1
Notulen van de vergadering van de raad van de gemeente Eemsmond, gehouden op donderdag 8 december 2005 in het gemeentehuis te Uithuizen Voorzitter: de heer G.D. Renkema Griffier: mevrouw H. Hoekstra Voorts zijn aanwezig: mevrouw J.R. van Warners-Werkman en de heren H.J. Bolwijn en R.R. Eisinga, wethouders, alsmede mevrouw F. Nienhuis-Leutscher, mevrouw G. Hoekzema-Niewold, mevrouw F.G.J.M. Kaaijk-Jacobs, mevrouw A. Spijk-van de Pol, mevrouw H. Oudman-Dam en de heren J.F. Nienhuis, J. Kammenga, J. Dobma, G.H. Eerelman, G. Siragna, J.J. Dijksterhuis, H.G.A. Sienot, G.J. van de Wal, H. Woltjer, E. de Graaf en J.P. Nienhuis Met kennisgeving afwezig: mevrouw A. Boekhoudt -Wieringa 1. Opening De VOORZITTER opent de vergadering om 19.30 uur en heet de leden van de raad, de pers en het publiek welkom. 2. Vaststelling agenda De heer DOBMA stelt voor om de verordening onroerende zaak belasting opiniërend te behandelen in plaats van besluitvormend. Bij behandeling van dit punt komt dit terug (agendapunt B-3). Vervolgens wordt de agenda vastgesteld. 3. Spreekrecht burgers Van het spreekrecht burgers wordt geen gebruik gemaakt. 4. Vaststelling van de notulen: 2 en 9 november 2005 In de notulen van 2 november 2005 wordt op verzoek van de fractie van Gemeentebelangen op pagina 24, onderaan, het gedeelte vanaf: “Het probleem van de bewegwijzering bij de Eemshaven is inmiddels bekend” tot “Zij zal daarnaar informeren.” gewijzigd in: “Wethouder VAN WARNERS zegt op de opmerking van de heer J.F. Nienhuis over de bewegwijzering dat het wel in orde zal komen en dat ze het bij de provincie ook wel gehoord zullen hebben. Mevrouw NIENHUIS interrumpeert en zegt dat het de taak van de wethouder is om het probleem op te pakken. Met alle respect voor Radio Noord kan de wethouder niet van de provincie verwachten dat die naar Radio Noord zit te luisteren. Mevrouw VAN WARNERS antwoord dat ze deze klacht natuurlijk even bij de provincie kan neerleggen.” In de notulen van 9 november 2005 worden op pagina 6, bovenaan, de zinnen: “Verder vindt hij het jammer dat lang niet alle fractieassistenten aanwezig zijn. Hij hoopt dat dat volgend jaar wel het geval is.” gewijzigd in de volgende woordelijke weergave: “Voorzitter, dat onze fractieassistenten hier vanmiddag, op twee na, zie ik, niet aanwezig zijn, we hebben er namelijk twaalf, zes keer twee is twaalf, is jammer, maar de reden is duidelijk niet aanwezig bij de napraatsessie en dat spijt ons en we hopen dat dat volgend jaar beter gaat.” Verder wordt het gedeelte op pagina 13, onderaan, en pagina 14, bovenaan: “Het is verheugend, vindt mevrouw Van Warners, dat er zo snel na een opmerking vanuit de raad over de bewegwijzering naar Eemsmond, al actie is ondernomen door Rijkswaterstaat. Vanuit de gemeente was een mailtje verstuurd dat zoals blijkt tot snel resultaat heeft geleid.” gewijzigd in de volgende woordelijke weergave: “Voorzitter, het is verheugend dat zo gauw nadat gezegd is dat de bewegwijzering van de N33 niet goed is, er is van deze kant een mailtje
2
uitgegaan naar de wegbeheerder, Rijkswaterstaat, dat er toch al gewerkt wordt aan de bewegwijzering. Ik had het zelf nog niet gemerkt, maar ik ben blij met wat de heer Nienhuis daarover zei. Een mailtje kan dat toch wel goed doen, misschien.” Vervolgens worden de notulen van 2 en 9 november 2005 vastgesteld. 5. a. Ingekomen stukken en mededelingen De ingekomen stukken worden op de volgende wijze afgehandeld: Portefeuillehouder G.D. Renkema 1.1 Politie Groningen, district Noord/West Betreft: Participatie in de gemeentelijke verkeerscommissie Ter afhandeling in handen van het college gesteld en wordt betrokken bij de discussie over een nieuwe opzet voor andere adviescommissies. 1.2
Vereniging van Nederlandse Gemeenten Betreft: De Zorgverzekeringswet is per 1 januari 2006 ook van toepassing op politieke ambtsdragers Voor kennisgeving aangenomen
1.3
(Foster Parents) Plan Betreft: De raad zorgt voor financiële ondersteuning van Maria Solorzano Vergara uit Ecuador. Via Plan stuurt ze een zelfgemaakt kaartje. Via de griffier wordt een kaartje teruggestuurd
1.4
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Betreft: Een afschrift van de brief aan de Tweede Kamer over ontheffing woonplaatsvereiste wethouders Voor kennisgeving aangenomen Vereniging van Nederlandse Gemeenten en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Betreft: ‘Veiligheid in Ontwikkeling’ en het project Veilige Gemeenten Voor kennisgeving aangenomen
1.5
1.6
Gemeente Bergen Betreft: Verzoek adhesiebetuiging lokale inbedding politie Voor kennisgeving aangenomen
Portefeuillehouder H.J. Bolwijn 2.1 Inspectie Werk en Inkomen Betreft: Rapport “Beëindiging arbeidsongeschiktheid” Voor kennisgeving aangenomen
van
dienstbetrekkingen
WSW
bij
2.2
Raad van State, afdeling bestuursrechtspraak Betreft: Het beroep inzake het bestemmingsplan ‘Buitengebied’ van de gemeente Eemsmond is op 10 oktober 2005 behandeld. De termijn voor het doen van een uitspraak in deze zaak is verlengd met zes weken. Voor kennisgeving aangenomen
2.3
Uitvaartvereniging Uithuizen en Omstreken Betreft: De uitvaartvereniging vraagt de raad om een principebesluit te nemen inzake de financiering van de bouw van een aula. Voor preadvies in handen van het college gesteld
3
2.4
DCO Bestuur en Onderwijs Commissie BZK Betreft: De motie van de gemeente Eemsmond over de afschaffing van de OZB is verspreid onder leden van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Voor kennisgeving aangenomen
Portefeuillehouder R.R. Eisinga 3.1 Provinciaal Centrum voor Maatschappelijke Ontwikkeling Betreft: Vraagt inzet van de gemeente bij het Provinciaal MADD vrijwilligers evenement op zaterdag 10 december 2005 Voor kennisgeving aangenomen 3.2
Gemeente Helden Betreft: Motie collectieve ziektekostenverzekering Voor kennisgeving aangenomen
Portefeuillehouder J.R. van Warners-Werkman 4.1 Stichting Nederland Schoon Betreft: Informatie over de zwerfafvalaanpak van de stichting en de Nederland Schoon Courant is bijgevoegd Voor kennisgeving aangenomen 4.2
Gemeentelijke sportcommissie Betreft: Adviesvoorstel om de kwaliteit van de sportparken in Uithuizen en Uithuizermeeden te verbeteren Voor preadvies in handen van het college gesteld en wordt betrokken bij de discussie over het plan van aanpak inzake de kwaliteitsverbetering van de sportparken
