Qrgaan van de Cultuur Historische Vereniging "Tromp's Huys" Vlieland
Redactie:
E.J. Veerdig-Robijn Gangboord 8 8899 BS VLIELAND Tel.: 05621 - 1049
Vierde jaargang, nr. 2, Juni 1994 S P E C I A A L "LUTINE" NUMMER Het auteursrecht/copyright van de inboud van dit blad berust uitsluitend bij de Cultuur Historische Vereniging "Trorap's Huys", Vlieland. Wanneer artikelen de naam van een auteur dragen, berust het auteursrecht bij de auteur.
INHOUDSQPGAVE
VOORWOORD
.2
INLEIDING r
4 •
•
.
VOORGESCHIEDENIS D E L A A T S T E REIS VAN D E "LUTINE"
' 5
'.
. 8
D E RAMP .
11
HETGRAF
15
DEGRAFSTEEN
15
C A P ! AIN L A N C E L O T S K Y N N E R RN
19
V E R D E R E OPVARENDEN
22
D E "LUTINE"
23
HET GOUD
24
LITERATUURLIJST
28
DOELSTELLING
29
L A A T S T E NIEUWS
29
1
VOORWOORD
Cultuurhistorie blijft niet beperkt tot hetgeen binnen de muren van musea getoond kan worden. Onze cultuurhistorische erfenis moet ook zoveel mogelijk in het dagelijks leven zichtbaar zijn. Daarom richt onze vereniging ook zijn aandacht op dat wat zich buiten "Tromp's Huys" bevindt. In vele publikaties over het vergaan van het goudschip "Lutine" in 1799 en de daarop volgende bergingspogingen van de goudschat gedurende twee eeuwen, bij weike bergingen de haven van Terschelling een hoofdrol speelde, wordt wel eens over het hoofd gezien dat de ondergang van het schip dichtbij Vlieland plaatsvond. De eerste berichten werden op ons eiland ontvangen en het waren Vlielander loodsen en vissers die het eerst bij het wrak kwamen en o.a. het stoffelijk overschot van de commandant van de "Lutine" (Captain Lancelot Skynner) hier aan land brachten en een hem en zijn officieren waardige begrafenis gaven aan de voet van de oude Kerk. Zoals S.J. van der Molen in zijn boek "Goud in de golven", waarin hij uitvoerig de ondergang van de "Lutine" en de bergingspogingen van het goud beschrijft, opmerkt is het zeer merkwaardig dat noch op Terschelling noch op Vlieland ooit een gedenkteken aan dit gebeuren is gewijd. Onze vereniging was reeds lang van mening dat die opmerking temeer voor Vlieland geldt, waar het graf van de commandant van de "Lutine" tot nu toe zonder enige aanduiding bleef. Het tijdelijk houten kruis dat wij daar een aantal jaren geleden op plaatsten, hebben w i j nu kunnen vervangen door een definitief, in de stijl van 1799 vervaardigd, grafmonument en het leek ons juist naar aanleiding daarvan dit extra nummer van "Tien Eeuwen Eijlandt Flielandt" aan de "Lutine" te wijden.
2
Onze dank gaat uit naar: - Lloyd's London, die als assuradeurcn nog altijd belang hebben bij wat er zich ook nog aan goud op de strandingsplaats moge bevinden, maar die ook een belangwekkende "Lutine"-verzameling bezitten waaronder de in 1858 geborgen scheepsbel die nog altijd in Lloyd's Underwriting Room hangt en geluid wordt bij het annonceren van scheepsrampen e.d. Lloyd's toonde zich zeer enthousiast voor ons initiatief en stelde ons royaal het overgrote deeLvMi de benodigde middelen ter beschikking. - Interlloyd (Averij) B . V . en de daartoe behorende firma Alfred Schroder die als Lloyd's-agenten al in de ]9e eeuw nauw bij de zakelijke aspecten van de bergingspogingen betrokken waren. Dankzij een bijdrage hunnerzijds kunnen w i j dit speciale nummer van "Tien Eeuwen Eijlandt Flielandt" doen uitkomen. «
- Lies Homan, die haar expertise op het gebied van de kalligrafie beschikbaar heeft gesteld om tot een juiste keus te komen van een eind 18e eeuw lettertype voor deze grafsteen en die vervolgens de gehele tekst op ware grootte heeft uitgewerkt. - De Steenhouwerij Jorna uit Leeuwarden die bij het overleg en het tot stand komen van de steen een toewijding toonde die van veel belangstelling getuigde. - De medewerkers van dc Gemeente Vlieland die ons met het oprichten van het monument op het oude Kcrkhof behulpzaam waren. - D&B Graveerstudio in Haarlem die haar best heeft gedaan om tot een fraaic uitvoering van de koperen plaquette te komen. - Het National Maritime Museum te Greenwich en Lloyd's London die uit hun archieven waardevoUe informatie verschaften om tot een verantwoorde tekst op de grafsteen te komen. 3
INLEIDING In 1799 strandde het 'goudschip' de "Lutine" dichtbij Vlieland en werd de commandant en twee zijner officieren op Vlieland begraven. Zoals wij in het maartnummer van "Tien Eeuwen Eijlandt Flielandt" aankondigden, waren bij bezig om op het gral van deze commandant, Captain Lancelot Skynner RN, aan de noordoostkant van onze oude Kerk een definitief grafmonument te plaatsen. De verwezenlijking van dat plan is mogelijk gemaakt doordat Lloyd's London, die als assuradeuren nauw betrokken zijn geweest bij de lading goud die het schip vervoerde, daarv<x)r een zeer royale financiele steun hebben gegeven. Gedurende bijna 200 jaar zijn, met de haven van Terschelling als basis, met wisselend succes tal van pogingen ondernomen om de lading goud en zilvcr die het schip vervoerde te bergen. Dat hecft de begrippen "Lutine" en Terschelling zeer aan elkaar gekoppeld. Aangezien echter de stranding van het schip dicht bij Vlieland plaatsvond (zeker in die tijd was de westpunt van Terschelling nog verder van Vlieland verwijderd dan nu het geval is) en de politieke en oorlogstoestand in die tijd meer op Texel en Vlieland gericht was, leek het ons een goedc gedachte om, nu door het aanbrengen van de bovenbedoelde grafsleen op het Vlielander Kerkhof wij hier een "Lutine"-monument zuUen hebben, in dit speciale nummer van "Tien Eeuwen Eijlandt Flielandt" aandlacht te schenken aan de gebeurtenissen die tot de ondergang van de "Lutine" hebben geleid. Daarbij moet bedacht worden dat de "Lutine" niet alleen een lading goud voor Hamburg vervoerde maar ook een grote hoeveelheid geld in munten voor het Engels-Russische invasieleger in Noord-Holland en de Engelse vloot die op dat moment in de Zuiderzee lag. Dat was ook de reden dat met dit vervoer een schip van de Engelse marine werd belast en niet een gewoon koopvaardijschip. Aannemelijk is dan ook dat Lloyd's London als assuradeuren niet het schip (oorlogsvloten werden als regel
4
niet verzekerd) noch de voorraad baar geld voor de militaire opera ties verzekerd had doch alleen de lading zilveren en gouden staven voor de Engelse kooplieden en bankiers in Hamburg. A l vorens wij over de ondergang van het schip en bijna de gehele bemaiuiing spreken, hier eerst een stukje voorafgaande geschiedenis.
