VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD ZITTING 2015-2016
Nr. 10
INTEGRAAL VERSLAG Vergadering van vrijdag 25 maart 2016 Ochtendvergadering
INHOUD
MEDEDELING VAN DE VOORZITTER ..................................................................................... 4 REGELING VAN DE WERKZAAMHEDEN .................................................................................4 PERSONEELSSTATUUT VAN DE PERMANENTE DIENSTEN VAN DE RAAD .............................. 4 Stemming .............................................................................................................................. 4 SAMENGEVOEGDE INTERPELLATIE EN VRAGEN OM UITLEG (R.v.O., art. 62 en 60) .........5 - Interpellatie van de heer Bruno De Lille tot de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Begroting, Onderwijs, Vorming en Studentenzaken, over het resultaat van de inschrijvingen in het basisonderwijs voorgesteld door het LOP - Vraag om uitleg van de heer Bruno De Lille aan de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Begroting, Onderwijs, Vorming en Studentenzaken, over het inschrijfsysteem onderwijs
2 - Vraag om uitleg van de heer Paul Delva aan de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Begroting, Onderwijs, Vorming en Studentenzaken, over de aanmeldingen voor het Brussels Nederlandstalig secundair onderwijs Sprekers: Bruno De Lille – Paul Delva – Khadija Zamouri – Jef Van Damme – Johan Van den Driessche – Liesbet Dhaene – Elke Roex – Guy Vanhengel, collegevoorzitter PERSOONLIJK FEIT ..............................................................................................................22 VRAGEN OM UITLEG (R.v.O., art.60) ................................................................................ 24 van mevrouw Liesbet Dhaene aan de heer de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Begroting, Onderwijs, Vorming en Studentenzaken, over het Erasmus Gardens project te Anderlecht en de opportuniteiten hiervan voor capaciteitsuitbreiding van het Nederlandstalig onderwijs in Brussel Sprekers: Liesbet Dhaene – Guy Vanhengel, collegevoorzitter van de heer Fouad Ahidar aan de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Begroting, Onderwijs, Vorming en Studentenzaken, betreffende pesten op school Sprekers: Fouad Ahidar – Guy Vanhengel, collegevoorzitter
SAMENGEVOEGDE VRAGEN OM UITLEG (R.v.O., art.60) .................................................. 29 - Vraag om uitleg van mevrouw Annemie Maes aan de heer Pascal Smet, collegelid bevoegd voor Cultuur, Jeugd, Sport en Stedelijk beleid, betreffende de toekomst van het Brussels Art institute - Vraag om uitleg van mevrouw Liesbet Dhaene aan de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Begroting, Onderwijs, Vorming en Studentenzaken, over de gevolgen voor de Sint-Lucasschool van een verkoop van de gebouwen van het Brussels Art Institute Sprekers: Annemie Maes – Liesbet Dhaene – Guy Vanhengel, collegevoorzitter
ACTUALITEITSVRAAG (R.v.O., art.61) ..............................................................................32 van mevrouw Khadija Zamouri aan de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Begroting, Onderwijs, Vorming en Studentenzaken, betreffende de aanpak van scholen met betrekking tot de aanslagen van 22 maart 2016
VRAGEN OM UITLEG (R.v.O., art.60) ................................................................................ 34 van de heer Stefan Cornelis aan de heer Pascal Smet, collegelid bevoegd voor Cultuur, Jeugd, Sport en Stedelijk beleid, betreffende de vernietiging door de Raad van State van de subsidiebeslissing toegekend aan de VUB Sprekers: Stefan Cornelis – Annemie Maes – Cieltje Van Achter – Paul Delva – Pascal Smet, collegelid van mevrouw Annemie Maes aan de heer Pascal Smet, collegelid bevoegd voor Cultuur, Jeugd, Sport en Stedelijk beleid, betreffende de politieke en andere informatieverstrekking over Brussel op de VRT en de samenwerking met de VBM Sprekers: Annemie Maes – Johan Van den Driessche – Paul Delva – Stefan Cornelis – Pascal Smet, collegelid
3 van mevrouw Cieltje Van Achter aan de heer Pascal Smet, collegelid bevoegd voor Cultuur, Jeugd, Sport en Stedelijk beleid, met betrekking tot het Bruegeljaar 2019 Sprekers: Cieltje Van Achter – Annemie Maes – Paul Delva – Els Ampe – Pascal Smet, collegelid
ACTUALITEITSVRAGEN (R.v.O., art.61) ............................................................................43 van de heer Johan Van den Driessche aan de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Begroting, Onderwijs, Vorming en Studentenzaken, betreffende de steun van de VGC aan de Grote Parade van Hart boven Hard van mevrouw Liesbet Dhaene aan mevrouw Bianca Debaets, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin en Gelijke Kansen, betreffende het beleid van de VGC op vlak van etnisch-culturele minderheden
BIJLAGEN ............................................................................................................................ 48
TREFWOORDENREGISTER ...................................................................................................49
4
10de vergadering Vergadering van vrijdag 25 maart 2016 OCHTENDVERGADERING De vergadering wordt om 10.06 uur geopend. Voorzitter: mevrouw Carla Dejonghe ___________________________________________________________________________ MEDEDELING VAN DE VOORZITTER De voorzitter: We hebben net een herdenkingsmoment gehad voor de slachtoffers van de bloedige aanslagen afgelopen dinsdag in de luchthaven Brussel-Nationaal en in metrostation Maalbeek. Ik dank u allen voor uw aanwezigheid.
REGELING VAN DE WERKZAAMHEDEN De voorzitter: Ik meld u ter informatie dat de Cartografie van de Nederlandstalige Brusselse kinderopvang op 20 april 2016 om 14.00 uur geagendeerd wordt in de Commissie voor Welzijn, Gezondheid en Gezin.
PERSONEELSSTATUUT VAN DE PERMANENTE DIENSTEN VAN DE RAAD Wijziging artikel 97 van het Personeelsstatuut De voorzitter: Aan de orde is de bespreking van en de stemming over de aanpassing van artikel 97 van het Personeelsstatuut van de Permanente Diensten van de Raad. De teksten werden vooraf doorgestuurd, het gaat om een technische aanpassing. Het betreft artikel 97, waarin ‘verlof’ wordt vervangen door ‘ziekteverlof’. Stemmingen -
Het artikel wordt zonder opmerkingen aangenomen. Het geheel van het gewijzigde Personeelsstatuut van de Permanente Diensten van de Raad wordt eenparig aangenomen door de 16 aanwezige leden.
Hebben ja gestemd: Fouad Ahidar, Els Ampe, René Coppens, Stefan Cornelis, Bruno De Lille, Paul Delva, Liesbet Dhaene, Brigitte Grouwels, Annemie Maes, Elke Roex, Cieltje Van Achter, Jef Van Damme, Johan Van den Driessche, Arnaud Verstraete, Khadija Zamouri, Carla Dejonghe
5 SAMENGEVOEGDE INTERPELLATIE EN VRAAG OM UITLEG (R.v.O., art.62 en 60) Inschrijvingen in het onderwijs
De heer Bruno De Lille (Groen): Ik zal mijn 2 vragen in 1 keer stellen, dat zal gemakkelijker zijn. Het Lokaal Overleg Platform Brussel (LOP) heeft op maandag 7 maart 2016 op een persconferentie het resultaat bekendgemaakt van de inschrijvingen voor het basisonderwijs. Het blijkt dat ongeveer 5.000 kinderen werden aangemeld, van wie er 2.300 naar een school van de keuze van de ouders kunnen. Meer dan de helft, 2.800 kinderen, werden ongunstig geordend en kunnen dus niet naar de school van hun keuze. Dit cijfer moet genuanceerd worden omdat er iets meer kinderen nog naar een school van hun keuze zouden kunnen, maar uiteindelijk zouden er dan 2.000 kinderen nog op zoek moeten naar een school. En dat getal kan kloppen want er zijn slechts 3.126 plaatsen in het Nederlandstalig Brussels basisonderwijs beschikbaar dit jaar. Vlaams minister Hilde Crevits vergoelijkt deze cijfers en stelt dat er eigenlijk geen inschrijfprobleem is, want vorig jaar waren er slechts 18 kinderen die geen plaats vonden. Voor dit schooljaar durft ze zelfs stellen dat alle kinderen een plaats zullen vinden. In deze discussie wordt er ontzettend gegoocheld met cijfers. Maar achter elk cijfer zit een kind, een ouder of een grootouder die wanhopig op zoek is naar een school. En ja, ouders zoeken tot ze een plek vinden, zelfs al is dat in Vilvoorde, Aalst of Leuven, of in het Franstalig onderwijs. Het kan toch niet de bedoeling zijn dat we aanvaarden dat kinderen uit het kleuter- en lager onderwijs naar Aalst of naar Vilvoorde moeten terwijl ze in een school vlakbij huis terecht zouden moeten kunnen. We hebben een duidelijk overzicht gekregen van de capaciteitsuitbreiding van de basisscholen in het Brussels hoofdstedelijk gewest. Waarvoor dank. Volgens deze uitbreiding zouden er 4.772 plaatsen bijkomen. Vlaams minister Hilde Crevits verklaart in het Vlaams Parlement dat er in de periode 20142016 300 plaatsen zijn bijgekomen, en voor het komend schooljaar zouden er 1.000 plaatsen bijkomen. Natuurlijk wil ik dan graag weten hoe snel die 4.700 plaatsen gerealiseerd worden. Hoeveel van die plaatsen zijn er eigenlijk al gerealiseerd? Ik neem als voorbeeld de Unescoschool in Koekelberg, die ik redelijk goed ken. Daar zijn 200 plaatsen voorzien als uitbreiding, maar eigenlijk zijn er al 140 plaatsen gerealiseerd doordat men extra klasjes heeft georganiseerd in de refter of op andere plaatsen waar ze eigenlijk niet thuishoren. Er zijn dus maar 60 plaatsen over, en die zijn gepland voor het ontdubbelen van het vierde, vijfde en zesde leerjaar bij de doorstroming van de leerlingen. Van die 200 extra plaatsen zal de komende jaren niet echt veel gemerkt worden. Ik vraag me dan ook af hoe het zit met de andere cijfers en de andere scholen. Zijn we ons niet aan het verheugen over 4.700 plaatsen die misschien al voor een groot deel gerealiseerd zijn? Deze plaatsen zijn dus geen oplossing meer voor de capaciteitsvraag van vandaag.
6 Vlaams minister Hilde Crevits heeft ook nog verwezen naar de beloofde 30 miljoen euro. Maar we hebben intussen gehoord van de vereniging “Ieder Kind een Stoel” dat dit nog onvoldoende zal zijn om elk kind dat naar het Nederlandstalig onderwijs wil gaan, een stoel te geven. Er was ooit op de toenmalige BRT-radio een rubriek “Voor wie haar soms geweld aan doet” en dat sloeg op de Nederlandse taal. Ik denk dat we een nieuwe rubriek met dezelfde titel nodig hebben, maar nu over cijfers. De cijfers van de capaciteitsmonitor vertrekken van een onveranderde verhouding tussen Nederlandstalig en Franstalig onderwijs. Op het ogenblik is de verhouding 17,5% Nederlandstalig onderwijs, en 82,5% Franstalig onderwijs. Maar als we kijken naar de mensen die zich hier aanbieden, dan merken we dat het niet klopt en dat meer mensen zich aanbieden bij het Nederlandstalig onderwijs. Groen vindt dat iedereen die een plek wil in het goede Nederlandstalig onderwijs dat ook zou moeten krijgen. Ik meen te begrijpen uit eerdere verklaringen van Vlaams minister Hilde Crevits dat de collegevoorzitter daar ook achterstaat. We moeten eigenlijk nog extra plaatsen organiseren, bovenop de plaatsen die vandaag al voorzien zijn. Wat zijn de correcte cijfers? Hoeveel plaatsen zijn er nu eigenlijk in het Brussels Nederlandstalig basisonderwijs? Klopt het cijfer van 3.126 plaatsen? Van de uitbreiding met 4.772 plaatsen: hoeveel zitten er nu al in die 3.126 plaatsen? Kunt u een concrete timing aangeven wat die capaciteitsuitbreiding betreft? We zijn natuurlijk niets met die 4.700 plaatsen als we er nog 6 of 7 jaar op moeten wachten. Kunt u aangeven in welke fase we zitten, met de vermoedelijke en realistische duurtijd van deze fase, zoals het aanduiden van een architect, de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning, enzovoort? De vereniging “Ieder Kind een Stoel” heeft een onderhoud met u aangevraagd. Misschien is dit gesprek op het ogenblik van deze interventie al achter de rug, dat weet ik niet. Kunt u deze Raad inlichten over de inhoud van dit gesprek? Ook in het secundair onderwijs is er een steeds grotere druk. Het internetverkeer kreeg op woensdag 24 februari om 13.00 uur in Brussel een ware boost. Het online inschrijven voor het secundair onderwijs in Brussel startte op dat moment. Duizenden mensen - niet alleen de ouders, maar met hen familie, vrienden en kennissen van de betrokken leerlingen - hielden een race tegen de klok om hun dochter of zoon toch maar zo snel mogelijk ingeschreven te krijgen. En dat het snel moest gaan is duidelijk. Ik heb u vorig jaar over mijn persoonlijke ervaringen kunnen vertellen. Toen was de voorkeurschool waar ik mijn zoon naar toe wou sturen na 3,5 seconden al volzet! Ik heb intussen gehoord dat er scholen zijn waar het nog sneller ging. Ik heb mensen gehoord die geluk hebben gehad. Zij hadden 2,5 seconden gedaan over de inschrijving en dan vielen ze nog maar net binnen de limiet. Nu, 2,5 seconden om een kind in te schrijven: dat heeft te maken met geluk. Dat heeft niet meer te maken met het feit of je zoiets goed kan invullen, maar veeleer met hoeveel mensen je warm kan maken om je te helpen, met de snelheid van je
7 internetverbinding, met mensen die je misschien kunnen helpen om programma’s te schrijven zodat je maar een deel van de informatie moet invullen, enzovoort. Dat heeft niets meer te maken met een eerlijke kans voor iedereen. Die manier van inschrijven heeft zware nadelen voor heel wat Brusselse gezinnen. Niet elk gezin heeft een snelle internetverbinding. Niet iedereen kan beroep doen op tientallen familieleden, vrienden en kennissen om samen de race te lopen. Niet iedereen begrijpt de uitgebreide teksten over "hoe inschrijven", wachtwoorden, captcha codes, enzovoort. Voor wie niet thuis is in het digitale wereldje, kan ik me voorstellen dat het Chinees is, maar het heeft natuurlijk wel een grote impact op de kansen die je aan je kinderen kan geven. Men wekt door deze manier van inschrijven de indruk dat iedereen dezelfde kans krijgt op een plaatsje, maar in de praktijk zien we dat vooral kansarme gezinnen hun kinderen veel minder vlot ingeschreven krijgen in de school van hun keuze. Eigenlijk heerst opnieuw het recht van de sterkste. Vandaag zijn er in het Nederlandstalig secundair onderwijs gelukkig nog voldoende plaatsen en stelt het probleem zich vooral voor een aantal meer populaire scholen. Alle kinderen die zich vandaag wilden aanmelden kunnen nog wel terecht in een of andere Nederlandstalige secundaire school in Brussel. Het is natuurlijk niet aangenaam als je in Laken woont, dat je je kind naar Sint-Pieters-Woluwe moet sturen. Niet omdat het daar geen goede school zou zijn ik denk dat de school in Sint-Pieters-Woluwe een zeer goede school is - maar wel omdat je je kind van het eerste middelbaar misschien 50 minuten of een uur onderweg moet sturen met het openbaar vervoer. Om eerlijk te zijn, iemand van 17 of 18 jaar heeft daar misschien niet veel problemen mee, maar een kind van 12 jaar is toch nog vrij jong. Dat probeer je die kinderen toch te besparen. Bovendien weten we dat het capaciteitsprobleem er aan zit te komen. Als we kijken naar de capaciteitsmonitor, weten we dat er vanaf 2019 wel degelijk een capaciteitsprobleem zal zijn in onze secundaire scholen. U hebt een aantal projecten om extra plaatsen te creëren, maar dat zal niet voldoende zijn als we kijken naar de cijfers van de capaciteitsmonitor. Er mogen dan wel voorrangsregels bestaan voor kansarme kinderen, maar dat systeem blijkt niet voldoende te zijn om voor een echte mix te zorgen. Bovendien weten we dat het verstrengen van de regels in verband met het taalniveau ook uitsluiting in de hand werkt. We hebben daar vorig jaar een resolutie over goedgekeurd. Mevrouw Khadija Zamouri heeft daar onlangs nog eens aan herinnerd. Het verstrengen zorgt er wel degelijk voor dat een aantal mensen hun kinderen moeilijker op de school van hun keuze krijgen. Het hoge taalniveau dat men van de ouders vraagt vanaf september 2017 – zelfs al gaat hun kind al jaren naar een Nederlandstalige school – zorgt ervoor dat de meest kwetsbare groepen opnieuw over een extra drempel moeten. Dat is onrechtvaardig. Dat was ook de reden waarom we met Groen vorig jaar de resolutie van de meerderheid hebben gesteund. Maar helaas, we hebben niet veel nieuws gehoord over de reactie van het Vlaams Parlement. Maar misschien is er wel een oplossing voor een deel van de problemen? De heer Petrus Van den Cruysse, voorzitter van LOP Secundair Onderwijs, gaf alvast aan dat er momenteel gewerkt wordt aan een nieuw systeem dat hetzelfde zou zijn voor het hele Nederlandstalig
8 onderwijs in Vlaanderen en Brussel. Misschien is dat het uitgelezen moment om de onrechtvaardigheden uit het systeem te halen. Wat is de stand van zaken en de evolutie rond de voorrangsregels? Het is toch belangrijk om daarmee rekening te houden. Hoe wordt het respect voor de voorrangsregels gecontroleerd in de scholen die dit jaar nog niet via het elektronische systeem werken? Ik vraag me af, als men zo een systeem gaat uitrollen voor heel Vlaanderen en Brussel of alle scholen dan verplicht zullen worden om in te stappen? Het is immers pas op het ogenblik dat iedereen meedoet, dat je gelijke spelregels krijgt voor iedereen. De inschrijfproblematiek stelt zich elk jaar opnieuw. Welke initiatieven neemt u om ervoor te zorgen dat ook kansarme ouders hun voorkeursplaats kunnen krijgen? Zal het nieuwe inschrijfsysteem nog altijd de snelheid van de inschrijving als bepalend element behouden? Hoe zal men het nieuwe inschrijfsysteem eerlijker maken dan het huidige, en dus kansarmen ook gelijke inschrijfkansen geven? We moeten natuurlijk wel opletten. We zijn hier 2 discussies door elkaar aan het voeren. Het inschrijfsysteem is 1 probleem. Het andere probleem is natuurlijk dat van de capaciteit dat zich zal stellen. Het is niet omdat we een eerlijker inschrijfsysteem vinden, dat daarmee het tweede probleem opgelost is. Als er te weinig plaatsen zijn, dan zal het inschrijfsysteem gewoon gebruikt worden als uitsluitmechanisme. Dat kan natuurlijk niet de bedoeling zijn. Er moeten eerst en vooral voldoende plaatsen zijn en dan moet er een eerlijk inschrijfsysteem komen. We weten dat, zelfs als er voldoende plaatsen zijn, er altijd scholen zullen zijn die populairder zijn dan andere scholen. Daar moeten we een oplossing voor vinden. Dat kan dan met het nieuwe inschrijfsysteem, op voorwaarde natuurlijk dat er voldoende plaatsen zijn. Een hele boterham aan vragen dus. Ik denk dat de heer Paul Delva er een aantal aan zal toevoegen. Ik kijk uit naar het antwoord van de collegevoorzitter. De heer Paul Delva (CD&V): Zoals collega Bruno De Lille al stelde, konden eind februari de ouders van leerlingen die wilden ingeschreven worden voor het studiejaar 1A secundair onderwijs, hun kind online aanmelden in Brussel. Om exact 13.00 uur zaten heel wat van hen, samen met soms tal van vrienden, aan hun pc-scherm gekluisterd. Vandaar de internetboost, waarover de vorige spreker het had. Het is niet zozeer dat er in globo vandaag voor de secundaire Nederlandstalige scholen in Brussel te weinig plaatsen zijn. Dat is niet zo, maar het komt er wel aan. Dat is duidelijk. De capaciteitsmonitor waarnaar al verwezen is, spreekt boekdelen. Op korte termijn zullen we met een capaciteitsproblematiek in de secundaire scholen in Brussel worden geconfronteerd. Wanneer we de cijfers voor de aanmeldingen voor de secundaire scholen in Brussel bekijken, dan vallen enkele zaken enorm op. Ongeveer de helft van de scholen heeft meer aanmeldingen gekregen dan dat er vrije plaatsen waren. Voor de andere scholen is dat het tegenovergestelde.