5.b. Terugkoppeling verbonden partijen De heer WOLTJER meldt dat vorige week donderdag de laatste algemene bestuursvergadering van de Regioraad werd gehouden en dat dit tijdperk op passende wijze is afgesloten. In maart aanstaande worden het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur namelijk samengevoegd. De heer VAN DE WAL vermeldt dat de laatste vergadering van de Stichting Openbare Bibliotheek Eemsmond afgelopen vrijdag is gehouden. Deze vergadering is eveneens op passende wijze uitgeluid. Vervolgens is een interim-bestuur benoemd. Dit bestaat uit twee leden. De heer SIENOT deelt mee dat er de vorige avond een extra vergadering van het algemeen bestuur van het Vuilverwerkingsbedrijf werd gehouden. Eén punt betrof het vaststellen van een krediet voor onderzoek/ vergunningaanvrage van een eventueel nieuw te bouwen composteerhal. Hiermee werd akkoord gegaan. Het tweede punt ging over het personeelsbeleid. De administratie wordt nu gedaan door door de gemeente Eemsmond gedetacheerde ambtenaren, maar per juni of juli 2006 komen deze ambtenaren rechtstreeks in dienst van het Vuilverwerkingsbedrijf. Besluitvormend 1. Wijziging financiële verordening gemeente Eemsmond De heer DOBMA spreekt zijn waardering uit voor de wijze waarop er informatie is verstrekt over het punt met betrekking tot de rechtmatigheid. Volgens het voorstel vallen collegebesluiten buiten de rechtmatigheidtoets. Op de informatieavond heeft hij als voorbeeld de wet WVG genoemd. Hierop werd
4
toen aangegeven, dat dit een logisch uitvloeisel was van een door de raad vastgestelde verordening en dat het ook onder de rechtmatigheidtoets zou kunnen vallen. Inmiddels heeft hij begrepen dat het niet het geval is. Dit betekent volgens hem dat de financiële gang van zaken en de verdere afwikkeling daarvan een zaak van het college is en niet onder deze nieuwe vast te stellen verordening valt. Hij vraagt of dit de bedoeling is. Ook met betrekking tot het welzijnsplan en de daaraan gekoppelde subsidies heeft hij nu begrepen dat op grond van de wet dualisme dergelijke zaken niet onder de rechtmatigheidtoets vallen. Hij vraagt enige duidelijkheid over dit punt. Verder zegt hij met betrekking tot de overschrijdingen, dat deze vaak achteraf geautoriseerd moeten worden, terwijl nu aangegeven wordt dat het beleid op dat punt niet wordt gewijzigd, maar dat begrotingswijzigingen worden verwerkt in een voorjaars- en een najaarsnota. Ook zouden er tussentijdse begrotingswijzigingen mogelijk zijn, doch niet vermeld is of dit ook wordt gedaan. Hij vraagt of dit ook gaat gebeuren. Aangezien de uitgaven van de laatste maanden van het jaar pas vastgesteld worden bij de jaarrekening in juni, vraagt hij zich af of de wijzigingen in de begroting dan niet vóór januari in de vorm van begrotingswijzigingen aan de raad kunnen worden voorgelegd. Wel waardeert hij het dat het college voornemens is de raad te informeren over dreigende begrotingsoverschrijdingen. Op de informatieavond is gemeld dat de energieprijzen hoger uit zullen vallen. Hij vraagt zich af wat dit betekent en wat het college daarmee gaat doen. Voorts is hem opgevallen dat de data waarop de kadernota en de jaarrekening aan de raad moeten worden aangeboden zijn verschoven van 15 mei naar 15 juni. Gelet op het feit dat vóór 15 juli behandeld moeten zijn, vraagt hij zich af of de voorbereidingstijd niet te krap is. Tot slot merkt hij op dat zijn fractie de geraamde bedragen die buiten de begroting vallen te hoog vindt. Dit betreft bedragen die formeel niet aan de raad hoeven te worden voorgelegd. Wethouder BOLWIJN zegt dat in het algemeen de collegebesluiten buiten de rechtmatigheidtoets blijven. Om op al deze besluiten de rechtmatigheidtoets toe te passen lijkt hem niet verstandig, omdat het met betrekking tot de beoordeling van de rekening en begroting ook geen meerwaarde heeft. Dit is gebaseerd op informatie van het overlegplatform van Binnenlandse Zaken met VNG, IPO en NIFRA en door alle gemeenten als zodanig is overgenomen. Hierin wordt dringend geadviseerd collegebesluiten niet onder het hoofdstuk rechtmatigheidtoets te laten vallen. Hierop zijn een tweetal uitzonderingen. Ten eerste wanneer er bijvoorbeeld in een raadsverordening gesproken wordt over een uitwerking die door het college zou moeten worden verricht. Het gaat er dan om of het college wel aan de opdracht die in de verordening staat heeft voldaan. De tweede uitzondering betreft collegebesluiten over aanbestedingen en subsidies. De reden hiervan is de externe werking van deze collegebesluiten. De wethouder vindt het logisch dat er, daar deze richtlijnen unaniem door alle gemeenten zijn overgenomen, ook naar wordt gehandeld. Op de vraag van de heer Dobma of de WVG-verordening ook onder de uitzondering valt, zegt de wethouder dat hierin wellicht een verwijzing naar het college is opgenomen waaraan de raad een aantal voorwaarden aan heeft verbonden dan wel het college de vrije hand geeft. Als hierin sprake is van richtlijnen die het college moet uitwerken, zal de accountant volgens hem controleren of aan de opdracht is voldaan. Wordt het college de vrije hand gegeven, dan is het niet aan de raad om erover te oordelen over de uitvoering. Overschrijdingen worden volgens de wethouder niet alleen bij gelegenheden als voorjaars- en najaarsnota gemeld, maar daarnaast is er ook de ruimte en gelegenheid om het in andere gevallen te melden. Op dit moment is het college bezig te bekijken of er ontwikkelingen zijn tussen het moment waarop de najaarsnota is vastgesteld en heden, die tot gevolg hebben dat de budgetten
5
aangepast zullen moeten worden. Ten aanzien van de energiekosten wordt bijvoorbeeld verwacht dat hier een stijging plaats zal vinden. Hij kan echter niet aangegeven op welk programma dit betrekking heeft, omdat het moet worden verdeeld over allerlei programma’s, terwijl ook niet bekend is hoeveel het in totaal zal zijn. Hij schat echter in dat het een behoorlijke post gaat worden. Wel zal er een overzicht worden verstrekt van de verwachtte meerkosten voor energie. De verwerking op de programma’s komt later aan de orde. De heer DOBMA vraagt of de overschrijding van de energiekosten binnen de budgetten van de programma’s wordt opgevangen of elders in de begroting wordt gedekt. Wethouder BOLWIJN verklaart niet aan te kunnen geven hoe de energiekosten moeten worden verdeeld over de programma’s. Wat de verschuiving van het tijdstip van behandeling van de voorjaarsnota betreft sluiten de genoemde data beter aan op de praktijk. De heer DOBMA zegt er slechts op te wijzen dat het voorbereidingstraject voor de raad erg krap wordt en vraagt of hier wellicht gedragsregels over afgesproken kunnen worden. Volgens wethouder BOLWIJN is het voor het ambtelijk apparaat en het college ook een moeilijke zaak. Alvorens de voorjaarsnota wordt samengesteld, heeft men tijd nodig om de cijfers te verzamelen en te verwerken. Uit ervaring blijken volgens hem de aangegeven tijdstippen mogelijk te zijn. De heer DOBMA heeft met betrekking tot de rechtmatigheidtoets echter de indruk dat het niet zo is geregeld als de wethouder heeft aangegeven. Hij vraagt zich af of de uitgaven in het kader van de WVG, waar het om forse bedragen gaat, niet onder de uitzonderingen behoren te vallen. Als dit niet zo in de verordening is geregeld, zou aanpassing van de verordening op dat punt volgens hem overwogen moeten worden. Vervolgens wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van het college besloten. 2. Verordening rekenkamercommissie gemeente Eemsmond Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel van het presidium besloten. 3. Verordening onroerendezaakbelasting 2006 De heer J.P. NIENHUIS citeert: ‘In deze verordening is geen bepaling opgenomen die de afschaffing van het gebruikersdeel OZB op woningen ook ambtshalve ten goede laat komen aan de gebruikers van woondelen in bedrijfspanden (bv. boerderijen). Het kabinet moet eerst aangeven hoe extra verlies aan inkomsten aan de gemeenten wordt vergoed. Als daarover duidelijkheid bestaat kan altijd nog met terugwerkende kracht een bepaling in de verordening worden opgenomen, omdat het om een belastingverlaging gaat.’ Naar aanleiding hiervan vraagt hij, wanneer in Den Haag besloten wordt huishoudens, die in een deel van een bedrijfspand wonen, ook te laten delen in de afschaffing van het gebruikersdeel op woningen, of de gemeente dan kan besluiten om de uitvoering van dat besluit afhankelijk te laten zijn van een eventuele vergoeding voor het verlies aan inkomsten. Volgens hem is dat niet mogelijk en hij vraagt dan ook uitleg hierover. Voorts vraagt hij waarom er niet meteen een bepaling in de verordening wordt opgenomen wanneer een dergelijk besluit er mocht komen, gebruikers van nietwoningen vrij te stellen van het gebruikersdeel OZB. De heer J.F. NIENHUIS kan zich wel aansluiten bij vorige spreker. Binnen zes weken moet men volgens hem een aanvraag indienen om ervoor in aanmerking te komen. Omdat hij dit erg omslachtig vindt, vraagt hij, wanneer de regering met een adequate regeling komt, of deze omslachtige werkwijze alsnog ambtshalve kan worden geregeld.
6
De heer DOBMA verklaart dat zijn eerder gemaakte opmerking (bij het agendapunt: vaststelling agenda) mede betrekking heeft op hetgeen vorige sprekers hebben aangegeven en op de heersende onzekerheid of deze wet wel of niet van kracht zal worden. Het lijkt hem verstandiger besluitvorming over dit punt uit te stellen totdat er meer duidelijkheid is. Zijn fractie vindt de huidige situatie erg vreemd en vindt het niet acceptabel zoals de gemeente door het Rijk wordt behandeld. Bovendien heeft het college advies gekregen van het VNG om te wachten met het opleggen van aanslagen totdat er een uitspraak is gedaan over een door het VNG tegen de Staat aangespannen kort geding, in het geval er wel tot afschaffing van het gebruikersdeel OZB wordt besloten. Hij vraagt of het college het advies van het VNG dan ook opvolgt. Een ander punt is dat wanneer de afschaffing OZB niet doorgaat, er wordt overgegaan tot een tariefsverhoging van 3%. Bij de begrotingsbehandeling is besloten tot een verhoging van 2%. Hij wijst hier met nadruk op, omdat het geacht wordt een beslissing van de raad te zijn. Ook vraagt hij of het college bij geen of onvoldoende compensatie van het Rijk voornemens is de wijziging met betrekking tot de niet-woningen dan niet door te gaan voeren. Volgens hem is dit wel mogelijk, daar hij heeft begrepen dat 2006 een overgangsjaar is en het in 2007 formeel zal worden geregeld. Wordt het wel gecompenseerd, dan is zijn fractie er voor om nu onmiddellijk in de verordening op te nemen dat ook de bewoners van bedrijfspanden recht hebben op het vervallen van het gebruikersdeel OZB. Wethouder BOLWIJN verklaart dat het voorliggende voorstel een modelverordening van het VNG is. Er is gewacht op het advies van het VNG. Deze materie is erg ingewikkeld. Volgens hem loopt men een risico dat de oude wetgeving nog van toepassing blijft, omdat de Eerste Kamer er nog niet over heeft besloten. Volgens hem zal de formele weg moeten worden bewandeld. Hij waarschuwt ervoor dat de gevolgen behoorlijk kunnen zijn wanneer getracht wordt eigen regels uit te voeren en er daarbij fouten optreden. Vandaar dat het advies van de VNG gevolgd is, zoals ook andere gemeenten hebben gedaan. Verder zal volgens hem worden vastgehouden aan wat er in de begrotingsvergadering is afgesproken. Wanneer het gebruikersdeel wegvalt en de verhoging moet worden beperkt tot 2% plus een compensatie van het Rijk, is er volgens hem niets aan de hand. De in de meerjarenraming afgesproken ozb-verhoging van 3%, zonder compensatie, is volgens hem gelijk aan de beperkte ozb, zonder gebruikersdeel, maar met compensatie van het Rijk. Als de nieuwe regeling niet doorgaat, zal men volgens hem genoodzaakt zijn terug te vallen op hetgeen in de meerjarenraming is aangegeven, namelijk een ozb-verhoging van 3%. Zou dit niet worden gevolgd, dan ontstaat er volgens hem een financieel probleem. Ten aanzien van bewoners van bedrijfswoningen zegt hij reeds bij de begrotingsvergadering te hebben aangegeven, dat Den Haag een regeling zou treffen en dat de gemeenten zouden worden gecompenseerd. Deze regeling zal pas in 2007 formeel ingaan, terwijl er in 2006 een aparte regeling is. Hoewel compensatie wordt verwacht, is er volgens hem echter nog geen enkele zekerheid of dit wel doorgaat. Hij vindt het terecht dat er een regeling voor deze betreffende bewoners komt, doch daar moet volgens hem wel een compensatie tegenover staan, omdat er anders een behoorlijk financieel gat zal ontstaan. In reactie op de vraag van de heer J.P. Nienhuis, of afgeweken kan worden van de rijksregeling, geeft de wethouder aan dat dit mogelijk is, omdat het geen formele wetswijziging is. Op de vraag van de heer J.F. Nienhuis, of deze omslachtige wijze niet kan worden veranderd, zegt hij dat bezien moet worden of het vereenvoudigd kan worden. Hij zegt toe dat hiernaar gezocht zal worden.
7
De heer DOBMA vraagt of er in dit geval van het advies van de VNG wordt afgeweken. Wethouder BOLWIJN zegt het niet te weten. Wel is het volgens hem de meest logische oplossing. Wanneer met de uitvoering hiervan wordt begonnen, zal de raad volgens hem hiervan op de hoogte worden gesteld en er zonodig over worden geraadpleegd. De heer J.F. NIENHUIS heeft begrepen dat wanneer het doorgaat, het ambtshalve geregeld gaat worden. De VOORZITTER vult aan dat het op de meest eenvoudige wijze zal geschieden. De heer DOBMA vraagt nog of ook de uitspraak inzake het kort geding van de VNG wordt afgewacht. Hij heeft begrepen dat de aanslagen niet eerder de deur uitgaan, alvorens de uitslag van het kort geding bekend is. Wethouder BOLWIJN antwoordt dat hem dit wel wenselijk lijkt. De VOORZITTER constateert vervolgens dat zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van het college wordt besloten. 4. Begrotingswijzigingen De begrotingswijzigingsnummers 15 van het boekjaar 2005 en 1 van het boekjaar 2006 worden overeenkomstig het voorstel van het college vastgesteld. Opiniërend 1. Afvalinzameling in de gemeente Eemsmond Mevrouw KAAIJK complimenteert de makers van deze nota. In de probleemstelling wordt uitgegaan van een modellenonderzoek ten behoeve van de noodzakelijke actualisering van het huidige inzamelsysteem. In de conclusie heeft zij over de onzekerheid van het alternerende en het wekelijkse systeem gelezen. Hiermee is men volgens haar weer terug bij af. Als de vernieuwing wordt beschouwd als een vernieuwing van het model, dan is de keus het alternerende model. Als de vernieuwing bestaat uit nieuw materiaal en aanpassing van personeelsinzet, hoeft de raad volgens haar in feite niet te kiezen. De raad en de burgers zijn ook tevreden met de huidige serviceverlening blijkt uit het onderzoek. Haar fractie komt tot het oordeel dat, indien het personeelsbeleid wordt herzien, bijvoorbeeld om bij mensen tot de leeftijd van 35 jaar de arbo-norm van P90 niet te hoeven toepassen, het huidige systeem gehandhaafd kan blijven. Volgens haar fractie dient gft-afval in de zomer niet in de daarvoor bestemde bak gedeponeerd te worden, omdat bij warm weer dit in twee weken een zeer snel rottingsproces met zich meebrengt dat stankoverlast veroorzaakt. De laatste punten in de tabel, op pagina 10, gaan volgens haar fractie niet op. Wat het punt inzake het scheiden van afvalstoffen betreft vraagt spreekster of het niet verstandig is om het convenant met de verpakkingsindustrie af te wachten. Verder vraagt haar fractie zich af hoe het personeel zelf denkt over de wijze van werken volgens een nieuw model. Ze vraagt of hierover met het personeel is gecommuniceerd. Wat de mening van de burgers in de opinievorming betreft, vraagt ze of deze wel echt bruikbaar was, mede gelet op de selectie van de ondervraagde personen. Tot slot vraagt spreekster of elders dezelfde ervaringen zijn met een vergelijkbare situatie, namelijk omzetting van een goede serviceverlening naar een alternerend model. De heer J.P. NIENHUIS merkt op dat binnen de VVD verschillend over dit onderwerp wordt gedacht. Enkelen zijn voor het wekelijks ophalen van beide afvalsoorten, terwijl anderen kiezen voor de goedkoopste oplossing. Wel
8
waarschuwt hij voor het door de gemeente gehanteerde hoge tarief voor het ophalen van bedrijfsafval in vergelijking met andere inzamelaars. Nu zijn volgens hem de opbrengsten hoger dan de kosten, maar dit kan echter snel veranderen. Het op een experimentele basis ervaring opdoen met een automatisch te beladen inzamelvoertuig betekent volgens hem ook aanschaf van een dergelijk voertuig. De heer DE GRAAF vindt de voorliggende nota helder en duidelijk. Volgens hem wordt voorgesteld om op experimentele basis ervaring op te doen met automatische belading, om daarna, naar zijn idee pas in 2008, een definitieve keuze te maken over de frequentie van de afvalinzameling, namelijk wekelijks of alternerend. Daarmee lijkt volgens hem al een eerste keuze door het college gemaakt. Hij vraagt zich af of men later nog tot een andere keuze kan komen. Daarbij vraagt hij zich ook af waarom deze keuze dan nu niet aan de raad wordt voorgelegd, zodat men met elkaar hierover kan discussiëren. Deze vraag lijkt hem niet overbodig. Uit de nota, wordt duidelijk dat er eveneens mogelijkheden zijn om met handmatige belading aan de P90 norm te voldoen zodat er met de nu aanwezige wagens verder gegaan kan worden. Hoewel deze ook binnenkort afgeschreven zijn en vervangen moeten worden. Dit betekent echter wel dat met het daarvoor aanwezige personeel verder gegaan kan worden. Hij vraagt wat er gebeurt met de mensen die niet meer nodig zijn op de wagens, wanneer wordt overgegaan op automatische belading. Wat er nu wordt gevraagd, lijkt hem enigszins overhaast. Een nadeel van uitstel tot 2008 is, dat er bij een nieuwe vorm misschien wel tot 2010 moet worden gewacht tot deze kan worden ingevoerd. Hij vraagt of dit inderdaad zo is. Verder vraagt hij waarom er voor dit tijdspad is gekozen en waarom de discussie over de keuze nu niet gevoerd gaat worden. De financiële consequenties zijn volgens hem duidelijk. Alternerend is goedkoper en automatische belading ook, door lagere personeelskosten. De klanttevredenheid blijkt in de gemeenten waar nu al alternerend wordt gewerkt, even groot als in de gemeente Eemsmond, waar wekelijks beide soorten afval worden ingezameld. Verder valt hem tegen dat er met name aandacht is voor kostenbeheersing, terwijl het milieu nauwelijks een rol speelt. Los hiervan speelt volgens hem ook de discussie over diftar, dat met alternerend en automatische belading ook heel goed mogelijk is. Hij vraagt wanneer in de raad een inhoudelijke discussie over diftar op basis van dit onderzoek kan worden gevoerd. Volgens hem is het onderzoek niet negatief over diftar. In het uiteindelijke raadsvoorstel is diftar terug te vinden in een enkele zin. Namelijk dat invoering niet mogelijk is, omdat Eemsmond thans geen afvalstoffenheffing heeft. Dit lijkt hem erg kort door de bocht en hij vraagt het college of hiermee het onderzoek wel recht wordt gedaan. De heer DOBMA vraagt hoe er gedifferentieerd moet worden, als er geen afvalstoffenheffing is. Hij denkt dan ook dat de heer De Graaf hiermee een discussie aanzwengelt die helemaal niet aan de orde is. De heer DE GRAAF vindt dat op basis van de voorliggende nota wel degelijk over afvalstoffenheffing kan worden gepraat. Huisvuil ophalen is niet alleen een kwestie van geld, maar ook van milieu en het reduceren van afval. Hiermee is de heer DOBMA is het eens, doch diftar vindt hij daarvoor geen goed systeem. De heer DE GRAAF vindt het van belang om over dergelijke aspecten te discussiëren en het milieu niet altijd naar de achtergrond te schuiven. Hoewel een twintigtal pagina’s van de nota over diftar gaan, vindt hij dit niet in het raadsvoorstel terug. De heer DOBMA vindt de in het rapport vermelde conclusie over afvalstoffenheffing en toepassingsmogelijkheden over diftar terecht.
9
Volgens de heer DE GRAAF is diftar nog steeds in opkomst en wel in verschillende vormen, waar volgens hem goed over gepraat moet worden. Ongeveer 33% van de met Eemsmond vergelijkbare gemeenten heeft al diftar. Verder is hij ervan overtuigd dat er de laatste tijd nog meer gemeenten bij gekomen zijn. Hij begrijpt niet waarom de discussie wordt uitgesteld. De heer SIENOT spreekt ook zijn dank uit voor de uitgebreide rapportage. Volgens hem is er veel duidelijk geworden en zijn de getrokken conclusies helder over de P90 norm, het overgaan op gedeeltelijke automatische belading, geen diftar en vooralsnog geen uitbreiding van scheiding aan de basis. Diftar is volgens hem niet interessant zolang er geen afvalstoffenheffing is. Zou het eventueel terugkomen, dan blijkt uit het rapport dat het ‘kosten neutraal’ is. Heel hoog komt het volgens hem niet op het prioriteitenlijstje, zeker niet wat de burgers betreft. De heer DE GRAAF vraagt of er ook rekening mee is gehouden dat diftar eveneens alternerend of met automatisc he belading mogelijk is. De heer SIENOT zegt vooralsnog van het rapport uit te gaan. Verder heeft hij niet de indruk dat men erg enthousiast over diftar is. Ook niet wat de burgers betreft. De heer DE GRAAF merkt op dat er in de vraagstelling naar de burgers toe ook tegenstrijdigheden zitten. Volgens de heer SIENOT is diftar op dit moment niet actueel en zijn de conclusies in het rapport erover ook niet erg positief. Hij wil hier nu dan ook niet te veel aandacht aan schenken. Het al of niet overgaan tot alternerend inzamelen is volgens hem erg lastig. Wordt gekeken naar de kosten, dan is er volgens hem snel een keuze gemaakt. Anderzijds wordt het hoge serviceniveau zeer gewaardeerd. Volgens hem is overgaan op automatische belading in beide gevallen goedkoper dan het huidige systeem, waarbij geen rekening wordt gehouden met nieuwe containers. Hij vraagt of dit juist is. Door het college wordt voorgesteld een experiment te houden. Afhankelijk van de resultaten daarvan kan er later over de frequentie worden beslist. Wel bestaat volgens hem verschil tussen de conclusie van het rapport en het voorstel van het college. In het rapport staat dat zo spoedig mogelijk wordt overgegaan tot aankoop van een zijbelader om vervolgens een proefperiode te houden voor een eventuele tweede zijbelader. In het voorstel is sprake van een experiment met een te huren voertuig. Hij vraagt dan ook of op basis hiervan de volgende stappen wel ondernomen kunnen worden. De heer J.F. NIENHUIS geeft aan dat het huidige systeem door de bevolking zeer gewaardeerd wordt, maar dat het wel de duurste oplossing is. Eigenlijk wil men het wel zo houden, doch de kosten zijn ook zeer belangrijk. Van de P90 norm zegt hij enigszins te zijn geschrokken, omdat blijkt dat men vanaf 39 jaar slechts de helft aan containers mag tillen dan die er bij een leeftijd tussen 18 en 30 jaar mogen worden getild. Hij begrijpt niet waar dit op is gestoeld. Hij trekt de P90 norm dan ook ernstig in twijfel. Wat de automatische belading betreft gaat dit volgens hem verre van automatisch. De bestuurder moet exact op de juiste plaats staan en moet zich in een bocht van 90° draaien om de verrichtingen via zijn beeldschermpje te volgen. Het is volgens hem erg zwaar en eentonig werk om acht uren achtereen met veel precisie de grijparm bij de juiste container te krijgen. Hoewel hij begrijpt dat het personeel de bottleneck is, heeft hij er zorgen over of het allemaal wel klopt. Dat de mening van de medewerkers hierin wordt meegenomen, is volgens hem vanzelfsprekend. Verder wil een ieder het liefst het huidige systeem behouden, doch zo goedkoop mogelijk. Voorlopig wordt nu eerst proefgedraaid. Wel wijst hij er nog op dat in verschillende dorpen in deze gemeente er weinig ruimte is voor de automatische belader.
10
Mevrouw OUDMAN vermeldt dat in deze welvaartsmaatschappij de zorg voor het milieu toch een sluitpost lijkt te worden. Volgens haar winnen eigen belang en het economische belang vaak, zodat de hoeveelheid afval in Nederland blijft groeien. Ze merkt op het teleurstellend te vinden dat er in de gemeente Eemsmond per inwoner 77 kilo meer afval wordt aangeleverd dan in de regio. Om de hoeveelheid afval te reduceren heeft men volgens haar als gemeente echter maar beperkte middelen, namelijk voorlichting en eventueel diftar. Verder is de ChristenUnie er voorstander van om, wanneer de mogelijkheid zich aandient, diftar in te voeren, omdat de burger die weinig afval aanbiedt daarvoor dan ook wordt beloond. Hoewel uit het onderzoek bleek dat diftar misschien geen financieel voordeel oplevert, maar wellicht wel voordeel voor het milieu kan betekenen, betreft dit volgens haar ook een belangrijk aspect. Uit een in Noord-Groningen gehouden enquête blijkt dat 80% van de inwoners tevreden is over de afvalinzameling, terwijl het niet uitmaakt of dat wekelijks of alternerend gebeurt. Tegelijk blijkt uit cijfers in de omliggende gemeenten dat waar er alternerend wordt ingezameld, er ook minder afval wordt aangeboden. De gemeente Eemsmond schiet er volgens haar echter wel bovenuit. Uit het rapport blijkt volgens haar dat alternerend dus een mogelijkheid van reductie van de hoeveelheid afval kan zijn. Haar fractie vindt het raadsvoorstel om eerst ervaring op te doen met automatische belading praktisch en ook wel realistisch, omdat er dan naar aanleiding van de opgedane ervaringen een weloverwogen besluit kan worden genomen over op welke wijze en hoe vaak het afval moet worden opgehaald. Eventueel zou er volgens haar nog een proefgebied in de gemeente kunnen worden aangewezen, waar ervaring met het alternerend inzamelen kan worden opgedaan. Wethouder VAN WARNERS verklaart dat educatie in dezen heel belangrijk is. De basisscholen hebben een computerspelletje gekregen waarmee kinderen kennis kunnen opdoen over hoe zij met hun afval moeten omgaan en op welke wijze afval gescheiden moet worden. De raadsleden hebben een spel gekregen. Door afvalscheiding krijgt men volgens haar milieurendement, dat ook geld op kan leveren. Door te veel afval in de grijze container te deponeren lopen volgens de wethouder de kosten op, omdat dit afval moet worden verbrand. Verbranden is de duurste vor m van afvalverwerking. Het hoogste dat op de ‘ladder van Lansing’ staat is composteren en recycling. Dit wil men gaarne in de gemeente Eemsmond doorvoeren. Dat de automatische belader misschien niet in de kleine kernen kan komen, moet volgens de wethouder juist uit de te houden proef blijken. Er zijn erg veel verschillende vormen van automatische belading, waarbij er wagens zijn die de mechanische arm in en uit kunnen trekken. Ook in een kleine kern zou er volgens haar dan met een automatische belader geëxperimenteerd kunnen worden. Met dit experiment kan worden voorkomen dat er verkeerde uitgaven worden gedaan met betrekking tot een vuilniswagen. Ten aanzien van diftar deelt de wethouder mee dat in de randvoorwaarden van de startnotitie is aangegeven diftar wel in het onderzoek mee te nemen. Volgens haar is het vervolgens uitgebreid uitgezocht, maar niet op de wijze om het in te voeren, daar de meerderheid van de raad hier niet voor is. Wat het personeelsbeleid betreft kan dit volgens haar worden herzien, doch ook kan worden overwogen om nieuw aan te nemen personeel bij het gemeentebedrijf multifunctioneel inzetbaar te laten zijn. Wat de P90 norm betreft zegt de wethouder dat deze medewerkers niet alleen de toegestane hoeveelheid per week of per dag tillen, maar dat ze deze handelingen meerdere malen verrichten. Deze P90 norm is dan ook echt wel aan de orde. De Arbeidsinspectie controleert hier volgens haar veelvuldig op.
11
Op de vraag van de heer J.F. Nienhuis, waar deze norm vandaan komt, antwoordt de wethouder dat dit een norm is die gehanteerd wordt door de Arbeidsinspectie. Volgens haar staat het ook in het rapport beschreven. De gemeente moet zich houden aan de voorwaarden van de Arbeidsinspectie. De VOORZITTER vult nog aan dat de gemeente tracht zich zoveel mogelijk te houden aan de Arbo-richtlijnen. Deze zijn heel breed van toepassing op het gemeentelijke personeel. Wat dit punt betreft heeft men als gemeente te voldoen aan de normen die hiervoor staan. Hierop is dit onderzoek dan ook gebaseerd. Wethouder VAN WARNERS zegt naar aanleiding van de vraag van mevrouw Kaaijk over de wijze waarop de personen zijn geselecteerd, dat het college ervoor heeft gekozen om dorpsbelangen en de NLTO uit te nodigen. Daarbij is hen gevraagd overleg met hun achterban te plegen. Vervolgens vraagt de wethouder de raad om toestemming voor dit experiment. Terwijl later wordt beslist of er alternerend of wekelijks afval wordt ingezameld. Volgens haar wordt er zorgvuldig uitgezocht welke vorm van maatwerk voor de gemeente Eemsmond geschikt zal zijn. Op de vraag van de heer De Graaf wanneer er finale besluitvorming kan plaatsvinden, antwoordt de wethouder dat dit midden tot eind 2006 mogelijk is. De VOORZITTER verklaart dat in het voorstel een conclusie van het onderzoeksbureau wordt geciteerd. Dit citaat gaat volgens hem met name over dat wanneer tot zijbelading wordt overgegaan, hoe er dan gehandeld moet worden om dit in 2008 voor elkaar te krijgen. Dit moet volgens hem worden gezien als een rechtstreeks citaat uit het onderzoeksrapport. Los daarvan heeft het college de keus gemaakt om eerst een experiment uit te voeren. Op dit moment is niet bekend wat het tijdstip van het experiment zal zijn, maar hierin is het college vrij. Er wordt volgens hem dan ook niets aangeschaft. De heer DE GRAAF vraagt of de uiteindelijke invoering van een of twee automatische beladers in 2008 kan plaatsvinden. Volgens de VOORZITTER kan dit niet van te voren bepaald worden. Wanneer het plan bestaat de auto zelf te kopen, dan is deze periode nodig zoals ook in het onderzoeksrapport is aangegeven. Vervolgens verklaart hij dat dit punt over twee weken opnieuw aan de orde komt. Hierna schorst hij de vergadering voor een korte pauze. Na schorsing wordt vervolgd met: 2. Vaststelling afvalstoffenverordening gemeente Eemsmond Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel van het college besloten. 3. Artikel 19 lid 1 WRO procedure t.b.v. het vervangen van twee loodsen door één nieuwe loods op het perceel Oosternielandsterweg 9 te Oosternieland De heer KAMMENGA deelt mee dat Gemeentebelangen akkoord gaat met het verzoek om vrijstelling ten behoeve van het vervangen van twee bestaande loodsen door één nieuwe loods. Omdat er bijna geen andere mogelijkheid is voor uitbreiding, vindt hij het een goed plan. Om mee te gaan met de tijd zal het volgens hem wel op deze wijze moeten. Zijn fractie vindt dat alles in het werk moet worden gesteld om deze vervanging tot een goed einde te brengen. Deze ondernemer verdient het volgens hem en hij waardeert het dat men zich niet uit het veld laat slaan en zelf een oplossing aandraagt. Gemeentebelangen hoopt dat dit plan ook bij andere instanties de nodige steun en medewerking verkrijgt, zodat de werkgelegenheid hier gewaarborgd blijft. Naar zijn mening mag dit punt direct besluitvormend zijn.
12
De heer SIRAGNA vermeldt dat de fractie van de PvdA altijd voorstander is geweest van het behouden of creëren van werkgelegenheid in deze gemeente. Daarom ondersteunt zijn fractie dit voorstel dan ook van harte. In de stukken staat dat er in het verleden overleg heeft plaatsgevonden met de provincie, omdat het POP aangeeft dat uitbreiding in principe niet is toegestaan. Door de provincie is volgens hem aangegeven, dat men ambtelijk met deze uitbreiding akkoord gaat, maar dat het eind wel in zicht is. Spreker vraagt in hoeverre er in de toekomst eventueel nog kan worden uitgebreid en of er in het overleg met de provincie over een dergelijke mogelijkheid is gesproken. De heer J.P. NIENHUIS merkt op dat volgens hem de commissaris van de Koningin zich op dit moment ook sterk maakt voor bouwblokken van 2 hectare in het Buitengebied. Hij denkt dat er dan wel weer uitbreidingsmogelijkheden zullen zijn. Volgens de heer SIRAGNA staat in de stukken dat het eind in zicht is. Hij vraagt naar de stand van zaken hierin. De heer DE GRAAF zegt ook gelezen te hebben dat het eind in zicht is, terwijl volgens hem op basis van het POP het einde van de ontwikkeling van die omgeving al was afgekondigd. Hij zegt echter ‘bang’ te zijn dat het bedrijf Werkman bedrijfseconomisch door deze uitbreiding een stap zet naar verdere schaalvergroting. Hoewel dit gunstig is voor het bedrijf en de werkgelegenheid in deze regio, plaatst het volgens hem de raad voor een nieuw probleem wanneer er opnieuw uitbreiding wordt aangevraagd. De heer KAMMENGA interrumpeert met de opmerking dat er binnen het bouwblok wordt gebleven en dat er op kleine schaal uitgebreid mag worden. De heer DE GRAAF merkt op dat de grenzen al enige tijd in zicht zijn, terwijl deze volgens hem nu opeens weer iets worden opgerekt. Mevrouw SPIJK interrumpeert dat wanneer de heer De Graaf zich bij zijn partij inzet voor een nieuwe POP III, de mogelijkheden in de toekomst misschien wel beter zijn te benutten. De heer DE GRAAF zegt het advies van mevrouw Spijk mee te nemen. Hoewel het gunstig voor het bedrijf is, wordt de raad volgens hem opnieuw voor het probleem geplaatst om weer over de grenzen te gaan praten. Hij vraagt of men zich bij het bedrijf hier wel van bewust is en op welke wijze het college daar met de eigenaar over heeft gesproken. Wethouder BOLWIJN zegt dat het hem deugd doet dat de meerderheid van de raad haar steun hieraan geeft. Volgens hem is een ieder het er wel mee eens dat dit bedrijf erg belangrijk is voor de werkgelegenheid in deze regio en dat men zich dan ook kan vinden in het uitgangspunt, dat het Buitengebied bescherming verdient. Ten aanzien van de drie bedrijven aldaar, die gezien het POP er eigenlijk niet thuishoren, vindt hij dat ze alle medewerking zouden moeten hebben om uit te breiden. Hoewel dit volgens het POP niet kan, staat er volgens hem wel dat wanneer een bedrijf in zijn voortbestaan wordt bedreigd, de provincie hierover mee wil praten en denken. Ook in de aanloop naar deze kwestie is hierover gesproken. Verder is er gezegd dat het POP eventuele ruimte biedt in die gevallen waar het voortbestaan van het bedrijf in het geding is. In dit geval kan volgens hem worden gesteld dat het bedrijf moet investeren, wanneer op een andere plek moet worden geïnvesteerd wordt al gauw de keus gemaakt om naar het midden van het land te gaan, omdat men hier erg excentrisch ligt, ook wat de aan- en afvoerroutes betreft. Omdat het om een beperkte uitbreiding gaat, wordt hieraan medewerking gegeven. De vraag, hoe het in de toekomst met verdere uitbreiding zal gaan, is volgens hem niet gesteld. Hij zegt het belangrijker te vinden om nu de medewerking te krijgen waarvoor de ruimte enigszins in het POP is genoemd dan dat er nu al fictieve afspraken worden gemaakt voor de toekomst. Hij is dan ook tevreden met deze uitbreiding.
13
De heer DE GRAAF zegt niet te hebben bedoeld dat er al over een volgende uitbreiding moet worden gesproken. Hij vraagt zich echter af of het college er wel heel duidelijk over heeft gesproken dat, nu er uitgebreid wordt, dit niet wil zeggen dat later, binnen alle POP’s en strategische visies, er nog meer uitbreiding mogelijk is. Volgens wethouder BOLWIJN geeft POP II niet meer ruimte dan POP I, terwijl als er een POP III komt deze wellicht wel meer ruimte zal geven. De situatie is volgens hem zo dat er in principe ‘nee’ gezegd wordt, tenzij het voortbestaan van het bedrijf in gevaar komt. In dat geval wordt bekeken of er voor een beperkte uitbreiding enige ruimte kan worden gegeven. Deze beperkte mogelijkheid is volgens hem nu ingevuld en hij vindt dit nu dan ook meer dan genoeg. Vervolgens wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van het college besloten. 4. Artikel 19 lid 1 WRO procedure t.b.v. het bouwen van een windmolen op het perceel Lauwersdwarsweg 2 in Uithuizen De heer EERELMAN verklaart dat enige tijd geleden besloten is tot het bouwen van twee molens. Zijn fractie is daar destijds niet in meegegaan. Ook nu gaat zijn fractie niet met dit voorstel mee. Hiervoor gelden dezelfde argumenten als de vorige keer. Volgens hem is destijds niet voor niets een bestemmingsplan Buitengebied vastgesteld en zijn fractie voelt er niet voor om hiervan af te wijken. Dit betekent dat de PvdA hier geen medewerking aan kan en wil geven. Twee aanvragen zijn er volgens hem nu geweest, terwijl dit al de derde is. Hij vraagt het college welke garantie kan worden gegeven dat over enige tijd er niet weer een aanvraag komt of wellicht meerdere. De heer DE GRAAF zegt dat zijn fractie steeds heeft meegewerkt aan deze verzoeken, omdat het ging om kleine windmolens, op voorwaarde dat ze voldoen aan de criteria, die de raad daarover heeft afgesproken. Ook de welstandscommissie heeft een aantal criteria genoemd, zoals bijvoorbeeld dat de molen achter de hoofdbebouwing geplaatst moet worden, daar ‘het bouwwerk anders op een te dominante wijze het beeld gaat bepalen’. Volgens hem wordt hier geen gevolg aan gegeven, omdat het bouwwerk niet achter de bebouwing staat, maar ten zuidwesten daarvan. Hij vraagt waarom hier nu van wordt afgeweken. De heer J.F. NIENHUIS zegt wel te hopen dat de bouwer van de molen er financieel resultaat mee heeft. Het is niet zo dat Gemeentebelangen vindt dat er maar raak gebouwd mag worden. Zelf vindt hij deze ‘minimolens’ een in Groningen bedachte oplossing. Spreker vraagt de heer De Graaf hoe hij bepaalt of een molen wel of niet achter de bebouwing staat, daar dit volgens hem afhangt van de plek waar men zich op dat moment bevindt. De heer DE GRAAF zegt dat dit zou kunnen gelden vanaf de openbare weg. Volgens de heer J.F. NIENHUIS moet ervan uitgegaan worden, dat het in dit geval niet vanaf de openbare weg geldt, daar hier nauwelijks gebruik van gemaakt wordt. Eerder lijkt hem dit van toepassing vanuit het dorp gezien. De heer EERELMAN merkt op dat er voor één molen nog wel wat te zeggen valt, maar als er bij de naastgelegen boerderij ook een molen wordt geplaatst en bij de daaropvolgende boerderij eveneens, loopt het geheel uit de hand. De heer J.F. NIENHUIS zegt in reactie hierop dat ‘as’ verbrande turf is en hij er verder niet op in wil gaan. Het punt is volgens de heer EERELMAN dat er reeds tweemaal is ingestemd met een dergelijke kleine windmolen, die aan de gestelde criteria voldeed, maar wanneer de naastgelegen boerderij zich ook aan deze criteria houdt en de andere boerderijen verderop ook, dan is volgens hem het gehele open landschap verdwenen. De heer J.F. NIENHUIS denkt dat het niet zo’n vaart zal lopen.
14
Wethouder BOLWIJN zegt dat de heer Eerelman in vergelijking met de vorige keer wel heeft toegelicht dat het bestemmingsplan Buitengebied is vastgesteld en dat dit een argument is waar men zich aan zou moeten houden. De wethouder verwijst vervolgens naar het voorgaande agendapunt waar wel door de fractie van de heer Eerelman is meegegaan in de artikel lid 1 WRO procedure. In die zin vindt hij de door de heer Eerelman gemaakte opmerking niet consequent. Hoewel de heer EERELMAN de wethouder hier wel enigszins gelijk kan geven, vindt hij wel dat men geen appels met peren moet vergelijken. Hij heeft niet gezegd dat wanneer er een bestemmingsplan Buitengebied is vastgesteld, er nooit op een of andere manier van afgeweken zou kunnen worden. Hij zegt alleen te hebben genoemd dat er niet voor niks in het bestemmingsplan Buitengebied is vastgesteld dat de windmolens er niet mogen komen. Wethouder BOLWIJN zegt dat de uitgesproken angst van de heer Eerelman voor het volbouwen van het Buitengebied met windmolens ook bij de discussie ten aanzien van het principebesluit heeft plaatsgevonden. Toen is ook duidelijk aangegeven dat de toetsing inzake natuur en landschap de mogelijkheid geeft om op een bepaald moment, als het te veel zou gaan worden, in te grijpen. In reactie op de vraag van de heer De Graaf zegt hij dat in het toetsingskader is aangegeven, dat er een positief welstandsadvies moet zijn. Welstand heeft dan ook de voorwaarde genoemd, dat de gekozen positie zich achter de hoogbebouwing moet bevinden, daar het bouwwerk anders op een te dominante wijze in beeld wordt gebracht. Bij de beoordeling is in dit geval aangegeven, dat deze plaats wel acceptabel is. Ten opzichte van het dorp, de woonbebouwing, staat deze molen op het verste punt en staat hij visueel gezien op de juiste plek. De heer EERELMAN zegt geen reactie van het CDA te hebben gehoord. De heer DIJKSTERHUIS zegt dat deze discussie een half jaar geleden al is gevoerd en dat deze niet weer behoeft te worden gevoerd. De nu gehoorde argumenten zijn volgens hem exact dezelfde als die destijds zijn genoemd. Het door de wethouder aangegeven argument dat, wanneer er te veel molens komen, ook welstand in beeld zal komen, is hetzelfde als toen. Op de opmerking van de heer Eerelman dat wanneer een vierde, vijfde of zesde molen aan de orde komt, het CDA al op voorhand hierin meegaat, antwoordt hij dat hierover welstand oordeelt en dat dit door de raad zelf is ingebracht als criterium. Vervolgens wordt met een meerderheid van stemmen het voorstel van het college vastgesteld, waarbij aangetekend dat de fractie van de PvdA geacht wordt te hebben tegengestemd. 5. Aantal stembureaus en vervanging stem pc. De heer J.P. NIENHUIS merkt op dat hem de slordige voorbereiding van dit punt is opgevallen. Er is nog niet bekend of men onder een lopend contract uit kan komen. Wellicht dat het inmiddels wel bekend is. De VVD vindt dat het eigenlijk met 10 stembureaus in de gemeente Eemsmond moet kunnen, zeker nu iedere stemgerechtigde overal binnen de gemeente mag stemmen. Zijn fractie voelt veel voor optie 2. Volgens de heer J.F. NIENHUIS blijkt het digitale tijdperk voor- en nadelen te hebben. In drie jaar tijd kan deze hele toestand verouderd zijn, terwijl hetgeen er nog is slechts een jaar mee kan. Wat het stembureau Oudeschip betreft, dat het meest noordelijke bureau van Nederland is, vindt hij het prima dat dit blijft bestaan. Hij roept de stemmers op om naar het stembureau van Oudeschip te gaan. Wat de keuze voor de opties betreft gaat zijn fractie voor optie 3. De heer DE GRAAF zegt zich te kunnen vinden in het aantal stembureaus. Wel lijkt het hem verstandig om na de verkiezingen dit te evalueren. Hij vraagt wat het college hiervan vindt. Vooral Warffum kan volgens hem een knelpunt
15
worden. Hij vraagt zich af of het kiezen voor een willekeurig stembureau hiervoor wel een oplossing biedt, omdat het de bedoeling is om deze service makkelijk te kunnen combineren met dagelijkse werkzaamheden als werk, boodschappen doen, etc. Veel mensen werken in Groningen en gaan na het werk toch meestal naar hun eigen vertrouwde stembureau. Dit kan volgens hem drukte in Warffum met zich meebrengen. De heer DOBMA vraagt of bij deze evaluatie ook de grotere stembureaus in Uithuizen kunnen worden betrokken, daar ook hier sprake kan zijn van lange rijen wachtenden. Volgens de heer DE GRAAF lijkt het hem verstandig om alle veranderingen te evalueren. Hij is het ermee eens om het dan ook breder te trekken. Wat Oudeschip betreft vindt hij het goed dat dit stembureau in stand gehouden wordt. Ten aanzien van de vervanging van de stempc’s vraagt hij of het bij het EUreferendum in Warffum is misgegaan met het systeem of met de computer. Wanneer het door de computer komt, zou het nog een keer kunnen worden opgelost door een vervangende computer en kan men nog een jaar verder om daarna een beslissing te nemen tussen de opties 2 en 3. Hij vindt deze keuze nu erg lastig. Er zijn veel ontwikkelingen op dit gebied, bijvoorbeeld stemmen per Internet. Verder vraagt hij zich af of de stemmachine wellicht ook niet binnen tien jaar is achterhaald en afgedankt zal zijn. Hij vraagt hoe het college dit ziet. De BURGEMEESTER merkt op dat dit voorstel tot stand is gekomen mede naar aanleiding van een evaluatie bij vorige verkiezingen. Wanneer bij de komende verkiezingen een knelpunt naar voren komt, mag er volgens hem van uitgegaan worden dat volgens de standaardprocedure hier naar gekeken wordt. Dit zou misschien tot een nieuw stembureau kunnen leiden. Wat het knelpunt in Warffum betreft zal dit bij de gemeenteraadsverkiezingen een testcase zijn. Wat het huidige systeem betreft is dit volgens hem zodanig verouderd, dat het alleen toepasbaar is op oudere computers. Dit neigt er naar om meteen die stap te nemen, om storingen die hierin hebben gezeten te voorkomen. En ook wil men achteraf niet tot de conclusie moeten komen dat er toch een aantal fouten in heeft gezeten. Volgens hem is het dan ook verstandig om de veilige weg te kiezen en over te gaan tot een nieuw systeem. Dat de toekomst ook nog een aantal ontwikkelingen te zien zal geven, is volgens hem wel juist, maar ook dan zal men wellicht weer door de tijd achterhaald. Volgens de heer DE GRAAF wordt er nu echter in het digitale tijdperk een stapje teruggezet in plaats van vooruit. De BURGEMEESTER vraagt hierop waar de heer De Graaf op dit moment voor zou kiezen, op de hoogte zijnde van alle in het raadsvoorstel naar vorengebrachte zaken en wetende dat het huidige systeem behoorlijk kwetsbaar is. Er zal volgens hem wel een keuze moeten worden gemaakt, namelijk voor optie 2 of optie 3. Verder is volgens hem nu niet in te schatten welke kant het opgaat in de toekomst, wanneer het gaat over de manier waarop men gaat stemmen. Op dit moment biedt aanschaf van het andere systeem niet meteen een voordeel ten opzichte van de stemmachines. Hoewel het wel wordt aangeprijsd als systeem voor de toekomst, kan er geen garantie voor worden gegeven. Vervolgens kan men tot de conclusie komen om te kiezen voor een systeem, waar men nu van kan zeggen, dat het zich in de praktijk heeft bewezen, terwijl het financieel gezien ook meest passend is. Aan het stembureau van Oudeschip kan men volgens hem de nodige exclusiviteit geven daar er veel gestemd gaat worden. De heer DE GRAAF is wat de keuze betreft er nog niet over uit en wenst dit punt over twee weken opnieuw te behandelen.
16
De heer DOBMA zegt dat zijn fractie een lichte voorkeur heeft voor optie 2, doch heeft er geen bezwaar tegen wanneer voor optie 3 wordt gekozen. Als de heer De Graaf dit punt over twee weken weer wil behandelen, sluit zijn fractie zich hierbij aan. Zelf vindt zijn fractie uitstel niet nodig. De heer DIJKSTERHUIS spreekt zich namens zijn fractie uit voor optie 3. Ook de heer WOLTJER geeft aan dat de ChristenUnie voor optie 3 is. De heer DE GRAAF zegt dat gezien de discussie het niet uitmaakt voor welke optie hij kiest en gaat erin mee dat er nu besloten wordt. Vervolgens constateert de VOORZITTER dat de meerderheid van de raad zich heeft uitgesproken voor optie 3, zodat zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van het college wordt besloten. 6. Controleprotocol voor de accountantscontrole gemeente Eemsmond Zonder hoofdelijke stemming wordt het controleprotocol voor accountantscontrole gemeente Eemsmond vastgesteld.
de
Sluiting Niets meer aan de orde zijnde sluit de VOORZITTER de vergadering om 22.14 uur Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Eemsmond, gehouden op 22 december 2005. De raad voornoemd,
voorzitter,
griffier,