Uitgave van de Cultuur Historische Vereniging "Eylandt Flielandt" Dertiende jaargang, nummer 2 September 2003 Het blad verschijnt
3x per
jaar
Lidmaatschap Euro 12,= per jaar Bankrekening nr.: 36.76.50.029
Correspondentie adres: E-mail: Telefoon :
H.F. Vugts Lutinelaan 33, 8899 B D Vlieland
[email protected] 0562-453199
Bestuurssamenstelling: Dagelijks
bestuur:
T. Bijtelaar- te Velde J.M. van Grinsven T. Renier L . H . Sterenberg Overige
voorzitter vice-voorzitter secretaris Dorpsstraat 69, 8899 A D penningmeester
0562-451999 0562-451959 0562-451660 Vlieland 0562-451033
bestuursleden:
D. van der Veen H . F . Vugts
Redactie: M . van der Pol Reinders Th. Sontrop H . F . Vugts
Commissies: Gasteii schilderen VUeland/VUelander T. Bijtelaar-te Velde
Amateurs
Het auteurrsrecht/copyright van de inhoud van dit blad berust uitsluitend bij de Cultuur HistorischeVereniging "Eylandt Flielandt" te Vlieland. Wanneer artikelen de naam van een auteur dragen, berust het auteursrecht bij de auteur
Inhoudsopgave septembemummer
pagina
Jaarvergadering C H V
2
Jelle Horjus erelid van de C H V
3
Even voorstellen
5
Eilander amateurs zorgden voor een mooie tentoonstelling
5
Tentoonstelling "Gasten schilderen Vlieland" 2003-2004
6
Het vertrek van Bert Huiskes, conservator van het Tromp's Huys
7
I2V2 jaar Tromp's Huys - een terugblik
7
Expositie Cees Nooteboom in het Tromp's Huys
14
Postverbinding met Vlieland
14
Zeebad Vlieland Reddingboothuis van de Noord- en Zuid-Hollandsche Redding Maatschappij
15 19
Hoe schipbreuken en strandingen de 19^^ eeuwse Vlielanders niet alleen met de gevaren der zee confronteerden, maar hen 00k een zekere welvaart brachten
21
Ultra mare
34
Boekrecensie: Bladstil op Vlieland
34
1
Jaarvergadering C H V "Eylandt Flielandt". De jaarvergadering werd gehouden in de zaal van Hotel Bruin op 10 april 2003. Naast het bestuur, waren slechts 8 leden aanwezig. De vicevoorzitter Jan van Grinsven was toch blij dat deze acht personen aanwezig waren en besefte dat er een verkeerde avond voor deze vergadering was gekozen omdat er meerdere activiteiten in het dorp waren. Na de vaststelling van de agenda konden de volgende punten: notulen jaarvergadering 2002, verslag secretaris over 2002, verslag penningmeester over 2002, de jaarrekening over 2002 en de begroting 2004 zonder problemen worden vastgesteld. Als nieuwe kascommissie werden Bert Huiskes en Michiel MuUer benoemt, terwijl het "oude" kascommissielid Mieke van Wijk bedankt werd voor haar tijd besteed aan het beoordelen van de boekhouding. De bestuursverkiezing leverde een tweetal nieuwe gezichten op. Aftredend en niet herkiesbaar waren Jan Nanninga , Mieneke v.d.PolReinders en Susan Bank-Gieles. Bij acclamatie werden de door het bestuur voorgestelde nieuwe bestuursleden Trieneke Renier-Willems en Hans Vugts benoemd tot bestuurslid. Als voorzitter werd Tjerkien Bijtelaar- te Velde met algemene stemmen gekozen. Alle drie namen ze hun functie aan, zij het dat de voorzitter liet aantekenen dat zij als "interim voorzitter" voor een jaar wil worden gezien. Het bestuur had geen mededelingen. Het voorstel tot het benoemen van het "Erelid J.Horjus" werd met algemene stemmen aangenomen (zie elders in dit blad). Na de officiele sluiting was door het bestuur de heer Anton Schols gevraagd om met beeld en woord, lets van zijn belevenissen aan boord van de eerste Nederlandse Walvisvaarder "Willem Barentsz" te vertellen. Ondertussen waren ongeveer 40 personen aanwezig. Anton Schols vertelde boeiend over zijn reis naar de Zuiddpool. Met zijn mooie verteltrant wist hij de aanwezigen te boeien en de beelden die hij kon laten zien waren soms bijzonder indrukwekkend.Van de hand van Anton Schols is een boek verschenen, wat na de vergadering kon worden gekocht. De heer van Grinsven mocht de heer Schols bedanken voor zijn bijzondere bijdrage en kon de vijftig aanwezigen een welkom thuis toewensen. D. v.d. Veen 2
Jelle Horjus erelid van de CHV "Eylandt Flielandt". Tijdens de jaarvergadering kwam het voorstel uit het bestuur om Jelle Horjus te benoemen tot erelid. Horjus heeft zich voor de vereniging bijzonder verdienstelijk gemaakt door het bouwen van een model op schaal van de "Geelvinck". In 1996 werd Horjus door de toenmalige voorzitter van de CHV, de heer Ton Pronker, gevraagd om de Geelvinck op schaal te willen bouwen. Uiteraard werd Horjus niet zomaar gevraagd, op Vlieland was bekend dat hij de kennis en geduld had om dergelijke klussen te klaren. Voorbeeld daarvan was de "Lutine" die hij in een eerder stadium op schaal bouwde. Jelle Horjus is geboren in een scheepsvaart gezin, zijn vader voer ook, al was dat met zijn beurtschip. Ook Jelle heeft heel wat reisjes met het schip meegevaren. Later werd hij kapitein op de veerboot die de reguliere dienst Vlieland- Harlingen v.v . onderhield bij de Rederij Doeksen. Horjus nam de uitdaging om de Geelvinck te willen bouwen voor de CHV aan, en zijn eerste werk bestond uit informatie inwinnen over de echte Geelvinck. De eigenlijke bedoeling van het laten bouwen van de Geelvinck was het zoeken naar de bemanning van de "Ridderschap van Holland". Dit zeilschip vertrok op 11 juli 1693 uit Vlissingen met als bestemming Batavia. Het schip heeft nooit Batavia bereikt en niemand weet wat er met het zeilschip en zijn bemanning is gebeurd. A l eerder was dit lot de bemanning en schip de "Vergulde Draeck" overkomen. De "Geelvinck" werd op de werf van de V.O.C. gebouwd en op 3 mei 1696 kon de reis beginnen, tegelijk met nog twee schepen. Willem de Vlamingh voer het bevel over de drie schepen. Bij terugkomst bleek dat de reis niets had opgeleverd, geen taal nog teken van de bemanningen en ook geen wrakhout van de twee vermiste schepen. Wei had de reis nog een positief punt, er was een zeer nauwkeurige kaart van de kust van Australie gemaakt. Mede doordat het bevel van de expeditie in handen van de op Vlieland geboren Willem de Vlamingh was, heeft dit toch wel enige betekenis voor het eiland. Op 17 maart 2001 kon Horjus zijn model van de Geelvinck overdragen aan de toenmalige voorzitter van de CHV de heer Jan Nanninga. Tegelijk droeg die de aanwinst weer over in bruikleen aan het Tromp's Huys. Als bijzonderheid kan nog worden genoemd dat Horjus 3
voor honderd gulden aan materiaal moest aanschaffen (het overige materiaal zocht en vond hij in allerlei gebmiksvoorwerpen of takjes in het bos). Horjus heeft 3600 uren aan het "bouwen" van de Geelvinck besteed.
Replica van de Geelvinck foto: D. v.d. Veen
De vergadering ging met algemene stemmen akkoord met het voorstel om deze man ere lid van de vereniging te maken. Mevr. Horjus was al een klein beetje op de zaken voorbereid, maar Horjus zelf wist van niets. Ook toen hij en zijn echtgenote met een auto werden opgehaald had hij nog niets in de gaten. Eenmaal ter vergadering begon een lichtje bij hem te branden.Uit handen van Jan van Grinsven, vice voorzitter, ontving Horjus de oorkonde behorende bij het erelidmaatschap, terwijl zijn vrouw met bloemen werd verrast. D. v.d. Veen 4
Even voorstellen! Tijdens de eerste vergadering van het nieuwe bestuur van de Cultuur Historische Vereniging is besloten een redactie voor "Tien Eeuwen Eylandt Flielandt" aan te stellen om de continuiteit in het verschijnen van "Tien Eeuwen Eylandt Flielandt" te waarborgen. Tevens ligt het in de bedoeling dat de redactie de uitgaven van het verenigingsblad enigszins gaat vernieuwen. Hierbij wordt gedacht aan, naast de vormgeving, enkele vaste rubrieken. De eerste stappen in deze richting zijn een boekrecensie en een gedicht. Uiteraard houden we ons aanbevolen voor opmerkingen en suggesties met betrekking tot de nieuwe richting die we willen inslaan. De redactie.
Eilander amateurs zorgden voor een mooie tentoonstelling. Vijftien amateurs van Vlieland hadden gezorgd dat vanaf november 2002 tot aan 22 april 2003 zevenentwintig kunstwerken van hun hand in het Tromp's Huys waren te bewonderen. Deze expositie, georganiseerd door de CHV "Eylandt Flielandt" komt eens in de twee Jaar. Het tussen liggende jaar is voor de eilander gasten om hun kunnen te tonen. Uiteraard is er een prijs. Deze is in de vorm van een oorkonde samen met de Betzy Akersloot-Berg penning aan de expositie verbonden. De bezoekers mogen in de vorm van het inleveren van stembriefjes bepalen wie de drie mooiste schilderijen hebben ingezonden. Er waren 1040 stembriefjes ingevuld waarvan er 76 naar Hein van Houten waren gegaan, 77 naar mevr. Hansen en 95 naar mevr. G.WiJbengavan Randen. Zij mocht de eerste prijs in ontvangst nemen. De voorzitter mevr. Bijtelaar-te Velde noemde het verheugend dat op zo'n klein eiland als Vlieland toch nog zoveel mensen wonen die met zeer veel liefde naar het eiland kijken dit en op allerlei manieren kunstzinnig uiten. Ook was de voorzitter blij dat het bestuur niet de taak op zich hoefde te nemen om de prijswinnaars vast te stellen, maar dat de gasten die verantwoordelijkheid op zich hadden genomen. De conservator van het Tromp's Huys, de heer Bert Huiskes was blij dat er steeds weer nieuwe namen op de deel5
nemerslijst voorkomen. "De CHV wil de kunstbeoefening graag bevorderen het verschijnen van nieuwe deelnemers is een teken dat zij daarin slaagt".