VOORGESCHIEDENIS Gedurende de 17e eeuw hadden in de drie grote Nederlands-Engelsc zeeoorlogen de beide landen om de hegenomie ter zee gestreden. Dat was ook de periode waarin ons huidige museum "Tromp's Huys" zo'n belangrijke rol speelde als Admiraliteitsgebouw, waarover wij in ons tijdschrift meermalen scltfeven. Nadat in de tijd van Koning Stadhouder Willem I I I van Oranje de beide landen niet alleen in een personele unie maar ook politiek dichter bij clkaar kwamen, was het tegen het einde van de 18e eeuw nog eenmaaJ gekomen tot een treffen tussen Nederland en Engeland. Daarbij speelde, naast de handels- en koopvaardijbelangen, ook de Nederlandse steun aan de jonge Verenigde Staten van Amerika in hun onafliankelijksstrijd tegen Engeland een grote rol. In de Vierde Engelse oorlog, waarin als belangrijkste gebeurtenis Admiraal Zoutman in 1781 in de Slag om de Doggersbank nog een kleine overwinning behaalde, was Nederland eigenlijk niet meer ter zee tegen Engeland opgewassen, al werkte de vrede van 1784 nog vrij gunstig uit. Kort na deze Vierde Engelse oorlog vonden in Huropa grote veranderingen op het politieke toneel plaats, voortvloeiende uit de Franse Revolutie van 1789. Zoals bekend, was er ook in Nederland onvrede ontstaan met betrekking tot de politieke structuur van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en het bewind van de Oranje-stadhouder Prins Willem V . Enerzijds was er vanaf 1792 het manifeste streven van het nieuwe bewind in Frankrijk om ook de rest van Europa de ideeen der Franse Revo-
5
lutie op te leggen, ongetwijfeld gekoppeld aan een behoorlijke dosis veroveringszucht. Anderzijds was er binnen Nederland de strijd tussen de Patnotten en Prinsgezinden waarbij eerstgenoemden Franse steun zochten om de oude regering in Nederland omver te werpen. Dat alles leidde ertoe, dat eind 1794 Franse troepen ons land binnentrokken en in 1795 de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden onder de Oranjes vervangen werd door de Bataafse Republiek, geleid door politici en railitairen uit kringen der patnotten maar met een duidelijk stempel van een Franse vazalstaat. Vanaf dat moment werd Nederland opnieuw betrokken bij de oorlog die er reeds tussen Frankrijk en Engeland heerste. Onze toch al verwaarloosde vloot had inmiddels veel van haar gevechtswaarde ingeboet, doordat vele Oranjegezinde o f f i cieren vervangen werden door onervaren en minder capabele bevelhebbers uit patriotische kringen. Het lagere zeevolk daartegen bleef veelal Oranjegezind zodat de verhoudingen op de vloot veel te wensen overlieten. Door de leiding van de Bataafse Republiek werd de Nederlandse admiraal De Winter min of meer gedwongen om met een volstrekt onvoldoende vloot de Engelsen aan te vallen hetgeen resulteerde in de nederlaag in de slag bij Kamperduin (ten noordwesten van Schoorl) waar op 11 oktober 1797 dat wat nog resteerde van de eens zo roemrijke Nederlandse vloot voor een groot gedeelte ten onder ging of in Engelse handen viel en admiraal De Winter door de Engelsen in gevangenschap naar Engeland werd afgevoerd; lets wat nog geen Nederlandse vlootvoogd in de geschiedenis was overkomen. Het feit dat de Engelse marine aldus de Nederlandse kusten beheerste, maakte het mogelijk dat in het kader van en Engels-Russisch-Oostenrijks offensief tegen Frankrijk de Engelse vloot onder Lord Abercromby tussen Huisduinen en Callantsoog op 27 augustus 1799 een landing op onze kust uitvoerde. De te6
genstand van het Bataafse leger en de Franse bezettingsmacht verhinderde niet dat de invasiemacht Den Helder en Alkmaar in handen kreeg en de erfiprins van Oranje (de latere Kontng W i l lem I) zich in Alkmaar installeerde. Intussen was een deel van de Engelse vloot de Zuiderzee binnengevaren (tot begrip van zaken diene dat, wat wij thans het IJsselmeer en de Waddenzee noemen, \66r 1932 te zamen de naam Zuiderzee droeg). In de Vlieter (het vaarwater tussen de rede van Texel en de kom van de Zuiderzee) troffen zij nog wat over was van de Bataafse vloot onder bevel van Schout bij Nacht Samuel Story (de naam klinkt Engels, maar het was een Nederlands-Bataafse bevelhebber). Deze bevelhebber wilde het gevecht met de Engelsen aangaan ten einde het verder doordringen van den Engelse vloot in de Zuiderzee te belemmeren. Echter, de Engelsen hadden de Oranje-vlag op hun schepen laten waaien: dat was enerzijds niet ten onrechte omdat zij de Prins van Oranje van Engeland hadden vervoerd, maar het was anderzijds ook een krijgslist. Het Oranjegezinde scheepsvolk wilde niet tegen Oranje vechten en er restte Story niet anders dan zijn eskader met 11 of 12 linieschepen aan de Engelsen over te geven. Deze beheersten daarmee de toegang tot de Zuiderzee, maakten daarmee de verovering van Medemblik, Enkhuizen en Hoom mogelijk en kwamen zelfs lot voor Lemmer. Bij deze operaties was het fregat "Lutine" onder Captain I ^ c e l o t Skynner van de partij. Gedurende deze maanden konden Engelse oorlogsschepen ongestoord de zeegaten van Texel en Vlieland bcvaren en ook op de Vliereede verblijven. Deze kwetsbare situatie en het belang dat aan de zeegaten hier werd gehecht, bracht Napoleon ertoe in 1811 een plan te laten opstellen voor fortificaties op Vlieland en Terschelling ter verdediging van het Vlie. Wij verwijzen hiervoor naar het artikel van Dr. J. Belonje in het speciale nummer van "De Miedbringer" van december 1982, hetwelk door een aanbod van de Stichting "Ons Schellingerland" voor onze leden beschikbaar is (zie "Tien Eeuwen Eijlandt Flielandt, maart 1994).
