Orgaan van de Cultuur Historische Vereniging "Tromp's Huys", Vlieland RedacHe:
H.P. de Nijs Nieuwestraat 29 8899 AR VLIELAND Tel.: 0562-451889 E-mail:
[email protected]
Zevende jaargang, nr. 4, december 1997 Het auteursrecht/copyright van de inhoud van dit blad berust uitsluitend bij de Cultuur Historische Vereniging "Tromp's Huys", Vlieland. Wanneer artikelen de naam van een auteur dragen, berust het auteursrecht bij de auteur.
INHOUDSOPGAVE V A N H E T BESTUUR
2
V A N DE R E D A C T IE
3
"HONDERD JAAR G E L E D E N " de heer T.F.J. Pronker.
.4
"OVER E E N KOSTBARE VERVALSING" de heer P. A. de Hoo.
5
V A N D E CONSERVATOR de heer B. Huiskes "Walviskaken weer terug op VKeland" 6 "Tromp's Huys heeft 'De Pink' in langdurige bruikleen gekregen" 7 "Vlielander Geschiedenis in het kader van recente Herdenkingen" 8 "De Memoires van Donia" 13 "Historisch Fruit op Vlieland" 14 "De conservering/presentatie van de 'Walviskaken' in de N H Kerk" 15 " H E T MODEL V A N D E 'GEELVTNCK deheer T.F.J. Pronker.
" 19
I N L E V E R E N KOPIJ
20
CONTRIBUTIE
20
DOELSTELLING
31
BESTUURSSAMENSTELLING
21 I
V A N HET BESTUUR Schenkingen en legaten Het lijkt ons een goed moment om hier nog eens ons reeds eerder gegeven advies te herhalen. Wil men voorwerpen, hetzij bij leven schenken, hetzij bij overiijden nalaten, dan doet men er goed aan uitdrukkelijk de vollediee naam van onze Cultuur Historische Vereniging "Tromp's Huys" als begunstigde aan te wijzen. Volstaat men met vermelding van alleen Museum Tromp's Huys of kortweg Tromp's Huys, dan betekent het dat de schenking of net legaat naar de Gemeente Vlieland, als eigenaresse van het museum gaat. Of de schenking of het legaat dan wordt aanvaard, raakt dan in de onzekerheid van de politieke besluitvorming. Permanente expositie in het museum blijft ecnter altijd afliankelijk van beschikbare ruimte in het museum. Wijst men onze vereniging als begunstigde aan, dan komen de goederen in principe ook voor het museum beschikbaar (een deel van de verzameling in Tromp's Huys is dan ook eigendom van onze vereniging) en dan weet men dat het bestuur, op grond van haar statutaire doelstellingen de plicht heeft zorgvuldig met een en ander om te gaan; d.w.z. om het door de schenker beoogde doel te behartigen. In de bijna 30 jaar van ons bestaan heeft de Vereniging heel wat kunnen betekenen voor het museum en het behoud van de cultuurhistorie van het eiland. De eindverantwoordelijkheid voor het museumbeleid ligt echter bij het gemeentebestuur. Wij willen daarom hier nog eens ons advies herhalen aan hen die Vlielands cultuurbezit bij schenking of legaat willen herstellen of uitbreiden: benoemt u, voluit geschreven, de Cultuur Historische vereniging "Tromp's Huys" tot begunstiigde. De vervulling van uw wens, maar ook handhaving daarvan in ae toekomst, is dan niet afliankelijk van wisselende politici of ambtenaren, maar van een breed samengesteld bestuur dat voortdurend door een uitgebreid ledenbestand wordt gesteund en zo nodig openbaar ter verantwoording kan worden geroepen. Oproep Het Nederlands centrum voor volkscultuur^ regionale geschiedenis, folklore en volkskunst heeft om medewerking gevraagd aan het project "Brieven voor de Toekomst". Dit project wordt georganiseerd door bovengenoemde instelling, het Neaerlands Openluchtmuseum en het P.J. Meertens-Instituut. De bedoeling van het project is dat (toekomstige) onderzoekers een betrouwbaar beeld kunnen krijgen van het dagelijks leven anno 1998, op een alledaagse dag in de week. 2
Daarom wordt aan alle Nederlanders gevraagd op vrijdag 15 mei 1998 een brief te schrijven waarin zij hun bezigheden en belevenissen van die dag opschrijven. Hoewel velen er belangstelling voor hebben hoe dat bij onze voorouders is geweest, is daarop door gebrek aan informatie vaak maar heel moeilijk een antwoord te geven. Om daarvoor in de toekomst een betere mogelijkheid te bieden, is dit project, waarvoor uw medewerking wordt gevraagd, opgezet. Voor nadere informatie en het toezenden van uw brief van 15 mei 1998 kunt u zich wenden tot: Nederlands Centrum voor Volkscultuur, Werkgroep Brieven aan de Toekomst LucasDolwerk 11 3512 EH Utrecht, fax. 030-2334047 HetBestuur V A N DE REDACTIE RECTIFICATIE In ons nummer van September 1997 is op biz. 8 een storende fout geslopen. De in cursief gezette zin: "want op 31 December moest hij op Vlieland voor de loodsdienst beschikbaar zijn!" moest natuurlnk luiden: "want op 31 December moest hij nog dienst doen op Terschelling en op 1 Januari moest hij op Vlieland voor de loodsdienst beschikbaar zijn!" Tevens hebben wij in het septembemummer de leden opgeroepen documentatie te leveren betrefFende de Vlielander cultuurhistorie. Een lid heeft daar gevolg aan gegeven, waarvoor onze hartelijke dank. Wij wet en echter zeker dat er meer leden moeten a j n die ons tiidschrift kunnen verrijken met cultuurhistorische artikelen. Daarom hernalen we hierbij onze oproep: heeft u relevante informatie of documentatie, schroom dan niet contact op te nemen met de redactie. Rest ons nog, ook namens het bestuur, u alien een voorspoedig 1998 toe te wensen!
3
Honderd Jaar geleden. ^ S ^ ^ ^ H H H M j ^ M M
Scheepsberichten Amicitia. Krimpen a/d Lek, 4 Feb. Volgens bij den reeder ontvangen telegram is het barkschip Amicitia, kapt. Pronker, op heden van NewCastle N S.W. te Tocopilla aangekomen, alles wel aan boord Loodskotter. Vlieland, 4 Febr. De Loodskotter, schipper Knop, eergisteren v66r den storm naar zee gegaan en waarvoor men zich ongerust maakte is hedenmiddag binnengekomen.