De eerste prijs: "Containers op het strand" Foto: H. Vugts
Ook het gastenboek is de moeite waard om door te lezen. Veel deelnemers worden met name genoemd met een beoordeling er bij gevoegd. Deze expositie is een opsteker voor de CHV geweest en kan dan ook terugzien op een geslaagde tentoonstelling. D. v.d. Veen Tentoonstelling "Gasten schilderen Vlieland" 2003-2004 Traditiegetrouw wordt ook dit jaar weer de tweejaarlijkse tentoonstelling "Gasten schilderen Vlieland"georganiseerd en wel van 11 oktober 2003 tot 13 april 2004 in het museum Tromp's Huys. Deelnemers van voorgaande jaren hebben inmiddels schriftelijk bericht gekregen en verder hebben wij aankondigingen gepubliceerd in de verschillende kranten. De sluitingsdatum voor opgave aan deze tentoonstel6
ling is gesteld op 20 September en het verheugt ons dat zich al meerdere gasten hebben gemeld. ledere deelnemer mag twee werkstukken tentoonstellen. In het volgende nummer van "Tien Eeuwen Eylandt Flielandt" zullen wij U een overzicht geven van alle deelnemers en de titels van hun geexposeerde kunstwerken. Ook nu weer zal het bezoekende plubliek door middel van het inleveren van een stembiljet worden gevraagd haar oordeel t.a.v. de beste inzending kenbaar te maken. Bij het sluiten van de tentoonstelling houden wij dan weer een bijeenkomst waarin de winnaar of winnares met een oorkonde en bijpassend geschenk zal worden vereerd.
Het vertrek van Bert Huiskes, conservator van het Tromp's Huys Op verzoek van de redactie schreef de scheidende conservator van het Tromp's Huys de volgende bijdrage voor ons tijdschrift "Tien Eeuwen Eylandt Flielandt". 12V^ jaar Tromp's Huys - een terugblik Er zijn weinig leukere banen te bedenken dan die van conservator aan een plaatselijk of regionaal museum. Het werk doet afwisselend en veelzijdig een beroep op je verstand en je gevoel. Organiseren, de verdere bedrijfsvoering, onderzoek dat soms nodig is als voorbereiding op tentoonstellingen of bij de beschrijving van voorwerpen zijn een rationele aangelegenheid. Maar het werkterrein betreft geschiedenis en/of kunst en dat biedt veel ruimte voor historische en esthetische emoties. In een klein museum is bovendien de handelingsvrijheid betrekkelijk groot. Je bent geen radertje in een groot geheel en er wordt weinig tijd verloren met vergaderen, overleg. De processen en projecten initieer je goeddeels zelf en houdt ze in eigen hand. Daar komt nog bij dat de collectie van museum Tromp's Huys van hoge kwaliteit is en zich in grote belangstelling mag verheugen, ook van collega tentoonstellingmakers. In de laatste zeven jaar is vrijwel onafgebroken uitgeleend aan grote musea, ook in het buitenland. Natuurlijk zijn er dagen dat je pap eet zonder een krent tegen te komen. Ik heb me nooit willen beperken tot de krenten en vond dat het hele bord 7
leeg moest. Zo ontwikkelt zich het museum vanzelf in de breedte van zijn opdracht. Bij deze terugblik wil ik de onderdelen van die taakstelling nog eens langslopen, zodat u een beeld krijgt van de werkzaamheden en resultaten van de afgelopen periode, maar ook van alles dat nog steeds wacht op realisering. Die werkzaamheden liggen al vervat in het doel dat het museum nastreeft. Museum Tramp's Huys staat in dienst van de Vlielander gemeenschap en op Vlieland verblijvende gasten, bevordert hun ontwikkeling en verwerft, registreert, documenteert, onderzoekt, behoudt en presenteert hiertoe de materiele getuigenissen van de mens en zijn omgeving op Vlieland voor doeleinden van genoegen, educatie en studie. Verwerving Deze taak is moeilijk te plannen. Het werk bestaat uit napluizen van catalogi van veilingen en antiquariaten, bij voldoende aanleiding zoeken op internet, contact met historici en kunstenaars. Ik beschikte over een ruim netwerk, dat zeer alert uitkeek naar zaken, die voor het museum van belang konden zijn. De naam van verenigingslid Hans van Tiggelen uit IJmuiden mag hierbij genoemd worden. Naarmate de naamsbekendheid van het museum groeide en ook het vertrouwen van schenkers en bruikleengevers in de manier waarop het museum met de spullen omsprong, groeide ook de coUectie. Daarbij trof ik wel een selectie "aan de poort". Voorwerpen waarbij je je afvroeg wat de relatie met Vlieland was of waarvan je voorzag dat je er niet goed voor kon zorgen, werden niet opgenomen of meteen doorgeschoven, zoals met het schaalmodel van de vuurtoren gebeurde. Als het museum lets te koop werd aangeboden, dat niet direct in de vaste opstelling een plaats verdiende, werd niet aangeschaft. Bij bruiklenen en schenkingen is altijd een ruimhartiger beleid gevoerd, al verdween veel in het depot. Maar bewaren is ook een taak. Natuurlijk speelde de Cultuur Historische Vereniging een substantiele rol bij verwerving. Ik denk aan de staatsiekoffer, die mogelijk van De Ruyter is geweest, aan een serie tekeningen van A.W. Kort en aan het initiatief voor het prachtige model van de Geelvinck, dat Jelle Horjus bouwde. 8
Registratie en documentatie De verworven collectie is/wordt per voorwerp genummerd, waama verdere gegevens die van belang zijn bij het beheer van de collectie worden geregistreerd. De huidige kaartenbak is rond 25 jaar geleden aangelegd. Ze groeide met de collectie mee en deed tot voor kort intensief dienst. In 2000 is door twee studenten een applicatie ontwikkeld voor de registratie van collectie en documentatie in tekst en beeld. Dit volgens de in museumland gangbare normen, maar stukken goedkoper dan destijds in de handel verkrijgbare pakketten. Het invoeren van voorwerpgegevens, gelijktijdig met een digitale fotografische registratie van de voorwerpen ligt echter sinds november 2001 zo goed als stil. Bovendien zijn bij invoering de onzorgvuldigheden uit de kaarten onkritisch overgenomen. Erg betrouwbaar is de database dus nog niet en het ziet er niet naar uit dat dit binnenkort het geval zal zijn. Afgeleid van de oorspronkelijke registratie zijn in de afgelopen jaren mappen samengesteld met daarin een ingang op de schilderijen en de werken op papier. Voor deze collectie bestaat de meeste belangstelling bij kunsthistorici uit binnen en buitenland, die zich bij het museum vervoegen. In 1993 maakte Trudy Vogel al een begin met de schilderijen. Onlangs voltooide Imgrid Rugenbrink de mappen met tekeningen en grafisch werk. In de loop der jaren werden van ruim 60 schilderijen van Betzy Akersloot-Berg in particulier bezit gegevens en foto' s verzameld. Ook het catalogiseren en ontsluiten van de documentatie in tekst (boeken, tijdschriften, knipsels: kortom de bibliotheek) en beeld (historische foto's, prentbriefkaarten) hoort bij de registratie. Over de bibliotheek ontfermt zich sinds jaar en dag Nel van Berkel, die met de data-invoer wordt bijgestaan door Anneke RoUingswier. De boeken zijn op papier gecatalogiseerd maar slechts voor een klein deel ingevoerd. Nel gaat onverdroten verder met de tijdschriftartikelen, de overdrukken en de knipsels. Aan de uitgebreide collectie historische foto' s en prentbriefkaarten - voor een belangrijk deel eigendom van de vereniging - is in de afgelopen jaren amper aandacht besteed, afgezien van het verwijderen uit bedreigende bewaaromstandigheden. Omdat er niet direct een verantwoord altematief was, heeft dat heeft wanorde in dit onderdeel nogal bevorderd. 9
Bij 36 uur per week blijft alleen al het actualiseren, corrigeren en digitaliseren van de registratie een karwei van zeker enkele jaren. De functie van coUectiemedewerker zoals die voorkomt in het gemeentelijk functieboek is al bijna twee jaar vacant. Onderzoek Onderzoek vindt bij het museum zo goed als niet plaats. De collectie beeldende kunst trekt regelmatig studenten kunstgeschiedenis aan. Zelf telefoneer en correspondeer ik incidenteel met gespecialiseerde vakgenoten over specifieke onderwerpen, voor zover die relevant zijn voor de kennis van de collectie. De zuivere onderzoeksdagen uit de afgelopen 12 jaar zijn op de vingers van twee handen te tellen. Voor de expositie "400 jaar Vlieland" bracht ik een dag door in het Rijksarchief van NoordHolland en bij de Atlas van Stolk te Rotterdam. Voor het verhaal van de Lutine werden dezelfde adressen bezocht en sneupte ik een dag in het Ryksarchyf Fryslan. Ben Stenekes zocht uit hoe het zat met de plannen tot evacuatie van het eiland in de jaren 20 van de vorige eeuw. Andere (tussentijdse) resultaten van zijn onderzoek kwamen voor het museum niet beschikbaar. Het voorstel om uit te zoeken van welk schip of welke schepen de 16 skeletten van Stortemelk afkomstig zouden kunnen werd door mijn werkgever niet gehonoreerd. Behoud passief Het werk bestaat uit nauwkeurige beheersing van klimaat en licht. Hiervoor worden expositieruimten en depots gecontroleerd. In de periode 1991 - 2003 werd het depot - de oude vrijstaande gemeentekluis - twee keer verplaatst, de laatste keer tot op flinke afstand van het museum. Deze manoeuvres maakten eerdere standplaatsregisters waardeloos. Verder deden de zolders van achtereenvolgens het Bezoekerscentrum, het Armhuis en het Oude Raadhuis dienst als depot. Deze weinig ideale situatie is enigermate verbeterd met de ingebruikname van een depot aan de Middenweg. Hier zijn de minder klimaatgevoelige voorwerpen opgeslagen. Een standplaatsregister ontbreekt nog. 10
Met de verbouwing van het museum is het binnenklimaat merkbaar constanter geworden al baren de zomers (te vochtig) en de late winter (te droog) nog zorgen. Uiteindelijk is ook de omvangrijke collectie werken op papier voorzien van passe-partouts. Van Terwisga had hier al een bescheiden begin mee gemaakt maar was nooit aan de tekeningen toegekomen en hij werkte niet met zuurvrij materiaal. Inmiddels heeft elke tekening, ets, litho of gravure een eigen passe-partout en liggen ze geordend in handzame stapeltjes goed opgeborgen in zuurvrije dozen, in principe klaar voor expositie. Hieraan is min of meer gewerkt door respectievelijk Peter de Hoo, Joke Nakken en Imgrid Rugenbrink. actief Op het punt van de actieve conservering heeft de zorg voor de collectie geweldig kunnen profiteren van het Delta-plan voor het Cultuurbehoud. Ook de Wassenbergh-Clarijs-Fontein Stichting deed talrijke duiten in het zakje: samen goed voor meer dan / 100.00. De goede reputatie van het museum en zijn collectie maakten de besluitvorming bij subsidiegevers altijd een stuk makkelijker. Dankzij deze inspanningen is de aftakeling van de stoelen, tafels en kasten in de stijlkamers bestreden en is elk schilderij geinspecteerd door een restaurator en zo nodig behandeld. Klein conserverend onderhoudswerk wordt in de wintermaanden zelf uitgevoerd. De grote projecten aan deelcoUecties die nog op stapel zouden moeten staan betreffen de collectie werken op papier, de glas-inloodraampjes en de schilderijlijsten. Vooral de behandeling van laatste groep zou het museum aantrekkelijker maken omdat we dan meer uit het depot kunnen wisselen en de hele schilderijencollectie kunnen laten rouleren in de middenkamer van het museum. Presentatie vast De restauratie van het museumpand vormde een goede aanleiding om de vaste presentatie te herschikken. Ik wilde beter dan tot dan toe gebeurde duidelijk maken dat het museum als gebouw een geschiedenis heeft, die teruggaat tot in de vroege 17''^ eeuw - daarom is de hal nu zo leeg - dat het ooit bewoond was geweest door een schilderes en haar echtgenoot daarom is de tegelkamer nu een schilderijenkamer geworden - en dat veel later het gebouw de functie van museum kreeg - daarom werd de 11