7
De "Lutine" keerde terug naar Engeland en werd vervolgens met een speciale opdrachl belasi. De Engeis-Russische invasietrcxipen hadden geld voor soidij en aankopen nodig, waarvan reeds een deel met het Engelse oorlogsschip "Amethyst" naar de rede van Texel was vervoerd. Een ander deel daar\'an zou met de "Lutine" worden overgebracht, gecombineerd met een lading gouden en zilveren staven vermoedelijk te lossen m Hamburg aan de E!r>e-mond om de tinanciele positie van de Engelse kooplieden in Hamburg te versterken. Bij dat laatste moet men bedenken dat het Engelse koningshuis toen nog het kt)ninkrijk Hannover bezat.
DE LAATST E REIS VAN DE L U T I N E ' Wei was het die nazomer nogal storraachtig geweest maar het was nog zeer vroeg in de herfsi. Slecht weer werd niei verwacht en de Engelse hegemonie ter zee was buiten kijf: de reis zou dan ook een snoepreisje worden. Behalve de gebruikelijke marinebemanning was er in verband met de bestemming Hamburg t)ok een gr(X)t aantal burgerpassagiers aan boord van het schip terwijl Captain Skynner. mede in het licht van zijn kort na de reis te siuiten huwelijk, ook een aantal vrienden voor de reis had uitgenodigd. Dat alles gebeurde vrij officieus en op het laatste nippertje, zodat het juiste aantal opvarenden van het schip noon precies bekend is geworden. Nadat het goud en zilver aan boord waren gebracht in Yarmouth (nu bekend als Great Yarmouth) vertrok de "Lutine" in de vroege uren van 9 oktober 1799 vandaar met goed weer. Over het verkwp van de reis is weinig bekend, behalve dat het in de loop van de dag gunstig weer bleet" met een goed bezeilde westenwind en het eerst tegen de avond harder uit het n(X)rd noordwesten begon te waaien
S
De "Lutine" schijnt tegen de avond van de 9e oktober 1799 nog door Lieutenant James Gardner van het Engelse schip HMS (His Majesty's Ship) "Blonde" niet ver van Texel te zijn gesignaleerd. In ieder geval staat vast dat het schip rond middernacht in slecht weer gestrand is op de gronden bij het IJzergat even benoorden het Stortemeik, twee mijl uit de kust van Vlieland. De vraag rijst: "Was het weer zo slecht dat die stranding onvermijdelijk was?", en: "Wat deed het schip zo dicht onder kust als de bestemming Hamburg was en de eerder ondervonden westenwind een koers ruim benoorden de Waddeneiianden voor de hand liggend maakte?". Om die vraag te beantwoorden moeten we even terug naar de kwestie van de geldvoorraad bestemd voor het 40.000 man tellende Engels-Russische invasieleger in Noord-Holland. Er zijn aanwijzingen dat het aanvankelijk de bedoeling was dat het eerdergenoemde Engelse schip "Amethyst" die opdracht alleen zou uitvoeren en £ 140.000 naar de rede van Texel zou vervoeren, maar er zijn ook aanwijzingen dat zulks slechts gedeeltelijk is uitgevoerd en dat de rest met de "Lutine" is meegegeven. Dat zou kunnen inhouden dat de "Lutine" de opdracht had om, alvorens naar Hamburg door te varen, eerst de rede van Texel aan te lopen met dit doel. Ook de mededelingen van de enige overlevende, vermoedelijk een schrijver, wijzen in die richting. Een en ander heeft er wellicht toe geleid dat Captain Skynner een zuidelijker koers heeft aangehouden dan wanneer hij uitsluitend naar Hamburg met een grote boog boven onze Waddeneiianden langs had kunnen gaan. Hoe het ook z i j , het schip is het zeegat van Texel niet binnengelopen. Wellicht in verband met het slechter wordende weer heeft de commandant het voomemen gehad in zee te blijven totdat het weer zou verbeteren. Daarbij moet dan bedacht worden dat in genoemde tijd van het jaar zulke stormen meestai van korte duur zijn.