9 Wat me opviel bij het doornemen van de cijfers, was dat ongeveer een kwart van de scholen heel weinig worden aangevinkt bij een eerste aanmelding. Een kwart van de 21 scholen werd 25 keer of minder aangevinkt als eerste aanmelding. Als we spreken over het onderwijs in Brussel, moeten we rekening houden met dat element. Wonderoplossingen zullen er niet zijn. Ouders doen hun aanmelding bewust, veronderstel ik. Maar het valt me wel op dat er een aantal scholen is dat aan de kant wordt gelaten. Dan rijst de vraag of er geen taak is weggelegd voor de Raad en voor het collegelid ‘as such‘. Ik vind dat we moeten nagaan hoe we het aantal aanmeldingen over alle secundaire scholen op langere termijn iets gelijkmatiger zouden kunnen spreiden. Interessant om te weten is ook dat 652 plaatsen van de 2.124 - dat is 30,7% - reeds voor de aanmeldingen ingenomen werden door broers of zussen en kinderen van personeel. Het onderling verschil tussen de scholen met betrekking tot het aantal vrije plaatsen - nadat de broers of zussen of kinderen van personeel zijn ingeschreven - valt enorm op. Dan zijn er nog de scholen die niet instappen in het onlinesysteem. In een aantal van die scholen konden de leerlingen zich nog inschrijven tot 23 maart 2016. Ik heb over de aanmeldingen in het secundair onderwijs enkele vragen: Is de elektronische aanmeldprocedure dit jaar vlekkeloos verlopen, of werden er incidenten gemeld? Via welke kanalen werd de registratiemogelijkheid, de website www.inschrijveninbrussel.be gecommuniceerd naar ouders toe? Op welke manieren werden zij hiervoor verder ondersteund of begeleid? Hoe evalueert de collegevoorzitter deze aanmeldprocedure? Hoe verloopt het contact met de Vlaamse minister van Onderwijs over een mogelijke bijsturing ervan? Wat was de maximale capaciteit van de scholen die niet met het onlinesysteem werken? Hoeveel plaatsen werden er hiervan al ingenomen door broers en zussen en kinderen van personeel? Wanneer zullen we een zicht te hebben op de resultaten van de inschrijvingen in de scholen die niet deelnemen aan het onlinesysteem? We zien dat, na de aanmeldingen, sommige scholen nog heel wat vrije plaatsen over hebben. Wordt er verwacht dat al deze plaatsen toch nog zullen ingevuld geraken? In het verlengde van de discussie van vandaag, en gezien de capaciteitsdruk die zal blijven toenemen, had ik graag van de collegevoorzitter een stand van zaken gekregen inzake de nieuwe Brusselse secundaire scholen die gepland zijn in Koekelberg en Schaarbeek en inzake de eventuele uitbreiding van bestaande scholen?
10 Mevrouw Liesbeth Dhaene (N-VA): Ik sluit me aan bij de vragen van mijn collega’s. Meten is weten en er worden heel veel inspanningen gedaan voor capaciteitsuitsbreiding, zowel door de VGC als door Vlaanderen. Het is inderdaad belangrijk te weten hoeveel plaatsen er effectief zullen bijkomen en wanneer. Ik ben het niet eens met de link die collega Bruno De Lille legt tussen de verschillende voorrangsregels. Er is een verschil tussen de voorrang die bijvoorbeeld geldt voor kinderen van het onderwijzend personeel, voor broers en zussen of voor Nederlandskundigen enerzijds en de dubbele contingentering in het kader van gelijke onderwijskansen anderzijds. De ene regel heeft een ander doel dan de andere en we mogen die niet door elkaar halen. De dubbele contingentering beoogt de sociale mix in de scholen. Deze maatregel zorgt ervoor dat ook kansarme kinderen een plaats krijgen in het onderwijs. Ik ben het er volledig mee eens dat het systeem dient te worden geëvalueerd, ook het inschrijfsysteem. Dat betekent niet dat andere voorrangsregels waarmee andere doelstellingen worden nagestreefd, in twijfel moeten worden getrokken. De voorrang voor Nederlandskundigen zorgt ervoor dat de Nederlandstalige leerlingen zeker een plaats hebben in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel. Hoe meer Nederlandstalige leerlingen er zijn in een klas, hoe groter de draagkracht van de school en de oefenkansen voor anderstalige leerlingen. Deze maatregel dient dus een pedagogisch doel. Mocht die regel worden afgeschaft dan wil geen enkel Vlaams of taalgemengd gezin nog in Brussel komen wonen en verhuizen de Vlaamse of taalgemengde gezinnen die in Brussel wonen naar Vlaanderen. Ten slotte zorgt de voorrang voor Nederlandskundigen er ook voor dat anderstalige ouders die moeite doen om Nederlands te leren, zodat ze hun kinderen kunnen helpen en actief kunnen zijn in de schoolgemeenschap, dat ze hierdoor als het ware een gunst krijgen en ook een plaats krijgen. Dit verbetert de draagkracht van de school en is in het voordeel van het Nederlandstalig onderwijs in het algemeen. Het komt dus ook alle andere leerlingen ten goede. Mevrouw Khadija Zamouri (Open Vld): Ik treed collega Bruno De Lille voor een groot stuk bij in zijn bekommernis om kinderen, die gekozen hebben voor het Nederlandstalig onderwijs, een plaats te geven. Ouders die gekozen hebben voor het Nederlandstalig onderwijs en waarvan de kinderen al meer dan 6 jaar in de Nederlandstalige scholen zitten, moeten dan weer achteraan in de rij aansluiten. Ze krijgen een mep in het gezicht en krijgen de boodschap: nu horen jullie er niet meer bij, want nu geven we voorrang aan de “échte” Vlamingen, aan de echte Nederlandstaligen. Wie dit hier vandaag met zoveel woorden durft te zeggen, slaat de bal volledig mis. Het betreft kinderen die in ons Nederlandstalig onderwijs schoollopen, die, net zoals mijn dochter volgend jaar, moeten ingeschreven worden in het secundair onderwijs. Er schort iets aan de inschrijfprocedure, ik voel die stress nu al. Sommige van de kinderen die nu samen in de klas zitten gaan niet achter de pc zitten. Dat doet ze meteen achteraan aanschuiven. (Opmerkingen van de heren Paul Delva, Johan Van den Driessche en mevrouw Liesbet Dhaene)
11 Wat ik zeg is niet populistisch, het is de waarheid. Het gaat over de kinderen en niet over de ouders. Draagkracht is een andere zaak. Mevrouw Dhaene, ik deel uw mening dat we moeten investeren en dat ons onderwijs nog beter ondersteund moet worden. (Spreekster verheft haar stem) Maar we moeten dat allemaal samen doen en niet apart! Als we het niet samen doen zal het nog erger worden! Ik steun u als u het onderwijs inhoudelijk wil verbeteren, maar we mogen van die kinderen, die al 6 jaar in ons onderwijs zitten, geen tweederangsburgers maken! Ik denk dat er foute redeneringen gemaakt worden over de vraag wat integratie is en wat inclusie is. We moeten die begrippen durven plaatsen waar ze thuishoren. Inclusie betekent “iedereen inbegrepen”. Mijnheer Delva, ik geloof dat jullie leuze is: “Het Nieuwe Wij”. We moeten samen vooruit. Integratie is iets voor nieuwkomers. Ik zie dat collega’s nog altijd een verschil maken tussen integratie en inclusie. Als er vandaag problemen zijn, gaat het niet over nieuwkomers, maar over kinderen van mensen die hier al 2 generaties zijn. Het hadden mijn kinderen kunnen zijn en daarom maak ik mij daar druk om. Dat beklijft bij mij. Het klopt, zoals collega Bruno De Lille zei, dat hier 2 zaken tegelijk besproken worden. Het gaat over de capaciteit en we moeten daar een oplossing voor vinden. Maar het gaat ook over het inschrijfbeleid, dat nog fout loopt. Maar ik smeek u om er alles aan te doen dat we samen vooruit kunnen gaan en niet blijven herhalen wie telt en wie niet telt. (Applaus van Open Vld, opmerkingen van verschillende leden) De voorzitter. Ik vraag iedereen nu op te houden met roepen. De heer Jef Van Damme heeft het woord. De heer Jef Van Damme (sp.a): Collega’s dit is een emotioneel debat, want het gaat om onze Brusselse kinderen. Ik zie hier 3 problemen die door elkaar lopen. Het eerste probleem, waar mevrouw Khadija Zamouri zich terecht kwaad over maakt, is dat kinderen, die al meer dan 6 jaar in het Nederlandstalig lager onderwijs gezeten hebben, niet zomaar naar het secundair onderwijs kunnen doorstromen omdat hun ouders geen Nederlands spreken. Dat is een absurditeit die we niet kunnen laten bestaan. We moeten dat aanpakken. Ik denk dat de N-VA, die zegt dat we al wie zich tot de Nederlandstalige instellingen richt met open armen moeten ontvangen. Als je dat zegt, moet je de daad bij het woord voegen. Samen met Groen hebben wij in het Vlaams Parlement voorstellen ingediend die een oplossing zouden bieden voor dit probleem. Ik stel voor dat de collega’s van Open Vld en van N-VA die mee goedkeuren. Mevrouw Zamouri, ik hoop dat uw zeer terechte emotionele tussenkomst van vandaag ook zal betekenen dat we in Vlaanderen effectief een coalitie kunnen vormen om dat te veranderen. Ik kijk daar naar uit. We moeten zorgen dat jongeren die gekozen hebben voor het Nederlandstalig onderwijs en al 10 jaar in het Nederlandstalig onderwijs zitten zich effectief, zonder obstakels, kunnen schrijven in het Nederlandstalig secundair onderwijs. Het tweede probleem schuilt in de vragen over de cijfers. Hoeveel kinderen vallen uit de boot? Waar zitten die kinderen? Dat debat voeren we al jaren met collegevoorzitter Guy Vanhengel. Ik hoop dat we stilaan in de buurt van enige objectiviteit komen. Zitten die kinderen in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel en willen ze van school veranderen? Zijn het kinderen die in het Nederlandstalig onderwijs terecht komen buiten Brussel of zijn het
12 kinderen die in het Franstalig onderwijs terecht kunnen komen? Het is niet omdat een kind zich graag voor het lager onderwijs in een bepaalde Nederlandstalige school wil inschrijven, maar daar niet binnen kan, dat dit kind per definitie geen school heeft. Er is dus nood aan objectieve cijfers die naast elkaar kunnen gelegd worden met betrekking tot het Franstalig en het Nederlandstalig onderwijs in Brussel en het Nederlandstalig onderwijs in de Rand, om te zien hoeveel kinderen er niet in een school zijn ingeschreven. Het recht op onderwijs is een grondrecht dat we te allen prijze moeten bewaken. Een derde probleem dat hier besproken wordt, gaat over de capaciteit. Voor ieder kind moet er een stoel zijn, iedereen moet een plaats vinden in het onderwijs. Het recht op onderwijs is een absoluut recht. Het is de absolute plicht van de politiek om dit te garanderen. Ere wie ere toekomt: collegevoorzitter Guy Vanhengel heeft in dit verband zowel tijdens deze legislatuur als in de vorige, enorm veel initiatieven gelanceerd. Maar als we eerlijk zijn, moeten we vaststellen dat Vlaanderen niet altijd kan volgen. Ik geef een concreet voorbeeld. De nijverheids-technische school die al sinds jaren gepland is in Anderlecht en waarvoor de heer Pascal Smet als Vlaams minister van Onderwijs tijdens de vorige legislatuur 10 miljoen euro heeft vrijgemaakt, staat er vandaag nog altijd niet, ondanks alle inspanningen van collegevoorzitter Guy Vanhengel. Het is nodig dat nu vanuit Vlaanderen de daad bij het woord gevoegd wordt en dat wat beloofd is, uitgevoerd wordt. Het fenomeen dat we al jaren kennen in het lager onderwijs wordt nu ook een probleem in het secundair onderwijs. De uitdaging is niet alle problemen op een hoopje te gooien, maar alle problemen aan te pakken: het inschrijfprobleem, dat collega Khadija Zamouri aankaartte, de nood aan objectieve cijfers en de nodige capaciteit voor elk kind in Brussel. Collegevoorzitter Guy Vanhengel: In dit bijwijlen emotionele debat, kan ik niet anders dan te zeggen dat mevrouw Khadija Zamouri gelijk heeft. Het is onbegrijpelijk dat kinderen die door hun ouders in het Nederlandstalig onderwijs worden ingeschreven - en dat zien wij het liefst gebeuren vanaf de kleuterklas - en die na 9 jaar het attest basisonderwijs behalen, achteruit gesteld zouden worden bij hun inschrijving in het secundair onderwijs omdat hun ouders niet dezelfde zijn als die andere ouders. Mijnheer de fractievoorzitter van N-VA, wat u bepleit is de perfecte toepassing van de slogan “Eigen volk eerst”. (Applaus bij Open Vld en Groen) De heer Johan Van den Driessche (N-VA): Ik neem akte van deze persoonlijke aanval. U verlaagt daarmee het niveau van deze Raad. Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Het niveau van deze Raad wordt bepaald door wie er het woord voert. Dat zijn dezelfde mensen die op zondag met het Vlaams Belang gaan betogen. De heer Johan Van den Driessche (N-VA): Ja, met de steun van de VGC. Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Wat zegt u nu? De heer Johan Van den Driessche (N-VA): Daar zal ik straks op terugkomen tijdens mijn actualiteitsvraag. Collegevoorzitter Guy Vanhengel: U hebt iets gezegd. Wat bedoelde u daarmee?
13
De heer Johan Van den Driessche (N-VA): Ik zal daar straks op terugkomen. Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Wat bedoelde u daarmee? De heer Johan Van den Driessche (N-VA): Als ik daar moet op antwoorden moet ik mijn actualiteitsvraag van straks nu al beginnen lezen. Ik ga dat op een ander moment doen. Collegevoorzitter Guy Vanhengel: We hebben hier nu een gesprek over onderwijs. De heer Johan Van den Driessche zegt: “met steun van de VGC” en dat begrijp ik niet. Wat bedoelde hij daarmee? De heer Johan Van den Driessche (N-VA): Het ging over betogingen. Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Ja, N-VA heeft zondag samen met het Vlaams Belang betoogd. De heer Johan Van den Driessche (N-VA): Hoe kan de collegevoorzitter zich zo verlagen? Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Ik verlaag mij niet. Ik heb u daar zien lopen achter de vlaggen van het Vlaams Belang. (Protest bij de leden van de N-VA-fractie) De heer Johan Van den Driessche (N-VA): Dat is niet waar! Dat is pure demagogie! Collegevoorzitter Guy Vanhengel: U liep zij aan zij met de heer Bart Laeremans in die betoging. De voorzitter: Ik denk dat we nu beter verdergaan over onderwijs. Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Dit sluit daar bij aan. De stelling die de heer Johan Van den Driessche zopas verdedigd heeft over onderwijs, is de perfecte toepassing van de hoofdslogan van het Vlaams Belang “Eigen volk eerst!” Mevrouw Liesbet Dhaene (N-VA): Dat is echt laag! Als we op die manier moeten debatteren… De heer Johan Van den Driessche (N-VA): U hebt dat jaren aan een stuk zelf toegepast! Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Wat bedoelt u daarmee? (Samenspraak) De heer Johan Van den Driessche (N-VA): Als die voorrangsmaatregel voor Nederlandstalige kinderen ‘Eigen volk eerst’ is, dan hebt u dat jaren aan een stuk zelf toegepast. Mevrouw Liesbet Dhaene (N-VA): U hebt de voorrangsregels bij kleuters zelf voorgesteld. Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Mooi vingertje, mevrouw Dhaene. (Samenspraak) De voorzitter: Mijnheer de collegevoorzitter, antwoord nu maar op de vragen van de heer Bruno De Lille. (Rumoer)
14
Collegevoorzitter Guy Vanhengel: U hebt het over niveau? Als ik in uw plaats was, zakte ik door mijn stoel van schaamte! Bovendien, vind ik het gebrek aan empathie voor de argumentatie van mevrouw Khadija Zamouri beneden alles. (uitroepen bij de N-VA-fractie) De voorzitter: Collega’s, als het zo verder gaat, schors ik de vergadering tot iedereen gekalmeerd is! (Uitroepen. De voorzitter hamert) Mijnheer de collegevoorzitter, antwoord nu alstublieft op de vragen van de heer Bruno De Lille. Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Dat zal ik doen, mevrouw de voorzitter. Ik zal eerst antwoorden op de vragen over de cijfers en de infrastructuur. Vooraleer we dieper ingaan op de thematiek van de capaciteitsnoden in Brussel, het creëren van bijkomende plaatsen in het Nederlandstalig onderwijs en het inschrijfsysteem van de beide Brusselse Lokale Overlegplatformen (LOP’s) wil ik graag het kader verduidelijken. De enige betrouwbare indicator van de effectieve capaciteit van het Nederlandstalig onderwijs in Brussel zijn de tellingen van de Vlaamse Gemeenschap en van de VGC. Zo weten we dat op 1 februari 2016 44.666 leerlingen in het Nederlandstalige gewoon en buitengewoon onderwijs in Brussel zaten. Vijf jaar geleden waren er dat 39.947, 10 jaar geleden waren er dat 36.000, 15 jaar geleden waren er dat 33.000. Die spectaculaire stijging – vooral tijdens de laatste jaren – is er gekomen door verschillende mechanismen. Ten eerste zijn er de vele infrastructuurdossiers voor capaciteitsuitbreiding. Samen met de inrichtende machten doet de Vlaamse Gemeenschap en zeker de VGC een financiële inspanning om de capaciteit in scholen uit te breiden en nieuwe scholen te bouwen. Ten tweede is er het vollopen van klassen in de latere jaren van het basisonderwijs, die voorheen niet waren ingevuld. Ten derde zijn er scholen die binnen hun infrastructuur, en soms op creatieve wijze, een klas of een schoolbank meer inrichten om kinderen toch nog een plaats te geven. Wij noemen dat 'inbreiding'. Het volgende element dat ik wil aansnijden, is de relatie tussen vraag en aanbod. De enige min of meer betrouwbare indicatie van de beschikbare capaciteit en van de vraag naar capaciteit in het Nederlandstalig onderwijs zijn de aanmeldingen van kinderen in de aanmelden inschrijfprocedure van het LOP Basisonderwijs en in mindere mate - aangezien niet alle scholen in het systeem zitten - van het LOP Secundair onderwijs. Hoewel er nog nooit zoveel plaatsen beschikbaar waren voor het schooljaar 2016-2017 bleef de druk even groot als voor het schooljaar 2015-2016. Na inschrijving van de reeds aanwezige kinderen, de kinderen van personeelsleden en de broertjes en zusjes waren er inderdaad nog 3.126 vrije plaatsen in het basisonderwijs.
