1994
N 155
NOTULEN van de openbare vergadering van de gemeenteraad, gehouden op donderdag 8 december 1994 te 20.00 uur in het Stadhuis te Lelystad. Aanwezig zijn:de heer J.P.A Gruijters, burgemeester/voorzitter, mevrouw H. Blom-Postma (D66), de heren B.J. van Bochove (CDA), K.H. Bruinewoud (VVD), mevrouw G.M.C. Jonkman-Jansen (PvdA), wethou ders; de dames R.H.A. Beumer-van Haeften (VVD), J.S. Binnerts-de Jonge (VVD), de heren R.C. Bogert (VVD), R. Bootsma (PvdA), G.F. Bus (BPN), mevrouw A. Dil (PvdA), de heer D.P. van Dissel (vD), mevrouw H.S.E. Greuter-Hemmelder (Gr.Links), de heren W. Herrebrugh (PvdA), W. Hijmissen (CDA), C.J.J. Homan (PvdA), E.P.J.M. Klomp (SP), J. Lodders (VVD), J.P. Mattie (VVD), mevrouw C.A. Mehrengs (SP), de heren F.J.M. Noeken (BPN), R. van der Sloot (NWP), K.B.P.Slump (GPV/RPF), mevrouw M.A.S. van Sprang-Kamstra (D66), de heren R. Spriensma (CDA), T. Stroobach (D66), H.J. Surink (D66), P.G.M. van de Ven (Gr.Links), M.G. Verlaan (Gr.Links), mevrouw L. van W ingerden-Visser (D66) en de heer T.J. van der Zwan (PvdA), leden van de raad; alsmede de heer H.J. Bolding, secretaris; Afwezig zijn:mevrouw B.H.Holter (D66), de heren H. Kiviet (D66) en J.A. Klein Swormink (CDA), leden van de raad.
1.Opening De voorzitter: De vergadering is geopend. Bericht van verhindering is ontvangen van mevrouw Holter en van de heren Kiviet en Klein Swormink.
2.Notulen van de op 10 november 1994 gehouden openbare vergadering De notulen worden conform ontwerp vastgesteld.
3.Ingekomen stukken (stuk nr. 52047) -
1Ter afdoening in handen van burgem eester en wethouders gesteld. 2Voor kennisgeving aangenomen. 3In handen gesteld van de commissie voor de bezwaar- en beroepschriften voor het uitbrengen van een advies. 4In handen gesteld van burgem eester en w ethouders voor het uitbrengen van een raadsvoorstel.
1994
N1
- 5In handen gesteld van burgem eester en w ethouders voor het uitbrengen van een raadsvoorstel. - 6In handen gesteld van burgem eester en w ethouders voor het uitbrengen van een raadsvoorstel. - 7Ter afdoening in handen van burgemeester en wethouders gesteld. De commissie voor stadsbeheer, volkshuisvesting, personeel en organisatie wordt geïnformeerd over de wijze van afdoening. - 8Voor kennisgeving aangenomen. - 9Ter afdoening in handen van burgemeester en wethouders gesteld. De beantwoording wordt ter inzage gelegd voor de commissie voor stadsbeheer, volkshuisvesting, personeel en organisatie.
4.Mededelingen (stuk nr. 52048) De mededelingen worden zonder beraadslaging voor kennisgeving aangenomen.
5.Aanstelling directeur van de openbare basisschool "De Albatros" te Lelystad (stuk nr. 51525) De voorzitter: Indien daar niemand het woord over wenst te voeren, gaan wij nu over tot de schriftelijke stemming. Ik verzoek de heren Mattie en Van der Zwan om samen met de secretaris de stemmen te tellen. De heer M attie: Mijnheer de voorzitter. Er zijn 29 stemmen uitgebracht, waarvan 29 stemmen conform het voorstel. De voorzitter: De kandidaat-gestelde, de heer A. Grasmeijer, is hiermede benoemd.
6.Wijziging samenstelling vaste commissies van advies en bijstand (stuk nr. 51998) Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
7.Kerntakendiscussie (stuk nr. 51895) M evrouw Van W ingerden: M ijnheer de voorzitter. In de komende jaren wordt, rekening houdend met de extra bijdragen van de rijksoverheid voor structureel verstorende factoren, een structureel begrotingstekort van minimaal ƒ 9.000.000,-- verwacht. Omdat bezuinigingsronden, zoals wij die nu al diverse jaren toepassen, geen soelaas meer bieden, zijn ingrijpende maatregelen nodig. Allereerst is daar het instellen van een efficiencyonderzoek, waartoe het college heeft besloten. Dit betekent in feite dat wordt bezien of met minder mensen en middelen een maximale kwaliteit kan worden geboden. De D66-fractie is met u van mening dat het goed is dit onderzoek nu op te starten, nu ook een kerntakendiscussie in het kader van de bezuinigingen zal volgen. Wij moeten onze inwoners er van overtuigen dat alles in het werk is gesteld om tot een oplossing te komen. Wij hebben de laatste jaren regelmatig om het voeren van een kerntakendiscussie gevraagd, maar daar helaas nooit voldoende m edestanders voor gevonden. De reden voor ons was, dat de groei van de stad stagneerde en het daarom nuttig en nodig was de door de gemeente te verrichten taken bij een inwonertal van 60.000 onder de loep te nemen. Wij betreuren het dat de sombere financiële positie van de gemeente ons nu tot een kerntakendiscussie dwingt. Zoals wij er nu tegen aankijken, wordt vooral een forse financiële ingreep bedoeld. Wij blijven van mening dat als u circa 5 jaar geleden dit had ondernomen, nu de problemen in ieder geval minder groot zouden zijn geweest. Het helpt echter niet om te blijven omzien, dus gaan wij er nu mee akkoord om een dergelijke discussie op te starten. Zoals wij in de notitie, die wij de vorige maand aanboden, hebben verwoord, is de taak van de lokale overheid te zorgen voor rechtsgelijkheid en rechtszekerheid, gelijke kansen tot ontplooiing, waarborgen voor vrijheid, bescherming van persoonlijke eigendommen en levenssfeer, goede huisvesting, enz. Het gaat dus veelal over waarden, die de overheid in het maatschappelijk leven moet garanderen. In hoeverre de bemoeienis van de gemeente nodig zal zijn om dit te kunnen garanderen, dat zal voor ons de essentie van de discussie zijn. De
1994
N1
vorige maand ingestelde commissie kerntaken zal zich de komende maanden over de geïnventariseerde taken van de gemeente buigen en zich moeten bezinnen over wat werkelijk tot de kerntaken behoort. Met elkaar zullen wij bepalen waar geschrapt kan worden en waar beslist niet. Wij denken niet dat minimaal ƒ 9.000.000,-- het vooropgestelde doel moet zijn, want steeds moet het belang van de zaak voor onze inwoners het zwaarst wegen. Dit neemt niet weg, dat ook wij achter de doelstelling staan de gestelde bezuiniging te halen. Wij hopen echter dat bijvoorbeeld ook een "minder luxe" uitvoering van taken hieraan kan bijdragen. In het collegeakkoord wordt hierop al gezinspeeld, voor wat betreft het speerpunt 'nette stad'. Wij zijn van mening dat ook het niveau van een gewone nette stad voldoende is, als wij met minder middelen toe moeten. Het belangrijkste is volgens de D66-fractie, dat Lelystad een stad blijft waar wij graag wonen, in politieke bewoordingen: een leefbare stad. Het blijft wenselijk en nodig dat het inwonertal van 80.000 wordt bereikt. Het tempo waarin, is van groot belang. Met slechts 100 per jaar komen wij er wel, maar wel veel en veel te langzaam. Daarom moet alles in het werk worden gesteld om de werkgelegenheid te laten toenemen. Alleen door voldoende groei van de werkgelegenheid kunnen onze sociale en economische problemen enigszins worden opgelost. Dit is voor ons een randvoorwaarde bij alle komende bezuinigingen. Een optimaal vestigingsklimaat voor bedrijven is overigens niet alleen een fraai ogend en goed gesitueerd industrieterrein, het personeel moet in Lelystad willen wonen en verblijven. De onderverdeling die u maakt bij de randvoorwaarde vestigingsklimaat is voor ons natuurlijk wel van belang, maar niet bepalend. De door u geformuleerde randvoorwaarde bestuurlijke ontwikkelingen lijkt mijn fractie wat voorbarig. Zo er ontwikkelingen zijn, dan moet daar natuurlijk rekening mee worden gehouden. Maar tot nu toe is ons inziens over bijvoorbeeld de veranderende rol van de provincie ten opzichte van de gemeente nog weinig concreets bekend geworden. W aarschijnlijk bent u echter beter geïnformeerd dan wij en kunt u ons eens bijpraten. De te volgen procedure is wat ons betreft akkoord. In de eerste bijeenkomst van de commissie kerntaken is men er mee akkoord gegaan om op 19 december aanstaande over de vorm van inspraak van gedachten te wisselen - en niet zoals GroenLinks in zijn brief voorstelt in deze raadsvergadering de discussie te voeren. Wij willen ons aan die afspraak houden en het door GroenLinks voorgestelde bij de discussie betrekken. Dat er inspraak moet komen, is vanzelfsprekend, maar over het moment waarop en hoe dit moet gebeuren, spreken wij op 19 december. Het efficiency-onderzoek en de kerntakendiscussie zullen zonder twijfel personele gevolgen hebben. Het moet ons van het hart dat ons dat bijzonder verdrietig stemt en wel om twee redenen. De eerste is dat het nog niet zo lang geleden is dat 170 mensen uitstroomden en er nu weer onzekerheid heerst. De tweede is dat het zo wrang overkomt werkgelegenheid als het belangrijkste speerpunt van beleid te hebben en vervolgens de werkgelegenheid in eigen huis te verminderen. Daarom willen wij de ambtenaren sterkte wensen in deze onzekere tijd. Tot slot vinden wij dat het op te stellen Sociaal Plan ook voorgelegd dient te worden aan de commissie voor stadsbeheer, volkshuisvesting, personeel en organisatie. Resumerend, behoudens enkele kritische kanttekeningen gaan wij akkoord met het voorstel.
De heer Herrebrugh: M ijnheer de voorzitter. Lelystad staat aan het begin van een bezuinigingsopgave, die in de nog korte geschiedenis van deze stad niet eerder in deze omvang is voorgekomen. De omvang hiervan is zo groot dat aanpassingen in het voorzieningenniveau en een wat andere uitvoering van taken onvoldoende zal opbrengen om aan die opgave te voldoen. Het bedrag dat nu circuleert, zo'n ƒ 9.000.000,-- tot ƒ 15.000.000,-structureel per jaar, is bijna het dubbele van het totaal aan bezuinigingsbedragen waar wij de laatste jaren mee te maken hebben gehad. Dit betekent dat zodanig in het bestaande pakket van uitgaven en daardoor voorzieningen zal moeten worden gesneden, dat fundamentele en principiële uitgangspunten over de visie op de richting van de ontwikkeling van Lelystad aan de orde komen. Dit noemen wij de kern van de discussie over ons takenpakket. Daarmee is voor ons de kerntakendiscussie gedefinieerd. Het doel is door middel van ingrijpende bezuinigingen een sluitende begroting in 1996 te bereiken. Het middel dat wij daartoe hanteren, is het voeren van een kerntakendiscussie. Ik stel dit graag opnieuw aan de orde ter vermijding van misverstanden over doel en middelen van de nu aan te gane discussie. Voor de Partij van de Arbeid staat onze betrokkenheid in deze discussie in het vervolg op onze aanvaarde medeverantwoordelijkheid voor het bestuur van deze stad, zoals dit
1994
N 1
vanaf het begin van Lelystad gestalte heeft gekregen door de deelname van ons in het college van burgemeester en wethouders. Voor de Partij van de Arbeid staat als beleidsuitgangspunt het werken aan een stad, die gevormd wordt door een bevolking, die in belangrijke mate door eigen inbreng het draagvlak kan vormen voor het beschikken over een pakket aan gemeenschapsvoorzieningen, bereikbaar voor iedere inwoner van de stad. Bij de beoordeling van het door de gemeente uit te voeren takenpakket zal in dat licht het belang van de huidige inwoners niet veronachtzaam d mogen worden. Daarnaast is het van het grootste belang dat opzet en uitvoering van het pakket aan taken direct bijdraagt aan de vorming van dat zelfstandige draagvlak. Iedere berekening in de afgelopen tijd heeft uitgewezen dat de hiermee samenhangende bevolkingsomvang rond de 75.000 inwoners uitkomt. Pas dan kan er sprake zijn van een stad met een zelfdragend vermogen tot bestaan en die inderdaad de mogelijkheid heeft om wat heet 'zijn eigen broek op te houden', in plaats van zijn hand op te houden bij anderen. Een consolidatie op een lager niveau van inwonertal zal een vicieuze cirkel inhouden van steeds weer nieuwe bezuinigingen, een ervaring waar wij de afgelopen jaren al mee te maken hebben gehad. Voor ons geldt het uitgangspunt van het huidige collegeakkoord: een geleidelijke groei naar omstreeks 80.000 inwoners. De daaruit voortvloeiende speerpunten van beleid om dit te bereiken blijven voor ons dan ook onverkort bestaan: een werkzame stad, vergroting van het sociaal-economisch draagvlak, een veilige stad en een nette stad. Het staat buiten discussie dat bij de uitvoering van de taken, voortvloeiende uit zowel deze speerpunten van beleid als de andere taken, een doelmatige manier van werken moet bestaan. Indien management en dagelijks bestuurders van de stad menen dat er doelmatiger gewerkt kan worden, moet men dat ook onmiddellijk doen. Het is wat raar als daarvoor toestemming aan de raad moet worden gevraagd. Alsof wij dan zouden zeggen dat het maar ondoelmatiger moet, dan het zou kunnen. Slechts een krediet-votering om de kosten van een mogelijk onderzoek daartoe te dekken, kan aan de raad worden voorgelegd. Over grotere reorganisaties die uit een dergelijk onderzoek zouden kunnen voortvloeien, kan dan met ons overlegd worden. Eén en ander laat onverlet dat, los van de mogelijkheden voor het uitvoeren van met name deze speerpunten op een doelmatige manier, er wat ons betreft ook eens gekeken mag worden naar de effectiviteit van het uitvoeren van het beleid. Is de uitvoering van één en ander wel zo effectief als de daarmee gemoeide middelen rechtvaardigen? Zou het niet eens raadzaam zijn te onderzoeken of een andere verdeling van deze middelen of de uitwerking van de aanpak van bijvoorbeeld die speerpunten van beleid meer zou kunnen opleveren? Of zoals onze westerburen zeggen: 'more value for money', oftewel: meer waarde voor hetzelfde geld. Dat geldt trouwens ook voor alle andere beleidsuitgaven. Het nu uit te voeren efficiency-onderzoek zal wat ons betreft niet alleen antwoord moeten geven op de vraag of het huidige takenpakket wel zo doelmatig mogelijk wordt uitgevoerd, maar ook of de effectiviteit van de taakuitvoering wel voldoende is. Het is best mogelijk dat een taak uiterst doelmatig wordt uitgevoerd, maar helaas weinig van de bedoelde effecten met zich meebrengt. Of anderzijds - en ik sluit daarbij aan bij D66 - dat de taak dusdanig wordt uitgevoerd met inzet van middelen, dat de uitwerking als te luxueus kan worden aangemerkt, indien er extreem veel meer wordt bereikt dan het gestelde uitgangspunt was. Het is duidelijk dat een takenvermindering als nu op ons afkomt, niet zonder grote consequenties voor het apparaat van de gemeente kan blijven en dat dit tevens personele consequenties kan hebben. Los van de rechtspositie van personeel, waarin wij niet treden, gaan wij er van uit dat hierbij de uiterste zorgvuldigheid wordt betracht. Voor de politiek is prim air het uitvoeren van de door haar aangegeven taken. Het belang van een goede taakuitvoering ten behoeve van met name de inwoners van Lelystad staat daarbij voorop. Daar het in het licht van de omvang van de nu aan te vangen operatie niet te vermijden is dat daarbij een overschot aan personeel voor de totaal uit te voeren taken kan ontstaan, is indien alle maatregelen zoals genoemd in het concept-Sociaal Plan onvoldoende zijn om het overschot te herplaatsen, helaas gedwongen ontslag uit gemeentedienst niet uit te sluiten. Onder de randvoorwaarden voor de uitvoering van ons beleidsuitgangspunt, zijnde het ontwikkelingsscenario, staat centraal een voorzieningenniveau dat niet alleen aan de huidige inwoners ten dienste staat, maar ook een wervende invloed heeft op potentiële nieuwe vestigers: nieuwe inwoners, bedrijven, instellingen, enz. Deze randvoorwaarden dienen dan ook voort te vloeien uit het hiervoor door ons geformuleerde ontwikkelingsscenario en de daaruit voortvloeiende speerpunten van beleid. Dat ten tweede deze taken dienen te
1994
N 1
worden uitgevoerd binnen een sluitende begroting, is het uitgangspunt van deze operatie. Ik heb al eerder gezegd dat doel en middelen voor ons gescheiden staan, maar in lijn met betrekking tot het bereiken van een sluitende begroting in 1996. Het is altijd fraai om een discussie over de taken van de gemeente te voeren, maar ik denk dat wij onze tijd beter kunnen besteden met het bereiken van dit sluitende begrotingsuitgangspunt. Voor wat het derde punt betreft, de mogelijkheid taken van de gemeente af te stoten naar andere bestuurslichamen, bijvoorbeeld de provincie of misschien mogelijk het Heemraadschap of anderen, zouden wij graag willen vernemen of dat inderdaad mogelijk is. Ik wil het college vragen of de mogelijkheid bestaat om eind januari bijvoorbeeld eens een lijstje met mogelijkheden daartoe aan de commissie kerntaken te overleggen. Over de procedure kan ik kort zijn, daar hebben wij mee ingestemd. Ik sluit mij aan bij de opmerking van D66 dat de mogelijkheden voor het bespreken van de inspraak vanuit de bevolking in eerste instantie in de commissie kerntaken op 19 december aan de orde dient te komen.
