1998
N 50
NOTULEN van de openbare vergadering van de gemeenteraad, gehouden op dinsdag 14 april 1998 te 20.00 uur in het Stadhuis te Lelystad. Aanwezig zijn:de heer Ch. Leeuwe, burgemeester/voorzitter; mevrouw H. Blom-Postma (D66), de heren B.J. van Bochove (CDA), R.C. Bogert (VVD), R. Bootsma (PvdA), S.G.J. van Erk (VVD), mevrouw A. Hartman-Moes (CDA), de heren W. Herrebrugh (PvdA), W. Hijmissen (CDA), C.J.J. Homan (PvdA), Z.J. van der Houwen (PvdA), mevrouw M. Jacobs-Haagen (VVD), de heer W. de Jager (PvdA), de dames A. de Jong (VVD), G.J. de Jong (PvdA), G.M.C. Jonkman-Jansen (PvdA), T.R. Kinilitan (Gr.Links), de heren A. Kok (RPF/GPV/SGP), S.J. Kok (Gr.Links), mevrouw L.A. Kreuger-Sietses (Gr.Links), de heren L. Kuijpers (PvdA), J. Lodders (VVD), W. Luten (VVD), E.H.G. Marseille (VVD), J.P. Mattie (VVD), B. Poppens (VVD), A.M. René (AOV/Unie 55+), R. van der Sloot (NWP), mevrouw M.A.S. van Sprang-Kamstra (D66), de heren R. Spriensma (CDA), H.J. Surink (D66), J. Terpstra (Gr.Links), mevrouw J.F. Weijerman-Hiddes (AOV/Unie 55+) en de heer T.J. van der Zwan (PvdA), leden van de raad; alsmede de heer H.J. Bolding, secretaris;
1.Opening De voorzitter: De vergadering is geopend. Ik heet u allen van harte welkom. Naar eer en geweten heb ik de raadsleden een tijdelijke plaats aangewezen. Op grond van het reglement van orde ben ik daartoe, althans voor de eerste vergadering, bevoegd. Later zal in goed overleg in de commissie voor algemene zaken worden bekeken of dit uw definitieve plaatsen zijn.
1998
N 51
2.Beëdiging van de leden van de raad (stuk nr. 42261) De voorzitter: Ik verzoek u allen te gaan staan. Ik zal de eed voorlezen en dan de raadsleden vragen om deze eed af te leggen. "Ik zweer dat ik, om tot lid van de raad benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd. Ik zweer dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen. Ik zweer dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als lid van het gemeentebestuur naar eer en geweten zal vervullen." De heer Van Bochove: Zo waarlijk helpe mij God Almachtig! De heer Bogert: Zo waarlijk helpe mij God Almachtig! Mevrouw Hartman: Zo waarlijk helpe mij God Almachtig! De heer Hijmissen Zo waarlijk helpe mij God Almachtig! Mevrouw Kinilitan Zo waarlijk helpe mij God Almachtig! De heer A. Kok: Zo waarlijk helpe mij God Almachtig! De heer René: Zo waarlijk helpe mij God Almachtig! De heer Van der Sloot: Zo waarlijk helpe mij God Almachtig! De heer Spriensma: Zo waarlijk helpe mij God Almachtig! De heer Terpstra: Zo waarlijk helpe mij God Almachtig! Mevrouw Weijerman Zo waarlijk helpe mij God Almachtig! De voorzitter: Ik zal nu de verklaring en belofte voorlezen: "Ik verklaar dat ik, om tot lid van de raad benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd. Ik verklaar en beloof dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen. Ik beloof dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als lid van het gemeentebestuur naar eer en geweten zal vervullen." Mevrouw Blom: Dat verklaar en beloof ik! De heer Bootsma: Dat verklaar en beloof ik! De heer Van Erk: Dat verklaar en beloof ik! De heer Herrebrugh: Dat verklaar en beloof ik! De heer Homan: Dat verklaar en beloof ik! De heer Van der Houwen: Dat verklaar en beloof ik! Mevrouw Jacobs: Dat verklaar en beloof ik! De heer De Jager: Dat verklaar en beloof ik! Mevrouw A. de Jong: Dat verklaar en beloof ik! Mevrouw G.J. de Jong: Dat verklaar en beloof ik! Mevrouw Jonkman: Dat verklaar en beloof ik! De heer F.J. Kok: Dat verklaar en beloof ik! De heer Kuijpers: Dat verklaar en beloof ik! Mevrouw Kreuger: Dat verklaar en beloof ik! De heer Lodders: Dat verklaar en beloof ik! De heer Luten: Dat verklaar en beloof ik! De heer Marseille: Dat verklaar en beloof ik! De heer Mattie: Dat verklaar en beloof ik! De heer Poppens: Dat verklaar en beloof ik! Mevrouw Van Sprang: Dat verklaar en beloof ik! De heer Surink: Dat verklaar en beloof ik! De heer Van der Zwan: Dat verklaar en beloof ik!
1998
N 51
De voorzitter: Dames en heren, leden van de raad. Vandaag is de installatie van de raadsleden en daardoor de nieuwe raad voor de periode 1998-2002. Vandaag is eveneens de benoeming van de wethouders en daardoor de start van een nieuw college. U allen wens ik datgene toe wat u van uw lidmaatschap politiek en persoonlijk verwacht. Juist omdat de gemeente de overheid is die het dichtst bij de burger staat, het meest toegankelijk is en die overheid is waarmee de bevolking de meest directe contacten onderhoudt, is daardoor het politiek-bestuurlijke werk in de gemeente relevant en van groot belang en schept verplichtingen. Het raadswerk is een belangwekkende opgave. Voor alle politieke partijen die in de raad komen gaat het, als ik het goed destilleer uit al uw verkiezingsprogramma's, om: PvdA: "de voortgang van de verdere kwaliteit van de stad". VVD: "een steeds beter Lelystad". GroenLinks: "een rechtvaardige lokale samenleving met minder achterstand". CDA: "de gezamenlijke zorg voor een sterke stad" D66: "een stad waar samenwerking met vele anderen centraal staat". AOV/Unie 55+: "een stad ook voor en bestuur door de ouder wordende mens". RPF/GPV/SGP: "een stad waar velen een hart voor elkaar en de stad hebben". Natuurwetpartij: "een stad waar samenhang en harmonie onder de inwoners bestaat". Kortom, vanuit vele benaderingen in wezen toch één expliciete opgave: besturen in een stad met toekomst, met elan, met zorg voor de oude en nieuwe medemens en met grote aandacht voor de verdere ontwikkelingen van onze gemeente. Nog anders gezegd: een stad om hard voor te werken en met ons hart en inspiratie te besturen. Vanuit dat idee zullen wij de komende vier jaar onze gezamenlijke verantwoordelijkheid moeten waarmaken. Prof. Van Poelje, hoogleraar bestuurskunde als wij het zo mogen noemen in het begin van deze eeuw, typeerde in 1914 de gemeenteraad alsvolgt: "De raad van thans is als een verkeersagent die op de hoek ener drukke straat zijn standplaats heeft. Het volle leven gaat langs hem heen en hij laat het gaan. Slechts kijkt hij scherp naar alle kanten uit of hij nergens gevaar ziet en of er nergens wanorde en ongeregeldheid dreigt." Ik kan het ook moderner zeggen: De gemeenteraad is bij uitstek geschikt lokale politiek inhoud te geven, zeker als zij niet alleen uitvoerder van rijksbeleid wil zijn, zeker ook als zij niet alleen het collegebeleid wil controleren, maar in hoge mate zelf het nodige beleid wil ontwikkelen. Daar geeft het reglement van orde alle mogelijkheden toe. U zult voor het eerst of opnieuw ervaren dat het raadswerk boeiend is. Het kost weliswaar veel tijd, maar het is tegelijkertijd enerverend en spannend, omdat u als het ware mee in de potten in de keuken roert. Het werk in de raadscommissies, in de raad en in die organen en besturen waar de gemeente mee te maken heeft en meebestuurt, zal uw blik verbreden en niet alleen en wellicht niet primair een beroep doen op uw controlerende functie. Wij functioneren immers in een monistisch systeem tussen raad en college. Primair zult u worden aangesproken op uw volksvertegenwoordiger-zijn. Volksvertegenwoordigers in de feitelijke betekenis van het woord de vertegenwoordigers van uw kiezers, maar breder de vertegenwoordigers van de bevolking van onze stad, die u zal zien als hun belangenbehartiger. Er wordt in de nieuwe Gemeentewet weliswaar niet meer gesproken van het voorstaan en bevorderen van de belangen van de gemeente, het gaat in de nieuwe wet om het naar eer en geweten vervullen van de plichten als lid van het gemeentebestuur, maar velen in onze lokale samenleving zullen u blijven en gaan benaderen als hun vertegenwoordiger en soms hun belangenbehartiger. En terecht. U kent naar ik aanneem Loesje. Een paar van haar spreuken: "Oké, de leving hebben wij al aardig te pakken, nu het samen nog". "Participatie? Kan de politiek niet beter meedoen met de bevolking?" Deze spreuken moeten ons tot nadenken stemmen. Omdat nog te veel, ook nog door gemeenteraden, gedacht wordt dat zij bijvoorbeeld via inspraak, stadsgesprekken of hoorzittingen voldoen aan de behoefte van de eigen bevolking om bij het bestuur van de lokale gemeenschap betrokken te worden.
