – met 70% van de lokale dienstencentra - en niet-prioritaire zones – met 30% van de lokale dienstencentra – kwam tot stand door de inbreng van het Kenniscentrum. Het Kenniscentrum heeft samen met het Brussels Overleg Dienstencentra input aan het Vlaams Agentschap gegeven. Ze zitten op dezelfde lijn. Bij de voorbereiding van de nieuwe programmaties in de loop van 2016 zal er ook opnieuw worden samengewerkt met het Kenniscentrum. Wat de vragen van de heer René Coppens betreft, wil ik nog antwoorden dat er uiteraard gepraat wordt. Er is momenteel nog geen doorbraak. Naast de financiering van het personeel zet de VGC in op kwaliteitsversterking. Dat gaat onder meer over verfraaiingswerken. Lokale dienstencentra die hun toegankelijkheid willen verbeteren of hun gebouw willen opwaarderen, kunnen dat aanvragen. Samen met het Huis van het Nederlands werken we ook aan het taalbeleid en worden er taalprojecten aangeboden voor gebruikers en vrijwilligers. De VGC ondersteunt ook de vrijwilligerswerking, een heel belangrijke poot in de dienstencentra. - Het incident is gesloten.
ONTWERP VAN VERORDENING (R.v.O., art 43, 44 en 53) houdende vaststelling van de rekening van het dienstjaar 2013 – Stuk 7A (2014-2015) – Nrs. 1 en 2 Algemene bespreking De heer Stefan Cornelis, verslaggever (Open Vld): Dit is een verslag van een stukje geschiedenis dat ik nog samen met de collegevoorzitter heb geschreven. Ik ben zeer verheugd dat het begrotingsresultaat op de begrotingsrekening 2013 van de gewone dienst 3,79 miljoen euro bedraagt. Initieel werd het geraamd op 1,2 miljoen euro. Dit positief resultaat is de resultante van de ‘gecumuleerde’ resultaten van vorige dienstjaren en van het negatieve resultaat van het eigen dienstjaar. In de buitengewone dienst hebben we een begrotingsresultaat dat volledig in evenwicht is. Zowel de buitengewone ontvangsten als de buitengewone uitgaven bedroegen 61,55 miljoen euro. In zijn uiteenzetting heeft de collegevoorzitter de investeringskredieten in grote lijnen weergegeven. Hij lichte de investeringen toe in het patrimonium, de basisscholen, de onderwijs- en opleidingssector, de kinderdagverblijven en Initiatieven voor Buitenschoolse Opvang en in de welzijns- en gezondheidsinstellingen en de sport- en jeugdinfrastructuur. De uitstaande schuld bedraagt op 31 december 2013 28,10 miljoen euro. Dat is ongeveer hetzelfde als eind 2012. Ook werd er een stand van zaken gegeven over de overboeking naar en uit de reservefondsen. In het stuk werd een goed overzicht opgenomen van de evolutie van de fondsen.
- 12 -
Bij de bespreking werd opgemerkt dat het stuk op een interessante en pedagogische manier werd opgesteld. Jammer genoeg moesten we vaststellen dat we het stuk ongeveer 1,5 jaar na datum hebben ontvangen. De collegevoorzitter heeft uitgelegd dat dit grotendeels te wijten is aan de verkiezingen in 2014, waardoor er zowel bij de Vlaamse Regering als in de VGC meer tijd genomen werd. Na de belofte dat de rekening van 2014 er sneller zal komen, namelijk in het najaar van 2015 en die van 2015 er in 2016 zal zijn, werden de artikelen en het geheel van het ontwerp van verordening eenparig aangenomen. Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Ik dank de verslaggever en de diensten voor het uitstekende verslag. STEMMINGEN - De artikelen worden zonder opmerkingen aangenomen. - Het ontwerp van verordening houdende vaststelling van de rekening over het dienstjaar 2013 wordt eenparig aangenomen met 16 stemmen. - Hebben ja gestemd: Fouad Ahidar, Els Ampe, René Coppens, Stefan Cornelis, Bruno De Lille, Paul Delva, Liesbet Dhaene, Brigitte Grouwels, Annemie Maes, Elke Roex, Cieltje Van Achter, Jef Van Damme, Johan Van den Driessche, Arnaud Verstraete, Khadija Zamouri, Carla Dejonghe
MOTIE VAN OVEREENSTEMMING (R.v.O., art.55) STEMMING - De motie van overeenstemming betreffende de tabellen gevoegd bij het ontwerp van verordening houdende vaststelling van de rekening over het dienstjaar 2013 wordt eenparig aangenomen met 16 stemmen. - Hebben ja gestemd: Fouad Ahidar, Els Ampe, René Coppens, Stefan Cornelis, Bruno De Lille, Paul Delva, Liesbet Dhaene, Brigitte Grouwels, Annemie Maes, Elke Roex, Cieltje Van Achter, Jef Van Damme, Johan Van den Driessche, Arnaud Verstraete, Khadija Zamouri, Carla Dejonghe
Wijziging van artikel 17 van Bijlage III, Reglement van de Sociale Dienst van het Personeelsstatuut van de Permanente Diensten van de Raad STEMMINGEN - Het artikel wordt zonder opmerkingen aangenomen. - Het gewijzigde Personeelsstatuut van de Permanente Diensten van de Raad wordt eenparig aangenomen.
- 13 -
- Hebben ja gestemd: Fouad Ahidar, Els Ampe, René Coppens, Stefan Cornelis, Bruno De Lille, Paul Delva, Liesbet Dhaene, Brigitte Grouwels, Annemie Maes, Elke Roex, Cieltje Van Achter, Jef Van Damme, Johan Van den Driessche, Arnaud Verstraete, Khadija Zamouri, Carla Dejonghe VRAGEN OM UITLEG (R.v.O., art.60) van de heer Bruno De Lille aan de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Begroting, Onderwijs, Vorming en Studentenzaken, betreffende de gevolgen van het Mdecreet voor het Nederlandstalig onderwijs in Brussel De heer Bruno De Lille (Groen): Het schooljaar is net voorbij en de grote vakantie is aangebroken. Binnen een paar maanden start er weer een nieuw schooljaar. Elk schooljaar brengt nieuwigheden met zich mee. Dit kan leiden tot de nodige stress omwille van het onbekende en van de nieuwe beslissingen voor de leerlingen, de leerkrachten, de omkadering, de directie en de ouders. Maar dit jaar zijn er niet enkel de gewone nieuwigheden en de gebruikelijke spanning daarrond, maar ook een aantal onzekerheden, onder andere ten gevolge van het ingaan van het M-decreet. In een interpellatie daarover antwoordde de collegevoorzitter enkele maanden geleden dat de VGC aan de Brusselse netten had gevraagd om de krachten te bundelen en het aanbod af te stemmen teneinde de impact van het M-decreet voor Brussel te meten. Groen is voorstander van meer inclusie. Al meerdere jaren worden we door de Verenigde Naties erop gewezen dat we hieraan meer moeten werken. In die context is het Maatregelendecreet of M-decreet ingevoerd. Vanaf 1 september 2015 is het verlenen van redelijke aanpassingen een recht voor elk kind. Daarvoor moest in een zo degelijk mogelijke omkadering voorzien worden. Er werd in betrokken decreet een aantal maatregelen vastgelegd, maar de concrete uitrol is onvoldoende voorbereid zodat er veel onzekerheid is. Men vraagt zich luidop af of het voorbereidende werk, de vastgelegde ondersteuningen en de getroffen maatregelen wel toereikend zijn. De Brusselse context is dan ook vrij specifiek. Dat werd nog maar eens bevestigd door de Onderwijsspiegel 2015 die hier onlangs werd toegelicht. Daaruit blijkt dat onze scholen het wel redelijk goed doen, maar dat ze ook grotere noden kennen dan de gemiddelde Vlaamse school. Er is in Brussel een aanzienlijke groep kwetsbare leerlingen die om extra omkadering vraagt zodat taal- en leerproblemen vroegtijdig kunnen opgespoord en aangepakt worden. Met het M-decreet wordt er geschoven met middelen. Hoewel men het niet wil zien als een besparingsmaatregel, toch krijgen wij de indruk dat er toch minder middelen zullen zijn. Vraag is dus hoe men de kwaliteit van de huidige en toekomstige ondersteuning kan blijven garanderen. Daarbij komt nog dat de huidige capaciteit niet toereikend is. Er zijn meer scholen en dus ook meer middelen nodig, maar Brussel kampt nu al met een lerarentekort. Soms moeten schooldirecties wekenlang naar een leraar zoeken. Ook de zorgleerkrachten moeten af en toe worden ingezet, zodat de extra begeleiding wegvalt. Uit de Onderwijsspiegel blijkt ook dat leraren in Brussel soms te weinig de specifieke context kennen. Hoe wordt hiermee rekening gehouden in de ‘menselijke verschuivingen’ die het Mdecreet met zich meebrengt? Vlaams minister Crevits liet op 3 juni 2015 in het Vlaams Parlement weten dat er een akkoord was bereikt over hoe de uren en de middelen ingezet zullen worden. Heeft de collegevoorzitter al meer informatie over de impact hiervan voor Brussel?
