VLAAMS MINISTERIE VAN ONDERWIJS EN VORMING Onderwijsinspectie - Secundair Onderwijs
Inspectieverslag over de schooldoorlichting van het Virgo Sapiensinstituut te Londerzeel
Inrichtende macht
Virgo Sapiens Heldenplein 3 1840 Londerzeel Virgo Sapiensinstituut
Instelling Adres
Heldenplein 3 1840 Londerzeel 052/30 14 19
Telefoon Fax
052/30 56 59
E-mail
[email protected]
Website
http://www.virgosapiens.be
Instellingsnummer
033134
Werkstation
24
Datum doorlichting Mevr. Jo Coeman
Van 5 tot 9 november 2007
Samenstelling inspectieteam Dhr. Jos Van de Velden
Dhr. Jean-Louis Leroy
Mevr. Roos Van der Gucht
Deskundige, behorend tot de nihil administratie Andere deskundigen die niet tot de nihil inspectie behoren Coördinatie en verslaggeving
Mevr. Roos Van der Gucht
Intern nummer van de school Datum van bespreking met de directie
V63/03 20 december 2007
Virgo Sapiensinstituut – Londerzeel
Inspectie Secundair Onderwijs
november 2007
blz. 1
VOORAF 1 •
Leeswijzer
Voor u ligt een verslag van de onderwijsinspectie van de Vlaamse Gemeenschap over de doorlichting van een school voor secundair onderwijs. Deze doorlichting vindt haar rechtsgrond in het decreet van 1991 m.b.t. de onderwijsinspectie, de pedagogische begeleidingsdiensten en de dienst voor onderwijsontwikkeling. Daarin wordt de inspectie o.a. belast met de controle op - de kwaliteit van het studiepeil en - de naleving van de regelgeving. De inspectie is niet bevoegd voor de evaluatie van individuele leraren. De lezer vindt dus ook geen lerarenbeoordelingen terug in dit verslag. Voor de controle van de kwaliteit van het studiepeil dient de inspectie na te gaan of de school goedgekeurde leerplannen volgt en realiseert bij haar leerlingen. De inspectie doet een directe controle op de naleving van de onderwijsregelgeving. Wat de controle op de naleving van andere regelgeving betreft, i.c. de controle op de naleving van de wet op de veiligheid, het welzijn en de hygiëne, is de inspectie belast met een marginale toetsingscontrole. Wanneer de school een goed studiepeil realiseert en ze in orde is met de naleving van de regelgeving krijgt ze een gunstig advies. Dergelijk advies is noodzakelijk wil de school verder wettige getuigschriften en diploma's kunnen uitreiken aan haar leerlingen en wil ze (indien gewenst) verder opgenomen worden in de financierings- en subsidiëringsregeling. De wijze waarop een school haar wettelijke verplichtingen nakomt, is echter vrij en behoort tot de autonomie van de school. De pedagogische werking van een school kan echter in grote mate mede bepalend zijn voor de kwaliteit van het studiepeil. Ook de schoolpopulatie zelf, de infrastructuur en de wijze waarop de werkingsmiddelen worden besteed kunnen daarin een rol spelen. Daarom wil de onderwijsinspectie bij de beoordeling van het schoolrendement rekening houden met deze pedagogische aspecten zonder er sanctionerend op in te grijpen. Om haar dubbele opdracht op een transparante wijze uit te voeren, met name controleren van het studiepeil en naleving van de regelgeving enerzijds en anderzijds bij de beoordeling ervan rekening houden met de specificiteit van de school, beschikt de onderwijsinspectie over een doorlichtingsconcept met bijbehorend instrumentarium, aangepaste procedures en verslaggeving. Voor meer informatie kan de lezer de website van de inspectie secundair onderwijs raadplegen: http://www.onderwijsinspectie.be/so Een correcte lezing van het verslag vraagt echter een goed inzicht in het achterliggende concept en de structuur van het verslag. Daarom wordt dit hieronder kort toegelicht. Wat de conceptueel-inhoudelijke benadering betreft, wordt uitgegaan van volgende drie principes: - het verslag wil 'concluderend' zijn; - het verslag wil 'confronterend' zijn; - het verslag maakt gebruik van 2 verschillende schalen. Er werd geopteerd voor een 'concluderend' verslag en niet voor een 'beschrijvend' verslag. Dit impliceert dat de lezer geen volledige beschrijvingen zal vinden van alles wat onder een bepaalde rubriek over de betrokken school te vertellen valt. De inspectie zal na haar onderzoek tot een 'conclusie' komen. Deze conclusie is de (cursieve) openingszin onder de titel van een rubriek. In de tekst daaronder wordt de conclusie verder onderbouwd aan de hand van een aantal vaststellingen. 1
Ingevoegd vanaf september 2006.
Virgo Sapiensinstituut – Londerzeel
Inspectie Secundair Onderwijs
november 2007
blz. 2
Omwille van de gelijke behandeling van scholen en van een transparante beoordeling werd ervoor geopteerd om de concluderende zinnen te standaardiseren. In deze zinnen wordt steeds één van 2 mogelijke schalen gebruikt, afhankelijk van de rubriek. - een 2-puntenschaal: voldoende / onvoldoende, waarmee de inspectie haar controle-opdracht duidelijk stelt; - een 4-puntenschaal waarmee de inspectie haar evaluatie uitdrukt.: goed /veeleer goed / veeleer zwak / zwak of veel /voldoende/ (erg) weinig/ onvoldoende of duidelijk/ overwegend duidelijk/ veeleer duidelijk/ onduidelijk Indien de rubriek betrekking heeft op aspecten die onder de controlebevoegdheid van de inspectie vallen (i.c. studiepeil en regelgeving), kan de inspectie sanctionerend optreden. Uit de onderbouwing zal dan verder blijken welke schakeringen de inspectie binnen deze schalen heeft aangetroffen (bijvoorbeeld tussen nipt voldoende en excellent). Indien de rubriek betrekking heeft op aspecten die tot de pedagogische vrijheid van de school behoren, onthoudt de inspectie zich van een uitspraak m.b.t. het al dan niet voldoende zijn van bijvoorbeeld 'het algemeen beleid' van de school, maar wenst zij wel uit te drukken in welke mate 'het algemeen beleid', zoals het in de school wordt gevoerd, een bijdrage levert of ondersteunend werkt m.b.t. het realiseren van een voldoende studiepeil en / of de zorg voor de naleving van de regelgeving. De rode draad doorheen het verslag is de onderlinge confrontatie van de verschillende rubrieken. Deze confronterende benadering krijgt expliciet vorm in de rubriek 'kernproces'. Hier wil de inspectie duidelijk weergeven of en in welke mate het algemeen beleid effectief wordt gerealiseerd in de dagdagelijkse schoolpraktijk (m.a.w. doet de school wat ze zegt dat ze doet?). In deze rubriek wil zij tevens aangeven waar de sterktes en de zwaktes van de school liggen. In het verslag worden een aantal rubrieken afgesloten met 'voorbeelden van goede praktijk' en met 'werkpunten'. Met de voorbeelden van goede praktijk wil de inspectie de scholen wijzen op de knowhow en de expertise die ze reeds in huis hebben. De werkpunten, voor zover ze niet zijn opgenomen in de rubriek 'dringende actiepunten' zijn bedoeld als vrijblijvende aanbevelingen voor de school. De ‘dringende actiepunten’ betreffen enkel tekorten die onder de controle vallen van de inspectie en die een impact hebben op de erkenning en / of de financiering en / of subsidiëring van de school. Zij worden geconcretiseerd in het advies. In de formulering van het advies kan de inspectie gebruik maken van drie mogelijkheden of combinaties ervan: - Gunstig: de school voldoet aan de minimaal opgelegde voorwaarden. - Gunstig, beperkt in de tijd: de school of één of meer onderdelen van de school voldoet/voldoen niet aan een aantal wettelijk opgelegde voorwaarden. De tekorten zijn echter van die aard dat de inspectie van mening is dat de school deze binnen een redelijke termijn kan wegwerken. In dat geval wordt in het advies duidelijk geformuleerd welke tekorten moeten worden weggewerkt in welk structuuronderdeel. De termijn wordt tevens aangegeven. - Ongunstig: de school of één of meer onderdelen voldoet/voldoen niet aan de wettelijk opgelegde voorwaarden. De tekorten zijn zo ernstig dat de inspectie van mening is dat geen bijsturing meer 2 3 mogelijk is. In dat geval treedt automatisch art. 13 van het Besluit van de Vlaamse regering i.v.m. de uitvoering van sommige bevoegdheden van de onderwijsinspectie in werking.
2
Een negatief advies zal voor wat de scholen en onderwijsinstellingen betreft aanleiding geven tot uitvoering van het besluit van de Vlaamse regering van 2 februari 1999 betreffende de werking en de organisatie van het paritair college van onderwijsinspecteurs.
Virgo Sapiensinstituut – Londerzeel
Inspectie Secundair Onderwijs
november 2007
blz. 3
Ten slotte willen wij de lezer attent maken op de tijdgebondenheid van de vaststellingen in dit verslag. Immers, n.a.v. een schooldoorlichting kan/moet een school effectief bepaalde werkpunten opnemen zodat deze na enige jaren tot het verleden kunnen behoren. De directeur van de school is verplicht dit verslag binnen een termijn van 30 kalenderdagen na ontvangst op de agenda te plaatsen van een personeelsvergadering. Zij/hij is verplicht dit verslag integraal met het personeel te bespreken. Het personeel heeft inzagerecht en kan desgewenst van de school een kopie van het verslag krijgen. Tenzij de termijnen anders gesteld werden vindt in principe in het derde jaar na de schooldoorlichting de opvolging plaats. Het advies over de school wordt dan bijgesteld en toegevoegd aan het schooldoorlichtingsverslag. •
Inzagerecht
Het verslag is openbaar en kan, ongeveer drie maanden na de doorlichting, geraadpleegd worden op de website van het departement onderwijs op het adres: http://www.ond.vlaanderen.be/doorlichtingsverslagen of op http://www.schooldoorlichting.be. •
Opmerking
Het verslag mag niet gebruikt worden voor commerciële doeleinden (bijv. met het oog op leerlingenwerving). Het is niet toegelaten een vergelijking van scholen uit te werken op basis van een vergelijking van gegevens uit doorlichtingsverslagen. Dit zou een negatie betekenen van de schooldoorlichting waarin de inspectie de eigenheid van de school maximaal wil respecteren.
Dit verslag werd door de inspecteur-generaal voor het Secundair Onderwijs naar de inrichtende macht en naar de directie van de school verzonden op 18 januari 2008.
3
Besluit van de Vlaamse regering betreffende de wijze waarop sommige bevoegdheden van de onderwijsinspectie van de Vlaamse Gemeenschap worden uitgevoerd van 2 februari 1999.
Virgo Sapiensinstituut – Londerzeel
Inspectie Secundair Onderwijs
november 2007
blz. 4
INHOUDSOPGAVE 1
Over welke school gaat het?..........................................................................................................6
1.1
Identificatie ....................................................................................................................................6
1.2
Leerlingenaantallen en onderwijsaanbod.......................................................................................6
1.3
Vorige doorlichting ........................................................................................................................7
1.4
Huidige doorlichting ......................................................................................................................7
2
Hoe goed is het beleid van de school? ..........................................................................................8
2.1
Algemeen beleid ............................................................................................................................8
2.2
Onderwijskundig beleid .................................................................................................................9
2.3
Personeelsbeleid...........................................................................................................................14
2.4
Logistiek beleid............................................................................................................................16
3
Hoe goed werkt de school?..........................................................................................................19
3.1 3.1.1 3.1.2 3.1.3 3.1.4
Vakverslagen................................................................................................................................19 Biologie, chemie, fysica, natuurwetenschappen ..........................................................................19 Frans.............................................................................................................................................21 Geschiedenis ................................................................................................................................23 Project algemene vakken (PAV)..................................................................................................25
3.2 Studierichtingverslagen................................................................................................................27 3.2.1 Personenzorg................................................................................................................................27 3.3
Vakoverschrijdende eindtermen/ontwikkelingsdoelen ................................................................30
3.4
Kernproces in relatie tot het schoolbeleid....................................................................................30
4
Welke resultaten boekt de school?..............................................................................................32
4.1
Schoolrendement..........................................................................................................................32
4.2
Welbevinden ................................................................................................................................33
5
Conclusies....................................................................................................................................35
5.1
Wat zijn de sterke punten van de school? ....................................................................................35
5.2 Wat zijn de zwakke punten van de school? .................................................................................35 5.2.1 Punten voor verbetering vatbaar ..................................................................................................35 5.2.2 Dringende actiepunten .................................................................................................................35 6
Advies...........................................................................................................................................36
Virgo Sapiensinstituut – Londerzeel
Inspectie Secundair Onderwijs
november 2007
blz. 5
1
OVER WELKE SCHOOL GAAT HET?
