Tien Eeuwen Eyiandt Flielandt Orgaan van de Cultuurhistorische Vereniging Eyiandt Flielandt
De laatste kapltelns op de Kaap Hoornvaart van de Nederlandse Groote Zellvaart kwamen alien van de Friesche Ellanden
IJstochten, deel 1
Boekbespreking
Nieuwjaarswens
16e jaargang, nr. 4, december 2006
Uitgave van de Cultuur Historische "Eylandt Flielandt" Zestiende jaargang, nummer 4 December 2006 Het blad verschijnt 3x per jaar, exclusief een jaarlijks
Vereniging
themanummer
Lidmaatschap € 12,= per jaar; buiten Vlieland € 14,= per jaar Bankrekening nr.: 36.76.50.029 Correspondentie
adres:
E-mail: Telefoon :
H.F. Vugts Lutinelaan 33, 8899 BD Vlieland
[email protected] 0562-453199
Bestuurssamensielling:
Dagelijks bestuur: T.A. Renier-Willems H. deWit Overige
voorzitter 0562-451660 Dorpsstraat 69, 8899 AD Vlieland penningmeester 0562-453381
bestuursleden:
A. Bruin-Kommerij D. van der Veen H.F. Vugts Redactie: J.P. Deen M. van der Pol-Reinders H.F. Vugts C. Winkelman Commissies: Gasten schilderen Vlieland/Vlielander Tj. Bijtelaar-te Velde
Amateurs
Het auteurrsrecht/copyright van de inhoud van dit blad berust uitsluitend bij de Cultuur HistorischeVereniging "Eylandt Flielandt" te Vlieland. Wanneer artikelen de naam van een auteur dragen, berust het auteursrecht bij de auteur
Inhoudsopgave decembemummer 2006 De laatste kapiteins op de K a a p Hoornvaart van de Nederlandse Groote Zeilvaart kwamen alien van de Friesche Eilanden
Pagina
2
IJstochten, deel 1
13
Boekbespreking
39
Nieuwjaarswens
40
1
De laatste kapiteins op de Kaap Hoornvaart van de Neder landsche Groote Zeilvaart kwamen alien van de vier Frie sche Eilanden Drie van hen waren Vlielanders! door T.F.J.
Pronker
(Op verzoek van de auteur is de spelling, die bij het onderwerp behoort, ongewijzigd overgenomen, redactie)
ROHERDAM BATAVIA SAHARAN6 SOBRABATA. Het Nederlandsche eerste klasse stalen Fregatschip
ADRIANA, Kapt. 0. BRTJIJN.
ExpeditiQ medio Juli. Adres ds Cargadoors: 8572
Troese & do WIJ«, Rotterdam. Knyper r . Dam & SoiMr. ,
Advertentie in Dagblad Scheepvaart van 27 Mei 1902, zoals in die tijd gebruikelijk voor zeilschepen die in lading lagen voor een reis naar Java. In de zeilschiptijd ging de naam van het schip altijd vergezeld van de naam van de kapitein. Collectie T.F.J. Pronker
Eind 1912 streek het laatste schip van de Nederlandsche Groote Zeilvaart, de viermastbark "Jeannette Fran9oise" de Nederlandsche vlag. Enkele Duitsche, Fransche Noorsche en Engelsche zeilschepen hidden het nog enkele jaren vol. In de periode tussen de beide Wereldoorlogen heeft de reeder Gustaf Erikson van de Finsche Alands Eilanden een aantal van die oude schepen, meest viermastbarken opgekocht, en zo geheel op eigen kracht nog een grote vloot zeilschepen onder zijn vlag bij een bracht. Tegen het einde van de \9^^ eeuw was de vaart op Nederlandsch Indie al b i j na geheel door de stoomvaart overgenomen en behoudens nog enkele Hol land-Java v.v. reizen en vervoer van Indie naar de Oostkust van de Vereenigde Staten, waren het in die eindphase vooral nog reizen met salpeter van Chili en graan van Australie, beide om de legendarische Kaap Hoom naar Europa, dat de laatste zeilschepen in de vaart hield. Zo kwam het dat in die laatste periode waarin het grote
zeilschip zijn meest volmaakte vorm gevonden had, daaraan onlosmakelijk de naam van Kaap Hoornvaart verbonden werd.
Schilderij van hetfregatschip
"Adriana", Kapt. G. Bruijn, door H.A. Jaarsma coUectieJ. Molenaar
Voor de Stichting Nederlandsche Kaap Hoomvaarders, die tracht de belangstelling voor de Nederlandsche Groote Zeilvaart in de 19de eeuw levend en tastbaar te houden, deed ik onderzoek naar de laatste reizen van de grote Nederlandsche zeilschepen. De laatste Kaap Hoomreizen van schepen van de Nederlandsche Groote Zeilvaart warden i n de jaren 1908-1911 nog gemaakt door: de fregatten (driemastvolschepen) "Adriana", "Europa" en "Nederland" en de viermastbarken "Geertruida Gerarda" en "Jeannette Fran9oise". Het stalen fregat "Adriana" werd gebouwd i n 1892 door J.Smit Czn. te Alblasserdam voor de reeder J.U.Smit te Alblasserdam. B i j 1740 netto register ton, had zij een laadvermogen van 2700 ton. Op alle, op twee na, reizen gedurende welke de "Adriana" in 16 jaren de wereldzeeen bevoer werd zij tot haar einde gevoerd door de Vlielander Kapt. Gerrit Bruijn.In 1896 had zij een lading koper en kopererts van Santa Rosalia (Westkust Mexico) naar Engeland. Rond Kaap Hoom had zij met zware stormen te 3
kampen en Hep zoveel averij op dat Kapt. Bruijn zich genoodzaakt voelde Rio de Janeiro binnen te lopen voor noodreparaties; eerst na twee maanden repareren kon de reis vervolgd worden. De "Adriana" maakte haar laatste reizen om Kaap Hoom in 1908. Na 16 December 1907 met een lading stukgoed van Antwerpen te zijn vertrokken, rondde zij eind Februari/begin Maart 1908 Kaap Hoom en kwam 28 Maart 1908 te Valparaiso aan na 103 dagen reis. Na aldaar te hebben gelost, kreeg bet schip een lading salpeter op de reede van Taltal, vanwaar het schip 3 Augustus zeilklaar was voor Brake (Bremen). Eind Augustus 1908 rondde de "Adriana" onder Kapt. G . Bruijn Kaap Hoorn voor de laatste maal. Maar i n de zware stormen daar en bij de Falkland Eilanden Hep het schip opnieuw zoveel schade op dat zij 24 September 1908 Rio de Janeiro als noodhaven moest aanlopen en aldaar werd geabandonneerd (d.w.z. de reparatie kosten werden te hoog voor het 16 jaar oude schip). Kapt. Bruijn, zijn meereizende dochter Gerdiena en de bemanning keerden per stoomschip naar Holland terug. Thuis op Vlieland besloot h i j dat het na 43 jaren op zee, waarvan 25 jaar als kapitein op meerdere schepen, met zijn 58 jaren mooi geweest was.
Kapt. Gerrit Bruijn (1850-]932) op jonge leeftijd en hoge leeftijd
4
Tot zijn dood in 1932 bleef hij met zijn v r o u ^ op Vlieland wonen. I n het boek Het Fregatschip Adriana (nog te koop o.a. in Tromp's Huys) dat i k in 2001 schreef, samen met A.Belder, vindt men uitgebreide beschrijvingen van de genoemde stomireizen om Kaap Hoom, en leest men ook dat Kapt. Bruijn i n zijn jonge jaren deel nam aan reddmgen op onze kust en i n zijn laatste jaren l i d en voorzitter van de Plaatselijke Commissie van de Noord- en Zuid-Hollandsche Redding Maatschappij was. De C.H.V. bezit van hem een in T.E.E.F. van December 1991 beschreven en in Tromp's Huys aanwezig verzilverd tinnen theeservies uit Indie van 1903. De "Europa" was een stalen fregat, gebouwd in 1898 bij de werf Huygens en Van Gelder te Amsterdam voor de reeder W.A.Huygens te Bussum. B i j 1910 register ton had zij een laadvermogen van 3300 ton. Aanvankelijk onder Kapt. G. Bona (tot 1905) maakte zij naam als een snel schip, hoewel ook wel langzame reizen van haar bekend zijn. Op haar laatste reis onder Kapt. J. Wiebes vertrok de "Europa" 18 October 1906 van Rotterdam, vervoerde een lading gezaagd bout van Frederikshald (Z.O.Noorwegen) via Kaap de Goede Hoop naar Melboume in AustraliS; daama kolen van Newcastle N S W (Oostkust Australie) naar Caleta Colosa aan de Chileensche kust; daama in ballast (d.w.z. zonder lading) temg naar Australie, waar zij in Port Pirie aan de Spencer Gulf (Zuid-Australie) een lading nikkelerts voor Duinkerken laadde. Op 22 Juli 1908 lichte zij het anker voor de lange reis rond Kaap Hoom. Na veel en zwaar storm weer kwam de "Europa" onder de Schiermonnikooger Kapt. J . Wiebes 12 September 1908 voor de laatste maai onder Nederlandsche vlag rond K a a p Hoom. Op 24 November 1908 kwam zij te Duinkerken na 126 dagen reis. Na lossuag van haar lading streek de "Europa" de Nederlandsche vlag en werd zij naar Noorwegen verkocht. Kapt. Wiebes is in 1916 op zee gebleven als gezagvoerder op het s.s."Hilversum", toen dat schip op een mijn liep. De "Nederland" was een eerder gebouwd zusterschip van de "Europa"; een stalen fregat, i n 1894 gebouwd bij de werf Huygens en Van Gelder te Amsterdam, voor de reeder W.A.Huygens te Amsterdam/Bussum. B i j 1954 register ton had zij een laadvermogen van 3300 ton. In 1907-'08 had de Amelander Kapt. H . Sparrius met de "Nederland" een reis gemaakt met een lading kooks van Port Talbot (Zuidkust Wales) rond Kaap Hoom naar de Westkust van Chili en keerde vandaar temg met een lading salpeter naar Rotterdam, waarbij Kapt. Sparrius op 22 Maart 1908 voor de laat5