collectie Akersloot-Berg strikt gescheiden van de rest. Met die latere verwervingen wilde ik de meest gestelde vragen van het bezoek beantwoorden. Hoe zit het met West-Vlieland, wie was Willem de Vlamingh en wat gebeurde er met de Lutine. Daarnaast wordt ruimte geboden aan andere thema's, die op de gebleken belangstelling van de bezoeker kunnen rekenen: de historische kaartencollectie (ook wezenlijk aangevuld door de Vereniging), het dagelijks leven van zo'n eeuw geleden (dat ook in de Oude Ambachten zichtbaar wordt), Slauerhoff en de Tweede Wereldoorlog. De goede voornemens met de tuin zijn blijven steken na de aanplant van enkele historische fruitbomen. De herinrichting kostte / 217.500 waarvan / 167.500 is bijeengesprokkeld bij Defensie, fondsen en bedrijfsleven. Zo=n externe financiering van 77% is een ongelooflijk hoge score en op die prestatie zie ik met plezier terug. Het museum heeft niet het monopolie op het zichtbaar maken van de geschiedenis. Ik rekende het conserveren en beter presenteren van de walviskaken in de Nicolaaskerk ook tot mijn werk. Zowel bij deze actie als bij de latere plaatsing van een replica op de begraafplaats was de C.H.V. nauw betrokken. Het monument voor Willem de Vlamingh is op initiatief van de burgemeester met inspanning op gebied van fondsenwerving en projectbegeleiding van de zijde van het museum opgericht en hoort nu tot de museumcollectie. tijdelijk Ten behoeve van een blijvende aantrekkelijkheid voor het bezoek en om de volledige eigen collectie tot zijn recht te laten komen, wisselt het museum maximaal 3x per jaar de tijdelijke tentoonstelling. De wintertentoonstelling is een beproefde formule van amateurkunst, die ook voortvloeit uit de doelstelling van de Vereniging en die we samen altijd met veel plezier georganiseerd hebben. De belangstelling van de zijden van deelnemers en publiek blijft onverminderd en de kwaliteit is de laatste jaren soms op verrassend hoog niveau gekomen. Van de overige tentoonstellingen - beeldende kunst en geschiedenis in relatie met Vlieland - zijn die over Slauerhoff, de Leeuwarder Gezondheidskolonie en de Lutine mij het best bijgebleven. Misschien denkt de bezoeker daar anders over. Het zal wel met de complexiteit van de voorbereidingen te maken hebben, die bij beeldende kunst altijd minder is dan bij historische on12
derwerpen. Ik hoop met elke tentoonstelling het pubHek een genoegen te hebben gedaan. Educatie Op het punt van educatie laat het museum het afweten en blijft het aanbod achter bij de potentiele vraag uit de markt. Kinderen die met hun ouders meekomen, hoeven zich in het Tromp's Huys niet te vervelen. In de kelder is een hoekje voor hen ingericht, we bieden enkele speurtochten aan en bij elke historische tentoonstelling probeer ik een voor kinderen aantrekkelijk element op te nemen. Op verzoek worden rondleidingen voor groepen gegeven maar het museum doet niets aan werving van groepen en heeft geen programma te bieden. Hierdoor wordt de doelgroep schoolreizen niet bereikt en mist het museum naar schatting 12,5% bezoek en Euro 1200. Het ontbreekt niet aan ideeen maar aan tijd en of aan deskundige mensen die een aantrekkelijk educatief programma kunnen ontwikkelen, dat voor scholen goed inpasbaar zou zijn. Met een terugblik op de technische, zakelijke en huishoudelijke beslommeringen zal ik u niet vermoeien, al slokten die wel een hoop tijd op. Daarbij leek het wel of er taboe rustte op een adequate bezetting van het museum: de laatste personeelsadvertentie die de gemeente heeft laten plaatsen voor het museum dateert van augustus 1990: ik reflecteerde er zelf op. Dat museum Tromp's Huys geworden is wat het is heeft dan ook veel te maken met de kracht van de collectie en de welwillendheid van het publiek en minder met het faciliteren van cultuur op Vlieland in de laatste 10 jaar. En dan was er nog de Cultuur Historische Vereniging op wie ik zelden vergeefs een beroep deed. Hiervoor hartelijk dank. Bert Huiskes
13
Expostie Cees Nooteboom in het Tromp's Huys Reiziger Verzamelaar Schrijver Vlielander dressoirs worden vaak verfraaid door uit verre havens meegebrachte voorwerpen met een onmiskenbaar exotisch karakter. De uit hout gesneden set oHfantjes, de geprepareerde kaaimanpoot, de toekansnavel, het stel porseleinen Staffordshire-terriers en wat dies meer zij, vormen een categoric apart: zeemanssouvenirs. Ook schrijvers verzamelen hun souvenirs. Van alle schrijvers vooral Cees Nooteboom, want die reisde het meest - in 1957 ook als zeeman en bewaarde het best. Bij al zijn reizen bleef Slauerhoff in zijn gedachten. Daar waar Slauerhoff geweest was, wilde hij ook zijn geweest. De lopende tentoonstelling in museum Tromp's Huys presenteert een keuze uit de reisdocumenten, de souvenirs, de foto's van onderweg en tenslotte de reisverhalen en (exotische) vertalingen van Nootebooms werk. Zo biedt ze een terugblik op het vijftigjarig reizend bestaan van de schrijver, die dit jaar zeventig wordt. De heer Daan Cartens, conservator van het Letterkundig Museum in Den Haag, kreeg de eer om de expositie 3 juli j . l . officieel te openen. Cees Nooteboom zou graag bij de opening aanwezig zijn geweest maar verbleef op dat moment in Spanje waar een film van hem werd gemaakt. De expositie is nog te zien tot 4 oktober 2003. Bert Huiskes
Postverbinding met Vlieland De heer N. Huijsman, woonachtig op Texel, heeft na zijn boeken over de geschiedenis van de oude postdiensten van Texel, Wieringen en Terschelling, ook een boek in voorbereiding over de geschiedenis van de Vlielander post. Daarin veel aandacht voor de eeuwenoude postroute van Amsterdam over Den Helder, het Marsdiep, Texel, het Eijerlandtse Gat, de Vliehors, het Posthuijs en Oost Vlieland naar de Vlieree en Terschelling. De heer Huijsman hoopt, mogelijk met hulp van onze C.H.V., tot uitgave van dat boek te komen, waarvan het manuscript een schat van historische informatie over meer dan drie eeuwen bevat. 14
Verder willen wij onze lezers opwekken om ons te berichten indien men nog interessante informatie of oude documenten of afbeeldingen heeft, die voor het boek van Huijsman van belang kunnen zijn. Tenslotte stuitte ondergetekende bij het lezen van het manuscript op de volgende vraag naar aanleiding van een brief waarover de heer Huijsman beschikt en die als volgt was geadresseerd: "Aenden eersaemen ende seer voorsinnighen Sem Adriaensz woonende teghen over den rolwagen op Vlielandt." en verstuurd: "Uit Alckmaer mette haeste den 21sten dach van Januario anno 1596" "Bij mij uwen dienstwillighen vriendt ende dienaer Jan van Dyck." Een adressering zoals "teghen over den rolwagen" was gebruikelijk in een tijd dat straatnamen zeldzaam waren en huisnummers niet bestonden. Het werkte tot ver in de 19de eeuw ook perfect. Alleen wij vragen ons nu af: waar was dat op Vlieland. In 1596 kan dat zeer wel in het toen voomaamste dorp West- Vlieland zijn geweest en dan komen we er waarschijnlijk nooit meer achter. Als die Sem Adriaensz in ons dorp Oost-Vlieland woonde, dan was dat het meest waarschijnlijk in de Groote Straat (nu Dorpsstraat). Maar wat was dan die "rolwagen"? En waar stond die? Het woordenboek geeft als betekenis een karretje met kleine wieltjes, om zware lasten te verplaatsen. Was er zo'n ding ten algemene nutte op Vlieland? En stond die waar de kaagschippers (beurtschippers) hun lading bij het oostelijk uiteinde van het dorp aanvoerden? De andere betekenis van het woord rolwagen duidt op een bepaald type grote Chinese vaas. Die zou als een markant punt in het raam van een huis of herberg hebben kunnen staan. Maar in 1596 waren we nog niet in de periode dat de V.O.C. Chinees porselein enz. aanvoerde. Wie van onze lezers kan zijn licht over het adres "Tegenover den rolwagen" laten schijnen? T.F.J.Pronker Zeebad Vlieland Ruim honderd jaar geleden verschenen voor Jan Wijnand Luber, notaris te Amsterdam, de heren Jan Hendrik Willem Veenhoven, burgemeester van de gemeente Vlieland, Marie Jacobus Gilhuis, directeur van de zee15
vaartschool te Vlieland en Gerrit Swartsenburg, geneesheer. Ze vertegenwoordigden 24 eilandbewoners, met wie ze samen verklaarden een naamloze vennootschap van koophandel op te richten. De vennoot werd gevestigd te Vlieland en had ten doel het exploiteren van een badpaviljoen op het duin te Vlieland en van een zeebadinrichting aldaar. De vennootschap werd aangegaan voor vijfentwintig jaren. Het kapitaal van de vennootschap werd bepaald op drieduizend gulden, verdeel in zeshonderd aandelen van elk groot vijf gulden. Tijdens de oprichting waren er vierhonderd en veertig aandelen verkocht, zodat de onderneming bij de start over een kapitaal van tweeentwintig duizend gulden kon beschikken. De overige honderdzestig aandelen moesten binnen vijf jaar worden geplaatst, behoudens verlenging van die termijn na verkregen koninklijke bewilliging. De aandelen zijn op naam en erkent slechts een eigenaar. Uit het aandelenboek, dat in mijn bezit is, blijkt dat de aandelen als volgt verkocht zijn: Aantal aandelen 188 94 74 12 10 10 5 5 5 2 2 1 1 26
Aantal aandeelhouders 80 10 26 4 1 3 1 1 1 1 2 1 1 6
16
Inwoner van: Vlieland Amsterdam Harlingen Leeuwarden Bolsward Terschelling Haarlem Kampen Sliedrecht Medemblik Amhem Bussum Texel Nederlands-Indie
NAAMLOOZE VENNOOTSOHAP
„ZEEBAD
VLIELAND",
g c v t s t i g . i te
VIJ!-:r.4^4D.