M evrouw Binnerts: Mijnheer de voorzitter. Het pre-advies bij dit agendapunt begint met de aankondiging van ingrijpende gebeurtenissen, met voor de gemeentelijke organisatie en voor de Lelystadse samenleving onafwendbare nadelige effecten. Vervolgens wordt opgemerkt dat aan een fundamentele heroriëntatie niet valt te ontkomen. Vluchten kan niet meer, is dus de strekking van de boodschap die het gemeentebestuur meedeelt aan degenen die met de gevolgen van deze discussie zullen worden geconfronteerd. De VVD-fractie is van mening dat vluchten voor de werkelijkheid nooit een goede zaak kan zijn. De fractie heeft ook in voorgaande jaren steeds gepleit voor zo groot mogelijke duidelijkheid met betrekking tot de financiële situatie waarin de gemeente zich bevindt en van de gevolgen daarvan. De fractie is bovendien regelmatig heel kritisch geweest tegenover een groot aantal gemeentelijke taken en de wijze van uitvoering van taken. Bij de behandeling van de begroting voor 1995 is door de fractie al gesteld dat taken, kwaliteitsniveau en wijze van uitvoering van taken zullen moeten worden onderzocht in het licht van de in het college-programma genoemde speerpunten van beleid. De vragen van vandaag dus. De volgorde die het college voorstaat, met een op de kerntakendiscussie vooruitlopende verbetering van de efficiency en het verhogen van de kwaliteit, is een goede. Niet alleen moet er steeds sprake zijn van een kwalitatief hoge en efficiënte organisatie, ook de effecten van het werk zullen steeds getoetst moeten worden aan de uitgangspunten van beleid. Dat er mogelijk een reden is voor twijfel aan de organisatie, is gelegen aan het feit dat een aantal jaren geleden bij de 170-operatie de nadruk wellicht te veel is gelegd op het vaststellen van de omvang van de organisatie en minder op het verbeteren van de kwaliteit en de effectiviteit. Vluchten kon toen nog. Het koploper-idee, zoals dat verwoord is in het pre-advies is moeilijk maar niet onmogelijk. Het houdt een uitdaging in zolang het doel is: efficiency, kwaliteit en effectiviteit voor een zo laag mogelijk bedrag. Want natuurlijk spreken wij hier over aanzienlijke bezuinigingen met in ieder geval een minimum van ƒ 9.000.000,--; daarover mag geen misverstand bestaan. Uiteindelijk moet dan de gemeentelijke inzet adequaat zijn; doelgericht en burgervriendelijk. Instemmen met het concept-Sociaal Plan houdt direct verband met het bovenstaande. De belangrijke punten daarin vandaag zijn: het vooropstellen van het dienstbelang en het niet uitsluiten van gedwongen ontslag. Zorgvuldigheid dient ook bij deze ingrijpende maatregelen te worden gegarandeerd. Het nodige draagvlak houdt daarmee verband. Het onderzoeksbureau wordt dan ook opgedragen elk onderdeel van de organisatie tegen het licht te houden en tevens de meetlat te leggen langs recent besloten reorganisatie-voorstellen. Over de door het college voorgestelde heroriëntatie op de gemeentelijke taken kan en mag geen onduidelijkheid bestaan. Deze kan dan ook geen eenmalige activiteit zijn. Eigenlijk hoort bij elke begrotingsbehandeling deze discussie gevoerd te worden. W anneer na afloop van het nu te starten proces de gemeentelijke taken gedefinieerd zijn, behoort men dit jaarlijks te evalueren. De door het college genoemde andere kant van het proces, de mogelijke afstoting van een aantal taken, heeft negatieve effecten voor de burgers, zo staat in het pre-advies. Burgers zijn gewend geraakt aan een overheid die meer taken heeft verricht dan werkelijk aan die overheid opgedragen waren. Of verminderde kwaliteit van woonen leefomstandigheden daarvan het gevolg zal zijn, hangt mede af van de waarde die door de verantwoordelijke burger aan die omgeving wordt gehecht en het gemeentelijk lastenniveau. In de liberale visie zal de politiek zich steeds de volgende vragen m oeten stellen.
1994
N 1
Welke taken behoort de overheid op zich te nemen? W aar is de overheid goed in en welke overheidsprodukten hebben een meerwaarde in die zin dat de maatschappelijke baten van die produkten de maatschappelijke lasten daarvan overtreffen? En hoe ligt de relatie tussen de verantwoordelijkheid van de overheid voor een bepaalde taak en de uitvoering, c.q. de organisatie van de vervulling van die taken? In het bijzonder voor Lelystad dient aan dit rijtje de noodzaak tot ingrijpende bezuinigingen te worden toegevoegd. Een groei naar een stad met 75.000 tot 80.000 inwoners zal blijvend moeten zijn gebaseerd op de toename van werkgelegenheid, een voorwaardelijke groei dus. Aan de landelijk grote behoefte aan woonruimte - toegegeven moet worden dat de verleiding groot is - kan en mag niet worden voldaan zonder goede afspraken met betrekking tot de daarbij behorende groei van de werkgelegenheid. De in het collegeprogramma genoemde speerpunten van beleid "veiligheid, nette stad en economische groei" zullen onverkort moeten worden gehandhaafd. De wijze van uitvoering van de verschillende onderdelen staat uiteraard ter discussie. Deze houdt verband met de in het p re advies genoemde vermindering van sociale en economische problemen. M aar onverhoopte vergroting van bovengenoemde problemen zullen snel moeten worden gesignaleerd. H et snel inspelen op veranderingen vraagt alertheid en flexibiliteit. Met de voorgestelde randvoorwaarden kan de VVD-fractie instemmen, waarbij voor het lastenniveau voor burgers en bedrijven bijzondere aandacht wordt gevraagd, zonder daarmee af te dingen op de andere punten. De bij punt 3. gestelde mogelijke overdracht van taken aan de provincie zal echter niet anders kunnen geschieden dan onder overdracht van de bijbehorende middelen, maar ook de personele consequenties. Door de raad is de commissie kerntaken ingesteld en het vergaderschema is inmiddels bekend. Ik verzoek de voorzitter of de secretaris om de leden van de commissie tijdig in de gelegenheid te stellen om punten te agenderen voor de vergaderingen van deze commissie, om zo de politieke inbreng in de discussie veilig te stellen. De fractie kan instemmen met de voorgestelde procedure en verzoekt dringend het tijdschema te volgen. Samenvattend: De VVD-fractie stemt in met de eerste fase van het onderzoek door het bureau Bakkenist. De fractie stemt in met de uitgangspunten van het concept-Sociaal Plan. De VVD-fractie stemt in met de start van de kerntakendiscussie binnen de in het pre-advies genoemde randvoorwaarden en de fractie stelt voor om deze discussie jaarlijks bij de behandeling van de begroting zo mogelijk te evalueren om een soort van versloffing te voorkomen. De VVD-fractie stemt in met de procedure en dringt nogmaals aan op het strak hanteren van het tijdsschema.
De heer Hijmissen: Mijnheer de voorzitter. In het pre-advies geeft u aan dat de financiële positie van de gemeente Lelystad een fundamentele heroriëntatie op de door de gemeente te vervullen taken onontkoombaar maakt. De CDA-fractie meent dat deze conclusie van het college juist is. De CDA-fractie waardeert de doortastendheid waarmee het college, in overleg en samenspraak met de gemeenteraad, de uitwerking van de getrokken conclusie benadert. Door de raad is de raadscommissie kerntaken ingesteld, waarvoor een belangrijke taak is voorzien. Het pre-advies spreekt over ingrijpende gebeurtenissen. Reacties uit de samenleving en de ambtelijke organisatie zullen niet uitblijven. Het luisteren naar burgers en het horen van organisaties uit de samenleving zijn naast de advisering aan de raad en het college een taak van deze commissie. Hiermee is naar de mening van de CDA-fractie de kous niet af. Het achteraf verantwoording afleggen van de gemaakte keuzen, uitleggen en opnieuw luisteren, behoren tot de primaire taak van de politiek. Vóór tot beëindiging van taken wordt gekomen, wil het college een gericht onderzoek naar efficiency-verbetering en kwaliteitsverhoging van de ambtelijke organisatie uitvoeren. Zo'n onderzoek is aan te merken als een kerntaak. Immers, de kerntakendiscussie zal leiden tot een lager voorzieningen-niveau en/of hogere lasten voor de burgers. Alvorens met dit verhaal naar de burgers te gaan, moet vaststaan dat het eigen huis op orde is, dat er efficiënt wordt gewerkt en er een maximale prestatie wordt geleverd. De CDA-fractie gaat akkoord met het voorgestelde onderzoek en stemt in met het gevraagde krediet. In de te houden kerntakendiscussie staat de rol en de plaats van de gemeente centraal. Die rol wordt beïnvloed door veranderingen in de samenleving. Die veranderingen maken naast de financiële noodzaak herijking van de te verrichten taken noodzakelijk. Dat is overigens geen eenmalig, maar een voortgaand proces. De zorgzame
1994
N1
overheid verandert in een overheid die zoekt naar samenwerkingsvormen met anderen en die plaats maakt voor anderen. W at is de plaats van de lokale overheid en wat zijn haar verantwoordelijkheden? De CDA-fractie is van mening dat de lokale overheid in de eerste plaats dienstverlenend is. Met andere woorden, de burgers zijn er niet voor de overheid, maar de overheid is er voor de burgers. De overheid moet dan ook voorwaarden-scheppend en activerend zijn. Burgers en instellingen moet handelingsruimte worden geboden. De handhaving van de rechtsorde is een fundamentele taak van de lokale overheid. Tot de verantwoordelijkheid van de overheid behoort ook het zorgdragen voor rechtsgelijkheid, rechtszekerheid, het bieden van gelijke ontplooiingskansen, veiligheid en goede huisvesting. Kortom: een schild zijn voor de zwakkeren en het zorgdragen voor publieke gerechtigheid. Hoe geeft de gemeente invulling aan de haar opgedragen wettelijke taken? Welke van de niet-wettelijke taken moet de gemeente blijven uitvoeren? Welke taken moeten worden beëindigd? Vragen, waar de te voeren kerntakendiscussie duidelijkheid in zal moeten bieden en waar ten slotte in april 1995 een besluit over genomen moet worden. De CDA-fractie is van mening dat beëindiging en privatisering van taken geen doel op zich is, maar het doel moet dienen. De CDA-fractie zal bij het maken van haar keuzen de voorstellen beoordelen aan de hand van eerdergenoemde verantwoordelijkheden van de lokale overheid, met name ten opzichte van de minst draagkrachtige inwoners van deze stad. Immers, een vrije markt van sociale huurwoningen is toch wel even wat anders dan een vrije markt van koopwoningen. Het college stelt het welslagen van het ontwikkelingsscenario centraal in de kerntakendiscussie. De CDA-fractie acht dit een juist vertrekpunt. Naast de financiële taakstelling om minimaal ƒ 9.000.000,-- te bezuinigen dient de kerntakendiscussie perspectief te bieden. Dat perspectief is naar onze mening alleen te vinden in groei van de werkgelegenheid en een stapsgewijze doorgroei naar een stad met circa 75.000 inwoners. Zoals door de CDA-fractie bij de algemene beschouwingen al is aangegeven, is de economische ontwikkeling voor ons dan ook een kerntaak. Groei van de werkgelegenheid kan worden bereikt door het aantrekken van nieuwe bedrijven en door doorgroei van al in Lelystad gevestigde bedrijven. Het ontwikkelingsscenario vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat, een sterke stad waar het goed wonen, werken en leven is. Verslechtering van het vestigingsklimaat ten opzichte van omliggende gemeenten als gevolg van de kerntakendiscussie moet worden voorkomen. Hoe is dit te realiseren als taken moeten worden ingekrompen of moeten worden beëindigd? U noemt een aantal aspecten die naar uw mening in de vergelijking met de omliggende gemeenten moeten worden betrokken. Wij geven hierna aspect voor aspect onze reactie. - De CDA-fractie deelt uw mening dat verhoging van het lasten-niveau voor burgers en bedrijven het vestigingsklimaat negatief beïnvloedt en daarom moet worden voorkomen. - De kwaliteit, de toegankelijkheid en de omgang van het stedelijk voorzieningen-niveau is ook van invloed op het vestigingsklimaat. Het instandhouden van en de omvang van het voorzieningen-niveau kan wat de CDAfractie betreft betekenen dat taken blijven bestaan, maar los van de gemeentelijke organisatie. Dit betekent voor bepaalde voorzieningen een indringend beroep op de eigen verantwoordelijkheid van organisaties. Voor andere voorzieningen geldt, dat belanghebbenden c.q. marktpartijen deze taken moeten overnemen. Er valt bijvoorbeeld te denken aan het onderhoud van sportvelden. Hogere en/of eigen bijdragen zijn uitdrukkelijk aan de orde, echter met als resultaat de instandhouding van de voorzieningen. - Het beschikken over een voldoende voorraad bouwgrond en een aanbod van op de vraag afgestemde woningen blijven wat de CDA-fractie betreft beleidsuitgangspunten. - Het beleid ten aanzien van een veilige stad moet naar de mening van de CDA-fractie onverkort worden gehandhaafd. - W oon- en leefmilieu: Het beleid dat de laatste jaren is gevoerd als uitwerking van het thema nette stad heeft onmiskenbaar zijn vruchten afgeworpen. De stad ligt er over het algemeen goed bij. De CDA-fractie vraagt zich af of er mogelijkheden zijn om een tandje terug te schakelen en wat de gevolgen daarvan zijn, dus van een bovengemiddeld onderhoudsniveau naar een gemiddeld onderhoudsniveau zowel bij groen, wegen, straten en pleinen als bij de bossen en de watergangen. Het werken met taakstellende lagere budgetten kan daarbij uitgangspunt zijn. Wij zien ter zake graag een reactie van het college tegemoet.