- 14 -
Ik heb ook een aantal vragen over de middelen voor het Geïntegreerd Onderwijs of GONmiddelen. Deze middelen zorgen vanuit het buitengewoon onderwijs voor extra ondersteuning in het gewoon onderwijs voor kinderen met bepaalde specifieke onderwijsbehoeften omdat ze leer- of opvoedingsproblemen hebben. Er blijken minder goedgekeurde aanvragen te zijn. Heeft dit te maken met besparingen? Er wordt ook gevreesd dat de CLB’s tijd nodig hebben om zich de nieuwe werkmethode eigen te maken. Dit heeft natuurlijk wel rechtstreekse gevolgen voor de kinderen en voor de leerkrachten. Op hoeveel leerlingen in Brussel heeft het M-decreet betrekking? Hoeveel personeel wordt er voor de ondersteuning overgeheveld? Wat zijn de financiële gevolgen? In welke middelen - financiële, materiële en qua personeel – wordt voorzien om het invoeren van het M-decreet zo vlot mogelijk te laten verlopen? Welke waarborgregeling is er? De scholen willen wat dit betreft niet de indruk hebben in een avontuur terecht te komen. Welke waarborgen zijn er inzake het behoud van de GON-uren? Hoe verloopt de samenwerking met de netwerken, de CLB’s, de scholen en de Vlaamse Regering? Wat onderneemt de VGC om op 1 september 2015 de inpassing van het M-decreet in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel zo vlot mogelijk te laten verlopen? Collegevoorzitter Guy Vanhengel: De gevolgen van het decreet betreffende maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften, dat is de volledige titel van het decreet van maart 2014, zijn op dit moment nog niet helemaal duidelijk voor het buitengewoon onderwijs in Vlaanderen en Brussel. Het gaat hier immers om een geleidelijk proces met veel bijsturingen. De verschillende scholen en onderwijsnetten trachten op dit ogenblik de impact van het Mdecreet in te schatten. Wellicht zijn er voor volgend schooljaar al aanpassingen van de reaffectaties nodig, maar de commissies die hierover beslissen, buigen zich hier pas eind augustus over. De Vlaamse Gemeenschap maakte ondertussen bekend dat er een bevriezing komt van het aantal toegekende GON-uren (Geïntegreerd Onderwijs, waarbij kinderen met beperkingen in het normale onderwijs worden ingeschakeld mits begeleiding van GON-leerkrachten), zodat de mate van ondersteuning behouden blijft in het schooljaar 2015-2016. Dit omwille van signalen over een vermindering van het aantal aanmeldingen van nieuwe GON-leerlingen, al dan niet veroorzaakt door de nieuwe ambtelijke procedure. Ook werd de zogenaamde 'waarborgregeling' voor het buitengewoon basisonderwijs, een 'prewaarborgregeling', waardoor lesuren blijven toegekend worden aan het buitengewoon onderwijs voor het schooljaar 2015-2016. Op termijn zal er wel degelijk een geleidelijke en gedeeltelijke verschuiving van middelen naar het gewoon onderwijs gebeuren. Wat betreft het nieuw in te richten basisaanbod zijn de scholen volop bezig om een aangepast onderwijs op poten te zetten. Zoals verwacht, is deze instroom immers zeer divers met veel specifieke onderwijsbehoeften en heeft men te maken met 'multi-problematieken' (combinaties van stoornissen, gedrags- en opvoedingsproblemen). Meestal hebben kinderen niet één probleem, maar komen er meerdere voor.
- 15 -
Wat betreft het nieuwe Type 9-autismespectrumstoornis (ASS) zonder verstandelijke beperking-, zijn de scholen ook bezig om aangepast onderwijs op poten te zetten. Kasterlinden kent hier voor volgend schooljaar alvast een stijging van het aantal inschrijvingen. Het feit dat de school de voorbije jaren veel expertise opbouwde binnen haar aanbod Type 7-ASS, zal hier niet vreemd aan zijn. De scholen, CLB's en de pedagogische begeleidingsdiensten in Brussel hebben, weliswaar netgebonden, hun structureel overleg opgevoerd om een 'zorgcontinum' toe te passen. Men moet hier al Latijn kennen om te kunnen volgen. Het CLB van de VGC zal hier alvast haar rol spelen. Voor de eigen onderwijsinstellingen, Kasterlinden en Zaveldal, is de impact van het M-decreet tot nu toe beperkt, gezien de historisch zeer specifieke hulp- of ondersteuningsbehoevende populatie, waardoor een instroom in het gewoon onderwijs beperkt is. Slechts een beperkt aantal VTE's, een fractie van de totale inzet, zullen moeten worden gereaffecteerd omwille van een daling van de instroom van het Type 3, de emotionele- of gedragsstoornissen, zonder verstandelijke beperking. Ik ben wel bezorgd over de gelijke behandeling van kinderen die nood hebben aan Type 3. Gezien de soms hoge kosten die een juiste diagnose en doorverwijzing door kinderpsychiaters en neuropsychiaters met zich meebrengen, vrees ik dat gelijke kansen hier in de verdrukking kunnen komen. Collegevoorzitter Guy Vanhengel: We zullen dan ook onderzoeken hoe we met onze eigen onderwijsinstellingen de drempels van de diagnosticering kunnen wegwerken. Het M-decreet is een vast agendapunt binnen de vergadering van de scholengemeenschappen. Scholen, CLB's en de pedagogische begeleiding voeren hierover structureel overleg in functie van een beter zicht op de impact van het decreet en het uitwerken van begeleidende maatregelen. We volgen het op de voet. Via onze eigen onderwijsinstellingen die betrokken zijn, hebben we empirische ervaring met de effecten van het decreet. Maar we zullen toch nog wel een volledig schooljaar moeten doorlopen alvorens we een goed zicht krijgen op de gevolgen en op waar er nieuwe noden opduiken of waar er bijsturing nodig is. De heer Bruno De Lille (Groen): We zijn zeer blij dat de VGC het opvolgt, de verantwoordelijkheid ligt ook niet volledig bij u, maar ik durf toch de manier waarop het gebeurt enigszins te betreuren. We zijn voor inclusie, en niet tegen verandering, maar we werken hier wel met heel kwetsbare jongeren en kinderen. We moeten vermijden dat we al die scholen en kinderen in een avontuur storten, en dat is hier toch wel een beetje het geval. Men is zeer laat met heel veel beslissingen en met het verschaffen van duidelijkheid aan de scholen en de ouders. De onrust is er, en als ik u hoor, gaat men onderweg moeten bijsturen en experimenteren. De middelen voor het buitengewoon onderwijs worden geblokkeerd zodat de werking niet in gevaar komt, wat ik volledig begrijp. Maar als je dan een heleboel leerlingen naar het gewoon onderwijs ziet komen, dan betekent dat dus dat die geen extra middelen gaan krijgen. Eerlijk gezegd zijn die leerkrachten daar vandaag niet klaar voor. Als zij leerlingen in hun klas krijgen met speciale noden, dan gaan ze moeten improviseren, en dat is geen goede zaak. We betreuren dit ten zeerste, en ik hoop dat u dat ook aan de minister van Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap laat weten.
