VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD ZITTING 2011-2012
Nr. 10
INTEGRAAL VERSLAG VERGADERING VAN VRIJDAG 4 MEI 2012 OCHTENDVERGADERING
INHOUD BERICHTEN VAN VERHINDERING................................................................................................. 353 ONTWERP VAN VERORDENING (R.v.O., art. 43, 44 en 53, 54) houdende vaststelling van begrotingswijziging 1 en A voor het dienstjaar 2012 – Stuk 6A (2011-2012) – Nrs. 1 tot 4............................ 353 Algemene bespreking............................................................................................................................. 353 Sprekers: de heren Walter Vandenbossche, Fouad Ahidar, René Coppens, mevrouwen Greet Van Linter, Elke Van den Brandt, Annemie Maes, de heren Dominiek Lootens-Stael en Guy Vanhengel, collegevoorzitter MOTIE VAN OVEREENSTEMMING (R.v.O., art. 55).......................................................................... 364 Stemming.............................................................................................................................................. 365 INTERPELLATIE (R.v.O., art. 62)........................................................................................................ 365 van mevrouw Bianca Debaets tot de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting betreffende de “New Deal” voor studenten in Brussel en de aantrekkelijkheid van Brussel als studentenstad
2
Plenaire vergadering Nr. 10 (2011-2012) – 4 mei 2012
Sprekers: mevrouw Bianca Debaets, de heer Fouad Ahidar, mevrouwen Els Ampe, Elke Van den Brandt en de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter VRAAG OM UITLEG (R.v.O., art. 60)..................................................................... 372 van mevrouw Elke Van den Brandt aan de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, betreffende de Onderwijsspiegel 2012 VRAGEN (R.v.O., art. 59)......................................................................................... 375 van mevrouw Annemie Maes aan de heer Bruno De Lille, collegelid bevoegd voor Cultuur, Jeugd, Sport en Ambtenarenzaken, betreffende de komst van EAT vzw naar café Ter Linden in GC Essegem van de heer Fouad Ahidar aan de heer Bruno De Lille, collegelid bevoegd voor Cultuur, Jeugd, Sport en Ambtenarenzaken, betreffende het Plan voor het Kind en de Jongere 2010-2020 BIJLAGEN................................................................................................................ 379 TREFWOORDENREGISTER................................................................................. 381
Plenaire vergadering Nr. 10 (2011-2012) – 4 mei 2012
353
OCHTENDVERGADERING – De vergadering wordt om 9.31 uur geopend. Voorzitter: de heer Jean-Luc Vanraes BERICHTEN VAN VERHINDERING De voorzitter.- De heren Johan Demol en Paul De Ridder en mevrouw Elke Roex zijn verontschuldigd. ONTWERP VAN VERORDENING (R.v.O., art. 43,44 en 53,54) houdende vaststelling van begrotingswijziging 1 en A voor het dienstjaar 2012 Stuk 6A (2011-2012) – Nrs. 1 tot 4 Algemene bespreking De heer Walter Vandenbossche, verslaggever.- Het is vooreerst belangrijk om te noteren dat de initiële begroting is afgesloten met een batig saldo van 46.995 euro en dat er naar aanleiding van de begrotingswijziging een positief saldo is van 58.456 euro. In de buitengewone begroting is het saldo 0. Belangrijk is dat het bevoegde collegelid een toelichting heeft gegeven over de verschillende verschuivingen en de nieuwe initiatieven, voorgesteld in deze begrotingswijziging. Uit het debat onthoud ik dat we een vrij algemene discussie hebben gehad over de toekomst van de middelen van de VGC. Een aantal leden heeft punctuele vragen gesteld bij verschillende begrotingsposten. Eén opvallende interventie wou ik als verslaggever toch aanstippen. Zo heeft mevrouw Elke Roex op een boeiende wijze de vorige verslagen doorgenomen en het College ondervraagd over de verbintenissen die tijdens vorige discussies werden aangegaan. Zij ging na of die al dan niet werden nagekomen, wat ik een zeer interessante oefening vond. De begroting werd goedgekeurd met 3 stemmen voor en 1 stem tegen. Ik zou ook de diensten bijzonder willen bedanken, want het is niet evident om een verslag klaar te stomen in de zeer korte tijd die voorhanden was. Normaal vergadert de commissie op maandag en hebben we dus tot vrijdag, maar nu vond de commissie op woensdag plaats. Ten slotte wil ik ook nog wijzen op het amendement van het College op de artikelen 1 en 2, dat een verhoging voorstelt van de subsidies voor maatschappelijke welzijnsbevordering en van de overboeking uit het Lambermontfonds. Het amendement werd door de commissie goedgekeurd. De heer Fouad Ahidar.- Bij de initiële begrotingsopmaak voor 2012 waren al ernstige vragen gerezen over de grote bedragen die niet werden gerealiseerd in 2011. Ook vroegen we ons af waarom zoveel geld werd overgeboekt naar de reservefondsen, terwijl organisaties
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
354
Plenaire vergadering Nr. 10 (2011-2012) – 4 mei 2012
op het terrein te horen krijgen dat er geen budgettaire ruimte is voor bijkomende inspanningen. Naar aanleiding van deze begrotingswijziging moeten we vaststellen dat er niet veel ten goede is veranderd. Integendeel, uit de begrotingswijziging blijkt dat het overschot van 2011 dat naar 2012 wordt overgedragen, 4,5 miljoen euro hoger ligt dan voorzien. Opnieuw gaan deze extra middelen naar reserve- en investeringsfondsen en niet naar de extra ondersteuning van de goedwerkende organisaties op het terrein. Bij de initiële begrotingsopmaak wezen we er al op dat de investeringsbudgetten in 2011 maar voor 60% werden benut. Zoals de collegevoorzitter ook opmerkte, heeft Brussel dringend nood aan bijkomende inspanningen om meer scholen en crèches te bouwen. We willen daarom dat dit College een duidelijke investeringskalender opmaakt. Zo kunnen we zien wat het College wil met de overgeboekte middelen. Zo weet de Raad tenminste waarom er zoveel geld uit de gewone begroting verschuift. Voor ons gaat het eigenlijk niet om een discussie over al dan niet besparen. Een toekomstgerichte visie is goed en belangrijk, waarbij we denken aan crèches en scholen, maar op een bepaald ogenblik moeten we ook een tijdsschema hebben met een inventaris van de toekomstige projecten. Deze begrotingswijziging bevat ook positieve punten. Collegelid Brigitte Grouwels maakt geld vrij voor de arbeidszorg. Dat is een goede zaak, al blijft het wachten op een duidelijk juridisch kader nu dit in de gewestelijke ordonnantie voor Sociale economie niet is opgenomen. Arbeidszorg bevindt zich op het kruispunt van verschillende bevoegdheden, waaronder Welzijn. Hopelijk neemt mevrouw Grouwels haar verantwoordelijkheid op ten aanzien van haar collega bevoegd voor Welzijn in de Vlaamse Regering. De financiering van BRAL wordt weer op het niveau van 2011 gebracht, zoals wij bij de initiële begrotingsopmaak hadden gevraagd. Het is positief dat het College hier alsnog woord heeft gehouden. Beter laat dan nooit. De geïntegreerde wijkcentra kunnen nu weer rekenen op de nodige middelen om hun sociale wijkontwikkeling verder te zetten. Ondanks het positieve nieuws moeten hier enkele kanttekeningen geplaatst worden. De structurele oplossing die werd beloofd blijft uit. En ook de wijze waarop de geïntegreerde wijkwerking wordt gefinancierd, blinkt niet uit in helderheid. Er komt geen rechtstreekse financiering en de organisaties zullen ook moeten meewerken aan het nieuwe concept dat het College voor ogen heeft voor de wijkwerking, maar waarvan de contouren nog allerminst duidelijk zijn. Jammer genoeg heeft het College deze begrotingswijziging niet aangegrepen om de sociaal-culturele organisaties voor 100% te financieren. Het College stelt deze discussie steeds weer uit. Nochtans zijn er duidelijk voldoende middelen ter beschikking om nu meteen, in afwachting van de nieuwe verordening, de verenigingen correct te financieren. Om jullie te helpen, hebben we een amendement ingediend en misschien kunnen we vandaag een oplossing voor die financiering van 100% vinden. De heer René Coppens.- Tijdens de commissievergadering merkte collega Walter Vandenbossche terecht op dat deze begrotingswijziging heel wat aanpassingen bevat waarover men weinig kan discussiëren. Hij waarschuwde tegelijkertijd, volgens mij terecht, voor een vals gevoel van budgettaire veiligheid of zekerheid.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 10 (2011-2012) – 4 mei 2012
355
Ongeveer een jaar geleden verwees ik in deze Raad reeds naar een studie van het Federaal Planbureau, een studie die iedereen nog maar eens met beide voeten op de grond moest zetten. Om de overheidsfinanciën tegen 2015 opnieuw in evenwicht te krijgen, moet de broeksriem ieder jaar wat strakker worden aangetrokken, zeker wanneer de economische groei zou achterblijven. Op dat ogenblik moet men op zoek gaan naar nieuwe evenwichten en zijn besparingen niet uit te sluiten. Dergelijke budgettaire uitdagingen zijn er niet alleen op Europees of federaal niveau. Nee, de gewesten, de gemeenschappen, de provincies en de gemeenten zullen hun duit in het zakje moeten doen. Ook de VGC, misschien dan wel als laatste in de rij, zal eveneens hieraan op termijn niet ontsnappen. Desalniettemin zijn er in deze begrotingswijziging heel wat aanpassingen die het beleid van het huidige College bevestigen en bestendigen. Zo is er de sterke verhoging van de middelen voor de capaciteitsuitbreiding van het Nederlandstalig onderwijs in Brussel. Naast deze verhoging is er in de begroting 2012 van de VGC ruim 20 miljoen euro voorzien voor de creatie van extra plaatsen in ons onderwijs. Dat zijn de concrete cijfers. Ook binnen de sector Gezin worden bijkomende middelen, ten bedrage van ongeveer 1 miljoen euro, gereserveerd voor extra plaatsen in de kinderopvang. Voor de uitbouw en de ondersteuning van nieuwe en bestaande Brede- Schoolprojecten wordt bijna 1 miljoen euro extra ingeschreven, 0,9 miljoen om precies te zijn. Ik som maar 3 van de vele wijzigingen op, maar het zijn 3 fundamenteel positieve aanpassingen die een gigantische impact hebben voor heel wat mensen in het Brussels hoofdstedelijk gewest. Het verheugt mij - weliswaar iets minder, want we mogen toch nog enigszins kritisch zijn dat het College een beetje afwijkt van de jarenlange traditie om budgettaire overschotten maximaal aan te wenden voor eenmalige uitgaven. Zo worden er binnen de sector Cultuur, Jeugd en Sport voor bijna 0,45 miljoen euro subsidies gefinancierd met eenmalige middelen. Zoals ik reeds in Commissie voor Algemene Zaken, Financiën, Begroting en Media zei, beschouwen heel wat gesubsidieerde organisaties een verkregen subsidie als verworven en recurrent. Wellicht stel ik hierover nog een aantal schriftelijke vragen. Over hoeveel dossiers of over welke projecten gaat het bijvoorbeeld? De voorliggende begrotingswijziging is zoals steeds zeer duidelijk, overzichtelijk en meer dan ooit transparant. Maar niettegenstaande de vele technische aanpassingen, zullen we meer dan ooit keuzes moeten maken. De beschikbare middelen zullen verder efficiënt en doelmatig moeten worden beheerd en ingezet. De Open-Vld fractie rekent op collegevoorzitter Guy Vanhengel. Zij rekent op de collegevoorzitter omdat men binnen de VGC een traditie heeft opgebouwd van goed financieel beheer. Dit is al vele jaren zo. Die traditie wensen wij, in goede en in minder goede budgettaire tijden, te bewaren.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
356
Plenaire vergadering Nr. 10 (2011-2012) – 4 mei 2012
