VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD ZITTING 2010-2011
Nr. 1
INTEGRAAL VERSLAG Vergadering van vrijdag 22 oktober 2010 Ochtendvergadering
INHOUD BERICHT VAN VERHINDERING........................................................................................
3
OPENING VAN DE GEWONE ZITTING 2010-2011.............................................................
3
BENOEMING VAN HET BUREAU (R.v.O., art. 3 en 4)........................................................
3
TOESPRAAK VAN DE VOORZITTER..................................................................................
4
MEDEDELINGEN..................................................................................................................
5
BELEIDSVERKLARING 2010-2011.......................................................................................
6
Beleidsverklaring 2010-2011 van het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie Stuk 4 (2010-2011) – Nr. 1.........................................................................................................
6
Bespreking.................................................................................................................................
6
Sprekers: de heren Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter, Fouad Ahidar, mevrouw Els Ampe, de heer Dominiek Lootens-Stael, mevrouw Brigitte De Pauw, de heer Paul De Ridder, mevrouwen Elke Van den Brandt, Bianca Debaets, Annemie Maes, de heer Walter Vandenbossche, mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid, en de heer Bruno De Lille, collegelid.
2
Plenaire vergadering Nr. 1 (2010-2011) – 22 oktober 2010
Stemming............................................................................................................
41
IN MEMORIAM ROBERT GARCIA..............................................................
42
BIJLAGE...........................................................................................................
43
TREFWOORDENREGISTER.........................................................................
44
Plenaire vergadering Nr. 1 (2010-2011) – 22 oktober 2010
3
OCHTENDVERGADERING - De vergadering wordt om 9.06 uur geopend. Voorzitter: de heer René Coppens, oudste lid in jaren (De twee jongste leden in jaren, mevrouwen Elke Van den Brandt en Els Ampe, vormen samen met de heer René Coppens, het voorlopig Bureau) BERICHT VAN VERHINDERING De voorzitter.- Mevrouw Sophie Brouhon is verhinderd voor deze vergadering wegens verblijf in het buitenland. OPENING VAN DE GEWONE ZITTING 2010-2011 De Voorzitter.- De Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie komt heden van rechtswege bijeen op grond van artikel 71 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen. Ik verklaar de gewone zitting 2010-2011 geopend. BENOEMING VAN HET BUREAU (R.v.O., art. 3 en 4) De voorzitter.- Aan de orde is de benoeming van het Bureau. Het uittredende Bureau was als volgt samengesteld: Voorzitter: mevrouw Carla Dejonghe Ondervoorzitter: mevrouw Annemie Maes Secretarissen: de heer Jef Van Damme, mevrouw Greet Van Linter, mevrouw Bianca Debaets, de heer René Coppens, mevrouw Sophie Brouhon Ingevolge de wijziging in de samenstelling van de politieke fracties, meer in het bijzonder van het Vlaams Belang en op grond van de beslissing van het Uitgebreid Bureau van 20 mei 2010 worden de 7 te begeven mandaten in het Bureau van de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie als volgt verdeeld : 1ste mandaat : Open Vld 2de mandaat : sp.a 3de mandaat : CD&V 4de mandaat : Open Vld 5de mandaat : Groen! 6de mandaat : sp.a 7de mandaat : CD&V Het Bureau bestaat, conform artikel 3 van het Reglement van Orde van de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie uit een voorzitter, een ondervoorzitter en 5 secretarissen. Bij brief van 15 oktober 2010 draagt mevrouw Elke Van den Brandt, voorzitter van de Groen!-fractie, mevrouw Annemie Maes voor als ondervoorzitter van de Raad.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
4
Plenaire vergadering Nr. 1 (2010-2011) – 22 oktober 2010
Bij brief van 19 oktober 2010 draagt mevrouw Brigitte De Pauw, voorzitter van de CD&V-fractie, mevrouw Bianca Debaets voor als secretaris. De CD&V-fractie wenst het tweede mandaat vandaag niet op te nemen. Bij brief van 19 oktober 2010 draagt de heer Fouad Ahidar, voorzitter van de sp.a-fractie, mevrouw Sophie Brouhon en de heer Jef Van Damme voor als secretarissen. Bij brief van 19 oktober 2010 draagt mevrouw Els Ampe, voorzitter van de Open Vld-fractie, mevrouw Carla Dejonghe voor als voorzitter van de Raad en de heer René Coppens als secretaris. Vraagt iemand het woord over de benoeming van het Bureau ? Aangezien het aantal voorgedragen kandidaten en de niet-invulling van één mandaat toegewezen aan de CD&V, overeenkomt met het totaal aantal toe te wijzen mandaten verklaar ik het Bureau als volgt samengesteld : Voorzitter : mevrouw Carla Dejonghe Ondervoorzitter : mevrouw Annemie Maes Secretarissen : mevrouw Sophie Brouhon, mevrouw Bianca Debaets, de heer René Coppens, de heer Jef Van Damme, N.N. Ik dank de twee jongste leden voor hun efficiënte hulp. (Vrolijkheid) Ik nodig de voorzitter uit om hier plaats te nemen. (Applaus) Voorzitter: mevrouw Carla Dejonghe TOESPRAAK VAN DE VOORZITTER Mevrouw Carla Dejonghe, voorzitter.- Dames en heren, beste collega’s, ik wens jullie natuurlijk allereerst te bedanken voor het hernieuwde vertrouwen dat jullie in mij hebben gesteld om deze Raad voor te zitten. Ik wens ook de collega-bureauleden te bedanken voor het vele en constructieve werk - en dat mag ook eens vermeld worden - dat we het afgelopen jaar hebben geleverd. Maar eveneens de diensten, die zoals steeds professioneel en correct werk afleveren. Ik hoop in dezelfde sfeer verder te kunnen werken in het komende politieke jaar. Eveneens een woord van dank voor het personeel. Niet enkel de griffier en de dienst wetgeving, die uitstekend werk verrichten, maar alle diensten. Iedereen draagt zijn steentje ertoe bij om alles in goede banen te leiden. We bevinden ons als Nederlandstalige Brusselaars momenteel in het oog van de politieke storm. Het is nog onduidelijk wat de gevolgen van de staatshervorming zullen zijn voor de positie van de Nederlandstalige Brusselaars. Ik ben er evenwel van overtuigd dat elke partij, zowel in de meerderheid als in de oppositie, binnen zijn of haar partij de belangen van de Nederlandstalige Brusselaar ter harte zal nemen.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 1 (2010-2011) – 22 oktober 2010
5
Hoewel het federale politieke landschap momenteel in rep en roer staat, mag dit ons er niet van weerhouden om ons werk te doen en zelfs nog een tandje bij te steken. Gezien de recente Brusselse armoedecijfers is het van primordiaal belang dat de Vlaamse Gemeenschapscommissie verder investeert in Brussel, en meer nog; haar inspanningen versterkt. Dit is de verantwoordelijkheid die ieder van ons draagt ten opzichte van dit gewest en zijn inwoners. Met een lichte bijsturing van de werking van de Raad zullen wij ook beter in kunnen spelen op de noden van de Brusselaars. De plenaire zittingen zullen in de toekomst meer thematisch ingevuld worden, uiteraard afgezien dan van de actualiteitsdebatten. Mondelinge vragen en interpellaties zullen meer behandeld worden in commissievergaderingen. Op deze manier kan er ook dieper ingegaan worden op bepaalde zaken. De Raad zal dit jaar zijn bestaande educatieve activiteiten nog verder opvoeren. Deze kennen dan ook een groeiend succes. Dankzij onze uitstekende samenwerking met de Brusselse scholen slagen wij er steeds beter in om jongeren vertrouwd te maken met de werking van de politiek en van de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Daarnaast zal het Huis van de Raad een open huis blijven met ruimte voor tentoonstellingen, lezingen en andere socio-culturele activiteiten. Beste collega’s, ik heb het goede voorbeeld gegeven, ik ben kort geweest… Ik wens jullie een boeiend en collegiaal werkjaar ! MEDEDELINGEN De voorzitter.- Bij brief van 16 juli 2010 werd meegedeeld dat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tijdens de plenaire vergadering van 16 juli 2010 overgegaan is tot de installatie van de heer René Coppens en mevrouw Brigitte De Pauw, respectievelijk ter vervanging van de heer Guy Vanhengel die zich in een situatie van onverenigbaarheid bevindt, en de heer Steven Vanackere, ontslagnemend. De voorzitter van het Parlement de la Communauté Française deelt bij brief mee dat de vergadering zich ter zitting van 23 september 2010 heeft geconstitueerd. De voorzitter van het Vlaams Parlement deelt bij brief mee dat het Vlaams Parlement zich ter vergadering van 29 september 2010 heeft geconstitueerd. De voorzitter van de Senaat deelt bij brief mee dat de Senaat zich ter vergadering van 12 oktober 2010 heeft geconstitueerd. De voorzitter van de Kamer van Volksvertegenwoordigers deelt bij brief mee dat de Kamer van Volksvertegenwoordigers ter vergadering van 12 oktober 2010 voor wettig en voltallig is verklaard. Bij Collegebesluit nr. 20102011-0114 van 21 oktober 2010 sluit het College de zitting 20092010 van de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
6
Plenaire vergadering Nr. 1 (2010-2011) – 22 oktober 2010 BELEIDSVERKLARING 2010-2011
Beleidsverklaring 2010-2011 van het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie Stuk 4 (2010-2011) – Nr. 1 Bespreking De heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter.- In eerste instantie wens ik mevrouw Carla Dejonghe te feliciteren met haar verkiezing tot voorzitter van de Raad. Met haar toespraak gaf ze alvast het goede voorbeeld. Ze beperkte zich immers tot de essentie. Uiteraard kan niet al het gepresteerde in één zin worden samengevat. Daarom werd een tekst opgesteld van ongeveer 13 bladzijden. Ik heb me echter voorgenomen om me aan de hoofdlijnen van deze tekst te houden. Ik ga ervan uit dat de meeste leden deze verklaring al grondig hebben gelezen en hun vragen, opmerkingen en commentaren hebben kunnen voorbereiden. In het debat kan er dan, voor zover nodig, nog een en ander worden verduidelijkt. Zoals gebruikelijk wil ik vooreerst de diensten van de Raad danken voor het tijdig overmaken van de documenten aan de raadsleden. De voorzitter stipte het al aan: wij beleven momenteel eigenaardige politieke tijden. Deze situatie zal natuurlijk de nodige gevolgen ressorteren, niet alleen voor de werking van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest maar ook voor die van de VGC. Al meer dan 130 dagen heerst er een politieke crisis. De VGC kreeg intussen van de Vlaamse Gemeenschap te horen dat de dotatie voor de VGC wordt herleid tot het niveau van 2008. Het gaat hier om een vermindering met maar liefst 450.000 euro. De federale dotatie voor de VGC blijft momenteel ongewijzigd. Verwonderlijk is dit niet aangezien de federale regering zich vooralsnog met voorlopige twaalfden moet behelpen. Gelukkig heeft de VGC de voorbije 10 jaar een streng budgettair beleid gevoerd. We zijn steeds uitgegaan van een nulgroei voor de begroting. Niettemin zijn de uitdagingen groot. Niet alleen voor 2011, maar ook voor 2012 zal het een hele uitdaging zijn om een motiverend en uitdagend beleid uit te werken. Zo moet men er rekening mee houden dat de personeelsuitgaven geïndexeerd zullen blijven. Maar, dit zal ons niet beletten om, zoals het ook in het regeerakkoord en in de verschillende beleidsplannen is opgenomen, ambitieus en vernieuwend te zijn. Zo zullen de verschillende collegeleden, wanneer er discussies ontstaan over de beschikbare budgetten, zich niet beperken tot het eigen beleidsdomein om dit beleidsdomein, desnoods ingaand tegen de andere collegeleden, maximaal te verdedigen. Niets van dit alles! De collegeleden zullen hun uiterste best doen om zoveel mogelijk transversaal te werken en rekening te houden met het geheel. Er werden een aantal prioriteiten uitgewerkt. Het komt er nu op aan om na te gaan op welke manier men zo goed mogelijk kan samenwerken. Enkel op die manier kan men de beschikbare financiële middelen samenbrengen en deze prioriteiten optimaal bewerkstelligen. In de activiteiten van de drie collegeleden staan zes invalshoeken centraal. Het gaat hierbij om de VGC als ambassadeur van de stad en haar inwoners, de demografische groei, kwaliteit, partnerschappen, armoedebestrijding en taal.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 1 (2010-2011) – 22 oktober 2010
7
De VGC als ambassadeur van de stad en haar inwoners De VGC speelt een ontzettend belangrijke rol bij het leefbaar maken van de stad. Dit blijkt uit alle discussies en debatten die hier in deze Raad worden gevoerd. Het zijn de vele kwaliteitsvolle voorzieningen in de nabije omgeving zoals scholen, kinderopvang, bibliotheken, gemeenschapscentra die mensen, en jonge gezinnen in het bijzonder, doen kiezen voor de stad. Net die voorzieningen wil het College, samen met andere VGC-initiatieven, maximaal in de kijker zetten. Sinds lang is het Stedenfonds daarbij een cruciale hefboom. Overigens heeft het Stedenfonds een erg belangrijk werkjaar in het vooruitzicht gesteld. Zo wordt dit najaar het voortgangsrapport ‘Stedenfonds’ in deze Raad besproken. Dit rapport legt de klemtoon op de grote beleidslijnen van het Stedenfondsprogramma en de uitvoering daarvan. Verder worden met dit alles de maatschappelijke effecten van het gevoerde beleid in kaart gebracht. Ook op het gebied van wetenschappelijk onderzoek, dataverzameling en kennis van de omgeving zal de VGC een voortrekkersrol vervullen. Meten is immers nog steeds weten. Zo zal er een wetenschappelijke, grootschalige enquête worden opgestart. Deze enquête koestert alvast de ambitie om een Brusselse stadsmonitor te worden. Met een kwaliteitsvol, dynamisch en efficiënt communicatiebeleid wil het College het VGC-beleid ondersteunen en voeden. Zo is er de verdere ontwikkeling van Muntpunt met als doel de totstandkoming van een moderne belevenisbibliotheek, een modern informatiehuis voor iedereen die in Brussel woont, werkt of deze grootstad wil leren kennen. Om het communicatiebeleid te versterken wordt dit jaar een meerjarenplan externe communicatie opgesteld. Verschillende communicatieprojecten moeten het merk ‘VGC’ en de vele Nederlandstalige gemeenschapsvoorzieningen meer zichtbaar maken in de stad. Voor de uitstraling van Brussel zijn uiteraard onze regionale mediapartners essentieel. Zij vormen de kern van het Nederlandstalige mediabeleid in Brussel en moeten werken als een complementair geheel. Die complementariteit wil de VGC het komende jaar versterken door samenwerking en synergieën aan te moedigen. Uiteraard moet dit alles gebeuren met het nodige respect voor het behoud van hun eigenheid. Bij het afsluiten van nieuwe beheersovereenkomsten zullen er onder meer specifieke accenten worden gelegd op de positieve beeldvorming van Brussel en op de verschillende beleidsdomeinen en –initiatieven van de VGC. De demografische groei Brussel wordt geconfronteerd met een toename van de bevolking, een toenemende dualisering, een verjonging en ‘verkleuring’ van de bevolking en een voortschrijdende internationalisering. Deze bevolkingsevolutie heeft uiteraard een weerslag op de Brusselse gemeenschapsvoorzieningen, niet in het minst op het onderwijs. Denken we in dit verband alleen al maar aan de capaciteits- en kwaliteitsproblematiek.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
8
Plenaire vergadering Nr. 1 (2010-2011) – 22 oktober 2010
De demografische evolutie doet ook de behoefte aan extra kinderopvang toenemen. In afwachting van subsidiëring door Kind&Gezin zal de VGC zelf initiatieven tijdelijk financieel ondersteunen. Ik denk hierbij aan de uitbreiding van de capaciteit van bestaande en de opstart van nieuwe initiatieven. De demografische groei verhoogt ook de druk op vrijetijdsvoorzieningen voor de jeugd. Nu al zijn er wachtrijen en wachtlijsten bij de inschrijvingen voor speelpleinwerking, voor ateliers van WMKJ’s en sportkampen. Om daaraan tegemoet te komen wordt er gewerkt aan een toereikend en goed gespreid vakantieaanbod en een nieuw subsidiereglement. Brussel verjongt, maar men mag het aandeel personen van 65 jaar of ouder in de totale Brusselse bevolking niet negeren. Het College zal dan ook inzetten op ouderenwelzijn. Dit zal onder meer gebeuren door de uitbouw en versterking van de Brusselse lokale dienstencentra en door de creatie van dwarsverbindingen tussen deze centra enerzijds en de klusdiensten en diensten voor sociaal vervoer anderzijds. Momenteel staat de analyse van drie veelbelovende pistes op stapel om extra lokale dienstencentra op te starten in SintAgatha-Berchem, Anderlecht en Oudergem. Ook het garanderen van een vrijetijdsaanbod voor sport en sociaal-cultureel werk voor ouderen blijft essentieel. Kwaliteit Kwaliteit staat voorop in het VGC-beleid, in de dienstverlening en in de ondersteuning van het werkveld. Alleen zo kunnen wij het verschil maken in deze stad. Kwaliteit in de dienstverlening betekent ook werken aan een sterke en moderne overheid. Een belangrijk en in zekere zin zelfs historisch moment voor de VGC-administratie dit jaar is de centrale huisvesting van haar diensten. De verhuis van de administratie, die gefaseerd zal gebeuren en gepland is voor eind 2010 en begin 2011, biedt tal van voordelen: tijds- en efficiëntiewinst dankzij minder interne verplaatsingen, besparing op logistieke kosten en de modernisering van de infrastructuur, zoals ICT. Vorig jaar hebben we dat goedgekeurd en dit jaar wordt dat reeds gerealiseerd. Dat is een van de belangrijkste zaken van dit jaar. Een sterke administratie vergt evenzeer een kwaliteitsvol, hedendaags en gedragen personeelsbeleid. Belangrijk daarbij is de bijsturing en de verdere uitvoering van het personeelsplan en het aanpassen van het bestaande personeelsstatuut alsook het opstellen van een arbeidsreglement. Kwaliteit betekent ook investeren in gebouwen en patrimonium. Dit najaar bespreekt de Raad het investeringsplan 2011–2015. Daarin moeten in de verschillende beleidsdomeinen scherpe keuzes gemaakt worden. De noden op het gebied van infrastructuur blijven immers groot, zoals op het vlak van de capaciteitsuitbreiding in het onderwijs en kinderopvang, de uitbreiding van de voorzieningen voor personen met een handicap en lokale dienstencentra, de infrastructurele noden bij de gemeenschapscentra, de integratie van kunst en investeringen in sportinfrastructuur, investeringen in jeugdhuizen, speelpleinen en repetitieruimtes. De VGC verhoogt de kwaliteitsvolle werking van kinderdagverblijven en IBO’s door het aanbieden van vorming, taalondersteuning en begeleiding op de werkvloer. En er is ook aandacht voor de kwaliteit van de gezondheidszorg door een versterking van de positie en de omkadering van de Nederlandskundige (huis)artsen.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 1 (2010-2011) – 22 oktober 2010