9
Zoals de lezer uit andere publikaties in "Tien Eeuwen Eijlandt Flielandt" weet, waren het de zeegaten van Texel en Vlieland, die beide een grote rol speelden in de toegang tot de Zuiderzee en de daar gelegen grote havensteden en dat dikwijis herkomst, bestemming en weersomstandigheden de keuze van het Tf^gHt
heps^lden
Misschien is het zo geweest dat bij de later verbeterende weersomstandigheden Captain Skynner het idee had om in de morgen van de lOe oktober 1799 het zeegat van het Vlie, dat ook door Engelse oorlogsschepen beheerst werd, binnen te vallen om op de Vlierede het betrefTende deel van zijn lading af te geven. Hier mag niet onvermeld blijven dat Captain Skynner in Yarmouth te elfder ure nog een koopvaardij-kapitein, Cook genaamd, aan boord nam. Deze had een Jarenlange ervaring in de Hamburg-vaart en kende kusten en zeegaten goed. Het is haast niet denkbaar dat hij hewust getracht zou hebben om ons zeegat gedurende de nacht binnen te lopen, aangezien van enige kusl of vaarwaterverlichting in die tijd niet of nauwelijks sprake was en het vaarwater als zeer moeilijk bekend stond. Daarentegen zou, als het schip rond middemacht bentwrden Vlieland was aangekomen, de inmiddels wat afnemende noordnoordwestenwind het doorvaren naar Hamburg niet uitgesloten hebben. Deze nautische bespiegelingen leiden tot de veronderstelling dat inderdaad een deel van de gelden bestemd voor het invasieleger aan boord van de "Lutine" was (resultaten bij lagere bergingspogingen bevestigen dat eigenlijk ook wel, hoewel zeker ook geld voor Hamburg aan boord was geweest) en dat het plotseling opkomende slechte weer de "Lutine" verhinderde om het zeegat van Texel binnen te lopen. De tegen middemacht naar binnen zettende stroom en het te dicht onder de kust blijven om de volgende dag het Vlie binnen te kunnen lopen is het schip dan fataal geworden.
10
DERAMP Het zai vermoedelijk rond het middernachtelijk uur geweest zijn toen het schip strandde op de huitenbatiken voor Vlieland. Het wrak IS vrij snel uit elkaar gesiagen op de gronden van ' wat toen het Il/ergat werd genoemd aan de noordziide van het Stortemelk. Toen Vlielander loodsen de volgende morgen bij d^glicht het Stortemelk verkenden, dreef daar al een grote hoe-, veelheid wrakhout en tuigonderdelen en werden vele lijken waargenomen. Op een stuk van het achterschip van de "Lutine" trof men nog twee opvarenden in leven aan, waarvan een spoedig; overleed en de andere door de Vlielanders werd gered. Van de: lijken die in zee dreven werd een drietal door de Vlielandersc opgepikt en door hen. samen met de overlevende, aan boord ge-'' bracht van het onder Vlieland liggende Engelse corvet "Wolverine" onder Captain Portlock. De eilander bevolking was duideHjk prinsgezind hetgeen in die dagen ook pro Engels hetekende j BovenUien voerde de "Wolverine" ook de Prinsen-vlag. j In dc herichten wordt vermeld dat bedoelde lijken geklcedwaren in fraaie uniforraen en het feit dat zij juist deze uit zee; opvisteo en boord van het andere Engelse schip brachten, zal wellicht zijn ingegeven de hoop dat daar enig gewin aan vast zoii; kunnen zitten Ook zonder dat zou men in die tijd wellicht naai^' analogie van het begrip "klassejustitie" van "klasseberging" kun-^ nen spreken. Ongetwijfeld zijn de Vlielanders die dag druk bezig; geweest om van alles wat van de "Lutine" nog ronddreef, zo vee^ mogelijk te bergen en aan land te brengen. Later op de dag toeii door de heersende windrichting ook goederen en lijken op Terschelling aanspoelden. zuUen ook vele Terschellingers van de partij zijn geweest. De volgende dag toen de Vlielander loodsen zich weer opnieuw naar HMS "Wolverine" begaven, vemamen zij dat de door hen daar afgegeven lijken geidentificeerd waren als die van de commandant van de "Lutine", Captain Lancelot Skyimer, en twee zijner officieren. Zij werden verzocht die mee te nemen naar Vlieland en een waardige begrafenis te geven.
11
"Lutine" op de gronden van het Uzergat bij Vlieland in de nacht van 9 op 10 oktober 1799. 12
In 1860 heeft burgemeester L . Zunderdorp van Vlieland, om vooralsnog onbekende redenen, verklanngen van de twee enig nog in leven zijnde getuigen doen opstellen. Daaruit blijkt dat de Vlielanders 's nachts om twee uur gewaarschuwd waren door een sloep van het genoemde Engelse corvet "Wolverine" dat in de buitengronden van Vlieland vuurpijlen waren gezien. Schipper Jan Folkerts Visser (ten tijde van deze getuigeverklaring 80 jaar) is toen met zijn vader en nog 6 personen met daglicht met de loodsschuit in zee gegaan, trofTen daar veel ronddrijvende goederen en lijken, en zagen vervolgens het wrak. De drie lijken waren gekleed in uniform: blauwe rok, broek en wit vest, de 66a met twee epauletten en de anderen met 66n. De andere getuige Willem Albertsz. Blom (1785-1871 en van beroep brievengaarder), verklaarde dat hij aanwezig was geweest bij de begrafenis van de Commandant van de "Lutine" en de beide officieren op 11 oktober 1799 en dat hij bij die gelegenheid de lijken met eigen ogen in de kist had gezien. Als plaats van het graf gaf hij aan de noordoostkant van onze oude Keric in de hoek tussen het schip en de oostbeuk. Het schijnt dat ook een aantal lijken van vrouwen op het Kerkhof begraven is, vermoedelijk in dezelfde omgeving. Voor het overige zijn alle geborgen en aangespoelde lijken in nu niet meer vast te stellen massagraven op Vlieland en Terschelling verdwenen. In de loop van de 19e eeuw werd de plaats waar het wrak van de "Lutine" lag, gemarkeerd door bakens op Vlieland en TCTschelling. Het kaartje op pagina 14 toont hoe de peilingen door deze bakens het wrak nauwkeung lokaliseerden, ten behoeve van de bergingspogingen. Ouderen onder ons weten dat tot aan de Tweede Wereldoorlog op Vlieland die zgn. "Lutine"-kaapjes stonden bij het Witte Lid en bij de Havenweg (op de hoek van de huidige Kanq)weg; de limdering ervan is nog aanwezig).