Mevrouw Greet Van Linter.- Ik heb een aantal opmerkingen bij deze begrotingswijziging. Zo staan er een aantal aanpassingen in deze begroting. Het gaat om grote bedragen die eigenlijk in de begroting zelf hadden kunnen worden opgenomen. Ik denk onder meer aan de 612.000 euro voor de realisatie van de inrichting van de gelijkvloerse verdieping van het Renaissancegebouw, aan de 525.000 euro voor de herstellingswerken aan daken van Coovi en aan de 164.000 euro aan bijkomende kosten voor de schoonmaak van de keukentoren van Elishout. Ook waar het om de verhoging van belastingen, taksen en retributies op onroerende goederen gaat, zou het getuigen van goed bestuur indien men hiermee bij de oorspronkelijke begroting reeds rekening zou houden. Het gaat immers om bedragen van 150.000 tot 300.000 euro. Over de verhoging met 9.623.328 euro voor de capaciteitsuitbreiding voor de scholen wilde ik graag ook nog iets kwijt. De heer Walter Vandenbossche, verslaggever.- Ik begrijp niet dat mevrouw Greet Van Linter in de commissie niets heeft gezegd en dat zij hier, in de Raad, voor de derde keer intervenieert. In de beslotenheid van de commissie kunnen de parlementsleden een aantal zaken in alle rust uitvlooien en kan een en ander worden besproken. Hier wordt een algemeen politiek debat gevoerd. Mevrouw Greet Van Linter.- Ik heb in de commissie wel degelijk een aantal vragen gesteld. De heer Walter Vandenbossche, verslaggever.- Mevrouw Greet Van Linter heeft daar niets gevraagd. Mevrouw Greet Van Linter.- Ik heb wel degelijk een aantal vragen gesteld. De heer Walter Vandenbossche moet het verslag er maar eens op nalezen. De heer Walter Vandenbossche, verslaggever.- Ik sta erop dat mevrouw Greet Van Linter dit terugtrekt. Mevrouw Greet Van Linter.- Voor de goede vrede zal ik mijn laatste zin terugtrekken. Ik blijf er echter wel bij dat ik verschillende punctuele en technische vragen bij de begroting heb gesteld. Ik formuleer hier een aantal opmerkingen omdat het om zo’n grote bedragen gaat. Ik citeer uit het verslag: “Het niet besteed saldo van 2011 (6.523.328 euro) wordt toegevoegd aan het krediet van 2012. De middelen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (2011-2012) die specifiek worden ingezet voor capaciteitsuitbreiding door middel van beperkte renovatie of via modulaire lokalen worden bij het krediet gevoegd.” Hiermee begeeft de Brusselse Regering zich op institutioneel vlak op glad ijs. Onderwijs is namelijk een gemeenschapsbevoegdheid. De Vlaamse Regering startte een zaak bij het Grondwettelijk Hof omdat ze vindt dat Brussel zijn boekje te buiten gaat. De Vlaamse Regering is voorstander van samenwerking en bundeling van krachten om de uitdagingen in Brussel aan te pakken, maar dat moet gebeuren met respect voor de bevoegdheidsverdeling. Het is toch wel zeer erg dat de VGC, als ondergeschikt bestuur van de Vlaamse Gemeenschap, bijna 3 miljoen euro aan onderwijsmiddelen afkomstig van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, in zijn begroting gaat inschrijven? De Vlaamse
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 10 (2011-2012) – 4 mei 2012
357
Regering heeft een vernietigingsberoep ingesteld tegen deze dotatie die geboekt stond in de uitgavenbegroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Met deze handeling keert de VGC zich in feite tegen haar voogdijoverheid. Tenslotte wil ik er nog eens op wijzen dat het niet getuigt van goed beheer wanneer men steeds meer middelen opspaart in reservefondsen. Ik zei dat al bij de begrotingsbespreking. Men gaat dit nu met meer dan 3 miljoen euro, het geraamde overschot op de rekening 2011, opnieuw doen. Anderzijds sluit men dan weer voor 2 miljoen euro aan nieuwe leningen af. De leninglast 2012 verhoogt hierdoor met 34%. Men verkiest dus de huisbank te financieren door meer te betalen voor intresten op leningen dan dat men kan krijgen uit de belegging van de gelden van de fondsen. De heer Walter Vandenbossche, verslaggever.- Vooreerst wens ik de heer René Coppens te danken. Hij heeft het door mij geïnstigeerde debat opnieuw voor een stukje ingeleid. Het was mijn bedoeling tot de vaststelling te komen dat de continuïteit van het beleid met deze begrotingswijziging wordt vastgelegd en bestendigd. Verder wenste ik te benadrukken dat men, samen met de door de raadsleden in de commissie terecht geformuleerde opmerkingen, de krachtlijnen van het beleidsakkoord ook in deze begrotingswijzing terugvindt. Niettemin zou ik mijn politieke bezorgdheid willen uiten. Het blijft verrassend dat wij een quasi ongewijzigde financiële situatie kennen in een wereld en in een land waar elke instelling wordt geconfronteerd met de door Europa en door de noodzaak van een correct begrotingsbeleid opgelegde absolute plicht om in te leveren. In de VGC wijzigt er niets. Dit blijft me verbazen. Collegevoorzitter Guy Vanhengel heeft een aantal bedenkingen geformuleerd bij deze door mij in de commissie geformuleerde reflectie. Terecht stelt hij dat dit te wijten is aan een aantal financieringsmechanismen. Onze grote inkomstenbronnen zijn Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Daarnaast zijn er nog wat federale en een aantal minimale eigen inkomsten. Ik hoef de collegevoorzitter niet te vertellen hoe moeilijk het begrotingsbeleid in Brussel loopt en hoe moeilijk het is om de reeds toegezegde middelen aan te wenden. Het veiligheidsbeleid zal – overigens volledig terecht – een groot deel van deze nieuwe middelen opsouperen. Ik kan me dus niet inbeelden dat we niet op korte of middellange termijn geconfronteerd zullen worden met noodzakelijke inleveringen. Deze inleveringen zullen, vanuit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, worden doorgetrokken naar de VGC. Hetzelfde verhaal geldt, wellicht in een andere budgettaire verhoudingen, ook voor Vlaanderen. In de commissie stelde collegevoorzitter Guy Vanhengel terecht dat de VGC haar wagonnetje kan vasthaken aan de noden van de Franstalige Gemeenschap. De Franstalige Gemeenschap vraagt immers meer bijkomende middelen aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Deze bijkomende middelen worden vertaald naar de 20/80-verhouding. Op deze manier zou ook de VGC bijkomende middelen kunnen krijgen. Ik wijs uitdrukkelijk op het belang van die 20/80-verhouding. In de politieke geschiedenis zijn we van de 33/66-verhouding verschoven naar de 20/80-verhouding. Toen hebben we, in alle duidelijkheid, gesteld dat wij met minder dan 20% van de beschikbare middelen niet meer kunnen voldoen aan de basisbehoeften van de Vlaamse Gemeenschap. Tijdens de institutionele debatten hoor ik, voornamelijk langs Franstalige maar soms ook langs Nederlandstalige zijde, wel eens dat men niet zozeer rekening dient te houden met de 20/80-verhouding maar wel met de reële behoeften. Ik wens er de aandacht op te vestigen dat deze 20/80-verhouding, in het te verwachten besparingsbeleid van de VGC, een essentiële hefboom zal blijven om aan de noden van de Vlaamse Gemeenschap in de hoofdstad tegemoet te komen.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
358
Plenaire vergadering Nr. 10 (2011-2012) – 4 mei 2012
In de commissie stelde collegevoorzitter Guy Vanhengel ook dat de VGC een voorzichtig – een te voorzichtig? – beleid zou hebben gevoerd. Hij verwees naar de aanpak van de fondsen en de opbouw van de reserves. Ik pleit ervoor dit beleid voort te zetten. Het opbouwen van reserves blijft essentieel, alleen al als appeltje voor de dorst. De VGC moet een antwoord kunnen blijven bieden op wat het terrein van haar verwacht. In de commissie voerden we ook een boeiend debat over het bereik. Ook op dat vlak zullen we het debat moeten openen, heropenen en, in onze hoedanigheid van Brusselse Vlamingen, bekijken. Het is natuurlijk correct dat de VGC zich met haar beleid richt tot de anonieme groep van 1,1 miljoen Brusselaars. De VGC kan echter onmogelijk alle noden van die 1,1 miljoen Brusselaars lenigen. Daarvoor beschikt de VGC noch over de middelen noch over de mogelijkheden. Rekening houdend met de afwezigheid van de subnationaliteit en uitgaand van een strategie waarbij de Vlaamse Gemeenschap instaat voor een open, tolerante samenleving en zich richt tot iedereen die zich tot deze gemeenschap bekent, kan men zich afvragen of de VGC in de toekomst nog over voldoende financiële middelen zal beschikken om aan de noden van de fameuze groep van de 300.000 te voldoen. Naar analogie met de 20/80-verhouding pleit ik ervoor dat wij ook op dat vlak bijzondere signalen blijven geven aan Vlaanderen. De 300.000-norm moet immers behouden blijven. Indien wij de VGC, zoals zij met de wetten van 1988 en 1989 tot stand gekomen is, willen handhaven, zullen wij, zowel in onze gedachten als in ons beleid, een gezonde, stevige verhouding met Vlaanderen moeten bewaren. We mogen geenszins een zogenaamd gesloten portefeuillebeleid aanvaarden waarbij we een vast bedrag vrij kunnen aanwenden. Het is duidelijk dat als wij Vlaanderen willen blijven interesseren voor wat in deze stad gebeuren, de as Vlaanderen-Brussel van doorslaggevend belang is. Ik sluit af met een zaak waarover ik in de commissie tot een consensus kwam met collega Fouad Ahidar. Het zou goed zijn dat de VGC en het College zich zouden bezinnen over de rol van de Vlaamse politicus in Brussel. We moeten durven bouwen aan een beleid dat de burger ervan overtuigt om alle Vlaamse politieke partijen meer legitimiteit te verlenen. Uit het gevoerde beleid dat zich tot een anonieme groep van 1,1 miljoen en een specifieke doelgroep van 300.000 inwoners richt, moet men een kiesgedrag kunnen afleiden. Wij zouden er allemaal de vruchten moeten kunnen van plukken. Anders wordt ons discours op een wel heel wankele basis gevoerd. Wellicht wordt dit in 2014 onze grootste uitdaging. Uiteraard zal de CD&V-fractie deze begrotingswijziging goedkeuren. Mevrouw Elke Van den Brandt.- Deze week heb ik 4 verschillende groepen ontmoet. Eerst was er een groep vakbondsvrouwen, die ik sprak ter gelegenheid van 1 mei. Verder heb ik een groep nieuwkomers gesproken, mensen die pas in het land zijn. Ik sprak ook met senioren en scholieren. Bij het begin van de week dacht ik dat deze diverse mix veel diversiteit en nieuwe inspiratie zou brengen. Dat viel echter tegen. Iedere groep kwam binnen het half uur met dezelfde 3 vragen. Waarom is er zoveel criminaliteit in de metro? Waarom zijn de huizen zo duur? Waarom zijn er zo weinig scholen? Antwoorden op de eerste 2 vragen ging vlot. Ik kon uitleggen wat criminaliteit is, waar het vandaan komt, wat men eraan kan doen. Daarover hebben we een politiek verhaal. Dit hebben we ook voor het thema huisvesting. Hoe kunnen we de prijzen van de woningmarkt drukken en ervoor zorgen dat ook kansarme mensen een betaalbare woning krijgen? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat gezinnen een woning vinden in Brussel? Hierover hebben we een verhaal.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 10 (2011-2012) – 4 mei 2012
359