9
Voor het beleidsdomein Cultuur, Jeugd en Sport worden verschillende beleidsplannen op dit ogenblik afgewerkt. Met deze plannen die via een participatief proces tot stand kwamen, willen wij een kwaliteitsvol cultureel en vrijetijdsbeleid voor de komende regeerperiode gestalte geven. Kwaliteitszorg is een heel belangrijke pijler binnen het onderwijsbeleid van de VGC. Wij wensen een onderwijs dat erin slaagt een maximale leerwinst te creëren bij alle kinderen, zodat de eindtermen worden bereikt. De verdere uitbouw van het Onderwijscentrum Brussel en ook de functionele samenwerking met andere onderwijsondersteunende partners als Voorrangsbeleid Brussel (VBB) en Brussels Ondersteuningscentrum Secundair Onderwijs (BROSO) zijn hier essentieel. Partnerschappen Als College willen wij dat de VGC in 2010-2011 de samenwerking met andere overheden en partners aanzwengelt om de diverse beleidsinspanningen in de stad te optimaliseren. Op het gebied van institutionele partnerschappen wil de VGC in eerste instantie een strategische visie ontwikkelen samen met de Vlaamse Gemeenschap. Zo werd er reeds een ambtelijke ‘taskforce Brussel’ opgestart. Het werk van de taskforce moet in 2011 uitmonden in een politiek kerntakendebat tussen de Vlaamse Gemeenschap en de VGC. Daarnaast zal het College voor de verschillende specifieke beleidsdomeinen de samenwerking met de Vlaamse Gemeenschap versterken. Met de Brusselse overheden en instellingen willen wij ook partnerschappen uitbouwen. Ik denk daarbij aan de wijkcontracten waarbij er een methodologisch kader zal worden ontwikkeld waarbij een proactieve en ondersteunende benadering centraal staat en de samenwerking met de verschillende VGC-beleidsdirecties, de gemeentebesturen en Vlaamse schepenen en het netwerk van Nederlandstalige organisaties versterkt zal worden. Zowel binnen het onderwijs-, cultuur- als welzijnsbeleid wordt er actief toenadering gezocht tot de gemeenten. Zo zullen de banden met de OCMW’s worden aangehaald om een groter draagvlak voor het lokaal sociaal beleid te creëren en nieuwe perspectieven te openen, onder meer voor het woonzorgbeleid. Voor het beleidsdomein Onderwijs zal de VGC samenwerken met de gemeenten en hen ondersteunen bij de bouw van nieuwe Nederlandstalige scholen of uitbreiding van hun capaciteit. Daarmee zijn we vorig jaar al begonnen. Vertrekkend vanuit deze transversale dynamiek wil de VGC het komende jaar een klimaat creëren waarin we netwerken in de buurten stimuleren zodat het aanbod aan voorzieningen en diensten beter op elkaar aansluit. Binnen dit perspectief stimuleren we ook ‘Brede Scholen’ die deel uitmaken van de buurt en de samenleving en brede ontwikkelingskansen van kinderen stimuleren. Ook met het middenveld willen wij het komende jaar bruggen blijven bouwen. Armoedebestrijding De armoedebestrijding is in het Brussels hoofdstedelijk gewest een bijzondere uitdaging. Armoede is in Brussel een harde realiteit en breidt zich hoe langer hoe meer uit. Armoede is een maatschappelijk fenomeen en de samenleving heeft dan ook de plicht om, via de beleidsvoerders, bij te dragen tot de bestrijding van armoede.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
10
Plenaire vergadering Nr. 1 (2010-2011) – 22 oktober 2010
Naast het ‘Protocol inzake het armoedebeleid’ dat in 2009 werd gesloten tussen de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en de Colleges van de drie Brusselse Gemeenschapscommissies, sluit de VGC ook aan bij het Vlaamse armoedebestrijdingsbeleid. In het VGC-beleid is (kans)armoedebestrijding in hoge mate geïntegreerd in de diverse beleidsdomeinen. In 2010-2011 zal de VGC verschillende acties en initiatieven opnemen op het vlak van opleiding en vorming, het sportaanbod en de kinderopvang, maar zal de VGC ook in dit kader sterk investeren in onderwijs- en gezondheidsinfrastructuur. Nederlands als ‘rode draad’ Brussel is een meertalige stad. Deze rijkdom aan talen en ook aan culturen is zonder meer een troef, maar betekent tegelijk een bijzondere uitdaging voor de positie van het Nederlands. De VGC wil vanuit een open opstelling bijdragen tot de positieve uitstraling van het Nederlands in een meertalige omgeving en mee instaan voor de ondersteuning van een brede waaier van kwaliteitsvolle Nederlandstalige diensten. De VGC wil voorzieningen de kans geven om zich te laten begeleiden bij het uitwerken van een eigen taalbeleid. Kinderen en jongeren in kinderdagverblijven, in scholen en in het naschoolse en buitenschoolse opvang-, sport- en vrijetijdsaanbod moeten gestimuleerd worden in hun talige ontwikkeling, met bijzondere aandacht voor het Nederlands. Ouders die hun kinderen van het Nederlandstalig aanbod gebruik (willen) laten maken, zullen verder worden gesensibiliseerd om hun kinderen ook thuis te stimuleren en in contact te brengen met het Nederlands. De bestaande kennis en inspanningen over de beleidsdomeinen heen worden samengebracht. Taal wordt ook een belangrijk aandachtspunt bij de verdere ontwikkeling van “Brede school”. Met de diverse beleidsacties die in deze beleidsverklaring zijn opgenomen, willen wij als College de kwaliteit van het leven in de stad verhogen en kansen bieden aan alle mensen. Het komende werkjaar is niet alleen goed gevuld met nieuwe plannen en beleidsmaatregelen, het zal volgens ons ook een boeiend werkjaar worden. Het is de vaste wil van het College om met onze kleine maar zeer dynamische instelling blijvend vooruit te kijken. Deze verklaring is dus geen opsomming van intenties, maar een gemotiveerd en geïntegreerd project, waar we transversaal willen samenwerken om deze stad en het Brussels hoofdstedelijk gewest te verbeteren. Fouad Ahidar.- De sp.a is er niet om alleen kritiek te geven. Ik wil hier ook geen show opvoeren, ik kan dat trouwens niet. (Gelach) Heb ik dat geschreven? Wie heeft dat geschreven? (Gelach) Zo, nu heb ik toch nog voor show gezorgd. Ik wil de voorzitter bedanken omdat hij ook aan ons, de oppositie, 3 weken geleden de beleidsverklaring heeft opgestuurd. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest hebben we die niet gekregen. Na het lezen en horen van de beleidsverklaring, blijft de sp.a-fractie wel met een aantal belangrijke vragen zitten. De Vlaamse Gemeenschapscommissie investeert veel in Brussel, toch blijven mensen dagelijks problemen ondervinden die met wat goede wil gemakkelijk opgelost kunnen worden. Ik vind spijtig genoeg in de beleidsverklaring geen oplossing voor die problemen.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 1 (2010-2011) – 22 oktober 2010
11
Neem nu de kinderopvang. Een toekomstige moeder zoekt een plaats in de Nederlandstalige kinderopvang. Ze moet zich in 10 crèches tegelijk inschrijven. Ze gaat naar een crèche van Kind&Gezin, maar die crèche blijkt Franstalig te zijn. Ze gaat op 10 wachtlijsten staan, maar heeft 2 maanden voor de geboorte van haar kind nog altijd geen zekerheid over een plaats. De opvang in een privécrèche is zeer duur. Een jonge moeder krijgt op die manier veel stress te verwerken. Hoe gaat het College dit oplossen? Ik wil graag een suggestie doen. Ik hoor dat het College een loket voor kinderopvang wil oprichten. Dat is niks nieuws: het Centrum voor Kinderopvang (CKO) was hier al mee bezig. Maar het proefproject is geëindigd en nu zijn er geen middelen meer. Collegelid Brigitte Grouwels heeft al gezegd dat ze de financiering van het CKO niet kan overnemen. En nu komt er een nieuw lokaal loket. Gaat het om de voortzetting van het proefproject op grotere schaal is of is het iets helemaal nieuws? Een lokaal loket alleen kan het probleem echter niet verdoezelen. Hoeveel plaatsen zullen er bijkomen in de Nederlandstalige kinderopvang het komende jaar? Om de Barcelonanorm te halen moeten er op korte termijn zeker 1.000 plaatsen bijkomen in de Nederlandstalige kinderopvang. Wat is het groeipad en hoe denkt het collegelid daar te geraken? Hoe zal ze ervoor zorgen dat een crèche van Kind&Gezin ook Nederlandstalig is in de praktijk? Of vindt ze dat niet belangrijk? Na de kinderopvang wil ik het hebben over de inschrijving in scholen. Het was een complete chaos in februari. Ouders die hun kinderen wilden aanmelden in een Nederlandstalige school konden dat niet. Het elektronisch systeem werkte niet of nauwelijks. Het elektronisch aanmelden verbergt de wachtrijen, maar niet de ongelijkheid. Wie kan op een weekdag om 13.00 uur achter zijn computer zitten en het systeem ook meteen doorhebben? Hoe gaat het collegelid deze moeilijkheden dit jaar vermijden? Ik zeg alvast dat een elektronisch aanmeldsysteem krachtig genoeg moet zijn om alle aanvragen aan te kunnen. Vorig jaar beweerde het collegelid dat er geen enkel probleem zou zijn met de elektronische aanmeldingen. Alles was getest, maar toch liep het fout. Het systeem moet niet enkel werken, het moet ook duidelijk zijn voor iedereen. Duidelijk voor alle ouders, niet alleen voor ouders met een universitair diploma. Een systeem dat makkelijk in te vullen is, dat de termijnen respecteert en dat ouders een correct antwoord geeft op de vraag of ze in een bepaalde school zijn ingeschreven. Niet iedereen kent trouwens de verschillende Nederlandstalige scholen in zijn buurt. Hoe kunnen ouders dan een goede keuze maken? Hoe zal ervoor worden gezorgd dat de ouders kennis kunnen maken met de Nederlandstalige scholen in hun buurt? Hoe zal de segregatie tegengegaan worden en gezorgd worden voor een goede mix in de scholen? Dat kan door een project als School in Zicht verder uit te breiden. Ouders krijgen in dat project alle elementen om een keuze te maken uit het schoolaanbod, ze gaan op bezoek in verschillende scholen, ze kunnen kennis maken met de scholen, maar ook met elkaar. Ze groeperen zich en schrijven zich in één school samen in. In de meeste scholen worden de opendeurdagen in de lente georganiseerd, maar in januari al moet een school worden gekozen. Kunnen we niet aan de scholen vragen om de opendeurdag in oktober of november te organiseren, zodat alle kinderen en hun ouders een bewuste keuze kunnen maken?
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
12
Plenaire vergadering Nr. 1 (2010-2011) – 22 oktober 2010
Het ergste van alles is echter de inschrijfprocedure. Ik heb zelf een zoon in het zesde leerjaar en zoals duizenden ouders in Brussel heb ik geen flauw benul van de aanmeld- en inschrijfprocedure die mij te wachten staat. Wanneer krijgen wij hierover duidelijkheid? Er zijn nog andere uitdagingen in het onderwijs, zoals omgaan met de groei van de bevolking in Brussel. Aan het groeiritme van de voorbije jaren zal de Brusselse bevolking tegen 2020 met 200.000 mensen toenemen. Dat zijn er 30.000 meer dan totnogtoe werd aangenomen. Ik hoor in de beleidsverklaring van de minister-president dat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest al met de Franse Gemeenschap heeft gesproken. Zeer goed, want het Franstalig onderwijs heeft een serieuze inhaalbeweging nodig. Maar waarom spreekt de ministerpresident niet tegelijk met de Vlaamse Gemeenschap? Hij kondigt dat wel aan, maar hij doet het niet. Wat zegt de collegevoorzitter dan tegen de minister-president? Wat is het standpunt van het College over een regierol voor het Gewest op het vlak van de scholenbouw in Brussel? Staat u eensgezind achter het idee dat het Gewest, zoals dat nu al het geval is in het crècheplan, ook een sturende rol op zich neemt wat de scholen betreft? Kan de collegevoorzitter vandaag hierover duidelijkheid geven? Trekken we de Brusselse kaart waar alle gemeenschappen samen komen en samen werken aan oplossingen? Ik zit ook nog met vragen over de vrijetijdsactiviteiten voor de Brusselse jeugd. Mijn buurman wil zijn kind inschrijven in een Nederlandstalig zomersportkamp, want hij moet werken tijdens de zomervakantie. In maart heeft hij uitgezocht waar hij terecht kan, welke initiatieven Nederlandstalig zijn, wanneer het kamp begint, waar het plaatsvindt en hoeveel het kost. Mijn buurman is bevoorrecht, want niet iedereen kan op het internet zoeken of brochures uitpluizen. Ik heb het niet alleen over niet-Nederlandstaligen: er zijn ook Nederlandstaligen die het er moeilijk mee hebben. Wanneer mijn buurman uiteindelijk besluit zijn kind in te schrijven, blijken alle plaatsen reeds ingenomen. De vakantie-initiatieven van Aximax zijn ook heel tof, maar er zijn zoveel kandidaten. Hoe krijgt mijn buurman zijn kind ingeschreven? Mijnheer De Lille, ik stel voor dat u meer aandacht zou besteden aan sport- en vrijetijdsactiviteiten voor anderstalige kinderen uit het Nederlandstalig onderwijs om hen een kans te geven met onze taal op een leuke manier in contact te komen, ook buiten de schoolmuren. Daarvoor hebt u een uitgekiende strategie nodig. U kondigt flitsende websites aan die ongetwijfeld interessant zijn voor bepaalde doelgroepen, maar bereikt u daarmee alle kinderen in het Nederlandstalig onderwijs? Ik heb tijdens de vorige legislatuur met mijn fractie zelf aan de schoolpoorten gestaan. Ik heb ter plekke met die ouders de bestaande brochures doorgenomen en ik ben met hen op zoek gegaan naar vrijetijdsactiviteiten uit het aanbod. Dat werkt veel beter dan twitter of Facebook. Ten slotte, heb ik nog een vraag over de sociale infopunten. Ik ken een jongen met verstandelijke problemen die moeite heeft met zijn administratie. Hij wil terecht bij één dienst die hem echt helpt bij alles wat hij nodig heeft. Eén loket dat weet welke hulp hij kan krijgen en bij wie hij precies terecht kan, die begrijpt welke diensten hij nodig heeft en die mee op stap kan gaan om bij die diensten aan te kloppen. Maar de sociale infopunten zijn afgeschaft. Ik begrijp niet, mevrouw Grouwels, dat u niet investeert in sociale infopunten. Dat is absoluut noodzakelijk. U kunt niet verwachten dat sociale organisaties vrijwillig de balie van een infopunt bemannen tijdens hun uren. Dat gaat dan ten koste van hun eigen dienstver-
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 1 (2010-2011) – 22 oktober 2010
13
lening. U lost dat niet op door elke organisatie een vlagje te geven met een label erop. Als u volwaardige sociale infopunten wil, dan moet u er ook in investeren. Mijnheer de collegevoorzitter, de Brusselaar blijft met vele vragen achter na het horen van uw beleidsverklaring. In de plaats van zich bezig te houden met zichzelf als instelling, zou het College zich meer bezig moeten houden met de verbetering van de dienstverlening die de VGC aan de Brusselaars biedt. Ik had liever deze focus teruggevonden in het beleid van de komende jaren. (Applaus op de sp.a banken) Mevrouw Els Ampe.- Op 22 oktober is het de “dag van het brood”. Brood is een essentieel levensmiddel. De beleidsverklaring is zoiets als brood. Er staan weliswaar geen wereldschokkende dingen in, maar de essentie wordt er wel in weerspiegeld. Vandaag zijn dat het creëren van extra plaatsen in het onderwijs, de kinderopvang en het verbeteren van de kwaliteit van de aangeboden diensten. De extra plaatsen in de scholen zijn broodnodig. Niet alle leerlingen in het Nederlandstalig onderwijs komen uit Nederlandstalige gezinnen. Er zijn inderdaad veel anderstalige kinderen. Als wij die kinderen uit onze scholen weren en de Franstaligen doen hetzelfde, is de vraag wie voor hen onderwijs zal organiseren. Wie zal er voor een goede opleiding zorgen die kansen biedt op de arbeidsmarkt zodat ze later gelukkige mensen worden? Bovendien betalen anderstaligen ook belastingen, zoals iedereen, waarmee de gemeenschappen op hun beurt het onderwijs organiseren. Een quotum voor anderstaligen zou mogelijk kunnen zijn. Maar dat zou betekenen dat heel wat Nederlandstalige scholen in Brussel hun deuren moeten sluiten, omdat er te weinig Nederlandstaligen wonen in veel wijken in Brussel. Dan zouden alle Nederlandstalige kinderen naar dezelfde scholen moeten gaan. Het zou de verkeerschaos in Brussel alleen maar erger maken. Dat is onaanvaardbaar voor gezinnen die bijvoorbeeld in Ukkel wonen. Ze moeten in dat geval hun kinderen met de fiets of het openbaar vervoer naar school brengen. Het zou bizar zijn te eisen dat kinderen naar een Nederlandstalige school gaan, terwijl ze in een kosmopolitische stad leven met veel verschillende culturen. Geen enkel kind dat vandaag op school zit, zal later in een omgeving werken met louter Nederlandstaligen. Het zal later in een meertalige omgeving werken met mensen van verschillende afkomst. Het is van belang om deze ervaring al van kindsbeen af mee te maken. Wat het inschrijfbeleid betreft, hoor ik zojuist dat sp.a voorstander is van keuzevrijheid. Ook wij willen niets liever, maar dan moeten zij de Vlaamse minister van Onderwijs voor zijn verantwoordelijkheid plaatsen. Hij is bevoegd voor de inschrijfprocedure, weliswaar samen met de VGC. Het LOP valt echter onder de bevoegdheid van de Vlaamse minister. Het decreet is hierover duidelijk. We moeten voor extra plaatsen zorgen. Er is gezegd dat het interessant zou zijn om de opendeurdagen in oktober te houden. Maar dan moeten er wel plaatsen voorhanden zijn waaruit ouders kunnen kiezen. Wie vorig jaar online getracht heeft zich in te schrijven, is van een koude kermis thuis gekomen. Ik heb dat ook geprobeerd voor een school die twee straten verder ligt dan mijn huis. Er is gewoon geen keuzevrijheid, want er is geen plaats. We kunnen alleen maar extra plaatsen creëren. De beleidsverklaring heeft het over transversaliteit of samenwerking tussen de verschillende VGC-diensten. Ik zal even stout zijn. Het wordt tijd dat het virtuele loket of de webstek van de VGC één webstek wordt. Als we nu op Google zoeken naar bijvoorbeeld ‘Brusselse Vlaming’, komen we niet eens terecht op de website van de VGC of van digi-
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
14
Plenaire vergadering Nr. 1 (2010-2011) – 22 oktober 2010