1994
N1
- Verplichte wet- en regelgeving: Uiteraard moeten wettelijke regels worden nageleefd. De CDA-fractie is echter van mening dat de gemeente Lelystad niet voor de muziek uit behoeft te lopen. Ook hierbij moet onze positie ten opzichte van omliggende gemeenten in het oog worden gehouden. Bedrijven moeten niet worden afgeschrikt en in hun ontwikkeling geremd door verbijzondering van gemeentelijke regels. De randvoorwaarde dat de taken van de gemeente, rekening houdend met een extra rijksbijdrage voor structureel verstorende factoren, binnen een sluitende begroting moet worden uitgevoerd, en het uitgangspunt dat heroriëntatie op de taakverdeling tussen de drie overheidslagen voor zover mogelijk worden begrepen in de kerntakendiscussie, hebben de instemming van de CDA-fractie. De CDA-fractie gaat er overigens van uit, dat de gehele organisatie onderwerp van onderzoek is, behoudens de wettelijke taken die bovendien niet beïnvloedbaar zijn. En dat wordt onderzocht of de betreffende taken moeten worden gehandhaafd en zo ja , of die taken op dezelfde wijze uitgevoerd moeten blijven worden. De CDA-fractie is er zich van bewust dat het efficiency-onderzoek en de uitkomst van de kerntakendiscussie naast nadelige effecten voor de burgers ook diep ingrijpende gevolgen kan hebben voor medewerkers van de gemeente Lelystad. In het pre-advies stelt u dat het belang van de kw aliteit van de in stand te houden organisatie moet prevaleren boven het individuele belang van de medewerkers. De CDA-fractie deelt uw zienswijze vanuit haar visie op de plaats en de verantwoordelijkheid van de lokale overheid. De individuele medewerkers gaan ons echter wel ter harte. Om de gevolgen voor de individuele medewerkers op te vangen, is een concept-Sociaal Plan opgesteld. Dit plan lijkt de CDA-fractie een goede basis voor overleg in het Georganiseerd Overleg. De CDA-fractie stemt in met het in het pre-advies voorgelegde plan van aanpak, met inachtname van hetgeen hiervoor gezegd is. Wij wachten nadere voorstellen af.
De heer Verlaan: Mijnheer de voorzitter. Allereerst iets over het doelmatigheidsonderzoek. In principe staat het wat ons betreft los van de kerntakendiscussie. Het is wel een onderzoek dat duidelijk moet gaan maken dat de gemeente inderdaad alles gedaan heeft om taakafstoting te voorkomen. De taken worden zo doelmatig mogelijk verricht. De heer Herrebrugh wil daar gelijk een doelgerichtheidsdiscussie aan verbinden. Ik ben daar niet op tegen, maar het gaat mij een beetje te ver om dit aan het college te vragen. Dat doen wij in principe ieder jaar bij de begroting. Daar besteden wij nieuwe budgetten aan de doelen en dan kan afgevraagd worden of afgelopen jaar het doel wat nagestreefd is, ook inderdaad bereikt is. Dit wil niet zeggen dat het college zich daar niet mee moet bezig houden, maar ik zie het m eer als een raadsbevoegdheid en niet als een collegebevoegdheid. De heer H errebrugh: M oet het college het nu wel of niet doen? De heer Verlaan: Mijn stelling is dat ik het te gemakkelijk vind om te zeggen dat het college dat ook even moet doen. M ijn stelling is dat de raad zich daar ook nadrukkelijk mee bezig heeft te houden. Ik schat zo in dat als het over de kerntakendiscussie gaat, inspraak daar verschrikkelijk veel informatie over kan opleveren. De heer H errebrugh: Ik heb ook niet gezegd, dat het college nu het onderzoek naar de effectiviteit van de uitvoering van het beleid moet uitvoeren. Ik heb gezegd dat in de opdracht, die nu aan het bureau Bakkenist gegeven wordt, mede onderzocht moet worden wat de effectiviteit is, naast de efficiency-maatregelen voor het beleid wat wij voeren. De heer Verlaan: De mate waarin doelen bereikt worden, dat is een oordeel wat politiek is en niet aan bureau Bakkenist. In die zin ga ik niet met u mee. De heer H errebrugh: Dat is wel waar, maar ik wil me wel graag baseren op een aantal onderzoeken die daadwerkelijk aangeven wat de effectiviteit wel en niet is geweest. Dan kunnen wij kiezen of het takenpakket voldoende is en de daarvoor benodigde financiële middelen. De heer Verlaan: Ik denk dat mijn punt u ontgaat, of uw punt ontgaat mij. Als het dan gaat over een doelmatigheidsonderzoek, zijn wij wel van mening dat dit onderzoek op een zodanige manier moet worden opgezet, dat de kans dat het onderzoek ook daadwerkelijk tot een grotere doelmatigheid leidt, zo groot mogelijk is. Dat betekent bij ons van onderaf, met een zo groot mogelijke betrokkenheid van het gemeentelijk apparaat. Dat is de belangrijkste opmerking die wij willen maken bij het efficiency-onderzoek.
1994
N1
Bij de kemtakendiscussie vraagt u aan ons instemming en betrokkenheid. Wij willen die betrokkenheid laten blijken - wij doen dat al een tijdje en dat blijven wij doen, niet omdat wij in het college zitten maar omdat wij in de raad zitten. Als het gaat om instemming, vinden wij het heel belangrijk dat de inspraak goed wordt geregeld. Van ons komt geen instemming in deze discussie als niet op voorhand duidelijk is, dat er een goede inspraak is geregeld. Wij achten die inspraak van buitengewoon groot belang voor een vruchtbaar verloop van een kerntakendiscussie. Daarover straks meer. Van alle taken die afgeschaft worden, zal voor alle betrokkenen vast moeten komen te staan wat de gevolgen hiervan zijn. Wij beschouwen inspraak en discussie als een garantie dat dit zal gebeuren. Voor de politiek zal vast moeten staan, dat wij kennis hebben, dan wel kennis kunnen hebben van alle argumenten en overwegingen, die van invloed zijn op de besluitvorming. Uitgebreide inspraakmogelijkheden bieden ook hier een extra garantie. Het gaat bij ons niet om medezeggenschap of het verantwoordelijk maken van insprekers voor de uiteindelijke besluitvorming. Dat is nu juist de taak van de politiek. Inspraak levert alle argumenten die bij de afweging door de politieke partijen van belang kunnen zijn, naast eigen onderzoek. GroenLinks is niet zo arrogant dat zij er prat op gaat al die argumenten wel te kennen. GroenLinks is er wel van overtuigd dat zij op basis van haar politieke uitgangspunten met medeweging van alle argumenten tot een verantwoordelijke besluitvorming kan komen. U vraagt ook of wij bereid zijn om mee te doen aan een inhoudelijke gedachtenwisseling over de taken van de gemeentelijke overheid. Uit onze betrokkenheid daarbij blijkt dat wij dat willen. Terugkoppeling met de achterban zal voor ons echter regelmatig nodig zijn, niet zozeer betreffende onze eigen voorstellen, die wij in het traject van de kerntakendiscussie naar voren zullen brengen, maar met name voor de beoordeling van de voorstellen van anderen. Overigens gaan wij er van uit, dat bij de confrontatie van de inbreng van de verschillende fracties nieuwe ideeën en dus w eer andere taken aan de orde gesteld kunnen worden. Het is door andere sprekers ook al gezegd; het doel van de stad is ook voor ons het doorgroeien naar een zelfstandige stad met 75.000 tot 80.000 inwoners. Daar moet het ontwikkelingsscenario op worden afgestemd. Volgens GroenLinks moet daarbij ook nadrukkelijk gedacht worden aan een schoon milieu. Dat is een vestigingsfactor bij uitstek, ook naar de toekomst toe. W at ons betreft moet dat expliciet worden opgenomen, omdat dit het thans bestaande milieu-voordeel in het ontwikkelingsscenario naar de toekomst toe een geweldige duidelijkheid geeft. Bij het ontwikkelingsscenario horen speerpunten van beleid en hun uitwerking. Met de bestaande speerpunten zijn wij het eens. Bij de uitwerking willen wij wel wat opmerkingen maken. - De uitbreiding van de werkgelegenheid komt de laatste jaren voor verreweg het grootste deel van de bestaande bedrijven. Een goed werkgelegenheidsbeleid zal daarop aan moeten sluiten. In het algemeen zijn wij van mening dat uitbreiding van de werkgelegenheid vooral gezocht moet worden bij of in aansluiting op de bestaande bedrijvigheid en op de sterke punten, de kwaliteiten die Lelystad nu heeft. Twee daarvan willen wij nu noemen: recreatie en biologische landbouw. - Een veilige stad: W at ons betreft is het tijd om de extra inspanning te verschuiven van repressie naar preventie. Overigens gebeurt dat al. - Nette stad: De nadruk moet wat ons betreft meer gelegd worden op zichtbare netheid. Waarbij overigens kapitaalvernietiging voorkomen moet worden. Geen vuil op straat, geen kliederwerk, geen in het zicht gelegen verwaarloosd openbaar groen. Het betekent ook dat technisch onderhoud een iets lagere prioriteit krijgt en dat ook het niet direct in het zicht gelegen groen minder onderhouden kan worden. Feitelijk het flexibiliseren van het onderhoudsniveau. Door D66 is gezegd dat Lelystad een stad moet blijven waar mensen graag wonen. Wij willen dat graag een beetje uitbreiden. Het moet niet alleen een stad zijn waar mensen graag willen wonen, het moet ook een stad zijn waar de mensen die er nu wonen kunnen blijven wonen. Dat vinden wij een hele belangrijke randvoorwaarde. Die willen wij er graag bij opgenomen hebben. Dit betekent dat de gemeente het uiterste zal moeten doen om de woonlasten op een aanvaardbaar niveau te houden. Ik realiseer mij volkomen dat de gemeente op een groot deel van de woonlasten nauwelijks invloed heeft, maar ook daar zal de gemeente moeten proberen dingen te bereiken. Er moet geen verslechtering van het vestigingsklimaat plaatsvinden ten opzichte van omliggende gemeenten. Zo zagen wij het graag geformuleerd: geen verslechtering. Om qua grondprijzen te concurreren met de omliggende
1994
N1
gemeenten zal naar de ene gemeente toe gemakkelijk gaan en naar de andere gemeente toe moeilijk. Ik denk dat het nauwelijks mogelijk is om het zo te veranderen, dat wij naar alle gemeenten toe een concurrerende grondprijs krijgen. Daarom voelen wij meer voor de formulering: geen verslechtering. Overigens kunnen wij niet uit de voeten met de gemaakte opmerking onder 1.f., waarin u stelt dat onderdeel van het vestigingsklimaat zou zijn, de mate waarin en de wijze waarop voor de burgers en ondernemers verplichtende wet- en regelgeving wordt gehanteerd. Als een omliggende gemeente de verplichtende wet- en regelgeving niet hanteert, betekent dit dan dat Lelystad het ook maar niet moet doen? W at ons betreft moet gewoon gedaan worden wat verplicht is. Een andere randvoorwaarde is de sluitende begroting. De kerntakendiscussie moet in onze ogen via de uiteindelijke politieke besluitvorming een prioriteitsvolgorde opleveren in de door de gemeente uit te voeren taken. Door wegstrepen van de laagste prioriteiten kan vervolgens een sluitende begroting gerealiseerd worden. M aar dat is een volgende stap. De besluitvorming inzake kerntaken moet het mogelijk maken dat die stap in principe heel eenvoudig gezet kan worden. De kerntakendiscussie levert ook een kader waarbinnen eventuele aanvullende bezuinigingen voor volgende jaren gevonden kunnen worden, of andersom, biedt een afwegingskader voor uitbreiding van taken en ander nieuw beleid - door de jaren heen vanzelfsprekend met afnemende geldigheid. De derde randvoorwaarde over bestuurlijke ontwikkelingen spreekt wat ons betreft voor zichzelf en voegt ook heel weinig toe. Ik vind deze eigenlijk niet erg belangrijk, want als zoiets gebeurt dan verloopt het budgettair neutraal of verplicht en dan kunnen wij er weinig mee. W at betreft de procedure wil GroenLinks twee inspraakronden, één over het ontwikkelingsscenario, in bedrijfstermen "mission statement", de missie van de gemeente. Die inspraakronde is wat ons betreft vooral gericht op instellingen en organisaties zoals Woningbouw stichtingen, Bedrijfskring, Thuiszorg, enz., die nadrukkelijk meehelpen vorm te geven aan de toekomst van Lelystad. Wat ons betreft kunnen zijook medeverantwoordelijk gemaakt worden. De tweede inspraakronde in februari gaat dan alleen over de beïnvloedbare kerntaken. Daar kan wat ons betreft iedereen aan deel nemen. De vormgeving van die inspraakronden moeten plaatsvinden in de commissie kerntaken. Wij willen graag instemmen met de kerntakendiscussie, maar op voorhand moet duidelijk zijn wat er aan inspraak gedaan wordt. Tot nu toe is er eigenlijk alleen maar gezegd: in de commissie kerntaken zullen wij de mogelijkheden van de inspraak bespreken. Dat werd door de PvdA gezegd. Door het CDA wordt gezegd dat zij naar de burgers willen luisteren en dat het een belangrijke taak van ons is. Daar ben ik het helemaal mee eens. Maar alleen maar de mogelijkheden van inspraak bespreken in de commissie kerntaken, vind ik erg mager wat betreft de toezegging tot de uiteindelijk te realiseren inspraak. Dat stelt eigenlijk niets voor. Ook in de eerste bijeenkomst van de commissie kerntaken, die overigens heel snel afgelopen was, en waarbij ik me nog steeds afvraag waarvoor deze nodig was, want er is niets substantieels besproken, .......... M evrouw Van W ingerden: Dan had u moeten komen. Dan had het langer geduurd misschien. De heer Verlaan: Sorry. Ik was te laat. Daarvoor heb ik mijn excuses al aangeboden. Ik had me vergist in het tijdstip van aanvang. Los van het feit of ik er nu wel of niet bij was, een commissievergadering bij elkaar roepen die niets substantieels oplevert, draagt niet bij tot een helder bestuur en zeker niet tot bestuurlijke vernieuwing. Over die inspraak willen wij duidelijkheid hebben en daar willen wij graag in tweede termijn over horen en daar hangt ook onze instemming met de kerntakendiscussie van af. M evrouw Binnerts: Is GroenLinks er wel van overtuigd dat er minimaal ƒ 9.000.000,-- bezuinigd moet worden? Ik heb daar mijnheer Verlaan helemaal niet over gehoord. De heer Verlaan: Ik heb duidelijk gezegd dat door de kerntakendiscussie een prioriteitsvolgorde in de uit te voeren taken van de gemeente zal worden vastgesteld. Dat is het doel van de kerntakendiscussie. De bezuinigingen worden dan bereikt door de taken die de laagste prioriteiten hebben te schrappen tot een bedrag van ƒ 9.000.000,--.