De 3e vraag, over het tekort aan scholen, was moeilijker te beantwoorden. Waarom zijn er te weinig scholen? Daarover wordt geen politiek debat gevoerd, want iedereen is het erover eens dat ieder kind toelating krijgt tot een school. Iedereen vindt dat die er moeten komen, maar toch zijn er niet genoeg. De mensen vragen zich dan af of sommige politici dit probleem niet zien. Misschien is dit het geval bij enkele politici. Zij hebben niet met diezelfde Irakese asielzoeker gesproken die maar liefst 22 weigeringen op zak had van verschillende scholen. Misschien zijn er ook politici die de tekorten niet hun verantwoordelijkheid vinden. Dat zijn dan mensen die niet oog in oog stonden met de moeder die ik ontmoette. Zij is elke ochtend 3 kwartier onderweg om haar kinderen naar school te brengen, waardoor zij systematisch te laat op het werk komt. Ik vraag me dan af of ik daar al dan niet aan meedoe. Zo keek ik naar de begrotingen die ik heb goedgekeurd, vanuit een meerderheid waarvan Groen deel uitmaakt. Ik ben oprecht blij dat wij niet aan struisvogelpolitiek doen. Dit College maakt de middelen vrij die het kan vrijmaken. Het zoekt de middelen waar ze kunnen worden gevonden om scholen te bouwen. Het neemt verantwoordelijkheid op, waarvoor mijn dank. Ik heb het over scholen omdat dit een vraag is die steeds weerkeert. We weten echter allemaal dat om een kind een toekomst te geven er meer voorzieningen nodig zijn dan een school, crèches en plaatsen voor recreatie. Al die zaken zie ik in deze begroting. Ik zie hierin een poging om mee een antwoord te bieden op de demografisch uitdaging waarvoor we in Brussel staan. Alleen zullen de inspanningen van de VGC niet volstaan. Iedere overheid zal een steentje moeten bijdragen, maar ik ben blij dat de VGC dat alvast doet. Er zijn ook kleinere bedragen. In de commissievergadering werd gezegd dat belofte schuld maakt. Ook de heer Walter Vandenbossche zei dat woorden moeten worden gevolgd door daden. Ik ben blij dat dit nu gebeurt. Met deze aanpassing willen we een aantal daden stellen. De heer Fouad Ahidar heeft reeds verwezen naar de arbeidszorg. Wij engageren ons daarvoor en maken middelen vrij om dit project te vrijwaren. Over de wijkcentra werd evenzeer al heel wat gedebatteerd. Dit zijn organisaties die de stad van onderaan opbouwen, die investeren in mensen. De wijkcentra denken niet vanuit hun bevoegdheid, maar bekijken het geheel. Wij hebben gezocht naar een manier om die werkwijze in het Brussels en het Vlaams beleid op te nemen. Wij zullen daarnaar blijven zoeken. Ik ben blij dat we tijdens deze zoektocht waardevolle werkingen blijven financieren. Zij krijgen de garantie dat zij zeker tot Stedenfonds 3 kunnen verder werken. Bij de opstelling van Stedenfonds 3 zal een belangrijk debat moeten worden gevoerd. Wij zullen onze Vlaamse collega’s moeten overtuigen dat de wijkcentra belangrijk zijn, en dat zij terug in de stedenfondsdoelstellingen moeten worden opgenomen. Hoe blij ik ook ben dat we deze werking voortzetten, toch hoop ik dat we op een dag de centra niet langer als een bedreigde diersoort bekijken. Het zou een werkvorm moeten zijn die kan groeien, wat pas mogelijk is als meerdere overheden erin geloven. Tijdens de volgende twee jaar zullen we dus moeten onderhandelen. Ik vraag het College dan ook om de Vlaamse overheid te ontmoeten en te overtuigen. Het College voert het woord bij de daad en neemt zijn verantwoordelijkheid op. Groen steunt met volle overtuiging deze begrotingswijziging. Mevrouw Annemie Maes.- Er zijn nog 2 punten uit deze begrotingswijziging die ik wil toelichten, een aandachtspunt en een positief punt. De begrotingswijziging is een weergave
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
360
Plenaire vergadering Nr. 10 (2011-2012) – 4 mei 2012
van gemaakte politieke keuzes. Ik merk meermaals op dat mobiliteit, hoewel het niet tot de kernbevoegdheden van het College behoort, vaak minder aandacht krijgt dan ik graag zou hebben. Touring heeft gisteren nog een schandalige reactie gegeven door aan te raden Brussel te mijden. Brussel zou niet meer mobiel zijn volgens deze organisatie. Er zijn een heleboel mobiliteitsdoelstellingen voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De VGC kan daartoe een bijdrage leveren. Ik zal een aantal concrete voorbeelden geven. Ik heb reeds enkele keren aan het College gevraagd een overzicht of doorlichting te geven inzake de aankoop van wagens. Welk type mobiliteit wordt door de VGC gekozen voor de administratie, de kabinetten en de Raad? Ik denk dat we daarbij even moeten stilstaan. Misschien zal die doorlichting uitwijzen dat wij goede leerlingen zijn en dat we effectief veel inspanningen doen in het College, de administratie en de Raad om ons te voet, met de fiets of met het openbaar vervoer te verplaatsen. Ik ben daar eigenlijk wel van overtuigd, maar het is best om daar een overzicht van te krijgen. Het stoort me ook al jaren, en daarvoor is het College niet alleen bevoegd, dat een heleboel instellingen in Brussel die door de VGC worden gesubsidieerd, geen eenvoudige fietsenstallingen plaatsen. Ik heb ooit aangekondigd … (Rumoer en gelach op de banken) Als mevrouw Dejonghe uitgelachen is, kan ik verder gaan. Ik heb ooit aangekondigd dat ik bij elke uiteenzetting zou blijven herhalen dat er te weinig fietsenstallingen zijn. Ik merk dat er aan gebouwen zoals Bronx en de Elishouttoren nog altijd geen fietsenstallingen werden geplaatst voor bezoekers… (Aanhoudend gelach) Mevrouw Dejonghe, misschien kunt u beter buiten gaan als het zo grappig is. … We zullen volgende maandag weten welke inspanningen worden geleverd bij het Renaissancegebouw. Ik merk dat er aan de kabinetten ook weinig inspanningen worden gedaan om fietsenstallingen te plaatsen. Het wordt nog steeds normaal gevonden dat men een auto met chauffeur heeft voor bepaalde functies. In het aankoopbeleid wilt men zich spiegelen aan de Vlaamse Gemeenschap, maar is er onduidelijkheid over de ecoscore. Hierover wordt lacherig gedaan. Ik blijf herhalen dat het belangrijk is om een doorlichting uit te voeren. Ik reken erop dat het College dit nog in 2012 zal doen. Misschien kan ik op basis van deze elementen dan zeggen dat we wel goed bezig zijn. Het positieve punt is dat er in deze begrotingswijziging extra investeringen zijn in cultuur. Er komen nieuwe initiatieven. Steun aan vernieuwende cultuurprojecten is zeer belangrijk, ook in een crisisperiode of wanneer er meer middelen worden ingezet om het capaciteitsprobleem in het onderwijs aan te pakken. Cultuur is een volwaardig onderdeel van het maatschappelijk leven, niet iets wat je in financieel moeilijke tijden laat vallen. Eigenlijk moet men in dergelijke tijden nog meer inzetten op culturele participatiebevordering. Dit gebeurt ook in deze begrotingswijziging. Ik ben gisteren naar een debat geweest in het Vlaams Parlement over cultuurparticipatie en kansarmen. Het is zeer belangrijk in de keten van het leven om kinderen van andere afkomst de kans te geven om ook aan cultuur te doen. Het verdient zich terug op langere termijn. Groen is dus tevreden dat er extra geld komt voor vernieuwende initiatieven voor cultuur en voorlezen. De rechtzetting van de BRAL-subsidies gebeurde niet op vraag van sp.a. Wij hebben allemaal gevraagd om de gemaakte fout te corrigeren. Het gaat om organisaties die goed werk doen. Ik dank het College voor deze rechtzetting.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 10 (2011-2012) – 4 mei 2012
361
De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.- Ik dank de verslaggever voor het uitstekende verslag, en de collega’s voor hun interventies en de opbouwende discussies in de commissievergadering over deze al bij al technische begrotingswijziging. Ik zou het debat wat verder willen opentrekken en dieper ingaan op de inspirerende tussenkomst van mevrouw Elke Van den Brandt. De heren Walter Vandenbossche en Fouad Ahidar hebben aangegeven dat we ons ook moeten bezinnen over de bredere lijnen waarbinnen we functioneren. Mevrouw Elke Van den Brandt legde de vinger op de wonde door te zeggen dat onze grootste uitdaging, zoals die ook door de bevolking wordt gepercipieerd, het beheersen is van de bevolkingsaangroei in deze stad. We kunnen niet genoeg onderstrepen dat er zich een kentering aftekent in de demografische evolutie in de steden in het algemeen, maar bij ons in het bijzonder. De ontwikkeling van onze stad van 1 miljoen inwoners naar 1,2 of 1,3 miljoen vereist op langere termijn de absolute aandacht van het beleid. Dat begint in de eerste plaats met het goed inschatten van de bevolkingsaangroei. Er worden veel kinderen geboren, en zij zijn de toekomst van deze stad. Zij hebben alleen maar een toekomst als zij een plek vinden in de kinderopvang en kunnen genieten van degelijk onderwijs. Daarvoor hebben we capaciteit nodig, die versneld moet worden opgebouwd. Daarnaast moet er een correcte vrijetijdsbesteding komen om de kinderen mee op te voeden en de kennis over de samenleving vorm te geven. De bevolkingsaangroei in deze stad moet ons dus het meest bezighouden. Hoe verhoudt de demografische groei zich tot de middelen waarover de VGC beschikt? De VGC verschilt van de federale instellingen van dit land, in die zin dat de VGC inkomsten heeft die weinig of nauwelijks conjunctuurgebonden zijn. De schommelingen van de economische activiteiten beïnvloeden de financiële situatie van de VGC slechts in beperkte mate, omdat we dotaties ontvangen van de Vlaamse Gemeenschap enerzijds, en van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest anderzijds, en ook voor een klein deel van de federale overheid. De Vlaamse Gemeenschap heeft inkomsten die veel conjunctuurgevoeliger zijn en heeft de dotaties aan de VGC lichtjes afgebouwd. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest blijft de inkomsten optrekken, niet omdat de VGC vragende partij zou zijn, maar omdat de behoefte aan Franstalige kant groter is. De demografie speelt er immers eens zo hard als aan Nederlandstalige kant. Iedere vraag van de Franstalige Gemeenschap wordt beantwoord met een storting van middelen, ook aan de VGC, volgens de verhouding 80-20. De VGC heeft dus stijgende middelen, ondanks het feit dat het economisch niet zo goed gaat in dit land en bij uitbereiding in heel Europa. De VGC is financieel uitermate gezond. Zij is waarschijnlijk één van de gezondste instellingen van dit land op gebied van financiën, maar zij is ook één van de kleinste. Dat heeft niet enkel te maken met onze afhankelijkheid van dotaties die niet conjunctuurgebonden zijn, maar ook met het conservatief budgettair beleid dat de VGC al sinds haar ontstaan voert. Het is immers traditie om grote projecten pas op te starten als de middelen beschikbaar zijn en in fondsen zitten. We hebben goedgespijsde fondsen en de middelen in die fondsen zijn al bestemd. Als we projecten organiseren, moeten we ons geen zorgen meer maken over de betaling. Dat geldt ook voor de vele investeringen die we de afgelopen jaren deden in het onderwijs, de kinderopvang en de culturele sector. De begrotingswijziging laat toe om hier en daar bij te sturen. Er is al veel discussie geweest over de verschillende posten, maar dit heeft ervoor gezorgd dat bijvoorbeeld het bibliotheekproject in Sint-Pieters-Woluwe, een initiatief van collegelid Bruno De Lille, van start kon gaan. Het is de eerste passief gebouwde bibliotheek, schitterend gelegen in de nabijheid van 2 secundaire scholen, een gemeenschapsschool en een vrije school. Alle jongeren uit deze scholen zullen dan ook gemakkelijk van de bibliotheek gebruik kunnen maken.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
362
Plenaire vergadering Nr. 10 (2011-2012) – 4 mei 2012
Deze wijziging laat toe middelen te verschuiven, bijvoorbeeld om kinderopvangplaatsen te creëren. Het College heeft echt zijn best gedaan om extra plaatsen te creëren, door bijvoorbeeld bij de scholen, na uitvoering van infrastructuurwerken, een kinderdagverblijf te voorzien. Of door op zoek te gaan naar andere locaties en alternatieven. We werken hieraan, en dit komt ook tot uiting in deze begrotingswijziging. Hoe gaan we om met de vraag naar onderwijs in Brussel, die ontzettend veel groter is dan het aanbod dat wij kunnen bieden? Uit alle berekeningen van dit jaar blijkt dat, als wij een plaats willen geven aan alle kinderen waarvan de ouders een beroep kunnen doen op de decretale voorrangsregels, we een tiental basisscholen moeten bijbouwen. Als we al wie onderwijs wil volgen in een school van de Vlaamse Gemeenschap een plaats willen geven, moeten we op korte termijn 50 of 60 scholen bijbouwen. Kan men zich de omvang van dit project voorstellen? Dat zou een schaalvergroting betekenen van 50%. We nemen nu 22% van de kinderen uit het basisonderwijs voor onze rekening, maar dan zal die verhouding misschien stijgen tot 30% of tot 35%, maar meer ook niet, want er komen zoveel kinderen bij. Hoe gaan we om met die uitdaging? Gaan we de vraag van deze mensen met het juiste aanbod beantwoorden? Ik wil graag iets rechtzetten. Het is niet omdat we die kinderen opvangen die dikwijls anderstalig zijn, dat de Vlaamse Gemeenschap investeert in anderstaligen en op die manier de kinderen in Vlaanderen tekort zou doen. Dat is helemaal niet het geval. De middelen voor onderwijs worden verdeeld in functie van de leerlingenaantallen. Zijn de ouders van die kinderen vragende partij om naar het Franstalig onderwijs te gaan, dan zal een gedeelte van de BTW-middelen per hoofd naar hen gaan. Komen die kinderen naar de Vlaamse Gemeenschap, dan krijgen wij een groter aandeel van die federale middelen. De mensen die zich bij ons melden, betalen in feite zelf een gedeelte via de belastingen. Zijn we bereid om in versneld tempo infrastructuren te bouwen zodat we een plaats kunnen geven aan deze kinderen? Zijn we bereid om, naast het dekken van de behoeften van Nederlandstaligen en Nederlandskundigen, ook de grote vraag van anderstaligen aan het adres van onze gemeenschap van antwoord te dienen? Men kan enerzijds niet klagen dat deze stad zeer internationaal, kosmopolitisch en Franstalig is, en anderzijds geen inspanning leveren om aan de vraag naar Nederlandstalig onderwijs te voldoen. Dit zal er ongetwijfeld toe leiden dat het aantal Nederlandskundigen en meertaligen in deze stad zal toenemen. Het College moet deze gedachte verder uitdragen in Vlaanderen en bij de Franstaligen, opdat zij niet achterwege zouden blijven in het deel van het verhaal dat zij moeten invullen. Gisteren heb ik er bij de Regering op aangedrongen dat de taskforce zo snel mogelijk bijeen zou komen om te onderzoeken hoe we het nodige kunnen doen. Het is onaanvaardbaar dat kinderen geen school vinden, zoals in het voorbeeld dat mevrouw Van den Brandt aanhaalde van een ouder die al 22 weigeringen op zak had. Dat is gewoon te gek voor woorden. De heer Dominiek Lootens-Stael.- Wie is daar verantwoordelijk voor? De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.- Zij die de kindjes maken, mijnheer Lootens! (Hilariteit) De heer Dominiek Lootens-Stael.- De verantwoordelijkheid ligt bij diegenen die al zoveel jaren aan de macht zijn en hierop niet hebben geanticipeerd. Ondertussen heeft men ook
