STUK 556 (2014-2015) – Nr.1
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD
ZITTING 2014-2015
4 MAART 2015
VRAGEN OM UITLEG Commissie voor Welzijn, Gezondheid en Gezin van woensdag 4 maart 2015
INTEGRAAL VERSLAG
Hebben aan de werkzaamheden deelgenomen: Vaste leden: mevrouw Liesbet Dhaene, voorzitter, mevrouw Elke Roex, de heer Arnaud Verstraete Verontschuldigd: mevrouw Brigitte Grouwels, mevrouw Khadija Zamouri
1323
-2INHOUD
1. Berichten van verhindering 2. Vragen om uitleg (R.v.O., art. 60) -
Vraag om uitleg van mevrouw Elke Roex aan mevrouw Bianca Debaets, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin en Gelijke Kansen, betreffende ‘plannen rond structurele samenwerking ondersteuningsorganisaties’
-
Vraag om uitleg van de heer Arnaud Verstraete aan mevrouw Bianca Debaets, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin en Gelijke Kansen over de ondersteuning van de mantelzorgers
-31. Berichten van verhindering Mevrouw Brigitte Grouwels en mevrouw Khadija Zamouri zijn verontschuldigd voor deze vergadering.
2. Vragen om uitleg (R.v.O., art. 60) Vraag om uitleg van mevrouw Elke Roex aan mevrouw Bianca Debaets, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin en Gelijke Kansen, betreffende ‘plannen rond structurele samenwerking ondersteuningsorganisaties’ Mevrouw Elke Roex (sp.a): Vandaag bestaat het Nederlandstalige welzijns- en gezondheidslandschap in Brussel uit heel wat ondersteuningsorganisaties in kleine en middelgrote vzw's. Daaronder rekenen we onder meer: de Brusselse Welzijns- en GezondheidsRaad (BWR), met daaronder de Brusselse Ondersteuning Dienstencentra (BOD), het Brussels Regionaal Overleg Gehandicaptenzorg (BROG) en het Regionaal Overleg Thuislozen Brussel (ROTB). Het Kenniscentrum Woonzorg Brussel, het Brussels Platform Armoedebestrijding, het Huis voor Gezondheid en de Brusselse Ondersteuning Thuiszorg (BOT). De huidige versnippering van ondersteuningsorganisaties is zowel vanuit bestuurlijk als inhoudelijk oogpunt soms weinig werkbaar. Veel tijd gaat verloren in overlappende overlegmomenten. In het Bestuursakkoord benadrukken we de nood aan netwerking en meer samenhang. Een structurele samenwerking zou moeten leiden tot een sterk netwerk van gezondheids- en welzijnsvoorzieningen. Bij de betrokken organisaties hebben deze plannen wel geleid tot wat ongerustheid over de toekomst. Vragen worden gesteld over de aard van de samenwerking: zal het een doorgedreven structurele samenwerking zijn of een fusie ‘as such’? Het is broodnodig om wat klaarheid te scheppen rond de stand van zaken van deze samenwerkingsbeweging. Hoe ziet u de structurele samenwerking tussen de genoemde organisaties? Wat is het stappenplan om te komen tot de samenwerking? Wie voert de gesprekken met de betrokken organisaties? Welk tijdspad wordt daarbij voorzien? Is er overleg met Vlaams minister Sven Gatz over de betrokkenheid van het Huis voor Gezondheid en het Kenniscentrum Woonzorg Brussel? Collegelid Bianca Debaets: Het Bestuursakkoord 2014-2019 van de VGC stelt duidelijk dat er een hervorming nodig is van de ondersteuningsstructuren in hun huidige vorm: minder planlast en meer synergie. Ik denk te kunnen stellen dat er over de noodzaak van deze hervorming, in het belang van zowel de eerstelijnsorganisaties als van de ondersteuningsstructuren zelf, een consensus heerst.