1998
N 51
In die zin is het waard na te denken of nog steeds onverkort geldt dat de gemeentelijke overheid de uiteindelijke beslissingen neemt vanwege de stelling dat zij alleen het democratisch mandaat heeft om afwegingen in het algemeen belang te maken. Inderdaad, ik citeer het collegeprogramma 1998-2002. Natuurlijk is deze stelling in formele en algemene zin waar. Maar wel moeten wij tegelijkertijd als raad een antenne hebben om te onderkennen dat de politiek en daarmee de politieke invloed sterk is veranderd, in vele gevallen verminderd. Anderen treden de bestuurlijke arena binnen en daarmee is de legitimatie van politiek handelen aan erosie onderhevig. Ik leg deze nadruk omdat de nieuwe raad naar mijn opvatting deze discussie niet uit de weg zou moeten gaan, maar juist zou moeten stimuleren. In die zin permitteer ik mij de opmerking dat het vandaag aangeboden collegeprogramma weliswaar een aantal opmerkingen maakt over de betrokkenheid van inwoners bij de stad, de wijk en de buurt en de betrokkenheid van specifieke doelgroepen, maar deze betrokkenheid volgens mij aan de voorkant vormgeeft. Besluitvorming blijft vanwege en vanuit de klassieke gedachte dat het democratisch mandaat slechts bij de gekozenen ligt, voorbehouden - zo zegt het collegeprogramma - aan de lokale bestuursorganen. Het is naar mijn mening niet meer de hedendaagse werkelijkheid dat de gemeenteraad materieel altijd het laatste woord heeft. Laat ik de hedendaagse werkelijkheid op een drietal manieren kort mogen aanduiden. Ten eerste: Op 14 februari jongstleden stond in NRC-Handelsblad een boeiend artikel over wat genoemd werd de malaise in de raadzalen. In dat artikel en overigens ook in veel vakliteratuur over de lokale bestuurspraktijk gaat het om de veranderende verhouding tussen bestuur en inwoners, tussen de lokaal-politieke beleidmakers en de bevolking. Om het genoemde artikel te parafraseren: Er ontstaan in de steden bewonerscomités en andere groeperingen die als een nieuwe grootmacht in de stadspolitiek zijn gaan opereren. Zij beschikken veelal over grote, gedetailleerde moeiteloos te mobiliseren kennis van de situatie en de verhoudingen ter plaatse. Werden deze groeperingen door de autoriteiten tot voor kort vooral als 'hindermacht', als vijand gezien, tegenwoordig worden deze groeperingen door velen in bestuur en wetenschap meer gewaardeerd en spelen zij een volwassen rol mee in de lokale democratie. Dergelijke groepen van bewoners en zulke instellingen zijn deelgenoot en deelnemer geworden in het democratisch proces. Dezelfde groepen weten feilloos de aandacht van de media te trekken en kunnen het gemeentebestuur haarscherp vertellen wat en of er iets in de wijk of in de stad aan de hand is. Daarmee worden dergelijke comités belangrijke instrumenten in het beleidsproces en soms ook nadrukkelijk bij de instandhouding van de openbare orde en de veiligheid. Vergis u trouwens niet in het gevoel van eigenwaarde, het eergevoel van wijkbeheercomités. Namelijk het eergevoel dat zij het tegen de gemeente kunnen opnemen. Dat zij een gelijkwaardige partner zijn en dat zij niet zo maar over zich heen moeten laten lopen. Dan gaat het niet meer over het najagen van eigenbelang, het opkomen voor de belangen van de buurt, maar eerder om de situatie dat ook de wijkvertegenwoordigers zich volksvertegenwoordigers voelen. Daarom zijn zulke groepen naar mijn opvatting waardevol voor het bestuur; groeperingen die houvast geven in de wijken. In die zin lijkt de paradoxale situatie te ontstaan dat het Rijk bevoegdheden aan gemeentelijke overheden overdraagt, maar de gemeenteraad als vitaal centrum van lokale politiek de macht met anderen moet delen, maar het vaak nog niet wil. Bedreiging of kans? Naar mijn idee kansen die de komende periode benut, bestudeerd en ontgonnen zouden moeten worden. De pas aangetreden prof. R. Bakker van het bureau BVR - het bureau waar wij mee samenwerken in onze projectorganisatie - zegt het nog weer anders maar in wezen hetzelfde, als zij het heeft over de betrokkenheid bij stedenbouwkundige processen. "Het is dus van eminent belang de kringen van betrokkenen goed te kennen voor een geslaagde toekomstgerichte ontwikkeling, maar alleen kennen is niet genoeg. Wij moeten ze ook erkennen. Want naast initiatiefnemers is er nog een aantal partijen nodig om tot de kern van de opgave te geraken. Ik heb het dan weer over de zogenaamd belangrijke
1998
N 51
burgers van de stad. Zij zijn als bewoners en gebruikers de eerst betrokkenen. Ook bedoel ik de traditioneel subsidieverschaffende, maar tegenwoordig eveneens participerende overheid, de langdurig investerende partijen en de risicodragende partijen. Allemaal zullen zij zich moeten vinden in de diverse en vooral uiteenlopende uitgangspunten van de opgave, natuurlijk vanuit hun eigen belang, maar zeker ook vanuit een gezamenlijk belang, veroordeeld zowel tot het één als tot het ander." In hoge mate is aan de orde de identificatie van de bewoners en vele anderen met de eigen stad en de eigen woonomgeving. Men wil over het algemeen nu eenmaal ergens bij horen, zich identificeren. Juist onze nog altijd jonge stad moet bewonersparticipatie heel serieus nemen. Om mijn collega Pans in het NG Magazine van deze week te citeren: "De bewoners moeten zich betrokken voelen, anders krijgen ze niks met de stad en verlaten zij die net zo snel weer als ze gekomen zijn." Deze laatste opvatting, gekoppeld aan de twee eerdere noties en verbonden met onze eigen Lelystadse opgave op grond van Masterplan, Visie en projectorganisatie, moet ons enthousiast maken om zelf met onze inwoners en vele andere partijen aan het werk en aan de slag te gaan. Ons allen wens ik ook in die zin de komende jaren alle succes.
3.Ingekomen stukken (stuk nr. 42262) - 1Wordt behandeld bij agendapunt 4.
4.Benoeming van de wethouders (stuk nr. 42263) Mevrouw Jonkman: Mijnheer de voorzitter. De kiezer heeft altijd gelijk. Partijen die winst boeken bij verkiezingen worden logischerwijze vrolijker van dit gegeven dan partijen die verloren hebben. Partijen die winnen zullen de uitspraak ook sneller hanteren. Toch geeft het rust - en ik spreek uit ervaring - om de uitspraak als een gegeven te accepteren. Er hoeven dan niet allerlei argumenten bedacht te worden om uit te leggen dat de kiezer het deze keer toch echt niet goed heeft begrepen. Vier jaar geleden, bij de installatie van de vorige raad, is raadsbreed grote zorg uitgesproken over de lage opkomst. De Partij van de Arbeid heeft bij die gelegenheid o.a. vanwege genoemde zorg, aangegeven meer naar de burger toe te willen gaan en samen met anderen te willen zoeken naar vormen om de samenleving meer en eerder invloed te laten uitoefenen op het te voeren beleid. Wij hebben het als PvdA ook gedaan. Samen met de plaatselijke afdeling heeft de fractie middels wijkteams spreekbeurten en bijeenkomsten in de wijken gehouden. Er zijn instellingen en bedrijven bezocht en individuen en organisaties zijn uitgenodigd de PvdA te laten weten wat van bepaalde onderwerpen werd gevonden, zodat daar bij de standpuntbepaling rekening mee kon worden gehouden. Voor een hogere opkomst heeft het niet echt geholpen, maar misschien heeft de PvdA in Lelystad mede door haar activiteiten in de wijken een beter resultaat geboekt dan landelijk. Er blijft de zorg over het lage opkomstpercentage. Democratie is immers gebaat bij voldoende draagvlak. Veel onderzoeken zijn de laatste jaren verricht om te achterhalen wat nu de echte redenen zijn waarom mensen niet gaan stemmen. Veel verschillende uitkomsten zijn er uit die onderzoeken gekomen. Meningen blijven verschillen. Voor ons staat vast - los van effecten op opkomstpercentages - dat inwoners meer betrokken moeten worden bij het bestuur van de stad. Daarom hebben wij het over het organiseren van betrokkenheid op diverse niveaus in het programma en is er ook veel aandacht aan besteed. Ook de voorzitter wijdt daar de nodige woorden aan. Ik denk dat wij voor wat betreft de verantwoordelijkheid van de raad voor het bestuur enige nuanceverschillen hebben. Ik denk dat wij de werkelijkheid soms wat anders ervaren, ook vanuit onze verschillende posities. Waar wij de kiezers dankbaar voor zijn - mevrouw Dil noemde dit al bij haar afscheid op 9 april - is dat extreem rechts niet terugkeert in deze raad. Nu viel het extreme bij de twee leden die in onze raad
1998
N 51
zaten wel mee. Wij hebben er weinig van gemerkt, maar het blijft jammer van die twee zetels die zij bezet hebben. Hetzelfde geldt natuurlijk voor de SP. De PvdA-fTactie kan zich helemaal vinden in datgene wat de voorzitter er de vorige keer over heeft gezegd. Na de verkiezingsuitslag heeft de PvdA het initiatief genomen tot de college-onderhandelingen. Alle acht in de raad gekozen partijen zijn uitgenodigd voor het voeren van overleg over het te formuleren collegeprogramma en over de mogelijke collegevorming. Onder technisch voorzitterschap van de heer Strijbos en met ambtelijke steun van de ambtelijk secretaris, de heer Van den Berg is het overleg drie keer bijeen geweest. In een goede sfeer is gesproken over de inhoud van het programma, waarvan het concept door de PvdA is aangeleverd. Het concept is tot stand gekomen op basis van bouwstenen aangereikt door alle deelnemende partijen en discussiepunten, die in de campagne hebben gespeeld. Als laatste is het concept ook voor commentaar voorgelegd aan de burgemeester en aan de gemeentesecretaris. Voor detail-informatie over al die bouwstenen verwijzen wij graag naar de ter inzage gelegde stukken. De uiteindelijk door zes van de acht partijen onderschreven tekst moet worden gezien als een programma op hoofdlijnen en is in grote lijnen een voortzetting van het beleid dat de afgelopen periode is ingezet. Het programma zal verder worden uitgewerkt in een meer systematische inventarisatie van de verschillende te ontwikkelen maatregelen en beleidsvoorstellen, inclusief de benodigde financiering. Gekoppeld aan een realistische planning zal zo een meerjaren-werkplan ontstaan en dit werkplan zal jaarlijks worden getoetst, zo nodig worden bijgesteld en door het college ter goedkeuring aan de raad worden voorgelegd. De belangrijkste items van het programma zijn geordend rond de thema's versnelde groei, de betrokkenheid van de Lelystadse samenleving bij het bestuur van de stad en een aantal daarmee samenhangende onderwerpen. Deze onderwerpen zijn niet willekeurig gekozen. Aan onderwerpen zoals bijvoorbeeld werkgelegenheid en inkomen, onderwijs en veiligheidsbeleid wordt door de inwoners veel belang gehecht. Terecht wordt de politiek op het al dan niet slagen van dit beleid beoordeeld en afgerekend. De PvdA hecht, zoals eerder gezegd, veel waarde aan het serieus en tijdig betrekken van eenieder bij de beleidsvorming en bij de beleidsbepaling. Hierdoor ontstaat draagvlak voor en betrokkenheid bij het te voeren beleid. Het programma geeft aan hoe dit betrekken op verschillende niveaus zou kunnen gebeuren. De PvdA blijft ondanks de mooie woorden van de voorzitter van mening dat dit alles de raad en het college niet ontslaat van de verantwoordelijkheid beslissingen te nemen en afwegingen te maken in het kader van het algemeen belang. Om discussies te voorkomen waaraan de overgrote meerderheid van de raad geen behoefte heeft omdat de uitkomst al vaststaat, zijn ook een aantal punten in het programma opgenomen die wij de komende periode niet willen, bijvoorbeeld referenda. D66 en GroenLinks hebben tijdens het overleg aangegeven dat het programma niet onderschreven kan worden omdat men het met een aantal punten niet eens is, of omdat onderwerpen onvoldoende terug te vinden zijn. Het is jammer dat die punten blijkbaar zo zwaar wegen dat men niet kan volstaan met een aantekening, zoals andere fracties hebben aangekondigd te gaan doen. In het centrum-links programma, zoals mevrouw Blom het uiteindelijke resultaat noemde, zou toch veel meer moeten staan waar D66 en GroenLinks het mee eens zijn dan waar zij het mee oneens zijn. Maar misschien was er wel een andere reden waarom het programma niet onderschreven kon worden. In het overleg tussen de acht partijen is ook het mogelijke en meest wenselijke college aan de orde geweest. Behalve D66 hadden alle andere partijen als eerste voorkeur een college bestaande uit PvdA, VVD en CDA. Tussen die drie partijen is dan ook nader overleg gevoerd over de collegesamenstelling. Ook het verslag van dit overleg ligt voor eenieder ter inzage. Uitkomst van dit overleg is dat de raad wordt voorgesteld een college te kiezen bestaande uit twee wethouders van de PvdA, twee wethouders van de VVD, waarvan één parttime en een wethouder van het CDA. Op basis van het
1998
N 51
gevoerde overleg is de PvdA er van overtuigd dat deze samenstelling recht doet aan de eisen die wij stellen aan het college. De belangrijkste van die eisen zijn: vertaling van de uitspraak van de kiezers, voldoende draagvlak van het college in de raad, een akkoord over het te voeren beleid, stabiliteit, bestuurskracht en ervaring. Het parttime wethouderschap van de VVD heeft een relatie naar de benodigde ervaring. Als laatste willen wij als PvdA de kiezers bedanken voor het in ons gestelde vertrouwen. Wij zullen er de komende jaren weer alles aan doen om te laten zien dat wij dit vertrouwen waard zijn. Zoals ik zojuist al aankondigde, vragen wij u middels een brief aan de raad het voorgelegde voorstel van PvdA, VVD en CDA straks in stemming te brengen.