taal Brussel. Wel op brussel.vlaanderen.be wat een website is van de Brusseldienst van de Vlaamse Gemeenschap. Het zou goed zijn dat men bij het surfen op één enkele webstek terechtkomt. De mensen moeten alle informatie niet zelf bij elkaar sprokkelen, het zijn de diensten van de Vlaamse Gemeenschap en van de VGC die samen één website in elkaar moeten steken. Goede communicatie start met een onthaalpunt, een virtueel onthaalpunt. Iedereen zoekt op Google naar juiste informatie. Ik las in de beleidsverklaring eveneens dat er een virtueel jeugdportaal wordt opgericht en een geïntegreerde website voor de gemeenschapscentra. Ik dring erop aan er geen apart portaal van te maken zonder aangepaste doorverwijzingen. Er is al vaak gepleit voor één Brussels medialandschap. Brussel Deze Week, FM-Brussel, tv Brussel zouden dan samen met brusselnieuws één nieuwsportaal maken. Dat komt stilaan uit de steigers. Brusselnieuws heeft een nieuwe website. De site kan tot voorbeeld strekken voor een nieuw VGC-portaal. Wij zijn blij dat naast de extra plaatsen ook aandacht gaat naar het verhogen van de kwaliteit vooral van de naschoolse opvang. Kinderen zitten tussen 8.30 uur en 15.15 uur op de schoolbanken. Daarnaast blijven nog heel wat kinderen, vaak 3 tot 4 uur, in de voor- of naschoolse opvang omdat hun ouders werken. Het is belangrijk dat kinderen een leerrijke en aangename invulling van deze tijd aangeboden krijgen. Te dikwijls nog moeten ze stilzitten of naar tv kijken. Kinderen willen veel liever bewegen, sporten, geanimeerd worden of creatief bezig zijn. Er zijn reeds muziekscholen en sportclubs die met scholen samenwerken, maar het gebeurt nog veel te weinig. Het zou goed zijn dat schooldirecties contact opnemen met muziekscholen of sportclubs. Er zou ook aandacht moeten uitgaan naar fietsen en zwemmen. Als we Brusselaars willen aansporen om van de fiets gebruik te maken, moeten we hen dat vroeg leren. We kunnen niet veilig met kinderen oefenen, zoals op de dijk in Oostende. Er zijn in Brussel veel auto’s en weinig openbare ruimte om te oefenen, maar in een school zou dat perfect mogelijk zijn. Ik doe dus een warme oproep aan de scholen om in kleine fietsen te voorzien. Hetzelfde geldt voor het zwemmen. Brusselse kinderen kunnen niet goed genoeg zwemmen. Er zijn wel zwemclubs, maar die zitten stampvol. Het gaat om basissporten. Kinderen kunnen ook leren skiën, maar zwemmen en fietsen zijn noodzakelijke basissporten. We zijn blij dat de pas Sport-na-school verder ingang zal vinden en vragen dat initiatieven zoals Buurtsport Brussel, die sport aanbiedt aan jongeren in verschillende wijken, worden voortgezet. We moeten aandacht hebben voor beweging en sport zodat de mensen niet te zwaar worden en gezond blijven. Het is essentieel dat de scholen aangenaam worden ingericht. Nieuwe plaatsen en nieuwe schoolgebouwen moeten aangepast zijn aan de leefwereld van kinderen. We moeten de architecten vragen zich te verplaatsen in hun leefwereld en een concept uit te werken dat daarmee strookt. Esthetiek is belangrijk, maar kinderen zien dat helemaal anders. Hetzelfde geldt voor de middelbare scholen. Jongeren verwachten daar iets anders van dan volwassenen. Schoolgebouwen moeten tevens milieuvriendelijk zijn. Het gebeurt vaak dat men een ‘dikke truiendag’ of andere activiteiten opzet om milieuvriendelijk te zijn en zuinig om te springen met energie, terwijl de schoolgebouwen zelf bijvoorbeeld enkel glas hebben, niet geïsoleerd zijn, deuren hebben die op een kier staan en zo voort. Het is natuurlijk niet efficiënt om op die manier aan de kinderen uit te leggen dat ze energiezuinig moeten zijn. We moeten hieraan zeker denken bij de bouw van nieuwe schoolgebouwen.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 1 (2010-2011) – 22 oktober 2010
15
Een schoolgebouw moet eigenlijk overvloeien in de wijk. Het moet niet noodzakelijk een geïsoleerd gebouw zijn dat verder - bijvoorbeeld ’s nachts - niets met de wijk heeft te maken. Het kan probleemloos een gebouw zijn waarin winkels of zelfs woningen zijn gehuisvest, waar er in plaats van een betonnen speelplaats een soort speelweide is, die ook kan worden gebruikt buiten de schooluren als een soort speelpleintje voor de wijk. En waarom zouden we ook geen dieren toelaten op de speelplaats? Brusselse kinderen worden zeer weinig geconfronteerd met dieren, terwijl ze dat nochtans heel leuk vinden. Men moet zich proberen in te leven in de leefwereld van de kinderen om te zien wat hun leven in de stad aangenaam kan maken. Bovendien hebben dieren een kalmerend effect op kinderen die overstuur zijn. Ik sluit af met een citaat, niet van een of andere imperialistische Romeinse keizer, maar van John F. Kennedy, die verklaarde: “A child miseducated is a child lost”. Wij hebben op dit vlak een verpletterende verantwoordelijkheid. De heer Dominiek Lootens-Stael -. Het College pakt voor het komende jaar uit met een zelfverklaarde vernieuwende beleidsverklaring. “Vernieuwend”, zo luidt het, omdat ze transversaal is en de klemtoon legt op de steeds veranderende stedelijke realiteit. Een beleid, dat wordt uitgestippeld over de verschillende bevoegdheidsvelden heen, is per definitie transversaal en het feit dat een beleidsverklaring jaarlijks wordt afgelegd, vloeit net voort uit het feit dat de realiteit - en misschien vooral ook de stedelijke realiteit - veranderlijk is. “Panta rei”: Heraklitos, collega De Ridder, zag het al 25 eeuwen geleden in. De aangekondigde vernieuwing gaat dus blijkbaar schuil in het feit dat het College in 2010 tot deze vaststelling is gekomen. In deze opsomming van autogeproclameerde vernieuwende inzichten, gearticuleerd rond 6 invalshoeken, samengevat in een overkoepelende beleidsvisie op de stad, blijft het echter naar jaarlijkse gewoonte zoeken naar de manier waarop het College van plan is om zich tijdens het volgende jaar in te laten met het in de eerste plaats behartigen van de belangen van de Brusselse Vlamingen. In dit opzicht is de beleidsverklaring allerminst vernieuwend, maar integendeel opnieuw erg ontluisterend. Tussen de plannen waarvoor men nog onderzoek verricht, tussen diegene waar men nog aan schrijft en tussen het meten en weten om te weten, dringen wel enkele voornemens door die positief kunnen worden onthaald. Zo valt er niets tegen in te brengen als het College van plan is om jongeren ook buiten de school Nederlands te doen hanteren, om anderstaligen verder te stimuleren bij het sympathiseren met onze cultuur, om een Nederlandstalig zorgnet verder uit te bouwen, om het gebruik van schoollokalen ook na de lesuren te optimaliseren en om de gemeenschapscentra wat meer aandacht schenkt. Maar bij al deze maatregelen heb ik een sterk ‘déjà vu’-gevoel: het blijft bij die beloftes die jaarlijks terugkeren en nooit het stadium van belofte ontgroeien. Ik hoop dan ook dat het kerntakendebat tussen de Vlaamse gemeenschap en de VGC, dat wordt aangekondigd onder het hoofdstuk “partnerschappen”, er deze keer effectief zal komen. Want ook dit kerntakendebat heeft zich inmiddels ontpopt tot “l’Arlésienne” van dienst. Men kondigt het steeds opnieuw aan, iedereen kijkt er altijd weer naar uit, en het komt er uiteindelijk nooit. Ik ben dus benieuwd, helaas zonder al te veel illusies, naar het concrete resultaat van dit voornemen. Het doel van mijn betoog bestaat er niet uit om aan te tonen dat er niets zal gebeuren of op stapel staat - ik wil niet vervallen in een karikatuur - , maar de tijden zijn meer dan ooit ernstig voor de Vlamingen in Brussel. Deze beleidsverklaring mist visie, ambitie en diepgang en ik betreur dat. Al vanaf het uitgangspunt van het “vernieuwende” verhaal, van bij de eerste van de 6 invalshoeken zit het al grondig fout. Het College voelt zich geroepen om op te treden als de ambassadeur van Brussel en van haar inwoners, van een stad die wereldwijd erkenning geniet als politieke wereldstad, die een kleine metropool
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
16
Plenaire vergadering Nr. 1 (2010-2011) – 22 oktober 2010
met uitstraling is, maar in eigen land ongekend en onbemind zou zijn. Dit uitgangspunt is weliswaar zeer nobel, maar wel helemaal verkeerd. De rol van de VGC bestaat er immers niet in om elders in het land te gaan lobbyen voor de Brusselse Vlamingen, maar het College dient in te staan voor de dienstverlening door de Vlaamse Gemeenschap in de eerste plaats aan en voor de Vlaamse gemeenschap in Brussel. En naar acties, innovaties, ambities die van aard zijn om deze doelstelling te bereiken blijft het in de beleidsverklaring zoeken. Al was het maar omdat de rode draad van het Nederlands, die verondersteld wordt het geheel te doorkruisen, er toch maar heel schuchter in verweven wordt. Ambitie, proactief optreden voor de Vlamingen in deze stad….dat is wat ik in deze tekst mis. Er zal in Brussel door de VGC gemeten en geweten worden, er zullen plannen worden opgesteld over van alles en nog wat, Brussel wordt vele opzichten een labo. Tussen deze en andere staaltjes van wolligheid, vaagheid en nietszeggendheid van de beleidsverklaring zijn toch nog enkele punten opgevallen. Misschien is het wel een uiting van verregaand cynisme, wanneer er sprake is van de onafhankelijkheid en neutraliteit van de redacties van de regionale mediapartners die door de VGC financieel - zeer gul - worden gesubsidieerd. Is het dan hun onafhankelijkheid die deze media er toe aanzet om een van de grote Vlaamse partijen in Brussel zo goed als systematisch dood te zwijgen? Is het een kenmerk van neutraliteit, wanneer Brussel Deze Week er nog een schepje boven op doet en weigert om, in tegenstelling tot wat het doet voor alle andere partijen, betalende reclame van het Vlaams Belang te plaatsen? Waar elders hoort een dergelijke houding thuis dan onder de noemer “platte partijdigheid”? Deze media, die geld ontvangen van alle belastingbetalers – dus ook van diegenen die stemmen op het Vlaams Belang - sluiten helemaal niet aan bij de Brusselse realiteit. Ze manipuleren deze realiteit. Ze zijn allesbehalve objectief, ze plegen al dan niet vrijwillig censuur en hangen daardoor een vertekend beeld op van de Brusselse realiteit. Het volstaat om even de huidige editie van Brussel Deze Week ter hand te nemen om te begrijpen wat ik bedoel. Ik kan me niet ontdoen van het gevoel dat er wellicht ook anderen zijn in deze Raad die vragen hebben bij de neutraliteit van dit door de belasting betaalde medium. Ik kijk dan ook met veel nieuwsgierigheid uit naar de nieuwe beheersovereenkomsten tussen de VGC en de media die het sponsort. Ik hoop dat daarin - maar dat zal wel ijdele hoop zijn - ook gestipuleerd wordt dat deze media wel degelijk op gelijke manier zullen moeten openstaan voor het volledige Brusselse politieke landschap en voor alle Brusselse Vlamingen. Onder het deel “demografische groei” komt het hoofdstuk voorzieningen voor scholen aan bod. Het valt mij daarbij op dat ook hier het College zich verplicht voelt om verantwoordelijkheid op te nemen voor de Brusselse jeugd in zijn globaliteit en daarbij de kwaliteit van het onderwijs reduceert tot een randvoorwaarde. Nochtans is het de kwaliteit van het Nederlandstalig onderwijs die steeds determinerend is geweest voor het succes ervan. Het staat inmiddels vast dat de kwaliteit van dat onderwijs ten gevolge van een massieve instroom van anderstaligen en ‘andersculturelen’ zwaar onder druk komt te staan. De taskforce Capaciteitsonderwijs Brussel van de VGC zou er beter aan doen om kwaliteit niet in het perspectief van de randvoorwaarden te bestuderen, maar om er een essentieel onderdeel van het te voeren onderzoek van te maken. Dat is pas echte kwaliteitszorg. Zeker wanneer we vaststellen dat school lopen in het Nederlands niet voldoende is om anderstaligen ertoe te overhalen om integraal en enthousiast deel te gaan uitmaken van onze Vlaamse gemeenschap, moeten we ons de vraag durven te stellen naar het nut van het steeds verder ongebreideld uitbreiden van de capaciteit. Zo niet beperkt dit type van Vlaams beleid zich tot het organiseren van een zoveelste verdoken transfer van Vlaams geld naar de Franse Gemeenschap. De VGC, als overheid gelast met het voorzien in instellingen voor de Vlamingen in Brussel, zou het bovendien als haar eerste opdracht moeten beschouwen om bij absolute voorrang voor alle Vlaamse kinderen in de hoofdstad in een
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 1 (2010-2011) – 22 oktober 2010
17
plaats in de school van hun keuze te voorzien en pas in de tweede orde ons Nederlandstalig net open te stellen voor andere inwoners van de hoofdstad. Dan is er het hoofdstuk ‘armoedebestrijding’. De beleidsverklaring heeft het hier over kansarmen, scholen, tweedekansonderwijs, alfabetisering, talen, kansengroepen, cultuurwaardebonnen, sport en vrije tijd en dies meer. In dat lijstje mis ik echter de verwijzing naar de vele Vlaamse senioren die in deze stad in zeer krappe omstandigheden moeten rondkomen. De lacune is des jammerlijk nu recent in het nieuws kwam dat de gemeente Koekelberg - daarin actief gesteund door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest - heeft beslist om het project van een Vlaamse investeerder die faciliteiten wil uitbouwen voor Vlaamse bejaarden op de gewezen campus van de Katholieke Universiteit in Koekelberg, te dwarsbomen, omdat ze de aanwezigheid van een zorgdorp voor Vlaamse bejaarden op haar grondgebied ‘weerzinwekkend’ vindt. Men sprak zelfs van een bejaardengetto. Wat is dan daar zo weerzinwekkend aan: het feit dat er eindelijk een inspanning wordt geleverd voor Vlaamse bejaarden? Het feit dat het gaat om Vlaamse bejaarden? Of het feit dat de Franstaligen daardoor deze Vlamingen, die nochtans hebben bijgedragen tot het systeem van nationale solidariteit, nog langer op het Brussels grondgebied zullen moeten dulden. Het is mij trouwens opgevallen dat het Vlaams Belang de enige fractie was die rond dit thema een interpellatieverzoek had ingediend. Ik betreur dan ook dat men in het Bureau heeft beslist om die interpellatie uiteindelijk te verwijzen naar de bevoegde commissie, terwijl dit thema wel degelijk van primordiaal belang is. Dé kerntaak van de Vlaamse Gemeenschapscommissie is het opkomen voor de belangen van de Brusselse Vlamingen in deze stad, in het bijzonder voor de Vlaamse senioren in deze stad. Ik heb dan ook beslist het interpellatieverzoek in te trekken. Het Vlaams beleid van het College moet veel assertiever zijn. De tijden zijn moeilijker dan ooit voor de Vlamingen in Brussel. Wanneer de Franstaligen statistieken en media manipuleren om aan te tonen dat de Vlamingen uit de hoofdstad verdwijnen, wanneer er, zoals nu, sprake van is om het aandeel van de middelen dat naar de Vlaamse gemeenschap vloeit drastisch in te perken, wanneer het Gewest zich niet alleen mengt in gemeenschapsbevoegdheden – zoals op gebied van kinderopvang – maar die ook openlijk gaat opeisen – zoals bij het willen inrichten van Brussels basisonderwijs - , wanneer sommige leden van de Brusselse regering openlijk ijveren voor een regionaliseren van de bevoegdheden van GGC, dan moet dit College niet lijdzaam toezien en wachten tot de bui overwaait, maar luid en hevig protesteren. Met het schamel verweven van een quasi onzichtbare dunne rode draad van het Nederlands door een beleidsverklaring dit niet uitblinkt in krachtdadigheid noch zelfzekerheid, beantwoordt dit College niet aan de verwachtingen van de Vlamingen in Brussel. Respect voor de Nederlandse taal, het onverlaten ijveren voor het naleven van de taalwetten, het doen erkennen van de Vlaamse stad en hoofdstad die Brussel ook is, het opkomen voor de rechten van de Vlamingen in Brussel: al deze essentiële taken vind ik niet terug in deze beleidsverklaring. Ik kan ze dan ook enkel een ruime onvoldoende geven. Mevrouw Brigitte De Pauw.- Deze beleidsverklaring heeft me blij verrast omwille van een aantal verfrissende en nieuwe ideeën. Daaruit blijkt dat het College al goed ‘gerodeerd’is. Er is de uitdrukkelijke wens dat het transversale aan bod komt en dat er gezamenlijk een beleid kan worden uitgetekend naar de Brusselaars toe. Het uitwerken van een goede digitale communicatie kan ook op onze bijval rekenen. Voor jongeren is dit een troef. Voor de gemeenschapscentra betekent dit de aanwezigheid van een extra communicatiemiddel, naast de bestaande, met als voordeel de grotere interactie-
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
18
Plenaire vergadering Nr. 1 (2010-2011) – 22 oktober 2010
mogelijkheden tussen de gemeenschap en de gebruiker. Niet iedereen heeft echter toegang tot internet of kan het gebruiken, denk bijvoorbeeld aan ouderen en mensen met beperkte financiële middelen. Om deze doelgroepen te bereiken moet de VGC ook blijven communiceren met brochures en ander visueel materiaal. Media spelen een belangrijke rol in onze democratische samenleving. Al enkele jaren dringen we er op aan de programma’s van tvbrussel in een ruimer gebied uit te zenden, zodat Vlaanderen zich een vollediger beeld van het Brussels hoofdstedelijk gewest kan vormen. Hoe ver staan we hiermee? Terloops, wat is eigenlijk een “digitext content-aanbod”? Elke democratische samenleving wordt gekenmerkt door een zelfbewust en stevig ontwikkeld middenveld, met vrijwilligers als ruggengraat. Het brengt mensen samen, geeft hun een stem en neemt verantwoordelijkheid op in onze maatschappij. Voor onze fractie is hun ondersteuning van cruciaal belang. We pleiten er dan ook voor om vrijwilligers en verenigingen voldoende perspectief te geven, door middel van een kritische maar stabiele erkenning en subsidiëring. Nieuwe bewegingen moeten eveneens op ondersteuning kunnen rekenen, maar de ongebreidelde aangroei van het aantal gesubsidieerde verenigingen dat uit dezelfde ruif eet, mag niet ten koste gaan van de tegemoetkomingen voor de socioculturele organisaties. Bijkomende erkenningen vereisen dan ook bijkomende middelen. Zeker in de aanloop van 2011, het Europees Jaar van de Vrijwilliger, moeten we hieraan voldoende aandacht besteden. De entiteit Gemeenschapscentra moet voor onze fractie vooral ten dienste staan van de 22 gemeenschapscentra, die op hun beurt ten dienste staan van de lokale gemeenschap. De entiteit moet in de eerste plaats faciliteren in plaats van centraliseren. Voor dergelijke rol kan het College rekenen op onze steun. Dat de VGC optreedt als regisseur inzake het integratiebeleid lijkt ons een goede zaak. Er is sprake van doorverwijzing binnen een “voorportaalfunctie”. Hieromtrent hadden wij graag wat meer uitleg: wat wordt hiermee juist bedoeld en waarvoor zou de registratie hiervan dienen? Een positief en open imago van de Vlaamse Gemeenschap en de VGC is voor ons, Nederlandstaligen in Brussel, van het grootste belang. Onze fractie is verheugd met de versnelling inzake de uitbouw van een netwerk van lokale dienstencentra. Naast de al 13 erkende lokale dienstencentra wordt in het zuidoosten van Brussel hard getimmerd aan nieuwe LDC’s. De CD&V-fractie steunt de uitbouw van deze LDC’s en is blij te horen dat vzw Zoniënzorg een voorlopige erkenning voor een tweede lokaal dienstencentrum krijgt. De LDC’s zijn immers een ideaal beleidsinstrument tegen vereenzaming maar zijn ook nuttig bij de armoedebestrijding. Ze bieden een warm onthaal, boeiende activiteiten en warme maaltijden aan een gedifferentieerd tarief. Daarom zijn we blij dat het College van de lokale dienstencentra een speerpunt in zijn welzijnsbeleid heeft gemaakt. De Brusselse bevolking neemt toe terwijl de gemiddelde leeftijd daalt. Het spreekt voor zich dat dit implicaties heeft waarmee het beleid rekening dient te houden. Immers, kinderopvang, jeugdwerking en onderwijs komen onvermijdelijk meer aan bod als de populatie verjongt. Collega Bianca Debaets zal straks verder ingaan op het deel “onderwijs” van de beleidsverklaring. Wat betreft kinderopvang beschikken we in Brussel al over een uitgebreid netwerk. Het aantal plaatsen blijft echter onvoldoende en de vraag zal blijven toenemen. We onder-