-4Om dit proces correct te kunnen opstarten zijn er eerste aftastende bilaterale gesprekken gevoerd met de BWR, het Kenniscentrum Woonzorg Brussel en het Huis voor Gezondheid. Deze maand zal de VGC-administratie verder overleg hebben met hen. Deze gesprekken dienen vooral om te luisteren naar de ideeën en suggesties van de organisaties over synergieën en/of nieuwe richtingen die zij zelf vooropstellen. Het is zeker niet de bedoeling om top-down te werken. Op basis van deze informatie zal de VGC verder afstemmen met de andere stakeholders. U geeft terecht aan dat zowel het Huis voor Gezondheid als het Kenniscentrum Woonzorg eveneens subsidies ontvangen van de Vlaamse minister bevoegd voor Brussel. De BWR ontvangt via de VGC ook een subsidie van de Vlaamse minister bevoegd voor Welzijn. Zij zijn eveneens betrokken bij deze gesprekken. Wat betreft de timing is het misschien wat voorbarig om nu al uitspraken te doen. De convenanten met de VGC van zowel de BWR als van het Huis voor Gezondheid lopen af eind 2015. Tegen de zomer wil ik een duidelijk zicht hebben op deze hervorming. Mevrouw Elke Roex (sp.a): Ik zou graag willen weten of er ook een bevraging is van de basis: de organisaties die werkzaam zijn op het terrein. Het is niet alleen belangrijk om de ondersteuningsorganisaties te horen, maar evenzeer diegene die actief zijn op het terrein. Bent u echt van plan om het drieluik ‘belangenbehartiging–ondersteuning–overleg’ aan te houden als taak van die nieuwe ondersteuningsorganisatie? Collegelid Bianca Debaets: Al die opdrachten zijn belangrijk. Maar we moeten dubbel werk vermijden. Dat is 1 van de uitgangspunten van het regeerakkoord. Bijvoorbeeld het luik advies: hiervoor zijn er adviesraden, maar ook de ondersteuningsstructuur doet dat. Vaak zijn dat dezelfde mensen. Dat moet uitgeklaard worden. Maar beleidsondersteuning en begeleiding van de sector blijven belangrijke opdrachten. -
Het incident is gesloten.
***
Vraag om uitleg van de heer Arnaud Verstraete aan mevrouw Bianca Debaets, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin en Gelijke Kansen over de ondersteuning van de mantelzorgers De heer Arnaud Verstraete (Groen): De mantelzorger is een niet-professionele zorgverlener die gratis en op regelmatige basis zorgt voor een zorgbehoevende persoon. Er is een sociale, familiale en/of affectieve band tussen beiden. De mantelzorg vindt plaats in de vertrouwde omgeving van de zorgbehoevende persoon, waardoor hij of zij langer thuis kan verzorgd worden. Meestal kiezen beiden voor deze zorgrelatie; de verzorgde persoon omdat hij erom verzoekt, de mantelzorger uit vrije wil, liefde, verantwoordelijkheids- of plichtsgevoel. Het is echter bekend dat sommigen beroep moeten doen op mantelzorg omdat er onvoldoende professionele thuisopvang en/of verblijfsstructuren voorhanden zijn, wat in een samenleving als de onze onaanvaardbaar is. Ook voor de mantelzorgers is de situatie niet altijd ideaal. Soms moeten zij hun beroepsloopbaan onderbreken en zien zij af van een actief sociaal en