MAA rSi,:ilAP!'J:.LIJlv K A l ' l T A A L /
3000.
BEWIJS VAN AANDEEL
groot VIJF GULDEN i)0'.'sngsncamda
Naamlooz s
Vsnnootsohftn.
(SA,..
V L I E L A N D , FESRUARi isos
A r i l l i a l 6 iltir S U t u t r j h
^ci^jt^^jC^Ji*i^Ji#OL^^^ Aandeel Zeebad Vlieland foto:
H.F.
Vugts
17
luld:
% M »"»
m
1^ m ilmi ^ I -mfimetm
m
De tachtig aandeelhouders op Vlieland waren, naast de notabelen, ook de gewone man die een aandeel kocht. Een deel van de namen in het aandeelregister komt nog steeds voor op het eiland. Zo komt de naam Bakker 7 keer voor in het register, de Boer (3), Bruin (5), Blom (2), de Gorter (2), den Hartog (2), Hoedemaker (4), Kroon, Meyer (6), Molenaar (7), Pronker, Sieben (7), Smit (2), Visser (11), van Westen (4) en Zeilmaker (7). Daarnaast komen vele namen voor die op Vlieland rond 1900 een belangrijke rol hebben gespeeld zoals: Ament Akersloot, Duinker, Donia, Daalder, Enst, Gilhuys, Koudenberg, Klein, Kikkert, de Lange, van der Meulen, Noordberg, Rab, Raap, Reedeker, van Rossum, Rijkeboer, Sap, Snooij, Swartsenberg, Veenhoven, Voet, Westra. Ik ben achterkleinzoon van N.W. Duinker, een van de medeoprichters van "Zeebad Vlieland". Sinds jaren ben ik in het bezit van het aandelenboek, het kasboek en het notulenboek van "Zeebad Vlieland". Na het lezen van het notulenboek, dat een periode van 25 jaren beslaat, ben ik me steeds meer gaan interesseren voor deze periode. Voornamelijk als een stukje familiegeschiedenis, omdat N.W. Duinker na de liquidatie van "Zeebad Vlieland"verder gaat met de bezittingen van het zeebad in een nieuwe naamloze vennootschap. Hij stichtte de "Naamloze Vennootschap Exploitatie Maatschappij Noordzeebad Vlieland"op. Hier ligt het begin van de toeristenindustrie die voor Vlieland zo belangrijk is. Vervolgens ben ik ook steeds meer gegevens gaan verzamelen van de personen die in deze periode als aandeelhouder of werknemer waren van "Zeebad Vlieland". Ik ben van plan deze gegevens in boekvorm uit te geven en vraag hierbij diegene die informatie of foto's bezitten over de hierboven genoemde personen, mij deze toe te sturen. Verder ben ik op zoek naar informatie over de boorverbinding tot eind jaren 50. In het bijzonder foto's van de stoomboot "Vlieland"die in 1904-1905 heeft gevaren, waarop N.W. Duinker kapitein was. Ook zoek ik afbeeldingen van het oude paviljoen en de muziektent. Verder ansichten die uitgegeven zijn door "Zeebad Vlieland"en ansichten met de tekst aan de voorzijde "Noordzeebad Vlieland". H. Stolk Klammeland 29 1654 KH Benningbroek, tel. 0229591374 18
Reddingboothuis van de Noord- en Zuid-Hollandsche Redding Maatschappij Dit gebouwtje dat hecht met de geschiedenis van het eiland is verbonden, staat vlak voor de laatste duinenrij ten noorden van het dorp OostVlieland. Een natuurstenen plaquette, die in de gevel is ingemetseld, geeft te lezen dat de eerste steen werd gelegd op 9 november 1894 door K. Reedeker, burgemeester van Vlieland en voorzitter van de plaatselijke commissie der N.Z.H.R.M. De in 1825 opgerichte Maatschappij was van het begin af aan op Vlieland vertegenwoordigd. Reeds in 1825 werd een reddingboot gestationeerd op het eiland, voor welks noordkust in het najaar van 1824 nog elf schepen met man en muis waren vergaan. De reddingboot was aanvankelijk geborgen in een loods in het dorp. Dit bleek een groot bezwaar: bij alarm moest de boot op een slede door vier paarden over de onverharde wegen van het eiland naar het strand worden versleept, een tocht die bij barre weersomstandigheden wel vier uur in beslag kon nemen. In deze toestand kwam pas verbetering in 1894 door de bouw van de nieuwe loods. Het gebouw, naar ontwerp van A. Kooreman, is opgetrokken in baksteen onder een ver overstekend zadeldak met Friese pannen.
Reddingboothuis. foto: collectie
Tromp 's Huys
19
Detail van de reddingboothuis foto: archief
Tromp's
in 2002
vour
de restauratie.
Huys
Ondanks het zuiver utilitair karakter is het zeer zorgvuldig gedetailleerd. De lange zijgevels zijn geleerd door middel van drie spaarvelden tussen de muurdammen. De kopgevels bezitten dubbele deuren onder een brede toog in twee kleuren metselwerk met daarboven een band die bedoeld was voor een gevelopschrift met een achthoekig bovenlicht. De daklijst is aan alle zijden voorzien van een zaagtand hetgeen, in combinatie met het overstekende dak, aan het geheel een chalet-achtig voorkomen verschaft. Inwendig is het gebouw niets meer dan waarvoor het bedoeld was: een ruime loods tot berging van de reddingboot. In de klinkerbestrating zijn twee geulen uitgespaard, waarin planken lagen die het uitslepen van de slede vergemakkelijkten. Boven een gedeelte van de loods is een zoldertje voor de opslag van materialen. Door middel van houten schotten zijn een kleine kleedruimte voor de bemanning en een privaat afgescheiden Het gebouw werd in 1999 ingeschreven in het Rijksmonumenten-register als "enig gaaf bewaarde voorbeeld van een stenen reddingboothuis langs de Friese kust". Het gebouw is momenteel zonder 20
functie. Door Vereniging Hendrick de Keyser is een restauratie in gang gezet met als bestemming een kunstenaarsatelier in de loods die dan door diverse kunstenaars voor een bepaalde periode gebruikt kan worden. Met toestemming overgenomen uit het jaarverslag 2001 van de Vereniging Hendrick de Keyser
i *nttn:i^?1
Reddingboothuis
2003.