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 1 (2010-2011) – 22 oktober 2010
19
steunen dan ook het voorstel om via de Stedenfondsmiddelen wat te remediëren, nieuwe initiatieven mogelijk te maken en een capaciteitsuitbreiding te realiseren. We zijn ook zeer verheugd dat er dit jaar nog eens 84 extra plaatsen in de buitenschoolse opvang zullen komen, verspreid over de reeds bestaande IBO’s en nieuwe initiatieven. Daarnaast wordt er ook in 70 extra plaatsen voorzien in de kinderdagverblijven. Dit is uiteraard een mooie vooruitgang, maar we moeten blijven beseffen dat veel jonge gezinnen niet terecht kunnen in de gesubsidieerde opvang. Zij zijn aangewezen op zelfstandige initiatieven, die geen subsidies ontvangen, en dus ook ontsnappen aan elke vorm van kwaliteitscontrole en waar bovendien de prijzen hoger liggen. Kinderopvang slokt op die manier een groot deel uit het budget. Jonge gezinnen in Brussel hebben niet altijd de mogelijkheid om terug te vallen op grootouders en familieleden om hun kroost op te vangen. Dat is nu eenmaal eigen aan de grootstedelijke context en vraagt een specifieke aanpak. Hoewel de VGC een sturende rol heeft, kunnen de gemeenten eveneens gestimuleerd worden om de werking en het aanbod te versterken. Over het inschrijven van deze samenwerking met de gemeenten ben ik blij. Ik verwijs naar het voorbeeld van Jette: wanneer we de handen in elkaar slaan is er ruimte om nieuwe en mooie projecten te realiseren. Binnen deze context verdienen de zogenaamde Brede Scholen, die deel uitmaken van de buurt en de lokale samenleving en de algemene ontwikkelingskansen van de kinderen willen stimuleren, een aparte vermelding. Een sectoroverschrijdende samenwerking tussen scholen, vrijetijdsinitiatieven en welzijnsorganisaties biedt veel kansen en kan op een adequate manier inspelen op specifieke noden. Deze demografische evolutie brengt eveneens een verhoogde behoefte aan vrijetijdsvoorzieningen voor de jeugd teweeg. Investeren in de Brusselse jeugd is investeren in de toekomst van ons gewest. Wij zijn dan ook bijzonder verheugd dat hieraan voldoende aandacht wordt besteed in de beleidsverklaring. Jeugdhuizen en overige jeugdinfrastructuren nemen een prominente plaats in bij de uitbreiding en de versterking van het bestaande aanbod. Een goede samenwerking met de gemeenten lijkt ons hier aangewezen, de noden verschillen immers van plaats tot plaats. Laagdrempeligheid is voor ons een sleutelwoord. Ook jongeren die zich in een minder goede thuissituatie bevinden moeten de kans krijgen om volledig te kunnen participeren in het brede jeugdwerkingsaanbod. We zijn eveneens voorstanders van een verdere ondersteuning vanuit de VGC van de verenigingen die het dagelijks beheer van de jeugdinfrastructuur op zich nemen. Vaak beschikken deze beheerders over onvoldoende kennis aangaande overeenkomsten, brandveiligheid en dies meer om hun taken op degelijke wijze te kunnen uitvoeren. In de beleidsverklaring spreekt men over de ontwikkeling van een instrument dat aan deze noden tegemoet zal komen. We zullen dit dan ook met veel interesse opvolgen. Ook een verdere uitbreiding van het aanbod van speelpleinwerking, sportkampen, speelweken, kinderateliers, jeugdvakanties en dergelijke meer, kan enkel aangemoedigd worden. We willen Brussel immers aantrekkelijk maken en houden voor jonge gezinnen met kinderen. Deze trekken al te vaak weg naar de Vlaamse rand. Dit is een fenomeen dat aangepakt moet worden, door voldoende in te spelen op de specifieke belangen, wensen en behoeften van deze groep. Het Armoederapport zit nog zeer vers in ons geheugen. De cijfers in Brussel zijn schrijnend. Het probleem is zo veelomvattend dat elk beleidsniveau zijn steentje dient bij te dragen, zo ook de Vlaamse Gemeenschapscommissie.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
20
Plenaire vergadering Nr. 1 (2010-2011) – 22 oktober 2010
Uiteraard kan zij dit niet alleen, maar er zijn zeker middelen voorhanden om– zij het op bescheiden schaal – aan de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting tegemoet te komen. De laagdrempeligheid van de brede waaier aan VGC-diensten moet een kernbegrip zijn. Om te beginnen moet er een vlotte toegang tot informatie voor iedereen zijn, wat nog steeds een heikel punt is. We zijn daarom verheugd over het initiatief om een lokaal loket voor kinderopvang op te starten. Elk kind heeft recht op opvang, ontplooiing en ontwikkeling. Ook de initiatieven inzake opvoeding en werk kan onze fractie toejuichen. Opleiding en werk zijn immers belangrijke hefbomen in de strijd te gen armoede. Onze fractie heeft op zich niets tegen de centralisatie van de VGC-administratie op een enkele locatie. Dat zal de werking en de communicatie vergemakkelijken, maar we vragen wel om kostenbewust te werk te gaan en andere projecten of verenigingen niet het kind van de rekening te laten worden. Wij hopen in het investeringsplan dan ook evenwaardige middelen voor onze eigen administratie en voor de projecten uit het middenveld aan te treffen. Wat het kerntakendebat betreft, is CD&V altijd voorstander geweest van en kritische doorlichting over wie wat moet doen. Wij zijn dan ook blij met de oprichting van de taskforce Brussel. De politieke sturing wat ons beleidsniveau betreft, moet gebeuren door het democratisch verkozen VGC-College. Ik weet dat er eerst een ambtelijke werkgroep is die dit kerntakendebat zal voorbereiden, maar ook daar worden vaak keuzes gemaakt die niet helemaal waardenvrij zijn. Ik hoop dan ook op voldoende overleg tussen administratie en College. Tot slot onderschrijven wij de oproep tot samenwerking met andere beleidsniveaus, zoals gemeenten en OCMW’s. De hamvraag is hoe we de OCMW’s kunnen overtuigen mee te werken aan onze projecten. In de meeste gemeenten vinden we wel Vlaamse schepenen die mee aan de kar willen trekken, maar partners bij de OCMW’s zijn moeilijker te vinden. Ik hoop dat het College daarvoor een oplossing kan vinden. Het College kan op de steun van de CD&V-fractie rekenen bij het uitvoeren van alle mooie initiatieven die in deze beleidsverklaring zijn opgenomen. De heer Paul De Ridder. – De tweedeling tussen arm en rijk neemt in onze stad dramatische vormen aan. De VGC heeft dan ook terecht het beleid tegen de armoede als een aparte en overkoepelende doelstelling in haar beleidsverklaring opgenomen. De Gemeenschappen waren spontaan bereid hun verantwoordelijkheid op te nemen in de strijd tegen deze gesel. Het is daarom des te pijnlijker dat sommigen de inbreng van de Gemeenschappen krampachtig pogen te minimaliseren. Zo verklaarde Rudy Demotte onlangs doodleuk dat in Brussel het Gewest álles kan doen. De Gemeenschappen zouden volgens hem geen enkele meerwaarde bieden. In Brussel Deze Week reageerde journalist Danny Villeyn terecht dat de Vlamingen op hun hoede moeten zijn voor de Franstalige filosofie van “alles naar het Gewest”. Paul Magnette ging zelfs nog een stap verder dan Rudy Demotte. Hij had het onomwonden over Vlaanderen en “de twee Franstalige gewesten”. Terloops vernoemde hij ook nog even de Nederlandstaligen in Brussel als “meest beschermde minderheid in de wereld”. Het is merkwaardig dat de VGC het niet nodig vond om officieel en met al haar gezag te reageren tegen deze ongehoorde uitspraken. Vorig jaar werd Pascal Smet wel, en terecht, op de vingers getikt toen hij Brussel een Franstalige stad noemde. De VGC moet immers
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 1 (2010-2011) – 22 oktober 2010
21
bij uitstek de eerste verdediger te zijn van de Nederlandstaligen en het Nederlands in Brussel. Wanneer andere assemblees of politici het tweetalige karakter van Brussel ontkennen, moeten wij onze stem laten horen. Dit is een essentieel onderdeel van de ambassadeursfunctie van de VGC. Zij moet de Nederlandstaligen buiten Brussel permanent informeren en sensibiliseren. Zij moet ervoor zorgen dat anderstaligen, migranten, buitenlanders en toeristen ervan bewust worden dat in deze historische Brabantse en Nederlandse stad nog steeds een bloeiende Nederlandse gemeenschap leeft die met open blik naar de wereld kijkt. Het verheugt mij dat de beleidsverklaring aandacht besteedt aan deze opdracht. Daarnaast staat de VGC ten dienste van de Nederlandstaligen in Brussel via een hele reeks diensten en instellingen, zoals het Muntpunt. Ook de media zijn in dit verband belangrijk. Daar is een reeds lang aangekondigde hervorming nuttig en nodig. In de beleidsverklaring staat letterlijk dat de convenanten ook specifieke accenten leggen in verband met de positieve beeldvorming van Brussel en de verschillende beleidsdomeinen en initiatieven van de VGC. Hier bevinden wij ons op de subtiele maar moeilijke breuklijn tussen journalistiek en eerlijke beeldvorming aan de ene kant en de door de VGC gewenste promotie of positieve beeldvorming aan de andere kant. Het kan uiteraard niet de bedoeling zijn om de media in te zetten als propagandamachine van de VGC. Op dit vlak moet dan ook in alle mogelijke garanties worden voorzien. Een recent verschenen studie van het Vlaamse Steunpunt Ruimte en Wonen toont aan dat in Vlaanderen steeds meer gezinnen uit de stad wegvluchten. Ook Brussel ontsnapt niet aan dit fenomeen. Reeds in 2007 leverde de Briostudie soortgelijke resultaten op. Steeds meer jonge gezinnen – vaak gezinnen uit de middenklasse – trekken weg uit Brussel. Dit vormt een reëel probleem voor onze stad. Het gevolg kan zijn dat Brussel uit twee soorten buurten begint te bestaan: enerzijds exclusieve wijken voorbehouden aan een aantal kapitaalkrachtigen en anderzijds verpauperde en verloederden buurten waar al de sukkelaars samenhokken die geen geld hebben om te vertrekken. Een leefbare stad vergt nochtans een middenklasse. Gelukkig leeft dit besef ook bij anderen. De voorzitter van deze Raad wijdde er zelfs een opiniebijdrage aan in Brussel Deze Week. De diverse stedelijke en gewestelijke overheden moeten dan ook een beleid voeren dat de middenklasse in Brussel houdt. De VGC kan hierin mee het voortouw nemen. Deze overheid is immers bevoegd voor aangelegenheden die een directe weerslag hebben op de levenskwaliteit van mensen. Investeringen in onderwijs, welzijn en cultuur kunnen een krachtige ondersteuning vormen voor de mensen die in deze stad hun leven willen opbouwen. Dit geldt met name voor de jonge gezinnen. Samen met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest moet ook de VGC ertoe bijdragen dat de stad aantrekkelijker wordt voor gezinnen. Van primordiaal belang zijn daarbij goede scholen, gemakkelijk bereikbare en kwalitatieve hoogstaande welzijnsvoorzieningen en een rijk cultureel aanbod. Uiteraard moet een stad ook schoon, veilig en mobiliteitsvriendelijk zijn. Maar dat zijn taken voor het Gewest en de gemeenten. Het Gewest en de gemeenten dienen overigens nog veel meer samen te werken met de VGC. Het is dan ook te hopen dat in een volgende beleidsverklaring zeer expliciet aandacht wordt besteed aan de stadsvlucht. In het onderwijs is er een gerichte uitbreiding nodig. Wij gaan ons niet mengen in de spelletjes tussen de diverse partijen. Feit is dat er scholen moeten bijkomen en dat daarover goede afspraken moeten worden gemaakt met de Vlaamse Gemeenschap. Het onderwijs belangt heel de Nederlandse gemeenschap aan. Wij kijken uit naar de resultaten van de taskforce Onderwijs. Het verheugt ons dat de notie van immersieonderwijs niet naar voren
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
22
Plenaire vergadering Nr. 1 (2010-2011) – 22 oktober 2010
wordt geschoven in deze verklaring. Op 6 oktober 2010 verklaarde het bevoegde collegelid dat dergelijke immersiescholen misschien succesvol zijn voor kinderen uit de gegoede burgerij, maar nadelig zijn voor wie het nu al moeilijk heeft op school. Een ander domein is het integratiebeleid. Het is logisch dat de VGC een regiorol speelt bij de toepassing van het Vlaams integratiebeleid in Brussel. De VGC kent immers het best de specifieke Brusselse situatie. Een integratiebeleid in Brussel is essentieel want in deze stad geldt er geen verplichting. Bovendien wordt Brussel als eerste geconfronteerd met de gevolgen van het federale beleid van massale immigratie en collectieve regularisatie. Ook op het vlak van de integratie dienen wij in Brussel rekening te houden met wat er elders in Vlaanderen gebeurt. Bij het uitvoeren van haar integratiebeleid moet de VGC actief contact zoeken met de allochtone middenveldorganisaties. Toch willen wij waarschuwen voor een versplinterde aanpak ten gevolg van een wildgroei aan verenigingen. Deze beleidsverklaring schenkt terecht veel aandacht aan de kwaliteit van de dienstverlening. Klantvriendelijkheid en een vlotte dienstverlening aan de burger dragen bij tot het goede imago van het Nederlandstalig aanbod. Eigenlijk zouden Nederlandstalig en kwaliteit synoniemen moeten zijn. Als relatief kleine overheid zoekt de VGC partnerschappen om haar beleid concreet uit te voeren. Jammer genoeg moet onze gemeenschap nog al te vaak functioneren in een omgeving die niet altijd even vriendelijk is. Zo zou de relatie tussen de VGC en de negentien gemeenten nog veel beter kunnen. Ofwel kennen de gemeenten ons aanbod niet, wat opgevangen zou kunnen worden door een professionele informatiecampagne, ofwel zijn ze wel op de hoogte, maar wensen zij er geen gebruik van te maken omdat zij het onze initiatieven niet zinvol vinden. Dat laatste lijkt, gezien de grote noden, eerder twijfelachtig. Het valt dan ook te vrezen dat een aantal gemeenten geen gebruik willen maken van het VGC-aanbod louter omdat het Vlaamse initiatieven zijn. De lofzang die Charles Picqué, minister-president en sinds 1985 burgemeester van Sint-Gillis, vorige woensdag hield aan het adres van de gemeenten vergt dan ook enige nuance. De recente strubbelingen rond het geplande Vlaams zorgdorp op de voormalige KUB-site in Koekelberg spreken in dit verband boekdelen. Zowel via de gemeente als via het Gewest doen lokale politici er blijkbaar alles aan om dit project te kelderen. Ons parlement moet dan ook die onwil aan de kaak stellen als strijdig met de belangen van Brussel en de Brusselaars. Tot slot wens ik het College aan te sporen om volop werk te maken van de laatste paragraaf in de beleidsverklaring om in alle beleidsdomeinen de nadruk te leggen op het belang van het Nederlands. Zeker in de huidige politieke context mogen de Brusselaars zich niet laten vangen aan de Wallo-Brux-droom van enkele francofiele politici. Vanzelfsprekend moet onze stad ook goede relaties onderhouden met Wallonië. Zich afsluiten van de Nederlandse gemeenschap en het Nederlandse gewest zou echter de grootste stommiteit zijn die men in Brussel kan begaan. Brussel is immers cultuurhistorisch met al haar vezels verbonden met het Nederlandse taalgebied. Ook economisch maakt Brussel deel uit van de zogenaamde Vlaamse – of zelfs veeleer Brabantse – Ruit. Het is beslist niet toevallig dat onze stad haar grootste bloei heeft gekend toen zij in harmonie leefde met het Brabantse ommeland. Uit enquêtes blijkt trouwens ook dat de Wallo-Brux-gedachte vooral in Wallonië leeft en veel minder bij de Franstalige Brusselaars. Lees er maar de lezersbrieven in enkele Franstalige media op na. Bovendien zien steeds meer Frans- en anderstaligen in dat de kennis van het Nederlands en van andere talen van essentieel belang is om werk te vinden, niet alleen in Brussel maar
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 1 (2010-2011) – 22 oktober 2010
23
ook elders in het land. Het is een absoluut noodzakelijke voorwaarde voor sociale promotie. Daarom moeten wij blijven investeren in taalonderwijs voor iedereen, niet alleen voor nieuwkomers. Ook de jongeren die thuis geen van beide landstalen spreken, moeten dit onderwijs kunnen genieten. Indien het College hiervan een prioriteit maakt, kan het op de steun van de N-VA rekenen. Mevrouw Elke Van den Brandt.- Ik sta positief tegenover de vorm van deze beleidsverklaring. Het is niet de traditionele bloemlezing geworden van individuele collegeleden die hun eigen accenten voor dit jaar binnen één tekst bundelen, maar het is een tekst die 6 relevante thema’s voor Brussel centraal stelt, waarna de verschillende collegeleden uiteenzetten hoe ze binnen die thema’s gaan werken. Het is niet de weergave van een beleid van het College maar wel dat van een beleid van de stad. Ik sta bovendien bijzonder positief tegenover een van de 6 thema’s, namelijk de samenwerking. De VGC steekt haar hand uit omdat men beseft dat het beleid in dit land nu eenmaal een samenwerking moet zijn. Om kwaliteit te leveren in Brussel moeten er partnerschappen worden aangegaan. De wil en de durf moet bestaan om met andere overheden samen te werken. De taskforce Brussel werd reeds vorig jaar in de media aangekondigd. Nu moet ze van start gaan en uitmonden in een kerntakendebat. Wat is hierbij de huidige stand van zaken? Er zal met het gewestelijk niveau worden samengewerkt in het kader van de wijkcontracten en met de gemeenten voor bijvoorbeeld het lokaal sociaal beleid. Ik ben daarvan een voorstander, hoewel die samenwerking in het verleden zeer moeilijk is gebleken. Welke garanties zijn er dat het deze keer wel lukt? Brussel heeft veel samenwerkingsverbanden nodig omdat de stad geconfronteerd wordt met twee enorme uitdagingen, de demografische groei en de armoede. Beide aspecten zijn ook met elkaar verbonden. Tegen 2020 zullen er 200.000 mensen bijkomen. Die mensen zullen hier wonen, sporten, kinderen krijgen en kinderopvang zoeken. Om hun de kans te bieden op een kwaliteitsvol leven, willen we de Brusselaars die momenteel onder de armoedegrens leven - zo’n 25% de kans geven om zelf uit die armoedespiraal te komen. Daarvoor moeten we onderwijs en kwaliteitsvolle kinderopvang aanbieden. Dat raakt de kern van onze bevoegdheden. De samenwerking met de Franse Gemeenschap is hiervoor noodzakelijk. Geen van beide Gemeenschapen kan dit capaciteitsprobleem alleen aanpakken. Momenteel zijn beide Gemeenschappen in allerijl nieuwe plaatsen aan het creëren, maar een gemeenschappelijk plan ontbreekt. De visies en plannen van de twee grootste onderwijsverstrekkers moeten worden samengebracht. Wat de voorschoolse opvang betreft, bestaat er een enorm tekort aan plaatsen. Hoeveel extra plaatsen komen er, tegen wanneer en in welke wijken? Momenteel overtreft de vraag het aanbod. Ik ben geen voorstander van de wet van de snelste, waarbij de ouder die het snelst online inschrijft en het snelst de weg naar de crèches vindt, het snelst een plaats krijgt. Een centraal opnamebeleid kan zorgen voor een eerlijker verdeling van de beschikbare plaatsen. De VGC zal het initiatief nemen voor een lokaal loket kinderopvang. Wat zal dat inhouden? Op dit ogenblik schrijven toekomstige ouders hun kind in bij 10 verschillende crèches, die elk hun eigen voorrangscriteria hanteren. Het zou voor ouders duidelijker zijn om zich eenmalig en centraal aan te melden. Voor de crèches zou het afschaffen van de wachtlijs-