ste maal Kaap Hoorn rondde. Op haar volgende reis vervoerde de "Nederland" een lading gezaagd hout van Frederikshald (Z.O.Noorwegen) rond Kaap de Goede Hoop naar Melbourne. Vandaar vertrok het schip op 23 Maart 1909 met een lading tarwe voor de reis om Kaap Hoom naar Engeland. Maar Kapt. Sparrius zou niet weer om Kaap Hoom komen. Bijna drie weken onderweg zijnde ondervond het schip in de Roaring Forties een zeer zware storm en op eerste Paasdag 11 April 1909 werd zij door een geweldige breker belopen, waarbij o.a. het stuurrad, de kaartenkamer, de kompassen en het schijnlicht van de kampagne werden geslagen en stukken reling en reddingboten overboord gingen. Kapt. Sparrius sloeg overboord en verdronk. Ook drie matrozen en een jongen kwamen om het leven en de 1"* stuurman werd zwaar gewond. De 2'^ stuurman was al eerder aan een hartaanval bezweken. Omdat de 3'^^ stuurman nog te onervaren was om het gezag te voeren, nam de ervaren zeilmaker de leiding op zich. In Coquimbo aan de Chileense kust en in Callao in Pern werden reparaties verricht. Een Duitsche kapitein, wiens reeder bankroet was en wiens viermastbark aan de ketting was gelegd, en zijn stuurlui hebben de "Nederland" toen bemand en met de lading tarwe nog steeds aan boord naar Engeland gezeild. Na lossing werd ook zij naar Noorwegen verkocht. De stalen viermastbark "Geertruida Gerarda" was het laatste en grootste zeilschip dat, nog i n 1905, in Nederland is gebouwd, en wel bij de scheepsbouwmeesters J.& K.Smit te Krimpen aan de Lek voor de reeder P.van der Hoog aldaar. B i j 2409 netto register ton had zij een laadvermogen van 3500-3800 ton. Z ij werd al haar jaren onder Nederlandsche vlag gevoerd door de Terschellinger Kapt. J . Kuipers. Na enige eerdere Kaap Hoomreizen, vertrok de "Geertmida Gerarda" voor haar laatste reis onder Nederlandsche vlag op 3 Juli 1909 met een lading kooks van Rotterdam om Kaap Hoom naar de Westkust van Chili. Van daar kreeg het schip een lading salpeter voor Duinkerken. E i n d Maart/begin April 1910 rondde de "Geertruida Gerarda" voor de laatste maal onder Nederlandsche vlag en onder Kapt. J . Kuipers Kaap Hoom. Na 124 dagen reis kwam zij 25 Juni 1910 te Duinkerken aan. Na lossing werd zij verkocht en kwam onder Duitsche vlag. Kapt. Kuipers bleef verder aan de wal en stierf in 1940 op Terschelling.De Vlielander Kapt. Gool Visser was de laatste kapitein van de Nederlandsche Groote Zeilvaart die met de viermastbark "Jeannette Fran^oise" om Kaap Hoom voer. 6
Schilderij van de 'Jeannette Frangoise' gemaakt in 1897 in Newcastle (NSW) Amtralie Noordelijk Scheepvaart Museum, Groningen
Het oudste van de hier genoemde schepen, zou ook het laatste Nederlandsche Kaap Hoomschip worden. De stalen viermastbark "Jeannette F r a n 9oise" was in 1893 voltooid op de werf van de scheepsbouwmeesters J.& K.Smit te Krimpen a£in de Lek voor rekening van de reeder P.van der Hoog aldaar. B i j 2231 netto register ton had zij een laadvermogen van 3250 ton. Vanaf 1904 werd de "Jeannette Fran^oise" gevoerd door de Vlielander Kapt. Gool P. J . Visser. Z i j vond hoofdzakelijk emplooi in de eeuwenoude vaart tussen Holland en Java om Kaap de Goede Hoop, maar maakte ook meerdere Kaap Hoomreizen. I n de periode 1907 - 1910 kwam zij i n de Chili en Australie vaart v i j f keer om Kaap Hoom. Daama vertrok het schip op 8 October 1910 van Rotterdam met een lading stukgoed voor Java en kwam na 112 dagen reis op 28 Januari 1911 in Batavia aan, waarmede de "Jeannette Fran^oise" na ruim drie eeuwen het laatste Nederlandsche zeilschip was dat een lading van Holland naar Java had gebracht. Na lossing van haar lading langs de Java-kust zeilde het schip i n ballast naar Zuid-Australie. Na i n Wallaroo aan de Spencer Gulf een lading 7
graan te hebben gekregen, waarmede het schip op 21 Juli 1911 van daar vertrok voor de lange reis naar Europa. I n September 1911 is de "Jeannette Franyoise" onder de Vlielander Kapt. Gool Visser als laatste schip van de Nederlandsche Groote Zeilvaart cm Kaap Hoom gekomen.
Kapt. Gool Visser (1858-1911) enzijngezin aan dek van de 'Jeannette Frangoise collectie T.F.J. Pronker
Blijkbaar is op die thuisreis Kapt. Visser emstig ziek geworden, want het schip loopt op 11 October 1911 Rio de Janeiro binnen om de aan "scheurbuik" lijdende kapitein aan land te brengen. Het heeft zijn leven niet kunnen redden. Kapt. Gool Visser, de laatste Nederlandsche en de laatste VHelander Kaap Hoornkapitein stierf te Rio de Janeiro en werd daar begraven. ( O f het vermoeden van scheurbuik juist was, moet worden betwijfeld. Die ziekte kwam ook op lange reizen i n de 19de eeuw al lang niet meer voor en bovendien is het hoogst onwaarschijnlijk dat dan alleen de kapitein daar aan zou lijden. Voorts zou bij scheurbuik Kapt. Visser, eenmaal aan land gebracht, met vers voedsel weer hebben kunnen genezen.). Het schip is toen door de 1"^ stuurman van Rio de Janeiro naar Europa gezeild. Na een reis van 144 dagen van Zuid-Australie kwam zij op 9 December 1911 in Engeland aan. Onder Kapt. J. Bosma heeft het schip toen 8
nog een reis gemaakt van Swansea naar Buenos Aires en terug naar Hamburg. De "Jeannette Fran9oise" kwam op 24 October 1912 op de Elbe voor Cuxhaven om haar lading in Hamburg te lossen. Eind 1912 wordt zij aan Duitsche reeders verkocht. De Nederlandsche Groote Zeilvaart was ten einde. De "Jeaimette Fran^oise", de oudste onder de hier besproken schepen heeft dan bijna 20 jaar onder een gelukkig gestemte gevaren. Opmerkelijk is ook dat van de hier genoemde schepen deze viermastbark ook onder Duitsche en later Noorsche vlag, nog het langst in de vaart is gebleven, tot zij i n 1924 op de respectabele leeftijd van 31 jaar in Temeuzen wordt gesloopt.
Voorgeslacht en levensloop van Kapt. Gool Visser I n dit Vlielander tijdschrift lijkt het op zijn plaats om over deze kapitein op de laatste Kaap Hoom reis van onze Groote Zeilvaart nog enige bijzonderheden vast te leggen. Kapt. Gool Pieter Johannes Visser werd geboren te Amsterdam op 18 Januari 1858 als oudste van twee kinderen uit het tweede huwelijk van Gool Klaaszoon Visser (geboren 19 M e i 1820 op Vlieland en hier gestorven op 12 Augustus 1887) en Comelisje Hoedemaker (geboren 21 November 1822 op Vlieland en hier gestorven op 6 November 1885). Het Vlielander echtpaar woonde toen in Amsterdam, maar keerde i n 1868 naar Vlieland temg toen zoon Gool P.J. 10 jaar oud was. Als hij volwassen is staat hij i n het Vlielander bevolkingsregister te boek als zeeman. H i j zal wel vanaf 14/15 jaar voor-de-mast hebben gevaren. Rond zijn 18*^ - 22"^ jaar heeft hij op de Vlielander Zeevaartschool de studie voor 3'*'' en 2^ stuurman gevolgd. Directeur van onze Zeevaartschool was toen W. H . D i j k en Gool werd verliefd op diens dochter Frouke. Toen D i j k in 1884 van Vlieland vertrok om directeur te worden van de Zeevaartschool op Schiermonnikoog, ging ook Gool P. J. Visser mee naar dat eiland en heeft aan de Schiermormikooger Zeevaartschool zijn studie voor het diploma stuurman (dat tevens gold als kapiteinsdiploma) gedaan. Met dat diploma op zak trouwden Gool Visser en Frouke D i j k (geboren 26 Juni 1863 te Delfzijl) op Schiermormikoog op 13 Juni 1886. Het echtpaar is hun gehele verdere leven op Schiermormikoog blijven wonen. Van 1896 tot 1904 was h i j al 9
gezagvoerder op de ijzeren bark "Senior" van reeder J. Vroege, totdat reeder P. van der Hoog hem in 1904 het gezag over de "Jeannette Franfoise" toevertrouwde. Kapt. Gool P.J.Visser stamde uit een Vlielander zeevaardersfamilie. Onder de 74 commandeurs ter walvischvaart die Vlieland gekend heeft was ook een Gool Klaasz.Visser. Toen zijn ouders in 1854 trouwden, werd stuurman als beroep van vader Gool Claasz Visser vermeld en dat betekende in die tijd meestal wel Iste stuurman (anders werd het beroep van zeeman genoemd), hetgeen bij zijn leeftijd van 36 jaar zeer wel mogelijk was. Na hun terugkeer naar Vlieland had het echtpaar Gool Claasz Visser en Comelisje Hoedemaker aan de Groote Straat 69 van OostVlieland (nu Dorpsstraat 147) een voor het Vlieland van toen Kapt. Teunis Pronker (1864-1949); foto vrij groot huis (daterend van kortnadat in 1903 de "Amacitia" verbrandde. collectie T.F.J. Pronker voor 1800, mogelijk voor 1700). Gezien de grootte van hun huis zou hij toen kapitein kunnen zijn geweest. Hoewel buiten deze allerlaatste Kaap Hoomreizen vallende, was er ook mijn eigen Vlielander grootvader Kapt. Teunis Pronker; hij behoorde niet tot de laatsten om Kaap Hoom, maar ging reeds in 1901, op 37-jarige leeftijd voor de vijfde en laatste maal met het barkschip "Amicitia" om K a a p Hoom. De "Amicitia" behoorde eveneens tot de reederij van P. V. d. Hoog te Krimpen aan de Lek.