foto: H. Vugts
Hoe schipbreuken en strandingen de 19de eeuwse Vlielanders niet alleen met de gevaren der zee confronteerden, maar hen ook een zekere welvaart brachten. In mijn in 1999 verschenen boek Het Barkschip Amicitia, gaan de eerste hoofdstukken over de geschiedenis van mijn eilander zeevarende voorvaderen. Ik behandelde daarin ook de vraag of het Vlieland van de 19de eeuw werkelijk zo armoedig was als men heden ten dage wil doen geloven. Ik wil daar in dit artikel wat nader op in gaan. Wel waren toen de beste jaren voor Vlieland voorbij; op de Vliereede lagen niet langer de grote handelsen oorlogsvloten als in de 17de eeuw; de Amsterdamse Admiraliteit had er 21
geen belangrijke vooipost meer; de omvangrijke handel en scheepvaart op de Oostzee, waarvoor Het Vlie de toegangspoort tot Amsterdam vormde, had zich na de Franse Tijd nooit meer in oude omvang hersteld. En eerst de aanleg van het Groot Noord Hollands Kanaal en vervolgens het Noordzee Kanaal, reduceerde Het Vlie tot een voor de scheepvaart betrekkelijk onbelangrijk zeegat. Bovendien was na de 17de eeuw het geulenstelsel, dat de Zuiderzee via Het Zeegat van Het Vlie met de Noordzee verbond, belangrijk veranderd waardoor de Vliereede, waarop vroeger soms meer dan honderd schepen onder het dorp Oost-Vlieland ten anker lagen, een heel eind verder naar het Oosten kwam te liggen. En dat had weer als gevolg dat West-Terschelling belangrijker werd en het Zeegat van Het Vlie, nu soms het Zeegat van Terschelling wordt genoemd; ten onrechte, te meer daar de belangrijkste toegangsgeul nog altijd vlak onder de Vlielander wal loopt. De economische achteruitgang van Vlieland was nog versterkt doordat, tegelijk met het aflopen van Vlielands Gouden 17de Eeuw, ook het eertijds grootste dorp. West-Vlieland, in het begin van de achttiende eeuw door de zee werd verzwolgen en tegelijk daarmede ook bijna het gehele agrarische gebied in zee verdween. Op het oostelijk deel van het eiland hebben zich nooit gronden bevonden, waarop een noemenswaardig boerenbedrijf tot ontwikkeling kon komen. Het dorp Oost-Vlieland was en bleef geheel op de zeevaart gericht. Het was dan ook duidelijk op Amsterdam georienteerd en met de teruggang van de scheepvaart trokken dan ook veel eilander families naar Holland, terwijl op Terschelling met veel meer inwoners, meerdere dorpen en een redelijk omvangrijke landbouw en veeteelt, de bevolking veel honkvaster kon blijven. Dat, tezamen met het opschuiven van de Vliereede in oostelijke richting, maakte dat West-Terschelling tenslotte de belangrijkste haven aan Het Vlie werd. Vlieland had van haar 17de eeuwse Gouden Eeuw niet zoveel over gehouden. Zoals ik in het boek Vlieland van Hors tot Hom (1970) schreef, vertellen de Sont tolregisters ons dat er perioden geweest zijn dat er meer dan 2000 koopvaarders door de Sont op de Oostzee voeren, waarvan de schipper, al of niet ook reder zijnde, op Vlieland thuishoorde. In de belangrijke haven en handelsstad Danzig woonde in de zeventiende eeuw een omvangrijke Vlielander gemeenschap (Zie Tien Eeuwen Eylandt Flielandt, december 1992). We zien nog aan de eenvoud van Oost-Vlieland dat het dorp er toch niet rijk van geworden is; de financiers van die vloten woonden in 22
Amsterdam en de winsten vloeiden in het Stadhuis op de Dam en naar de Buitens aan de Vecht! Het 19de eeuwse Oost-VUeland, gelegen tussen meest kale, stuivende duinen, had nog slechts ca. 660 inwoners over van de vroeger zoveel grotere bevolking. Het dorp telde ongeveer 120 huizen. Een upper ten die herenhuizen en lusthoven hadden kunnen bouwen was er niet. De middenklasse bleef beperkt tot een half dozijn families: burgemeester, dokter, loodscommissaris, hoofd van de lagere school, directeur van de zeevaartschool, de aannemer van de klaringdienst (die de schepen voor de douanedienst verschafte), een aantal kapiteins van de grote zeilvaart die het eiland trouw waren gebleven en dan had je het wel gehad. Een onderwijzer, een enkele leraar aan de zeevaartschool, een paar commiezen, enkele postbeambten, en de inmiddels in rijksdienst zijnde loodsen behoorden dan nog tot de bevoorrechte categoric, die een weliswaar karig, maar toch vast loon hadden. De rest van de bevolking leefde van wat het eiland hen verschaffen kon. En dat was meer dan men zou denken en het is onjuist om het Vlieland van de 19de eeuw armoedig te bestempelen, alleen omdat de duidelijk welvarenden er gering in aantal waren. Het grootste deel van de bevolking had het weliswaar niet breed, maar ze hadden bijna allemaal een eigen huisje; ze hadden allemaal een lapje, langs de wadkant vruchtbare, grond met moestuinen en fruitbomen; ze hadden allemaal een of meer geiten, een paar kippen, de konijnenjacht of stroperij, het rapen van meeuweneieren, het vissen met botnetjes en hoekwant, mosselen en alikruiken op het wad zoeken; ze hadden waterputten met een overvloed van het best denkbare drinkwater; kortom ze hadden goed te eten. De kachels konden's winters branden op het vele hout dat op strand aanspoelde in de tijd van houten schepen en veel scheepsrampen. Ze moesten er soms hard voor werken, maar ze leefden gezond. Inderdaad ontbraken de rijken die men met de bewoners van de Amsterdamse Grachten kon vergelijken, maar de huidige tendens het eiland van toen, armoedig te noemen is niet terecht; de categoric die men op Vlieland armoedig kon noemen, maar die leefde als boven geschetst, moet men plaatsen naast de grote massa soortgelijke mensen die in Amsterdam op driehoog-achter in de ongezonde volkswijken moesten wonen, waar de kansen om met de bovengenoemde zelfwerkzaamheid toch het leven menswaardig te maken, maar zeer gering waren. 23
En dan hebben we het nog niet gehad over wat de zee bracht. Daar waren hen die ter zee voeren; vooral zij die het tot kapitein op de grote vaart brachten, droegen in niet geringe mate aan de welvaart van het eiland bij, al moet daarbij worden vermeld dat veel van die kapiteins zich op den duur in Holland vestigden. Maar ook de op de eilanden gevestigde loodsen, vooral degenen met een eigen loodsschuit hadden het goed. Zij toucheerden de loodsgelden van de schepen die zij het zeegat in- of uitloodsen en ook verder over de Zuiderzee naar Amsterdam of andere havens brachten. Maar daarenboven zien wij dat de loodsschuiten herhaaldelijk betrokken waren bij het bergen van schip en/of lading van schepen die langs de kust en in de zeegaten in moeilijkheden kwamen. De betekenis van het Zeegat van Het Vlie was dus in de 19de eeuw niet groot meer. Maar we kunnen in de scheepstijdingen uit die tijd zien dat, vooral in de maanden april - november, als de houtvaart op de Oostzee in voile gang was, toch nog bijna dagelijks koopvaarderzeilschepen, waaronder veel Harlingen schepen, Het Vlie in- of uitvoeren. En wel door het hoofdvaarwater het Stortemelk, dat vlak langs de Oostelijke duinen van Vlieland liep en bij storm raakte daar menig schip op strand. Maar vooral tijdens winterstormen kwamen nogal wat zeilschepen die benoorden onze kusten de Noordzee bevoeren in moeilijkheden en vergingen op de gronden of op de eilander stranden. Tussen 1864 en 1878, strandden er op Vlieland zelf (dus nog afgezien van de buitengronden) alleen al meer dan 22 schepen. Als de Vlielanders konden redden dan werden de schipbreukelingen aan wal gebracht, maar velen kwamen ook om en als ze op strand aanspoelden, verdwenen ze in naamloze graven ergens in de duinen. Dat was droevig. Maar vreugde en welvaart brachten de wrakken en ladingen die geborgen konden worden of aanspoelden. Het was een tijd dat de meeste goederen die door schepen werd vervoerd en de meeste materialen, die bij het uit elkaar slaan van een wrak aanspoelden, als direct bruikbaar konden worden aangemerkt en hun weg in de Vlielander samenleving vonden. Ook als de strandvonder zijn deel eiste, kreeg de jutter zijn vindersloon en de veilingen van de strandvonder brachten veel goederen tegen lage prijzen in omloop. En ook zonder stranding verloren elk jaar wel een paar houtschepen van de Oostzee hun deklast boven de eilanden. En niet alleen de kachels brandden er op. Van het goede timmerhout dat werd gejut, of voor een gering bedrag van de strandvonder kon worden gekocht, konden de eilanders hun huisjes, schuren en omheiningen bouwen. Ladingen graan of 24
meel konden dikwijls grotendeels onbeschadigd en eetbaar worden geborgen. Niet voor niets bleef de Nederlandse schoener "Martha" die, onderweg van de Oostzee naar Engeland met een lading graan op Oudejaarsdag 1878 op Vlieland strandde, niet onder haar naam, maar als "de tarweschoener" in de herinnering leven. Soms ook kon niet alleen de lading geborgen worden, maar als het weer meezat kon ook wel het gehele schip in veiligheid gebracht worden. En het waren de bovengenoemde loodsschippers die met hun eigen loodsschuiten daarvan profiteerden. Ook het in die tijd gereed komen van de haven op Vlieland kwam al deze activiteiten zeer ten goede. Talrijk in de oude archieven zijn de akten waarbij de hulp- en berglonen geregeld werden tussen de betrokken reders en verzekeraars en een of meerdere loodsschuiten die het karwei geklaard hadden. De bedragen, die de loodsschippers zo extra verdienden, vormden een aardig burgerman inkomen. Al gingen zij als jong matroos naar zee, later eenmaal loods geworden, behoorden op onze eilanden vooral de loodsschippers tot degenen die de betere huizen hadden en belastingen betaalden en dat was toen een teken van een zekere welvaart. Mijn betovergrootvader Jan Feijes Pronker bijvoorbeeld was in de periode 1827 - 1838 met zijn loodsschuit, al of niet in samenwerking met andere loodsschippers, betrokken bij minstens 11 bergingen. Wanneer men de toegekende berglonen ziet dan blijkt dat hij daarmede in die jaren, naast zijn inkomen uit het beloodsen van in- en uitgaande zeeschepen, praktisch ieder jaar wel een fors inkomen bijverdiende. Ook was hij regelmatig te zien op veilingen waar hij onderdelen, tuig, zeilen e.d. van gestrande schepen kocht en verkocht; ja, zelfs wel eens een hele, reeds opgegeven scheepsromp, weer drijvende kreeg en voor de vaart verkocht. Daamaast is het de gewoonte dat de loodsschippers tijdens het wachten op in- en uitgaande schepen de visserij beoefenen; hun loodsschuiten, een soort schokkers, op Vlieland kuiven genoemd, waren daarvoor zeer geschikt. Al met al kwam voor de loodsschippers het jaar inkomen soms wel op 1000 gulden en dat was niet slecht voor die tijd; aanzienlijk meer bijvoorbeeld dan de arts of burgemeester verdienden. Mijn overgrootvader Barend Snooij, die in de tweede helft der 19de eeuw als Aannemer der Klaringsdienst, met vier betters in de zeegaten van Het Vlie en het Marsdiep, de douane diensten van het Rijk pachtte, voerde daamaast een levendige handel in geborgen ladingen of trad op als agent van de rederijen der gestrande schepen. 25
In de periode 1835 - 1853 ging de loodsdienst geleidelijk in handen van het Rijk over. Dat betekende voor de loodsen een weliswaar karig, maar toch vast loon in rijksdienst en een wat zekerder bestaan. Maar voor de loodsschippers was het afgelopen met de gecombineerde activiteiten van beloodsen en bergen. Maar zolang de zeeen nog bevaren werden door houten schepen, bleven de eilanders in het algemeen nog steeds profiteren van het vele dat door scheepsrampen op het strand kwam en uit de hierna opgenomen berichten blijkt dat die loodsschippers evengoed nog wel eens het een en ander hebben geborgen. In Tien Eeuwen Eylandt Flielandt van 1993 nrs.2 en 3 en 1994 nrs.l en 4 werden in vier opeenvolgende artikelen een aantal strandingen en schipbreuken behandeld. Zo ook in nr. 1996-3. Om een indruk te krijgen van wat in de 19de eeuw strandingen en bergingen op ons eiland zoal te weeg brachten aan profijt voor de bevolking als in het voorgaande behandeld, volgt hieronder een vrij willekeurige greep uit de Scheepstijdingen die men dagelijks in de Amsterdamse courant Het Handelsblad kon vinden. Om de hiema genoemde bedragen van soms duizenden guldens aan bergloon e.d. op hun toenmalige waarde te kunnen beoordelen, moet men bedenken dat in die tijd de arts op Vlieland een jaarinkomen had van ca. 700 gulden; inclusief zijn gemeentetraktement en de rijkstoelage als quarantaine (controle op binnenkomende schepen op besmettelijke ziekten) arts. (Annotaties tussen haakjes in cursiefzijn door mij toegevoegd) 4 - 6 december 1863; in een zware storm strandden zoveel schepen op de kusten van Noord-Holland, Texel en Vlieland, dat de krant het niet meer kan bijbenen. De Deense brik "Delphine", Kapt. Schmidt, met een lading steenkolen van Newcastle op weg naar Cadiz, strandt op de Vliehors. Het volk, behalve de kapitein en een lichtmatroos, werd door de Vlielander reddingboot gered. Kolen op de Hors voor de Vlielander kachels. Verder het Bremer fregat "Helgoland", Kapt. Graffandes, onderweg van Hamburg naar Akyab (Birma), het voLk op drie man na gered; 31 december wordt gemeld dat op Vlieland de verkoop van de geborgen inventaris (en lading?) 2247 gulden en 80 cent heeft opgebracht, terwijl het wrak zelf nog maar / 23,90 waard blijkt te zijn. Dan de Noorse bark "Emanuel", Kapt.C.Rjecke, met een lading hout van de Hardanger Fjord onderweg naar Londen, ook op de Hors gestrand, het volk gered. Voorts is een schip genaamd "Lucie Mathilda", Kapt. Bullerdierk, onderweg van Christiania (Oslo) naar Bremen op Vlieland gestrand en het volk gered. Het Handels26
blad maakt nog gewag van meer schepen, een Deen, een Nederlander, een Zweed, een Noor, een Duitser enz. die bij die storm op de Eierlandsche Gronden of op Vlieland of Texel stranden; maar waar is niet altijd duidelijk; soms wordt de bemanning gered, soms ook niet. Ook het Russisch fregat "Laine", Kapt.L.Scharr vergaat in die storm bij Vlieland en het wrak komt onderste boven op strand terecht; de gehele equipage komt om; het schip was van de thuishaven Wyborg (toen Finland, dat in die tijd een betrekkelijk onafhankelijk grootvorstendom van de Russische Tsaar was; Finse schepen werden toen vaak als Russisch bestempeld) met een lading houten delen onderweg naar Lissabon; pas 30 december kan men aan boord komen om een deel van schip en uitrusting te redden, waaronder een partij oud koper, 3 trossen, 5 zeilen, een stuk ketting, 500 balken, 2500 planken, 5 kisten vermachetie?, 3 ankers, 2 kettingen, 2 vaten teer, 2 watervaten, 3 rondhouten, een werkboot en een sloep, alsmede een partij gekapt staand en lopend want; als de Vlielander burgemeesterstrandvonder dat alles op 5 maart d.a.v. veilt, brengen de tuigdelen / 1239,- en het geborgen deel der lading / 5530,- op. Op Texel komen blijkbaar de beste ladingen aan. Het Handelsblad spreekt over het bergen en de verkoop van suiker, vaten tabak, vaten wijn, eiken pijpen, sassafras (product van de laurierboom) enz.. Maar niet alle schepen die bij die storm ten onder gingen, komen op het strand van onze eilanden; zo vergaat bij diezelfde storm midden in de Noordzee het 140 ton Groninger kofschip "Juliana Louise", maar worden Kapt.Sprik en zijn vier bemanningsleden door de Bremer bark "Peru" gered. 8-9 december 1863; in de nacht blijkt weer een, niet nader genoemd schip op Vlieland te zijn gestrand. 20 december 1863; het in Harlingen thuishorende (143 ton) kofschip "Leentje" (in 1850 te Stavoren gebouwd) onder (de Vlielander) Kapt.J.Hoedemaker komt de thuishaven binnen met een lading hout van Noorwegen na een reis van 43! dagen ( bij gunstige wind is dat een reis van 4 a 5 dagen) "hebbende ontzettende stormen doorstaan en de deklast hout verloren; op 12 December op 54E20' N.Br. en 6E35' O.L. (ca.40 mijl benoorden Rottum) een schip op de zijde zien drijven, naar het scheen een brik, benevens veel wrakhut, zeekisten en meubels." Die deklast hout en het wrakhout en die scheepsinventaris zal wel ergens op de eilanden zijn aangespoeld. 27
24 december 1863; het Zweedse fregatschip "Sumatra", Kapt. Brunden, de 21ste van Londen naar Gothenburg vertrokken, in hevige N.W.storm lek geworden en naar de kust gedreven, na vastgezeten te hebben op de Eierlandse Gronden tenslotte op Vlieland gestrand en geheel verbrijzeld; van 20 man equipage zijn er 2 op een stuk hout aangedreven en vier door Vlielanders gered, waarvan slechts een het overleefde. Op 5 Maart d.a.v. werden op Vlieland het wrak en tuig voor / 719,55 geveild. Diezelfde 24 december strandde op Vlieland nog een onbekende Noorse bark of brik, waarvan 4 man werden gered en een schoener, naam eveneens onbekend daar het wrak onderste boven is geslagen, waarvan de gehele equipage is verdronken. 5 januari 1864; op de Richel onder Vlieland strandt de Harlingen kof "Dolphijn", Kapt.Helmers, op weg met een lading hout van Frederikstad (Noorwegen) naar de thuishaven. Het volk wordt gered, maar het schip is reddeloos en de berging van de lading hout wordt door ijsgang verhinderd. Als 11 januari daar weer een, niet bij name genoemd, schip in het ijs bezet raakt, wordt de kans op berging als beter beoordeeld. 28 oktober 1865; op Vlieland stranden, vrijwel tegelijkertijd het kofschip "Jacobus Begeman" (51 ton, gebouwd 1854, kapitein/eigenaar J.Reijer van Hoogezand) met steenkolen onderweg van Sunderland naar Groningen en het kofschip "Grietje Teisman" (66 ton, 1 jaar oud, gebouwd in 1864, kapitein/eigenaar A.G.Rasker van Groningen) met steenkolen onderweg van Witbord (Whitbum? bij Sunderland) naar Amsterdam. Beide equipages worden door de Vlielander reddingboot gered. Op 1 november wordt gerapporteerd dat bij het laatste stormachtige weer bijna alles verloren is. Op 7 november worden op Vlieland verkocht het wrak van de "Jacobus Begeman" met nog inhebbende lading voor 26 gulden en de tuigage voor 548 gulden. Het wrak van de "Grietje Teisman" met inhebbende lading brengt 37 gulden op en het tuig 959 gulden. De Vlielanders zullen die winter niet in de kou gezeten hebben; steenkool voor hun kachels hebben ze dat jaar (en misschien wel langer) wel gehad. (Ook als het eigenlijke wrak voor een paar tientjes door Vlielanders werd gekocht, dan konden ze daar met hard werken nog voor honderden guldens aan materialen afhalen.) 24 mei 1868; over de stranding van de Engelse brik "Heroine" berichte het Handelsblad uitvoerig en ik neem de berichten hierover van die dag en volgende dagen samengevoegd, hier letterlijk over. 28
Gisteravond omstreeks 6 ure zag men van de toppen der duinen een diepgeladen brik het zeegat binnenkomen, die naar men vermoede het spoor bijster was. Met gewapend oog (d.w.z. met een verrekijker) werd zoo goed als het buiige weer dit toeliet, alle bewegingen nauwkeurig nagegaan. Spoedig werd het vermoeden helaas bevestigd en zag men hem aan den Zuidkust der buitengronden, benoorden het Stortemelk, aan den grond komen. W i jl dit een dier gevaarlijke plaatsen is waar de schepen somtijds in een ogenblik uit elkander slaan, moest men spoedig tot redding besluiten, en zag men aanstonds de Vlielander loodsschokkers N o . l , schipper M.Sieben en No.5, schipper P.Sieben van de Vlierede en No.3, schipper K.Visscher, uit de haven van Vlieland zich met de noodige bemanning derwaarts begeven om zoomogelijk hulp te verleenen. Het waaide vrij hard uit het W.Z.W.; langzamerhand werd het duister, doch vooruit was de weg, want het schip begon hoe langer hoe meer te slingeren, hoogwater. Ten 9 ure was No. 1 het schip zoo dicht genaderd, dat men de schepelingen kon toeroepen zich in de boot te begeven. Inmiddels ging men door en kwam door een kleine omweg te maken zo dicht langszijde, dat de equipage kon worden overgenomen. Hierop keerden alle drie de loodsvaartuigen terug naar de haven van Vlieland. Doch dewijl de wind ging liggen, ging loodsboot No. 1 aan het strand ten anker met het voomemen om, zoo het weder het toeliet, den volgenden morgen den togt naar het schip te herhalen. Dit geschiede; ten 1 ure werd zeilgemaakt en ging men bij het schip gekomen er zelfs op over. De papieren, kleeden (dekzeilen) en een gedeelte van de tuigage werden geborgen en zette men ten 5 ure koers naar de haven van Vlieland, waar men ten 6V2 ure arriveerde. Het schip bleek de Engelsche brik "Heroine" te zijn, Kapt.R.Radcliff en 7 man equipage, met een lading steenkolen op weg van Swansea naar Hamburg. De bemanning van de Loodsboot No.l bestond naast schipper M.Sieben uit de matrozen Evert Visser en Pieter Rab en de zeeloodsen Jonke Klein, Joost Krul, Johannes Krul en Klaas Ree. Op 27 Mei werden 2 booten, tuigage, zeilen, ankers, ra's enz. geborgen en was men bezig lading te lossen (steenkolen voor de Vlielander kachels!). Het schip had inmiddels haar masten verloren en leek niet te bergen. Maar na de helft der lading overboord te hebben geworpen werd de "Heroine" 30 Mei vlotgebragt en mastloos Harlingen binnen gesleept. (Het zal de Vlielanders een aardig bergloon hebben opgeleverd!) 18 februari 1871. Op de buitengronden van Het Vlie is gestrand het Amerikaansche fregatschip "City of Kingston", Kapt.Dun, onderweg van 29
Philadelphia naar Hamburg met een lading petroleum in vaten (dat waren in die tijd nog meest houten! vaten, ook voor petroleum). 19 februari vertrekken vanuit Texel en Harlingen de stoomsleepboten resp. "Amsterdam" en "Magnet" ter assistentie, maar spoedig blijkt dat ze niets kunnen uitrichten. Een klein gedeelte der lading wordt al snel gelost en op Vlieland aan wal gebracht (petroleum is dan voor de Vlielander economic een zeer gewild artikel voor verlichting en koken). Een groot deel der equipage wordt op Terschelling aan land gebracht, doch de kapitein en enige manschappen zijn voorlopig nog aan boord gebleven. Het schip is lek en zit vol water. Op 25 februari wordt gerapporteerd dat het schip uit elkander is geslagen, maar dat 4821 vaten petroleum zijn geborgen en op Vlieland en Terschelling werden aangebracht. Ook is er sprake van dat op Ameland 360 vaten zijn geborgen (zijn die op Ameland aangespoeld, of hebben Amelander schuiten ook aan de lossing van de lading meegedaan?). Op 10 maart wordt gerapporteerd dat de verkoop van de inventaris van de "City of Kingston" op Vlieland 3565 gulden heeft opgebracht. "30 September 1872 is op de Vliehors aangespoeld een lijk, hetwelk op een plank was vastgebonden, zijnde gekleed met Engelsche lederen broek, witte woUen kousen en onderbroek, blauw gestreepte borstrok, blauw wollen hemd en gestreepte boezeroen, hebbende gouden ringetjes in de ooren en een koperen lucifersdoosje in den zak, alles zonder merken." (Wellicht had de man zich zelf op die plank vastgebonden in de hoop er bij uitputting niet af te spoelen. Meestal werd om zo'n aangespoeld, anoniem, lijk niet veel drukte gemaakt en werd het terplekke begraven. In die tijd droegen sommige zeelieden die gouden ringetjes in de oren, in de hoop dat ze uit de opbrengst daarvan, ingeval van schipbreuk een fatsoenlijke begrafenis zouden krijgen; dat kan in dit geval ook de reden zijn geweest dat men zelfs de moeite nam om in het Handelsblad een nauwkeurige beschrijving ter identificatie publiceerde.) 31 januari 1877 is naar alle waarschijnlijkheid op de buitengronden van Vlieland een schip met man en muis vergaan. Er zijn drie wrakstukken op strand geslagen, die van binnen donkerbruin en van buiten lichtblauw geverfd zijn. Tussen de inhouten (spanten) zat rogge, zodat men vermoedt dat het schip daarmede beladen was geweest. Ook spoelde een lijk aan, gekleed in blauw wollen hemd, trui en onderbroek, grijze kousen, gemerkt E.H.. Ook aan die kleren zat rogge. Op strand is een kaart gevonden, waarop staat Carlo Pedretti. Voorts zijn er vele losse gedroogde appelen aange30
spoeld en zijn 25 zijden spek, 3 vaten Amerikaans vet, gemerkt B.S. en enige lege vaten aangebracht. (Kortom voor Vlieland wat eetbaars en wat wrakhout voor de kachels!) V i j f dagen later spoelen op Vlieland nog aan een boot waarop op de spiegel staat PRISCILLIAS DOVER en van binnen Thomas B.Haxksfield, voorts 2 eiken planken, een ra en enig wrakhout. 14 mei 1877; Vlieland. Op de Noordrug van het Stortemelk gestrand de Duitsche brik "Meindiena", Kapt.Fermans, met een lading guano (salpeter-mest) onderweg van Londen naar Bremen. Alleen de masten steken nog boven water uit. Er bestaat weinig hoop lets meer dan de tuigage te bergen. (Blijkbaar heeft men wel de bemanning kunnen redden en daarvan de naam van schip, kapitein, reis en lading vemomen.) 2 april 1878; Op het Noorderstrand van Vlieland is gestrand en verbrijzeld een Noorse brik, die bij nader onderzoek de "Aukathor", komende van Drammen (Oslqfjord) lijkt te zijn. Van de equipage is niets te bekennen, waarschijnlijk omgekomen. Een houtlading, zeemanskisten, dekkleden en wrakdelen drijven langs het strand. Een paar dagen later komt uit Cuxhaven het bericht dat daar van Londen is aangekomen het s.s."Bergsund", Kapt.Aminoff, die rapporteerde dat hij 1 april v.m. de Noorse brik "Aukathor", Kapt.Athensen, aantrof op 53E35'N.Br. en 4E15'O.L. (ca. 20 mijl benoorden Vlieland), die met een lading hout van Drammen via Nieuwediep naar Purmerend onderweg zijnde, in nood verkeerde. De brik had haar boegspriet, fokkenmast en grote steng verloren en verzocht de "Bergsund" om haar naar Nieuwediep te slepen. Na het schip tot's avonds 9 uur op sleeptouw te hebben gehad, begon in een zware bui de "Aukathor" uit elkaar te werken en moest de "Bergsund" haar sleep laten schieten. De equipage van de "Aukathor", 12 man waaronder 4 Engelse vissers (blijkbaar eerder door de "Aukathor" gered) werd met grote moeite bij hoge zeeen door de reddingboot der "Bergsund" van boord gehaald, waama de verlaten brik de volgende dag op Vlieland strandde. (Als een schip verlaten was, betekende dat extra bergloon!) 25 april 1878; Het Noorse schip "Constantia", Kapt.Paulsen, is bij de Vliesloot gestrand; het schip staat vol water; de grote mast ligt overboord en de tuigage wordt geborgen. Men verwacht dat het schip totaal verloren zal zijn, maar dan op 16 mei komt er een bericht dat men het vlot heeft gekregen en dat het schip op de Vliereede drijft en men hoopt het te behouden. (Bergloon voor de Vlielanders.) 31
28 november 1878; Op de Vliehors strandt de Noord-Duitse brik "Heinrich", Kapt.Krull, op weg van Riga naar Harlingen met een lading hout. De stuurman en een matroos proberen zwemmende de wal te bereiken; de stuurman gelukt dat, de matroos verdrinkt en zijn lijk wordt de volgende dag op Texel aangebracht. De rest van de equipage wordt die nacht door de Vlielander reddingboot gered. Het schip wordt als verloren beschouwd. Op 8 december neemt een Vlielander aan, om de op de Vliehors verspreid liggende balken uit de lading hout van de "Heinrich", voor ruim 2500 gulden in Harlingen af te leveren. (2500 gulden; dat was toen viermaal een jaarinkomen voor een arts!) 10 januari 1881; op de buitengronden van Het Vlie is de Noorse bark "Halden" gestrand. Het schip was onderweg van Frederikshald (Noorwegen) met petroleumf.^) naar Bremen. De equipage is op Vlieland aangebracht en het schip is aan stukken geslagen. (Scheepsresten en lading op het Vlielander strand!) 8 maart 1881; de Engelse viskotters "Levell Tartar", schipper Levell, en "Nettle", schipper Moseley, beide van Great Yarmouth, stranden op de Vliehors. De bemanning van de "Nettle" kan zelf de Hors bereiken; die van de "Levell Tartar" wordt, op twee man na, die verdrinken, door de Vlielander reddingboot (schipper mijn overgrootvader Barend Snooij) met grote moeite gered. Op 11 maart wordt gerapporteerd dat de beide kotters tot aan het dek vol water staan en naar algemeen gevoelen niet afgebracht kunnen worden. Een deel der tuigages is geborgen en een lijk is aangespoeld. Op 23 maart worden de beide viskotters met inbegrip van de inventaris op Vlieland verkocht voor 640 gulden. Later slaat het wrak van de "Levell Tartar" uiteen en de restanten vinden hun weg in de Vlielander economic. De "NetUe", die het hoogste op het strand zat wordt afgebracht, naar Nieuwediep gesleept en daar op 14 mei voor 2500 gulden verkocht. De Vlielanders hebben er een aardige cent aan overgehouden. (meer over deze redding in het boek Het fregatschip Adriana.) 15 oktober 1882; op Terschelling strandt de HoUandse bark "Baltimore" (625 ton, gebouwd te Krimpen aan de IJssel in 1848, reders J.& J.Vinke te Amsterdam) onder Kapt.T.Hoedemaker, met een lading hout onderweg van Sundsvall (Noord Zweden) naar Amsterdam. Het volk is door de loodsboot gered, behalve 3 man die met de eigen boot van boord zijn gegaan en worden vermist. Tuig en zeilen worden geborgen, maar het schip is drie dagen later grotendeels vemield en de lading naar zee afgedre32
ven. (Hoewel dit een stranding hij onze buren/concurrenten betrof, heb ik deze toch maar bij deze berichten meegenomen, omdat de "Baltimore" door de Vlielander kapitein T.Hoedemaker werd gevoerd. Hij was zo wel gauw thuis!) 7 december 1882; de Duitse schoener "Grafm Krassau" (of Krassow) strandt op Vlieland met een lading van 2250 eikenhouten slippers (sleepers = spoorbielzen). Acht man worden door de reddingboot met schipper Feije Pronker gered. Op 23 december zijn van de lading al 2137 slippers geborgen en dan zullen ook tuig en inventaris al wel geborgen zijn. Als vervolgens het houten wrak door de zee wordt verbrijzeld, kunnen de kachels op Vlieland die winter weer branden. 20 december 1884: het Engelse stoomschip "Surrey", met stukgoed onderweg van Reval (Tallin) naar Londen, strand op Vlieland. Barend Snooij Jzn. (mijn overgrootvader) treedt op als agent van de rederij en verkoopt uit de lading: 300 hectoliter haver, 1000 gerookte ossentongen en 4 naaimachines. Ook dat kwam de eilander economie weer ten goede. Het valt op hoe snel de berichten van Vlieland het Handelsblad in Amsterdam bereiken. Met de oude postdienst via het Posthuis, over de Vliehors en het Eierlandsche Gat, Texel en Noord Holland, zit er vaak niet veel meer dan een dag tussen. En als in 1866 de eerste Nederlandse telegraafkabel naar Vlieland wordt gelegd, zijn de berichten van door Het Vlie binnenkomende en uitgaande schepen of van de strandingen die plaatsvinden, soms nog dezelfde dag in Amsterdam. Het bovenstaande is slechts een willekeurige greep uit de strandingen op Vlieland die de Scheepstijdingen in de periode 1863-1882 rapporteerden. Het waren er nog veel meer; vooral tijdens de winters kwam er elke maand wel een schip op strand of in de buitengronden, dikwijls meer; meermalen twee op een dag. Een keer bij een meerdaagse zware storm strandden zelfs 14 schepen in het ons omringende kustgebied. Dikwijls werden de bemanningen gered; maar niet te tellen is het aantal zeelieden dat verdronk; of ze vonden een graf in de golven, of ze spoelden aan en werden vaak naamloos in de duinen begraven. Dat waren dan de droeve kanten die Vlieland van de schipbreuken ondervond. Om nog maar niet te spreken van de Vlielander zeelieden die nooit terugkeerden van hun reizen over de wereldzeeen. Maar ontkend kan niet worden dat de Vlielander bevolking ook een hoop welvaart aan die wrakken en ladingen te danken had. Bovenstaande voorbeelden tonen dat overtuigend aan. En op onze buureilanden was het niet 33
anders. Maar Vlieland door haar ligging precies op het noordwesten en doordat de ingang van Het Vlie vlak onder het strand lag, had toch wel de meeste strandingen en met een relatief lange kustlijn en een naar verhouding kleine bevolking van toen ruim 600 zielen, zullen de Vlielanders misschien wel het meest geprofiteerd hebben van de tijd dat zeilschepen gemakkelijk op lagerwal raakten en houten schepen snel uit elkaar sloegen, spoedig reddeloos verloren waren, maar veel bruikbaar materiaal opleverden. Ton F.J.Pronker Ultra
mare
Hier is de wereld niets dan waaiend schuim, De laatste rotsen zijn bedolven Na de verwekking uit de golven, Die breken, stuivend in het ruim. Het laatste schip wordt weerloos voortgesmeten, Het zwerk is ingezonken en aschgrauw. Zal ik nu eindelijk, vergaan, vergeten, Verlostzijn verlangen en berouw? J. Slauerhoff, uit: Op aarde niet en niet op zee Uitgeverij Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam Boekrecensie Bladstil op Vlieland Impressies van een Waddeneiland Jacques Gans Uitgeverij de Prom, Amsterdam, ISBN 906801675x, prijs Euro 14,50 Het lag al een tijdje in de boekwinkel toen's avonds op 13 juli j . l . het boekje Bladstil op Vlieland feestelijk werd gepresenteerd in Hotel Bruin. Na de opening door Bert Huiskes deed John Jansen van Galen in een briljante toespraak een en ander uit de doeken. Verder bestond er de mogelijkheid om herinneringen op te halen en anekdotes te verifieren voor 34
zover dat mogelijk was onder de aanwezige oudere eilanders en bekenden. Jacques Gans werd op 7 december geboren en overleed 26 augustus 1972 te Amsterdam. Nadat vorig jaar zijn biografie verscheen van de hand van neerlandicus Willem Maas, is nu een bundel van ruim zestig stukjes over Vlieland die Gans voor De Telegraaf schreef, verschenen. In december 1940 verscheen van Jacques Gans zijn debuutroman Liefde en goudvissen waarin hij het echec van zijn eerste huwelijk beschrijft dat zich voor een groot gedeelte in Parijs afspeelt, de plaats waar Gans jaren gewoond heeft. Tijdens de Duitse bezetting werkte Gans mee aan enkele illegale bladen en nam deel aan andere ondergrondse activiteiten. Na de oorlog verschenen van zijn hand: Berlijns dagboek (1948), Het vege lijf (1951) en Nonchalante notities (1953). In 1955 verbijsterde hij vriend en vijand toen hij voor De Telegraaf ging werken. Tot toen stond hij bekend als een overtuigd communist, trotskist en antikapitalist. Dat hij nu zichzelf had verkocht aan een krant die fout in de oorlog was, was voor de l i teraire goegemeente de aanleiding om hem in de ban te doen. Een vernietigend stuk van W.F. Hermans betekende de genadeslag en werd hij tot persona non grata verklaard. Bladstil op Vlieland is een vrijwel complete verzameling stukjes die direct met Vlieland te maken hebben en die Jacques Gans tussen 1966 een 1971 aan zijn lijfblad bijdroeg. Hij verbleef bij voorkeur rond de feestdagen op het eiland en altijd in Hotel Bruin aan de Dorpsstraat. In de gelagkamer hangt nog een portret van hem. Voor Gans was Vlieland het eiland waar je de 'rotzooi' kon vergeten, vooral vanachter een 'handvat bier' en met in de andere hand een sigaret. Het woord 'bladstil', dat regelmatig voorkomt in zijn stukjes, slaat op de rust, stilte, eenzaamheid en gelegenheid tot bezinning, die hij op Vlieland zocht. Met zijn zware lijf was het iedere keer een uitdaging om de natuur in te gaan. In het begin nog wel eens per fiets, in latere jaren bij voorkeur per auto. Gans bewonderde de schoonheid van het landschap en de Vlielandse natuur inspireerde hem tot lyrische hoogstandjes. Zijn voorkeur voor het bewaren van het bestaande maakte hem tot een progressieve voorvechter van 'Behoud de Waddenzee' en hij was zelfs bereid om er staatssecretaris van de Wadden voor te worden.
35
foto: de Telegraaf,
archief
Tromp's
Huys
De Stukjes zijn prima leesbaar en vooral herkenbaar voor de Vlielandgangers. Zijn vriendschap bijvoorbeeld met Siep Schuil, die daar in een duinpan woonde, en op wie hij diep in zijn hart jaloers was. Maar wonen op Vlieland dat kon toen nog niet (hoewel hij er vele malen op zinspeelde als hij met pensioen zou gaan) "omdat ik buiten de hang naar dewind en de wildemis toch een stadsjongen ben. Die altijd weer bezwijken zal voor de cafe's en de stukjes in de krant." Dat was precies Jacques Gans. H.F. Vugts 36
Doelstelling van de Cultuur Historische Vereniging Eylandt Flielandt De vereniging heeft ten doel: a. het wekken van belangstelling voor en bevorderen van de kennis van de geschiedenis van Vlieland. b. het bijeenbrengen, in eigendom verwerven en tentoonstellen van voorwerpen en geschriften betrekking hebbende op de geschiedenis van Vlieland, alsmede het beheer van de hieronder vallende bezittingen van de vereniging. c. het bevorderen van de bescherming van de cultuur historische bepaalde sfeer op het eiland, en in het dorp Oost-Vlieland in het bijzonder. d. het bevorderen van de uitwendige en inwendige instandhouding van reeds bestaande cultuurhistorische monumenten op Vlieland. e. het bevorderen van het verwerven, behoud en restaureren van collecties op Vlieland. f. het verlenen van steun, in de meest uitgebreide zin van het woord, aan het museum "Tromp's Huys", hierna te noemen: "het Museum". De vereniging tracht dit doel met alle wettige middelen te verwezenlijken, onder meer door: • Het verrichten van sponsoractiviteiten ten behoeve van de vereniging en het Museum. • Het geven van adviezen aan het Museum. • Het bevorderen van vrijwilligerswerk ten behoeve van het Museum. • Het verzorgen van publicaties. • Het organiseren van (studie) bijeenkomsten. • Het zonodig voeren van procedures om de onder b en vermelde doeleinden te bewerkstelligen. • Alsmede alle overige wettelijke middelen die het bestuur voor het bereiken van de doelstelling nodig acht, of daartoe bevorderlijk kunnen zijn.
Contributie Het contributiebedrag van de C . H . V . is gesteld op Euro 12,= per jaar. U ontvangt hiervoor een acceptgiro. Wilt U geen gebruik maken van de acceptgiro, dan kunt U Uw contributie overmaken op bankrekening 36.76.50.029 t.n.v. Eylandt Flielandt.
Orgaan van de Cultuur Historische Vereniging "EyiandtTiieiandt" VCietand
Dertiende jaargang, nr. 2. September 2003