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
24
Plenaire vergadering Nr. 1 (2010-2011) – 22 oktober 2010
ten tijd besparen. Voor het beleid is het interessant om een globaal overzicht te krijgen van de bestaande tekorten, de wijken waarin ze opduiken en het profiel van de ouders. Wat zal er trouwens gebeuren met de CKO’s die al bestaan en een gelijkaardige doelstelling hebben? De demografische groei en de armoede vormen een bedreiging maar bieden ook mogelijkheden. Er zullen scholen gebouwd moeten worden en dat kan gebeuren volgens een hedendaags concept, in functie van hoe we vandaag onderwijs zien. De brede school, geïntegreerd in haar wijk, open voor die wijk en de brede ontwikkeling van het kind vooropstellend, vraagt een andere bouw en moet toegankelijk zijn voor andere activiteiten, ook na de klassieke schooluren. In het kader van het concept van de brede school worden stappen gezet om leerplichtonderwijs, deeltijds kunstonderwijs, sportverenigingen en buitenschoolse opvang te laten samengaan. Hoe wordt dat concreet georganiseerd? Ik sta achter de doelstelling om maximale leerwinst te boeken bij alle kinderen, maar voor mij betekent school veel meer dan dat. De volledige ontplooiing van elke leerling en de kans om eigen talenten te ontwikkelen – inzake sport, cultuur, zelfbeeld en zo verder moeten geviseerd worden. Ook ouderen moeten ontwikkelingskansen krijgen. De VGC gaat zich dit jaar inzetten voor de uitbouw en de versterking van de lokale dienstencentra. Is dit niet te ambitieus, rekening houdend met het feit dat de bestaande centra vandaag al zo moeilijk rondkomen? Ik denk bijvoorbeeld aan het lokaal dienstencentrum in Evere, dat erkend is door de Vlaamse Gemeenschap, maar waarvoor uiteindelijk voor 2010 geen geld kon worden vrijgemaakt. Het collegelid benadrukt dat de kwaliteit van de dienstverlening voorop moet staan en ik steun die uitspraak volledig. De voorzitter heeft ons gevraagd de tussenkomsten kort te houden. Ik zal dus nu al besluiten. Velen vinden dat meertalig onderwijs voor kinderen een risico inhoudt. Studies tonen echter aan dat het niet zo is. Kinderen worden erdoor gemotiveerd. Ik zal een discussienota indienen omtrent de voordelen van meertalig onderwijs. De voorzitter.- De afspraak om de tussenkomsten kort te houden, werd gemaakt door alle leden van het Uitgebreid Bureau. Ik leg de raadsleden niet persoonlijk op om beknopter tussen te komen. Mevrouw Elke Van den Brandt.- De leden van het Uitgebreid Bureau hebben ook samen beslist hun ongenoegen te laten blijken als ik te lang zou praten, een risico dat ik niet wou lopen. (Glimlachjes) Mevrouw Bianca Debaets.- Ik dank de collegevoorzitter voor zijn beleidsverklaring, die dit jaar op een transversale manier werd uitgewerkt. Bouwen aan Brussel is inderdaad niet in vakjes op te delen. De heer Jean-Luc Vanraes ziet Brussel als een “laboratorium waar de samenleving experimenteert”. Zijn bedoeling is om in te spelen op diverse maatschappelijke vlakken. Ik ben het met deze doelstelling eens. Het Nederlandstalig onderwijs in Brussel blijft een van die grote uitdagingen. De capaciteitsdruk manifesteerde zich afgelopen schooljaar zeer sterk in het Nederlandstalig onderwijs. Vele Nederlandstalige ouders kregen hun kind niet ingeschreven in een school van
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 1 (2010-2011) – 22 oktober 2010
25
hun keuze, wat de vrijheid van het onderwijs in het gedrang brengt. Hoewel de inschrijvingscriteria door het Vlaams Parlement recentelijk werden aangepast, blijft mijn fractie de situatie op het terrein aandachtig volgen. Het is alvast een positieve zaak dat de VGC een taskforce Capaciteit Onderwijs Brussel oprichtte. Ik heb echter het gevoel dat men bij ‘capaciteit’ enkel aan extra schoolgebouwen denkt. Ook extra leerkrachten zijn heel belangrijk. En daar knelt in Brussel het schoentje. De capaciteitsdruk heeft tot gevolg dat ook het lerarentekort zich steeds scherper manifesteert. Het tekort aan leerkrachten is maar liefst 10 keer zo hoog in Brussel als in Vlaanderen. Directeurs krijgen nog weinig spontane sollicitaties binnen en zoeken meestal lang naar vervangende leerkrachten. Leerkrachten worden vaak ingezet om andere vakken te geven dan die waarvoor ze gestudeerd hebben. Zo bedroeg de aanstelling van leerkrachten met een ander bekwaamheidsbewijs – in plaats van een vereist of een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs - op 15 maart 2010 voor het secundair onderwijs 26,30 procent in Brussel tegenover 18,21 procent in alle Nederlandstalige secundaire scholen. Daarom moet de VGC nagaan op welke manier meer mensen kunnen worden warm gemaakt voor het lerarenberoep en ook hoe mensen voldoende kunnen worden gemotiveerd om in het beroep te blijven. Ik denk daarbij onder andere aan een betere ondersteuning van leerkrachten door bijvoorbeeld onderwijsassistenten in te zetten in klassen met veel anderstalige leerlingen. Les geven in een meertalige en multiculturele omgeving vergt van een leerkracht nu eenmaal meer energie om dezelfde eindtermen te bereiken. Uit cijfers die we onlangs opvroegen blijkt bovendien dat slechts 10 procent van de Brusselse leerkrachten effectief in Brussel woont; 90 procent van de leerkrachten die werkzaam zijn in het Brussels Nederlandstalig onderwijs, komt uit een Vlaamse provincie. Is daar iets mis mee? Op zich niet natuurlijk. Het is goed dat mensen, ook uit Vlaamse provincies, voor Brussel kiezen. Alleen, en daar knelt het schoentje, merken we dat dit geen duurzame beweging is, want bijna 60 percent van de leerkrachten houdt het na 5 jaar voor bekeken. We moeten er niet alleen voor zorgen dat mensen voor het beroep en voor Brussel kiezen, maar als het enigszins kan dat ze hier ook komen wonen. Initiatieven als Quartier Latin, die zorgen voor betaalbare huisvesting, zijn zeker dingen die de nodige aandacht en ondersteuning verdienen. Aandacht voor het capaciteitsvraagstuk mag ons er niet van weerhouden om te blijven investeren in de kwaliteit van het onderwijs. Momenteel worden onderwijsprestaties nog te vaak bepaald door externe factoren, zoals de socio-economische achtergrond van de ouders. Kunnen de ouders al dan niet helpen met huiswerk? Kunnen ze de kinderen voldoende begeleiden? Dat heeft met taal te maken, maar evenzeer met de socio-economische achtergrond. Om een betere leeromgeving te creëren voor kinderen die thuis niet altijd op de nodige ondersteuning kunnen rekenen, pleit onze fractie er sterk voor om het concept van huiswerkklassen verder uit te bouwen. Dat kan perfect passen in een visie van Brede school en dat kan ook op een speelse manier: kinderen ook buiten de schooluren en schoolmuren toch voldoende in contact brengen met het Nederlands. We merken dat die paar uur dat een kind op school zit en zelf aan het woord kan zijn, toch onvoldoende zijn om de taal voldoende onder de knie te krijgen. Het blijft belangrijk, zoals ook andere collega’s al voorstelden, om kinderen via jeugdbewegingen, sportactiviteiten en dergelijke het Nederlands ook buiten de schooluren te laten oefenen.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
26
Plenaire vergadering Nr. 1 (2010-2011) – 22 oktober 2010
Nog een woordje over de expertisecentra. Ik lees dat de collegevoorzitter de verdere uitbouw van het Onderwijscentrum Brussel (OCB) bepleit. Ik had graag vernomen hoe hij de samenwerking met Voorrangsbeleid Brussel (VBB) en het Brussels Ondersteuningsplatform Secundair Onderwijs (BROSO) ziet. We weten dat het OCB heel wat expertise heeft, die we uiteraard erkennen, maar er zijn ook nog wel andere spelers met expertise op het terrein. Laten we die niet vergeten. Die andere partners, zoals ‘pedagogische begeleidingsstructuren’, zouden wat ons betreft mee in het bestuur van het OCB moeten zitten zodat ze mee de lijnen zouden kunnen uitstippelen. Nu worden ze, voor zover ik weet, slechts af en toe geconsulteerd. We hebben ook wat vragen bij het OCB als onderdeel van de administratie. Het lijkt me een wat eigenaardige constructie. Zoals ik reeds benadrukte bij de voorstelling van de beleidsnota, zijn we er voorstander van dat het OCB een vzw-vorm zou aannemen. Wat het beheer van de eigen onderwijsinstellingen betreft, stel ik me de vraag of we die eigen onderwijsinstellingen niet moeten verzelfstandigen. Nu heeft de VGC namelijk vaak een dubbele pet op en heeft ze zowel een inrichtende als een regierol. Moeten we dat niet wat verder uitklaren? Ik had daarover graag de mening van de collegevoorzitter gekend. Zoals de collegevoorzitter in zijn verklaring benadrukte, roept de capaciteitsdruk nieuwe noden in het leven op het vlak van infrastructuur en schoolgebouwen. In dat opzicht pleiten we ervoor om bij de inrichting van nieuwe scholen de noden van de bestaande scholen niet te vergeten. We weten dat heel wat schoolinfrastructuur in erbarmelijke toestand verkeert. Die is vaak verouderd en renovatie is broodnodig. Capaciteitsuitbreiding mag zeker niet tot gevolg hebben dat bestaande renovatiedossiers helemaal onderaan de stapel terechtkomen. Werkt de collegevoorzitter momenteel aan een meerjarenplanning om ook de bestaande scholen die aan renovatie toe zijn, aan te pakken? Op welke termijn wil de collegevoorzitter daarmee naar buiten komen? Om in de beeldspraak van mevrouw Els Ampe te blijven: van brood alleen kan men niet leven. Kortom, er is heel wat werk aan de winkel om onze Brusselse toekomst, maar zeker ook de toekomst van het onderwijs, mee uit te bouwen. Onze fractie is alvast bereid om daar op een heel constructieve manier aan mee te werken. Mevrouw Annemie Maes.- In de beleidsverklaring heeft de collegevoorzitter het over de verdere ontwikkeling van Muntpunt als belevenisbibliotheek en modern informatiehuis, en dit specifiek onder de invalshoek ‘VGC als ambassadeur van de stad en haar inwoners’. Het zal inderdaad een enorme uitdaging zijn om het Muntpunt-project succesvol te ontwikkelen. De bibliotheek is door de verhuizing, ondanks de minimale afstand, ondertussen toch wat bezoekers kwijt geraakt. Dat is waarschijnlijk te verklaren door het algemene fenomeen van minder papieren uitleningen. We zien dat fenomeen ook in heel succesvolle bibliotheken in Vlaanderen. Dat heeft onder andere te maken met het succes van multimedia en andere digitale informatiebronnen. Vermoedelijk heeft het in Brussel echter ook te maken met gewoontegedrag. De Brusselaar vindt blijkbaar iets moeilijker zijn weg naar de hoofdstedelijke bibliotheek. We moeten dus waakzaam blijven en ervoor zorgen dat in afwachting van de realisatie van Muntpunt de Brusselaar de weg naar de hoofdstedelijke bibliotheek blijft vinden. Voor Groen! is het ook belangrijk dat we bij het nieuwe Muntpunt van meet af aan ook minder evidente doelgroepen mee hebben. Hier liggen kansen die we zeker niet mogen missen. Ik verwijs hiervoor graag naar het bezoek dat de commissie Cultuur onder mijn voorzitterschap gebracht heeft aan de bibliotheken van Rotterdam en Amsterdam. Zeker in het geval van Rotterdam viel het op dat heel veel jonge mensen, ook die van allochtone afkomst, gebruikmaakten van de bibliotheek als plek om te studeren, te internetten,
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 1 (2010-2011) – 22 oktober 2010
27
muziek te beluisteren, een kop koffie te drinken, de krant te lezen. Dat is de toekomst van de bibliotheek in het algemeen. In zijn beleidsverklaring heeft de collegevoorzitter het ook over de Brusselse media als ambassadeur voor de uitstraling van Brussel. Groen! vindt het een goede zaak dat men inzet op meer samenwerking en synergieën tussen de 4 partners Brussel Deze Week, FM Brussel, tvbrussel en brusselnieuws.be, weliswaar met behoud van de eigenheid en de redactionele autonomie. Dit jaar worden er nieuwe beheersovereenkomsten gesloten tussen de VGC en tvbrussel enerzijds, en tussen de VGC en Brussel Deze Week anderzijds. Kan de collegevoorzitter reeds een tip van de sluier lichten? Kunnen we hier andere accenten verwachten? De labo-functie op het vlak van stedelijkheid en de uitbouw van experimentele projecten is iets wat onze fractie enthousiast toejuicht. Vooral in de beleidsdomeinen Cultuur en Jeugd wordt hier werk van gemaakt, denk maar aan het Greeters-project waarbij buurtbewoners ambassadeurs van hun wijk worden, de cocktailsubsidies voor laagdrempelige en kleinschalige uitwisselings- of samenwerkingsprojecten in de jeugdsector of de steun voor projecten die op ecologische wijze met de publieke ruimte omgaan. Maar het is ook een plek voor hedendaags circus in het podiumlandschap, en een plek voor graphic novels en strips in het letterenbeleid. Verderop in de verklaring onder het hoofdstuk ‘Kwaliteit’, vinden we ook steun voor jonge kunstenaars, hetgeen we ook erg toejuichen. De collegevoorzitter heeft het in de beleidsverklaring ook over de kwaliteit in de dienstverlening. Dat betekent een sterke en moderne overheid. Concreet gaat het om de centralisatie van de administratie, het personeelsplan met een actualisering van diversiteit in het personeelsbeleid en een investeringsplan 2011-2015 voor het patrimonium. Wat de centralisatie van de administratie betreft, zou ik graag een timing voor de verhuizing van de verschillende diensten krijgen en info over de plannen voor de gebouwen die nu eigendom zijn van de VGC en leeg komen te staan. Groen! gaat ervan uit dat duurzaamheid een centrale plaats krijgt bij de ingebruikname van het nieuwe gebouw en dat het collegelid de gelegenheid aangrijpt om een doorgedreven mobiliteitsplan voor de personeelsleden uit te werken. Ik denk hier concreet aan het plaatsen van een overdekte fietsenstalling, zowel aan de buitenzijde van het gebouw voor bezoekers als een beveiligde fietsenstalling aan de binnenzijde voor het personeel. Ik merk namelijk nog altijd dat een heel aantal instellingen – dat zijn niet altijd instellingen van de VGC, dat zijn ook culturele instellingen gaande van Bronx tot KVS – geen fietsenstallingen ter beschikking hebben. In december wordt het startsein gegeven voor het Europees Jaar van de Vrijwilliger. Onze fractie steunt het voornemen om een grondige studie uit te voeren die als basis kan dienen voor een vernieuwend beleid inzake vrijwilligers. Zoals de collegevoorzitter wellicht weet, zijn in Brussel tal van vrijwilligers actief, niet alleen in de welzijnssector, maar ook steeds meer in de culturele, creatieve of vrijetijdssector, evenals in stedelijke bewegingen zoals fiets- en natuurverenigingen. Er werd daarstraks al naar verwezen: vandaag is het de dag van de jeugdbeweging, waar tal van vrijwilligers werkzaam zijn. Kan de collegevoorzitter me een timing geven voor deze studie? Zal Het Punt, dat nu al uitstekend werk levert, hierbij worden betrokken? Ik wil eindigen met felicitaties voor het College, dat ook in de soms moeilijke Brusselse context kiest voor kwaliteitsvolle maar soms minder evidente projecten. Het belang van initiatieven als natuur- en milieubeleving en educatie voor kinderen kan zeker in de Brusselse context moeilijk overschat worden. Er komen 200.000 of zelfs meer nieuwe Brus-
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
28
Plenaire vergadering Nr. 1 (2010-2011) – 22 oktober 2010
selaars bij de komende jaren, waarvan een groot deel kinderen. Dat betekent niet alleen behoefte aan meer scholen, maar ook aan meer ruimte om te kunnen spelen, meer groene ruimtes, meer vrijetijdsaanbod en sportfaciliteiten. Ik zou even een kleine correctie willen doen van de stelling van sommigen dat de stadsvlucht nog altijd bezig is. Ik ben gisteren naar een heel interessante lezing geweest van Patrick Deboosere van de VUB, waarin hij aanhaalt dat die stadsvlucht eigenlijk een mythe is. Dat is een foute interpretatie. Mensen van 18 tot 32 jaar komen massaal naar de stad; 75 percent blijft kiezen voor de stad. Wat wel waar is, is dat er een enorme uitwisseling is tussen Brussel en de Rand. We kennen echter een permanente verjonging. De groei situeert zich vooral in de middenklasse en in de armere gemeenten. De heer Patrick Deboosere stipte ook aan dat gezinnen de stad niet alleen verlaten vanwege de huisvesting, maar ook, en dat is wel essentieel, vanwege het aanbod voor kinderen. Dat gaat dan zowel om scholen als om vrijetijdsactiviteiten. De VGC kan en moet hierin een belangrijke rol blijven spelen, samen met de andere Brusselse partners. Zoals mevrouw Elke Van den Brandt al aanhaalde, is die samenwerking zeer belangrijk. De laatste zin van de beleidsverklaring is veelbetekenend: “Laten we de handen in elkaar slaan en samen werken aan een betere toekomst voor onze stad”. Beste collegeleden, wij rekenen op jullie en jullie krijgen onze steun. De heer Walter Vandenbossche.- Ik heb vanmorgen aandachtig geluisterd naar alle uiteenzettingen, die zich plaatsen in de verhouding tussen oppositie en meerderheid, in de politieke accenten die men wenst te leggen, in de relatie tussen Vlaanderen en Brussel. Elkeen geeft hier een eigen inkleuring aan. Ik denk dat we deze beleidsverklaring niet kunnen afsluiten als we die niet plaatsen in het fundamentele politieke debat dat vandaag gaande is. Collega’s, het stormt rond deze instellingen. De wind tiert en huilt rond deze instelling. Men poogt om ze een andere kleur, een andere functie en een andere positie te geven. Is het daarom niet hoog tijd dat wij hier, allen samen, het fundamentele debat gaan voeren. Wat is de plaats van de Brusselse Vlamingen in het federale, in het confederale of in opgeheven België? Over dit onderwerp wordt vandaag, hoe dan ook, het debat gevoerd. Samen met vele andere raadsleden was ik geschokt toen ik vernam dat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest om een herfinanciering vroeg. Men vroeg om een jaarlijkse bijkomende dotatie van 500 miljoen euro. Op zich is hier weinig of niets tegen in te brengen. Gelijktijdig met deze vraag om bijkomende financiële middelen ging men echter ook aan de positie van de Brusselse Vlamingen morrelen. Kan deze Raad hier zomaar mee instemmen? Zal men de 20/80-verdeelsleutel voor de financiële middelen voor de VGC en de Cocof zomaar, op een diefje, kunnen doorvoeren? Zal het College met haar uitvoerende opdracht applaudisseren als men, boven al onze hoofden, een dergelijke beslissing introduceert? In dat geval krijgen de Franstaligen immers niet alleen de boter, maar ook het geld voor de boter. Zal men dit zomaar aanvaarden? Hoe evolueert de relatie met de Vlaamse Gemeenschap? Zal men een verbrusselingsmodel met een definitieve heroriëntering van de positie en plaats van de Brusselse Vlamingen in hun hoofdstad zomaar goedschiks aanvaarden? Zal het accent blijven liggen op een totale aanwezigheid van Vlaanderen in Brussel of zoekt men een evenwichtige positie die zowel de eigen identiteit als het relationeel netwerk naar Vlaanderen, de Franstaligen en de multiculturele gemeenschap weet te handhaven?