1994
N 1
De heer Klomp: M ijnheer de voorzitter. Als gevolg van de diverse maatregelen vanuit Den Haag vragen wij ons af in hoeverre Lelystad nog wel in staat is zijn eigen beleid te ontwikkelen, laat staan te voeren. En of dit gegeven tot iedereen, zowel in het politieke gebeuren als daarbuiten - de burgers dus - doordringt. Voor wat betreft de vorm van inspraak sluit de SP zich aan bij het voorstel wat GroenLinks verwoord heeft in de brief van 29 november 1994. De SP stelt eveneens voor dat alle partijen vooraf aangeven welke prioriteit men wil geven aan de diverse taken in verband met een zo groot mogelijke duidelijkheid naar alle betrokkenen toe. Dus ook de politieke partijen onderling. Gelet op de zwaarte van de problematiek vraagt ook de SP zich af in hoeverre de commissie kerntaken verdere ondersteuning behoeft vanuit de raadsfracties. Wij ondersteunen het in het voorstel neergelegde plan.
De heer Noeken: Mijnheer de voorzitter. Het strekt het college tot eer dat zij bij de zoveelste bezuiniging een hand in eigen boezem steekt door middel van deze kerntakendiscussie, die als deze ten einde is in april mee zal helpen de financiële molensteen, waar onze regering ons mee heeft opgezadeld, af te wentelen. Het ziet er naar uit dat alles waar wij voor gevochten, gewerkt en betaald hebben, op slinkse wijze weer wordt ontnomen. Wij als BPN kunnen hier weinig aan doen, maar de partijen die nu zo met de botte bijl in Den Haag bezig zijn, zijn voor het grootste deel door ons volk zelf gekozen. Dus moeten wij als gemeente weer roeien met de riemen die wij nog hebben. Nu de overheid de boot weer heeft vergroot en de riemen weer heeft gekort, wordt het besturen van die boot niet eenvoudig. Doch het sociaal en maatschappelijk welzijn van onze burgers vraagt dat er langs de rotsen wordt heengevaren, zolang dat nog lukt. De gemeente zelf gaf wel eens de illusie dat het geld niet op kon. Aan organisatie-onderzoeken, planbureaus, adviseurs, enz. Daarbij vroegen wij ons wel eens af of er bij onze ambtenaren zelf geen logica en creativiteit aanwezig is. Zo actief zij zijn bij projecten op hun eigen terrein, zo actief zijn zij vaak in het dwarsliggen van de burger. Ik hoop dat zij nu wakker worden en weer gaan beseffen dat zij bij een dienstensector werken. De BPN weet dat bezuinigingsmogelijkheden bij het gemeentelijk apparaat aanwezig zijn en is dan ook van plan de nodige ideeën aan te dragen in de komende discussie. Voldoende werkgelegenheid is eigenlijk het enige toverwoord dat deze gemeente uit het slop kan halen. Om een voorbeeld te noemen: De Haarlemmermeerpolder heeft een goede uitgangspositie door het daar liggende vliegveld. Die kans hebben wij nu ook. Waarom wordt de knoop niet doorgehakt ten voordele van die kans? Een vogeltje horen zingen is heel mooi, maar met een werkeloze echtgenoot en dreinende kinderen in huis, klinkt het woord "werk" toch een stuk beter. Het zal niet eenvoudig zijn, omdat elk voorstel van alle zijden moet worden belicht. Het begin met deze operatie is nu echter gemaakt. Wij als BPN zullen er alles aan doen om dit tot tevredenheid uit te werken.
De heer Van der Sloot: M ijnheer de voorzitter. Het gemeentebestuur is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de stad. Wij kunnen onderscheid maken tussen twee soorten van verantwoordelijkheid, aan de ene kant de materiële welvaart en aan de andere kant het spirituele welzijn. Het beleid moet op evenwichtige wijze welzijn en welvaart bevorderen. Groei in welvaart zou middelen moeten verschaffen om meer welzijn te bereiken. En omgekeerd zou groei in welzijn de basis moeten zijn voor meer creativiteit en de basis om meer welvaart te bereiken. Beide zijn van elkaar afhankelijk en onlosmakelijk met elkaar verbonden. Kennelijk moet er evenwicht zijn tussen welvaart en welzijn. Een goede kwaliteit van leven ontstaat pas uit het harmonisch samenspel van ontelbaar vele factoren. En als ook maar één gebied niet helemaal natuurlijk is, dan is het leven uit zijn evenwicht. Net als een doorn in de voet die het hele lichaam pijn doet. De afgelopen vijftig jaar is er een enorme verhoging geweest van welvaart. Nog nooit in de geschiedenis heeft de mens zoveel hulpmiddelen ontwikkeld om zijn leven aangenamer te maken. De techniek staat voor niets en dit is spreekwoordelijk voor de gigantische mogelijkheden op het gebied van technologie en informatie-voorziening. Deze ontwikkelingen hebben echter een keerzijde laten zien: meer welvaart heeft geleid tot enorme afval problemen, zware milieubelasting, gigantische hoge kosten voor de gezondheidszorg en onzekerheid omtrent werkgelegenheid. De overheid staat onder zware druk. Zij is vaak te log geworden: te veel bureaucratie en te weinig klant-vriendelijkheid. Daardoor neemt de belastingdruk toe en daarmee gekoppeld ook de ontevredenheid.
1994
N 1
Tegen deze achtergrond moet Lelystad de kerntakendiscussie gaan voeren. De slechte financiële positie van de gemeente is daar een directe aanleiding voor. Deze discussie zal antwoord moeten geven op de vraag welke taken de gemeente in de toekomst nog moet of wil uitvoeren. Dit raakt direct aan de vraag hoeveel welvaart er nog geboden kan worden. Welvaart is recht evenredig met de beschikbare middelen. Een bezuinigingsoperatie waarbij minder personeel meer zal moeten presteren met minder middelen, moet wel tot afstoting van taken leiden. Het zet in elk geval het ambtenarenapparaat verder onder druk en leidt onvermijdelijk tot vermindering van dienstbaarheid. Wij hebben er onze twijfels bij, of dit in goede banen geleid zal kunnen worden. Wij vrezen dat dit spoor zal uitmonden in een neerwaartse spiraal, die tot gevolg heeft dat het bestuurlijk apparaat zijn greep op de ontwikkeling van de stad langzaam maar zeker zal kwijt raken. Welvaart kunnen wij gemakkelijk afmeten aan het salaris dat iemand verdient en de status die iemand heeft opgebouwd. Welzijn is echter wat moeilijker te meten. Iemand die een hoog welvaartsniveau heeft bereikt, hoeft nog niet meteen ook een hoog welzijnsniveau te hebben. Te vaak wordt het streven naar meer welvaart betaald met vermindering van welzijn. De mid-life crisis is daar een voorbeeld van. Welzijn is te omschrijven als de innerlijke kwaliteit, een toestand van gelukkig zijn, van geestelijk welbevinden. De kwaliteit van het leven is recht evenredig met de kwaliteit van bewustzijn. Welzijn kan bevorderd worden door bewustzijn te ontwikkelen. Hiervoor zijn technieken beschikbaar, die het tevens mogelijk maken om te meten of en hoe iemands welzijn toeneemt. De basis voor de ontwikkeling van bewustzijn is diepe rust, want hierdoor lossen stress en spanningen op, dat zich uit door meer gezondheid. Mensen die gezonder zijn, denken helderder, zijn minder vermoeid en ook creatiever. Creativiteit is de onmisbare basis voor een bloeiend bedrijfsleven en op deze wijze zorgt welzijn voor meer welvaart en vormt de grondslag voor het gezond maken van de gemeentelijke financiën. Het zal duidelijk zijn dat de Natuurwetpartij een andere weg wil ingaan, althans niet alleen de weg van bezuiniging wil opgaan, maar ook daarnaast een aanpak wil hebben zodat de mogelijkheden om te groeien ook aanwezig zijn. Dit kan op verschillende manieren. Er kunnen allerlei projecten worden aangepakt. Wij willen een pleidooi houden om een werkgroep in het leven te roepen, die gaat kijken naar de mogelijkheden om op basis van bewustzijnstechnologie deze gemeente uit het slop te krijgen. Het is bijvoorbeeld mogelijk een project te starten, wij noemen dat een 7000-project, waarin 7000 mensen gezamenlijk bij elkaar komen om het collectief bewustzijn te verhogen. Daarmee kunnen in deze stad een heleboel nieuwe mogelijkheden gecreëerd worden. De bevolking neemt toe en de werkgelegenheid kan er ook door toenemen. Wij willen daarom voorstellen om een objectieve, neutrale stuurgroep in het leven te roepen, die naast de stuurgroep "proton", die er nu is, de stuurgroep "neutron" zou kunnen heten en die gaat kijken of de mogelijkheden die wij aandragen ook werkelijk uitgevoerd kunnen worden. Met betrekking tot de start-notitie van de kerntakendiscussie wil ik het volgende opmerken. Met GroenLinks zijn wij voorstander van een zo groot m ogelijke openheid en steunen dan ook hun voorstel. Ten tweede staat in het start-document dat het onderzoek zal aangeven wat de maximaal haalbare efficiency-winst in de ambtelijke organisatie zal zijn en hoe deze kan worden geëffectueerd. Wij vinden deze uitspraak nogal gedurfd en vragen ons af hoe dat wordt aangegeven, aangezien efficiency-verbetering meer een continu proces is dan wat er op een bepaald moment wordt vastgesteld. Ten derde de zin iets verder op in die alinea: "Hierbij zal nadrukkelijk het belang van de kwaliteit van de in stand te houden organisatie moeten prevaleren boven het individuele persoonlijke belang van de medewerker". Dit roept bij ons vraagtekens op, omdat de kwaliteit van de organisatie valt of staat met de kwaliteit van de medewerkers. Als het persoonlijk belang opgeofferd wordt aan het belang van de organisatie, komt dat de organisatie zeker niet ten goede. Wij vinden dat het belang van de organisatie en het belang van de medewerkers even zwaar moeten tellen en elkaar moeten versterken. Dit impliceert ons inziens dat met name gekeken moet worden naar de marktwaarde van de organisatie. Dit wil zeggen dat een goede kwaliteit medebepaald wordt door het nut voor de gemeenschap, die daar dan ook waarschijnlijk een prijs voor moet betalen. Ten vierde op p.2 van de start-notitie in de eerste alinea wordt gesteld dat de heroriëntatie direct zal moeten leiden tot een lager uitgaven-niveau van de gemeente. Deze uitspraak zal eenieder zeker willen beamen. Toch vinden wij dit een beperkte visie. Het is vooral een visie van de verdediging en waarom zou het niet mogelijk zijn om juist in de aanval te gaan, zodat er een betere uitkomst mogelijk is. Indien het gemeentelijk apparaat taken op
1994
N 1
zich zou nemen die de hele samenleving zouden dienen en verbeteren, is niemand tegen een hoger uitgaven niveau. Wij zitten toch niet te wachten op meer werkelozen? De aanleiding voor een terugtredende overheid is te vinden in de al maar toenemende lasten, zonder dat daar een merkbare verhoging van de dienstverlening tegenover staat. D aar moet iets aan veranderen en dat wordt niet bereikt door het uitgaven-niveau te verlagen. Ten slotte wil ik aangeven dat de randvoorwaarden, die in het stuk genoemd staan, naar ons idee heel relevant zijn, maar ze hadden er wat ons betreft niet in hoeven te staan. Wij zien liever dat de totaliteit niet uit het oog wordt verloren en door randvoorwaarden te stellen ontstaat de mogelijkheid daar minder oog voor te hebben. Wij zullen constructief meewerken aan de discussie en hopen op een goede uitkomst.