Zomaar twee gewone berichten in Dagblad Scheepvaart van 5 Februari 1898 uit de lange lijst van Scheepstijdingen, die dat Rotterdamsche blad dageliiks publiceerde. Toch voor VTieland berichten die gedachten over de zeiltijo opwekken. Het eerste bericht: De toen bijna 34-jarige Vlielander zeilvaarder kapitein Teunis Pronker die, na een reis van 77 dagen van Newcastle in Australie, in Tocopilla op de Westkust van Chili is aangekomen; "alles wel aan boord". Het zou noch de eerste, noch de laatste, keer zijn geweest dat een loodsboot niet meer van zee terugkeerde. Tien tegen een dat Teunis' bejaarde ouders, de loods Feije Pronker en zijn vrouw Elizabeth Bakker, net als al die andere eilanders in hun huisjes in de Groote Straat, m die dagen vol zorg zijn geweest over het mogelijke lot van de loodskotter die buiten ons Zeegat worstelde om vrij van lagerwal te blijven. Dat zij 77 dagen zonder bericht bleven, terwijl aan de andere kant van de wereld hun zoon en zijn equipage van 18 man behouden de Groote Oceaan overzeilden, zullen zij als vanzelfsprekend hebben ervaren. T.F.J. Pronker (Ook die reis zal voorkomen in miin, volgend jaar te verschijnen, boek over "Het Eerste Classe IJzeren barkschip Amicitia" en de zeemansloopbaan van haar kapitein.) 4
;'Jg»tMI*W|»lf'- •
"Over een kpstb^re vgrvalsing" Wat is er Hollandser dan zich scharen om de dampende theepot als het buiten vriest dat het kraakt? Nee, precies, het is met Hollands. Het is van oorsprong Chinees, dat theeceremonieel. Het theedrinken werd in de loop van de 17e eeuw in Europa ingevoerd. Men trachtte in deze periode ook om de gebruiksvoorwerpen weike met het theedrinken in China verband hielden, naar Europa te halen. En zoals ahijd en overal waren deze voorwerpen eerst onbekend, en dus een korte periode zeldzaam, daarom kostoaar en dat is dan altijd de aanleiding om lets na te maken. Zo verging het ook ons gespreksonderwerp van deze keer. Een ordinaire vervalsing die ik u vanuit het Tromp's Huys onder de aandacht wil brengen. "Nou nou", hoor ik u zeggen "een vervalsing in het Tromp's Huys?" Laat ik u meteen geruststellen. In de loop der tijd is deze vervalsing uniek, gerespecteerd en gezocht geworden. We heboen net over een Klein theepotje in de vitrinekast in de grote kamer van het Tromp's Huys. Het is gemaakt van rood steengoed door de Delftse pottenbakker Arij de Milde aan het eind van de 17e eeuw. Uit de schnftelijke weergave van de rondleiding welke Daan Kooijman na de dood van Jet Visser in het Tromps Huys gaf lezen we het volgende; "een terra-cotta theepotje, met zilveren beslag en deksel is een geschenk van de csaar van Kusland". Van dit laatste ontbreekt elke verdere bron, dus we scharen dat onder "wishful thinking"j^ maar tuit en handvat ziin inderdaad met zilver gemonteerd, terwiil een zilveren kettinkje handvat^ dekselknop en tuit met elkaar verbindt. Deksel s waren toen een probleem; ze bleken na het bakproces niet altijd te passen. Het rode harde steengoed werd ten onrechte gehouden voor (een op eigen houtje uitgevonden) porselein, het wonderproduct, waarvan Nlarco Polo al in de 13e eeuw had bericht. Het werd door hem ourcelaine" genoemd, naar een zeeschelp. ifin, het zogenaamde "imitatie Yi-Hsing theepotje is niet zomaar een theepotje, maar een echt museumstuk geworden, ook het Princessehof in Leeuwarden in Leeuwarden bezit een dergelijlc theepotje van Arij de Milde. Zeker is in elk geval dat het theepotje in het Tromp's Huys afkomstig is uit de nalatenschap van mevrouw Akersloot-Berg. De kleine theepotjes, zoals deze werden gevuld met zeer sterke thee, welke na het inscnenken met kokend water uit een zogenaamde "bouilloir" werd aangevuld. Met een beetje fantasie stelt u zich vervolgens een dergelijke theeceremonie voor. Zo rond de eeuwwisseling in deze grote woonkamer van het Tromp's Huys.
S
Peter de Hoo British Tea Drinking", Robert Emersori, Kunst & Antiekrevue, aprill993. 5
Van de conservator
Walviskaken wger terug op Vlieland Ze zijn wel een jaar weggeweest, maar onlangs kwamen de walviskaken weer terug op Vlieland. A l jaren waren er plannen om de kaken een goede conserveringsbeurt te geven, maar telkens werd het weer uitgesteld omdat er nog seen goede methode gevonden was om zonder afbreuk te doen aan de kaken deze te conserveren. Op andere plaatsen werd eieenliik de conservering een fiasco omdat de kleur vooral ver achterbleef bij de werkelijkheid. Een voorbeeld hiervan zijn de beide kaken die voor het gemeentehuis van Schiermonnikoog staan en een aantal jaren geleden een behandeling hebben gehad. Van de oorspronkeliike kleur is weinig overgebleven en men kan spreken van een mislukking. Met deze problemen in het achterhoofd werd (gelukkig) de conservering ieder jaar uitgesteld hopende op betere tiiden. Gelukkig voor Vlieland is dit wachten niet vergeefs geweest, want de methode die nu toegepast wordt is bijzonder goed en zorgt ervoor dat de kaken weer jarenlang in hun oorspronkelijke kleur tentoongesteld kunnen worden. De kaken, die sinds 1920 in de kerk staan, zijn de onderkaken van de GroenJandse walvis. Voor 1920 stonden de kaken op het kerkhof en deden dienst als grafmonument. Gelukkig dat de toenmalige vroede vaderen begrepen dat, wanneer de kaken langer op het kerkhof zouden staan, er met veel van over zou blijven. Weer en wind waren al begonnen met de sloop. In de raadsverigadering van 7 oktober 1919 werd besloten om de kaken van het kerkhof te verwijderen en een plaatsje in de kerk te geven. Voor Vlieland is dit een zeer verstandig besluit geweest, omdat deze kaken haast uniek mogen worden genoemd. De Groenlandse Walvis is uitgestorven en kaken in deze hoedanigheid zijn nergens ter wereld meer te vinden. Vandaar dat de conservenng met de meeste omzichtigheid gebeuren moest. Het museum Technische Werken in Groningen heeft de conserveringsklus uitgevoerd en er kan gesproken worden van een bijzonder geslaagde operatie. De kaken oie erg zwak waren zijn verstevigd met een stalen pen terwijl de kaken die erg schilferig waren speciaaTzijn behandeld. Verder zijn de kaken opgevuld met een kunsthars. Ook hebben de kaken nu een vaste plaats in de kerk gekregen. Stonden ze voorheen in verschillende hoeken van de kerk^ thans zijn ze langs de muur op een soort plateau opgesteld. Dit voorkomt dat de kaken nog met vocht in 6
•^^^IfTW^^P-,
aanraking komen terwijl ook lichte beschadigingea door stofzuigers enz. vermeden worden.