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 1 (2010-2011) – 22 oktober 2010
29
Zal men de Brusselse instellingen vanuit de eigen gemeenschap blijven benaderen, zoals dit werd vastgelegd in de wetten van 1988 en 1989, of gaat men instappen in een ander verkiezingsmodel? Zijn de raadsleden niet ongerust als minister-president Charles Piqué in zijn verklaring van woensdag 20 oktober alles draineert naar de gemeentebesturen? Met alle respect voor de schepenen die hier aanwezig zijn: de invloed van de VGC op de gemeentebesturen is minimaal. Stapt de VGC in een dergelijk model of vraagt zij daarentegen respect voor alles wat sinds de jaren ’60 tot vandaag de dag werd opgebouwd? Ik denk hierbij alleen al maar aan de eigen specifieke Vlaamse netwerken, zoals de vzw’s en tal van andere tussenschakels waarmee men op het lokale niveau de Vlaamse eigenheid heeft uitgebouwd. Precies deze instrumenten stelden de VGC in staat om te gaan samenwerken met de gemeentebesturen. Gelukkig bestaan er, los van het politieke niveau, nog modellen die de VGC, precies dankzij de Vlaamse Gemeenschap, de nodige slagkracht hebben gegeven. Wat doet men trouwens met de GGC? Hoorde ik zonet niet dat de GGC zou worden afgebouwd? Heeft de GGC in de toekomst dan geen cruciale rol meer te vervullen? Moet men niet eens even nagaan wat voor een type van maatschappelijk, politiek model men wil verwezenlijken? Is men wel geïnteresseerd in dit model? Als Brusselse Vlamingen zijn wij toch direct betrokken? Aanvaarden we het of ketsen we het af ? Maken de overige collegeleden zich geen zorgen als zij vernemen dat het onderwijs een groeiende impact krijgt in de fameuze ‘grijze zone’? Naar analogie met de kinderdagverblijven wordt voor het onderwijs immers alles gedraineerd via de gemeentebesturen. Als Vlamingen zullen we op die manier uit de boot vallen of, op zijn minst, niet betrokken worden bij de verwezenlijking van het beleid. Ik ben bezorgd. Ik ben uiterst bekommerd over dit alles. Ik wens de overige raadsleden echter enkel te vragen of men niet samen kan werken over de grenzen van meerderheid en oppositie heen. Hoe men het ook draait of keert: ik kan enkel vaststellen dat het gros van de hier vertegenwoordigde politieke formaties hierbij betrokken zijn, hetzij in de Brusselse instellingen, hetzij in Vlaanderen, hetzij in de besprekingen. Het zou dan ook nuttig zijn als men op korte termijn hierover eens kan nadenken. Het gaat toch niet op dat anderen, boven onze hoofden heen, beslissingen nemen over onze toekomst? Vanuit een brede door Brusselse Vlamingen gedragen visie moeten we toch onze toekomst kunnen bepalen? Ook voor de voorzitter van deze Raad, mevrouw Carla Dejonghe, ligt op dat vlak een belangrijke uitdaging te wachten. De heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter.- In de eerste plaats dank ik de heer Foaud Ahidar voor zijn bijdrage. Hij beweerde dat hij er lak aan had om een show op te voeren. Uit zijn verklaring bleek echter het tegengestelde. Ik ben hier gelukkig om. Anders zouden deze raadszittingen immers wel eens heel saai kunnen verlopen. Ik besef het terdege: the role of the opposition is to oppose. De heer Ahidar rakelde daarom nog maar eens het verhaaltje van de inschrijvingen op. Ik geef ruiterlijk toe dat de elektronische inschrijvingen niet over een leien dakje liepen. Ik wens echter geen oude koeien meer uit de sloot te halen. Mevrouw Els Ampe stelde het correct: men moet een aantal, door de Vlaamse Gemeenschap opgelegde, regels respecteren. Deze regels kennen het LOP een bepaalde bevoegdheid toe. De uitgewerkte voorrangsregeling was inderdaad gecompliceerd. Ik zal het LOP echter geen steen toegooien. Het LOP heeft immers gepoogd om zo objectief mogelijke criteria uit te werken. Het is echter gebleken dat het gehanteerde systeem, op het terrein zelf, heel moeilijk te verwezenlijken was.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
30
Plenaire vergadering Nr. 1 (2010-2011) – 22 oktober 2010
Intussen heb ik vernomen dat men vanuit Vlaanderen een inschrijvingssysteem voor alle scholen in heel Vlaanderen uitwerkt. De verwachtingen zijn hoog gespannen. Bovendien is het LOP intussen ook andere criteria gaan hanteren. Op dit vlak moet ik tegemoetkomen aan de door mevrouw Elke Van den Brandt geformuleerde opmerkingen. De eis dat wie eerst komt, eerst maalt, is geschrapt. Dit is een goede zaak. We kampen met capaciteitsproblemen. We zullen dus nooit, mijnheer Dominiek Lootens-Stael, kunnen garanderen dat de kinderen automatisch zullen terechtkomen in de door hen geprefereerde school. Dat is totaal onmogelijk. Het LOP heeft zich intussen wel een aantal inspanningen getroost. Men heeft geprobeerd om ervoor te zorgen dat de gehanteerde voorrangsregels geen files in de hand zouden werken. Voor het overige betreur ik dat de beslissingen altijd heel laat worden genomen. De VGC treedt, in het verhaal ten opzichte van het LOP, enkel faciliterend op. Men probeert, waar men kan, te helpen en ervoor te zorgen dat alles zo vlot mogelijk verloopt. De VGC beschikt echter over geen enkele beslissingsbevoegdheid. In verband met de uitbreiding van de bevolking heeft de VGC op onderwijsvlak 2 prioriteiten: enerzijds de capaciteitsproblematiek en anderzijds de kwaliteitsproblematiek. Beide problemen zijn vaak onlosmakelijk met elkaar verbonden. Zo is het algemeen geweten dat het in achtergestelde wijken nodig én nuttig is om klassen met een beperkt aantal leerlingen te creëren. Enkel op die manier kan men op een behoorlijke wijze onderwijs verlenen. In mijn antwoord tot mevrouw Bianca Debaets kan ik enkel stellen dat het College zich, alleen al op het vlak van de onderwijskwaliteit, enorme inspanningen getroost. Dit gebeurt niet alleen in het Onderwijscentrum. Ik onderstreep het hier nogmaals: het Onderwijscentrum staat ter beschikking van iedereen. Men stelt vast dat alle scholen een beroep doen op dit centrum. Als er zich, gelijk waar en gelijk in welk net, bijkomende problemen voordoen, kan men in het Onderwijscentrum terecht. Het Onderwijscentrum begeleidt en gaat na op welke manier men het probleem het best kan pareren. Het is dus zeker niet zo dat men, vanuit het Onderwijscentrum, nadenkt in termen van schoolnetten. Ik prijs mezelf dan ook bijzonder gelukkig dat de beide onderwijsnetten rond de tafel zijn gaan zitten om de capaciteitsproblematiek het hoofd te bieden. Dat is immers een première in de geschiedenis van de VGC. De Vlaamse scholen zitten allemaal samen. Er vonden al verschillende vergaderingen plaats om na te gaan in welke wijken de behoefte het hoogst is en op welke manier die kan worden gelenigd. Dat alles gebeurt in samenspraak. Dit is toch een unicum? Een dergelijke verruiming kan men enkel toejuichen. De overige collegeleden kunnen getuigen dat ik al meer dan een jaar bezig ben om te pogen de Nederlandstaligen en de Franstaligen rond de tafel te krijgen. Enkel op die manier zal men tot een globale aanpak van het capaciteitsprobleem kunnen komen. De kwaliteit is immers onlosmakelijk verbonden met de kwantiteit. Intussen ontving ik een formele belofte van minister-president Charles Picqué dat deze vergadering er zeker komt. Normaalgezien had deze vergadering al in oktober moeten plaatsvinden. Men moet echter durven toegeven dat ook de VGC het slachtoffer is van de onderhandelingen die op een ander niveau plaatsvinden. Deze onderhandelingen verlopen nu eens onder een optimistisch dan weer onder pessimistisch gesternte. Men heeft me echter verzekerd dat er begin november een vergadering zal worden georganiseerd waarbij ook de Franstalige ministers voor Onderwijs, Marie-Dominique Simonet en Jean-Marc Nollet, zullen aanwezig zijn. De Vlaamse kant zal worden vertegenwoordigd door mezelf en Vlaams minister voor Onderwijs Pascal Smet. Ik ben al lang vragende partij voor een dergelijk onderhoud. Eindelijk is het zover.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 1 (2010-2011) – 22 oktober 2010
31
Pesten op school blijft een acuut probleem. Met ‘Scholen in Zicht’ werden een aantal initiatieven ontplooid om dit probleem te counteren. Verder is er ook het GOK-decreet. Zo is armoede gelieerd aan sociale ongelijkheid en problemen rond zwaarlijvigheid. De scholen hebben op dit vlak een niet te onderschatten opvoedende rol. Ook hier komt men terug uit bij het concept van de Brede School. Dat biedt de kinderen, vrijwel automatisch en alleen al door het feit dat ze met het Nederlands in contact komen, de mogelijkheid om meer mens te worden en meer uitgebreide vaardigheden te verwerven. Een Brede School betekent dat er op één site zowel een school als een kunstacademie, een muziekacademie als jeugdverenigingen worden gehuisvest. Als de voorzieningen aanwezig zijn, kunnen in een dergelijke school misschien zelfs dieren gehouden worden. Met de Brede School biedt men de kinderen de mogelijkheid om een tweede thuis te krijgen. De Raad stak voor enkele jaren hierover zijn licht op in Finland. Daar is een school pas echt een tweede thuis. Kinderen komen er aan en wisselen hun schoenen voor pantoffeltjes. Een tijdje geleden vroeg men mij om ervoor te zorgen dat dieren zouden welkom zijn in bejaardentehuizen. Contact met dieren heeft, naar verluidt, een zeer positieve invloed op het gedrag van iedereen. Mevrouw Els Ampe stelde me een vraag over de webstek van Muntpunt. Dit jaar zal de werking van het Muntpunt ten volle geoptimaliseerd zijn. Tegelijkertijd zal men van de gelegenheid gebruikmaken om de webstek van Muntpunt te voltooien. Zo zal men een duidelijk beeld krijgen van het Nederlandstalig aanbod. De nieuwe schoolgebouwen zijn uiteraard milieuvriendelijk. Bij alle aanpassingswerken aan bestaande schoolgebouwen wordt rekening gehouden met de milieuproblematiek. Het opvoedingspakket van de scholen bevat een aanzienlijk deel over milieu. Een school in Laken die ik onlangs bezocht, is daar specialist in. Milieubewustzijn wordt daar op een speelse manier aan de kinderen aangeleerd. Het betoog van de heer Dominiek Lootens-Stael beangstigde mij op een bepaald moment. De heer Paul De Ridder vertolkte dezelfde angst in zijn positief betoog. Wil de heer Dominiek Lootens-Stael dan niet dat wij ons bestaan als Brusselse Vlaming zo goed mogelijk naar buiten brengen? Ik vermoed dat ik hem niet goed begrepen heb. Ik denk dat onze voornaamste taken zijn om te laten horen dat we er zijn, dat we een meerwaarde betekenen, niet alleen voor Brussel, maar ook voor de Vlamingen. De heer Dominiek Lootens-Stael.- Onze voornaamste taak bestaat er niet in om te zeggen dat we er zijn, maar wel om er te zijn voor de Vlamingen in Brussel. De voorzitter.- De heer Dominiek Lootens-Stael mag straks reageren. De heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter.- De eerste vergadering over het kerntakendebat heeft plaatsgevonden en we wachten op een positief vervolg. Uiteraard zal dat politiek gestuurd zijn. Dat zal niet anders kunnen. Ik kan mevrouw Brigitte De Pauw verzekeren dat het zo zal gebeuren. Ik heb de indruk dat de heer Dominiek Lootens-Stael nog leeft in de visie van de multiculturele samenleving. Die visie maakte jaren geleden opgang. Er werd op gewezen dat Brussel een multiculturele stad is. Uiteraard is dat zo, maar we moeten ervoor zorgen dat de verschillende culturen die naast elkaar leven, op een bepaald moment gaan samenleven. Wij moeten ernaar streven dat al die culturen een kosmopolitische visie krijgen en dat ze openstaan voor andere culturen. Dat willen we onder meer bereiken door als Vlaamse
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
32
Plenaire vergadering Nr. 1 (2010-2011) – 22 oktober 2010
gemeenschap te investeren in het onderwijs. Er zijn op Brussels gewestelijk vlak trouwens maar 2 gemeenschappen verantwoordelijk voor het onderwijs. Als ik de gedachtegang van de heer Dominiek Lootens-Stael zou volgen, dan zouden er voor de 150 verschillende culturen die in Brussel aanwezig zijn 150 verschillende schoolgebouwen moeten staan en zouden we allemaal apart in een hoekje moeten gaan leven. Terwijl wij juist een openheid willen creëren naar de anderen. Dat is de bedoeling van ons onderwijsbeleid. Een belangrijk element in ons beleid is dat het Nederlands de leidtaal is, maar dat Vlamingen mensen met een open geest zijn en iedereen welkom heten om te genieten van de dienstverlening die ze aanbieden. Ik zie dat we nog nooit zoveel succes hebben gehad in onze jeugdverenigingen. De leden komen van overal. Ik woon hier nu al meer dan 30 jaar en merk dat de houding tegenover het Nederlands enorm veranderd is over deze tijdspanne. Ik geloof dat we van deze gunstige wind gebruik moeten maken om onze kwaliteiten nog meer te benadrukken. Wat de vragen van mevrouw Elke Van Den Brandt betreft, heb ik al gesproken over de problematiek van de taskforce. De eerste vergadering heeft plaatsgevonden. Volgende maand is de eerste vergadering in samenwerking met de Franse Gemeenschap. Uiteraard gaat het project ‘Brede School’ verder dan enkel talenkennis. Mevrouw Bianca Debaets wil ik bevestigen dat het niet alleen om bakstenen gaat. Daar zijn we het allemaal over eens. Die bakstenen zijn natuurlijk wel nodig en op dat vlak zitten we met een uitdaging. We moeten scholen bouwen en ook altijd rekening houden met het vernieuwen van scholen. We blijven doorwerken aan de hangende dossiers. Er zijn aanvragen binnen. Dankzij de hefboom van het Lambermontfonds zijn de Brusselse scholen bevoordeeld. In de toekomst krijgen we te maken met een nieuwe problematiek, namelijk de uitbreiding van het aantal scholen. We zullen prioritair aandacht geven aan de bouw van nieuwe scholen, zonder de modernisering van de bestaande scholen uit het oog te verliezen. Ik benadruk opnieuw dat het Onderwijscentrum voor iedereen ter beschikking staat. Iedereen mag opmerkingen geven en er zal voor elk probleem naar een oplossing worden gezocht. De samenwerking met VBB en BROSO verloopt nu al zeer goed. De verschillende actoren zijn het daarover eens. Er moeten in de toekomst nog een aantal initiatieven genomen worden. Ik moet daarvoor overleggen met de Vlaamse minister voor Onderwijs Pascal Smet. Ik verwacht dat er volgend jaar enkele initiatieven genomen zullen worden, maar ik wacht nog af en zal meer informatie bekend maken als ik meer weet. Voor een deel heb ik al geantwoord op de vragen van mevrouw Brigitte De Pauw over de centralisatie van de administratie. Het is de bedoeling om dat minstens kostenneutraal te houden. Ik hoop zelfs dat het een besparing kan opleveren. Er zijn een aantal zaken die moeilijk meetbaar zijn, zoals tijdsbesparing. De mensen zitten allemaal samen, dus ze zullen veel vlugger initiatieven kunnen nemen. We creëren in feite een soort activiteitencentrum midden in de stad en er zal ook plaats zijn voor een tentoonstellingsruimte. Het personeel staat er ook echt achter. Het gebouw is juist naast het Théâtre National gelegen en vlakbij alle administratieve gebouwen van de Vlaamse Gemeenschap. De locatie kan dus echt niet beter. Ik ben ervan overtuigd dat we nooit een vergunning zullen krijgen om buiten een fietsenstalling te bouwen op die locatie. Binnen is er wel ruimte voor een fietsenstalling. Op de benedenverdieping is een uitgebreide fietsenstalling gepland, met een gebruiksvriendelijke toegang en ook de toegang voor gehandicapten is aanwezig. Het gebouw beantwoordt aan de meest moderne normen. Op dat vlak zetten we een enorme stap vooruit door de
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 1 (2010-2011) – 22 oktober 2010
33