De heer Mattie: Mijnheer de voorzitter. De kiezer heeft gesproken en als gevolg daarvan zijn er winnaars en verliezers. Ook in Lelystad waren de landelijke tendensen goed merkbaar en met name D66 kon het goed merken. Toch was het mede deze partij die de afgelopen jaren de richting in onze gemeente heeft bepaald. Na de verkiezingen belandde de VVD-fractie even in wat verkeerd vaarwater. Maar al snel werd de juiste koers hervonden en staat er nu een gemotiveerde en bekwame ploeg klaar om de komende jaren de schouders te zetten onder de voortzetting van het ingezette beleid. Tijdens de college-onderhandelingen is de insteek van de VVD geweest voortzetting van het gevoerde beleid dat mede door de inbreng van de VVD effecten heeft gesorteerd. Dit beleid heeft veel instemming van de kiezers gekregen en wij zijn daar onze kiezers dankbaar voor. Gerelateerd aan ons VVD-verkiezingsprogramma vinden wij vele liberale uitgangspunten in het aanstaande collegeprogramma terug. Uiteraard werden op basis van democratische uitgangspunten ook compromissen gesloten. Het dragen van onze eigen verantwoordelijkheid blijft hierin natuurlijk belangrijk. Er werd gestreefd naar een breed gedragen programma met inbreng van alle fracties. Hierin werd ook duidelijk gemaakt dat een aantal punten, mevrouw Jonkman zei het al, niet zullen worden opgenomen. De opbouw en verdere uitbreiding van de stad moet daadkrachtig worden voortgezet, waarbij de projectorganisatie korte en langetermijn-doelstellingen zal moeten onderscheiden. De afgelopen tijd heeft Lelystad zich sterker in de markt gepositioneerd en is de publiciteit rondom onze stad verbeterd. Het instellen van subcolleges in de nieuwe projectorganisatie geeft een goede mogelijkheid tot politieke sturing in de realisatie van de te ontwikkelen plannen. Financiële bijdragen van het Rijk zullen in dat proces onontbeerlijk zijn. Bovengenoemde doelstellingen dienen zichtbaar voor de burgers te worden uitgevoerd. De communicatie met burgers, ondernemingen en maatschappelijke organisaties is hierbij essentieel. De VVD hecht hier grote waarde aan. Het is eveneens wenselijk een breed draagvlak te verkrijgen binnen de raad teneinde het eerder ingezette beleid te kunnen voorzetten. Wij hopen dan ook dat vele partijen - wellicht met enkele kanttekeningen - dit collegeprogramma zullen onderschrijven. Gezien dit voorliggende programma en de ontstane politieke verhoudingen binnen onze stad neemt de VVD graag de verantwoordelijkheid deel te nemen aan het nieuwe college.
De heer S.J. Kok (GroenLinks): Mijnheer de voorzitter. GroenLinks heeft zowel over de totstandkoming van het collegeprogramma als het collegeprogramma zelf gemengde gevoelens. Ten aanzien van de totstandkoming: Wij zijn er tevreden over dat eerst het collegeprogramma en daarna pas de college-samenstelling aan de orde is geweest. Ontevreden zijn wij met het feit dat het collegeprogramma tot stand is gekomen in onderhandelingen die achter gesloten deuren plaatsvonden. GroenLinks is van mening dat de kiezers recht hebben om te weten hoe hun volksvertegenwoordigers tijdens onderhandelingen omspringen met standpunten uit hun verkiezingsprogramma's. College onderhandelingen horen wat ons betreft in de openbaarheid te worden gevoerd.
1998
N 51
Ten tweede de inhoud: Een groot deel van het collegeprogramma, zeker de eerste twee hoofdstukken, staat beleid voor dat GroenLinks kan ondersteunen. Maar het is op enkele essentiële punten uit het derde hoofdstuk dat wij het oneens zijn met het voorgenomen beleid of dat wij beleid missen. Hoofdstuk 1 gaat over de versnelde groei. De komende jaren zal de uitwerking van de ontwikkelingsvisie gestalte moeten krijgen. In de discussies in de raad die leidden tot de vaststelling van de Visie, heeft GroenLinks zich nadrukkelijk gemengd en niet zonder resultaat. Verschillende ideeën die wij naar voren hebben gebracht, kunnen wij terugvinden in het collegeprogramma. De belangrijkste is een attractieve verbinding tussen het centrum en de kust. De ontwikkeling van het centrum, met als doel het een zelfstandige aantrekkingskracht te laten hebben, sluit hierop aan. Wij zijn op deze punten gelukkig met het voorgenomen beleid. Minder tevreden zijn wij over het feit dat er tot nu toe weinig aandacht is voor een gedachtewisseling over de woonkwaliteit van wat wordt genoemd de stadseilanden. In de toekomst zullen randvoorwaarden moeten worden gesteld om tot een goede uitwerking te komen. Daaraan voorafgaande zal er wel een discussie moeten worden gevoerd. Het collegeprogramma had daartoe een eerste aanzet kunnen geven. Nu vinden wij het een gemiste kans. Dan hoofdstuk 2: GroenLinks juicht het toe dat er in het collegeprogramma veel aandacht is voor het vergroten van de betrokkenheid van de burgers bij het bestuur van de stad. Bij bewonersparticipatie op het niveau van de wijken zal het wijkgericht werken een centrale rol gaan spelen. Wij verwachten dat de participatie zal toenemen wanneer bewoners meer invloed kunnen uitoefenen op de woon- en leefkwaliteit van hun eigen wijk. Het stimuleren van wijkraden en het experimenteel opzetten van wijkbudgetten zijn hier goede aanzetten toe. Ook de structurele betrokkenheid bij de ontwikkeling en beoordeling van beleid voor specifieke doelgroepen als jongeren en ouderen, bijstandsgerechtigden, gehandicapten en allochtonen heeft onze steun. Wij zien dan ook met belangstelling de participatienota tegemoet. Hoofdstuk 3 begint met werk en inkomen. GroenLinks is gelukkig met de aandacht die in het collegeprogramma wordt gegeven aan de mensen die het moeilijk hebben met het vinden van een betaalde baan of voor wie een betaalde baan te hoog gegrepen is. Het is van het grootste belang dat ook deze mensen zich betrokken blijven voelen bij de maatschappij. Het mede hierom stimuleren en ondersteunen van het vrijwilligerswerk en de sociale activering zijn in de ogen van GroenLinks van groot belang. De bestrijding van de armoede die leeft onder naar schatting een vijfde deel van de Lelystadse inwoners moet een belangrijk onderdeel van beleid zijn. Ook op dit punt is het collegeakkoord duidelijk en dat heeft onze volle instemming. Dan de economische ontwikkeling, speciaal in relatie tot het vliegveld. Eén van de belangrijkste kwaliteiten van Lelystad als woon-, werk- en leefstad is de hoge milieukwaliteit. Wij zien het als een belangrijke kernkwaliteit van de stad. GroenLinks wil dat deze kernkwaliteit behouden blijft of zelfs wordt uitgebreid, mede in het kader van de ontwikkelingsvisie. Economische ontwikkeling is nodig en gewenst, maar moet naar onze mening niet ten koste gaan van de milieukwaliteit. Om die reden is GroenLinks bezorgd over de groei van Vliegveld Lelystad. Daarnaast zijn wij ronduit tegen de komst van een satelliet-luchthaven van Schiphol in de nabijheid van Lelystad. Naast de toenemende milieuvervuiling heeft de groei van het luchtverkeer en de daarbij horende groei van het overige verkeer een negatief effect op de ontwikkeling van de stad, zeker als het gaat om het aantrekken van nieuwe bewoners. Mensen zullen nu eenmaal niet snel willen verhuizen naar een stad met een vervuilend en lawaaiig vliegveld. De verdere ontwikkeling van luchtvaart in de nabijheid van Lelystad zal de stad meer nadeel brengen dan voordeel. Wij kunnen ons niet vinden in deze passage van het collegeprogramma. Het drugbeleid staat vermeld bij het integraal veiligheidsbeleid. Het restrictieve beleid dat in Lelystad wordt gevoerd, is ten aanzien van softdrugs ineffectief. Gebruikers zijn aangewezen op de huisdealers,
1998
N 51
die vaak kwalitatief slechte drugs verkopen. Softdruggebruikers lopen daardoor grotere gezondheidsrisico's. Daarnaast geven de huisdealers veel overlast in de wijken. Het is een illusie te denken dat dit met alleen preventie en repressie is op te lossen. Voorlichting is alleen zinvol als daarnaast een geloofwaardig beleid wordt gevoerd. Als de overheid het gebruik van softdrugs criminaliseert, maar het gebruik van alcohol en tabak toestaat, dan is zij niet geloofwaardig. Repressie zorgt er alleen maar voor dat de handel en het gebruik minder zichtbaar zijn, niet dat zij verdwijnen. GroenLinks is met betrekking tot het drugbeleid een voorstander van het gedogen van softdrugs. Wij vinden dat het voor gebruikers mogelijk moet zijn in een coffeeshop of een verkooppunt op legale wijze aan softdrugs te komen. Dan kan er zicht zijn op de kwaliteit van de drugs en op de gezondheid van de gebruikers. Dit onderdeel van beleid moet naar onze mening in de eerste plaats worden gezien vanuit het perspectief van de gezondheidszorg. Met de tekst in het collegeprogramma kunnen wij dus niet instemmen. De paragraaf over milieuzorg: Graag had GroenLinks gezien dat in het programma meer aandacht was geweest voor de zorg voor het milieu. Het bewaren en waar mogelijk het verhogen van de milieukwaliteit van de stad moet een prioriteit van beleid zijn. Zo ook het bevorderen van milieubewust gedrag bij burgers, bedrijven en instellingen en de overheid zelf. GroenLinks pleit voor meer variatie in de groenvoorziening, hiermee aansluitend bij het idee van de stadseilanden. Immers, het eigen gezicht van de wijk wordt mede bepaald door het groen. Daarnaast moet de gemeente stoppen met het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen in plantsoenen en op verhardingen. Overigens kunnen wij ons goed vinden in een punt dat wel wordt genoemd: het streven naar het - als aan bepaalde voorwaarden is voldaan - invoeren van gedifferentieerde tarieven bij de afvalinzameling. GroenLinks mist in dit programma twee belangrijke zaken: bevorderen van het fietsverkeer en verkeersveiligheid. Het terugdringen van de automobiliteit moet een prioriteit van beleid zijn. Bij het betaald parkeren is daartoe een aanzet gegeven. Maar daarnaast moeten er maatregelen worden genomen om het openbaar vervoer en het fietsverkeer te stimuleren. Met betrekking tot het fietsverkeer kan dit door de kwaliteit van de fietspaden te verhogen, te zorgen voor een goede aansluiting van fietsroutes en het creëren van meer en betere fietsparkeervoorzieningen. In het centrum moeten er routes voor langzaam verkeer komen. GroenLinks vindt het een belangrijke taak voor de overheid om te zorgen voor een optimale verkeersveiligheid. Op de dreven en in de wijken kunnen maatregelen meer dan nu worden genomen om de verkeersveiligheid te vergroten. Maatregelen als wegversmalling en verlaging van de maximum snelheid zullen de veiligheid op de dreven verhogen. In de wijken moet de veiligheid op straat worden vergroot door de maximum snelheid te verlagen naar 30 km. per uur. GroenLinks betreurt dat deze punten geen plaats hebben gekregen in het collegeprogramma. Ten slotte vermeldt het collegeprogramma het voornemen om te komen tot een uitwerking van het programma in een jaarlijks te toetsen en bij te stellen meerjarenwerkplan. Daar kunnen wij ons goed in vinden. GroenLinks kan zich vinden in een groot deel van het collegeprogramma. Maar het is op enkele essentiële punten, te weten vliegveld, drugbeleid, milieubeleid, fietsverkeer en verkeersveiligheid, dat wij ander of meer vergaand beleid voorstaan. Daarom kunnen wij het collegeprogramma niet onderschrijven. Met nadruk willen wij wel stellen dat op de punten waar wij het eens zijn met beleidsvoornemens, wij het nieuwe college zullen steunen.
De heer Van Bochove: Mijnheer de voorzitter. Om vanavond na alle kanttekeningen die op en na de verkiezingsavond al via de media zijn gemaakt, de verkiezingsuitslag nog eens uitgebreid te becommentariëren, lijkt wat overdreven. Om die reden zal ik mij vanavond beperken tot een aantal kanttekeningen. Namens de CDA-fractie wil ik de PvdA, de VVD, de combinatie AOV/Unie 55+ en GroenLinks geluk wensen met de winst, aflopend in omvang van 3 naar 1. Voor de AOV/Unie 55+
1998
N 51
betekent deze uitslag dat zij voor het eerst in deze raad actief zullen zijn. Met belangstelling kijkt de CDA-fractie uit naar hun optreden. Nieuwsgierig zijn wij naar de benadering die deze combinatie zal kiezen bij de vele vraagstukken die in de raad aan de orde komen. Is deze inbreng eng, smal, slechts gericht op één bepaalde groep of zal ze breed de belangen van de hele samenleving dienen? Bij zoveel winnaars moet er sprake zijn van verliezers en dat is soms zuur. Als men bij het referendum bij uitstek meer dan de helft van zijn aanhang verliest, dan is dat gewoon niet leuk. Maar om dan vervolgens de kiezers te verwijten dat zij het niet begrepen hebben, ik verwijs naar publicaties in de bladen, getuigt van een houding ten opzichte van de kiezer, nota bene bij een partij die het referendum zo propageert, die door het CDA niet begrepen wordt. Tegelijkertijd stel ik vast dat er ook partijen op een zodanige wijze hebben verloren dat zij niet meer in deze raad terugkeren. Het CDA betreurt dat niet. Extreem links en extreem rechts hebben onze sympathie in het geheel niet. Het vertrek van de SP (zichzelf opgeblazen) en van de CD (BPN) en het feit dat andere vergelijkbare groeperingen geen zetels hebben gekregen, is een compliment voor de kiezer, zo zou ik willen stellen. De samenstelling van de zojuist aangetreden raad maakte het mogelijk om de college-onderhandelingen met alle partijen te starten. De sfeer waarin dit gebeurde, zou ik als plezierig en ontspannen willen typeren. Het concept-programma dat gepresenteerd werd door de grootste fractie in de raad, mede op basis van de inbreng van alle andere fracties, gaf ruimte voor discussie en amendering. Het CDA heeft daaraan met genoegen een bijdrage geleverd. Door een aantal partijen is daar feitelijk geen of nauwelijks gebruik van gemaakt. GroenLinks en D66 hebben het collegeprogramma niet willen ondertekenen. GroenLinks omdat onvoldoende voor deze partij belangrijke punten zijn ingebracht in het collegeprogramma. En D66 vanwege de "niet"-punten, zo meen ik te hebben begrepen. De inbreng van beide partijen in het overleg - ik verwijs daarbij naar de verslagen van de bijeenkomsten en de heer Kok van GroenLinks heeft vandaag al veel meer punten genoemd dan in dit overleg - was van een zodanige aard dat beiden kennelijk al vooraf hadden besloten niet deel te nemen in een nieuw college. De CDA-fractie kan het collegeprogramma mede dankzij een interventie van RPF/GPV/SGP, maar daarover zo meteen meer, volledig onderschrijven. Het collegeprogramma ligt in lijn met het verkiezingsprogramma van het CDA. Het is, zo citeer ook ik mevrouw Blom, een centrum-links programma. Het CDA kan daarmee de 2.740 kiezers die vertrouwen hadden in het CDA, waarvoor dank, volledig open tegemoet treden. Met betrekking tot het programma en de inleiding van de voorzitter een enkele kanttekening. De voorzitter creëert in zijn inleiding inzake het betrekken van de inwoners bij het beleid een tegenstelling die er niet is en die ook niet gebaseerd kan zijn op het voorliggende programma. De voorzitter is in zijn benadering van de inwoners verder dan de raad, zo suggereert hij. De CDA-fractie herkent zich niet in deze zogenaamde tegenstelling. Het programma betrekt de inwoners, ook in de wijken enz., nadrukkelijk bij de besluitvorming en niet slechts bij de voordeur, zoals de voorzitter suggereert. Misschien het collegeprogramma toch nog eens goed nalezen, zou ik willen suggereren. Met betrekking tot een ander aspect, ik zal mevrouw Blom op voorhand tegemoet komen, een korte kanttekening. Het CDA-programma spreekt zich onder het kopje "veiligheid" uit tegen het tot stand komen van een coffeeshop. Hulpverlening krijgt prioriteit, zo staat er. In het concept-programma staat onder het kopje "integraal veiligheidsbeleid" dat onderzocht zal worden of een door de gemeente gecontroleerde verkoop van softdrugs positieve effecten heeft op het voorkomen van overlast, criminaliteit en op de gezondheid van de gebruikers. Het is een moeilijk punt. Op voorstel van de RPF/GPV/SGP werd aan de tekst toegevoegd dat het bedoelde onderzoek ook aandacht dient te besteden aan de vraag of zo'n verkooppunt drempelverlagend werkt voor (potentiële) gebruikers. Deze toevoeging, met alle elementen die daarachter liggen, maakte het voor het CDA mogelijk om met dit onderzoek in te stemmen. Overigens heeft het CDA - en opnieuw verwijs ik naar het verslag - daarbij wel de kanttekening gemaakt en laten vastleggen, de uitkomsten van het onderzoek op basis van het
1998
N 51
eigen verkiezingsprogramma te beoordelen. De CDA-fractie zal van die ruimte zorgvuldig en weloverwogen - anderen hebben daar recht op - op basis van argumenten gebruik maken. Programmatische overeenstemming, voldoende draagvlak in de raad, bestuurskracht, stabiliteit en continuïteit zijn voor het CDA de uitgangspunten bij het vormen van een college. Die uitgangspunten zijn terug te vinden in het thans voorliggende programma en het voorstel voor de vorming van een college. De CDA-fractie ondersteunt dit programma. De CDA laat zich als politieke groepering leiden door de boodschap van het Evangelie. Christendemocraten geloven dat mensen bakens nodig hebben die hen in hun leven richting wijzen. Deze bakens: gerechtigheid, gespreide verantwoordelijkheid, solidariteit en rentmeesterschap, krijgen betekenis in de wisselwerking tussen het alledaagse leven waarin zij worden toegepast en de bron waaruit zij voortkomen. Die bron, het goede nieuws dat God de mens in het Evangelie verkondigd heeft, biedt mensen een perspectief. Zij roept tevens op om gerechtigheid te zoeken, verantwoordelijkheid waar te maken, solidair te zijn en zich als een zorgvuldig rentmeester te gedragen. Het gaat in de Christen-democratie om het zoeken naar nieuwe wegen op basis van bestendige waarden. De Christen-democratie wil voortbouwen op de waarden die besloten liggen in het optreden van Jezus Christus. Hij inspireert ons om te werken aan een samenleving die ten dienste staat van de mens, of deze nu sterk of zwak, oud of jong, zwart of blank, allochtoon of autochtoon is. Centraal in de visie van de Christen-democratie staat dat mensen hun vrijheid, verantwoordelijkheid en idealen alleen in samenwerking met anderen kunnen realiseren. Ik heb enige ruimte genomen om het CDA vanuit haar uitgangspunten te positioneren. Vanuit die uitgangspunten willen wij met respect voor de opvattingen van anderen met die anderen uitvoering geven aan het dagelijks politiek handelen. Vandaar uit hebben wij ook het collegeprogramma kunnen ondertekenen. Dit sluit goed aan op onze visie en uitgangspunten. Vandaar uit menen wij te kunnen deelnemen aan het college van burgemeester en wethouders, samen met de Partij van de Arbeid en met de VVD. Het aantal van vijf wethouders, twee voor de PvdA, twee voor de VVD en één voor het CDA en de (voorlopige) portefeuilleverdeling hebben onze instemming. Dit beoogde college kan met dit programma en met brede steun vanuit de samenleving en de raad de uitdaging van de komende jaren aan.