- 16 Collegevoorzitter Guy Vanhengel: We hebben vandaag het genoegen om in ons midden een lid van het Vlaams Parlement te hebben, ik neem aan dat hij de boodschap meeneemt. De heer Bruno De Lille (Groen): Ik hoop dat hij de boodschap rechtstreeks kan overbrengen, dit is natuurlijk ook niet de eerste discussie die we hierover voeren. Ik vind dat men hier te snel is gegaan en dat men zich in een avontuur heeft gestort dat te vermijden was geweest als men langer op voorhand begonnen was met de voorbereiding ervan, en had men langer op voorhand de spelregels voor iedereen duidelijk gemaakt. -
Het incident is gesloten.
Vraag om uitleg van de heer Jef Van Damme aan de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Begroting, Onderwijs, Vorming en Studentenzaken, betreffende Brede Schoolprojecten in Brussel De heer Jef Van Damme (sp.a): Op het moment dat ik deze vraag om uitleg over de Brede Scholen indiende was er nog geen witte rook, maar ik heb begrepen dat die op komst zou zijn. (Glimlachjes) Brede School Brussel bestaat al enkele jaren op embryonaal niveau. Sinds 2012 heeft de werking echter een hoge vlucht genomen, na een serieus duwtje in de rug vanuit de Vlaamse Gemeenschap en door een vruchtbare financiële samenwerking tussen de Vlaamse Gemeenschap en de VGC. Scholen, organisaties en gemeenten dienden in 2012 voor het eerst een subsidiedossier in. Er werd een oproep gedaan die tot heel wat reacties leidde en heel wat goede projecten tot gevolg had. Sinsdien werden die middelen elk jaar opnieuw verlengd. Na het zomerreces loopt een nieuwe periode af. Het is hoog tijd om duidelijkheid te scheppen over de Brede Scholen in Brussel. De Brede School in Sint-Jans-Molenbeek – BroM - was trouwens een van de eerste projecten die gelanceerd werden. De vorm die deze Brede Scholen aannemen in de gemeenten, is erg verschillend. Een en ander is afhankelijk van de inplanting van de Brede Schoolcoördinator, het aantal partners en de medewerking van de gemeente. Er zijn Brede Scholen die bestaan uit een samenwerking tussen 5 tot 10 scholen, met heel wat partners errond. Er zijn er echter ook die slechts op 1 school steunen. Vooral over die tweede soort heb ik toch een aantal vragen, omdat ik me soms afvraag of we dan nog van een Brede School mogen spreken. Een Brede School dient in principe om externe partners in de school op te nemen, maar ook om de school buiten de muren te brengen en om de leeromgeving voor kinderen te doen groeien. De vraag is terecht of dit ook mogelijk is indien men slechts binnen 1 schoolmuur actief is. Mijn vragen betreffen allereerst de structurele toekomst van de Brede Scholen in Brussel. Zullen we die blijven subsidiëren? Zo ja, in welk kader en volgens welke criteria? Daarnaast heb ik ook vragen over de analyse van de werking van de Brede Scholen. Ik heb de collegevoorzitter daarover ook al een schriftelijke vraag gesteld. De analyse van de werking van de Brede Scholen is namelijk erg belangrijk. Ik zou graag de verslagen over de werking van alle Brede Scholen ontvangen. Mogelijk moeten we een aantal daarvan eens kritisch tegen het licht houden en eerlijk toegeven dat er enkele aanpassingen nodig zijn.
- 17 Ik ben bijzonder nieuwsgierig naar de plannen van het College, vooral deze op korte termijn. De klok tikt immers. Op 1 september 2015 moeten de coördinatoren weten waaraan ze toe zijn. Formeel moeten de coördinatoren nu al in een periode van vooropzeg zitten, aangezien er geen subsidiëring meer vastligt. Ik verneem dat dit door de Brede Scholen op een erg uiteenlopende manier wordt aangepakt. Er zijn dan ook diverse statuten waarin de coördinatoren werken. Kan de collegevoorzitter dit nader toelichten? De heer Paul Delva (CD&V): De heer Jef Van Damme snijdt een interessant thema aan. Brede Scholen zijn netwerken waar heel wat jongeren, maar ook anderen, in een winwinsituatie belanden. Ook banden tussen de school en haar omgeving is belangrijk. Het is een prachtige illustratie van een tendens die al een tijd bezig is. Waar er vroeger scholen waren voor de gemeenschap, worden ze meer en meer deel van de gemeenschap. Ik denk dat dit een positieve evolutie is. De Brede School is een mooie illustratie van de inbedding van het onderwijs in het breder maatschappelijke weefsel. Ik wens in te gaan op enkele elementen uit de vragen van de heer Jef Van Damme. Een vraag die ik af en toe krijg van Brede Schoolmedewerkers gaat over meer stabiliteit en het toekennen van een meerjarenfinanciering. Indien ik het goed heb, worden Brede Scholen vandaag jaar op jaar gefinancierd. Ik hoor meer en meer vragen van goed functionerende Brede Scholen om een ruimere tijdshorizon te krijgen. Men kan de projecten dan op langere termijn uitbouwen. Ik denk dat dat een logische vraag is en vraag me af of de VGC de mogelijkheid heeft om erop in te gaan. De heer Jef Van Damme stelde een vraag over de criteria voor het erkennen en financieren van een Brede School. Ik weet niet of we ons wel op kwantitatieve criteria moeten richten. Naar mijn mening is het aantal scholen dat nauw samenwerkt met partners geen goed criterium. Het enige wat voor een Brede School belangrijk is, betreft de manier waarop die in de omgeving is ingebed. Daarbij worden best zoveel mogelijk partners betrokken uit bijvoorbeeld de culturele of sportieve sector. Dat kan bij aanvang over 2, 3 of 5 scholen gaan, maar mogelijk ook over 1 grote school die bijzonder hard werkt aan de inbedding in de omgeving. Ik ben er niet van overtuigd dat we louter met kwantitatieve criteria moeten werken. Soms is het moeilijker om te werken met kwalitatieve criteria, want daarbij worden enkel feiten en evoluties geïnterpreteerd. Toch denk ik dat we die richting uit moeten voor het evalueren van Brede Scholen. Ik deel de mening van de heer Van Damme niet dat het aantal scholen een juist criterium is voor het toekennen van subsidies. De heer Bruno De Lille (Groen): Ik denk dat het een goede zaak is dat we af en toe over de Brede School discussiëren. Onlangs vond daarover een zeer interessante studiedag plaats die door de VGC werd georganiseerd. Een van de zaken die daar aan bod kwamen, was de grote verscheidenheid tussen de Brede Scholen. Men zoekt nog een beetje zijn weg. Er is nog geen eenduidige definitie van een Brede School. Indien we de verschillende Brede Scholen met elkaar vergelijken, zien we een andere aanpak en dynamiek per school. Er is waarschijnlijk niet 1 model dat goed is voor iedereen, maar ik denk dat het wel goed zou zijn om stilaan te evolueren naar een model dat toch gemakkelijker toepasbaar is op meerdere scholen en waarbij men gemakkelijker de kwaliteit kan controleren. Doordat die verscheidenheid er is, wordt het ook moeilijker om de resultaten te beoordelen. Hoe willen we toetsen of het subsidiegeld goed wordt besteed? In die zin wil ik de vraag van de heer Jef Van Damme mee onderschrijven. Een garantie geven over subsidiëring over meerdere jaren zou een goede zaak zijn. Het is inderdaad zo dat de