De heer Slump: M ijnheer de voorzitter. Als titel boven dit agendapunt staat heel simpel "kerntakendiscussie". Als wij het voorliggende pre-advies lezen, merken wij echter al gauw dat er het één en ander achter schuilt. Het is dan ook terecht dat er een aparte commissie kerntaken in het leven is geroepen om zo als raad sterk bij dit onderwerp betrokken te zijn. De kerntakendiscussie staat onder de klem van een ingrijpende bezuinigingsnoodzaak. Eigenlijk is dat jammer. Het zou veel beter zijn om zuiver, zonder financiële druk, deze politieke discussie te kunnen voeren. Alvorens de kerntakendiscussie te gaan voeren, stelt u voor om eerst eens grondig naar binnen te kijken. Hoe efficiënt werken wij eigenlijk in eigen huis? Want pas als dat in orde is, kunnen wij de burgers confronteren met zaken die hen raken. Dat is in onze ogen een goede volgorde. Eigenlijk zou het niet nodig moeten zijn. Immers, burgers moeten er toch van uit kunnen gaan dat hun belastinggelden zo goed en efficiënt mogelijk wordt besteed. Het onderzoek dat is uitgevoerd door het bureau IME-Consult geeft aan dat de efficiency van het Lelystadse ambtenaren-corps zo ongeveer op het landelijk gemiddelde ligt. Gezien de financiële positie van onze gemeente stelt u dat wij echter tot de landelijke kopgroep in efficiency moeten behoren. Dat lijkt mij een moeilijke opgave, maar zeker de inspanning van het proberen waard. Zeker als daarbij ook nog kwaliteitsverhoging voor ogen staat. Voor de hele operatie is natuurlijk de medewerking van de direct betrokkenen, van de ambtenaren zelf, heel belangrijk. Maximale openheid en overleg is daarvoor geboden. De efficiency-verbetering is nog maar de inleiding op de eigenlijke kerntakendiscussie. Daarbij heeft de raad een grote inbreng. Immers, het is de gemeenteraad die uiteindelijk het beleid van de gemeente behoort te bepalen. Daarom moet de raad ook de kaders aangeven waarbinnen deze discussie plaats moet vinden. De kerntakendiscussie biedt dan ook een uitstekende gelegenheid om met elkaar te spreken over wat nu eigenlijk de taak van de overheid is. Als GPV/RPF denken wij daar niet voor het eerst over na. De overheid is een door God gegeven instrument met als eerste opdracht de rechtsorde te handhaven. Als uitvloeisel daarvan zijn een aantal punten te noemen, zoals het beschermen van personen en gemeenschappen, voornamelijk tegen bedreigingen door derden, regels handhaven die het samen leven en werken van mensen en gemeenschappen bevorderen en het waken tegen grove openbare schendingen van Gods wet, ook wanneer daar geen derden het slachtoffer van zijn. Het is voor ons duidelijk dat dit een taak is van de overheid, die u niet mag prijsgeven, maar die u zelf zal moeten uitvoeren. De overheid heeft daardoor immers een machtsmonopolie, dat zij nimmer met particulieren mag delen. De overheid heeft tevens een belangrijke taak in het kader van de cultuur-taak, die aan de mensen is gegeven. Ook daarvan zijn een aantal componenten te noemen: Het beschermen van personen en hun samenlevingsverbanden en organisaties om hen de ruimte te geven hun aandeel in de uitvoering van die cultuurtaak te leveren. Ook het scheppen van voorwaarden om die cultuur-arbeid mogelijk te maken wanneer dat de kracht van particulieren te boven gaat of wanneer die voorwaarden zodanig essentieel zijn, dat de overheid het risico niet kan nemen dat door nalatigheid van anderen zij niet of gebrekkig vervuld zouden worden. Daarbij denken wij aan het bouwen van wegen, enz., maar ook subsidie-verstrekking op het terrein van bijvoorbeeld onderwijs. Het coördineren van activiteiten van burgers en hun organisaties, bijvoorbeeld door regelingen. Het stimuleren van cultuur-arbeid, onder verwijzing naar de opdracht van mensen om God te eren. En in geval van nalatigheid of gebrek aan mogelijkheden voor anderen het zelf uitvoeren van activiteiten, die voor de ontwikkeling van de maatschappij nodig zijn. Daarvan is het milieu-beleid een voorbeeld. Hierboven gaf ik de principiële uitgangspunten van waaruit de GPV/RPF-fractie de voorstellen die in het kader van de kerntakendiscussie zullen volgen, zullen benaderen. Het zal duidelijk zijn dat punten van openbare orde en
1994
N 1
milieu anders benaderd zullen worden dan bijvoorbeeld welzijn, culturele activiteiten die niet passen in het hier voorgenoemde kader en de mate van uitvoering en onderhoud van infrastructurele zaken. Wij zullen letten hoe een en ander uitpakt voor kansarme groepen in de samenleving. Zo kan bijvoorbeeld jongerenwerk specifiek op kansarme jeugd gericht op meer steun van ons rekenen dan algemeen jongerenwerk. Ik wil hier nu niet in details treden over de concrete invulling van de kerntakendiscussie. Omdat echter pas in april, nadat er weliswaar veel in commissie-verband is gepraat, hier in de plenaire raadsvergadering voor het eerst over deze zaak wordt gesproken, willen wij nu al vast de principiële uitgangspunten geven en laten zien hoe wij tegen de discussie aankijken. Wij hebben hier geen bedrag bij genoemd. Dat kunnen wij op dit moment nog niet, want de bedragen die wij horen, veranderen ook steeds en er ontbreken nog te veel gegevens. Ten slotte wens ik van hieruit eenieder die zich meer of minder intensief met deze taak bezig moet houden, alle kracht toe. Met name voor de mensen die direct betrokken zijn, zijn er een aantal spannende weken en maanden aangebroken. Er ligt immers niet voor niets een concept-Sociaal Plan op tafel.
De heer Van Dissel: M ijnheer de voorzitter. Ik wil me graag uitspreken over het neergelegde plan om tot verhoging van de efficiency en de kwaliteit van de organisatie te komen. Ik denk dat het heel verstandig is om op deze wijze te komen tot een onderzoek, waar tot uiting moet komen op welke terreinen de organisatie beter en efficiënter zou kunnen verlopen. Naar ik dacht, doet ieder bedrijf of organisatie doorlopend onderzoek, of er op de kwaliteit of op de efficiency iets verbeterd kan worden. Ik zou wel oplettend willen zijn of de uitkomst en de maatregelen die hieruit voortkomen niet te ver doorschieten, waardoor men de mensen over de kop laat draaien door hen te veel werk op te geven. Dit zou een negatief effect betekenen voor de kwaliteit van het produkt, de efficiency en voor de mensen die het werk doen. Ik spreek ook de zorg uit om er voor te waken niet steeds meer door derden het werk te laten verrichten wat wij zelf kunnen doen. Het kan op korte termijn misschien goedkoper zijn, maar op de middellange termijn toch duurder worden, zonder dat er een goede controle op te houden is. Het ligt namelijk in de bedoeling van deze kerntakendiscussie om koploper te zijn, zodat de ambtelijke organisatie een goede concurrentiepositie heeft ten opzichte van derden.
W ethouder Van Bochove: M ijnheer de voorzitter. Mijn reactie zal een terughoudende zijn, omdat met name de fracties hier ieder met hun eigen inkleuring en soms ook met overeenstemming daarin een koers hebben bepaald voor de komende discussie. Dit betekent dat ik vanavond niet op alle opmerkingen zal ingaan, maar dat wij die ook bij de verdere uitwerking van de voorstellen zullen meenemen. Niet omdat zij niet tot discussie uitdagen, maar omdat er aan de hand van die opmerkingen moet worden gestart met het werk. In de komende periode in de daartoe door de raad ingestelde commissie zal uitvoerig ingegaan worden op de diverse punten die vanavond zijn genoemd. Bij de voorbereiding van de verschillende voorstellen zal rekening worden gehouden met de uitgangspunten zoals die hier zijn geformuleerd door de diverse fracties. Echter wel met dien verstande dat er een taakstelling ligt, een taakstelling die moet worden gehaald. Een belangrijk kader is daarmee bij de uitwerking van de voorstellen gezet. Er zijn een drietal opmerkingen gemaakt die nopen tot een nadere toelichting. Dat is ten eerste met betrekking tot bestuurlijke ontwikkeling. Daar is gevraagd of er op enig moment bijgepraat kan worden. Dat kan uiteraard en het zal ook moeten gebeuren, omdat dit punt hier niet zo maar staat. Wij gaan er van uit dat in het komende voorjaar op dat punt nadere stappen gezet zouden kunnen worden, d.w.z. nadere discussie in de verschillende bestuurlijke fora om te kijken wat daar binnen de provincie al mogelijk is. Wellicht zullen wij op sommige beleidsterreinen ook al vooruit lopen op die discussie. Die voorstellen daarvoor zult u uitvoerig tegemoet zien. Als u dus zegt dat er op dit moment in concreto niets ligt waar u zich over heeft uitgesproken, of waar u tot nu toe kennis van heeft kunnen nemen, dan onderstreep ik die opmerking. Echter, wij hopen dat bij het effectueren van het proces dat wij nu starten, toch voordelen van de komende discussie meegenomen kunnen worden. En daarom staat het hier genoemd.
1994
N 1
De heer Herrebrugh koppelde daar nog de vraag aan of het mogelijk is een lijstje te maken van dingen waaraan gedacht kan worden op dit punt en welke richting wij opgaan, welke invulling het zou moeten hebben. Wij zullen bezien of wij wellicht op de vergadering van januari met een overzicht kunnen komen. Door de heer Verlaan is een opmerking gemaakt over de inspraak. Ik denk dat ten aanzien van dat aspect de primaat bij de raad ligt. Ik wil mij op dat punt op dit ogenblik van verdere opmerkingen onthouden.
W ethouder Jonkman: M ijnheer de voorzitter. Ik wil niet echt reageren op de financiële aspecten van het geheel. Ik denk dat bijna alle partijen hebben uitgesproken dat voor hen het bedrag van ƒ 9.000.000,-- minimaal taakstellend is. Daar is geen onduidelijkheid over. Ik wil reageren op een opmerking van de SP. Zij heeft in haar verhaal gezegd dat zij van mening is dat de politieke partijen aan moeten geven welke prioriteiten zij dienen te hanteren bij deze discussie. Ik dacht dat deze vergadering daarvoor bedoeld was en ik heb van de SP helemaal niets gehoord. Misschien kan zij daar in de tweede termijn nog op in gaan. Verder een vraag van de Burger Partij, die ik niet goed snap. "De knoop rond het vliegveld zou doorgehakt moeten worden." M isschien kan daar ook nog iets van uitleg bij komen.
In tweede termijn De heer H errebrugh: M ijnheer de voorzitter. Twee reacties op opmerkingen die fracties in de eerste termijn hebben gemaakt. Een verklaring in de richting van de heer Verlaan, die mij verweet dat ik op 19 december eventueel alleen over het mogelijk houden van inspraakronden in de commissie zou willen spreken. Ik ga er van uit dat in dit geval het misverstand van mij afkomstig is. Ik bedoel natuurlijk niet dat er gesproken wordt over het 'mogelijk' houden van inspraakronden, maar over de 'mogelijkheden'. Want het eventueel bespreken of er al dan niet een inspraak zou moeten plaats vinden, acht ik op dit moment niet het meest ter zake doende. Ik ga er van uit dat wij op 19 december praten over de mogelijkheden van het houden van inspraakronden en daar zou uw brief van 29 november een vruchtbare grondslag voor kunnen geven. De heer Verlaan: Op p.4 van het pre-advies bij punt 8. staat: "Aan de toetsing door de commissie kerntaken kan door de commissie vorm te geven inspraak vanuit de Lelystadse samenleving vooraf gaan." Zullen we daar dan van maken: "Zal inspraak vooraf gaan"? M evrouw Van W ingerden: Dat ben ik met u eens. De heer H errebrugh: Dat is akkoord. Een andere reactie in de richting van D66 met betrekking tot de sociale consequenties, die voortvloeien uit deze kerntakendiscussie. Ik heb al een keer hier in de raad en laatst ook nog in de commissie daar een concreet voorstel voor gedaan. Ik ben van mening dat alle zaken met betrekking tot de kerntakendiscussie en het daaruit voortvloeiende besproken dienen te worden in de commissie kerntaken. In voorkomende gevallen dat het beleidsterrein zich uitstrekt tot het terrein van reguliere andere commissies, dienen de leden van die commissies bij die besprekingen aanwezig te zijn. Ik ben er dus tegen dat zaken aangaande de sociale consequenties alleen in de commissie voor stadsbeheer, volkshuisvesting, personeel en organisatie worden besproken. M evrouw Van W ingerden: Wij blijken toch slecht naar elkaar te luisteren, want anders had de heer Herrebrugh kunnen horen dat ik hem steunde door te zeggen dat het Sociaal Plan ook voorgelegd dient te worden aan de commissie voor stadsbeheer, volkshuisvesting, personeel en organisatie. De heer Herrebrugh: Ik ben geen held op het punt van de interne organisatie. Ik geef dat toe. M aar als u zegt dat het ook aan de commissie voor stadsbeheer, volkshuisvesting, personeel en organisatie moet worden voorgelegd, dan ga ik er in mijn eenvoud van uit, dat er een aparte en reguliere vergadering van die commissie komt. Dat wil ik niet. Ik wil dat het in de commissie kerntaken aan de orde komt, onder verantwoordelijkheid van de commissie kerntaken, eventueel uit te breiden met de leden van de reguliere commissie. Ik kan me ook voorstellen dat in een voorkomend geval, daar waar financiële consequenties aan de orde komen, de vergadering van de commissie kerntaken wordt uitgebreid met die betreffende commissie.