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 10 (2011-2012) – 4 mei 2012
363
ongebreidelde immigratie toegelaten. We horen steeds zeggen dat er overbevolking is, maar die is er niet vanzelf gekomen. Daar zit het beleid achter dat de jongste decennia werd gevoerd. Wanneer we vandaag zien van waar de bevolkingsexplosie komt, dan blijkt dat uit de immigratie te zijn. We moeten nadenken hoe we daarmee verder gaan. Wordt het geen tijd een andere weg in te slaan? De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.- Dat is ook een boeiende vraag, maar mijn eerste bekommernis ligt bij de kinderen die er nu zijn. Die kinderen krijgen in mijn politieke appreciatie van het terrein absolute voorrang. Als we dat nu niet doen, zullen we ons over tien jaar afvragen waarom er toch zoveel kansarme, laag opgeleide kinderen zijn die geen plek vinden op de arbeidsmarkt, in de werkloosheid belanden en de criminaliteit doen toenemen. De heer Walter Vandenbossche vroeg zich af hoe dit zich verhoudt tot wat er gebeurt in de Vlaamse Regering. Dit wordt dikwijls afgedaan als het kerntakendebat, een woord dat bijna een slogan werd. Ik kan alleen zeggen dat het rapport van de taskforce moet worden bekeken. Het is een goed geschreven document dat zeer leesbaar is en toch veel cijfers bevat. Het is de beste analyse die men over dit onderwerp kan vinden. Ik heb hierover ook gesproken met Vlaams minister-president Kris Peeters tijdens de interministeriële conferentie Financiën en Begroting. In het rapport wordt vastgesteld dat er een voluntaristisch beleid wordt gevoerd. Vlaanderen moet blijven investeren in Brussel, zeker nu er vraag naar is. Vlaanderen moet van Brussel zijn partner maken en de samenwerking verder uitbouwen. Er is een opportuniteit die we nog nooit hebben gehad. Laat er ons gebruik van maken. Mevrouw Elke Van den Brandt.- Ik dank de collegevoorzitter voor zijn antwoorden. We zijn het kleinste parlement van dit land. In dit land zijn ook grote parlementen met leiders die veel aanhang hebben, maar zich klein opstellen en hun kop in het zand steken, het zogenaamde Calimero-effect. Hier zie ik een collegevoorzitter die namens een klein parlement rechtstaat en dapper ten strijde trekt. Ik ontwaar hier een echte Galliër. Artikelsgewijze bespreking en stemmingen – Artikel 1 wordt zonder opmerkingen aangenomen. De voorzitter.- Bij artikel 2 heeft de heer Fouad Ahidar namens zijn fractie een amendement ingediend. De heer Fouad Ahidar.- Iedereen heeft woord gehouden. Het is goed dat er voor de wijkwerking een oplossing is gevonden. Het collegelid heeft beloofd dat er een nieuwe verordening komt. In afwachting daarvan bieden we een oplossing voor een 100%-financiering. Dankzij een amendement, een kleine ingreep, kunnen we tot een oplossing komen en de verenigingen voor 100% steunen. Die hebben dat immers broodnodig. De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.- Ik heb alle respect voor het sympathieke amendement van de heer Fouad Ahidar. De evenwichten in de begroting en de begrotingswijziging laten perfect toe dat de verenigingen waarvan sprake over de middelen beschikken die zij nodig hebben. Ik begrijp dat men sympathiek wil overkomen met een knipoog naar die verenigingen en een amendement neerlegt.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
364
Plenaire vergadering Nr. 10 (2011-2012) – 4 mei 2012
De heer Fouad Ahidar.- Wat die knipoog betreft, is er wel degelijk iets in de situatie veranderd, maar we willen constructief blijven. De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.- Het zou constructief geweest zijn om het amendement in de commissie neer te leggen, dan hadden we er technisch wat dieper kunnen op ingaan. We nemen akte van het feit dat de verenigingen vragen hebben. Om het goede evenwicht van de begroting niet te verstoren vraagt het College echter dit amendement niet aan te nemen. – Het amendement van de heer Fouad Ahidar wordt niet aangenomen. – Artikel 2 wordt aangenomen, – De overige artikelen worden zonder opmerkingen aangenomen. – Het ontwerp van verordening houdende vaststelling van begrotingswijziging 1 en A voor het dienstjaar 2012 wordt aangenomen met 9 stemmen tegen 5. Hebben ja gestemd: Els Ampe, René Coppens, Bianca Debaets, Carla Dejonghe, Brigitte De Pauw, Annemie Maes, Walter Vandenbossche, Elke Van den Brandt, Jean-Luc Vanraes. Hebben neen gestemd: Fouad Ahidar, Sophie Brouhon, Dominiek Lootens-Stael, Jef Van Damme, Greet Van Linter. MOTIE VAN OVEREENSTEMMING (R.v.O., art. 55) De voorzitter.- Conform artikel 55 van het Reglement van Orde dient de Raad een motie van overeenstemming in om te bevestigen dat de tabellen, gevoegd bij het ontwerp van verordening houdende vaststelling van de begrotingswijziging 1 en A voor het dienstjaar 2012, in overeenstemming zijn met de inhoud en de doelstellingen van die verordening en er als zodanig een integrerend deel van uitmaken. De motie van overeenstemming werd ingediend door mevrouwen Els Ampe, Brigitte De Pauw en Elke Van den Brandt. De tekst werd op de banken rondgedeeld. De tekst luidt als volgt: ‘Motie van overeenstemming betreffende de tabellen gevoegd bij de begrotingswijziging 1 en A 2012’ De Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, 1. Gelet op het ontwerp van verordening tot vaststelling van de Begrotingswijziging 1 en A 2012 2. Gelet op de door het College ingediende tabellen bij het ontwerp van verordening tot vaststelling van de Begrotingswijziging 1 en A 2012 3. Gelet op het onderzoek van het ontwerp en de tabellen in de Commissie voor Algemene Zaken, Financiën, Begroting en Media, 4. Gelet op artikel 55 van het Reglement van Orde van de Raad,
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 10 (2011-2012) – 4 mei 2012
365
Verklaart: dat de tabellen, die gevoegd zijn bij de verordening houdende vaststelling van de begrotingswijziging 1 en A voor het dienstjaar 2012, in overeenstemming zijn met de inhoud en de doelstellingen van deze verordening en er als zodanig een integrerend deel van uitmaken. Stemming - De motie van overeenstemming wordt aangenomen met 9 stemmen tegen 2; 1 lid heeft zich onthouden. Hebben ja gestemd: Els Ampe, René Coppens, Bianca Debaets, Carla Dejonghe, Brigitte De Pauw, Annemie Maes, Walter Vandenbossche, Elke Van den Brandt, Jean-Luc Vanraes Hebben neen gestemd: Jef Van Damme, Greet Van Linter Heeft zich onthouden: Dominiek Lootens-Stael INTERPELLATIE (R.v.O., art. 62) VAN MEVROUW BIANCA DEBAETS TOT DE HEER GUY VANHENGEL, COLLEGEVOORZITER BEVOEGD VOOR ONDERWIJS, VORMING EN BEGROTING over de New Deal voor studenten in Brussel en de aantrekkelijkheid van Brussel als studentenstad Mevrouw Bianca Debaets.- Vorig jaar werd op het Brusselse stadhuis de New Deal boven de doopvont gehouden. We hebben daarover 4 maanden geleden van gedachten gewisseld. Vandaag zijn we een jaar later, een symbolisch moment om na te gaan welke concrete realisaties eruit zijn voortgevloeid. De geschiedenis wil ik niet meer schetsen, u was er zelf bij. De studenten wilden zelf de band aanhalen tussen de verschillende overheden in Brussel en van deze studenten hopen we toch dat ze in Brussel zullen blijven wonen. Brussel als studentenstad moest dan ook worden gepromoot. Ik blijf erop hameren dat we niet uit het oog mogen verliezen dat Brussel met bijna 90.000 studenten de grootste studentenstad is. Er werd toen een ambitieus actieplan opgesteld. Uit dat charter kwam naar voor dat een duidelijke gesprekspartner nodig was. Dat is niet gemakkelijk gelet op de verschillende overheden die bevoegd zijn voor studenten in Brussel. Dat charter is toen ondertekend en vindt aansluiting bij heel wat beleidsbrieven. In het Regeerakkoord van de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie wordt trouwens een belangrijke paragraaf gewijd aan de vraag hoe Brussel meer kan worden uitgedragen als studentenstad. Nu, een jaar later, stellen we vast dat Br(ik een hernieuwde dynamiek op gang brengt met tal van wervende acties. Zo waren er de Open Kotdagen op 23 april 2012. Dat was een gigantisch succes met de helft meer bezoeken dan de jaren ervoor. JIM Kot Deluxe, een populair radioprogramma, heeft na Antwerpen, Leuven en Hasselt dit jaar voor Brussel gekozen. Jongeren kunnen daarmee een jaar lang gratis een kot winnen. Dat is een wervende actie. Aan ‘Brusseleir’ een stadsspel voor scholieren, nemen ongeveer 3.000 scholieren deel. Zo leren scholieren uit heel Vlaanderen Brussel op een toffe manier kennen. Als ze Brussel fijn vinden, kiezen ze misschien voor Brussel om er te studeren en – wie weet - zelfs te wonen en te werken. Verder is er de Grootste Kotfuif en binnenkort nog het grootste studentenstadsfeest dat life wordt gecoverd door Studio Brussel. Dat is onbetaalbare reclame. Brussel komt zo life in alle uithoeken van Vlaanderen terecht.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
366
Plenaire vergadering Nr. 10 (2011-2012) – 4 mei 2012
Last but not least is er een studentensportkaart op komst. Daarover had ik graag wat meer informatie. Ze zou recht geven op tal van interessante kortingen bij sportclubs. Kortom, tal van evenementen en acties die niet alleen in de media veel weerga kennen, maar ook het brede studentenpubliek aanspreken. Intussen blijven de noden groot en de nood aan overleg tussen de verschillende overheden belangrijk. Ik denk daarbij aan het gebrek aan betaalbare studentenkoten. We weten dat in Brussel veel minder studenten op kot zitten dan elders. Dat is slechts 30%, terwijl dat in andere steden als Antwerpen, Leuven of Gent gemakkelijk 70% is. Ik ken heel wat studenten die in Brussel studeren, maar in Leuven op kot zitten. Dat heeft te maken met de betaalbaarheid van koten en het imago van Brussel. Ook andere problemen zijn aan de orde, zoals het tekort aan fuifzalen. Het stond onlangs nog in de krant. Een studentenvereniging klaagde aan geen betaalbare zalen te vinden voor haar fuiven en studentenactiviteiten en zou naar andere steden uitwijken. Dat kan niet de bedoeling zijn. Na de New Deal heeft men nochtans niet stilgezeten. Als we zien wat Br(ik en andere partners allemaal organiseren, is het nu wachten op de verschillende overheden. Hoe staat het een jaar later met het overleg tussen de verschillende beleidsniveaus? De collegevoorzitter kondigde een campagne voor de promotie van het leerkrachtenberoep in Brussel aan. Welke doelgroepen heeft hij daarbij voor ogen? Welke stappen zijn al gezet? Als we meer studenten willen, moeten we ook voldoende leerkrachten kunnen werven. De studentensportkaart is een heel mooi initiatief. Studenten moeten in hun vrije tijd Brussel op een andere manier leren kennen en de brede waaier aan voorzieningen leren kennen. Die studentensportkaart kan daar zeker toe bijdragen. Welke partners werden hierbij betrokken? Kadert die studentensportkaart binnen de hervorming van de cultuurwaardebon naar de vrijetijdswaardebon of is dat een initiatief dat daar parallel naast loopt en er los van staat? De Vlaamse Gemeenschap heeft zich geëngageerd om op 5 jaar tijd 1000 nieuwe studentenkamers te creëren die onder het beheer van Br(ik zouden komen. Wordt de VGC daarbij betrokken? Ik bedoel dan zowel op het vlak van budgettaire als inhoudelijke ondersteuning: 1000 extra studentenkamers is niet niks. We moeten nadenken over de inplanting en de geografische spreiding ervan en over de partners – privépartners en andere – die we daarbij willen betrekken. Welke andere initiatieven wil de collegevoorzitter ontwikkelen om de beleidsintenties van de VGC, de stad Brussel en andere overheden, gemeenschappen en gewesten op elkaar af te stemmen? Het gaat dan onder meer over de studentenhuisvesting, maar ook over het gebrek aan fuifruimtes en de inspraak van studenten. Dat laatste is toch ook een verzuchting die in die New Deal naar voren is gekomen. In Leuven bijvoorbeeld zitten studenten mee in het overleg met de stad Leuven, maar in Brussel is het voor de studenten wat zoeken wie nu eigenlijk hun gesprekspartner is. De heer Fouad Ahidar.- Mevrouw Elke Roex kan hier vandaag jammer genoeg niet aanwezig zijn omdat ze de begrafenis van de vrouw van een collega bijwoont.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 10 (2011-2012) – 4 mei 2012