15 De VGC investeert al jaren in schoolinfrastructuur en zet sinds 2011 samen met de Vlaamse Gemeenschap gericht in op scholenbouw en renovatie met de focus op capaciteitsuitbreiding. Vandaag zijn de investeringen door de VGC én de Vlaamse Gemeenschap sinds 2011 goed voor de creatie van in totaal 8.350 extra plaatsen, waarvan 6.500 in het basisonderwijs en 1.850 in het secundair onderwijs. Ik heb het hier dan voornamelijk over Spoor-West Anderlecht en de projecten in Koekelberg en Schaarbeek. De 4.772 plaatsen in het basisonderwijs die in de vraagstelling werden aangehaald, maken deel uit van die 6.500 plaatsen die gecreëerd zijn of die nog gecreëerd zullen worden. De 4.772 plaatsen betreffen immers de dossiers die nu nog lopende zijn. Het gaat zowel om dossiers die een principeakkoord kregen als om dossiers waarbij binnenkort de laatste facturen worden verwacht. Sinds 2011 groeide de capaciteit basisonderwijs in zijn geheel met 3.526 plaatsen, rekening houdend met de verschillende mechanismen, zoals zonet geschetst. Ik zal het nu hebben over de infrastructuurdossiers zelf. Als we het over de voortgang van de bouwdossiers zelf hebben, dan kunnen we enkele zaken opmerken. De timing van een bouwdossier en de timing van het openstellen van bijkomende plaatsen loopt niet altijd gelijk. We hebben verschillende scholen die eerst in een modulaire bouw opstarten en onmiddellijk extra plaatsen openstellen, terwijl de definitieve infrastructuur pas enkele jaren later wordt opgeleverd. Andere scholen moeten wachten op die nieuwe infrastructuur om dan pas de klassen te kunnen opvullen, schooljaar per schooljaar. In een school met een nieuwe leerlijn die start met een onthaalklas en een eerste kleuterklas op 1 september 2016, kan het bijvoorbeeld tot september 2025 duren vooraleer alle plaatsen tot en met het zesde leerjaar zijn opgevuld. Daarnaast is het niet eenvoudig om een concrete timing weer te geven van de lopende dossiers. Elk dossier heeft zijn verrassingen en tegenslagen of stuit op onvoorziene complicaties. Er zijn ook dossiers die uitstekend verlopen. Elke inrichtende macht heeft haar eigen aanpak en verantwoordelijkheden, waar we als VGC niet altijd vat op hebben. Door het vereenvoudigen van de procedure om bouwvergunningen te verkrijgen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het voluntarisme van de VGC, waarbij ze principeakkoorden goedkeurt om zo de scholen al financiële garanties te bieden bij de opmaak van hun dossier, gaan dossiers vlugger dan ooit. Ik denk dat we met de VGC alleen al met de bouw van Kasterlinden een voorbeeld kunnen zijn voor het hele land. Ondanks al de inspanningen die worden geleverd, zijn er nog steeds ouders zonder een garantie op een plaats voor hun kind in een school van hun keuze. Een aantal onder hen verenigden zich onder de naam 'Ieder kind een stoel'. Vlaams minister van Onderwijs Hilde Crevits ontving hen een tweetal weken geleden. Uit het persbericht dat na dit gesprek werd verstuurd, kon ik opmaken dat mijn collega hen op een correcte wijze heeft geïnformeerd. Momenteel werkt de Vlaamse Gemeenschap aan een nieuw decreet met de bedoeling de voorrangsregels en de procedure van aanmelden en inschrijven te hervormen. De Vlaamse Gemeenschap schuift schooljaar 2017-2018 naar voor als het moment waarop dit nieuwe decreet in werking moet treden. De verschillende LOP's in Vlaanderen en Brussel zitten mee rond de tafel om dit te bespreken. Dat nieuwe decreet zal opnieuw de rol bepalen van het LOP en waarin voorrangsregels door het LOP zullen kunnen worden toegepast.
16 Zoals reeds herhaaldelijk gesteld, heeft de VGC geen enkele bevoegdheid met betrekking tot de Vlaamse decretale voorrangs- en inschrijfregels en wat de procedure zelf betreft. De VGC financiert de digitale procedure en waakt over het technische aspect ervan. Bovendien neemt zij de taak op zich om alle ouders zo goed mogelijk te informeren en te begeleiden. Indien in de toekomst voor een veralgemeend aanmeld- en inschrijfsysteem wordt geopteerd, dan is het onder meer belangrijk dat alle stappen van de procedure op transparante wijze worden geregistreerd. Ook moet dan de aanmeld- en inschrijfprocedure voor het secundair onderwijs voor alle scholen gelden, zodat we een volledig zicht hebben op het aanbod en de vraag naar Nederlandstalig secundair onderwijs in Brussel, iets wat de komende jaren zeker nodig zal zijn. Ten slotte moet de rangorde van de aanmeldingen voor het secundair onderwijs dan via een real random generator gebeuren. Met betrekking tot de huidige aanmeld- en inschrijfperiode voor het schooljaar 2016-2017 van het secundair onderwijs, verwijs ik naar het LOP Secundair Onderwijs Brussel. Zij melden mij dat er geen incidenten waren, wat ook belangrijk is. Voor het eerste jaar gewoon secundair onderwijs in de A-stroom van scholen met een digitaal aanmeldsysteem waren er 2.024 vrije plaatsen. Na het inschrijven van broers en zussen en kinderen van personeelsleden bleven er nog 1.472 plaatsen over. Voor het eerste jaar Astroom van scholen zonder digitaal aanmeldsysteem waren er 280 plaatsen. Het aantal broers en zussen en kinderen van personeelsleden dat werd ingeschreven, is niet gekend. Het aantal resterende plaatsen is dus ook niet gekend. Voor het eerste jaar B-stroom waren er 332 plaatsen. Ook hier was het aantal broers en zussen en kinderen van personeelsleden en dus het aantal resterende plaatsen niet gekend. Het aantal gerealiseerde inschrijvingen voor de 'vrije inschrijfperiode' van de procedure en de invulling van de resterende vrije plaatsen in andere scholen is nog niet bekend. De dossiers voor de secundaire scholen in Koekelberg en Schaarbeek zijn inmiddels in volle ontwikkeling. Met betrekking tot Koekelberg heeft het College zeer recent de plannen van het totale project goedgekeurd en de ontwikkelaar heeft de bouwvergunningen aangevraagd. Het wordt een modelproject met de inclusie van een kinderkribbe, een basisschool, gemeenschapsvoorzieningen, sportinfrastructuur, de secretariaten van het gemeenschapscentrum, de lokale jeugdwerking en een grote secundaire school. Met betrekking tot het project in Schaarbeek zitten we in de fase van de volumestudie, waarna een aanbestedingsprocedure voor de realisatie van de educatieve en aanverwante voorzieningen zal worden opgestart. Met het dossier Koekelberg zijn we momenteel het verst gevorderd en ik hoop dat die werken reeds in de loop van de komende maanden kunnen worden opgestart. Het is onze bedoeling om met dezelfde bekwame spoed te werken als bij het project Kasterlinden, zodat het geheel van de infrastructuur binnen de komende 2 à 3 jaar kan worden opgeleverd. De heer Bruno De Lille (Groen): Bedankt voor de antwoorden. Niettemin wens ik toch nog een aantal commentaren te formuleren. Neemt men de cijfers van de afgelopen 15 jaar onder de loep, dan stelt men inderdaad vast dat het Nederlandstalig onderwijs een enorme stap voorwaarts heeft gemaakt. Het steeg van 33.000 naar 44.000 leerlingen. Dit is een zeer grote sprong. Uiteraard is iets dergelijks niet
17 vanzelfsprekend. Scholen bouwen kost nu eenmaal tijd, geld en energie. Verder moet men leerkrachten vinden en moeten het goede scholen zijn. Ik snap niet dat men kan discussiëren over al dan niet kwaliteitsvolle scholen. Niemand in deze zaal zal toch pleiten voor de bouw van slechte scholen? Geen enkel raadslid vindt toch dat het voldoende is om louter onderdak te bieden? Iedereen wil de beste school voor elk Brussels kind. Dit is trouwens ook nodig als men het samenleven in Brussel wil verbeteren. Men kan de vooruitgang van het Nederlandstalig onderwijs in Brussel echter niet vergelijken met een bedrijf dat bijkomende inspanningen levert om verder uit te breiden. Een bakker kan zelf bepalen hoever hij zijn zaak uitbreidt en hoeveel meer klanten hij wenst te bedienen. Op een bepaald ogenblik kan hij dan zelf bepalen wat hij nog wel of niet meer aankan. Dit gaat niet op voor de overheid. De VGC is geen bedrijf. De overheid heeft de verplichting om elk kind een plek te geven, om elk kind de kans te geven de leerplicht te respecteren. Bovendien moet dit gebeuren in de taal die het kind of de ouders van het kind verkiezen. Zo staat het nu eenmaal in de wet. In deze Raad mag men er toch van uitgaan dat de overheid de eerste instantie is die de wet moet respecteren. Met andere woorden: het gaat hier niet om een vrijwillige keuze. De overheid moet gewoon tegemoet komen aan de druk, aan de vraag die er effectief is. De overheid moet een antwoord weten te bieden. In verband met de discussies over het Nederlandstalig en het Franstalig onderwijs wens ik te repliceren dat het Franstalig onderwijs dezelfde inspanningen heeft geleverd. In absolute cijfers heeft het Franstalig onderwijs zelfs veel meer gedaan. Neemt men de verhouding tussen het Nederlandstalig en Franstalig onderwijs in ogenschouw dan kan men enkel constateren dat het aandeel van het Nederlandstalig onderwijs van 17 naar 17,4% is gestegen. Gelet op het grote aantal kinderen is dit in se maar een minimale stijging. Het klopt dat er veel inspanningen worden geleverd. Dat is echter niet voldoende. Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Men is naar een aandeel van 17% gegaan. Dat heeft veel te maken met het feit dat men meer inspanningen heeft geleverd in het basisonderwijs. In het secundair onderwijs is het aandeel lager. Tot nu blijven de verhoudingen in het basisonderwijs stabiel. In de komende jaren zullen we in het secundair onderwijs ongetwijfeld naar dezelfde verhouding evolueren. Het secundair onderwijs is immers aan het vollopen. Wellicht zal ook daar het Nederlandstalig onderwijs iets meer dan 20% van de Brusselse schoolpopulatie moeten gaan bedienen. De heer Bruno De Lille (Groen): Op zich is dit een goede zaak. Als de mensen het vragen, moet men het leveren. Men zou zich zelfs kunnen afvragen of de Brusselnorm die impliceert dat de Vlaamse overheid 30% van de Brusselse schoolbevolking wil bedienen, van toepassing is. Mag de overheid wel bepalen hoeveel mensen zij al dan niet wenst te helpen? In de wet staat immers vervat dat men iedereen moet helpen. Zelfs als men zich tot de Brusselnorm zou beperken, is er nog heel veel marge. Op dit vlak kan men met recht en rede van de Vlaamse overheid eisen dat zij deze bijkomende inspanningen levert. Het is trouwens niet de geleverde inspanning die telt. Enkel het resultaat geldt. Op dit vlak wens ik ook een opmerking te maken over de scholenbouw. Voor het bouwen van scholen werden inderdaad budgetten vrijgemaakt en werden er projecten gelanceerd. Met Kasterlinden toont men aan tot wat men in staat is als men zelf de hand aan de ploeg slaat. Sommige projecten lopen echter al meer dan 10 jaar, zijn nog steeds niet opgeleverd en staan nog ver van een uiteindelijke realisatie. Voor deze projecten moet men dringend op zoek naar een stok
18 achter de deur. Als men er niet in slaagt om de zaken tot een goed einde te brengen, moet de VGC het zelf doen. Als de nood het hoogst is, moet de overheid zelf willen ingrijpen. Als de overheid het nalaat om in te grijpen, zullen de problemen zich hoe dan ook naar de rand rond Brussel verplaatsen. Nu al zijn er discussies met scholen in de rand die van oordeel zijn dat de plaatsdruk gigantische proporties aanneemt. Zij beschikken niet over dezelfde middelen als de scholen in Brussel om de plaatsdruk het hoofd te bieden. Heel wat kinderen die in de rand school lopen, zouden in se liever in Brussel naar school gaan. Als men de problemen in Brussel zou kunnen oplossen, zou men de druk in de rand al flink kunnen verminderen. Wat de voorrangsregels betreft, wil ik aanvaarden dat er voorrangsregels moeten zijn. Bepaalde scholen zullen nu eenmaal altijd populairder zijn dan andere. Op zich is dit geen probleem. Ik heb wel vragen bij de huidige voorrangsregels. De wijze waarop ze nu werden toegepast, kan ik niet onderschrijven. Ik vind het goed dat mevrouw Khadija Zamouri zich opwindt. Ik kan echter enkel hopen dat haar evenknieën in het Vlaams Parlement de veranderingen mee zullen doorvoeren. Er is immers nood aan verandering. Wat mevrouw Liesbet Dhaene zegt, kan ik absoluut niet bijtreden. Zij zou de voorrangsregels kunnen aanvaarden op voorwaarde dat er voldoende plaatsen zouden zijn. Er zijn echter niet voldoende plaatsen. Mevrouw Dhaene misbruikt de voorrangsregels om te stellen dat men niet in voldoende plaatsen moet voorzien en men op die manier een aantal mensen kan uitsluiten. Dan is er geen probleem meer voor de VGC en moeten de kinderen gewoon maar naar het Franstalig onderwijs gaan. (Samenspraak) De heer Johan Van den Driessche (N-VA): Waar hebben wij dat gezegd? De heer Bruno De Lille (Groen): De N-VA zegt dit constant en toont dit in de wijze waarop zij de voorrangsregels implementeert. Indien de N-VA-raadsleden mee zouden pleiten voor meer geld zodat elk kind zijn of haar plaats vindt in het Nederlandstalig onderwijs, zou men de door de N-VA verkondigde redenering kunnen volgen. De N-VA-raadsleden doen dat echter niet. Mevrouw Cieltje Van Achter (N-VA): De heer De Lille is een leugenaar! De heer Bruno De Lille (Groen): De N-VA gebruikt de voorrangsregels dus als uitsluitregels. Groen zal nooit, maar dan ook nooit, meegaan in dit verhaal. Ik kan ook enkel hopen dat de VGC met de totstandkoming van het nieuwe decreet van zich zal laten horen. De VGC moet hierin een stem in hebben. Men mag niet vertrekken van het idee dat men het tekort aan plaatsen min of meer behoorlijk moet verdelen. Eigenlijk moet men eerst en vooral voldoende plaatsen creëren. Pas nadien kan men een eerlijk verdeelsysteem, dat ook rekening houdt met gelijke kansen, invoeren. Het vigerende systeem doet dat eigenlijk niet. De heer Paul Delva (CD&V): Vooreerst wens ik collegevoorzitter Guy Vanhengel te bedanken voor zijn antwoorden. Voor het Brussels onderwijs zijn er 4 grote uitdagingen volledig met elkaar verbonden. Ik heb het hierbij over de capaciteitsdruk, over de vraag naar de kwaliteitsbewaking, over de vraag naar de inschrijfregels en over de vraag naar voldoende en kwalitatief sterke leerkrachten.
19 Deze 4 elementen beïnvloeden elkaar en haken op elkaar in. Daarom is het onderwijsdebat steeds een complex gegeven. Men kan niet zomaar een van de 4 eruit lichten en de andere ongemoeid laten. Ik vind de inschrijvingen belangrijk. Daarom wens ik er nog iets over te vertellen. Vooreerst moeten we er ons voor hoeden om hieromtrent moraliserende uitspraken te doen over elkaar. Iedereen die hier in de zaal zit, heeft op zijn of haar manier het beste voor met deze stad en haar inwoners. Laat de meningen verschillen. Men is hier precies samen om van mening te kunnen verschillen. In de VGC-Raad bedrijft men politiek. Via allerlei artikels in allerlei kranten doet men ook aan politiek. Een van onze collega’s denkt dat het goed is dat zij in de editie van Brussel Deze Week haar mening kan ventileren over de manier waarop de andere partijen tegen het onderwijs in Brussel aankijken. Dat men zijn of haar mening ten beste geeft als het over de eigen partij gaat, is op zich geen probleem. In se is dat de evidentie zelve. Ten slotte is dat de kern van de politiek. Ook over andere partijen mag men zijn of haar mening geven. In dat laatste geval moet men echter wel de nodige voorzichtigheid aan de dag leggen. Anders gaat men te kort door de bocht. Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat dit bij deze gebeurd is. Niet alleen gaat ze te kort door de bocht, maar bovendien vliegt ze zelfs uit de bocht, recht de mist in. In het bewuste artikel stelt onze collega dat de CD&V, samen met een aantal andere partijen, de voorrangsregels voor Nederlandskundigen wil afschaffen. Mevrouw Khadija Zamouri (Open Vld): Over wie heeft de heer Paul Delva het eigenlijk? Ik ben helemaal niet mee. De heer Paul Delva (CD&V): Ik heb het over mevrouw Liesbet Dhaene. Zelf spreek ik me zelden uit over andere partijen. Iedereen heeft recht op zijn of haar eigen mening. Wat mevrouw Dhaene echter over de CD&V beweert, raakt kant noch wal. Ik leg uit waarom. Mevrouw Dhaene refereert in haar betoog naar een resolutie die een paar maanden geleden werd goedgekeurd. Zij zegt dat, op basis van deze resolutie, CD&V een opponent is van de voorrangsregels voor Nederlandskundigen. Wat staat er precies in de resolutie? In de resolutie staat dat een aantal partijen het belangrijk vinden om de schoolloopbaan van kinderen te valoriseren. Kinderen die hun schoolloopbaan begonnen zijn in het Nederlandstalig kleuter- of basisonderwijs, moeten een streepje voor krijgen bij de inschrijving in het secundair onderwijs. Dat staat letterlijk in de resolutie die niet verder gaat dan dat. De resolutie heeft betrekking op een gemeenschappelijke sokkel van meningen. CD&V onderschrijft deze sokkel. Kinderen die 6 tot 9 jaar onderwijs in het Nederlands hebben gevolgd, moeten een streepje voor krijgen bij de inschrijving in het secundair onderwijs. Zo staat het er! Over de wijze waarop de resolutie verder moet worden geïmplementeerd, spreekt de resolutie zich niet uit. Wellicht zullen de verschillende indienende partijen van mening verschillen over de implementatie. Waarom ook niet? De resolutie gaat tot zover ze gaat. Over wat er nadien mee gebeurt, kan iedereen zijn of haar mening ventileren. Tussen haakjes: het feit dat men een streepje voor wil geven aan kinderen die hun basisonderwijs in het Nederlands hebben doorlopen, versterkt het Nederlandstalig karakter van de Nederlandstalige secundaire scholen in Brussel. De N-VA vindt dit toch belangrijk?