Mevrouw Blom: Mijnheer de voorzitter. Over de uitslag van de verkiezingen en felicitaties aan andere partijen hebben wij die avond al gesproken. Over het kiezersgedrag is veel en ook hier weer gespeculeerd. Laat ik eerst één ding rechtzetten: Wij hebben nooit gesteld - in welke vorm dan ook dat de kiezer het niet begrepen heeft. Dat zou een slordige onderschatting zijn van de kiezer en dat is uit onze mond niet gekomen. Wel hebben wij aangegeven - en ik sluit me daarbij aan bij de heer Mattie, die dat vanavond ook nog weer heeft gezegd - dat deze gemeenteraadsverkiezingen sterker dan ooit bepaald werden door landelijke tendensen. Dit betekent ook dat het niet zinvol is hier nog veel meer woorden aan te wijden. Ik heb het vorige week ook al gezegd - ik ben het daarin absoluut niet eens met mevrouw Jonkman - dat een uitslag ons in een aantal situaties overkomt. Hoeveel of hoe weinig men zich als partij ook plaatselijk profileert, je kan slapend rijk worden en hardwerkend verliezen. En alles daar tussenin is mogelijk. Voor D66 was de boodschap in ieder geval op de avond van 4 maart de volgende: Deze uitslag zou naar alle waarschijnlijkheid betekenen dat voor het eerst sinds de gemeentewording van Lelystad er een college zonder D66 zou ontstaan. Wat dan belangrijk is, is hoe partijen vervolgens met die uitslag omgaan, wat zij in een eerste onderhandelingsronde als belangrijk aangeven en hoe goed hun geheugen is. Dat wil zeggen, of partijen die nu voluit willen profiteren van een piek in hun populariteit, zich de dalen in hun eigen bestaan ook nog herinneren. Het antwoord op die vragen is nu helder.
1998
N 51
Om een enkel voorbeeld te geven: De PvdA heeft bij de coalitie-vorming vanuit korte termijn-belang zich veel macht toegeëigend. De VVD is kennelijk bereid erg veel in te leveren om maar in het college te blijven, liever dan eerst orde op zaken te stellen en zelfs een centrum-links programma te ondertekenen. Het verheugt ons overigens wel dat nu ook de VVD het principe onderschrijft dat de sterkste schouders de zwaarste lasten moeten dragen. Het CDA daarentegen zwakte de eigen campagne-uitspraken af. Ik heb het net nog weer letterlijk gehoord: over een niet-commercieel verkooppunt van softdrugs. Vanuit datzelfde belang om zich nu niet meer tegen een onderzoek tegen een onderzoek te verklaren, maar te stellen dat de resultaten te zijner tijd kritisch zullen worden bekeken. Ik mag toch hopen dat dit bij ieder onderzoek aan de orde is en dat het niet een aantekening van importantie wordt in de toekomst. Gelukkig is het onderhandelingsproces nu ook voor anderen te volgen, doordat de verslagen openbaar zijn. Het is al gezegd en ik heb vanavond al verschillende interpretaties gehoord. Ongetwijfeld zal de mijne een volgende genoemd worden. Dus eenieder kan het voor zichzelf beter bekijken. Uit die verslagen is op te maken waar iedere partij op ingezet heeft. Voor D66 was dat kwaliteit en continuïteit en gezien de belangrijke ontwikkelingen waar Lelystad voor staat en gezien de onrust die binnen de VVD ontstond, ook een centrum-linkse coalitie waarin ook de winst van GroenLinks vertaald zou zijn. Het concept-programma dat door de PvdA gepresenteerd werd, maakte die laatste optie ook heel voor de hand liggend. Maar zoals het zo vaak gebeurt, wordt het meest voor de hand liggende als laatste bekeken, zeker als er andere belangen spelen. De door D66 ingebrachte programmapunten zijn volledig overgenomen in het definitieve programma en daarvoor onze dank. Maar D66 als partij is vervolgens nadrukkelijk weggeschreven op punten die wij zelf niet hadden ingebracht, of omdat de tijd er nog niet rijp voor was, of omdat er al collegebesluiten over lagen. En wij nemen die serieus. Wij kunnen dit niet accepteren. Derhalve zullen wij, zoals wij na de presentatie van het nieuwe college al kenbaar hebben gemaakt, hoewel wij de beleidslijn van het programma onderschrijven, het programma zoals het vanavond voorligt, niet ondertekenen. Onze principes wegen zwaarder dan onze bereidheid koste wat het kost mee te doen. Wij voelen ons overigens wel vereerd dat er zoveel moeite is gedaan om een resultaat te bereiken, dat voor ons op de avond van 4 maart al te voorzien was. Bij de presentatie van het nieuwe college is ook de beoogde portefeuilleverdeling bekend gemaakt. D66 wil daar het volgende over zeggen: Vanuit de optiek van geïntegreerd beleid is deze verdeling een hele slechte. Daar waar de gemeente en dus het college dient te zorgen voor samenhang in beleid, breekt ze het zichzelf bij de handen af door lukraak onderdelen uit het brede beleidsveld welzijn te plukken en als opstopper te gebruiken bij de veel meer geliefde harde portefeuilles die natuurlijk als eerste verdeeld zijn. Neem als voorbeeld het geïntegreerd jeugdbeleid, iets dat door alle fracties gewenst wordt. Daarover moeten zich in de nu geplande verdeling de wethouder doelgroepenbeleid, de wethouder gezondheidszorg, de wethouder veiligheidsbeleid en de wethouder onderwijs buigen. Dat is onwerkbaar. Daar waar van de ambtelijke organisatie verwacht wordt dat de structuur aangepast wordt aan nieuwe ontwikkelingen en samenhangen in beleid, is dat voor het college kennelijk niet van belang. De regie -rol die van de gemeente lokaal wordt verwacht, veronderstelt echter het oplossen van afstemmingsproblemen en niet het scheppen daarvan. Welzijnsbeleid en dus samenlevingsopbouw, één van onze speerpunten van beleid in Lelystad, is alleen goed vorm te geven als deze keuzes ongedaan worden gemaakt. Wij doen een dringend beroep op het nieuwe college zich op deze verbrokkeling van beleidsterreinen te bezinnen. De gemiddelde Nederlandse wethouder volgens het vandaag gepubliceerde onderzoek van Trouw is een rond 1947 geboren man, die namens een landelijke partij in het college plaatsneemt na minstens één periode als raadslid. Eén op de vijf wethouders echter zal aantreden zonder enige raadservaring. Volgens prof. Tops wellicht een voorschot op het idee om wethouders van buiten de raad te benoemen. Het parttime wethouderschap is in de gemiddelde gemeente het resultaat van het betere rekenwerk, waar wij in Nederland patent op hebben. Wij laten het aan u over het nieuwe college af te meten aan
1998
N 51
dit landelijke beeld. Wel willen wij nog zeggen dat het opvallend is dat het Nederlandse rekenwerk in Lelystad overbodig had moeten zijn, gezien het feit dat PvdA en VVD evenveel zetels in de raad hebben. Deze uitkomst, volgens dagblad Flevoland voor de VVD "één wethouder en een beetje", tekent ons inziens duidelijk de verhoudingen en is daarmee een voorbode van spanningen die deze stad zich niet kan veroorloven. Overigens doet het ons deugd dat onze stad zich nu kennelijk, ondanks harde uitspraken van de PvdA in de campagne, toch een extra wethoudersformatie kan veroorloven. Dat belooft wat. Daarom ook een vraag in uw richting: Zoals u weet wordt er door fracties al langer gevraagd om fractiekamers, maar was daar nooit financiële of materiële ruimte voor. Nu er een vijfde wethouderskamer gemaakt is die toch twee dagen in de week leegstaat, valt er wellicht nog iets te regelen. Dat het fenomeen parttime wethouder nu bespreekbaar is geworden, doet ons op zich deugd. Wij hebben dat jaren geleden uit emancipatoire overwegingen ingebracht en toen werd dat als een verderfelijk idee beschouwd. Uiteindelijk komen onze ideeën toch over. Dat blijkt maar weer. De positie van de nieuwe raad zal zich moeten uitkristalliseren. Bij de behandeling van het Factory Outlet Centre heb ik wethouder Jonkman de heer Slump horen verwijten dat hij zich zou hebben laten beïnvloeden door geluiden van betrokken organisaties en daardoor zijn oordeel zou hebben aangepast. Dat was kennelijk niet gewenst. Nu heeft de raad dat wel eens vaker gedaan en dan kwam het wel goed uit. Wij gaan er van uit, dat de raad zijn eigen weg zal vinden als het gaat om de mix tussen belangenbehartiging en belangenafweging en wij hebben er vertrouwen in dat het zal lukken te middelen tussen individueel belang en algemeen belang, tussen de wensen van onze burgers en de eisen die de groei van de stad aan ons stelt. Daarenboven zal de raad het college moeten controleren en aansturen. De bijdrage van de D66-fractie daarin zal een positief-kritische zijn.