367
Ik richt me even tot mevrouw Bianca Debaets. Op 17 april 2012 heeft mevrouw Elke Roex geïnterpelleerd over deze problematiek in de commissie voor Huisvesting. Die zei toen dat er nog maar heel weinig was gebeurd. Blijkbaar is het in Brussel niet gemakkelijk om een oplossing te vinden voor de problematiek van de huisvesting van studenten. Ik lees even voor wat ik doorgespeeld kreeg van een collega: “Christos Doulkeridis benadrukt dat het debat over studentenhuisvesting nog vrij recent is en dat er tot nu toe nog maar weinig actie werd ondernomen, deels door het gebrek aan politieke wil om het probleem aan te pakken”. Tegelijkertijd is er het probleem van bepaalde gemeenten die weigeren plannen te maken om bijvoorbeeld een gezinswoning om te bouwen tot studentenkoten. Sommige gemeenten vrezen namelijk voor overlast en andere problemen. Er werd hier al gesproken over een label voor studentenhuisvesting. Dat label komt er nu nog niet. Het label roept veel vragen op over de instantie die het label uitwerkt, beheert, controleert en uitvoert. De heer Christos Doulkeridis meent ook dat er perverse effecten verbonden zijn aan het label voor studentenhuisvesting. Hij zegt dat hij bereid is na te denken over specifieke aandacht voor studentenwoningen en over een huisvestingscode zoals in Vlaanderen. Die huisvestingscode wordt momenteel herzien en er wordt ook een specifieke categorie ‘collectieve woning’ ingevoerd, wat eigenlijk ook een soort label inhoudt. Wat de discussie over veiligheid betreft bestaat er geen twijfel: de studenten moeten daarbij betrokken worden. Er is een probleem, dat moet worden aangepakt. Als ouders hebben we allemaal schrik. Zelf heb ik 5 kinderen. Als morgen één van mijn kinderen zegt dat hij of zij naar een stad buiten Brussel wil gaan, zullen we toch eerst nagaan hoe het gesteld is met de veiligheid, de betaalbaarheid, de netheid, de verbinding en omkadering. Dat zijn allemaal parameters. De kwaliteit van een school is zeer belangrijk. We hebben hier in Brussel kwalitatieve scholen, maar de veiligheid speelt ook een belangrijke rol. Wat de fuifzalen betreft, denk ik dat er geen gebrek is aan fuifzalen, maar wel aan betaalbare fuifzalen. Veel studenten kunnen het zich niet permitteren een fuif te organiseren. Zelfs voor de huur van een kleine zaal moeten ze minstens 1.000 euro neertellen en daarbovenop komt dan nog de verzekering, Sabam en allerlei bijkomende lasten. We moeten eens goed nadenken hoe we die studenten kunnen helpen, want ze hebben ook het recht te genieten. Studeren is goed, maar genieten is ook belangrijk. Mevrouw Els Ampe.- Ik wil even ingaan op de manier waarop jongeren vandaag Brussel als studentenstad kunnen terugvinden op het internet. Als ze nadenken over studeren in Brussel, gaan ze natuurlijk informatie opzoeken op het internet, bijvoorbeeld via Google. Als men in Google ‘studentenstad’ typt, komt men eigenaardig genoeg eerst ‘Antwerpen studentenstad’ tegen, niet meteen de meest bekende studentenstad. Daarna komen Brugge, Leuven en Turnhout. Op de eerste pagina met resultaten komt Brussel niet voor. Dat heeft natuurlijk ook te maken met het feit dat het hier eigenlijk een studentenregio is, een studentengewest. Er is meer dan één gemeente met hogescholen en universiteiten. Toch zou het interessant zijn om een hoge link te plaatsen in Google zodat studenten toch snel merken dat Brussel een studentenregio is. Ik zal die vraag dan ook stellen aan de bevoegde minister. Iets vergelijkbaars gebeurt als men Brussel aanvinkt op www.student.be. Alle informatie over Brussel is eigenaardig genoeg in het Frans. Bij andere steden als Antwerpen, Leuven en Gent staat alles in het Nederlands. Dat geeft al meteen de indruk dat Brussel een uitsluitend Franstalige stad is, wat natuurlijk niet klopt.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
368
Plenaire vergadering Nr. 10 (2011-2012) – 4 mei 2012
Als men gaat kijken op de site van het Brussels Gewest, www.brussel.irisnet.be, dan vindt men heel wat informatie terug over de studentenwoningen, waarover hier al gesproken werd, namelijk Quartier Latin en dergelijke. Die vindt men ook terug op de site van de stad Brussel. Maar men vindt echter heel weinig terug over de sfeer, het studentenleven, het imago en hoe fijn het hier wel is om te studeren. Ik kan getuigen dat Brussel een fantastische studentenstad is. Eens men er is, wil men er niet meer weg. Het probleem is echter vaak dat we mensen moeten overtuigen om in Brussel te komen studeren en hier op kot te gaan. Het is een veelgehoord vooroordeel dat een kot in Brussel enkel nadelen inhoudt. Er zijn natuurlijk problemen op het vlak van de veiligheid en de netheid, die we moeten aanpakken op het niveau van de politieraden. U mag niet vergeten dat ook het imago als studentenstad moet worden gepromoot. Op het fameuze studentenevenement Brussel 2.0 werd er gesproken over een teveel aan informatie. De studenten weten niet met welke overheid ze moeten spreken. Het zou bijvoorbeeld nuttig zijn indien ook de gemeenschapscentra meer informatie bezorgen aan de studentenpopulatie. Het is niet normaal dat heel veel studenten niet op de hoogte zijn van de activiteiten in de gemeenschapscentra. Ikzelf heb dat pas ontdekt toen ik kinderen had en in hun boekentas een heleboel informatie vond over de gemeenschapscentra. Studentenverenigingen organiseren veel activiteiten. Ze zouden dat perfect kunnen doen in de gemeenschapscentra. Zo leren de studenten ook het Vlaams leven in Brussel kennen. Ik wil het collegelid bevoegd voor de gemeenschapscentra dan ook oproepen om daar werk van te maken. De heer Fouad Ahidar had het over fuifzalen. Eigenlijk zijn er veel plaatsen waar kan worden gefuifd, bijvoorbeeld op de leegstaande plaatsen in de metro. Er zijn heel veel ondergrondse plaatsen die kunnen worden gebruikt. Op die manier is er veel minder lawaaioverlast. Ook die vraag zal ik stellen in het Brussels Parlement. Veel van de problemen moeten worden opgelost op het niveau van het gewest of op het niveau van de gemeenten. Ik kan de collegevoorzitter enkel veel geluk wensen met alles wat hij op dit moment onderneemt en de vruchtbare gesprekken met het gewest en de gemeenten, want in feite gaat hij hier al een beetje zijn bevoegdheid te buiten. Mevrouw Elke Van den Brandt. – We willen graag de grootste én de beste studentenstad zijn, heb ik gehoord. We zijn de grootste studentenstad. Er is geen enkele andere stad in dit land die meer studenten telt dan Brussel. Daarover bestaat geen twijfel. Dat is ook een goed bewaard geheim, want bijna niemand weet dat. Zijn we ook de beste? Ja en nee. Natuurlijk zijn wij de beste studentenstad van het land. Geen enkele stad heeft meer te bieden: meer cultuur, meer ontspanning, meer leven, meer échtheid en eigenzinnigheid. Iedere student die kiest voor Gent, Antwerpen of Leuven, mist een kans om een van de belangrijkste periodes in het leven door te brengen in de enige grootstad die België rijk is. We zijn de beste studentenstad van het land, maar we zijn niet de best mogelijke. We kunnen beter, veel beter. En wat beter kan, moet beter. Er is goed nieuws: we moeten het warm water niet uitvinden, dat hebben de studenten al gedaan. Exact een jaar geleden werd op het stadhuis een charter ondertekend met 4 concrete voorstellen om studentenstad Brussel beter te maken: één aanspreekpunt voor studentenaangelegenheden, een profiel als studentenstad, betaalbare huisvesting en degelijk
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 10 (2011-2012) – 4 mei 2012
369
openbaar vervoer. Dat zijn heel concrete eisen waarmee we Brussel als studentenstad beter naar voren kunnen brengen. Alle politieke fracties in de VGC hebben daar positief op gereageerd. Iedereen wil eraan meewerken. Vandaag, de 1e verjaardag van die New Deal, is een goed moment om terug te blikken en de stand van zaken te bespreken. De eis van ‘één aanspreekpunt’ is vrij herkenbaar. Mensen willen niet van hot naar her gestuurd worden in een bevoegdheidscarroussel, zoals ik het noem. Ze willen één keer een vraag stellen en daarop dan een antwoord krijgen. Wat het profiel als studentenstad betreft, denk ik dat Br(ik mooie stappen heeft gezet en mooie dingen heeft verwezenlijkt, maar ik had toch graag nog een stand van zaken gekregen van de collegevoorzitter. Over de huisvesting hebben we het hier al meermaals gehad. Brussel is een heel democratische studentenstad. Het profiel aan Brusselse hogescholen en universiteiten is heel verschillend in vergelijking met dat in andere studentensteden. Brussel trekt heel veel kansarme mensen aan: 4 keer zo veel dan het gemiddelde. Dat is een ongelooflijke kans, omdat we erin slagen mensen naar het hoger onderwijs te trekken die dat elders niet doen. Dan wordt huisvesting hyperbelangrijk, want de combinatie van weinig geld en dure huisvesting is erg moeilijk. We hebben op dat vlak natuurlijk veel ervaring. Ik denk dat Quartier Latin een heel mooi palmares kan voorleggen. We weten dat staatssecretaris Christos Doulkeridis plannen heeft om een sociaal verhuurkantoor om te vormen rond studentenhuisvesting. Ik heb hier vandaag ook heel wat gehoord over openbaar vervoer, fuifzalen, veiligheid enzovoort. Ik eindig waar ik daarstraks ben begonnen: zo wereldvreemd zijn de eisen niet. Eigenlijk willen we allemaal hetzelfde. Als we van Brussel een aantrekkelijkere studentenstad maken, zal Brussel tevens een aantrekkelijkere stad als geheel worden. De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.- Alle Brusselse studenten zullen tevreden zijn als ze horen dat het vandaag in de VGC nogmaals over hen ging en dat de bekommernis van de raadsleden groot is om het hen hier zo fijn mogelijk te maken. De hogere onderwijsinstellingen maken zich weer klaar om nieuwe studenten te verwelkomen. Promotiecampagnes in de media, infosessies, onthaaldagen, Open Kotdagen en dergelijke meer moeten de studenten helpen bij wat en waar ze gaan studeren. In Brussel vinden ze alvast een ruim aanbod aan Nederlandstalig hoger onderwijs in een uitzonderlijk kader. Brussel is immers niet enkel de grootste studentenstad van het land. Het is eveneens een veelzijdige en bruisende metropool. Net zoals in de plenaire vergadering van een aantal maanden geleden bevestig ik opnieuw dat de promotie van Brussel als studentenstad hoog op de agenda van het VGC-College staat. Als collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs engageer ik mij om de meerwaarde van Brussel als studentenstad te promoten en rekening te houden met de aspiraties die werden uitgedrukt in het New Deal-charter van de Brusselse studenten, weliswaar rekening houdend met de schaalgrootte van de VGC.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