1.1
Identificatie
Het Virgo Sapiensinstituut te Londerzeel biedt een eerste graad met een A- en een B-stroom, een tweede graad ASO, BSO en TSO en een derde graad ASO en BSO aan. De progressieve invoering van de studierichting Sociale en technische wetenschappen TSO legt een brug tussen de reeds aanwezige studierichtingen ASO en BSO. De school rekruteert hoofdzakelijk leerlingen uit Londerzeel en de directe omgeving. De meeste leerlingen komen met de fiets naar school. De onmiddellijke verkeersomgeving is veilig en de ingang van de school geeft uit op een autoluwe straat. Gemachtigde opzichters zorgen er elke dag voor dat de leerlingen veilig kunnen oversteken. Met de trein is de school gemakkelijk te bereiken: het station ligt op 10 minuten afstand van de school. De school vormt samen met een lagere school van dezelfde inrichtende macht, één campus in het centrum van Londerzeel. Een groot deel van het gebouwencomplex dateert uit de 19de eeuw. De jongste jaren werden heel wat ingrijpende verbouwingswerken uitgevoerd. De infrastructuur werd door de bouw van een aantal blokken aanzienlijk verbeterd, maar tegelijk ook versnipperd. De school maakt deel uit van de ‘Scholengemeenschap SGKSO Noordwest-Brabant’ die vijf scholen omvat met een gevarieerd studieaanbod. Op 1 februari 2007 telde de scholengemeenschap 2570 leerlingen. 1.2
Leerlingenaantallen en onderwijsaanbod
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de leerlingenaantallen en van het onderwijsaanbod in relatie tot het aanbod in de scholengemeenschap. Het valt op dat het BSO- en TSO- onderwijsaanbod in relatie tot het aanbod in de scholengemeenschap goed geprofileerd is. Behalve de eerste graad die in vier scholen aan bod komt, is er hetzelfde aanbod van ASO-studierichtingen in twee scholen van de scholengemeenschap. De studierichtingen in het studiegebied Personenzorg blijven tot deze school beperkt. Door de uitbreiding van het studieaanbod in het TSO wil de school bewust uitgroeien tot een ‘brede’ school. Hierdoor krijgen de leerlingen meer kansen om hun zes jaar secundair onderwijs in dezelfde school af te ronden. Virgo Sapiensinstituut STUDIEGEBIED/ STRUCTUURONDERDEEL 1ste graad
Studiegebied Algemeen secundair onderwijs ASO
Studiegebied Technisch secundair onderwijs TSO Studiegebied Personenzorg BSO
Scholengemeenschap Basisoptie/beroepenveld/ studierichting
Graad
lj
lln
1e lj A 2e lj 1e gr Latijn 2e lj 1e gr Moderne wetenschappen 1e gr bvlj Mode - Verzorging-voeding 1e lj B Economie
1 1 1 1 1 2
1 2 2 2 1 12
108 16 70 14 14 84
Economie-moderne talen Economie-wiskunde Moderne talen-wetenschappen Wetenschappen Wetenschappen-wiskunde Sociale en technische wetenschappen Verzorging
3 3 3 2 3 2
12 12 12 12 12 1
51 20 4 39 18 25
3
12
24
Verzorging-voeding
2
12
29
Virgo Sapiensinstituut – Londerzeel
Inspectie Secundair Onderwijs
totaal aanSGB tal
222
216 25
53
lln percentage totaal SGB
4 2 2 1 3 2
433 101 204 14 48 215
24,9% 15,8% 34,3% 100,0% 29,2% 39,1%
2 2 2 2 2
152 57 16 112 67
33,6% 35,1% 25,0% 34,8% 26,9%
1
24
100,0%
1
29
100,0%
november 2007
800
619
53
blz. 6
Om haar studieaanbod in de eerste graad nog beter af te stemmen op het aanbod in de tweede graad wil de school het volgende schooljaar de basisoptie Sociale en technische vorming organiseren. De meeste studierichtingen zijn goed bevolkt, met uitzondering van de derde graad Moderne talenwetenschappen. De schoolpopulatie telt opvallend meer meisjes dan jongens. De verhouding is ongeveer 62 % meisjes tegenover 38 % jongens: het studiegebied Personenzorg trekt vanuit een diepgewortelde traditie nog steeds meer meisjes aan. Evolutie van het leerlingenaantal februari03
1°gr-A I 1°gr-A I 1°gr-B I 1°gr-B I Subtotaal ASO II ASO II ASO III ASO III Subtotaal BSO II BSO II BSO III BSO III Subtotaal TSO II Subtotaal Alg. totaal
1.3
1 2 1 2 1 2 1 2 1 2 1 2 1
110 79 10 10 209 69 55 45 40 209 12 15 13 10 50 0 0 468
februari04
100 93 6 12 211 56 60 38 43 197 11 16 12 11 50 0 0 458
februari05
februari06
101 94 16 9 220 65 54 57 35 211 13 11 15 11 50 0 0 481
91 98 14 18 221 63 53 49 51 216 13 12 9 12 46 0 0 483
februari07
108 86 14 14 222 70 53 44 49 216 19 10 13 11 53 0 0 491
November 07
119 99 14 17 249 62 63 51 43 219 17 20 10 10 57 25 25 550
Zoals de cijfers in nevenstaande tabel aantonen, is er een gevoelige stijging van het leerlingenaantal. De instroom door de uitbreiding van het studieaanbod is hier niet vreemd aan, maar ook het leerlingenaantal in de eerste graad stijgt met meer dan 10 %.
Vorige doorlichting
De vorige doorlichting vond plaats van 10 tot 19 mei 1999. Volgende vakken/studierichtingen waren toen het uitgangspunt: - Engels; - lichamelijke opvoeding; - Nederlands; - Project Algemene Vakken; - wiskunde; - studiegebied verzorging. 1.4
Huidige doorlichting
Bij de huidige doorlichting werd uitgegaan van volgende vakken van de decretale basisvorming en van het specifiek gedeelte: • biologie; •
chemie;
•
geschiedenis;
•
Frans;
•
project algemene vakken (PAV);
•
de pool Wetenschappen.
Het beroepenveld Verzorging-voeding werd via een aantal vakken doorgelicht. De studierichting Verzorging werd via een aantal vakken van het specifiek gedeelte doorgelicht. Virgo Sapiensinstituut – Londerzeel
Inspectie Secundair Onderwijs
november 2007
blz. 7
2
2.1
HOE GOED IS HET BELEID VAN DE SCHOOL?
Algemeen beleid
De schoolleiding vertrekt vanuit een duidelijke visie om haar doelen en haar koers voor de school te bepalen. Naast aandacht voor kennisoverdracht wil Virgo Sapiens haar maatschappelijke en opvoedende rol vanuit een christelijke levensvisie ter harte nemen. Daarom wordt het curriculum ingekleurd met initiatieven die de waardenvorming centraal stellen. De school wil er een erezaak van maken om jonge mensen te blijven uitnodigen, stimuleren, begeleiden en motiveren. De begeleiding van al haar leerlingen krijgt een cruciale rol. In haar onderwijskundig beleid wordt de leraar als coach vooropgesteld. Naar aanleiding van de uitbreiding van het onderwijsaanbod met de onderwijsvorm TSO, werd vorig schooljaar met een groot aantal leden van het schoolteam gedebatteerd over pedagogische visie. Daaruit blijkt dat de school in de eerste graad geïntegreerd wil werken. Ze wil een ‘brede school’ zijn waar alle leerlingen zoveel mogelijk kansen krijgen om zich te ontwikkelen. De huidige schoolleiding streeft naar de integratie van kennis, vaardigheden en attitudes in het onderwijs van elk vak. Ze promoot en ondersteunt het doorbreken van de vakkenstructuur en stimuleert projectwerking in alle graden. Dit impliceert bijzondere aandacht voor vakoverschrijdende eindtermen en ontwikkelingsdoelen, inbouwen van vormen van differentiatie en bevorderen van leerautonomie via een systeem van begeleid zelfstandig leren. Ze wil het leerproces ondersteunen door een krachtige leeromgeving. Om het draagvlak te verhogen, steunt het beleid op een zo breed mogelijke basis. Het pleegt hiervoor overleg met alle participanten. De school heeft randvoorwaarden gecreëerd, door een participatieve beleids- en besluitvorming krachtig in het schoolleven te verankeren. Er zijn voldoende overlegstructuren en werkgroepen die op een zinvolle manier bijdragen tot een vitale en dynamische onderwijscultuur. Alle wettelijk opgelegde participatieorganen vergaderen regelmatig en werken constructief mee aan de uitbouw van de school. De schoolraad, de ouderraad en de leerlingenraad zijn opgericht volgens de procedures vastgelegd in het participatiedecreet. De werkgroepen ondersteunen de schoolvisie met concrete initiatieven. De interne en externe communicatie verloopt via de traditionele kanalen en een open schoolcultuur. Door een elektronische leeromgeving ter beschikking te stellen en via de website probeert de school de communicatie te optimaliseren. Naast eerder informatieve personeelsvergaderingen zijn er open vergaderingen gericht op participatie aan het onderwijsbeleid en op visieontwikkeling. Naast de schriftelijke communicatie via de schoolagenda organiseert de school infoavonden en verschillende oudercontacten. Ouders zijn bovendien steeds welkom op school en worden persoonlijk gecontacteerd i.v.m. specifieke bekommernissen. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft het beleid inspanningen geleverd. Dit gebeurt zonder een echt referentiekader en zonder gerichte systematische enquêtes over het functioneren van de school. Vanuit gesprekken met de verschillende participanten en vanuit de analyse van gegevens met betrekking tot studieresultaten van de leerlingen wordt wel aan kwaliteitsbewaking gedaan.
Virgo Sapiensinstituut – Londerzeel
Inspectie Secundair Onderwijs
november 2007
blz. 8
2.2
Onderwijskundig beleid
Schoolcurriculum In haar onderwijskundig beleid besteedt de school voldoende aandacht aan de realisatie van de basisvorming de specifieke vorming en de vakoverschrijdende vorming. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school hiervoor initiatieven genomen. Voor de realisatie van de basisvorming, de specifieke en de vakoverschrijdende vorming baseert men zich op de leerplannen en de lessentabellen van het VVKSO. Daarnaast legt de school in alle graden een aantal specifieke accenten. Ze streeft naar een gelijke behandeling van alle onderwijsvormen. In de eerste graad wil de school heterogene groepen samenstellen. Voor een aantal vakken (Frans en wiskunde) krijgen de leerlingen van het eerste leerjaar A-stroom afzonderlijk les. Hierdoor slaagt de school slechts gedeeltelijk in haar opzet. Met het uitbreiden van de onderwijsvormen krijgt de school meer mogelijkheid om de specifieke vaardigheden van haar leerlingen te ontplooien. Hoewel de school het gebruik van moderne leermiddelen stimuleert en er reeds inspanningen werden geleverd om de multimediale leermiddelen aan te vullen, zijn niet altijd de nodige leermiddelen voor alle vakken beschikbaar. Vaardigheids- en onderzoeksgericht onderwijs zijn nog onvoldoende ingebed. Hierdoor ligt het accent op het ‘kennen’ en het ‘kunnen’ krijgt minder aandacht. De mogelijkheden tot adaptief onderwijs werden verhoogd door de uitbouw van het openleercentrum. Het accent op begeleid zelfstandig leren in de eerste graad maakt gedifferentieerd werken mogelijk maar momenteel is de praktijk van binnenklasdifferentiatie nog weinig gangbaar. De lestijd wordt niet altijd optimaal benut: een aantal lessen eindigt voor het belsignaal. De schoolleiding volgt het onderwijskundig gebeuren weinig op. Ze legt de verantwoordelijkheid voor de opvolging van het leerproces bij de vakgroepen en bewaakt dit weinig. Zo worden bv. de inhoud van de jaarplannen en de vakgroepwerking amper opgevolgd, waardoor de realisatie van de leerplannen in de praktijk veelal aan de individuele leraar wordt overgelaten. Op pedagogisch vlak wil de school de leerplanrealisatie procesmatig versterken door het stimuleren van projectwerking, actieve werkvormen en competentiegericht leren. Leren leren komt niet voor in de lessentabel van het keuzegedeelte van het eerste leerjaar klassieke studiën. Het wordt geïntegreerd in de lessen. Het curriculum van het eerste leerjaar B-stroom bevat een lesuur ‘leefsleutels’. De school opteert voor kleine klassengroepen. Nochtans zijn een aantal praktijkgroepen groot, wat het toepassen van gedifferentieerde werkvormen moeilijk maakt. De vrije ruimte moet bijdragen tot het ontwikkelen van de belangstellingsdomeinen van de leerlingen. De seminaries worden voor de derde graad ASO binnen het complementair gedeelte van het lessenrooster georganiseerd. Via zelfstandig opzoekingwerk en ervaringsgerichte opdrachten bereidt de school de leerlingen voor op werkvormen eigen aan het hoger onderwijs. Ze scoort voor verscheidene vakken zeer goed bij peilingen en onderzoeken. Door het inrichten van SOHO in de vrije ruimte van het 2de leerjaar van de 3de graad raken de leerlingen ook beter wegwijs in de verschillende studiemogelijkheden in het hoger onderwijs. De school heeft een visie op de brede vorming bij de realisatie van het curriculum. Dat blijkt ondermeer uit de gevarieerde keuze van projecten en activiteiten die ze aanbiedt. De vakoverschrijdende vorming omvat een brede waaier van domeinen, naast extramurale activiteiten en buitenlandse reizen, is er zeer veel aandacht voor cultuur en sport. Elke klas wordt uitgedaagd om mee te strijden voor de titel van sportiefste klas door mee te sporten tijdens de middagpauzes en op woensdagnamiddag. De leerlingen nemen dan ook met succes deel aan talrijke sportwedstrijden. Er wordt systematisch gewerkt aan de vakoverschrijdende eindtermen (VOET) en vakoverschrijdende ontwikkelingsdoelen (VOOD). De school heeft een visie ontwikkeld en een stappenplan gevolgd om de VOET/VOOD te implementeren in het curriculum door middel van activiteiten of projecten. De school hecht belang aan welzijn en voert een gezondheidsbeleid. Ze onderstreept het belang van gezonde voeding en werkt een drugsbeleid uit. Bij de projectdag rond veiligheid worden de gevaarlijke verkeerspunten in de regio aangeduid en is er een fietsencontrole in samenwerking met de plaatselijke autoriteiten.
Virgo Sapiensinstituut – Londerzeel
Inspectie Secundair Onderwijs
november 2007
blz. 9
De buitenlandse uitwisselingen met verblijf in gastgezinnen vormen een belangrijke bijdrage tot de verruiming van het gezichtsveld van de leerlingen. Er zijn grote materiële inspanningen geleverd om ICT te introduceren en er werden ook stimuli gegeven voor de nodige vorming. Momenteel wordt er ook pedagogisch voor ondersteuning gezorgd om ICT beter in het curriculum te integreren. De ingebruikname van een elektronisch platform opent nieuwe mogelijkheden. De structurele aanpak van het taalbeleid door de cel taalbegeleiding is nieuw. De school heeft daarover nog geen uitgeschreven visietekst maar de cel maakt daar nu werk van. Het Centrum voor Leerlingenbegeleiding ondersteunt de betrokken leraren (taalleraren en coördinator). De zorg spitst zich vooral toe op leerlingen met taalachterstand en leerstoornissen. Een aantal initiatieven zoals richtlijnen rond de toepassing van de sticordi-maatregelen, toont aan dat de school reeds heel wat jaren aandacht besteedt aan ondersteuning voor taalzwakke leerlingen. De school geeft wel aan dat de gevallen van dyslexie en dysorthografie toenemen. Een toets bij het begin van het schooljaar peilt naar het taalvaardigheidsniveau van alle leerlingen. Op basis hiervan biedt men taalvaardigheids- en remediëringsoefeningen aan. Het recent gebruik van het open leercentrum en het elektronisch leerplatform biedt daartoe heel wat mogelijkheden. Andere projecten en afspraken om tot een geïntegreerd taalbeleid te komen binnen de school waren tot nu eerder beperkt tot de inspanningen geleverd door de taalleraren. Het is de bedoeling van de taalcel om een breder draagvlak binnen de school te ontwikkelen. De zorg van de schoolleiding om alle onderwijsvormen zoveel mogelijk gelijke kansen te geven, komt wat talenkennis betreft tot uiting in de bewuste keuze om in het TSO twee vreemde talen aan te bieden en in het BSO in beide graden één vreemde taal. Ook participatie aan uitwisselingsprojecten, taalwedstrijden en de daarbij behaalde prijzen tonen de gerichte aanpak, evenals de beoordeling van taalvaardigheid bij niet-taalgerichte presentaties (wetenschappen). Voorbeelden van goede praktijk •
De inspanningen voor geïntegreerd onderwijs in de eerste graad.