administratie te centraliseren. Het mag natuurlijk niet de bedoeling zijn alleen met onszelf bezig te zijn, maar als de administratie goed functioneert, dan is de dienstverlening ook beter en daar gaat het uiteindelijk om. Wat de samenwerking met de OCMW’s en gemeenten betreft, blijven we op dezelfde nagel kloppen. Voor bepaalde materies, zoals het crècheplan, kan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest investeringen doen en kan de Brusselse regering met de beste bedoelingen er proberen voor te zorgen dat de verdeling tussen Vlamingen en Franstaligen perfect gebeurt, maar het probleem – en ik heb dat ook al gezegd in de Brusselse regering – blijft de gemeente. Ook in mijn gemeente werd een crèche gebouwd en ik heb ervaren dat men goed bewapend moet zijn om dat mogelijk te maken. De heer Walter Vandenbossche heeft gelijk dat er op dat vlak heel wat werk te doen is. Dat is geen ideologische discussie, maar het gaat over dienstverlening. Op een bepaald moment moet duidelijk gemaakt worden dat sommige zaken beter centraal bestuurd worden. Het zou nuttig zijn dat we een sneuveltekst opstellen of dat de Raad met de collegeleden gaat samen zitten om een duidelijke visie vast te leggen over wat de Brusselse Vlamingen en de VGC denken over de staatshervorming. Sommigen nemen deel aan de onderhandelingen en anderen niet, maar dat mag ons niet verhinderen om een gemeenschappelijke visie naar buiten te brengen. Heel vaak worden we vergeten. Velen spreken over de as Brussel-Wallonië, maar ik denk dat de as Brussel-Vlaanderen minstens even belangrijk is. Daarom zou het nuttig zijn als we met een eensluidende stem naar buiten zouden komen. Ik wil de heer Paul De Ridder danken voor zijn uiteenzetting. Hij is altijd opbouwend kritisch en het is een hele opluchting om zo’n oppositie te horen. We werken aan de problematiek van de stadsvlucht en de Brede School. Ik ben het volledig met hem eens over het historisch belang van het Nederlands en dat is uiteraard een belangrijk element in onze werking. Mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid.- Ik wil de sprekers bedanken voor hun positieve reacties. Het glas is natuurlijk altijd half vol of half leeg, maar wij zijn optimistisch van inborst. Heel wat leden hebben gesproken over de kinderdagverblijven. Natuurlijk kampen we nog altijd met lange wachtlijsten en we zijn ons ervan bewust dat dit een belangrijke factor is waarom jonge ouders erover nadenken om Brussel te verlaten. Als er al geen opvangplaats is voor een kindje dat op komst is, gaan ze hun geluk misschien elders zoeken. Wij blijven daar heel hard aan werken. Op dit ogenblik is het nog te vroeg om te zeggen hoeveel plaatsen er effectief in Brussel kunnen bijkomen. Wij hebben nog geen inzage in de planning van Kind&Gezin voor 2011. De Vlaamse Gemeenschap wil een extra inspanning doen voor de grote steden. In heel Vlaanderen is er een strijd om het laken naar zich toe te trekken, maar Vlaams minister Jo Vandeurzen heeft zeker oog voor de problematiek in de grote steden. Wij hopen dat er ook voor Brussel extra inspanningen kunnen gebeuren. De VGC blijft aanvullend ook bijspringen voor zover ons budget het toelaat. Kind&Gezin heeft de financiering van de Centra voor Kinderopvang (CKO’s)-projecten stopgezet wegens besparingen. De principes van de CKO’s, namelijk de samenwerkingsverbanden op gemeentelijk vlak, worden meegenomen in het nieuwe decreet over kinderopvang. Dat decreet is in voorbereiding. Ook het Lokale Loket is een gevolg van de experimenten met de CKO’s. Er was 1 CKO in Brussel en de VGC blijft dat ondersteunen. We hebben daar middelen voor uitgetrokken in 2010, toen de Vlaamse Gemeenschap de geldkraan hiervoor dichtdraaide. In Vlaanderen kunnen de gemeenten ofwel zelf een rol spelen op het vlak van het Lokale Loket ofwel kunnen ze werken met partnerorganisaties.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
34
Plenaire vergadering Nr. 1 (2010-2011) – 22 oktober 2010
In Brussel wil de VGC die taak op zich nemen voor alle 19 gemeenten. In afwachting daarvan blijven we het CKO in de Vijfhoek steunen. We zullen ook een studie laten uitvoeren over de behoeften van de kinderopvang, zoals we dat bij het begin van de legislatuur al hebben gedaan. Met de gegevens van het lokale loket en de studie hopen we een goed zicht op de situatie te krijgen. Wat de zelfstandige kinderopvang betreft, begrijp ik de bekommernissen van mevrouw Brigitte De Pauw. De zelfstandige kinderopvang wordt dit in het nieuwe decreet opgenomen. De sector wordt hervormd en zal ook ressorteren onder de vergunningsplicht. Dat betekent dat het huidige attest van toezicht niet meer zal volstaan. Er zal moeten voldaan worden aan dezelfde basisvoorwaarden inzake kwaliteit en taalkennis. Daarmee antwoord ik ook op de vraag van de heer Fouad Ahidar welke garantie men heeft dat de kinderdagverblijven onder het label van Kind&Gezin Nederlandstalig zijn. Dat zit allemaal verankerd in het nieuwe decreet dat in de maak is. We volgen dat van nabij op. Wat gezondheid en gezonde levenswijze betreft, kunnen de Brusselse scholen projectmiddelen aanvragen voor gezondheidsacties. Evenwichtige voeding is heel belangrijk voor een goede gezondheid, maar bewegen is ook cruciaal. Het Tienduizendstappenplan wordt als actie gestimuleerd, we willen dat overal ingang doen vinden. Ik tracht dat ook op het gewestelijke niveau te doen. Op dit ogenblik zit de gezondheidsadministratie samen met de CLB’s om een plan van aanpak op te zetten in verband met gezonde leefwijzen. Wat betreft de sociale infopunten, een onderdeel van het lokaal sociaal beleid: die zijn afgeschaft omdat er geen perspectief was voor de financiering ervan vanuit de Vlaamse Gemeenschap. We willen het lokaal sociaal beleid niet afschaffen. We willen dat uitbouwen en daartoe krijgt de Brusselse Welzijnsraad een vaste opdracht op lange termijn. Het gaat niet langer om tijdelijke projectmiddelen. Het maakt integraal deel van de opdracht van de Brusselse Welzijns- en Gezondheidsraad (BWR) om het lokaal sociaal beleid in de 8 zones operationeel uit te bouwen en te steunen. Ook de CAW’s behouden hun VGC-opdracht en hun middelen om met de VGC en de BWR samen te werken en het beleid uit te werken. De CAW’s doen dat door op het terrein aanwezig te zijn met hun dienstverlening. Wat de integratie van de media betreft, zijn de gesprekken nog altijd lopende. Het is de bedoeling van de VGC om Brussel Deze Week, FM Brussel, brusselnieuws.be en tvbrussel meer te laten samenwerken en een betere synergie te bewerkstelligen zonder afbreuk te doen aan de eigenheid van de specifieke media. De discussie over de crossmediale samenwerking wordt nu onderzocht. Ik overleg daarover met minister Smet. Ik tracht hem binnen afzienbare tijd te ontmoeten. Idealiter zitten Vlaanderen en de VGC op dezelfde golflengte. Als we een gemeenschappelijke visie hebben, kan er ook een krachtdadiger en efficiënter beleid worden gevoerd. Ik ben het met mevrouw Brigitte De Pauw eens dat we tvbrussel liefst zo ruim mogelijk verspreid zien. Het is nu al digitaal te ontvangen. Tvbrussel is ook op de VRT te zien. Heel wat mensen kennen Brussel op die manier. We willen het aanbod nog uitbreiden. Dat veronderstelt overleg met de Vlaamse Gemeenschap. Armoede is een belangrijk punt. De heer Dominiek Lootens-Stael kan niet stellen dat er geen aandacht aan de senioren wordt besteed. Het beleid dat we ontwikkelen over de geografische spreiding van de lokale dienstencentra, is het structurele aspect van dat beleid. Dat moet ervoor zorgen dat senioren niet vereenzamen en in de armoede terechtkomen. Het zijn de plaatsen waar maaltijden tegen democratische prijzen worden aangeboden,
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 1 (2010-2011) – 22 oktober 2010
35
waar men mensen helpt met boodschappen en vervoer. Er is in een klusjesdienst aan huis voorzien, eveneens tegen democratische prijzen. De dienstencentra zijn een goede hefboom om een goed ouderenbeleid uit te voeren en te voorkomen dat ouderen in de armoede terechtkomen, en om ouderen de hand te reiken die het vandaag al moeilijk hebben. We waren ook verbaasd toen we het artikel lazen over de ouderen in Koekelberg. Er is blijkbaar negatief gereageerd door de gemeenten. We hebben de Vlaamse Gemeenschap nochtans positief geadviseerd over dat Vlaamse project in Brussel en gevraagd dat de Vlaamse Gemeenschap het project zou erkennen. De procedure is lopende. We volgen het dossier nauwgezet op. Er zijn wat misverstanden over gerezen bij de gemeenten. Dat trachten we recht te zetten. (Opmerkingen van mevrouw Elke Roex) Er is inderdaad een Vlaamse schepen in Koekelberg. Het dossier is helemaal niet afgerond. We werken er volop achter de schermen aan. Het biedt mooie kansen voor ons seniorenbeleid in Brussel. We hebben met de 4 Brusselse regeringen een interministeriële conferentie (IMC) gehouden. Er zijn afspraken gemaakt om over de beleidsdomeinen heen samen te werken. We hebben een IMC Sociaal Beleid en Gezondheidsbeleid opgericht. Daar zullen dit soort van problemen, bijvoorbeeld de samenwerking met lokale besturen, zeker ook aan bod komen. De IMC wordt voorgezeten door minister Huytebroeck en mezelf. We zullen de IMC binnenkort samenroepen. Intussen zal ik als VGC-collegelid een brief sturen naar de Brusselse OCMW-voorzitters en de Nederlandstalige schepenen. Daarin wordt het lokaal sociaal beleid voorgesteld en gevraagd om concreet samen het beleid uit te werken op het lokale niveau. Wat de wijkcontacten betreft, ervaren we soms dat het moeilijk is om Nederlandstalige projecten over bijvoorbeeld de Brede School of jongeren een volwaardige plaats te geven. In de nieuwe cel Stedelijk Beleid van de administratie van de VGC hebben we de opdracht gegeven om de wijkcontracten actief op te volgen. Er wordt nagekeken welke initiatieven er genomen kunnen worden. Het College wordt dus in een vroeg stadium ingelicht over de gang van zaken. We hopen dat we als gewestminister niet moeten tussenkomen om een of ander punt in de Vlaamse projecten van de wijkcontracten recht te zetten. Voor de etnisch-culturele minderheden willen we de voorportaalfunctie beter uitwerken. Via heel laagdrempelige allochtone basisorganisaties willen we mensen van een andere afkomst toeleiden naar het Nederlandstalig aanbod in Brussel. Zo bieden we bijvoorbeeld via Bru-taal oefenkansen aan om Nederlands te spreken. En er is ook het project ‘Bruggenbouwers’ dat Brusselse organisaties van allochtone afkomst kennis wil laten maken met het Nederlandstalige aanbod. Mevrouw Van den Brandt vroeg of ik niet te ambitieus bezig was. Die vraag wordt niet vaak gesteld aan een collegelid. Haar bekommernis was of de bestaande lokale dienstencentra niet in het gedrang komen door er meer uit te werken. Voor het incident in het lokaal dienstencentrum Accent in Evere was de VGC niet verantwoordelijk. De Vlaamse Gemeenschap had geen middelen meer op de begrotingspost en dankzij de goede tussenkomst van mezelf en andere raadsleden heeft men een oplossing gevonden voor Accent in 2010. Volgend jaar zal er geen enkel probleem zijn. We kunnen op dat vlak niet ambitieus genoeg zijn. De noden zijn zeer groot en we willen ook een aanbod tot de ouderen richten. Dat vormt een belangrijk onderdeel van het welzijnsbeleid voor de komende jaren.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
36
Plenaire vergadering Nr. 1 (2010-2011) – 22 oktober 2010
Nog een laatste antwoord aan mevrouw Els Ampe. De Brede school is al aangehaald door collega Jean-Luc Vanraes. Ik wil er toch op wijzen dat wij het IBO hebben uitgebouwd, een beetje zoals zij dat wenst. Zo worden kinderen buiten de klasuren in contact gebracht met het conservatorium, met de circusschool, sport enzovoort. We willen het IBO verder uitbouwen in Brussel, in nauw contact met de scholen, in de zin van het brede schoolconcept dat het College voorstaat. Ik heb nog één vraag van mevrouw Annemie Maes over de vrijwilligers. Ja, wij willen inderdaad rond de vrijwilligers werken en wij willen bestuderen hoe we meer vrijwilligers kunnen inschakelen. De studie moet echter actiegericht zijn. We zijn nu bezig met de vragen te formuleren waarover de studie zich moet buigen en zullen daarbij uiteraard samenwerken met Het Punt. Mijn laatste woord is voor mijnheer Walter Vandenbossche die terecht een belangrijk politiek debat heeft aangekaart waarmee wij ons actief zullen moeten bezighouden. Ik hoop dat de Vlaamse Gemeenschap in Brussel daaromtrent tot een gezamenlijke visie kan komen. Dat zal ons ook sterker maken in het komende grote debat. Bruno De Lille, collegelid-. Ik ben blij met een aantal vragen, omdat ze mij de kans bieden het beleid wat extra toe te lichten, iets waar we niet steeds de kans toe krijgen. Ik wil de heer Fouad Ahidar, een hart onder de riem steken met de volgende mooie spreuk: Balnea vina Venus corrompunt corpora nostra, sed vitam faciunt balnea vina Venus. Dat betekent zoveel als baden, wijn en seks vernielen onze lichamen, maar baden, wijn en seks maken ook het leven. Wat betreft onder meer het aanbod voor kinderen ook in het Nederlandstalig onderwijs, heeft Fouad Ahidar natuurlijk een punt. Op sommige momenten is het aanbod inderdaad onvoldoende. We moeten wel bekijken over welke groep het dan specifiek gaat. Als het over kleuters gaat, dan heeft de heer Ahidar absoluut een punt. Gaat het over kinderen in het lager onderwijs, dan denk ik dat het verhaal al een stuk genuanceerder is. U verwees naar AXIMAX, dat tot vlak voor de zomervakantie nog een aantal plaatsen had voor kinderen uit het lager onderwijs. En ik weet het, want ik heb zelf in de rij gestaan om mijn zoontje in te schrijven. We moeten er natuurlijk naar streven om zoveel mogelijk plaatsen te creëren voor anderstalige kinderen, vooral uit het Nederlandstalig onderwijs, om hen de kans te geven het Nederlands ook op een leuke en speelse manier te verwerven. Ik geloof minder in huiswerkklassen omdat ik denk dat het beter is kinderen op een aangename en speelse manier in contact met het Nederlands te brengen dan nog eens schooltje te spelen na de school. We trachten het vakantieaanbod uit te breiden. We zullen dit najaar een eerste versie van een nieuw subsidiereglement ontwikkelen dat we dan begin 2011 met alle betrokken partners willen bespreken. Het is de bedoeling het vakantieaanbod zo bereikbaar en toegankelijk mogelijk te maken voor de gebruikers. We willen een eenduidig reglement ontwikkelen voor de initiatieven, een reglement dat ook is afgestemd op andere sectoren die ook initiatieven ontplooien. We willen er niet vanuit gaan dat alleen de overheid voor een aanbod moet zorgen, maar wensen zoveel mogelijk mensen en initiatieven te verwelkomen. We zullen kijken hoe we die beter kunnen ondersteunen. Met een nieuw reglement en een degelijke communicatie willen we daar rond werken. We willen ook gemeentebesturen stimuleren een actievere rol op te nemen. Sommige leden vroegen zich af of samenwerking met de gemeenten wel tot een positief resultaat kan leiden. Zeker zijn we natuurlijk nooit, maar als we blijven reageren zoals we tot nog niet zo heel lang geleden hebben gedaan, als we ons blijven in de plaats stellen van de gemeenten omdat wij er zelf al van uitgaan dat ze niet zullen willen meewerken, dan zijn we verkeerd
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 1 (2010-2011) – 22 oktober 2010
37
bezig. We steken die hand uit, we doen dat nu weer voor het vakantieaanbod. We hebben dat ook al gedaan en doen dat nog steeds voor het sport- en jeugdaanbod. Wat we in Jette met het jeugdhuis gaan doen, wijst erop dat we vooruit willen gaan, langzaam misschien, maar we gaan vooruit. We kunnen nu zaken doen die enkele jaren geleden ondenkbaar waren. Zelfs al hebben onze schepenen niet altijd veel te zeggen, ze hebben nog altijd wel iets te zeggen. Wij kunnen hen daarbij helpen. Naast het reglement gaan we ook werken aan een coherenter inschrijvings- en prijzenbeleid voor dat aanbod. Ik kan niet garanderen dat men overal evenveel zal betalen, maar we willen toch wat meer uniformiteit krijgen. We willen de zaken ook wat meer vraaggestuurd bekijken. We proberen nu het aanbod van de bestaande instellingen te versterken, maar houden te weinig rekening met de vraag. We willen weten waar de grootste vraag naar is en hoe we dan misschien op zoek moeten gaan naar extra aanbod. Soms zullen we dat zelf moeten organiseren, soms samen met de gemeenten. Een aantal vragen die mevrouw Ampe heeft gesteld, zijn daarmee beantwoord. Wat het aanbod, de communicatie voor de jeugd en het jeugdportaal betreft, is het natuurlijk niet de bedoeling dat we alleen nog maar via het internet werken in onze communicatie met de VGC. Het is wel zo dat het door ons een tijdje geleden gevoerde kinder- en jeugdonderzoek heeft aangetoond dat dé manier om de jongeren te bereiken nu net wel het internet is. Papieren communicatie voor die doelgroep is bijna weggesmeten geld. Je bereikt hen daarmee alleen nog via de ouders, maar dan gaat het vooral over kleine, jongere kinderen. We willen dus echt wel inzetten op dat jeugdportaal. We werken in drie fasen. Ten eerste, informatieverzameling, ten tweede het ontwerp en ten derde de uitvoering, de toepassing ervan. We richten ons niet alleen op het jeugdportaal, maar willen een volledige doorlichting van onze communicatie naar jongeren. De fase van de informatieverzameling vond plaats in de eerste helft van 2010 en ging ook gepaard met een uitgebreid participatieproces. We hebben daar focusgroepen voor gebruikt, dus echt jongeren die zich hebben gebogen over de bestaande communicatiekanalen en wat zij dan als ideale communicatiekanalen zagen. De resultaten worden nu verwerkt. Er wordt nu een ontwerp gemaakt van een concept rond die website en de manier waarop we gaan communiceren. Daarna moet de opdracht worden gegeven om het jeugdportaal zelf en die nieuwe manier van communiceren op te zetten. Dat zal dan de volgende maanden moeten gebeuren. Ik geef een voorbeeld van de efficiënte manier waarop dat soort zaken ook voor jongeren uit zogenaamd kansarme groepen kan werken. We hebben met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een campagne rond verkeersveiligheid opgezet voor jongeren van 12 tot 16 jaar, die zich naast de affichecampagne vooral heeft toegespitst op onder meer Facebook en Netlog. We hebben gezien dat toen we Stromae op het Flageyplein zetten – zonder dat daar toen op enige papieren manier reclame voor was gemaakt – we 6.000 jongeren uit de doelgroep samen hebben gekregen. Het ging om een zeer gemengde en zeer Brusselse groep jongeren. Dat sterkt ons dus wel in onze overtuiging dat dit de manieren zijn om die jongeren te bereiken. Voor de vraag over het fietsen en bewegen op school, zet ik mijn petje op van staatssecretaris Mobiliteit. We werken samen met 150 scholen die reeds zijn ingestapt in het systeem van de schoolvervoerplannen. We zijn dat wat aan het bijsturen, zodat we niet alleen de pijnpunten moeten vaststellen, maar veel meer oplossingen kunnen aanbieden. Heel veel kinderen kunnen inderdaad niet fietsen en we willen daar ook werk van maken. Vaak stellen we vast dat het net kinderen zijn uit kansarme groepen zijn die niet kunnen fiet-