- 18 scholen soms in de problemen komen doordat men steeds op korte termijn werkt. Externe partners willen vaak ook weten hoe lang een bepaald traject zal duren. Men wil weten of de samenwerking tijdelijk of op lange termijn zal zijn. Scholen kunnen langdurige samenwerking vandaag niet altijd garanderen. Volgens mij is het beter indien ze dat wel zouden kunnen. Ik denk ook dat we eigenlijk moeten evolueren naar het principe dat elke school een Brede School moet zijn. Het is een systeem dat goed werkt, dat goed is voor de wijken rond de school en voor de kinderen binnen de scholen. Zij krijgen een bredere kijk op de wijk. Vooral voor lagere scholen die het merendeel van de Brede Scholen uitmaken, is het belangrijk dat kinderen de wijk waarin ze wonen beter leren kennen. Men mag niet vergeten dat kinderen vandaag niet veel meer buiten komen of niet meer op straat mogen spelen. Ik hoop dus dat we evolueren naar een systeem waarbij alle scholen Brede School worden. Ik zou de collegevoorzitter willen uitnodigen om subsidiedossiers voor verbouwingswerken aan scholen in dat kader aan te wenden. Zo kunnen we een engagement van de school vragen indien ze door de VGC wordt gesteund. Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Sinds 2012 kunnen Brede Scholen in Brussel rekenen op inhoudelijke en financiële ondersteuning vanuit de VGC en vanuit de Vlaamse Gemeenschap. Voor het schooljaar 2012-2013 werd er gewerkt met een gesloten oproep. Het was de eerste keer, dus werd er een enveloppe gemaakt met het bedrag dat ter beschikking stond van de Brede Scholen. De details daarvan kent iedereen, want die kan men terugvinden in het antwoord op een eerdere vraag van de heer Jef Van Damme. De 22 Brede Scholen die destijds weerhouden werden, ontvingen ook voor de 2 daaropvolgende schooljaren, 2013-2014 en 2014-2015, subsidies. Bij een eerste uitbreidingsronde in 2013 werd het totaal aantal Brede Scholen uitgebreid naar 28. In een 1e fase werd ingezet op een bestendiging van de middelen vanuit de Vlaamse Gemeenschap en de VGC. Het globale budget van de Brede Scholen wordt bijgevolg op peil gehouden. Ook in 2015-2016 zullen de erkende Brede Scholen kunnen rekenen op een subsidie. De principiële goedkeuring van de subsidies aan de Brede Schoolprojecten voor het schooljaar 2015-2016 staat geagendeerd op de Collegeagenda van 16 juli 2015. De VGC heeft in samenwerking met de Vlaamse Gemeenschap een nieuw subsidiekader uitgewerkt. De goedkeuring ervan staat eveneens geagendeerd op de vergadering van 16 juli 2015. Over de inhoudelijke, technische en financiële krijtlijnen van het nieuwe subsidiekader kan er dan ook pas gecommuniceerd worden na de goedkeuring door het College. Ik kan wel al meegeven dat dit nieuwe subsidiekader 2 doelstellingen nastreeft. Ten eerste willen we een lang termijnperspectief bieden over de financiering. Nu we zien dat dit werkt en dat we zeker zijn dat we Brede Scholen willen, is perspectief op langere termijn nodig. Ik ben het trouwens eens met de heer Bruno De Lille dat iedere school een Brede School mag worden. Ten tweede willen we verduidelijken hoe de ondersteuning gebeurt vanuit het Onderwijscentrum Brussel (OCB). We kunnen dit nu ook doen omdat we weten hoe dit het beste werkt. De heer Jef Van Damme stelde ook de vraag naar een nieuw actieplan voor volgend schooljaar. Actieplannen worden per Brede School opgemaakt. Er is met andere woorden geen overkoepelend actieplan voor de Brede Scholen in Brussel. Elke Brede School legt haar prioriteiten vast op maat van de eigen werking. We willen dit niet te veel uniformiseren, want de situatie is in elke wijk anders. Inspelen op het wijkgebonden karakter moet nu net de kracht zijn van de Brede School. Het gaat in hoofdzaak over het verbreden en versterken van de leer-
- 19 en leefomgeving van kinderen en jongeren, met in het bijzonder aandacht voor volgende thema's: talentontwikkeling en plezier, gezondheid, veiligheid, maatschappelijke participatie en voorbereiding op de toekomst. Bij de uitbouw van de Brede Scholen in Brussel werd geopteerd om te werken met lokale coördinatoren die ingebed zijn bij de lokale organisaties, zoals scholen of gemeenten. Aan die lokale organisaties worden subsidies toegekend voor loon- en werkingskosten. Zoals bij alle subsidies van de VGC waarin loonkosten zijn vervat, bepaalt de werkgever de arbeidsvoorwaarden van zijn werknemers. Uniformiseren is hier voorlopig niet aan de orde. Dat zou enkel kunnen wanneer alle lokale coördinatoren onder 1 werkgever vallen. Ik denk niet dat dit wenselijk zou zijn, want de werkgevers moeten een sterke band hebben met de actoren ter plaatse. De VGC heeft, zoals de heer Jef Van Damme aangaf, inderdaad een functieprofiel opgemaakt voor de lokale coördinator. We hebben dit gedaan om de Brede Scholen te helpen. Zij gebruiken dit bij de aanwerving van een lokale coördinator. Dit betreft uiteraard geen arbeidsvoorwaarden, maar wel een algemene beschrijving van het takenpakket van de lokale coördinator en de competenties waaraan deze persoon moet voldoen om de functie goed te kunnen vervullen. Meer concrete informatie aangaande de toekomstige financieringsmodaliteiten van de Brede Scholen wordt gegeven in het vernieuwd subsidiekader, dat nog moet worden goedgekeurd door het College. Voor volgend schooljaar is er geen probleem, want de financiering is verzekerd. Bij aanvang van het nieuwe zittingsjaar kunnen we van gedachten wisselen over dat nieuwe subsidiekader. Tot slot heb ik nog een kleine beschouwing. Ik ben een absoluut voorstander van de Brede Schoolwerking. Het zijn de scholen die van oudsher de kern vormen van de gemeenschapsopbouw van een samenleving. Ze zorgen ervoor dat de lokale samenleving een vorm van samenhang vertoont. Dat is altijd al zo geweest. Bij ons is dat aspect wat verloren gegaan omdat de schoolbevolking achteruit liep. In het verleden zijn verschillende scholen bij gebrek aan leerlingen gesloten. Als Vlaamse gemeenschap in Brussel hebben we dat opgevangen door gemeenschapscentra te bouwen voor een wat ouder publiek, voor volwassenen, precies omdat er geen scholen meer waren om dat op te vangen. Ik denk aan verenigingen, zoals de KWB, de Chiro, het Willemsfonds, of de vrijzinnige feesten bij het officieel onderwijs. Dikwijls waren die verenigingen van ver of van dichtbij aan scholen verbonden. De gemeenschap van Brusselaars die het Nederlands machtig zijn, is veel groter dan we vermoeden. We moeten hen opnieuw vanuit de kern van de scholen samenbrengen. Dat kan nu weer omdat de scholen weer barstensvol zitten. Als we een bijdrage willen leveren aan een harmonieus samenleven van Nederlandstaligen en anderen in die stad, moeten we opnieuw vanuit de scholen een sociale samenhang en een gemeenschapsgevoel creëren. Dat is zo broodnodig om op een fijne manier in een kosmopolitische stad als Brussel te kunnen leven. De heer Jef Van Damme (sp.a): Dat is een duidelijk en goed antwoord voor de Brede Scholen en een geruststellend antwoord voor al wie in Brussel de Brede School een warm hart toedraagt en hoopt op haar voortbestaan.