•
De resultaten bij peilingen en diverse onderzoeken.
•
De brede en harmonische vorming. •
Het sportbeleid.
•
De buitenlandse uitwisselingen met verblijf in gastgezinnen.
Werkpunten •
Het taalbeleid verder uitbouwen.
•
Voor alle vakken voldoende leermiddelen ter beschikking stellen.
Virgo Sapiensinstituut – Londerzeel
Inspectie Secundair Onderwijs
november 2007
blz. 10
Leerlingenbegeleiding Het beleid met betrekking tot leerlingenbegeleiding functioneert goed. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school hiervoor initiatieven genomen. Leerlingenbegeleiding en zorg in de breedste zin van het woord zijn inherent aan de schoolcultuur. Het is dan ook één van de fundamentele pijlers van het onderwijskundig beleid. De school organiseert een ruim aantal activiteiten waaraan leerlingengroepen uit alle onderwijsvormen deelnemen. De werking is gericht op een leerlingenbegeleiding die rekening houdt met de schooleigen problematiek. De eerstelijnszorg komt de individuele vakleraar en de klassenleraar toe. Om de betrokkenheid op het eerstelijnsniveau te verhogen werd een verbeterde en snellere communicatie i.v.m. zorg uitgezet. De ‘portretterende klassenraden’ fungeren als doorgeefluik. Signalerings- en remediëringslijsten maken het mogelijk dat de begeleidende klassenraden gerichter werken aan remediëring. De cel leerlingenbegeleiding werkt rond de socio-emotionele problematiek. Het ondersteunend personeel maakt samen met het CLB deel uit van de cel. Die vormt het aanspreekpunt voor leraren, leerlingen en ouders, onder meer ook voor leermoeilijkheden die de individuele vakken of lessen overschrijden. De school streeft naar een gelijke benadering van al haar leerlingen en zorgt voor een degelijke intake bij inschrijvingen. Inleefdagen maken de leerlingen vertrouwd met de schoolcultuur. De afwezigheden en het te laat komen, worden heel nauwkeurig bijgehouden en er wordt kort op de bal gespeeld. Er zijn weinig problematische afwezigheden. Als het voorvalt, worden de ouders telefonisch op de hoogte gebracht. Te laat komen wordt vermeld in de klasagenda en dient door de ouders te worden ondertekend. De eerste-, derde- en zesdejaars gaan bij het begin van het schooljaar op vriendschaps- en bezinningsdagen. Zo krijgen de leerlingen de kans om de medeleerlingen en de leraren in een andere context te leren kennen en realiseert men teambuilding. Tijdens het schooljaar is er voortdurend aandacht voor het preventieve luik in het zorgbeleid. Men probeert probleemsituaties te voorkomen. Sedert dit schooljaar werd de studiebegeleiding meer gestroomlijnd en gestructureerd. Er zijn leerlingenbegeleiders per graad en per onderwijsvorm. Er wordt op gerekend dat leren leren in de vakken wordt opgenomen als basis van de studiebegeleiding. Met het huistakenuurtje wil de school hulp bieden aan leerlingen met een studieproblematiek. Indien de vakleraar het nodig acht, nodigt hij leerlingen uit voor het volgen van inhaallessen. De leraren zijn ook steeds bereid om op vraag van de ouders of de leerling bijkomende uitleg te verstrekken. De curatieve zorg van de school uit zich in de aandacht die ze schenkt aan herhalingsoefeningen, de degelijke voorbereiding van proefwerken en nabespreking. Tijdens het huistakenuurtje kan er ook actief gewerkt worden aan taken, lessen en groepswerken. Hierbij kunnen de leerlingen gebruik maken van het computerpark en de internetaansluiting van de school. 4 GON -leerlingen krijgen de nodige aandacht. De school zorgt voor compenserende maatregelen voor specifieke problematieken (dyslexie, dyscalculie,…), de sticordi maatregelen worden in een stappenplan geconcretiseerd. De school biedt leerlingen opvang en studie tijdens de proefwerkperiodes.
Het digitaal platform vergroot en ondersteunt de contact- en meldingsmogelijkheden bij psychosociale problemen waardoor de drempelvrees voor de leerlingen lager ligt. De samenwerking met het CLB is positief. De school beschikt over een stappenplan voor een consequente aanpak van orde- en tuchtproblemen. De wijze waarop deze maatregelen worden gehanteerd leent zich ertoe om de persoonlijkheidsvorming van de betrokken leerlingen op een positieve manier te versterken.
4
Geïntegreerd onderwijs
Virgo Sapiensinstituut – Londerzeel
Inspectie Secundair Onderwijs
november 2007
blz. 11
De communicatie met de ouders rond studiebegeleiding gebeurt doorheen het schooljaar. Met het project ‘ouders op de schoolbanken’ haalt men de binding met de school nog sterker aan. In de Astroom wordt de studiekeuzebegeleiding structureel ingebed in de keuze voor ‘Project moderne wetenschappen’. Voor de laatstejaars is de procedure om hen in hun studiekeuze te begeleiden goed uitgewerkt. Van de leerling wordt verwacht dat hij/zij zichzelf beter leert kennen en zijn/haar mogelijkheden in kaart brengt. De leerlingen van ASO III,2 hebben een wekelijks lesuur SOHO. Hier verwerven ze informatie over de structuur en de mogelijke studiegebieden in het hoger onderwijs, de arbeidsmarkt, de eigen aanleg en voorkeuren, de noodzakelijke planning en aanpak van de studies en manieren om de klassieke valkuilen te vermijden. Het is de bedoeling dat ze op het einde van het schooljaar hun studiekeuze voorleggen aan de klassenraad, die er een advies zal over geven. Verder worden gesprekken met oud-leerlingen georganiseerd. De deelname aan wedstrijden en projecten ondersteunt en verruimt ook de keuzebekwaamheid van de leerlingen. Voorbeelden van goede praktijk •
Het preventieve luik in het zorgbeleid.
•
De aandacht voor de overgang naar het hoger onderwijs.
Leerlingenevaluatie Het beleid met betrekking tot leerlingenevaluatie is overwegend goed. Het beleid heeft een aantal aanzetten ontwikkeld m.b.t. evaluatie. In alle graden en onderwijsvormen hanteert men echter nog een overwegend klassiek evaluatiesysteem met dagelijks werk en proefwerken. De school hanteert een evaluatiesysteem waarbij de impact van het dagelijks werk van de leerlingen afhangt van de onderwijsvorm en het leerjaar. In de eerste graad en het ASO is de verhouding van het dagelijks werk en van de proefwerken in het geheel van de studieresultaten 40/60. Voor het 2de leerjaar van de 3de graad ASO wordt de impact van het dagelijks werk veel beperkter en ligt de verhouding op 20/80. Dit is wel erg gering en moedigt de leerlingen niet aan tot inzet tijdens het schooljaar. Het beperkt de procesevaluatie zeer sterk ten voordele van het eindproduct. Voor het BSO is de verhouding 50/50. De schoolleiding hecht veel belang aan het gericht verwerken van attitudes voor dagelijks werk . Een stap in de richting is reeds gezet met het ontwikkelen van evaluatiefiches voor leerlingenattitudes tijdens de BZL5-opdrachten. In de tweede graad BSO hanteert men de SAM-schaal om sociale vaardigheden te beoordelen. Voor de seminaries in de derde graad ASO is een attituderapport ingevoerd met een schaal van zeer goed tot negatief. Algemene afspraken en een duidelijke lijn in het evalueren van attitudes zijn nog niet aan de orde. In de tweede en de derde graad ASO kiest men voor een semestrieel proefwerksysteem, waarbij enkel in de tweede graad ASO de meeruursvakken proefwerken krijgen met Pasen. Voor sommige vakken opteert men voor gespreide evaluatie zonder proefwerken: o.a. voor godsdienst en Duits (II,2). Om de bijkomende proeven terug te dringen, zorgen de gewijzigde vakantietaken en waarschuwingen ervoor dat er ook een goede opvolging is naar het volgend schooljaar toe. Voor het in kaart brengen van de leervorderingen in het kader van deze waarschuwingen worden er logboeken ontwikkeld voor de leerlingen, leraren en leerlingenbegeleiders. De logboeken worden goed bijgehouden, hierdoor krijgen zowel de leerlingen als hun ouders voldoende feedback. Het schoolreglement stelt dat ‘een waarschuwing altijd gevolgen heeft naar een volgend schooljaar toe’. Een waarschuwing wordt nauwgezet opgevolgd door de vak- en klassenleraar in overleg met de leerlingenbegeleiders en directie. Ze gaat altijd gepaard met extra studiebegeleiding voor het vak tijdens het daaropvolgende schooljaar. Bij een vakantietaak vormen de kwaliteit van de taak en de ernst waarmee ze werd uitgevoerd een belangrijk element in de extra begeleiding en de deliberatie van het daaropvolgende schooljaar. Een vakantietaak gaat altijd gepaard met een mondelinge toelichting of 5
Begeleid zelfstandig leren
Virgo Sapiensinstituut – Londerzeel
Inspectie Secundair Onderwijs
november 2007
blz. 12
proef tijdens de eerste week van het nieuwe schooljaar. Dit is in strijd met de regelgeving die stelt dat de delibererende klassenraad bevoegd is om aansluitende adviezen te verstrekken o.a. ‘een waarschuwing voor vak(ken) waaraan het volgende schooljaar extra aandacht dient te worden geschonken’, ‘concrete individuele suggesties om vastgestelde tekorten of zwakke punten weg te werken’. Maar adviezen van de delibererende klassenraad zijn niet bindend. (SO 64 -6.3). Indien de leerling een onvoldoende haalt voor een vakantietaak, kan dit worden omgezet in een waarschuwing. Het verslag wordt schriftelijk aan de ouders meegedeeld op het eerste rapport in oktober. De school heeft afspraken gemaakt betreffende deliberatiecriteria. Het is niet duidelijk welke impact de stage en de geïntegreerde proef (GIP) hebben bij de deliberatie. Bij de evaluatie van de GIP heeft de school in het verleden geen externe deskundigen betrokken wat in strijd is met de regelgeving. Externe deskundigen dienen in de loop van het schooljaar aangeduid. De beoordeling van de GIP moet gebeuren door de betrokken leraren en externe deskundigen. Voorbeelden van goede praktijk •
De aanzetten om de evaluatiepraktijk te verbreden.
•
Het gebruik van waarschuwingen, ondersteund door een logboek, om het aantal uitgestelde beslissingen te reduceren.
Werkpunten •
De verhouding dagelijks werk-proefwerk waar nodig aanpassen.
•
De GIP organiseren volgens de regelgeving.
•
De regelgeving m.b.t. een waarschuwing toepassen.
Virgo Sapiensinstituut – Londerzeel
Inspectie Secundair Onderwijs
november 2007
blz. 13
2.3
Personeelsbeleid Het personeelsbeleid functioneert goed.