Tromp's Huys heeft 'De Pink' in langdurige bruikleen gekregen Tijdem de vieringen van de feestelijkheden rond 400jaar gemeenterechten was in het Tromp's Huys een bijzondere tentoonstelling ingericht. Verschillende documenten die betrekking hadden op dat 400-jarig jubileum waren te zien. Een bijzonder scheepje, De Pink genaamd, was door het Nederlands Scheepvaart Museum te Amsterdam in bruikleen afgestaan. Het scheepje dat het gemeentewapen van Oost-Vlieland siert, wordt algemeen aangeduidals een 'pink'. Een pink is een klein vissersschip voor de kustvisserij. De oudste vermelding dateert van 1483 op Ameland.
visseizoen.
Een beschrijving van het wapen van Oost-Vlieland noemt het type een loodsboot. Er waren destijds - datwil zeggen aan het eind van de 16e eeuw geen speciale loodsboten, zomin als het loodswezen georganiseerd en beschermd was.(Vanqfhet begin van de 17e eetiw werd dat anders.) Het wijst op de bijverdiensten van Vlielanders buiten het
De pink kon tevens dienst doen als kleine
koopvaarder.
Het model van dit scheepje zal voorlopig in het museum te zien zijn omdat het Scheepvaartmuseum dit 'getuigd reconstructiemodel van de visserspink' in langdurige bruikleen heeft afgestaan.
7
Vlielander Geschiedenis in het kader van recente Herdenkingen. Bij de herdenkingen rond 400 Jaar Bestuursrecht van Oost-Vlieland werd in publicaties en anderszins het een en ander uit de rijke historic van Vlie and geput, dat de toets der kritiek niet kon doorstaan. Het is jammer dat zij die dit soort herdenkingen en feestelijkheden op touw zetten, blijkbaar weinig waarde hechten aan het waarheidsgehalte van wat naar voren gebracnt wordt. Ook de onvoUedige en wat hypocriete wijze waarop Oldenbamevelt eer werd bewezen, had beter gekund. Dat vinden wij a s Cultuur Historische Vereniging jammer; vooral ook omdat daarbij bleek dat ons tijdschrift Tien Eeuwen Eylandt Flielandt slecht gelezen wordt. Immers, wij hebben in de afgelopen jaren in onze publicaties reeds meerdere malen oude mythen doorgeprikt en aan andere historische feiten zorgvuldig aandacht besteed. zou men zich de moeite nemen om onze Vereniging, die toch bij uitstek geacht moet worden zich op historisch gebied goed te orienteren, bij wat herdacht wordt te raadplegen, dan zou dat van meer respect voor de Vlielander geschiedenis getuigen. Om te voorkomen dat verkeerde informatie blijft voortleven willen wij daarom een aantal feiten recht zetten, respectievelijk nog eens op een rijtje herhalen wat wij reeds eerder publiceerden. Wij doen dat aan de hand van een artikel dat onze oud-voorzitter T.F.J.Pronker onlangs in de Hariinger Courant publiceerde. Naar voren werd weer gehaald dat Luitenant-Admiraal Maarten Harpertsz Tromp meerdere malen het Tromp's Huys zou hebben bezocht. Dit, voor de public relations en het toerisme zo aardige gegeven dat ook wij vroeger geloofd hebben, hebben wij reeds enige jaren geleden ontzenuwd. In de nummers van december 1992 en maart 1996 van Tien Eeuwen Eylandt Flielandt is uitvoerig uiteen gezet dat Maarten Harpertsz Tromp nimmer op Vlieland kan zijn geweest; dat hij zelfs nimmer in de buurt is geweest tot hij op 14 oktooer 1643 misschien lets van Vlieland in de verte zou kunnen hebben gezien en dat hij twee en een halve maand voor zijn dood, namelijk eind mei 1653, het toen nog bestaande West-Vlieland kon zien, toen hij daar lanes en buiten Texel om, naar het Marsdiep zeilde. Verder is hij bij Vlieland nooit gekomen. Laat staan dat hij op ons eiland is geweest. Ook het bij het Tromp's Huys betrekken van vermeende bezoeken van zijn zoon Comelis Tromp, berust op "wishflil thinking". Terwijl van Maarten Harpertsz Tromp uitvoerige joumalen en veTe correspondentie bewaard is gebleven waaruit zijn leven gedetailleerd gereconstrueerd kan worden, is dat van zijn zoon, die het eveneens tot LuitenantAdmiraal bracht, in veel mindere mate het geval; zijn betekenis voor de 8
'rTr^rWn^
vestiging van Nederlandsch macht ter zee is dan ook zeker minder dan die van zijn vader. Wanneer wij Comelis Tromp's loopbaan nagaan^ dan blijken er slechts vier reizen te zijn waarbij hij, netzij via het Marsdiep, hetzij via het Vlie, vertrokken or aangekomen zou kunnen zijn. (De reizen waarover we met zekerheid weten dat hij via de rede van Texel ging, hier verder buiten beschouwing latende.) Wat betreft de genoemde vier reizen heeft veel stuoie geen enkele aanwijzing eegeven dat hij met zijn vloot via Het Vlie kwam. En zeker niet dat hij daarbij ook op Vlieland aan land zou zijn jgekomen. En hoewel een bezoek aan Vlieland niet tot de onmogelijkheaen behoort, is iedere stelling in die richting een slag in de lucnt, zolang dat niet aangetoond is. Er is slechts een redelijk te onderbouwen theone waarom de Noorse schilderes Betzy Akersloot-Berg haar woonhuis, waarvan aangenomen werd dat het het oude Admiraliteitshuis zou zijn (ook daarbij is in Tien Eeuwen Eijlandt Flielandt op goede gronden een vraagteken gezet), de naam Tromp's Huys (die voor die tijd niet bestond) zou hebben gegeven. En wel het feit dat Comelis Tromp, toen hij enige jaren in dienst van de Deens/Noorse Koning was, een opvallende plaats veroverde in de geschiedenisboekjes van Betzy Berg's vaderland. Het fraaie ANWB-informatiebord op de gevel van het museum Tromp's Huys werd indertijd helaas geplaatst zonder overleg met hen die er wat meer van weten konden en wordt ook na genoemde publicaties, tegen beter weten in, gehandhaafd. Als Cultuur Historische Vereniging vinden wij dat tegenover de bezoekers niet correct. Wiens naam wel op dat informatiebord zou thuishoren, en die ook bij de recente herdenkingen weer, en niet ten onrechte, genoemd is, is de belangrijkste van