- 20 Op een aspect waaraan ik belang hecht, hebt u echter niet geantwoord, met name de evaluaties. Het is vrij belangrijk dat de evaluatie van een Brede School grondig gebeurt en publiek wordt gemaakt. We kunnen niet de methode van de goede heelmeester ter hand nemen en stellen dat deze of gene Brede School niet wordt voortgezet zoals ze is. Er zijn 28 Brede Scholen. Ik ben ervan overtuigd dat het overgrote deel goed werkt, maar ik durf mijn hand er niet voor in het vuur steken dat ze allemaal goed werken. Misschien zitten er wel een of twee scholen tussen die niet zo goed werken en dan moeten we de moed durven tonen om dat te zeggen en ze een halt toeroepen. Als u nu zegt dat u die scholen structureel de komende 4 of 5 jaar wil ondersteunen, tot 2019, is de feitelijke situatie dat die scholen worden gesubsidieerd. Ik weet niet of dat een goed idee is voor alle Brede Scholen. Ik zou de evaluaties graag kennen en publiek zien gemaakt worden. Ik wil ook graag uw mening kennen over het feit of alle Brede Scholen aan de criteria voldoen die we vooropstellen. Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Ik begrijp uw bekommernis over het publiek maken van evaluaties. U hebt mij allicht ook gehoord toen ik het over de inspectieverslagen had. Evaluaties worden geschreven in functie van specifieke doelstellingen. De doelstelling is het verbeteren van de kwaliteit die in de Brede School wordt aangeboden. In functie daarvan worden de evaluaties opgemaakt. Mijn ervaring is dat als men deze verslagen ‘as such’ publiek maakt, ze in functie van andere doelstellingen worden gebruikt. En dat is natuurlijk niet de bedoeling van een evaluatie. Het prachtige boek ‘De Onderwijsspiegel’ is al ietwat een vertaling voor het brede publiek van de inspectieverslagen. Toch heb ik vastgesteld dat ook dat boek aanleiding geeft tot een gebruik, politiek en anderszins, waar het niet voor is bedoeld. Vandaar mijn grote terughoudendheid om dit soort van documenten in het publiek te grabbel te gooien. Wat wel mogelijk moet zijn, is een debat in functie van de doelstellingen waarvoor het is geschreven. De evaluatieverslagen zomaar publiceren is geen goed idee, dan moeten ze anders worden geschreven. Een brochure opstellen voor een breed publiek gebeurt ook op een andere manier dan een brochure opstellen voor een gespecialiseerde kenner van de zaak. Als liberaal ben ik natuurlijk voorstander van een zo groot mogelijke openheid, maar als communicatiedeskundige weet ik dat de communicatie moet worden aangepast aan de doelstellingen ervan. Dat is de moeilijkheid waar we hier mee te maken hebben. Ik wil erover nadenken. Goede suggesties zijn welkom. Maar evaluatieverslagen zomaar in het publiek gooien vind ik geen goed idee. De heer Jef Van Damme (sp.a): Ik heb wel sympathie voor dit standpunt, maar ik ben enigszins verwonderd dat dit uit de mond van een liberaal komt die de leuze “Transparantie kweekt excellentie” getrouw is. Maar ondanks mijn sympathie voor dit standpunt denk ik toch dat er een minimum aan transparantie nodig is. Ik stel als compromis voor dat de collegevoorzitter bij wijze van eerste stap de evaluatieverslagen aan de parlementsleden bezorgt. Dat wil nog niet zeggen dat ze op de website gezet moeten worden. De collegevoorzitter mag ze ons zelfs in gedrukte vorm bezorgen.
- 21 Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Dat betekent dan wel dat ik ervan moet uitgaan dat de parlementsleden voldoende kennis van zaken en ervaring bezitten op dit vlak. De heer Jef Van Damme (sp.a): Daarvan ga ik uit. De voorzitter: De raadsleden zullen wel nog goed moeten oefenen om de aangepaste spreektijden te respecteren. Dat zal zeker nog de nodige discipline vergen. (Glimlachjes) -
Het incident is gesloten.
SAMENGEVOEGDE VRAGEN OM UITLEG (R.V.O., art. 60, 6b) Vraag om uitleg van de heer Bruno De Lille aan de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Begroting, Onderwijs, Vorming en Studentenzaken, betreffende de hervorming van de VGC-speelpleinen Vraag om uitleg van mevrouw Cieltje Van Achter aan de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Begroting, Onderwijs, Vorming en Studentenzaken, over de huidige stand van zaken i.v.m. de speelpleinwerking
De heer Bruno De Lille (Groen): De zomervakantie is begonnen en dus zijn ook de speelpleinen weer gestart. Voor de eerste keer worden ze niet meer georganiseerd door onafhankelijke groepen gemotiveerde vrijwilligers, maar door de scholen zelf. Vrijwilligers die als animator een speelplein willen begeleiden, moeten zich aanmelden bij de VGC die hen vervolgens een plek toewijst op een school. De communicatie daarover is niet altijd even vlot verlopen. Zo waren er vrijwilligers die 2 weken voor de start van de vakantie nog altijd niet wisten op welke school ze aan de slag konden, laat staan dat men hen had verteld hoe de speelpleinwerking praktisch zou worden georganiseerd. Dat is toch aan de late kant. Een bijkomend probleem voor de monitoren was dat ze geen contact hadden met de school of de hoofdmonitor van het speelplein, maar enkel met de VGC. De VGC heeft een pool van animatoren samengesteld en heeft daartoe gesprekken met kandidaten gevoerd, maar het is de organiserende school die uiteindelijk de teams samenstelt. Dat zorgde voor verwarring en onzekerheid bij de animatoren die enkel de VGC hadden ontmoet. Welke deadline werd er gehanteerd voor het aanmelden als animator en voor de gesprekken van de VGC met de animator? Wanneer kwam er de definitieve bevestiging van de speelpleinlocatie waar de animator aan de slag kon? Waarom wordt de samenstelling van de monitorenpool en van de speelpleinteams niet door dezelfde instanties uitgevoerd? Mevrouw Cieltje Van Achter (N-VA): De zomervakantie is begonnen en de eerste week van de speelpleinen ligt al bijna achter de rug. Ik wou mijn 2 kinderen hiervoor nog inschrijven maar ik was duidelijk al te laat. Voor heel wat vakantieactiviteiten is dat trouwens het geval. Men moet blijkbaar overal heel vroeg bij zijn om een plaatsje te kunnen bemachtigen. Uiteraard moeten we wachten tot na de zomer om een grondige discussie te kunnen starten over de evaluatie van de speelpleinwerking. Toch heb ik vandaag een aantal vragen.
- 22 Met de vernieuwde speelpleinwerking zou worden ingezet op, onder meer, taalstimulering. De VGC wil voorkomen dat de Brusselse kinderen tijdens de lange zomermaanden alles wat ze op school hebben geleerd, zouden vergeten. Naast spelen wordt er dus ook ingezet op de ontwikkeling van de kinderen. Welke activiteiten zijn er ontwikkeld om deze objectieven te halen? Wie is hiervoor verantwoordelijk: het OCB of de scholen, al dan niet met medewerking van het jeugdwerk? Na de heel lastige communicatie met de jeugdwerksector, vraag ik me af hoe vandaag de samenwerking tussen het OCB en het jeugdwerk verloopt. Hoe is de samenwerking met de animatoren? Hoe worden deze nieuwe activiteiten aan de animatoren meegedeeld? Teams bestaan uit leerkrachten en animatoren. Hoe is de samenstelling ervan verlopen? Waren er wel genoeg animatoren en leerkrachten te vinden? Hoe werden de teams per speelplein samengesteld? Is alles verlopen zoals gepland? Wat is het exacte aandeel van respectievelijk de animatoren, de hoofdanimatoren, de leerkrachten en de rest van het personeel? Van de beschikbare plaatsen werd 80% gereserveerd voor de leerlingen van de organiserende school. Is dat getal in de praktijk gerespecteerd? Hoe gaat het College de evaluatie van de hernieuwde speelpleinwerking aanpakken? Wie zal daarbij betrokken worden? De heer Jef Van Damme (sp.a): Dat is een belangrijk debat gelet op de vorm die de speelpleinwerking aanneemt en gelet op het feit dat er 160 plaatsen zijn bijgekomen. Het is al een hele tijd geleden dat we konden zeggen dat er nieuwe plaatsen op de speelpleinen bij zijn gecreëerd. Ik heb gehoord dat niet alle plaatsen bezet zijn. Dat is een relevant aspect, vooral als mevrouw Van Achter zegt dat ze achter het net heeft gevist. Het gaat niet alleen om de inschrijvingen, maar ook om de effectieve aanwezigheden. Ik heb vernomen dat sommige speelpleinen voldoende inschrijvingen hadden of zelfs helemaal vol zaten, maar dat veel mensen niet zijn komen opdagen op het moment dat de speelpleinwerking begon. Mijn partij heeft het altijd belangrijk gevonden dat het pedagogische aspect, hoe belangrijk ook, nooit dominant mag worden binnen de speelpleinwerking. Op speelpleinen moeten kinderen zich immers vooral kunnen amuseren. Nederlands leren op de speelpleinen is natuurlijk belangrijk maar dit mag nooit het hoofddoel zijn. Speelpleinen moeten jongeren de kans geven om zich te ontwikkelen. Hoeveel plaatsen zijn er op de speelpleinen ingenomen? Hoe verloopt de samenwerking tussen leerkrachten en vrijwilligers? Wat is de rol van de VDS (Vlaamse Dienst Speelpleinwerk) in de vernieuwde speelpleinwerking? De heer Paul Delva (CD&V): Het dossier van de speelpleinwerking is in deze Raad al meermaals behandeld. Het is natuurlijk een belangrijke zaak voor heel veel gezinnen. Een element dat in dit dossier wat ondergesneeuwd is geraakt, is de toename van het aantal plaatsen met 160 eenheden. Dat mag toch even benadrukt worden. Ook het feit dat de scholen voortaan nauw bij de speelpleinwerking worden betrokken – een belangrijk nieuw element! - vinden wij een heel goede zaak.