10
Schilderij van de bark "Amicitia", eveneens gemaakt in 1897 in Newcastle (NSW) Australie collectie T.F.J. Pronker
Nadat de "Amicitia" in 1903 verbrand was, bood reeder Van der Hoog m i j n grootvader aan om gezagvoerder te worden op de viermastbark "Jeanette Fran9oise", toen het grootste Nederlandsche zeilschip. M i j n grootvader die reeds op 31-jarige leeftijd kapitein ter Groote Zeilvaart werd, was i n 1903 nog maar 39 jaar. Beseffende dat de Groote Zeilvaart geen tien jaar meer te gaan had (het zouden er nog maar acht worden) realiseerde hij zich dat hij nog zeker 25 jaar een werkzaam leven mocht verwachten. H i j koos voor een ander aanbod en was van 1903 tot 1930 directeur van een stoombootmaatschappij met 25 schepen in de binnenlandse beurtvaart. En zo gebeurde het dat die andere Vlielander zeilschip kapitein Gool P. J. Visser het gezag over de "Jearmette Fran9oise" kreeg en als laatste op een groot Nederlandsch zeilschip Kaap Hoom zou ronden. M i j n grootvader keerde in 1931 weer temg naar Vlieland en bouwde er zijn huis "Vertuid". Tot op hoge leeftijd voer hij nog met zijn zeilschouw in ons Zeegat Het Vlie; hij leerde m i j hoe een schip gezeild moet worden en nu zelf 80 jaar zijnde ben ik wel de laatste Nederlander die zeilen leerde van een kapitein ter Groote 11
Zeilvaart. Zo zeilden w i j in 1939 nog naar Terschelling waar we de laatste van de Terschellinger zeilschipkapiteins bezochten, de reeds genoemde Kapt. J. Kuipers van de "Geertruida Gerarda". Doordat m i j n grootvader al op 31-jarige leeftijd kapitein werd, was hij veel jonger dan al zijn hierboven genoemde collega's. Daardoor was Kapt.Teunis Pronker, toen hij in 1949 hier op zijn geboorte eiland stierf, met een marge van negen jaar werkelijk de laatst overlevende van de Nederlandsche Kaap Hoom kapiteins! De laatste van 400 jaar Nederlandsche Groote Zeilvaart. Z i j n leven op de zeilvaart heb ik uitvoerig beschreven in mijn boek Het Barkschip Amicitia (1999), waarin ook de "Jeannette Fran9oise" meermalen aan de orde komt. Vlielander kapiteins luidden de Groote Zeilvaart uit Dit artikel leidt tot opvallende conclusies. De laatste en grootste Nederlandsche zeilschepen werden op hun laatste reizen gevoerd door kapiteins van de vier Friesche Eilanden! Het waren Kapt. J. Wiebes van Schiermonnikoog, Kapt. H . Sparrius van Ameland, Kapt. J. Kuipers van Terschelling en de Kapiteins G. Bruijn, G. P. J. Visser en T. Pronker van Vlieland. Waarlijk: het waren onze eilanden, met Vlieland i n de hoofdrol, die tekenden voor het slothoofdstuk van de Nederlandsche Groote Zeilvaaart. Vlieland, augustus
2006
Nawoord Ik spreek in dit artikel uitdrukkelijk over de vier Friesche Eilanden en niet over de Waddeneilanden, omdat ze toen zo heetten. Pas bij de Afsluiting van de Zuiderzee in 1932 kreeg het noordelijk deel van de Zuiderzee de naam Waddenzee en ging men de eilanden Waddeneilanden noemen. De hier genoemde reizen werden in detail behandeld in mijn artikelen in de Februari en April 2004 nummers van het maandblad De Blauwe Wimpel. Behalve het reeds genoemde boek Het Fregatschip Adriana, geeft ook mijn boek Het Barkschip Amicitia (1999), behalve over mijn grootvader's zeemansloopbaan en de geschiedenis van zijn schepen, uitvoerige informatie over de laatste 25 jaar van de Nederlandsche Groote Zeilvaart in het algemeen. 12
IJstochten, deel 1 door Hans
Vugts
Klimatologen willen, mede met het oog op de discussie over kUmaatverandering, zoveel mogeUjk te weten komen over het klimaat van het recente verleden. Immers, de meteorologische instrumenten bestaan pas driehonderd jaar en lange tijdreeksen zijn schaars. Daarom worden vele andere broimen gebruikt om enig inzicht in het klimaat van het verleden te krijgen. Naast het onderzoek aan bijvoorbeeld boomringen worden ook zoveel mogelijk historische documenten gebruikt. Oogstopbrengsten geven een indruk van de zomer, terwijl het bevroren zijn van de grote r i vieren, Zuiderzee en Waddenzee een indruk geven van de strengheid van
IJsvermaak
schilderij Hendrick Averkamp
(1585-1634)
de winters. Ook schilderijen geven vaak een indruk hoe het weer i n een bepaalde periode was. Zo blijkt dat er gedurende de zogenaamde Kleine IJstijd veel schilderijen met winterlandschappen zijn geschilderd. Pieter Breugel (1525-1569), Hendrik Avercamp (1585-1634) en Aert van der Neer (1603-1677) zijn bekende schilders i n verband hiermee. De Kleine IJstijd startte rond 1430 en eindigde omstreeks 1850, met veel koude 13
WINTER, d e c . f e b
700
800
900
1000
1100
1200
1300
UOO
1500
1600
1700
1800
1900
2000
Grafiek van de wintertemperaturen in Nederland, zwarte bolletjes zijn gemiddelden van 25 jarige periodes terwijl de doorgetrokken lijn een gladgestreken gemiddelde geeft van de wintertemperaturen ajkomstig van J. Buisman
winters van 1660 tot 1710 en van 1780 tot 1830, zie de bijgevoegde grafieken van wintertemperaturen.
wintertemperaturen
jaar Grafiek van de jaarlijkse wintertemperaturen
bewerking H.F. Vugts
Een winter wordt gedefinieerd als de periode van de maanden december, januari en februari, terwijl het jaartal dat gebruikt wordt, geldt voor het jaar waarin januari en februari vallen. B i j het onderzoek naar koude w i n ters komen, naast het bevroren zijn van de Zuiderzee en Waddenzee, u i teraard ook mooie verhalen tevoorschijn, bijvoorbeeld de ijstochten, soms met ontberingen, die zijn gemaakt over de Waddenzee en de Zuiderzee. Hier volgt nu een historisch overzicht van vermeldingen over ijstochten, gelardeerd met enkele, soms huiveringwekkende, verhalen. Het 14
overzicht is niet compleet, dus een ieder die aanvuUingen kan geven wordt vriendelijk verzocht m i j daarvan op de hoogte te stellen. De oudste vermelding die i k heb kunnen vinden dateert van december 1242. A b t Ethelger van de Premonstratenser-abdij Marigngaarde b i j H a l lum bracht een bezoek aan Utrecht. Op de terugweg, die over Vecht en Zuiderzee ging, deed Ethelger het eiland Merkeraland (Marken) aan, waar een uithof van de abdij lag. Omdat de vorst inviel werd Ethelger gedwongen lange t i j d op Marken te blijven. H i j vierde er Kerst om daarna op een met ijzer beslagen paard met 'groot gevaar' over de Zuiderzee naar Mariengaarde terug te keren. Na 1242 is pas van het jaar 1435 bekend dat de Zuiderzee weer begaanbaar is geweest. De winter houdt twee maanden en 21 dagen aan. I n H o o m gaat Pieter Haring een weddenschap aan. H i j moet daarvoor met een drift van 12 ossen over het ijs van Enkhuizen naar Stavoren en terug. Deze oversteek moet rond 7 februari hebben plaatsgevonden. Extreem winterweer houdt Europa vanaf de tweede helft van december 1490 i n z i j n greep. AUe wateren, van de Zuiderzee tot de lagune van Venetie zijn bevroren. De Friese vrijheidsstrijder Ygo Galama trekt rond 21 januari (1491) vanuit Hoom met een groep vrienden de Zuiderzee over naar Friesland. In de winters van 1504,1505,1514 en 1517 is de Zuiderzee begaanbaar. O m de Gelderse ruiters tijdens de Gelderse oorlog te beletten Holland over de Zuiderzee te bereiken worden de inwoners van H o o m in de w i n ter van 1533 opgeroepen het ijs, dat 'twee hele voeten dik is', kapot te maken. Van de winter van 1535 is bekend dat het mogelijk was o m over het ijs van Terschelling naar de Friese kust te gaan. De winter van 1553-1554 telt i n Nederland twee vorst perioden, zoals blijkt uit de ontvangsten van tolgelden b i j de (grote) rivieren. De perioden waren van rond 20 december tot half januari en van begin februari tot rond de 22ste. De DoUard kan worden overgestoken. Van Amsterdam wordt de Zuiderzee met sleden (met w o l geladen) overgestoken naar Kampen. M e n kan ook van Medemblik naar Stavoren over het ijs van de Zuiderzee, maar ook van de Friese kust over de Waddenzee naar Terschelling. Dat de Zuiderzee dicht ligt is lang niet gebeurd en er wordt zelfs nog op 14 maart over het zeeijs gereden met de slee tussen Amsterdam en Harderwijk. 15