alien, Luitenant-Admiraal-GeneraaiMichiel Adriaansz. de Ruyter. In Tien Eeuwen Eylandt Flielandt is reeds eerder uiteengezet dat van hem namelijk wel met zekerheid bekend is, en met data, dat hij vier maal met zijn vlaggenschip op de Vlieree heen gelegen en daarbij enige keren ook de vertegenwoordigers van de Admiraliteit op ons eiiand neeft bezocht. Ook is nij hier ter kerke gegaan en de kaarsenkroon in onze Kerk getuigd daarvan. Echter oat verhaal dat De Ruyter hier een eigen huis had, (helaas gebruikt men daarbij dat afschuwelijke laat-twintigste eeuwse woord "tweede woning", dat geheel niet bij onze zeventiende eeuwse admiraal past), mist ook iedere grond. Uit de rapporten van de Admiraliteit en uit De Ruyter's uitvoerige en bewaard gebleven correspondentie blijkt zonneklaar dat, wanneer de vloot op de Vlieree was, hij daar aan boord van zijn vlaggeschip verbleef en alleen voor korte bezoeken op Vlieland aan wal kwam. Ook wanneer zijn vrouw en kinderen hem vanaf Amsterdam uitgeleide deden, verbleef dat gezin aan boord van het vlaggenschip en alleen toen De Ruyter vertrok, reisden zijyia Vlieland zo snel mogelijk terug naar Amsterdam. Er was dus voor De Ruyter geen enkele rSlen 9
om een huis op Vlieland te hebben. Dat het in 1916 afgebroken huisje op de hoek van wat nu De Ruyterglop heet, de naam 'T)e Ruyterhuisje" had, kan alleen verklaard worden uit de mogelijkheid dat een ter plaatse gestaan hebbend en omstreeks 1838 afgebroken, groter gebouw, het werkelijke Admiraliteitsgebouw zou kunnen zijn eeweest (dat wat wij nu Tromp's Huys noemen, zou dan meer met het landsbestuur te maken hebben gehad, waarvoor het oorspronkelijk ook gebouwd werd). Dat zou dan het eebouw geweest kunnen zijn dat De Ruyter enige malen bezocht heeft en daaruit zou de reden kunnen zijn gevonden om het restant daarvan in de vorige eeuw het "De Ruyterhuisje" te noemen. Er valt op dat gebied nog wel wat meer te bestuderen, maar aan verhalen op loze gronden bij herdenkingen hebben we niets. In het kader van de recente herdenkingen werd ook nog Willem de Vlamingh, de Vlielander commandeur die de Westkust van Australie in kaart bracht, naar voren gehaald en de plaatselijke drankenhandel bracht een drank uit onder de naam Geelvinck (de naam van De Vlamingh's schip). Daarbij werd echter op het etiket een aftjeelding geproduceerd met een klungelige 20ste eeuwse zeilschiptekening, die nauwelijks meer op de Geelvinck leek dan een auto op een trein. Had men van de publicaties van onze Vereniging kennis genomen dan had men geweten dat er een redelijk goede aftjeelding van de Geelvinck zelf beschikbaar is en dat er ook andere aft^eeldingen van schepen van dat type beschikbaar zijn. Jammer dat ook hier weer de geschiedenis georuikt wordt voor commerciele doeleinden, zonder dat er blijkbaar serieuze interesse voor bestaat. Komen wij nu bij de zgn. Oldenbamevelt-herdenking zelf Eerst de duit die uitgegeven werd. Was plastic in plaats van metaal al een wat >oedkope keus, ook met net ontwerp is men met weinig historisch jesef te werk gegaan. De tekst J.v. Oldenbamevelt sluit niet erg aan bij de herdenking van dit zestiende-eeuws gebeuren. Toen immers schreer men of voluit Johan van Oldenbamevelt of alleen Oldenbamevelt (zonder van). Het gebmik om namen te schrijven met een voorletter, een v. en dan de acntemaam kwam weinig voor en is van veel later datum. Daarbij had men toch ook wel de moeite kunnen nemen om in plaats van de kalligrafisch weinig fraaie belettering, de duit te voorzien van opschriften in letters en cijfers in 16de eeuws schrift; ook daarvoor is de kennis en bekwaamheid op ons eiland aanwezig. Tenslotte, de afbeelding van het wapen. Waarom niet op deze zogenaamde 16de eeuwse duit ook niet dat bijzonder mooie, uit de betreffende tijd daterende, wapen van Oost-Vlieland aangebracht, in plaats van het wapen met het speelgoedbootje dat tegenwoordig gebruikt wordt? Dan was er nog de intocht van Oldenbamevelt. Aangekondigd was dat dat zou gebeuren op een replica van een zeepink. Nu betekent het 10
woord replica dat men een naar materialen, bouwwijzej, ambacht en afmetingen exact gelijk exemplaar van een vroeger schip nabouwt (de "Batavia" in Lelystad is daar een mooi voorbeeld van). Wat wij nu echter te zien kregen was niet anders dan een uiterst goedkoop en nautisch-historisch zeer ongeloofvvaardig toneeldecor. Voor zo'n kort gebruik mag dat ook best. Maar doe het dan niet met dat gewichtige woord "remica" alsof Vlieland op dat gebied plotseling ook mee kan meedoen. Bezoekers die ervoor naar Vlielana kwamen voelden zich beetgenomen. Komen we nu tot Johan van Oldenbamevelt zelf Alleen zijn rol bij het verienen van bestuursrecht aan Oost-Vlieland werd belicht, terwijl er toch alle reden was om op zijn figuur wat verder in te gaan; vooral ook gezien de wandaad die Vlieland ten opzichte van Oldenbamevelt's oudste zoon beging. Oldenbamevelt moet worden aangemerkt als misschien de grootste staatsman die Nederland heeft gekend. Hoewel de grote verdiensten van Willem de Zwii^er bij de geboorte van onze natie voorop staan, kan men zich toch aivragen wat die in de laatste fase van zijn leven zonder de steun van de zeer toegewijde en uiterst bekwame Oldenbamevelt bereikt zou hebben. Dat na de moord op Willem van Oranje, diens zoon Prins Maurits hem tenslotte kon opvolgen, danken wij voor bijna honderd procent aan de inspanningen die Oldenbamevelt daartoe verrichtte en het meesterliike politieke spel dat hij daarbij nationaal en intemationaal speelde. Had Oldenbaraevek Prins Maurits niet gebracht tot het stadhouderschap en tot bevelhebber van het leger, dan is het zeer de vraag wat er toen van de onafhankelijkheid van de