1994
N 1
De voorzitter: Er is nu een commissie kerntaken. Die gaat een mooie toekomst tegemoet. Deze commissie zou ook orde-debatten kunnen houden. De heer Herrebrugh zit in die commissie. Zullen wij dan de debatten over wat men doet, wie men er bij haalt, hoe men het doet, naar die commissie verplaatsen en het ons hier besparen? M evrouw Van W ingerden: Toch nog even een verduidelijking. Mevrouw Binnerts vraagt namens de VVD om het te laten weten wanneer wij met agendapunten voor die commissie kunnen komen. Ik zou zeggen: U bent lid van die commissie en komt u met uw agendapunten. 19 december zitten wij bij elkaar en gaan wij de discussie aan. Ik zie het probleem niet. M evrouw Binnerts: Ik weet niet precies op welk moment de agenda voor de vergadering wordt verstuurd. Ik zou graag een tip krijgen als de agenda bijna de deur uit gaat en er nog een mogelijkheid is om nog wat agendapunten op te geven. De voorzitter: Maakt u in dergelijke gevallen gebruik van de telefoon om te vragen of het zover is aan degene die de agenda voorbereidt. De heer Verlaan: M ijnheer de voorzitter. Ik heb inmiddels begrepen dat de PvdA ook van mening is dat er inspraak georganiseerd moet worden. Alleen de vorm waarin dat moet gaan plaatsvinden, zal in de commissie worden besproken. Dat is precies wat ik wil. Mijn voorstel komt er feitelijk op neer om in het pre-advies bij punt 8. het woord "kan" te vervangen door het woord "zal". Dan is wat ons betreft de instemming gegeven. De voorzitter: Mijnheer Verlaan. Het pre-advies is een stuk van het college en dat zegt dat de commissie iets zou kunnen doen. D at hebben wij in onze bescheidenheid zo geformuleerd. Maar als die commissie dan dat "kunnen" vertaalt in "zullen", dan is dat de vrijheid van die commissie. U weet niet hoeveel macht u heeft en hoeveel ellende u daarmee over uzelf heeft afgeroepen. De heer Verlaan: U heeft gelijk. Ik wil van de andere fracties graag weten, zoals ook de PvdA heeft aangegeven, hoe zij staan tegenover het organiseren van voldoende m ogelijkheden tot inspraak, verder gaande dan de reguliere. Als de raad daar in meerderheid mee instemt, dan stemmen wij in met de procedure van de kerntakendiscussie. De heer Noeken: M ijnheer de voorzitter. Om te reageren op de vraag van de wethouder over het vliegveld: Voor zover mij bekend is het vliegveld nog steeds een open item, waarover de gemeente een duidelijke uitspraak moet doen, omdat dit voor de ontwikkeling van Lelystad heel erg belangrijk is. De voorzitter: Daarover wordt een beslissing genomen door het Rijk. Dat zullen wij eerst moeten afwachten. De heer Klomp: Mijnheer de voorzitter. Op de vraag van mevrouw Jonkman wil ik antwoorden dat de SP zo spoedig mogelijk per brief haar prioriteiten uiteen zal zetten en deze de andere fracties doen toe zal laten komen. De voorzitter: De krediet-votering voor het efficiency-onderzoek in het kader van de kerntakendiscussie is opgenomen in de begrotingswijzigingen (Punt 33. van de agenda) en daar ligt de besluitvorming.
8.Herziening van bestemmingsplannen (stuk nr. 51581) Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
1994
N 1
9.Nadere analyse van de ontwikkelingsmogelijkheden aan Agora en omgeving (stuk nr. 51613) De heer Slump: Mijnheer de voorzitter. Op 8 april 1993 is het voorstel hier behandeld om tot een studie rond dit project te komen en toen hebben wij al een verbinding gelegd met de kerntakendiscussie, of het niet beter zou zijn eerst de kerntakendiscussie af te wachten om te kijken wat de uitkomsten zijn op het gebied van cultuur en aanverwante zaken - wat ook gevolgen heeft voor het Agora-complex - en dan pas allerlei studies te gaan uitvoeren. De eerste massa-studie is nu afgerond en er ligt al weer een voorstel voor een vervolgstudie op tafel. Ik heb hier toch wel wat problemen mee en ik wil voorstellen om minstens de kerntakendiscussie af te wachten, voordat deze studie ter hand wordt genomen. Het is nog helemaal niet bekend wat er op cultureel gebied gaat gebeuren n a het aflopen van de kerntakendiscussie. De heer Stroobach: M ijnheer de voorzitter. Ik heb er behoefte aan het standpunt van D66 te verduidelijken. In de commissievergadering van dinsdag hebben wij een voorbehoud gemaakt en dat stoelt ongeveer op dezelfde gegevens als de heer Slump zojuist heeft verwoord. Gehoord de discussie in de commissie van dinsdag en woensdag hebben wij besloten het voorbehoud in te trekken. Wij hebben ons laten overtuigen dat dit deel van de stad sowieso zal moeten worden ingevuld en dat een kerntakendiscussie daar niets aan zal veranderen. Het is geen oplossing om het braak te laten liggen. Wij gaan dus akkoord. De heer Van de Ven: M ijnheer de voorzitter. In het voorliggende voorstel tot nadere analyse van de ontwikkelingsmogelijkheden aan Agora en omgeving staat, dat de raad op 8 april 1993 een krediet beschikbaar heeft gesteld voor een onderzoek naar de Agora en omgeving. Bij het terugzoeken kwam ik echter tot ontdekking, dat het op 8 april wel is besproken maar toen is teruggestuurd naar de commissie. Pas op 13 mei 1993 is de raad akkoord gegaan om ƒ 70.000,-- uit te trekken voor dit onderzoek. Het resultaat van deze zogenaamde massastudie is zodanig dat er nu nog eens een ton nodig is om één en ander definitief op een rij te zetten. GroenLinks had en heeft daar nog steeds grote moeite mee. Is de eerste studie niet te utopisch geweest? Kunnen wij ons dat wel permitteren? Moeten wij niet meer met beide benen op de grond staan? Is het komend onderzoek niet de tweede aanzet voor nog een onderzoek? Wij zijn het er mee eens dat er wat moet gebeuren met het noordelijk deel van de centrum-zone. Wij moeten zo snel mogelijk inzicht krijgen in de stedebouwkundige en financiële aspecten van de Agora en omgeving, de fasering van een en ander en er moet een plan van aanpak komen. In de commissie heeft de wethouder expliciet aangegeven, dat dit onderzoek los staat van de kerntakendiscussie. Het staat ons dus vrij in deze discussie te oordelen over de vragen, wat de gemeentelijke taken in deze zijn en wat wij voor de Agora over hebben. Wat GroenLinks betreft kunnen wij nu al zeggen dat wij de subsidiëring van de theatervoorzieningen op het huidige niveau niet nodig vinden. Ook in uw voorstel van 13 mei 1993 staat al vermeld dat bij het onderzoek de vraag zal worden betrokken op welke wijze externe financiering kan worden gevonden, omdat deze niet van gemeentelijke zijde zal kunnen worden geboden. Is deze vraag in het vorig onderzoek wel beantwoord en wordt deze vraag bij het komende onderzoek meegenomen? De heer Hiimissen: Mijnheer de voorzitter. De CDA-fractie heeft tijdens de commissie-behandeling van dit voorstel al aangegeven in te stemmen met het gevraagde krediet voor een nadere analyse van de ontwikkelingsmogelijkheden van Agora en haar omgeving. De vraag is wel waarom er niet gewacht kan worden tot na de afronding van de kerntakendiscussie. De CDA-fractie is van mening dat het voeren van de kerntakendiscussie het bestuur niet ontslaat van haar verantwoordelijkheid visie te ontwikkelen over de afbouw van de stad. Het afgeronde onderzoek heeft aangetoond dat instandhouding van de Agora geen reële optie is. Daarnaast hebben wij als raad besloten de functies zwemmen en sport te zijner tijd uit te plaatsen. Uitgaande van die gegevens moet worden nagedacht over de invulling van dit deel van het stadscentrum. Even terug naar de raadsvergadering van 8 april 1993: Toen is er door de toenmalige wethouder Van der Mark uitdrukkelijk op gewezen dat de vraag hoe externe financiering kan worden gevonden, op basis van project ontwikkeling en financiering door de markt, een belangrijke doelstelling van het onderzoek zal zijn. Voor de CDAfractie is dit ook nu uitgangspunt. M et andere woorden, de gemeente schept voorwaarden, verschaft inzicht in de mogelijke planvorming, zodat één of meerdere marktpartijen de verdere ontwikkeling, financiering en realisatie ter hand kunnen nemen.
1994
N 1
De heer Klomp: Mijnheer de voorzitter. De SP heeft duidelijk een voorbehoud gemaakt met betrekking tot het beschikbaar stellen van een krediet voor ƒ 99.111,-- voor een vervolg op de m assastudie naar de ontwikkelingsmogelijkheden van Agora en omgeving. Het college stelt dat een vervolg op de massastudie gewenst is om tijdig over een zodanig inzicht omtrent de planvorming te beschikken dat op elk moment ingespeeld kan worden op te verwachten ontwikkelingen uit de markt. Het college spreekt zichzelf hiermee tegen. Immers het inspelen op te verwachten ontwikkelingen uit de markt betekent dat er steeds weer opnieuw onderzoek zal moeten worden uitgevoerd, ten bedrage van ƒ 99.111,-- of meer. De SP acht dit volstrekt onaanvaardbaar en is tegen deze krediet-verstrekking, mede gelet op het financiële toekomstperspectief van de gemeente Lelystad. W ethouder Bruinewoud: Mijnheer de voorzitter. Ik zal hier mijn best doen, wat collega Jonkman en ik in de commissie ook hebben geprobeerd en wat ons kennelijk ten aanzien van een aantal fracties is gelukt, om hier ook de fracties die nog niet zo ver zijn gekomen, te overtuigen van wat wij nu eigenlijk bedoelen en beogen - dit zeg ik in de richting van de SP - en waarom wij dit nu moeten doen. In de eerste plaats proef ik toch hier en daar wat misverstanden over wat wij met elkaar hebben besloten, hetzij op 8 april, hetzij op een datum een maand later in mei. Daar hebben wij besloten tot de massastudie, zoals die nu voorligt. Dat is naar mijn mening op te vatten als een soort van eerste fase in een proces wat uiteindelijk moet leiden tot een stedebouwkundige visie over de Agora en omgeving. Ik zeg met nadruk dat het ook de omgeving van de Agora betreft. Juist in die omgeving is een belangrijk argument te vinden waarom wij nu tot verdere detaillering moeten komen, omdat er initiatieven zijn in die omgeving, waarop beslist moet worden. Als er wordt besloten, dan moet dat gebeuren zonder het risico te lopen een ontwikkeling te frustreren zoals die er vroeg of laat toch zal moeten komen. Het betreft een beschouwing over hoe om te gaan met de Agora, zwembad, sporthal en omgeving en planvorming zodat de ontwikkeling op langere termijn niet wordt gefrustreerd. Dat kan niet aan de hand van de massastudie, zoals die nu voorligt. Deze geeft wel inzicht in de problematiek van de Agora en omgeving en inzicht in de gewenste functies van het gebied, met de financiële zaken die daarmee gemoeid zijn. De massastudie geeft echter te weinig inzicht om concreet te kunnen beslissen op andere initiatieven in die buurt. Bovendien geeft de massastudie te weinig inzicht in de faseringsmo gelijkheden om tot die andere Agora en omgeving te komen; hoe wij daarmee om zouden moeten gaan. Met name die fasering is in dit gebied uiterst belangrijk. Het zijn dat soort zaken waar nu een nader onderzoek voor verricht moet worden. De redenen om het nu te doen zijn te vinden in de zwembad-problematiek. Daar zullen wij toch inzicht in moeten krijgen, in de fasering en de tussentijdse mogelijkheden. Er loopt een initiatief afkomstig van het Urbi-complex. Er zijn gedachten bij het hotel om tot uitbreiding te komen. Wij hebben al divers e initiatieven gehad die tot de mogelijkheid van bebouwing willen komen rond de zogenaamde BAM-garage. Daarmee bedoel ik het betonnen complex, wat op dit moment als parkeervoorziening wordt gebruikt. Juist invullingen daar, die de Agora in engere zin op lange termijn niet frustreren, maken het noodzakelijk om nu tot het beoogde onderzoek te komen. Er is nog een andere reden, die te maken heeft met de omvang van de problematiek, maar dan in financiële zin, met alles wat met de Agora samenhangt. Renovatie van de Agora zou volgens het eerste onderzoek toch ongeveer ƒ 17.000.000,-- kosten. Nieuwbouw zou iets van ƒ 24.000.000,-- kosten. Willen wij op afzienbare tijd kansen hebben op nadere ontwikkelingen, voor het overgrote deel door de markt gefinancierd, dan zullen wij ook een beroep moeten doen op de mogelijkheden die er zijn in het kader van een aanvrage voor een Europese subsidie. Maar dan zullen wij wel moeten komen tot een verdere detaillering dan deze massastudie. Daar vindt u de argumenten waarom nu moet worden besloten tot dit nadere onderzoek en waarom niet gewacht kan worden op een uitkomst van de kerntakendis cussie. Die uitkomst zal naar mijn mening ook in hoofdzaak opleveren of de gemeente zelf een theatervoorziening exploiteert, of dat aan de markt overlaat. In zoverre is het minder relevant voor de uitkomsten van dit onderzoek. U heeft de argumenten gehoord en ik hoop dat deze tot herziening van de stellingnames zullen leiden. De heer Slump: Mijnheer de voorzitter. Ik wil er toch op reageren. De wethouder legt heel sterk de nadruk op de omgeving van de Agora en ik ben met hem van mening dat daar ook het één en ander aan zou moeten gebeuren. Het Agora-complex zelf speelt daar echter wel degelijk een rol bij. Ik wil in de kerntakendiscussie mijn handen vrij houden om te kunnen beslissen over de vraag of wij hier in Lelystad het culturele gebeuren in de Agora overeind willen houden, ja of nee. Als wij een hele rij van voorzieningen en kerntaken op een rij gaan zetten en wij
1994
N 1
beginnen onderaan te schrappen, dan weet ik nog niet hoe hoog de Agora staat. Vandaar mijn verzoek om de kerntakendiscussie af te wachten. Zeker als het om een wat langere termijn gaat, maakt een half jaar ook niet zoveel uit. W ethouder Bruinewoud: Mijnheer de voorzitter. Ik denk dat de ruimte die de heer Slump claimt, wel voortvloeit uit die studie. Die beslissing ligt nog open, er van uitgaande dat bij een stad van 80.000 inwoners toch een theatervoorziening hoort op de lange termijn. Wat volstrekt in het midden staat en waar andere fracties kanttekeningen bij gezet hebben, is wie dit betaalt. Juist om dat te betalen bedrag wat omlaag te krijgen, daar vindt u ook een reden in waarvan ik zeg dat wij nu niet langer moeten wachten. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten, met de aantekening dat de fracties van SP en GPV/RPF geacht worden tegen dit voorstel te hebben gestemd.