370
Plenaire vergadering Nr. 10 (2011-2012) – 4 mei 2012
Mevrouw Bianca Debaets merkte in haar interpellatie op dat de mensen op het terrein niet hebben stilgezeten na de ondertekening van de New Deal. Op het niveau van de VGC hebben we ook niet stilgezeten. Op het vlak van overleg heeft de Vlaamse Gemeenschap enige tijd geleden aangekondigd een initiatief te zullen nemen om de verschillende overheden rond de tafel te brengen over de opvolging van het New Deal-charter, maar tot op heden is de VGC niet betrokken of uitgenodigd voor een dergelijk overleg. Wij proberen onze collega’s wel aan te sporen dit overleg verder te zetten. Op het niveau van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vond overleg plaats over een globale aanpak van de studentenhuisvesting en de promotie van het leerkrachtenberoep. Aan beide dossiers wordt ondertussen verder gewerkt. Op VGC-niveau wordt de promotiecampagne voor het leerkrachtenberoep momenteel voorbereid door de algemene directie Onderwijs en Vorming, het Onderwijscentrum Brussel en de studentenservicedesk Br(ik. Het betreft een communicatie- en informatietraject om te enthousiasmeren over het lesgeven in Brussel en tegelijk correct te informeren over alle verschillende aspecten van het lesgeven in Brussel. De huidige studenten lerarenopleiding in Brussel en de 16- tot 18-jarigen uit het Brussels Nederlandstalig secundair onderwijs zijn voor ons de prioritaire doelgroepen. We moeten deze doelgroepen warm proberen te maken met een doorgedreven campagne. In de communicatie zijn zogenaamde one shots nooit effectief. Er moet altijd worden herhaald. We moeten niet zo ver gaan om de pedagogische methode van de heer Émile Coué te volgen en altijd op dezelfde nagel blijven kloppen, maar regelmatige herhaling van de communicatie is het enige middel om die communicatie doeltreffend te maken. Het feit dat we hier al herhaaldelijk hebben gesproken over het belang dat we aan de studenten hechten, is zinvol om hen duidelijk te maken dat we met hen bezig zijn. Met de communicatie gericht op de 16- tot 18-jarigen moeten we tijdig starten. Vandaag hebben we een groep leerlingen van die leeftijdscategorie op bezoek. Aan hen en aan hun leeftijdsgenoten wil ik zeggen dat als ze tijd en zin hebben om te gaan lesgeven, dat ze dan niet moeten aarzelen en naar het pedagogisch hoger onderwijs moeten gaan. Er is werk verzekerd voor al wie afstudeert als leerkracht. Uit mijn ervaring als onderwijzer weet ik dat het een fantastische job is. Via Br(ik worden alle Brusselse instellingen voor hoger onderwijs betrokken. De bedoeling is om al een eerste keer naar buiten te komen met de campagne in juni 2012. Ook in het najaar zullen acties worden ondernomen met als hoofddoel de promotie en waardering van het leerkrachtenberoep in Brussel. De studentensportkaart is geen initiatief van het beleidsdomein Onderwijs, maar wel van Br(ik in samenwerking met alle Brusselse instellingen voor hoger onderwijs en de VGCSportdienst. Op dit moment wordt onderhandeld met de verschillende sportaanbieders over de aansluiting bij het initiatief. De bedoeling is om tot een kaart te komen waarmee studenten tegen een voordeeltarief kunnen gaan sporten. Die kaart heeft in principe niets te maken met de hervorming van de cultuurwaardebon. De VGC heeft werk gemaakt van studentencommunicatie. Dat blijkt uit de verschillende initiatieven die we in samenwerking met Br(ik hebben uitgewerkt. Ik denk hierbij aan de aanwezigheid van de VGC op de Open Kotdag van Br(ik vorig weekend, de Woontour op maat van studenten van volgende week, de ontwikkeling van een onthaalpakket voor
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 10 (2011-2012) – 4 mei 2012
371
nieuw studenten in de Nederlandstalige instellingen voor hoger onderwijs in Brussel en de promotie van vrijwilligerswerk via de website van Br(ik. Ook ik las in de meest recente beleidsbrief Brussel van Vlaams minister Pascal Smet dat de Vlaamse Gemeenschap in samenwerking met Br(ik in 5 jaar tijd 1000 extra studentenwooneenheden aan de reserve wil toevoegen. Dat is een initiatief dat we alleen maar kunnen toejuichen. Tot op heden is de VGC niet betrokken bij dit initiatief. Wanneer de vraag wordt gesteld, kan zeker worden bekeken op welke manier we dit inhoudelijk of communicatief kunnen ondersteunen. Om kwalitatief onderwijs te kunnen waarborgen heeft het Nederlandstalig onderwijs in Brussel nood aan extra leerkrachten. Daarom investeren we momenteel vanuit de algemene directie Onderwijs en Vorming van de VGC met de beperkte middelen die we hebben prioritair in de promotie van het leerkrachtenberoep en het lesgeven in Brussel én in het promoten van Brussel als studentenstad. Daardoor willen we extra leerkrachten werven en behouden voor het Brussels Nederlandstalig onderwijs. Op gewestelijk niveau wordt overlegd over studentenhuisvesting in aanwezigheid van studentenvertegenwoordigers. Ook de fuifruimtes, waarnaar de heer Fouad Ahidar vroeg, worden onder de loep genomen. De VGC-jeugddienst is bezig met een oplijsting van alle fuifzalen, die beschikbaar zal worden gemaakt op het jeugdportaal. Ikzelf ken tal van zalen. We hebben 22 gemeenschapscentra en tal van andere beschikbare plaatsen. Ik weet dat niet al die zalen geschikt zijn als fuifzalen, maar toch. Studenten moeten ook rekening houden met het feit dat niet iedereen graag verhuurt of zalen ter beschikking stelt aan studenten. Achteraf zien die zalen er soms nogal bekaaid uit. Al 15 jaar lang komt de vraag naar fuifzalen telkens terug. Dat heeft natuurlijk ook te maken met het feit dat er altijd nieuwe studenten zijn, die telkens opnieuw vragen waar de fuifzalen zijn. Omdat er heel wat zalen bestaan, gaat de VGC die oplijsten, zodat we die lijst kunnen boven halen telkens wanneer erom wordt gevraagd. Het klopt dat die zalen ook betaalbaar moeten zijn, maar een goede planning, organisatie en boekhouding maakt ook deel uit van het studentenleven. Mevrouw Bianca Debaets.- Dit antwoord toont toch wel aan dat het College heel wat initiatieven neemt en dat de collegevoorzitter deze kwestie ter harte neemt. Ik weet niet of de collegevoorzitter zelf nog veel fuift, maar er is wel degelijk een probleem met het aantal beschikbare fuifzalen. De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.- Is dit een uitnodiging? Mevrouw Bianca Debaets.- Ik durfde het niet zo expliciet te verwoorden, maar bij deze… De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.- Waar is dat feestje? (Vrolijkheid) Mevrouw Bianca Debaets.- Er bestaan inderdaad heel wat zalen, maar de gemeenschapscentra bijvoorbeeld zijn ’s avonds niet open. Rond 22.00 of 23.00 uur sluiten ze en dat is het moment dat de studentenfuiven nog moeten beginnen. We kunnen inderdaad eens bekijken of er met meer flexibele uren kan worden gewerkt. Fuiven beginnen maar om 1 uur ’s nachts.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
372
Plenaire vergadering Nr. 10 (2011-2012) – 4 mei 2012
De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.- De gepensioneerdenfeesten in het gemeenschapscentrum lopen soms uit tot na middernacht. Het is wel zo dat de zalen in de gemeenschapscentra meestal nogal klein zijn voor studentenfuiven. Mevrouw Bianca Debaets.- Dan spreken we nog niet over isolatie. De grote zalen die wel groot genoeg en geïsoleerd zijn, zijn dan weer vaak te duur. Als het College al enkele drempels kan wegnemen, dan zal er al voor een groot deel aan de vraag van studenten kunnen worden tegemoetgekomen. Terecht heeft de collegevoorzitter gezegd dat voldoende huisvesting en de promotiecampagne voor het aanwerven van leerkrachten het belangrijkste is. Hoe zal die promotiecampagne concreet verlopen? In juni zal een eerste actie starten. Is dat een mediacampagne of zal er worden gewerkt met getuigenissen in de scholen zelf ? De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.- Daar zijn we volop mee bezig. Zodra ik weet hoe de campagne praktisch zal worden uitgewerkt, zal mevrouw Bianca Debaets daarover de nodige informatie ontvangen. Mevrouw Bianca Debaets.- Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is bezig met studentenhuisvesting. Kan het College het idee van het sociaal verhuurkantoor voor studenten mee verdedigen? Ik denk dat zoiets heel wat eigenaars over de streep zou kunnen trekken. Zij voelen zich nu misschien geremd om kamers te verhuren door alle administratieve verplichtingen en de onzekere huurinkomsten. Samen met de bouw van nieuwe studentenkoten zouden we met een sociaal verhuurkantoor voor een groot deel tegemoet kunnen komen aan de noden van de studenten. We moeten verschillende wegen bewandelen. Ik zal het advies van de collegevoorzitter opvolgen en regelmatig op deze kwestie terugkomen. Ik zal op de nagel blijven kloppen en de collegevoorzitter binnen een paar maanden opnieuw ondervragen over dit thema. De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.- Ik kijk met belangstelling en ongeduld uit naar de uitnodiging van mevrouw Debaets. (Glimlachjes) De voorzitter.- Het Uitgebreid Bureau zal beslissen wanneer het debat kan plaatsvinden. De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.- U wil mee met mevrouw Debaets en mij? (Glimlachjes) – Het incident is gesloten. VRAAG OM UITLEG (R.v.O., art. 60) Onderwijsspiegel 2012 Mevrouw Elke Van den Brandt.- Zonet spraken we nog over de noodzaak aan meer scholen. Onze scholen moeten natuurlijk ook van hoge kwaliteit zijn en blijven. Ons onderwijs heeft een goede reputatie, maar we moeten die kwaliteit ook behouden. Elk jaar licht de onderwijsinspectie een aantal scholen door. Recent werd de Onderwijsspiegel 2012 gepubliceerd, het jaarlijkse rapport van de onderwijsinspectie. Het rapport bevat uiteraard geen gegevens over specifieke scholen of scholengroepen, maar er wordt
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 10 (2011-2012) – 4 mei 2012
373
wel een overzicht gegeven van algemene knelpunten. De knelpunten die dit jaar naar voor komen, zijn heel herkenbaar voor de Brusselse context. Een eerste knelpunt is het taalbeleid. In Brussel als meertalige stad is het nodig dat de scholen een beleid hebben over hoe ze met talen omgaan en wat ze met talen doen. De inspectie merkt op dat er redelijk weinig scholen met een taalbeleidsplan zijn. Hoeveel van de Brusselse scholen hebben een taalbeleidsplan? Op welke manier worden scholen begeleid in het opstellen én het opvolgen en evalueren van hun taalbeleid? Op welke manier worden scholengemeenschappen aangemoedigd om interne samenwerking op te zetten rond talenbeleid? Een ander knelpunt is het Gelijke Onderwijskansenbeleid (GOK). Heel veel Brusselse scholen hebben een hoog percentage GOK-leerlingen en moeten daar een beleid voor ontwikkelen. De inspectie zegt in haar rapport dat het GOK-beleid in het algemeen slecht wordt opgevolgd. Op welke manier worden Brusselse scholen begeleid om een GOK-beleid op te maken, op te volgen en te evalueren? Is er specifieke begeleiding voor scholen die een zwakke beoordeling kregen? De inspectie vindt immers dat er weinig wordt gedaan met de aanbevelingen. Op welke manier worden scholen begeleid om bij te sturen wanneer dat nodig is? Op welke manier werken scholen samen om te leren van elkaar? Op welke manier wordt er gecommuniceerd naar scholen, leerlingen en ouders over het GOK-beleid? De inspectie vindt immers ook dat er weinig wordt gecommuniceerd en dat is toch een heel belangrijk aspect van het schoolbeleid. Sinds ons elektronisch inschrijfsysteem hebben we een aantal gegevens over de thuistaal van leerlingen en gegevens of ze al dan niet tot de GOK-groep behoren. Dat zijn immers criteria voor de bepaling van de voorrang bij inschrijvingen. De inspectieverslagen wijzen er op dat het interessant is om leerlingen op te volgen. Welke schoolloopbaan maakt iemand vanaf de 1e kleuterklas door? In het verleden stelde ik al de vraag of er een verschil is tussen de schoolloopbaan van GOK-leerlingen, Nederlandstaligen, anderstaligen? Het is heel interessante informatie en kan helpen om eventueel bij te sturen. In het verleden waren die gegevens blijkbaar moeilijk te verkrijgen. Sinds 2 jaar zouden we die nu toch gemakkelijk moeten kunnen hebben. Op welke manier worden die gegevens in Brussel bijgehouden en gebruikt voor het opvolgen van leertrajecten? Kunnen we binnenkort een databestand hebben waarbij we de schoolloopbanen van jongeren kunnen opdelen, vergelijken en zien waar mensen uit de boot vallen en waar we dus kunnen bijsturen? De heer Fouad Ahidar.- Ik wil me aansluiten bij de vraag van mevrouw Elke Van den Brandt over het taalbeleid. Ik besteed veel aandacht aan de taalproblematiek. We moeten ervoor zorgen dat kinderen die voor het Nederlandstalig onderwijs kiezen, kunnen doorstromen naar de universiteit of hogere studies als ze die capaciteiten hebben en dat willen. Ik heb het gevoel dat het taalniveau niet zo goed is. Gisteren heb ik een groep jongeren – uit de richtingen Handel, Wetenschap en Kantoor – rondgeleid. Hoewel ik steeds in het Franstalig onderwijs heb gezeten, vind ik mijn Nederlands beter dan dat van die jongeren die in het Nederlandstalig onderwijs les volgen. Dat is een heel spijtige zaak. We moeten ervoor zorgen dat die jongeren tweetalig zijn, niet alleen om kassier te zijn in de GB, maar ook om te kunnen doorstromen naar de universiteit. Kassier is geen domme job en het is geen probleem als men dat wil, maar men moet op een bepaald moment de keuze hebben en men mag dat niet opgelegd krijgen omdat men de capaciteiten niet heeft. In dit parle-