20 Ik wil de puntjes op de i zetten. Het gaat hier immers niet enkel om Nederlandstalige gezinnen, maar ook om gezinnen waar ouders bepaalde examens afleggen of een bepaalde kennis van het Nederlands willen aantonen. Over de wijze waarop de bestaande voorrangsregel zich zal verhouden tot de voorrangsregel die wij in de resolutie voorstellen, spreekt de resolutie zich niet uit. Waarschijnlijk houden de verschillende indienende partijen er zelfs verschillende meningen op na. Op zich is daar ook niets mis mee. Voor CD&V is het alvast heel duidelijk: CD&V wil niet tornen aan de huidige voorrangsregels. CD&V wil echter wel een bijkomende voorrangsregel invoeren. Deze regel moet in werking treden nadat de nu geldende regel heeft opgehouden te bestaan. Voor CD&V is dit alvast een cruciaal gegeven. CD&V wenst niets te wijzigen aan wat vandaag bestaat. Mijn partij wil enkel voorrang geven aan kinderen die heel hun schoolloopbaan al in het Nederlands hebben afgelegd. Dit is een wereld van verschil met wat mevrouw Dhaene peroreerde in Brussel Deze Week. (Applaus bij sp.a, CD&V, Open Vld en Groen) Mevrouw Liesbet Dhaene (N-VA): Waar moet het bij de discussie over de voorrangsregel eigenlijk over gaan? Het moet gaan over de scholen, over scholen die onderwijs moeten verstrekken aan een grote meerderheid van leerlingen die de taal niet voldoende beheersen. Deze leerlingen kampen met een grote taalachterstand. Deze leerlingen vergen – overigens volkomen terecht – grote inspanningen van de scholen. Men moet de scholen in staat stellen deze uitdaging aan te gaan. Men moet maatregelen nemen die de scholen helpen om een antwoord te bieden op deze uitdagingen. Alleen op deze wijze kan kwaliteitsvol onderwijs, waarbij de eindtermen worden gehaald, worden aangeboden aan alle Brusselse leerlingen. Daarover gaat de voorrangsregel. Waar gaat het ook over? Het gaat over inclusie, mevrouw Zamouri. Het gaat over het geven aan anderstalige Brusselaars, die gedurende acht tot elf jaar hebben gekozen voor het Nederlandstalig onderwijs en die zich richten tot de Vlaamse gemeenschap. Ze hebben Nederlands geleerd en een hand gereikt aan de Vlaamse gemeenschap, waardoor ze ook de school en het schoolklimaat kunnen helpen. Het gaat over het valoriseren van die inspanning. De essentie is dat elk kind in Brussel inderdaad een plaats moet hebben in het Nederlandstalig onderwijs, maar we kampen met een capaciteitstekort. Dit probleem willen oplossen door te demoniseren en door emotionele betogen te houden, zonder inhoudelijk een grondig en objectief debat te voeren, toont echter aan dat jullie geen argumentatie hebben. (Hilariteit) Zoals ik al zei, gaat het hier in essentie om de capaciteit in het Brussels onderwijs. Ik hoor de heer De Lille dan zeggen dat het Franstalig onderwijs ook veel inspanningen levert. Men mag echter nog duizend Franstalige scholen bijbouwen, zolang de kwaliteit van de Franstalige scholen en het er aangeboden Nederlandstalig taalonderwijs niet verbetert, zal dat niets verhelpen aan het capaciteitstekort in het Nederlandstalig onderwijs. Ik heb nog een opmerking voor CD&V. Ik ben bijzonder blij om eindelijk te horen dat CD&V duidelijk stelt dat ze geen voorrang willen geven aan alle leerlingen die het basisonderwijs in het Nederlands hebben gevolgd. De heer Paul Delva (CD&V): Ik heb dat wel gezegd! Maar ik zal straks reageren. De heer Bruno De Lille (Groen): Dat is uw probleem: u hoort altijd dingen die niet gezegd zijn.
21 Mevrouw Liesbet Dhaene (N-VA): Mijnheer Delva, dan begrijp ik niet wat uw punt is. Ik nodig u uit om uw standpunt uit te leggen. Ik wil van u een antwoord op de volgende vraag. Bent u het eens met het standpunt van Open Vld, sp.a en Groen dat elk kind dat basisonderwijs in Brussel heeft gevolgd, voorrang krijgt? Mevrouw Annemie Maes (Groen), mevrouw Elke Roex (sp.a), mevrouw Khadija Zamouri (Open Vld), de heer Paul Delva (CD&V) (in koor): Nederlandstalig! Mevrouw Liesbet Dhaene (N-VA): Nederlandstalig basisonderwijs, natuurlijk. Dus, mijnheer Delva, ieder kind dat het Nederlandstalig basisonderwijs in Brussel heeft gevolgd, heeft voorrang in het secundair onderwijs? (De heer Delva knikt instemmend) Dus in de praktijk schaft u de voorrangsregel voor Nederlandskundigen af. (rumoer) De heer Paul Delva (CD&V): Neen! Maar wie luistert er nu nog naar dergelijke nuances? Mevrouw Liesbet Dhaene (N-VA): Die nuances zorgen ervoor dat u mossel noch vis bent. (Protest van mevrouw Khadija Zamouri) Ik wil eerst mijn vraag duidelijk stellen. Heeft CD&V hetzelfde standpunt over de voorrangsregel als Open Vld, sp.a en Groen? Dat zou ik toch echt graag eens weten. De heer Paul Delva (CD&V): Ja. Mevrouw Elke Roex (sp.a): Dat heeft hij toch al gezegd! Mevrouw Liesbet Dhaene (N-VA): Ik hoop dat dit geldt voor de volledige CD&V-fractie. Mevrouw Khadija Zamouri (Open Vld): Mevrouw Dhaene, ik vind het jammer dat de inhoud van mijn tussenkomst daarnet vermengd is geraakt met emoties en dat u daardoor misschien mijn boodschap niet heeft begrepen. Ik kan daar echter niets aan doen. Ik heb ooit gekozen om in de politiek te gaan omdat dingen mij raken. Soms ben ik al wat heftiger dan anders. Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Mensen die geen emoties vertonen, hebben meestal ook geen hart. Mevrouw Khadija Zamouri (Open Vld): Ik zal nu echter proberen om rustig te blijven. Ik luister ook echt naar wat u zegt. Het gaat er soms emotioneel aan toe, maar vanaf het moment dat we de emoties kwijt geraken, moeten we volgens mij uit de politiek stappen, omdat we niets meer voelen. Ik heb daarnet toch geprobeerd om mijn boodschap duidelijk te maken over het verschil tussen inclusie en integratie. Integratie gebeurt bij mensen die nieuw in onze maatschappij aankomen, waarvoor we in een inburgeringstraject moeten voorzien enzovoort. Dat is een aparte discussie. Hier gaat het over inclusie. Hier gaat het over leerlingen die zes tot negen jaar in ons Nederlandstalig onderwijs school gelopen hebben. Ze zijn al geïntegreerd, want hun ouders zijn hier geboren of wonen hier al ettelijke jaren. Hoelang moeten we die mensen nog vragen om achteraan aan te schuiven? Inclusie gaat over kinderen laten meetellen. We zullen oogsten
22 wat we zaaien. We zijn al aan het oogsten wat we gezaaid hebben. Laat ons daaruit lessen trekken. Mevrouw Dhaene, als u zegt dat kinderen die hier zes jaar Nederlandstalig onderwijs hebben gevolgd, niet tot de voorrangsgroep behoren, dan zegt u eigenlijk dat er twee groepen kinderen zijn in ons Nederlandstalig onderwijs. Dan maakt u een onderscheid tussen kinderen die echt voorrang hebben en een valse groep. Dan heeft dat niets te maken met het feit of er al dan niet genoeg plaatsen zijn. Welke boodschap geef je dan aan mensen hier in Brussel? We moeten mensen net het gevoel geven dat ze erbij horen en dat we samen problemen moeten aanpakken. Als er plaatstekort is dan moeten we dat samen oplossen. We kunnen niet vooruit geraken als mensen systematisch achteruit geduwd worden. Dan heb ik het nog niet eens over Franstaligen. Op dat gebied zou ik u nog tegemoet kunnen treden, hoewel ik natuurlijk het liefst zou zien dat iedereen die het goed meent met het Nederlandstalig onderwijs in Brussel en ervoor kiest om zijn kind daar naar school te sturen, met open armen ontvangen wordt, zoals de heer De Lille daarnet al zei. Ik weet dat dat niet zomaar gaat. Er is niet genoeg geld en we moeten voorrangsregels implementeren. Hier gaat het over een groep kinderen die Nederlandstalig zijn. Maar telkens opnieuw, mevrouw Dhaene, stelt u hen de vraag wie hun ouders zijn. Die ouders kennen misschien geen Nederlands, maar hun kinderen wel! Voor mij zijn dat Nederlandstalige kinderen, die samen met mijn dochter en met uw dochter naar het secundair onderwijs moeten kunnen gaan. Ze hebben al tien jaar Nederlandstalig onderwijs gevolgd. Ik heb het hier niet over nieuwkomers. (Opmerkingen van mevrouw Liesbet Dhaene) Mevrouw Elke Roex (sp.a): Mevrouw Dhaene, schaamt u zich niet? Die kinderen hebben hier tien jaar Nederlandstalig onderwijs gevolgd, en u noemt hen nog steeds geen echte Brusselaars. In het Franstalig onderwijs kunnen zij niets gaan doen! Mevrouw Liesbet Dhaene (N-VA): Het is hier geen discussie over identiteit. Mevrouw Elke Roex (sp.a): Jawel, daar gaat het wel over. Mevrouw Dhaene, u bent gewoon griezelig! (Rumoer) Mevrouw Khadija Zamouri (Open Vld): Het probleem dat we moeten oplossen, is dat er momenteel niet genoeg plaats is voor iedereen. Dat is het capaciteitsprobleem. Anderzijds is er het probleem van de uitsluitmechanismen. Omwille van het capaciteitsprobleem, maakt u er een aparte groep bij. Wat wil u dan doen in Antwerpen? Mevrouw Liesbet Dhaene (N-VA): De uitdaging voor de scholen ligt in het aanpakken van de taalachterstand van de kinderen. Kinderen in het eerste jaar van het secundair onderwijs halen gemiddeld het niveau van het vierde leerjaar. (Rumoer)
PERSOONLIJK FEIT De heer Paul Delva (CD&V): Ik wil nog graag reageren op de opmerkingen van mevrouw Dhaene.
23
Ik wil beginnen met te zeggen dat een minimale hygiëne in de politiek nodig is. Wie de mening van andere partijen weergeeft in kranten, moet daarbij de nodige voorzichtigheid aan de dag leggen. Als ik in de krant lees dat mijn partij de voorrangsregels, waarvoor we lang gevochten hebben, wil afschaffen, dan weet ik niet goed hoe ik dat moet benoemen. In elk geval sta ik daarvan te kijken en ben ik daar allesbehalve mee opgezet. Waar mijn partij, evenals Groen, sp.a en Open Vld, zich in kan vinden, is het feit dat we kinderen die zes of negen jaar Nederlandstalig onderwijs gevolgd hebben, moeten valoriseren en dat we hen moeten voortrekken. Dus, mevrouw Dhaene, als u vraagt of wij voorrang willen geven aan kinderen die zes of negen jaar Nederlandstalig basisonderwijs gevolgd hebben, dan is mijn antwoord “ja!”. Ja, om tal van redenen. Een van die redenen is dat door die regel het Nederlandstalig karakter van onze scholen, dat ons allemaal zeer dierbaar is, nog zal verhogen. Dat is dus iets waarover we het volgens mij zelfs eens kunnen zijn. De vraag rijst dan hoe de bestaande voorrangsregels zich verhouden tot de regels die we voorstellen in de resolutie. Staan die allemaal op hetzelfde niveau? Daarover spreekt de resolutie zich niet uit. U spreekt zich daarover uit in een krantenartikel. Laat het nu duidelijk zijn. Ik heb het al gezegd op het spreekgestoelte maar zal het nogmaals herhalen: we willen niet dat er getornd wordt aan de bestaande voorrangsregels. We willen dat de nieuwe regel, die voorgesteld is in de resolutie, in werking treedt na de toepassing van de bestaande regel. Mevrouw Dhaene, als u dat interpreteert alsof mijn partij de voorrangsregels wil afschaffen, dan denk ik daar het mijne van, zonder dat verder te benoemen. Ik zal zelf geen moraalridder beginnen spelen, maar als u nog eens uitspraken doet over andermans politieke ideeën, doe dat dan met nuance en met voorzichtigheid, want anders geeft dat geen pas! (Applaus bij CD&V, Groen, Open Vld en sp.a) (Mevrouw Dhaene vraag opnieuw het woord voor een persoonlijk feit) De voorzitter: Zo gaan we niet beginnen. Ik ga niet iedereen het woord verlenen omwille van een persoonlijk feit. U moet zich niet tot elkaar richten, maar tot de collegevoorzitter. -
Het debat wordt voortgezet.
De heer Bruno De Lille (Groen): Ik beperk me tot een reactie op mijn verklaring dat er voldoende inspanningen van Franstalige kant zijn geleverd. Gesteld werd dat dit de zaak niet zou vooruithelpen, ook al zouden er duizenden Franstalige scholen worden bijgebouwd, omdat de kwaliteit ervan te slecht is. Vooreerst kunnen we niet stellen dat de kwaliteit van het Franstalig onderwijs in zijn algemeenheid slecht is. Er zijn slechte scholen, maar ook goede scholen. Het doet de scholen onrecht aan ze allemaal over één kam te scheren. Voorts kan men vaststellen dat er duizenden plaatsen zijn bijgemaakt, ook aan Franstalige zijde, en dat deze plaatsen ook zijn opgevuld. De verhouding tussen het Nederlandstalig en het Franstalig onderwijs is de laatste jaren niet wezenlijk veranderd. Voor elke vierduizend plaatsen aan Nederlandstalige kant, zijn er zestienduizend aan Franstalige kant bijgemaakt. De percentages blijven gelijk, maar aan zestienduizend kinderen extra een plaats bieden is ook
24 niet niks. De bouwprojecten aan Franstalige zijde verlopen even moeizaam als aan de Nederlandstalige kant. Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Het maken van kinderen verloopt sneller dan het bouwen van scholen. (Glimlachjes) De heer Bruno De Lille (Groen): Duizenden kinderen die voor het Franstalig onderwijs zouden kiezen, mocht dat goed onderwijs zijn, gaan naar het Nederlandstalig onderwijs. Maar dan nog laat de wet de overheid niet toe om dat soort van motivatie in rekening te brengen om te bepalen of je kinderen al dan niet een plaats geeft. Ouders kiezen voor een net en dan moet er ook een plaats zijn voor het kind vanaf het moment dat het de leerplichtleeftijd heeft bereikt. We moeten de discussie over de motivatie van een keuze niet voeren. De vraag is er en dan moeten wij als overheid daarop een antwoord bieden. Het klopt dat scholen die dat soort van leerlingen binnenkrijgen, voor heel wat uitdagingen staan. Dat Brusselse scholen voor uitdagingen staan en met veel kansarme kinderen en kinderen van een andere etnischculturele achtergrond worden geconfronteerd of met kinderen moeten werken die de schooltaal of geen enkele Brusselse officiële taal spreken, dat klopt. Dan zijn er twee mogelijkheden. Ofwel geeft men de betrokken school meer middelen om de kinderen te ondersteunen. Dat is de keuze die wij maken en waarvan wij vragen dat iedereen ze zou maken. Ofwel zegt men dat dergelijke kinderen er niet in mogen door uitsluitregels te hanteren, wat je echter niet van de opdracht ontslaat om dan een andere school voor deze kinderen te zoeken. Ik stel vast dat sommige partijen stellen dat ze wel uitsluitregels willen, maar te weinig inspanningen leveren om voor extra scholen te zorgen. Dat komt erop neer dat je daadwerkelijk kinderen gaat uitsluiten en dat is iets wat wij niet kunnen aanvaarden, evenmin als de meeste van mijn collega’s hier. -
Het incident is gesloten.
VRAGEN OM UITLEG (R.v.O., art. 60) Het Erasmus Gardens project te Anderlecht en de opportuniteiten hiervan voor de capaciteitsuitbreiding van het Nederlandstalig onderwijs in Brussel Mevrouw Liesbet Dhaene (N-VA): Vastgoedontwikkelaar BPI kreeg in 2014 de vergunning om in Anderlecht twee grootschalige vastgoedprojecten aan te vatten in de Ketelwijk en de Erasmuswijk onder de naam Erasmus Gardens. In de Ketelwijk worden zo 72 bouwgronden voorzien voor gezinswoningen terwijl in de Erasmuswijk 1.300 woningen gebouwd zouden worden, maar ook een rusthuis, kantoren en een school. De school die in de Erasmus Gardens wordt gebouwd, zou een Franstalige gemeentelijke basisschool zijn, die volgens de website van BPI plaats zou bieden aan 500 leerlingen. De gemeente Anderlecht zou de bouw van de school ten belope van twee miljoen euro mee financieren. Zeggen dat er een capaciteitstekort is in het Nederlandstalig basisonderwijs in Brussel, is een open deur intrappen. Anderstalige ouders kiezen voor het Nederlandstalig onderwijs, zelfs wanneer in het Franstalig onderwijs voldoende capaciteit is. Dit vooral omdat anderstalige
25 leerlingen tweetalig worden in het Nederlandstalig onderwijs, wat een beter toekomstperspectief biedt. Vlaanderen en de VGC investeren in een uitbreiding van de capaciteit van het Nederlandstalig basisonderwijs. Tussen 2014 en 2019 moeten er in navolging daarvan minstens 3.000 nieuwe plaatsen bijkomen in de gemeenten waar de druk het grootst is. Laatst kregen we van u een lijst met lopende projecten in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel. In Anderlecht waren dat de Groene School, goed voor 180 kleuters en kinderen en de primaire Lucernaschool die voorziet in 192 extra plaatsen. Is er een impactstudie gebeurd om de gevolgen te berekenen van de komst van de nieuwe gezinnen in Erasmus Gardens op het Nederlandstalige en/of Franstalige onderwijs in de buurt? Indien dit het geval is, komen de 372 extra plaatsen die met de lopende projecten in Anderlecht vrij komen dan tegemoet aan de extra leerlingen die worden verwacht? Er is een terrein gelegen naast de nieuwe Franstalige gemeenteschool dat perfect dienst kan doen als bouwgrond voor een Nederlandstalige school. Werd de VGC hierover gecontacteerd door de gemeente Anderlecht of nam de VGC zelf contact op met Anderlecht met het oog op de mogelijkheid van het oprichten van een Nederlandstalige school, in het kader van het bouwproject Erasmus Gardens? Indien niet, waarom dan niet? Collegevoorzitter Guy Vanhengel: De vastgoedprojecten Ketelwijk en Erasmuswijk, die in Anderlecht in elkaars buurt liggen, voorzien op termijn meer dan 1.350 bijkomende woningen. De effectenstudies over deze projecten zijn door de gemeente Anderlecht en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in rekening genomen bij het beoordelen van de vergunningsaanvragen. De lopende door de VGC en de Vlaamse Gemeenschap gesubsidieerde infrastructuurdossiers van de basisschool De Groene School en de basisschool Lucerna-college hebben tot doel de capaciteit van het Nederlandstalig onderwijs in Anderlecht te vergroten. Daarnaast ondersteunde de VGC in het recente verleden ook andere infrastructuurprojecten: de basisschool Nellie Melba, een GO!-dossier, de basisschool van het Sint-Niklaasinstituut en het secundair onderwijs van het Sint-Guidoinstituut en Spoor-West, dossiers van het vrije net. Ook de andere potentiële dossiers zijn ons bekend: het Rad/De Asters, Kameleon, De Vijvers, Groene Lucht, Scheut, Neerpede/Ketelwijk en Abattoir/Erasmus zijn dossiers van de gemeente Anderlecht. Regina Assumpta en de Steinerschool Brussel en projecten op de sites van de Kerk van Scheut zijn dossiers van het vrije net en de Academie Beeldende Kunsten is een dossier van het GO!. Alle dossiers worden door de VGC opgevolgd en kunnen voor financiering in aanmerking komen op het ogenblik dat de dossiers voldoende zijn uitgewerkt. Het scenario van de gemeente om een Nederlandstalige basisschool te bouwen in de Ketelwijk, naast de voorziene Franstalige basisschool, werd in 2014 in het kader van “het Scholenplan met betrekking tot capaciteitsuitbreiding in het gemeentelijk basisonderwijs van het Nederlands taalstelsel” door de gemeenteraad van Anderlecht goedgekeurd. De verwerving van het terrein waarop de school Neerpede/Ketelwijk van 250 leerlingen kan worden gebouwd, werd door de gemeente ingeleid bij de eigenaar, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het OVSG en de gewestelijke schoolfacilitator ondersteunen dit
26 dossier. Er is momenteel nog geen dossier ingediend bij AGIOn, maar de gemeente geeft aan dat de werken voor de Nederlandstalige basisschool kunnen starten in 2018. Hieruit kan worden afgeleid dat er al belangrijke inspanningen zijn geleverd en gepland inzake capaciteitsuitbreiding in de gemeente Anderlecht. Het blijft uiteraard moeilijk in te schatten hoe groot de vraag naar Nederlandstalig onderwijs zal zijn, ook vanuit de nieuwe nog te bouwen wijk. Mevrouw Liesbet Dhaene (N-VA): Als ik het goed begrijp zijn de plannen zo opgesteld dat er een Nederlandstalige school op de bouwgrond komt. Dat is bijzonder goed nieuws. Mevrouw Elke Roex (sp.a): Het dossier werd al goedgekeurd in de gemeenteraad van Anderlecht.
