1
Notulen van de vergadering van de raad van de gemeente Eemsmond, gehouden op 22 maart 2007 in het gemeentehuis te Uithuizen Voorzitter: de heer G.D. Renkema Griffier: mevrouw H.A. van der Molen (loco-griffier) Voorts zijn aanwezig: mevrouw A. Boekhoudt-Wieringa en de heren J. Dobma en H.G.A. Sienot, wethouders, alsmede mevrouw F.G.J.M.Kaaijk-Jacobs, mevrouw A. Spijk-van de Pol, mevrouw H.P.A.J. Persoon-Klijn, mevrouw H.M. Oudman-Dam en de heren H. Leffers, A.J. Slagter, W.J. de Boer, G. Siragna, J.J. van Duinen, A. Nienhuis, A.R.H. Holtkamp, H.K. Bouman, G.J. van de Wal, H. Woltjer, E. de Graaf en J.P. Nienhuis Met kennisgeving afwezig: de heer F.E. Bosman 1. Opening De VOORZITTER opent de vergadering en heet de raad, de pers en het publiek welkom. 2. Vaststelling agenda Voorgesteld wordt de punten O-1, O-3, O-4 en O-5 deze avond voorzover dat mogelijk is besluitvormend te behandelen. De raad gaat hiermee akkoord. Vervolgens wordt de agenda vastgesteld. 3. Spreekrecht burgers Van het spreekrecht burgers wordt geen gebruik gemaakt. 4. Vaststelling notulen: 8 maart 2007 Op verzoek van de heer J.P. Nienhuis (VVD) wordt op pagina 5 in regel 9 “de heer J.P. NIENHUIS” gewijzigd in: “de heer A. NIENHUIS”. Op verzoek van mevrouw Kaaijk (PvdA) wordt op pagina 11 het tekstdeel na de opmerking van de heer De Boer tot aan de witregel vervangen door de woordelijke weergave van de gesproken tekst, die luidt als volgt: “VOORZITTER: Van de kant van het college hoeft geen reactie meer gegeven te worden. Dan…eh, een heel mooi fenomeen. Ja, want kijk, dus dan houdt dit in dat…. Als ik kijk naar het besluit dat voorligt, dat ik tot de conclusie probeer te komen…. eh, als ik kijk naar opmerkingen die er over gemaakt zijn ten aanzien van het besluit, dat betrekking heeft op hetgeen vermeld is onder nummer B 2.05.207…dat gaat over de Wet Openbaarheid van Bestuur en het doorzenden van stukken gericht zijnde aan de raad, bestemd voor een ander bestuursorgaan.. dat u als raad in meerderheid daar voor bent, voor dat geheel. Waarbij ik… en dan kijk ik in de richting van GroenLinks…nee, even zien, Gemeentebelangen, die het geregeld zou willen hebben.. formeel, dat onderdeel richting de griffier. En u wilt dan aangetekend hebben dat u tegen dat onderdeel bent? BOUMAN: Ik wil graag aangetekend hebben dat wij de griffier hierin een rol zouden willen laten vervullen, samen met de raadsvoorzitter, want die vertegenwoordigen in onze ogen de raad. VOORZITTER: OK goed, maar dat…. dat u kunt instemmen met het voorstel dat er ligt, wat dat betreft, als raad.. dat het wordt aangenomen met die kanttekening van de Gemeentebelangen. En als ik even de geluiden proef ten aanzien van het andere onderdeel…dat is het verhaal met betrekking tot de straatnaamgeving, dat ik tot de conclusie waarschijnlijk moet komen dat de stemmen daarover staken vanavond. En dat houdt in dat het de volgende keer dient terug te komen.
2
Mevrouw OUDMAN: En als u dan gewoon de toezegging doet dat u alvast dat regelt van hoe uit te voeren. Mevrouw KAAIJK: Ik wil wat voorstellen, voorzitter. Kunnen we, als dat onderdeel de volgende keer terugkomt, dat beleidsstuk er dan aan toegevoegd krijgen? VOORZITTER: Nou, kijk kijk.. of dat beleidsstuk… Dan hebt u het over de kaders, he, waarbinnen dan een en …? Ja, kijk, als dat het voorstel van de Partij van de Arbeidfractie is, dan kom ik tot geen andere conclusie, dat het dan het meest opportuun is, dat het pas weer in de raad aan de orde komt op het moment dat het college de kaders heeft aangegeven. Ja, ok? Op dat moment komt het terug in uw raad. Ja, zullen we dat doen? Hoeft u er niet over te stemmen op dit moment. Dan concluderen we dat zo af.” Vervolgens worden de notulen van 22 maart 2007 overeenkomstig de opgestelde concepten vastgesteld. 5. a. Ingekomen stukken en mededelingen en LTA 1.
Fietsberaad betreft: Magazine “Fietsverkeer” Voor kennisgeving aangenomen
2.
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties betreft: Enquête: “Staat van het Bestuur 2006” Voor kennisgeving aangenomen
3.
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties betreft: Integriteit en gedragscodes politieke ambtsdragers Voor kennisgeving aangenomen
4.
Vereniging van Nederlandse Gemeenten betreft: Rol gemeenteraad in het integraal veiligheidsbeleid Voor kennisgeving aangenomen
5.
Vereniging van Nederlandse Gemeenten betreft: Tussentijdse vacatures in vaste beleidscommissies voor Arbeidszaken Voor kennisgeving aangenomen 6.
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties betreft: Rapport: “Bestuurlijke aansturing van de brandweerzorg” Voor kennisgeving aangenomen
7.
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid betreft: Verzamelbrief januari/februari 2007 Voor kennisgeving aangenomen
en College
LTA Mevrouw SPIJK vraagt wanneer het verstrekkingenboek WVG (juni 2006) precies komt. Wethouder BOEKHOUDT verklaart dat in verband met de per 1 januari ingevoerde WMO, waarvan de huishoudelijke verzorging een onderdeel vormt, er één boekwerk van wordt gemaakt. Volgens haar staat dit voor juni aanstaande gepland. Ze zegt toe uit te zoeken of dat klopt .
3
Mevrouw OUDMAN heeft de vorige keer gevraagd waar zij de behandeling inzamelconcept van afval in de LTA kon vinden. Dit zou halverwege 2007 gepland staan, doch ook nu vindt ze het nog niet in de LTA terug. Wethouder SIENOT meldt dat wegens ziekte van de bedrijfsleider van het gemeentebedrijf de exacte datum wellicht enige weken zal verschuiven. Wel gaat hij ervan uit dat het medio 2007 zal zijn. Hij zegt toe dat het de volgende keer in de LTA zal staan. De heer J.P. NIENHUIS zegt begrepen te hebben dat de te bouwen brede school in Uithuizermeeden iets verplaatst zou worden. Dat zou enige grondkosten met zich meebrengen. Uit de memo blijkt echter een overschrijding van 20%, ongeveer € 550.000,--. Hij vraagt hoe dat kan. De VOORZITTER wijst erop dat een dergelijke vraag niet bij het onderwerp LTA thuishoort. Verzocht kan worden de memo eventueel voor behandeling aan de raadsagenda van een volgende vergadering toe te voegen. De heer BOUMAN vermeldt dat in de memo over de glastuinbouw staat dat er nog voor het zomerreces met de raad over gediscussieerd gaat worden. Hij kan het exacte tijdstip daarvoor echter niet in de LTA terugvinden. Wethouder DOBMA wijst hem op hetgeen op pagina 2 van de memo staat, namelijk dat het streven er is om voor het zomerreces opiniërend met de raad daarover van gedachten te wisselen. Dat is de reden waarom het nog niet in de LTA is opgenomen. Voorts deelt hij mee dat het college hoopt in overleg met de provincie meer duidelijkheid te krijgen over de lengte van de procedure. Uitgangspunt is dat er nog vóór de zomer met de raad over wordt gepraat. Zeker is dat echter niet, omdat er nog nader onderzoek door derden gedaan moet worden. De heer BOUMAN vraagt of het niet verstandig is om het alvast voor juni in de LTA op te nemen en wanneer blijkt dat het op dat moment niet kan, het over de zomer heen te tillen. Wethouder DOBMA vindt dat geen probleem. De VOORZITTER voegt nog toe dat het in de volgende LTA wordt opgenomen. 5. b. Terugkoppeling verbonden partijen De heer SIRAGNA deelt mee samen met een ander raadslid de kascontrole van de Vereniging Waddenzeegemeenten te hebben uitgevoerd en de kas van de penningmeester in orde te hebben bevonden. Besluitvormend 1. Solitaire windmolens met een ashoogte lager dan vijftien meter De heer J.P. NIENHUIS is niet onder de indruk van de door het stedenbouwkundig bureau Bugel/Hajema aangevoerde argumenten om geen windmolens met een ashoogte van minder dan 15 meter meer toe te staan. Hij is het eens met mevrouw Oudman, die in reactie op de wethouder opmerkte dat zij onduidelijkheid over de voorwaarden geen argument vindt om dergelijke molens niet meer toe te staan. Zijn fractie vindt dat het voor particulieren mogelijk moet zijn in het buitengebied een windmolen te bouwen met een ashoogte van minder dan 15 meter. De VVD is dan ook voor handhaving van het bestaande beleid. De heer WOLTJER vermeldt dat de raad op 17 januari 2005 heeft vastgesteld dat met inachtneming van een aantal voorwaarden windmolens met een ashoogte van minder dan 15 meter zijn toegestaan. Zijn fractie vindt dat deze voorwaarden voldoende waarborg bieden om een verantwoord besluit te kunnen nemen over een individuele aanvraag. Naar zijn mening zijn in de vergadering van 8 maart jongstleden geen steekhoudende argumenten naar voren gekomen die wijziging van het beleid rechtvaardigen. Op grond hiervan
4
blijft de ChristenUnie dan ook bij haar standpunt; zij gaat daarom niet met het collegevoorstel mee. Volgens de heer SIRAGNA hebben enkele fracties tijdens de vorige raadsvergadering aangegeven zich in een landschappelijke inpassing van een solitaire windmolen in het buitengebied te kunnen vinden. Zijn fractie vindt dat bij een dergelijke inpassing het rendement van deze windmolen dusdanig is aangetast, dat de meerwaarde aan milieuverbetering te gering is. Het kan zelfs milieubelastend zijn als men het energieverbruik, dat nodig is om windmolens te bouwen, in aanmerking neemt. Daarom stemt de fractie van de PvdA in met het collegevoorstel. De heer BOUMAN heeft in de vorige vergadering al aangegeven, dat zijn fractie geen aanleiding ziet haar standpunt over dit beleid te veranderen. Het viel hem op dat de wethouder ten aanzien van het niet toestaan van windmolens met een ashoogte van minder dan 15 meter het argument aanhaalde, dat in de Eemshaven de provinciale doelstelling al meer dan gehaald wordt. Zijn fractie zou het op prijs stellen als het ambitieniveau van het college hier het richtsnoer zou zijn; de ambitie van de provincie zou misschien door het toestaan van kleine windmolens kunnen toenemen. Volgens spreker gaf mevrouw Spijk in de vorige vergadering heel duidelijk aan dat haar fractie op dat moment geen aanleiding zag over het beleid ten aanzien van de lage windmolens van gedachten te veranderen. Zij noemde daarbij de mogelijkheid van een zonering. Dit spreekt zijn fractie zeer aan. Een zonering zou volgens hem kunnen helpen in gevallen waarover discussie is. In de afgelopen periode ging het daarbij vooral om gevallen waarin overlast bij geconcentreerde bebouwing zou ontstaan, bijvoorbeeld in ‘t Lage van de Weg. Zijn fractie is van oordeel dat wanneer zonering iets anders wordt toegepast, deze wel effecten zou kunnen hebben. Hij denkt daarbij aan het trekken van een cirkel van 800 tot 1000 meter rondom een windmolen. Daar zou dan geen geconcentreerde bebouwing aanwezig mogen zijn om overlast uit te sluiten. Over die toevoeging zou hij met de wethouder willen discussiëren. Volgens hem sluit dit aan bij hetgeen er de vorige keer door het CDA naar voren is gebracht. Gemeentebelangen ziet geen aanleiding af te wijken van het huidige beleid, maar wil wel graag een zonering rondom de windmolen toegevoegd zien. De heer DE GRAAF merkt op dat GroenLinks zich aan het huidige beleid wil houden. Hij vindt het nu ook niet het moment om een streep te zetten door de principe-uitspraak over kleine windmolens in het buitengebied. Wel vindt hij het belangrijk de vinger aan de pols te houden en op basis van een echte evaluatie over twee jaar een en ander te bezien. Verder kan hij zich voorstellen dat de gestelde voorwaarden iets scherper worden geformuleerd om misverstanden te voorkomen. Over een eventueel in te stellen zonering kan volgens hem nog wel worden gediscussieerd. In het voorstel zelf gaat het voor ongeveer de helft over grote windmolens. Dat vindt hij een geheel andere problematiek. Hij is van oordeel dat moet worden voorkomen dat deze zaken in de discussie worden vermengd. Ook moet daarbij niet worden ingegaan op andere duurzame energiebronnen, bijvoorbeeld de vergist inginstallaties. Dat heeft niets met het aan de orde zijnde onderwerp te maken. Mevrouw SPIJK heeft in de vorige vergadering aangegeven, dat haar fractie er nog niet uit was. Het ging om de evaluatie van het beleid van windmolens met een ashoogte van minder dan 15 meter. Deze evaluatie stond aangekondigd in het coalitieakkoord. De vragen die aan de orde zouden kunnen komen waren: aanpassing c.q. aanvulling van beleid, het opschorten of mogelijk eindigen van het beleid. Van het college heeft ze de argumenten voor beëindiging van het huidige beleid gehoord. Haar fractie heeft in de vorige vergadering gesproken over mogelijkheden tot aanpassing, verscherping van beleid, met als conclusie, dat het CDA er nog niet uit was.
5
Haar fractie vindt het een lastige zaak. Ook in voorgaande vergaderingen waarin de genoemde windmolens aan de orde waren vond haar fractie het erg lastig tot een oordeel te komen. Want wat weegt zwaarder: algemeen belang of het belang van de ondernemer die op die wijze in zijn eigen energiebehoefte kan voorzien? Ter illustratie somt ze enige uitspraken op die door de toenmalige CDA-fractie zijn gedaan: Op 23 december 2004 verklaarde de heer Dijksterhuis: “We zijn nog niet enthousiast over het voorstel, maar we zijn wel voor duurzame energie.” Op 8 september 2005 zei hij: “Het is nu nog kleinschalig en voldoet aan de eisen van welstand. We zijn er nog niet uit, maar laat de procedure eerst maar verder gaan. We komen er wel weer over te spreken.” Op 8 december 2005 zei de heer Sienot: “We geven geen blanco volmacht. We staan positief tegenover windenergie. En over deze aanvraag komen we ook wel weer te spreken.” Hiermee wil haar fractie zeggen, dat zij iedere keer weer moeite had met de afweging wel of niet toestaan. Ook nu weer vraagt ze zich af of aangestuurd moet worden op verscherping van beleid of eventueel op aanpassing. Daarop had haar fractie in de vorige vergadering gaarne antwoord willen krijgen. De wethouder was volgens haar niet enthousiast over zonering. Daarin kan ze hem achteraf bezien wel gelijk geven. Het betreft namelijk weer een aanpassing die arbitrair is. Haar fractie heeft dit probleem met haar achterban uitgebreid besproken en kwam voor een dilemma te staan. Waarom zoveel regelgeving voor zo weinig te verwachten aanvragen, met daarbij de onzekerheid voor de aanvrager of het wel of niet mag? Ook heeft men stilgestaan bij de vraag of er wel of niet een opruimplicht is. Uit een memo van enige tijd geleden bleek dat dit niet het geval is en dat het niet af te dwingen valt. Na veel wikken en wegen stemt haar fractie in met het collegevoorstel. Wel wil haar fractie zich het recht voorbehouden op het besluit terug te komen wanneer er zwaarwegende redenen voor zijn. Volgens de heer DE GRAAF heeft het betoog van mevrouw Spijk een verrassende wending gekregen. Hij had de indruk dat ze de vorige keer stelliger was in haar oordeel en verwachtte dat het CDA tegen het collegevoorstel zou zijn. De precieze argumenten daarvoor heeft hij niet van haar gehoord. Ook de in het voorstel genoemde argumenten vindt hij nauwelijks toetsbaar, omdat ondanks de vier aanvragen en drie verleende vergunningen er nog geen molen is gebouwd. Het lijkt hem verstandiger om eerst de komende twee jaar af te wachten hoe het zich ontwikkelt en dan op basis van een echte evaluatie te bekijken hoe verder te gaan. Misschien wordt dan geconcludeerd dat het huidige beleid beëindigd moet worden, omdat er te veel aanvragen komen. Vervolgens vraagt hij mevrouw Spijk wat haar argumenten zijn en wat haar verwachtingen zijn voor de komende tijd ten aanzien van aanvragen voor kleine molens. Mevrouw SPIJK verwacht niet dat er de komende tijd nog veel aanvragen komen. Omdat bij iedere aanvraag wordt bekeken of het wel of niet kan, wil haar fractie niet iedere keer die afweging maken. Zij wil duidelijkheid voor de burger. Haar fractie stemt nu in met het voorliggende besluit, omdat ze vindt dat dat voor de gemeente wellicht beter is. Wel wil haar fractie het recht hebben erop terug te komen als er in de toekomst zwaarwegende overwegingen zijn. Het lijkt de heer DE GRAAF logischer om dat om te draaien. Namelijk het eerst zo te laten en daarna eventueel het beleid te herzien. De heer J.P. NIENHUIS vraagt zich af of de raad er is om afwegingen te ontlopen of om oplossingen voor burgers aan te dragen. Mevrouw SPIJK zegt hierop dat een oplossing voor burgers ook het geven van duidelijkheid is. Door steeds maar regelgeving aan te vullen vraagt ze zich af waar men dan mee bezig is. De heer J.P. NIENHUIS vindt iets meer toestaan ook duidelijkheid.
6
De heer BOUMAN vraagt mevrouw Spijk op grond van de aanvragen aan te geven waar er continue bijstelling van beleid is geweest. Hierop antwoordt mevrouw SPIJK dat dit niet constant gebeurt, maar dat wel bij de laatste aanvrage door de raad is gezegd, dat het beleid moest worden bijgesteld, omdat er nog een risicoanalyse moest worden gemaakt. In het originele beleid was daar geen sprake van. Ze heeft duidelijk aangegeven hoe haar fractie in het verleden met dit probleem geworsteld heeft. Daarom wil ze duidelijkheid en stemt ze in met het nu voorliggend besluit. Volgens de heer BOUMAN heeft mevrouw Spijk gezegd dat het CDA er na het ‘geworstel’ nu uit is, maar wel het recht wil behouden om opnieuw te gaan ‘worstelen’. Hij vraagt op grond waarvan haar fractie wil gaan heroverwegen, omdat er geen enkele aanvraag meer gaat komen. Ook de heer DE GRAAF wil dat graag weten. Mevrouw SPIJK verklaart dat er in de toekomst wellicht andere technieken en verandering van inzichten zullen zijn, waardoor er verondersteld kan worden dat er toch weer aanvragen kunnen komen. De heer BOUMAN vraagt hoe dat dan kan, omdat het CDA meegaat met het voorstel, waardoor geen aanvragen meer mogelijk zijn. Volgens mevrouw SPIJK staat ook in het bestemmingsplan dat er geen aanvragen ingediend mogen worden. Toch hebben enkele mensen een aanvraag gedaan, waarvoor vervolgens beleid is opgesteld. De heer DE GRAAF vraagt nogmaals waarom het CDA de afweging niet andersom maakt. Eerst twee jaar wachten en dan op basis van echte feiten een besluit nemen. Het is volgens hem echter niet zo dat er geen aanvragen meer kunnen worden ingediend, ze worden alleen niet gehonoreerd. Hiertegen kan bezwaar worden ingediend. Dit gaat dan naar de provincie en op grond van het POP zijn kleine molens wel mogelijk. Hij vraagt zich af hoe het CDA dergelijke problemen dan op wil lossen. Hoewel uiteindelijk goedkeuring kan worden verkregen, worden burgers die aanvragen indienen met veel procedures en bureaucratie opgezadeld. Mevrouw SPIJK vindt dat wanneer er nu duidelijkheid is, er geen extra regelgeving hoeft te worden toegepast. Volgens de heer BOUMAN zou het kunnen dat aanvragers in ellenlange procedures verwikkeld raken en dat het op grond van provinciaal beleid mogelijk wel toegestaan wordt. Daarmee wordt onnodig aangestuurd op door de aanvragers te betalen proceskosten. Het beleid zoals mevrouw Spijk dat verwoordt vindt hij juist onduidelijker. Het zou zelfs in strijd kunnen zijn met het provinciale beleid. Hij vindt het jammer om burgers die aanvragen indienen met dergelijke kosten en procedures op te schepen. Mevrouw SPIJK heeft hier op dit moment geen antwoord op. Mevrouw OUDMAN is erg verbaasd dat mevrouw Spijk de vorige keer sterk opkwam voor het belang van de ondernemer. Ze merkt hier nu niets meer van. Mevrouw SPIJK heeft al aangegeven, dat haar fractie hier erg veel moeite mee had. Na uitgebreid met de achterban de te hebben gesproken is de fractie tot deze conclusie gekomen. Dat is niet zomaar gegaan. Over het belang van de ondernemer en het algemeen belang is volgens haar goed nagedacht. De vorige keer heeft ze ook gezegd dat haar fractie er nog niet uit was. Aangezien er nu moet worden besloten, heeft haar fractie de aangegeven keuze gemaakt. Volgens mevrouw OUDMAN wist mevrouw Spijk dat er heel weinig aanvragen zouden zijn. Het CDA maakt nu ineens een draai. Mevrouw SPIJK vindt van niet. Ze heeft alleen gezegd dat haar fractie er nog uit was. De heer BOUMAN merkt op dat het CDA zich ook van stemming kan onthouden.
7
Wethouder DOBMA verklaart dat de oorsprong van dit voorstel in 1998 ligt. In dat jaar heeft er een discussie plaatsgevonden over solitaire windmolens. Op grond van landschappelijke overwegingen en de constatering dat het om een industriële activiteit ging, die op een bedrijventerrein thuishoorde, is toen besloten tot concentratie op één plek. Daarbij zou een capaciteit worden toegestaan die aanzienlijk hoger zou liggen dan die van de solitaire windmolens in het landschap. Ook is toen besloten geen maximum maat aan de hoogte van de windmolens te stellen. Daarnaast zouden er deelnamemogelijkheden moeten zijn voor boeren, burgers en buitenlui. Dit is volgens de wethouder echter maar deels gelukt. Verder deelt hij mee dat in 2005 op basis van concrete aanvragen is besloten het beleid aan te passen. Er is toen gezegd dat onder strikte voorwaarden, op beperkte plekken en beantwoordend aan verschillende criteria, bepaalde windmolens met een ashoogte van minder dan 15 meter toch mogelijk moeten zijn. Eén wijziging na 1998 is volgens hem niet aangehaald. Toen er destijds tot concentratie van windmolens in de Eemshaven werd besloten, was er nog geen zicht op of de taakstelling, die de provincie Groningen op dat terrein zou moeten halen, ook werkelijk gehaald zou worden. In 2006 is er een vergunning afgegeven voor 88 windmolens in het Eemshavengebied met een capaciteit van 3 megawatt per stuk. In totaal zou dit ongeveer 260 megawatt zijn. Dat betekent dat er in deze gemeente meer capaciteit aan windenergie wordt gerealiseerd dan de provinciale taakstelling voor 2020 (165 megawatt). De heer J.P. NIENHUIS vraagt of de provinciale taakstelling iets te maken heeft met het particulier initiatief en of het wellicht verboden is boven deze provinciale taakstelling uit te komen. Wethouder DOBMA verklaart dat dat niet verboden is. Op landelijk niveau is er indertijd gezegd dat bevordering van alternatieve energieopwekking mogelijk moet zijn. Daar zijn taakstellingen voor opgelegd aan de provincies. Hij constateert slechts dat op grondgebied van de gemeente Eemsmond de provinciale taakstelling al meer dan gerealiseerd is. Volgens de wethouder is er op landelijk niveau niet gezegd dat opwekking van windenergie bij agrarische bedrijven zou moeten plaatsvinden. Er is zelfs nadrukkelijk gezegd dat beoordeling daarvan overgelaten zou worden aan de lagere overheden. Dat is de reden geweest dat in 1998 door de raad van de gemeente Eemsmond en in navolging van de provincie is besloten tot concentratie van solitaire windmolens op beperkte plekken in de provincie met mogelijkheid van deelname van boeren, burgers en buitenlui. Dit betekende niet dat alle andere mogelijkheden waren uitgesloten. Wel kan men tot de conclusie komen dat het verstandiger is het niet toe te laten. Volgens de heer J.P. NIENHUIS waren die mogelijkheden er nog wel. Wethouder DOBMA verklaart dat in 1998 de raad in principe heeft besloten dat windmolens niet meer werden toegestaan in het buitengebied, ondanks dat er op provinciaal niveau nog andere mogelijkheden waren. Op grond van de aanvragen heeft het college toen gemeend een andere afweging te moeten maken. Dat betrof de besluitvorming in 2005, waar toen een aantal criteria aan is verbonden. Plaatsing van windmolens was niet overal toegestaan. Ook welstand heeft nog enkele uitgangspunten aangedragen. Op grond van deze besluitvorming zijn er een aantal aanvragen gekomen, waarvan de vierde tot discussie in de raad leidde. Er werden namelijk diverse bezwaren ingediend. Tijdens de discussie over wel of geen windmolens in het buitengebied was de meerderheid van de raad tegen windmolens op de betreffende locatie, ondanks het vigerend beleid, op grond waarvan ze wel zouden moeten worden toegestaan. Hij merkt op dat het CDA toen heeft aangegeven er nog niet uit te zijn.
8
Mevrouw OUDMAN krijgt de indruk dat de PvdA eigenlijk geen visie op duurzaamheid heeft, maar alleen de Europese regels zo minimaal mogelijk uit wil voeren. Volgens wethouder DOBMA is deze conclusie volstrekt onterecht. Hij heeft slechts op basis van cijfers aangegeven, dat wat er nu in het Eemshavengebied aan megawatt windenergie kan worden gerealiseerd, vele malen groter is dan wanneer het beleid op het gebied van solitaire molens zou zijn doorgezet. Dat de raad daarnaast individuele agrariërs de gelegenheid wil geven om een deel van hun inkomen te verdienen vindt hij wel een legitiem argument, doch deze afweging maakt het college niet. Hij vindt het echter niet terecht dat het college wordt verweten, dat zij niet bereid zou zijn windenergie te propageren. Volgens mevrouw OUDMAN geeft het college aan dat het zo wel genoeg is. Zij vindt echter dat het nooit genoeg is. Hierop zegt wethouder DOBMA dat het college ook kijkt naar andere vormen van alternatieve energie en deze ook wil stimuleren. Als mogelijkheid noemt hij mestvergistinginstallaties. Dat betekent niet dat het college bij elke boerderij een dergelijke installatie wil toestaan. Daar kan ook beleid op worden gemaakt. Wat de zonering betreft rijst bij hem de vraag waar dan de grens wordt gelegd. Zou er wel een zonegrens worden afgesproken, dan is daarbuiten het oude beleid van toepassing. Ook dan is niet bekend op welke plek het wel of niet kan. Ook dan geldt dat de molen aan verschillende criteria moet voldoen. Voor de burger vindt hij het veel duidelijker om het niet meer toe te staan. De heer DE GRAAF vindt de opmerking van de wethouder, dat elke aanvraag op onderdelen moet worden afgewogen, onterecht. Hij constateert dat aan 75% van de aanvragen de vergunning zonder problemen kon worden verleend. De andere aanvraag was een twijfelgeval. Daarop heeft hij toen voorgesteld de voorwaarden iets scherper te formuleren om misverstanden te voorkomen. Dit is echter niet overgenomen. Hij ging er toen van uit dat het CDA daar in meeging, doch dat blijkt nu niet het geval. Volgens mevrouw SPIJK heeft ze al duidelijk gemaakt dat haar fractie er de vorige keer nog niet uit was. Tevens heeft ze gezegd dat haar fractie in het verleden ook altijd moeite heeft gedaan om er met het beleid uit te komen. Ze vindt niet dat haar fractie zich nu aanpast aan het collegestandpunt. Ze heeft haar eigen standpunt bepaald. De heer DE GRAAF wil graag weten met welke argumenten dat bepaald is en waarom ze niet voor de omgekeerde afweging kiest. Mevrouw SPIJK verklaart helderheid te willen en geen ongelijkheid. Met het huidige beleid is er geen duidelijkheid. Wethouder DOBMA verwijt de raad geen opportunistisch gedrag. Hij heeft slechts geconstateerd dat er in 1998 iets is besloten, evenals in 2005 en dat er op basis van aanvragen van burgers in 2006 gezegd is dat het beleid moet worden bijgesteld. Dit is toen door enkele fracties voorgesteld en hij heeft vastgesteld dat het deels dezelfde partijen waren die nu voor handhaving van het huidige beleid zijn. Dat 75% van de aanvragen zonder problemen zou zijn toegewezen vindt hij geen juiste weergave. Het beleid is aangepast op grond van twee aanvragen, die vervolgens zijn gehonoreerd op basis van het aangepaste beleid. Daarnaast waren er nog twee aanvragen, waarvan een is toegewezen en de andere enige problemen gaf. Dat betekent dat over 50% van de nieuwe aanvragen na het aangepaste beleid discussie is geweest. Het college is van mening dat gezien de te betwijfelen meerwaarde en bijdrage aan de opwekking van alternatieve energie er beter gekozen kan worden voor helderheid. Dan is het voor iedereen duidelijk en hoeft niet uitgelegd te worden waarom er bij de ene boerderij wel een windmolen mag staan en bij de andere niet. Dit wekt de indruk van willekeur en vooral onbegrip.
9
De heer DE GRAAF merkt op dat de wethouder het voornamelijk heeft over de capaciteit van windenergie. Het gaat echter ook om bedrijfsbelangen, waarbij mensen een behoorlijk bedrag aan energiekosten kunnen besparen. Hij vindt dat een belangrijke bedrijfseconomische voorwaarde in deze tijd nu de energieprijzen zo stijgen. Volgens wethouder DOBMA is dat een geheel andere discussie. Het gaat hier om alternatieve energieopwekking door middel van windmolens. De wethouder vraagt waarom de heer De Graaf de mestvergistingsinstallaties buiten de discussie wil houden. Het gaat daarbij namelijk over dezelfde bedrijven. De heer DE GRAAF merkt op dat een vergistinginstallatie een industriële activiteit is. Volgens hem zijn er juist voorwaarden gesteld waaraan de kleine windmolens moeten voldoen. Hij is van oordeel dat er bij 50%, voor hem 75%, van de aanvragen nog geen grote problemen zijn geweest. De heer SIRAGNA vraagt de heer De Graaf hoe hij verklaart waarom er geen nieuwe aanvragen meer zijn binnengekomen sinds de subsidie is ingetrokken. Hij zet vraagtekens bij de economisch exploitaitie als het bedrijf afhankelijk is van subsidie. Volgens de heer DE GRAAF is dat ook een reden dat men er niet bang voor hoeft te zijn dat die aanvragen in grote hoeveelheden komen. Verder vindt hij dat de impact van de kleine windmolens aanzienlijk kleiner is dan die van een vergistinginstallatie. Daarbij komen ook andere aspecten aan de orde. Wethouder DOBMA verklaart dat de redenering van de heer De Graaf, dat bedrijfseconomische belangen er een rol in mogen spelen, ook in het geval van de mestvergistinginstallatie gevolgd moet worden. Volgens de wethouder is dat de enige reden dat sommige agrariërs deze installatie willen, namelijk zelf energie opwekken, omdat het bespaart op de bedrijfskosten. De heer DE GRAAF merkt op dat de impact misschien ingeperkt kan worden als wordt voldaan aan de voorwaarden. Aan vergistinginstallaties zijn er nog geen voorwaarden gesteld. Wethouder DOBMA geeft aan dat welk beleid er ook wordt vastgesteld, er altijd kans op lange procedures is. Ook bij bestaand beleid kunnen aanvragen worden afgewezen en kunnen burgers op hoge kosten worden gejaagd. De heer BOUMAN heeft met verbazing kennisgenomen van de draai van het CDA. Hij vraagt mevrouw Spijk nogmaals duidelijk te maken wat de echte redenen zijn waarom ze niet blijft bij haar vorige heldere uitspraken. Verder begrijpt hij niet dat de wethouder steeds de windmolens in het Eemshavengebied erbij betrekt, terwijl het hier gaat over solitaire windmolens met een ashoogte van minder dan 15 meter. Zijn fractie heeft zonering voorgesteld, opdat de regels nog duidelijker zijn. Gemeentebelangen is tegen het voorstel en wil het oude beleid handhaven met daarbij een zonering rondom de windmolens. De heer DE GRAAF meldt dat zijn fractie blijft bij haar standpunt. Van mevrouw Spijk wil hij nog graag horen wat haar beweegt om nu geheel anders te besluiten dan ze in de vorige vergadering aangaf. Volgens hem heeft ze daarmee de gehele raad en de pers op het verkeerde been gezet. De heer SIRAGNA is van oordeel dat het doel van het opiniërend deel van de vergadering is, dat men daarna met de achterban erover discussieert. Het kan dan best voorkomen dat er geheel iets anders uitkomt. De heer DE GRAAF wacht nog op antwoord op zijn vragen. De wethouder heeft gesproken over grote windparken en gezegd dat juist in 1998 de beslissing is genomen om solitaire windmolens onmogelijk te maken. Hij vond dat een terechte discussie. Dat was nog voordat het POP hier duidelijkheid over gaf. In die zin kan volgens hem nog wel worden teruggekomen op een bepaald besluit. Ook blijkt dat het lokale beleid niet altijd strookt met het
10
provinciale beleid. Wel lijkt het hem goed iets toe te geven en er een regeling voor te treffen. Volgens hem is dat in 2005 ook gebeurd. Verder heeft de wethouder gezegd dat de grote windparken de agrariërs de mogelijkheid bieden hierin te participeren. Hier is echter niet veel van terecht gekomen. Een andere opmerking van de wethouder is dat, wat er ook wordt besloten, er altijd lange procedures kunnen komen. De aanvragen, die de raad op grond van de eigen voorwaarden afwijst, zijn in ieder geval aanvragen waarover nagedacht is en die met argumenten kunnen worden afgewezen. Dat vindt hij geheel iets anders dan aanvragen in het buitengebied nu afwijzen op plekken waar het misschien heel goed zou kunnen, en vervolgens na jarenlange procedures te merken dat de molen er wel komt op basis van provinciaal beleid. Hij blijft erbij dat het niet erg is boven de taakstelling uit te komen. Verder vindt hij dat er ook nog wel naar gestreefd kan worden om de kolencentrales, die het college veel liever bouwt, te voorkomen. Wethouder DOBMA is nog steeds van mening dat de oorsprong van deze discussie in 1998 ligt. Er is toen wel degelijk gesproken over solitaire windmolens, ongeacht welke hoogte ze hadden. De heer J.P. NIENHUIS vraagt of de wethouder een molen van 15 meter een industriële molen vindt. Daar ging het namelijk destijds over. Wethouder DOBMA verklaart dat er toen in het algemeen gezegd is dat solitaire windmolens, dus ook van minder dan 15 meter, uitgesloten werden. Hij concludeert dat een aantal fracties kennelijk tot een andere afweging komt dan het college. De VOORZITTER brengt het collegevoorstel in stemming. De heer J.P. NIENHUIS vraagt om hoofdelijke stemming. Vervolgens wordt hoofdelijk gestemd: de heer Leffers stemt voor; de heer A. Nienhuis stemt tegen; de heer Holtkamp stemt tegen; de heer Bouman stemt tegen; mevrouw Spijk stemt voor; de heer Van de Wal stemt voor; mevrouw Persoon stemt voor; de heer Woltjer stemt tegen; mevrouw Oudman stemt tegen; de heer De Graaf stemt tegen; de heer J.H. Nienhuis stemt tegen; de heer De Boer stemt voor; mevrouw Kaaijk stemt voor; de heer Van Duinen stemt voor; de heer Siragna stemt voor; de heer Slagter stemt voor. De VOORZITTER constateert dat het collegevoorstel met 9 stemmen voor en 7 stemmen tegen is aangenomen. Hierna schorst hij de vergadering voor een korte pauze. Na schorsing wordt vervolgd met de opiniërend geagendeerde onderwerpen. Opiniërend 5. Subsidieverstrekking museum Het Hoogel and Dit agendapunt wordt naar voren gehaald. De heer HOLTKAMP is blij met de musea in deze gemeente en vindt dat deze ook moeten blijven bestaan. Toch vindt Gemeentebelangen dit voorstel voor een subsidieverhoging nog iets te vroeg. Het afgelopen najaar heeft de raad de rekenkamercommissie
11
gevraagd om subsidiëring aan instellingen te onderzoeken. Daarbij is ook het Hoogeland Museum genoemd. Een van de te onderzoeken onderwerpen heeft betrekking op het voorliggend voorstel. Hij vindt dan ook dat dit onderzoek eerst moet worden afgewacht. Daarnaast mist hij bij dit voorstel het financiële verslag van 2006 en de eventuele begroting van 2007. Voorts vraagt hij waarom het subsidiebedrag ten laste komt van de algemene reserve en niet uit de post onvoorzien. Tevens vraagt hij het college een onderzoek in te stellen naar een eventuele fusie met het Museum Menkemaborg. Meer samenwerking onder leiding van één directie zou volgens zijn fractie meer financieel voordeel opleveren. Ook in het onderzoek naar uitbreiding en/of verbetering van toerisme en recreatie in het dorp Warffum en omgeving wordt gesproken over meer samenwerking met andere musea in de directe omgeving. Toeristische attracties kunnen daarbij met elkaar worden gecombineerd. Tot slot deelt hij mee dat Gemeentebelangen op dit moment nog niet met het voorstel akkoord kan gaan. Hoewel het Hoogeland Museum een structureel tekort op de exploitatie heeft, begrijpt mevrouw OUDMAN niet dat het college er voor kiest zowel structureel als incidenteel meer subsidie te geven. Ze vraagt zich af of subsidievertrekking wel de goede oplossing is voor de langere termijn. In de eerste plaats vindt ze dat er sprake is van rechtsongelijkheid. Ineens wordt er afgeweken van het uitgangspunt dat subsidieaanpassing van het Hoogeland Museum ook aanpassing van de subsidie voor de Stichting Menkemaborg betekent , aangezien ook de begroting van deze stichting geen positief beeld vertoont . Voorts vraagt ze waarom er in het voorstel niets staat over een gezamenlijk management van het Hoogeland Museum en de Stichting Menkemaborg. Dit lijkt haar eerder een oplossing voor de lange termijn. Ze vraagt waarom dit in het verleden wel is geopperd en waarom het onderzoek nog niet uitgevoerd is. De heer DE BOER deelt mee dat het Hoogeland Museum als cultuurdragende instelling en als toeristische trekpleister van formaat zijn fractie zeer ter harte gaat. Hij vindt het een verdrietige zaak dat de exploitatie structureel verliesgevend is. Het is hem duidelijk dat een jaarlijkse hypotheekverhoging ter compensatie van het structurele verlies het museum in een negatieve spiraal doet belanden. Dit wegens de daarmee gepaard gaande lastenverhogingen, die op hun beurt weer een hypot heekverhoging vergen. Omdat de provincie voor 2009 geen subsidieverhoging in overweging wil nemen, stemt zijn fractie in met het collegevoorstel. Zijn fractie betreurt de door het museumbestuur voorgenomen verkoop van de dependance in Uithuizermeeden. Temeer daar er slechts tijdelijk een verlichting van de hypotheeklasten zal ontstaan. De verkoop biedt geen structurele financiële oplossing, maar wel een structurele verarming van het museale aanbod. Zijn fractie vindt dat de collecties van het handwerkmuseum en ook de verzameling unica en manuscripten uit de Willem de Mérodekamer niet aan de publieke toegankelijkheid mogen worden onttrokken. Een structurele verbetering van de p.r.-taak van het Hoogeland Museum, ook ten aanzien van de dependance te Uithuizermeeden, lijkt zijn fractie een beter middel. Het afstoten van een dergelijke voor de gemeente essentiële afdeling vindt hij onacceptabel. Volgens hem siert het de gemeente als zij zich tot het uiterste inzet om te voorkomen dat “Willem de Mérode voor de tweede keer uit Uithuizermeeden wordt verbannen”. De heer DE GRAAF vindt dit een logisch voorstel. Wel vindt hij het jammer dat er zo lang op gewacht moest worden. De financiële problemen van het museum bestaan namelijk al eenhele tijd. Het vorige college heeft volgens hem aangegeven, dat men zich door de provincie onder druk gezet voelde. Ook vindt hij het jammer dat men deze situatie destijds niet onder ogen wilde zien. Hij is benieuwd of er over de onderzoeken al iets bekend is.
12
Zijn fractie vindt dat de beslissing erg snel moet worden genomen. Met dit voorstel stapt het college af van de subsidiaire verbondenheid tussen het Hoogeland Museum en de Menkemaborg. Hij vindt dat niet onverstandig. Wel verwacht hij dat de gesprekken over de financiële problemen met de Menkemaborg met open vizier worden aangegaan. Ook de Menkemaborg vindt hij evenals het Hoogeland Museum erg belangrijk voor de recreatieve en toeristische ontwikkeling van deze gemeente. Verder merkt hij nog op dat met het vertrek van de burgemeester de Stichting Menkemaborg geen voorzitter meer heeft. Zijn fractie vraagt zich af of het wel verstandig is een nieuwe burgemeester met het voorzitterschap van deze Stichting te belasten. Zijn fractie gaat akkoord met dit raadsvoorstel. De heer VAN DE WAL is het eens met wat de heer De Boer heeft gezegd over de dependance in Uithuizermeeden en over Willem de Mérode. Wat de verkoop van het pand betreft vraagt hij hoe het precies zit met de daar door de provincie geplaatste toezichthouder. Verder kan zijn fractie zich vinden in het voorstel. Wel vraagt hij zich af hoe het kan dat een dergelijke topattractie als het openluchtmuseum Het Hoogeland in deze gemeente zo weinig bekend is buiten de gemeente. Wellicht kan daar aan worden gewerkt. Door de aanwezigheid van het spoor zou het museum onderdeel kunnen zijn van een NS-dagtocht. Eventueel zou het ook in een programma van een touringcarbedrijf passen, bijvoorbeeld in combinatie met de Menkemaborg. In het voorstel kan hij zich beter vinden dan in de verkoop van de dependance van het museum. De heer DE GRAAF merkt op dat het museum deze verkoop zelf in de strijd werpt om er financieel beter van te worden. Hij vraagt wat het alternatief is als de verkoop niet door zou gaan. Volgens de heer VAN DE WAL was het voorstel tot verkoop van de dependance er al eerder dan het nu voorliggende voorstel. De heer DE GRAAF is van mening dat, wanneer het pand niet wordt verkocht , er een behoorlijk financieel gat zal ontstaan. De heer DE BOER is van oordeel dat, als de raad over het voorstel besluit, dit wel inhoudt dat verkoop een van de condities is. Zijn fractie zou verkoop zeer spijtig vinden en wil graag meer informatie om een goede afweging te kunnen maken. Wanneer het college kan aangeven, dat in principe voorkomen kan worden dat het pand wordt afgestoten terwijl er wel een sluitende begroting kan ontstaan, dan neemt zijn fractie daar genoegen mee. De heer VAN DE WAL wijst er nog op dat de raad niet over deze verkoop gaat. Hij meldt nog dat de vorige fractievoorzitter van het CDA, de heer Dijksterhuis, samen met de fracties van Gemeentebelangen, ChristenUnie en GroenLinks hamerde op een onderzoek naar betere samenwerking met de Menkemaborg. Zijn fractie verwacht nog nadere informatie over dit onderzoek. Verder stemt zijn fractie in met het voorstel. De heer J.P. NIENHUIS merkt op dat er al sinds najaar 2005 gesprekken plaatsvinden tussen de provincie Groningen en de gemeente Eemsmond over het Hoogeland Museum. Hij vraagt wat in deze zaak de verantwoordelijkheden en de verplichtingen zijn van zowel de provincie als van de gemeente Eemsmond. In het bijzonder vraagt hij dat omdat de raad wordt verzocht extra geld beschikbaar te stellen voor 2007 en 2008, terwijl de provincie voor 2009 niets extra’s wil doen. Wat het jaar 2007 betreft vindt hij dat er voor het museum eigenlijk al een onmogelijke positie is ontstaan. Om het museum overeind te houden zal met het voorstel moeten worden meegegaan en zal er voor dit jaar € 53.000,-- beschikbaar moeten worden gesteld. Volgens hem moet men zich wel realiseren, dat er ook vanuit de Stichting Menkemaborg een verzoek tot extra ondersteuning kan worden verwacht . Hij vraagt de in de raad
13
aanwezige bestuurders van de Stichting Menkemaborg hun oordeel hierover te geven. Verder vraagt hij in hoeverre het Hoogeland Museum de vrije hand heeft om de dependance in Uithuizermeeden te kunnen verkopen. Ook wil hij weten of het pand voor bewoning mag worden gebruikt of dat het een museale functie blijft behouden. Zijn fractie gaat niet akkoord met wat er voor 2008 wordt voorgesteld. Hij vindt dat het Hoogeland Museum zijn uiterste best moet doen om voor 2008 met een betere exploitatie te komen. Voorts is hij van mening dat de gemeente via deze subsidie en via gesubsidieerde arbeid voldoende geld beschikbaar stelt. Ook vindt hij dat voor het jaar 2008 de raad middels de begroting voor 2008 geld beschikbaar moet stellen en niet nu al. Wethouder BOEKHOUDT verklaart dat verkoop van het pand in UIthuizermeeden een besluit van het bestuur van het museum is en wel op advies van de provincie. De provincie heeft vorig jaar onderzoek gedaan naar het reilen en zeilen van het museum en heeft daarvoor een plan van aanpak gemaakt. In gesprekken met het museumbestuur zijn er enkele oplossingen aangedragen, waaronder de verkoop van de dependance in Uithuizermeeden. Zowel het pand zelf als de daarin opgenomen collecties passen niet in het collectiebeleid van het museum. Verder blijkt uit de akte van de erfenis van degene aan wie het pand is nagelaten, dat er geen belemmeringen zijn het pand te verkopen. Het bestuur van het museum heeft volgens de wethouder nog een second opinion gevraagd, om zeker te weten dat nazaten van de schenker niet een deel van de verkoopopbrengsten op zullen eisen. Voorts verklaart ze dat in de in november jongstleden gehouden bestuursvergadering definitief tot verkoop van de dependance is besloten. De collectie over Willem de Mérode kan terug naar de eigenaar. Het onderdeel nuttige en fraaie handwerken gaat naar een andere locatie of naar een depot. Juridisch gezien is het pand een dienstwoning. Daarbij is het huurcontract gekoppeld aan een arbeidsovereenkomst. Volgens de wethouder gaat de gemeente niet over de verkoop en kan zij het ook niet tegenhouden. Het college heeft dit voorstel niet aan de Menkemaborg gekoppeld, omdat het Hoogeland Museum nu graag duidelijkheid wil over de financiële vooruitzichten. Binnenkort is er weer een bestuursvergadering, waarin de begroting aan de orde komt en wellicht ook de toekomst van het museum. Verder heeft de wethouder onlangs een gesprek gehad met het bestuur van de Menkemaborg. Deze stichting heeft een begroting ingediend en is nog bezig met de laatste berekeningen over 2006. Te zijner tijd zullen deze gegevens aan de raad worden voorgelegd, waarbij gekeken zal worden of er aanleiding bestaat ook de subsidie aan de Menkemaborg te verhogen. De vraag of het voorzitterschap van de Stichting Menkemaborg ook weer door de nieuwe burgemeester moet worden ingevuld, neemt ze mee in het overleg daarover. Volgens haar zullen er binnenkort meer functies in het bestuur vrijkomen, die opnieuw ingevuld moeten worden. Het college staat niet afwijzend tegenover eventuele samenwerking tussen de besturen van de musea. Allereerst moeten ze het volgens de wethouder zelf willen. Voorts zal er in het gezamenlijk overleg met de besturen worden gekeken of er mogelijkheden zijn om samen te werken. Op dit moment is het nog niet zover. De heer HOLTKAMP wijst erop dat door het verhogen van de subsidie de musea niet zo gauw tot samenwerking over zullen willen gaan. Met betrekking tot een eventuele subsidieverhoging voor de Stichting Menkemaborg vraagt hij of de raad ook eerst een begroting krijgt voorgeschoteld. Tevens vraagt hij waarom aan dit voorstel geen begroting is toegevoegd.
14
De heer J.F. NIENHUIS gaat ervan uit dat er op basis van de begroting 2007 wordt gesubsidieerd. Hij heeft deze begroting echter niet gezien. Het lijkt de wethouder BOEKHOUDT logisch dat de begroting ter inzage ligt of heeft gelegen. Wanneer dit niet het geval is, zal deze alsnog ter inzage worden gelegd. In reactie op de vraag van de heer De Boer, of dit voor beide musea geldt, zegt de wethouder dat de begroting van de Menkemaborg nog maar pas geleden is ingediend. Van de begroting van vorig jaar is er nu de afrekening. Ze zegt toe de meest recente binnengekomen begrotingen ter inzage te leggen. Volgens de heer HOLTKAMP is het inzien van de begroting van wezenlijk belang om over dit voorstel te kunnen oordelen. Wethouder BOEKHOUDT verklaart dat wat er nu aan de orde is een uitvloeisel is van de vorig jaar ingediende begroting. Die zag er toen niet gunstig uit. Naar aanleiding daarvan heeft de provincie een onderzoek ingesteld. Uiteindelijk heeft dat geleid tot voorliggend voorstel tot subsidieverhoging. De heer BOUMAN heeft begrepen dat de gemeente subsidies verstrekt op basis van begrotingen die door de betreffende stichtingen, verenigingen en dergelijk worden ingeleverd. In dit geval is de begroting niet voor de raad ter inzage gelegd. Hij vraagt waarom er in dit geval van wordt afgeweken. Volgens mevrouw BOEKHOUDT is wellicht door een fout de begroting niet bij de raadsstukken gevoegd. Nogmaals zegt ze toe deze ter inzage te leggen. Ze benadrukt dat het aan de orde zijnde voorstel echter voortkomt uit de situatie van voorgaande jaren. Het voorstel om de subsidie te betalen uit de algemene reserve is slechts een keuze geweest. Wethouder DOBMA voegt hieraan toe dat aan de algemene reserve de voorkeur is gegeven, maar dat het evengoed uit de post onvoorzien gehaald zou kunnen worden. Wanneer de raad een andere financieringswijze wenst , heeft het college daartegen geen morele bezwaren. Wethouder BOEKHOUDT zegt dat druk wordt gewerkt aan de p.r.-activiteiten van het museum. Onder andere houdt men zich bezig met een huizenadoptieproject. Ze heeft begrepen dat van de 20 museumhuizen er inmiddels 12 zijn geadopteerd. Ook heeft ze begrepen dat Groningen Seaports zich heeft aangemeld als nieuwe sponsor. Verder wordt nog aan fondsenwerving gedaan. Het Hoogeland Museum doet er volgens de wethouder alles aan om geld binnen te halen en meer bezoekers te trekken. Wethouder DOBMA heeft nog een nadere verklaring voor de financiering. Het gaat om een bedrag van € 20.000,-- voor het jaar 2007 en ook voor 2008. Zou er niet voor de algemene reserve zijn gekozen, dan zou dat betekenen dat een in 2008 te verstrekken subsidie ten laste wordt gebracht van de post onvoorzien van 2007. De heer J.P. NIENHUIS vraagt waarom het bedrag voor 2008 niet meegenomen kan worden in de begroting van 2008. Wethouder DOBMA geeft aan het museum financieel-technisch gezien de zekerheid te willen geven dat ze het geld krijgen. Zoals gebruikelijk wordt met het collegevoorstel ook gelijktijdig de dekking aangegeven. De heer J.P. NIENHUIS gaat akkoord met 2007, maar hij vindt het te vroeg om het al voor het jaar 2008 te doen. Wethouder BOEKHOUDT zegt hierop dat het bestuur wil weten of ze in 2008 ook verder kan. De gemeente moet zich in haar viesie verantwoordelijk voelen voor het behoud van het museum in de gemeente en daarom subsidie verlenen. De provincie verleent een hogere subsidie dan de gemeente, doch is niet bereid het subsidiebedrag nu te verhogen in verband met een nog in te lossen “oude schuld”. Bovendien heeft de provincie het onderzoek geregeld en wordt het museum door de provincie administratief ondersteund. Wel heeft de provincie de garantie gegeven om vanaf 1 januari 2009, wanneer zij een nieuw
15
welzijnsplan opstelt, samen met de gemeente opnieuw de financiële positie van het museum te bekijken. Gezamenlijk wordt dan bepaald hoe er met de subsidiëring verder wordt gegaan. Op de vraag van de heer J.P. Nienhuis, of er ook samen garant gestaan wordt voor de eventuele verliezen van het museum, antwoordt de wethouder, dat wanneer men niet meer wenst te betalen het museum wordt gesloten. De heer J.P. NIENHUIS vindt dat het museum sterker moet worden verplicht zelf actie te ondernemen. Volgens wethouder BOEKHOUDT is het museum daar in het plan van aanpak ook al door de provincie op gewezen. Ze heeft al gezegd dat het museum erg actief bezig is. De VOORZITTER concludeert dat een aantal fracties nog nadere informatie wenst en nu niet tot besluitvorming over wil gaan. Volgens de heer HOLTKAMP heeft de raad dan nog de gelegenheid financiële stukken in te zien. De heer DE BOER vraagt of het college tussentijds misschien iets kan regelen om de museumcollectie in Uithuizermeeden voor de gemeente te behouden. De VOORZITTER komt tot de conclusie dat dit punt opnieuw aan de orde komt en laat het aan de agendacommissie over te bepalen in welke vergadering. 1. Artikel 19 lid 1 WRO procedure ten behoeve van zorgboerderij Calidad, Menkema´s Uiterdijk in Uithuizen De heer VAN DUINEN vermeldt dat de familie Dijkstra al geruime tijd pleegkinderen opvangt en graag een zorgboerderij wil starten. De doelstelling van dit bedrijf is: een goed gestructureerde dagbesteding, waarbij kwaliteitszorg wordt geboden en waarbij iedere deelnemer zijn kwaliteiten kan ontwikkelen. Een knelpunt is echter de ruimte. Zijn fractie is blij met de geplande activiteiten van genoemde familie. Gezien de procedure die het college heeft gevolgd stemt zijn fractie in met dit collegevoorstel. De heer J.P. NIENHUIS deelt mee dat de VVD particuliere initiatieven op dit terrein toejuicht. Vooral wanneer ze kleinschalig zijn. Hij is ervan overtuigd dat juist op deze groep mensen kleinschaligheid en overzichtelijkheid een gunstige invloed heeft. Zijn fractie stemt in met dit voorstel. Mevrouw PERSOON meldt dat de familie Dijkstra kleinschalige dagopvang wil gaan bieden aan kinderen en jongeren met een persoonsgebonden budget. Haar fractie vindt dit een goed particulier initiatief. Volgens haar weet men ook dat er behoefte is aan dergelijke opvang. De genoemde familie heeft ruime ervaring in opvang en woont op een plek die zich prima leent voor een zorgboerderij. Ze geeft aan dat het plan ter inzage heeft gelegen, maar dat er geen reacties op zijn binnengekomen. De fractie van het CDA kan zich in het voorstel vinden. De heer HOLTKAMP vermeldt dat Gemeentebelangen dit een goed initiatief vindt. Hij is van mening dat bij dergelijke initiatieven flexibel met bestemmingsplannen moet worden omgegaan. Zijn fractie gaat akkoord met het voorstel. De heer DE GRAAF is het op zich wel eens met de heer Holtkamp. Toch vraagt hij zich af of dit verzoek om vrijstelling door de raad beoordeeld wordt op grond van de nobelheid van het initiatief of dat er naar ruimtelijke aspecten wordt gekeken. Na alle sprekers te hebben beluisterd kwam deze vraag bij hem op. Zijn fractie vindt het eveneens een mooi initiatief, doch dat heeft niets te maken met het verzoek. De VOORZITTER constateert dat de raad unaniem met het voorstel akkoord gaat. Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel van het college besloten.
16
2. Nota parkeren De heer A. NIENHUIS vindt dat het met de parkeerproblematiek in de gemeente wel meevalt. Hij ziet dan ook geen noodzaak voor onderzoek naar een ondergrondse parkeerplaats of een parkeerdek. Toch zijn er nog wel enige problemen die volgens hem met weinig geld en moeite opgelost kunnen worden. Gemeentebelangen is het met het college eens dat de gemeente terughoudend moet zijn met het nemen van verkeersmaatregelen. Er staan al zoveel borden in de gemeente. Zijn fractie wil gaarne enkele tips meegeven. Het kerkplein staat tijdens de openingstijden van bank, gemeentehuis en politiebureau vol met auto’s van werknemers van genoemde instanties. Hij stelt voor een aantal parkeerplaatsen, bijvoorbeeld op de eerste rij, op te offeren voor ‘kort parkeren’, zodat bezoekers en klanten de daar aanwezige instanties kunnen bezoeken. Dit vindt Gemeentebelangen klantvriendelijk en klantgericht. Wat het Johan van Veenplein betreft is meerdere malen door de middenstand en door dorpsbelangen gevraagd er parkeerplaatsen voor mindervaliden aan te leggen. Het gaat om ruime plaatsen waar naast de auto voldoende ruimte blijft voor mensen in een rolstoel om in te kunnen stappen. Hij hoopt dat er ook werkelijk iets wordt gerealiseerd en dat de wethouder begrijpt wat er wordt bedoeld. Gemeentebelangen is niet voor een parkeerdek en niet voor ondergronds parkeren gezien de enorm hoge kosten die dat met zich meebrengt. Voorts verzoekt hij het college om de aangelegde parkeerplaatsen aan de Radsweg in Oosteinde nog eens te bezien. De parkeerproblemen daar kunnen worden opgelost door haaks op de weg te parkeren in plaats van langs de weg. Zijn fractie vraagt het college de aangedragen punten in het beleid mee te nemen. Tot slot vraagt hij hoe het college denkt over de mogelijkheid om voor het oplossen van de parkeerproblematiek gebruik te maken van particuliere terreinen. De heer SIRAGNA merkt op dat zijn fractie in het verleden herhaaldelijk heeft aangedrongen op een plan van aanpak voor de parkeerproblematiek in deze gemeente. Van de nu voorliggende parkeernota had zijn fractie meer verwacht. De raad kan evenwel nog kaderstellende ideeën inbrengen. De conclusie in het voorstel, dat de parkeerproblematiek gezien het geringe aantal reacties wel meevalt, wordt door zijn fractie niet gedeeld. Hij vraagt hoe het kan meevallen als er tegelijkertijd in de parkeernota forse maatregelen als een parkeergarage en een parkeerdek worden voorgesteld. De grote kernen in de gemeente hebben de knelpunten in de visies van hun dorpen aangegeven. De reactie van het dorp Uithuizen mist hij echter. Gaat men met de auto op zaterdagmiddag of aan het eind van een middag winkelen, dan wordt men meteen geconfronteerd met de parkeerproblematiek. De fractie van de PvdA vindt dat de nota parkeren een uitstekende mogelijkheid biedt voor burgerparticipatie. Dat is te zien aan de reacties van bijvoorbeeld dorpsbelangen Warffum, die een uitgebreide enquête heeft gehouden. Hij vraagt of de gemeente deze reacties ook heeft beantwoord. Verder vindt zijn fractie het jammer dat de inspanningen tijdens de “Week van de Vooruitgang” niet meer impact hebben op de ouders van schoolkinderen en op de medewerkers in het gemeentehuis. Hij vraagt of alle scholen in de gemeente zijn geïnformeerd over subsidiemogelijkheden voor projecten als ‘verkeersveiligheid’ en ‘verkeersouders’. Ook vraagt hij wat er is gedaan om de medewerkers in het gemeentehuis te stimuleren meer gebruik te maken van het openbaar vervoer. Sommige gemeenten vergoeden deze kosten aan hun medewerkers. In de nota staat dat enkele bedrijven afspraken hebben gemaakt met hun medewerkers om niet in de buurt te parkeren. Het is zijn fractie echter
17
gebleken dat het probleem daarmee wordt verplaatst. Andere winkels en bedrijven raken hun parkeerplaatsen kwijt door deze langparkeerders. Voorts vindt zijn fractie het een goede zaak om in de toekomst bij alle nieuwe bouwvergunningen van bedrijven en woningen de CROW-richtlijnen toe te passen. Hij vraagt of er binnenkort nieuwe CROW-richtlijnen komen, omdat nu de versie van 2004 nog wordt gehandhaafd. Ook vraagt hij of deze richtlijnen destijds niet bij de flatgebouwen aan het Molenerf zijn toegepast, waardoor er nu op dit parkeerterrein problemen zijn door langparkeerders . Wat de vrachtwagenproblematiek betreft kan zijn fractie zich erin vinden om in dorpen die onder beschermd dorpsgezicht vallen en waar de veroorzaakte problemen niet gezamenlijk opgelost kunnen worden, een permanent parkeerverbod voor vrachtwagens en bussen toe te passen. In de nota mist hij nog enkele plekken in verschillende dorpen waar zich in het verleden ook parkeerproblemen hebben voorgedaan. Er staat bijvoorbeeld niets in over het parkeerterrein van Op Roakeldais in Warffum. Destijds was het een discussiepunt in de raad of bussen van bezoekers van het Hoogeland Museum daar konden parkeren om het centrum van Warffum te ont lasten. Ook ontbreekt in de nota in het rijtje van beschikbare parkeerterreinen in Uithuizen het terrein aan de Oosterstraat. Voorts heeft zijn fractie in het verleden gepleit voor een betere bewegwijzering naar alternatieve parkeerplekken. Zijn fractie denkt dat er voor de raad nog veel werk ligt om gezamenlijk de parkeerproblematiek in deze gemeente op te lossen. De heer WOLTJER vermeldt dat op pagina 5 van de nota parkeren wordt aangegeven, dat buurten en dorpsverenigingen zijn aangeschreven. Hij vindt dat op zich een goede zaak. Wel vraagt hij zich af waarom de individuele burger als gebruiker van de parkeerplaatsen niet de mogelijkheid is gegeven om zijn/haar visie te ventileren. Verder vraagt hij welke rol bedrijven en instellingen hierin hebben gespeeld. Met betrekking tot onderzoek naar een parkeergarage of parkeerdek mag volgens zijn fractie het parkeerdek wel vervallen. Dit past esthetisch gezien niet in het straatbeeld. Bij een parkeergarage valt betaald parkeren niet meer te vermijden. Hij vraagt hoe het college dit vorm en inhoud wil geven. Als werkgever zou de gemeente volgens hem het goede voorbeeld kunnen geven door bijvoorbeeld de trein- of buskaart van de werknemers voor haar rekening te nemen. Deze regeling is ook bij het rijk gebruikelijk. Wat het onderzoek naar de blauwe zone betreft lijkt het hem verstandig dit middels een proef te doen op een plek waar de parkeerdruk erg hoog is. Zijn fractie denkt daarbij aan het Molenerf en wel gedurende een halfjaar op de vrijdag en zaterdag. De praktijk is volgens hem de beste leermeester. Mevrouw PERSOON merkt over de gevolgde methodiek met betrekking tot het aanschrijven van verenigingen op, dat het lijkt alsof er weinig is gereageerd op de oproep. Volgens haar kan ook de vraag gesteld worden of de vraagstelling wel de juiste was. Ze vindt dat de nota erg vaag is over oplossingen voor het parkeren van vrachtauto’s binnen de bebouwde kom. Het lijkt haar dat dit opnieuw op de lange baan wordt gesc hoven. Haar fractie had er concrete voorstellen over verwacht. Ook verwachtte haar fractie dat er een en ander in de nota zou staan over het parkeren bij het Hoogeland Museum. Verder vindt ze het jammer dat er niets over de parkeerproblematiek aan de Laan in Uithuizen wordt vermeld. Tijdens een inspraakavond bleek dat aanwonenden behoefte hebben aan meer parkeerplaatsen. Wat het Molenerf betreft denkt haar fractie dat er meer parkeerplekken te creëren zijn door de beschikbare ruimte efficiënter te benutten. Mensen willen graag dicht bij de supermarkt parkeren. Voor het overige parkeren moet het voor iedereen acceptabel zijn dat er een eindje wordt gelopen naar de
18
bestemming. Dit geldt niet alleen voor werknemers, maar ook voor het winkelend publiek. Ook denkt haar fractie dat er in het centrum nog wel wat extra parkeergelegenheid kan worden gecreëerd. Doch anderzijds wil het CDA niet al het openbaar groen in het centrum van Uithuizen daarvoor opofferen. Met betrekking tot de conclusies en aanbevelingen vindt ze het een prima idee om de CROW-richtlijnen bij bouwvergunningen toe te passen. In het instellen van een blauwe zone ziet ze echter weinig voordeel. Haar fractie heeft moeite met dergelijke maatregelen, omdat deze alleen werken wanneer er intensief wordt gecontroleerd. Voorstel 4 vindt ze positief. Het gaat hier om het stimuleren van het gebruik van fiets en openbaar vervoer door medewerkers van bedrijven en instanties. Ze vraagt of er bij de herinrichting van De Blink ook rekening wordt gehouden met het stallen van fietsen. Een parkeerdek of parkeergarage is volgens haar fractie pas aan de orde wanneer het wordt gecombineerd met bijvoorbeeld woningbouw of winkels. De fractie van het CDA is niet op voorhand tegen dergelijke oplossingen, maar wacht eerst de plannen af. Ook staat ze positief tegenover het gebruik van particuliere terreinen als openbare parkeerplaats. Daarbij denkt ze aan het NSparkeerterrein, waar wel goed overleg over moet plaatsvinden. De heer DE GRAAF vindt dat er wel enige parkeerproblemen zijn, maar dat deze zich slechts beperken tot bepaalde momenten. Zelfs op de zaterdag valt er volgens hem nog wel een parkeerplekje in Uithuizen te vinden. Zijn fractie is van oordeel dat niet alle parkeerplaatsen in Uithuizen regelmatig helemaal vol zijn. Voor die enkele schaarse momenten met problemen vindt hij het niet nodig om miljoenen te investeren in een parkeerdek of parkeergarage. Naar zijn mening hoeft er dan ook geen onderzoek plaats te vinden. Het wekt verwachtingen die de gemeente nooit kan en waarschijnlijk ook niet wil waarmaken. Het lijkt hem verstandiger de geleiding van het verkeer naar parkeergelegenheden te verbeteren. Ook kan een oplossing worden gezocht in voorlichting over andere vervoersmogelijkheden dan alleen de auto. In de nota staat dat het Kerkplein een probleemzone is. Het college moet zich volgens hem wel realiseren dat dit probleem hoofdzakelijk wordt veroorzaakt door het eigen personeel. Een campagne voor andere vormen van vervoer naar het werk kan volgens hem helpen. Personeel verbieden om er te parkeren lijkt hem lastig. Wellicht is positieve voorlichting een optie. Moeite heeft hij met de maatregelen tegen het parkeren van vrachtwagens in de kernen. Dit moet dan wel gepaard gaan met een zonaal parkeerverbod, anders helpt het niet. Geparkeerd staande grote vrachtauto’s pal voor de deur van woningen vindt hij erg storend. Hij merkt op dat de parkeernota en de bijbehorende voorstellen ook terechte zaken bevatten, zoals terughoudendheid tegenover parkeren rondom scholen, evenals parkeren voor bepaalde momenten op een dag of in een week. Ook in de voorlichtingsprojecten en de opmerkingen bij nieuwbouw kan hij meegaan. Zijn fractie is niet tegen een parkeerfonds, maar vraagt zich wel af of dit voor de lokale situatie wel efficiënt is. Zijn fractie wacht het verder af. Wethouder SIENOT merkt op dat zaken als onderzoek naar een parkeerdek of parkeergarage weliswaar erg opvallen, maar dat nergens in de nota staat dat er binnen enige maanden toe besloten gaat worden. Er wordt slechts gekeken wat de beste oplossing is. Hoewel wordt gezegd dat de gemeente haar energie beter in iets anders kan steken dan in een parkeergarage of –dek, is het volgens de wethouder wel bekend dat er plannen zijn voor een appartementengebouw met parkeergelegenheid onder dat gebouw. Hij vindt dat dit op voorhand bij
19
dergelijke nieuwbouw niet mag worden uitgesloten. Dat wil volgens hem niet zeggen dat het ook gebeurt. Er zal nog nader onderzoek plaatsvinden. Wat het parkeerdek betreft kan hij zich ook niet voorstellen dat er een grote stalen constructie komt waar auto’s op geparkeerd staan. Wel zal er serieus gekeken worden naar de beste oplossing. De heer J.P. NIENHUIS oppert of er achter de Rabobank aan de westkant niet iets dergelijks kan worden aangelegd, waar het personeel van de bank, het politiebureau en de gemeente kan parkeren. Volgens wethouder SIENOT zou dat eventueel kunnen, doch de financiën zijn hierin een erg belangrijke factor. Daarom wordt er goed naar gekeken. De suggestie een kleine blauwe zone in te richten heeft het college ook al overwogen. In de nota is de blauwe zone als bespreekpunt opgenomen voor een groter gebied, omdat wanneer een blauwe zone wordt ingesteld deze ook moet worden gehandhaafd. Ook hier wordt nader naar gekeken. Het probleem betreffende parkeren voor mindervaliden op het Johan van Veenplein is hem bekend. Hoewel deze mensen overal op dit plein mogen parkeren, begrijpt hij dat er een probleem ontstaat wanneer een andere auto ernaast parkeert. Uit veiligheidsoverwegingen vindt de gemeente het echter niet nodig aparte vakken daarvoor in te richten. Er kan namelijk overal waar ruimte is geparkeerd worden. Volgens de heer A. NIENHUIS geldt dat voor iedereen. Het gaat hem om de mindervalide die meer ruimte nodig heeft bij het instappen. Hij verzoekt de wethouder er ook werkelijk iets aan te gaan doen. Wethouder SIENOT zegt klachten hierover niet zo vaak te horen als de heer A. Nienhuis nu suggereert. Wel zal hij er aandacht aan schenken. Ook de suggestie om in Oosteinde in plaats van langs de weg haaks te parkeren zal nader worden onderzocht. Alle aangedragen tips neemt hij mee. Wat de particuliere terreinen betreft is het terrein aan de Schoolstraat volgens de wethouder vrij toegankelijk. Verder ligt er bij het station een parkeerterrein dat bestemd is voor treinreizigers. Wellicht dat er in overleg met Prorail en Arriva afgesproken kan worden dat het terrein ook door andere bezoekers kan worden gebruikt. Verder deelt de wethouder mee dat in de nota er bewust geen klip-en-klare oplossingen worden aangedragen. Over veel zaken bestaat namelijk nog geen duidelijkheid. Tips en suggesties van de raad worden meegenomen in het vervolgtraject. Uit de diverse reacties van dorpsverenigingen en dergelijke concludeert het college dat de problematiek ten aanzien van het parkeren relatief meevalt. Volgens de heer SIRAGNA zijn deze reacties niet zo gering als de wethouder aangeeft. Hij verwijst daarbij naar de enquêtes en onderzoeken die de verschillende dorpsverenigingen hebben gehouden. Wethouder SIENOT verklaart dat niet alleen op reacties van verenigingen wordt afgegaan, maar ook op eigen waarneming. De scholen zijn allemaal geïnformeerd. Binnenkort krijgen ze weer nieuwe informatie. Ook het vervoer van het personeel zal nader worden onderzocht. Daarbij worden ook andere bedrijven met hetzelfde probleem betrokken. Het parkeren in de nabijheid van het werk verbieden is geen optie, omdat daarmee het probleem wordt verschoven. Bekeken zal worden of particuliere terreinen wellicht een mogelijkheid bieden. De CROW-richtlijnen worden volgens de wethouder regelmatig ververst. Maar omdat de cijfers betreffende de parkeerdruk bekend zijn, variëren de richtlijnen niet elk jaar. Hij erkent dat er in het verleden onvoldoende rekening mee is gehouden. De wethouder vermeldt dat de parkeerplaats van Op Roakeldais niet in de nota staat, maar wel in het plan van aanpak zal worden genoemd. Dit plan van
20
aanpak kan op relatief korte termijn worden verwacht. De nu gemaakte opmerkingen worden daarin meegenomen. Ook wordt er volgens de wethouder gekeken naar een betere bewegwijzering. In Uithuizen zal binnenkort een routering worden aangegeven van de daar aanwezige parkeerplaatsen. Onbekende plekken kunnen dan eerder worden gevonden, waardoor de druk op het Molenerf af zal nemen. Individuele personen zijn niet benaderd. Het college heeft gemeend buurt- en dorpsverenigingen aan te moeten schrijven in de veronderstelling dat deze heel goed op de hoogte zijn van wat er leeft in de omgeving. De suggestie om een proef te houden met de blauwe zone neemt hij mee. Ook het bevorderen van het gebruik van het openbaar vervoer door het personeel en de opmerking dat de gemeente daarin het initiatief moet nemen neemt hij mee. De vraagstelling met betrekking tot de parkeerproblematiek aan de Laan in Uithuizen was volgens de wethouder wel juist. Uit de beantwoording kwamen duidelijke punten naar voren. Voor het parkeren van vrachtauto’s wordt geen totaal verbod ingesteld. Wel wordt er gezocht naar daarvoor geschikte parkeerplaatsen die geen overlast geven. De wethouder kan er in meegaan dat een parkeerterrein door een efficiëntere indeling meer plaatsen op kan leveren. Bij de herinrichting van De Blink zal rekening worden gehouden met het parkeren van fietsen bij de winkels. Verder is de wethouder het ermee eens dat niet alle groen moet worden opgeofferd aan parkeergelegenheid. Hiermee moet verstandig worden omgegaan. Ook gaat hij mee met de suggestie dat alternatief vervoer, zoals openbaar vervoer, fietsen en lopen, moet worden gestimuleerd. De heer VAN DUINEN stelt voor ook de eigenaars van de vrachtwagens, meestal bedrijven, te benaderen en te verzoeken de vrachtauto’s op het eigen terrein te stallen. Wethouder SIENOT zegt hierop dat dit ook de mening is van Transport Logistiek Nederland. Deze organisatie vindt dat de oplossing in de eerste plaats vanuit het bedrijf moet komen. Wel merkt hij nog op dat niet alle in de gemeente geparkeerde vrachtauto’s van een bedrijf in deze gemeente zijn. In ieder geval zal er aandacht voor zijn. De heer WOLTJER vraagt of bedrijven en instellingen ook bij deze parkeernota zijn betrokken. Wethouder SIENOT antwoordt dat individuele bedrijven er nog niet bij zijn betrokken. Wel is met Transport Logistiek Nederland gesproken. In het vervolgtraject zal in samenspraak met de ondernemers naar de beste oplossingen worden gezocht. Van een zonaal parkeerverbod voor vrachtaut o’s in de kernen is het college geen voorstander. De heer SIRAGNA vraagt hoe dat dan zit met beschermde dorpskernen. Hierop geeft wethouder SIENOT aan dat parkeren van vrachtauto’s in beschermde dorpskernen eigenlijk niet acceptabel is.. Er moet dan wel een alternatief worden geboden. Wat de schoolverkeersproblematiek betreft vindt hij goede voorlichting van belang. Daar zal ook naar worden gekeken. De heer DE GRAAF vraagt of het onderzoek dan ook door een verkeerstechnisch bureau wordt uitgevoerd. Wethouder SIENOT denkt van wel. De gemeente heeft zelf geen knowhow op dat gebied. De heer SIRAGNA vraagt of in de toekomst ook burgers bij worden betrokken. Wethouder SIENOT geeft aan dat burgers er al bij worden betrokken door de vertegenwoordigers van deze burgers, namelijk de dorpsverenigingen. In die zin is er wel degelijk aandacht voor.
21
In het vervolgtraject worden de belanghebbenden opnieuw ingeschakeld. Dit mag volgens hem burgerparticipatie worden genoemd. De VOORZITTER concludeert dat dit punt in de volgende vergadering weer aan de orde komt. 3. Re-integratieverordening 2007 De heer HOLTKAMP vindt het een goede verordening. Over het onderdeel vergoeding vrijwilligers heeft hij echter nog enkele vragen. In de verordening staat dat vrijwilligerswerk alleen mag worden verricht bij organisaties zonder winstoogmerk. Hij vraagt of dit betekent dat alle organisaties zonder winstoogmerk hiervoor in aanmerking komen of dat er een lijst bestaat met voorwaarden. Volgens de VOORZITTER betreft het een technische vraag, waarop het college nu geen antwoord kan geven. Hij vraagt of beantwoording van deze vraag zo zwaarwegend is dat nu geen standpunt kan worden ingenomen. De heer HOLTKAMP antwoordt dat niet het geval is. Vervolgens wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van het college besloten. 4. Planschadeverzoek J. Schollema en I. Masolijn De heer WOLTJER heeft bij de ambtenaar die deze zaak behandelt enige technische informatie ingewonnen. Zijn fractie houdt echter het onbevredigende gevoel dat hier niet zozeer sprake is van een “gouden handdruk”, maar wel van een “zilveren handdruk”. Zijn fractie ziet in dit geval geen aanleiding om tot uitbetaling van planschade over te gaan en stemt niet in met het collegevoorstel. De heer J.P. NIENHUIS was helaas niet op de hoogte van behandeling van dit planschadeverzoek. Daardoor heeft hij de reacties niet direct in zijn afweging mee kunnen nemen. Toch wil hij niet afwijken van het planschadeadvies van Sargas van 24 november 2006 en hij stemt met het collegevoorstel in. De VOORZITTER constateert dat dit collegevoorstel met een meerderheid van stemmen is aangenomen. Daarbij dient te worden aangetekend dat de ChristenUnie tegen dit voorstel heeft gestemd. Sluiting Niets meer aan de orde zijnde sluit de VOORZITTER de vergadering om 22.45 uur. Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Eemsmond, gehouden op 19 april 2007. De raad voornoemd,
voorzitter,
griffier,
22