13
Kaartje van het zeegat van het Vlie met daarop de peillijnen door de 'Lotine'-kaapjes op Vlieland en Terschelling. Deze kroispeiling geeft de plaats van het 'Ludne'-wrak aan.
14>
HET GRAF Hoewel de plaats van het graf hier dus altijd bekend is geweest, heeft daar nooit een gedenkteken op gestaan. Dat dit in 1799 niet is gebeurd is begrijpelijk: formeel was Engeland met de toenmalige Bataafse Republiek in oorlog. Hoewel de bevolking van onze eilanden duidelijk prinsgezind was en van een herstel van de betrekkingen met Engeland op een opieving van de zeevaart hoopte, zou er van ofificieie zijde toch geen poging tot een grafzerk zijn gedaan en van Engelse zijde had men daaitoe geen toegang. Gezien de bekendheid die de "Lutine" in de plaatselijke geschiedenis heeft gekregen, is het niet verwonderlijk dat onze eerste voorzitter Dr. P.H. van Terwisga het plan opvatte hier enige aandacht aan te wijden en zo kwam er een aantal jaren geleden een wit houten kruis met een summier en helaas niet helemaal correct (^schrift op dit graf te staan.
PE GltAFSTEEN Dankzij de zeer n^ale steun van Lloyd's London hebben wij nu kunnen besluiten hierop een deftnitief monument te doen oprichten. Wat de keuze van de steen en vorm van het monument betreft, hebben wij ons gericht op wat rond 1799 gebniikelijk was voor elders omgdcomen Engelse marine-officieren. Voor de tekst, zoals u die op de illustratie aantreft op de volgende pagina, hebben wij het National Maritime Museum in Greenwich en Lloyd's London geraadpleegd. Het lettertype en de gehele lay-out is ontworpen door mevrouw Lies Homan aan de hand van ten tijde van de ramp voor dit soort doeleinden gebruikte lettertypen.
15
Her* taytht rettutimef the CommatuUr of the frigate
Hns'tuTiwf
Captain I ancel^t Skynnermf i7<^-ir^^ a n i two of Ki* officers wha feriihed a5 a re>ult of the Lo^ of thc'Ltttinc* on fotfc October ij^ off the coast of VtielancT
De in juni 1994 geplaatste grafsteen: in ons septembemummer dnikken wij een foto af van de grafsteen zoals die geplaatst zal zijn aan de voet van de Kerk. N.B. "HMS" betekent: His Majesty's Ship. 16
De heer A . Hutting van de steenhouwerij Jorna, die de steen met veel gevoel voor de historische aspccten heeft vervaardigd, heeft de letters op oude wijze met de hand kopie steen uitgehakt. Voor het op de steen afgebeelde scheepje was geen oorspronkelijke afbeelding van de "Lutine" beschikbaar. De prentbriefkaart van de "Lutine" die hier wel in omloop is geweest, is gebaseerd op het grote schilderij van het vertrek van de "Lutine" vanuit Yarmouth dat Lloyd's begin dezer eeuw liet vervaardigen, maar waarop het schip wellicht niet helemaal verantwoord is weergegeven. Om te komen tot een scheepsafbeelding die zich enerzijds leent voor hakken in steen en anderzijds een authentieke afbeelding van de werkelijke "Lutine" geeft, hebben w i j ons gebaseerd op het model van een zusterschip van de "Lutine", dat zich bevindt in het Musee de la Marine in Parijs, en op de construetietekeningen van het schip die de Britse Admiraliteit heeft laten maken nadat zij het in 1793 in Toulon op de Fransen hadden veroverd. Voor wat betreft de sterfdatum, hebben wij gekozen voor '10 October 1799.' Ook al zou het schip nog op 9 oktober voor middemacht gestrand zijn, hetgeen gezien de afstand van Yarmouth tot Vlieland ook bij gunstige wind krap is, dan nog moet worden aangenomen dat het ruim na middemacht was alvorens het schip zover uit elkaar was geslagen dat de mensen zijn verdronken. Immers, nog om twee uur 's nachts rapporteerden de Engelsen van de "Wolverine" dat zij vuurpijlen hadden gezien en bij daglicht werd nog een overlevende vanaf het wrak gehaald. Bovendien moet worden aangenomen dat de mensen wier lijken werden aangetroffen zich aanvankelijk nog op het wrakhout drijvende hebben kunnen houdcn.