-5cultureel leven. Hierdoor dreigt ook sociaal isolement. Talrijke onderzoeken en getuigenissen maken duidelijk dat we vandaag niet langer kunnen voorbijgaan aan hun moeilijke situatie. Met hoeveel liefde je ook zorgt voor een persoon, soms is je draagkracht op. Diverse overheden hebben de mond vol van ‘vermaatschappelijking van zorg’. Dit betekent dat elke burger het recht of de plicht heeft om zorg op te nemen voor buren, vrienden, kennissen, familie, … Op zich is dit een positieve tendens. De valkuil is echter dat er verdoken besparingsoperaties kunnen achter zitten. Namelijk eerst de gratis mantelzorg inschakelen en dan pas aanvullend professionele hulp krijgen. Mantelzorg stimuleren mag niet ten koste gaan van de draagkracht van de mantelzorgers, of van hun sociale rechten. Op een colloquium ‘Focus op mantelzorg’, georganiseerd door actoren zoals het Huis voor Gezondheid, het Kenniscentrum Woonzorg en het Instituut voor Gezinswetenschappen, in mei vorig jaar, werd ingegaan op de situatie van de mantelzorg in het Brussels hoofdstedelijk gewest. De vraagzijde geeft volgend beeld: de meerderheid van personen met een handicap wonen thuis en hebben zorg nodig voor dagelijkse activiteiten. Er zijn 51.000 ouderen ouder dan 80 jaar en 9 op de 10 van de ouderen wonen thuis. Het gaat ook over een kwetsbare groep, zowel sociaal als financieel. Wat de aanbodzijde betreft, bleken er wel gefragmenteerde onderzoeken te bestaan, maar geen algemeen onderzoek over de situatie in Brussel. Volgens een oude enquête zou 10 % van de Brusselaars aan mantelzorg doen. De 4 Brusselse mantelzorgverenigingen hebben vandaag ongeveer 1.200 leden. Op het colloquium kwamen een aantal knelpunten aan bod. De draagkracht en draaglast zijn niet in balans. Er is een grote emotionele belasting, zeker bij inwonende mantelzorgers. Verder zijn er onaangepaste omstandigheden zoals slechte huisvesting om zorg te verlenen. Mantelzorgers hebben het moeilijk om professionele hulp in te schakelen: er is te weinig aanbod, de wachtlijsten zijn vaak lang. Maar soms is het aanbod ook onvoldoende gekend. En tot slot: de ondersteuning voor de mantelzorger is te weinig uitgebouwd of te weinig gekend. In het bestuursakkoord van de VGC heb ik weinig teruggevonden over mantelzorg. We lezen dat vrijwilligerswerk een belangrijke pijler is in een zorgzame en participatieve samenleving. En dat de VGC zal investeren in een aanpak op maat van de individuele zorg- of hulpvrager en zal streven dat deze zo lang mogelijk en zo zelfstandig mogelijk in de eigen thuisomgeving kan blijven of ernaar kan terugkeren. En daarmee moeten de mantelzorgers het mee stellen, of niet? Dat is de vraag van vandaag! De rel die de Federale Regering heeft veroorzaakt door het afschaffen van het recht op vrijstelling om sociale en familiale redenen voor werkzoekenden brengt de problematiek van de mantelzorger opnieuw naar voor. Ik heb volgende vragen voor u. Het blijkt dat er nog te weinig kennis is van de mantelzorg in het Brussels hoofdstedelijk gewest. ‘Meten om te weten’ is een titel van een hoofdstuk in het VGC-Bestuursakkoord. Voorziet u een onderzoek naar de situatie van de mantelzorgers? In het Masterplan Woonzorg Brussel 2014-2020 worden er verschillende actiepunten voorzien om de informele zorgdragers te helpen. Ik som er enkele op: - het ondersteunen van projecten voor informele buurtzorgnetwerken evenals het opstarten hiervan; - een vormingstraject op maat;
-6-
aandacht voor omkadering en ondersteuning van de mantelzorgers door de professionelen; taal- en culturele diversiteit integreren in het ondersteuningsaanbod voor de mantelzorger; meer samenwerking tussen de informele en formele zorg.