IJsgezicht
schilderij van Aert van der Neer
(1603-1677)
Voor de winter van 1565 wordt vermeld dat men te voet van Texel naar het eiland Wieringen ging. Deze winter werd i n die dagen vergeleken met de winter van 1511 die net zo erg moet zijn geweest. U i t 1569 is bekend dat men al vroeg te paard van Enkhuizen naar Friesland rijdt. De Spaanse soldaten hadden het maar moeilijk met het feit dat de Hollanders rap op de schaats waren als ze na schermutselingen er vandoor gingen. Maar ze keken de kunst a f hoe ze zonder te vallen over het ijs konden gaan. De Spaanse geschiedschrijver Bemardiona de MendoVa schrijft naar aanleiding van de gevechten i n 1572 op het Zuiderzee-ijs tussen Naarden en Amsterdam: "Onze mannen hadden een soort van ijzeren beslag aan de voeten gedaan zoals dit in de Nederlanden de gewoonte is als men over het ijs gaat. Dit bestaat uit twee zeer scherpe ijsnagels, die aan een ijzeren plaatje zijn bevestigd en deze plaatjes bindt men onder de voeten, zodat men over het ijs kan lopen en vechten zonder uit te glijden. De hertog van Alva had met het oog op de winter zevenduizend van die plaatjes in gereedheid laten brengen". 16
In de koude winter van 1601-1602 wordt melding gemaakt van een oversteek per slee van Friesland naar Amsterdam op 28 december. De winter van 1608 staat te boek als een strenge winter. De winter viel rond half december i n , terwijl in januari en februari de kou het hevigst was. De Oostzee en de Deense wateren waren geheel bevroren en men reed gemakkelijk met wagens van het ene eiland naar het andere. De arts Velius, wonend te Hoom , schreef het volgende: "De Rhijn tot boven Colen, de Schelde voor Antwerpen, de Hont tusschen Vlaenderen en Zeelant vroosen dicht toe. Desghelycx de Zuyderzee dat men langhen tijt met sleedsen van Harlinghen op Enchuysen recht toe recht aan loopen mocht, selfs dat men van Texel op Wieringen mocht gaen". Het was ook mogelijk om van Terschelling en Ameland naar Westerbildt en Harlingen te gaan. De zeer strenge winter van 1621 startte op 27 november met een f l i n k pak sneeuw i n Frieland gevolgd door vorst. Van 10 tot 14 december kan men op sterk ijs rijden. Dan valt de dooi i n en b l i j f t het kwakkelen tot eind januari. U i t een verslag van Wilhelmus Baudartius, predikant te Zutphen val o.a. het volgende te lezen: "Niet alleen was de Suyder-Zee so hart toeghevrosen dat men met Sleden van Campen op Amsterdam voer, maer oock is de groote Zee so hart toe-ghevrosen gheweest, dat men uyt Vrieslant met Peerden ende Sleden over het Ys gheloopen heeft na de eylanden van Schellinck, Amelant, Grijn ende andere omligghende plaetsen, tot in Hollant toe...Een Copmpaignye Soldaten, daer Capiteyn van was Rogier Slijp, guarnisoen houdende binnen Harlingen, is met haer voile wapen uytgetrocken, ende heeft op de Zee ghedrilt ofte crijchs-oeffeninghe ghedaen, ter plaetse daer het so diepe is, dater schepen van hondert, ja van twee hondert Last op Ancker cunnen liggen. Ende daer zijn duysent en duysent menschen om-her gestaen, die dit spectakel hebben aanschouwt...". Op 12 februari komen twee paardesleden van Terschelling op de Friese kust aan en wat Jan Hansz. betreft: zijn schip was vastgevroren en zo was hij op z'n eentje met zijn slee, stokje i n de hand, de gevaarlijke Vliestroom overgestoken! Van Hoi werd rijdt men met wagens hooi en stro op Ameland, Dirck Jansz. (St.-Annaparochie) kan z i j n verbazing niet op: "Hetwelck geen menschen conde dencken oeck of lesen hadde, suelcks gebuert te wesen!". Harlingen is i n deze dagen een toeristische trekpleister van belang, wat de plaats geen windeieren legt! Op zondag 13 februari verlaten wel 1300 sleden Harlingen. 17
Men begeeft zich naar tenten op het ijs waar men bier o f w i j n kan drinken. Met betrekking tot de winter van 1622 wordt er melding gemaakt van het feit dat de Friese graaf Ernst Casimir met zijn gemalin op 29 december i n een dag reizen van Franeker naar Hoom (Noord Holland) i n gezelschap van een aantal kooplieden en een compagnie soldaten met hun wapens, en bagage op sleden. En de volgende dag weer over het ijs naar Amsterdam. "Anno 1649 den 29 januarius sijn drie Mannen tot Kimswert woonende Douwe Genee, Sicke Arjens en Anne Jacobs Met een Freerck Bonteman onder Almeenum en Jan Douwes tot Surich met Peer den en 5 Sleeden van de Friesche Palen nae Vlielant over zee gereden als boven dit gedicht breeder verhaalt wordt". Zo luidde de korte aanhef bij het gedicht, waarin deze historische tocht van het Friese vaste land over het ijs van de Waddenzee naar Vlieland werd beschreven. De lange winter van 1662-1663 werd gekenmerkt door drie koudegolven en i n febmari b i j de derde koudegolf, blijkt dat een aantal graanschepen al m i m twee maanden b i j Texel en in het Vlie vastliggen in het ijs. Eind febmari komt eindelijk de dooi traag op gang. De winter van 1674 leverde een interessante herinnering op. B i j het v o l brengen van een tocht over de Zuiderzee was het (blijkbaar) de gewoonte een souvenir te kopen, meestal van zilver, waarop door een inscriptie, een gedicht o f een afbeelding, de reis werd gememoreerd. In de winter van 1938-1939 werd i n het Fries Museum te Leeuwarden een verzameling bijeengebracht. De volgende jaren waren vertegenwoordigd 1674, 1684, 1709, 1712, 1716, 1740, 1763, 1803, 1805, 1818, 1823, 1838, en 1855. Op de zilveren lepel van 1674 stond het volgende: "Gebraght over ijs met sleed en paart van Enckhuysen tot Stavoren den 12 Maart DR 1674 door W.F.K.-R.I.". De winter van 1683-1684 was een zeer strenge winter en bracht wellicht de koudste januarimaand ooit i n een lange vorstperiode die duurde van 26 december tot 14 febmari. In midden Engeland wordt voor januari -3,0 °C opgegeven (dan is het in Den Helder ongeveer tussen de -5,5 en -6 ° C geweest) en i n die reeks is dat de op een na de koudste januarimaand. Daar is de recordhouder januari 1795 met -3,1 graden.
18
«*SK£)»a?^*ij^L«wxL*j;<Si^ Zyn
(fcWJCL^-^j;ttjtt; f&nm^tm^&^iAB}
^£*j;
A N N O I 6 8 4dcfc n.-iarvolgcnde Slcedcn enPaardcngekomcnvaiide Vrie(rcKuftop Enkhuyfcn.
D
Cn I I 5,-umatn. 4 ^ItcDcn. ^ vOni I I oito. 1 JOfll 13 6110. 3 Si^ni n cito. II 3i'rii j f DUO. »9 f m ja blio. It i j Cito. V •Dni a8 D(lo. H iPcil 19 Dllo. 9 fm 30 Olto. SS fill Ujii 3lori3pI. C m met 1 pnncbtii. J d i 31 blto. 31 ^birtbfii. © f i t I frbjua;p. " J7
, T A m 15 j?rb;iiacii'»PaMbni m 4 ftltcbtn, a l y © t i i 16 bito J V©m 17 blto 3 i © c n iS b l t o r m j l ) a n t ( P a a c » 013 ^©rn 1; bito 3 J © t n >o blto I © t n I I bito 1 V©m 14 blto cm JBaii op ^rljaatftn ita Sclrflont) gt* A ttrbrii. S ! © 0 H 7 "i'o ban 3D;ltn4iib tfit £j|rt nirt 6 .m.in ba.it » in / iiinlitiiDt te saanirii 9^3 Slttbni / tn 16 #j Panrbrn/ Urljalbni bit Up bt inciiibop/ tnooh 'p bt Eupbtt-y.ibtii 31111 liinttrtOcn/ gc A © o B lirbbtii jc tot Ttinllcibatn ben 7 gaimarp 1^84. Si bt fttllt ttpj beniiuim tt bpttii. % © t ttortbt tfu* bm 13 bita. ^ © t bttbt ttpji brn 10 bito. w©t bictbt trpd brn i f blto. I « I n ' t bjoo) 0.10 op b.ia tot 43 bn( bngrti toe/ 30a bat op rot A .n.igt i>fi rtn [Dan [ion lot looptii. JJift jpn op't Pllt i j o paatbtii tn ;S)lrrbtn ban t?ar< liiiijtn Bdioiiim nirt BjonVu rn tiiM'jrini : bjat iiirrt l
f
f
f
f'
Gcdtukt op't verr^ek van retrdieyde L i e f h e b b e r j, cn zj n tc bekomcn t'Amllerdan;.
lijr Jacti
^i^Icc A g
J
ft 1
g 1»
urBttk,
beiydeo de Ueutt.