Mevrouw Weijerman: Mijnheer de voorzitter. Allereerst dank aan het CDA en D66 voor de felicitaties. Reeds in ons programma hebben wij gemeld dat wij ons niet zo sectoraal zullen opstellen dat wij alleen de ouderen zullen zien staan. Ook jongeren worden ouder en wij hebben uiteraard ook aandacht voor het verdere beleid van deze gemeenteraad. Ook dank aan de 1750 kiezers die voor ons gekozen hebben. Wij hebben ons de laatste maanden gestort op het politieke spel. Wij zijn uiteindelijk onervaren. Wim Kan zei al, weliswaar in een andere context, dat je het spel niet moet spelen, noch beoordelen, als je niet eerst de spelregels kent. Wij zullen trachten ons deze eigen te maken. Indien wij hierbij af en toe een fout maken, moet men ons dat maar vergeven. Helaas zijn er vier jaar geleden waarschijnlijk uit ongenoegen veel stemmen gegaan naar de CD en de SP. Ook dit lijkt een spel. Voor ons lijkt het wel een boks-spel. Te weinig rechts bij de VVD, te weinig links bij de PvdA en dan verschijnt de CD en de SP. Misschien zijn er bij deze verkiezingen wel veel klappen gevallen bij D66, omdat zij daar precies tussen in stonden op de scheidslijn. In Lelystad is D66 gelukkig niet helemaal knock-out. Op bestuurskracht en ervaring wordt nu zeker deze wethouder geen recht gedaan. Dat betreuren wij wel. Wij hebben geen historie. De beleidspunten die reeds in de vorige collegeperiode aan de orde zijn geweest, kennen wij niet allemaal. Wij hopen dat er wel meer overleg komt met de ouderenbonden. Wat betreft een referendum hebben wij kunnen lezen in de notulen van vier jaar geleden dat dit zelfs een punt geweest is voor het collegeprogramma. In dit punt hadden wij ons kunnen vinden en dit is dus het enige punt waarin wij het niet eens zijn met dit collegeprogramma. Wij hopen verder wel - want wij hebben ons heel goed kunnen vinden in de andere punten - op een vruchtbare samenwerking.
De heer A. Kok (RPF/GPV/SGP): Mijnheer de voorzitter. Voor de derde achtereenvolgende maal werd door de kleine Christelijke partijen stemmenwinst geboekt. En voor het eerst staan meer dan 1000 kiezers achter ons. De fractie van RPF/GPV/SGP is dan ook dankbaar dat zij opnieuw haar stem in deze raad mag laten horen. In één lijn met mijn voorganger de heer Slump zal de houding van mijn
1998
N 51
fractie naar het college toe een positief-kritische zijn. Positief waar het kan en kritisch waar het naar onze mening moet. Betreffende het voor ons liggende collegeprogramma zijn wij positief. Wij kunnen het - weliswaar met twee aantekeningen - als geheel onderschrijven. In het collegeprogramma ligt terecht veel nadruk op werk. Het is heel juist dat er niet alleen aandacht is voor het creëren van nieuwe banen, maar ook voor de Lely stedelingen die nu werkloos zijn en niet zonder meer kunnen instappen in nieuw gecreëerde banen. Voor ons is het echter: "Bid en werk". Voor anderen wellicht: "Heb oog voor bezinning en werk", of ook: "Rust en werk". Waar het om gaat, is dat er meer is dan werk, economie en geld verdienen. Daarom is het jammer dat ook in Lelystad de 24-uurseconomie niet wordt geremd door terughoudend te zijn met de zondagsopenstelling van winkels. In het collegeprogramma wordt veel aandacht besteed aan het betrekken van de burgers bij de gemeente en de politiek. Dit spreekt mijn fractie erg aan. Maar wat is het dan jammer dat de politiek door haar eigen daden weer een beetje voedsel geeft aan de mening van sommigen dat politiek synoniem is aan onbetrouwbaarheid en het najagen van baantjes. In dit verband betreuren RPF/GPV/SGP het gekrakeel in de VVD-fractie en het benoemen van een vijfde wethouder zonder dat de werkdruk dit noodzakelijk maakt. En het opnemen van de niet-punten in het collegeprogramma, ondanks het feit dat mijn fractie zich met de inhoud van die punten zich geheel kan verenigen, om D66 te kunnen weren. Er had toch gewoon tegen D66 gezegd kunnen worden: "Mijne dames en heer, u bent van de eerste de vijfde partij geworden; wij vinden u nu te klein voor het college". Een belangrijk doel van de gemeenteraad is om de kwaliteit van de samenleving te bevorderen. Terecht staat dit vermeld in het collegeprogramma. RPF/GPV/SGP pleiten er voor dit container-begrip een nadere inhoud te geven door uitdrukkelijk te stellen dat de gemeente mede verantwoordelijk is voor de sociale samenhang. Versterking van de sociale samenhang kan plaatsvinden door gericht aandacht te besteden aan sociale verbanden als huwelijk en gezin, verenigingen en de betekenis van normen en waarden. De samenleving kan het niet stellen zonder verbanden waarin liefde en trouw centraal staan en waarin normen en levensbeschouwelijke inzichten worden overgedragen. Nu de twee aantekeningen van ons bij het collegeprogramma: Die betreffen het onderzoek naar het verkooppunt van drugs en de luchthaven. Wij willen niet gebonden zijn aan de uitkomsten van dit onderzoek. En wij zijn mordicus tegen een verdere uitbreiding van het vliegveld in verband met de bedreiging van het woonklimaat van de stad en de overige ongewenste gevolgen voor het milieu. Ten slotte: Wij hebben zo juist het paasfeest gevierd, het feest waarin wij gedenken dat het onbestaanbare toch werkelijkheid werd. Vanuit dat fantastische geloof dat wij graag iedereen toewensen en bidden, wensen RPF/GPV/SGP het nieuwe college van burgemeester en wethouders, de raad en de gehele stad God's zegen toe.
De heer Van der Sloot: Mijnheer de voorzitter. De verkiezingen hebben pijnlijk aan het licht gebracht dat steeds meer mensen geen gebruik wensen te maken van hun recht om vertegenwoordigers te kiezen in het bestuur van de stad. Voor wie zitten wij hier eigenlijk? Voor de helft van de stad? Is de politiek te complex en te ondoorzichtig geworden dat de gemiddelde burger zich machteloos voelt en het spoor bijster is? Wordt de technocratie steeds meer een ongrijpbaar monster dat elk gevoel van menselijkheid lijkt te verliezen? Als men midden in de politiek zit, wordt dat toch niet zo ervaren. Misschien zelfs wel andersom. Wij doen toch ons best om de burger te betrekken bij de besluitvorming. Wij laten de burger toch meedenken en participeren? Toch was het cijfer van de verkiezingen slechts 5,3. Er is iets fundamenteel mis met het verhaal van de democratie. Het gaat te veel over "het" en te weinig over "u en ons". Het gaat te veel over voorzieningen en over geld. En het gaat nauwelijks over gelukkig zijn of over liefhebben.
1998
N 51
Ondanks alle goede wil wordt de kern van de democratie, de mens, kennelijk niet geraakt. Maar dat past kennelijk ook in deze tijd, want hetzelfde beeld zien wij elders in de samenleving. Hoewel kerken steeds minder mensen trekken, liggen boekhandels vol met litteratuur over spiritualiteit. En een boek met een titel als "Een ongewoon gesprek met God" wordt een bestseller. De Nederlandse kiezers met al hun democratische beginselen zijn de weg kwijt en zijn zoekende geworden. Het grootste goed, de democratie, wordt niet meer als relevant ervaren en een fatalisme als "ze zoeken het maar uit op het gemeentehuis" is het gevolg. Maar juist Lelystad, een stad die nog afgemaakt moet worden, heeft een andere houding nodig. Een houding dat eenieder die in deze stad woont en leeft, deel uitmaakt van die stad en al is het minimaal, toch één keer in de vier jaar zijn betrokkenheid zou moeten tonen door te gaan stemmen. De Natuurwetpartij is dan ook blij met het voor ons liggende collegeprogramma. Want als eerste punt van groot belang wordt de betrokkenheid van de stad en van marktpartijen aan de orde gesteld. De intentie van dit collegeprogramma is om samen met de burgers aan de slag te gaan voor de verdere vormgeving van de stad. De volgende stap is nu aan de burgers van Lelystad om zich meer en meer uitgedaagd te voelen en aan te haken bij dit proces. De Natuurwetpartij hoopt dan ook dat de communicatienota die is aangekondigd, wijd en zijd in de stad zal doorklinken en voor iedere burger een handleiding mag zijn om ook mee aan de slag te gaan. Ook de formele inspraak krijgt aandacht in dit college-akkoord en ook dat vinden wij erg belangrijk. In de afgelopen raadsperiode zijn er diverse bestemmingsplan-wijzigingen niet in goede aarde gevallen waardoor er behoorlijk veel protest is ontstaan. Dit is niet goed voor de ontwikkeling van de stad. Treffend was ook de opmerking van burgemeester Pans in het NG Magazine, waarin hij stelt dat men alles van de burger gedaan krijgt als men hem maar netjes en correct behandelt. Een ander belangrijk punt in het college-akkoord is het onderwerp "werk en inkomen". De eerste alinea geeft meteen aan waar het om draait: Voldoende werk en inkomen en toegankelijkheid tot de voorzieningen zijn de peilers waarop de mogelijkheid tot volwaardige deelname aan de samenleving wordt getoetst. Voor ons is dit te eenzijdig. Te veel wordt hier weer de materialistische kant belicht. Volwaardige deelname aan de samenleving is pas mogelijk als men als mens niet alleen materieel maar ook geestelijk in staat is om deel te nemen. De grote wachtlijsten bij de RIAGG, de alcohol- en drugverslaving, laten zien dat op dat gebied nog te veel mensen uit de boot vallen. Ook de toename van het aantal mensen die schuldhulpverlening behoeven is een teken aan de wand. Daarom kan de Natuurwetpartij niet instemmen met het aangekondigde onderzoek naar door de gemeente gecontroleerde verkoop van softdrugs, om te kijken of het positieve effecten heeft op het voorkomen van overlast, criminaliteit en de gezondheid van de burgers. Bij ons zou het moeten gaan bij zo'n onderzoek om de vraagstelling wat de oorzaak is van het gebruik van drugs, zodat er effectieve maatregelen genomen kunnen worden om de oorzaak te helpen oplossen. Dan neemt het probleem vanzelf af. Het werkeloosheidspercentage van 18 % vindt het nieuwe college niet acceptabel. Daar zijn wij het van harte mee eens. Wij kunnen instemmen met het met alle kracht inzetten van het WIWinstrumentarium. Maar waarom niet een uitdaging aangaan om het werkeloosheidspercentage de komende vier jaar met bijvoorbeeld 50 % te laten afnemen? Dan is er tenminste een doelstelling en een meetpunt. Nu wordt er alleen ferme taal gebruikt, maar er worden geen consequenties aan verbonden en dat vinden wij erg jammer. Dit is een gemiste kans om te tonen hoe serieus dit onderwerp is. Scholing en het voorbereiden van werkzoekenden op werk heeft naar onze mening ook zin als er nog niet voldoende werk aanwezig is. Want het college stelt dat dit wel moet zijn. Werkzoekenden zouden getraind kunnen worden om vanuit een zelfstandige positie werk te creëren en zodoende bij te dragen aan de groei van de werkgelegenheid. Een intensieve begeleiding en inbreng van het bestaande bedrijfsleven is daarbij van groot belang.