Welke voorgestelde acties zal het College ondersteunen en op welke manier? Ziet het College nog andere zinvolle mogelijkheden om de mantelzorg te ondersteunen? Collegelid Bianca Debaets: Om uw laatste vraag te beantwoorden: een nieuwe studie in verband met de mantelzorgers in Brussel is vandaag niet aan de orde. Hun situatie werd de afgelopen jaren reeds onderzocht in het kader van een aantal initiatieven. Ik zal ze kort overlopen: - in 2011 voerde het Kenniscentrum Mantelzorg, met steun van de VGC, een vooronderzoek uit naar Nederlandstalige mantelzorg in Brussel; - een jaar later, in 2012, was er het behoefteonderzoek van het Kenniscentrum Woonzorg Brussel waarbij er extra aandacht was voor de Brusselse mantelzorger, ondermeer door focusgroepen van mantelzorgers; - in 2013 werd, in opdracht van de GGC, een bevraging georganiseerd door het Huis van Gezondheid en Aidants Proches bij lokale dienstencentra, de mutualiteiten, het BROG, koepelorganisaties voor mensen met een chronische ziekte of een bepaalde handicap, de thuiszorgdiensten, een aantal dagverzorgingscentra en andere organisaties die in aanraking komen met mantelzorgers; - in het kader van het lopende zorgproeftuinproject ‘Actief Zorgzame Buurt’ dat gecoördineerd wordt door het Kenniscentrum Woonzorg, wordt in Brussel een testpopulatie opgebouwd van 200 ouderen. Er zijn er 100 per wijk: De Brabantwijk in Schaarbeek en de Jacht/Jourdan in Etterbeek. Ook hun directe omgeving maakt deel uit van de proeftuin. Het gaat dan om mantelzorgers, buren en professionelen. Wat uw vraag naar ondersteuning van de mantelzorg in Brussel betreft, kan ik u melden dat deze enerzijds door de verenigingen voor gebruikers en mantelzorgers wordt opgenomen en anderzijds door de regionale dienstencentra. De ondersteuning van de verenigingen voor gebruikers en mantelzorgers in Brussel gebeurt door de 6 verenigingen voor gebruikers en mantelzorgers die erkend zijn door het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid en werken voor Vlaanderen en Brussel. Voor 2015 ontvangt elk van deze verenigingen een subsidie-enveloppe van 101.766,06 euro. Het lidmaatschap is gratis. Het gaat om het Steunpunt Mantelzorg, Liever Thuis, Ziekenzorg, Ons Zorgnetwerk, Okra-Zorgrecht en S’Plus Mantelzorg. In Brussel zijn er 2 regionale dienstencentra: Iris Thuiszorg, gelinkt aan de Christelijke Mutualiteit, en Regionaal Dienstencentrum Thuiszorgcentrum, gelinkt aan de socialistische mutualiteit. Zij richten zich vooral tot mantelzorgers en vrijwilligers in de ouderenzorg. Ze bieden hen informatie, vorming, advies en ondersteuning om hun taken zo goed mogelijk uit te voeren. De subsidie-enveloppe van de Vlaamse Gemeenschap voor de regionale dienstencentra voor het jaar 2015 bedraagt 26.032,90 euro. Wat eventuele nieuwe initiatieven betreft, heeft het Huis voor Gezondheid een belangrijke signaalfunctie, omdat zij aan Nederlandstalige zijde de trekker is van het overlegplatform mantelzorg in Brussel, binnen de GGC. U hoeft er niet aan te twijfelen dat zij tijdens het
-7structureel overleg met de VGC eventuele ondersteuningsnoden onder onze aandacht brengen. In functie van hun vragen wordt er telkens zeer zorgvuldig nagekeken wat haalbaar is, rekening houdend met de bevoegdheden van de VGC. De heer Arnaud Verstraete (Groen): Als ik het goed begrepen heb komen de subsidies voor de ondersteuningsverenigingen en voor de regionale dienstencentra van de Vlaamse gemeenschap en niet van de VGC. Ik had graag willen weten hoe zich dat verhoudt tot het Masterplan Woonzorg. U hebt verwezen naar een aantal onderzoeken uit het verleden die de behoeften in kaart gebracht hebben, waaruit een aantal conclusies getrokken zijn. U hebt gesproken over subsidies, maar het is mij niet helemaal duidelijk wie wat doet en of het over nieuwe of bestaande activiteiten gaat. Concreet vraag ik mij af of het Woonzorgplan al is opgestart. Indien dat niet zo is, wat zal u doen om het plan op te starten? Collegelid Bianca Debaets: Het klopt dat de financiering voor de ondersteuning komt van de Vlaamse gemeenschap. De VGC geeft wel een beperkte subsidie aan de regionale dienstencentra van ongeveer 3.000 euro als aanvulling op de bijdragen voor DAC-ers. Het Masterplan Woonzorg is een advies dat nog bekrachtigd moet worden door de Vlaamse overheid. Het is dus nog te vroeg om nu al te zeggen wat er mee zal gebeuren. Wij zullen eind deze maand met de 6 verenigingen overleggen om te zien hoe we het best op hun noden kunnen inspelen. Verder is het wachten op de beleidsnota, waarin de lijnen voor de toekomst worden uitgetekend. -
Het incident is gesloten.
_________