Pesten op school De heer Fouad Ahidar (sp.a): Pesten blijft nog altijd een groot probleem in onze scholen. Er is al meer aandacht dan vroeger voor het probleem, maar pesten eist nog steeds een grote tol. Onlangs stapten opnieuw jonge mensen uit het leven omdat ze gepest werden. Pesten op school, cyberpesten, pesten op de weg naar school: pesten kent vele vormen. Maar er is ook goed nieuws. Onlangs bereikten ons hoopvolle cijfers uit een rapport van de UGent in opdracht van de Wereldgezondheidsorganisatie. Het aantal kinderen dat af en toe wordt gepest, daalt. Toch is de strijd nog niet gestreden. Er zijn nog altijd veel kinderen die minstens één keer per week worden gepest. Het is net die groep jongeren die het risico loopt om op lange termijn schade te ondervinden. We hebben eergisteren nog cijfers ontvangen. Het gaat om drie categorieën jongeren, 11, 13 en 15 jaar die minstens twee keer per maand zwaar worden gepest. Voor meisjes van 11 jaar is dat 15%, voor jongens 18%. Dat zijn zware cijfers. Voor dertienjarige meisjes is dat 7%, jongens 10%. Boven 15 jaar worden 10% van zowel jongens als meisjes gepest. Deze cijfers gelden voor het Nederlandstalig onderwijs in Vlaanderen en Brussel. Veel leerlingen en ouders voelen zich nog altijd in de steek gelaten als ze het slachtoffer worden van pesten. Dat hebben we ook gemerkt op het colloquium dat ik organiseerde op 12 maart 2016 rond pesten op school. De grote opkomst van ouders, leerkrachten en animatoren duidt aan dat ook in Brussel het thema leeft en velen niet weten hoe ermee om te gaan. Het pestgedrag zullen we misschien nooit echt uit de wereld kunnen helpen, maar onderzoek wijst uit dat gerichte sensibilisering en acties de pestcijfers wel degelijk doen dalen. In Zweden doet men dat gericht en daar liggen de cijfers vier keer lager dan in Vlaanderen. Het antipestbeleid zette al duidelijk stappen vooruit, maar kenmerkt zich nog onvoldoende door een geïntegreerd structureel beleid. Is er een registratie van het aantal pestgevallen op school? Hoeveel leerlingen krijgen te maken met pestgedrag? Welke beleidsmaatregelen worden nu ondernomen vanuit de VGC rond preventie en aanpak van pesten op school? Hoeveel projecten rond remediëring van pestgedrag worden tegenwoordig gesubsidieerd door de VGC? Hoeveel leerlingen werden opgenomen in een Time-outproject omwille van pestgedrag? Welke maatregelen wil de VGC
27 in de toekomst nog nemen rond preventie en pesten op school? Ik wilde ook graag weten of de heer De Lille geïnteresseerd is om in de Commissie voor Onderwijs en Vorming een hoorzitting over pestgedrag te organiseren. De voorzitter: We zullen dit zo dadelijk aan de commissievoorzitter vragen. Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Wat de registratie van pestgedrag betreft, heeft de VGCadministratie geen cijfers van het aantal incidenten van grensoverschrijdend gedrag. Dit valt ook niet binnen de bevoegdheid van de VGC. De Vlaamse Gemeenschap liet enkele jaren geleden een haalbaarheidsstudie uitvoeren naar een algemene monitor rond ‘antisociaal gedrag en onveiligheidsgevoelens op school’. De studie die intussen is afgelopen, adviseerde uiteindelijk om geen algemene monitor op te starten. De VGC treft wel maatregelen rond preventie en het aanpakken van pesten op school. Ter preventie van grensoverschrijdend gedrag streeft de VGC in eerste instantie naar een algemeen positief school- en klasklimaat waarin leerlingen zich goed voelen. Ze doet dit middels verschillende initiatieven. Het Onderwijscentrum Brussel werkt in de scholen rond welbevinden op school, vooral in het basisonderwijs. Via de investeringen in goede schoolinfrastructuur en -uitrusting, wordt eveneens een positief school- en klasklimaat gefaciliteerd. Het CLB van de VGC werkt op vraag van scholen rond preventie en remediëring van pestgedrag. Scholen kunnen voor hun educatieve projecten, die de dagelijkse schoolwerking overstijgen, bij de VGC subsidies aanvragen. Binnen de educatieve projecten passen ook acties of projecten die specifiek op pesten zijn gericht. Het project 'Ik zeg niks: vertelling en workshops rond pestgedrag' van vzw Tumult wordt door de VGC gesubsidieerd. Het project zal dit schooljaar 12 scholen bereiken, wat goed is voor ongeveer 730 leerlingen. Verder zijn er de PPS-DAS middelen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, waarmee heel wat scholen met een project extra inzetten op een positief schoolklimaat. Er is de dienst LOGO van de algemene directie Welzijn, Gezondheid en Gezin, met projecten rond welbevinden op school, binnen dewelke pesten een plaats heeft. Er is bovendien subsidiëring van initiatieven in het kader van het gezondheidsbeleid in Nederlandstalige onderwijsinstellingen en gezinsvoorzieningen. Een van de thema's daarbinnen is welbevinden op school. Dit was een opsomming van de beleidsmaatregelen binnen de schoolomgeving. Buiten de schoolomgeving gebeuren er heel wat inspanningen van de VGC die als inclusieve maatregelen tegen pesten een invloed uitoefenen. Zo bieden de WMKJ's een waardevolle invulling voor kinderen en jongeren die het op andere plaatsen misschien niet of minder gemakkelijk hebben. Daarnaast spelen het Brusselse CAW en de Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg eveneens een rol op vlak van welbevinden. In de opleiding van de speelpleinanimatoren gaat er aandacht naar pestpreventie. Bovendien kunnen de scholen met hun vragen over pesten een beroep doen op HOPON, de dienst voor opvoedingsondersteuning van Solidariteit voor het Gezin.
28
De vzw Time-Out Brussel speelt een centrale rol in de aanpak van schoolverzuim, schooluitval en vroegtijdig schoolverlaten. De vzw heeft zowel een preventief als een remediërend aanbod ontwikkeld ten aanzien van jongeren die moeilijkheden ondervinden op school en die dreigen af te haken. Via een jongerencoach op school, gesprekken in de klas of een traject op maat buiten de school wordt er ingezet op individuele begeleiding en groepsbegeleiding. De doelstelling is om deze jongeren terug aansluiting te doen vinden bij hun reguliere schoolloopbaan of hen te laten doorstromen naar een kwalificerende opleiding. Bij 14 van de 115 jongeren die dit schooljaar aangemeld werden bij de vereniging voor een schoolextern traject, is een probleem gerelateerd aan pesten aanleiding tot die aanmelding. Dit wordt dan steeds als aandachts- en werkpunt meegenomen in het opgestarte traject. Daarnaast treden de jongerencoaches vaak preventief op bij signalen van beginnend pestgedrag. Naast hun hoofdaanbod heeft vzw Time-Out Brussel de expertise in huis om herstelgericht overleg te organiseren. In 2015-2016 werd bij 12 van de 14 gestarte herstelgesprekken pesten opgenomen in de omschrijving van het conflict. Daarnaast zijn er bij vzw Time-Out Brussel ook 2 medewerkers die met de 'no blame’-methode kunnen werken. Met een beperkt aantal scholen werken ze via deze methode aan het klasklimaat na een rechtstreekse aanmelding over pesten. In de toekomst wordt de werking van de Time-Outprojecten versterkt door de bundeling met welzijnsprojecten en de inhuizing in het voormalige administratiehuis Leo II. De reguliere werking van het CLB, Onderwijscentrum Brussel en de WMKJ's wordt voortgezet. Vzw Tumult kan voor volgend schooljaar opnieuw een subsidieaanvraag indienen. Ook de subsidiestromen voor educatieve projecten en gezondheidsprojecten blijven lopen. De heer Fouad Ahidar (sp.a): Ik heb geen bijkomende vragen. Ik zou graag de tekst van het antwoord ontvangen om het rustig na te lezen. De voorzitter: Het antwoord wordt opgenomen in het Integraal Verslag. We zullen uw suggestie bezorgen aan de voorzitter van de Commissie voor Onderwijs en Vorming.
REGELING VAN DE WERKZAAMHEDEN De voorzitter: Ik stel voor om na de samengevoegde vragen om uitleg de actualiteitsvraag van mevrouw Khadija Zamouri te behandelen. Daardoor kunnen alle vragen gericht aan de collegevoorzitter afgehandeld worden, waarna collegelid Pascal Smet aan het woord komt. (Instemming)
-
De vergadering, geschorst om 11.49 uur, wordt hervat om 11.51 uur.
29 SAMENGEVOEGDE VRAGEN OM UITLEG (R.v.O., art. 60) Het Brussels Art Institute Mevrouw Annemie Maes (Groen): Ik had deze vraag eerst aan collegelid Pascal Smet gesteld, maar aangezien collega Liesbet Dhaene een gelijkaardige vraag had voor de collegevoorzitter, komt er hopelijk een gezamenlijk antwoord. Het Brussels Art Institute (BAI) in Anderlecht van Jan De Cock staat te koop. Het gaat om een atelier, een tentoonstellingsruimte en om een – weze het tijdelijke – school. De kunsthumaniora Sint-Lukas heeft er immers een onderkomen gevonden tijdens de verbouwingswerken aan de school in Schaarbeek. Jan De Cock, zelf een leerling van SintLukas, stelde de ruimte op eigen initiatief en gratis ter beschikking. De oude papierschepperij wordt verkocht doordat de heer Jan De Cock schulden heeft en de bank geen vertrouwen heeft in het businessplan van betrokken kunstenaar. Men eist, volgens gegevens die in de media verschenen, dat de lening wordt terugbetaald. Jan De Cock greep onlangs ook naast een Vlaamse subsidie van 900.000 euro omdat zijn BAI-project een ‘nipt onvoldoende’ kreeg van de adviescommissie Cultuur. Het gebouw wordt verkocht via een vastgoedsite. De ateliers, het cultuurcafé en de klaslokalen zijn goed voor 3.300 m². Heel wat kunstwerken van Jan De Cock zijn inbegrepen in de verkoop, zoals zijn monumentale stukken die ooit in Tate Modern stonden. Je moet geen fan zijn van Jan De Cock om dit jammer te vinden voor Brussel. Ik wil deze vraag graag ‘opentrekken’. In eerdere debatten kwam het al aan bod: Brussel dreigt het kind van de rekening te worden van beslissingen en besparingen op Vlaams en federaal niveau. Men gaat me niet horen zeggen dat de VGC het BAI moet redden. Daarvoor zijn we wellicht een te kleine speler. Wel verwacht ik van het College dat men de Brusselse kunstensector verdedigt en dat men tegenover Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest alles op alles zet om te vermijden dat dit kunstencentrum verkocht wordt als het eerste het beste kantoorgebouw. Het College moet de culturele uitstraling die Brussel heeft voor de Brusselaars zelf, maar ook voor de rest van België, actief verdedigen. Ik denk dat deze woorden in de huidige context nog meer gelden. Welke contacten heeft het College in dit dossier gehad? Welke stappen heeft het gezet tegenover Vlaanderen en tegenover het Brussels Hoofdstedelijk Gewest? Hoe wil het College vermijden dat andere Brusselse culturele actoren het slachtoffer worden van besparingen bij de andere entiteiten? In de commissies heb ik al eerder geregeld mijn ongerustheid uitgesproken over de consequenties voor de culturele sector. Na de aanslagen in Parijs kreeg de culturele sector al een serieuze opdoffer, zoals ook recent nog door Ancienne Belgique werd aangehaald. Nu zijn er ook hier aanslagen te betreuren geweest. We zullen zien hoe Brussel hiermee zal omgaan. Mijn vraag behelst dan ook niet uitsluitend het BAI, maar eigenlijk de totale Brusselse culturele sector. Mevrouw Liesbet Dhaene (N-VA): Door renovatiewerken aan haar gebouwen in Schaarbeek, moest de kunsthumaniora Sint-Lukas elders een tijdelijk onderkomen zoeken. Zij vond dat in het Brussels Art Institute (BAI) van Jan De Cock, dat in Anderlecht gelegen is. Het BAI had als multidisciplinaire kunstplek de nodige infrastructuur om een school in onder te brengen en bovendien investeerde Jan De Cock zelf ook nog in nieuwe klaslokalen.
30
Jan De Cock moet het BAI nu verkopen. Volgens hem omdat hij naast een Vlaamse subsidie van 900.000 euro heeft gegrepen. Bovendien zou de KBC geleend geld terugeisen omdat zijn businessmodel niet rendabel genoeg is. Voor een vraagprijs van 3,4 miljoen euro tracht Jan De Cock nu het pand van de hand te doen. Naast de culturele functie van het BAI, geven er ook 50 leerkrachten les aan 400 SintLukasstudenten. Door de verkoop van het pand zou Sint-Lukas mogelijk niet langer van de infrastructuur gebruik kunnen maken, dit terwijl de renovatiewerken aan haar lokalen in Schaarbeek pas tegen de zomer van 2017 klaar zullen zijn. Vanaf welke datum zal de Sint-Lukasschool niet langer gebruik kunnen maken van de infrastructuur van het Brussels Art Institute? Zitten de renovatiewerken aan de SintLukasschool in Schaarbeek nog steeds op schema? Is er een alternatief voor de SintLukasschool indien zij vroeger dan de renovatiewerken afgerond zijn het BAI moet verlaten? Collegevoorzitter Guy Vanhengel: De 5 gebouwen van Sint-Lukas in Schaarbeek waren aan een grondige renovatie toe. Het betreft de gebouwen aan het Liedtsplein. In dit verbouwingsdossier waren er 2 scenario's. Men kon kiezen voor het langetermijnscenario, bestaande uit een gefaseerde renovatie van de gebouwen met minstens 6 jaar werven en meerdere interne verhuizingen. Dit bleek de minst comfortabele en duurste optie. De tweede optie bestond uit een kortetermijnscenario, waarbij de hogere cyclus van de kunsthumaniora gedurende 3 jaar naar een externe locatie zou verhuizen. De school koos voor de laatste optie en sloot in maart 2014 een overeenkomst met het Brussels Art Institute (BAI), een project van kunstenaar Jan De Cock. Vanaf 1 september 2014 verhuisden ongeveer 250 leerlingen van Schaarbeek naar Anderlecht. De school betaalt een heel beperkte huur aan het BAI. Het BAI had geïnvesteerd in het uitrusten van het gebouw voor onderwijs. Dit betrof het inrichten en herstellen van sanitair, huiskamers die werden omgebouwd tot klaslokalen, enzovoort. De ruimte is niet ideaal, maar biedt toch een degelijke tijdelijke oplossing voor de school. De werken op de site van Sint-Lukas in Schaarbeek zijn gestart in juni 2015 en hebben eind 2015 enkele maanden vertraging opgelopen. Dit was het gevolg van een onvoorziene bodemsanering en het vinden van asbest op de site die niet was opgenomen in de asbestinventaris. Vanaf begin 2016 is de bouw weer volop aan de gang. Zonder verdere vertraging zouden de werken tegen de zomer van 2017 afgerond moeten zijn. Volgens de directeur van Sint-Lukas, de heer Kris Bauwens, zitten de bouw- en renovatiewerken van de school vandaag effectief op schema. Er is bijgevolg voorlopig geen reden tot ongerustheid met betrekking tot de timing. Ik ga er dan ook vanuit dat Sint-Lukas in de betreffende gebouwen kan blijven tot de werken afgerond zijn. Volgens de administratie van de VGC zou een mogelijke verkoop van de gebouwen van BAI geen enkel gevolg mogen hebben voor het tijdelijke verblijf van SintLukas. De school heeft immers met de huidige eigenaar een overeenkomst afgesloten tot juli 2017, met de optie om ze met een jaar te verlengen. Deze overeenkomst beschermt de school bij een eventuele verkoop. Zelfs indien dit juridisch aangevochten zou worden door een nieuwe eigenaar, lijkt de kans eerder klein dat de school onmiddellijk moet vertrekken. Aangezien de school slechts onderdak nodig heeft tot eind volgend schooljaar, zou het voor de nieuwe eigenaar waarschijnlijk weinig opleveren om nog een juridische procedure op te
31 starten. De nieuwe eigenaar kan immers niet zeker zijn dat de rechter in zijn voordeel zou oordelen. Bovendien zou, op het moment dat de juridische procedure afgelopen is, de school al sowieso gedeeltelijk of helemaal weg kunnen zijn. Het is alleszins de wil van beide partijen, Jan De Cock en Sint-Lukas, om ook nadien nog verder samen te werken. Er lopen op dit ogenblik gesprekken tussen Jan De Cock, het BAI en diverse administraties – onder meer die van mij, van collegelid Pascal Smet en van Vlaams minister Sven Gatz - met de betrekking tot de toekomst van de gebouwen en van het Brussels Art Institute. Onder meer in dit concrete dossier wordt het overleg met de Vlaamse overheid over beslissingen in het kader van het Kunstendecreet formeel geregeld in het protocolakkoord tussen de Vlaamse Gemeenschap, de VGC, de VVSG en de Vereniging Vlaamse Provincies. Zowel collegelid Pascal Smet als ikzelf overleggen regelmatig met Vlaams minister Sven Gatz over beslissingen in bepaalde dossiers. Via deze werkwijze van wederzijdse informatie-uitwisseling en dialoog hopen wij een gunstige invloed uit te kunnen oefenen op dergelijke dossiers. Mevrouw Annemie Maes (Groen): Ik vind dit een geruststellend antwoord voor de school, maar mijn vragen gingen wel iets ruimer. Het antwoord verwijst naar de wil van beide partijen, Jan De Cock en Sint-Lukas, om ook naderhand samen te werken. Als ik het goed begrepen heb is de VGC samen met de Vlaamse Gemeenschap een oplossing aan het uitwerken. De laatste paragraaf van het antwoord was wel nogal vaag. Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Dat is meestal het geval als men bij de start van het zoeken naar een antwoord zit. Mevrouw Annemie Maes (Groen): Ik zou het bijzonder jammer vinden mocht er hiervoor geen oplossing gevonden worden. Hoe kunnen we vermijden dat andere culturele entiteiten die actief zijn in Brussel, het slachtoffer worden van besparingen? Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Het is hier geen besparing. Er is nu eenmaal een procedure die de toekenning van de subsidies regelt. In die procedure werd het project van Jan De Cock nipt niet weerhouden. Er wordt eigenlijk niet bespaard: er zijn veel projecten ingediend, maar dit was net niet goed genoeg om erbij te horen. Mevrouw Annemie Maes (Groen): Dat is natuurlijk een ander debat, dat we zullen voeren na de paasvakantie. Een en ander heeft wel enorme gevolgen voor de Brusselse culturele sector, want net zoals het Brussels Art Institute zijn andere instellingen ook op de negatieve lijst beland en ook zij zullen hiervan helaas de gevolgen moeten ondervinden. Ik denk dat de VGC hierin een belangrijke rol kan spelen, al was het maar om aan de Vlaamse Gemeenschap duidelijk te maken hoe belangrijk al die instellingen voor onze stad zijn. -
De incidenten zijn gesloten.
32 ACTUALITEITSVRAAG (R.v.O., art. 61) De aanpak van scholen na de aanslagen van 22 maart 2016
Mevrouw Khadija Zamouri (Open Vld): Ik wil op de eerste plaats mijn oprechte deelneming aanbieden aan de nabestaanden, vrienden en collega’s van de slachtoffers van de ramp die we verleden dinsdag hebben meegemaakt. Dit heeft onze stad werkelijk recht in het hart getroffen. De onmenselijkheid van deze aanslagen is werkelijk onbeschrijfelijk. In het licht van deze gebeurtenissen is het van essentieel belang dat de VGC onze peuters, kleuters, leerlingen en studenten op een gepaste wijze mee betrekt in het rouwproces. Ik had eergisteren een gesprek met een leerkracht die mij vertelde dat het ongelofelijk moeilijk is om dit onderwerp aan te snijden en om hiervoor de juiste woorden te vinden. Daarom stel ik mij de vraag of er concrete richtlijnen worden uitgevaardigd vanuit het Onderwijscentrum Brussel om leerkrachten in deze moeilijke tijden de nodige steun te bieden? Ik weet dat deze vraag ook naar aanleiding van de aanslagen in Parijs werd gesteld, maar gaan we daarin nu een stukje verder? Hoe worden leerkrachten ondersteund in hun pedagogische taak om de aanslagen tegenover de leerlingen te verwoorden? Welke vaardigheden bij leerkrachten moeten er in de toekomst meer aandacht krijgen in de normaalscholen en bij professionele leerkrachten om onze leerlingen meer het gevoel van betrokkenheid en inclusie te geven? Ik denk dat er in de leerkrachtenopleidingen hard wordt gewerkt om leerkrachten voor te bereiden om les te geven in grootsteden, maar we moeten nadenken hoe we dit specifiek aspect verder moeten aanpakken. Ik vrees namelijk dat het jammer genoeg niet de laatste keer geweest is dat we dergelijke dramatische dingen moeten meemaken. Hoe kunnen we de aanpak van dit aspect bij onze leerkrachten versterken, want niet alle leerkrachten zijn geboren psychologen? Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Het Onderwijscentrum Brussel heeft zich de afgelopen dagen op het terrein hard ingezet om leraren en schoolteams betrokkenheid en steun te bieden. In veel lerarenkamers werd er gesproken over manieren om met de leerlingen in gesprek te gaan. De ondersteuning zorgde voor lesmateriaal en achtergrondinformatie bij thema's als radicalisering, geweld, diversiteit en vrijheid van meningsuiting. Ze verwezen ook naar de online dossiers van Klasse met tips om met leerlingen uit het basisonderwijs en secundair onderwijs te praten over geweld en terreur. Het OCB stelde na de aanslagen van deze week geen extra nieuwsbrief op. Na de aanslagen in Parijs in november vorig jaar, gaven de scholen namelijk aan dat ze te veel informatie uit te veel hoeken ontvingen. Het OCB koos ervoor om de nieuwsbrief van november enkel door te sturen naar scholen en leerkrachten die ernaar vroegen. Vanuit de Vlaamse Gemeenschap werd er ook onmiddellijk gecommuniceerd naar de scholen in Vlaanderen en Brussel om hen te ondersteunen. Dit gebeurde onder andere via Klasse. Via Schooldirect, de digitale nieuwsbrief voor directeurs, werden er richtlijnen gegeven over elementen als toezicht, toegang en communicatie. Via de digitale nieuwsbrief Lerarendirect vroeg Klasse naar getuigenissen van leerkrachten over hoe zij hun leerlingen opvingen. Deze getuigenissen werden gedeeld op de
33 Facebookpagina van Klasse. Klasse gaf ook tips over hoe er, aangepast aan hun leeftijd, kan gepraat worden met leerlingen over de gebeurtenissen. Verder werden de scholen door de CLB's ondersteund in hun pedagogische taak om de aanslagen naar de leerlingen toe te verwoorden. Zo hebben de CLB's de capaciteit van hun CLB-chat opgetrokken zodat ouders en leerlingen rechtstreeks met een CLB-medewerker konden chatten. Het CLB van de VGC verspreidde gerichte info naar al onze scholen. Ze annuleerde bovendien een aantal interne vergaderingen om de scholen zoveel mogelijk bij te staan. Er werd verwezen naar de brochure van het Centrum voor Algemeen Welzijn met een houvast voor gesprekken met leerlingen. Karrewiet heeft een link voor leerlingen met informatie over de aanslagen en de website zitdazo.be vermeldt richtlijnen over wat je tegen kinderen vertelt. Zowel ouders als leerkrachten kunnen ook terecht op de site van Child Focus. Indien scholen wensen in te gaan op een ondersteuning door het vast CLB-team, moeten ze rechtstreeks contact opnemen met deze medewerkers. Zo kunnen ze afspreken welke noden er zijn en wanneer de medewerkers naar de school kunnen komen. Voor dringende vragen kunnen de scholen ook altijd rechtstreeks contact opnemen met de directie van het CLB. Ongeveer 1 op 5 scholen van het CLB van de VGC is ingegaan op het aanbod. Dit ging dan van begeleiding bij onthaalmomenten tot individuele gesprekken met de leerlingen. Ook ik acht het van cruciaal belang dat we kinderen en jongeren een betrokken en veilig gevoel geven. Dit is ook de reden waarom er dinsdag en woensdag werd aangeraden om zo veel mogelijk in de klas of in de school te blijven. Daar konden leerlingen in een vertrouwde omgeving met de vertrouwde leerkracht gesprekken voeren. Een respectvolle houding, empathie en vertrouwen leiden tot een veilige sfeer en stimuleren het zelfvertrouwen van de leerlingen. Sociale en culturele vaardigheden zijn niet alleen voor onze leerlingen belangrijk, maar ook voor onze leraren. Het gaat dan om de eigen gevoelens kunnen herkennen en uiten, het tonen van inlevingsvermogen en van belangstelling voor anderen, het kunnen samenwerken en communiceren met mensen met verschillende etnische, culturele en sociale achtergronden. De Brusselse lerarenopleidingen besteden hier binnen hun opleiding al aandacht aan. Het OCB neemt deze uitdaging ook op binnen zijn reguliere werking en de CLB's zijn de prioritaire partners om op snelle en efficiënte wijze de nodige ondersteuning te bieden in de scholen waar ze werkzaam zijn. Mevrouw Khadija Zamouri (Open Vld): Ik had me niet verwacht aan een dergelijke opsomming van verschillende instanties die hiermee bezig zijn. Ik ben daar heel blij om, er zijn er enkele bij die ik werkelijk niet eens kende. Ik merk ook dat het CLB een grotere rol aan het spelen is, wat een goede zaak is. De directe manier waarop scholen contact kunnen opnemen met het CLB, is zeer positief. Ik heb als moeder van schoolgaande kinderen inderdaad gemerkt dat er dinsdag en woensdag werd op aangedrongen om naar school te komen. Bij het thuiskomen gaven mijn kinderen aan dat er veel over was gesproken, wat ik een goede zaak vind. Het is een goede reactie geweest om een en ander op deze manier op te vangen.
34 VRAGEN OM UITLEG (R.v.O., art. 60) Subsidieregeling VUB De heer Stefan Cornelis (Open Vld): Een tijdje geleden berichtte de media over de beslissing van de Raad van State betreffende de subsidies van de Vlaamse Regering aan 19 gemeentelijke sportprojecten, waaronder de renovatie van het zwembad van de VUB. Op verzoek van het Autonoom Gemeentebedrijf van de stad Poperinge werd de subsidiebeslissing van 500.000 euro voor de VUB, toegekend door Vlaams minister voor Sport Philippe Muyters, vernietigd door het arrest van 29 februari 2016 van de Raad van State. De Raad van State omschreef de beschikbare stukken uit het administratief dossier als ‘raadselachtig’ en merkte ook op dat het kabinet van de Vlaamse minister voor Sport een formeel subsidiebesluit niet had ingediend. Bovendien stelde de Raad van State vast en ik citeer: “De Raad komt dan ook tot het besluit dat de werkwijze van de Vlaamse Regering twijfel zaait over de deugdelijkheid van haar concrete beoordeling en dat ze de verzoeker en vervolgens de rechter niet toelaat te verifiëren of het bestuur steunt op juiste dan wel verkeerde of onbewezen feiten of op een verkeerde beoordeling van of gevolgtrekking uit de feiten.” Deze accumulatie van administratieve fouten zorgde meteen voor een regelrechte kaakslag voor de VUB en voor alle gebruikers van het zwembad. De renovatie van het zwembad is immers broodnodig voor de status en het sportieve gehalte van de belangrijkste Nederlandstalige universiteit van ons gewest. De rector van de VUB ziet momenteel maar twee mogelijkheden mocht de Vlaamse minister voor Sport geen oplossing uitwerken: ofwel besparingen op het project ofwel andere middelen aanwenden. Heeft het collegelid meer informatie van Vlaams minister Philippe Muyters over een mogelijke oplossing in deze aangelegenheid? Wordt er misschien uitgegaan van een bijkomende oplossing vanwege de VGC met het oog op de realisatie van die broodnodige renovatie van het VUB-zwembad? Voorzitter: de heer René Coppens Mevrouw Annemie Maes (Groen): Dit onderwerp werd al regelmatig aangekaart in de bevoegde commissie. Het gaat dan over het tekort aan zwembaden, inclusief de hele discussie over welke rol de Vlaamse Gemeenschap en de VGC daarin kunnen spelen. Ook ik was een beetje verbaasd over de berichtgeving. Er was toch al vaker, onder meer door het collegelid, aan Vlaanderen het signaal gegeven dat er dringend extra middelen moeten vloeien naar de zwembadinfrastructuur. In de commissie had het collegelid bovendien benadrukt dat het VUB-zwembad een van die projecten was die financieel gesteund zouden worden. De uitspraken van de Raad van State zijn trouwens opvallend pittig. Er wordt op zijn minst de indruk gewekt van een amateuristische indiening van de vraag tot subsidies. Op welke manier kan dit dossier tot een goed einde worden gebracht? Welke rol kan de VGC daarin spelen? Het is heel belangrijk dat de renovatie van het VUB-zwembad zo snel mogelijk en zo goed kan gebeuren. Het wordt immers niet alleen gebruikt door de VUB-studenten, maar ook door tal van organisaties, kinderen, scholen, enzovoort.
35 Mevrouw Cieltje Van Achter (N-VA): Mijn fractie steunt de subsidieaanvraag en de rangschikking die de administratie goed heeft opgemaakt met een onafhankelijke commissie en die door de Vlaamse Regering werd overgenomen. Eén zaak vraag ik me af. De dag voor de indiening van deze vraag is dit dossier onder de vorm van een actuele vraag aan bod gekomen in het Vlaams Parlement. N-VA en CD&V hebben in het Vlaams Parlement minister Philippe Muyters naar een stand van zaken gevraagd. Ik vind het dan ook heel opmerkelijk dat de heer Cornelis het antwoord van Vlaams minister Muyters blijkbaar niet op de kop heeft kunnen tikken en nu een beroep moet doen op collegelid Pascal Smet. Het spreekt voor zich dat er zo snel mogelijk een oplossing moet worden gezocht om vast te kunnen houden aan die rangschikking, waarop de Raad van State trouwens geen kritiek heeft. De Raad van State heeft zich namelijk niet ten gronde uitgesproken over de rangschikking. Het probleem behelst eerder de onvolledige motivering. De liberale collega’s van de heer Cornelis in het Vlaams Parlement zijn van het antwoord van Vlaams minister Muyters wel degelijk op de hoogte. Zo heeft de heer Vanderjeugd verklaard: “Ik vertrouw erop dat u dat tot een goed einde brengt, minister Muyters”. Ik meen trouwens dat het Vlaams Parlement het juiste forum is om dit dossier te bespreken. De heer Stefan Cornelis (Open Vld): Vertrouwen is goed, maar controle is beter! (Glimlachjes) De heer Paul Delva (CD&V): In dit dossier is er ook sprake van Europese middelen. Ik vraag me bijgevolg af of de situatie van vandaag gevolgen zal hebben voor de toekenning van die Europese middelen. Dreigen we die dan te verliezen? Collegelid Pascal Smet: De vernietiging is wel degelijk gebaseerd op een gebrekkige motivering. De Vlaamse Regering kan dit gemakkelijk verhelpen door een nieuw besluit beter te motiveren. Ik heb begrepen dat de Vlaamse Regering dat ook gaat doen. Ik heb bovendien begrepen dat die motivering geen impact zou hebben op de rangschikking in Brussel, waardoor we niet minder geld zullen krijgen. Ik ga ervan uit dat het probleem zeer snel kan opgelost worden. Het is nu aan de bevoegde Vlaamse minister om zijn verantwoordelijkheid te nemen. We zullen dit dossier uiteraard van nabij opvolgen. -
Het incident is gesloten.
Informatieverstrekking over Brussel op de VRT en samenwerking met de Vlaams- Brusselse Media Mevrouw Annemie Maes (Groen): Brussel is een kruispunt: wat je hier doet, doe je voor de Brusselse Vlamingen, de Nederlandskundige Brusselaars, de Brusselaars die geen Nederlands kennen, de pendelaars die in Brussel werken en in min of meerdere mate een link hebben met de stad, enzovoort. In de missie van het pas opgerichte Bruzz, de opvolger van VlaamsBrusselse Media (VBM), staat het zo verwoord: “Informeren over Brussel met kwalitatieve en
36 objectieve berichtgeving en hen verbinden rond een Brussels mediamerk dat hen dichter bij de stad, het Nederlands en de Vlaamse gemeenschap brengt.” Wij willen graag alle ‘Brusselgebruikers’ informeren over wat hier gebeurt en over het beleid dat hier gevoerd wordt. In die context is het belangrijk om ook over het politieke leven, zowel in Raad van de VGC als in het Brussels Hoofdstedelijk Parlement, te berichten. De werkzaamheden van het Vlaams Parlement en de Kamer van Volksvertegenwoordigers komen uitgebreid aan bod in Villa Politica, in andere tv-programma’s zoals bijvoorbeeld de Ideale Wereld en natuurlijk in de politieke duidingsprogramma’s op de VRT. In de plannen van Bruzz, zoals toegelicht door Jeroen Roppe in de Raad, is er sprake van een nauwere samenwerking met de VRT, iets wat, ondanks de grote steun in Brussel, een hele uitdaging is. De intentie is toe te juichen: structurele samenwerking tussen Bruzz en de VRT en versterking van elkaars aanbod met extra nieuws en informatie. Het collegelid heeft in een commissievergadering in oktober zijn voorkeur uitgesproken voor een verhuis van Bruzz naar de Reyerssite in 2018, nadat de huidige overeenkomst met Flagey is afgelopen. Welke stappen zet het collegelid om de samenwerking tussen de VRT en Bruzz te verbeteren? Welke pistes worden er besproken om meer berichtgeving over Brussel in Vlaanderen mogelijk te maken? De VRT maakt een eigen stream, op basis van de beelden van de plenaire vergadering van het Vlaams Parlement en gebruikt die in Villa Politica. Hoe worden de beelden van de plenaire vergadering van de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie gebruikt? Tot januari 2016 zond de VRT in het weekend nog fragmenten uit van de plenaire zitting van de VGC, een soort van ‘best of”, gebaseerd op beelden van tvbrussel. Wat is de reden waarom de VRT dat niet meer doet? In het licht van de recente gebeurtenissen stellen we bij de VRT iets meer interesse voor Brussel vast, maar vaak komen steeds dezelfde personen aan het woord komen of zelfs mensen die geen nauwe band met Brussel hebben, maar wel als ‘Brusselkenners’ naar voor worden geschoven. De VRT moet er echt meer aandacht voor hebben dat ze, bij de selectie van degenen die ze doet opdraven in haar programma’s, niet telkens dezelfde 4 of 5 namen bovenaan het lijstje in het adresboekje contacteert. Er moet meer bereidheid zijn om echte Brusselaars, die hier op het terrein bezig zijn, aan het woord te laten, teneinde een genuanceerde en rijke berichtgeving over Brussel mogelijk te maken. De heer Johan Van den Driessche (N-VA): De N-VA is een groot voorstander van samenwerking tussen de VRT en de Vlaams-Brusselse Media. Niet enkel omdat dit efficiënt is, maar ook voor de toegevoegde waarde van een dergelijke samenwerking. Onder meer op het vlak van kennis en informatie kunnen beide veel van elkaar leren. Zo kunnen bepaalde stadsformats eerst bij de Vlaams-Brusselse Media worden uitgetest vooraleer ze op grotere schaal bij de VRT worden uitgerold. Een goede samenwerking is natuurlijk gebaseerd op een goed akkoord. Hoe ver staat het met het samenwerkingsakkoord tussen de VRT en de Vlaams-Brusselse Media? Zal in dat akkoord ook de samenwerking aan bod komen inzake de Vlaamse feestdag? Zal zowel de informatiedoorstroming vanuit Brussel naar Vlaanderen via de VRT als die vanuit Vlaanderen naar Brussel aan bod komen?
37
Hoe komt het dat de plenaire zittingen van de Raad van de VGC niet langer worden uitgezonden door de VRT? Wie heeft dat beslist? Het lijkt me nuttig om via dat akkoord een lans te breken om Villa Politica open te stellen voor reportages vanuit deze Raad. Zal de samenwerking die voordien eerder sloeg op tvbrussel en de VRT, worden uitgebreid tot alle media die behoren tot de Vlaams-Brusselse Media? Zullen er concrete afspraken worden gemaakt, bijvoorbeeld ook op het vlak van live-voorstellingen vanuit Brussel? De heer Paul Delva (CD&V): Ik vind dat die opmerking van mevrouw Maes over steeds dezelfde namen die bovenaan prijken in het adressenboekje van de VRT, helemaal klopt. Dat geldt trouwens niet alleen voor de adressen in Brussel. Het zou goed zijn mocht dat bestand in het algemeen eens worden uitgebreid. Onze fractie hecht zeer veel belang aan een sterke redactionele samenwerking tussen de Vlaams-Brusselse media en de VRT. Ze zijn allebei in Brussel gevestigd en grotendeels met overheidsmiddelen gefinancierd en ze zouden meer kunnen samenwerken dan vandaag het geval is. Daarvoor was in het verleden weinig animo, zeker vanuit de VRT. Hopelijk kan dat nu verbeteren. Het is ook een feit dat de Vlaamse media weinig aandacht schenken aan de vele goede dingen die in deze stad gebeuren. Het spreekt voor zich dat de recente terreur deze negatieve beeldvorming helaas nog verder zal versterken. Deze vraag komt op het gepaste moment. Een sterke redactionele samenwerking tussen Bruzz en de VRT kan helpen om dit negatieve beeld over Brussel bij te stellen. Het zou kunnen gaan via samenwerking tussen de televisieredacties, maar ook tussen de radioredacties of de websites enz. Er zijn tal van mogelijkheden tot samenwerking. Zijn er in de voorbije maanden en weken initiatieven genomen om deze samenwerking tussen Bruzz en de VRT te versterken? Ik denk dat daarvoor veel mogelijkheden open liggen en ik hoop dat daar op een creatieve manier mee zal worden omgegaan. Kan de omvorming van de Vlaams-Brusselse media tot Bruzz ertoe bijdragen om die samenwerking op een ander niveau te tillen? Hoe zit het met de plannen voor de verhuis van de redacties van Bruzz naar de VRT-site in 2018? Ontvangt Bruzz voor zijn lanceringscampagne extra subsidies van de VGC of moet Bruzz zelf alles uit eigen zak betalen? De heer Stefan Cornelis (Open Vld): Iedereen kijkt uit naar de lancering van Bruzz. Hopelijk gaat hierdoor een nieuwe wind waaien door de Vlaams-Brusselse media en leidt dit tot kwaliteitsvolle en positieve berichtgeving over Brussel. Niet alleen is de samenwerking met de VRT heel belangrijk, maar ook de samenwerking met andere media, zoals de Franstalige media. Dat is van belang om ons als Nederlandstaligen vanuit Brussel te blijven kenbaar maken bij Franstalige, Engelstalige en alle anderstalige media en een positief beeld van Brussel te blijven uitdragen naar heel de wereld toe. Collegelid Pascal Smet: Om de samenwerking tussen de Vlaams-Brusselse Media en de VRT te verbeteren waren er de afgelopen maanden meerdere gesprekken tussen de verantwoordelijken van diverse VRT-redacties en de mensen van Bruzz. Met de
38 nieuwsredactie, deredactie.be, Radio 2 en Iedereen Beroemd komt er dan ook een structurele samenwerking. Bedoeling is nog intensiever dan vandaag tot een uitwisseling van inhoud te komen: beelden, hele items, audio, reportages en artikels. Beide partijen behouden uiteraard hun onafhankelijkheid en beslissen autonoom over wat ze al dan niet uitzenden of publiceren. De samenwerking heeft als hoofddoel het aanbod te versterken en te verrijken voor beide partijen en betreft alle vormen van media: audio, audiovisueel, online enzovoort. Om meer berichtgeving vanuit Brussel naar Vlaanderen te krijgen, werkt Bruzz samenwerkingsverbanden uit met diverse platformen. Zo biedt Bruzz zijn Brusselse expertise aan meerdere mediapartners aan en kan er een beroep worden gedaan op Bruzz voor een Brussels luik aan dossiers, reeksen of items. Naast de samenwerking met de VRT komen er samenwerkingen met andere tv-stations, dagbladen, online-aanbieders enzovoort. Ik laat het over aan Bruzz om bekend te maken wie dit precies zijn. Voor de verslaggeving van de vergaderingen van de Raad van de VGC werd geopteerd voor een televisievriendelijk format. Met andere woorden: als ik hier naar jullie zit te luisteren en jullie daarna zitten te luisteren naar mijn antwoorden, levert dat blijkbaar saaie televisie op. (Glimlachjes) Mevrouw Annemie Maes (Groen): En wie heeft dat gezegd? Collegelid Pascal Smet: Dat is op dit moment tvbrussel zelf. Wij komen daar niet in tussen. In plaats van een lange samenvatting van de debatten, komen er nu relevante nieuwsbijdragen die de onderwerpen duiden en illustreren. Op die manier wordt de kijker op een efficiënte manier bij de Raad van de VGC betrokken. Ik ga daarover verder zeker geen uitspraken doen omdat ik vind dat het niet aan de minister is om zich te mengen in de wijze waarop een medium bericht over een assemblee. Dat komt de raad van bestuur toe. We hebben dat debat al vaker in het verleden gevoerd. Ik moei mij daar duidelijk niet mee. Mevrouw Annemie Maes (Groen): Zolang u er maar zelf in verschijnt…. Collegelid heer Pascal Smet: Ik krijg vaak opmerkingen over hoe ik al dan niet op tvbrussel in beeld wordt gebracht, maar ik houd die – bijna - altijd voor mezelf. Ik heb geleerd om mij over dat soort dingen niet langer op te winden. Er komt geen extra geld voor de lancering. Als ik mij niet vergis, valt dat volledig binnen de enveloppe van de algemene dotatie. Mevrouw Annemie Maes (Groen): Dit antwoord is vrij duidelijk. Ik deel echter de mening van het collegelid niet helemaal. Het behoort natuurlijk tot de redactionele vrijheid om een format te wijzigen wanneer blijkt dat er niemand naar kijkt. Dat moeten we erkennen. Maar er is een verschil tussen kiezen voor een televisievriendelijk format en de beslissing om helemaal geen berichtgeving meer te brengen. Als ik het goed begrepen heb, gaan ze die onderwerpen nu op een meer relevante manier brengen. Daarvan heb ik echter nog niet veel gemerkt. Heeft het collegelid al eens bekeken wat dat concreet inhoudt?
39 Collegelid Pascal Smet: Mevrouw Maes, ik moet u bekennen dat ik bijna nooit naar televisie kijk. Als ik iets wil zien, doe ik dat via de website. Mevrouw Annemie Maes (Groen): U bent wel bevoegd voor media. Collegelid Pascal Smet: Dat weet ik. (Hilariteit) Mevrouw Annemie Maes (Groen): Af en toe is het misschien wel goed om eens tv te kijken omwille van professionele redenen. Dan zal u merken dat de nieuwe formules evenmin kijkervriendelijke formats zijn waarin politieke berichtgeving over Brussel wordt aangesneden. Ik vind dat daaraan nog mag gesleuteld worden om uit te komen bij een nieuwe formule, waarnaar iedereen met enthousiasme zal kijken. -
Het incident is gesloten.
Het Bruegeljaar 2019 Mevrouw Cieltje Van Achter (NV-A): De KMSKB hebben, samen met Google Cultural Institute en een reeks andere topmusea zoals het Metropolitan Museum of Art, The Frick Collection, het Museum Boijmans van Beuningen en de Staatlichen Museen zu Berlin, een virtuele beleving online geplaatst rond het werk van Pieter Bruegel de Oude, getiteld Bruegel. Unseen Masterpieces. Het project past in de viering van 450 jaar Bruegel. Zijn oeuvre, naam en faam is tot in de verste uithoeken van de wereld gekend en kunnen nu ook digitaal tot in de kleinste details online worden bewonderd. Een waarlijk technisch hoogstandje! Voorzitter: mevrouw Carla Dejonghe Het jaar 2019 moet dan ook een feestjaar worden. Brussel mag trots zijn dat deze kunstenaar in de Hoogstraat heeft gewoond, in de Kapellekerk werd begraven en intussen het paradepaardje is geworden van een internetreus als Google. Die culturele instellingen hebben alvast al beslist dat 450 jaar Bruegel moet gevierd worden. De VGC hield de boot vorig jaar evenwel nog af toen ik vroeg naar wat de VGC zal doen in het kader van het Bruegeljaar. Collegelid Pascal Smet suggereerde eerst wat lacherig om een commissie op te richten om het exacte jaar van zo’n feest te bepalen. Hij zag ook geen hoofdrol weggelegd voor de VGC om bepaalde initiatieven te nemen. Erger nog, hij voegde er wat denigrerend aan toe: “Hoewel ik er niet tegen ben, zou ik in plaats van het vieren van Bruegl – wiens werk ook wel een beetje de verheerlijking van een romantisch Vlaanderen is – graag naar de toekomst kijken.” Goed dat Google het collegelid nu de kans geeft het oeuvre van Bruegel vanuit zijn kantoor te bekijken. En het is toch wel treffend dat hier werk uit het verleden de kracht wordt van de virtuele wereld. Als dit niet kijken is naar de toekomst… Ook Bruegel was kritisch tegenover zijn tijd en modern in zijn blik op de toekomst. Bruegel was een geëngageerd kunstenaar en hij tilde de volksmensen op tot groot schilderbaar onderwerp. Hij wees moedig op de waanzin van godsdienstoorlogen, de inquisitie en de religieuze waan, die toen aan de orde van de dag waren: zaken die ook vandaag nog uiterst actueel zijn. Het is dus niet zomaar een schilder van het romantisch Vlaanderen.
40 Voor mijn partij heeft de VGC wel degelijk een belangrijk rol te spelen in het kader van het Bruegeljaar. De VGC zou initiatieven in het leven kunnen roepen via haar cultuur- en erfgoedcel, zou projectaanvragen over dit onderwerp kunnen behandelen en zou andere initiatieven vanuit het werkveld kunnen ondersteunen. Intussen zijn we al maart 2016 en ik hoop dat we hierover dringend concrete plannen kunnen gaan bespreken. De economische, culturele en toeristische return van degelijke culturele projecten kan Brussel weer positief en cultureel op de kaart brengen. We hebben dit vandaag meer dan ooit nodig. Zijn er intussen initiatieven genomen door de VGC zodat er projecten ingediend kunnen worden? Zo ja, vanaf wanneer zullen deze projectoproepen worden gelanceerd? Hoe zit het ondertussen met de plaatsing van de Bruegel-beeldengroep van Tom Frantzen op de Kapellemarkt? Mevrouw Annemie Maes (Groen): Ik wil deze vraag om uitleg aangrijpen om mevrouw Van Achter te steunen in haar pleidooi om Bruegel de juiste erkenning te geven. Als Vlaamse Gemeenschapscommissie hebben wij als taak om cultuur in al haar facetten te koesteren en te verdedigen. Men kan dat persoonlijk misschien ouderwets vinden. Over smaak en voorkeur valt immers niet te twisten. Toch mag men niet ontkennen dat Bruegel een inspiratiebron was voor tal van kunstenaars die na hem kwamen en dat bovendien nog steeds is voor hedendaagse kunstenaars. Onlangs is er de tentoonstelling geweest van “Schildersatelier” in Ganshoren met Bruegel als thema. Maar dat geldt niet alleen voor amateurkunstenaars. Ook tal van hedendaagse gerenommeerde internationale kunstenaars verwijzen in interviews naar onze primitieven, zoals Johannes Vermeer, Jeroen Bosch of Bruegel, als een grote inspiratiebron voor hun eigen hedendaagse werken. Daarom zou ik mij willen aansluiten bij het pleidooi om Breugel, die hier geboren en getogen is en een rol gespeeld heeft in deze stad, een plaats te geven. Binnenkort is er een grote viering. Het is niet voor niets dat ook Google interesse toont. Soms is men echter geen sant in eigen land. Ik zou van het collegelid willen horen wat de VGC kan doen om die viering te ondersteunen. Ik weet dat de VGC een kleine partner is, maar helemaal afwezig zijn, zou ook niet goed zijn. De heer Paul Delva (CD&V): Ik sluit mij aan bij de terechte en goede vraag van collega Cieltje Van Achter. Mevrouw Els Ampe (Open Vld): De VGC heeft wel enige ervaring met de moeilijkheid om Bruegel in the picture te zetten. Op een gegeven moment heeft de VGC aan de stad Brussel een beeld van Bruegel cadeau gedaan en het heeft heel lang geduurd vooraleer dat beeld een plaats kreeg. Ik heb ook nog altijd geen verklaring gevonden waarom dat het nu zo moeilijk is. Ondertussen staat het Bruegelbeeld er wel. Blijkbaar is het toch moeilijk om de verschillende smaken van politieke verantwoordelijken, kunstcritici en anderen met elkaar te verzoenen. Regelmatig is men geen sant in eigen land en hebben wij de neiging om onze grote kunstenaars in een hoekje te dringen omdat er op dat ogenblik iets anders populair is. Op dat punt wil ik mij aansluiten bij de vorige sprekers. Het is niet voor niets dat Google op een bepaald moment aandacht geschonken heeft aan Bruegel. Zijn Toren van Babel is meer dan actueel. Heel veel van zijn schilderijen passen volledig in de actuele context, ondanks het
41 feit dat ze eeuwen oud zijn. We moeten die tijdloosheid koesteren, los van het feit of we dat nu mooi vinden of niet. Eigenlijk is dat minder relevant. Het zou jammer zijn als wij als VGC deze grote kunstenaar niet in de schijnwerpers zetten als de rest van de wereld dat wel doet. Collegelid Pascal Smet: Er moet mij iets van het hart. Deze vraag komt van een partij die altijd pleit voor duidelijkheid en die zegt dat het in Brussel allemaal heel ingewikkeld is. Wat zo is, ze hebben daar mijn discours gekopieerd, somt tot letterlijke citaten toe… De heer Johan Van den Driessche (N-VA): Het collegelid moet eens naar de geschiedenis van de Vlaamse Beweging kijken. Collegelid Pascal Smet: We hebben in dit Gewest afgesproken dat als het over vieringen gaat, dat het Gewest die organiseert. Daarvoor is Visitbrussels opgericht. Deze Raad heeft mij terecht ook gevraagd om het aandeel van de VGC in cultuurtoerisme af te bouwen, omdat het logisch is dat het Gewest – dat na de laatste staatshervorming duidelijk ook een culturele dimensie heeft gekregen - via Visitbrussels die rol op zich neemt. Ik vind dat zij dat moeten doen. Ik heb dat al mondeling gezegd, maar ik zal dat ook nog eens formeel per brief doen. Ik ken de schilderijen van Bruegel. Ik vind ze ook heel mooi. Als ik in het buitenland ben, ga ik ze vaak bekijken. Ik dacht dat hij geboren was in Breda en gestorven in Brussel. Mevrouw Annemie Maes zei dat hij geboren en getogen was in Brussel. Mevrouw Annemie Maes (Groen): Hij is hier getrouwd en heeft hier lang gewoond. Collegelid Pascal Smet: Ik ken Bruegel goed. Ik laat mij in mijn politieke actie nooit leiden door persoonlijke voorkeur. (Gelach op de banken) Ik ben een fan van Bruegel, maar ik vind dat het niet tot de opdracht van de VGC behoort. Vlaanderen is er al mee bezig. Volgens onze bevoegdheidsafspraken is het een taak voor het Gewest. Ik vind niet dat wij er dan plotseling ook met een pancarte moeten gaan staan met het opschrift “Wij houden van Bruegel”. Meer gaan we niet kunnen doen, tenzij we plotseling een budget daarvoor zouden krijgen. We kunnen wel eventueel iets doen via de Erfgoedcel. Vorige keer heb ik al gezegd dat ik bereid ben om via de Erfgoedcel iets te doen. Er zijn daar procedures voor. Er zijn 2 data om voorstellen in te dienen, met name 1 april en 1 oktober. De Brusselse Museumraad start in mei 2016 met een project “100 Masters”. De VGC subsidieert dat. Een van de topstukken die door het KMSKB werd voorgedragen is een werk van Bruegel, namelijk De val der opstandige engelen. Ik ben er dus niet tegen, maar ik vind dat de grote initiatieven – en we zullen daar formeel op aandringen – door Visitbrussels en het Gewest moeten getrokken worden, liefst in samenwerking met Vlaanderen en anderen. Ik hoop dat Vlaanderen ook bereid is om met Brussel samen te werken. We denken wel om een educatief traject voor kinderen over Bruegel op te zetten. Dat lijkt mij wel zinvol. Daar kan de VGC wel een toegevoegde waarde hebben. We hebben aan de Erfgoedcel gevraagd om gesprekken aan te gaan met potentiële partners om te kijken wat daar de mogelijkheden zijn. Ik denk dat de VGC zich beter concentreert op deze belangrijke niche om kinderen warm te maken voor een groot schilder.
42 Als er initiatieven genomen worden door Visitbrussels, Toerisme Vlaanderen en anderen zal de VGC meewerken. Maar het is niet de opdracht van de VGC om daarin een voortrekkersrol te spelen. Dat heb ik bij een vorige gelegenheid ook al gezegd. Daar moet niet worden uit afgeleid dat we het niet belangrijk vinden of dat we Bruegel geen grote kunstenaar vinden. Als plattelandsjongen vind ik niets verkeerd aan het boerenleven, dat vaak terugkomt in de schilderijen van Bruegel. Ik heb daar niets op tegen, maar de vraag is wie welke taak moet uitvoeren en in deze ben ik een voorstander van bestuurlijke duidelijkheid. We zullen Visitbrussels en de Brusselse minister-president formeel aanschrijven om te zeggen dat we vinden dat dit een belangrijk thema is waar iets mee gedaan moet worden. Daarnaast kan de VGC wel een ondersteunende rol spelen via de Erfgoedcel, waarbij we gaan bekijken of we specifiek educatief traject voor kinderen kunnen uitwerken over Bruegel. Wat het Bruegelbeeld betreft waar mevrouw Els Ampe het over had, wil ik nog zeggen dat het Robert Delathouwer van de sp.a was die destijds het initiatief genomen heeft om dat beeld te kopen. Het heeft inderdaad lang geduurd voor het een plaats kreeg. Uiteindelijk heeft de stad Brussel maar één derde van het beeld geplaatst. Het getalm had te maken met de culturele opvatting van de stad Brussel dat bronzen standbeelden niet meer thuis horen in de stad. Ik ben het daar niet mee eens. Ook in het buitenland worden standbeelden vaak gefotografeerd en vormen ze toeristische trekpleisters. Hopelijk heb ik met mijn uitvoerig antwoord de mogelijke misverstanden die bij mevrouw Cieltje Van Achter leefden, rechtgezet. Ik wil besluiten dat ik wel degelijk een fan ben van het werk van Bruegel. Mevrouw Cieltje Van Achter (N-VA): Voor een fan van Bruegel vind ik het toch wel betreurenswaardig dat het collegelid maar zo een kleine rol ziet voor de VGC in het kader van de Bruegelviering. Hij is het collegelid bevoegd voor Cultuur en niet enkel voor erfgoed. Er is inderdaad ook een toeristisch aspect aan verbonden, maar als collegelid bevoegd voor Cultuur vindt het collegelid het niet nodig om hier iets rond te doen. Hij vindt blijkbaar dat die bevoegdheid bij het Gewest hoort of bij Visitbrussels en dat de VGC daarin geen enkele rol kan spelen, behalve dan in het schrijven van een brief die hij vorige keer ook al beloofd had en die nog steeds niet verstuurd is. Ik ben ontgoocheld. Ik vind dat de VGC meer kan doen dan enkel erfgoed. U bent collegelid voor Cultuur. Neem uw verantwoordelijkheid daarover op. Kijk waar de VGC – inderdaad niet als trekker – samen met de Vlaamse overheid kleinere projecten in Brussel op poten kan zetten. Collegelid Pascal Smet: Dat kan ook. Dien ze in! Laat ze indienen! De N-VA is toch ook een voorstander van het vrije initiatief? Mevrouw Cieltje Van Achter (N-VA): Maar als het collegelid op voorhand al zegt dat hij het niet wil doen. Collegelid Pascal Smet: Ik heb duidelijk gezegd dat projecten ingediend kunnen worden en als het goede voorstellen zijn, zullen we ze met veel liefde benaderen.
43 Mevrouw Cieltje Van Achter (N-VA): Een andere aanpak zou kunnen zijn om te zeggen dat de VGC zich ook achter de Bruegelviering schaart en een projectoproep lanceert en een budget daarvoor vrijmaakt. Collegelid Pascal Smet: Ik denk dat het vooral belangrijk is dat Vlaanderen samen zit met Brussel en zorgt dat ze het samen met ons uitwerken. Dan kunnen we zien wat de rol van de VGC daarin kan zijn. Dat is het meest prioritaire op dit moment. De VGC heeft altijd een aanvullende rol. - Het incident is gesloten. ACTUALITEITSVRAGEN Steun van de VGC aan de Grote Parade van Hart boven Hard De heer Johan Van den Driessche (N-VA): Er moet mij voor ik mijn vraag ga stellen nog even kort iets van het hart. Ik zie net op de website van Brusselnieuws.be een artikel met de titel “Politie bereidt mogelijke nieuwe inval voor.” Er staat: “Een presentator van FM Brussel meldt dat hij een zevental politiewagens en politiemannen met bivakmutsen ziet staan aan de Eugène Plaskylaan” Het lijkt mij niet aangewezen om dit op deze manier te communiceren. Ik vind dat in de huidige omstandigheden toch wel problematisch. René Coppens (Open Vld): Waarom leest de heer Johan Van den Driessche dat hier dan voor? De heer Johan Van den Driessche (N-VA): Ik denk niet dat de mensen op mij wachten om dat te lezen. Ik veronderstel dat Brusselnieuws.be ook weet dat dergelijke artikels gelezen worden, anders zouden ze dit niet publiceren. Hopelijk voor hen wordt het gelezen. We zijn het toch allemaal eens dat het hier om delicate informatie gaat? Iets anders delicaats: afgelopen zondag organiseerde Hart boven Hard de tweede editie van haar Grote Parade. Bij de informatie over deze parade stond op de webstek van deze organisatie te lezen: “Met de steun van de VGC voor het audiovisuele materiaal op het slotmoment.” Deze “steun” roept bij ons toch een aantal vragen op. Over welke steun gaat? Heeft de VGC subsidies verleend? Wat is er precies gebeurd? Misschien zijn de ondersteunende diensten enkel op het vlak van het audiovisuele tussen gekomen. Wie heeft gevraagd om het materiaal daar op te stellen? Was dit een vereiste van de VGC? Werden hier afspraken over gemaakt? Is het de organisatie zelf geweest? Waarom stel ik deze vragen? Ik wens de subsidies op zich immers niet in vraag te stellen. Dit laatste is een aangelegenheid van een heel andere orde. Ik wens, wanneer er subsidies worden toegekend, mijn mening niet te ventileren over ideeën. Creëert deze zin op de webstek niet op zijn minst de perceptie dat de actie, het evenement zelf de inhoudelijke steun wegdraagt van de VGC? Moet men hier niet op toekijken? Graag had ik de mening van het collegelid over dit alles gekend. Hoe zal hij hier in de toekomst mee omgaan?
44
Collegelid Pascal Smet: Alle Nederlandstalige organisaties binnen het Brussels hoofdstedelijk gewest kunnen voor hun socio-culturele activiteiten gebruik maken van het uitleenloket voor audiovisueel materiaal, voor voertuigen of voor sport- en spelmateriaal. Dit kan via de website van de VGC. De catalogus en de procedure staan op de website. Het College neemt daarbij geen beslissingen over de feitelijke aanvragen bij de uitleendienst. Organisaties die door de VGC erkend en gesubsidieerd zijn, zijn opgenomen in de organisatiedatabank van de VGC. Zij kunnen een beroep doen op de uitleendienst. Indien een organisatie niet is opgenomen in de databank stuurt de uitleendienst de vraag door naar de betrokken beleidsdirectie met de vraag of de organisatie gekend is en of er een beroep mag worden gedaan op de uitleendienst. Indien hierop een positief antwoord komt, kan de betrokken organisatie materiaal ontlenen. Hart boven Hard is niet erkend, noch gesubsidieerd door de VGC. Hart boven Hard is een burgerbeweging waar mensen en organisaties, zowel in Vlaanderen als in Brussel, uit het brede maatschappelijke veld bij aangesloten zijn. Ik denk hierbij aan verschillende gemeenschapscentra, BOZAR, Cultureghem, D’Broej, Buurthuis Bonnevie, Bronks, Masereelfonds, CAW Brussel en vele anderen. De vereniging is gekend en ondersteund door een heel netwerk van organisaties die door de VGC erkend en gesubsidieerd zijn. Bijgevolg werd de vraag positief beantwoord door de administratie. Het vermelden van de steun van de VGC is opgenomen in artikel 9 van het afsprakenkader. Zo staat dit ook vermeld op de website. Persoonlijk heb ik er geen problemen mee dat dit soort manifestaties materiële ondersteuning krijgt, ook al is ze kritisch over het beleid van de overheden. Ik lees de boodschap van Hart boven Hard overigens ook niet zozeer als een boodschap tégen een beleid, dan wel als een boodschap vóór een warme samenleving. Ik treed de heer Johan Van den Driessche bij als hij stelt dat het een beetje raar overkomt als er plots te lezen staat: “Met steun van de VGC”. Zo kan de indruk ontstaan dat de VGC de mede-organisator van het geheel is. Wellicht is het bij dit soort manifestaties wellicht ook beter dat de steun van de VGC niet vermeld wordt. Let wel: ik heb niets tegen deze steun. Het gaat immers om de uitleendienst. De VGC is gekend voor haar uitleendienst. Voor ons is deze dienst een kwaliteitsmerk. Voor dit soort manifestaties is het wellicht beter dat de vereisten binnen het afsprakenkader te nuanceren. We zullen de administratie ook vragen om dit te doen. Over het algemeen genomen, vind ik het wel goed dat wanneer mensen een beroep doen op de uitleendienst, dit ook wordt gezien. Als men een beroep doet op het materiaal van de uitleendienst, is dit goed zichtbaar. Al het materiaal is voorzien van een duidelijke klever. Met de uitlening van materiaal maken we heel veel evenementen mogelijk in deze stad. In gevallen als deze is het inderdaad raar om deze steun te vermelden. We zullen nagaan op welke manier we hier een mouw aan kunnen passen.
45 De heer Johan Van den Driessche (N-VA): Ik denk dat we op dezelfde golflengte zitten. Ik zou het inderdaad een goede zaak vinden, mochten er bepaalde nuances worden aangebracht in het afsprakenkader. Beleid van de VGC op vlak van etnisch-culturele minderheden Mevrouw Liesbet Dhaene (N-VA): Brussel is na 22 maart niet meer dezelfde. Onze gedachten gaan in de eerste plaats uit naar de slachtoffers. Het zijn onschuldige mensen die uit het leven werden gerukt door daden van terreur. Iedereen van ons neemt wel eens de metro of gaat naar de luchthaven. Het is dan ook confronterend dichtbij gekomen; een angstaanjagende werkelijkheid. Waar is het misgelopen en hoe kunnen we bijdragen aan “Samen Leven”? Onze diverse samenleving kan maar succesvol zijn als alle mensen, ongeacht hun achtergrond en religie, op grond van gelijkwaardigheid en een gedeeld burgerschap, samen kunnen leven in diversiteit. De samenleving moet aan iedereen, ongeacht zijn herkomst, de kans geven zich te ontplooien. Maar aan de andere kant moet iedereen, ongeacht zijn herkomst, respect hebben voor de gemeenschappelijke waarden en normen van onze samenleving. Respect voor de gelijkwaardigheid van ieder mens, de scheiding van kerk en staat, de gelijkheid tussen man en vrouw, de bescherming van éénieders recht op leven, is een noodzakelijke voorwaarde. Het is zorgwekkend dat een groep in onze samenleving deze fundamentele basisbeginselen van onze democratische rechtsstaat de rug toedraait. Het is zorgwekkend te zien dat Brusselse jongeren met flessen en stenen naar de politie gooien bij de arrestatie van Salah Abdeslam, een terrorist en een moordenaar van onschuldige levens. In Brussel is nog veel werk aan de winkel. Hierbij moet elk beleidsniveau actief zijn bijdrage leveren. Ook de VGC heeft hierbij een rol. De VGC kan dat doen op 2 fronten. Al tijdens de begrotingsbesprekingen heb ik aangeklaagd dat het budget voor de rubriek etnisch-culturele minderheden (ECM) gelijk gebleven is met de vorige jaren. Het gaat hierbij om het bedrag van 1,39 miljoen euro. Dit bedrag bleef gelijk ondanks het feit dat de VGC in vergelijking met het jaar voordien in totaal 2,2 miljoen euro extra budget had. In vergelijking met het jaar voordien is het beleid van dit jaar een voortzetting van het beleid van de vorige jaren. Anderzijds heeft de VGC ook de plicht om aan een inclusieve Brusselse samenleving bij te dragen. Zij kan dit door haar institutionele impact op Brussel te laten gelden. In het kader van het Brussels beleid van verplichte inburgering is dit perfect mogelijk. Er is nog steeds geen verplichte inburgering in Brussel. Vanuit Vlaanderen heeft Vlaams minister Liesbeth Homans daar al veel inspanningen voor gedaan. Tot nu leverde dit echter geen resultaat op. Inburgering is natuurlijk geen mirakelmiddel. Het is evenwel duidelijk dat vermeden moet worden dat nieuwkomers aan hun lot worden overgelaten, geïsoleerd worden in eigen kringen en niet aangespoord worden om zich actief op de Belgische samenleving te richten. Wat ons bijzonder veel zorgen baart, is dat de PS - de grootste Brusselse partij – onlangs te kennen gaf dat zij vond dat sancties in het kader van inburgering niet nuttig waren. Met andere woorden: een nieuwkomer die weigert een inburgertraject te volgen, zou niet gesanctioneerd kunnen worden. Het is evident dat de verplichting tot inburgering op die manier volledig uitgehold wordt.
46
Heeft de VGC naar aanleiding van de aanslagen in Brussel haar beleid aangepast op vlak van etnisch-culturele minderheden? Zo ja, wordt het budget voor dit beleidsdomein aangepast aan de nieuwe situatie? Wat is het standpunt van het College van de VGC met betrekking tot het verbinden van sancties aan het niet-naleven van de inburgerverplichting? Heeft het College al een standpunt ingenomen binnen de GGC in verband met het door de PS uitgedragen standpunt? De PS is immers de meerderheidspartij binnen de GGC. Collegelid Bianca Debaets: Mevrouw Liesbet Dhaene verwijst in haar tussenkomst uitdrukkelijk naar de barbaarse terreurdaden die onze stad en ons gewest de afgelopen week getroffen hebben. Ik wil daarom graag beklemtonen dat dit ons allemaal - mijzelf in de eerste plaats - diep getroffen heeft. Onze gedachten gaan in de eerste plaats uit naar iedereen die getroffen werd. Verder gaan onze gedachten naar alle naasten en familieleden van de slachtoffers. Het is gepast om toch nog maar eens te benadrukken hoeveel solidariteit er wel heerste. Onze hulpdiensten hebben schitterend, snel en sterk werk geleverd. Verder ik denk ik aan al die spontane acties van de gewone Brusselaar. Wat het VGC-beleid betreft, durf ik te stellen dat wij als College zeer hard werken aan een inclusieve Brusselse samenleving. Meer bepaald gaat het hier om de capaciteit van de kinderopvang waar we heel sterk op inzetten, over het creëren van kansen voor kinderen in het onderwijs - we weten immers allemaal hoe belangrijk het is om hier de juiste en de goede kiemen te leggen voor een verdere ontwikkeling -, over vrije tijd, over laagdrempelige gemeenschapsvoorzieningen die ingebed en ingebouwd zijn in de wijken en in het stadsweefsel en over zoveel meer. We zetten daar maximaal op in, opdat elke kind een plaats zou vinden, hetzij in de kinderopvang, hetzij in de scholen en opdat elke Brusselaar een antwoord op zijn (zorg)vraag zou krijgen. Ik beklem dit omdat het ECM-beleid slechts een categoriaal onderdeel is van dit inclusieve beleid. Aan de inclusieve samenleving bouwt men niet louter vanuit het ECM-beleid. Men doet dit vanuit elk beleidsdomein. Ook vanuit de beleidsdomeinen die niet tot de bevoegdheid van de VGC behoren. Het ECM-beleid is – voor zover ik dit zo mag noemen - slechts een categoriaal onderdeel van het bredere inclusiebeleid. Gezien de vraag van mevrouw Dhaene, reken ik dan ook op haar steun wanneer we hier in de toekomst minder projectmatig, maar meer inclusief en structureel zouden gaan werken. Mevrouw Dhaene polste ook naar de stand van zaken op het vlak van het GGCinburgerbeleid. Ze stelt hier de vraag op de verkeerde plaats. De GGC-collega’s die bevoegd zijn voor inburgering zullen haar hier ongetwijfeld de gepaste antwoorden kunnen op bieden. Het is belangrijk om te weten dat er een bindende afspraak is dat, nadat het College van de GGC het ontwerp van ordonnantie in eerste lezing heeft goedgekeurd, de teksten zullen worden overgemaakt aan het College van de VGC. Zodra de teksten ons formeel worden overgemaakt en wij weten hoe het binnen de GGC uitgewerkte kader eruit ziet, zullen wij hier als College een standpunt over innemen. Mevrouw Liesbet Dhaene (N-VA): Ik ben me er terdege van bewust dat het ECM-beleid maar een onderdeel is van een breder kader. Via onderwijs, kinderopvang en een aantal andere domeinen wordt er aan inclusie gedaan. Uit het antwoord van collegelid Bianca
47 Debaets denk ik te mogen afleiden dat er inderdaad wordt overwogen om een meer structureel en minder projectmatig beleid te gaan voeren. Het klopt dat inburgering een bevoegdheid is van de GGC. In Brussel draagt iedereen verschillende petjes. Men kan echter moeilijk stellen dat de VGC, niet alleen door de verschillende petjes van de beleidsmakers, maar ook als orgaan op zich, geen impact heeft op de Brusselse instellingen. Als orgaan op zich kan de VGC bepaalde signalen uitsturen naar de andere Brusselse instellingen. Op deze manier gaan deze Brusselse instellingen een bepaald standpunt innemen over een aantal maatschappelijke problemen die een impact hebben op heel Brussel. Collegelid Bianca Debaets: Ik wil nog even een korte aanvulling geven. Het klopt inderdaad dat we de zaken wat minder puur projectmatig willen bekijken, omdat het vaak gaat om projecten die slechts heel kort lopen. Eén van de krachtlijnen in de projectoproep-ECM – en ik mag dat zeggen, want dit werd door het College goedgekeurd – bestaat net uit het bestrijden van radicalisering. Dat is niet iets wat we op een paar maand kunnen doen. We weten allemaal dat dit een werk van lange adem is. Dat wordt dus een van de rode draden. Het is bovendien ook zo dat door de VGC, en zeker ook door mijn beleidsdomein, versterkt wordt ingezet op de vele noden die nog naar boven komen. Het gaat dan vooral om het versterken van wat de Vlaamse Gemeenschap al doet. Dat is heel belangrijk: niet op een eigen eiland zitten, maar ook verder bouwen in goed overleg met de Vlaamse Gemeenschap. Dat gaat dan bijvoorbeeld over het versterken van het OTA (Ondersteuningsteam Allochtone Jongeren). We zijn ook iets aan het ontwikkelen om nog sterker te werken met Minor-Ndako, waar nietbegeleide minderjarige asielzoekers opgevangen worden. We willen ook meer inzetten op pleegzorg, omdat er daar toch wel heel duidelijke banden mee zijn. In die zin gaat het ook hier breder dan alleen maar ECM. We doen dus echt wel versterkte inspanningen, samen met Vlaanderen.
-
De vergadering wordt om 13.16 uur gesloten. De Raad gaat tot nadere bijeenroeping uiteen.
48 BIJLAGEN
Ingekomen stukken
Commissievergaderingen - verslagen Commissie voor Cultuur, Jeugd en Sport van 23 februari 2016 Studiebezoek aan Ritterklub v.s.v. Jette SAMENVATTEND VERSLAG – Stuk 612 (2015-2016) – Nr.1 Commissie voor Onderwijs en Vorming van 24 februari 2016 Vragen om uitleg en vragen INTEGRAALVERSLAG – Stuk 613 (2015-2016) – Nr.1 Commissie voor Welzijn, Gezondheid en Gezin van 2 maart 2016 Vragen om uitleg INTEGRAALVERSLAG – Stuk 615 (2015-2016) – Nr.1 Commissie voor Cultuur, Jeugd en Sport van 8 maart 2016 Interpellatie, samengevoegde vragen en vragen INTEGRAALVERSLAG – Stuk 616 (2015-2016) – Nr.1 Commissie voor Welzijn, Gezondheid en Gezin van 16 maart 2016 Interpellatie en vragen om uitleg INTEGRAALVERSLAG – Stuk 615 (2015-2016) – Nr.1
Schriftelijke vragen Er werden schriftelijke vragen ingediend door mevrouw Annemie Maes en de heer Paul Delva.
49 TREFWOORDENREGISTER
Actualiteitsvragen Zie - De aanpak van scholen met betrekking tot de aanslagen van 22 maart - Het VGC-beleid op vlak van etnisch-culturele minderheden - VGC-steun aan de Grote Parade van Hart boven Hard De aanpak van scholen met betrekking tot de aanslagen van 22 maart, blz. 32 De vernietiging door de Raad van State van de subsidiebeslissing toegekend aan de VUB, blz. 34 Het Bruegeljaar 2019, blz. 39 Het Brussels Art Institute, blz. 29 Het Erasmus Gardens project te Anderlecht en de opportuniteiten hiervan voor capaciteitsuitbreiding van het Nederlandstalig onderwijs, blz. 24 Het VGC-beleid op vlak van etnisch-culturele minderheden, blz. 45 Inschrijvingen in het onderwijs, blz. 5 Personeelsstatuut van de Permanente Diensten Bespreking, blz. 4 Stemming, blz. 4 Pesten op school, blz. 26 Politieke en andere informatieverstrekking over Brussel op de VRT en de samenwerking met de VBM, blz. 35 Samengevoegde interpellatie en vragen om uitleg Zie - Inschrijvingen in het onderwijs Samengevoegde vragen om uitleg Zie - het Brussels Art Institute VGC-steun aan de Grote Parade van Hart boven Hard, blz. 43 Vragen om uitleg Zie - De vernietiging door de Raad van State van de subsidiebeslissing toegekend aan de VUB - Het Bruegeljaar 2019 - Het Erasmus Gardens project te Anderlecht en de opportuniteiten hiervan voor capaciteitsuitbreiding van het Nederlandstalig onderwijs - Pesten op school - Politieke en andere informatieverstrekking over Brussel op de VRT en de samenwerking met de VBM