1998
N 51
Met betrekking tot het veiligheidsbeleid zouden wij hetzelfde punt als bij de terugdringing van de werkloosheid onder de aandacht willen brengen. Ook hier wordt gesteld dat er meer toezichthouders zullen worden aangesteld om de overlast en het vandalisme terug te dringen en het gevoel van veiligheid te vergroten. Maar als men dit doet, zal men toch eerst moeten weten wat het effect is per toezichthouder op de overlast, het vandalisme en het veiligheidsgevoel. Elke nieuwe baan in deze sector is er weer één en daarom is grote zorgvuldigheid op zijn plaats. Ook hier willen wij pleiten voor meer cijfermatige onderbouwing van beleid. Ten slotte nog iets over de gemeentelijke organisatie. Wij denken dat het welzijn van de gemeentelijke organisatie van cruciaal belang is voor het slagen van de plannen die de komende vier jaar gerealiseerd moeten worden. Rust op het organisatie-front is van groot belang. Wij vinden het van groot belang dat het ziekteverzuim op een acceptabel niveau komt. De cultuuromslag zou als resultaat moeten hebben dat er op dat niveau vooruitgang wordt geboekt. Wellicht dat er in de voorjaarsnota hierover meer bekend kan worden. Wij denken dat dit college-akkoord een redelijke basis is om de Visie en het Masterplan de komende vier jaar verder uit te bouwen. Dit collegeprogramma bevat veel aandacht voor de samenhang in de samenleving. De uitwerking hiervan zien wij met grote belangstelling tegemoet. De Natuurwetpartij zal constructief en kritisch de verdere ontwikkelingen blijven volgen en wij wensen het nieuwe college heel veel succes toe bij de verdere vormgeving van dit beleid.
In tweede termijn
Mevrouw Jonkman: Mijnheer de voorzitter. Een paar opmerkingen over de inbreng van verschillende fracties. Ten eerste over de openbaarheid van de onderhandelingen naar GroenLinks toe: Wij hebben daar nadrukkelijk in de eerste bijeenkomst over gesproken. GroenLinks heeft toen als enige gezegd dat zij voorkeur had voor openbare behandelingen. Wij hebben in hetzelfde overleg aangegeven waarom wij daar niet voor zijn. Omdat de ervaring is dat openbare onderhandelingen verhalen zijn vóór de tribune en verhalen achter de tribune. Wanneer wij de mensen serieus nemen, moeten wij datgene bespreken wat er te bespreken valt. En als alle verslagen achteraf ter inzage worden gelegd, verslagen die door alle partijen zijn onderschreven, dan wordt er een goed verslag gedaan van datgene wat er is gebeurd. In alle gemeenten waar het zogenaamd wel openbaar is gebeurd, gebeuren er dan toch allerlei dingen in de wandelgangen die niemand kan volgen en die in geen enkel verslag terug te vinden zijn. Een aantal discussiepunten zijn door GroenLinks nu in dit overleg in deze raadsvergadering ingebracht. De heer Van Bochove zei het ook al, het was op zich aardig geweest als het in hetzelfde overleg tussen die partijen bij het maken van het programma was gebeurd. Ik bedoel de discussie over de woonkwaliteit van de eilanden. Daar is verder niet over gesproken en dat is toch wel jammer. Er is veel discussie geweest over het fietsverkeer en het punt dat altijd voor GroenLinks van belang is, het vliegveld. Ik denk dat u al die punten best had kunnen inbrengen. Toch denk ik dat het goed is om te constateren dat heel veel punten door GroenLinks genoemd en ingebracht in het programma staan. Ook nu is aangekondigd dat men zich voor het overgrote deel in het programma kan vinden. Ik denk dat wij de komende vier jaar met elkaar op een heel constructieve manier aan de gang kunnen gaan. Dat geldt ook voor D66. Ik kan me heel goed voorstellen dat er teleurstelling is bij D66. De PvdA heeft niet de bedoeling gehad om D66 weg te schrijven door het neerleggen van een concept. Dat was op zich ook niet nodig. Ik denk dat wanneer wij de uitslag zien, er enige lijn in te ontdekken was bij het begin van de onderhandelingen. Wij hebben alle opties open gelaten en geen punten aangedragen alleen naar D66 toe, juist omdat de opties zo verschillend uit konden vallen in de discussie. Na de vorige verkiezing in 1994 is onder leiding van D66 eerst gekozen voor de poppetjes en toen voor de inhoud. Wij hebben nu een andere keuze
1998
N 51
gemaakt, bewust ook omdat het allemaal niet zo helder lag. Wij hebben ervaring genoeg in onderhandelingen om dan alle opties open te houden. In dat verband is het goed om nog even te kijken naar de opmerkingen die mevrouw Blom maakt over het feit dat de PvdA in de campagne heeft aangegeven dat zij vóór een college van vier personen waren en nu zijn er dan toch vijf uitgekomen. Hoe zit dat dan? Dat heeft dan toch te maken met een aantal punten waarvan het belangrijkste toch is een compromis tussen verschillende uitgangspunten. Wij hebben in onze eerste termijn al aangegeven dat wij een aantal criteria hadden waaraan het college zou moeten voldoen. Dat heeft te maken met voldoende draagvlak voor het college in de raad. Wij hebben in het begin aangegeven dat een draagvlak van 18 zetels (PvdA en VVD) te weinig zou zijn. Wij hebben aangegeven dat er voldoende ervaring zou moeten zijn, voldoende bestuurskracht. Een aantal partijen hadden die ervaring. Een mogelijk college zonder de VVD zou een tekort aan ervaring hebben. Dit betekent dat wij heel snel op vijf wethouders zouden zitten, ook als de optie die mevrouw Blom genoemd heeft (PvdA, CDA, D66, GroenLinks) zou worden gehanteerd. Los van het feit dat GroenLinks in een heel vroeg stadium al heeft aangegeven het programma niet te kunnen onderschrijven, denk ik dat als wij er van uit blijven gaan dat de PvdA haar verkiezingswinst zou willen verzilveren, er vijf wethouders zouden moeten komen. Het verzilveren van verkiezingswinst, mevrouw Blom, heeft niets met het toeëigenen van macht te maken. De kiezer heeft gesproken en nu is het aan ons om te bezien hoe wij dat met elkaar kunnen vertalen. U kunt wel zeggen dat men slapend rijk kan worden of hard werkend verliezen. Ik denk dat het voor geen enkele partij te min is om na een verkiezingswinst te kijken of het kan worden vertaald in de komende vier jaar. Hopelijk zullen wij zo goed werken en zodanig daarvoor beloond worden dat het geen korte termijn is maar een langere termijn. Op zich is het jammer dat wij op die manier moeten discussiëren, maar wij kunnen ons de teleurstelling heel goed voorstellen. Het is heel helder dat wij in de komende vier jaar met een raad te maken krijgen die het op veel punten met elkaar eens is. Ik denk dat het heel goed is voor de stad. Ik denk dat het ook goed is om de toonzetting met elkaar in de gaten te houden. Het maakt ons wel wat huiverig naar de volgende verkiezingen toe, want datgene wat goed is voor de stad, dat de neuzen dezelfde kant op staan, maakt het voor de partijen veel lastiger om zich te profileren. Ik denk toch dat wij er voor zijn ingehuurd om met elkaar er voor te zorgen dat deze stad er goed van af komt voor de burgers. De PvdA zal de burgers er op allerlei momenten bij betrekken. De PvdA zal de burgers niet alleen om advies vragen, maar ze ook verantwoordelijkheid en zeggenschap willen geven. De heer Mattie: Mijnheer de voorzitter. "Een centrum-links programma", zo mag het natuurlijk genoemd worden, maar ik stel vast dat het een realistisch programma is wat voornamelijk gebaseerd is op de voortzetting van het ingezette beleid. Dat is dan ook precies de reden waarom de VVD-fractie dit programma volledig kan ondersteunen. D66 en GroenLinks hebben gemeend dat niet te moeten doen. Met name als ik dan naar GroenLinks kijk, kan ik me dat bij een aantal punten heel goed voorstellen, maar bij één punt, met name over de drugsbestrijding, kan ik me dat eigenlijk niet zo goed voorstellen. Hoe kunt u nu zo maar zeggen dat er een coffeeshop moet komen om het allemaal gereguleerd te laten gebeuren, als de uitgangspunten en de omstandigheden in deze stad nog niet eens goed zijn onderzocht? Ik ben van mening dat datgene wat hierover in het collegeprogramma wordt aangekondigd, een goed uitgangspunt is om een goed drugbeleid in de toekomst te gaan voeren. D66 heeft gesproken over de positie van de VVD. In de eerste termijn heb ik al gezegd dat de VVD in wat woelig vaarwater was terecht gekomen. De kunst van een goede kapitein is om in het woelige vaarwater zonder averij de vaste wal te bereiken. In die positie hebben wij tijdens de college onderhandelingen geopereerd. Ons uitgangspunt in de onderhandelingen is geweest: anderhalf, anderhalf, één. Ik heb in de eerste termijn al aangegeven dat wij compromissen hebben gesloten. Dit was er dus één.