- 23 -
Hoe zal het OCB concreet worden betrokken bij de speelpleinwerking? Hoe verloopt de inschrijving van kinderen die zich in een kansarmoedesituatie bevinden? Als ik het goed heb, moeten hun ouders zich eerst melden bij de balie van de VGC, daar uitleggen wat hun situatie is zodat ze bijzondere voorwaarden kunnen genieten bij de inschrijving. Dat is toch wat eigenaardig! Met dit element moet al zeker rekening worden gehouden bij de evaluatie. Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Met 18 locaties in 11 Brusselse gemeenten is de vernieuwde speelpleinwerking duidelijk gegroeid ten opzichte van vorige jaren, toen er slechts op 10 locaties activiteiten werden aangeboden. We hebben duidelijk de weg ingezet naar een toenemend aanbod. De paradox van een groeiende leerlingenpopulatie tegenover een dalend aanbod in de speelpleinwerking wordt op die manier opgeheven. De totale capaciteit bedraagt nu 6.758 plaatsen. Dit vertaalt zich in een gemiddeld aanbod van 750 plaatsen per week, met pieken tot meer dan 1.000 plaatsen. Aanbod en vraag variëren van week tot week. Bij de start van de speelpleinen op 1 juli 2015 was 91,27% van de plaatsen ingevuld. Dat betekent dat we nog ongeveer 9% capaciteit over hadden. Omdat het merendeel van de beschikbare plaatsen zich vooral situeert in augustus, werd beslist de inschrijvingsperiode open te houden zodat ouders maximaal de kans krijgen om hun kinderen alsnog in te schrijven. Dat betekent dat de inschrijvingsperiode gedurende de hele speelpleinperiode doorloopt, meer bepaald tot 21 augustus 2015. De heer Delva stelt zich vragen bij het feit dat kansarme ouders hun kinderen moeten inschrijven aan de VGC-balie. Voor alle duidelijkheid, ook die ouders moeten zich online inschrijven. Dat kan aan de VGC-balie, maar dat kan ook in een school of een bibliotheek. Als een ouder de directeur van een school uitlegt dat hij niet over een computer beschikt, zal die ongetwijfeld verder geholpen worden. De samenwerking tussen de VGC en de Nederlandstalige Brusselse scholen is een basisprincipe voor de vernieuwde speelpleinwerking. De scholen zijn initiatiefnemers en organisatoren van de lokale speelpleinwerking. De VGC zorgt voor inhoudelijke en organisatorische ondersteuning van de scholen. De scholen stellen zelf hun speelpleinteams samen. De VGC ondersteunt de scholen door een pool van kandidaat-hoofdanimatoren en -animatoren ter beschikking te stellen van de scholen. In deze kwestie verzet ik me met overtuiging tegen het gebruik van het woord ‘vrijwilliger’. Voor onze speelpleinwerking werken we immers met hoofdanimatoren en animatoren die we vergoeden voor de geleverde prestaties. Na de voorbije paasvakantie konden kandidaat-hoofdanimatoren en -animatoren zich aanmelden, hetzij rechtstreeks bij de organiserende scholen, hetzij via de website www.speelpleinen.vgc.be. Als het we concept ’Brede School’ genegen zijn moeten we aanvaarden dat de lokale entiteiten zelf een rol spelen in de aanwerving van de animatoren. Dat is net de essentie van het ver-
- 24 haal, want dat werkt gemeenschapsvormend. En wie die weg niet vindt, kan zich nog altijd richten tot de VGC, het moederhuis als ik dat zo mag zeggen. (Glimlachjes) Alle kandidaten die zich bij de VGC aanmeldden en aan de voorwaarden voldeden, werden zo snel mogelijk uitgenodigd voor een gesprek. De positief beoordeelde kandidaten werden dan in de VGC-pool opgenomen. Ze werden daarvan zo snel mogelijk per e-mail op de hoogte gebracht. Ook de kandidaten die op basis van het gesprek niet in aanmerking kwamen, werden gewaarschuwd. Op vraag van de scholen werden positief beoordeelde kandidaathoofdanimatoren en kandidaat-animatoren van de VGC-pool door de VGC naar de scholen doorverwezen. Ze werden vervolgens opgenomen in het speelpleinteam van betrokken school. Alle kandidaten werden tijdens het selectiegesprek volledig op de hoogte gebracht van de procedure. Op 18 juni 2015 werden de inschrijvingen voor de hoofdanimatoren en animatoren via de VGC-website stopgezet omdat er op dat ogenblik voldoende kandidaten in de VGC-pool waren opgenomen. Het moge duidelijk zijn: er waren meer dan voldoende kandidaten, een stuk meer dan vroeger zelfs. De speelpleinteams zijn als volgt samengesteld: 2 hoofdanimatoren van wie er minimaal 1 leerkracht is op de school; voor speelpleinen met een capaciteit gelijk aan of hoger dan 80, werd in een derde hoofdanimator voorzien; 1 animator per begonnen schijf van 8 kinderen; iedere groep kinderen heeft minstens 2 animatoren van wie minimaal 1 animator ouder is dan 18 jaar en in bezit is van de nodige kwalificaties. Voor inclusiewerking op de speelpleinen werd in extra animatorenwerking voorzien. Dat geldt voornamelijk voor Kasterlinden. Het aantal ingezette hoofdanimatoren en animatoren varieert op basis van de grootte van de groep en van het aantal speelpleinen dat tijdens een bepaalde week actief is. Ter illustratie: tijdens week 1 - van 1 tot 3 juli – waren er 7 speelpleinen actief en heeft de VGC 80 contracten gesloten, waarvan 64 met animatoren en 16 met hoofdanimatoren. Tijdens week 2 - van 6 tot 10 juli - werden er meer contracten gesloten omdat er ook meer speelpleinen actief zijn: 121 contractanten, 97 met animatoren en 24 met hoofdanimatoren, verspreid over 10 speelpleinen. We zijn dus nog net geen 2 weken bezig. Voor een evaluatie is het bijgevolg veel te vroeg. Over heel de duur van de zomer zullen in totaal 1.050 animatoren ingeschakeld worden. Gemiddeld betekent dat 117 hoofdanimatoren en animatoren aan de slag per week. Enkele speelpleinen hebben bij de samenstelling van hun teams een beroep gedaan op hoofdanimatoren en animatoren van eerdere speelpleinteams, zoals bijvoorbeeld de speelpleinen De Goudenregen, De Astridvijver, Domino. Harry Potter en Hielplein. Daarnaast hebben er zich hoofdanimatoren en animatoren van eerdere speelpleinteams via de VGC-website aangemeld. Ze werden net als alle andere kandidaat-hoofdanimatoren en kandidaat-animatoren uitgenodigd voor een gesprek en bij een positieve beoordeling opgenomen in de VGC-pool en aan de scholen doorgespeeld. Het speelpleinteam is verantwoordelijk voor de inhoudelijke en praktische uitwerking van het speelplein en staat in voor de ontwikkeling van de activiteiten. De inhoudelijke ondersteuning van het OCB respecteert de eindverantwoordelijkheid van het lokale speelplein. De ondersteuning van het OCB is veelzijdig en situeert zich zowel voor, tijdens als na de speelpleinen. Sinds mei 2015 is het OCB actief betrokken bij het voorbereiden van de speelpleinen. Via intakegesprekken en werksessies werd er per speelplein bepaald wat de noden aan ondersteuning zijn. Sinds de start van de zomer is het OCB intensief aanwezig op alle speelpleinen. Het