10.Vaststelling grondprijzen voor het jaar 1995 (stuk nr. 51501) Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
11.Bezuinigingsmaatregelen 1995 (stuk nr. 51532) De heer Bootsm a: Mijnheer de voorzitter. Naar aanleiding van de voorgelegde bezuinigingsvoorstellen 1995 maakt de fractie van de Partij van de Arbeid een paar opmerkingen. Wij zijn van mening dat het college er met dit voorstel in is geslaagd op creatieve wijze dekking te vinden voor het begrotingstekort in de begroting voor 1995, tem eer daar dit tot onze tevredenheid niet tot nog hogere lasten voor de burgers leidt. De PvdA-fractie gaat daarom akkoord met deze ombuigingsvoorstellen, echter met dien verstande dat wij nadrukkelijk wensen te verklaren dat deze voor ons uitsluitend als incidenteel voor 1995 gelden. Naar aanleiding van de uitkomsten van de kerntakendiscussie zullen ook door de PvdA-fractie structurele oplossingen voor de jaren daarna worden aangegeven. Ten slotte, het pre-advies is niet helemaal juist in de laatste alinea. De commissie voor financiën, grondzaken en sociale zaken is akkoord gegaan. In de commissie voor stadsbeheer, volkshuisvesting, personeel en organisatie is dit niet behandeld. De voorzitter: Dat wordt gecorrigeerd. M evrouw Greuter: Mijnheer de voorzitter. Ook wij zijn blij dat bij deze bezuinigingen de burgers worden ontzien. In de commissievergadering heb ik gevraagd of het mogelijk is het asfalteren van een autoweg uit te stellen, in plaats van dat van het fietspad Runderweg. Is daar al een antwoord op te geven? De heer Lodders: Mijnheer de voorzitter. Voor de tweede maal dit jaar praten wij in deze raad over bezuinigingsvoorstellen. De voorgestelde bezuinigingen dienen om de begroting van 1995 sluitend te maken en hebben een omvang van ƒ 7.600.000,--, hoewel er bij de behandeling van de begroting in oktober nog van werd uitgegaan dat het tekort niet meer zou bedragen dan ƒ 3.500.000,--. De bezuinigingsvoorstellen hebben dit maal, in tegenstelling tot eerdere bezuinigingsronden, een incidenteel karakter. Gezien de kerntakendis cussie is er op dit moment naar de mening van de VVD-fractie ook geen andere mogelijkheid dan in te stemmen met de incidentele bezuinigingen. Ik sluit me daarbij graag aan bij de woorden van de heer Bootsma. Wij zijn ons echter bewust van het feit dat voor de toekomst de benodigde structurele bezuinigingen fors hoger zullen moeten uitvallen dan het bedrag van ƒ 7.600.000,-- op dit moment. Vanavond is daar al het een en ander over uitgesproken. De VVD-fractie spreekt verder haar tevredenheid uit over het feit dat deze bezuinigingsronde nauwelijks bezwarend is voor de burgers van Lelystad en er bovendien geen aantasting plaats vindt van de bekende speerpunten van het beleid. Onze fractie heeft kennis genomen van het gematigde optimisme van de wethouder van financiën over de uitkomsten van haar gesprek met de staatssecretaris, mevr. Van der Vondervoort, en het
1994
N 1
door de staatssecretaris getoonde begrip voor de Lelystadse situatie. Met belangstelling zien wij een nadere reactie van de staatssecretaris tegemoet. Resumerend kan ik stellen dat de VVD-fractie haar waardering uitspreekt over de bij deze bezuinigingsronde gevolgde methodiek en derhalve akkoord gaat met het voorliggende voorstel. De heer Slump: M ijnheer de voorzitter. Wij gaan ook akkoord met deze incidentele bezuinigingsmaatregelen. Wij zijn er ons van bewust dat met name bij het niet doorberekenen van de loon- en prijscompensatie de kaasschaafmethode is gehanteerd, maar in dit geval is dat niet anders. Wij hebben uit de pers vernomen dat er weer een meevaller van ƒ 1.500.000,-- in de gemeente is bespeurd, omdat het bouwrijp maken van de Beukenhof en Scheren veel voordeliger zou zijn als begroot. Is dat een nieuwe manier om te gaan bezuinigen, royaal begroten en voordelig uitvoeren? Misschien kunnen wij dat in de toekomst structureel maken. De heer Stroobach: M ijnheer de voorzitter. In eerste instantie past ons een compliment over de wijze van bezuinigen. Ik wil me daarbij aansluiten bij wat de PvdA-fractie heeft gezegd. De bezuinigingen zijn vrij burgervriendelijk, hoewel het mij een beetje doet denken aan de stilte voor de storm. Incidenteel is de begroting voor 1995 nu op orde, structureel zullen er andere oplossingen nodig zijn. Er zit voor ons nog wel een pijnpunt in. Er is één punt waardoor ons spiritueel welzijn nogal negatief wordt beïnvloed, nl. de hondenbelasting. Incidenteel wordt voorgesteld om van de hondenbelasting in 1995 25 % van de opbrengst in de algemene middelen te stoppen. U weet hoe wij daar als fractie over denken. Wij vinden dat hondenbelasting een doelbelasting moet zijn en dat dus alle middelen die daardoor binnenkomen, ook weer gebruikt moeten worden om hondenoverlast te bestrijden en voorlichting te geven. Wij hebben als fractie toch besloten om in dit geval akkoord te gaan, ook gezien het incidentele karakter van de bezuinigingen om voor 1995 rond te komen met de begroting. Hoewel wij bij punt 23. van de agenda, waar het voorstel op de agenda staat, er niet anders over denken, zullen wij de hier gemaakte opmerking straks niet herhalen. Ten slotte wensen wij u een waakhond-functie toe. De begroting staat straks vast. Wij hebben als raad, gezien de management-rapportage, iets meer zicht gekregen op hoe de uitgaven al of niet conform de begroting verlopen. U als college zit toch echter het dichtst bij het vuur en daarom wensen wij u een extra wakend oog toe. W ethouder Jonkman: Mijnheer de voorzitter. Ik denk dat de "blijheid" op zich terecht is. Het is heel goed gelukt om de lasten voor de burgers mee te laten vallen, behalve dan de hondenbelasting want die gaat toch omhoog voor de burgers die een hond hebben. Vandaar dat wij ook geen waakhond aanschaffen. D at kost alleen maar geld. Ik vind de opmerking van de heer Slump over de meevallende aanbesteding nogal flauw. Als een aanbesteding meevalt, onder andere door marktomstandigheden, dan is het wat te gemakkelijk om te zeggen dat het makkelijk is om hoog te ramen, dan valt het achteraf altijd mee. Dit werkt niet echt motiverend om te proberen een zo laag mogelijke aanbesteding te realiseren. Deze meevaller gaat richting grondbedrijf. Dit moet nog even gezegd worden, voordat wij gaan potverteren. Ik vind dat de mensen die hebben geprobeerd om er in moeilijke omstandigheden zoveel mogelijk uit te slepen voor de gemeente, in deze niet erg gewaardeerd zijn en dat vind ik jammer. W ethouder Van Bochove: Mijnheer de voorzitter. Het voorliggende voorstel is gekozen uit het Werkprogramma 1995. Daar moest een bepaald bedrag worden gevonden. Wij hebben dat langs deze manier opgelost, omdat het halverwege stoppen met het asfalteren van een autoweg voor ƒ 150.000,-- uiteindelijk zoveel meer kost - als vervolgens een half jaar later de werkzaamheden weer opgepakt moeten worden - dat om puur pragmatische redenen deze oplossing is gekozen. De principiële keuze tussen het doen van een autoweg of een fietspad wordt gedaan bij het opzetten van een nieuw werkprogramma. Daarvoor heeft u toen de kans gehad. Wij zijn er als raad uitgekomen langs deze lijn te opereren. In de volgende ronde mag u uw nieuwe kansen weer benutten. De heer Slump: Mijnheer de voorzitter. Ik wil even reageren op de opmerking van de wethouder. Het is niet de bedoeling om iemand in het huis of ergens anders te kleineren, maar ik herinner mij dat het niet de eerste keer is dat iets dergelijks voorvalt. Ik kan mij herinneren dat bij de asfaltering van een deel van de Larserdreef ook een behoorlijke meevaller is geweest en ik meen nog een aantal andere keren. Vandaar dat ik deze opmerking toch nog even maak.
1994
N 1
De voorzitter: Mijn langjarige bestuurlijke ervaring zegt mij dat ik vaker geconfronteerd ben met het omgekeerde, dat een begroting niet gehaald werd maar werd overschreden. Deze compensatie wil ik u toch voorhouden in het totaal van de treurigheden van ons bestaan. De heer Van de Ven: M ijnheer de voorzitter. Ik dacht dat bij de bezwaren die ingediend zijn bij de eerste opzet van De Beukenhof/Scheren er op een gegeven moment door de omwonenden is gevraagd of er middenin niet wat kon worden veranderd. Toen is als argument gebruikt dat het duurder zou zijn. Nu heb ik in de krant gelezen dat het door de nieuwe opzet goedkoper is geworden. W ethouder Jonkman: Soms zit het mee, soms zit het tegen. Ik denk dat wij het daar op dit moment maar op moeten houden. Met algemene stemmen wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
12.Financieringsmiddelen 1995 (stuk nr. 51169) Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
13.Aangaan kasgeldleningen in het jaar 1995 (stuk nr. 51171) Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
14.Uitlenen kasmiddelen en vaste financieringsmiddelen in het jaar 1995 (stuk nr. 51170) Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
15.Vaststelling van de 100e wijziging van de begroting algemene dienst 1994 (stuk nr. 51213) Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
16.Vaststelling van de 102e wijziging van de begroting algemene dienst 1994 (stuk nr. 51534) Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
17.Vaststelling van de 116e wijziging van de begroting algemene dienst 1994 (stuk nr. 51531) Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
18.Ontbreken raming stortkosten GFT-afval in begroting 1995 (stuk nr. 51533) De heer Slump: Mijnheer de voorzitter. Ik ben akkoord met dit voorstel, maar ik heb nog een aanvullende vraag. Betekent dit dat de afvalstoffenheffing volgend jaar extra wordt verhoogd om dit manco te compenseren?
1994
N 1
W ethouder Jonkman: Dit betekent niet dat volgend jaar de afvalstoffenheffing extra omhoog gaat. De heer Slump: Ik begrijp het niet want een deel van deze financiering is toch tot stand gekomen door bedragen te verschuiven van het ene naar het andere jaar? Het zal toch wel ergens vandaan moeten komen. W ethouder Jonkman: Het termijn schuift op. Dit betekent niet dat er per saldo meer geld nodig is. W ethouder Van Bochove: Het antwoord van wethouder Jonkman is in die zin correct dat er volgend jaar niet een extra verhoging zal plaatsvinden. Wij hebben het voor dit jaar gecompenseerd en volgend jaar zal het bedrag normaal moeten worden meegenomen. Dit betekent dus geen extra verhoging. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
19.Vaststelling van de nota omslagwerken 1994, alsmede vaststelling van de omslagkosten voor 1995 en volgende jaren (stuk nr. 51530) Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
20.Marktgeldtarieven voor het jaar 1995 (stuk nr. 51455) Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
21.Leges Europese identiteitskaart (stuk nr. 51419) Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
22.Belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten (stuk nr. 51418) De heer Lodders: Mijnheer de voorzitter. Voor ons ligt een voorstel om te komen tot invoering van belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten, dit om de belastingongelijkheid die er momenteel bestaat tussen eigenaren en gebruikers van roerende en onroerende zaken op te heffen. Tijdens de behandeling van dit voorstel in de commissie heeft de VVD-fractie gevraagd het begrip "duurzaam aan een plaats gebonden", zoals dat in artikel 2 van de concept-verordening wordt genoemd, nader te omschrijven. Onze fractie is namelijk van mening dat dit begrip zonder nadere omschrijving voor velerlei uitleg vatbaar zal blijken en bovendien lijkt ons hier ook duidelijkheid naar de burgers en de belastingbetalers toe gerechtvaardigd. De wethouder heeft toegezegd te overwegen of één en ander zinvol is en graag hoor ik hierover van u een nader standpunt. W ethouder Jonkman: M ijnheer de voorzitter. Wij hebben nagegaan of het mogelijk en wenselijk is om dat begrip te wijzigen. Wenselijk zou het misschien wel kunnen zijn, alleen is het niet mogelijk. Het is een begrip wat op dit moment in de wet staat. Wij moeten deze omschrijving hanteren. Of het in de praktijk straks hanteerbaar blijkt, zullen wij dan zien en dan zal de rechter daar op een gegeven moment een uitspraak over moeten doen. Op dit moment hebben wij niet de vrijheid om er anders mee om te gaan. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
23.Tariefsverhoging van de hondenbelasting per 1 januari 1995 (stuk nr. 51499)
1994
N 1
De heer Verlaan: M ijnheer de voorzitter. Volgens de gemeentewet is de hondenbelasting een algemene belasting met als heffingsgrondslag "hond". Om deze belasting als algemene heffing op te leggen, is ontzettend onrendabel. De kosten van heffing en invordering bedragen al 45 % van de opbrengsten. Door de raad is er in het verleden voor gekozen om deze belasting na afschaffing opnieuw in te voeren met als belangrijkste argument de bestrijding van de hondenoverlast. In de opbrengst van deze belasting moest vanuit het verleden een stukje algemene dekking worden meegenomen. Nu wordt de belasting verhoogd zonder dat er een directe relatie is gelegd met de bestrijding van hondenoverlast. De belasting wordt nu weer verhoogd met als argument algemeen dekkingsmiddel. Ik wil toch eigenlijk de vraag aan de raad voorleggen waar wij nu precies mee bezig zijn. Eerst wordt het afgeschaft omdat het een onrendabele algemene heffing is, vervolgens wordt gezegd dat het een functie vervult als doelheffing voor bestrijding van hondenoverlast. Zo mensen daar door geld van af worden geschrokken, zou daarmee eventueel het aantal honden worden tegengegaan. Nu wordt het weer verhoogd als algemeen dekkingsmiddel. In het kader van de bezuinigingen denk ik dat wij bijna geen andere kant op kunnen om ook hier een kleine bijdrage te laten leveren door deze belasting. Het is echter niet conform het beleid ten aanzien van de hondenbelasting, zoals bij de hernieuwde instelling is geformuleerd. Verhoging van de hondenbelasting zou gerelateerd moeten zijn aan bestrijding van de hondenoverlast, dan wel andere zaken honden betreffende. Daarop doorredenerende zou het wat ons betreft wel verdedigbaar zijn om eens na te denken voor een volgend jaar of de nabije toekomst, of uit de hondenbelasting ook niet training van honden zou kunnen worden gefinancierd. In sommige gemeenten is het mogelijk dat door de kinologen-clubs in gemeenten cursussen worden gegeven, waarbij de kinologen-club vervolgens de cursus verrekent m et de gemeente uit de opbrengst van de hondenbelas ting. Zulks blijkt bij te dragen aan een verbeterde relatie hond-mens en aan vermindering van de hondenoverlast. Vaker hebben wij naar voren gebracht om de hondenbelasting een meer directe relatie te geven met een beperking van het aantal honden en de hondenbelasting progressief te maken, progressief in de zin van na de tweede hond beduidend meer betalen. Onze opmerkingen bij de hondenbelasting hoeven niet te leiden tot een ander voorstel nu, het is meer ter overdenking in de nabije toekomst. De heer H errebrugh: Mijnheer de voorzitter. Over de hond heb ik het niet, want de hondenbelasting is een dekkingsmiddel van algemene aard. De raad heeft in het verleden in meerderheid beslist dat het invoeren en het heffen van hondenbelasting een taak van deze gemeente is. De komende maanden zal de vraag aan de orde komen of het ook een kerntaak van de gemeente is. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
24.Verhuur van de voormalige arcade Stadhuis aan de Stichting Openbare Bibliotheek Lelystad (stuk nr. 51500) Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
25.Aanschaf automatiseringsmiddelen dienst maatschappelijke zaken (stuk nr. 51527) Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
26.Wijziging diverse rechtspositieregelingen (stuk nr. 51710) Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
1994
N 1
27.2e wijziging van de "Bouwverordening 1992" (stuk nr. 51526) Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgem eester en wethouders besloten.