17
Eveneens voor het aannemen van 10 oktober 1799 als sterfdatum pleit het volgende: onder de Lohdense zakenlieden die met de "Lutine" naar Hamburg reisden bevond zich ook een zekere Mr. Daniel Weinholt, die voor de familiefirma Weinholt het voor die tijd formidabele bedrag van £ 40.000 naar Hamburg 7f>ii hrPHpen Hij Icvv.irp pvf»nepn
In 1994 werd deze grafsteen geplaatst door de Cultuur Historische Vereniging "Trosp's Huys", net financiele steun van Lloyd's London, wier relatie let de "Lutine" en haar lading goud bestaat vanaf het BOient van het vergaan van het schip in 1799
18
CAPTAIN LANCELOT SKYNNER Lancelot Skynner werd 2 oktober 1766 geboren als zoon van dominee John Skynner en diens vrouw Sarah. Ds. Skynner siond bijna 50 jaar m de Anglicaanse parochie van Easton-onthe-Hill bij Stamford in Lincolnshire Enjeeland Zij hadden. behalve drie dochters, vier zonen waarvan er drie stierven op de leeftijd van 14. 20 en 24 jaar. Ook hun tweede zoon Lancelot was geen lang leven beschoren en vond zijn einde met de ondergang van de "Lutine" lang voordat zijn vader en moeder resp. m 1806 en 1808 stier.en. Een plaquette in de kerk van Easton herdenkt behalve zijn ouders en hroers ook de dood van Lancelot bij de ondergang van de "Lutme" l.^nceK>Ls keuze voor een loopbaan bij de Royal Navy was niet toevallig: een broer van zijn vader was LieutenantGeneral in het FngeKe leger terwijl een voorvader ook Lancelot Skynner, Captain van HMS "Biddeford" loemrijk met dat schip in 1760 ten onder was gegaan. Lancelot trad jong tot de Royal Navy toe: in die tijd was 14 jaar voor cadetten bij de Engelse Marine niet ongewoon. Reeds in 1790 werd hij benoemd tot Lieutenant van HMS "Cygnet", welk schip dienst deed in West-Indie. De tientallen jaren durende rivaliteit tussen de Engelse en de Franse Marine in de Westindische wateren gaf hem alle gelegenheid te tonen wat hij waard was en hij heeft die kans ook benut. want in 1794 werd hij benoemd tot commandant van HMS "Experiment" en een jaar later werd Captain Skynner commandant van HMS "Zebra", welk schip belast was met de bewaking van het eiland St. Vincent. Zijn successen leidden al snel tot zijn promotie tot de rang van Post-Captain en brachten hem zijn eerste commando van een groter schip, nl. het fregat HMS "La Pique" gevolgd door het commando over HMS "Beaulieu", een Iregat van veer-
19
tig kanons en een van de beste schepen in haar soort. Met dit schip onderscheidde hij zich bij de belegering van het eiland St. Lucia. In het najaar van 1796 keerde hij met de "Beaulieu" lerug naar Engeland, waar hij dienst deed in het Engelse Kanaal. Het gouvemement en de burgers van het Britse eiland St. Vincent (West-Indie) hadden hem intussen met een erezwaard beloond voor zijn verdiensten, dat hem echter niet meer vdor zijn dood bereikte. Plannen om hen een landclaim in West-Indie toe te kennen, werden door zijn vroege dood niet verwezenlijkt. In april 1799 werd Captain Skynner commandant van de "Lutine"; een fregat van 32 kanons. Hij werd toegevoegd aan het eskader van Andrew Mitchell, Vice-Admiral of the Blue, en nam deel aan de Britse vlootactie in de Zuiderzee die wij op biz. 7 nader beschreven. De "Lutine" keerde tenig naar Engeland om in Yarmouth een lading goud en andere kostbaarheden voor Hamburg aan boord le nemen en de laatste dagen van Captain Skynner's leven zijn in het voortgaande reeds verteld. In een korte biografische schets wordt hij omschreven als moedig en humaan, streng maar rechtvaardig. Een tragischc bijzonderheid is nog dat Captain Skynner op het punt stond in het huwelijk te treden met Almeria Thornton (zuster van William Thornton MP, Chairman of the East India Company), welk huwelijk onmiddellijk na lerugkeer van het schip voltrokken zou worden. De tragiek spreekt temeer nu we weten dat Captain Skynner met de "Lutine" voor deze belangrijke opdracht werd aangewezen omdat een aanzienlijk bedrag aan commissie dat, volgens traditie voor de commandant verbonden was aan het vervoer van zo'n kostbare lading, bedoeld was als beloning voor zijn eerdere prestaties. Op 15 oktober 1799 zond Admiraal Mitchell een dispatch vanaf zijn admtraalsschip, HMS "Isis", liggende in de Vlieter (zie biz. 7) aan de Britse Admiraliteit, waarin hij melding maakte van dc ondergang van de "Lutine" met, op 66n uitzondering na.
20
Olieverfportrel van CapL. Lancelot Skynner R N , 1766 1799. Uit de Nelson-collectie van Lloyd's Londen. 21
alle opvarenden. Dat was het einde op 33-jarige leeftijd van Lancelot Skynner die op jonge leeftijd tot de kapiteinsrang doordrong en reeds een indrukwekkende reputatie had opgebouwd. Ongetwijfeld zou hij bij de Britse Marine tot hoge rang geroepen zijn als hij niet zo jong in dat graf aan de voet van de Vlielander Kerk terecht was gekomen.
V E R D E R E OPVARENDEN De "Lutine" moet op deze reis ca. 240 mensen aan boord hebben gehad, doch heel weinig is over hun identiteit bekend. Van de ca. 200-koppige bemarming zijn, behalve die van Captain I ^ c e l o t Skynner en de reeds genoemde Lieutenant Charles Aufrere, alleen de namen bekend van de hofmeester John Strong e n j ^ scheepsdokter Walter Montgomery. Van de passagiers van Hamburg weten we dat zich daaronder vertegenwoordigers van handelshuizen en banken uit Londen en Hamburg bevonden. Slechts de naam die reeds is genoemd van Daniel Weinholt, van een Londense notaris Schabrack en van een zeker I . Hardcastle, blijken uit de stukken, terwijl verder nog een neef van de "Heeren Goldsmid", het bankiers- en handelshuis dat belang had bij een groot deel van de goud- en zilverlading, aan boord moet zijn geweest. Het schijnt dat de Londense kranten in die dagen in overlijdensberichten nog meer namen hebben genoemd. Onder de belangrijke passagiers die de reis van de "Lutine" naar Hamburg benutten om (buiten de Franse blokkade om) van Engeland terug te keren naar het Continent, bevonden zich twee hertogen, nl. De Due de ChaUllon, zoon van de Hertog van Luxemburg, en de Due de Montmorenci. Van de familieleden die Captain Skynner van de reis van Hamburg uitnodigde, liet door een gelukkig toeval zijn oudste zuster Mary op het laatste moment verstek gaan omdat haar echtgenoot plotseling voor
22
zaken naar Londen moest. (Ovengens zijn de benchten over het meenemen van familie en vrienden voor een korte rondreis naar Hamburg, i.v.m. Captain Skynner's aanstaande huwelijk, niet goed te rijmen met een ander bericht volgens hetwelk de Britse Admiraliteit Captain Skynner opdracht had gegeven om na Hamburg koers te zetten naar Stromness (benoorden Schotland) om daar de retourvloot uit Amerika van de Hudson Bay Comp. op te vangen en te begeleiden. Meer dan tweehonderd Londense mensen die aan boord van de "Lutine" een rol speelden in het Europees verzet tegen de Franse overheersing, zullen waarschijnlijk voor altijd naamloos blijven. Eigenlijk hadden wij aan de tekst op de steen moeten toevoegen: "and in memory of all those unnamed that perished in this shipwreck". Over alle bergingspogingen die in deze twee eeuwen zijn overwogen en ondernomen, zullen w i j in dit geschrift niet meer uitwijden; er is reeds veel over geschreven. Dat boeken vol zijn geschreven over het vraagstuk hoeveel Engelse ponden aan goud in het schip zou hebben gezeten en hoeveel daar wel of niet uit geborgen is en dat daarbij het vraagstuk hoeveel mensen bij de ramp omkwamen en wie dat waren nauwelijks meer dan een paar bladzijden aandacht heeft gekregen, lijkt niet erg bemoedigend voor de ontwikkeling van het humanitaire denken in deze twee eeuwen.