Uit gesprekken blijkt dat het personeel overwegend blijk geeft van een sterk engagement. De collegialiteit in de groep ligt hoog. De schooldirecteur coördineert het personeelsbeleid en is bevoegd voor aanwervingen. Opvallend is het gering aantal dienstonderbrekingen van medische aard. De overwegend jonge leeftijd van het personeel evenals de grote aandacht van het beleid voor het welbevinden van het personeel kunnen dit verklaren. Bij de aanwerving van nieuwe personeelsleden worden duidelijke selectiecriteria gehanteerd. Naast aandacht voor de professionele competentie heeft de leiding bij de aanwerving ook oog voor positieve ervaringen met interimarissen, respect en aandacht voor het pedagogisch project en teamspirit. Er wordt een proactief personeelsbeleid gevoerd. Rekrutering voor korte vervangingsopdrachten evenals de opvang van langdurige afwezigheden brengen meestal geen problemen met zich mee. De schoolleiding benut, op basis van de informatie uit de functioneringsgesprekken, de individuele kwaliteiten en interessesferen van de personeelsleden. Opvallend is het geringe aantal dienstonderbrekingen van medische aard. De overwegend jonge leeftijd van het personeel, evenals de grote aandacht van het beleid voor het welbevinden van het personeel kunnen dit verklaren. Een groot aantal personeelsleden neemt vrijwillig extra taken op zich, bv. begeleidingsteam, bijwerklessen, projecten en deelname aan vergaderingen van de ad hoc werkgroepen. De toename van het leerlingenaantal en de organisatie van een nieuwe studierichting wegen op het lestijdenpakket. Dat veroorzaakt een toename van de werkdruk bij het personeel dat, naast de gebruikelijke toezichtbeurten, nu ook geconfronteerd wordt met talrijkere klassengroepen. Het is echter een tijdelijke zorg; de goede sfeer binnen het team en de zekerheid dat het hier om overmacht gaat, zorgen ervoor dat dit probleem opgevangen wordt. Nieuwe collega’s en stagiairs worden wegwijs gemaakt in het schoolgebeuren door een mentor. Het is dankzij het warme onthaal en de steun van de vakgroepen, dat beginnende leerkrachten zich vlug opgenomen weten in het team. In het kader van een goede personeelsbeleidvoering past de aandacht van het schoolbeleid voor de professionele nascholing. Men tracht de nascholingsbehoeften te inventariseren en het personeel te informeren m.b.t. nascholingsthema’s die aansluiten bij de behoeften. Er worden ook voldoende faciliteiten voorzien om aan nascholing deel te nemen. Het beleid focust op teamgerichte en individueel gerichte nascholing. De thema’s van de pedagogische studiedagen sluiten ook aan bij de beleidsopties. De manier waarop de multiplicatie van een nascholing wordt georganiseerd behoort tot de autonomie van de vakgroepen. Wat de pedagogische nascholing door leerkrachten betreft scoort de school vrij goed, zij het dat het aantal leraren die zich daarover naschoolt zeker kan verhogen. Vakgerichte nascholingen kunnen zeker door een aantal leraren nog meer gevolgd worden zodat men beter met de ruime mogelijkheden van de nieuwe werkvormen kennismaakt. Ook het ondersteunend en administratief personeel volgt voldoende nascholing. Het personeelsbeheer heeft oog voor ondersteuning van het personeel. De vrijwillige inzet van de leerkrachten in de diverse werkgroepen maakt een dynamische en leerlingvriendelijke aanpak mogelijk. Elke voldoende gemotiveerde vraag van de vakgroep wordt in de mate van het mogelijke ingewilligd. De grote aandacht voor een participatieve cultuur en teambuilding (activiteiten en kleine attenties) wordt door de meeste personeelsleden gewaardeerd. Vakdoorbrekende projecten, uitwisselingsprojecten (Comenius) en buitenlandse reizen zorgen niet enkel voor de vlotte invulling van enkele vakoverschrijdende eindtermen (zie 3.3), maar zorgen ook voor goede onderlinge contacten. Er is voldoende aandacht van het beleid voor het beperken van de werkdruk van de leraren. Tal van sociale en sportieve activiteiten hebben eveneens de bedoeling het gemeenschapsgevoel te ondersteunen. Functiebeschrijvingen en functioneringsgesprekken werden recent ingevoerd. Ze worden uitsluitend door de directeur gevoerd en verlopen volgens een vast stramien waar voldoende ruimte is voor de
Virgo Sapiensinstituut – Londerzeel
Inspectie Secundair Onderwijs
november 2007
blz. 14
inbreng van de leraar. Vastbenoemde leraren krijgen feedback over het eigen presteren en ze kunnen er ook hun wensen kenbaar maken. Sterke en minder sterke punten komen daarbij aan bod en indien wenselijk worden verbeteracties gepland. De evaluatie van beginnende leraren berust bij de directie, die op basis van lesbezoeken en tussentijdse gesprekken gerichte feedback geeft. De mentoren en de vakwerkgroepen spelen een rol in de aanvangsbegeleiding. De investering van 8 BPT-uren in ICT rendeert maximaal dankzij een optimale samenwerking tussen een systeembeheerder en een pedagogisch ICT-coördinator. Zowel op technisch als op pedagogisch vlak is het beleid laagdrempelig en, zo nodig, persoonlijk om ook de traagste vorderaars over de streep te trekken. Hierdoor vindt ICT steeds meer ingang in het lesgebeuren. Het gebruik van het elektronisch platform neemt toe. Door de ontwikkeling van ICT groeit de vraag naar beschikbare uitrusting, zodat bijkomende investeringen zich opdringen. Voorbeelden van goede praktijk •
Laagdrempelig contact met en participatieve belangstelling van de schoolleiding.
•
Het engagement van het lerarenkorps.
•
De succesvolle en efficiënte samenwerking tussen de systeembeheerder en de ICT-coördinator.
Werkpunt •
Het nascholingsbeleid versterken als middel om de nieuwe impulsen ingang te doen vinden.
Virgo Sapiensinstituut – Londerzeel
Inspectie Secundair Onderwijs
november 2007
blz. 15
2.4
Logistiek beleid
Aspecten van financieel beleid Het financieel beleid is veeleer onduidelijk. Het financieel beleid is voor de directie niet altijd transparant. De school past conform de regelgeving de ‘dubbele boekhouding’ toe. Ze heeft nog een zware afbetalingslast (bouw van blok D). De begroting voor het volgende schooljaar wordt opgemaakt op basis van de noden op het vlak van infrastructuur. Er ontbreekt vooralsnog een goed gestructureerd meerjarenplan en een investeringsplan. Momenteel vertoont de balans met de nascholingsgelden een ruim overschot. De toegekende ICT-gelden zijn goed besteed. De draadloze bereikbaarheid van internet in het schoolgebouw werd drastisch verhoogd. Er is ook geïnvesteerd in een open leercentrum met tien laptops. De ouders ontvangen bij de inschrijving een algemene kostenlijst. Werkpunt • Een meerjarenplan opstellen dat rekening houdt met de noden van de school. Materieel beleid Het materieel beleid is veeleer zwak. Een vrij grote basisschool betrekt een aantal klaslokalen op de campus van de school. Deze lokalen zitten verweven in de schoolgebouwen en tussen de lokalen van het secundair. De speelplaats en de recreatietijden van de basisschool zorgen voor geluidsoverlast in een aantal klaslokalen. De speelplaats is beperkt in ruimte maar daarnaast beschikt de school over goed uitgeruste sportvelden en een goede sportinfrastructuur. De stijging van het leerlingenaantal stelt de school voor uitdagingen op het vlak van infrastructuur en leermiddelen. De oprichting van TSO Sociale en technische wetenschappen maakt een uitbreiding van de didactische keukens noodzakelijk. Een aantal werken worden uitgevoerd met AGIOn subsidie. Het groot onderhoud wordt met de nodige systematiek uitgevoerd. Er worden constant renovatiewerken, schilderwerken uitgevoerd. Recent werden de polyvalente ruimte ‘summum’ en het openleercentrum uitgebouwd. Het klein onderhoud gebeurt op een voorbeeldige wijze. Er is aandacht voor het welbevinden van de leerlingen, het schoolrestaurant is mooi aangekleed. Het schoolrestaurant voor de eerste graad mist natuurlijke verlichting. Door middel van enkele etalages krijgen de leerlingen van het BVL en BSO de kans hun werkjes tentoon te stellen. De laatste jaren werd er een forse inspanning geleverd om de moderne media aan te vullen en ICTondersteunend werken mogelijk te maken. Toch beschikt de school op dit ogenblik nog over onvoldoende leermiddelen en vaklokalen voor alle vakken. Voorbeelden van goede praktijk •
De sportvelden en de sportinfrastructuur.
•
Het klein onderhoud van de school.
•
De inspanningen van de school om progressief lokalen te renoveren.
Werkpunt •
Een rationelere, overzichtelijke verdeling van de infrastructuur tussen beide scholen op de campus overwegen.
Virgo Sapiensinstituut – Londerzeel
Inspectie Secundair Onderwijs
november 2007
blz. 16
Veiligheid en welzijn Veiligheid en welzijn voldoet. Organisatie van het welzijnsbeleid De school beschikt over een beleidsverklaring, een globaal actieplan en een jaarlijks actieplan. Het schoolbestuur neemt items rond veiligheid en welzijn op in haar schoolreglement en in het reglement van de praktijklokalen. Er is een Comité voor Preventie en Bescherming op het werk dat goed werk levert. De minimumduur van de prestaties van de preventieadviseurs werden niet in het Comité besproken. In de globale begroting is de organisatie van het welzijnsbeleid niet opgenomen. Alle nodige documenten en keuringsverslagen worden voortreffelijk bijgehouden en opgevolgd. De overkoepelende preventieadviseur ondersteunt het veiligheids- en welzijnsbeleid van de school. De lokale preventieadviseur zal in de nabije toekomst de basisvorming volgen, de overkoepelende preventieadviseur heeft een vorming niveau II. De externe dienst PBW werkt complementair zodat de school een duidelijk zicht heeft op welke diensten zij een beroep kan doen. Arbeids- en leermiddelen Het aankoop- en indienststellingsbeleid moet verder worden uitgewerkt. Met de richtlijnen van de overkoepelende preventieadviseur betreffende aankoop- en indienstelling werd tot op heden weinig rekening gehouden. Risicoanalyse, veiligheids- en welzijnsvoorwaarden op de bestellingdocumenten zijn nog niet evident. Recent werden instructieboeken en instructiekaarten opgesteld. De procedure voor het opstarten en buiten gebruik stellen werd uitgewerkt. Leer- en werkomgeving De indicator leer- en werkomgeving voldoet. Om het risico op valgevaar te verminderen dienen nog een aantal maatregelen te worden genomen. Sommige trapneuzen zijn beschadigd en de losliggende tegels moeten worden vastgezet. De leuning aan de stookplaats moet worden vastgezet. De school werkt samen met de bevoegde diensten. Het brandpreventieverslag van 17 september 2007 heeft betrekking op alle gebouwen van de school. Er werd door de brandpreventiedienst een gunstig advies gegeven met opmerkingen. Aan een aantal opmerkingen werd al voldaan, voor de andere zoekt de school naar een oplossing. Tijdens de rondgang in het gebouw bleken een aantal nooduitgangen gesloten, de nodige aanpassingen waren tijdens de doorlichting verricht. Per schooljaar worden 2 evacuatieoefeningen voorzien, het scenario is goed uitgeschreven. De veiligheidsverlichting is momenteel niet overal aangebracht. Het alarmsignaal werd in blok C en D niet duidelijk gehoord. De leerlingen klagen over de temperatuur in de paviljoenen tijdens de winter. Het lawaai van de speelplaats van de basisschool is hinderlijk in een aantal aanpalende klassen. Aan de opmerkingen in het keuringsverslag van de elektrische installaties is gevolg gegeven. De school kan een risicoanalyse voorleggen van de producten met gevaarlijke eigenschappen. De opslag en het opslaan van de scheikundige producten gebeurt volgens de regelgeving. Hygiëne en gezondheid Er zijn voldoende sanitaire installaties functioneel ter beschikking. Het onderhoud voldoet, de leerlingen zijn tevreden over de hygiëne van de sanitaire voorzieningen. De school biedt geen warme maaltijden aan. Er zijn bevoegde personen aanwezig om de eerste hulp te verlenen. Het EHBO lokaal is goed uitgerust maar beschikt niet over stromend water.
Virgo Sapiensinstituut – Londerzeel
Inspectie Secundair Onderwijs
november 2007
blz. 17
Voorbeelden van goede praktijk •
De samenwerking tussen de overkoepelende preventieadviseur en locale preventieadviseur.
•
Het bijhouden van de documenten.
•
De hygiëne in de toiletten.
Werkpunten •
Het welzijnsbeleid in de begroting verwerken.
•
De procedure m.b.t. de aankoop en het indienststellingsbeleid verder uitwerken en toepassen.
•
Op enkele plaatsen maatregelen uitwerken om het valgevaar te voorkomen.
•
De tijd waarover de preventieadviseur beschikt om zijn taak uit te voeren.
Virgo Sapiensinstituut – Londerzeel
Inspectie Secundair Onderwijs
november 2007
blz. 18
3
HOE GOED WERKT DE SCHOOL?
3.1
Vakverslagen
3.1.1 Biologie, chemie, fysica, natuurwetenschappen De eindtermen en de leerplandoelstellingen worden in voldoende mate gerealiseerd. Leerplanrealisatie De realisatie van de leerplandoelstellingen is in alle vakken en graden goed. Alle facetten van de wetenschappen komen evenwichtig aan bod. De vakgroep heeft hierover een aantal verticale en horizontale afspraken gemaakt. In de studierichtingen met de drie aparte vakken is er zowel aandacht voor het vakspecifieke denkkader als voor de samenhang. In de studierichtingen met natuurwetenschappen is het onderwijs vooral gericht op de rol van de wetenschappelijke denkwijze in de samenleving en in onze wereldbeeldvorming. De vakgroep heeft aandacht voor veiligheidsopvoeding, actualiteit, ethische en economische aspecten van wetenschappen en technologie. Tijdens de practica wordt bewust gewerkt aan het bijbrengen van de wetenschappelijke methode met aandacht voor attituden en vaardigheden. Een aantal opdrachten zijn open en bieden een grotere uitdaging. Voor een deel van de leerlingen van de pool Wetenschappen heeft de vakgroep de mogelijkheid om de onderzoekscompetentie intenser na te streven in de lessen seminarie. Dat gebeurt erg kwaliteitsvol en met een grote aandacht voor brede vorming (taalbeleid, persoonlijkheidsvorming), wat leidt tot een kloof met de leerlingen uit de pool die deze lessen niet volgen. Ter ondersteuning van de leerplanrealisatie maakt de vakgroep ruim gebruik van ICT, voor vakspecifieke (metingen, simulaties, grafieken) en algemene doelen (informatie verwerven, presenteren, …). Verder organiseert ze geschikte studiebezoeken en neemt ze deel aan wedstrijden en projecten. Hierbij toont ze duidelijk haar inzet voor vakoverschrijdende doelen. Het schoolbeleid ondersteunt de vakgroep op materieel vlak, zeker qua leermiddelen. Infrastructureel is de situatie behoorlijk tot goed, maar niet optimaal voor de eerste graad, waar niet alle lessen in een geschikt lokaal kunnen plaatsgrijpen. Dit probleem verdient de nodige opvolging, want bij de verdere uitbouw van de studierichting Sociale en technische wetenschappen zal het gebrek aan lokalen nog nijpender worden. Op het vlak van de verdeling van de lesopdrachten en pedagogische roosterwensen is de samenwerking tussen de vakgroep en de schoolleiding goed. Leerlingenbegeleiding De lessen verlopen in een degelijk leerklimaat. Ze zijn voldoende gericht op leren leren en worden ondersteund door verzorgde notities of leerboeken en werkschriften. De aanschouwelijkheid van de lessen is goed. Er wordt ook in ruime mate verwezen naar de leefwereld van de leerlingen. In de meeste lessen wordt een huisopdracht meegegeven tegen de volgende les. Er is aandacht voor zwakke leerlingen, niet enkel in de les maar ook onder de vorm van bijwerklessen. Voor de sterke leerlingen zijn er uitdagingen in het seminarie, in de deelname aan projecten en wedstrijden. Dit alles zorgt voor een grote uitstraling van de wetenschappen. De vakgroep werkt bewust aan de zelfstandigheid van de leerlingen, tijdens de gewone lessen en in het bijzonder tijdens de lessen seminarie. Tijdens het seminarie leren de leerlingen posters en presentaties maken en voorstellen. Hierbij wordt ruim aandacht besteed aan vaardigheden die de leerlingen ongetwijfeld in hun verdere studies van nut zullen zijn. Op dit vlak levert de vakgroep, onbewust, een mooie bijdrage tot het taalbeleid van de school. Ook het gebruik van wetenschappelijke literatuur tijdens de lessen kan hieronder gerangschikt worden, mits duidelijker afspraken over de opbouw van de moeilijkheid en de doelen waarvoor ze wordt gebruikt.
Virgo Sapiensinstituut – Londerzeel
Inspectie Secundair Onderwijs
november 2007
blz. 19
Leerlingenevaluatie De frequentie van de evaluatiemomenten voor dagelijks werk is goed. De resultaten van de leerlingen voor dagelijks werk en proefwerken zijn behoorlijk. Aan de voorbereiding van de leerlingen wordt de nodige zorg besteed: ze weten voldoende wat ze moeten kennen en kunnen. Op het vlak van de evaluatie van laboratorium- en experimenteervaardigheden heeft de vakgroep wel initiatieven genomen, maar is er nog geen helder systeem. In seminarie toont de vakgroep haar ambitie om te zoeken naar een brede evaluatie, want ze heeft daar een mooi systeem van peer evaluation uitgewerkt voor de presentaties en de posters. De overeenstemming van de proefwerken met de leerplandoelstellingen is behoorlijk, maar zou toch moeten bewaakt worden. Een algemene tendens is dat de basiskennis geregeld weinig aan bod komt en dat uitbreidingsdoelen overgewaardeerd worden, vooral in eerste graad. De toetsen en proefwerken vertonen een redelijke variatie in vraagvormen, hoewel ook hier nog vooruitgang mogelijk is. Voorbeelden van goede praktijk •
De inhoudelijke diepgang in combinatie met de brede vorming.
•
De aanschouwelijkheid van de lessen.
•
Het gericht werken aan de zelfstandigheid van de leerlingen.
•
De invulling van de leerlingenpractica.
•
Het gebruik van ICT.
•
De uitdagingen voor sterkere leerlingen.
•
De evaluatie van de seminarieopdrachten.
Werkpunten •
De uitbouw van de infrastructuur.
•
De evaluatie meer afstemmen op de leerplandoelen.
Virgo Sapiensinstituut – Londerzeel
Inspectie Secundair Onderwijs
november 2007
blz. 20
3.1.2 Frans De eindtermen, de leerplandoelstellingen worden in voldoende mate gerealiseerd in de Astroom en in de tweede graad ASO en BSO. De eindtermen en leerplandoelstellingen worden niet in voldoende mate gerealiseerd in de derde graad ASO. Leerplanrealisatie De tekorten in de derde graad ASO zijn van die aard dat men ofwel de geldende leerplannen niet kent, ofwel ze niet wenst toe te passen. Dat geldt zowel voor de basisvorming als voor het specifieke gedeelte van de pool moderne talen. Wat de basisvorming betreft, is er ruim onvoldoende aanbod en variatie aan tekstsoorten en leren de leerlingen te weinig strategieën aanwenden. Daardoor komen de meeste leerplandoelen niet of nauwelijks en weinig bewust aan bod. Meer bepaald gaat het om de leerplandoelen waarin volgende eindtermen zijn opgenomen: 2 tot en met 8, 10 tot en met 16, 18, 19, 22 tot en met 30 en 32 tot en met 39. In plaats daarvan wordt het grootste deel van de tijd besteed aan randvoorwaarden. Grammaticale onderdelen die al in de tweede graad of vroeger ruim aan bod kwamen, worden in elk van de beide jaren van de derde graad nogmaals uitvoerig hernomen. Daarbij wordt gebruik gemaakt van weinig authentiek en verouderd materiaal. Woordenschat en becommentarieerde teksten, waaronder cursorische lectuur, vullen de lestijd verder op, zodat vaardigheden en functionele kennis het met de kruimels moeten stellen. Het specifieke gedeelte van de pool Moderne talen is totaal onontgonnen gebied. Geen enkele van de vier onderdelen kwam al aan bod en het overleg tussen de vakken die van de pool Moderne talen deel uitmaken, moet nog beginnen. De leerplangerichtheid ontwikkelt zich stilaan, waarbij de impulsen en de vernieuwing hoofdzakelijk uit de eerste graad komen. Recentelijk groeide het besef dat men “(…) de leerplandoelstellingen beter moest realiseren”. Een nieuw leerboek moet dat ondersteunen. De documenten die de leerplanrealisatie moeten bewijzen, missen echter tegelijk die bewijskracht en verticale samenhang, waardoor overlappingen ontstaan. Er is ook geen profilering tussen de lesgroepen 4 en 6 uur in de eerste graad of tussen moderne talen en niet moderne talen in de derde graad ASO. De vakgroep vertoont eveneens weinig samenhang en beperkt zich vaak tot het formele. De vakgerichte nascholing is zwak tot onbestaande. In de klas zijn er, vooral in de eerste graad en in de tweede graad BSO, sporen van verandering merkbaar. Begeleid zelfstandig leren en ICT zijn in ontwikkeling. Hier en daar krijgen leerlingen meer initiatief. Maar wat de leerlingen aangeboden krijgen, is leraarafhankelijk. Niet iedereen is er zich van bewust dat leerplandoelstellingen realiseren aangepaste werkvormen vereist. Ook de mate waarin men de doeltaal gebruikt tijdens de lessen verschilt erg. Woordenboeken en grammaticale compendia zijn niet vlot bereikbaar en worden weinig gebruikt. In de meeste jaren van de derde graad geeft het eenzijdig aanbod van vooral literaire teksten en chansons, met Camus en Brel als eindpunt, de leerlingen een achterhaald beeld van Frankrijk. Leerlingenbegeleiding De school hecht veel belang aan zorg en dat is sterk te merken in de eerste graad, minder in de tweede graad en weinig in de derde graad. In de eerste graad tonen de leraren zich uitermate bezorgd. Zodanig zelfs dat bezorgdheid kan omslaan in betutteling. Leerlingen krijgen hierdoor soms te weinig kansen tot ontplooiing. Pairwork voor spreekvaardigheid, waarbij de leerlingen tijdens de voorbereiding alleen enkele sleutelwoorden mogen noteren, is een stap in de goede richting. Algemeen worden leerlingen te weinig gestimuleerd tot zelfredzaamheid. Werkvormen die ze gewoon zijn van in de lagere school (contractwerk, hoekenwerk), krijgen ze niet meer aangeboden. Het onderwijs verloopt nog steeds overwegend frontaal. In de meeste klassen van de derde graad heerst een pure doceerstijl.
Virgo Sapiensinstituut – Londerzeel
Inspectie Secundair Onderwijs
november 2007
blz. 21
In het BSO is de aanpak veeleer leerlinggericht en pragmatisch. Leerlingen met leermoeilijkheden krijgen hulp. Er is een woordenlijst met grammaticale termen en een D-kaart die dyslectische leerlingen mogen gebruiken. Door de soms vage hints is echter niet duidelijk in welke mate die leerlingen daarvan hulp ondervinden. Inhaallessen moeten problemen voor het vak helpen oplossen. Leerlingenevaluatie Ook hier zijn sporen van vernieuwing, onder de vorm van meer communicatieve accenten, merkbaar. Het neemt niet weg dat de evaluatie een heus werkpunt is. Globaal gaat de evaluatie te weinig uit van de leerplandoelstellingen. Zo is er erg veel reproductie en ontbreekt geregeld de nodige authentieke context. Er zijn ook tal van invuloefeningen en vertalingen. Het gebrek aan samenhang is ook in de evaluatie merkbaar. Er zijn talrijke overlappingen wat de grammatica betreft. Gedurende drie opeenvolgende jaren krijgen de leerlingen in het ASO steeds hetzelfde. Ook voor de vaardigheden zijn overlappingen vastgesteld. In het tweede leerjaar van de tweede graad ASO Economie hanteert men een verschillende puntenverdeling in de twee parallelklassen. Sommige proefwerken zijn onbehoorlijk lang. Het is zeer de vraag of de leerlingen zo lang de nodige concentratie kunnen opbrengen. Voorbeelden van goede praktijk •
De vernieuwende impulsen vanuit de eerste graad.
•
De leerlinggerichte, pragmatische aanpak in het BSO.
Werkpunten •
De leerplandoelstellingen realiseren in de derde graad ASO.
•
De leerplangerichtheid versterken.
•
Inhoudelijk overleg voeren om de samenhang te versterken en afspraken te maken over het taalgebruik in de lessen.
•
De leerlingenevaluatie afstemmen op de leerplandoelstellingen.
•
Voortbouwen op de werkvormen van het basisonderwijs.
•
Intenser gebruikmaken van leermiddelen, zoals woordenboeken en compendia.
Virgo Sapiensinstituut – Londerzeel
Inspectie Secundair Onderwijs
november 2007
blz. 22
3.1.3 Geschiedenis De eindtermen, de leerplandoelstellingen worden in voldoende mate gerealiseerd in de eerste graad van de A-stroom en in de tweede graad ASO. De eindtermen en leerplandoelstellingen worden niet in voldoende mate gerealiseerd in de derde graad ASO. Leerplanrealisatie In de eerste en de tweede graad zijn de drie pijlers van het leerplan duidelijk herkenbaar in het onderwijsproces: initiatie in en integratie van het historische referentie- en begrippenkader, studie van de samenlevingen en historisch speur- en denkwerk. In de derde graad bestudeert men de historische inhouden onvoldoende evenwichtig vanuit alle categorieën leerplandoelstellingen. Kennis en inzicht voldoen, maar vaardigheden, waaronder vooral het onderzoekend leren op basis van verschillende soorten bronnen en documentatie, worden onvoldoende expliciet in het onderwijsproces opgenomen. Dit hangt samen met het ontoereikend gebruik van de vereiste leermiddelen, mede als gevolg van een niet optimale beschikbaarheid ervan (zie minimale materiële vereisten in de leerplannen). Op basis van de studie van leerlingendocumenten kan gesteld worden dat in het verleden een reeks eindtermen en leerplandoelstellingen niet in voldoende mate gerealiseerd werd in de derde graad. Bij de studie van de historische inhouden overweegt het conceptuele niveau dat hoofdzakelijk kennis en inzicht beoogt. Het historische referentiekader wordt aangevuld met kenmerkende feiten, begrippen of probleemvelden per domein. Historisch inzicht wordt aangebracht via o.a. syntheseschema’s en beschrijvende overzichten. Het aspect globalisering en mondialisering komt in de gebruikte documenten die het leerproces weerspiegelen te weinig aan bod. Vaardigheden en onderzoekend leren worden onvoldoende eindtermgericht in het leerproces geïntegreerd. Hier rond ontbreken tevens voldoende expliciete verwerkingsopdrachten en leerstrategieën. Ook de manier waarop en de diepgang waarmee bronnen en documentatie verwerkt worden, stemt onvoldoende overeen met alle leerplandoelstellingen rond vaardigheden (ET 20-26). Sporadisch wordt de zelfgemaakte cursus met audiovisuele en andere leermiddelen of ICT aangevuld. Daartoe beantwoorden de beschikbaarheid en/of het gebruik van infrastructuur en leermiddelen niet aan de materiële vereisten in de leerplannen. Deze opmerkingen gelden evenwel voor de documenten van het vorig schooljaar. Dit jaar wordt op een voldoende vernieuwde manier historisch inzicht gegeven. In de eerste graad wordt veel zorg en tijd besteed aan het gestructureerd aanbrengen van het historisch referentiekader en de initiatie in de historische methode. De drie grote pijlers van het leerplan worden voorbeeldig uitgewerkt: het aanbrengen van het historisch referentiekader, de studie van de samenlevingen en de initiatie in het historische onderzoeksmethode. Er gaat zeer veel aandacht uit naar het duidelijk maken van het verschil tussen feiten en meningen. De grote zorg die besteed wordt aan het herkenbaar maken van de leerinhouden zwengelt de nieuwsgierigheid, de leergierigheid en de actieve participatie van de leerlingen aan. De inpassing van het referentiekader in de studie van de samenlevingen gebeurt aan de hand van invuloefeningen en samenvattende relatieschema’s. Het doordacht gebruik van het werkboek samen met het leerboek toont in de bijgewoonde lessen dat er niet aan slaafse invuldidactiek wordt gedaan maar dat leerlingen voldoende actief bij het historisch denkproces worden betrokken. In het leerproces van de tweede graad ASO worden de historische inhouden voldoende aan de hand van tekst- en beeldbronnen, kwantitatieve gegevens, relatieschema’s, historische kaarten en tijdlijnen besproken en gesitueerd. Men baseert zich hiervoor vooral op het leerboek. De documentenbespreking wordt met zoekopdrachten aangevuld. Deze opdrachten worden in de vorm van (begeleid) zelfstandig werk of groepswerk georganiseerd en ze zijn op welbepaalde vaardigheidsgerichte eindtermen geïnspireerd. In de notities van de tweede graad en tijdens de bijgewoonde lessen bleek dat de leerlingen die grondige aanpak meenemen en vlot binnen het referentiekader kunnen toepassen. Die inwijding in het historisch kritisch denken zorgt er evenwel voor dat het gebruik van een werkboek in de tweede graad eerder remmend werkt op de creatieve aanpak van de leerinhouden. De actualisering van historische begrippen en het leggen van verbanden wordt gefnuikt door de gewoonte de Virgo Sapiensinstituut – Londerzeel
Inspectie Secundair Onderwijs
november 2007
blz. 23
invulschema’s tijdens de les te vervolledigen. Audiovisuele leermiddelen en het gebruik van ICT om de herkenbaarheid van de historische inhouden te verhogen en de historische vaardigheden toe te passen worden ook in de tweede graad onvoldoende aangewend. Het computerlokaal kan gereserveerd worden, maar het ontbreken van een degelijk ingericht vaklokaal betekent dat de eindtermen rond actief onderzoekend leren slechts minimaal gerealiseerd worden. De vakgroepwerking komt na een periode van stilstand op gang. Bewijs hiervan zijn de eenvormig opgestelde jaarplannen die getuigen van grondige leerplanstudie. De nieuwe oriëntatie en samenwerking geeft ook vertrouwen voor het doortrekken en het bewaken van de verticale leerlijnen naar de derde graad. Binnen de vakgroep zijn er ook afspraken over de ervaringsgerichte verruiming van de geschiedenislessen. In elk leerjaar organiseert men een excursie of vormingsdag die bij één of meerdere leerplanthema’s aansluit. De socio-culturele inbedding van het vak in de school via vakgerichte excursies en de betrokkenheid bij projecten en uitwisselingsprojecten hebben een belangrijke vormende meerwaarde zowel wat het realiseren van de vakoverschrijdende eindtermen als het opvoedingsproject van de school betreft. Leerlingenbegeleiding De lessfeer is vriendelijk en leerlinggericht. De leerlingenbegeleiding op vakniveau sluit aan bij leren leren. Er is voldoende aandacht voor structuur, synthese en herhalingsmomenten in alle leerjaren. Men speelt regelmatig in op de leefwereld van de jongeren en zinvolle actualisering komt aan bod. Het leer/vraaggesprek is de meest gehanteerde werkvorm in alle graden. Leerlingen worden wel vertrouwd gemaakt met het principe van begeleid zelfstandig leren en groepswerk, maar binnenklasdifferentiatie is onbestaand. Ook het coöperatief leren zou zeker in de 2de en de 3de graad leerlingen meer vertrouwd maken met het beargumenteren van ingenomen standpunten, kenmerkend voor de historisch kritische attitude. Leerlingenevaluatie Voor het dagelijks werk steunt de evaluatie grotendeels op schriftelijke toetsen en op de voorbereiding van de lessen via het werkboek. De evaluatie bij proefwerken dekt in de eerste en tweede graad alle leerinhouden en is valide in die zin dat er wordt getoetst zoals er werd onderwezen. Het gaat, naast reproductie van kennis en leerinhouden, ook om inzichtelijk werken. Het kritisch bevragen van historisch materiaal om het te linken aan de actualiteit komt daarentegen te weinig aan bod. Meer vergelijkende kaartstudie zou de toetsing ook tot een leermoment maken. Er is daarentegen voldoende aandacht voor individuele en klassikale remediëring en feedback. In de derde graad zal de traditie van open, kennis- en reproductiegerichte vragen in de toekomst vervangen worden door een vraagstelling die aansluit bij het geobserveerde leerproces. Het door leerlingen gemaakt historisch eindwerk in het laatste jaar ASO is te weinig onderwerp van historische redenering en confrontatie binnen de klassengroep gezien de verhouding dagelijks werk (1/4) in het eindresultaat. Voorbeelden van goede praktijk •
De gestructureerde aandacht voor het aanbrengen van het historisch referentiekader in de meeste klassengroepen van I, II.
•
De leerplangerichtheid.
•
De zorg voor het herkenbaar maken van leerinhouden.
Werkpunten •
In de derde graad leerplangericht en eindtermgericht werken.
•
Hiertoe: •
leerlingen vertrouwd maken met het voortdurend gebruik van alle historische leermiddelen die het leerplan oplegt (historische atlas, bronnen);
•
het leerproces bij voorkeur laten plaatsvinden in een goed uitgerust (ICT) vaklokaal;
•
de opbouw en de verticale leerlijn bewaken door de vakgroep.
Virgo Sapiensinstituut – Londerzeel
Inspectie Secundair Onderwijs
november 2007
blz. 24
3.1.4 Project algemene vakken (PAV) De eindtermen/leerplandoelstellingen PAV kunnen in de tweede graad BSO niet in voldoende mate gerealiseerd worden omdat de minimale infrastructuur en leermiddelen zoals vereist in de leerplannen, onvoldoende ter beschikking zijn en/of gebruikt worden. Leerplanrealisatie De leerplanrealisering voor project algemene vakken wordt gehypothekeerd door een infrastructuur die niet afgestemd is op de eisen gesteld in het leerplan. Voor de tweede graad BSO zijn er te weinig voldoende uitgeruste vaklokalen (zie minimale materiële vereisten in de leerplannen) beschikbaar om alle leerplandoelstellingen/eindtermen te realiseren. De leeromgeving is voor heel wat lesgroepen niet geschikt voor de realisatie van de doelstellingen en eindtermen in de domeinen functionele informatieverwerving en -verwerking in de tweede graad. Het verwerven van functionele vaardigheden bij informatieverwerking veronderstelt een materieel goed uitgeruste leeromgeving. Het is essentieel dat de leerlingen op dit vlak kennismaken met en kunnen gebruik maken van verschillende, actuele en authentieke informatiekanalen of -bronnen. Het gebrek aan, of het onvoldoende inzetten van alle nodige leermiddelen, zorgt ervoor dat de realisatie van de functionele vaardigheden m.b.t. informatieverwerving en informatieverwerking (ET 1,2,11,13,18) en van de daaraan verbonden onderzoeksvaardigheden niet voldoet. De ICT-opdrachten tonen onvoldoende dat men het proces van informatieverwerving en -verwerking in alle lesgroepen voldoende begeleidt en bewaakt. De lokalen waarin de lessen plaatsvinden, zijn te weinig leerkrachtig om van een volwaardige realisatie van de PAV-doelstellingen te kunnen gewagen. De lokalen lenen zich niet steeds tot zelfwerkzaamheid, hoekenwerk, groepswerk, opzoekingstaken en andere werkvormen waarop in de PAV-leerplannen wordt aangedrongen. Bovendien zijn niet alle didactische middelen zoals ze in de leerplannen worden opgesomd en voorgeschreven in de pav-lokalen voorhanden. De doelstellingen met betrekking tot ondersteunende basisvaardigheden, maatschappelijke, wiskundige vaardigheden en taalvaardigheden worden thematisch en projectmatig in het leerproces doorgegeven, waardoor de leerinhouden geïntegreerd aan bod komen. De thema’s en inhouden sluiten aan bij de ervarings- en interessewereld van de leerlingen, met nadruk op vaardigheden, strategieën, toepassingen en attituden (OVUR). De ingevulde werkbladen die gekoppeld zijn aan het krantje “Kits” tonen dat er voldoende aandacht is voor de integratie van de behandelde thema’s in tijd en ruimte en in de actualiteit. De projectweek, uitstappen en andere activiteiten die georganiseerd worden (toneelvoorstelling voor de bejaarden, gidsbeurt door leerlingen in Oostende, poëzie). ondersteunen de horizontale samenhang met andere vakken van de basisvorming en met vakken van de specifieke vorming Ook de vakoverschrijdende thema’s (VOODs) worden daarin voldoende betrokken. Die initiatieven komen de brede sociaal-culturele vorming van de leerlingen ten goede. Ze worden ook aangegrepen om bewust verbanden met de vakoverschrijdende thema’s te leggen. In de lessen zelf wordt bijgedragen tot het nastreven van eindtermen in verband met leren leren en sociale vaardigheden. De goede samenwerking en de talrijke informele contacten zorgen wel voor de praktische afspraken, maar georganiseerde vakvergaderingen zouden meer kansen bieden om de aanwezige vakpedagogische kennis te multipliceren. Er wordt, althans op basis van de jaarplanning, binnen de vakgroep weinig structureel gewerkt aan verticale samenhang. In de tweede graad is er voldoende afstemming tussen het eerste en het tweede leerjaar maar ook graadoverstijgend kunnen nog geen leerlijnen uitgezet worden. Er werd nascholing voor het vak gevolgd, onder meer over motiverende werkvormen en het geïntegreerd werken die ook wordt geïmplementeerd
Virgo Sapiensinstituut – Londerzeel
Inspectie Secundair Onderwijs
november 2007
blz. 25
Leerlingenbegeleiding Het leerlingvriendelijke leerklimaat en het enthousiasme van de leraren dragen zeker bij tot de ontwikkeling van een positief zelfbeeld bij de leerlingen. Het leervraaggesprek geeft leerlingen voldoende kansen tot actieve participatie. Groepswerk, het gebruik van andere werkvormen en spreekbeurten versterken het zelfvertrouwen en de motivatie van de leerlingen. Opmerkelijk is de manier waarop mondelinge feedback wordt gegeven: steeds vanuit een positieve invalshoek. Er is aandacht voor leren leren en leren plannen in verband met het vak. Het leerproces wordt in beide graden ondersteund met themabundels, een krantje, en invulbladen. De leerlingen worden goed ingelicht over wat van hen wordt verwacht naar aanleiding van een evaluatiemoment. Bij de verbetering van toetsen, taken en andere opdrachten krijgen ze zowel klassikale als individuele mondelinge feedback. Examenkopijen kunnen worden ingekeken. Er zijn heel wat leerlingbegeleidende initiatieven, zoals aandacht voor remediëring en taalbegeleiding waardoor de woordenschat van de leerlingen wel wordt vergroot. De schriftelijke taalvaardigheid wordt, door onvoldoende verbeterde notities echter weinig of niet bevorderd. Er zijn organisatorische afspraken, informatie over wat leerlingen moeten kennen en kunnen, herhalingsmomenten en gerichte voorbereiding op toetsen. Met uitzondering van enkele aanzetten, is er onvoldoende aandacht voor het zelf sturen van het leerproces door leerlingen. Leerlingenevaluatie In elk leerjaar is de evaluatie samengesteld uit kleine en aangekondigde toetsen, enkele taken, en examens. De verhouding dagelijks werk - proefwerken is op schoolniveau bepaald op 50/50. De evaluatie sluit inhoudelijk volledig bij het leerproces aan. De vormgeving van de toetsen is verzorgd, de vraagstelling is gevarieerd en de formulering van de vragen is voldoende duidelijk. De oefeningen zijn voor de leerlingen herkenbaar want de vraagstelling blijft, leraargebonden, onveranderd. De vragen refereren overwegend naar de werkboeken, zijn zowel reproductie- als vaardigheidsgericht en transfer van vaardigheden naar nieuwe situaties is minimaal aanwezig. De overwegend sterke aandacht voor de individuele mondelinge evaluatie van de leerlingen zorgt dat er in de documenten geen getuigenis is van aandacht voor zelfreflectie, groeps- of procesevaluatie. De resultaten voor het vak PAV vormen over het algemeen geen onderwerp van deliberatie. Voorbeelden van goede praktijk •
De enthousiaste en voortdurende aandacht voor de brede vorming van de leerlingen.
•
De integratie van VOET leren-leren in elk leerjaar.
Werkpunten •
De minimale materiële leermiddelen, conform de leerplanvereisten, steeds voor elke lesgroep organiseren en gebruiken.
•
Alle categorieën eindtermen met voldoende diepgang realiseren.
•
Ontwikkelen van verticale leerlijnen en vakpedagogische uitwisseling.
Virgo Sapiensinstituut – Londerzeel
Inspectie Secundair Onderwijs
november 2007
blz. 26
3.2
Studierichtingverslagen
3.2.1 Personenzorg De leerplandoelstellingen van het beroepenveld Voeding-verzorging en van het specifiek gedeelte van de studierichting Verzorging BSO,III worden in voldoende mate gerealiseerd. Leerplanrealisatie De kerndoelen van het beroepenveld Verzorging-voeding nl. het ontwikkelen van de drie domeinen van de persoonlijkheidsvorming worden binnen elk thema voldoende nagestreefd. Binnen de studierichting Verzorging wordt het aanleren van basisvaardigheden en –begrippen nagestreefd. De systematische aanpak die het leerplan aangeeft, wordt geïntegreerd in de meeste lessen. Het stappenplan wordt geïntegreerd in het leerproces. Qua curriculum krijgen de leerlingen dan ook voldoende domeinspecifieke kennis aangeboden. Men schenkt aandacht aan de begripsvorming door de begrippen op te bouwen vanuit het concrete of het aanschouwelijke. Er komen aspecten van zowel cognitieve als van affectieve vorming aan bod. Voor de lessen in het studiegebied hanteert men leerboeken. In een aantal gevallen is het leerboek richtinggevend en gaat men te weinig uit van de leerplandoelstellingen. De leraren laten een kans tot inoefenen van leren leren liggen door enkel het bordschema te laten overschrijven, of invulteksten te dicteren. Binnen de lestekst het essentiële van het bijkomstige leren onderscheiden zal tot de ontwikkeling van deze vakoverschrijdende eindterm bijdragen. Van ICT-integratie in de vakken TV en PV is nog geen sprake mede bij gebrek aan beschikbare middelen. In het beroepsvoorbereidend leerjaar maken de leerlingen kennis met de verschillende voedings- en verzorgingsaspecten. Ervaringsgericht onderwijs krijgt een plaats in de lessen voeding. Alle vakonderdelen worden nauwgezet behandeld. De oefeningen worden omgezet in eenvoudige maar smakelijke bereidingen. Er is veel aandacht voor hygiëne en milieu. De theorie sluit aan bij de praktijk maar de accommodatie bemoeilijkt geïntegreerd werken. De grote lesgroepen voor praktijk in de eerste graad bemoeilijken het klasmanagement. De didactische keuken is onvoldoende uitgerust voor deze grote klasgroep. Ook in de lessen zorg voor leef- en woonsituatie past men het stappenplan toe. De lessen worden gestoffeerd met eigentijds didactisch materiaal. Voor de uitwerking van sommige decoratieve of functionele werkvormen werkt men samen met het beroepenveld Mode. Leerlingen stellen hun werkjes uit de lessen zorg voor leef- en woonsituatie tentoon, dit heeft een stimulerend en motiverend effect. Proefondervindelijk en gestructureerd werken kunnen het klassenmanagement verbeteren. In de lessen personenzorg komen alle leerplandoelstellingen op een evenwichtige wijze aan bod. De component verzorging in de derde graad streeft kwaliteitsvol de essentiële doelen na. Men heeft aandacht voor de basiskennis en het zorgend handelen. De realisatie van het leerplan start met een uiteenzetting over basisbegrippen rond totaalzorg. De lessen verzorging sluiten aan bij de ervaringen op het werkveld. De bekendheid van de leraren met het werkveld en de stagebegeleiding maken dat de terugkoppeling naar de stage-ervaringen de rode draad is doorheen het hele parcours. De moeilijkheidsgraad van de verzorgingsactiviteiten wordt geleidelijk opgebouwd en voldoende theoretisch ondersteund. Zowel voor de praktijk als voor de stage is casework het vertrekpunt om oefeningen uit te werken in stappenplannen. Zorg voor leef- en woonsituatie wordt in de derde graad Verzorging vanuit een praktische invalshoek benaderd. Hygiëne en veiligheidsknelpunten evenals zorgprocessen komen in alle onderdelen aan bod. De studie van de leefomgeving van de zorgvrager en aansluitend de zorg ervoor wordt degelijk uitgewerkt. Zowel huishoudvoering als zorg voor de leef- en woonomgeving van het kind en de bejaarde zorgvrager worden uitgebreid behandeld. Zorg voor textiel van het kind in een kinderdagverblijf en in een gezin wordt op een creatieve manier aangepakt. Bij het onderwerp
Virgo Sapiensinstituut – Londerzeel
Inspectie Secundair Onderwijs
november 2007
blz. 27
‘voeding’ werkt men vanuit de invalshoeken ‘het kind in een kinderdagverblijf’ en ‘de bejaarde in een rust- en verzorgingstehuis’ zoals het leerplan voorschrijft. De component ‘omgangskunde’ vertrekt veeleer vanuit de leerinhouden van het leerboek en in mindere mate vanuit de doelstellingen van het leerplan. Op het niveau van de studierichting kan het formeel overleg inhoudelijk sterker worden uitgebouwd, zowel m.b.t. de vakoverschrijdende leerinhouden van aanverwante en/of ondersteunende vakken. Het overleg draagt voorlopig nog te weinig bij tot de interne professionalisering: pedagogisch-didactisch overleg i.v.m. prioritaire doelstelling rond evaluatie en gedifferentieerde werkvormen krijgen weinig kansen. Aan overleg m.b.t. de stage wordt wel veel aandacht besteed. Voor het opstellen van de jaarplannen is geen gemeenschappelijk stramien ontwikkeld. Sommige zijn degelijke planningsdocumenten, terwijl andere een grove indeling van de leerinhouden uit het leerboek weergeven. Behalve voor de stage is zowel horizontaal als verticaal de coördinatie door middel van vakoverschrijdend overleg nog niet gerealiseerd. De school organiseert voldoende stagebegeleiding, de verschillende componenten van de opleiding worden bewaakt vanuit de invalshoeken: opvoedkunde, huishoudkunde en verzorging. Van de kwaliteit van de stageplaatsen vergewist de school zich, zij gaat na of de specifieke stagedoelstellingen kunnen bereikt worden. Ze koppelt hier echter geen geïndividualiseerde activiteitenlijst aan vast. De school informeert de ouders over de gang van zaken op de stageplaatsen en over de evaluatie van de stage. De stagegids en het oudercontact staan hier borg voor. Het logboek van de stage dient tevens als verantwoordingsdocument. Dit lijvig document is onoverzichtelijk samengesteld en als werkdocument voor de leerlingen minder hanteerbaar. Goed uitgebalanceerde casussen zitten verweven in de stageopdrachten. Ze maken deel uit van de geïntegreerde proef (GIP). De organisatie van de GIP verloopt niet volgens de regelgeving. In het verleden werd de proef georganiseerd zonder externe deskundigen. Het eindwerk van de leerlingen bevat geen bibliografie of inhoudsopgave en is veelal overladen en onvoldoende afgestemd op de doelgroep leerlingen. De collega’s die instaan voor de basisvorming worden bij de opdracht betrokken, zij het met afzonderlijke en losstaande opdrachten, waardoor het geïntegreerd karakter van deze proef in het gedrang komt. Op een aantal punten wijkt de organisatie van de stage af van de SO/2002/09: -
op de stageovereenkomst ontbreekt de aanduiding van de dag/maand en het dagelijks begin- en einduur;
-
de activiteitenlijst: elke stageplaats dient een geplande lijst van stageactiviteiten te bevatten, die gezamenlijk wordt opgesteld door de stagebegeleider en de stagementor. Deze lijst moet rekening houden zowel met de genoten schoolse opleiding en vorming als met de fysische en psychische maturiteit van de individuele leerling;
-
het stageschrift waarbij de leerlingen kunnen aantonen dat ze de stagedoelen realiseren, zit verweven in het logboek;
-
de school beschikt niet over de gegevens betreffende de activiteiten van de stagebegeleiders, de leraren noteren wel de stagebegeleiding in hun schoolagenda.