28.Terreinafwerking Penitentiaire Inrichting Lelystad (stuk nr. 51528) Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
29.Vaststelling "Verordening subsidiëring van woonconsumentenorganisaties 1995" (stuk nr. 51529) Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
30.Wijziging van de "Verordening leerlingenvervoer gemeente Lelystad" (stuk nr. 51349) Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
31.Reorganisatie Instituut Verslavingszorg Zwolle-Flevoland (stuk nr. 51168)
M evrouw Greuter: Mijnheer de voorzitter. Met deze bezuinigingen op de verslavingszorg vervallen een aantal essentiële voorzieningen voor de verslaafden. Zo zal in onze wijde omgeving voor drugverslaafden geen polikliniek meer te vinden zijn. En die hebben zij hard nodig voor nazorg, als zij opgenomen zijn geweest. Dit zal er toe leiden dat deze mensen weer terugvallen in hun oude patroon van het gebruiken. Zo zullen verslaafden die eindelijk de moed verzameld hebben om hulp te zoeken, op een wachtlijst geplaatst worden, of worden doorverwezen naar wel tien andere loketten, want het RIAGG heeft ook al aangegeven dat zij de stroom hulpzoekenden niet aankan. Zo zal er geen zorg op maat komen, want de verslaafde die bij thuiszorg aan de beurt is, zal hoogstwaarschijnlijk bij het RIAGG nog op de wachtlijst staan. En zo zullen alcohol-verslaafden volkomen tussen wal en schip raken, omdat zij de laagste prioriteit hebben gekregen en het CAD niet meer bestaat. Dit betreft overigens een veel grotere groep mensen dan de groep drugsverslaafden. De verslavingszorg gaat terug naar af. De groep mensen met problemen wordt groter. Problemen stapelen zich op en de overlast zal toenemen. En wat gaan wij doen? En hoe zijn onze contacten eigenlijk met mevrouw E. Terpstra? Zij trekt ƒ 2.500.000,-- extra uit voor drugsbeleid in de grote steden. Ik zou graag willen weten of onze wethouder mogelijkheden ziet om daar een graantje van mee te pikken. De heer Slump: M ijnheer de voorzitter. Als ik dit voorstel zo lees, dan vraag ik mij af waar met name de rijksoverheid mee bezig is. Aan de ene kant zien wij een gedogen van softdrugsgebruik in koffieshops en het stimuleren van allerlei gokspelletjes. De laatste voorstellen van minister Wijers wijzen in die richting. Aan de andere kant worden de gelden voor de bestrijding van verslaving gekort. Ik heb hier werkelijk geen enkel begrip voor. Dat de gemeente hier weer de dupe van wordt, omdat zij ook in haar mogelijkheden wordt beperkt, vind ik heel triest. Ik wil vragen of de gemeente een signaal in de richting van de rijksoverheid wil geven, dat dit zulke tegenstrijdige beleidslijnen zijn, waar geen enkel begrip meer voor op te brengen is. M evrouw Van Sprang: Mijnheer de voorzitter. De D66-fractie gaat akkoord met de gekozen oplossing om de bezuinigingen voor het Instituut Verslavingszorg naar rato over de vier betrokken gemeenten te verdelen. Los van het in dat kader door Lelystad op te brengen bedrag van ƒ 75.000,-- komt Lelystad er verder niet slecht van af, gegeven het feit dat vanwege de ligging en bereikbaarheid van Lelystad gekozen is voor het handhaven van de volledige bezetting in Lelystad.
1994
N 1
Dit neemt niet weg en dit is door de andere fracties ook al opgemerkt, dat het niet aangaat dat er nu vanwege deze van overheidswege en vanwege decentralisatie opgelegde bezuiniging - de zoveelste - een groep hulpvragers tussen de wal en het schip terechtkomt. Heen en w eer gestuurd tussen instituten voor verslavingszorg, RIAGGs en dergelijke. Het gaat in dit geval onder meer met aan alcohol gerelateerde problemen. Ook onze fractie acht dit een onaanvaardbare situatie en dringt er op aan dat de gemeenten niet ophouden om hun protest aangaande dit maatschappelijke probleem aan Den Haag kenbaar te maken. Het is ons overigens bekend, dat er reeds een bezwaar-procedure is aangekaart tegen de additionele bezuiniging van ƒ 90.000,-- en dat deze nog loopt. W ethouder Blom M ijnheer de voorzitter. Ik kan weinig anders doen dan mij aansluiten bij hetgeen er is gezegd. Er is terecht geconstateerd dat datgene wat voorligt een gevolg is van gevoerd rijksbeleid. Er is bezuinigd in het kader van de decentralisatie. Er is bezuinigd in het kader van het einde van de tijdelijke financieringswet voor de verslavingszorg. Waar wij gezegd hebben: "Als de rijksoverheid bezuinigt, dan sluizen wij die bezuinigingen door en zijn de effecten daar merkbaar waar zij kennelijk ook voor bedoeld zijn", worden wij inderdaad geconfronteerd met een ombuiging in de verslavingszorg. Het resultaat is wel een maatschappelijk georiënteerde verslavingszorg - en ik denk dat wij daar tevreden mee kunnen zijn. Wij kunnen zeker tevreden zijn met wat er voor Lelystad overeind is gebleven. Maar wij zullen blijvend moeten protesteren in Den Haag en via de centrum-gemeente Zwolle gebeurt het ook. Het resultaat daarvan is nog niet bekend. Persoonlijke contacten met mevrouw Terpstra heb ik niet. Die kan ik niet in de strijd gooien. Ik denk dat het echter van groter belang is dat de 23 centrum-gemeenten in Nederland gezamenlijk ageren tegen deze bezuinigingen en dat er van daaruit misschien nog veranderingen te verwachten zijn. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
32.Huurovereenkomst motor- en autocrosscircuit Talingweg (stuk nr. 51524) De heer Slump: Mijnheer de voorzitter. Ik ben akkoord met dit voorstel. Ik heb geconstateerd dat het pre-advies is aangepast aan de verordening en ook aan de nieuwste milieu-wetgeving. Ik ben het college daar erkentelijk voor. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
33.Wiizigingen begrotingen 1994 en 1995 (stuk nr. 51730) Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. De voorzitter sluit de vergadering om 22.00 uur.
Vastgesteld op 12 januari 1995 De secretaris, De raad van gemeente Lelystad,
Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Aanhangsel notulen openbare vergadering gemeenteraad
Verslag van het gesprek met personen op de publieke tribune na afloop van de openbare vergadering van de gemeenteraad, gehouden op 8 december 1994 in het Stadhuis van Lelystad.
De heer Levering, bestuurslid van de Huurdersvereniging WBL'93: Vanavond is al enkele malen het getal van 80.000 inwoners gevallen. Als wij zo doorgaan met alle bezuinigingen en het opleggen van m eer lasten aan de huidige bewoners, dan verwacht ik dat het aantal inwoners eerder terug zal lopen dan dat het omhoog zal gaan. Die signalen komen van onze huurders, dus de bewoners van Lelystad. Ook andere mensen zoeken naar mogelijkheden om weer naar het oude land terug te keren. Want daar zijn de woningen goedkoper en daar zijn de voorzieningen blijkbaar beter dan hier in Lelystad. Ik heb helaas moeten constateren dat er verschillende lasten omhoog gaan, die hier helemaal niet genoemd zijn. Reinigingsrechten, onroerende zaak belasting, provinciale verhogingen, gas, elektra, water, huur. De huur is door het Rijk al voor 5 jaar vastgelegd. De onroerende zaak belasting is al voor 2 jaar vastgelegd. Waar moeten wij heen als er steeds weer begrotingen gemaakt worden en zaken voor ons uit worden geschoven? De burger moet betalen! Ik heb het voor mijzelf uitgerekend. Voor volgend jaar kost het mij, alle verhogingen bij elkaar, minimaal ƒ 75,-- per maand meer. Ik kan het nog wel lijden, maar er zijn mensen die van een kleine uitkering moeten leven. Zij kunnen er niet meer onderuit. De huurverhoging wordt maar voor een klein deel gecompenseerd. Het stapelt zich wel iedere keer op en dat grote deel wordt voor die mensen steeds groter. Daar moet door de raad goed naar worden geluisterd. Voor de partij van GroenLinks heb ik een voorstel. Die mijnheer zou in plaats van een hondencursus een cursus vergaderen moeten volgen. W ethouder Van Bochove: Mijnheer de voorzitter. De door de heer Levering gemaakte opmerkingen zijn in de laatste commissievergadering heel uitvoerig aan de orde geweest. Wij hebben daar over de problematiek die hij naar voren brengt, indringend gesproken. Wij hebben daar met elkaar vastgesteld dat het voor een belangrijk deel buiten het directe vermogen van raadsleden ligt om in die stijgingen het een en ander te veranderen. U heeft in uw voorbeeld een aantal zaken genoemd als huur, gas, licht, en dergelijke, waar wij hetzij via beïnvloeding van landelijke politiek, hetzij via andere contacten met de bedrijven wellicht wat aan kunnen doen. Maar ook daar is vastgesteld dat de mogelijkheden marginaal zijn. Van de woonlasten die u noemt en de stijging daarvan, is met name de stijging van de huren de grootste boosdoener. Daarvan hebben wij in de commissie vastgesteld dat wij hoogstens nog eens kunnen proberen om indringend in Den Haag een ander soort huursubsidie-systeem te bepleiten voor groeikernen, waaronder Lelystad, omdat overige oplossingen daarin feitelijk niet zijn te vinden. De voorzitter: Ik wil er als toevoeging op wijzen dat de problemen, die u hier naar voren brengt, het college voortdurend bezig houden, omdat het natuurlijk waar is dat de taak die wij ons moeten stellen om de gemeente te doen groeien, door dit soort lasten, die in vergelijking met andere gemeenten vaak hoog zijn, niet wordt bevorderd. U mag er op rekenen dat het college voortdurend met de rijksoverheid in contact is en voortdurend voorstellen doet op allerlei punten, op alle punten die u noemt, om enig soelaas voor ons te bereiken. Nog heel onlangs waren de wethouder van financiën en ik bij de nieuwe staatssecretaris van binnenlandse zaken, mevrouw Van der Vondervoort, om bijvoorbeeld te praten over de wijze waarop de onroerende zaak belasting in Lelystad moet worden vastgesteld. Die gesprekken zijn niet gemakkelijk. De positie van het Rijk is, gezien de taakstelling van het Rijk, heel moeilijk. Maar wij zullen blijven proberen begrip voor Lelystad te kweken op deze punten. Kort samengevat: Wij onderkennen het probleem, wij werken er aan, maar het valt ons niet gemakkelijk gezien de standpunten die in Den Haag worden ingenomen. De heer Verlaan: Ik wil graag de onderbouwing vernemen van het standpunt van de heer Levering. De heer Levering: Ik wil het wel even toelichten. U wilde uit de hondenbelasting een cursus voor honden subsidiëren. M isschien is het beter om een cursus voor hondenbazen te subsidiëren. De heer Verlaan: Dat is dezelfde cursus. Wij hebben het over hetzelfde.
De heer Levering: Op de cursus voor de hond wordt de hond geleerd wat hij moet doen. M aar de bazen moeten leren wat zij moeten doen. U moet eens een keer met mij door De Schoener lopen. Dan zal ik u wat laten zien. Maar dan moet u niet uw goede schoenen aantrekken. De heer Verlaan: Wij bedoelen echt hetzelfde. De voorzitter: Hond en baas dienen in samenhang te worden opgevoed. Ik zou de nadruk vooral bij de bazen leggen, maar dat is mijn levenservaring. Aangezien geen der overige aanwezigen het woord wenst te voeren, sluit de voorzitter de vergadering om 22.08 uur.