DE -LUTINEDe "Lutine" was in 1785 of 1788 in Frankrijk gebouwd onder de naam " I ^ Lutine" (hetgecn "kwelgeest" betekent) en maakte deel uit van een serie fregatten bewapend met 26 kanons. Zij was 118 voet lang op het hoofddek, breed 36 voet en had een waterverplaatsing van 900 ton bij 12 voet diepgang. In 1793 bij de verovering van de Franse marinebasis Toulon viel de "Lutine" te zamen met vele andere schepen in Engelse handen en werd 23
naar Gibraltar en vandaar naar Engeland gevaren. Hier werd het schip naar de specifieke eisen die de Engelse marine aan het type ftegat stelden, aangepast en uitgerust met 32 kanons.
HET GOUD Het leidt geen twijfel dat de indrukwekkende lading aan goud en zilver die het vervoerde, en die gedurende twee eeuwen de begerigheid van niet alleen de eilanders maar tot ver buiten ons gebied opwekten, de voomaamste factor is dat deze scheepsramp steeds zo levend in de geschiedenis van de eilanden Vlieland en Terschelling is gebleven. Het is zeer nierkwaardig dat zo weinig concreets bekend is over de omvang van de schatten die de "Lutine" vervoerde doch aangenomen moot worden dat de oorlogsomstandigheden waaronder het schip zijn opdracht uitvoerde, geleid heeft tot een zekere geheimzinnigheid die later niet meer goedgemaakt kon worden door een meer accurate berichtgeving. Aangenomen kan worden dat het schip aan goud- en zilverstaven voor een toenmalige waarde van £ 600.000 tenminste vervoerde, doch meer waarschijnlijk heeft die goud- en zilvervoorraad een omvang van meer dan 1 miljoen Pond gehad (meer dan 11 miljoen toenmalige guldens). Verder zou aan boord geweest de reeds eerder genoemde £ 140.000 aan goud- en zilvergeld voor de Engelse en de Russische iegers in Noord-Holland en de daar verblijvende Engelse vloot. Maar bovendien reisden onder de passagiers ook zakenlieden met de "Lutine" naar Hamburg die ook grote bedragen aan geld meenamen; wij noemende reeds Daniel Weinholt die zomaar eventjes £ 40.000 (toen / 500.000,--!) bij zich had. Het is dan ook zeker niet onmogelijk dat met de "Lutine" voor een totaal aan waarde van ca. £ 1,5 miljoen ten onder ging en niet alles daarvan zou bij Lloyd's verzekerd zijn geweest (door een brand
24
in 1838 in de Royal Exchange, waarin Lloyd's toen gevestigd was, gingen de betreffende dossiers verloren). Volgens een notitie uit 1858 van Lloyd's agenten in Amsterdam zou de lading als volgt zijn samengesteld: £ 900.000 goud- en zilverstaven, verzeker door Lloyd's; £ 160.000 baargeld van (Hamburger) kooplieden aan boord; £ 140.000 baargeld van de Engelse troepen in Holland: totaal £ 1.200.000 aan waarden, hetgeen bij de toenmalige koers ongeveer 14,5 miljoen gulden betekende: toen een formidabel bedrag. Vermeld dient te worden dat het hier ten tijde van de ramp, ondanks de sympathieen die in het prinsgezinde noorden aan Engelse zijde lagen, voor de Bataafse Republiek toch om vijandelijk vermogen ging dat als geconfisceerd moest worden beschouwd. Die rechten gingen gedurende de Franse tijd over op de succesievelijke staatsvormen die de Nederlanden moesten ondergaan totdat zij in 1815 toekwamen aan het Koninkrijk der Nederlanden. Toestenuning van berging van schatten van de "Lutine" moest dus van de Nederlandse Staat komen en dit hield in dat 50% van de waarde aan de bergers ten goede zou komen. In 1823 heeft Koning Willem I , gezien zijn rol bij de actie van 1799 de rechten die de Staat op 50% van de waarde deed gelden overgedragen aan de Engelse regering die op haar beurt deze rechten weer overdroeg aan Lloyd's London, zijnde de assuradeuren van een groot gedeelte van de lading die al of niet nog onder het zand van de gronden in het Vlie te vinden zou zijn. De balans tussen wat vermoedelijk aan waarde aan boord van het schip aanwezig was en wat in de loop der jaren geborgen en aangegeven is, zal niet alleen beinvloed worden door het feit dat een deel van de lading niet geregistreerd stond maar ook door de mogelijkheid dat juist in de eerste dagen (of misschien wel maanden) na de ramp met name de Vlielander loodsen en vissers meer uit het wrak geborgen hebben dan ooit bekendgemaakt is.