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
374
Plenaire vergadering Nr. 10 (2011-2012) – 4 mei 2012
ment hebben we al vaak gezegd dat het Nederlands van de jongeren heel zwak is en dat is spijtig. De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.- De Onderwijsspiegel 2012 is een publicatie van de onderwijsinspectie van de Vlaamse Gemeenschap. De knelpunten die in dit rapport naar boven komen en de aanbevelingen voor het departement Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap en voor de scholen, zijn ons allen bekend. De belangrijkste zijn: beheersing van het Nederlands en 1, 2 of meerdere andere talen, efficiënte inzet van middelen voor een talenbeleid, resultaatgericht zijn, het uitbouwen van nascholingsprogramma’s voor leerkrachten, de responsabilisering van scholen en leerkrachten in en rond de school, het ontwikkelen van activiteiten rond Nederlands en taaldiversiteit. Het al dan niet hebben van een taalbeleidsplan zegt in realiteit overigens niet alles over de kwaliteit van het onderwijs en over het omgaan met taal en het benutten van verschillende talen in de klas. De onderwijsinspectie kijkt dan ook terecht naar heel wat andere aspecten, zoals de doelgerichtheid van de acties, de betrokkenheid van het team en de ontwikkelingsgerichte aanpak. Voor scholen in een Brusselse en grootstedelijke context is het van het grootste belang om de methodiek en ondersteuning van leerkrachten zo op te zetten dat taal, en de verscheidenheid van talen in de klassen, geen belemmering vormen voor de kansen van de kinderen, wel integendeel. Brusselse scholen zijn al jaren actief bezig rond taal. Ze krijgen ook veel ondersteuning van het Onderwijscentrum Brussel (OCB), vzw Voorrangsbeleid Brussel en het Brussels Ondersteuningspunt Secundair Onderwijs. We doen dat via die 3 instellingen, maar ook via de pedagogische begeleidingsdiensten is men al jaren bezig rond de ondersteuning van taalbeleid. Deze partners ondersteunen de scholen om doelgericht een beleid te ontwikkelen dat zorgt voor meer kansen voor kinderen: de grondige kennis van en het probleemloos omgaan met het Nederlands en de kennis van en de interesse voor andere talen. Ik wil daarover ook mijn eigen opvatting geven, al is die soms controversieel en denken andere daar anders over. Alles wat met taal en taalgebruik te maken heeft, zelfs in onze moeilijke context, kan nooit het voorwerp uitmaken van bestraffing. Dat werkt remmend op datgene wat bij taalverwerving nodig is: het spontaan gebruik van verschillende talen en in sommige omstandigheden zelfs van dialecten. Weinig andere scholen in een grootstedelijke context kunnen van een dergelijke professionele ondersteuning genieten. De collega’s van Antwerpen en Gent zijn vol bewondering voor de systemen die we daarvoor hebben ontwikkeld. Zowel op het niveau van de klas als op het niveau van de school wordt omgaan met taal als zeer belangrijk en cruciaal beschouwd in functie van het creëren van kansen. De VGC spaart kosten nog moeite om het naschoolse vormingsaanbod en de ondersteuning in de klassen voor leerkrachten zo breed en zo efficiënt mogelijk te maken. Collegelid Bruno De Lille doet er alles aan om het aanbod te vergroten zodat kinderen ook buiten de schoolmuren geconfronteerd worden met een Nederlandstalige omgeving. Het OCB organiseert zelf jaarlijks 25 vormingen voor 700 Brusselse leerkrachten en richt trajecten op in 92 van de 121 basisscholen in Brussel. Het maakt in al deze acties expliciet de link met het taalbeleid van de school in haar ondersteuningstrajecten en in haar vormingsaanbod.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 10 (2011-2012) – 4 mei 2012
375
Kortom, naast de inspanningen die de VGC levert op het vlak van capaciteit - de bakstenen voor nieuwe basisscholen - gaat het grootste deel van de VGC-onderwijsmiddelen naar de zorg voor kwaliteit. Het voeren van een adequaat taalbeleid maakt daarvan integraal deel uit. VRAGEN (R.v.O. art. 57) De komst van EAT vzw naar café Ter Linden in GC Essegem Mevrouw Annemie Maes.- Eind april startte EAT vzw met een café-restaurant in het Gemeenschapscentrum Essegem. EAT linkt werkgelegenheid in de sociale economie en opleiding aan eerlijke voeding met een vegetarisch aanbod. Die formule, bovendien ook nog eens gecombineerd met een gemeenschapscentrum, biedt een duidelijke meerwaarde en het zal u dan ook niet verbazen dat de komst naar Jette me ten zeerste verheugt. De verhuis komt er doordat Taverne Groot Eiland van EAT op 31 maart 2012 weg moest aan de Anspachlaan. De VGC zocht hiervoor een concrete oplossing. In die zin is de komst naar Jette minder een bewuste keuze dan wel een antwoord voor een acuut probleem. Zelf zie ik het vooral als een opportuniteit. EAT was in en rond het centrum goed aanwezig met Groot Eiland, Café ABC in het Huis van het Nederlands en Elan in de Vooruitgangsstraat. De verhuis naar Jette is een goede gelegenheid om te experimenteren met een meer decentraal gelegen locatie en met de combinatie sociaal restaurant – gemeenschapscentrum. Ik ben er me van bewust dat het geen eenvoudige opdracht is. Welke middelen worden ingezet om het project, dat ontstaan is als antwoord op een acuut probleem, op een positieve manier zoveel mogelijk slaagkansen te bieden? Welke rol speelt de VGC hierin? Wordt de komst naar Essegem ook gezien als een mogelijkheid om die kant van Brussel meer te bedienen met de traiteurdiensten van EAT? Gaan alle personeelsleden mee van de Anspachlaan naar Jette? Ik blijf dus regelmatig het belang van vegetarische voeding onder de aandacht brengen. De heer Bruno De Lille, collegelid.- Dit is een interessante vraag. Voor de realisatie van dit project proberen we zowel infrastructuurmiddelen vanuit cultuur te voorzien als financiële middelen vanuit onderwijs. Binnen de infrastructuur van GC Essegem wordt zowel de keuken als het café ter beschikking gesteld van EAT. Daardoor kan EAT met het café zijn publiekswerking voortzetten. Dat is een van hun belangrijke taken. De keuken kan onder andere ook worden ingezet voor de traiteurdienst. Zo kan EAT aan de mensen die bij hen een opleiding volgen een zo breed mogelijk pakket geven. Voor die terbeschikkingstelling hebben we een overeenkomst opgemaakt tussen de VGC, de vzw GC Essegem en de vzw EAT. De rol van de VGC binnen deze overeenkomst omvat naast de terbeschikkingstelling van de infrastructuur en de bijkomende keukenuitrusting ook de opvolging, de analyse en de analyse van de samenwerking met het GC. Binnen de VGC wordt door de directie Onderwijs en Vorming voor de periode 2011-2013 in 55.000 euro voorzien voor EAT, binnen de perken van de goedgekeurde begroting. De aanwezigheid van EAT betekent een uitbreiding van de dienstverlening van het GC naar het publiek ervan. Het niet goed functioneren van het café was een bezorgdheid die al een lange tijd leefde in het GC. We denken daar met deze samenwerking met EAT een goed antwoord op te geven.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
376
Plenaire vergadering Nr. 10 (2011-2012) – 4 mei 2012
De traiteurdienst wordt volledig verzorgd door EAT. Men heeft ook aangegeven die dienst vanuit het GC Essegem ten volle te willen inzetten. Niet alleen voor Jette zelf, maar misschien ook daarbuiten. Dat zijn we nu aan het onderzoeken. Door de ligging vergemakkelijkt dat natuurlijk ook de service naar de noordoostkant van Brussel. Daarbuiten situeert de specifieke bijdrage van de organisatie zich in het aanbieden van een werkervaringstraject gekoppeld aan een leertraject met het oog op de maximale doorstroming van de deelnemers naar de arbeidsmarkt, met name de horecasector. Dat vinden wij sowieso belangrijk. Door het aanbieden van de nieuwe locatie zijn de personeelsleden van de Taverne Groot Eiland behouden. EAT zal de volledige personeelsploeg inzetten voor de werking in het GC Essegem. Mevrouw Annemie Maes.- Ik heb al van de kunsten van EAT kunnen genieten op de opening van het artiestenparcours in Jette waar EAT de receptie verzorgde. Ik hoop dat zij voldoende kansen krijgen. Het is een zeer goed project, zowel op vlak van sociale economie als op vlak van eerlijke voeding. Ik vind het zeer goed dat de VGC dit project verder een kans geeft. We hopen dat er voldoende ruchtbaarheid wordt aan gegeven zodat EAT zich verder kan ontwikkelen in het noordwesten van Brussel. Ik zal er zeker regelmatig binnenspringen om hen te steunen. Het Plan voor het Kind en de Jongere 2010-2020 De heer Fouad Ahidar.- Enkele weken geleden vroeg ik minister-president Charles Picqué naar de stand van zaken rond het Plan voor het Kind en de Jongere 2010-2020. Zoals geweten staat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor immense uitdagingen om de verjonging van Brussel in goede banen te leiden. Ik vind het dan ook betreurenswaardig dat er van dit belangrijke plan nog steeds geen letter op papier staat, ook al was het een van de prioriteiten van de Brusselse hoofdstedelijke Regering. In zijn antwoord op mijn vraag wees de minister-president naar een Interministeriële Conferentie die moet instaan voor de coördinatie van de beleidsinitiatieven in het kader van dit plan. Voorts meldde hij dat er in juni 2011 een werkgroep werd opgestart die zich bezighoudt met jongerenzaken. Het collegelid is daarvan covoorzitter, naast mevrouw Evelyne Huytebroeck. Eind april 2012 zou de werkgroep een nota voorleggen met een stand van zaken. Minister-president Charles Picqué gaf ook nog mee dat er beslist is prioritair aandacht te besteden aan 2 thema’s, namelijk de participatie van jongeren en het gedeelde gebruik van de openbare ruimte. Over een specifieke timing voor de totstandkoming van betrokken plan bleef de minister-president helaas eerder vaag. Over welke Interministeriële Conferentie heeft minister-president Charles Picqué het en welke overheden zijn daarin vertegenwoordigd? Welke onderwerpen kwamen aan bod in de werkgroep? Welke concrete maatregelen werden al getroffen? Hoe gebeurt de afstemming met het Jeugdbeleidsplan 2011-2015 van de VGC? Blijkbaar is dat beleidsplan al goedgekeurd, terwijl er nog aan zou worden gewerkt. Klopt dit? Hoe zal het collegelid een en ander afstemmen met de Vlaamse Gemeenschap? Kan het collegelid de nota van de werkgroep aan onze Raad bezorgen? Welke timing heeft hij voor ogen voor de totstandkoming van het Plan voor het Kind en de Jongere 2010-2020?