1998
N 51
Als wij het hebben over het aantal wethouders - en ik stel dan toch maar even dat de VVD er twee heeft - dan denk ik dat mevrouw Blom er maar niet op moet rekenen dat die wethouderskamer twee dagen per week leeg staat. Ik heb me laten vertellen, ook door mevrouw Blom, dat het hard werken is als wethouder. 60 uur in de week is heel normaal. Als men nu 60 % neemt van 60 uur, dan komen wij aan 36 uur en volgens mij is dat het aantal uren dat iedereen in dit huis geacht wordt te werken. Ik ben blij dat veel politieke partijen toch in hoofdlijnen dit programma onderschrijven en ik wens ons allen veel succes met de uitvoering van dit programma. De heer S.J. Kok: Mijnheer de voorzitter. Door het CDA en de PvdA is mij het verwijt gemaakt dat ik hier punten heb ingebracht die ik niet in de onderhandelingen zou hebben ingebracht. Alle punten die ik vanavond in mijn betoog heb verwoord, heb ik allereerst schriftelijk ingebracht bij mevrouw Jonkman, de zogenaamde bouwstenen van het collegeprogramma. Een aantal daarvan zijn niet overgenomen, een aantal wel. In de mondelinge onderhandelingen heb ik mij geconcentreerd op vijf punten die voor GroenLinks het breekpunt zouden worden voor die onderhandelingen, als wij daar niet onze zin in zouden krijgen, als ik het maar zo mag zeggen. Dat is dus de achterliggende reden dat ik mij in de college-onderhandelingen vooral op die vijf punten heb geconcentreerd. Met betrekking tot de opmerking van de VVD over een coffeeshop: Ik heb daar een duidelijk betoog over gehouden en mijn argumentatie staat nog steeds overeind. Mevrouw Blom: Mijnheer de voorzitter. Ik heb de rekensom van de heer Mattie begrepen. Helaas krijgen wij daar dus geen algemene fractiekamer, begrijp ik. Maar wellicht kunnen wij nog eens wat anders verzinnen. Even in de richting van de PvdA: Mevrouw Jonkman zei dat het verzilveren van verkiezingswinst niets met macht heeft te maken. Ik denk dat verkiezingswinst op verschillende manieren kan worden verzilverd en dat de manier die wordt gekozen wel degelijk te maken heeft met de strategie die daarbij voor kortere of langere termijn voor ogen staat. Ik heb het hier bedoeld, zeker ook in de richting van de VVD, als een korte termijn-strategie. Het had anders en naar mijn mening beter gekund. Als het gaat om onze eigen positie er in: Als er sprake is van teleurstelling, dan is dat teleurstelling op het moment van de verkiezingsuitslag. Daarna zijn inderdaad de kaarten geschud en is het een gegeven. De heer Kok heeft het al duidelijk verwoord. Er had niet zoveel moeite gedaan hoeven worden om ons weg te schrijven, want wij zijn duidelijk weg geraakt op de avond van 4 maart. Wij hadden er bezwaar tegen dat zaken waar al besluiten over lagen, namelijk om deze in de komende periode te bespreken en opnieuw te bezien, nu ineens als niet-bespreekbare punten werden opgevoerd. Dat is de reden waarom wij - ondanks het feit dat wij het met de grote lijnen van het beleid eens zijn dit akkoord niet zullen ondertekenen. Vergelijkingen met de verkiezingen van 1994 laat ik dan maar schieten. Toen waren de verschuivingen zo minimaal dat iedere vergelijking mank gaat. Mevrouw Weijerman: Mijnheer de voorzitter. Inzake het drugbeleid sluiten wij ons volledig aan bij het standpunt van het CDA. Ik denk dat veel ouderen heel weinig begrip zullen hebben voor een coffeeshop. Het onveilige gevoel, dat daarbij ook optreedt, zal hierin zeker meewegen. De heer A. Kok: Mijnheer de voorzitter. Ik heb altijd gedacht dat het aantal wethouders werd bepaald door de hoeveelheid werk. Ik begrijp nu dat het veel meer te maken heeft met het verzilveren van verkiezingswinst. Mevrouw Jonkman: Dan heeft u het goed begrepen. De voorzitter: De discussie horende, constateer ik dat op GroenLinks en D66 na alle partijen het collegeprogramma onderschrijven zoals het in het raadsvoorstel staat en dat het programma als uitgangspunt genomen wordt bij het in de komende periode te voeren beleid.
1998
N 51
De voorzitter: Wij gaan nu over tot de benoeming van de wethouders uit uw midden. U heeft in de brief gelezen, die is geschreven door de fracties PvdA, VVD en CDA, ondertekend door mevrouw Jonkman, dat een vijftal leden van uw raad voorgedragen zullen worden als kandidaat-wethouders. Ik wil de volgorde aanhouden zoals die in de brief vermeld staat. De heer Bootsma: Mijnheer de voorzitter. Graag draagt de PvdA-fractie als wethouder voor mevrouw G.M.C. Jonkman-Jansen. De voorzitter: Wij gaan nu over tot de schriftelijke stemming. Ik wil u voorstellen om de heren Van der Sloot en Surink te benoemen tot stemopnemers. Aldus geschiedt. De heer Surink: Mijnheer de voorzitter. Er zijn 33 stemmen uitgebracht, waarvan 33 stemmen op mevrouw Jonkman. De voorzitter: Dan is de mevrouw Jonkman benoemd tot wethouder van deze gemeente. Ik wil mevrouw Jonkman vragen of zij de benoeming tot wethouder van deze stad aanvaardt. Mevrouw Jonkman: Ja, graag. De voorzitter: Dan nodig ik u uit ter rechterzijde van mij plaats te nemen. De heer Bogert: Mijnheer de voorzitter. De fractie van de VVD stelt gaarne de heer J.P. Mattie voor tot wethouder. De heer Surink: Mijnheer de voorzitter. Er zijn 33 stemmen uitgebracht, waarvan 4 stemmen blanco en 29 stemmen op de heer Mattie. De voorzitter: Dan is de heer Mattie benoemd tot wethouder van deze gemeente. Ik wil de heer Mattie vragen of hij deze benoeming aanvaardt. De heer Mattie: Dat zal ik graag doen. De voorzitter: Dan nodig ik u uit naast mevrouw Jonkman plaats te nemen. De heer Hijmissen Mijnheer de voorzitter. De CDA-fractie stelt graag de heer B.J. van Bochove kandidaat voor het wethouderschap. De heer Surink: Mijnheer de voorzitter. Er zijn 33 stemmen uitgebracht, waarvan 33 stemmen op de heer Van Bochove. De voorzitter: Dan is de heer Van Bochove benoemd tot wethouder van deze gemeente. Ik wil de heer Van Bochove vragen of hij deze benoeming aanvaardt. De heer Van Bochove: Mijn antwoord daarop is: "ja". De voorzitter: Dan nodig ik u uit om naast onze secretaris plaats te nemen. De heer Bootsma: Mijnheer de voorzitter. Bij de volgende voordracht toch een beetje een dubbel gevoel. Mijn collega's en ik van de RTO gaan hierdoor een prima directeur missen, maar van harte draagt de PvdA-fractie als wethouder voor de heer T.J. van der Zwan.
1998
N 51
De heer Surink: Mijnheer de voorzitter. Er zijn 33 stemmen uitgebracht, waarvan 33 stemmen op de heer Van der Zwan. De voorzitter: Dan is de heer Van der Zwan benoemd tot wethouder van deze gemeente. Ik wil de heer Van der Zwan vragen of hij deze benoeming aanvaardt. De heer Van der Zwan: Ja, met genoegen. De voorzitter: Dan nodig ik u uit om naast de heer Van Bochove plaats te nemen. De heer Bogert: Mijnheer de voorzitter. De fractie van de VVD stelt de heer W. Luten voor om te benoemen als bekwaam en ervaren bestuurder en als volwaardig wethouder. De voorzitter: Wij moeten eerst het besluit nemen of de heer Luten wethouder wordt met een deeltijd van 60 %, zoals wordt voorgesteld in de brief. Wil iemand daar het woord over voeren? Zo niet, dan is daartoe besloten en gaan wij over tot de schriftelijke stemming. De heer Surink: Mijnheer de voorzitter. Er zijn 33 stemmen uitgebracht, waarvan 4 stemmen blanco en 29 stemmen op de heer Luten. De voorzitter: Dan is de heer Luten benoemd tot wethouder van deze gemeente. Ik wil de heer Luten vragen of hij deze benoeming aanvaardt. De heer Luten: Dat zal ik graag doen. Ik hoop dat na een poosje de discussie over "een beetje, voor de helft of voor zes-tiende" afgelopen is en dat ik als een gewone wethouder mag functioneren. De voorzitter: Dan nodig ik u uit naast de heer Mattie plaats te nemen. De voorzitter: Na deze verkiezingen is het college weer compleet. Ik heb in mijn woord vooraf de wens uitgesproken dat de raad in goede harmonie en in goede samenwerking de stad in de komende vier jaar zal besturen. Ook het college wil ik toewensen dat wij op een voortreffelijke manier met elkaar kunnen samenwerken. Ik heb er alle vertrouwen in en alle hoop op. Ik hoop dat wij ook als college naar de raad toe onze rol met verve kunnen spelen.
De voorzitter sluit de vergadering om 21.55 uur.
Vastgesteld op 28 mei 1998.
De raad van gemeente Lelystad, De voorzitter, De secretaris,
Aanhangsel notulen openbare vergadering gemeenteraad Verslag van het gesprek met personen op de publieke tribune na afloop van de openbare vergadering van de gemeenteraad, gehouden op 14 april 1998 in het Stadhuis van Lelystad. Aangezien geen der aanwezigen op de publieke tribune het woord wenst te voeren sluit de voorzitter de bijeenkomst om 21.57 uur.