5pii op^'t'lDKe loo Ipaacbcn V h iSjlrctJcn ban ??.Tr* liiicfii gchoiiifii tiift ao^oulD m liin'XTni : tuat luffc (rf cni ltoct<JUJiiofn met x panrDm rn 6 pcffooiKu o\3cc |)(cc/ «i iDcDcconi Qclionini om tfu plfpflfctje. bcDlicii \jnu em 8 j?fl)»unrn tot Dm i6 bito tof of* rffbm met JDotcc/ Clodi/
Bijgehouden lijst van tochten over de Zuiderzee en een detail van de lijst ajkomstig uit J. Buisman
Het begon allemaal zo gewoon. Eind november zette de winter i n en kon men op 1 december al op de sloten lopen en op 10 december op de Zaan. Dan wisselen dooi en vorst elkaar af tot dat op 18 december de dooi door lijkt te zetten en op 24 december de trekschuit Amsterdam weer kan bereiken. Op de 26ste zet dan een periode van (zeer) strenge kou in. De gevolgen van deze ijselijk koude periode waren verschrikkelijk. Een kro19
niek uit Veume meldt: "... was eenen soo couden winter ende't vroos so straf, als dat men het van menschen gedencken gesien hadt. Vele coeyen ende culvers zijn in de stallen doodgevrosen geweest...". De Zuiderzee wordt als landweg gebruikt door paardesleden en karossen die van A m sterdam naar Friesland rijden, van Harlingen naar Enkhuizen en zelfs van Den Helder op Texel, Vlieland, Terschelling en Ameland. De winter was zo streng dat de Vroedschap van Vlieland het zelfs nodig vond om i n het resolutieboek allerlei gedenkwaardigheden over deze uitzonderlijk strenge winter voor het nageslacht op te tekenen. Het had zo hard gevroren dat de binnenzeeen, ook de Waddenzee, dicht lagen en het zelfs mogelijk was het eiland over het ijs te bereiken. Er zou haast van een druk verkeer met de vaste wal gesproken kurmen worden. Op 8 februari van dat jaar kwamen van Harlingen "over ijs elck met een paert en sleede de volgende parsoonen: Freerick Bonteman woonagtig in Almenum buyten Harlingen, Douwe Alefsz. Woonagtig tot kemsert, sickke Adriaensz. van surigh en Anne Jacobsz. meede van kemsert en zijn des anderen daegs Weder naer Harlingen vertrocken". Het Resolutieboek vermeldt dagelijks wie er kwamen. Zo vinden we op 14 februari: "...Kwamen van Harlingen aan Meyndert Jansz. van Terschelling met sijne bruidt Trijntje Aenes, Jonge Trijn van Vlielandt... ". Waarschijnlijk was deze tocht een soort huwelijksreis, want dit paar is "op den 15 dito alhier op't raethuys voor scheepenen wettelijck getrouwt". Z i j vertrokken de dag ema weer over't ijs naar Harlingen. Ook deze winter leverde, zoals we al reeds zagen een aantal zilveren herinneringslepels op, voorzien van opschriften. Een van deze lepels van dit jaar bevindt zich i n het Tromp's Huys. Daar staat op te lezen: "Dees lepel is met paerd en slee gebracht van Vlielandt over zee den 2 february A.D. 1684 door Martinus Arnoldi en Maycke Tacama. Op de reeds genoemde tentoonstelling bevonden zich twee lepels die een relatie met Vlieland hadden. De graveringen waren als volgt: "1684, Den 1 Febr. heb ik I.M. Met Paerd en -slee op Vlieland geweest alsoo ter gedagtenisse mijn vrou G.L dese Lepel tot Welcomtuys vereert"; en "F. Sloterdijck en Huysvrouw van Vlielant Bragt met Pard en Slee op Lichtmisdag dees lepel mee. Ao. 1684 2 feb". Op 25 februari 1684 "vroor het alle nachte meer als een gangh ijs, soo dat luyde van 74 Jaer Oudt van soodanige stage Winter niet en gedenc20
ke. De schout van Vlielant quam met Paert en slee van daer overt ijs tot Amsterdam".
Achterkant van de lepel in het Tramp's Huys van 1684
foto H.F. Vugts
Begin februari ziet men op het Vlie 100 paarden en sleden met passagiers uit Harlingen en zelfs een koetswagen met twee paarden en zes i n zittenden. Van 8 tot 16 februari wordt er druk op de Waddenzee gereden met boter, koek, erwten, gort, bier, w i j n en andere zaken. Door deze bui21
tengewone "vroege en stercke Winter sijn een groot gedeelte van Boome en Wijngaerde uytgevroren" en stierf er veel vis. De winters van 1709 en 1712 leverden een bevroren haven van Harlingen op. A l s herinnering bestaat er een koperen tabaksdoos, waarop een IJsgezicht voor een haven en : "1709. Ter Gedagtenis van de Ongemeene Harde Winter In't Jaar 1712. Aangemerkt Hoe In Dit Jaar Met Karr En Paard En Sleeden Veel Menschen Om plaisier Op Zee bij Harleng (Harlingen) Reden". De winter van 1715-1716 begint als op 12 december de wind naar de oosthoek draait en daar vrijwe l onafgebroken tot 9 januari b l i j f t zitten. Daarna zet de dooi langzaam i n , maar van t i j d tot t i j d vriest het nog een aantal korte periodes. Pas op 28 febmari kuimen de trekschuiten weer varen over de Zaan naar Amsterdam. De Onderkant van een zilveren tabaksdoos als trekschuit tussen Haarlem en herinnering aan de winters van 1709 en 1712 Leiden is van 16 december tot ajkomstig uit "een zee van ijs" en met 29 febmari uit de vaart geweest. I n Dronrijp (tussen Leeuwarden en Franeker) worden door Roucoma (schoolmeester, koster en organist) temperatuurwaamemingen verricht en i n een dagboek bijgehouden. Aan het eind van de winter schrijft h i j : "Nu in dese winter hebben de lieden metpeerden en waagens de vaart langs gereeden, van Franeker na Leeuwarden, etc. en hebben ook met peerd en sleeden gejaagt over de zee, van Vriesland tot Enkhuysen en Amsterdam, etc. de schepen hebben omtrent Vz jaar stil gelegen". Jan Daalder te Oostzaan schrijft, terugblikkend op het winterweer: " desem[er] 14 1715 ist begonne te vriese en den 16 dito liepeze al van Nieuwendam op Amsterdfamj en heeft gekontinuweert tot febrya f r i j 2 A° 1716 met seer felle koude en vorst zoo dat het eijs 18 20 tot 24 duym dick is geweest en Benne van derSchelling op Amsterdam gerede met paert enzlee". De winter van 1728-1729 duurde liefst vier maanden, maar vaak kwakkelde het weer. Op 24 november draaide de wind naar het oosten en be22
Boterkonvooi naar Amsterdam in 1729 uit "een zee van ijs"
gon het te vriezen. Vanaf 8 januari ging het echt vriezen en was het scheepvaartverkeer al gauw gestremd, hetgeen 37 dagen zou gaan duren. Dit leverde problemen op voor de handelaren omdat ze hun handel niet langer per schip konden vervoeren. Voor koopman Jelle Ames was dat het sein om dertien jonge marmen te vragen hem eind januari te helpen met het wegbrengen van een grote voorraad boter naar Amsterdam. De tocht zou over het ijs langs de kust van de Veluwe worden gemaakt. Een van de deelnemers beschreef de avontuurlijke tocht met paarden en vrachtsleden vanaf 20 januari 1729. Het verslag begint als volgt: "Ik ben voornemens om te beschrijven de reis, die wij gedaan hebben van Oldeboorn uut Friesland naar Amsterdam om met dertien peerden en sleden met boter, de een had negen, de ander tien vaten, doch tesamen hadden we honderd-en-achtentwintig vaten. Al tesamen voor de koopman Jelle Ames". Het werd een moeizame tocht en pas de 26ste januari waren ze weer terug i n Oldeboom. De winter van 1739-1740 is een zeer strenge winter geweest die al begint met een zeldzaam koude oktober en november en gekarakteriseerd kunnen worden als wintermaanden. December gedraagt zich daarentegen heel anders en is tot na Kerstmis vrijwel vorstloos. Op 4 januari is de beer los! Het begint te vriezen. Op de 30 januari is de Grote Koude wel 23
/
i
4
3Q
c I^A^_iAi ^, f r i ^ f ^ p I l ^ d ^ ^ Q ^ ^g^By-^^ I.^^^^^S^SP"^ ^ijr
voorbij, maar februari kent nog enkele vriesperiodes en de winter eindigt pas aan het einde van februari. I n Amsterdam organiseert men eind januari een dubbele kermis op het ijs: zowel op de Amstel als op het IJ. Men ziet er een kwakzalver in z i j n arrenslee geduwd door een nar, verder koekhakblokken, flessenwinkels, wafelkramen, oliekoekvrouwtjes, koorddansers, goochelaars en rijfelaars. De kasteleins hebben een tent op het ijs gezet en in al het gewoel doen de
\
zakkenrollers goede zaken. Op de schaats natuurlijk! Te Enkhuizen komen veel sleden aan van over de Zuiderzee, er wordt geAchterkant van een zilveren lepel tekst: "1740 Den 26 Febr. Doe ik na sproken van 160 sleden op een dag. Enckhuijsen Ree Over zee, Met Mijn Veel Friezen nemen als herinnering een Eigen Paard en Slee uit "een zee zilveren lepel, doos, schaal o f kan mee van ijs" naar huis, de juweliers doen goede zaken! V r i j w e l iedereen houdt aan deze strenge winter een eigen spannend verhaal over. Een zekere C.E. slaat aan het rijmen. H i j heeft er zin in en laat 35 zesregelige coupletten uit zijn pen vloeien: "Een nieuw Gedenkwaerdig Liedt wegens de felle, harde winter in de Maend January 1740, en wat voor Harlingen op Zee is voorgevallen". Men zingt het op de wijs van: "Geen schoonder Saak op Aarden": Wanneer men heeft geschreeven Seventien hondert even En Veertig wel onthoudt; Doe heeft het sterk gevrooren/ Soo gy hier na suit hooren/ Doe was het dapper koudt. '^^
24
I )rink ccn nokjc voor het zweeten Maar gij moet uw mate wetcn.