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 10 (2011-2012) – 4 mei 2012
377
De heer Bruno de Lille, collegelid.- De Brusselse Hoofdstedelijke Regering en de Colleges van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, de Vlaamse Gemeenschapscommissie en de Franse Gemeenschapscommissie hebben het initiatief genomen om een Brusselse Interministeriële Conferentie Welzijn-Gezondheid op te richten. Er werd afgesproken om de werkzaamheden ervan toe te spitsen op 2 uitdagingen, zoals de heer Charles Picqué al heeft aangegeven, met name de dualisering van de maatschappij en de bevolkingsexplosie. Er werd tevens beslist om binnen het thema van de bevolkingsexplosie ook een werkgroep op te richten die werkt rond jeugd en vrije tijd en die wordt voorgezeten door Brussels minister Evelyne Huytebroeck en mezelf. Het kader werd door de minister-president al uitvoerig toegelicht aan de heer Fouad Ahidar. De afbakening van de werkgroep rond het thema jeugd en vrije tijd laat geen integrale aanpak met betrekking tot het jeugdbeleid toe. Het jeugdbeleid is immers een bij uitstek transversaal thema. Binnen de Interministeriële Conferentie worden ook in het kader van de andere werkgroepen thema’s aangekaart die een rechtstreekse impact hebben op het leven en welzijn van kinderen en jongeren. Ik denk hierbij onder andere aan kinderopvang, onderwijs, gezondheid, huisvesting en tewerkstelling. Ik vind deze versnippering over werkgroepen eigenlijk jammer, maar de afwezigheid van een competentie Jeugd op gewestelijk niveau is hieraan natuurlijk niet vreemd. Mocht deze competentie op gewestelijk niveau wel bestaan, ik zou ze met veel enthousiasme aannemen. Het is net door de afwezigheid van deze bevoegdheid op gewestelijk niveau dat wij in de werkgroep hebben beslist om prioritair in te zetten op beleidsparticipatie en op het gebruik van openbare ruimte. Het vrijetijdsbeleid wordt als gemeenschapsbevoegdheid in grote mate ingevuld door de Gemeenschappen in Brussel, in samenwerking met de gemeenten. De focus op de 2 thema’s is ingegeven door het feit dat we daar net op het gewestelijke niveau het verschil kunnen maken. Met dit akkoord hebben minister Evelyne Huytebroeck en ik nu de mogelijkheid om tijdens de komende maanden concrete voorstellen op het gewestelijke niveau voor te leggen en ze verder te concretiseren. Een Plan voor het Kind en de Jongere kan immers pas succesvol zijn als er sprake is van een kader en van voldoende inspraak van en opvolging door de jeugd zelf. Dat is ook een van de redenen waarom ik samen met minister Evelyne Huytebroeck het project Het Werkt - Ca Marche steun en aan samenwerking binnen het jeugdwerk alle steun wil bieden. Binnen het Vlaamse jeugdbeleid is de verankering van inspraak en participatie al jaren een van de uitgangspunten. Door in te zetten op beleidsparticipatie van kinderen en jongeren op gewestelijk niveau, hoop ik dit ook hier als een evidentie te verankeren, waarop in de toekomst kan verder gebouwd worden. Door de jongeren mee aan tafel te krijgen als partner kunnen zij niet langer genegeerd worden. De afstemming met het VGC-Jeugdbeleidsplan is een feit, aangezien beide thema’s expliciet als uitdagingen geformuleerd staan in ons Jeugdbeleidsplan. Belangrijke sleutels voor de uitvoering ervan liggen ook op gewestelijk niveau. Aangezien we inzetten op expliciet gewestelijke thema’s, is er voorlopig geen behoefte aan afstemming met de Vlaamse Gemeenschap. Op informeel niveau is er natuurlijk wel voortdurend contact tussen mijn kabinet en het kabinet van de Vlaamse minister bevoegd voor Jeugd.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
378
Plenaire vergadering Nr. 10 (2011-2012) – 4 mei 2012
De opmaak van geïntegreerde beleidsplannen binnen Brussel is zeker geen evidentie. De aanpak van het armoedebeleid toont dit aan. Zelfs op Vlaams niveau, waar het aantal bestuursniveaus toch eenvoudiger ligt, is de opmaak van armoede- en jeugdbeleidsplannen geen sinecure. De totstandkoming van het Plan voor het Kind en de Jongere is geen eenvoudige zaak. Het plan zal dan ook niet gerealiseerd worden binnen de werkgroep alleen, maar ook door de afstemming van de voorstellen van alle werkgroepen binnen de Interministeriële Conferentie. Ik vermoed dat de heer Charles Picqué ook in deze zin heeft geantwoord aan de heer Fouad Ahidar. Ik wil de uitdagingen in de komende maanden verder concretiseren, om vervolgens in samenwerking met de andere kabinetten hierop verder te bouwen, in samenspraak met de Brusselse jeugd. Ik zal minister Evelyne Huytebroeck eens polsen over de vraag over de bezorging van de nota van de werkgroep rond jeugd en vrije tijd aan de VGC-raadsleden. Het gaat hier om een gezamenlijk voorbereid document. De documenten die besproken zijn op Interministeriële Conferentie, maken weliswaar deel uit van interne nota’s aan de gewestregering, maar het is eigenlijk niet gebruikelijk dat deze worden verdeeld. Ik kan niet garanderen dat we die nota in de VGC-Raad zullen kunnen uitdelen. De heer Fouad Ahidar.- Als het collegelid zegt dat er geen afstemming nodig is tussen het VGC-beleid en het Plan voor het Kind en de Jongere 2010-2020, dan hebben we die nota niet nodig. Maar als dit plan wél gevolgen zou hebben voor onze beleidsnota, dan is het essentieel dat we over de nota van de werkgroep kunnen beschikken. De heer Bruno De Lille, collegelid.- Er is sprake van een misverstand: er is geen overleg met de Vlaamse Gemeenschap, maar de Vlaamse Gemeenschapscommissie is een van de leden van die Interministeriële Conferentie, dus wordt een en ander wel afgestemd met het beleid dat wij binnen de VGC voeren. De voorzitter.- Bij afwezigheid van de heer Jef Van Damme wordt diens vraag over het erfgoedbeleid in Brussel conform ons reglement omgezet in een schriftelijke vraag. – De vergadering wordt gesloten om 11.41 uur. – De Raad gaat tot nadere bijeenroeping uiteen.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 10 (2011-2012) – 4 mei 2012
379
BIJLAGEN 1. Ingekomen stukken – Rekening van de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie voor het dienstjaar 2011 en Rekening van het Reservefonds. Doorverwezen naar de Commissie voor Algemene Zaken, Financiën, Begroting en Media Verslagen – Indiening – Verslag uitgebracht door de heer Walter Vandenbossche namens de Commissie voor Algemene Zaken, Financiën, Begroting en Media over het ontwerp van verordening houdende vaststelling van de begrotingswijziging 1 en A voor het dienstjaar 2012 – Stuk 6A (2011-2012) – Nr. 3 – Verslag uitgebracht door mevrouw Elke Roex en de heer Paul Delva namens de Samenwerkingscommissie VGC – Vlaamse volksvertegenwoordigers verkozen in het Brussels hoofdstedelijk gewest – Stuk 478 (2011-2012) – Nr. 1 – Verslag uitgebracht namens de Commissie voor Algemene Zaken, Financiën, Begroting en Media van dinsdag 17 april 2012 – Stuk 479 (2011-2012) – Nr. 1 – Verslag uitgebracht namens de Commissie voor Onderwijs en Vorming van dinsdag 17 april 2012 – Stuk 480 (2011-2012) – Nr. 1 – Verslag uitgebracht door de heer Walter Vandenbossche namens de Commissie voor Algemene Zaken, Financiën, Begroting en Media over de Rekening van de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie voor het dienstjaar 2011 en Rekening van het Reservefonds. Schriftelijke vragen – Indiening Schriftelijke vragen werden ingediend door mevrouwen Carla Dejonghe en Greet Van Linter. 2. Mededelingen van het secretariaat – Commissievergaderingen Besloten Commissie voor Algemene Zaken, Financiën, Begroting en Media van woensdag 2 mei 2012 – Rekening van de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie voor het dienstjaar 2011 en Rekening van het Reservefonds. Benoeming van een verslaggever, toelichting, bespreking en stemmingen. De heer Walter Vandenbossche wordt aangeduid als verslaggever. Hebben aan de Commissiewerkzaamheden deelgenomen: Vaste leden: de heer Jean-Luc Vanraes, voorzitter, de heer Fouad Ahidar, mevrouw Annemie Maes, ondervoorzitter, de heer Walter Vandenbossche Plaatsvervanger: mevrouw Greet Van Linter Ander lid: mevrouw Elke Roex
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
380
Plenaire vergadering Nr. 10 (2011-2012) – 4 mei 2012
Commissie voor Algemene Zaken, Financiën, Begroting en Media van woensdag 2 mei 2012 – Ontwerp van verordening houdende verordening houdende vaststelling van begrotingswijziging 1 en A voor het dienstjaar 2012 – Stuk 6A (2011-2012) - Nr. 1 Benoeming van een verslaggever, algemene bespreking, artikelsgewijze bespreking en stemmingen en stemming over het geheel. De heer Walter Vandenbossche wordt aangeduid als verslaggever. Hebben aan de werkzaamheden deelgenomen: Vaste leden:de heer Jean-Luc Vanraes, voorzitter, de heer Fouad Ahidar, mevrouw Annemie Maes, de heer Walter Vandenbossche Plaatsvervangers: de heer René Coppens, mevrouwen Elke Van den Brandt, Greet Van Linter Ander lid: mevrouw Elke Roex
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 10 (2011-2012) – 4 mei 2012
381
TREFWOORDENREGISTER Interpellatie Zie New Deal voor studenten in Brussel en de aantrekkelijkheid van Brussel als studen tenstad Komst EAT vzw naar café Ter Linden in GC Essegem, blz. 375 New Deal voor studenten in Brussel en de aantrekkelijkheid van Brussel als studentenstad, blz. 365 Onderwijsspiegel 2012, blz. 372 Ontwerp van verordening begrotingswijziging 2012 Bespreking, blz. 353 Stemming, blz. 363 Plan voor het Kind en de Jongere 2010-2020, blz. 376 Vraag Zie Komst EAT vzw naar café Ter Linden in GC Essegem Plan voor het Kind en de Jongere 2010-2020 Vraag om uitleg Zie Onderwijsspiegel 2012
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE