MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP DEPARTEMENT ONDERWIJS Inspectie Secundair Onderwijs
Inspectieverslag over de schooldoorlichting van Israëlitische Middenschool en Atheneum Jesode Hatora Beth Jacob Antwerpen Inrichtende macht
Jesode Hatora Beth Jacob v.z.w. L. Van Ruusbroecstraat 12-34 2018 Antwerpen
Instelling
Israëlitisch Atheneum en Middenschool Jesode HatoraBeth Jacob Adres
Telefoon Fax E-mail Website Instellingsnummer Werkstation Datum doorlichting
Atheneum: Steenbokstraat 14-16 2018 Antwerpen Middenschool: L. Van Ruusbroecstraat 12-34 2018 Antwerpen 03/239 25 35 03/230 87 14
[email protected] http:// Atheneum: 29041 Middenschool: 29231 22 15 tot 19 oktober 2001
Samenstelling inspectieteam De heer H. Christiaen De heer H. Miguet Mevrouw E. Van Ceulen
Deskundige, behorend tot de administratie Andere deskundigen die niet tot de inspectie behoren
De heer I. Pieters, verificateur
Coördinatie en verslaggeving
De heer Hugo Miguet
Intern nummer van de school Datum van bespreking met de directie
20 november 2001
Nihil
Israëlitische Middenschool en Atheneum Jesode Hatora B J Antwerpen oktober 2001
blz. 1
INHOUDSOPGAVE 1
Over welke school gaat het? .........................................................................................................3
1.1
Identificatie ....................................................................................................................................3
1.2
Leerlingenaantallen en onderwijsaanbod .......................................................................................3
1.3
Vorige doorlichting ........................................................................................................................4
1.4
Huidige doorlichting ......................................................................................................................4
2
Hoe goed is het beleid? .................................................................................................................5
2.1 2.1.1 2.1.2 2.1.3 2.1.4
Hoe goed is het concreet beleid op het niveau van de school? ......................................................5 Personeelsbeleid .............................................................................................................................5 Onderwijskundig beleid .................................................................................................................6 Logistiek beleid ............................................................................................................................10 Veiligheid en welzijn ...................................................................................................................11
2.2 2.2.1 2.2.2 2.2.3 2.2.4 2.2.5
Hoe goed wordt het schoolbeleid geconcretiseerd op het niveau van de klas? ............................14 Curriculum ...................................................................................................................................14 Leerlingenbegeleiding ..................................................................................................................14 Leerlingenevaluatie ......................................................................................................................15 Infrastructuur en leermiddelen .....................................................................................................15 Kwaliteitszorgsysteem .................................................................................................................15
3
Hoe goed werkt de school? .........................................................................................................16
3.1 3.1.1 3.1.2 3.1.3 3.1.4
Resultaten .....................................................................................................................................16 Attestering ....................................................................................................................................16 Leerlingenpopulatie .....................................................................................................................17 Schoolloopbaan binnen het SO ....................................................................................................18 Doorstroming naar HO.................................................................................................................18
3.2
Realisatie van de vakoverschrijdende eindtermen .......................................................................20
3.3 a b c
Rendement van vakken (decretale basisvorming en specifiek gedeelte) .....................................21 Aardrijkskunde .............................................................................................................................21 Economie .....................................................................................................................................23 Nederlands en Engels ...................................................................................................................26
3.4
Welbevinden ................................................................................................................................30
4
Waarin is de school goed? ..........................................................................................................31
5
Waarin scoort de school minder goed? ......................................................................................32
6
Waaraan moet de school dringend werken? ..............................................................................33
7
Advies aan de overheid met betrekking tot de Israelitische Middenschool Jesode Hatora Beth Jacob te Antwerpen .....................................................................................................................34
8
Advies aan de overheid met betrekking tot het Israelitisch Atheneum Jesode Hatora Beth Jacob te Antwerpen .....................................................................................................................35
9
Bijlage ..........................................................................................................................................36
Israëlitische Middenschool en Atheneum Jesode Hatora B J Antwerpen oktober 2001
blz. 2
1
OVER WELKE SCHOOL GAAT HET?
1.1
Identificatie
Dit verslag handelt over de Israëlitische Middenschool en het Israëlitisch Atheneum Jesode Hatora Beth Jacob te Antwerpen. 1 Deze school , gericht op de Joods-orthodoxe bevolking van de Antwerpse Joodse gemeenschap, bestaat ruim een eeuw. De schoolvisie zegt dat men de Joodse jongeren een brede algemene vorming wil aanbieden met respect voor de joods-orthodoxe traditie, cultuur en godsdienst. Voor de ouders is de keuze voor deze school een evident feit, vermits ze nagenoeg uitsluitend wordt bepaald door hun religieuze overtuiging. Op dit ogenblik richt ze alleen nog maar ASO in, met vooral de nadruk op talen. De school heeft gedurende een aantal jaren een B-stroom in de Middenschool en een BSO-studierichting in het Atheneum aangeboden, maar kon dit – gezien de grote investering in lesuren, versus de lage belangstelling – niet in stand houden. De sociale druk om Algemeen Secundair Onderwijs te volgen lijkt binnen deze Joodse gemeenschap immers erg hoog te zijn. De school biedt onderwijs aan zowel jongens als meisjes, zij het in gescheiden klassen. Op het ogenblik van de doorlichting telt de Middenschool 169 leerlingen, waarvan ongeveer 65 % meisjes (6 meisjes- en 4 jongensklassen). In het Atheneum volgen 229 leerlingen de lessen, waarvan ruim 85 % meisjes. In de derde graad tellen de studierichtingen Economie-moderne talen en Moderne talenwiskunde nagenoeg alleen meisjes, terwijl de studierichting Yeshiva alleen maar voor jongens open staat. Ruim 90 % van de leerlingen spreekt thuis geen Nederlands. 1.2
Leerlingenaantallen en onderwijsaanbod
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de leerlingenaantallen en van het onderwijsaanbod. De studierichting Economie-moderne talen in het atheneum wordt uitsluitend bevolkt door meisjes, terwijl Yeshiva alleen maar jongens telt. Israëlitische Middenschool en Atheneum Jesode Hatora Beth Jacob Gr I I
Lj. 1A/Optie 1 1A 2 Moderne wetenschappen
1ste graad SG
Lln. Gr. 88 81
Subtotaal
Lj.
1B/Beroepenveld
169 Subtotaal Studiegebied ASO
Gr. Lj. Studierichting II 1 Economie-moderne talen II 1 Moderne talen-wiskunde II 1 Yeshiva II 2 Economie-moderne talen II 2 Moderne talen wiskunde II 2 Yeshiva III 1 Economie-moderne talen III 1 Moderne talen wiskunde III 1 Yeshiva III 2 Economie-moderne talen III 2 Moderne talen wiskunde III 2 Yeshiva Subtotaal
1
398 ll. 169 lln. SG Lln.
0 229 lln. SG Lln. 55 26 2 41 7 4 42 7 3 30 8 4 229
Wanneer in dit verslag “de school” gebruikt wordt, heeft dit betrekking op de Middenschool en het Atheneum
Israëlitische Middenschool en Atheneum Jesode Hatora B J Antwerpen oktober 2001
blz. 3
1.3
Vorige doorlichting
De vorige doorlichting vond plaats van 18 tot 22 september 1995. De volgende vakken en studierichtingen werden toen doorgelicht: • aardrijkskunde; •
dactylografie;
•
geschiedenis;
•
informatica en toegepaste informatica;
•
Kantoortechnieken en stages;
•
Nederlands;
•
Frans;
•
technologische opvoeding;
•
wetenschappen.
Het advies was positief.
1.4
Huidige doorlichting
Bij de huidige doorlichting werd uitgegaan van volgende vakken van de decretale basisvorming en van het specifiek gedeelte: • aardrijkskunde; •
economie;
•
Engels;
•
Nederlands.
Israëlitische Middenschool en Atheneum Jesode Hatora B J Antwerpen oktober 2001
blz. 4
2
HOE GOED IS HET BELEID?
2.1
Hoe goed is het concreet beleid op het niveau van de school?
De visie van de school en het daaraan gekoppelde pedagogisch project worden hoofdzakelijk ontwikkeld door de Inrichtende Macht die het samen met de directie tracht te concretiseren. De Inrichtende Macht is sterk betrokken bij het schoolgebeuren. Wat de profane aangelegenheden betreft is de directeur van het Atheneum verantwoordelijk; de religieuze aangelegenheden en een aantal specifieke samenlevingsaspecten worden gecoördineerd door de directeur van de Middenschool voor de jongens en een ander Joods personeelslid voor de meisjes. Vooral voor deze laatste aspecten oefent de Inrichtende Macht een bewakingsfunctie uit. Binnen de school vormt het – veeleer informeel – middenkader een belangrijke schakel bij de coördinatie, de realisatie en de opvolging van het pedagogisch beleid van de school. Deze personeelsleden nemen (deels met BPT-uren) een coördinerende plaats in tussen enerzijds de directie en de leraren en anderzijds de leraren en de leerlingen.
2.1.1 Personeelsbeleid 9
Het personeelsmanagement functioneert overwegend goed. Op het vlak van kwaliteitszorg heeft de school binnen dit domein gegevens verzameld en geanalyseerd. Deze acties leidden tot een bijsturing van een aantal punten.
De wijze waarop personeelsleden worden gerekruteerd en ingezet is voor alle betrokkenen duidelijk. De criteria voor aanwerving, die vrij specifiek en “streng” zijn, gekoppeld aan de eigen dagindeling en de eigen vakantieregeling van de school, leiden geregeld tot een moeilijke invulling van vacatures; dit heeft soms repercussies op de leerplanrealisatie. Tot hiertoe heeft de school weinig vooruit gedacht op het vlak van personeelsaanwerving. Nieuwe leraren worden in de school opgevangen en wegwijs gemaakt: naast een administratieve ondersteuning door het secretariaatspersoneel ontvangt iedereen een “vademecum” met praktische inlichtingen en zorgt een mentor voor de noodzakelijke begeleiding. De schoolwerking wordt gedragen door een kern van enthousiaste leraren. Momenteel worden de functiebeschrijvingen (overeenkomstig hoofdstuk V bis van het Statuut Personeel Gesubsidieerd Onderwijs) nog niet gebruikt; evenmin gebeurt een evaluatie van de personeelsleden. De functiebeschrijving van de personeelsleden met coördinerende en ondersteunende taken is soms onduidelijk en de continuïteit van deze opdrachten is niet gegarandeerd. Als gevolg daarvan komen de taken niet voor iedereen transparant over. Het secretariaat werkt goed en volgens een duidelijke taakverdeling. In de school bestond geen traditie van participatie en inspraak van het personeel. Ondanks het behoorlijk functioneren van de participatieraad en het heropleven van het LOC lijkt er ook nu geen sterke roep naar formele participatieorganen te bestaan. Enerzijds speelde de kleinschaligheid hierbij een rol (er was altijd vrij veel informeel overleg), anderzijds werd het klimaat van inspraak in het verleden zelden ontwikkeld of gestimuleerd. Uit de vaststellingen blijkt dat er sinds vorig schooljaar echter een ommekeer merkbaar is: de sfeer van openheid, luisterbereidheid en participatie groeide en zowel directie als Inrichtende Macht doen vaker een beroep op de medeverantwoordelijkheid van het personeel, waardoor de betrokkenheid groeide.
Israëlitische Middenschool en Atheneum Jesode Hatora B J Antwerpen oktober 2001
blz. 5
De school beschikt over een nascholingsplan. Het aanbod van vakgebonden nascholing wordt geïnventariseerd en aan de vakleraren voorgelegd. Voor de algemeen pedagogische nascholing stelt de directie – op basis van de resultaten van een bevraging van het personeel - bepaalde prioriteiten voorop, maar een gestructureerd en actief stimulerend beleid ontbreekt voorlopig. Voor een aantal domeinen doet de school een beroep op externen om schoolintern aan een verdere professionalisering te werken. Het aandeel van de vakgebonden nascholing ligt in de school even hoog als het Vlaams 2 gemiddelde , maar dit niveau wordt gehaald door een intensieve deelname aan nascholing van een beperkt aantal leraren. Voor de algemeen pedagogische nascholing scoort men beduidend lager. Hoewel de vakvergaderingen gestructureerd voorkomen, zijn de resultaten echter amper zichtbaar op klasniveau; de verschillen tussen de implementatie van de leerplannen bij de jongens en de meisjes zijn zeer groot. Men komt onvoldoende tot afspraken en men maakt te weinig gebruik van mekaars expertise om het eigen pedagogisch handelen bij te sturen. Sinds vorig schooljaar worden ook structureel de Joodse en de profane leraren een tweetal keer per schooljaar samengebracht om mekaars plaats binnen de school beter te leren kennen en om een aantal schoolorganisatorische en pedagogische afspraken te maken. Deze communicatie leidt niet alleen tot een groter wederzijds begrip en respect, maar ook tot duidelijker, gemeenschappelijk gedragen en meer objectief meetbare beslissingen op het einde van het schooljaar. Uit de vaststellingen blijkt dat de directie sinds vorig schooljaar, deels als antwoord op de resultaten van de bevraging n.a.v. een zelfevaluatieproject, een aantal maatregelen genomen heeft om het welbevinden van het personeel te verhogen. Ten gevolge hiervan is de communicatie verbeterd, neemt een groter aantal van de personeelsleden deel aan de genomen initiatieven en groeide de collegialiteit binnen de personeelsgroep. Voorbeelden van goede praktijk •
Een aanzet tot een gestructureerd contact tussen de Joodse en de profane leraren sinds vorig schooljaar.
Werkpunten •
Een meer anticiperend personeelsbeleid voeren.
•
Maatregelen treffen om de samenhang tussen het personeel bij de meisjes en de jongens te verhogen.
•
Een meer actief nascholingsbeleid op gang brengen, in samenwerking met de vakgroepen.
•
Komen tot een duidelijke taakomschrijving van het middenkader.
2.1.2 Onderwijskundig beleid Schoolcurriculum 9
In haar onderwijskundig beleid besteedt de school voldoende aandacht aan de realisatie van de decretale basisvorming/de specifieke vorming/de vakoverschrijdende vorming. Op het vlak van
2
Met ‘Vlaams gemiddelde’ wordt in dit verslag telkens verwezen naar “Onderwijsspiegel, Verslag over de toestand van het onderwijs schooljaar 1999-2000, deel B”. De vermelde cijfers gelden enkel als referentie en niet als na te streven norm.
Israëlitische Middenschool en Atheneum Jesode Hatora B J Antwerpen oktober 2001
blz. 6
kwaliteitszorg heeft de school binnen dit domein beperkt acties ondernomen. Deze acties leidden tot een bijsturing van een aantal punten. De school volgt de goedgekeurde leerplannen van het Gemeenschapsonderwijs. De leerplannen en zeker de leerboeken worden grondig gescreend om te detecteren of alle vermelde items/teksten/afbeeldingen stroken met de religieuze overtuiging. “Gevoelige” onderwerpen worden soms van een profaan vak verschoven naar de lessen godsdienst. De school voelt het ontbreken van een pedagogische begeleidingsdienst voor de leraren als een ernstig tekort aan. Werken aan de brede en harmonische vorming van de leerlingen gebeurt bijna uitsluitend binnen de school, waar een aantal projecten uitgewerkt worden. Extra-murosactiviteiten worden omwille van religieuze redenen (b.v. museumbezoek, film) en soms om veiligheidsredenen geweerd of tot een minimum beperkt. Niettemin krijgen een aantal (vooral leerplangebonden) initiatieven kansen in de school: milieuweek, waterweek, EHBO-dag, dag van de verkeersveiligheid, bezoeken aan het PIME, Isotopolis, Flanders Fields, museum van Schone Kunsten, … Daarnaast organiseren de joodse leraren eveneens uitstappen naar Polen, Praag, Dossinkazerne, Breendonk, Anne Frank-huis, … Bij deze laatste initiatieven sluiten een aantal profane vakken eveneens aan. De jongens van de studierichting Yeshiva nemen niet deel aan de genoemde activiteiten. Jaarlijks wordt een sportdag georganiseerd voor alle leerlingen. Anderzijds worden door de censuur vanuit de godsdienst een aantal beperkingen opgelegd: de mediatheek en de leerlingenbibliotheek zijn onvoldoende uitgerust om te voldoen aan de hedendaagse vereisten inzake opzoekwerk en internet is voor de leerlingen niet toegankelijk, waardoor een actuele informatiedrager afgesloten wordt. Het komt de Inrichtende Macht toe om samen met de directie en de leraren over dit probleem na te denken en te zoeken naar een aanvaardbare oplossing die niet indruist tegen de door de godsdienst opgelegde beperkingen, maar die tegelijkertijd tegemoet komt aan de verwachtingen van de leerplannen. Uit de vaststellingen blijkt dat de mondelinge taalbeheersing van de leerlingen zwak tot zeer zwak is; de leerlingen gebruiken in hun contacten met de leraren algemene vakken en soms met elkaar een taal die moeilijk als acceptabel Nederlands kan beschouwd worden. Dit resultaat moet bekeken worden vanuit twee facetten van het leerlingenpubliek. Enerzijds gaat het om gemotiveerde en doorgaans voldoende begaafde ASO-leerlingen; anderzijds gaat het om leerlingen voor wie Nederlands niet de moedertaal is, maar slechts de schooltaal, of beter: de taal waarin zij onderwijs algemene vakken krijgen. De gebrekkige mondelinge taalbeheersing werd reeds als een probleem centraal gesteld in het vorige doorlichtingverslag (1995). De pogingen die ondernomen werden om verandering te brengen in de toestand liepen spaak, bij gebrek aan ondersteuning vanuit de school, bij gebrek aan volgehouden inzet, en waarschijnlijk ook bij gebrek aan de deskundigheid die noodzakelijk is voor het oplossen van een dergelijk ingewikkeld probleem. Recent startte de vakgroep Nederlands met het “Taalproject”. De aanpak daarvan is in dit beginstadium doordacht en kan leiden tot resultaat: de beginsituatie werd in kaart gebracht; de doelen werden geselecteerd; een strategie voor verandering en verbetering werd voorgesteld. Resultaat zal echter maar bereikt worden indien rekening gehouden wordt met volgende vereisten: - de gehele school moet betrokken zijn bij het taalbeleid: er wordt best een werkgroep gevormd die representatief is voor de gehele schoolgemeenschap (directie, ouders, leerlingen, alle leraren, IM); - het taalbeleid moet de actieve steun hebben van directie en IM; - de betrokken werkgroepleden professionaliseren zich op dit terrein en de deskundigheid wordt efficiënt doorgegeven; - het taalbeleid wordt geregeld geëvalueerd en bijgestuurd.
Israëlitische Middenschool en Atheneum Jesode Hatora B J Antwerpen oktober 2001
blz. 7
Sommige BPT-uren worden gebruikt als lesuren (o.a. voor vrije leerlingen, die door het afbouwen van 3 het BSO in een ASO-klas zitten). Dit strookt niet met het doel van BPT-uren, die “geen lesuren zijn” .
Voorbeelden van goede praktijk •
De inspanningen voor de vakoverschrijdende vorming (b.v. het Europroject, het initiatief om de kunstwerken in de school in klasverband te bekijken).
•
Efficiënte aanzet tot een taalbeleid.
Werkpunten •
Nadenken over een aanvaardbare mogelijkheid om de leerlingen, binnen de context van de specificiteit van de school en het opvoedingsproject, met een aantal aspecten van de brede en harmonische vorming in contact te brengen.
•
Zoeken naar mogelijkheden om een beroep te doen op externe pedagogische ondersteuning.
•
Transparantie brengen in de besteding van de BPT-uren.
Leerlingenbegeleiding 9
De leerlingenbegeleiding van de school functioneert goed. Op het vlak van kwaliteitszorg heeft de school binnen dit domein gegevens verzameld en geanalyseerd. Deze acties leidden tot een evaluatie en tot een bijsturing van een aantal punten.
De integratie van alle leerlingen in een geest van opvoeden tot verdraagzaamheid en behulpzaamheid past in het schooleigen opvoedingsproject. Over het algemeen garandeert de opstelling van het personeel het respect voor de leerling. Vanuit het specifiek religieus opvoedingsproject is er een onderscheid tussen meisjes en jongens: enerzijds is er het gescheiden lesgeven, anderzijds zijn er eveneens de verschillen in de lessentabellen van de jongens en de meisjes. Maar ook de verwachtingen t.o.v. meisjes en jongens zijn verschillend. De school besteedt aandacht aan het onthaal en de opvang van de leerlingen in het eerste leerjaar van de eerste graad (onthaaldag). De leerlingenbegeleiding in de school functioneert goed; er is een reële zorgbreedte. De zorg voor de leerlingen kadert in het opvoedingsproject en vertrekt van de overtuiging dat men de persoonlijke ontplooiing van iedere leerling dient na te streven. Inzake studiebegeleiding schenkt men in de eerste graad heel veel aandacht aan leren leren: er worden niet alleen een aantal algemene lessen besteed aan studiemethode en –planning, maar de leerlingen krijgen eveneens vakgebonden tips m.b.t. studeren en evaluatie. Bij studieproblemen worden inhaallessen gepland voor nagenoeg alle vakken; de inhaallessen worden administratief heel nauwkeurig opgevolgd. De klasleraar noteert de diagnose en de ondernomen acties in het leerlingendossier, dat administratief op een zorgvuldige wijze wordt bijgehouden. Door de relatief hoge frequentie van klassenraden slaagt men erin de gemaakte afspraken vrij nauwkeurig op te volgen. Bij ernstige problemen wordt een beroep gedaan op het CLB en brengt men de ouders schriftelijk op de hoogte. Binnen het lerarenkorps is er voldoende bereidheid aanwezig tot het geven van bijwerklessen, naast de ingeroosterde inhaallessen (meestal met BPT-uren gehonoreerd). Uit de 3
SO 55, 31-7-1998 Aanwending van het pakket “uren-leraar”
Israëlitische Middenschool en Atheneum Jesode Hatora B J Antwerpen oktober 2001
blz. 8
vaststellingen blijkt dat bepaalde leerlingen deze inhaallessen bewust niet volgen; hierbij dient ingegrepen te worden. De schoolagenda’s – een belangrijk planningsinstrument voor de leerlingen – worden zowel in de Middenschool als in het Atheneum zeer onvolledig en vaak slordig ingevuld; de leerlingen en de ouders worden zo onvoldoende geïnformeerd over de behandelde leerstof. De controle (de leraar parafeert op geregelde tijdstippen de agenda) heeft nagenoeg geen effect op het aanvullen of het meer nauwkeurig bijhouden van de agenda’s. Voor de vrije leerlingen – meestal leerlingen die in een ASO-klas zitten, maar niet over het overeenkomstige attest beschikken – organiseert de school in samenspraak met de ouders een aantal aparte lessen en/of bijkomende opdrachten. De psychosociale begeleiding ligt grotendeels in de handen van de joodse leraren; zij kennen heel vaak de sociale achtergrond van de leerlingen. Doorgaans wordt de directeur op de hoogte gehouden van de aanwezige problemen, hoewel de doorstroming binnen deze materie niet altijd optimaal gebeurt. Loopbaanbegeleiding krijgt binnen deze school – gezien de specifieke situatie van weinig keuzemogelijkheden voor de leerlingen tijdens het secundair onderwijs en de beperkte doorstroming naar hoger onderwijs – vrijwel geen aandacht. In het tweede leerjaar van de eerste graad informeren de leraren wiskunde en economie de leerlingen over de studierichtingen in de tweede graad. Er is geen leerlingenraad actief in de school. De school beweert dat de vraag naar en de nood aan deze vorm van participatie niet leeft bij de leerlingen. Ook de leerlingen zelf zeggen in deze relatief kleine school op een informele wijze met vragen en bedenkingen bij de directie terecht te kunnen. Uit de bevraging naar aanleiding van het zelfevaluatieproject IZES blijkt dat de leraren op dit ogenblik wel een duidelijke wens naar het oprichten van een leerlingenraad uitspreken. Ten gevolge een evaluatie van en met het oog op een bijsturing van de leerlingenbegeleiding werkte de school een gedetailleerd leerlingendossier uit en wordt de realisatie van de inhaallessen intensief opgevolgd. Op die wijze werkt men aan een kwaliteitsbewaking en –verhoging.
Voorbeelden van goede praktijk •
De goed uitgebouwde leerlingenbegeleiding en de administratieve opvolging ervan in de leerlingendossiers.
•
De betrokkenheid en de aandacht voor dit domein bij het merendeel van de personeelsleden.
Werkpunten •
Aandacht voor het regelmatig en zorgzaam invullen van de schoolagenda’s van de leerlingen.
•
De oprichting van een leerlingenraad in overweging nemen.
Leerlingenevaluatie 9
De leerlingenevaluatie is overwegend goed. Op het vlak van kwaliteitszorg heeft de school binnen dit domein acties ondernomen. Deze acties leidden tot een evaluatie en een bijsturing van een aantal punten.
Israëlitische Middenschool en Atheneum Jesode Hatora B J Antwerpen oktober 2001
blz. 9
Uit de vaststellingen blijkt dat in het verleden heel geregeld een spanning ontstond tussen de evaluatieen deliberatiecriteria gehanteerd door de leraren van de profane vakken en van de religieuze vakken. Sinds het opstarten van een meer gestructureerd overleg tussen deze twee personeelsgroepen vanaf vorig schooljaar komt men tot een meer gemeenschappelijke benadering van de evaluatie. Bovendien stuurde de school (op de pedagogische studiedag van oktober 2000) het evaluatiesysteem in die mate bij dat er meer objectieve en transparante criteria gehanteerd worden voor de dagelijkse prestaties en voor het gewicht van de attitudes van de leerlingen. Voor de deliberatie werd een procedure vastgelegd, met duidelijker afspraken en meer objectiveerbare en voor iedereen transparante criteria. Omdat de begeleiding in de loop van het schooljaar intensiever wordt opgevolgd, zijn op de deliberatie bijkomende nieuwe elementen minder doorslaggevend. De Ben C-attesten worden gemotiveerd en het blijkt dat een mislukking van een leerling zelden onverwacht komt, maar nagenoeg altijd in de loop van het schooljaar het voorwerp van begeleidingsinspanningen uitmaakte. In al die gevallen werden de ouders ook reeds vooraf op de hoogte gebracht van de probleemsituatie. Het rapport vermeldt naast de cijfers voor de vakken zeer veel begeleidende commentaar per vak. De formulering is vaak algemeen, maar bevat geregeld een zeer goede diagnose van het probleem; de remediërende commentaar komt minder voor en is niet steeds concreet geformuleerd. De rubriek “commentaar van de klassenraad”, bedoeld als een synthese, wordt veeleer zelden ingevuld. Algemeen kan men stellen dat de commentaar op de rapporten aanmoedigend en opbouwend is. Op de rapporten van de jongens is de commentaar doorgaans minder uitgebreid. Inzake kwaliteitsbewaking werkte de school naar aanleiding van een zeker ongenoegen bij het personeel over de resultaten bij de deliberaties vorig jaar meer objectiveerbare afspraken uit m.b.t. evaluatie en deliberatie. De autonomie van de delibererende klassenraad wordt zo sterker gerespecteerd en gegarandeerd. Gelijktijdig opteerde men – in het licht van een betere begeleiding van de leerlingen - voor een meer uitgebreide commentaar op de rapporten. Voorbeelden van goede praktijk •
De meer objectieve en transparante deliberatieafspraken.
•
De uitgebreide commentaar op de rapporten.
2.1.3 Logistiek beleid Financieel beleid 9
Het financieel beleid is veeleer onduidelijk. M.b.t. dit beleid heeft de school op het vlak van kwaliteitszorg nog geen acties ondernomen.
De Inrichtende Macht voert het financieel beleid. Dit beleid is voor de secundaire school zelf niet zo duidelijk omdat het een overkoepelend beleid betreft voor de basis- en de secundaire school en het Centrum voor Volwassenenonderwijs die op dezelfde vestigingsplaats voorkomen. De laatste jaren werd, volgens de directie, een aanzienlijk deel van de financiële middelen geïnvesteerd in het basisonderwijs.
Israëlitische Middenschool en Atheneum Jesode Hatora B J Antwerpen oktober 2001
blz. 10
Materieel beleid 9
Het materieel beleid is overwegend goed. M.b.t. dit beleid heeft de school op het vlak van kwaliteitszorg een beperkt aantal acties ondernomen.
Het huidige gebouwencomplex is het resultaat van een aantal bouw- en verbouwingsfasen. Een groot deel van de meisjesafdeling werd nog vrij recent gerenoveerd; de klassen van de jongens zijn ondergebracht in een oudere vleugel van het gebouw. Het onderhoud van de lokalen en de gangen voldoet. De aankleding van een aantal gangen met kunstwerken oogt zeer aantrekkelijk; de leslokalen daarentegen nodigen niet uit tot een aangenaam leer- en leefklimaat. De meeste personeelsleden zijn op dit ogenblik tevreden over de aanwezige leermiddelen en over de procedure voor aankoop van nieuwe. Uit de vaststellingen blijkt dat directie en Inrichtende Macht in het verleden een aantal investeringen afremden; de inhaalbeweging is bezig. Algemeen gezien is de school vrij goed uitgerust en zijn de minimaal noodzakelijke leermiddelen voor de meeste vakken aanwezig. Voor het taalonderwijs is de ondersteuning echter ondermaats: er zijn geen vaklokalen en de gebruikte klaslokalen, de leerlingenbibliotheek en de mediatheek ondersteunen het taalonderwijs onvoldoende. Daarnaast blijft de toegankelijkheid van bepaalde leermiddelen voor de leerlingen beperkt of onmogelijk (b.v. internet). De PC/KD-gelden zijn de laatste jaren nagenoeg volledig geïnvesteerd in de uitrusting van het informaticalokaal dat momenteel echter te weinig gebruikt wordt voor het vakkenonderwijs. De school dient erop toe te zien dat deze uitrusting maximaal toegankelijk is voor de integratie van ICT in het vakkenonderwijs, wat de basisdoelstelling van de PC/KD-ondersteuning is. De jongens van het tweede leerjaar van de tweede graad en de derde graad volgen de lessen in een ander gebouw in de Oostenstraat op ongeveer 100 meter van de hoofdvestiging. Dit gebouw voldoet niet aan de voorwaarden om hedendaags onderwijs te verstrekken: de bewoonbaarheid en het onderhoud van de lokalen voldoen niet en bovendien is de uitrusting zeer beperkt.
Voorbeelden van goede praktijk •
Goed onderhoud van de gebouwen in de Lange Van Ruusbroecstraat.
•
De smaakvolle aankleding van bepaalde gangen met kunstwerken.
Werkpunten •
De ICT-ondersteuning in het vakkenonderwijs aanmoedigen.
•
Maatregelen nemen om het leer- en leefklimaat in de vestigingsplaats Oostenstraat voor de jongens grondig te verbeteren. Het komt de Inrichtende Macht toe te overwegen om ook die groep leerlingen – rekening houdend met de religieuze voorschriften – onder te brengen in de gebouwen van de Lange Van Ruusbroecstraat.
2.1.4 Veiligheid en welzijn 9
Het beleid m.b.t. veiligheid en welzijn was veeleer zwak. M.b.t. dit beleid heeft de school op het vlak van kwaliteitszorg een aantal acties ondernomen. De acties leidden tot een evaluatie en een bijsturing.
Israëlitische Middenschool en Atheneum Jesode Hatora B J Antwerpen oktober 2001
blz. 11
Organisatie van het welzijnsbeleid De schoolleiding toont een grote bekommernis en bezorgdheid m.b.t. veiligheid. Het beleid is echter nog onvoldoende gebaseerd op een echt dynamisch risicobeheersingsysteem: men beschikt niet over een beleidsverklaring en zowel lange als korte termijn actieplannen ontbreken. Er is een intern preventieadviseur in de school, die evenwel nog de nodige vorming dient te volgen; een comité P.B.W. is nog niet operationeel. Recent zijn evenwel een aantal maatregelen genomen. De school heeft een overeenkomst met IDEWE, die de wettelijk voorziene controles uitvoert. Veiligheidsinstructies worden door de hiërarchische lijn doorgegeven; personeel en leerlingen leven deze grotendeels na.
Arbeids- en leermiddelen De preventieadviseur is tevens de econoom van de school, zodat hij als verantwoordelijke voor de aankopen, betrokken is in het aankoopbeleid. Procedures in dit verband en m.b.t. de indienststelling van arbeids- en leermiddelen bestaan niet. Er zijn geschreven veiligheidsinstructies op een aantal plaatsen in de school aanwezig.
Leer- en werkomgeving Gezien de nog recente renovatiewerken leidt de infrastructuur nagenoeg nergens tot risico’s valgevaar en de bewoonbaarheid in de hoofdvestigingsplaats voldoet. Onder punt 2.1.3 werd reeds opgemerkt dat de bewoonbaarheid van het gebouw in de Oostenstraat, met het oog op het verstrekken van hedendaags onderwijs, niet voldoet. Het laatste brandveiligheidsverslag dateert van december 1985; intussen zijn grote verbouwingswerken uitgevoerd (in gebruik genomen in 1999). De school vroeg een nieuwe externe controle aan. Het evacuatiescenario is degelijk uitgewerkt en de evacuatieoefeningen worden meermaals per schooljaar georganiseerd en geëvalueerd. Het laatste uitgebreid keuringsverslag van de laagspanning dateert van 1995; in 1998 werd nog een (summier) attest afgeleverd, waarin geen expliciete inbreuken vermeld staan. De school vroeg een nieuwe controle aan (uitgevoerd op 12 oktober 2001), waarvan het verslag nog niet beschikbaar is. De school wordt verzocht het rapport van de controle van de hoogspanningsinstallatie voor te leggen.
Hygiëne en gezondheid Het aantal sanitaire installaties en het onderhoud ervan voldoen aan de normen. De infrastructuur voldoet aan de regelgeving inzake voedingsmiddelenhygiëne. In de school zijn er twee personeelsleden aanwezig met een opleiding om eerste hulp (met inbegrip van CPR) toe te dienen. Het EHBO-lokaal dient beter ingericht te worden om te voldoen aan de verwachtingen die hieraan gesteld worden. Voorbeelden van goede praktijk •
Het evacuatiescenario en de evacuatieoefeningen die op een degelijke manier worden georganiseerd en op hun haalbaarheid worden geëvalueerd.
Werkpunten •
Verder werk maken van een beleidsverklaring en van de diverse actieplannen inzake veiligheid en welzijn.
•
De uitbouw en het operationeel maken van het Comité en de Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk.
Israëlitische Middenschool en Atheneum Jesode Hatora B J Antwerpen oktober 2001
blz. 12
•
Door een extern deskundige (dienst) een brandveiligheidsverslag laten opmaken, waaruit blijkt dat de gebouwen beantwoorden aan de wettelijke vereisten.
•
Het rapport van de recente controle van de laagspanningsinstallatie opvolgen en het rapport van de controle van de hoogspanningsinstallatie beschikbaar stellen.
Israëlitische Middenschool en Atheneum Jesode Hatora B J Antwerpen oktober 2001
blz. 13
2.2
Hoe goed wordt het schoolbeleid geconcretiseerd op het niveau van de klas?
2.2.1 Curriculum Wat het curriculum betreft worden de leermiddelen over het algemeen overeenkomstig het leerplan ingezet. De inhoudelijke structuur en inhoudsrelevantie van de eigen cursussen en de complementaire nota’s zijn goed te noemen. Naast de klassieke didactische hulpmiddelen is het gebruik van moderne hulpmiddelen nog niet algemeen ingeburgerd. ICT in het vakkenonderwijs is nog beperkt; nochtans zijn er mogelijkheden om in ofwel het informaticalokaal ofwel de dactylografieklas gebruik te maken van de computer. Het leerproces verloopt in vele gevallen traditioneel en frontaal. Men geeft geregeld opdrachten voor zelfstandig werk, maar het opdrachtgestuurde zelfontdekkend leren behoort nog niet tot het onderwijsconcept. Zoals de vakverslagen (zie punt 3.3 “Rendement van vakken”) aangeven, zijn er m.b.t. de basisvorming en de specifieke vorming zowel positieve als negatieve en nuancerende vaststellingen. Een belangrijk deel van de vakoverschrijdende en de brede vorming situeert zich in hoofdzaak op schoolniveau. Uit de vaststellingen blijkt dat het creatief denken bij de leerlingen te weinig gestimuleerd wordt, ondanks de diverse initiatieven die genomen worden. De jongens krijgen een minder uitgebreid aanbod van extramurale activiteiten aangeboden, maar in deze kleinere groepen wordt in de lessen meer aandacht besteed aan de ontplooiing van de persoonlijkheid van deze jongeren. Ze krijgen meer kansen om zich te ontplooien tot kritisch denkende jongeren en worden beter voorbereid op levenslang leren dan de meisjes. De effecten van de vakgroepwerking blijven, vooral op het niveau van de gezamenlijke visie op het vak (en dit zowel verticaal als horizontaal tussen mannen en vrouwen), veelal uit.
2.2.2 Leerlingenbegeleiding De realisatie van de leerlingenbegeleiding op klasniveau concretiseert zich in de sterke leerlinggerichtheid, de alertheid voor het signaleren van problemen en de pedagogische bekommernis bij het lesgeven. Er heerst over het algemeen een leerlingvriendelijk klimaat. Het aanbrengen van een positieve en gedisciplineerde studiehouding bij de leerlingen en de ondersteuning die zij thuis krijgen bij het studeren bevorderen in grote mate positief de studieresultaten. De leerlingen krijgen in de meeste vakken nauwkeurige informatie over de te kennen leerstof. Afspraken over het klassikaal verbeteren van toetsen zijn er niet; de leerlingen krijgen wel steeds de kans om uitleg te vragen bij de gemaakte fouten. De vaststellingen inzake binnenklasdifferentiatie (niveau en tempo), het projectonderwijs en de toepassing van actieve werkvormen tonen aan dat het adaptief onderwijs nog niet echt in de steigers zit. Het nauwkeurig en met zorg invullen van de agenda’s werd vorig jaar niet goed bewaakt. In het licht van het taalbeleid wordt vastgesteld dat op de rapporten zeer geregeld opmerkingen worden gemaakt m.b.t. taalvaardigheid, spreekvaardigheid, leesvaardigheid, spelling, … Taalfouten worden in de schoolagenda’s van de leerlingen niet systematisch aangestreept of gecorrigeerd; ook in de toetsen worden op dit vlak grote verschillen vastgesteld.
Israëlitische Middenschool en Atheneum Jesode Hatora B J Antwerpen oktober 2001
blz. 14
2.2.3 Leerlingenevaluatie De taxonomische onderbouw van de leerlingenevaluatie is in sterke mate vak- en leraarafhankelijk. Algemeen is de evaluatie sterk gericht op kennisreproductie. Gemiddeld worden hoge cijfers behaald op toetsen en proefwerken, met weinig tekorten. Het aanwenden in opeenvolgende schooljaren van identieke proefwerken komt in sommige vakken nog voor. De rapporten zijn voorzien van een uitgebreide commentaar per vak; de cijfers voor gedrag werden afgeschaft en vervangen door een begeleidende commentaar op het rapport.
2.2.4 Infrastructuur en leermiddelen Dank zij een inhaalbeweging tijdens de laatste jaren zijn op dit ogenblik een behoorlijk aantal leermiddelen in de school aanwezig; voor bepaalde vakken is echter nog een hele weg af te leggen. Het efficiënt gebruik en de toegankelijkheid van sommige middelen laten echter nog te wensen over, terwijl bepaalde media (video, internet) door een aantal restricties vanuit de religieuze richtlijnen ofwel beperkt of ontoegankelijk zijn. De vestigingsplaats in de Oostenstraat is onvoldoende uitgerust; zelfs de leerlingen betreuren het gebrek aan leermiddelen voor b.v. de lessen wetenschappen. De meeste klaslokalen zijn weinig ingericht en aangekleed om een aangenaam en stimulerend leef- en leerklimaat in de hand te werken.
2.2.5 Kwaliteitszorgsysteem Het kwaliteitszorgsysteem is nog niet op een systematische wijze doorgedrongen op klasniveau. Er wordt weinig aan procesevaluatie gedaan met het oog op het bijsturen van het leer- en onderwijsproces. In het kader van een meer efficiënte leerlingenbegeleiding werden niet alleen het evaluatiesysteem en de rapporten aangepast, maar wordt de medewerking van het CLB sterker geïntegreerd in de school.
Israëlitische Middenschool en Atheneum Jesode Hatora B J Antwerpen oktober 2001
blz. 15
3
HOE GOED WERKT DE SCHOOL?
9
Rekening houdend met de eigenheid van de school is het algemeen rendement goed. Dit blijkt uit: de gemiddelde resultaten (m.b.t. de attestering, zittenblijvers en de schoolverlaters), uit de mate waarin gemiddeld de eindtermen, de leerplandoelstellingen en de vakoverschrijdende eindtermen worden gerealiseerd, en uit het algemeen welbevinden.
3.1
Resultaten
3.1.1 Attestering
4
In de eerste graad worden relatief meer A-attesten gegeven dan gemiddeld in Vlaanderen. Gezien de specifieke schoolsituatie krijgen in het eerste leerjaar geen leerlingen een B-attest: er is maar één optie in het tweede leerjaar en de leerlingen blijven omwille van de principiële schoolkeuze in deze school. De leerlingen die in het eerste leerjaar een C-attest krijgen, zitten over in dezelfde school. Op het einde van het tweede leerjaar worden wel B-attesten uitgereikt, met een clausulering voor Moderne talenwiskunde of voor ASO behalve Yeshiva; tot voor enkele jaren kwamen er tevens oriënteringsadviezen naar BSO voor. A-attesten School
Gem.
B-attesten School
C-attesten
Gem.
School
Uitgesteld
Gem.
School
Gem.
1ste gr-A
I
1
90,9%
87,9%
0,0%
8,5%
9,1%
3,5%
1,5%
2,2%
1ste gr-A
I
2
89,8%
83,7%
8,3%
14,1%
1,9%
2,2%
2,1%
3,3%
Ook in de tweede en de derde graad kent de school veel A- en weinig C-attesten toe. Het aandeel van de A-attesten neemt bovendien toe, terwijl B en C steeds minder voorkomen. De school schrijft dit toe aan de beperkte keuzemogelijkheden voor de leerlingen: zij die in de school blijven, zetten zich hiervoor maximaal in. A-attesten School
Gem.
B-attesten School
C-attesten
Gem.
School
Uitgesteld
Gem.
School
Gem.
ASO
II
1
93,8%
88,1%
4,3%
8,3%
1,9%
3,6%
4,0%
7,1%
ASO
II
2
94,9%
81,6%
3,4%
13,2%
1,7%
5,2%
4,4%
9,4%
ASO
III 1
97,6%
90,9%
2,4%
9,0%
4,8%
14,5%
ASO
III 2
99,4%
97,0%
0,6%
3,0%
1,2%
9,7%
Er komen relatief weinig uitgestelde beslissingen voor. Alleen in de tweede graad en in het eerste leerjaar van de derde graad worden nog enkele bijkomende proeven gegeven, maar de school blijft met de aantallen ver beneden het Vlaams gemiddelde.
4
Met ‘Vlaams gemiddelde’ wordt in dit verslag telkens verwezen naar “Onderwijsspiegel, Verslag over de toestand van het onderwijs schooljaar 1999-2000, deel B”. De vermelde cijfers gelden enkel als referentie en niet als na te streven norm.
Israëlitische Middenschool en Atheneum Jesode Hatora B J Antwerpen oktober 2001
blz. 16
3.1.2 Leerlingenpopulatie Over de laatste 6 schooljaren blijft het leerlingenaantal in de Middenschool nagenoeg op hetzelfde peil. De vastgestelde schommelingen schrijft de school toe aan de nataliteitratio in het relatief beperkte rekruteringsgebied.
In het Atheneum treedt een lichte afname op. Opvallend is de grote uitstroom van leerlingen in de tweede en de derde graad, vooral bij de jongens. Hierop wordt verder ingegaan onder punt 3.1.3. Het afbouwen van het BSO in het Atheneum en het BVL in de Middenschool resulteert in een tiental meisjes die als vrije leerling de lessen volgen. De ouders verkiezen deze oplossing boven een andere schoolkeuze.
Israëlitische Middenschool en Atheneum Jesode Hatora B J Antwerpen oktober 2001
blz. 17
3.1.3 Schoolloopbaan binnen het SO Afwezigheden Het aantal afwezigheden ligt in de drie graden onder het Vlaams gemiddelde. De school wordt nagenoeg niet geconfronteerd met een spijbelproblematiek: er doen zich geen problematische afwezigheden voor.
Zittenblijvers De school telt een heel beperkt aantal zittenblijvers. In de Middenschool doen slechts enkele leerlingen het jaar over; in het Atheneum is het fenomeen nagenoeg onbestaand. Vrijwel alle leerlingen die mislukken verlaten de school; een aantal leerlingen dat niet slaagt, wil toch in de school blijven en als vrije leerling de lessen volgen.
Instroom De vaststellingen tonen aan dat de instroom vrijwel volledig beperkt blijft tot het eerste leerjaar in de Middenschool (vanuit de eigen basisschool) en het eerste leerjaar van de tweede graad in het Atheneum (vanuit de eigen Middenschool). Neveninstroom komt – mede omwille van de specifieke keuzemotivatie van de ouders – nagenoeg niet voor.
Uitstroom De cijfers van de 6 laatste schooljaren tonen aan dat 14 % van de leerlingen de school verlaat op het einde van het eerste leerjaar van de eerste graad; nog eens 12 % stroomt op het einde van het tweede leerjaar niet door van de Middenschool naar het Atheneum. Deze uitstroom neemt nog toe in de bovenbouw, waar na het eerste leerjaar van de tweede graad ruim 20 % en na het eerste leerjaar van de derde graad nog eens bijna 30 % van de leerlingen vertrekt. De school schrijft dit verschijnsel toe aan de overstap van heel wat jongens naar een niet gesubsidieerde Yeshiva-school, waar zij een sterker geaccentueerde religieuze opleiding volgen. Volgens de directie verlaten de meisjes – soms reeds op relatief jonge leeftijd - de school om zich in het Verenigd Koninkrijk verder te bekwamen in de Joodse gebruiken en tradities en zich daar meer intensief op hun taak in de samenleving voor te bereiden.
Retentiviteit In de Middenschool behaalt 82 % van de leerlingen die in 1 A start op tijd het getuigschrift van de eerste graad; dit is meer dan het Vlaams gemiddelde. Dit kan in relatie gebracht worden met het ontbreken van alternatieve keuzemogelijkheden voor deze leerlingen. Van de leerlingen die in het eerste leerjaar van de tweede graad ASO in het Atheneum starten behaalt net geen 50 % een diploma in deze school. Dit cijfer ligt ver beneden het Vlaams gemiddelde van bijna 70 % en is het gevolg van de grote uitstroom van leerlingen (zoals hoger reeds beschreven werd).
3.1.4 Doorstroming naar HO
Israëlitische Middenschool en Atheneum Jesode Hatora B J Antwerpen oktober 2001
blz. 18
De school beschikt niet over gegevens m.b.t. het vervolgonderwijs. Uit de vaststelling blijkt dat veeleer weinig oud-leerlingen na het secundair onderwijs onmiddellijk een vorm van hoger onderwijs aanvatten. De participanten van de school zeggen dat de meisjes nagenoeg allemaal hun studies onmiddellijk stopzetten om hun plaats in de Joodse samenleving in te nemen; een aantal onder hen vatten later nog een opleiding aan. Op dit ogenblik begint een klein aantal jongens onmiddellijk te werken, een ander deel vervolgt hogere religieuze studies (meestal in het buitenland) en vatten nadien een opleiding in het hoger onderwijs aan.
Israëlitische Middenschool en Atheneum Jesode Hatora B J Antwerpen oktober 2001
blz. 19
3.2
Realisatie van de vakoverschrijdende eindtermen
Inzake de realisatie van de vakoverschrijdende eindtermen (VOET) wordt vastgesteld dat de opgezette structuren in de Middenschool een groot aantal participanten met een breed draagvlak bereiken. De visieontwikkeling, de planning en de uitvoering hebben betrekking op nagenoeg alle vakoverschrijdende eindtermen en ze bereiken alle leerlingen. De evaluatie en de bijsturing hebben 5 nog geen betrekking op alle aspecten van de werking en zijn nog niet systematisch ingebouwd . De school bereikt met het nastreven van de vakoverschrijdende eindtermen alle leerlingen van de eerste graad. Voor de vijf domeinen werd via een bevraging bij de vakleraren voor iedere eindterm nagegaan in welke vakken hij op klasniveau aan bod komt. Uit deze inventaris blijken vervolgens de hiaten, die door projecten worden opgevuld: milieuweek (waarbij alle vakken betrokken worden), EHBO-dag, dag van verkeersveiligheid en fietsencontrole, onthaaldag eerste jaarsleerlingen, sorteren en voorkomen van afval. Het project leren leren krijgt in alle klassen van de eerste graad een lesuur in de lessenroosters; bovendien maakten alle vakleraren een document op waarin de aanpak van het vak, de wijze van studeren en de organisatie en de verwachtingen m.b.t. de evaluatie vermeld worden. De coördinator stelde een overzicht op van de werking rond de VOET, met vermelding van de verantwoordelijken. Deze inventaris bestrijkt de 5 domeinen en is gericht naar de leerlingen van de ganse eerste graad en naar alle vakken. Dit is een goed basisdocument. De concrete implementatie in het vakkenonderwijs komt voor, maar een gestructureerde en bewuste toepassing door iedereen op klasniveau blijft nog wat achterwege.
Voorbeelden van goede praktijk •
De grondige inventaris en de planning van de werking.
•
Het degelijk uitgewerkte project leren leren.
Werkpunten •
5
Verder werken aan de implementatie en de integratie van de vakoverschrijdende werking in het vakkenonderwijs, en dit door alle leraren.
Zie Servicedocument Vakoverschrijdende Eindtermen en Ontwikkelingsdoelen, Inspectie S.O., 2000
Israëlitische Middenschool en Atheneum Jesode Hatora B J Antwerpen oktober 2001
blz. 20
3.3
Rendement van vakken (decretale basisvorming en specifiek gedeelte)
a
Aardrijkskunde
9
De eindtermen en de leerplandoelstellingen worden in voldoende mate gerealiseerd in de eerste en de tweede graad.
9
In de derde graad worden de leerplandoelstellingen op onvoldoende wijze gerealiseerd.
Leerplangerichtheid De onvolledig ingevulde schoolagenda’s van de leerlingen laten niet toe na te gaan in hoeverre de leerplannen gerealiseerd worden. De planningsdocumenten van de leraren verwijzen naar de te behandelen onderwerpen. In de Middenschool kan het document gezien worden als een echt planningsdocument, met vermelding van toetsen en buitenklasactiviteiten; men noteert ook de nummers van de vakgebonden en de vakoverschrijdende eindtermen. In de eerste graad slaagt men erin de grote leerplanonderdelen aan bod te laten komen. De leerlingendocumenten van het vorige schooljaar vertonen vrij grote verschillen tussen de jongens- en de meisjesklassen. Bij de meisjes wordt vrij goed leerplangericht gewerkt, met aandacht voor een aantal vaardigheden (atlasgebruik, analyse van informatiebronnen als foto’s, kaarten, tabellen, grafieken, …); in de jongensklassen is de benadering veel meer theoretisch en verbaal en zijn de oefeningen minder concreet. Men organiseert – in combinatie met biologie – een terreinoefening. In het tweede leerjaar van de eerste graad krijgen in de jongensklassen de grote landschappen (einde leerplan) een veel groter gewicht toegemeten dan in de meisjesklassen. De aandacht voor de vakoverschrijdende eindtermen is veeleer occasioneel tijdens de lessen; er wordt vanuit het vak wel meegewerkt aan een paar projecten in dit kader. In de tweede graad merkt men eveneens leraargebonden verschillen. De implementatie van de nieuwe voorlopige leerplannen is niet steeds optimaal: niet alle onderdelen krijgen hier een plaats in de lessen. Vooral in de jongensklas van het tweede leerjaar werd het leerplan op een erg vrije manier geïnterpreteerd binnen het beschikbaar aantal lestijden. De leraren halen de te grote leerplandruk aan als hoofdreden. Gezien het voorlopige karakter van dit leerplan zal deze situatie op dit ogenblik geen invloed hebben op het eindadvies. Men dient echter tijdens het huidige schooljaar op een doordachte en verantwoorde wijze een keuze te maken en de planning op geregelde tijdstippen bij te sturen om tot een maximale realisatie te komen. In de derde graad worden enkele substantiële onderdelen van het leerplan niet behandeld: zo kwamen vorig schooljaar bij de meisjes “de economisch actieve mens”, “weer en klimaat”, “menselijk leefmilieu en ruimtelijke ordening” en “regionale differentiatie” niet of nauwelijks aan bod. In de jongensklassen ontbreken grotendeels “de economisch actieve mens” en “menselijk leefmilieu en ruimtelijke ordening”. In de planningsdocumenten voorziet men wel dat de genoemde leerplanonderdelen dit schooljaar behandeld worden, maar tot op dit ogenblik zijn hiervoor nog geen noemenswaardige maatregelen genomen. Extra-murosactiviteiten, specifiek voor het vak aardrijkskunde, worden niet georganiseerd. Naast de kennis- en vaardigheidsaspecten heeft men in bepaalde klassen aandacht voor de brede en harmonische vorming van de leerling. De leerlingen worden in de klas tot activiteit aangezet door het gebruik van de informatie in het leerboek of de atlas. In bepaalde klassen wordt op geregelde tijdstippen een beroep gedaan op de ontwikkeling van de zelfactiviteit van de leerling via een individuele opdracht of groepsopdracht tijdens de les (of thuis). Een kennismaking met nieuwe media, zoals het gebruik van de computer, krijgt nog geen plaats in de lessen.
Israëlitische Middenschool en Atheneum Jesode Hatora B J Antwerpen oktober 2001
blz. 21
Er wordt doorgaans met enthousiasme lesgegeven. De interactie leraar-leerling verloopt sterk geleid; vooral in de eerste en de tweede graad nemen de meeste leerlingen actief deel aan het lesgebeuren. Bij de meeste leerlingen valt de beperkte taalvaardigheid als een remmende factor op. Af en toe wordt een vakoverleg gepland, waarbij de organisatie en/of de evaluatie van excursies, het nascholingsaanbod, de aan te vullen leermiddelen, voorkomende knelpunten m.b.t. de Nederlandse taal, … besproken worden. Uit de vaststellingen blijkt echter dat de resultaten van een solide samenhang beperkt zijn; vooral het overleg tussen de vrouwelijke en de mannelijke leraren in de parallelklassen ontbreekt nagenoeg volledig: verschillende cursussen, verschillende proefwerken en verschillend concept van aanpak. Leerlingenbegeleiding In het licht van leerlingenbegeleiding krijgen de leerlingen van alle klassen een aantal studietips voor het vak en maken de leraren hen duidelijk wat ze van de evaluatie kunnen verwachten. Hierover werd tussen de vakleraren overleg gepleegd. Toetsen worden na correctie terug bezorgd en leerlingen kunnen uitleg vragen over gemaakte fouten en quotering. Wanneer leerlingen studieproblemen hebben, gaat men op hun vragen in buiten de les. In een aantal gevallen worden ook voor aardrijkskunde inhaallessen georganiseerd. Leerlingenevaluatie Bij de evaluatie overweegt het cognitieve aspect; in een aantal klassen wordt parate topografische kennis getoetst. Niet alle leerlingen kunnen tijdens het proefwerk gebruik maken van de atlas als informatiebron. De verschillen tussen de proefwerken van de jongens- en de meisjesklassen (op basis van de vaststellingen van vorig schooljaar) zijn opvallend groot. In de eerste graad toetst men bij de jongens nagenoeg alleen kennis; de proefwerken van de meisjesklassen vertonen een grotere afwisseling en evalueren naast het kennisaspect ook het beheersen van een aantal vaardigheden. Men reikt de leerlingen enkele informatiebronnen (foto, figuur, schets, tabel, …) aan en men toetst eveneens het atlasgebruik. De aangereikte informatie is soms fictief en bevat niet altijd concrete voorbeelden en informatie uit de eigen schoolomgeving. In de tweede graad worden ook in de meisjesklassen minder bronnen ter analyse aangereikt (klimatogram, diagram, tabel) en de evaluatie van het ruimtelijk denken van de leerlingen via werkkaarten krijgt slechts beperkt een plaats. De kaarten worden bijna uitsluitend gehanteerd om data “aan te duiden”. De proefwerken van de jongens toetsen, behalve een oefening met de atlas, alleen maar kennisreproductie. In de proefwerken van de derde graad worden aan de meisjes een aantal open vragen gesteld, die meestal kennisreproductie toetsen; bijna nooit worden vaardigheden getoetst of toepassingen gevraagd. De proefwerken zijn weinig uitdagend voor de leerlingen. In de jongensklassen stelt men eveneens open kennisvragen, afgewisseld met meerkeuzevragen en definities. Deze proefwerken zijn vrij beperkt in omvang. De leerlingenresultaten voor het vak aardrijkskunde zijn over het algemeen aan de hoge kant en slechts weinig leerlingen behalen een tekort op de proefwerken. Bij de meisjes komt men enkele tekorten tegen in de eerste graad; in het Atheneum scoren de meisjes zelden laag en de enkele tekorten situeren zich vooral in de studierichting Economie-moderne talen. De jongens behalen nagenoeg geen tekorten: alleen in de eerste graad zijn er een paar mislukkingen op de proefwerken.
Menselijk potentieel, infrastructuur en leermiddelen De 29 lesuren aardrijkskunde zijn in handen van vier leraren: 2 voor de meisjes- en 2 voor de jongensklassen, met wekelijkse opdrachten tussen 3 en 14 uur. De meeste beschikken over het vereiste bekwaamheidsbewijs. In deze opdrachtenverdeling deden zich de laatste jaren enkele wijzigingen voor en voor de jongensklassen van de eerste graad en het eerste leerjaar van de tweede graad heeft de
Israëlitische Middenschool en Atheneum Jesode Hatora B J Antwerpen oktober 2001
blz. 22
school dit schooljaar pas vanaf half oktober een vaktitularis kunnen aanwerven. Het volgen van vakgebonden nascholing was de laatste jaren beperkt. De school beschikt over een vaklokaal aardrijkskunde. Dit lokaal is vrij goed uitgerust en ingericht. ICT heeft echter de weg naar het vaklokaal nog niet gevonden. De lessen van de jongens vinden plaats in gewone klaslokalen. Vooral de jongens van het tweede leerjaar van de tweede graad en van de derde graad krijgen les in lokalen die niet beantwoorden aan de minimale vereisten gesteld door het leerplan. Bovendien heeft het gescheiden lesgeven consequenties voor de beschikbaarheid van leermiddelen. Niet alle leerlingen beschikken thuis over een atlas; in de klas zijn er voldoende aanwezig.
Voorbeelden van goede praktijk •
De leerling-gerichte aanpak van de lessen en het enthousiasme van de leraren, vooral in de eerste en de tweede graad.
•
De pogingen (weliswaar soms nog beperkt) om de leerlingen probleemoplossend aan het denken te zetten.
Werkpunten •
Maatregelen nemen om alle lessen aardrijkskunde in een vaklokaal te laten plaatsvinden, zodat de noodzakelijke hulpmiddelen om een optimale realisatie van alle doelstellingen te bereiken, binnen handbereik zijn.
•
Een realistische planning opmaken met doordachte keuzes en eigen accenten, met het oog op een volledige realisering van de leerplandoelstellingen (vooral in de tweede en de derde graad).
•
Werk maken van een meer intens overleg om te komen tot enerzijds een grotere verticale samenhang en anderzijds een grotere horizontale samenhang tussen de aanpak van de jongens- en de meisjesklassen. Bij dit overleg eveneens het nascholingsaanbod in overweging nemen.
•
Bij de evaluatie in bepaalde klassen meer gewicht toekennen aan het toetsen van vaardigheden.
•
In bepaalde klassen zoeken naar nog meer voor de leerlingen uitdagende werkvormen, met hoofdzakelijk de nadruk op leerling-actieve werkvormen.
•
In de derde graad maatregelen nemen om alle leerplanonderdelen te behandelen.
b
Economie
9
De eindtermen en de leerplandoelstellingen worden in voldoende mate gerealiseerd en het studiepeil voldoet in de eerste graad (tweede leerjaar Moderne Wetenschappen) en in de derde graad Economie-moderne talen.
9
De leerplandoelstellingen worden niet in voldoende mate gerealiseerd en het studiepeil voldoet niet voor de tweede graad Economie-moderne talen.
Leerplangerichtheid De taakbekommernis bij de 2 leraressen - geschraagd door een sterke vakbekwaamheid en werkinzet is een reëel gegeven. Dit concretiseert zich in een gedreven enthousiasme bij het lesgeven en in een initiële leerplangerichtheid.
Israëlitische Middenschool en Atheneum Jesode Hatora B J Antwerpen oktober 2001
blz. 23
Evenwel wordt deze leerplangerichtheid gehypothekeerd door de volgende factoren: lesuitval door het niet adequaat inspelen op de onbeschikbaarheid van titularissen en door het afkalven van de beschikbare lestijd (het houden van religieuze bezinningsmomenten en -feesten zorgt soms voor het niet tijdig beginnen van de lessen). Voor dit schooljaar stelt zich opnieuw het probleem van de vervanging: de jongens bleven tot nu toe verstoken van enige les economie, hoewel een ander personeelslid over ingeroosterde uren boekhouden beschikt (vorig schooljaar een identieke situatie). Daarnaast treedt er leerstofachterstand op door een te sterke nadruk op de herhalingscomponent (o.m. tengevolge van de vrije leerlingen) versus de leerplanzwaarte. Het samenspel van deze factoren zorgt er uiteindelijk voor dat specifieke eindleerstof-gedeelten niet of onvoldoende worden behandeld. In het bijzonder slaat deze vaststelling op het essentiële sluitstuk van het deelvak Boekhouden, i.c. de eindejaarsverrichtingen (tweede leerjaar tweede graad). De andere leerplanonderdelen en -items die niet of onvoldoende werden behandeld, slaan respectievelijk op “Het internationaal vervoer” en “Overlopende rekeningen en Techniek van het boekhouden met centralisatiemethode” in de tweede graad en op de onderdelen “Economische politiek en Ontwikkeling van het economisch denken”, “De levenscyclus van de onderneming” en “Outplacement en Alternatieve systemen van tewerkstelling” (derde graad), op “Wisselverrichtingen en Het Buitenland ”(tweede graad) en op de specifieke items m.b.t. “Het beheer van het menselijk potentieel”(derde graad). De beschikbare jaarvorderingsplannen en het document afgewerkte leerstof leveren weinig informatie op m.b.t. deze leerplanvoortgang en -realisering. Het is nog maar de vraag of deze 2 documenten - in hoofde van de vermindering van de taakzwaarte - niet kunnen herleid worden tot één functioneel document. De mate van nascholing tijdens de laatste 2 jaren is persoonsgebonden; er werd ingeschreven voor een waaier aan vakthema’s. Beide leraressen zijn op de hoogte van het bestaan van de Vereniging van Leraren in de Economische Wetenschappen (Vlew) en van de ingerichte studiedagen. De leerlingenagenda’s van vorig schooljaar zijn niet leerplanconform ingevuld, de lesinhouden en opdrachten zijn te beknopt en veel leerlingen houden een slordig ingevulde agenda bij. Dit schooljaar is er toch enige verbetering vast te stellen. Storende blikvangers komen niet voor. Het lesgeven is afgestemd op het niveau van de klasgroepen en verloopt doorgaans klassikaal. In feite wordt de uitgangssituatie, i.c. een uiterst gedisciplineerd leerlingenpubliek, te sporadisch benut om het routinematig klashandelen te doorbreken. De samenhang binnen de kleine lerarengroep is vrijwel een informeel gebeuren. Nochtans getuigt de verslaggeving van de vakvergaderingen van een professionele taakbekommernis en een visie op het vak economie (zie o.m. de reflectie over de vakoverschrijdende eindtermen vanuit het vak economie). 6 Het inspelen op de handleiding voor scholen en leraren rond de overgang van de Belgische frank naar de Euro via het initiatief “Eurodag” is een modelvoorbeeld van vakoverschrijdend werken.
Leerlingenbegeleiding De zorgbreedte van de lesgevers manifesteert zich door de herhaling vóór de proefwerken, de bereidheid tot bijwerklessen en de opvoedkundige bekommernis bij het lesgeven (zie de vrije leerlingen en het herhalingsaspect). Het is opmerkelijk dat sommige leerlingen weigeren naar de inhaalles te komen. In de agenda zijn er geen tot weinig sporen terug te vinden van nabesprekingen en klassikale correcties van proefwerken.
6
Uitgave van de Vlaamse Onderwijsraad, de Nationale Bank van België en het Ministerie van Economische Zaken.
Israëlitische Middenschool en Atheneum Jesode Hatora B J Antwerpen oktober 2001
blz. 24
Leerlingenevaluatie Gemiddeld bekeken is de frequentie van het aantal schriftelijke toetsen voldoende te noemen. De opgaven zijn inhoudsrelevant en voldoen aan de leerplanvereisten. De proefwerkvragen zijn evenwichtig gespreid over de behandelde leerstof en peilen zowel naar begripsmatige, reproductieve en vertrouwde toepassingsgerichte kennis. De puntenverdeling is verantwoord en er wordt zorgvuldig verbeterd. Een bevraging van de juridische en socio-economische actualiteit geënt op de theoretische leerstof komt niet voor. In Moderne Wetenschappen behalen de meisjes gemiddeld betere proefwerkresultaten dan de jongens (75 % vs. 70 %). De leerlingen (meisjes) van de tweede graad behalen de volgende gemiddelde proefwerkresultaten: 75 % (eerste leerjaar) en 77 % (tweede leerjaar). Voor de derde graad krijgen we het volgend beeld: 73 % (eerste leerjaar) en 72 % (tweede leerjaar). In het eerste leerjaar van de tweede graad belopen de resultaten voor de jongens gemiddeld 67 %. Een verklaring voor deze goede resultaten is te zoeken in de gedisciplineerde studiehouding bij de meisjes, de afgelijnde leerstof en de duidelijk verwachtingen naar de leerlingen toe.
Infrastructuur en leermiddelen De leraressen beschikken binnenkort over een eigen vaklokaal met de nodige aankleding en didactische infrastructuur. Dit opent perspectieven voor het tot stand brengen van een creatieve leeromgeving en het overbruggen van het klassikaal leren en onderwijzen. De leerboeken zijn afgestemd op de leerplanvereisten. Bijna voor alle vakken hanteert men een leerboek, al dan niet aangevuld met een werkboek en met complementaire persoonlijke nota’s. Voor de deelvakken bedrijfsbeleid en recht en voor macro en micro economie zijn er eigen opgestelde cursussen. Hierbij wordt er wel voldoende aandacht besteed aan de opbouw volgens het leerplan, maar niet steeds aan de inhoudsrelevantie (zie de organisatiekenmerken, de faillissementswetgeving, het gerechtelijke akkoord en de instrumenten in het kader van het Europees monetair beleid) en aan de uitwerking van conceptuele en schematische voorstellingen. De vaststelling i.v.m. de gewijzigde monetaire situatie (zie de afgeslankte rol en betekenis van de nationale bank) geldt ook voor de leerstof handelseconomie in de tweede graad. De aanvulling met inhoudsrelevante socio-economische krantenartikels en specifieke documentatie geschiedt vanuit de actualiteitsopgaven voor alle leerjaren. Het is een zeer positief gegeven dat de zelfwerkzaamheid van de leerlingen daardoor wordt gestimuleerd. Het gebruik van ICT moet nog een aanvang nemen.
Voorbeelden van goede praktijk •
Het Europroject.
•
Het gedreven enthousiasme bij de leraressen.
•
De actualiteitsopgaven binnen de grenzen van het haalbare.
•
De uitbouw van een vaklokaal op eigen initiatief.
Werkpunten •
De leerplanrealisering continu bewaken via de leerplanstudie, de opvolging via een functioneel planningsdocument en via de bevordering van de zelfstudie en opdrachten voor de leerlingen. Aansluitend dient de nog niet geziene leerstof van dit schooljaar (klas jongens) ingehaald te worden en de laatste 2 hoofdstukken van macro en micro economie behandeld te worden.
Israëlitische Middenschool en Atheneum Jesode Hatora B J Antwerpen oktober 2001
blz. 25
•
De recente ontwikkelingen binnen het vakdomein opvolgen en aansluitend de inhoudsrelevantie van de cursussen en nota’s bewaken.
•
Het doordacht en begeleid gebruik van ICT in de lessen starten met het oog op de nieuwe leerplannen, waarbij actief en zelfontdekkend leren een kernrol vervullen.
•
De leerlingen die weigeren naar de inhaallessen te komen, wijzen op hun plichten en de nodige maatregelen nemen.
c
Nederlands en Engels
9
De eindtermen en de leerplandoelstellingen Nederlands m.b.t. de mondelinge vaardigheden worden in onvoldoende mate gerealiseerd. De overige eindtermen en leerplandoelstellingen worden in voldoende mate gerealiseerd.
9
De eindtermen en de leerplandoelstellingen Engels worden op voldoende wijze gerealiseerd.
Leerplangerichtheid Voor de beide talen beheerst een meerderheid van de leerlingen de theoretische kennis i.v.m. de lexicale en grammaticale component. Voor Nederlands beheersen zij ook in voldoende mate de kennis i.v.m. de component taalbeschouwing, voor zover het taalkunde en kennis i..v.m. de literatuur betreft. De eisen liggen voldoende hoog; het prestatiepeil van de leerlingen is goed. Wat de vaardigheden aangaat: een meerderheid van de leerlingen beheerst in voldoende mate de schrijf-, lees- en luistervaardigheid. Een meerderheid beheerst echter de spreekvaardigheid niet in voldoende mate: de leerlingen slagen er doorgaans niet in antwoorden te formuleren, vragen te stellen, uitleg te geven, een uiteenzetting te houden in acceptabel Nederlands. Hun taalgebruik en hun uitspraak zijn verregaand gekleurd en bijgevolg on-Nederlands. De vakgebonden en vakoverschrijdende vaardigheden worden op een laag niveau bijgebracht in de meisjesafdeling; in de jongensafdeling is het niveau van de evaluatie eveneens laag tot zeer laag, maar het niveau van het onderwijzen en van het leren varieert van zeer laag tot zeer goed, afhankelijk van de leraar, zowel voor Nederlands als voor Engels. De school volgt voor Nederlands en voor Engels de leerplannen van het Gemeenschapsonderwijs. Deze leerplannen stellen duidelijk, dat modern taalonderwijs o.m. moet bijdragen tot de persoonlijkheidsvorming, tot zelfstandig, kritisch en onafhankelijk leren denken, tot zelfstandig informatie leren selecteren en verwerken. Deze doelstellingen worden slechts door enkele leraren nagestreefd en verwezenlijkt, hoofdzakelijk bij de jongens. De leerplannen voor beide vakken stellen verder, dat deze doelstellingen moeten bereikt worden via onderwijs dat ervaringsgericht is, probleemoplossend, emanciperend, uitdagend. Leerlingen moeten in de mogelijkheid gesteld worden om zelfstandig in interactie en confrontatie met anderen te treden. Een dergelijk onderwijs veronderstelt dat een ruime waaier aan activerende werkvormen gebruikt wordt; dat leerlingen in hoge mate zelfstandig leren werken; dat leraars en leerlingen frequent een beroep doen op allerlei moderne hulpmiddelen. Deze methodologische richtlijnen worden slechts door enkele leraren geconcretiseerd. Dat deze doelstellingen onvoldoende worden nagestreefd door een meerderheid van de leraren, met een meerderheid van de leerlingen, is o.m. te wijten aan het feit dat men in de overtuiging verkeert dat de IM niet akkoord gaat met deze doelstellingen. Anderzijds is het onderwijs zelf onvoldoende geëvolueerd tot modern taalonderwijs: vele leraren blijken weinig vertrouwd met moderne inzichten
Israëlitische Middenschool en Atheneum Jesode Hatora B J Antwerpen oktober 2001
blz. 26
op algemeen-pedagogisch en specifiek vakdidactisch terrein. Externe nascholing werd nauwelijks gevolgd, en interne nascholing via vakgroepwerking gebeurde tot voor kort evenmin. Bovendien beschikken de leraren voor interne nascholing niet over de nodige ondersteuning: er is geen behoorlijke vakbibliotheek. Aangezien de school geen beroep kan doen op een eigen begeleidingsdienst, is het des te noodzakelijker dat zij haar personeel maximaal stimuleert tot externe en interne professionalisering, en het de nodige ondersteuning biedt. Het halen van resultaat wordt eveneens afgeremd door de afwezigheid van stevige samenhang tussen de taalleraren: men kwam nog niet tot duidelijke afspraken over de doelstellingen die men gezamenlijk wil bereiken, over de zes leerjaren heen, met jongens én met meisjes, en over de pedagogischdidactische aanpak die men bij de realisatie daarvan wil volgen, dit alles in het licht van de specifieke context van de school. Positief is wel, dat men met het “Taalproject” recent een initiatief nam om de taalproblematiek gezamenlijk en op een gestructureerde wijze aan te pakken. Het is echter volstrekt noodzakelijk, dat men de taalproblematiek ook op schoolniveau aanpakt: de mondelinge taalbeheersing van de leerlingen zal inderdaad maar kunnen verbeteren indien de gehele school en alle participanten – alle leraren, directie, IM, en ook ouders en leerlingen betrokken worden bij een gestructureerd beleid ter zake; het is noodzakelijk, dat zij samen de doelen van dit taalbeleid bepalen, en de strategie die men wil volgen bij de verwezenlijking ervan. De leraren spreken doorgaans verzorgd Nederlands; de leraren Engels spreken de vreemde taal doorgaans correct, uitzonderlijk ook als een native speaker.
Leerlingbegeleiding De leerlingen getuigen van een zeer positieve studiehouding; zij worden daarin vaak ondersteund door het thuismilieu. Tijdens de lessen geven ze blijk van grote bereidheid tot medewerking; de wil om goed te presteren is eveneens duidelijk aanwezig. In sommige lessen worden de intellectuele vaardigheden van de leerlingen ook echt aangesproken, doordat het tempo hoog ligt, de moeilijkheidsgraad van de teksten en van de opdrachten eveneens; doordat de leraar met eigen commentaren het kritisch denken van de leerlingen verder uitdaagt. Dit gebeurt echter veeleer uitzonderlijk, en dan vooral bij het jongenspubliek. Doorgaans verwachten leraren van de leerlingen vooral dat zij nauwgezet en correct opdrachten en taken uitvoeren en dat zij kennis kunnen reproduceren; training en discipline blijken belangrijke troeven; cognitieve vaardigheden worden te weinig aangesproken en onvoldoende bijgebracht. Bij een grote meerderheid van de leerlingen is het aanvangsniveau voor Engels (mondelinge taalbeheersing) hoog, maar daarvan wordt onvoldoende gebruik gemaakt: men volgt het leerboek i.p.v. zich te laten leiden door het niveau van de leerlingen. Doordat het onderwijs niet altijd leerling-gericht is, gaan vele kansen voor persoonlijkheidsontplooiing verloren. Dit is meer het geval bij de meisjes dan bij de jongens; daardoor hebben beide leerlingengroepen niet echt gelijke kansen. De meeste lessen verlopen ordelijk en gestructureerd; daardoor zijn de leerkansen hoog. De leerkansen kunnen echter aanzienlijk verhoogd worden door de lesactiviteit te verschuiven van de leraar naar de leerlingen. Van de leerlingen wordt meestal onvoldoende gevraagd dat zij verantwoordelijkheid dragen in en voor de les (zelf teksten/ fragmenten voorstellen, zelf teksten/ fragmenten bespreken); dat zij elkaar en zichzelf evalueren; dat zij elkaar aanvullen, verbeteren; dat zij antwoorden motiveren en elkaars argumenten kritisch beoordelen. De leerlingen leren van de leraar, maar onvoldoende van elkaar; zo gaan leerkansen verloren, en zeker wanneer leerlingen leergierig zijn, zoals hier vaak het geval is. De leerlingen worden voldoende begeleid bij hun studie: de meeste leraars volgen de vooruitgang van hun leerlingen goed op; taken en toetsen worden meestal voldoende frequent gegeven (maar niet steeds: de taken en toetsen voor het vijfde jaar ontbraken). De leerkansen vanuit de taken en toetsen zouden evenwel aanzienlijk hoger kunnen zijn indien de variatie in aard en moeilijkheidsgraad beter bewaakt werd. De correctie van taken en toetsen kan veel beter renderen indien ze ook opgevat wordt als een middel om het werk- of studieproces bij te sturen. De uitwerking van een soort studiewijzer door leraars is een zeer positief initiatief; de toelichting bij doelen, werkwijzen en leerstofcomponenten kan bijdragen tot gestructureerd leren.
Israëlitische Middenschool en Atheneum Jesode Hatora B J Antwerpen oktober 2001
blz. 27
De inspectie constateerde, dat sommige leraren zoals gezegd door hun onderwijsstijl de leerkansen voor de leerlingen verhogen, en dat de leerlingen door hun studiehouding veel kans maken op succesvol leren, maar dat anderzijds de leerkansen van de leerlingen aanzienlijk gehinderd en geschaad worden door het volstrekt ontbreken van een stimulerende leeromgeving. Geen enkel lokaal is specifiek uitgerust om er modern taalonderwijs te geven; in geen enkel lokaal is materiaal aanwezig dat het taalonderwijs op enigerlei manier ondersteunt; tekstmateriaal, visuele en auditieve hulpmiddelen zijn niet of te schaars aanwezig; ICT wordt niet in de lessen geïntegreerd. Er is geen bibliotheek of mediatheek waar leerlingen over actuele referentiewerken beschikken om zelfstandig te leren werken. Men kan geen modern taalonderwijs geven wanneer men met een dergelijk verregaand gebrek aan ondersteunende middelen wordt geconfronteerd.
Leerlingenevaluatie De evaluatie vertoont talrijke gebreken: - ze vertoont onvoldoende eenheid: gebrek aan afspraken over het doel van de evaluatie, over de inhoud (welke componenten, in welke verhouding); over de omvang van het examen (10 pagina’s tegenover 17 pagina’s, in gelijkaardige leerjaren); over de toekenning van de cijfers (welk gewicht aan reproductie van kennis, aan toepassen van kennis, aan vaardigheden), over het gebruik van correctiemodellen, … ; - er is onvoldoende taxonomische opbouw, binnen één schooljaar tussen december en juni, en tussen opeenvolgende jaren; - de eisen liggen te laag in verhouding tot de mogelijkheden van de leerlingen. Bijna steeds wordt overwegend gepeild naar reproductie van kennis, die dan nog niet steeds relevant is. Hogere taxonomische niveaus worden onvoldoende getoetst; - de correctie is vaak ondoorzichtig: het te behalen cijfer wordt niet vermeld, criteria worden niet vermeld; de beoordeling is niet steeds even zorgvuldig; - de evaluatie van de progressie in de beheersing van de vaardigheden wordt onvoldoende en/of onduidelijk gerapporteerd; - de examens zijn niet representatief voor het leerplan en/of voor de lessen. Het is zeer opvallend, dat leraars die in hun lessen veel belang hechten aan cognitieve vaardigheden en een hoog prestatieniveau van hun leerlingen verwachten, deze eisen helemaal niet stellen bij de examens, maar zich hier tevreden stellen met reproductie van een (soms beperkt) kennispakket (Nederlands, derde jaar, jongens; Engels, zesde jaar, jongens). Het is onaanvaardbaar, dat voor een studierichting in deze school een examen gebruikt wordt van een studierichting met Latijn in een andere school, zelfs zonder de moeite te doet de vragen te kopiëren. De lay-out van sommige examens is zeer verzorgd, maar soms ook voldoet hij geenszins: sommige examens zijn nog met de hand geschreven, andere duidelijk uit de tijd dat er nog typemachines gebruikt werden (dan voldoet niet de lay-out, maar vanzelfsprekend ook niet de inhoud). Het getuigt evenmin van veel beroepsfierheid wanneer examens verschillende jaren na elkaar voor dezelfde leerjaren gebruikt worden. De examens Engels, eerste graad, voldoen wel, wat niveau en representativiteit betreft. Ook hier, zoals bij alle examens Engels, ontbreken echter de communicatieve oefeningen, en het peilen naar praktisch taalgebruik in realistische situaties.
Materiële middelen De klaslokalen zijn doorgaans ruim en behoorlijk onderhouden; ze vormen echter op geen enkele wijze een ondersteuning voor het taalonderwijs (er zijn geen landkaarten, brochures, tijdschriften, cdspeler, video, retroprojector binnen handbereik; er is geen aangepaste klasschikking, …). Het gebouw waar de jongens vanaf de vierde leerjaren les Nederlands en Engels krijgen, is in zeer slechte staat. De IM dient hiervoor een oplossing te zoeken.
Israëlitische Middenschool en Atheneum Jesode Hatora B J Antwerpen oktober 2001
blz. 28
Voorbeeld van goede praktijk •
De efficiënte aanzet tot de ontwikkeling van een taalbeleid.
Werkpunten •
Een gezamenlijke visie ontwerpen op doel en verwezenlijking van het vak Nederlands en van het vak Engels in de specifieke context van de school.
•
De professionalisering aanzienlijk versterken.
•
De kwaliteit van de evaluatie opvoeren.
•
De materiële ondersteuning van het taalonderwijs dringend organiseren.
Israëlitische Middenschool en Atheneum Jesode Hatora B J Antwerpen oktober 2001
blz. 29
3.4
Welbevinden
Leerlingen De leerlingen beschikken over een grote studiediscipline en zijn zeer vriendelijk en gedienstig. Ze voelen zich goed in hun school. De meisjes zien de school als hun tweede thuis en het verlengstuk van hun sociale leven, waar eveneens tijdens de weekends gezamenlijke activiteiten plaatsvinden, die soms zelfs in samenwerking met de school worden uitgewerkt. Zij schatten de kansen die ze op school krijgen hoog in en waarderen sterk de wijze waarop gewerkt wordt: men hecht volgens de meisjes veel belang aan logisch denken en aan vakdoorbrekend werken en de aandacht voor stijl en omgangsvormen staat centraal. Zij hebben het gevoel dat naar hun mening geluisterd wordt, dat zij in de lessen een inbreng hebben en dat bepaalde initiatieven die zij ontwikkelen door de leraren en de schoolleiding aanvaard en ondersteund worden (b.v. leerlingenkrant, bijwerken van leerlingen uit de lagere school). In de school loopt de interpersoonlijke communicatie met de leerkrachten en directie vlot en de luisterbereidheid en de bereidheid om leerlingen te begeleiden liggen hoog. De jongens (vestigingsplaats Oostenstraat) appreciëren vooral dat de leraren hen als bijna hun gelijken beschouwen en dat ze als dusdanig maximaal in klasgesprekken betrokken worden, waar ze voor hun eigen mening mogen opkomen. Zij noemen hun contacten met de leraren vlot en ervaren de klasgesprekken vaak als erg boeiend. Daarnaast schatten zij de mogelijkheid die ze in deze school krijgen om te komen tot een goede combinatie van profane en Joodse vakken zeer hoog in. De jongens betreuren echter dat zij nagenoeg geen projecten of uitstappen aangeboden krijgen en dat de infrastructuur niet toelaat dat zij bijvoorbeeld proeven doen in de wetenschappelijke vakken. Studiebegeleiding gebeurt bij hen (in deze kleine klassen) hoofdzakelijk tijdens de lessen, waar ze – naar hun zeggen – maximale ondersteuning krijgen. Ouders Zoals de leerlingen drukken ook de ouders hun tevredenheid uit over het studiepeil, de opvang en de begeleiding (zowel studiebegeleiding als psychosociale begeleiding) van de leerlingen. De school helpt hun kinderen steeds bij studiemoeilijkheden en men heeft aandacht voor wat leeft bij de jongeren. De ouders ervaren een grote luisterbereidheid vanwege directie en leraren, wat hen een gevoel van betrokkenheid geeft. Bij de uitwerking van een aantal door de school genomen initiatieven worden de ouders effectief betrokken: b.v. de voorbereiding van de buitenlandse reizen. In hun perceptie zien de ouders de school – zoals ook de leerlingen het aanvoelen - als een verlengstuk van de thuissituatie en als een onderdeel van het sociale leven van de jongeren. Zij zien vaak een samengaan van de op school opgestarte projecten en de activiteiten uitgewerkt door de leiding van de jeugdvereniging tijdens de weekends. Leraren Uit het rapport van een bevraging naar aanleiding van een zelfevaluatieproject (begin vorig schooljaar) blijkt dat het welbevinden van een groot deel van het personeel niet hoog scoorde: men voelde zich weinig betrokken, weinig materieel ondersteund, initiatieven kregen weinig ondersteuning vanuit de schoolleiding, … Intussen blijkt uit de vaststellingen dat de schoolsfeer vrij goed scoort en dat de meeste leraren tevreden zijn en zich goed voelen op school. Velen zijn bereid zich geregeld extra in te zetten voor de school en voor de leerlingen. Uit talrijke gesprekken blijkt dat de directie als open en toegankelijk wordt omschreven, met een in ruime mate stimulerend en uitnodigend beleid. Deze trend werd vorig schooljaar ingezet. Door het gevoel van een grotere betrokkenheid en meer participatiemogelijkheden zijn opnieuw meer personeelsleden bereid initiatieven te nemen en te ondersteunen. Over het algemeen ervaren de leraren deze school als een collegiale groep hoewel de communicatie tussen de Joodse en de profane leraren – ondanks de sinds vorig jaar opgestarte gestructureerde overlegmomenten – nog niet optimaal genoemd wordt.
Israëlitische Middenschool en Atheneum Jesode Hatora B J Antwerpen oktober 2001
blz. 30
4
WAARIN IS DE SCHOOL GOED?
•
Het bevorderen van een gedisciplineerde studiehouding bij de leerlingen.
•
Een gestructureerde en goed uitgebouwde leerlingenbegeleiding en een transparante rapportering.
•
Een grondig uitgeschreven plan voor de realisatie van de vakoverschrijdende eindtermen.
•
Een degelijk uitgebouwd evacuatiescenario.
Israëlitische Middenschool en Atheneum Jesode Hatora B J Antwerpen oktober 2001
blz. 31
5
WAARIN SCOORT DE SCHOOL MINDER GOED?
•
De samenhang tussen de leraren (verticale en horizontale coördinatie, vakoverschrijdend overleg, profane en religieuze vakken).
•
De verdere professionalisering van de leraren met het oog op het actualiseren van het onderwijs.
•
De besteding van de BPT-uren op een voor iedereen transparante manier.
•
De aandacht voor de gelijke kansen voor jongens en meisjes.
•
De verwezenlijking van een efficiënt taalbeleid.
•
Het beleid inzake moderne leermiddelen.
•
De infrastructuur en de materiële ondersteuning voor de vestigingsplaats Oostenstraat.
•
De formele uitwerking van het veiligheidsbeleid.
Israëlitische Middenschool en Atheneum Jesode Hatora B J Antwerpen oktober 2001
blz. 32
6 •
WAARAAN MOET DE SCHOOL DRINGEND WERKEN? Inzake veiligheid: -
•
Werk maken van het opmaken van een beleidsverklaring en de actieplannen inzake veiligheid en welzijn; Het Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk en de Interne Dienst uitbouwen en operationeel maken; Een brandveiligheidsverslag laten opstellen door een externe dienst, waaruit blijkt dat de gebouwen beantwoorden aan de wettelijke vereisten; Het rapport van de recente externe controle van de laagspanningsinstallatie opvolgen en het rapport van de controle van de hoogspanningsinstallatie beschikbaar stellen.
Inzake studiepeil: -
Voor de studierichting Economie-moderne talen van de tweede graad m.b.t. het leervak economie: de volledige behandeling van de leerstof boekhouden in het tweede leerjaar van de tweede graad en in het bijzonder het centrale sluitstuk “Eindejaarsverrichtingen”. Via een syntheseoefening moeten de leerlingen van het eerste leerjaar van de derde graad dit schooljaar de eindejaarsverrichtingen beheersen.
-
Voor de derde graad m.b.t. het vak aardrijkskunde alle grote leerplanonderdelen behandelen.
-
Voor het vak Nederlands concrete maatregelen nemen op school- en op vakniveau om te waarborgen dat de leerplandoelstellingen m.b.t. de mondelinge vaardigheden kunnen gerealiseerd worden.
Israëlitische Middenschool en Atheneum Jesode Hatora B J Antwerpen oktober 2001
blz. 33
7
ADVIES AAN DE OVERHEID MET BETREKKING TOT DE ISRAELITISCHE MIDDENSCHOOL JESODE HATORA BETH JACOB TE ANTWERPEN
Het inspectieteam dat belast werd met de doorlichting van de Israëlitische Middenschool Jesode Hatora – Beth Jacob te Antwerpen brengt bij consensus volgend advies uit:
GUNSTIG beperkt tot het schooljaar 2001-2002 voor de hele school.
Studiepeil Tegen 30 juni 2002 moet de school aantonen dat voor het vak Nederlands concrete maatregelen genomen werden op school- en op vakniveau om te waarborgen dat de leerplandoelstellingen m.b.t. de mondelinge vaardigheden kunnen gerealiseerd worden.
Veiligheid en hygiëne Tegen 30 juni 2002 moet de school alle nodige maatregelen getroffen hebben om - te beschikken over een beleidsverklaring en tevens over de actieplannen inzake veiligheid en welzijn; - het Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk en de Interne Dienst uit te bouwen en operationeel te maken; - een brandveiligheidsverslag te laten opstellen door een externe dienst, waaruit blijkt dat de gebouwen beantwoorden aan de wettelijke vereisten; - het rapport van de recente externe controle van de laagspanningsinstallatie op te volgen en het rapport van de controle van de hoogspanningsinstallatie beschikbaar te stellen.
Handtekening inspecteur-verslaggever
Handtekening Inrichtende Macht / Directie
H. Miguet
E. Silber
Israëlitische Middenschool en Atheneum Jesode Hatora B J Antwerpen oktober 2001
blz. 34
8
ADVIES AAN DE OVERHEID MET BETREKKING TOT HET ISRAELITISCH ATHENEUM JESODE HATORA BETH JACOB TE ANTWERPEN
Het inspectieteam dat belast werd met de doorlichting van het Israëlitisch Atheneum Jesode Hatora – Beth Jacob te Antwerpen brengt bij consensus volgend advies uit:
GUNSTIG beperkt tot het schooljaar 2001-2002 voor de hele school. Studiepeil Tegen 30 juni 2002 moet de school bewijzen dat - in de tweede graad Economie-moderne talen alle leerplandoelstellingen van het vak economie (deelvak boekhouden) gerealiseerd worden. - in de derde graad alle leerplanonderdelen van het vak aardrijkskunde gerealiseerd worden. - voor het vak Nederlands aantonen dat concrete maatregelen genomen werden op school- en op vakniveau om te waarborgen dat de leerplandoelstellingen m.b.t. de mondelinge vaardigheden kunnen gerealiseerd worden.
Veiligheid en hygiëne Tegen 30 juni 2002 moet de school alle nodige maatregelen getroffen hebben om - te beschikken over een beleidsverklaring en tevens over de actieplannen inzake veiligheid en welzijn; - het Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk en de Interne Dienst uit te bouwen en operationeel te maken; - een brandveiligheidsverslag te laten opstellen door een externe dienst, waaruit blijkt dat de gebouwen beantwoorden aan de wettelijke vereisten; - het rapport van de recente externe controle van de laagspanningsinstallatie op te volgen en het rapport van de controle van de hoogspanningsinstallatie beschikbaar te stellen.
Handtekening inspecteur-verslaggever
Handtekening Inrichtende Macht / Directie
H. Miguet
D. Brans
Israëlitische Middenschool en Atheneum Jesode Hatora B J Antwerpen oktober 2001
blz. 35
9
BIJLAGE
Dit verslag werd door de inspecteur-generaal voor het Secundair Onderwijs naar de inrichtende macht en naar de directie van de school verzonden op .......…………………………..…….. .
De directeur van de school is verplicht dit verslag binnen een termijn van 30 kalenderdagen na ontvangst op de agenda te plaatsen van een personeelsvergadering. Zij/hij is verplicht dit verslag integraal met het personeel te bespreken. Het personeel heeft inzagerecht en kan desgewenst van de school een kopie van dit verslag krijgen.
Alle andere belangstellenden hebben eveneens inzagerecht en kunnen een kopie van dit verslag krijgen door een aanvraag te richten aan Mevr. Christine Van Parijs Hendrik Consciencegebouw, lokaal 2A09 Koning Albert II-laan 15 1210 BRUSSEL
[email protected] Het verslag mag niet gebruikt worden voor commerciële doeleinden (bijv. met het oog op leerlingenwerving). Het is niet toegelaten een vergelijking van scholen uit te werken op basis van een vergelijking van gegevens uit doorlichtingverslagen. Dit zou een negatie betekenen van het eigene van een schooldoorlichting waarbij getracht wordt de eigenheid van de school maximaal te respecteren.
Israëlitische Middenschool en Atheneum Jesode Hatora B J Antwerpen oktober 2001
blz. 36