Op de Noordzeestranden ligt het ijs 10 tot 12 voet hoog en ijsvelden waren zeer ver uitgestrekt zodat het water van de zee niet te zien was. En dan komt men in 1749 een gedicht tegen dat slaat op een strenge winter en dat kan alleen maar de winter van 1740 zijn geweest:
De knaap was langberucht, Voor het baasje, dat gelijk een vogel door de lucht Kon vliegen over het ijs. 't Is Pier die ellefSteden Van Friesland, op een dag, heeft in het rond gereden, En nog zijn maal in vrede at in den Oliekoek T Bolsward in den stal, bij Vetje van den Hoek. Zo dicht de advocaat Boelardus Augustinus van Boelens en wellicht hebben we hier te maken met de eerste Elfstedentocht. Een zilveren inktstelletje, waarop een arreslede vertelt: "Sijne Algra van Sanders 1740 Den 28 Februarij Doen ik was 11 Jaar en 17 Daagen Reed ik met veel Behaagen met mijn vader en moeder met paard en slee van Bolwart na Enkhuysen over see wij konden doe bemerken Gods Groote Wonder Werken". Het dooit maar langzaam, op 13 maart rijdt men nog met wagens en sleden over de Zuiderzee. Bijzonder was de tocht die Tjipke Gratama in de winter van 1763 ondernam. De rijke koopman uit Harlingen maakte met zijn echtgenote Renske Donker, hun knecht en de hond een tocht van een voile week met paard en arreslee over het ijs van de Zuiderzee en vele binnenwateren. Gratama vertrok op 25 januari en kwam op 31 januari weer terug in Harlingen aan. Het drietal reisde op de eerste dag van Harlingen naar Stavoren om aan het eind van de middag de oversteek naar Enkhuizen te maken. De volgende dag ging het richting Hoom. Het gezelschap kende 25
vooral bij de talrijke bruggen veel oponthoud. De slee ging dan onder de brug door en het paard over de dijk. I n Amsterdam raakten Gratama en z i j n vrouw de bond k w i j t . Daama ging de tocht over Muiden, Harderwijk, Elburg, Kampen, Schokland en Lemmer en vervolgens binnendoor naar Sloten, Woudsend en Bolsward en terug naar Harlingen. Er gebeurde van alles onderweg, bijvoorbeeld het volgende. \»»f ™ hoiit<»rfe v«r,
^ , . .... qfbeeldinguit "Volksvermaken"
/# 7-\
r>
I
I
Den 28 des moreens soo als men van * Amsterdam weder op reis soude gaan mankeerde haare hond. Waar naar sij een half uur hebben getoeft dog niet weder quam maakten sij haar reisvaardig. Maar eer sij vertrokken bevond men dat haar sweep door een baatsugtige Dortenaar was weggenomen. Den hospis dit ontdekkende seide: mijn Heer gebruikt mijn sweep, ik sal dien schalk wel eens vinden en dan kund gij altijt de mijne tegen de uwe uitwisselen. Aldus geackordeert wensten sij elkaar aduw en begaven haar op reis...". De i n 2001 overleden Dick D u i j f van West-Terschelling vond b i j toeval een Liederenboekje, uitgegeven Abram Ferwerda te Leeuwarden, de vierde druk. Het boekje heet: "De Geestelijke Goudschaale, zijnde een versameling van een goed getal uitgesogte Geestelijke Liedekens, Psalmen en Lofzangen". Het zeventiede lied van het bijvoegsel beschrijft een tocht van veertien personen, die op Nieuwjaarsdag van het jaar 1770 met v i j f paardensleden van West-Terschelling uit wilden proberen over het waddenijs de Friese kust te bereiken. Het lied is geschreven door Lambert Claassen, die z i j n danklied bezingt i n twintig vierregelige coupletten. Op 1 januari 1770 vertrokken veertien man's morgens om 5 uur met v i j f sleden van West-Terschelling oostwaarts naar H o o m en vandaar werd er koers gezet naar 't Dorp Dijkshoek' (waarschijnlijk Zwarte Haan). Halverwege durven enkelen niet verder en keerden twee sleden met tezamen zeven man terug. De anderen gingen door, doch dicht bij 'Vriese Palen' zakten omstreeks het middaguur twee paarden door het ijs. Ze werden emit gehaald, maar zakten er voor de tweede maal weer door en moesten toen aan hun lot worden overgelaten. De tocht ging verder, Ook voor romantiek was er tija,
26
maar de toestand werd steeds kritieker. De vloed was doorgekomen en het water kwam op het ijs. Daarom werd besloten, uit vrees dat de wind het ijs zou doen scheuren en afdrijven, en om gevaar van doorzakken te voorkomen, dat iedere slee afzonderlijk zou terugkeren. Des avonds werd het Terschellinger strand weer bereikt. Deze zware tocht heeft volgens de schrijver grote indruk op de Terschellingers gemaakt, omdat na deze gedenkwaardige ijstocht elf personen zich hebben laten dopen. N a v i j f weken probeerde de groep opnieuw Terschelling te verlaten en staken zij met moeite in een boot naar Ameland over. Door het verlopen van het getij hadden ze veel moeite het B o m r i f te omzeilen. Tenslotte kwamen ze veilig het Doo-gat binnen. Begin januari 1784 reisden de twee joodse kooplieden Jan Ysack van der W e rf en zijn vriend Yde Synja van Amsterdam naar Enkhuizen. Het was al b i j zonder koud geweest, de Zuiderzee was dichtgevroren en de scheepvaart lag stil. Van der Werf en Synja Gravure van een Nieuwjaarsprent met arreslee als orwaren van plan vanuit nament uit "een zee van ijs" Enkhuizen door te reizen naar Friesland en dat betekende dat ze de gevaarlijke tocht over het ijs naar Stavoren moesten maken. Er werden gidsen gehuurd, maar die bleken niet erg betrouwbaar. Z i j persten de beide Amsterdammers steeds meer geld af en lieten hen uiteindelijk middenin de ijswoestijn van de Zuiderzee alleen. Het authentieke verslag dat Jan Ysack van der Wer f over de barre tocht schreef is bewaard gebleven. Een krantenbericht uit 1803, i n het bezit van de beer Jan Zorgdrager uit Franeker, luidt als volgt: "13 februari 1803. Aan de Friesche kust b i j Koehool aangekomen over het wad, met paard en sleede, Pieter Gerses Sorgedrager, benevens 4 man, komende van ter Schelling. Op zee is voor HarHngen een groote tent gespannen, waarheen men dagelijks wandelt en waarin men zich vervrolijkt. 27
Kermis op het ijs voor de haven van Harlingen in 1823. In de verte de ijsberg. uit "een zee van ijs"
De zomer van 1822 duurt ogenschijnlijk tot i n november. Op 2 november rijst het k w i k i n Haarlem nog 17 °C. Maar op de ll**^ is er lichte vorst, waarmee de winter intreedt. Met kleine onderbrekingen b l i j f t het i n december licht tot matig vriezen, maar i n januari, 1823, vriest het streng. In deze winter valt er ook veel sneeuw. Diepe sloten z i j n tot aan de bodem bevroren. Naast het gebruikelijke ijsvermaak heeft Harlingen er nog een attractie b i j : een circa 20 meter hoge, gedeeltelijke kunstmatige, ijsberg. Honderden mensen hebben er, van af de haven, een uur lopen voor over om dit wonderlijke gevaarte met eigen ogen te aanschouwen. Een dagboekfi-agment van een inwoner van Ameland beschrijft deze winter als volg. "Den 16 December van voorleden Jaar 1822 began het door te zetten met vriezen, zo dat zij den 3 Januarij over ijs na Vrieland Liepen, den 10 dito met paard en wagen, den 14dito Icon geen water van de Duinen in de NoordZee zien Die 18 dito kwam mijn zoon Pie ter over ij van Terschelling op dijks hoek met 8 man voorzien met een klein Schuitjen, en zo vervolgens over Nes te Huis. Den 20 dito ging het dagelijks van Nes met paard en Slee over op Holvert, Dokkum, Lieuwaarden, Harlingen, Groningen en waar men Woude weezen". Even verder op i n het dagboek komt de schrijver nog op deze winter terug: "in de Verleden Winter is 3/4 uur buiten Harlingen een berg ijs op elkaar geschoven van een groote hoog, van Harlingen ging dagelijks derwaarts veel menschen 28
er woeij 3 vlaggen van den berg, daar was een hool in uitgekapt waar in alles te koop was van Zilver en Goud, Ook is van Westterschelling een man met een pijuk Slee, derecht op Harlingen overgelopen". De winter van 18371838 komt pas laat op gang. Begin oktober komt het k w i k nog ruim boven de twintig graden. November en december brengen geen winterweer. De winter start op 6 januari. 's Morgens is het i n Leeuwarden met zuidooosteHjke wind een paar graden boven nul. 's Avonds komt de wind i n de noordoosthoek en vriest het's nachts twee graden. De temperatuur b l i j f t dalen en op 9 januari vriest het midden op de dag 10 tot 12 graden. Januari levert drie weken diepvrieskou op. I n februari is het afwisselend dooiweer en dan wat dagen met vorst. De 24"^ breekt de dooi definitief door. I n Leeuwarden bedraagt de ijsdikte op 26 januari 70 cm! Op tal van plaatsen is het ijsvermaak natuurlijk groot: 27 januari komen er v i j f personen, namelijk de heren Bos, De Groot, Lieuwen, Kooyman en Smid, vanaf Terschelling met paard en slee in Harlingen aan. Dat lukte ook Kees Franzen en v i j f andere mannen toen zij met paard en slede vanuit Terschelling over het ijs Sint Annaparochie wisten te bereiken. De 28ste keren zij terug. Op 12 januari ondemam men voor het eerst te voet een tocht van Ameland naar Holwerd. Op de 22ste volbracht men de reis met paard en slede. Einde januari maken dagelijks 20 tot 50 sleden de unieke tocht Terschelling-Harlingen en Ameland-Holwerd.. Zelfs boerenwagens met 10 a 12 passagiers en bespannen met twee paarden rijden tussen de Friese kust en de Waddeneilanden been en weer! I n 1823 was dat ook mogelijk geweest, maar toch niet i n deze mate. De winter van 1848-1849 kan gekenmerkt worden als een vrij zachte winter. AUeen van Kerstmis tot 12 januari was het wat winters, de tweeIJsberg op het wad voor Harlingen 1823 uit "een zee van ijs ff
29
de januari was zelfs erg koud. Maar deze winter leverde een verschrikkel i j k verhaal op dat later, i n 1898, door S. Abramsz te boek werd gesteld onder de titel: "veertien dagen op een ijsschots". 14 dagen op een ijsschots
l a J k i . J H H B 6 > 1 « . Jfcwi • ' -a^—^^M 14 dagen op een ijsschots, tekening van J. Plugger in "een zee van ijs"
.