Zeven Noordelijke Nederlanden terecht zou zijn gekomen. En men kan zich afvragen of zonder Oldenbamevelt het Huis van Oranje verder nog een rol in de geschiedenis der Nederlanden beschoren zou zijn geweest. Ook nadat Prins Maurits in het zadel zat, heeft hij zeer veel aan de onafgebroken steun van Oldenbamevelt te danken gehad. Daarom is het zo bijzonder tragisch dat bij de gebeurtenissen die tot Oldenbamevehs val in 1618 leidden, Prins Maurits zo'n bedenkelijke rol heeft gespeeld. Hoewel de veroordeling van Oldenbamevelt op uiterst duhieuze gronden, niet het werk van Prins Maurits zelf is geweest, was hij de enige die de onthoofding van Oldenbamevelt, zeg maar gemst de gerechtelijke moord, op 13 mei 1619 had kunnen voorkomen. Het strekt tot zijn eeuwige scnande dat hij dat niet heeft gedaan. In het vervolg op die gerechtelijke moord komt Vlieland dan weer in beeld. De zonen van Oldenbameveldt lieten het er niet bij zitten en zijn zoon Willem beraamde in 1623 een aanslag op Prins Maurits, die mislukte. Strafrechtelijk niet fraai, maar in het licht van Maurits' wandaad, wel begrijpelijk dat diens zonen de moord op hun vader niet over hun kant wilden laten gaan. Ware de aanslag gelukt, dan had Prins Maurits niet anders dan een koekje van eigen deeg gekregen. Willem vluchtte, en kon zich in het buitenland in veiligheid stellen. Reinier van
II
Oldenbamevelt, de oudste zoon, had zijn broer Willem ten behoeve van de aanslag geld verschaft. Toen het plan van de aanslae verraden was, vluchtte hij naar Vlieland, werd toen hier door de Vlielander schout gevangen genomen en aan de Haaesche moordenaars van zijn vader uitgeleverd, waama ook zijn hoofd op het schavot viel. Men kan zich met recht afvragen of de Vlielander bestuurderen van 1623, zo niet uit dankbaarheid voor de, hen door Oldenbamevelt verleende rechten, maar dan toch uit respect voor diens grootheid als staatsman voor de Nederlandse zaak, die gevangenneming en uitlevering niet hadden behoren na te laten. In de toeimialige verhoudingen en aftelegen ligging van Vlieland en met de gebrekkige verbindingen, was er best een mogelijkheden geweest om Reinier voor dat lot te behoeden en hem over zee in veiligheid te brengen. Het zou niet misplaatst eeweest zijn als, bij de eer die Oldenbamevelt nu in 1997 bewezen werd, de Vlielander bestuurderen alsnog hun diepe schaamte tot uiting hadden gebracht voor de ondankbaarheid die hun voorgangers ten toon spreidden, toen zij Oldenbamevelt's oudste zoon en stamhouder uitleverden en daardoor, (op zijn minst mede-) schuldig waren aan diens dood. Wij hebben de historische feiten nog maar eens op een riitje gezet, opdat men zich zal realiseren, dat aan herdenkingen als deze, niet alleen een commercieel doel, maar meer nog oprechte mteresse voor ons cultuur-historisch erfgoed, als onderdee van respect voor onze voorvaderen, ten grondslag behoort te liggen. Het op zorgvuldige wijze omgaan met dat cultuurhistorisch erfgoed is wat onze Vereniging en ons tijdschrift beogen.
Voordat wij het hiema volgende artikel van de heer Huiskes, "De memoires van Donia", plaatsten, hebben wij dit voorgelegd aan onze oud-voorzitter, de heer T . F . J . Pronker, omdat het manuscript van Donia reeds eerder via hem in het bezit van de C.H.V. en Tromp's Huys kwam. De heer Pronker verstrekte de volgende aantekeningen, die wij laten voorafgaan ter verduidelijking van de betreffende figuren en hun onderlinge relatie. De genoemde Jacob Blom is een achterkleinzoon van Gerrit Blom (1864-1941). Deze kwam uit een oorspronkelijk van Texel ajkomstige loodsen /amilie. Hij behoorde lot de vierde generatie die op Vlieland leefde en vier generaties lang waren de Blommen hier op Vlieland met de posterijen verbonden. Gerrit Blom, ook wel 'Kokje'genoemd, was dus de postrijder tussen het dorp Oost-Vlieland en het Posthuis, in aansluiting op de postverbinding over de Vliehors en het Eyerlandse Gat met Texel. Die postritten maakte hij met laagwater over wat toen nog het
12
Zuiderstrand langs de Zuiderzee heette. (De Postweg was er nog niet.) Hij woonde met zijn vrouw Cornelia Bakker in de Groote Straat in het huis dat nu het nummer Dorpsstraat 29 draagt, waar ook zijn dochter Maaike (1890) en zoon Jacob (1897) werden geboren. Waar nu Dorpsstraat 31 staat, had Gerrit Blom de stal voor zijn paard en wagen. Na ophefflng van de genoemde postdienst in 1923 /1927 (ne T.E.E.F. sept. 1994) liet Gerrit Blom voor hem en zijn vrouw op de plaats van de stal een nieuw woonhuis bouwen en verkocht het oude huis dat uit het begin van de 17e eeuw dateert. In het huis daar weer naast, nu Dorpsstraat 33, woonde Gerrit Donia, over wiens herinneringen het hiema volgende gaat. Hij was, na het overlijden van zijn eerste vrouw, getrouwd met Maaike Blom. Schrijver dezes heeft alle genoemde personen goedgekend en enige aanvuUing op de figuur van Donia is hier wel op zijn plaats. Die kwam als onderwijzer naar Vlieland, was enkele decennia hoofd van de Lagere School en was vele jaren Wethouder en loco-burgemeester. Hij was het prototype van de strenge, dock rechtvaardige en integere sociaal-democraat zoals men in die tijd in onderwijskringen veel tegen kwam. Onderstaande aantekening van de heer Huiskes geven een wat moeizame, tegen zijn omgeving oproeiende man. Zo kwam hij echter bepaald niet over. In tegendeel: hij was een, wellicht wat autoritair dock tevens gevoelig mens, met een open oor voor andermans noden. Hij was een alom geacht man die naast zijn plichten als hoofdonderwijzer en later wethouder, zich ook inzette om mensen die dat nodig hadden, met raad en daad bij te staan. Ook in ajn uiterlijk straalde hij die combinatie van gezag en menselijkheid uit.