Voor de leerjaren van de derde graad zou het gebruik van een vakbibliotheek mogelijk moeten zijn.
Virgo Sapiensinstituut – Londerzeel
Inspectie Secundair Onderwijs
november 2007
blz. 28
Leerlingenbegeleiding In de lessen is het leergesprek de meest gebruikte didactische werkvorm. De lessen verlopen doorgaans in een taakgericht en positief leerklimaat. Het onderwijs- en leerproces zijn doorgaans goed gestructureerd en worden met aangepaste praktijkvoorbeelden geïllustreerd. Soms prikkelt de gehanteerde onderwijsmethode onvoldoende de interesse van de leerlingen. In de meeste lessen wordt de klemtoon gelegd op een actieve inbreng maar niet op echt kritische participatie. Attitudevorming krijgt aandacht en wordt twee maal per schooljaar in de begeleidende klassenraad besproken. Niet alle leraren hanteren de SAM-schaal gelijkgericht. Toetsen en proefwerken worden klassikaal besproken, 6 de leerlingen krijgen voldoende feedback. De HACCP -principes worden in de praktijklessen bijzonder goed nageleefd. Taalcorrecties worden leraarafhankelijk uitgevoerd. Leerlingenevaluatie De wijze waarop geëvalueerd wordt, is niet altijd duidelijk en transparant gecommuniceerd met de leerlingen. De evaluatie kan verbeteren qua doelgerichtheid en zinvolheid. De proefwerkvragen peilen overwegend naar de mate waarin de leerlingen kennis hebben verworven. In de derde graad wordt in een aantal gevallen ook nagegaan of leerlingen hun kennis kunnen toepassen in concrete situaties. Het getuigt van weinig beroepsernst om jaar na jaar dezelfde proefwerkvragen aan te houden. De puntenverdeling wordt soms na het indienen van de proefwerken gewijzigd. Het is een gemiste kans dat de vakgroep, in samenwerking met de schoolleiding, geen werk maakt van het systematisch verzamelen van gegevens over de vervolgopleiding of de tewerkstelling van haar leerlingen. Voorbeelden van goede praktijk •
Het ervaringsgericht onderwijs in het beroepenveld voor de lessen voeding.
•
De aandacht voor de HACCP-principes en het milieu.
•
De integratie van de kennis opgedaan in het werkveld in de schoolse opleiding.
Werkpunten •
De leerplandoelstellingen voor alle vakken laten primeren boven de leerinhoud van de leerboeken.
•
De stage organiseren volgens de regelgeving (SO/2002/09).
•
In de loop van het schooljaar externe deskundigen aanwijzen voor de GIP en het geïntegreerde karakter van de proef bewaken.
6
Hazard Analysis Critical Control Points
Virgo Sapiensinstituut – Londerzeel
Inspectie Secundair Onderwijs
november 2007
blz. 29
3.3
Vakoverschrijdende eindtermen/ontwikkelingsdoelen De vakoverschrijdende eindtermen/ontwikkelingsdoelen worden voldoende nagestreefd. Er zijn veel sterke punten. Er zijn ook een aantal minpunten. De sterke punten wegen echter duidelijk zwaarder door dan de minder sterke punten.
De school heeft veel aandacht voor vakoverschrijdende elementen in haar curriculum. Ze heeft een visie uitgeschreven voor de thema’s van de vakoverschrijdende eindtermen en ontwikkelingsdoelen (VOET/VOOD) en een inventaris gemaakt van de realisatie in de vakken en de projecten. De visie heeft betrekking op de meeste VOET/VOOD en is gericht op het bereiken van alle leerlingen. De uitvoering is sterker ingebed in de projecten dan in de vakken. Dit laatste is sterk leraargebonden: sommige leraren nemen bewust een deel van de VOET/VOOD op in hun didactisch handelen, anderen zijn er amper mee bezig. Een evaluatie van het gevoerde beleid is nog niet gebeurd. De schoolleiding heeft een globaal zicht op de situatie, maar onvoldoende gegevens om te kunnen beslissen waar er moet worden bijgestuurd. 3.4
Kernproces in relatie tot het schoolbeleid
Curriculum Het open, sterk communicatief en participatief beleid resulteert in een hoge mate van betrokkenheid van het personeel. De schoolleiding legt de verantwoordelijkheid voor de realisatie van de leerplandoelstellingen bij de individuele leraar. De benadering van de leerplandoelstellingen en het gebruik van diverse werkvormen blijkt zeer sterk leraar- en vakafhankelijk. De leerplanrealisatie wordt onvoldoende opgevolgd en gecontroleerd en waar nodig bijgestuurd waardoor er voor sommige vakken tekorten ontstaan (zie vakverslagen). Bij de implementatie van de leerplannen gaat men voor een aantal vakken uit van alle categorieën leerplandoelstellingen, in andere vakken vormen leerboeken en niet de leerplandoelstellingen, eindtermen of de ontwikkelingsdoelen het referentiekader. De directie wil in het beleid vernieuwende accenten leggen, zoals begeleid zelfstandig leren of de leraar als coach. Die accenten zijn al merkbaar in eilandjes van goede praktijk, zoals de vrije ruimte. Ook de vakgroep wetenschappen wordt binnen de school door de collega’s geïdentificeerd als een bron van vernieuwend werken. Dat wordt door het vakverslag ook bevestigd. Daarnaast zijn er ook voorbeelden waar leraren inspanningen doen om het anders aan boord te leggen. Maar er is nog een hele inspanning nodig om de door de directie vooropgestelde doelen schoolbreed te realiseren. Een aantal factoren in het schoolbeleid remmen trouwens de gewenste evoluties af. Een aantal vakverslagen legt een verband tussen problemen in de leerplanrealisatie en het ontbreken van de nodige infrastructuur en/of de materiële middelen. Andere waarschuwen voor dreigende materiële tekorten in de toekomst. Om de gewenste vernieuwingen in de hand te werken, organiseerde de school interne vormingssessies en moedigde ze externe nascholing aan. Toch blijkt dat niet iedereen de oproep beantwoord heeft of erin geslaagd is de gevolgde nascholing toe te passen. Nochtans vereist het realiseren van leerplandoelstellingen het toepassen van aangepaste werkvormen. Ook hier geven vakverslagen aan dat er nog inspanningen nodig zijn. Bovendien heeft de school een ruim overschot aan nascholingsgelden. Het is wellicht tijd om dat kapitaal nu aan te spreken. Daarnaast is er ook nood aan meer opvolging om na te gaan of de vooropgestelde vernieuwende accenten ook overal op klassenniveau worden gelegd. Zorg is het handelsmerk van de school. De inspanningen op dat vlak worden erkend in dit verslag. Vakverslagen wijzen wel op één schaduwzijde: de balans tussen zorg en opleiden tot zelfredzaamheid moet bewaard blijven. Dit is niet steeds zo. Leerlingen raken soms verstrikt omdat men te veel in hun plaats wil denken, ja zelfs soms doen. Daar waar sterk frontaal onderwijs en het onderwijsleergesprek bijna exclusief de dienst uitmaken, worden leerlingen onvoldoende uitgedaagd. Uit het welbevinden van de leerlingen van de derde graad blijkt dat ze weinig tevreden zijn over het leerproces. Virgo Sapiensinstituut – Londerzeel
Inspectie Secundair Onderwijs
november 2007
blz. 30
Vanuit het beleid zijn er tot nog toe te weinig impulsen geweest om de vakgroepwerking te sturen, waardoor deze vaak weinig samenhang vertoont en zich vaak beperkt tot het formele. In een aantal gevallen heeft de vakgroep zelf de kracht gevonden om inhoudelijk te werken. Enige afstemming is zeker nodig. De pedagogisch-didactische impulsen van het ICT-beleid, heeft al vruchten afgeworpen. Het elektronisch platform kent een groeiend succes. Maar op klassenniveau ontstaan grote verschillen in gebruik van ICT binnen de vakken. Men werkt recent aan een structurele aanpak van het taalbeleid, zodat effecten nog niet echt merkbaar zijn in de klassen. Leraren laten wel kansen liggen om de schriftelijke taalontwikkeling van hun leerlingen te bevorderen omdat ze de leerlingennotities niet regelmatig nakijken. Leerlingenbegeleiding Het belang dat de schoolleiding hecht aan zorg komt in alle graden tot uiting. Maar soms, vooral in de eerste graad, slaat bezorgdheid over in betutteling waardoor de zorg haar doel mist. De lessen verlopen meestal in een veilig en open leerklimaat. Vooral in de derde graad boeien de theoretische lessen soms weinig omdat de leraar centraal staat en de interactie niet bevorderd wordt. Het klassenmanagement is voor een aantal vakken niet optimaal. Het onderwijsproces verloopt via leraargestuurde werkvormen: veelal het onderwijsleergesprek. De studiekeuzebegeleiding verloopt voortreffelijk. De leerlingen dragen behoorlijk wat mee van het SOHO-lesuur. Ze begrijpen welke doelen er worden nagestreefd en kunnen vlot toelichten welk traject ze daarvoor dit schooljaar zullen volgen. Leerlingenevaluatie De leerlingenevaluatie is voor verbetering vatbaar. Maar de wijze waarop er geëvalueerd wordt, is vak- en leraargebonden. Ze neemt veel tijd in beslag en gaat te weinig uit van de leerplandoelstellingen. De toetsen zijn reproductiegericht, met tal van invuloefeningen en vertalingen. De vragen refereren overwegend naar werkboeken, er is weinig transfer van vaardigheden naar nieuwe situaties. Voor sommige vakken ontbreekt de nodige samenhang. Op het vlak van evaluatiestrategieën zijn er weinig vernieuwende elementen terug te vinden. Peerevaluatie en zelfevaluatie komen met mondjesmaat aan bod. De traditionele wijze van evalueren focust veelal op kennis. Hierdoor worden de leerlingen weinig uitgedaagd en krijgt het ontwikkelen van spreekvaardigheid onvoldoende kansen. Voor een aantal vakken krijgen de leerlingen bijzonder weinig feedback op hun taken. Spelfouten worden nauwelijks verbeterd. De logboeken bij de waarschuwingen worden goed bijgehouden; hierdoor krijgen zowel de leerlingen als hun ouders voldoende feedback. Interne kwaliteitszorg kernproces. Nog niet in alle vakken stellen de leraren in voldoende mate de eigen onderwijspraktijk in vraag. De vakgroepen beschikken nog niet over criteria en procedures om de eigen onderwijskwaliteit bij te sturen. Grondige en geregelde reflectie over horizontale en verticale samenhang, gebruik van actieve en interactieve werkvormen dringen zich op. Een analyse van het evaluatiebeleid is wenselijk.
Virgo Sapiensinstituut – Londerzeel
Inspectie Secundair Onderwijs
november 2007
blz. 31
4
4.1
WELKE RESULTATEN BOEKT DE SCHOOL?
Schoolrendement Rekening houdend met de eigenheid van de school is het algemeen rendement goed. Dit blijkt uit de gemiddelde resultaten, de zittenblijvers en schoolverlaters, de doorstroming naar het hoger onderwijs.
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de attestering van de school over de laatste vijf schooljaren in vergelijking met de Vlaamse attesteringsgemiddelden.