Op 13 januari 1849 gaat de 45 jarige Durgerdammer visser Klaas Bording samen met zij n twee zonen, Klaas (19) en Jacob (17), op de bevroren Zuiderzee botkloppen. D i t is een speciale manier o m bot te vangen als het water bevroren is zodat j e er overheen kunt lopen. De dooi begon al i n te zetten maar desondanks gingen ze, vrij ver uit de kust, met hun netten
i n een wak vissen. Ze blijven de hele dag door vissen. Zelfs wanneer het donker wordt houden ze niet op. De vangst is groot, 700 stuks, en dat betekende een welkomen aanvulling op het schaarse inkomen van Klaas. Opeens merkt een van de zonen dat ze op een ijsschots zitten. Ze z i j n losgeraakt van de ijsvlakte. Door een aanwakkerende storm wordt het ijs i n stukken gebroken. De mannen zitten gevangen. Dagen lang worden ze door de wind en het getij over de Zuiderzee gedreven. Het koude water slaat over de schots en de uitputting slaat toe. De oude Hording w i l van de rand van de ijsschots stappen om zich zelf te verdrinken. H i j wordt middels een hevige vechtpartij door z i jn zonen tegengehouden. De ijsschots koerst van het zuidelijke gedeelte van de Zuiderzee naar Enkhuizen. Ze komen daar dicht onder de kust en kurmen zelfs de wijzerplaat op de kerktoren goed zien. Helaas worden ze niet opgemerkt. De wind draait naar het westen en ze worden naar de eilanden U r k en Schokland weggezet. Tijdens hun tocht over de Zuiderzee hebben ze rauwe bot gegeten en smeltwater van de schots gedronken. Op 27 januari worden ze gered door een groepje VoUenhover vissers, meer dood dan levend: hoUe ogen en zwaar bevroren en ontstoken voeten die maar met moeite uit de 30
Kaart van het afgelegde traject in 14 dagen op een ijsschots uit het boek van Abramsz
klompen bevrijd konden worden. De vader sterft, oud 45 jaar, op 25 februari 1849, zijn oudste zoon Klaas, was reeds op 4 februari overleden, namelijk op de dag dat zijn moeder Marritje i n Vollenhove arriveerde. Alleen Jacob overleefde de ramp, en keerde naar zijn geboortedorp terug. H i j trouwde op 26 november 1857 met zijn nicht Elizabeth Bording en overleed op 8 februari 1871, 39 jaar oud. De winter van 1850 staat bekend als een koude winter, maar niet extreem. Van die winter hebben we het volgende avontuurlijke verhaal verschenen i n Pollepraat, nummer 48, verschenen i n februari 2006.
31
Johannes Hermannus Haversmidt en zijn tocht naar Ameland door Andre Staal Johannes Hermannus Haversmidt werd geboren op 5 april 1830 te Dokkum. Voor zijn opleiding bezocht Joharmes de zeevaeirtschool op Ameland. H i j trouwde op 19 September 1849 te Ljouwert met de 23 jarige Helena van Dam. I n de winter van 1850 reisde h i j met de Amelander pastoor Westers over het dichtgevroren wad naar Ameland. Tot het gezelschap overlopers behoorden ook zijn broer Cornel is en de Dokkumer Nicolaas van der Werff. De oversteek werd drie dagen lang steeds uitgesteld vanwege invallende dooi en de daarmee gepaard gaande dichte mist. Pastoor Westers Pas op zaterdag 30 januari trok de mist uit "een zee van ijs" op en werd besloten de oversteek te maken. 's Middags om een uur, een uur voor laagwater, werd van wal gestoken bij Holwert. Toen ze nog maar een klein halfuiu- van Ameland verwijderd waren stak een sneeuwjacht op. Ze moesten toen op het kompas verder. Over het slechter wordende ijs moesten ze naar betere oversteekplekken zoeken. Tijdens dit zoeken en dwalen ontdekten ze dat bet water weer begon te stijgen. Ze besloten het volgende laagwater a f te wachten. 's Avonds rond hoogwater werd het zicht weer goed en via peilingen op Nes en Buren bleken ze op de goede plaats te zitten. De eb trad weer i n en tot hun grote schrik zagen ze ineens Nes ten oosten van zich. Het ijs was gescheurd en ze dreven westwaarts! Die nacht voorkwam de vloed dat ze via het Bomdiep de Noordzee opdreven. Wel brak him grote schots door de brandinggolven i n vier stukken. Ze hoopten met het binnenkomende water weer naar het Amelander wantij te drijven. Maar toen het licht werd ontdekten ze tot hun grote schrik dat ze richting Harlingen dreven. Hier stapten ze over op een grotere ijsschots. Een poos later Hep de schots aan de grond. Die zondagmorgen besloten ze de vastgelopen 32
schots te verlaten om Terschelling te bereiken. A l na een half uur moesten ze terug omdat de geulen te diep waren. Een tweede poging om de vaste wal te bereiken leed ook schipbreuk. Terug bij de ijsschots zochten ze mossels op het wad om hun honger te stillen. De hele zondag en maandag bleef de schots op het Terschel linger wad vastzitten. Wel stak een stormachtige wind op en konden ze zich moeilijk staande houden. Enorme sneeuwbuien en barre koude teisterden het armzalige viertal. Die maandagavond kwam de ijsschots vlot en begon westwaarts te drijven. Toen de eb begon, begon de ijsschots weer oostwaarts te drijven. Door wind en stroming kwamen ze weer i n het Bomdiep terecht. I n het zeegat brak de schots i n drie stukken. Door de combinatie van de ebstroom en zuidwesten wind liep die nacht de schots vast tegen een veld opeen gepakt drijfijs. Dat ijsveld bevond zich tegen het weststrand van Ameland. Het was toen dinsdagmorgen v i j f uur en de maan stond helder aan de hemel. Na een tocht over enkele honderden meters ijsschotsen bereikten ze het veilige strand. Daar drukten ze elkaar de hand onder een "God z i j geloofd voor deze redding". N a een wandeling van drie kwartier kwamen ze i n Hollum waar ze werden opgevangen en verpleegd. Johannes verloor alle tenen en een deel van beide voeten. Johannes en Helena kregen vier kinderen. De oudste werd op de eerste augustus 1851 geboren te Ljouwert. Moeder Helena stierf i n 1877. Op Hervormingsdag 1882 verwisselde ook Johannes het tijdelijke voor het eeuwige. Leent, wienden, mij het oor, Wanneer ik U zal zingen Hoe Amelands Pastoor Met nog drie jongelingen Gespaard zijn in het leven, Gered zijn uit de nood. Hoe ze op een ijsschots dreven Bronnen: En hoe God hulpe bood. Pollenpaart van Stichting De ouwe Polle. Archief van Stichting De ouwe Polle. Wadden-IJstochten van S. van der Werff. Frisia Catholica 1946 van pastoor L.J. van der Heyden. De Togt naar Ameland door dominee H. van Berkum. Rijksarchief Ljouwert.
33
Naar aanleiding van de extreem koude winter van 1929 publiceerde S. van der W e r f f eigenaar van het gelijknamige hotel op Schiermonnikoog zijn bijgehouden dagboek van die winter. Voor dat h i j tot publicatie overging verzamelde h i j nog enkele verhalen over koude winters voor deze winter van 1929. U i t het boekje haalde ik het volgende verhaal.
De winter van 1890-1891 door J. Bouma te
Oostmahorn
'k Betwijfel dan ook o f u aan de door m i j bij dezen te verstrekken mededeelingen veel waarde zult kunnen hechten. Bedoelde reis dan had plaats i n den winter van 1890 op 1891. Genoemde winter deed zich kennen door vroeg invallende vorst, zeer streng, en duurde van 26 N o v . '90 tot begin Maart ' 9 1 . In dien tij d bestond op Schiermonnikoog een combinatie van drie schippers, n l . : E. A . J. Dobbenga, A . A . Dubblinga en A.Visser. Gemakshalve zou men kunnen spreken van fa. Dubblinga en Co. Door genoemde fa. werd het vervoer van de post van de desbetreffende autoriteiten aangenomen. Door eerstgenoemde firmant werd een geregelde beurtdienst op Dokkum onderhouden, terwajl beide laatste schippers met hun schepen om de veertien dagen de dagelijksche dienst SchiermonnikoogOostmahom onderhielden. De vrije veertien dagen werden besteed om het schip op te knappen o f een extra beurtreis op Groningen o f Dokkum te doen. A f en toe deed zich de gelegenheid voor om een verhuisboedel te verschepen naar Rotterdam, Amsterdam o f den Helder. B i j die gelegenheid werden daarbij ook wel passagiers meegenomen, van en naar Schiermormikoog. De schepen die toen voor genoemde diensten werden gebezigd waren van zeer kleine afmetingen. Primitief ingericht en slechts met zeilvermogen, waarbij vergeleken de tegenwoordige motorpostboot "Brakzand" een oceaanstoomer genoemd kan worden. O m vorengenoemde redenen is het verklaarbaar, dat met slecht weer de post wel eens de reis staakte. Maar vooral winterdag b i j ijsgang moesten de zeilschepen de vaart veel eerder staken dan de tegenwoordig i n de vaart zijnde motor-postboot. Zelfs b i j geringe ijsgang moest men de schepen opbergen in de zoogenaamde "hoek" winterlaag. 34
De bemanning van de drie schepen onderhield dan, voor zoover mogeUjk, den dienst met de zoogenaamde ijsboot. Van geregelde dienst was natuurHjk geen sprake. Het getij en't weer moesten gunstig zijn. Niettegenstaande dat i n den winter van 1890-'91 vele tochten zijn gemaakt, kwamen er periodes van 8 a 10 dagen voor, dat het eiland van alle communicatie met den vasten wal verstoken was. Zoo ook i n het begin van Januari ' 9 1 .