- 25 biedt een brede waaier van heel diverse ondersteuningsactiviteiten aan, zoals een feedbackgesprek, het samen nabespreken van activiteiten, videocoaching en intervisie. Het OCB heeft ook specifiek voor animatoren en hoofdanimatoren diverse vormingen ontwikkeld. Deze hebben betrekking op herstelgericht werken, omgaan met meertalige groepen, talentontdekking en -stimulering en andere uitgangspunten van de speelpleinen. De hervorming van de speelpleinwerking zorgde voor ongerustheid bij de betrokkenen uit het jeugdwerk. Ondertussen zijn deze vragen beantwoord en komen voorzichtig de eerste positieve reacties los vanuit die hoek. Ik denk niet dat we nog een positieve reactie moeten verwachten van VDS, maar zij hebben zich eerder gedragen als een actiecomité dan als een dienst die ten behoeve van het algemeen belang werkt. Complimenten over onder meer het vormingsaanbod, de positieve samenwerking met de school en de aandacht voor de meertalige context hebben ons al bereikt. Dat is eens iets anders dan klachten! Zoals reeds gesteld maken verschillende jongeren deel uit van de speelpleinteams. Zij nemen samen met de school een organiserende rol op. Met het oog op een optimale werking van volgende speelpleinedities zal de VGC na de zomervakantie het nieuwe concept en de realisatie ervan grondig evalueren. De organiserende scholen en hun speelpleinteams zullen hierbij betrokken worden. Het OCB zal uitgaande van het kwaliteitscharter een algemene stand van zaken opmaken van de kwaliteit van de speelpleinen. Deze evaluatie is het resultaat van systematische opvolging van de indicatoren van het charter binnen observaties, intervisies en ingrepen op het speelplein. Het OCB organiseert per speelplein ook een inhoudelijke eindevaluatie met behulp van een instrument voor zelfevaluatie. Alle betrokkenen van het speelplein kunnen deelnemen aan die evaluatie en de resultaten dienen voor de interne werking van het speelplein. Daarnaast brengt de bovenlokale evaluatie de inhoudelijke ondersteuning van het OCB zelf in kaart. Zo zal moeten blijken in welke doelstellingen er in meerdere mate werd geïnvesteerd en in welke minder en waar de grootste vraag van de speelpleinen lag. Naast het inhoudelijke luik zal de VGC eveneens bekijken in welke mate de organisatie kan geoptimaliseerd worden. Ook in functie van de vele bijkomende vragen van de regio’s zal nagegaan worden of uitbreiding mogelijk is. Ik ben er evenwel van overtuigd dat uitbreiding zal plaatsvinden. Scholen die, vanwege minder leuke ervaringen uit het verleden, nu nog aarzelden zullen hopelijk, na deze vragenronde, wel met ons in zee willen gaan. De heer Bruno De Lille (Groen): Ik blijf het inhoudelijk oneens met de collegevoorzitter. Als ik, zoals vorige week in de krant De Standaard, een aantal inhoudelijke artikelen lees over de vrees dat de vakantiewerking steeds meer de schoolse toer opgaat, merk ik dat ik niet alleen ben met mijn angst. Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Het waren weer dezelfden die onrust stookten. De heer Bruno De Lille (Groen): Het waren niet dezelfden. Ik ben ongelukkig dat collegevoorzitter Vanhengel naar de VDS blijft natrappen. Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Ik trap niet na. Ik stel enkel vast.
- 26 De heer Bruno De Lille (Groen): Binnen de commissie werd er door verschillende partijen gevraagd om in te zetten op verzoening en om de plooien glad te strijken. Dat moet van beide kanten komen. Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Die goede wil is er wel degelijk geweest. Samen met mijn administratie heb ik veel tijd en energie besteed om tot een vergelijk te komen. Ik zeg u echter dat de VDS – overigens een vzw - zich in deze heeft opgesteld als een actiecomité dat tegen het beleid wenste te ageren. De heer Bruno De Lille (Groen): Ik wens hier het proces van de VDS niet te maken. Ik deel de mening van collegevoorzitter Vanhengel daarover niet. Ik blijf pleiten voor een verzoening. Beide partijen moeten leren om elkaar niet meer te verwijten. Vervolgens moeten ze stappen zetten om de verzoening daadwerkelijk rond te krijgen. Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Misschien kan de heer De Lille eens een hoorzitting organiseren met de mensen van VDS. Op die manier kan hij ze zelf eens aan de tand voelen. Hij gelooft blijkbaar niet wat ik hem vertel. De heer Bruno De Lille (Groen): Ik denk niet dat ik aanleiding gegeven heb om dit soort reacties te krijgen. Over het inhoudelijke ga ik nu niets zeggen. Ik geef de collegevoorzitter gewoon 2 maanden de tijd. Na de vakantie zullen we dan nagaan hoe alles verlopen is en kunnen we de discussie aangaan. Ik wil 1 opmerking formuleren. Als de collegevoorzitter stelt dat het aanbod in verband met de speelpleinwerking in het verleden daalde, heeft hij het bij het rechte eind. Het totale aanbod op het vlak van vakantieaanbod daalde echter niet. Af en toe mag dat ook wel eens worden vermeld. Na de vakantie zouden we graag eens zien hoe het totale plaatje eruit ziet in verband met het andere vakantieaanbod. Op welke wijze werd dat verder ontwikkeld? Ook op het vlak van de rol van de vrijwilliger onderschrijf ik de mening van collegevoorzitter Vanhengel niet. Het is belangrijk dat we vrijwilligers inzetten. We moeten jongeren de kans geven om verantwoordelijkheid te leren nemen. Zelf ben ik als vrijwilliger op de speelpleinen in de werking betrokken geraakt. Dat vrijwilligerswerk werd niet veel geremunereerd. Men leert er echter wel heel veel zaken door bij. Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Een overheid werkt niet met vrijwilligers. Een overheid is een overheid. De heer Bruno De Lille (Groen): Ik kijk op welke wijze de Vlaamse gemeentebesturen werken rond de speelpleinwerking en het aanbod tot speelpleinwerking. Als de collegevoorzitter dat ook zou doen, zal hij vaststellen dat er op dat vlak heel veel met vrijwilligers wordt gewerkt. Werken met vrijwilligers kan ook heel vlot verlopen. We gaan dus wachten tot na de vakantie, tot het ogenblik dat collegevoorzitter Vanhengel een echte evaluatie heeft kunnen maken. Taboes kennen we niet. We zijn dus niet per se tegen iets gekant. Niettemin koesteren we wel een aantal bekommernissen.
- 27 De collegevoorzitter spreekt over 1.000 animatoren. Ik veronderstel dat dit gaat over 1.000 animatoren gedurende 8 weken. Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Het gaat hier inderdaad om 1.000 weekcontracten. Mevrouw Cieltje Vanachter (N-VA): Ik dank de collegevoorzitter voor zijn uitgebreide antwoord. In een eerste fase is een evaluatie inderdaad heel belangrijk. Het gaat hier om een nieuw concept. Het is nieuw voor de scholen. De rol van de animatoren is nieuw. De leerkrachten bekleden een nieuwe rol en het is geen voortzetting van de school. Dat laatste mag het ook niet zijn. Het is immers vakantie en het gaat om speelpleinwerking. Er moet dus een goed evenwicht gevonden worden. De evaluatie zal cruciaal belang zijn om na te gaan wat de geboekte resultaten zijn. Ik roep dan ook op om de evaluatie zo ruim mogelijk te organiseren en er iedereen bij te betrekken. De input moet van overal komen zodat we een gedegen evaluatie krijgen. Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Ik onderschrijf dat ten volle. We kunnen de ouders daarbij betrekken. Mevrouw Cieltje Vanachter (N-VA): Collegevoorzitter Vanhengel is niet ingegaan op mijn opmerking over die 80% van de beschikbare plaatsen. Die plaatsen zijn gereserveerd voor de leerlingen van de organiserende school. Dat aspect moet heel goed onder de loep worden genomen. Het gaat hier immers over een heel hoog percentage. Brussel kan het zich niet permitteren om een onderscheid te maken tussen kinderen die geluk hebben en kinderen die dat niet hebben. Men kan al niet kiezen naar welke school men zijn kinderen stuurt. Dat hangt immers vaak af van de plek van waar men woont. Dat is ook belangrijk voor kansarme kinderen. Men kan weliswaar de directeur aanspreken, maar niettemin moet men dat goed in de gaten blijven houden. -
De incidenten zijn gesloten.
DANKWOORD De voorzitter: Beste collega’s, beste collegevoorzitter en beste personeel van de Raad, we hebben vandaag een bijzondere zitting. Dit was natuurlijk de laatste plenaire zitting van het parlementaire jaar. Het was echter ook de laatste plenaire zitting voor de griffier, Daniël Buyle. Het leek me dan ook gepast om ook tijdens de zitting even stil te staan bij zijn afscheid. Op die manier wordt dat trouwens ook verankerd in het verslag en zodoende in de geschiedenis van deze assemblee. Zoals u weet - al weet hij dat zelf nog niet helemaal -, staat er na de zitting nog het een en ander op het programma. Nu was het echter de laatste keer dat hij de honneurs waarnam als griffier.