25
" Immers, het was toch al gewoonte om bij een stranding zoveel mogelijk waardevoUe malerialen van een schip te bergen omdat die voor velerlei doeleinden konden worden aangewend. Het feit dat spoedig na de ramp bekend werd wat het schip vervoerd had, zal het juttersinstinct zeker hoog hebben doen opvlammen en waar het schip juist vanuit Vlieland zoveel gemakkelijker te bereiken was dan vanuit Terschelling en delen van het wrak bij laag water nog boven water staken, lijkt het zeker dat in die eerste dagen het nodige door Vlielander vissers en loodsen is buitgemaakt. In ieder geval zijn in de eerste maanden na de ramp 58 staven goud en 40.000 gouden en zilveren munten geborgen, aan de Bataafse Republiek overgedragen en tot nieuw geld omgemunt. Die eerste bergers kregen daarvoor een (onbekend) bergloon. De omstandigheid dat verder op Vlieland nooit iets teruggevonden is, noch zich in toenemende welvaart manifestecrde, is niet zo vreemd. immers, op Vlieland zou met zulke geldswaarden niet veel begonnen kunnen worden. Indien inderdaad Vlielander loodsen en vissers meer hebben buitgemaakt dan dc genoemde 58 staven goud en 40.000 munten, dan zijn zij hoogstwaarschijnlijk voorgoed met hun schat van Vlieland naar de vast wal vertrokken waar zij daar in de anonimiteit veel meer mee konden beginnen. Met de haven van Terschelling als basis zijn in 1814, 1821, 1857-1859, 1884-1891, 1894-1898, 1911-1913, 19241925, 1928-1932, 1933-1937 tal van onderzoeken en bergingspogingen ondemomcn met duikers, duikklokken, schelpenzuigers, grijpers en de "Toren van Beckers". Maar na de ca. / 1 miljoen aan waarden die tot 1859 geborgen werden, kwam er niets meer van belang boven. Tenslotte kwam in 1938 de Billiton Maatschappij naar ons zeegat met haar nieuw gebouwde tinbaggermolen "Karimata", die haar geluk zou beproeven alvorens in Nederlandsch-Indie te worden ingezet in de tinwinning. ' 26
Ik kan mij die zomer nog goed herinneren. De "Karimata" begon 9 juni op de plaats van het wrak te baggeren en dagelijks liepen w i j naar het Witte Lid om tc zien "of de vlag er al op stond". Aanvankelijk werd veel maar onbeduidend materiaal bovengehaald. Maar op 29 juli 1938 zagen w i j de rood-witblauwe vlag op de "Karimata" waaien; Goud! Sensatie!; maar het bleef bij die ene goudstaaf van 3,5 kg (waarde / 7.1(X),-). Toen de "Karimata" op 12 September meer in het gebied had omgeploegd dan ooit te voren, staakte zij de strijd. Er was niets meer van belang gevonden. Maar ook nu nog vlamt de goudkoorts af en toe op en kondigen zich nieuwe bergingspogingen aan. Op Vlieland zal, behalve het ' Lutine " kanon voor het "Tromp's Huys", slechts het grafmonument voor de commandant van de "Lutine" een zichtbaar teken zijn van een scheepsramp die enerzijds niet anders was als vele honderden andere in die eeuwen maar die anderzijds twee eeuwen lang tot ver buiten ons land tot de verbeelding is blijven spreken. Ook al zou er nog wat geborgen worden. Captain Skynner zal zijn commissie nooit krijgen.
T.F.J.
Pronker
27
LITERATUURIJJST 1.
S.J. van der Molen: "Goud in de golven", 1967; in 1979 heruitgegeven onder de naam "Het goud van de 'Lutine'".
2.
S.J. van der Molen: "The Lutine Treasure", 1970; een grotendeels gelijkluidende vertaling van het voorgaande.
3.
Charles Wright & C. Lloyd-s", 1928.
"A History
of
4.
Raymond Flower en Michael Wynn Jones: "Lloyd's l/yndon: an illustrated history", 1974/1981.
of
5.
Prof.Dr. H. Brugmans: "Van Republiek 1795-1815", 1939.
6.
J. de Rek: 1975.
7.
Y. Tigchelaar: "Lutine", 1868.
8.
"Die Bergung des Gold- und Silberschatzes aus der 'Lutine'", 1928; geldwcrvingsbrochure voor een gezamenlijke bergingspoging van de Stoombootmaatschappij "Texel" en de Scheepvaartmaatschappij G. Doeksen en Zn., Terschelling.
9.
Allan Maclean Skinner: "Sketch of the Military Services of Lieutenant-General Skinner and his sons", 1863.
10.
Dr. J. Belonje: "Napoleons Plan van verdediging voor Vlieland en Terschelling", Stichting "Ons Schellingerland", 1982.
28
"Koningen,
"Eenige
Ernest Fayle:
Kabinetten
en
aantekeningen
tot
Koninkrijk,
Klompenvolk",
betreffende
de
DOELSTELLING De Cultuur Historische Vereniging "Tromp's Huys" stelt zich ten doel de bestudering van de cultuurhistorie van Vlieland en de ondersteuning van de activiteiten van het gemeentemuseum Tromp's Huys. Uit de contributies vormt zij een reserve om waardevolle voorwerpen met betrekking tot de Vlielander historie aan te kopen. Daamaast verricht en stimuleert zij het opsporen van voor de Vlielander geschiedenis belangrijke documenten, verslagen en beschrijvingen uit oude archieven elders in het land. Met het lidmaatschap van / 15,— per jaar per gezin ondersteunt u ons werk.
BESTUURSSAMENSTELLING: T.F.J. Pronker, voorzitter H . M . van Eck, secretaris J.M. van Grinsven, penningmeester E.J. Veerdig-Robijn, redactie M . van der Pol-Reinders W. van de Woestijne-de Pagter D. van der Veen
TELEFOON: 05621-1454 05621-1388 05621-1959 05621-1049 05621-1428 05621-1264 05621-1100
L A A T S T E NIEUWS! Dezer dagen komt een gelllustreerd boekje uit onder de naam 'Gloppengids', geschreven door Mw. Drs. R. van Ditzhuyzen in overleg onze vereniging. De autcur heeft d ^ i n de hedendaagse en vroegere namen van de Vlielander gloppen behandeld en dat verweven in onze plaatselijke geschiedenis. Met is een alleraardigst boekje geworden dat in de winkel / 17,50 zal gaan kosten. Het is ook te koop in "Tromp's Huys" waar onze leden het voor een gereduceerde prijs van / 12,50 kunnen krijgen.
29
Otaoan vant^e Cultuur hifftotmhe Pmniginj " Ur0tn£Q0u^^ lUi^Uiti>.
Vierde jaargang, nr. 2, Juni 1994 S P E C I A A L " L U T I N E - NUMMER