IJsvlet op Schiermomikoog
uit "Waddenijstochten"
Op Donderdagmorgen 2 Jan. werd besloten de overtocht te wagen. 's Morgens 7 uur werd op de hoom geblazen, het sein voor de bevolking van het eiland dat de ijsboot uitging en hulp noodig had. Met behulp van enkele mannen, die al gauw op het sein waren afgekomen werd de boot op de wagen gezet en naar het r i f gebracht. Op de punt van het rif, voor het te water laten van de boot werd de toestand van het ijs i n oogenschouw genomen. Algemeen was men van meening, dat het een moeilijke tocht zou worden. Het vaarwater vertoonde een ijsmassa en de lucht ging betrekken. Na eenige aarzeling werd besloten de boot te water te laten en den strijd met de ijsschotsen aan te binden. De bemanning uit 5 personen bestaande, nam z'n plaats i n de boot in . 35
Paard en wagen, met de overige menschen die behulpzaam waren geweest, keerden naar het dorp terug. De boot zette koers naar Oostmahom. Na een uur ingespannen arbeid, trachtende een weg te banen door de ijsmassa, moest de reis worden gestaakt, daar het intusschen was beginnen te sneeuwen met tamelijke bries uit het Zuid-Oosten. Op een zandbank werd nog een tijdje vertoefd. doch de lucht werd steeds dreigender en om 12 uur werd besloten de terugtocht te aanvaarden. 's Avonds kwamen we onverrichter zake i n het dorp terug. Den volgenden morgen was het weer beter. De wind was gaan liggen en het spelletje van den vorigen dag herhaalde zich. Op het duin, voor de "stricdieken" waarvan men een goed uitzicht had over het vaarwater. werd de kans van slagen nog eens overwogen. en zoo het zich liet aanzien. was die kans aanmerkelijk grooter dan den vorigen dag. Heldere lucht, goed gezicht, twee dingen welke bij dergelijke reizen een eerste vereischte zijn. De reis werd aanvaard en zonder veel tegenspoed IJsvlet op de wadden
uit "Waddenijstochten"
kwamen w i j ' s middags aan de Friesche kust. De boot werd op den d i j k getrokken. en te voet gingen we met de post naar Oost mahom. Het getij was echter te laat om den terugtocht weder te aanvaarden. I n de herberg van J. Bakker wachtten ons een 14-tal passagiers die al enkele dagen hadden gewacht om met de ijsvlet naar het eiland te gaan. Des anderen daags vroeg op. De wind was gedraaid en er woei een tamel i j k briesje uit het Zuid-Westen. Het ijs was dientengevolge lets van de Friesche kust afgedreven De terugtocht beloofde goed te zullen worden. In opgewekte stemming werd het ontbijt genuttigd en i n het vooruitzicht spoedig op het eiland te zijn, trok men i n optocht langs den d i j k naar de
36
boot, elk een klein vrachtje op den rug. De boot was spoedig te water gebracht, het zeiltje geheschen, en na verloop van een paar uur waren we op korten afstand van het eilander strand. Doch een breede strook pakijs moest nog worden doorworsteld. Eerst werd getracht zoo ver mogelijk om de Noord, om de strook been te varen, doch al spoedig bleek, dat dit niet mogelijk was, en moest worden getracht er doorheen te komen. De reis, zoo voorspoedig aangevangen, bleek nog niet volbracht te zijn. Eenmaal i n de ijsmassa, zat de boot al spoedig zoo vast dat we voor noch achteruit konden komen. Intusschen was de vloed ingetreden en dreven we machteloos mee naar binnen. Op geringe afstand konden we de menschen op het strand waamemen, bezig toebereidselen te maken om op de een o f andere wijze hulp te verleenen. En steeds verder dreef de boot met zijn negentien menschen binnenwaarts, terwijl de avond daalde. Tot op een gegeven oogenblik een der passagiers opmerkte dat ze aan het strand bezig waren het vuurpijl-toestel op te stellen. Met belangstelling wachtten we af, wat erzou gebeuren. Lang werd ons geduld niet op de proef gesteld, want al gauw suisde de lat met l i j n , door het toestel afgeschoten, over de boot been. Doch door den wind, die intusschen weer was aangewakkerd. dreef de lijn met een groote boog langs de boot. Aan den wal werd toen de l i j n weer ingetrokken, en voor de tweede maal suisde de lat over de boot, wederom buiten ons bereik. Op ongeveer 10 Meter afstand van de boot lag de l i j n op het ijs. Ook deze keer zou het geen doel hebben getroffen, doch een van de bemanning bood aan, om de l i j n op te halen. U i t voorzorg werd hem een l i j n om het middel gebonden, en gewapend met twee riemen, slaagde hij er i n over het ijs been te kruipen en de l i j n op te halen. Spoedig was hij weer in de boot terug. N u was het einde i n ' t zicht. De l i j n werd rond de boot bevestigd, een sein gegeven naar den wal waar een honderd menschen gereed stonden om hulp te bieden. Toen de verbinding tot stand was gebracht, was er voor de vele menschen, die o p ' t strand stonden te wachten niet veel t i j d meer noodig om de boot met opvarenden door het ijs been te trekken. Met luid hoera werden w i j aan wal door de aanwezigen begroet. Hiermede was weer een van de vele moeilijke en toch interessante reizen met de ijsboot v o l bracht. De bemanning bestond uit de volgende personen: A . J. Dobbenga, A . A . Dubblinga. R. Dubblinga. A . Visser en J. Bouma. De namen van de meeste passagiers kan i k me niet meer herinneren, wel weet i k dat T j . Visser en F. J. Matroos er bij waren. 37
De "gierslee" (links op de foto)was met een toiiw vastgebonden aan een lange lat die was vastgemaakt aan een paal in het ijs en werd rondgeduwd door de exploitanten waardoor er een bizarre draaimolen was ontstaan. Deze ijsdraaimolen stond op de Gouwzee bij Monnickendam. uit "een zee van ijs"
Brormen Buisman, J; Bar en Boos, Bosch en Keuning, Baam,1984 Buisman, J.; Duizend jaar weer, wind en water in de lage landen, Van Wijnen, Franeker,delen 1 t/m 5, 1995-2006 Caescooper, A.C.; Nootysyeboeck. Hs. Gemeente-Archief Zaanstad Couwenhoven, Ron; IJspret, BZZT6H, 's Gravenhage, uitgave HMP, 1999. Couwenhoven, R. en Snoep, H.; Een zee van ijs. De Vrieseborch, 2001. Gouw, J. ter, De Volksvermaken. Schylge myn Lantse, diverse nummers Staal, A.; Johannes Hermannus Haversmidt en zijn tocht naar Ameland, Pollepraat, 48, februari 2006. Van der Werff, S.; Wadden-ijstochten Schiermonnikoog winter 1928-79; Uitgave S.W. MoUema, 1982. Wassenbergh, A. Souvenirs van ijstochten over de Zuiderzee uit vroegere tijden. "Uit het peperhuis", Uitgave van de Vereniging "Vrienden van het Zuiderzeemuseum", eerste serie, no 8, februari 1955.
38
Boekbespreking door Carin
Winkelman Titel: 100 jaar gastvrij Vlieland Auteur: Jan Houter Uitgever: Flevodruk Harlingen, cop. 2006
jm.
GASTVRIJ VLIELAND
@a
v w vlifltand
Het kan niemand zijn ontgaan: in 2006 viert Vlieland 100 jaar toerisme. Vele acties zijn er al aan ontsproten en natuurlijk moest er ook een boek over komen. In '100 jaar gastvrij Vlieland' staat de geschiedenis van de ultieme toeristische vereniging te boek, die van de V W . Vanuit de oprichting van 'Vlielands Belang' en de eerste vergadering van de vereniging op 6 januari 1906 leidt Houter ons via vele vergaderingen en jaarverslagen naar de dag en de
V W van vandaag. Door deze opzet moest ik onwiliekeurig toch denken aan Hans Stolk's 'Zeebad Vlieland', dat immers ook de geschiedenis vertelt aan de hand van vergaderingen en jaaroverzichten. Er is echter toch een vrij ingrijpend verschil. Waar Stolk de teksten over het algemeen letterlijk van de notulen ovemam, doet Houter zijn best om van de toch vaak droge kost die notulen vormen smeuige verhalen te fabriceren. De stem van Houter klinkt daarbij duidelijk door in de kleine commentaar zinnen en kopjes. Dit maakt dit boek misschien net lets minder feitelijk puur dan een letterlijk verslag, maar het maakt het ook prettiger leesbaar en interessanter om door te nemen. Want drama is er genoeg te vinden in een vereniging waar bepaalde leden elkaar niet leken te kunnen luchten of zien en waar er regelmatig heibel in de tent was over de meest uiteenlopende zaken. Deze reis door de (vergader)tijd wordt verder nog verluchtigd met hier en daar een toegevoegd verhaal van vroege Vlieland-gangers. Het boek is mooi vormgegeven met vele foto's en advertenties. Deze illustraties vertellen al een verhaal op zich. Het boek wordt afgesloten met een overzicht van de bestuursleden door de jaren been. Al met al inderdaad een aardige blik in 100 jaar gastvrij Vlieland. 39
Cultuur Historische Vereniging Eyiandt Flielandt en de redactie van Tien Eeuwen Eyiandt Flielandt
wensen u Prettige Kerstdagen en een Voorspoedig 2 0 0 7 40
Doelstelling van de Cultuur Historische Vereniging Eylandt Flielandt De vereniging heeft ten doel: a. het wekken van belangsteiiing voor en bevorderen van de kennis van de geschiedenis van Vlieland. b. het bijeenbrengen, in eigendom verwerven en tentoonstellen van voorwerpen en geschriften betrekking hebbende op de geschiedenis van Vlieland, alsmede het beheer van de hieronder vallende bezittingen van de vereniging. c. het bevorderen van de bescherming van de cultuur historische bepaalde sfeer op het eiland, en in het dorp Oost-Vlieland in het bijzonder. d. het bevorderen van de uitwendige en inwendige instandhouding van reeds bestaande cultuurhistorische monumenten op Vlieland. e. het bevorderen van het verwerven, behoud en restaureren van collecties op Vlieland. f. het verlenen van steun, in de meest uitgebreide zin van het woord, aan het museum "Tromp's Huys", hiema te noemen: "het Museum". De vereniging tracht dit doel met alle wettige middelen te verwezenlijken, onder meer door: • Het verrichten van sponsoractiviteiten ten behoeve van de vereniging en het Museum. • Het geven van adviezen aan het Museum. • Het bevorderen van vrijwilligerswerk ten behoeve van het Museum. • Het verzorgen van publicaties. • Het organiseren van (studie) bijeenkomsten. • Het zonodig voeren van procedures om de onder b en vermelde doeleinden te bewerkstelligen. • Alsmede alle overige wettelijke middelen die het bestuur voor het bereiken van de doelstelling nodig acht, of daartoe bevorderlijk kunnen zijn.
Contributie Het contributiebedrag van de C.H.V. is gesteld op € 12,= per jaar; buiten Vlieland € 14,= per jaar. U ontvangt hiervoor een acceptgiro. Wilt U geen gebruik maken van de acceptgiro, dan kunt U Uw contributie overmaken op bankrekening 36.76.50.029 t.n.v. Eylandt Flielandt.