De memoires van Donia. In augustus 1993 brachten Jacob en Frederieke Blom uit Harlingen enkele zaken uit familiebezit, die ze als schenking hadden bestemd voor museum Tromp's Huys. Jacobs familienaam verwijst naar die van Gerrit "Kokje" Blom. Van Gerrit bracht hij een tekening in kleurkrijt die Gerrit toont op de bok van het wagentje waarmee hii de post tussen dorp en Posthuis vervoerde. De tekening heeft inmiddels een plaats gevonden in de "portrettengalerij" van markante Vlielanders op de zij zolder van het museum. Tot dezelfde familie behoorde door een huwelijk ook Gerrit Dom"a. Donia typte aan het einde van zijn leven zijn herinneringen neer op gelinieerde foliovellen uit een versneden cahier. De tekst verschaft ons een blik uit Donia's ogen op het Vlielandse leven tussen 1900 en 1930. De thematische structuur die Donia koos doet denken aan de autobiografie van Aletta Jacobs. Zonder ook maar een grammetje respect te verliezen voor Donia of Jacobs moet gesteld worden dat thematisch geordende memoires naairmate de lezer vordert niet altijd even boeiend blijven. Elk hoofdstuk borduurt voort op hetzelfde stramien: een nieuw thema wordt aangesneden, de opvattingen van de schrijver ter zake beknopt uiteengezet en dan volgt ae bescnrijving van 13
alweer een moeizame roeipartij tegen de stroom in langs klippen van andermans domheid, voonngenomenheid en wat een argeloos doch rechtschapen mens nog meer kan hinderen in het bereiken van zijn reisdoelen. "Mijn verhaal wordt eentonig" is om die redenen een evleugeld citaat geworden. •e conservator van museum Tromp's Huys heeft met plezier kopieen van het typoscipt afgestaan voor de redactie van "Tien Eeuwen' omdat de lezers er waarschijnlijk genoegen aan zuUen beleven. Om te voorkomen dat "mijn verhaal eentonig wordt" is echter niet gekozen voor een integrale publicatie maar voor de meest boeiende fragmenten en activiteiten uit het leven van Donia. Deze zuUen u in de komende afleveringen worden voorgeschoteld.
e
Historisch fruit op Vlieland Toen Staatsbosbeheer op Vlieland met haar fruitbomenactie begon, koesterde museum Tromp's Huys al geruime tijd plannen om de museumtuin een historischer aanzien te geven. Omdat de presentatie op de begane grond sterk in het teken van net echtpaar Akersloot-Berg staat, ligt dan een inrichting van de tuin, Z9als die rond 1900 geweest zou kunnen zijn, voor de hand. Niet alleen is dat vanaf de dijk een leuk gezicht en voegt het wat toe aan de presentatie van de Vlielander cultuurhistorie. Een blik uit het tuinkamerraam van het museum completeert zo ook de presentatie binnen het museum en brenet de bezoeker dieper terug in de sfeer van de eeuwwisseling. Toch is niet ingegaan op het aanbod van Staatsbos omdat het assortiment niet specifiek Vlielands was. Het museum wilde graag zo dicht mogelijk de historische werkelijkheid benaderen. Gelukkig kon een beroep gedaan worden op Klaas Houter senior. Toen Houter zich in 1949 op Vlieland vestigde, had hij al een loopbaan in het Tuinbouwonderwijs achter de rug. Ook was hij als examencommissielid actief. Op Vlieland trof hij een aantal verwaarloosde hoogstam fiuitbomen aan. Hij nam net onderhoud daarvan in overleg met de eigenaren ter hand.
14
Fruitbomen die in de jaren '50 al op leeftijd waren, moeten eplant zijn rond de eeuwwisselin^. Als Houter in 1997 een poging eed om zich de oudste bomen uit zijn eerste Jaren op Vlie voor de geest te halen, moest dat resulteren in een lijstje fruitrassen, zoals die op vHie in de tijd van Betzy gekweekt werden. Het gemak waarmee Houter uit zijn geheugen putte is verbazingwekkend en voor zijn hulpvaardig verschafte informatie is museum Tromp's Huys hem dan ook erkentelijk. We zijn erg blij met het stukje geschiedenis dat Houter zich wist te herinneren en het museum heeft inmiddels dankbaar een keuze gemaakt uit het beschikbaar gekomen lijstje. Wellicht is het ook voor de lezers van "Tien Eeuwen" interessant. De struik-in-bloesemtooi op de foto {excuus voor de zeer matige kwaliteit) moet volgens fhiitkweker Harrie van Noort uit Frederiksoord - waar het museum haar bestelling plaatste - een leipeer zijn. Het precieze ras is vanaf een gereproduceerde historische zwart-wit foto niet vast te stellen.
f
Appel (Bramley Seeding / Brammie Sieping; Goudrenet; Notaris; Zoete Aagt en Zure Aagt) Peer (Juttepeer(West Ent), Franse suiker, Bergamot, Goudbal, Provisie, Dirkjespeer, Kruidenierspeer? Pruim Hollandse Blauwe, Gale Tonneboer Bes(boompjes) Rood, Kruisrood, Kruiswit Noot Walnoot
Een selectie hiervan zal geplant worden in de tuin.
De conservering / presentatie van de "walviskaken" m de NH Kerk. {Ten bate van het leesgemak wordt gesproken van kaken, waar onderkaakhelften beaoeld wordt\ Reeds miin voorganger Albert Flonk vatte destijds plannen op de zes onderkaakhelften van de Groenlandse walvis voor verder verval te behoeden. Voordat Flonk naar Terschelling kwam, werkte hij als technisch medewerker op de natuurwetenschappelijke afdeling van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek te Amersfoort. Daar had hij onder meer botmateriaal behandeld, dat bij archeologische opgravingen van de dienst was geborgen en di«ide te worden geconserveerd. Flonks voorlopige gedachten gingen uit naar het impregneren van de kaakhelften in een grote kuip met Dermoplast 15
of Archeoderm^ middelen waarmee hii in Amersfoort had gewerkt. Ook zou er gehjmd worden met Araldit en gevuld met Ponon. Flonk gaf zelf te kermen dat zijn specifieke vakkermis niet meer gegroeid was sinds zijn vertrek naar Terschelling en stond open voor suggesties omtrent nieuwe middelen en technieken. Zo'n houcfing siert Albert Flonk. Veel conserverings- en restauratiewerk is verkeerd afgelopen omdat in de loop van het proces problemen opdoemden, die niet beheersbaar bleken, Beser van de grenzen van eigen kennis en vaardigheden is bij museumwerk eerder een goede eigenschap dan een handicap. In de periode van die eerste en voorlopige gedachtenvorming kukelde enigszins tot ons geluk een kleinere kaakhelft om en brak in tweeen. De Kaak is aangeboden aan Museumtechnische Werken in Groningen met als opdracnt de brokken weer te lijmen, maar eerst eens wat experimentjes uit te voeren op de breulcvlakken. Daar kon immers het een en ander op beproefd worden omdat de vlakken weer uit het zicht verdwenen. Ook verschafte de breuk ons een kijkje in de binnenkant van het bot. De conditie daarvan gaf natuurlijk sterk richtinjg aan de proefiiemingen en de vraagstelling. Hoe hoog is de absorptie (met het oog op een raming van de materiaalkosten)? Hoe afwijkend is de verkleuring van het ene middel, hoe hinderlijk is de glans van het andere middel? Tot onze grote geruststelling bleek het met de conditie van het gebroken Dot reuze mee te vallen: sterk en keihard. Het voomaamste uobleem was de schilferigheid van de "rug" - de bolle zijde van de )Otten. Afgaande op twee oude foto's van de kaken in hun positie op het kerkhof, op de al eeuwenlang cultured bepaalde grafricnting met het hoofd naar het westen en op de plaats van de steen of kaak aan de westzijde van het graf (met de tekst naar het oosten") kunnen we aannemen dat de rugzijde van de kaken blootgestela was aan de overheersende westenwind en aan de meeste regenval. De voorzijde van de kaak lag in een betrekkelijke luwte. Als de rugzijde van de kaak het meeste regenwater opnam, is door het uitzetten van bevriezend regenwater ook de grootste schade in de vorm van barsten en schilferigheid aan deze zijde van de kaak te verwachten. Beschutte plaatsing in de kerk pakte in dit opzicht dus gunstig uit voor de kaken.
Een ander nadeel van de plaats op het kerkhof was de aantasting van de botten ter hoogte van net maaiveld. Rond de "plak" kaak waar deze in de grond veroween, verzamelden zich plassen regenwater, die niet direct in zegen. In dit gebied van de kaak is de rotting dan ook het sterkst. Bijna alle kaken vertonen op deze plaats een verkleuring. De grote kaak op het graf van de famine Noordberg is hier bijna doorgerot. Na plaatsing in de kerk hield dit proces uiteraard op en Van Deinse verdient alle postume lof die hem maar 16
kan worden toegezwaaid voor zijn verzoek om de kaken in de kerk te plaatsen. Toch was de verplaatsing naar de kerk maar een lichte verbetering. De kaken werden los tegen de muur gezet. Ze maakten contact met de vloer en met de muur. Bij het stofzui^en en bij het schrobben en dweilen hadden de kaken te lijden en liepen het risico om te tuimelen. Bij een voile kerk, die ook nog eens uit voile borst een aantal psalmen en gezangen aanheft, ontstaat condens op de muren. Dit leidt tot verschillende vochtgehaltes op verschillende plaatsen in de kaak. Door de kaken veel schever tegen de muren te zetten dan ze op het kerkhof stonden, kwam ook het zwaartepunt van de botten buiten hun basis te liggen en leden de kaken sterker onder hun eigen >ewicht. Afknappen ter hoogte van het aangetaste deel was vooral bij let bijna doorgerotte bot een groot risico. Na de aanleg van centrale verwarming in de kerk werden de botten aan hun bolle zijde ook veel sterker verwarmd dan aan hun holle kant. De interne temperatuurverschillen en de temperatuurschommelingen aan de achterkant - onder het stookregime in de kerk - pakten door het plaatselijk krimpen en uitzetten ongunstig uit voor de botten. Deze drie bedreigende factoren in de bewaaromstandigheden zijn simpel te bestrijoen. Verticale plaatsing op een individuele sokkd of een gezamenlijk platform, los van de muur en buiten de stroom verwarmde lucht die opstijgt boven de radiatoren schept al veel betere omstandigheden voor de kaken. Gekozen is voor een L-vormig podium langs de westelijke zuidmuur van de zuidbeuk en langs de westelijke muur van de zuidbeuk. De keus voor de plaats moest onverwacht herzien worden vanwege de tijdens de restauratie van de kerk vastgestelde hoge ouderdom van de kerkbanken aldaar. De banken stonden op de nominatie te verdwijnen maar zijn alsnog gehandhaafd. Daarom verhuisde het podium naar de oostelijke kant van de zuidbeuk. De maatvoering bleef dezelfde: hoog genoeg om over de radiatoren te vallen en diep genoeg om de kaken voor de opstijgende lucht van de radiatoren te houden. De lengte is berekend op de zes kaken met voldoende tussenruimte 9m de individuele kaken goed tot hun recht te laten komen en een ruimte voor een zevende kaak. Deze ruimte kan nog ingenomen worden door de kaakstomp (schuin afgeknapt tussen maaiveid en kniehoogte), die Van Deinse in 1918 tekende en liet staan maar in 1926 volgens diens aantekeningen verdwenen bleek. Op dezelfde stomp (te oordelen naar de schets van Van Deinse) zijn veel later door Flonk enige conserveringsmiddelen beproefd, voordat ze werd teruggebracht naar het toenmaiige Bezoekerscentrum, waar ze nu nog staat. Ook wordt gedacht aan een replica van het exemplaar dat in 1920 naar het Natuurhistorische Museum in Leiden is gebracht.
De kaken rusten niet direct op het podium. Per kaak is een verdieping uitgespaard, waarin de kaak met een beschermfolie om de onderkant tijdelijk werd neergezet. De ruimte is vervolgens gevuld met een gietnars, die uitgehard het negatief vormt van de kaak. Daama is de kaak weer opgetild en werd de folie verwijderd. De kaak krijgt zo van onderen al een steuntje door een op maat gegoten kom. Bovendien wordt ruggensteun geboden door een beugel, die even om de kaak kruh. De beugel is uitgevoerd in roestvrii staal en van binnen bekleed met een mbber. Ze voorkomt dat de kaak kan omvallen. De beugel is vastgezet aan een u-balk, die lan^s de muur is bevestigd. Op advies van Piet de Graaf is het plaatmatenaal van het podium uitgevoerd in de kleur van het kerkplafond. De beugels en de balk kregen de kleur van de achterliggende muur. Met dezelfde klap van een verbeterde presentatie wordt ook de conserveringsvlieg halfdood geslagen: vandaar de schuine streep in de kop van deze bijorage. Halfdood, want er bleef een noodzaak tot actieve conservering. In de verzwakte grote kaak zijn twee roestvrij stalen pennen ingebracht ter versteviging van de meest kwetsbare plek. Met de venijming werd deze pen geheel aan het gezicht onttrokken. Als tweede vorm van actief conserveren zijn alle kaken aan de achterziide geimpregneerd met een middel om schilfers te fixeren. Bij een kaak was dat ook aan de voorkant gedeeltelijk nodig. De keus van een impregneermiadel is op dit moment nog steeds een keus uit de minste van allerlei kwaden. Aan de voomaamste eis - die van reversibiliteit, van omkeerbaarheid voldoet geen enkele middel dat in 1997 verkriigbaar is. Middelen op waterbasis of op basis van een ander oplosmiddel zijn alleen reversibel wanneer ze als een film op het kaakoppervlak liggen. In dat geval is er zelfs een krachtige (en gore) remover voor epoxynarsen. Maar met een film is de kaak niet gebaat. Om de schilfers vast te houden moet het conserveringsmiddel enkele millimeters diep indringen. Dan biedt de reversibiliteit van een wateroplossing ook geen soelaas, want het verwijderen van het middel moet dan gebeuren door de kaak onder hoge druk schoon te spoelen. Dat overleefl die kaak niet. Andere opiosmiddelen laten een irreversibel systeem achter, zodra ze zijn verdampt. De keus gaat dus tussen irreversibel conserveren of niets doen en de afschilfering (vertraagd) laten voortgaan. Na impregneren kan het oplosmiddel dat voor het transport van het werkende middel in de botporien moet zorgen groot onheil aanrichten. Het oplosmiddel dient te verdampen. Die verdamping gaat epaard met het onttrekken van warmte aan net voorwerp. Juist die oudevorming is moeilijk te beheersen. Als het wat heftig verloopt, leidt het tot rueuwe barsten en schilfers. Zo is het middel erger dan de kwaal want dat resultaat zou precies het tegendeel zijn van wat beoogd wordt met de behandeling. Ook is net voorgekomen - de
f
18
•i.^^^'jftWi4iU"^t'r^
'tjjj^myiy^-'' • '
voorbeelden uit de praktijk zijn legio - dat het opiosmiddel oppervlakkig verdanrpt en het residu in de buitenlaag van het bot zijn werk zo goed doet, dat verdamping van het opiosmiddel dieper in het bot onmogelijk is. Dan staat er niet alleen een fraaie grafpaal op een podium maar ook een brok chemisch afval. Epoxyharsen doen hun werk zonder oplosmiddelOT. Daarom is vopr de epoxy gekozen als het minste kwaad. Er zijn wel 70 epoxies, elk met andere eigenschappen. De een stinkt uren in de wind en blijft dat jarenlang doen. De ander verkleurt het voorwerp emstig of laat een ongewenste elans achter. Denk je al deze bezwaren te kunnen vermijden, dan blijkt de betreflfende epoxy een ultrakorte "pot-life" te hebben, de tijdspanne die de bars heeft tussen het aanbrengen en het binnendringen van het bot voordat ze is uitgehard. Gekozen is voor een epoxy die niet stinkt, niet glimt, slechts een beetje verkleurt en een vo doende lange pot-hfe heeft om de nodige millimeters in het bot door te dringen zodat aan het voortdurend afschilferen een einde komt. Bij het bot dat aan de voorzijde behandeld moest worden, is de epoxy met een penseel in de barsten en achter de schilfers gebracht om verldeuring onzichtbaar te houden. Aan de achterzijden zijn de verkleuringen teniet gedaan door waar nodig een dun laagje acryiverf te strijken. De Cultuur Historische Vereniging, het Anjerfonds Friesland en de gemeente Vlieland - geldschieters van de behandeling - kunnen terugkijken op een geslaagde operatic met behulp van de anno 1997 meest verantwoorde middelen. Ik hoop dat tienouizenden mensen tientallen jaren kunnen genieten van een belangrijk stuk Vlielander cultuurgeschiedenis dat op de hele wereld zijn gelijke niet kent. Bert Huiskes
Het model van de
Geelvinck".
In het maartnummer 1997 van Tien Eeuwen Evlandt Flielandt, trof de lezer, naast een uitvoerig artikel met betrekking tot Willem de Vlamingh, zes foto's met toelichting aan, die de voortgang van de boifw van het model van het fregat "Geelvinck" illustreerden. Ook dit jaar heeft onze scheepsbouwmeester, Kapt. J. Horjus, niet stilgezeten. Vergelijlcing van bijgaande Joto (zie ommeziide) metde foto's in ons maartnummer, zal de geinteresseerde beschouwer overtuigen dat er weer belangrijke voortgang isgemaakt. Een volgende keer zullen wij weer wat uitvoeriger op de vele details ingaan. Volstaan we er nu mee te vermelaen, dat nog onlangs de scneepsmodellen-restaurateur van het Rijksmuseum, A.J.Hoving. opnieuw zijn "bewondering" heeft uitgesproken voor "de liefde e f t . auidelijke kundigheid die uit ditprofessionele stuk werk blijkt". *^ T.FJ.
Franker 19
Model " G e e l v i n c k / / INLEVEREN K O P I J De sluitingsdatum voor het inleveren van kopij bestemd voor het volgende nummer van "Tien Eeuwen Eijlandt F ielandt" is gesteld op 21 februari 1998. U kunt uw bijdrage inleveren op het redactieadres Nieuwestraat 29. 8899 AR Vlieland NIEUWE LEDEN: GRATIS ZEEKAART Voor een ieder die zich aanmeldt als lid van de Cultuur Historische Vereniging "Tromp's Huys", ligt in het museum "Tromp's Huys' een reproductie van een 17e eeuwse zeekaart gereed. CONTRIBUTIE Het contributiebedrag van de C.H.V. is gesteld op / 15,—; u ontvangt hiervoor separaat een acceptgiro. Wilt u geen gebruik maken van de acceptgiro, dan kunt u uw contributie overmaken op bankrekening 36.76.50.029 of postgiro 3433565 t.n v C.H.V. Tromp's Huys, Vlieland. Zodra het contributiebedrag bij ons binnen is, ontvangt u bij uw eerstvolgende bezoek aan museum 'Tromp's Huys' uw lidmaatschapskaart of, indien u reeds een lidmaatschapskaart heeft, kunt u deze in genoemd museum af laten stempelen. Desgewenst kan men ook de contributie contant betalen bij museum "Tromp's Huys" aan de balie of thuis bij onze penningmeester mevrouw M . van der Pol-Reinders, Dorpsstraat 182, Vlieland; u ontvangt dan meteen uw lidmaatschapskaart of de reeds in uw bezit zijnde kaart wordt afgestempeld. 20
DOELSTELLING De Cultuur Historische Vereniging "Tromp's Huys" stelt zich ten doel de bestudering van de cultuurhistorie van Vlieland en de ondersteuning van de activiteiten van het gemeentemuseum Tromp's Huys. Uit de contributies vormt zij een reserve om waardevolle voorwerpen met betrekking tot de Vlielander historie aan te kopen. Daamaast verricht en stimuleert zij het opsporen van voor de Vlielander geschiedenis belangrijke documenten, verslagen en beschrijvingen uit oude archieven elders in het land. Met het lidmaatschap van slechts / 15,~ per jaar per gezin ondersteunt u ons werk.
BESTUURSSAMENSTELLING:
TELEFOON:
Dagelijks hestuur: J.M. van Grinsven. voorzitter H.M. van Eck, secretaris M. van der Pol-Reinders, penningmeester
0562-451959 0562-451388 0562-45J428
Overige hestuursleden: W. van de Woestijne-de Pagter D. van der Veen S. Visser
0562-451264 0562-451100 0562-451818
21
Ovmrn vani^e Cu&tiuxr Vtistovi^che Pmnijmg " Qwn^^C^u^Sf" Vlieimb.
Zevende jaargang, nr. 4, december 1997