- 28 Vijftien jaar lang heeft hij de Raad van de VGC helpen groeien en heeft hij zich ingezet om hem een plaats te geven binnen het Belgische institutionele kader. Het is waarschijnlijk onmogelijk voor hem om voor de vuist weg op te sommen hoeveel beleidsbrieven hij heeft zien passeren, hoeveel keer hij getuige was van interpellaties of mondelinge vragen en hoeveel tussenkomsten hij gehoord heeft. Het waren er echter onnoemelijk veel. Op die manier was hij een zeer bevoorrechte getuige van een boeiend stuk geschiedenis van de Nederlandstaligen in Brussel. Namens alle raadsleden, het College, de ploeg van de verslaggeving en het personeel wil ik Daniël Buyle graag bedanken voor zijn jarenlange inzet en zijn passie voor de Raad. Wij wensen hem een welverdiend pensioen en uiteraard eerst en vooral een aangename zomer toe. Daniel, namens alle raadsleden hebben we alvast wat lekkere Brusselse specialiteiten voor jou. Je weet dat de rest straks zal volgen. (Applaus)
-
De vergadering wordt om 11.15 uur gesloten. De Raad gaat tot nadere bijeenroeping uiteen.
- 29 BIJLAGEN
Ingekomen stukken Verslagen – Indiening De volgende verslagen zijn ingediend: -
Verslag uitgebracht namens de Commissie voor Cultuur, Jeugd en Sport van 23 juni 2015 – Stuk 584 (2014 - 2015) – Nr. 1
-
Verslag uitgebracht namens de Commissie voor Onderwijs en Vorming van 24 juni 2015 – Stuk 585 (2014 - 2015) – Nr. 1
-
Verslag uitgebracht namens de Commissie voor Onderwijs en Vorming van 1 juli 2015 – Stuk 586 (2014 - 2015) – Nr. 1
-
Verslag uitgebracht door de heer Stefan Cornelis namens de Commissie voor Algemene Zaken, Financiën, Begroting en Media van 8 juli 2015, betreffende de rekening voor het dienstjaar 2013 – Stuk 7A (2014-2015) – Nr. 2
Schriftelijke vragen – Indiening Er werden schriftelijke vragen ingediend door de heer Jef Van Damme en mevrouw Khadija Zamouri.
- 30 Mededelingen van het secretariaat
Commissievergaderingen Commissie voor Cultuur, Jeugd en Sport van dinsdag 23 juni 2015 1.
Vragen om uitleg (R.v.O.,art.60) Vraag om uitleg van mevrouw Annemie Maes aan de heer Pascal Smet, collegelid bevoegd voor Cultuur, Jeugd, Sport en Stedelijk beleid, betreffende de ondersteuning van lokale jeugdparticipatie Vraag om uitleg van mevrouw Brigitte Grouwels aan de heer Pascal Smet, collegelid bevoegd voor Cultuur, Jeugd, Sport en Stedelijk beleid, met betrekking tot de erkenning van sociaal-culturele verenigingen in Brussel Vraag om uitleg van mevrouw Annemie Maes aan de heer Pascal Smet, collegelid bevoegd voor Cultuur, Jeugd, Sport en Stedelijk beleid, over de vermindering van de subsidies aan de AB Vraag om uitleg van mevrouw Annemie Maes aan de heer Pascal Smet, collegelid bevoegd voor Cultuur, Jeugd, Sport en Stedelijk beleid, betreffende het VGC-traject (Pro)sportclubs 2020
Hebben aan de werkzaamheden deelgenomen: Vaste leden: de heer Jef Van Damme, voorzitter, de heer René Coppens, de heer Stefan Cornelis, mevrouw Annemie Maes, mevrouw Cieltje Van Achter Ander lid: mevrouw Brigitte Grouwels
Commissie voor Onderwijs en Vorming van woensdag 24 juni 2015 1.
Regeling van de werkzaamheden
2.
Vragen (R.v.O., art.59) Vraag van de heer Jef Van Damme aan de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Begroting, Onderwijs, Vorming en Studentenzaken, betreffende de ‘study spaces’ Vraag van de heer Jef Van Damme aan de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Begroting, Onderwijs, Vorming en Studentenzaken, betreffende het personeel van het Onderwijscentrum Brussel
Hebben aan de werkzaamheden deelgenomen: Vaste leden: de heer Bruno De Lille, voorzitter, mevrouw Liesbet Dhaene, mevrouw Khadija Zamouri Plaatsvervanger: de heer Jef Van Damme Ander lid: mevrouw Carla Dejonghe
- 31 Commissie voor Onderwijs en Vorming van woensdag 1 juli 2015 1.
Vragen om uitleg (R.v.O., art.60) Vraag om uitleg van de heer Paul Delva aan de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Begroting, Onderwijs, Vorming en Studentenzaken, over de proeftuinen overgang lager en secundair onderwijs Vraag om uitleg van de heer Paul Delva aan de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Begroting, Onderwijs, Vorming en Studentenzaken, over de initiatieven met betrekking tot het studentenbeleid in Brussel
Hebben aan de werkzaamheden deelgenomen: Vaste leden: de heer Bruno De Lille, voorzitter, de heer Paul Delva, mevrouw Liesbet Dhaene
Commissie voor het Reglement van dinsdag 7 juli 2015 1.
Voorstellen tot wijziging van het Reglement van Orde van de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie
Hebben aan de werkzaamheden deelgenomen: Vaste leden: mevrouw Carla Dejonghe, voorzitter, de heer René Coppens, de heer Paul Delva, mevrouw Annemie Maes, mevrouw Elke Roex, mevrouw Cieltje Van Achter, de heer Johan Van den Driessche, de heer Arnaud Verstraete, mevrouw Khadija Zamouri
Commissie voor Algemene Zaken, Financiën, Begroting en Media van woensdag 8 juli 2015 1.
Ontwerp van verordening (R.v.O., art. 43 en 44) Ontwerp van verordening houdende vaststelling van de rekening over het dienstjaar 2013 – Stuk 7A (2014-2015) – Nr.1
Hebben aan de werkzaamheden deelgenomen: Vaste leden: mevrouw Carla Dejonghe, voorzitter, de heer Stefan Cornelis, mevrouw Annemie Maes, mevrouw Elke Roex, de heer Johan Van den Driessche Ander lid: de heer Paul Delva
Commissie voor Onderwijs en Vorming van woensdag 8 juli 2015 1.
Vragen om uitleg (R.v.O., art. 60) Vraag om uitleg van de heer Bruno De Lille aan de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Begroting, Onderwijs, Vorming en Studentenzaken, over het negatief advies van de gemeente Sint-Agatha-Berchem voor de containers Vraag om uitleg van de heer Paul Delva aan de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Begroting, Onderwijs, Vorming en Studentenzaken, over het organiseren van tweetalige naschoolse opvang
- 32 -
Vraag om uitleg van de heer Jef Van Damme aan de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Begroting, Onderwijs, Vorming en Studentenzaken, betreffende subsidies educatieve activiteiten aan gemeentelijke scholen
Hebben aan de werkzaamheden deelgenomen: Vaste leden: de heer Bruno De Lille, voorzitter, de heer Paul Delva, mevrouw Liesbet Dhaene Plaatsvervanger: de heer Jef Van Damme
- 33 TREFWOORDENREGISTER
Brede Schoolprojecten in Brussel, blz. 16 Dankwoord, blz. 27 Gevolgen M-decreet voor het Nederlandstalig onderwijs in Brussel, blz. 13 Middelen voor kinderarmoede, blz. 3 Motie van overeenstemming Stemming, blz. 12 Ontwerp van verordening - Rekening 2013 Bespreking, blz. 11 Stemming, blz. 12 Samengevoegde vragen om uitleg Zie - VGC-speelpleinen Uitbouw van de Lokale Dienstencentra, blz. 8 VGC-speelpleinen, blz. 21 Vragen om uitleg Zie - Brede Schoolprojecten in Brussel - Gevolgen M-decreet voor het Nederlandstalig onderwijs in Brussel - Middelen voor kinderarmoede - Uitbouw van de Lokale Dienstencentra Wijziging Personeelsstatuut Stemming, blz. 12