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
38
Plenaire vergadering Nr. 1 (2010-2011) – 22 oktober 2010
sen, omdat ze het niet meekregen van thuis, de ouders vaak zelf niet kunnen fietsen of in buurten leven waar het moeilijk is om te leren fietsen. We willen dus nog meer op inzetten op de lessen beweging en sport. We hebben al een paar proefprojecten rond van leraressen die tijdens de sport ook kinderen leren fietsen. Vaak gaat het om meisjes, jongens leren dat vaak iets sneller. We proberen kinderen zo echt op de fiets te krijgen. Als het gaat om dieren op school, werken we samen met het Neerhof. We zullen de huidige convenant van 2004 herzien om ervoor te zorgen dat natuur- en milieueducatie voor Brusselse kinderen en jongeren nog beter wordt ingevuld. We willen tijdens de vakanties meer toenadering tot de vakantiewerking en de speelpleinwerking zoeken. Dat potentieel wordt momenteel nog te weinig aangewend. Op de opmerking van de heer Dominiek Lootens-Stael antwoord ik met een Latijnse spreuk: Barba non facit filosophum, een baard maakt nog geen filosoof. Ik bedoel daarmee niet dat de betrokkene geen baard heeft, maar wat hij vertelt, heeft wel een baard, vermits hij steeds weer hetzelfde herhaalt. Volgens mij hebben we daar al honderd keer op geantwoord. Ik begrijp niet dat hij zo vasthoudt aan zijn gesloten visie op Brussel. Ik ben blij dat dit College zegt dat we hierin niet meegaan en kiezen voor een ander, open Brussel, dat zich niet alleen richt tot de kleine groep Nederlandstalige Brusselaars, die dan trouwens overal Nederlands spreken in hun vrije tijd, maar naar iedereen die gebruik wil maken van de Nederlandstalige cultuur en het Nederlandstalige aanbod in Brussel. Dat is een andere ideologische visie. Het zal moeilijk zijn om daar een tussenweg in te vinden. Het zij zo. Ik wil daar graag verder over discussiëren, maar ik geloof niet dat dit momenteel veel te maken heeft met onze beleidsnota. Met betrekking tot de vragen van mevrouw De Pauw in verband met het bereiken van Brusselaars zonder internet, willen we opmerken dat wij ons daarvan bewust zijn. Uit ons communicatieplan blijkt dan ook dat wij niet alles via internet willen doen. Anderzijds is het wel zo dat wij willen blijven werken aan de “alfabetisering” op het vlak van gebruik van internet en digitale middelen van al onze Brusselaars. Het is voor iedereen belangrijk dat men weet hoe men daarmee moet omgaan. Daarom ook ontwikkelen wij het Muntpunt. Op deze manier bieden we een antwoord aan mensen die thuis geen computer of internet hebben. Het feit dat bijkomende erkenningen bijkomende middelen vragen in de sociaal-culturele sector proberen wij ook beantwoorden. We hebben de jongste twee jaar de middelen met 10% opgetrokken. Helaas zal dit niet volstaan om iedereen middelen te geven, er is nu eenmaal geen hoorn des overvloeds. We zullen dus ook moeten kijken naar een herverdeling van de middelen. Daarnaast zullen we ook de regelgeving herbekijken – deze is nu heel erg gericht op kwantitatieve doelstellingen. Vanuit de sector zelf worden ook signalen gegeven dat het geen kwaad kan ook eens naar kwaliteit te kijken. In 2011 zullen we dan ook een bevriezing doorvoeren en tijdens dat jaar zullen we samen met de sector de regelgeving herzien die ook rekening houdt met het inhoudelijke. Ik wil toch opmerken dat we niet bespaard hebben en dat er de jongste 2 jaar geld is bijgekomen. Dit is momenteel een unicum en toont aan dat wij deze sector belangrijk vinden. Dat betekent niet dat elke vereniging altijd meer zal kunnen krijgen. Ik ben blij met de opmerking van mevrouw Elke Van den Brandt over de appreciatie voor de nieuwe vorm van de beleidsverklaring. We proberen ook deze samenwerking in de praktijk om te zetten. We beweren niet dat er geen moeilijkheden zijn, maar we zetten constant stappen tot verbetering.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 1 (2010-2011) – 22 oktober 2010
39
Met betrekking tot de vraag van mevrouw Annemie Maes over hoe het verder moet met de bibliotheek, willen we antwoorden dat Muntpunt net op die manier is opgezet dat kwetsbare groepen aangesproken worden. Deze zorgt er voor dat mensen niet alleen voor een boek naar de bibliotheek gaan maar ook voor andere zaken. Muntput wordt uitgebouwd als een open verblijfsbibliotheek. In antwoord op de opmerkingen van Paul De Ridder en Walter Vandenbossche willen we zeggen dat we inderdaad waakzaam moeten zijn. We gaan niet zomaar mee in het verhaal van de 93/7 procent dat trouwens ook federaal snel van tafel is geveegd. Aspecten uit de onderhandelingsstrategie moeten niet noodzakelijk gezien worden als verworven. De Vlaamse Brusselaars op federaal vlak zorgen er wel voor dat die reflex er is. Waar ik me wel zorgen over maak is over de manier waarop Vlaanderen naar Brussel kijkt. Ik krijg het gevoel dat Vlaanderen Brussel ook loslaat. Ik verwijs naar wat gebeurt met het Vlaamse Radio-orkest en Flagey, de ingrijpende veranderingen rond het Brusselse cultuurleven, het feit dat de Vlaamse regering rechtstreeks met de Cocof wil gaan samenwerken zonder de VGC daarin te kennen. Dat alles maakt me bang. We moeten inderdaad ook waakzaam blijven in Vlaanderen en mogen niet accepteren dat Vlaanderen zich van Brussel afkeert. Wij zullen daartoe zeker op de tafel kloppen bij de Vlaamse regering. Ik sluit af met een citaat van Erasmus: Magna civitas magna solitudo; een grote stad betekent grote eenzaamheid. Wij proberen daar als VGC iets aan te doen door er voor te zorgen dat mensen niet op een eiland zitten, maar samenwerken aan een verbindend project. De heer Fouad Ahidar.- Ik wil het College danken voor de uitgebreide antwoorden en we zullen nog de gelegenheid hebben om uitgebreid te discussiëren over alle thema’s. Ik wil even reageren op wat mevrouw Ampe gezegd heeft over de nodige steun aan anderstaligen. Wij willen toch opmerken dat de VGC dagelijks haar verantwoordelijkheid opneemt in Brussel, we geven onderwijs aan anderstaligen, ook aan Franstaligen. Maar mensen hebben nu eenmaal nood aan dankbaarheid. Het kan niet dat men blijft zeggen dat Vlamingen slecht en racistisch zijn en niets betekenen in Brussel. Men kijkt niet naar de 300.000 mensen die we dagelijks helpen in deze stad, maar naar de 47.000 mensen die stemmen voor een Vlaamse lijst. Op deze manier maakt men alles belachelijk en ik wou dus vragen aan collega Ampe geen karikatuur te maken van wat de VGC doet in deze stad. Daarnaast wou ik zeggen aan de heer Vandenbossche dat ik blij ben met zijn uitspraak. We moeten samenkomen, oppositie en meerderheid, en nagaan hoe we de zaken verder willen aanpakken in het belang van àlle Brusselaars, dus niet tegen de Franstaligen. Als we horen dat de Franstaligen bezig zijn met Luik of de as Wallonie-Bruxelles, dan kunnen wij niet gewoon met onze vingers zitten draaien. Kijk naar wat 2 dagen geleden gebeurd is in het Brussels Hoofdstedelijk Parlement, waar, telkens er een kritische opmerking wordt gemaakt tegenover Franstalige collega’s, er meteen gedreigd wordt om onze rechten aan te pakken. Dat kan niet, want het is ook onze hoofdstad en men moet ons respecteren. Mevrouw Els Ampe.- Ik begrijp de opmerkingen van meneer Ahidar niet goed. Ik heb het over volledig andere dingen gehad. Mij lijkt vooral dat wat de heren De Lille, Vandenbossche en De Ridder gezegd hebben, van belang is: dat wij zowel waakzaam moeten zijn over hoe Vlaanderen kijkt naar de Vlaamse Brusselaars als over hoe de Franstalige Brusselaars staan tegenover de Nederlandstalige Brusselaars.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
40
Plenaire vergadering Nr. 1 (2010-2011) – 22 oktober 2010
Wij zijn mensen met 2 identiteiten, Brusselaar én Vlaming. Wij zijn geen gemakkelijke homogene groep voor de andere partijen en moeten erover waken dat men met ons rekening blijft houden. De heer Dominiek Lootens – Stael.- Ik betreur dat de collegevoorzitter niet heeft opgemerkt dat ik opbouwend kritisch ben geweest. Daarnaast betreur ik ook dat men soms een karikatuur maakt van wat Vlaams Belang zegt. Uiteraard willen wij niet iedereen in Brussel in hokjes steken en voor iedere aanwezige cultuur een aparte school oprichten. Het is altijd de rijkdom van Vlaanderen geweest dat wij openstonden voor andere culturen, ervan geleerd hebben en er ook aan geleerd hebben. De uitwisseling tussen verschillende culturen kan echter maar verrijkend zijn wanneer dit gebeurt op vrijwillige basis. De hedendaagse situatie in Brussel is er helaas een van ongebreidelde immigratie waarin bepaalde culturen ons opgedrongen worden en waarin onze identiteit bedreigd wordt. Deze situatie speelt zich af in de stad maar ook binnen een aantal Nederlandstalige scholen. Vlaamse kinderen zijn soms de enige in de klas die uit de Nederlandstalige cultuur afkomstig zijn en dat is bedreigend voor die kinderen. Het is onze taak om erop te wijzen dat dit een probleem kan zijn en dat wij onze identiteit moeten beschermen. We zullen dat ook consequent hetzelfde blijven zeggen, wat ons onderscheidt van andere partijen die, naargelang de situatie, van mening veranderen. In de discussie over hoe de rest van Vlaanderen naar ons kijkt, wil ik nog beklemtonen dat wij dat grotendeels zelf bepalen. Ik nodig iedere partij en iedere politicus uit om naar zichzelf te kijken en de hand in eigen boezem te steken. Al te vaak vindt men het nodig om de Brusselse identiteit – die eigenlijk niet bestaat – en het Brusselse gemeenschapsdenken te promoten. Dan moet men niet verwonderd zijn dat er een afstand wordt gecreëerd tussen de Vlamingen in Brussel en de rest van Vlaanderen. Wij hebben er altijd al voor gepleit om Brussel als een deel van Vlaanderen te beschouwen. Brussel is de hoofdstad van Vlaanderen en dat moet zo blijven. Het is nu aan alle raadsleden om zelf na te gaan hoe ze dat in hun eigen echelons en hun eigen partij verder willen bewerkstelligen. Mevrouw Brigitte De Pauw. – Wat de middelen voor het sociaal-cultureel werk betreft, blijven wij bij ons standpunt. Wij blijven de verdedigers van het middenveld, zoals ik eergisteren ook in het Brussels Hoofdstedelijk Parlement duidelijk heb gemaakt. Wij blijven geloven in het vrij initiatief. Daarvoor zijn echter voldoende middelen en een stabiele basis noodzakelijk. Ik begrijp dat er keuzes moeten worden gemaakt, maar ik vraag me af of een deel van het omvangrijke budget dat de VGC uitgeeft aan consultingopdrachten, niet kan worden toegekend aan mensen die zich elke dag vrijwillig inzetten in het belang van Brussel. De heer Paul De Ridder. - Ik wil alleen nog vragen dat deze assemblee op korte termijn een standpunt inneemt over onze band met Vlaanderen en uitdrukkelijk stelt dat wij niet willen dat Brussel wordt beschouwd als een Franstalige stad. Ik zal alle initiatieven in dat verband steunen. Mevrouw Elke Van Den Brandt. – Groen! wil graag meewerken aan Een Stem voor Brussel. We verschillen van mening over een heleboel zaken, maar hiervoor is volgens mij toch een gemeenschappelijk draagvlak. Denk maar aan onze resolutie over de Brusselnorm. Ik wil dit evenwel niet doen vanuit een soort ‘Pandagevoel’, alsof ik een bedreigde soort bent die bescherming nodig heeft. Ik doe dit vanuit het geloof in mijn eigen identiteit, waarvan Brussel een wezenlijk onderdeel is. Dat is iets om fier op te zijn, iets wat we best mogen uitdragen in Vlaanderen en binnen Brussel.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 1 (2010-2011) – 22 oktober 2010
41
Mevrouw Annemie Maes. – Ik weet niet of ik een antwoord heb gekregen op mijn vraag over de timing van de verhuis van de VGC-diensten. De heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter. – Daarmee wordt begonnen tegen het einde van dit jaar. De verhuis zou rond moeten zijn in juni 2011. Mevrouw Annemie Maes. – Wat gebeurt er met de eigendommen van de VGC die leeg komen te staan? De heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter. – Daarover is nog niets beslist. Eerst wordt er verhuisd en dan bekijken we wat er met de leegstaande gebouwen moet gebeuren. Mevrouw Annemie Maes. – Graag had ik ook geweten of de fietsenstallingen in het gebouw ook voor bezoekers bestemd zijn. Veel organisaties vinden het niet echt fijn dat er natte fietsen binnenkomen die vieze sporen achterlaten. Als er dus enkel in fietsenstallingen in het gebouw wordt voorzien, hoop ik dat die goed bereikbaar zijn vanaf de ingang. Tot slot wil ik nog even kwijt dat de Brusselse identiteit wel degelijk bestaat. Zoals een New Yorker in het buitenland zegt dat hij uit New York komt, zo zeg ik dat ik uit Brussel kom en daar ben ik fier op. De heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter. – Ik kan mevrouw Maes geruststellen: er is een ingang onder het gebouw. - De bespreking is gesloten. STEMMING - Het ontwerp wordt aangenomen met 9 stemmen tegen 1; 6 leden hebben zich onthouden. Hebben ja gestemd: Els Ampe, René Coppens, Bianca Debaets, Brigitte De Pauw, Annemie Maes, Herman Mennekens, Elke Van Den Brandt, Walter Vandenbossche, Carla Dejonghe Heeft neen gestemd: Dominiek Lootens-Stael Hebben zich onthouden: Fouad Ahidar, Johan Demol, Paul De Ridder, Elke Roex, Jef Van Damme, Greet Van Linter
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
42
Plenaire vergadering Nr. 1 (2010-2011) – 22 oktober 2010 IN MEMORIAM ROBERT GARCIA
Voor de staande vergadering De voorzitter. – Op 2 september 2010 overleed op 72-jarige leeftijd de eerste voorzitter van de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, de heer Robert Garcia. Van bij de start in 1989 pleitte hij voor een democratisch uitgebouwd Brussel, met respect voor het intellectueel en cultureel zelfbewustzijn van de Vlaamse minderheid in een stad van minderheden. Robert Garcia bleef actief in de Raad tot aan de verkiezingen van 1999. Hij was ook schepen in Jette en zetelde als senator. - De leden nemen een minuut stilte in acht. - De vergadering wordt gesloten om 12.39 u. - De Raad gaat tot nadere bijeenroeping uiteen.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 1 (2010-2011) – 22 oktober 2010
43
BIJLAGEN 1. Ingekomen stukken Beleidsverklaring 2010-2011 – Indiening en verwijzing. – Beleidsverklaring 2010-2011 – Stuk 4 (2010-2011) – Nr.1. Doorverwezen naar de Plenaire Vergadering van 22 oktober 2010. Beleidsnota – Indiening en verwijzing – Beleidsnota 2009-2014 : Algemeen Beleid – Stuk 427 (2010-2011) – Nr.1.
Doorverwezen naar de Plenaire Vergadering van 29 oktober 2010.
Beleidsplan – Indiening en verwijzing – Beleidsplan Lokaal Sociaal Beleid 2010-2015 - Stuk 428 (2010-2011) – Nr.1.
Doorverwezen naar de Plenaire Vergadering van 29 oktober 2010.
Verslagen – Indiening – Verslag uitgebracht namens de Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Ambtenarenzaken over het studiebezoek aan Rotterdam en Amsterdam op 9 en 10 september 2010 – Stuk 429 (2010-2011) – Nr. 1. Schriftelijke vragen – Indiening Er werden schriftelijke vragen ingediend door mevrouwen Els Ampe, Bianca Debaets, Carla Dejonghe, Brigitte De Pauw, de heer Dominiek Lootens-Stael, mevrouw Annemie Maes, de heer Jef Van Damme en mevrouw Elke Van den Brandt.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
44
Plenaire vergadering Nr. 1 (2010-2011) – 22 oktober 2010
TREFWOORDENREGISTER Beleidsverklaring Bespreking, blz. 6 Stemming, blz.41 Benoeming Bureau, blz. 3 Berichten van verhindering, blz. 3 Mededelingen, blz. 5 Opening gewone zitting 2010-2011, blz. 3 Toespraak voorzitter, blz. 4
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE