2008
N 253
NOTULEN van de openbare vergadering van de raad van de gemeente Lelystad, gehouden op donderdag 15 mei 2008 te 19.00 uur in het Stadhuis te Lelystad. Aanwezig zijn:
mevrouw M. Horselenberg, burgemeester/voorzitter; mevrouw J. d’Arnaud-Appelo (PvdA), de heren P.L.W.J. Baaten (InwonersPartij), J. van de Beek (PvdA), B. Belhaj (PvdA), C.E. Braaf (CDA), D.W. Bussink (CDA), H. Doornbos (PvdA), M. El Mhassani (PvdA), W.J. Erica (Leefbaar Lelystad), S.G.J. van Erk (VVD), H.W. Gerritzen (VVD), P.C.W. Hamstra (VVD), E. van der Herberg (PvdA), J.M. van den Heuvel (SP), C.J.J. Homan (StadsPartij), Z.J. van der Houwen (PvdA), W. Jansen (InwonersPartij), S.J. Kok (GroenLinks), mevrouw L.A. Kreuger-Sietses (GroenLinks), mevrouw F. Linde (SP), de heren E.H.G. Marseille (VVD), A.M. Meijering (PvdA) (vanaf 19.20 uur), mevrouw E.W. Middelkoop-Ferron (PvdA), de heer S.W. Ongering (InwonersPartij), mevrouw J. Rommy-Agata (PvdA) (vanaf 19.45 uur), mevrouw A.F.M. van Rijnsoever (InwonersPartij), de heren B. Siepel (ChristenUnie), H.P. Soomers (PvdA), C. van Veluwen (ChristenUnie), mevrouw C.P.M. de Waal (SP), mevrouw E. van Wageningen (ChristenUnie), de heren P.H. Walraven (SP) en W.B. Zweers (Leefbaar Lelystad) (vanaf 20.10 uur), leden van de raad; alsmede de heren J.A. Fackeldey, W. de Jager, A. Kok, J. Lodders en mevrouw J. Nuijt-Verschoor, wethouders; en de heren D.J. Willems, gemeentesecretaris, en J. Woltjer, griffier.
Afwezig is:
mevrouw M. Jacobs-Haagen (VVD), lid van de raad.
2008
Agenda 1 Spreekrecht 2 Opening 3 Mondelinge vragen 4 Vaststelling agenda 5 Notulen raad van 10 april 2008 6 Ingekomen stukken 7 Beantwoording schriftelijke vragen van de SP 8 Mededelingen 9 Beleidsnota nieuwe Wet ruimtelijke ordening 10 Evaluatie speelruimtebeleid 11 Strategisch Marketing Plan 2008-2020 12 Gemeentelijk cultuurbeleid 2009-2012
1.
N 254
N 254 N 259 N 259 N 262 N 262 N 262 N 262 N 263 N 264 N 265 N 275 N 300
Gelegenheid gebruik te maken van het spreekrecht De voorzitter: Dames en heren, hartelijk welkom. U hebt allemaal op het scherm kunnen constateren hoe het er voor staat met de tijd die iedereen gegund wordt. Het is de situatie van het doe alsof. Ook de griffier moet kijken of hij dit allemaal kan bijhouden. Ik hoor net dat bij de griffier het grootste probleem ligt. Dat wachten we af tot het eind van de avond. Om gebruik te maken van het spreekrecht heeft zich aangemeld mevrouw Smits. Mevrouw Smits: Goedenavond. Ik had mij in april gemeld bij het Opinieplein in de veronderstelling dat de evaluatie van het speeltuinterrein op de agenda stond. Ik was hier om 9 uur en toen bleek dat het punt al om half 8 was besproken. Dat vond ik heel erg jammer. Ik heb wel heel erg behoefte om een beetje aandacht te vragen voor de situatie in de straat waar ik woon, dat is de Gondel 34. Het gaat dan om Gondel 34 en 35. Ik ben al drie jaar bezig om de gemeente ervan te overtuigen dat het onveilig is op de speelplek zoals die nu met het nieuwe speeltuinbeleid gecreëerd is. Er is in 2005 een glijbaan weggehaald en die stond op een veilige plek met rubberen speeltegels. Hij is overgeplaatst naar een plek die in mijn beleving onveilig is, want hij is nu geplaatst tussen drie rijen parkeerplaatsen en langs een doorgaande route, waar auto’s een snelheid hebben die meer is dan 30 km/u. De speeltuin is daar naartoe verplaatst, met zand eronder in plaats van rubberen speeltegels. Verder is hij opgetuigd met een wipwap, die waarschijnlijk nergens elders meer plek had, want die was niet zo vrolijk gekleurd als hoe de nieuwe speelplekken er uitzien. Het heeft een half jaar geduurd voordat er een hek omheen kwam. Daar heb ik om gevraagd en het heeft nog een half jaar geduurd voordat ik mensen daarvan overtuigd had. Dat moest opnieuw door routes bij de gemeente, want dat was in eerdere plannen wel meegenomen maar uiteindelijk was dat even vergeten. Vervolgens was de opening van de hekken verkeerd geplaatst, moest ik daar weer achteraan en is die opening opnieuw aangebracht. Toen heb ik me ervoor ingezet dat er een soort sluisje zou komen. Ook dat bracht weer discussie want toen ging het over: kost het weer extra geld voor nog een nieuw hek. Het kostte dus allemaal heel veel moeite. Nu zijn we drie jaar verder en nog steeds is die speeltuin daar. Ik heb de wijkconsulent gevraagd om een alternatief te onderzoeken. Dat is een stukje terrein naast de Grontmij. Het is al meer dan een jaar geleden dat ik die vraag neergelegd heb en nog steeds is er geen antwoord op de vraag van wie dat stukje terrein is.
2008
N 255
Ik laat mijn kinderen daar spelen, omdat ik ze ook niet kan tegenhouden. Ik laat ze achter de huizen langslopen, dan moeten ze langs een klein paadje en de parkeerplaats oversteken voordat ze er zijn. Dat is én voor de kinderen én voor de automobilisten een heel erg onoverzichtelijke hoek. Dus dat levert heel veel gevaar op. In maart 2006 zijn uiteindelijk een medewerkster van de gemeente en de wijkconsulent samen komen kijken naar de plek. De medewerkster van de gemeente relativeerde mijn verhaal met opmerkingen als: hoe hard rijden mensen hier nu helemaal, en: poep is een risico bij buitenspelen. Ik voel me dan niet serieus genomen en ik heb haar geantwoord: hoe hard moet je rijden om een kind goed te raken? De speelplek die dus in 2005 verplaatst is heeft tot gevolg dat de kinderen nu niet veilig bij hun speelplek kunnen komen en dat ook het spelen zelf onveilig is. De kinderen trekken nu meer met hun fietsen en skelters over de parkeerplaatsen. Ze spelen meer dan eerder in de bosjes die tegen de doorgaande weg aan liggen en er zijn meer risico’s voor de geparkeerde auto’s om beschadigingen op te lopen. Voor de verhuizing van het speeltuintje was van al deze punten geen sprake. Het parkeren zelf is in onze straat ook een probleem. Er zijn onvoldoende parkeerplaatsen en ook dat heb ik vanaf 2005 aangegeven. Uiteindelijk heb ik afgelopen 22 april een brief gekregen van de gemeente en daarin stond dat er nu een bezoek was geweest van de verkeersdeskundige en dat er nu een parkeeronderzoek gehouden zal worden. De wijkconsulent heeft aangegeven dat extra plaatsen nodig zijn, maar dat men niet weet waar het geld vandaan moet komen. De vernieuwingen in de wijken Gondel en Kogge en omstreken zijn gestopt ongeveer bij de Gondelbrug en bij de brug naar de Kogge. Gondel 34 en 35 liggen daar precies tussenin. Ik heb erg het idee dat we een vergeten straat zijn. Ik heb wel eens gebeld vanwege de knotwilgen, want zelfs die lijken niet gesnoeid te worden als we er niet over bellen. Dat maakt dat ik de keuzes van de gemeente soms niet kan begrijpen. Als ik door de wijken fiets van de Kempenaar, de Kogge en de Gondel dan zie ik overal opgeknapte parkeerplaatsen en mooi gekleurde speelterreinen. Vergeleken daarbij vind ik onze straat verwaarloosd en de speeltuin onveilig. Naar het schijnt hebben we op de lijst gestaan voor groot onderhoud, maar daar schijnen we ook weer vanaf te zijn gehaald. Hij heeft me niet kunnen uitleggen waarom dat is. U hebt de participatie en het communiceren met de bewoners hoog in het vaandel staan. Ik heb de evaluatie van het speeltuinbeleid gelezen en die is overwegend positief. Maar ik ben nu drie jaar bezig om de gemeente ervan te overtuigen dat mijn kinderen juist door de invoering van het nieuwe beleid niet veilig kunnen spelen en ik voel me nog steeds niet gehoord. De voorzitter: Dank u wel. De gemeenteraad heeft in ieder geval naar u geluisterd en het college ook. Zijn er vragen vanuit de raad? De heer Homan: Ik begrijp uit de woorden van mevrouw wel dat ze geen deel heeft uitgemaakt van het participatieproces. Heeft ze op geen enkele manier met de mensen die wel in dat proces hebben meegewerkt kunnen spreken, kunnen overleggen? Is dat allemaal buiten u als toevallige bewoner maar wel betrokken bewoner, omgegaan? Mevrouw Smits: Toen al deze plannen ontstonden was mijn oudste dochter een half jaar oud en stond het nog niet zo erg op mijn agenda. Door het grote tijdsbestek dat
2008
N 256
zit tussen de plannen en de uitvoering, ik heb nu twee kinderen, hol ik achter de feiten aan. Ik heb toen blijkbaar inderdaad niet goed opgelet. De heer Van den Heuvel: Hebt u in het langjarige traject ook contact gehad met de wijkraad hierover? Mevrouw Smits: Met de wijkconsulent, meerdere malen. De heer Van den Heuvel: Maar niet met de wijkraad. Mevrouw Smits: Ik heb altijd via de wijkconsulent contact gehouden. De heer Jansen: Mevrouw Smits, ik ben het met u eens als u zegt: als ik het niet begrijp dan vind ik dat de gemeente het niet goed heeft gedaan. Dat is mijn mening. Kunt u daar waar het de participatie en communicatie betreft misschien nog eens aangeven, want u praat over een tijdsbestek van drie jaar, of u in de afgelopen tijd wel een goed communicatietraject met de gemeente hebt en of daarbij mogelijk afspraken zijn gemaakt? Mevrouw Smits: Ik spreek de wijkconsulent aan. Dat vind ik mijn eerste contactpersoon. Daar kom ik steeds weer bij terug. Dat heeft nog steeds niet het gewenste resultaat. Ik heb dan het idee dat ik aan het lijntje word gehouden en dat wel dingen toegezegd worden, zoals met de parkeerplaatsen: ze zijn nodig. En dan moet er weer dit en moet er weer dat en moet het weer door die molen. Dus ik heb het idee dat ik wel steeds contact zoek, maar ik vind het erg vervelend dat het initiatief steeds bij mij moet liggen en dat er geen respons komt. Onderhand is het zo, als ik bel dan zegt de wijkconsulent: ik weet al waarom u belt. Zover zijn we wel. De voorzitter: Andere vragen vanuit de raad? Dat is niet het geval. Vanuit het college? Wethouder De Jager: Mevrouw de voorzitter. Het lijkt mij goed om namens het college een heel korte reactie in de richting van mevrouw Smits te geven, want ik ken de concrete situatie bij Gondel 34 en 35 waar u over spreekt, niet. Ik zeg u namens het college toe dat ik even terugduik in het proces naar 2005 toe, waar u het over heeft, en dat ik dat ook communiceer met u, omdat ik zelf ook wil weten hoe dat nu precies gegaan is. Ik ben in ieder geval van mening, maar u geeft dat in feite zelf ook al aan, dat uw voorbeeld gelukkig niet symptomatisch is voor de uitrol van het speelruimtebeleid. Maar ik zeg u dus toe dat ik er zelf even naar zal kijken en ook naar u terug zal koppelen. Mevrouw Smits: Dank u wel. De voorzitter: De volgende inspreker is de heer Wolthuis. De heer Wolthuis: Ik sta hier als voorzitter van het Filmtheater en wil eerst de algemene opmerking maken dat ik uitermate content ben met het verschijnen van de nieuwe cultuurnota, die ik een verbetering vind ten opzichte van de vorige cultuurnota. Ik ben ook heel erg blij met het feit dat het Filmtheater daar nadrukkelijk aanwezig is. Waar ik uitermate ongelukkig mee ben is dat op de subsidie wordt gekort. Tot dusver hadden wij een bedrag van € 7.500. In de cultuurnota staat een bedrag van € 8.000, maar dat moet echt € 7.500 zijn. Dat wordt, als ik het papier tot dusver mag geloven € 6.000 op jaarbasis. Een korting van € 1.500. Daar maken wij bezwaar tegen. Ik heb dat bezwaar ook schriftelijk kenbaar gemaakt richting de gemeente en vanmorgen, helaas wat aan de late kant door mijn vakantie, verzonden
2008
N 257
aan alle raadsleden. Daar staat met name de inhoudelijke argumentatie ook bij. Hier vat ik het samen. Wij werden najaar 2006 geconfronteerd met het gegeven, dat de directie van de bioscoop hier in Lelystad plannen had om de bioscoop te sluiten met ingang van 1 januari 2007. Dat heeft natuurlijk verlammend gewerkt op een vrijwilligersorganisatie. Als je hoort dat het over twee, drie maanden dicht gaat, waarvoor zal je je dan nog inspannen? Wij hebben alleen maar geprobeerd de zaak open te houden, draaiende te houden, maar geen plannen gemaakt voor nieuwe activiteiten. Dat heeft erin geresulteerd dat wij deels in 2006 wat geld overhielden, keurig hebben teruggegeven aan de gemeente conform afspraak. De dreigende sluiting duurde heel 2007. Gevolg was ook dat we in 2007 wat overhielden, is ook weer afgerekend, € 1.500 teruggegeven aan de gemeente. Pas een maand geleden, 2 april, hebben wij gehoord van de directeur van de bioscoop, dat de sluiting niet meer aan de orde is. De bioscoop blijft de komende jaren haar functie uitoefenen in Lelystad. Dat is een heel goed bericht, maar we hebben wel anderhalf jaar lang te maken gehad met die dreigende sluiting. Dat werkt, nogmaals, heel verlammend op een vrijwilligersorganisatie. Geld teruggegeven. En dan vind ik het, laat ik het woord kinderachtig noemen, enigszins kinderachtig om dan te zeggen: jullie hebben minder geld nodig, dus het wordt dan maar € 6.000. Terwijl wij nu weer de activiteiten starten en de plannen starten zoals wij ook in 2004 en 2005 deden. Inmiddels, en dat vindt u ook terug in de brief, heeft de directie van de bioscoop aangegeven - u weet allen dat wij meeliften op de infrastructuur van de bioscoop, dus in sterke mate afhankelijk zijn van hun beleid - dat het Filmtheater absoluut kan blijven, maar dat wij in de programmering commerciëler moeten denken en dat alle activiteiten met name gericht moeten zijn op wat winstgevende activiteiten. Dat betekent dat bij alles wat we doen het risico heel groot is dat we uiteindelijk veel meer zelf moeten gaan betalen. Kort samengevat. Bezwaar, ook in de brief geuit, tegen de vermindering van € 1.500 op jaarbasis. Ik wil u dan ook dringend verzoeken, als dat niet vanavond is op een later moment, misschien in de voorjaarsnota, dit bedrag echt bij te stellen weer naar € 7.500 de komende jaren. Ik mag mij natuurlijk totaal niet bemoeien met de wijze van uw besluitvorming, laat staan waar, als u positief besluit, dat geld vandaan komt. Ik wil u toch een suggestie meegeven. Wij hebben drie hele grote culturele instellingen die, en nu rond ik het af naar boven, gemiddeld € 2 miljoen subsidie krijgen. Voor mij en voor ons zeer gewaardeerde culturele instellingen. Als die nu € 500 elk inleveren op hun gemiddelde subsidie van € 2 miljoen. Dat is maar 0,025%, een mini-mini kaasschaaf. Het is maar een suggestie. Maar ik hoop dat u het weer gewoon op € 7.500 wilt zetten. Nogmaals, ik verwijs naar de brief die de raadsleden hebben gekregen vanmorgen. De voorzitter: Dank u wel. Ik kijk naar de raad. De heer Marseille: Ik zou de heer Wolthuis twee vragen willen stellen. Ten eerste. Het lijkt erop dat die korting te maken heeft met het feit dat u in de voorgaande jaren wat hebt overgehouden. Is daarover expliciet overleg geweest? En bent u in de gelegenheid geweest om duidelijk te maken waar die overschotten door kwamen? Eigenlijk praten we hier over een dermate gering bedrag, dat ik het bijna te gek voor woorden vind dat we erover moeten praten. De heer Wolthuis: Mijnheer Marseille. Ik moet u allereerst zeggen dat de communicatie met de gemeente over al deze dingen, de bioscoop en het Filmtheater, altijd uitermate goed is. Niets op aan te merken. Altijd goed gecommuniceerd. Alleen, wij werden door de vermindering van de subsidie en het bedrag van € 6.000 eigenlijk volkomen verrast bij het verschijnen van de cultuurnota. Dat wil zeggen, iets later las
2008
N 258
ik het en zag ik het toevallig staan. Dus over dat bedrag is nooit gesproken. Vandaar dat wij met name daartegen bezwaar hebben. Dus dan lijkt het erop, ik zeg met nadruk lijkt het erop, omdat we twee jaar minder hebben moeten draaien noodgedwongen en geld hebben teruggegeven, dat men denkt: dus ze kunnen wel met € 1.500 per jaar minder toe. Nogmaals, verrast door het bedrag dat in de financiële paragraaf stond van de cultuurnota. De heer S.J. Kok: Nog een vraag voor mijn begrip. Elke organisatie die subsidie ontvangt van de gemeente krijgt daarover een beschikking. U hebt waarschijnlijk voor 2008 ook een beschikking gehad. Welk bedrag staat er in die beschikking? De heer Wolthuis: Ik twijfel of wij die hebben gekregen. Ik weet het niet zeker. 2007 natuurlijk wel, maar ik twijfel of wij die beschikking al hebben. Ik onthoud me even van commentaar. De heer Siepel: De cultuurnota gaat vanaf 2009 in. Dus op de vraag waarop de heer Wolthuis het antwoord niet weet, zou het antwoord waarschijnlijk zijn, dat het bedrag dat hij in 2007 heeft gekregen ook in 2008 geldt, omdat hij de bezuiniging plaatst in het kader van de cultuurnota die vanaf 2009 geldt. Dus ik vermoed dat ook voor dit jaar de beschikking nog op € 7.500 staat. Dat was mijn introductie. Mijn vraag aan de heer Wolthuis is de volgende. Als ik zijn brief goed begrepen heb, dan heeft hij van het bedrag dat in 2006 overgebleven is € 3.000 mogen reserveren voor de toekomst. Is dat nu niet een mooi bedrag om als startkapitaal te gebruiken om uw nieuwe ambities te realiseren? Als dan blijkt dat die ambities ook waargemaakt kunnen worden, dat er inderdaad een grotere toeloop si enzovoort, dan ontstaat er een nieuwe situatie waarin u met het college kunt overleggen over de hoogte van de subsidie. De heer Wolthuis: Eerst even uw introductie. Toen u aan het woord was en inmiddels mijn hersencellen helemaal geopend: u hebt gelijk, ook voor dit jaar, 2008, is het nog het oude bedrag omdat het inderdaad per 2009 ingaat. Wat die € 3.000 betreft, de reserve. Dat is een apart verhaal. Die hebben wij moeten reserveren, en tot op de dag van vandaag. Dat is een bedrag achter de hand vanwege het feit dat als de bioscoop definitief zou sluiten, er dan een compleet nieuwe situatie zou ontstaan. Dan zouden we kijken hoe we met elkaar verder zouden gaan. Nu de bioscoop openblijft, hoeft er in feite niet meer gereserveerd te worden. Dus over dit bedrag zullen wij op korte termijn met de gemeente in gesprek gaan. Dat staat ook in de brief, over communiceren. Dat gaat altijd prima. Nogmaals, misschien geeft dat perspectief voor de komende jaren. De voorzitter: Dat waren de vragen vanuit de raad. Vanuit het college? Wethouder Fackeldey: Mevrouw de voorzitter. Ik denk dat het goed is kort te reageren. De heer Wolthuis refereerde aan de dreigende sluiting van de bioscoop. Dat klopt. Het college heeft samen met de Ontwikkelingsmaatschappij Stadshart nogal stevige gesprekken gevoerd, en dan druk ik mij voorzichtig uit, met de huidige exploitant over de condities waaronder hij bereid zou zijn de exploitatie door te zetten tot aan het moment dat er een nieuwe bioscoop gerealiseerd zou zijn. Daarover is overeenstemming bereikt. Een harde voorwaarde daarbij is, dat hij aan het Filmhuis dezelfde faciliteiten zal blijven bieden als in het verleden is gedaan. Dat is voor ons een extra stimulans geweest, de heer Wolthuis weet dat ook, om die gesprekken behoorlijk stevig aan te gaan. Welnu, geconstateerd hebbende dat die overeenstemming bereikt is, zie je dat gekeken is in de cultuurnota wat ze de afgelopen jaren nodig hebben gehad.
2008
N 259
Gegeven de conditie dat men van dezelfde faciliteiten, tegen dezelfde condities gebruik zou mogen blijven maken, is de verwachting dat men dat ook de komende jaren nodig heeft. Overigens wijs is erop dat dit geen beschikking is. Hier staat een raming in de cultuurnota. Er staan vele projecten en andere mogelijkheden ook in de cultuurnota. Cine Utopia dient een begroting in voor 2009. Zij weet wat het budget is dat voor haar geraamd is, maar met enige creativiteit en goed kijken kun je voor goede plannen altijd nog andere initiatieven voorleggen. Waar het om gaat is dat wij het van belang vinden dat je een bedrag raamt op wat realistisch geacht is door de afgelopen jaren. Dat is wat we ook in dit geval gedaan hebben. Over die € 3.000. Ik denk dat de heer Siepel het prima uitgelegd heeft. Die reserveringsnoodzaak voor dat doel komt te vervallen en absoluut zal er ambtelijk in gesprek gegaan worden over de bestedingsvrijheid rond die € 3.000. De voorzitter: Dank u wel. Nog een inspreker? Gaat uw gang. De heer Copra: Mijn naam is Morris, zoals iedereen weet. Ik ben blij dat vanavond het voltallige college aanwezig is en de raad die zogenaamd verantwoordelijk is voor alle voorstellen, beleidsnota’s en noem maar op. Mij gaat het nu om de cultuurnota vanaf 2009. Vanuit Den Haag hebben de regeringsleden als motto: samenwerken, samenleven. In Lelystad hebben wij zogenaamd een motto: iedereen doet mee. Mijn vraag is naar aanleiding van de cultuurnota, over iedereen doet mee zogenaamd om Lelystad naar voren te brengen op misschien kunstzinnig vlak, cultureel vlak, maar voor mij is cultureel algeheel, niet algemeen. Elke keer als er Opinieplein is en ik stel mijn vraag, wordt gesuggereerd dat ik me moet wenden tot andere wethouders of portefeuillehouders. Ik kom nu tot mijn vraag. Wat gaat het college, en de raad als zogenaamd eindverantwoordelijke voor allerlei voorstellen en beleidsnota’s, doen voor mensen die niet kunnen meewerken, die wel kunnen leven, en die niet de mogelijkheid hebben of de middelen hebben om in de Hollandse cultuur of de gehele cultuur te participeren of deel te nemen, om zich zo op een ander vlak misschien te ontwikkelen tot een volwaardig burger binnen deze samenleving? Dat is mijn vraag. Ik hoop dat het duidelijk is. De voorzitter: Zijn er vragen vanuit de raad? Dat is niet het geval. Vanuit het college? Wethouder Fackeldey: Mevrouw de voorzitter. Ik herken de discussie van het Opinieplein. Als de raad vanavond met de cultuurnota instemt, is daar een voorzieningenniveau neergelegd waaraan iedereen kan meedoen. Als het gaat over de toegankelijkheid en financiële drempels, dat heb ik getracht op het Opinieplein uit te leggen, dan hebben we andere beleidsinstrumenten in het kader van armoedebeleid enzovoort om de toegankelijkheid te vergroten. Ik heb aangegeven dat dat een tak van sport is die op veel voorzieningen van toepassing is, waaronder het cultuurbeleid.
2.
Opening De voorzitter: De vergadering is geopend. Bericht van verhindering is ontvangen van mevrouw Jacobs. Mevrouw Rommy en de heer Zweers komen later.
3.
a. Gelegenheid tot het stellen van mondelinge vragen De heer Homan: Mevrouw de voorzitter. Het gaat over IJsselmeerziekenhuizen in ons Lelystad en in Emmeloord. Er is kennelijk ook een Anthoniusziekenhuis in Sneek en in Emmeloord. De directeur van het ziekenhuis in Sneek heeft in een krantenartikel
2008
N 260
laten opschrijven, dat hij door het concurrentieperspectief van de IJsselmeerziekenhuizen heen wil prikken. Nu dacht ik dat ze in een ziekenhuis altijd bloed prikten, maar deze gedachte van prikken staat enigszins haaks op het welzijn van ons Lelystedelingen en het welzijn van ons ziekenhuis. Wat is het college hiervan bekend? Is dat een serieuze bedreiging? Hoe moeten wij hier tegenaan kijken? Wethouder A. Kok: Mevrouw de voorzitter. Ik denk dat de heer Homan een goede vraag stelt, maar het antwoord is wat moeilijker. Hoe je de concurrentiepositie van een ziekenhuis in een andere plaats inschat, dat moeten we afwachten. Daarover kunnen we weinig uitspraken doen. Wel is het van belang dat wij regelmatig intensief contact hebben met de directie van het ziekenhuis en met hen steeds nagaan wat de risico’s zijn voor Emmeloord, ook in het kader van de bedrijfsvoering, en dat het nooit zo mag zijn dat verliezen in de Noordoostpolder ten koste gaan van de kwaliteit van de ziekenhuisvoorziening in Lelystad. Dat is ons uitgangspunt. De heer Erica: Mevrouw de voorzitter. Ik heb een drietal vragen. Wij hebben in de raad ongeveer anderhalf jaar geleden het besluit genomen, dat de fietsroute aan de achterzijde van de Bataviawerf, tussen de ligplaats van de Batavia en de bouwplaats, zou worden doorgetrokken. Tot op heden is dat nog niet gebeurd. Mijn vraag: wanneer zou dat kunnen plaatsvinden? Mijn tweede vraag zit in dezelfde hoek. Ik lees in de Flevopost van afgelopen woensdag, dat er een vergunning is verstrekt door het college met betrekking tot de organisatie van Yacht Vision. Nu ligt deze zes weken ter inzage en je kunt bezwaar indienen. Maar als ik de verschijningsdatum van 14 mei nog complementeer met 6 weken dan is Yacht Vision al voorbij. Dus ik vraag me af waarom u na het besluit van uw college op 25 april zo lang hebt gewacht met het kennis geven van deze vergunning in de pers. Verdraagt elkaar dat, de Yacht Vision en die termijn van 6 weken? Mijn derde vraag zit ook in die hoek. Ik constateer dat het parkeren bij Bataviastad nu geregeld is, maar wat ik ook constateer is dat de medewerkers van de Bataviawerf en het Erfgoedcentrum zich niets gelegen laten liggen aan het feit dat ook zij aan regels dienen te worden onderworpen. Zij staan overal. Ik heb daar wel een paar foto’s van gemaakt, maar die trekken zich kennelijk weinig van dit soort afspraken aan. Ik vraag me af: treedt de gemeente in dat opzicht ook handhavend op? Wethouder Lodders: Mevrouw de voorzitter. Volgens mij zijn de eerste en de derde vraag voor mij. Als het gaat om de fietsroute dan moet ik u het antwoord schuldig blijven. Ik zal dat uitzoeken en aan u mededelen. Als het gaat om de medewerkers Bataviastad en Nieuw Land Erfgoedcentrum die ‘wild’ parkeren, dan is dat probleem bij ons nog niet bekend. Ik zal nagaan of dat zich inderdaad voordoet. Ik ontvang ook graag uw foto’s. Dan zullen wij daar de maatregelen nemen die daarbij horen. De voorzitter: Wat betreft de evenementenvergunning die gepubliceerd is. Het heeft wat lang op zich laten wachten. Ten eerste heeft het ermee te maken dat de veiligheidsdiensten zorgvuldig moesten kijken hoe dat en route neergezet moest worden, omdat er een situatie gewijzigd is ten opzichte van vorig jaar. Ten tweede was al vroegtijdig bekend dat de Hanzestadcompagnie een aantal knelpunten had gesignaleerd en die hebben we in gezamenlijkheid geprobeerd op te lossen. Daardoor is de vertraging ontstaan.
Mevrouw Van Rijnsoever: Mevrouw de voorzitter. Ambtelijke molens draaien langzaam. Dat is een gezegde en misschien moeten we dat ook van toepassing verklaren op de snelheid waarmee de raad geïnformeerd wordt door het college. Ik
2008
N 261
verwijs naar de brief aan de raad over de nieuwe zoektocht voor een geschikte plek voor de coffeeshop, die volgens een mededeling van het college aan Omroep Flevoland op 3 mei niet zou worden maar zou zijn verzonden aan de raad, op 3 mei dus. Die brief is er uiteindelijk gekomen, gisteren, met datumstempel 14 mei; 11 dagen nadat daarvan melding is gemaakt via de pers en, tikje pikant, 1 dag voor de raadsvergadering. Opnieuw moeten we constateren dat het college zich niet vaak laat betrappen op snel en adequaat communiceren. Deze brief is dan ook wat ons betreft mosterd na de maaltijd. De vraag: kan het college voor nu en in de toekomst ons klip en klaar duidelijk maken waarom de pers voorrang krijgt op de gemeenteraad als het om informatie gaat, en ons een toezegging doen dat de raad in ieder geval in de toekomst voor of gelijktijdig met de pers geïnformeerd wordt, of dat het college besluit om de collegebesluiten ter informatie toe te zenden aan de fractievoorzitters? Dan zijn die in ieder geval tijdig geïnformeerd. Wethouder Fackeldey: Mevrouw de voorzitter. Ik begrijp het probleem. Voor de goede orde, wij hebben niet de pers geïnformeerd, de pers heeft kennis genomen van de openbare besluitenlijst van het college en op basis daarvan het college een vraag gesteld, die wij beantwoord hebben. Dat neemt niet weg dat ik het met u eens ben, dat het ondanks dat we allerlei vakantieperikelen hadden, te lang geduurd heeft dat die brief daadwerkelijk verzonden is. Ik zal niet verhullen dat wij ons de afgelopen week licht opgewonden hebben over het feit dat die er nog niet uit was. Hij lag er wel. Die opwinding heeft er in ieder geval toe geleid dat de brief er nu uit is, maar wij zullen ons uiterste best doen om voortaan gelijktijdig met het collegebesluit de brief aan de raad te verzenden. Dat neemt niet weg dat ik graag nogmaals wil benadrukken dat wij niet actief de pers benaderd hebben met een persbericht of wat dan ook. Ze hebben een besluit gelezen in de openbare besluitenlijst en naar aanleiding daarvan een vraag gesteld. Mevrouw Van Rijnsoever: Ik begrijp uw antwoord. Het enige dat ik er nog aan zou kunnen toevoegen is dat op het ogenblik dat het in de pers komt, u als college kunt verwachten dat het verder komt. Dat lijkt me een klare zaak. Wethouder Fackeldey: Dat ben ik met u eens, alleen op het moment dat de pers ons een vraag stelt uit een openbare bron, moeten wij die vraag beantwoorden. Het gaat immers om een openbare bron. Maar absoluut, wij zullen ons uiterste best doen om ervoor te zorgen dat zo snel mogelijk na het besluit de relevante brieven aan u gestuurd worden. De heer Ongering: Mevrouw de voorzitter. Kan het college ons vertellen wat er klopt van een niet-officieel verhaal, ik geef dat direct toe, dat enkele prominente politici in welke juridische vorm dan ook, maar het schijnt te gaan om vooraanstaande leden van de PvdA en de VVD, het door mij gekarakteriseerd als "gouden” terrein van de honkbalvereniging, gelegen naast het Jagersveld, in de nabije toekomst mogen gaan ontwikkelen? Wethouder Fackeldey: Mevrouw de voorzitter. Zoals altijd hebben sommige geruchten een kern van waarheid, maar gaan ze de verkeerde kant op. Er heeft zich een hele rij (collectief particulier opdrachtgeverschap) cpo-initiatieven gemeld. Het is mij ook opgevallen dat onder een van die initiatiefgroepen een aantal bekende namen zitten. Die hebben zich wat ons betreft keurig gemeld en hebben hun voorkeur uitgesproken. Dat mag ieder cpo-initiatief doen, maar toedeling zal met dit initiatief niet anders plaatsvinden dan met de andere initiatieven.
2008
N 262
b. Beantwoording schriftelijk gestelde vragen naar aanleiding van de door het college ter informatie aangeboden stukken aan de raad Er zijn geen schriftelijke vragen ingediend.
4.
Vaststelling agenda De heer Van der Herberg: Mevrouw de voorzitter. Wij zouden graag over agendapunt 9 het woord willen voeren en dat dus naar de B-stukken willen promoveren. De voorzitter: Dat heeft hierbij plaatsgevonden. Met inachtneming van bovengenoemde wijziging wordt de agenda vastgesteld.
5.
Notulen van de vergadering van 10 april 2008 De notulen van de op 10 april 2008 gehouden openbare raadsvergadering worden conform ontwerp vastgesteld.
6.
Ingekomen stukken (stuk nr. B08-03267) -1 Voor kennisgeving aangenomen. -2 De heer Jansen: Mevrouw de voorzitter. Graag zouden wij een afschrift willen hebben van het antwoord van het college op deze brief. Wethouder Fackeldey: Mevrouw de voorzitter. Dat willen we graag doen, met die restrictie dat ik de heer Jansen om begrip vraag dat daar waar zaken nog onderwerp van juridisch dispuut zijn, we daarmee voorzichtig omgaan. Ter afdoening in handen van het college gesteld; het antwoord wordt voor de raad ter inzage gelegd. -3 In handen van de commissie van de rekening gesteld voor het uitbrengen van een advies.
7.
Beantwoording schriftelijke vragen van de fractie van de Socialistische Partij inzake inventarisatie van asbest in Lelystad (stuk nr. B08-03499) Mevrouw De Waal: Mevrouw de voorzitter. De fractie van de Socialistische Partij dankt het college voor de uitgebreide beantwoording van de vragen met betrekking tot asbest. Ik heb nog wel een paar dingen die ik graag wil opmerken. Het college geeft onder andere aan dat ze heeft besloten een voorzichtige start te maken met het in beeld brengen van de asbestproblematiek. Gezien de ernst van de risico’s die asbest met zich meebrengt, willen we erop aandringen dat het college voor het zomerreces een planning van de inventarisatiewerkzaamheden en de streefdatum voor het gereed hebben van de asbestkansenkaart en van de inventarisatie aangeeft. Ook vinden wij het een goede zaak om bezitters van gebouwen, zowel particulieren als bedrijven, te informeren over de gevaren van asbest en het werken met asbest. Uiteraard is er bij veel mensen al het nodige bekend, maar de gevolgen van besmetting met asbest zijn onomkeerbaar en levensgevaarlijk. Extra aandacht kan
2008
N 263
dus volgens ons geen kwaad. Misschien kan er een artikel in het Stadsbulletin aan gewijd worden. Het college heeft vernomen dat Centrada een eigen beleid heeft ten aanzien van het omgaan met aangetroffen asbest in woningen. Uiteraard heeft Centrada daarin en in het opleiden van de medewerkers voor het herkennen van asbest een eigen verantwoordelijkheid. Wij vertrouwen er dan ook op dat Centrada die verantwoordelijkheid goed oppakt en dat betreffend beleid minimaal voldoet aan de wettelijke regels en eisen. Onze fractie gaat ervan uit dat het college goed is geïnformeerd. Toch bieden wij graag het boekje aan "Help asbest het dak af”, waarin nader wordt ingegaan op de toepassingen en de gevaren van de sluipmoordenaar asbest. Ik zal het u straks overhandigen. Wethouder Nuijt: Mevrouw de voorzitter. Het is algemeen bekend dat aan asbest gevaren kunnen kleven. Het is ook bekend dat zolang het in een stabiele situatie is, die gevaren vrijwel niet aanwezig zijn. Maar het vraagt wel om een goede voorlichting en een goede inventarisatie waar zich problemen kunnen voordoen. U hebt kunnen lezen dat wij op basis van ons programma Schoon, heel veilig en duurzaam dit jaar, 2008, zullen starten met de asbestkansenkaart. De planning daarvan heb ik op dit moment niet helemaal voor ogen, maar ik zal dat nagaan. Op basis van die asbestkansenkaart zullen wij tot beleid komen. Informatie is daar ook een onderdeel van, maar het kan geen kwaad in een artikel via het Stadsbulletin daaraan opnieuw een keer aandacht te besteden. Wat dat betreft neem ik uw suggestie mee. Centrada voert een eigen beleid. Ook ik ga ervan uit dat zij een duidelijk verwijderingsprotocol hebben op basis van de milieuregelgeving. Maar ik ben daar verder persoonlijk ook benieuwd naar. In het eerste contact dat ik met Centrada zal hebben, is dat voor mij een aandachtspunt; ik neem dat mee. Ik zal het boekje graag lezen. Ik denk dat een aantal zaken bekend zijn binnen onze milieuafdeling, maar extra informatie kan nooit kwaad. Dus bij dezen alvast bedankt.
8.
Mededelingen De heer Van der Houwen: Mevrouw de voorzitter. Namens de agendacommissie wil ik graag het volgende meedelen met betrekking tot het Opiniepleinprogramma voor volgende week donderdag, 22 mei. Op verzoek van het college is de behandeling van de integratienota er vanaf gehaald en verplaatst naar het volgende Opinieplein, 19 juni. Het is goed om dit hier in de raad duidelijk te maken. Ik verzoek meteen aan de griffie om dat zoveel mogelijk publiek te maken, zodat de mensen wel op het goede moment naar de goede nota komen. De voorzitter: De reden hiertoe was dat de wethouder op twee sessies tegelijk moest zijn. Voor kennisgeving aangenomen.
2008
9.
N 264
Voorstel tot vaststelling van de beleidsnota nieuwe Wet ruimtelijke ordening (stuk nr. B07-18543) De heer Van der Herberg: Mevrouw de voorzitter. Het gaat over de beleidsnota, hoe wij omgaan met de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening. Wij vinden dit in hoofdlijnen een prima nota en wij zullen dan ook instemmen met het aangepaste besluit. Onderdeel van het beleid is dat we in principe geen postzegelbestemmingsplannen meer gaan hanteren. Dat vinden wij ook een goed uitgangspunt, want het toont aan dat je je ruimtelijke ordeningsproces serieus neemt. Maar we moeten ons wel realiseren, dat daarbij een grotere verantwoordelijkheid bij onze inwoners en ondernemers komt te liggen. Een verantwoordelijkheid om planwensen op het juiste moment in te brengen. We hebben de afgelopen jaren veelvuldig voorbeelden zien langskomen van postzegelplannen. Agrariërs die een paardenstal wilden neerzetten, zorgboerderij die een stukje wilde uitbreiden. Dat zijn zaken die vaak wel goed zijn om ruimte aan te geven. Nu kan het in de toekomst zo zijn dat zo’n bedrijf bij de gemeente aanklopt en dan te horen krijgt: we hebben goed nieuws en we hebben slecht nieuws. Het slechte nieuws is: helaas, het bestemmingsplan is net herzien en het heeft in de Flevopost gestaan, dus u had het kunnen weten. Het goede nieuws is dat er een nieuwe kans komt, u hoeft alleen maar even de komende acht jaar de Flevopost in de gaten te houden. Dat is wel een eerlijk verhaal, dat is een wettelijk correct verhaal, maar de PvdA vindt dat geen goed verhaal. Bij meer verantwoordelijkheid voor de inwoners en ondernemers past ook een uitgebreidere informatievoorziening vanuit de gemeente. Daarom willen wij een motie indienen bij dit voorstel. Motie "De raad van de gemeente Lelystad in vergadering bijeen op 15 mei 2008 Overwegende dat: - de gemeenteraad in de huidige praktijk vaak postzegel-bestemmingsplannen vaststelt voor kleinschalige ontwikkelingen; - uitgangspunt van het nieuwe Wro beleid is dat postzegelplannen slechts in gevallen van zwaarwegende maatschappelijke, economische, sociale en/of culturele belangen zullen worden toegestaan. Constaterende dat: - hierdoor meer verantwoordelijkheid wordt gelegd bij inwoners en ondernemers om op het juiste moment, en in veel gevallen slechts eens in de tien jaar, eventuele planwensen in te brengen. Spreekt als zijn mening uit dat: - de gemeente in deze nieuwe situatie, in de communicatie richting belanghebbenden, niet meer kan volstaan met alleen de officiële bekendmakingen in de lokale bladen. Draagt het college op om: - bij het begin van de procedure om te komen tot een nieuw bestemmingsplan de inwoners en ondernemers in het plangebied pro-actief, bijvoorbeeld (zo mogelijk) via bewonersbrieven, te informeren over de planprocedure. En gaat over tot de orde van de dag.” (Deze motie is ingediend door de fractie van de PvdA) De voorzitter: De motie maakt onderdeel uit van de beraadslagingen. Wie wil hierop reageren vanuit de raad? De heer Jansen: Mevrouw de voorzitter. Het doet mij deugd dat de PvdA goed het programma van de InwonersPartij heeft gelezen. Wij hebben meermalen, als ik me niet vergis drie keer, daarover een motie ingediend om het college aan te moedigen
2008
N 265
om met name bij het begin van de planvorming openheid van zaken te geven. U verdient een compliment. De heer Van der Herberg: Dat neem ik graag in ontvangst. De voorzitter: Anderen nog vanuit de raad? Dat is niet het geval. Vanuit het college? Wethouder Fackeldey: Mevrouw de voorzitter. Ik denk dat de motie in lijn is met het collegebeleid. Wat dat betreft, mijnheer Jansen, komt kennelijk het standpunt van de InwonersPartij ook met enige regelmaat terug in het collegebeleid, want verbetering van de dienstverlening hoort erg bij het pro-actief informeren. Overigens schrijft ook de nieuwe wet voor dat je voor je je procedure start, betrokkenen informeert. We ondersteunen graag de gedachte dat je dat breder moet doen dan alleen met een advertentie in de Flevopost. De voorzitter: Dank u wel. Ik breng het voorstel in stemming en daarna de motie. Unaniem wordt conform het voorstel van het college besloten. De motie wordt unaniem aangenomen.
10.
Voorstel inzake evaluatie speelruimtebeleid (stuk nr. B08-00926) De heer Gerritzen: Mevrouw de voorzitter. Bij dit agendapunt wil ik me met name gaan richten op punt 2 van het besluit. Ik wil daarmee aangegeven dat punt 1 geen discussie bij ons oproept. Punt 2 betreft een punt dat onder de aandacht is gebracht door de ChristenUnie. Zij hebben een initiatief ingediend om te komen tot een natuurlijk speelterrein voor kinderen. Daar hebben wij op zich geen moeite mee, maar we hebben toen begrepen in die discussie, dat het ging om een plek waar kinderen konden ravotten, bomen beklimmen, takken afrukken, hutten bouwen en dat soort zaken. In dit voorstel gaan we wat betreft de VVD een richting uit, waarbij een dergelijk speelterrein veel kosten met zich meebrengt. Onze fractie had niet voorzien dat de kosten voor de aanleg zo hoog zouden zijn en al helemaal niet dat er zoveel structureel geld nodig zou zijn voor het beheer en het onderhoud van een dergelijk terrein. Omdat er nu nog geen besluitvorming wordt gevraagd om dat geld inderdaad te gaan besteden aan een dergelijke voorziening, roepen we de initiatiefnemers van dat speelterrein, de ChristenUnie, maar ook het college op om eens over alternatieven na te denken, om het geld op een betere manier te besteden. Wij vinden deze uitgave voor één plek erg hoog en zouden graag zien dat de kosten meer gespreid worden om een grotere groep te bedienen. Daarbij denken we, als we naar de kosten van een sociaalspeelveld kijken, aan mogelijk extra sociale speelvelden waarvan het beheer en het onderhoud veel goedkoper is. Of investeren in andere plekken nabij bestaande speelterreinen of pleinen bij scholen, om daar extra voorzieningen voor spelen te creëren, zodat er een bredere groep kan worden bediend. Wij zullen bij de afweging bij de voorjaarsnota dit punt in ieder geval op een heel kritische manier gaan benaderen. De heer Homan: Mevrouw de voorzitter. Een aantal vragen; gelet op de tijd. De eerste vraag betreft de participatie. Uit de evaluatie is gebleken dat er stevig wordt geparticipeerd, maar de gedachte bij de Stadspartij is, gesproken hebbende met wat mensen die in die buurten en wijken wonen, dat er op een zeker moment iets kan
2008
N 266
ontstaan dat antiparticipatie is. Dat betekent dat er tot en met de laatste voorstellen geparticipeerd kan worden, maar dat de uitvoering van het laatst besproken voorstel anders is en dat over de veranderde uitvoering niet meer wordt gesproken met de mensen die het aangaat. Dat moet, denkt de Stadspartij, te allen tijde voorkomen worden, anders bijten wij ons in ons eigen staart. De tweede vraag. Aan het begin van de avond heeft de inspreekster, mevrouw Smits, al gesproken over iets in de Gondel waar het gaat om het realiseren van speelplaatsen. Wij hebben in de evaluatie gelezen dat er een aantal budgetten ter beschikking zijn en dat de veiligheid van zo’n speelplaats eigenlijk uit de budgetten voor speelplaatsen moet worden gehaald. De gedachte bij de Stadspartij is: bij speelplaatsen langs een weg is het zaak, gelet op de speciale situatie van een dergelijke speelplaats, dat je uit fondsen voor wegen, straten en pleinen misschien een deel benut om veiliger speelplaatsen te creëren. Die budgetruimte werd niet aangeduid in de evaluatienota. Dan een vraag wat betreft de speelplaats die de heer Gerritzen zojuist heeft aangeduid. Wij lezen in het voorgesteld besluit kennis te nemen van de uitwerking. Kennisnemen is, dacht de Stadspartij, niet vaststellen. Vraag aan het college: is die speelplaats daar in het Woldpark nu al min of meer vastgesteld, of krijgt de raad daar een vrije keuze in, of zijn er misschien nog alternatieven te bedenken? Als dat mogelijk is, zou het wel fijn zijn als er een goede onderbouwing zou worden gegeven van een aantal elementen, zoals bereikbaarheid afwegen op verschillende plaatsen, de parkeergelegenheid die daarbij een rol speelt, combinatie met eventueel in de omgeving aanwezige andere elementen waar kinderen óf educatief óf spelenderwijs tot leren kunnen komen. Mevrouw Middelkoop: Mevrouw de voorzitter. Ik zou ook willen beginnen met punt 2 van het voorgesteld besluit, omdat ik mij daarin wil aansluiten bij de heer Gerritzen van de VVD. Wij vinden het ook een vrij duur speelterrein aan het worden, zeker het jaarlijks onderhoud. Wij vragen ons af of er inderdaad niet in gedeeld kan worden; een alternatief onderzoek om misschien bij de voorjaarsnota nog positief te kunnen besluiten als er meerdere mogelijkheden worden aangeboden. Staatsbosbeheer heeft ook in het stuk meerdere voorbeelden gegeven over het aanleggen hiervan. Er zou misschien meegenomen kunnen worden dat er op meerdere plekken het een en ander aangegeven kan worden, zeker de sociale speelvelden waar we zeer naar uitkijken, en er genoeg geld beschikbaar blijft ook in de komende tijd. Wat betreft het eerste deel van het besluit zou ik willen ingaan op de communicatie. Uit het stuk blijkt dat die zeer intensief is en zeker aan de voorkant, en dat er goed overleg is, het zogenaamde speeltoestellenoverleg; wijkbeheer, stadsbeheer, ingenieursbureau. Misschien een voorbeeld voor meer terreinen; om dit als voorbeeld te nemen. Er is echter nog wel iets te zeggen over de communicatie, vooral waar het heeft plaatsgevonden in de oudere wijken, bijvoorbeeld de Zuiderzeewijk. Inmiddels zien we met de WOP dat daar andere betrokkenheid is van de inwoners. Daarom zou ik willen vragen of er, zoals nu de bewoners worden benaderd via buurtvoorlichting, misschien opnieuw aandacht voor deze wijk kan komen, zodat met diverse budgetten, snelwerk of participatie en initiatieven vanuit de wijk zelf misschien een hogere tevredenheid bereikt kan worden in deze wijk over de speeltoestellen. De heer Jansen: Mag ik mevrouw Middelkoop een vraag stellen? Ik begrijp de PvdA nu niet helemaal meer. Aan de ene kant wordt er een motie aangenomen om aan het begin van de planvorming de bewoners erbij te betrekken. Dan komen de bewoners met prachtige ideeën om tot ontwikkeling te komen. Het college pakt dat met een groot hart op. Vervolgens gaat u zeuren: het gaat toch wel erg veel geld kosten en
2008
N 267
kan het niet anders. Wilt u het anders dan zoals het in de planvorming met de burgers is afgesproken? Wat wilt u nu eigenlijk? Mevrouw Middelkoop: Ik heb het niet gehad over het eerste gedeelte van het speelruimtebeleid. Dat vinden wij een prima nota. Wij hebben het gehad over punt 2, het uitwerken van natuurlijke speelterreinen. De heer Jansen: Precies. Als je dan kijkt naar het Wold, waar het college naar de wensen van de inwoners heeft geluisterd. Dat kost natuurlijk wat extra geld, want je kijkt naar veiligheid. En wat kost veiligheid? Dat mag u zelf beantwoorden. Het kost inderdaad wat meer, maar wat wilt u daar dan anders in? Mevrouw Middelkoop: Naar ik begrepen heb is het natuurlijk speelterrein nog niet in overleg. Er is toen alleen op het Opinieplein afgesproken dat voor de uitwerking daarvan in goed overleg met bewoners, maar ook met schoolinitiatieven en dergelijke en Staatsbosbeheer een en ander uitgewerkt kan worden. We hebben het hier over de uitwerking. De heer Jansen: Mevrouw Middelkoop geeft geen antwoord op mijn vraag. Ik vraag alleen aan mevrouw Middelkoop: u wilt de bewoners erbij betrekken, begin van de planvorming. Volmondig, heb ik u horen zeggen. Nu gaat het wat extra geld kosten, want het college luistert daar goed naar, die komt met een redelijk goed plan. Het college heeft gesproken met de inwoners, de InwonersPartij overigens ook, vanuit het Wold en die omarmen dat. Het kost wat extra geld. Of wilt u inleveren op de veiligheid? Mevrouw Middelkoop: Wij willen niet inleveren op het algehele speelruimtebeleid, dus ook niet op andere sociale speelvelden. Als u gezien hebt dat voor het jaarlijks onderhoud van dit terrein er ruim 20 sociale speelvelden onderhouden kunnen worden per jaar, dan geeft het ons te denken, of er niet alternatieven onderzocht kunnen worden. De heer Jansen: Hebt u daar een voorstel voor? Mevrouw Middelkoop: Net als het voorstel dat is aangenomen, vragen wij het college het een en ander nog een keer nader uit te werken. Mevrouw Van Wageningen: Mevrouw de voorzitter. De uitwerking van ons initiatief voor een natuurlijk speelterrein vinden wij er geweldig uitzien. We zijn er ontzettend blij mee. Er is wat ons betreft gekozen voor een goede locatie, want de locatie is dichtbij de stad en voor iedereen makkelijk bereikbaar. Daarom zijn we ook blij dat niet gekozen is voor bijvoorbeeld het Zuigerplasbos, maar voor een locatie bij het Wold. Het is bereikbaar voor kinderen uit een dichtbevolkt gebied, dus er kunnen heel veel kinderen naartoe. Dat vinden wij heel belangrijk. Het bedrag dat is uitgetrokken is misschien hoog, maar we hebben verschillende terreinen bekeken. Ik ben bij verschillende van die natuurlijke speelterreinen geweest. Het is net als met het eerste deel van het plan, we proberen juist al die kleine speeltuintjes terug te brengen tot wat grotere speelterreinen waar kwalitatief wat meer te beleven is, waardoor kinderen daar met meer plezier gaan spelen. Dat is denk ik wat ook belangrijk is voor dit terrein. Het moet een beetje groot zijn, het moet goed aangelegd worden, er moeten allerlei dingen te beleven zijn voor de kinderen. Dat kost natuurlijk wel wat aanleg, maar als je het half doet dan wordt het een terrein waar misschien juist weer niet naartoe gegaan wordt en dan verwildert het. Het moet juist goed gedaan worden om kinderen genoeg uitdaging en genoeg beleving te
2008
N 268
geven in dat terrein. Dus het lijkt ons juist heel erg belangrijk om het niet te versnipperen door de stad, maar één mooi, groot terrein te maken. Het onderhoud. Als er intensief gespeeld wordt, dan is er misschien ook wat meer geld nodig voor onderhoud en voor de veiligheid. Dat moeten we er echt voor over hebben, denk ik. Het is een heel gezond iets voor de kinderen, maar dat heb ik op het Opinieplein al duidelijk gemaakt. Verder over het speelruimtebeleid. Voor de jeugd van 12-plus zagen wij nog weinig uitwerking in het speelruimtebeleid. Natuurlijk, met het kunstgrasveld zijn we heel blij. Dat is ook wel voor de oudere jeugd geschikt. We zijn ook blij dat dat vlakbij het natuurlijk speelterrein komt, omdat daar dan veel levendigheid zal komen. Maar we hebben de jeugd gehoord tijdens het Speak up the challange debat hier in de raad, dat ze behoefte hebben aan wat meer chill- en hangplekken. Dat is wat de jeugd graag wil tegenwoordig. Dus wij zouden ook graag willen dat daar nog wat meer aandacht voor komt. GroenLinks komt straks met een motie die daarvoor wat ons betreft een prachtige eerste stap is. Als hij ingediend wordt zullen we hem van harte ondersteunen. De heer Gerritzen: Ik zou graag een vraag willen stellen. Ik beluister bij mevrouw Van Wageningen een oproep om allerlei speelterreintjes te gaan clusteren tot een groter terrein waar wat meer te beleven is. Vindt de ChristenUnie het niet juist belangrijk dat speelplaatsen in de woonomgeving bereikbaar zijn en pleit u er nu niet voor om ze daar weg te halen? Mevrouw Van Wageningen: Ik heb me vast niet goed uitgedrukt. In het eerste deel van het speelruimtebeleid, waarvan u hebt gezegd dat u het ermee eens bent, staat geschreven dat we iets minder speelterreintjes in de stad zullen hebben, omdat we speelterreinen clusteren en ze uitbreiden en kwalitatief beter maken. Dat is beleid waarmee u zojuist hebt ingestemd, dat vindt u goede ontwikkelingen. Die ontwikkeling is al gaande en gaat ook door. Ik wil een parallel trekken met het natuurlijke speelterrein, waarbij ik zeg: laten we dat nu niet, zoals de PvdA zojuist zei, versnipperen door overal terreintjes te maken, want dan wordt de kwaliteit van die terreinen minder en wordt het minder interessant en minder avontuurlijk voor de kinderen. De heer Gerritzen: Uw antwoord is mij helder, maar u hebt het slechts over één natuurlijk speelterrein. Dat is wat anders dan het clusteren van speelterreinen door de stad heen. Mevrouw Van Wageningen: Ik reageer op mevrouw Middelkoop van de PvdA. Zij zegt: laten we nu in verschillende delen van de stad dingen gaan doen. Dat zou ik jammer vinden, als je dit idee van het natuurlijk speelterrein versnippert door de stad. De heer Walraven: Mevrouw de voorzitter. Samenspel en sociale contacten zijn waardevolle zaken voor het voorkomen van eenzaamheid en isolement. Het is te hopen dat zich geen situaties voordoen waarover een dichter uit de 19e eeuw verzuchtte: "Ik zit mij voor het vensterraam onnoemelijk te vervelen, ik wou dat ik twee hondjes was dan konden we samen spelen.” Mijn oude vader, inmiddels weer gezegend met de geest van een kind, zei ooit: "Geraniums zijn mooie bloemen, maar ik hoor liever bijtjes zoemen.” Voor ons ligt naar de mening van mijn fractie een goede aanzet tot speelruimtebeleid, waarbij vooral de beoogde versterking van de relatie met andere beleidsvelden,
2008
N 269
sport, onderwijs, mijn fractie aanspreekt. Ook goed overleg met bewoners, ondanks hun soms tegenstrijdige belangen, maar daarvoor is natuurlijk dat overleg nodig, verdient sterk aanbeveling, maar ook daarin is in het voorgestelde besluit al in ruime mate voorzien. Landelijk ei ook lokaal hanteert mijn fractie het standpunt, dat bij nieuwe bestemmingsplannen tenminste 5% van het plangebied voor openbare speelruimte moet worden gereserveerd. Een compliment aan de collega’s van de ChristenUnie, en in het bijzonder aan mevrouw Van Wageningen, voor het mooie initiatiefvoorstel. Dat voorstel blijkt gelukkig een bereikbaar droombeeld te zijn. De investeringen voor de aanleg van de twee speelvelden en het onderhoud daarvan vinden wij niet schokkend, mede gezien bijvoorbeeld het gemak waarmee de kosten van twee kiosken in Bataviastad zomaar met ruim 50% zijn verhoogd. Wij hebben daarover vandaag een brief gekregen, vandaar dat ik dat voorstel noem. Hierbij lijkt de raad enigszins voor een voldongen feit gesteld te zijn, maar dit is eigenlijk niet aan de orde. Misschien kan te bekwamer tijd bij gebleken behoefte ooit nog eens een mooi plan worden ontwikkeld voor een speelterrein op de locatie van het zogeheten Kraaienbosje, dat aan het begin van het Bultpark ligt en een mooie uitloop heeft naar de aanpalende dierenweide. Ik zeg dit met een knipoog naar de heer Karel Cocheret de la Moriniére, fractiemedewerker van de Stadspartij. Mijn fractie zal dit meervoudige voorstel steunen en heeft de door GroenLinks in te dienen motie mede ondertekend. Mevrouw Kreuger: Mevrouw de voorzitter. Ik wil het eerst hebben over het natuurlijk speelterrein. Onze fractie staat volledig achter de ontwikkeling van een natuurlijk speelterrein. De pedagogische waarde daarvan is heel groot, zonder dat de kinderen zich bewust zijn dat ze leren. Helaas is voor te veel kinderen natuur iets van de tv geworden, van ver weg. Daardoor dreigen we ook het draagvlak te verliezen voor toekomstig natuurbeleid. Draagvlak neemt namelijk toe als mensen op een leuke manier met de natuur in aanraking komen en avontuurlijk spelen hoort daar overduidelijk bij. In de maatschappij bestaat de neiging om kinderen te beschermd op te voeden. Een overbeschermde omgeving blijkt gevolgen te kunnen hebben op het latere vermogen om met conflicten en tegenslagen om te gaan. Mevrouw Van Wageningen verwoordde het heel goed in haar presentatie op het Opinieplein: kinderen moeten uitvinden wat wel en niet kan en een buil vallen, daar leren ze ook van. Daarnaast gaan overheden steeds voorzichtiger om met risico’s. Voor een deel komt dat door de claimcultuur die met een zacht briesje vanuit de Verenigde Staten over komt waaien. Die twee dingen samen brengen mij op ons enige punt van zorg, de veranderde veiligheidseisen. Natuurlijk moet een dergelijk speelveld veilig zijn, maar hij moet wel avontuurlijk blijven. We hopen eigenlijk dat niet iedere omgevallen boom en overhangende tak tot speeltoestel wordt verklaard en daardoor ingebed moet worden in rubberen tegels, want dan wordt zo’n plek toch een stuk onaantrekkelijker. Dan, punt 1d van het raadsvoorstel vraagt om meer aandacht voor de verblijfsfunctie in de openbare ruimte. Op pagina 15 van de evaluatie wordt geconstateerd, dat het inrichten van een jongerenontmoetingsplek nogal eens op bezwaren vanuit de buurt stuit. Gevolg hiervan is lange procedures en boze bewoners. Om die reden vinden wij het wenselijk dat bij het ontwikkelen van nieuwe woongebieden deze informele ruimtes, en vooral de jongerenontmoetingsplekken, opgenomen worden in het bestemmingsplan. Toekomstige bewoners weten dan waar ze aan toe zijn en ellenlange bezwaarprocedures worden zo voorkomen. Samen met de SP en de ChristenUnie dienen wij dan ook een motie in van die strekking.
2008
N 270
Motie 1 "De raad van de gemeente Lelystad in vergadering bijeen op 15 mei 2008 Constateert: - dat ook jongeren behoefte hebben aan een eigen plek in de openbare ruimte (Evaluatie nota Speelruimtebeleid 5.1.3, pagina 15); - dat omwonenden vaak wel de noodzaak van zo’n plek zien, maar deze niet in de eigen nabijheid willen hebben; - dat voor een dergelijke ruimte het bestemmingsplan vaak moet worden aangepast. Overweegt: - dat het op voorhand opnemen van een plek voor jongeren in een nieuw bestemmingsplan, duidelijkheid geeft aan toekomstige bewoners; - dat daardoor langdurige bezwaarprocedures kunnen worden voorkomen. Verzoekt het college: - in concept-bestemmingsplannen van nog nieuw te ontwikkelen woongebieden, naast ruimte voor kinderspeelplaatsen, in de openbare ruimte ook ruimte voor jongerenontmoetingsplekken op te nemen. En gaat over tot de orde van de dag.” (Motie 1 is ingediend door de fracties van GroenLinks, SP en Christenunie) De voorzitter; De motie maakt onderdeel uit van de beraadslagingen. Wil iemand reageren op de motie? Dat is niet het geval. Dan geef ik het woord aan het college. Wethouder De Jager: Mevrouw de voorzitter. Namens het college constateer ik dat er niet al te veel gezegd is over de conclusies die in de evaluatie staan, de aandachtspunten en de beslispunten. Dus daar wil ik dan ook niet het woord over voeren. Ik stel mij voor dat ik concreet inga op de punten die door sommige fracties zijn genoemd en die betreffen met name het natuurlijk speelterrein. Het initiatief om het idee voor een natuurlijk speelterrein uit te werken is gekomen van de ChristenUnie-fractie, gepresenteerd op een Opinieplein in oktober 2007. Het college heeft toen die handschoen sportief opgepakt en hier ligt een concretisering van dat initiatiefvoorstel. We hebben daarbij gekeken, en u hebt dat in de stukken kunnen lezen, naar wat referenties uit Rotterdam en Roosendaal en die vertaald naar de Lelystadse schaal. Wij zijn als college bij de bestudering daarvan zelf ook enthousiast geraakt en ook enthousiast geraakt door de tijdgeest, bijvoorbeeld door uitspraken van mevrouw Verburg die meer toe wil naar scharrelkinderen in plaats van hangjongeren. Maar ook geïnspireerd geraakt door boeken die verschenen zijn op het gebied van spelen in de natuur. Ik verwijs naar het boek "Vrij spel voor natuur en kinderen” van Van Lier en Leufgen en ook "Het laatste kind in het bos”, een bekend boek van Richard Louv. Als het dan gaat om het kostenaspect, een aspect waarover met name de VVD- en de PvdA-fractie gesproken hebben, dan is het inderdaad zo dat wij als college komen op een incidentele investering voor dat natuurlijk speelterrein van € 175.000. Daarbij hoort een structureel bedrag voor beheer en onderhoud en dat structurele bedrag is € 34.000. Dat kun je veel of weinig vinden, maar de kern daarvan is dat het gerelateerd is aan een bepaalde norm, namelijk 7% voor DO (dagelijks onderhoud) en 7% voor GO (groot onderhoud). Dat zijn de feitelijkheden. Die structurele kosten kun je alleen naar beneden brengen op het moment dat je bereid bent de kritische massa voor die incidentele investering ook naar beneden te brengen. Het college lijkt dat niet verstandig, omdat wij op dit punt gezegd hebben: dit is nu echt een bovenwijkse, een stedelijke voorziening, laten we er dan één goed in de stad neerleggen. Vandaar dat volgens het college die investering zowel incidenteel als structureel gerechtvaardigd is. Maar nogmaals, wij menen de opdracht vanuit de raad - want laat ook dat helder
2008
N 271
zijn: de raadsopdracht op het Opinieplein was erg positief in onze richting geformuleerd - op een constructieve manier handen en voeten gegeven te hebben. Nu is het aan u om daar vervolgens over te beslissen. Mevrouw Middelkoop van de PvdA had het ook over eventuele subsidiemogelijkheden, of Staatsbosbeheer, die mogelijkerwijs bereid zou zijn om in te springen. Nu is het zo dat het college contact heeft met Staatsbosbeheer. Het is ook zo dat het college inmiddels een subsidieverzoek heeft ingediend bij de Stichting Jantje Beton. Maar daar is op dit moment in de uitwerking nog niet al te veel over te zeggen. Daarvoor hebben wij eerst die principe-uitspraak van de raad nodig. Die principe-uitspraak wordt bij de voorjaarsnota van u verwacht. Dan kunt u uw oordeel integraal vellen, dus afwegen tegen al die andere voorstellen in de voorjaarsnota. Dat betekent dat het bedrag wat ons betreft taakstellend is, en dat dat bedrag wel naar beneden zal kunnen als het gaat om het natuurlijk speelterrein en niet omhoog gaat. De Stadspartij heeft nog gesproken over de locatiekeuze. Het college meent nu juist in de bijlage daarop heel zorgvuldig te zijn ingegaan. Drie voorstellen zijn door ons onderzocht, waarbij wij gezegd hebben: het Zuigerplaspark en de Warande Lelystad Zuid vallen wat ons betreft onder andere vanwege de excentrische ligging af, en het zou goed zij om dit in het Woldpark te realiseren. Mevrouw Van Wageningen had het al over de plek die laagdrempelig is in de bestaande stad. Uit de wijkmonitor voor Zuid-Oost is ook gebleken dat we praten over een grondgebied waar 33% van onze Lelystadse bevolking woont, op een grondgebied dat 25% beslaat. Dus ook wat dat betreft is die locatiekeuze op die manier door het college gemotiveerd. Als ik dan kijk naar het sociale speelveld dan is het zo dat daarop voornamelijk positief gereageerd wordt door de raad. Alleen vanuit de VVD wordt een direct verband gelegd tussen het aanleggen van sociale speelvelden bijvoorbeeld in plaats van dat natuurlijk speelterrein. Als het dan gaat om dat sociale speelveld, dan is dat een inschieter die wij bij het speelruimtebeleid hebben meegenomen, omdat vanuit én speelruimtebeleid die behoefte duidelijk is én vanuit de wijkmonitor Zuid-Oost die behoefte duidelijk is. Maar als het gaat om de invulling van verdere speelvelden in de stad, zullen we daarop bij de nota sport terugkomen. Dan als het gaat om de motie van GroenLinks, SP en ChristenUnie. Om te beginnen twee wat meer technische, flauwe opmerkingen, maar daar laat ik het niet bij. Dit had een motie vreemd aan de orde van de dag kunnen zijn, want de motie gaat over de jongerenontmoetingsplekken en de jongerenontmoetingsplekken zoals u in de stukken hebt kunnen lezen, vallen onder het jongeren buitenbeleid. Het jongeren buitenbeleid is in 2001 vastgesteld, is een concretisering van het speelruimtebeleid. Dat jongeren buitenbeleid gaat nu juist over de jongerencategorie 12-plus, waarvoor inderdaad nog niet zoveel gerealiseerd is. Dat jongeren buitenbeleid wordt door mijn collega binnenkort tegen het licht gehouden, dus het lijkt mij goed om daar dan expliciet naar te kijken. Een tweede flauwe opmerking had ik u toegezegd. Als ik kijk naar uw verzoek in uw motie, dan praat u over het conceptbestemmingsplan, daarin zouden we die jop’s (jongerenontmoetingsplekken) moeten opnemen. Dat zouden wij als college u makkelijk kunnen toezeggen, want een conceptbestemmingsplan heeft nog niet echt een juridische status, dus ik ga ervan uit dat u bedoelt dat het dan ook in het bestemmingsplan daadwerkelijk een plekje krijgt. Als het daar dan om gaat, ligt het een stuk ingewikkelder. Het college deelt overigens de eerste twee constateringen van de drie fracties, daar waar het gaat om jongeren die behoefte hebben aan deze plekken, maar ik zei al, dat is de leeftijdscategorie 12 tot en met 18. Dat omwonenden vaak problemen hebben, dat nimby-effect nemen wij ook waar.
2008
N 272
Dan het onderscheid en even kort uitleggen namens het college waarom wij moeite hebben met het concrete verzoek in uw motie. Het onderscheid tussen speelplekken en jongerenontmoetingsplaatsen. Als het gaat om speelplekken dan vallen die binnen de bestemming groen, of eventueel binnen de bestemming bos daar waar het gaat om dagrecreatie. Dat is geen punt. Het is echter niet zo dat ook de jop’s op die manier meegenomen kunnen worden in de bestemmingsplannen. Dat is standaard juist niet mogelijk. Daar moet je namelijk heel goed kijken naar de inrichting van de woonwijk en dan zit je automatisch wat later in de fasering. Om die reden zou het college deze motie willen ontraden, maar wij menen toch twee toezeggingen in uw richting te kunnen doen, waarmee we denk ik wel in de geest van uw motie handelen. De eerste betreft een algemene toezegging. Het college wil de drie fracties toezeggen, en daarmee de raad, dat wij de mogelijkheden van het inpassen van jop’s gaan onderzoeken bij de inrichting van een woonwijk zoals ik zei. Dan betreft het niet zozeer het bestemmingsplan aan de voorkant maar het stedenbouwkundig plan, een uitwerking daarvan. In uw verzoek gaat het heel concreet over nieuwe uitleglocaties en daar valt in Lelystad op dit moment vooral te denken aan Lelystad Zuid, de Warande. Nu is het zo dat voor Warande geldt dat dit in het huidige voorontwerp niet meer meegenomen kan worden. Daarvoor zijn we in het proces te ver. Maar het college kan u wel toezeggen dat wij misschien via de bestemming parkbossen een oplossing kunnen vinden, namelijk de jop’s kunnen meenemen in het ontwerpbestemmingsplan. Dat moeten wij nog uitzoeken. Mocht dat kunnen dan zullen wij u daarover berichten. Hiermee ben ik ingegaan op de aspecten waarover de opmerkingen gemaakt zijn. Mocht dat niet zo zijn, dan hoor ik het. In tweede termijn De heer Homan: Mevrouw de voorzitter. Ik heb in eerste termijn gevraagd of de keuze is bepaald. Het antwoord van het college is ja. De Stadspartij is zo vrij om te menen en te zeggen dat nog een aantal argumenten ervoor pleiten om goed na te denken over een aantal andere locaties. Mijn buurman links heeft zojuist genoemd dat er inderdaad bij het Kraaienbosje een kant-en-klaar natuurlijk speelterrein aanwezig is. Het gaat niet alleen om het aanwezig zijn daarvan. De bereikbaarheid, reeds aanwezige wegen, is er. De parkeergelegenheid die daarvoor nodig is, is ook aanwezig. En de combinatie met bijvoorbeeld het voormalige natuurcentrum. Dat is er nog steeds en wordt gebruikt. Heel veel ouders gaan daar kijken naar jonge geitjes en dergelijke. Dat is te koppelen aan dat natuurlijk speelterrein. Dus eigenlijk pleit dat voor het nog eens goed kijken naar meer plaatsen dan alleen het Woldpark. Ik geef u aan dat in het Zuigerplaspark ook volop mogelijkheden zijn om een natuurlijk speelterrein te bedenken, in overleg en in samenwerking met Staatsbosbeheer, waarvan het college zojuist al aangaf dat er overleg was geweest, maar het werd niet helder wat nu het concrete resultaat daarvan was. De Stadspartij is van mening dat er een grondige afweging met voor- en nadelen gemaakt zou kunnen worden en wil daarom ook een motie indienen; dus overwegen wat de voor- en de nadelen zijn van verschillende plekken. Als we dan een besluit nemen, en ik heb niet veel mensen gehoord die tegen het idee zijn, is het wel heel belangrijk om een goede plaats te kiezen. Motie 2 "De raad van de gemeente Lelystad in vergadering bijeen op 15 mei 2008 Constaterende dat: bij het voorgesteld besluit onder 2 wordt genoemd een terrein in/bij het Woldpark.
2008
N 273
Overwegende dat: er argumenten zijn die voor de keuze van een andere speelplaats pleiten. Verzoekt het college om: een evenwichtige afweging met betrekking tot voor- en nadelen van in aanmerking komende plaatsen aan de raad voor te leggen, waarna de raad tot besluitvorming kan komen. En gaat over tot de orde van de dag.” (Motie 2 is ingediend door de fractie van de Stadspartij) Mevrouw Kreuger: Mevrouw de voorzitter. Wij zijn op zich blij met de toezeggingen van het college, maar we zouden toch graag willen dat ook de raad zich daarover nog zou uitspreken. Misschien kunnen we de motie dan iets aanpassen. De wethouder heeft het er namelijk over dat het conceptbestemmingsplan juridisch niet de juiste plek zou zijn. Misschien dat het voorbereidingsbesluit voor het bestemmingsplan dan beter is. Waar het mij eigenlijk om ging is dat toekomstige bewoners heel duidelijk hebben wat er in hun directe omgeving gaat gebeuren. Een koper van een woning zal denk ik in de eerste plaats het bestemmingsplan gaan opvragen en niet in parknota’s of allerlei andere nota’s gaan kijken om te zien wat er in zijn gebied gebeurt. De voorzitter: Wat is uw aanpassing op de motie? Mevrouw Kreuger: Misschien kunnen we straks even schorsen om het met elkaar te bespreken. Mevrouw Middelkoop: Ik heb een korte vraag gesteld aan de wethouder over de communicatie in de Zuiderzeewijk, dat daar ten aanzien van 2002 en heden nogal iets veranderd is met buurtvoorlichters en een WOP, of daar nog eens naar gekeken kan worden. De voorzitter: Geen andere sprekers meer. Dan schors ik de vergadering voor overleg. De voorzitter schorst de vergadering. De voorzitter heropent de vergadering. Mevrouw Kreuger: Mevrouw de voorzitter. Na rijp beraad willen we de motie wel handhaven, maar we hebben hem drastisch aangepast. Gewijzigde motie 1 "De raad van de gemeente Lelystad in vergadering bijeen op 15 mei 2008 Constateert: - dat ook jongeren behoefte hebben aan een eigen plek in de openbare ruimte (Evaluatie nota Speelruimtebeleid 5.1.3, pagina 15); - dat omwonenden vaak wel de noodzaak van zo’n plek zien, maar deze niet in de eigen nabijheid willen hebben; - dat voor een dergelijke ruimte het bestemmingsplan vaak moet worden aangepast. Overweegt: - het op voorhand opnemen van een plek voor jongeren in een nieuw bestemmingsplan, duidelijkheid geeft aan toekomstige bewoners; - dat daardoor langdurige bezwaarprocedures kunnen worden voorkomen. Verzoekt het college: - in de toelichting op het bestemmingsplan van Warande ook de mogelijkheid voor het realiseren van een jongerenontmoetingsplek op te nemen. En gaat over tot de orde van de dag.”
2008
N 274
(Motie 1 is ingediend door de fracties van GroenLinks, SP en ChristenUnie) De voorzitter: Vanuit het college nog een reactie? Wethouder De Jager: Mevrouw de voorzitter. Een korte reactie in de richting van de Stadspartij, de heer Homan. Als het gaat om de locatiekeuze is het college van mening dat dat nu juist wel beargumenteerd is en dat een verder onderzoek in dit stadium daarvoor niet nodig is. Het is nu echt eerst aan de raad om een principeuitspraak te doen. Als het gaat om de twee andere locaties die u noemt, dan hebben we het daarover op het Opinieplein gehad. Van het Kraaienbosje is beargumenteerd dat de omvang voor dit natuurlijk speelterrein te klein is. Over het Zuigerplaspark verwijs ik u naar de tekst in de bijlage. In de richting van mevrouw Middelkoop van de PvdA, als het gaat om het gebied WOP Noordoost en de communicatie aldaar. Goed dat u de suggestie van de buurtvoorlichters noemt. Ik neem dat mee bij het vervolg. Overigens denk ik dat we ook in WOP Noordoost prima gecommuniceerd hebben. Ten slotte in de richting van de motietekst. Ik denk dat het ongeveer is conform de toezegging van het college die ik in eerste termijn gedaan heb. Ik zeg ongeveer, want ik ben er naar alle waarschijnlijkheid niet in geslaagd om dat heel helder over het voetlicht te brengen. De heer Zweers: Mogen wij naar aanleiding van de gewijzigde tekst van de motie nog een vraag stellen aan de indieners? In de vorige raadsperiode zijn hierover al nadrukkelijk afspraken gemaakt, namelijk dat bij de ontwikkeling van nieuwe wijken binnen Lelystad met dergelijke locaties rekening wordt gehouden, zowel met speelplaatsen als met een jop. Dus mijn vraag aan u is: wat is de toegevoegde waarde van deze motie? Mevrouw Kreuger: De toegevoegde waarde is dat rekening houden met niet hetzelfde is als dat het daadwerkelijk wordt opgenomen. Het belangrijkste punt, en dat is de kern van deze motie, is dat toekomstige bewoners als ze bij de gemeente informatie inwinnen over hun toekomstig woongebied, ook informatie krijgen dat er mogelijk een jop in hun gebied kan komen. Daarmee kun je voorkomen dat mensen in een later stadium in allerlei bezwaarprocedures gaan: we dachten dat we een mooi groen veldje voor de deur kregen, en nu komt er een jop. Dat proces willen we proberen voor te zijn. De heer Zweers: Dat proces loopt al, want die afspraak ligt er al. Bij de uitwerking van de wijken, waar woningen komen en dergelijke, zouden ook de potentiële locaties voor speelplaatsen en jop’s meegenomen worden. Dat is een fspraak die in de vorige raadsperiode gemaakt is, mede naar aanleiding van een fietstocht die raadsleden hebben gemaakt door de verschillende wijken en de problemen die er toentertijd waren in de Landerijen. Mevrouw Kreuger: Die afspraken ben ik nog niet tegengekomen in bestemmingsplan Warande bijvoorbeeld. Wethouder De Jager: Precies. Mag ik een korte toelichting geven? Hier bestaat waarschijnlijk een klein misverstand. Als het gaat om de speelcirkelkaart dan heeft de heer Zweers gelijk, maar dan praten we over de speelcirkelkaart en niet over het bestemmingsplan. Daarom heeft deze motie, of de toezegging van het college, wel een toegevoegde waarde. De voorzitter: We gaan over tot stemming over het voorstel en daarna over de moties.
2008
N 275
De heer Jansen: Mag ik een stemverklaring afleggen op het voorstel? De kranten staan er vol van. Kinderen worden dikker, bewegen te weinig en spelen amper buiten. Het is een nationaal probleem. Veel onderzoek en veel gepraat. Nu is het tijd dat er wat gebeurt. Wij zien deze voorziening als een grote aanwinst voor Lelystad. We steunen het college hierbij van harte, zeker boven de realisering van een coffeeshop. De heer Homan: Een stemverklaring waar het gaat over voorgesteld besluit 1. Kennisnemen en instemmen, geen enkel probleem. Bij 2 staat niet anders te lezen dan kennisnemen. Daarom zal de Stadspartij daar voor zijn, maar we zijn het dus niet met de locatiekeuze eens. Dat snapt u. Unaniem wordt conform het voorstel van het college besloten. De heer Zweers: Mag ik een stemverklaring afleggen? Omdat wij van mening zijn dat juist datgene wat wordt verlangd binnen deze motie reeds wordt uitgevoerd, en de toezegging van het college nog daarbij, zien wij motie 1 als overbodig en zullen wij tegenstemmen. De fracties van PvdA, VVD, SP, CDA, Christenunie, GroenLinks en StadsPartij stemmen voor de motie. De fracties van InwonersPartij en Leefbaar Lelystad stemmen tegen de motie. Met 28 stemmen voor en 6 stemmen tegen wordt motie 1 aangenomen. De fracties van PvdA, VVD, InwonersPartij, SP, CDA, Christenunie en GroenLinks stemmen tegen de motie. De fracties van Leefbaar Lelystad en StadsPartij stemmen voor de motie. Met 31 stemmen tegen en 3 stemmen voor wordt motie 2 verworpen. 11.
Voorstel inzake Strategisch Marketing Plan 2008-2020 (stuk nr. B07-18255) De heer Van de Beek: Mevrouw de voorzitter. Er gaat niets boven Groningen. Dat ik dit nog eens mocht zeggen in deze raad. Het is een van de bekendste voorbeelden van citymarketing in Nederland, iedereen kent het. Er ligt nu een strategisch marketingplan om ook in Lelystad aan citymarketing te gaan doen. Dit strategisch plan gaat uit van een sterk merk Lelystad als basis. Dit sterke merk moet dienen als basis voor de woonacquisitie, de bedrijvenacquisitie en het stimuleren van toerisme en recreatie. Lelystad is een stad met grote ambities op alle drie deze gebieden. De fractie van de PvdA gelooft dat deze extra marketingactiviteiten nodig zijn om deze belangrijke doelstellingen te kunnen bewerkstelligen. Als je niets doet redt je het niet in een concurrerende markt. Doe je het gewoon dan val je niet op. Dus je zult wat extra’s moeten doen, je zult moeten opvallen om deze ambitieuze doelstellingen te kunnen halen. De PvdA is van mening dat het strategisch marketingplan een goede basis biedt voor de citymarketing in Lelystad en dus ook om deze doelstellingen te halen. We zijn ook zeer blij dat de gemeente dit niet alleen doet, maar samen met private partijen de samenwerking zoekt. Echter, plannen dienen wel verder uitgewerkt te worden. Er is nu alleen nog een strategie, een strategisch plan dat er ligt, en dat moet nog uitgewerkt worden in korte, middellange en lange termijnplannen, waarin de activiteiten en de beoogde effecten
2008
N 276
worden beschreven en hieraan moeten dan financiële middelen worden gekoppeld. Het strategisch plan dat er nu ligt is nog onvoldoende om hieraan de financiële middelen te kunnen koppelen. De raad moet sturing kunnen houden op dit belangrijke onderwerp. Hiervoor hebben wij een motie en een amendement samen met het CDA en de VVD, waarin we het college vragen om te komen met een procesvoorstel om de plannen eerst verder uit te werken en de raad te betrekken bij verdere besluitvorming en het beschikbaar stellen van financiële middelen. Amendement 1 De fracties van PvdA, VVD en CDA stellen het volgende amendement voor: "De raad van de gemeente Lelystad in vergadering bijeen op 15 mei 2008 gelezen het voorstel van het college B07-18255-1 - Strategisch Marketing Plan 2008 2020, deel 1, Besluit: Punt 4. van het voorgesteld besluit te vervangen door: 4. Vooralsnog geen (extra) financiële middelen vrij te maken maar dit mee te nemen in de discussie over de Voorjaarsnota 2008.” Motie "De raad van de gemeente Lelystad in vergadering bijeen op 15 mei 2008 Overwegende dat: - het huidige strategisch marketingplan, deel 1 nog uitgewerkt moet worden in korte, middellange en lange termijnplannen. Spreekt uit dat: - de raad betrokken wil worden bij de verdere uitwerking van het strategisch marketingplan. Roept het college op om: - de raad een procesbesluit voor te leggen op welke wijze de eventuele beschikbaarstelling van extra middelen gekoppeld wordt aan de ontwikkeling en besluitvorming betreffende deel 2 van het strategisch marketingplan. En gaat over tot de orde van de dag.” (Deze motie is ingediend door de fracties van PvdA, VVD en CDA) De heer Homan: Mevrouw de voorzitter. Wat betreft de Stadspartij zou een geweldig marketingplan zijn: voldoende woningen in alle categorieën, zodat bedrijven hier hun werknemers zonder moeite en zonder lange wachttijden een woning zouden kunnen aanbieden. We weten allemaal dat dat niet het geval is, dus het mooiste, wervende plan ligt niet voor. Het op één na mooiste, wervende plan ligt misschien wel voor, maar daarbij stellen wij als Stadspartij toch de vraag wat betreft huisvesting. Denkt het college dat de woningbouw in de goedkope huur- en koopsector en de duurdere sectoren voldoende gelijke tred houdt met het binnenstromen van alle nieuwe inwoners en van de eigen groei van onze stad door onze autochtone bevolking? De heer Van Veluwen: Mevrouw de voorzitter. Voor ons ligt het Strategisch Marketing Plan 2008-2020. Het hoofddoel van dit plan is wat ons betreft het verbeteren van het imago van Lelystad, waardoor Lelystad waarschijnlijk nog aantrekkelijker wordt dan ze al is. Met dat uitgangspunt kan onze fractie instemmen. Wat is dat, imagoverbetering? Dat is een moment waar we nu voor staan, en ik heb de metafoor al vaker gebruikt, we zijn uit de luiers, we zijn volwassen geworden en als je volwassen bent heb je je eigen identiteit. Dan heb je je sterke en je zwakke kanten. Het moment is daar dat we onze sterke kanten aan de buitenwereld laten zien. Misschien is het voor de ouderen onder ons ook wel het gezegde: elk meent zijn uil een valk te zijn. Ik denk dat we trots mogen zijn dat we ontdekken dat we een valk zijn. Dat is een imagoverbetering. We hebben het zelfs zo vertaald: het wordt een
2008
N 277
dynamische stad en wat ons betreft met een duurzame samenleving, waarin iedereen meedoet. Dat zou een schitterende slogan zijn als het de Christenunie betreft. Maar ook betekent marketing in de huidige situatie dat we de regie moeten aanpakken en daar zit wat spanning op. Ik begrijp uit de eerder verstrekte amendementen: hoe gaan we dat precies doen? Dat komt straks nog ter sprake, want ik begrijp dat andere fracties daar wat dieper op ingaan. Imagoverbetering is geen doel. Laat dat duidelijk zijn. Imagoverbetering is een middel. En daar zit wat onze fractie betreft de politieke crux. Waarom willen wij een imagoverbetering? We hebben met het college prestatieafspraken gemaakt en die staan in de programmabegroting. Ik heb het op het Opinieplein ook gezegd. Zo moeten we 650 woningen per jaar bouwen en zullen we in 2009 dik 28.000 arbeidsplaatsen realiseren. Waarom moeten we dan nog een imagoverbetering doen? Kunnen we dit met de huidige marketing niet realiseren? We hebben toch met een programmabegroting met elkaar de doelen afgesproken, de prestaties? Anderzijds hebben we de middelen daarvoor aangereikt. De concrete vraag: heeft het college meer middelen nodig om die prestatiedoelen die we in de programmabegroting hebben afgesproken, te bereiken? Want, en dat is toch wel wat, we hebben het zojuist over een speelplaats van € 175.000 incidenteel gehad, maar in dit programma wordt wel even voor € 7 ton structureel een bijdrage gevraagd. Dat is toch wel andere koek. Onze fractie heeft ook nog een tweede vraag. Het marketingplan heeft de instemming van het bedrijfsleven. Prima. Maar ook hier in deze raadzaal is al vaker gezegd: samen de trap op, samen de trap af. Daar bedoel ik mee te zeggen: wat is de financiële bijdrage of de intentie van het bedrijfsleven om bij te dragen aan dit marketingplan? Is het alleen maar praten of zijn het ook middelen? De heer Bussink: Mevrouw de voorzitter. De CDA-fractie vindt promotie van Lelystad belangrijk, om zo nieuwe werkgelegenheid en nieuwe inwoners binnen te halen. Professionalisering van de citymarketing vinden we daarom in principe een goede zaak. Wel hebben we daar wat vragen en opmerkingen bij. Een aantal punten zijn al naar voren gebracht door de PvdA-fractie. Wij hebben een paar andere. Een voorstel voor de kosten kunnen we binnenkort tegemoetzien. Wat wij ons daarbij op voorhand afvragen is in hoeverre er overlap is met het budget voor woonacquisitie Warande. Kan het college toezeggen dit helder in beeld te brengen en daarbij ervoor te zorgen dat er geen overlap in de voorstellen zit? Anders geformuleerd, het strategisch marketingplan en woonacquisitie Warande zijn toch complementair aan elkaar? Is het college het met ons eens dat ook in het nieuwe marketingplan de kern van de zaak is het binnenkrijgen van nieuwe bedrijven en nieuwe arbeidsplaatsen? In aanvulling op wat de Christenunie reeds noemde, het bedrijfsleven. Op het Opinieplein is een indicatie gegeven van te verwachten meerjarige kosten, maar de in de tabel genoemde bedragen betreffen slechts het verwachte aandeel van de gemeente. Waarom zijn er geen tabellen met cijfers genoemd die opgebracht moeten worden door de overige partners? De vraag daarbij is: wie zijn dan die overige partners? Kunnen wij deze gegevens tegemoetzien bij de verdere uitwerking van het marketingplan in deel 2? Kunnen we er verder van uitgaan dat bij de verdere uitwerking deelprojecten worden geformuleerd met een heldere doelstelling en een verwachte kosten/batenanalyse? Verder hebben we nog vragen over de op te richten stichting. Kan aangegeven worden welke partij formeel het besluit zou nemen te zijner tijd tot het oprichten van
2008
N 278
een stichting en wordt daarover vooraf nog een voorstel aan de gemeenteraad voorgelegd? Zo ja, kunnen we dan vooraf in het bezit worden gesteld van de ontwerpstatuten? Een laatste vraag. Is op het toekennen van subsidies aan de op te richten stichting de gemeentelijke subsidieverordening van toepassing? De heer Zweers: Mevrouw de voorzitter. Marketing is beeldvorming. Het voorbeeld, er is er zojuist ook al een gegeven maar ik had een andere: leuker kunnen we het niet maken; de rest kunt u zelf invullen. Maar als die organisatie niet werkt en als er zoveel klachten over zijn, dan kun je miljoenen pompen in een marketingcampagne, maar dan heeft het totaal geen effect. Probeer trouwens nog maar eens iets te vertellen als je bij de belastingdienst werkt en je gaat naar een verjaardag toe. Waar we meer op inzetten, de Stadspartij kwam zojuist ook al met een mooi voorbeeld, is free publicity. Want als je je zaakjes op orde hebt, krijg je vanzelf mondtot-mondreclame. Dan krijg je vanzelf een heleboel ambassadeurs. Als je voldoende en goede woningen hebt in alle prijsklassen, kom je ook goed in de markt. Natuurlijk zul je op een gegeven moment de beeldvorming ervan wel moeten versterken en daar heb je marketing voor nodig. Over het financiële aspect heeft de PvdA-fractie al iets ngebracht, en wij zullen straks in de tweede termijn nog wat verder discussiëren over het amendement, maar we lezen ook in het stuk dat deel 2 voor de voorjaarsnota beschikbaar komt en dan besproken zou kunnen worden. De vraag is: hoe ver staan we met deel 2? Dan een kleine enquête, ook weer als voorbeeldje van marketing. Wie van u heeft zo’n envelop in de bus gehad? Eén? Dan zijn er drie raadsleden benaderd door de gemeente Almere om daar een kaveltje te kopen. Twee keer zelfs, met een andere envelop? De heer Bussink: In dit geval betrof het mijn zoon. De heer Zweers: Kijk eens aan. Laten wij hopen dat ons marketinggeld wel bij de goede doelgroep terechtkomt, want ik was niet van plan om naar Almere te verhuizen. De voorzitter: Mijn dochter in Amsterdam kreeg een folder over een bouwlocatie in Lelystad, Buitenhof. De heer Zweers: Buitenhof nog wel. Ik zou bijna zeggen: ik hoop dat uw dochter dan tot de doelgroep behoort. De heer Van den Heuvel: Mevrouw de voorzitter. Zelfbewust op pad met een bijzondere stad. Marketing is een moeilijk begrip en je doet dat niet voor een jaar of voor twee jaar. Je doet dat langjarig. Ook merken van een bekende frisdrank zijn niet gevestigd in een kort tijdsbestek. Vermarkten van de stad, mensen aantrekken in een kring in de bevolking, zoals het in sommige regio’s in het noorden is, is een grote opgave. Wat ook een opgave is: hoe meet je dat nu? Hoe kun je nu die resultaten meten aan de hand van wat je daarin stopt; wat je daarin stopt aan geld, aan energie? We hebben een bedrijf in Lelystad. Dat is jarig en dat geeft zijn buren een cadeautje. En ik kan nu zeggen tegen mijn familie: kijk eens, ik ben de buurman van Scarlet, ik krijg een cadeautje. Kom ook maar in Lelystad wonen, krijg je cadeautjes. Dus het werkt wel. Er is een bedrijf dat dat heeft opgepakt en heeft gezegd: ik zit hier in Lelystad en ik ben daar trots op en ik laat dat ook merken naar buiten toe.
2008
N 279
Over de financiën is al het een en ander gezegd. Je zult moeten investeren voordat je resultaten ziet. Ik wil niet herhalen wat de vorige sprekers gezegd hebben, maar we zullen toch over deel 2 ook nog moeten spreken en uiteindelijk ook nog over de slogan en het reclamebedrijf en hoeveel geld we er nu echt in gaan stoppen en hoe we dat gaan meten. Vooralsnog staat de SP positief tegenover dit voorstel. De heer Van Erk Mevrouw de voorzitter. Woonacquisitie en bedrijfsacquisitie zijn nuttig en nodig. Het overgrote gedeelte van de evenementen die op het huidige lijstje staan, hebben een forse promotionele waarde en zijn relevant voor het imago van Lelystad. On brand, zoals dat in marketingtermen kennelijk heet, hebben wij inmiddels geleerd. Deze activiteiten moeten wat de VVD betreft dus grotendeels zeker worden voortgezet. Hetzelfde geldt voor de gastentours. Regelmatig blijkt hiervan ook de promotionele waarde en de relevantie voor het imago van Lelystad. Deze activiteit drijft op enthousiaste vrijwilligers, waaronder nogal wat Lelystedelingen van het eerste uur. Die activiteiten willen wij graag in ere houden. Over de besluiten. Op de punten 3 en 4 is al ingegaan door de heer Van de Beek van de PvdA-fractie en daar zijn een amendement en een motie ingediend over het besluit. In punt 1 van het besluit worden drie zaken voorgesteld. Een daarvan is dat het onmisbare instrument Strategisch Marketing Plan 2008-2020 wordt onderschreven. Deze formulering is tegen de afspraken. De raad zou geen hele beleidsnota’s meer vaststellen of, zoals hier geformuleerd, onderschrijven, maar alleen een aantal concrete besluitpunten. Die besluitpunten moeten in het raadsvoorstel worden gemotiveerd. Deze formulering van punt 1 van het besluit moet dan ook worden aangepast. Zoals overigens ook uit het amendement dat we daarover zullen indienen zal blijken, vinden we voortgaan op de weg van de professionalisering van de citymarketing een goede zaak. Een daartoe strekkend amendement dien ik dan ook nu, mede namens de fracties van PvdA en CDA, in. Amendement 2 De fracties van VVD, PvdA en CDA stellen het volgende amendement voor: "De raad van de gemeente Lelystad in vergadering bijeen op 15 mei 2008 gelezen het voorstel van het college B07-18255-1 - Strategisch Marketing Plan 2008 2020, deel 1, Besluit: Punt 1. De tekst wordt vervangen door: Punt 1.a. kennis wordt genomen van het Strategisch Marketing Plan 2008-2020; b. akkoord wordt gegaan met een doorstart van de professionalisering van de citymarketing.” Een tweede element van het ontwerpbesluit. In punt 2.b. van het ontwerpbesluit wordt voorgesteld de raad te laten besluiten dat de burgemeester voorzitter van het bestuur van de stichting Lelystad Partners wordt. Wij hebben in een vorige raadsperiode ondervonden, dat het laten optreden van collegeleden als bestuurder van een stichting met een subsidierelatie met de gemeente, de betrokken bestuurders in een lastige positie kan brengen. Op een gesubsidieerde stichting heeft de raad kaderstellende en controlerende bevoegdheden. De raad bespreekt die met het college bij begroting en jaarrekening. Stichtingbestuurders kunnen door de raad niet rechtstreeks worden aangesproken. Een vermenging van beide functies, collegelid en stichtingsbestuurder, leidt voor de raad tot de situatie waarbij controle op een dergelijke stichting vrijwel onmogelijk is. Een voorbeeld van een dergelijke situatie was de stichting waarin de realisatie en later de exploitatie van de Batavia
2008
N 280
was ondergebracht. Daar was de burgemeester bestuurslid. De conclusie was toen dan ook dat zich een dergelijke situatie in de toekomst niet meer zou mogen voordoen. Wij onderstrepen deze conclusie op dit moment nog volledig. Voor de concrete situatie waarover we het nu hebben, is nog een tweede aspect. De burgemeester als verantwoordelijke voor de openbare orde in relatie tot haar eventueel bestuurlijke verantwoordelijkheid voor een stichting die voorstellen doet voor het houden van evenementen, kan ontoelaatbare spanningen in verantwoordelijkheid met zich brengen. Voor alle duidelijkheid, we zien er op zichzelf geen problemen in dat de burgemeester een belangrijke adviserende rol vervult, maar het dragen van bestuursverantwoordelijkheid binnen een dergelijke stichting achten wij ongewenst. Wij horen graag de zienswijze van de fracties van deze raad en het college op dit aspect. De voorzitter: Het amendement maakt onderdeel uit van de beraadslagingen. De heer Van Veluwen: Ik heb een vraag over het amendement dat u indiende. U moet me even op weg helpen. U zegt: ik wil eigenlijk kennisnemen van het strategisch marketingplan. Dat wil politiek zeggen: ik neem er afstand van, of: ik heb er niet zoveel binding mee. Maar we gaan straks in de voorjaarsnota wel een behoorlijk bedrag reserveren daarvoor. U doet dus geen inhoudelijke uitspraken over wat u vindt van het voorstel dat er nu ligt? De heer Van Erk: Ik heb dat toegelicht, mijnheer Van Veluwen. Waar het om gaat is dat ik hier niets nieuws vertel over de besluitvorming. Wij hebben eerder aangegeven dat wij geen beleidsnota’s in zijn totaliteit meer willen vaststellen in deze raad, maar de concrete elementen die besluitvorming behoeven geëxpliciteerd aan de raad voorgelegd. Dat betekent niet dat we afstand nemen, maar wel dat we het niet in zijn totaliteit vaststellen. Dat is al vaker aan de orde geweest. De heer Jansen: Het enige concrete dat ik van de heer Van Erk gehoord heb, is dat vooral de gastentour moet doorgaan, omdat het ons zoveel oplevert. Mijn vraag aan de heer Van Erk: wat heeft het ons opgeleverd en waar hebt u dat gevonden? De heer Van Erk: Daarover heeft het college, mijnheer Jansen, gedurende het Opinieplein ook al het nodige gezegd, dus ik zal dat niet proberen te herhalen. Gastentours heeft veel opgeleverd aan kwaliteitsbeelden bij mensen die niet in Lelystad wonen. Daarvan zijn er een aantal die na deelname aan de gastentours zeer positief zijn gaan denken over Lelystad. Je hoort ook van bedrijfsvestigers die hier uiteindelijk gekomen zijn, dat ze hebben deelgenomen aan gastentours en dat dat uitstekend werkt om Lelystad van haar andere en betere zijde te leren kennen dan alleen maar wat men en passant ziet als men over een dreef racet. De heer Jansen: Dus gewoon een conclusie van u die niet helemaal gefundeerd is. De heer Van Erk: Dat is voor uw rekening, mijnheer Jansen. De heer Jansen: Mevrouw de voorzitter. Wij waren enigszins verbaasd en hebben ons de vraag gesteld waarom de opdracht niet is verstrekt aan een erkend marketingbureau. Het viel me op dat een aantal kenmerkende elementen ontbraken. Berenschot heeft kennelijk op dit vlak weinig palmares. Het ontbreken van de doelen hebben we drie weken geleden al ruimschoots genoemd. Wat opviel is dat er totaal geen onderzoek heeft plaatsgevonden op basis van sterke/zwakke punten van Lelystad, mijnheer Van Veluwen. U vond het ook, heb ik u zojuist horen zeggen, een heel belangrijk punt.
2008
N 281
Daarnaast is ook de moeite niet genomen om te kijken naar vergelijkbare gemeenten of gemeenten op wie je zou willen lijken. Er is in ieder geval geen enkele referentie. Het rapport wekt de indruk dat uitgegaan is van de mening van een aantal mensen binnen de gemeente, c.q. opdrachtgever. De vraag is of de dynamiek van Lelystad de reden is geweest waarom na de implementatie van het plan Versnelde groei, vele mensen de stap naar Lelystad hebben gemaakt en hier zijn komen wonen. Het college geeft in ieder geval blijk geen idee te hebben waarom mensen in Lelystad zijn komen wonen. Je had het immers op zijn minst met een sterkte/zwakteanalyse kunnen onderzoeken. Onze mening: met dynamiek als handelsmerk twijfelen wij of je daarmee Warande vol krijgt. Om op de sterkte/zwakteanalyse terug te komen. Lelystad was in het verleden sterk qua infrastructuur. Goede doorstroming van het verkeer, brede wegen, beroemd vanwege de scheiding van snel en langzaam verkeer. Dit sterke punt is nu een van de pijlers onder het gebouw van Nederlands duurzaam veilige wegverkeer. We waren groot voorloper daarin. Op dit moment zijn er files of opstromend verkeer op de meest belangrijke plaatsen in de stad en is de eens zo geroemde infrastructuur dus van een ijzersterk naar een zeer zwak punt gedegradeerd. Lelystad was sterk aangaande de ruimte, de gunstige grondprijzen, het sportklimaat, het dorpskarakter, de pioniersgeest en zo kan ik nog wel even doorgaan. Welke Nederlander wil er met de huidige beeldvorming nog naar Lelystad? Men denkt nog steeds dat iedereen in Flevoland in Almere woont, of daar ergens in de buurt. Dus dat er iets aan de beeldvorming gedaan dient te worden qua naam, wordt door ons geheel onderschreven, maar daar hadden wij zo’n duur rapport niet voor nodig gehad. De heer Homan: Mag ik een vraag stellen aan de heer Jansen? U maakte zojuist een aantal opmerkingen waarvan ik me afvraag: óf u hebt onderzoek gedaan óf u schudt het uit uw mouw óf u zuigt het uit uw duim. Waar haalt u die wetenschap vandaan? De heer Jansen: Wij komen waarschijnlijk op andere plaatsen dan u, mijnheer Homan. Ik heb zojuist enkele sterke punten genoemd. Op de plaatsen waar wij komen, zijn dat mede de redenen van inwoners om hier te komen wonen. De heer Homan: Dus die sterkte/zwakteanalyse hebt u zelf uitgevoerd? U bent ook een zeer sterk onderzoeksbureau? De heer Jansen: Wij komen veel onder de mensen, mijnheer Homan. Misschien anders dan de Stadspartij. De heer Van Erk: Mag ik ook een vraag stellen aan de heer Jansen? De heer Jansen: Ik heb u ook laten uitspreken tot aan het eind, mijnheer Van Erk. De heer Van Erk: We waren met een interruptiedebatje bezig, dus het sluit goed aan misschien, mijnheer Jansen. De voorzitter: Zou de voorzitter dat even kunnen bepalen? De heer Van Erk: Uiteraard. De voorzitter: Ik denk dat het wel een goed moment is voor een time-out. Het woord is aan de heer Van Erk.
2008
N 282
De heer Van Erk: Ik ben toch heel benieuwd naar aanleiding van wat de heer Homan ook vroeg, naar de onderbouwing van deze toch wel ontzettend stellige beweringen die u hier te berde brengt. U zegt nogal wat. Het imago van Lelystad is slecht, zegt u. Waar baseert u dat op? U komt bij andere bewoners dan wij, denk ik. Welke onderbouwing hebt u daarvoor? De heer Jansen: Ik weet wel zeker dat wij bij andere inwoners komen dan de VVD, mijnheer Van Erk. Wat wij horen vanuit de bevolking, ook bij maatschappelijke organisaties, zijn de redenen, ook van de oud-inwoners, waarom ze hier zijn komen wonen. Dat zijn die sterke punten die ik u zojuist genoemd heb. Er heerst vanuit het verleden een sterk beeld dat Lelystad een achtergestelde gemeente is met veel criminaliteit, met veel werkloosheid. Die beeldvorming, en daarmee ondersteunen wij het college, is sterk verbeterd na het vaststellen van het plan Versnelde groei. Toen hebben we de mensen binnengehaald om de kwaliteiten die ik u genoemd heb. Zij hebben gezegd: wij gaan investeren in Lelystad. Daar moeten we naar terug in de beeldvorming. De heer Van Erk: Ik ben blij met het antwoord van de heer Jansen, maar hij geeft geen antwoord op de vraag over de onderbouwing. De heer Jansen: Die heb ik u genoemd. De heer Van Erk: Die hebt u niet. Akkoord. De heer Jansen: Die heb ik u genoemd. Verder. We gaan voor dynamiek, maar waar ligt de dynamiek van Lelystad? Niet in het uitgaansleven en niet qua cultuur. Er is geen HBO of universiteit. Lelystad is eigenlijk geen stad. Het is een groot dorp. Is dat misschien het sterke punt van Lelystad? In het rapport staat er niets over. Wij komen wellicht op andere plaatsen in Lelystad dan het college en de VVD, maar dit is wat wij te horen krijgen in het grote dorp, een stad met een dorpsmentaliteit. Misschien een mooie quote. Omdat het de kenmerkende eigenschappen mist van een marketingrapport, vinden wij het een eenzijdig rapport met hier en daar wat gewenste antwoorden. De SMART geformuleerde doelen missen wij. Daarom vinden we het marketingrapport sterk onder de maat. We hebben wat punten waarvan wij vinden dat ze slecht voor de beeldvorming zouden zijn van Lelystad en wat goed voor de beeldvorming zou zijn van Lelystad. Dat vinden wij als InwonersPartij, voor de duidelijkheid. Wat we negatief voor de beeldvorming zouden vinden, is negatieve landelijke publiciteit, ook van bestuurders. Angsten en risico’s omtrent de ontwikkeling van de luchthaven. Criminaliteit, want in Lelystad bij het station, zo was bij Reporter te zien, kon je binnen een kwartier aan de meest verschrikkelijke harddrugs komen. En wat we tegen hebben is dat we nog steeds een forensenstad zijn. Want het lokt niet aan om prachtig te wonen in deze mooie gemeente maar wel elke dag anderhalf uur in de file te staan, heen en weer. Wat wij goed voor de beeldvorming zouden vinden, en dat is misschien ook goed voor deel 2. We moeten zuinig zijn op onze jeugd die in Lelystad in de beeldvorming alle kansen krijgt. En daar hebben we zojuist ook al blijk van gegeven door het college te steunen met de speelplaatsen. Lelystad, een stad voor de jeugd. Een speciale wijk, aan Warande zitten we dan te denken of een deel ervan, voor ouderen, met alles erop en eraan. Allemaal in een gedeelte van de wijk. Lelystad, een stad voor ouderen. Harde aanpak en bestrijding van de criminaliteit. In Lelystad wordt niet gedoogd. Lage grondprijzen, heffingen en belastingen. Lelystad, value for money. Lelystad, een dynamische watersportplaats. Als je inwoners vraagt in Lelystad, want dat moeten
2008
N 283
immers onze ambassadeurs zijn: wat vindt u van wonen in Lelystad? Wonen, gelukkig in Lelystad. En dat zijn onze ambassadeurs. InwonersPartij tegen marketing? Nee. We vinden het rapport echter onder de maat. Aangezien er afzonderlijke voorstellen financieel worden besproken tijdens de behandeling van de voorjaarsnota, willen we best graag dat er wordt doorgegaan om de bekendheid en het imago vanLelystad te vergroten. Daarzijn wehet mee eens. Daarom dienen wij een amendement in om het besluitzodanig te wijzigen, dat wij er ook mee zouden kunnen instemmen. Amendement 4 De fractie van de InwonersPartij stelt het volgende amendement voor: "De raad van de gemeente Lelystad in vergadering bijeen op 15 mei 2008 Het besluit onder 1 en 2 te wijzigen als volgt: 1. Akkoord te gaan met een doorstart van de professionalisering van de City Marketing. 2. In te stemmen, om de bekendheid met en het imago van Lelystad te vergroten, te weten: a. Conform voorstel b. Conform voorstel c. Conform voorstel.” De voorzitter: Het amendement maakt onderdeel uit van de beraadslagingen. De heer S.J. Kok: Mevrouw de voorzitter. GroenLinks vindt dat marketing moet uitgaan van de werkelijke kracht van een stad, niet van een wensbeeld. Wensbeelden kunnen elke stad tot marketingdoel verheffen. Dit voorgestelde marketingplan had voor veel andere steden in Nederland geschreven kunnen zijn. Lelystad wil winnaar en van de menselijke maat zijn. Dat willen velen. Het is vooral een wensbeeld van hoe wij onszelf graag zien. Als wij de enige zijn die dat zo zien, dan zet dat weinig zoden aan de dijk, ook qua marketing. Ook als we een van de velen zijn die zich zichzelf op een dergelijke wijze afficheren, schieten we weinig op. Met een beperkt budget moet je toch uitgaan van je daadwerkelijke, zichtbare kracht en die benutten. Dan ben je het meest effectief. Daarbij, Lelystedelingen zijn de belangrijkste ambassadeurs van onze stad, maar dan moet die marketing wel aansluiten bij de beleving van de Lelystedelingen. Lelystedelingen kiezen vaak voor Lelystad om de rust en het groen, zeker zij die uit de randstad hier naartoe komen. Met dit marketingplan lijkt het wel een beetje of het college besloten heeft dat rust en groen niet hip meer zijn. Dat wordt op geen enkele manier gedragen in de Lelystadse samenleving. Daarmee zal er ook weinig draagvlak zijn voor de voorgestelde richting en dan kun je wel vergeten dat Lelystedelingen de ambassadeur zullen zijn. Wij hebben de indruk dat het college te veel uitgaat van een negatief beeld over het huidige imago van de stad. De burgemeester is ontvallen dat rust oubollig zou zijn. Om een filosofische insteek te kiezen: rust is onderdeel van de vita contemplativa als noodzakelijk tegenwicht voor de vita activa. Als je een evenwichtig bestaan wilt leiden tenminste. Deze marketing richt zich alleen op de vita activa. Status, winnaars en genieten. Het gaat vooral om geld verdienen en consumeren. Maar er is meer in het leven. Voor GroenLinks is Lelystad een bijzonder contrastrijke gemeente. Er zijn veel verschillende culturen, er is water, stad, platteland en natuur. Daarnaast rust en levendigheid. In die contrasten ligt onze kracht en daar moet marketing van uitgaan. Wethouder Fackeldey: Mevrouw de voorzitter. Ik geloof dat ik de uitdaging heb om in 19 seconden 30 vragen te beantwoorden. Dat wil ik wel proberen, maar ik geloof niet dat ik daar populair van word. Dus met uw welnemen zal ik geen algemeen betoog
2008
N 284
houden maar wel proberen serieus op alle vragen en opmerkingen in te gaan. Het college is echt van mening dat het hier gaat om een belangrijke stap die we met elkaar moeten zetten om daadwerkelijk, en ik kom er dadelijk nog op terug, de doelen die we ons gesteld hebben te realiseren. Misschien één algemene opmerking vooraf. We leven in een snel veranderende wereld. Dat gaat ook over de concurrentieverhoudingen bijvoorbeeld met omliggende steden en gebieden, dat gaat over woon- en verhuiswensen en mogelijkheden van mensen, intenties, noem maar op. We leven ook in een wereld waarin qua communicatie en uitstraling van het imago je nu binnen één seconde kunt stukmaken wat je in twee jaar opbouwt. Dat is zo. Imago komt te voet maar verdwijnt te paard. Dat betekent dat je misschien wel anders dan we ons twee jaar geleden hadden voorgesteld, maar in ieder geval sterker zult moeten inspelen op het imago dat de stad wil neerzetten. Dat betekent dat we om onze doelstellingen te halen, de 650 woningen, de arbeidsplaatsen, veel meer zullen moeten doen dan alleen maar een beetje reclame maken voor de stad. Dat is de achtergrond van dit marketingplan. Ik kom daar bij de verschillende bijdragen van de verschillende partijen nog graag op terug. De PvdA dient als eerste een amendement en een motie in. Laat ik die meteen maar nalopen. Het amendement is conform hetgeen op het Opinieplein al door het college is toegezegd. We beseffen heel goed dat de voorjaarsnota het moment is om te praten over de beschikbare financiële middelen. Waar het ons om gaat vandaag, is dat de raad zo breed mogelijke steun geeft aan de inhoudelijke basis die straks ligt onder de financiële voorstellen en anders dan de InwonersPartij het formuleert, denkt het college dat die inhoudelijke basis in deze nota in voldoende mate ingebouwd is. We kunnen ons prima voorstellen dat we besluit 4 meer aanpassen aan hetgeen is toegezegd. Bij de motie die vervolgens door de heer Van de Beek werd aangekondigd, heb ik een kleine aarzeling, omdat het college opgeroepen wordt om een procesbesluit voor te leggen op welke wijze eventuele beschikbaarstelling van extra middelen gekoppeld wordt. Het college zou het op prijs stellen om vandaag hom of kuit te krijgen. We begrijpen heel goed dat het op basis van dit plan niet wenselijk, zelfs onmogelijk is om een echt financieel besluit te nemen. Dat kan ook niet, dat is door verschillende partijen aangegeven. We kiezen er nu juist voor om niet als gemeente, niet als gemeentebestuur in ons eentje te zeggen: zo gaan wij de stadsmarketing vormgeven. Dat kunnen en willen we doen samen met inwoners en betrokken bedrijven. Dat betekent als je dan het idee van Lelystad Partners serieus neemt, dat je niet van te voren moet zeggen: trouwens, dit gaat u uitvoeren. Dan zeg je: dit is onze visie, die is helder verwoord, en we vragen u Lelystad Partners om samen een sterk plan te maken, waarin wij als gemeente onze expertise inbrengen en onze vele contacten met de inwoners, mijnheer Jansen - ik kom heel veel inwoners tegen en vele van onze medewerkers ook - en de input daarvan, dat we gezamenlijk willen uitvoeren. Dat betekent als je nu een lijstje activiteiten en besluiten zou willen nemen, dat je dat te vroeg doet. Dus wij kunnen ons heel goed voorstellen dat we inderdaad met een procesvoorstel komen hoe dat aan te pakken. Maar, mijnheer Van de Beek, dan ga ik er wel van uit dat als daar een goed plan ligt, waarvan u inhoudelijk zegt: we denken dat dit voldoende bijdraagt aan het realiseren van onze doelen, we dan niet nog een keer de discussie gaan voeren: hebt u er dan ook geld voor over? Dus ik hoop dat uw ‘eventuele’ niet slaat op geld ervoor over hebben, maar op de kwaliteit van het plan. Ons procesvoorstel zal er als volgt uitzien. We redden het niet, laat ik dat maar toegeven, om deel 2 nog voor de voorjaarsnota behandeld en in uw bezit te hebben. Dat kunt u begrijpen, als vandaag de discussie plaatsvindt in de raad over de nota.
2008
N 285
Wij willen ons procesvoorstel graag wel voor de voorjaarsnota aan u doen toekomen en in dat procesvoorstel zitten dan drie stappen. Het verzoek om bij de voorjaarsnota direct middelen beschikbaar te stellen om te kunnen overgaan, en uiteraard wordt dat dan toegelicht, tot de oprichting van Lelystad Partners, het faciliteren van die activiteiten. Wij zullen op de eerste vergadering van uw raad, als de agendacommissie daarmee instemt, aan u voorleggen het dan met Lelystad Partners inmiddels opgerichte plan voor 2008; wat gaan we in 2008 al doen aan concrete marketingactiviteiten die bijdragen aan het realiseren van onze doelen? Ten slotte zal ons procesvoorstel inhouden, dat we in de laatste vergadering van dit jaar aan u willen voorleggen het deel 2 van het marketingplan, het met Lelystad Partners uitgewerkte plan voor de marketingactiviteiten die moeten bijdragen aan het realiseren van de doelen. De heer Zweers: Staat u mij toe dat ik een verduidelijkende vraag stel aan het collegelid? Hoor ik u zeggen dat wij bij de voorjaarsnota toch maar een financieel besluit moeten nemen en dan inhoudelijk nog in december verder gaan praten? Wethouder Fackeldey: Dat hoort u mij niet zeggen. Er wordt in deze motie gevraagd om een procesvoorstel. Ik zeg u toe namens het college dat dat procesvoorstel voor de voorjaarsnota in uw bezit zal zijn. En ik kondig alvast aan, dan weet u wat u kunt verwachten, dat in het procesvoorstel over een deel van het budget wel een concrete vraag over een te nemen besluit zit, namelijk zodanig dat we daadwerkelijk aan de slag kunnen gaan met het oprichten en inrichten van Lelystad Partners. De Stadspartij. Voldoende woningen in alle categorieën, dat is voldoende als marketinginstrument. Het spijt mij tegen de heer Homan te moeten zeggen, dat ik dat volstrekt met hem oneens ben. Ik denk om te beginnen, maar ik verwijs graag naar het Opinieplein van volgende week, dat er zeker vanaf het volgend jaar in alle mogelijke categorieën voldoende woningen beschikbaar zullen zijn. Daar is onze inspanning keihard op gericht en ik hoop u daarvan volgende week namens het college te kunnen overtuigen. Dan nog komen mensen niet vanzelf hier wonen als die woningen er zijn. Dan nog krijg je niet het gewenste evenwicht in de stad van dure en goedkope woningen. Dan nog krijg je niet de gewenste spreiding in de stad van inkomensgroepen en achtergronden. Dus wij denken, anders dan de Stadspartij, dat het erg noodzakelijk is dat als wij ervoor zorgen dat die voldoende woningvoorraad er is in de verschillende categorieën, als we erin slagen dat de werkgelegenheid - en daar heeft wethouder Lodders een aantal keren over gesproken, dat er heel forse slagen gemaakt worden, daar scoren we buitengewoon goed in - in voldoende mate aanwezig is, dan rest nog één ding om mensen te overtuigen om naar Lelystad te komen, namelijk dat je er ook wilt wonen en werken. Wij denken dat daarvoor een marketingcampagne noodzakelijk is en wij denken, mijnheer Homan, dat we dan absoluut erin zullen slagen dat de woningbouw voldoende gelijke tred kan houden met het binnenstromen van deze mensen. De heer Jansen: Mag ik de wethouder een toelichtende vragen stellen hierover? Uw enthousiasme valt op, maar is het dan niet verstandig om een onderbouwing van uw plannen te realiseren door alsnog een sterkte/zwakteanalyse te houden, zodat u weet waar u de marketing het best op kunt laten drijven? Wethouder Fackeldey: Ik had die vraag bewaard, maar ik zal hem nu graag beantwoorden. Nee, om de precieze reden dat als je kijkt naar het rapport, er een heel uitgebreide bronnenlijst is gehanteerd. In het kader van Warande is door Motivaktie een uitgebreid onderzoek gehouden wie er allemaal naar Lelystad zouden willen verhuizen om welke reden. Ik kan u nog veel meer bronnen geven waaruit onderzoek gehouden is. Nu kunnen we nog zeven onderzoeken laten houden en dan
2008
N 286
hebben we 5 cm of nog veel meer stapels papier. Waar het het college nu om gaat, is dat we uit al die onderzoeken die gehouden zijn de conclusie trekken: wat moeten we nu doen? Juist daarom heeft het college ervoor gekozen om het bureau, dat anders dan u beweert wel degelijk zijn palmares en zijn sporen bij niet de minste bedrijven verdiend heeft, opdracht te geven om al die rapporten en informatie te analyseren en ons te adviseren over de vraag: wat gaan we nog doen? Dus wellicht anders dan de heer Jansen aangeeft, is het college van mening dat die onderzoeken wel uitgevoerd zijn, zij het niet precies in het kader van dit marketingplan, maar daarvoor wel als bron hebben gediend. De heer Homan: Mag ik nog even een verduidelijkende vraag stellen? De voorzitter: Een laatste opmerking, want dan kan de wethouder door. Er komt ook nog een tweede termijn. De heer Homan: Als wordt aangegeven door het college dat het punt voldoende voorraad woningen in de verschillende categorieën aanwezig zal zijn, dan is mijn vraag of de wethouder ook kan aangeven hoeveel wachttijd er voor die woningen dan zal zijn. Of veronderstelt hij dat er geen wachttijd zal zijn? De voorzitter: Ik ga deze vraag terzijde leggen, want het gaat over strategische marketing. Wethouder gaat u verder. Wethouder Fackeldey: Bij de ChristenUnie zou ik willen parafraseren in Lelystad: elke valk meent zijn eigen kiekendief te zijn. Anders gezegd, natuurlijk is het zo dat we gebruikmaken van die natuurwaarden. U vroeg zich af wie nu eigenlijk de regie houdt. Ik heb getracht dat aan te geven. Wij denken dat we ook moeten durven loslaten. Onze kwaliteit inbrengen maar ook voor een deel de regie bij diegenen moeten leggen, die weten hoe het werkt in Lelystad. Ik zeg voor een deel, namelijk bij de inwoners en bij de bedrijven. Uw vraag: we hebben afspraken gemaakt in de programmabegroting, denkt u die zonder deze actie niet te kunnen halen? Dat denk ik inderdaad. Het college heeft op eerdere momenten aangegeven dat wij denken dat die extra imagocampagne nodig is, dat leert het verleden, om bijvoorbeeld de ambitie van 650 woningen te kunnen realiseren. U kunt zich wellicht met mij nog de discussie over de 500 of 650 herinneren. Om dat extra te realiseren, die 650, is meer nodig dan in de programmabegroting was voorzien, is een extra inspanning nodig, zo is onze overtuiging. Vervolgens vroeg u: samen de trap op ei af, wat is de intentie/bijdrage van het bedrijfsleven? We zaten natuurlijk, en daar heeft ook discussie over plaatsgevonden, de vorige keer met een ingewikkeld dilemma. We willen heel erg graag hard aan de slag met het Lelystadse bedrijfsleven in Lelystad Partners, maar dat konden we niet doen voordat er een door uw raad geaccordeerd marketingplan is en ook zicht op ook een bijdrage van de gemeente. We hebben vooruitlopend op deze discussie daartoe al wel een poging gedaan en dat heeft onmiddellijk geleid tot enige discussie: bent u nu met het bedrijfsleven aan het praten over iets wat de raad nog niet heeft vastgesteld? Dus we hebben ons daarin enigszins terughoudend moeten opstellen. Maar absoluut zal het zo zijn, dat in het door mij genoemde procesvoorstel, en zeker in dat deel 2, helder inzichtelijk is tot welke inspanningen onze collega’s in Lelystad Partners zich verplichten. Overigens is dat niet alleen geld, het is genoemd. In termen van free publicity, het gebruikmaken van de middelen die onze partners hebben, van de kennis en kunde, kan ook een heel flinke bijdrage gerealiseerd worden. Maar ik denk dat bij Lelystad Partners het totaalbeeld moet gaan ontstaan. Dat is er nu dus nog niet.
2008
N 287
Ik ga over naar het CDA. Woonacquisitie Warande, is dat complementair? We hebben het hier over citymarketing. Citymarketing in algemene zin. Het is een viertrapsraket. Je begint met je stad, het merk Lelystad in de markt te zetten en in algemene zin is de boodschap: daar wil ik wonen, daar wil ik werken. De tweede stap is dat je per gebied heel gericht in samenspraak met de mensen die daar actief zijn, het gebied promoot. Pas dan kom je in de derde stap, de woonacquisitie, dat je de specifieke woningen gaat verkopen. De woonacquisitie Warande heeft specifiek betrekking op het in de markt zetten van dat deelgebied en die woningen en die woonsferen. Om dat goed te kunnen doen, is nodig de algemene notie dat je naar Lelystad wilt. Ze zijn weliswaar aanvullend, maar ze kunnen niet tegen elkaar weggestreept worden, zou mijn antwoord op uw opmerking zijn. Uw tweede vraag was: is het binnenkrijgen van nieuwe bedrijven nu de kern? Het gaat niet alleen om het binnenkrijgen van nieuwe bedrijven, het gaat om zowel het binnenkrijgen van nieuwe inwoners als het binnenkrijgen van nieuwe bedrijven. Daarbij betrekken we samen met Lelystad Partners het bedrijfsleven bij de acties die we moeten ondernemen. u hebt gelijk, in dat deel 2 moeten we deze ambitie voorzien van heldere doelstellingen. Wat zijn de doelstellingen die we met onze marketingacties willen realiseren en op welke wijze dragen de individuele activiteiten en acties daaraan bij. Zoals ik zojuist in het procesvoorstel heb geschetst, we zeggen u toe dat te zullen laten zien. De stichting, wie neemt nu welk besluit enzovoort. Dat is iets waarop ik bij de bijdrage van de VVD ook nog graag terugkom. Eerlijk gezegd is dat iets wat echt nog verdere uitwerking behoeft. We hebben het in de stukken over een stichting, dat is het meest voor de hand liggend. Van de andere kant is het ook zo dat het college, in het verleden wellicht zelfstandig en alleen die marketingactiviteiten uitvoerend, dat nu samen met het bedrijfsleven doet. Dan is de vraag of je een subsidierelatie aangaat, of dat je een private overeenkomst sluit, of op enige andere wijze vastlegt wie welke middelen te besteden heeft. Dat is een vorm van uitwerking, de vorm die Lelystad Partners moet krijgen. Waar we in ieder geval naartoe willen, is dat helder is dat wij boven de markt hangen: dit is de gemeente Lelystad bereid in de marketing te steken; als u meedoet gaan we een vorm kiezen, waar enerzijds uw raad door wat ik zojuist schetste zicht kan houden op de vraag: doen wij de goede dingen en worden de goede activiteiten door Lelystad Partners ontwikkeld die bijdragen aan het realiseren van de doelstelling, maar waar ook een zekere vrijheid in ondernemerschap gestimuleerd wordt voor Lelystad Partners om zelfstandig de activiteiten uit te voeren en de initiatieven te nemen die ze moeten nemen zonder daarvoor, met alle respect voor onszelf, op de soms wat langere besluitvormingswegen van de politiek te hoeven wachten. Men moet ook kunnen opereren. De heer Van Erk: Mag ik de wethouder een informatieve vraag daarover stellen? De wethouder geeft aan dat dit onderdeel nog uitwerking behoeft. Als ik dat goed vertaal naar het nu door het college voorgelegde besluit, betekent dat dat u eigenlijk zegt dat u het besluit 2.b. niet nu wenst te laten nemen door de raad. Is dat juist? Wethouder Fackeldey: Ik denk niet dat dat juist is, want invulling is meer dan alleen heel precies opschrijven wat de rechtspersoon is. Als ik mijn antwoord afgemaakt zou hebben, dan zou ik gezegd hebben: u bent daarbij als raad sowieso aan de beurt. Want wij kunnen niet eens participeren in een stichting zonder dat u daarvoor toestemming geeft en vervolgens ook nog de provincie en de minister van Binnenlandse Zaken. Natuurlijk krijgt u dan de beschikking over de statuten en kunt u beoordelen of die statuten volstaan.
2008
N 288
De heer Van Erk: Het is prachtig wat de wethouder nu zegt, maar het voorgesteld besluit luidt anders dan hij nu zegt. Er staat: de burgemeester is voorzitter van het bestuur, van de stichting Lelystad Partners. Dat is wat u nu vraagt te besluiten en u zegt: dit construct willen wij nog uitwerken in het kader van de stichting Lelystad Partners en dan komen we bij u terug. Dat betekent dat u in feite zegt: dit voorstel is prematuur. Wethouder Fackeldey: Ik denk niet dat ik dat zeg. Elk orgaan dat we inrichten heeft een bestuur en een bestuur moet worden voorgezeten, of het nu een stichting, een vereniging, een c.v. of wat voor rechtsvorm dan ook is. Dat lijkt me helder. Er bestaat op dit moment een stichting die we daarvoor wellicht zouden kunnen gebruiken. Er is hier voorgesteld om over te gaan tot een orgaan, stichting - dat ben ik met u eens, de meest voor de hand liggende rechtsvorm - om daadwerkelijk de besluiten te kunnen uitvoeren. Wat we in dit besluit hebben willen zeggen, en wellicht moeten we daarover in de pauze nog even nadenken: we gaan het niet alleen doen als gemeente; we willen echt partners committeren in een stichting die daadwerkelijk verantwoordelijkheid neemt voor het uitvoeren van activiteiten. De besluitvorming in de stichting, de zeggenschap, de vertegenwoordiging, al dat soort zaken moeten nader worden uitgewerkt en die statuten komen naar u toe, al was het alleen maar omdat wij niet kunnen participeren zonder dat u daarvoor toestemming geeft. Leefbaar Lelystad begon met de tekst: marketing is beeldvorming. Je moet niet iets verkopen wat je niet hebt, zou ik als reactie willen geven. Dat is les 1 in de marketing. Dat doen we dus ook niet. Die les hebben we goed geleerd, ook uit het verleden, en die zal absoluut iets zijn waarop wij letten. Wij gaan niet verkopen wat we niet hebben. Ik zal dadelijk nog op de heer Jansen ingaan, u hebt een heleboel zaken opgenoemd die we naar uw opvatting niet meer hebben, maar waarvan het college en met ons vele Lelystedelingen overtuigd zijn dat dat kwaliteiten zijn die we nog wel hebben. Het is aan ons om die goed te blijven verkopen. Natuurlijk is free publicity een van de instrumenten die we zullen moeten benutten. Laat ik één voorbeeld noemen. Alle ontwikkelaars hebben hun eigen glossys, waar ze een stad, een plaats, in het zonnetje zetten. Als we allemaal één keer Lelystad in het zonnetje zetten, hebben we een jaar lang nieuws op alle mogelijke plaatsen. Dat is nu juist een van de redenen waarom we samen met partners daarin slim optreden. Maar dat kan niet voor niets. Met alleen free publicity redt je het niet, dan ben je afhankelijk van de vraag wanneer iemand iets wil plaatsen. We willen niet afhankelijk zijn, we willen sturend zelf marketing bedrijven. De Vogelhorst, de gemeente Almere. Ik ben blij dat men dat hierheen stuurt. Dat legitimeert ons om als onze kavels en Warande op orde zijn en de verkoop eind van dit jaar start, al diegenen die in Almere nu teleurgesteld worden een brief te sturen met de mogelijkheid: u kunt ook in Lelystad terecht. Want de verhuisbeweging van Almere naar Lelystad is nog steeds vele malen groter dan andersom. Ik wil graag overgaan naar de bijdrage van de SP. Ik ben het zeer met u eens dat marketing een moeilijk begrip is. Hoe meet je dat? Niet. Je weet niet wat je meet. Wat je kunt doen zijn twee dingen. Zorgen dat je goede overeenstemming hebt over het feit dat je van de activiteiten die je pleegt, verwacht dat ze bijdragen aan de doelen die je realiseert. Ten tweede, meten of uiteindelijk het effect, dat is de stijging van het aantal inwoners, dat is het aantal woningen dat je verkoopt en het aantal bedrijven dat je binnenhaalt, daadwerkelijk plaatsvindt zonder altijd het oorzakelijk verband te kunnen aanbrengen. Ik was blij met uw voorbeeld van Scarlet, want dat geeft precies aan hoe het moet gaan werken met Lelystad Partners. Wij zijn met zijn allen als inwoners van Lelystad de beste ambassadeurs van de stad. Van die gemeenschappelijke kracht moeten we ook in Lelystad Partners gebruikmaken.
2008
N 289
De VVD en als eerste even ingaan op het debatje dat gevoerd is op de formulering van het besluit. Technisch gesproken hebt u denk ik gelijk, we nemen met elkaar kennis, maar ik vind het wel ontzettend jammer dat daarbij het enthousiasme zo ver zoek is in die formulering. Ik had zo graag gezien dat we met elkaar zouden zeggen: we stemmen hiermee in, want wij omarmen dit. Maar wellicht hebben we ons in ons enthousiasme iets te veel laten meeslepen en niet de zakelijk gewenste tekst daarbij geformuleerd. Serieus bent u ingegaan op de rol van een collegelid en collegeleden, in het bijzonder de burgemeester, in het bestuur van de stichting Lelystad Partners. U geeft een aantal voorbeelden die uitnodigen om uit te leggen waarom naar het oordeel van het college hier sprake is van een andere situatie. Bijvoorbeeld een stichting Batavia, waar het gaat om een stichting die geheel zelfstandig een voorziening exploiteert en daarin grote risico’s aangaat, is wat anders dan wat we beogen met Lelystad Partners en dat we statutair moeten afgrendelen. Wij denken dat het van belang is als we als gemeente zeggen: wij deden het tot dusver zelf, we willen het niet meer zelf doen maar wel laten zien en laten merken dat we de lead hebben in dat proces, dat diegene die het college en uw raad voorzit en die het boegbeeld van de stad is, ook de lead heeft zichtbaar en voelbaar in de besluitvorming zoals die ook binnen zo’n gremium als Lelystad Partners moet gebeuren. Laat ik het even wat scherper formuleren. Als we u niet voorgesteld hadden om Lelystad Partners in te richten, dan had onze burgemeester in dit dossier vanuit de portefeuille gewoon de lead gehad. En dan is het toch wat merkwaardig als wij besluiten om marktpartijen erbij te betrekken, dat dat dan ineens niet meer het geval zou zijn, daar waar wij juist denken dat het niet alleen als boegbeeld, want het gaat zeker niet om de lintjes, maar juist in die zichtbare en voelbare aanwezigheid echt de lead heeft. Wij denken als we ervoor zorgen, en dat willen we graag, dat het college in die stichting breed vertegenwoordigd is met in ieder geval drie collegeleden, en we goed nadenken over hoe we in de statuten afgrendelen dat geen excessen mogelijk zijn en helder de financiële verhoudingen regelen, dat het dan echt een meerwaarde heeft dat onze burgemeester daarvan voorzitter is. Ik doe een klemmend beroep op u en ik roep u op om die gedachte te ondersteunen en ons daarmee de ruimte te geven om krachtig als gemeente die lead te nemen die wij denken te moeten nemen. De opmerking met betrekking tot de openbare orde begrijp ik maar die is op vele dossiers dagelijks aan de orde. Wij geven bouwvergunningen af ook voor onze eigen activiteiten en we scheiden dat keurig in processen. Ook nu geven we vergunningen af voor activiteiten die we zelf organiseren en in de procesgang en de verantwoordelijkheden is dat prima gescheiden. Als je dat goed regelt in het proces en daarmee integer omgaat, hoeft dat naar het oordeel van het college geen probleem te zijn. Dan wil ik graag iets zeggen over de reactie van de InwonersPartij. Ik heb al iets gezegd, mijnheer Jansen, over de doelen die ontbreken en de slotanalyse. Ik denk dat we voldoende papier hebben. Ik denk dat wij de sterkte van onze stad kennen. U noemt een heel rijtje waarin inwoners van deze stad wel of niet de sterkte van onze stad herkennen. Ik stond een aantal weken geleden hier op de markt met een standje. Toen hebben we mensen gevraagd: waarom bent u in Lelystad komen wonen? Gewoon, onder voorbijgangers een enquête gehouden. Toch wijkt mijn lijstje sterk af van uw lijstje en waarschijnlijk op een andere plaats krijg je weer een ander lijstje. Er zijn heel veel verschillende bewegingen, maar natuurlijk geven bijna allen aan dat het gaat om de kernkwaliteiten. Daarin hebben een aantal partijen iets gezegd over het begrip dynamiek. Ik ga ervan uit, en ik weet dat van de InwonersPartij, dat zij haar eigen besluiten buitengewoon serieus neemt, dus is het mooi om nog eens even te kijken naar het Structuurplan Lelystad. Ik zal één zin
2008
N 290
citeren, die volgens mij prima weergeeft waar het over gaat. In dat door uw iaad vastgestelde structuurplan zeggen we: "De diversiteit in de stad neemt toe door de ontwikkeling van intensieve, dynamische knooppunten. Deze dynamische knooppunten staan in contrast met de rustige, groene wooneilanden.” Dat is een tekst die u zelf hebt vastgesteld. En als ik dan meteen even de verbinding maak naar de Latijnse spreuk die GroenLinks zo mooi debiteerde, dan zeg ik: juist die beide elementen, de dynamiek, de activa en ook de rust, zijn van belang voor de stad. Maar als je het over marketing hebt, heb je het over de vraag: wat ga je verkopen? En als ik ga verkopen: in Lelystad is het rustig, dan denk ik dat men de associatie krijgt van de Vinex-wijk die we niet willen hebben. Maar dat de rust een kernkwaliteit is, dat is absoluut waar. En dat we daarnaast dynamiek hebben en dat we in het verleden te weinig benadrukt hebben dat we die dynamiek in de stad wel hebben, is evenzeer waar. Ik denk dat het verstandig in de marketingstrategie is om te zorgen dat we ons focussen op genieten, want de rust is een element van het genieten. Men geniet van de rust. Marketingwise is het dan verstandig en volgens mij ook in overeenstemming met uw eigen besluitvorming, om de nadruk te leggen op dat genieten. De heer Jansen: Bij interruptie. Hier staat iets op gespannen voet met elkaar. Ik hoor in uw betoog: je moet niet verkopen wat je niet hebt. Dat zei u heel nadrukkelijk tegen de heer Zweers. Maar hoe staat u dan tegenover het feit dat wij rust verkopen in Warande, terwijl daar nu juist een grote risicofactor zit? Wethouder Fackeldey: Ik begrijp het niet. In Warande bent u binnen 5 minuten lopen in een prachtig bos, aan een prachtige waterpartij. Gaat u even verder, bent u in de Oostvaardersplassen. Het lijkt me dat je daar echt kunt genieten van de rust die de natuur daar uitstraalt. De heer Jansen: Dat ben ik met u eens. Maar de rust in Warande kan wel eens verstoord worden door de verdere ontwikkeling van de luchthaven. Daar doel ik op. Wethouder Fackeldey: Dat voel ik wel, maar ik denk ik wacht even tot u dat zegt. Ik zal mijn verhaal niet herhalen over routes die daar niet overheen vliegen enzovoort. Laten we constateren dat het college die verwachting van u in dat opzicht niet deelt. Volgens mij heeft de heer Jansen zijn roeping gemist, want hij is heel goed in staat geweest om een heel aantal kwaliteiten van Lelystad op te noemen die we absoluut graag zullen gebruiken. De verleiding is groot om op uw andere punten in te gaan met een inhoudelijk debat, maar ik speel als het ware in blessuretijd, dus ik hoop dat u mij vergeeft dat ik dat niet zal doen. Eén uitspraak van u wil ik graag als motto vasthouden: value for money. Dat is inderdaad wat Lelystad biedt en dat is wat we heel goed moeten marketen. Ik wil mijn veel te lange bijdrage afsluiten met een reactie op GroenLinks. De kracht van de stad, mijnheer Kok, is nu juist wat wij kunnen en moeten marketen. Winnaar een wensbeeld? Ik denk als we kijken naar alle ontwikkelingen aan de vooravond waarvan we in Lelystad staan, dat het geen droombeeld is maar een realistische toekomstverwachting. En een realistische toekomstverwachting is hét instrument om je marketing op vorm te geven. Ik denk dat genieten in Lelystad als een van de kernbegrippen geen wensbeeld is, maar nu al voor veel mensen een realiteit en voor veel andere mensen realiteit kan worden. Ja, we sluiten graag aan bij de beleving van die Lelystedelingen en ik denk dat we dat met die combinatie van dynamiek en rust en groen ook doen. Overigens bleek dat ook uit de eerste stakeholdersbijeenkomst waaraan ik eerder refereerde, waar in algemene zin herkenning en erkenning van het door ons neergelegde marketingplan bleek. Vita contemplativa en vita activa zijn volgens mij met de begrippen dynamiek en rust
2008
N 291
prima in balans en moeten we in die combinatie als een van de kernen van ons marketingbeleid maken. Ik hoop en heb de indruk dat ik op de meeste vragen en opmerkingen ben ingegaan. De voorzitter: Dank u wel. Ik stel voor dat wij pauzeren; er is nog wel wat overleg nodig over en weer. De voorzitter schorst de vergadering. De voorzitter heropent de vergadering. In tweede termijn De heer Van de Beek: Mevrouw de voorzitter. College bedankt voor de beantwoording van de vragen. Het doet de PvdA goed dat de kanttekeningen die wij geplaatst hebben bij de wijze waarop de financiën geregeld zijn in het plan, door andere partijen worden ondersteund en dat het college aangeeft zich grotendeels te kunnen vinden in onze motie en ons amendement. Er was een vraag van het college over de eventuele extra middelen, met name hoe het woord eventueel geïnterpreteerd moest worden. Ik denk dat de raad de PvdA kent als een partij die bij goede plannen altijd bereid is middelen ter beschikking te stellen. Dus bij dezen leggen wij ook het college de uitdaging voor om met goede plannen ons te overtuigen. Als de plannen goed genoeg zijn, dan zijn wij ervan overtuigd dat wij bereid zijn extra middelen daarvoor ter beschikking te stellen. We zijn blij met de toezegging van het college met betrekking tot het procesvoorstel. Dat betekent dat in de voorjaarsnota geld ten behoeve van de professionalisering van de City Marketing zal worden opgenomen. Daar zullen wij dan mee kunnen instemmen. Andere financiële middelen naar aanleiding van plannen die ons door het college worden voorgelegd, zullen wij ter beschikking stellen. Een aantal collega-partijen twijfelden in hun bijdrage aan het nut van marketing in het algemeen. Ik zou aan die partijen willen vragen: kunnen wij er dan op rekenen dat over een kleine twee jaar deze partijen geen campagne zullen voeren voor de gemeenteraadsverkiezingen? Een laatste punt betreft besluitpunt 2.b. Daarvoor zal de VVD gezamenlijk met het CDA en ons met een nieuw amendement komen. Dat zullen zij dan ook toelichten. De heer Van Erk: Mevrouw de voorzitter. In de eerste plaats het college dank voor de reactie. Het college heeft aangegeven de aangegeven bezwaren tegen de functiemenging, zoals ik die uiteengezet heb, niet te delen en het besluit 2.b. te willen handhaven in de huidige vorm. Functiemenging van met name de burgemeester, die functioneert in het openbaar bestuur en het hebben van een onafhankelijke relatie met het openbaar bestuur achten wij zeer risicovol. Daarom dien ik nu een daartoe strekkend amendement in, mede namens de fracties van PvdA en CDA. Amendement 3 De fracties van VVD, PvdA en CDA stellen het volgende amendement voor: "De raad van de gemeente Lelystad in vergadering bijeen op 15 mei 2008 gelezen het voorstel van het college B07-18255-1 - Strategisch Marketing Plan 2008 2020, deel 1, Besluit: Punt 2.b. te vervangen door: Het college legt een nader voorstel voor ter besluitvorming voor de inrichting van het samenwerkingsverband City Marketing nieuwe stijl.”
2008
N 292
De voorzitter: Het amendement maakt onderdeel uit van de beraadslagingen. De heer Van Veluwen: Mevrouw de voorzitter. Het college dank voor de beantwoording. Er blijft toch één vraag boven de markt hangen wat onze fractie betreft en dat is: waar gaan we nu met de voorjaarsnota voor kiezen? Ik heb nog eens de achterliggende financiële paragraaf bekeken. Is het nu werkelijk zo dat we gaan kiezen voor 2008 voor een extra bedrag van € 5 ton en voor de volgende jaren van € 7 ton? Het is wel van belang, omdat onze fractie vindt dat die bedragen niet te groot moeten zijn. Anders krijgen we de discussie bij de voorjaarsnota, maar het kan niet zo zijn dat we een gigantisch bedrag reserveren en tegen het college zeggen: als je met goede plannen komt mag u dat gigantische bedrag, die reservering, gaan invullen. Dat zou ik een vrij slordige zaak vinden. Aan de andere kant is het zo dat u zichzelf tegenkomt, want de marketing stagneert dan. Ik zou van het college willen weten over welke bedragen we praten. Een tweede punt, maar dat is misschien van orde, ik weet niet hoe we met de motie en de amendementen omgaan; ik heb de nummers nog niet. Misschien is dit het moment dat we daarop als fracties ingaan. De voorzitter: Ik zal de amendementen nummeren. De heer Van Veluwen: Onze fractie zal niet instemmen met het amendement 1, omdat wij inhoudelijk geen verschil zien tussen wat er nu staat en wat u voorstelt. Wat betreft amendement 2, daar zal onze fractie mee instemmen. Dat geldt trouwens ook voor amendement 3 dat zojuist is ingediend. Met amendement 4 zullen we niet instemmen, omdat we daar geen verschil zien met wat er staat op dit moment. De heer Jansen: Mag ik hierop reageren? Mag ik u het verschil uitleggen, mijnheer Van Veluwen? In het amendement van VVD en PvdA staat onder punt 1.a.: wordt voor kennisgeving aangenomen. Maar wat, en wat bedoel je daar dan mee en waar sta je dan voor? Wij zeggen in ons amendement: wij gaan akkoord met de doorstart. Met andere woorden: college, handen uit de mouwen. Dat is het eerste verschil. Wat wij ook zeggen, is dat wij akkoord gaan met de doorstart van professionalisering van de City Marketing. Dat is het grote verschil. De heer Van Veluwen: Ik ben het met u eens, maar ik zie in uw amendement dat verschil niet terug. Wat bij u mist is in te stemmen om de bekendheid met het imago van Lelystad te vergroten. In het oorspronkelijke raadsvoorstel staat er een tussenzin met een verwijzing naar het bureau Berenschot. Dat hebt u eruit gelaten, maar daar zie ik in principe geen verschil in, want u hebt "conform voorstel” teruggebracht. De heer Jansen: Dat komt omdat wij onze mening hebben geformuleerd over het rapport Berenschot, maar daarmee stemmen we wel in ter ondersteuning van het college om vooral de handen uit de mouwen te steken, door te gaan en met goede voorstellen te komen in het tweede deel. De heer Van Veluwen: Daarover verschillen we niet van mening. De heer Jansen: Dan kunt u toch instemmen met amendement 4? De heer Van Veluwen: Op dat eerste punt verschillen we niet. Tot slot. De motie van de PvdA is voor ons het moeilijkste punt. Nogmaals, ik vraag me af wat wij met de voorjaarsnota gaan doen.
2008
N 293
De heer Van de Beek: Mag ik reageren? Ik denk dat u amendement 1 en de motie samen moet zien. Ik heb het zojuist geprobeerd toe te lichten in mijn bijdrage voor de tweede termijn, waarbij wat ons betreft de strekking is: er komt een procesvoorstel. Door het college is toegezegd dat dat nog voor de behandeling van de voorjaarsnota aan ons ter beschikking wordt gesteld. Het college heeft daarbij al een toelichting gegeven wat er in het procesvoorstel zal komen. Daarbij zal het college een voorstel doen om voor de professionalisering van de citymarketing middelen vrij te maken. Dat zit wat onze fractie betreft vooral in het aanstellen van een citymarketeer die verder kan gaan met de uitwerking. Verdere plannen met betrekking tot citymarketing zullen eerst worden voorgelegd aan de raad, waarna middelen ter beschikking worden gesteld. De heer Van Veluwen: Als u dat doet dan betekent dat praktisch dat u misschien eind november die plannen ziet. Dan loop je al twee jaar achter op je marketing. Of je moet die gelden gaan reserveren. Bij de voorjaarsnota zeg je dan: ik ga die € 5 ton en € 7 ton reserveren en ik zeg tegen het college: als u met goede plannen komt dan mag u dat gereserveerde geld daarvoor gebruiken. Of zie ik dat verkeerd? Als u zegt: eind november heb ik goede plannen voor de marketing, dan wordt het de voorjaarsnota van 2009 dat we die plannen gaan behandelen. Dat betekent dat pas in 2010 het college met dat verhaal aan de gang kan. Dat zal toch ook niet de bedoeling zijn. De heer Van de Beek: De technische uitwerking ervan laat ik vooralsnog aan het college over. De heer Van Veluwen: Dat is wel erg makkelijk. De heer Van de Beek: De strekking van ons amendement en onze motie en ook de combinatie daarvan is, dat er eerst een goed plan moet komen, in goed uitgewerkte staat, van het strategisch marketingplan, uitgewerkt naar een korte termijnplan voor 2008, waarin staat welke doelen we willen bereiken, welke activiteiten we gaan ondernemen en welke financiële middelen daarvoor nodig zijn. Dat zal aan de raad worden voorgelegd. Daarna kan het college daarmee aan de slag gaan. Het is denk ik aan het college en aan de snelheid van het college of dat inderdaad november wordt of dat ze ons verrassen en volgende week met een geniaal voorstel komen. De heer Jansen: Bij interruptie. Eigenlijk zegt u: wat op het ogenblik op tafel ligt is een incompleet plan. De heer Van de Beek: Als strategisch plan is het voldoende. Het is echter niet voldoende als uitwerking, waarbij operationele doelen zijn geformuleerd gekoppeld aan activiteiten, gekoppeld aan financiële middelen. De heer Jansen: Dan kunt u toch gewoon zeggen: het is incompleet? Dan hoeft u toch niet zo moeilijk te doen? De heer Van de Beek: Ik ben niet van mening dat het incompleet is. Ik denk dat het als strategisch marketingplan compleet is. Het is alleen niet compleet om er een operationeel plan aan te koppelen en daaraan financiële middelen. Ik denk dat het gebruikelijk is dat je eerst de strategie vaststelt en dat afpelt naar lange, middellange en korte termijnplannen. De heer Van Veluwen: Mag ik nog even voor de goede focus? U zegt eigenlijk: college, als u niet voor de voorjaarsnota met goede plannen komt, dan roept u het probleem in die zin over uzelf af. Dat vraag ik nog even aan u.
2008
N 294
De heer Van de Beek: Voor mijn helderheid. Welk probleem bedoelt u? De heer Van Veluwen: Ik denk dat het college zegt: wij moeten behoorlijke middelen vrijmaken om ons marketingplan uit te werken. De heer Van de Beek: Volgens mij heb ik in de tweede termijn al in mijn bijdrage aangegeven en zojuist nog eens herhaald, dat wat de fractie van de PvdA betreft de kosten die verbonden zijn aan de uitwerking van het strategisch plan in de plannen zoals zojuist door de InwonersPartij gememoreerd, prima meegenomen kunnen worden in de voorjaarsnota. De heer Bussink: Mevrouw de voorzitter. Dank voor de beantwoording. Er is nog één punt dat ik niet helemaal scherp voor ogen heb en dat was de eerste vraag, die ging over het strategisch marketingplan versus de woonacquisitie Warande. Ik heb gevraagd: is het complementair aan elkaar? U hebt daar uitvoerig antwoord op gegeven. Mijn conclusie, althans zo heb ik het geïnterpreteerd, is: het is toch complementair aan elkaar. De heer Zweers: Mevrouw de voorzitter. Marketing gaat inderdaad over beeldvorming. Er is in ieder geval één fractie in deze raad die steeds praat over een glas dat half leeg is. Wij gaan liever praten over een glas dat half vol is. Daar kun je tenminste wat mee, want dan heb je iets wat je in de markt kunt zetten. Ik ga nog even naar de InwonersPartij, die het in de eerste termijn teleurstellend noemde dat er geen onderzoek is gedaan naar steden waar wij op willen lijken. De fractie van Leefbaar Lelystad heeft daar al een antwoord op: wij willen niet op ‘een’ stad lijken, wij zijn Lelystad en dat moet je in de markt zetten. Ingaand op de opmerkingen die gemaakt zijn door de VVD-fractie met betrekking tot de functiemenging en het amendement dat daarop gevolgd is, amendement 3. Dat zullen we van harte ondersteunen. De heer Jansen: Mag ik de heer Zweers een vraag stellen? Wat is Lelystad dan, mijnheer Zweers? De heer Zweers: Lelystad is een prachtige stad waar ik 23 jaar geleden ben komen wonen, omdat hier toevallig op dat moment ontzettend veel huizen beschikbaar waren. Het is een stad waar ik nu woon, in de Kogge, met een tuin die grenst aan het Bultpark en ontzettend geniet van alle rust, maar daarbij ook geconfronteerd word met de nadelen van die rust. De rust heb ik namelijk van een natuurlijke omgeving en ik kan u vertellen het is ongeveer 8 cm groot, bruin gespikkeld, het heeft een grijze snavel. Ik heb het nog niet nader geïdentificeerd maar het is in ieder geval in staat geweest om voor meerdere dagdelen een zodanig deprimerende fluittoon te produceren, dat ik in mijn rust werd gestoord. Maar met liefde, want het is wel de rust in mijn woonomgeving en die moeten we in de markt zetten. Dan wil ik ingaan op de overige amendementen. Amendement 1. Wij zien vooralsnog geen verschil in datgene wat wordt voorgesteld om aan tekst te wijzigen in punt 4. In onze beleving staat er dan, weliswaar in iets andere bewoordingen, precies hetzelfde. Maar ik meende dat het college in de beantwoording heeft aangegeven, dat er bij de voorjaarsnota een voorstel gaat komen voor een deelfinanciering, met daaropvolgend een deel 2 van het marketingplan in december 2008, waarin het totale financiële plan aan de orde komt. Daar had ik graag nog een verduidelijking over. Voor wat betreft amendement 2. Daar zullen we ook mee instemmen. Met amendement 4, van de InwonersPartij, zullen wij niet instemmen. En voor wat betreft de motie van PvdA en VVD met betrekking tot het procesbesluit wil ik even afwachten
2008
N 295
wat het college zegt in de reactie in tweede termijn. In onze beleving heeft het college een toezegging gehad, maar ik wil nog graag een expliciete reactie hebben van het college op deze motie. De heer Van den Heuvel: Mevrouw de voorzitter. Er is veel gezegd en veel verwarring ontstaan. Ik heb geen amendementen gezien op punt 3 van het voorgestelde besluit, want daar staat toch heel duidelijk verwoord, dat aan de vervolgstappen uit deel 1 de benodigde middelen op korte, middellange en lange termijn zullen worden gekoppeld. Dus in principe gaat dat gebeuren. Dan wat betreft de amendementen. Amendement 1 van de PvdA zullen wij steunen. Het zegt wel degelijk iets anders dan het huidige punt 4. Amendement 2 zullen wij ook steunen. Amendement 3 vinden wij een zinvolle wijziging en zullen wij daarom steunen. Amendement 4 van de InwonersPartij vinden wij aardig, maar kunnen wij niet steunen, omdat het het hele besluit onderuit haalt. De motie van de PvdA in samenhang met amendement 1 zullen wij steunen. De heer Jansen: Mevrouw de voorzitter. Wat betreft de amendementen en de motie van de PvdA, deze zullen wij niet steunen. Wij vinden namelijk dat je daarmee het college redelijk in zijn hemd zet. Ik heb nadrukkelijk vanuit het college gehoord dat ze vanavond niet hom of kuit willen, nee, ze willen boter bij de vis en duidelijkheid van de fracties in deze raad, zodat het college daadkrachtig aan de gang kan. Wij hebben drie weken geleden een motie ingediend en alhoewel alle partijen die motie niet hebben ondersteund, hebben wij gemerkt in het betoog van wethouder Fackeldey dat er wel iets mee gedaan is, dat er hard mee gewerkt is en geprobeerd is hier een betoog te houden om de gehele raad erachter te krijgen. Wat krijgen ze als dank, met name van de coalitiepartijen? We nemen het voor kennisgeving aan en we zien wel, bij de voorjaarsnota. De heer Van den Heuvel: Bij interruptie. Het is een afspraak binnen deze raad dat wij een nota niet inhoudelijk akkoord verklaren, maar dat wij daar kennis van nemen. Dat heeft de heer Van Erk ook verwoord in zijn eerste termijn. De heer Jansen: Dat is een misverstand, want ik kan me nog een stuk herinneren waarbij ik met name met de heer Soomers een discussie heb gehad, dat je bij het voor kennisgeving aannemen in wezen niets doet. Je spreekt je niet uit, het is hom noch kuit. Wij hebben daar een andere mening over en daarom halen wij niet het hele voorstel ondersteboven, mijnheer Van den Heuvel, wij scheppen, en dan mogelijk misschien als enige partij, duidelijkheid door in ons amendement te zeggen: wij gaan akkoord met de doorstart van de professionalisering van de City Marketing en wij stemmen in met de voorstellen om de bekendheid met en het imago van Lelystad te vergroten. Wat is daar mis mee? Het is een ondersteuning van het beleid van het college en als ze met goede voorstellen komen tijdens de behandeling van de voorjaarsnota, zullen wij die ook zeker financieel ondersteunen. De heer Soomers: Ik stel vast dat de heer Jansen mijn woorden uit het verband en uit de context haalt. Wat ik daarover ooit gezegd heb, is dat wij niet alleen maar een nota voor kennisgeving vaststellen, wij nemen hem ter kennis en nemen daar besluiten over die concreet geformuleerd zijn. U haalt twee dingen volstrekt door elkaar. De heer Jansen: Dat kunt u vinden. Wij vinden in ieder geval dat u geen keuzes maakt zoals het wel zou moeten. Wij zijn, dat vinden wij althans, met ons amendement daar het meest duidelijk in.
2008
N 296
De heer Van Erk Voordat de heer Jansen nu verdergaat: mag ik nog even een vraag stellen? De voorzitter: Dat mag, maar de heer Van de Beek was voor u. Dus eerst de heer Van de Beek en dan de heer Van Erk. De heer Van de Beek: Ik kan me niet aan het idee onttrekken dat de InwonersPartij wat aan het zwabberen is. Ik zal toelichten wat ik daarmee bedoel. Enkele weken geleden hebben we op het Opinieplein een discussie gevoerd die onder andere ging over de financiering waaruit het amendement en de motie zoals ze nu ter tafel liggen, voortvloeien. De heer Jansen heeft toen goed geluisterd, heeft daar hetgeen door de VVD en de PvdA verwoord is op zijn website gezet, is enkele weken geleden gekomen met een motie waarin hij zegt dat dat de reden is om het hele stuk niet te behandelen. Tien minuten geleden suggereerde de heer Jansen dat het stuk incompleet was. En wat schetst mijn verbazing, dat de heer Jansen op dit moment zich volledig achter het plan schaart dat drie weken geleden nog niet eens behandelklaar was. Hoe kan ik verklaren dat u een plan dat drie weken geleden niet voor de raad geschikt was volgens u, nu volledig omarmt? Ik heb het idee dat u behoorlijk aan het zwabberen bent, mijnheer Jansen. De heer Jansen: Dat mag u vinden, maar ik denk dat de InwonersPartij als enige nu in deze raad, als ik u allen zo beluister, goed geluisterd heeft naar het college. Want daar is nogal wat gezegd. Het college heeft blijk gegeven de handen uit de mouwen te willen steken. Over het rapport Berenschot blijven wij van mening dat wij dat ver onder de maat vinden. Maar wij onderschrijven wel, en zo staat het in het besluit, dat er een doorstart moet plaatsvinden, met name in de professionalisering, maar ook in de beeldvorming van Lelystad. Je kunt namelijk geen gebakken lucht verkopen en met gebakken lucht haal je ook geen mensen naar Lelystad. De heer Van de Beek: Als ik de heer Jansen goed begrijp dan betekent het dat als amendement 4 niet wordt aangenomen, waarbij gezegd wordt dat het rapport Berenschot vooralsnog omarmd wordt, de heer Jansen niet kan instemmen met dit raadsvoorstel. Anders begrijp ik het echt niet meer, mijnheer Jansen. De heer Jansen: Dat kunt u gerust aan de InwonersPartij overlaten. Maar u soupeert heel mijn tijd op, want die ga ik nu helemaal aan u besteden en ik wil eigenlijk afronden, mevrouw de voorzitter. De voorzitter: De heer Van Erk krijgt eerst het woord. De heer Van Erk: De heer Jansen heeft een amendement ingediend en als eerste stelt hij daarin voor akkoord te gaan met een doorstart van de professionalisering van de City Marketing. Ik stel vast dat hij dus instemt met datgene wat in het amendement van VVD en PvdA staat onder punt 1.b. Dat is vrijwel letterlijk dezelfde tekst. Daar ben ik blij om, want hij loopt voortdurend te vertellen dat het afwijkt. Dat doet het dus niet. De heer Jansen: De heer Van Veluwen zei op een bepaald moment tegen mij: ik begrijp het, mijnheer Jansen. Ik praat speciaal tegen u, mijnheer Van Erk, terwijl mijn tijd om is. De heer Van Erk: Als uw tijd om is, zal ik u niet dwingen tot verder antwoord. De heer Jansen: U hebt recht op een antwoord.
2008
N 297
De heer Van Erk: Wat mij betreft is het genoeg als de tijd om is. De heer Jansen: Ik neem u serieus genoeg. U wilt er alleen maar kennis van nemen en wij zeggen klip en klaar tegen het college: college, wij gaan akkoord. Dat is het grote verschil tussen u en mij. De heer Van Erk: Dat zegt u niet, u hebt een amendement neergelegd. De heer Jansen: Ik heb een amendement waarin ik dat klip en klaar zeg. Of moet ik ook het amendement nog even aan u voorlezen? De heer Van Erk Dan moet u me toch even uitleggen wat u onder klip en klaar verstaat. Als u een amendement indient, dan gaat u niet zonder meer en onverkort akkoord met het voorstel. Of begrijp ik het nu allemaal verkeerd? De heer Jansen: Zet uw oren open. Het amendement: 1. akkoord te gaan met een doorstart van de professionalisering van de City Marketing. Bent u het daarmee eens? Dat wij daarmee akkoord gaan? De heer Van Erk: Als u dat zo expliciet zegt, mijnheer Jansen, dan stemt het mij tot grote tevredenheid dat u dus instemt met de redactie zoals deze ook in ons amendement staat. De heer Jansen: Nee, in óns amendement staat, mijnheer Van Erk, en niet die van u. De heer Zweers: Staat u mij toe een kleine vraag te stellen aan de heer Jansen? De voorzitter: Is het van wezenlijk belang? De tijd is voorbij. De heer Zweers: Het is van wezenlijk belang, want de vraag is of de heer Jansen vindt dat het Strategisch Marketing Plan 2008-2020 een onmisbaar instrument is. De heer Jansen: In zijn huidige vorm vinden wij dat niet. Daarom hebben we dat amendement ingediend, om te kunnen instemmen met het voorstel. Dat heb ik ook in het begin van mijn betoog gezegd. De heer Van Erk: Maar u neemt afstand van de inhoud. De voorzitter: Het is nu voldoende lijkt mij. U bent klaar, mijnheer Jansen? De heer Jansen: Ik zou graag willen afronden, want ik werd zo vaak geïnterrumpeerd. De voorzitter: Dat is zo met de tijden. Daar heeft het college ook zo’n last van. Gaat u verder. De heer Jansen: Afrondend. Zoals GroenLinks, vond ik, treffend aangaf: dit plan kan op elke stad van toepassing zijn. Het is nu een uitdaging, middels een procesvoorstel van het college, en een taak voor het college om dit plan alsnog passend voor Lelystad te maken. De heer Van Erk: Vergeeft u mij, mevrouw de voorzitter, maar ik begrijp er nu helemaal niets meer van. De voorzitter: Gaat u het even verwerken, dat lijkt me het beste.
2008
N 298
De heer S.J. Kok: Mevrouw de voorzitter. In onze eerste termijn zijn wij vrij kritisch geweest over het plan en dat zijn we nog steeds. Het is een vrij onduidelijk en slecht geschreven plan en er gaat ook vrij weinig wervingskracht van uit, maar dat betekent niet dat wij tegen marketing zijn. Op zich kunnen wij akkoord gaan met marketing voor onze stad en samenwerking met partners is natuurlijk ook prima. We kunnen alleen niet gedachten lezen. Dat met genieten werd bedoeld dat het inderdaad een manier was om de rust en het groen te verkopen in de stad, staat er niet bij in het plan maar dat moet er dus wel bij gedacht worden. Dat stelt ons wat gerust, dat ook de contemplativa nog een rol heeft in onze stad. Het helpt ons ook dat we het strategisch marketingplan niet hoeven te onderschrijven als amendement 2 van VVD en PvdA wordt aangenomen. Dat helpt ons in die zin dat we dan toch deze richting ten aanzien van de strategie kunnen ondersteunen. Voor de rest zal ons stemgedrag wel duidelijk blijken straks over de rest van de amendementen en de motie. Wethouder Fackeldey: Mevrouw de voorzitter. Het spreekt vanzelf dat het college blij is met toch de brede steun voor de ideeën die achter het marketingplan zitten en geformuleerd zijn, of ze nu in de ogen van de één helder opgeschreven zijn of niet. Het spreekt ook vanzelf dat we blij zouden zijn met formuleringen die verdergaan dan kennisnemen, maar als er goede gebruiken in de raad zijn, is het zeker niet aan het college om daar iets naders van te vinden. Ik denk dat er twee concrete opmerkingen zijn en drie waarop we moeten ingaan. De belangrijkste is de vraag over de financiering. Laat ik nog een keer proberen helder te zijn, het is misschien in de uitvoerigheid van het betoog een beetje verdwenen zojuist, wat het college hier voornemens is. Wij interpreteren amendement 1 van PvdA en VVD als volgt, eigenlijk in de parallel zoals dat in het verleden ook al met de personeelsnota is gegaan. We hebben er goed begrip voor dat u zegt: als we nu niet verder die plannen zien, dan weten we niet waaraan we geld uitgeven, dus we kunnen ook bij de voorjaarsnota, want daar wordt die discussie gevoerd, het geld niet daadwerkelijk uitvoeren. Tegelijkertijd, de heer Van Veluwen heeft volkomen gelijk, als je het niet nu reserveert, heb je geen geld om überhaupt te kunnen uitvoeren. Dus het college interpreteert het amendement als zodanig dat het college een procesvoorstel doet dat toeziet op twee dingen. Ten eerste de ruimte om daadwerkelijk verder te willen gaan met de professionalisering van de marketing. Daar moet een bedrag voor worden geraamd en onderbouwd worden. Ten tweede een aangeven van de momenten waarop de uitwerking van de plannen nog dit jaar aan u gepresenteerd kunnen worden met de nadrukkelijke bedoeling en mogelijkheid om daarvoor in 2008 en in volgende jaren geld te kunnen uitgeven. Daarvoor is wel noodzakelijk dat u afweegt bij de voorjaarsnota of u bereid bent dat bedrag daarvoor te reserveren, met het risico voor het college dat als wij niet komen met goede plannen, dat geld niet daadwerkelijk beschikbaar gesteld wordt en dus niet uitgegeven wordt. Maar volstrekt helder, als je het geld niet reserveert dan kun je het ook niet uitgeven. Dit is de wijze waarop het college dat amendement interpreteert. Ik hoop dat ik daarmee voldoende helderheid gegeven heb ook richting het CDA. De VVD gaf aan de functiemenging een risico te vinden. Ik heb daarop in mijn eerste termijn gereageerd. Laten we die discussie niet overdoen. Tegelijkertijd vinden wij het amendement waarin we met elkaar nog wat tijd hebben om verder na te denken over de beperking van die risico’s en toch recht te doen aan de bedoeling van het college, verstandig. We kunnen ons prima voorstellen dat we daarover nadenkend met een afzonderlijk voorstel bij u terugkomen. Het geeft ons allemaal de gelegenheid om vanuit verschillende invalshoeken te komen tot een voorstel dat ons aller belang dient. Ik denk dat dit de twee belangrijkste opmerkingen zijn. Misschien nog één opmerking richting de discussie die door de InwonersPartij gevoerd is. Wij denken dat dit een passende strategie is voor Lelystad en ja, in deel 2
2008
N 299
van deze passende strategie gaan we zorgen dat er een passende uitwerking van die strategie komt in concrete plannen. De heer Van Veluwen: Mag ik nog een vraag stellen, met name naar de PvdA? We hebben een debat gehad zojuist. Is dit nu ook de setting die u voorstaat? Daar hadden we het net over en toen stonden we enigszins tegenover elkaar. De heer Van de Beek: De fractie van de PvdA kan zich vinden in de interpretatie zoals deze door het college weergegeven is van ons amendement gekoppeld aan de motie. De voorzitter: We gaan over tot stemming. Amendement 1 De fracties van PvdA, VVD, SP, CDA, ChristenUnie, Leefbaar Lelystad, GroenLinks en StadsPartij stemmen voor het amendement. De fractie van de InwonersPartij stemt tegen het amendement. Met 30 stemmen voor en 4 stemmen tegen wordt amendement 1 aangenomen. Amendement 2 De fracties van PvdA, VVD, SP, CDA, ChristenUnie, Leefbaar Lelystad, GroenLinks en StadsPartij stemmen voor het amendement. De fractie van de InwonersPartij stemt tegen het amendement. Met 30 stemmen voor en 4 stemmen tegen wordt amendement 2 aangenomen. Amendement 3 De fracties van PvdA, VVD, SP, CDA, ChristenUnie, Leefbaar Lelystad, GroenLinks en StadsPartij stemmen voor het amendement. De fractie van de InwonersPartij stemt tegen het amendement. Met 30 stemmen voor en 4 stemmen tegen wordt amendement 3 aangenomen. Amendement 4 De heer Zweers: Staat u mij toe een korte stemverklaring af te leggen? Een belangrijke motivatie waarom de fractie van Leefbaar Lelystad tegen het amendement van de InwonersPartij stemt, is dat zij roepen dat het college de handen uit de mouwen moet steken maar zij gaan niet akkoord met het onderliggende plan. Dat strookt niet volgens ons. Wij zullen dus tegenstemmen. De fracties van PvdA, VVD, SP, CDA, ChristenUnie, Leefbaar Lelystad, GroenLinks en StadsPartij stemmen tegen het amendement. De fractie van de InwonersPartij stemt voor het amendement. Met 30 stemmen tegen en 4 stemmen voor wordt amendement 4 verworpen. Het voorgestelde besluit, waarvan de amendementen 1, 2 en 3 onderdeel uitmaken, wordt met algemene stemmen aangenomen.
2008
N 300
De raad van de gemeente Lelystad, Op voorstel van het college van de gemeente Lelystad d.d. 18 maart 2008; BESLUIT: 1.a. kennis te nemen van het Strategisch Marketing Plan 2008-2020; b. akkoord te gaan met een doorstart van de professionalisering van de citymarketing; 2. in te stemmen met de voorstellen uit het rapport Strategisch MarketingPlan 2008-2020, deel 1 om de bekendheid met en het imago van Lelystad te vergroten, te weten: a. het merkconcept van Lelystad in de markt te brengen, met als gevolg dat: Lelystad een winnaarmentaliteit laat zien; het merk Lelystad van de gehele stad is; de naam Lelystad altijd gebruikt moet worden; Lelystedelingen gezien worden als de eerste en belangrijkste ambassadeurs voor Lelystad; productontwikkelingen conform het gekozen merk plaatsvinden; b. de organisatie van de citymarketing nieuwe stijl: het college legt een nader voorstel voor de inrichting van het samenwerkingsverband citymarketing nieuwe stijl voor ter besluitvorming; c. de uitwerking van de marketingstrategie en de activiteiten die passen binnen het gekozen merkconcept; 3. de voorgestelde vervolgstappen uit deel 1 van het Strategisch Marketing Plan 2008-2020 uit te werken in deel 2. Deel 2 betreft de uitwerking van de marketing activiteiten en de benodigde middelen op korte, middellange en langere termijn. Onderdeel van de uitwerking is het ontwikkelen van een slogan; 4. vooralsnog geen (extra) middelen vrij te maken maar dit mee te nemen in de discussie over de Voorjaarsnota 2008. De fracties van PvdA, VVD, SP, CDA, Christenunie, Leefbaar Lelystad, GroenLinks en StadsPartij stemmen voor de motie. De fractie van de InwonersPartij stemt tegen de motie. Met 30 stemmen voor en 4 stemmen tegen wordt de motie aangenomen.
12.
Voorstel tot vaststelling van het gemeentelijk cultuurbeleid 2009-2012 (stuk nr. B08-03648) Mevrouw Kreuger: Mevrouw de voorzitter. We hebben slechts één vraag. We vinden het heel erg spijtig dat er in Lelystad nog steeds geen expositieruimte is. We zien wel dat er op dit moment een nieuwe bibliotheek in aanbouw is en vroegen ons af of het misschien mogelijk is om een combinatie te maken met de nieuwe bibliotheek, dat daar iets van een expositieruimte in zou kunnen komen. Er komt daar een hele mooie, lange entree. Mogelijk dat er dan iets te realiseren is. Mevrouw Rommy: Mevrouw de voorzitter. De PvdA-fractie is zeer positief over de voorgestelde cultuurnota en wil allereerst het college complimenteren met de gekozen uitgangspunten van deze nota en alle vooronderzoeken en peilingen. We gaan ervan uit dat Lelystad nog in ontwikkeling is met haar cultuurhistorie, te noemen de monumenten, het nieuwe theater, de komst van de bibliotheek en het virtuele Huis voor de Amateurkunst, oftewel de functie van het Huis voor de Amateurkunst die wel gehonoreerd wordt. Volgt nu dan investeren in de mensen met de klemtoon op laagdrempelige cultuurparticipatie op wijkniveau, zodat cultuur toegankelijk en betaalbaar voor iedere burger wordt gemaakt, mede door de stimuleringsmaatregel
2008
N 301
van het Rijk om in augustus 2008 de cultuurkaart in te voeren. In het kader dat 2008 benoemd is tot Europees jaar van interculturele dialoog lijkt het de PvdA een prima aansluiting de aandacht in de cultuurnota voor sociale samenhang, de community art en de koppeling tussen kunst en maatschappij te stimuleren. Speciaal voor groepen die geen of beperkte toegang hebben tot kunst. Mede ook door talent in de buurt via het brede schooltraject en het brede aanbod van culturele educatie in de verschillende onderwijsniveaus in Lelystad. Vanwege de jonge historie van Lelystad lijkt ook de PvdA van groot belang het cultuurhistorisch besef van onze inwoners en kennisoverdracht aan nieuwe generaties. Investeren in cultuur betekent naast alles wat genoemd is, ook investeren in de identiteit en het imago van Lelystad. De heer Walraven: Mevrouw de voorzitter. Omwille van de tijd zal ik mijn voorgenomen bijdrage enigszins uitkleden. Dat werd trouwens makkelijk gemaakt door de bijdrage van mevrouw Rommy, waarmee wij het van harte eens zijn. Kunst en cultuur zijn het waard gekoesterd te worden, zeker op grond van het voorgestelde, goede beleid voor de jaren 2009-2012. Eén ding nog even, het is op het Opinieplein al aan de orde gekomen en ik zou het graag bevestigd willen zien. Niet uit twijfel aan de toezegging die toen gedaan is of de positieve woorden die het college toen gesproken heeft, maar voor de analen. Mijn fractie is opgevallen het, ik wil niet zeggen schrijnende maar toch wel zeer aanzienlijke verschil tussen de bedragen die structureel zijn gereserveerd voor enerzijds doeleinden van basale amateurkunst en anderzijds bestemmingen zoals bijvoorbeeld de bibliotheek, de Kubus, het theater en in mindere mate de Underground. Daarom herhaal ik het pleidooi van mijn fractie om gaandeweg de ontwikkeling van het Stadshart en de groei van Lelystad tot een stad die ertoe doet, serieus mogelijkheden open te houden om alsnog tot het realiseren van een Huis voor de Amateurkunst te komen. Daarmee recht doende aan het feit dat circa 50% van de inwoners van onze stad op enigerlei wijze aan een vorm van amateurkunst doet. Het zou de sociaal-culturele allure van het stadscentrum zeker ten goede komen. Op het Opinieplein heeft het college daarop positief gereageerd. Ik zou nogmaals ter bevestiging daarvan een korte reactie van het college willen vernemen. De heer Homan: Mevrouw de voorzitter. In het verlengde van datgene wat de SP debiteerde. Als in de nota een leemte wordt aangeduid, een zichtbare leemte op het gebied van de podiumkunst, dan is dat iets waarvan we met zijn allen moeten vinden dat dat moet worden opgelost. Waarom zeg ik dit? Als er al een podiumtekort is dan is er natuurlijk een nog veel groter tekort aan ruimte waar jongelui, meestal jongelui, oefenen en bekwaamheid verkrijgen om op een podium te gaan optreden. Ik heb goede hoop dat we in de richting van de accommodatienota dit zeggende, daar die ruimte voor elkaar krijgen, want die is nodig om jongelui te bewegen in de richting van het podium te groeien. In de richting van speeltuinen moeten ze groeien, maar ook in de richting van podiumkunst moet je de gelegenheid krijgen om te kunnen groeien. Daar hebben we heel veel ruimte voor nodig. Dat pleidooi wil ik graag gedaan hebben en ik hoor graag hoe het college vindt dat jongeren die in de zomer met trommels onder een viaduct oefenen, zich bekwamen, ook in de winter een onderdak krijgen. Ik heb me op het Opinieplein verstout met het collegelid van mening te verschillen over: hoe komt de jeugd tot de ontmoeting met cultuur? De wethouder had volstrekt gelijk dat hij probeerde te verdedigen alles wat goed was in de nota. Het is ook niet een kwestie dat de nota niet goed is geschreven of de inhoud is niet goed, maar soms ontbreekt er wel eens wat en de mening van de Stadspartij is dat je niet genoeg kunt proberen voor elkaar te krijgen dat de jeugd, en ik leen even het motto ‘Binding en ontmoeting’, door ontmoeting de kans geboden krijgt om zich te binden aan de
2008
N 302
cultuur. Ik ben heel nieuwsgierig naar de reactie van het college. De vraag: hoe denkt u dat de jeugd van Lelystad op een goede manier in het cultuurbed wordt gelegd? Mevrouw Van Wageningen: Mevrouw de voorzitter. Papier is gewillig. Je kunt er prachtige cultuurbeleidsplannen op kopiëren en dat is gebeurd. De culturele voorzieningen in Lelystad mogen best wat geïntensiveerd. Dat is goed voor het imago van de stad maar ook fijn voor de Lelystadse inwoner. Hier kun je als mens van genieten. We genieten van wat anderen doen of nemen zelf deel aan activiteiten. Maar met mooie plannen op papier ben je er niet. Dat weet iedereen. Het zijn de instellingen, of beter gezegd de mensen werkzaam bij al die instellingen als de Kubus, de Agora en noem maar op, die het moeten doen. En daar ligt ons pijnpunt. Onze vraag aan het college. Op het Opinieplein bleek dat deze partners heel weinig betrokken zijn geweest bij het opstellen van dit plan en dat vinden wij een gemiste kans. Natuurlijk is het plan nog niet dichtgetimmerd, er is nog veel inbreng mogelijk, maar zij voelen zich gepasseerd en dat is natuurlijk niet de basis om er enthousiast tegenaan te gaan. Dit is geen voorbeeld van interactief beleid en we hopen dat het college dit gaat goedmaken, maar we wensen daar ook graag een reactie op. Verder willen we u deelgenoot maken van onze worsteling met de mogelijkheid voor de jonge Lelystedeling om zijn of haar talenten op beeldend of muzikaal gebied te ontwikkelen. Deelname is, zo staat op bladzijde 50 van de nota, nog steeds afhankelijk van sociaal milieu en opleidingsniveau van ouders van de kinderen. Nog steeds is het voor ouders goedkoper als hun kind sportaspiraties heeft dan muzikaal. Deelname aan een sportclub is ongeveer € 180 heb ik opgezocht, bij voetbal bijvoorbeeld, maar deelname aan de Kubus, als je piano wilt leren spelen, kost € 270 per jaar. Dus ben je als kind door intensieve cultuureducatie op school enthousiast geworden om bijvoorbeeld piano te gaan spelen, dan kan het toch zijn dat het te duur is om naar de Kubus te gaan. Maar het wegnemen van deze barrière zou waarschijnlijk heel veel geld kosten. We zouden graag nog willen nadenken over het laagdrempelig maken van die lessen op de Kubus, maar zien nog geen realistische, betaalbare mogelijkheden. Misschien heeft het college hierover al wel nagedacht. Dan horen we daar graag iets over. Mevrouw Van Rijnsoever: Mevrouw de voorzitter. Het voelt een beetje raar als je in blessuretijd moet spreken als je niet sportief bent, maar ik doe mijn best. En ik zal wat ik van plan was heel erg beperken. De cultuurnota die voor ons ligt is dik, omvangrijk, tot vele onderdelen uitgewerkt en getuigt dus van heel veel werk, waarvoor alle respect. Alleen, de dikte van het document wordt voor een deel bepaald door een aantal herhalingen en omschrijvingen van doelstellingen, voornemens, kreten, verbinding ontstaat door samen iets te doen, enzovoort. Regelmatig wordt verwezen naar prestatieovereenkomsten, uitvoeringsovereenkomsten, onderlinge afstemming en nog een aantal van die dingen. Positief, maar in onze optiek nogal vrijblijvend. Wat bedoel ik daarmee? Er wordt regelmatig niet ingegaan op een heel concrete invulling van wat, door wie, wanneer en hoe het ingevuld gaat worden en wat het mag kosten. Met andere woorden, het is helemaal niet zo moeilijk om in te gaan op alle details die worden genoemd in de nota, maar wat wij graag zouden willen weten is of het college ook tegemoet kan komen aan onze behoefte aan een meer concrete uitwerking per onderdeel. Dat zal fasegewijs moeten gebeuren tussen nu en een aantal jaren. Ik begrijp best dat er niet een actieplan helemaal compleet op tafel kan komen in één keer, maar we hebben toch behoefte aan wat meer handvatten. Ziet u mogelijkheden om daarin te voorzien? Wethouder Fackeldey: Mevrouw de voorzitter. De cultuurnota is natuurlijk een nota die gaat over een periode van vier jaar en die probeert kaders te stellen, die probeert
2008
N 303
twee dingen te combineren: behoud van het goede maar ook een aantal nieuwe elementen toevoegen. Denk dan aan bijvoorbeeld het verschijnsel community art. Vandaar dat hij niet, mevrouw Van Rijnsoever, op alle punten even concreet uitgewerkt is. Ik denk dat het goed is om daarin onze traditie vast te houden, dat als de kaders gesteld zijn, we verder bij programmabegrotingen en in de P&C-cyclus in zijn algemeenheid terugkomen op de prestaties zo wij ze realiseren. Ik kom daar dadelijk nog op terug. Het is misschien goed om even kort per fractie voor zover er vragen gesteld zijn, die trachten te beantwoorden. GroenLinks, de vraag over expositieruimte in de bibliotheek. Twee opmerkingen. Ten eerste: daar gaan wij niet over maar de bibliotheek. Dat moge helder zijn. Op zichzelf is de bibliotheek ook nu in haar beperkte ruimte graag bereid om waar mogelijk exposerend te faciliteren. Wij zullen zeker in overleg met de bibliotheek erop aandringen dat in het verdere ontwerp ermee rekening gehouden wordt dat die mogelijkheid zeker op de plek die u noemt, geboden kan worden. Daarbij is overigens wel van belang dat we niet alleen van de bibliotheek afhankelijk willen zijn, ik zeg dat ook naar een aantal andere fracties. De uitwerkingsnota maatschappelijk vastgoed, waar de Homan het al over had, moet ons ook helpen om het tekort aan expositieruimte in de stad, want dat onderkennen we, op te lossen en op meerdere plaatsen de mogelijkheid van exposeren te geven. Goed voorbeeld voor een combinatie daarvoor is de Agora waar het op dit moment al gebeurt en waar één keer per kwartaal een nieuwe expositie hangt. We hopen te bereiken dat dat op veel meer plaatsen gebeurt, maar ook in de steunfunctie die we trachten in te richten zal zeker aandacht zijn dat er meer expositiefaciliteiten komen. Dan ga ik naar de SP. Uw pleidooi voor de amateurkunst, dat heb ik ook op het Opinieplein gezegd, ondersteun ik. Overigens twee opmerkingen. Als u het hebt over de grote bedragen voor professionele instellingen, realiseert u zich dan dat het geld voor de Kubus besteed wordt aan de amateurkunst. Dat zet dat toch in een wat ander perspectief. Wij denken dat een deel van de in de nota voor het Huis voor de Amateurkunst aangedragen oplossingen is verwerkt in deze cultuurnota, maar juist de fysieke kant moet nog verwerkt worden in de nota maatschappelijk vastgoed. Op die twee wijzen denken we dat we de amateurkunst een swing kunnen geven. We denken ook door een aantal nieuwe instrumenten die we in deze nota introduceren, dat we echt de amateurkunst een stap verder kunnen helpen. Naar de Stadspartij. Mijnheer Homan, ik heb uw vragen denk ik beantwoord. De oefenruimte, nota maatschappelijk vastgoed, maar ook de steunfunctie die efficiënter gebruik van bestaande ruimten, ook voor bijvoorbeeld die functies als van de trommelaars, mogelijk moet maken. We moeten het in combinatie zien: de effectieve ruimte gebruiken maar wel meer dan nu het geval is de amateurkunst letterlijk onder dak brengen. Jeugd, ontmoeting en binding aan cultuur. Mijnheer Homan, ik denk juist dat we dat in deze nota op verschillende manieren doen. Community art betekent dat je mensen op een heel spontane, verrassende manier in contact brengt, ook jeugd, met cultuur en daarin initiatieven kunt ondernemen. U weet alles van de cultuureducatie als beschreven, dat mensen in contact met cultuur komen, maar ook bij de Kubus en in toenemende mate bijvoorbeeld bij lessen of inlopen die Lelystadse kunstenaars organiseren, als je bedenkt dat we op vele manieren in deze cultuurnota de instrumenten en aanleidingen geven om de jeugd in contact met cultuur te brengen. Naar de Christenunie toe. Mensen moeten het doen, partners te weinig betrokken. Mevrouw Van Wageningen, dat is niet mijn beeld. Ik weet dat de bibliotheek aangaf dat zij dit geen bibliotheeknota vond. Dat was buitengewoon goed geanalyseerd want dat is het ook niet. Het is een cultuurnota. In het verleden hadden we wel eens een
2008
N 304
aparte bibliotheeknota. Partners zijn allen bij de start van het traject betrokken geweest, hebben een avond meegedacht over wat er zou moeten komen, hebben tussentijds kunnen reflecteren. Dus volgens mij is deze nota wel degelijk in samenspraak met het veld tot stand gekomen. Maar wat we absoluut zeker zullen doen is in de verdere uitwerking, en we hebben hem dan ook om die reden naar hen toegestuurd, met onze partners in gesprek gaan hoe we de doelen in de cultuurnota kunnen realiseren. Voor de grote instellingen doen we dat natuurlijk via de prestatieovereenkomst, dat is het instrument, maar ook voor andere instellingen willen we intensiever in contact met het veld zien de doelen te realiseren zoals ze er liggen. We hopen dat het instellen van de steunfunctie daarbij kan helpen. De laagdrempeligheid van de Kubus. We hebben het probleem onderkend. Op enig moment moet je een balans vinden, wat is financieel haalbaar, hoe laag kun je de drempel maken? Wij denken dat een aantal hierin geformuleerde instrumenten kan helpen om wat extra mogelijkheden te bieden. Ik noem weer de community art maar ook het initiatief dat op dit moment langzaam maar zeker ontstaat, waarin de kunstenaars in de wijken, en daar zou je de community art kunnen inbedden, met de in die wijk woonachtige inwoners, jongeren en ouderen, projecten doen. Ik ben het met u eens, helemaal oplossen kunnen we dat probleem niet zonder een heel erg ingrijpende greep in de kas te doen. Ten slotte naar de InwonersPartij, maar ik denk, mevrouw Van Rijnsoever, dat ik daar zojuist al wat over gezegd heb. We denken dat het goed is om in de reguliere cyclus te rapporteren over de voortgang per onderdeel. Het is niet bedoeld als een werkplan per jaar, maar als een kadernota waarin we een aantal richtingen duiden en waarin we wel volgens mij helder de financiële consequenties en de budgetten en ook per onderdeel verwoord hebben. Mede omwille van de tijd denk ik dat ik de meeste vragen zo gehad heb. Ik wil het hier graag bij laten. De voorzitter: Is er iets dringends dat nog genoemd moet worden in een tweede termijn? Dat is niet het geval. Dan gaan we over tot stemming. Unaniem wordt conform het voorstel van het college besloten.
De voorzitter sluit de vergadering om 23.05 uur. Vastgesteld op 10 juni 2008.
De raad van de gemeente Lelystad, De voorzitter, De griffier,