1A 2A 1B BVL 1ste graad ASO-II,1 ASO-II,2 ASO-III,1 ASO-III,2 ASO BSO-II,1 BSO-II,2 BSO-III,1 BSO-III,2 BSO Totaal
A-attesten Gem. School 87,8% 94,8% 81,5% 85,2% 93,0% 96,2% 84,1% 95,3% 85,2% 90,7% 89,1% 89,7% 82,4% 82,4% 92,2% 93,9% 97,4% 98,6% 89,8% 90,5% 85,2% 90,2% 88,8% 97,1% 88,8% 91,8% 90,3% 98,2% 89,1% 94,3% 86,6% 91,0%
B-attesten Gem. School 9,6% 5,2% 16,3% 13,9% 0,0% 0,0% 5,3% 4,7% 11,4% 8,7% 7,9% 8,0% 14,3% 15,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 6,1% 6,4% 3,3% 6,6% 3,4% 2,9% 0,1% 0,0% 0,0% 0,0% 1,5% 2,4% 7,8% 7,1%
C-attesten Gem. School 2,7% 0,0% 2,1% 0,9% 7,0% 3,8% 10,6% 0,0% 3,4% 0,6% 3,0% 2,3% 3,3% 2,6% 7,7% 6,1% 2,6% 1,4% 4,1% 3,0% 11,5% 3,3% 7,8% 0,0% 11,1% 8,2% 9,6% 1,8% 9,4% 3,2% 5,5% 1,9%
Uitgesteld Gem. School 0,9% 0,0% 1,3% 0,0% 0,4% 0,0% 1,2% 0,0% 1,1% 0,0% 2,7% 0,0% 3,3% 0,0% 5,8% 7,4% 2,5% 5,2% 3,5% 2,7% 2,8% 0,0% 2,7% 0,0% 3,8% 0,0% 3,7% 1,8% 3,0% 0,4% 2,7% 1,2%
De school reikt jaarlijks meer A-attesten uit dan het Vlaamse gemiddelde. Met uitzondering van de tweede graad BSO reikt ze ook minder B-attesten en ruim minder C-attesten uit. Dit kan in verband gebracht worden met de goede leerlingenbegeleiding. De school stelt nauwelijks beslissingen uit, behalve in de derde graad ASO. Een systeem van waarschuwingen en vakantietaken is ingevoerd om het aantal herexamens verder terug te dringen. Het aantal leerlingen dat naar de universiteit trekt, ligt onder het Vlaamse gemiddelde. Het hoger onderwijs buiten de universiteit, zowel bachelor als master, trekt dan weer meer leerlingen aan dan gemiddeld in Vlaanderen. De slaagkansen van de leerlingen die doorstromen naar het hoger onderwijs (periode 2000-2003) liggen behoorlijk boven het Vlaamse gemiddelde. Op universitair niveau slaagt 69,7 % van de leerlingen (53,1 % Vlaamse gemiddelde). Het slaagpercentage in het hoger onderwijs met twee cycli bedraagt 61,1 % (Vlaamse gemiddelde 53,1 %) en in het hoger onderwijs met één cyclus 71,6 % (Vlaamse gemiddelde 65,1 %). Vooral de polen wetenschappen en wiskunde leveren goede resultaten in het vervolgonderwijs. De school houdt geen gegevens bij over de tewerkstelling van haar afgestudeerde BSO-leerlingen. Dat is een gemiste kans.
Virgo Sapiensinstituut – Londerzeel
Inspectie Secundair Onderwijs
november 2007
blz. 32
4.2
Welbevinden
Leerlingen Onderstaande vaststellingen steunen op de resultaten van de gesprekken die gevoerd zijn bij een representatief staal van de schoolbevolking. Er werden gesprekken gevoerd met leerlingen in groepen van 12 per graad. Hun meningen zijn gerangschikt onder 4 schalen die op hun beurt onderverdeeld zijn in verschillende subschalen. De resultaten worden vergeleken met het gemiddelde van de resultaten van de enquêtes tijdens de schooldoorlichtingen van 2002-2003 en 2003-2004. Beleving en tevredenheid op klas- en schoolniveau Het welbevinden van de leerlingen ligt voor de hele school rond het Vlaamse gemiddelde en scoort hoog voor beleving op klasniveau, actieplannen op schoolniveau en het gedrag. Over het leerproces en het leerprogramma inclusief de leerinhoud drukken de leerlingen zich minder positief uit. Het algemeen welbevinden vertoont opvallend veel verschillen volgens de graad. Terwijl de eerste en de tweede graad voor dit item boven het Vlaamse gemiddelde scoort, zakt de tevredenheid in de derde graad tot op het peil van 14 % minst tevreden leerlingen in Vlaanderen. Algemeen zijn de leerlingen zeer tevreden over de sanitaire installaties. Over het lockersysteem is vooral de derde graad ontevreden. De leerlingen zijn van oordeel dat de school heel wat activiteiten goed organiseert. Al vinden sommigen dat er meer kan gedaan worden tegen pesten en drugs. De leerlingen van de derde graad zijn het minst tevreden over de houding van de personeelsleden buiten de lessen. Alle leerlingen appreciëren de groene omgeving en vinden de sportvelden waarover de school beschikt een enorme meerwaarde bieden. Op klasniveau zijn de leerlingen van de eerste graad en vooral deze van de tweede graad opvallend tevreden met hun inspraak en inbreng. Ondanks leraargebonden verschillen scoort contact met leraren goed in de eerste en de tweede graad, de derde graad is gematigd positief. De tevredenheid over de kwaliteit van het leerproces is niet eenduidig gunstig. Terwijl de eerste en de tweede graad tevreden zijn over het leerproces, ligt het welbevinden in de derde graad onder het referentiecijfer. Infrastructuur en voorzieningen scoren in de eerste en de tweede graad boven het referentiecijfer. Vooral in de tweede graad worden actieplannen op schoolniveau sterk gewaardeerd, de derde graad blijkt er het minst tevreden mee. Over het schoolklimaat zijn alle graden het eens: het schoolklimaat wordt bijzonder positief gewaardeerd. Leerlingen ervaren positief de inspraak die ze krijgen via de leerlingenraad. Beleving en tevredenheid m.b.t. studiedruk en leerprogramma Globaal genomen zijn de leerlingen tevreden over de studiedruk. Er zijn piekmomenten maar de studiedruk blijft beheersbaar en de planning is leraarafhankelijk haalbaar. Of er rekening wordt gehouden met de studiedruk is leraarafhankelijk. Veelal worden de toetsen in klassenverband besproken. De tevredenheid over het leerprogramma en de leerinhoud zakt voor de hele school tot de range van de 14 % minst tevreden scholen in Vlaanderen. De tweede graad is het meest tevreden over dit item terwijl zowel de eerste als de derde graad slecht scoren. Volgens de leerlingen zijn de lessenroosters weinig leerlinggericht opgesteld, is er weinig variatie in de werkvormen en zijn sommige lessen saai. Leerlingen van de eerste graad vinden dat de lessen beter uitgelegd kunnen worden. Ook over het puntensysteem zijn de leerlingen van de eerste en de derde graad minder tevreden. De leerlingen van de tweede graad spreken zich echter uitermate positief uit over de wijze waarop hun studie-inspanningen en hun inzet beloond worden. Het gedrag De tevredenheid over de wijze waarop leerlingen zich gedragen is onverdeeld gunstig. De eerste graad maakt evenwel melding van pesterijen. De beleving en tevredenheid m.b.t. vrienden Het welbevinden op het vlak van de relaties met medeleerlingen en vrienden op school bereikt in alle graden een hoog niveau.
Virgo Sapiensinstituut – Londerzeel
Inspectie Secundair Onderwijs
november 2007
blz. 33
Personeel Er werden gesprekken gevoerd met het ondersteunend personeel, de leraren van de niet doorgelichte vakken, de coördinatoren, de leerlingenbegeleiders en het CLB, vertegenwoordigers van werkgroepen. De sfeer op school en de collegialiteit worden als positief beoordeeld. De personeelsleden zijn van oordeel dat de schoolleiding naar hen luistert en dat hun inspanningen gewaardeerd worden. De meeste leraren zijn tevreden over de individuele lesopdracht. Bij de verdeling van de opdrachten wordt er rekening gehouden met hun desiderata. Leraren nemen spontaan taken op en voelen zich mee verantwoordelijk voor de uitbouw van de school en het schoolbeleid. Ze waarderen de participatieve mogelijkheden die hen geboden worden. Het personeel vindt dat het schoolbeleid ruimte geeft voor initiatieven en projecten en dat de personeelsleden een zekere autonomie krijgen in het uitoefenen van hun opdracht. De leraren beoordelen de laagdrempeligheid van de schoolleiding als zeer positief. Het ondersteunend personeel is tevreden over de materiële werkomstandigheden. Ze kennen hun specifieke taken en worden betrokken bij het beleid van de school o.a. via de cel leerlingenbegeleiding. De coördinatoren staan in voor de uitwerking en de ondersteuning van het organisatorisch beleid van de school. Ze werken samen en er zijn gestructureerde overlegmomenten met de directie ingebouwd. Het CLB en de leerlingenbegeleiders zijn tevreden over hun onderlinge samenwerking, de informatiedoorstroming verloopt vlot. Er zijn gestructureerde overlegmomenten waaraan de schoolleiding participeert. Externe partners Er werden gesprekken gevoerd met de ouders. De ouders benadrukken het positief imago dat de school uitstraalt. Hun schoolkeuze werd bepaald door de ligging van de school (dicht bij de eigen woonplaats). Ze kozen voor een middelgrote school in een groene omgeving. Het gunstig schoolklimaat draagt bij tot een globale ontwikkeling van geest en lichaam. De familiale sfeer en de positieve instelling van het personeel vinden ze een meerwaarde. Zowel de middagactiviteiten als de talrijke naschoolse activiteiten ervaren ze positief. Hun kinderen leren in deze school in team werken. Volgens hen heeft de school een toetscultuur en rond de rapportperiode wordt er door de leraren veel bevraagd waardoor de toetsen nogal geconcentreerd worden afgenomen. De ouders bevestigen dat de kwaliteit van het zorgbeleid een belangrijke rol speelt in hun studiekeuze en dat de school erin slaagt om die verwachtingen in te lossen. Zowel op sociaal-emotioneel vlak als m.b.t. studiebegeleiding worden de inspanningen van de school naar waarde geschat. Ondanks het feit dat de school inspanningen levert om de kloof tussen het secundair onderwijs en het hoger onderwijs te dichten, blijft de overgang groot. Bij problemen kunnen de ouders steeds op school terecht, de drempel is laag. De organisatie van de oudercontacten verloopt vlot.
Virgo Sapiensinstituut – Londerzeel
Inspectie Secundair Onderwijs
november 2007
blz. 34
5
5.1
CONCLUSIES
Wat zijn de sterke punten van de school?
•
De impulsen vanuit het beleid m.b.t. innoverend werken.
•
De brede en harmonische vorming met inbegrip van de sport.
•
Aspecten van de leerlingenbegeleiding.
•
De gelijke behandeling van de leerlingen in de diverse onderwijsvormen.
•
De pedagogisch-didactische impulsen van het ICT-beleid.
•
De onthaalcultuur.
•
Het engagement van het personeel.
•
Het wetenschapsonderwijs.
5.2
Wat zijn de zwakke punten van de school?
5.2.1 Punten voor verbetering vatbaar •
De leerplangerichtheid.
•
De realisatie van de leerplandoelstellingen en eindtermen in de derde graad ASO.
•
De leermiddelen.
•
Het opvolgen van het leerproces.
•
Het bewaken van de verticale leerlijnen.
•
Het multiplicatoreffect in de nascholing.
•
Het welbevinden van de leerlingen in de derde graad.
•
De aandacht voor de regelgeving.
5.2.2 Dringende actiepunten •
De realisatie van de leerplandoelstellingen en de eindtermen voor het vak Frans in de derde graad ASO.
•
Voorzien in voldoende minimale materiële vereisten om de realisatie van de doelstellingen en de eindtermen voor het vak project algemene vakken in de tweede graad BSO te kunnen realiseren.
Virgo Sapiensinstituut – Londerzeel
Inspectie Secundair Onderwijs
november 2007
blz. 35
6
ADVIES
Het inspectieteam dat belast werd met de doorlichting van het Virgo Sapiensinstituut te Londerzeel komt tot volgende besluiten: Studiepeil Het studiepeil voldoet voor de onderzochte structuuronderdelen m.n. - de eerste graad A-stroom en de eerste graad B-stroom; - de tweede graad ASO Economie en Wetenschappen; - de derde graad BSO Verzorging; Het studiepeil voldoet niet voor volgende structuuronderdelen m.n. - de tweede graad BSO Verzorging-voeding - de derde graad ASO Economie-moderne talen; Economie-wiskunde; Moderne talen-wiskunde; Wetenschappen-wiskunde. Vakoverschrijdende eindtermen/ontwikkelingsdoelen De school werkt via een eigen planning aan de vakoverschrijdende eindtermen/ontwikkelingsdoelen. Veiligheid en welzijn De veiligheid en welzijn voldoen voor volgende onderdelen: organisatie van het welzijnsbeleid, arbeids- en leermiddelen, leer- en werkomgeving, hygiëne en gezondheid. Regelgeving De toepassing van de regelgeving voldoet. Het inspectieteam dat belast werd met de doorlichting van het Virgo Sapiensinstituut te Londerzeel brengt, op basis van hoger vermelde besluiten, bij consensus volgend advies uit m.b.t. erkenning en subsidiëring: ADVIES GUNSTIG voor alle structuuronderdelen met uitzondering van de structuuronderdelen die in dit advies vermeld staan onder '‘gunstig beperkt in de tijd". GUNSTIG beperkt tot de schooljaren 2007-2008, 2008-2009, 2009-2010 voor: •
Tweede graad BSO Omwille van het studiepeil Alle eindtermen en leerplandoelstellingen voor het vak project algemene vakken realiseren en voorzien in de minimale materiële vereisten zoals het leerplan voorschrijft.
•
Derde graad ASO Omwille van het studiepeil Alle eindtermen en leerplandoelstellingen realiseren voor het vak Frans.
Vanaf 1 september 2010 zal de school moeten aantonen dat de vermelde tekorten weggewerkt zijn. Handtekening inspecteur-verslaggever
Handtekening Inrichtende Macht / Directie
R. Van der Gucht
D. Van Buggenhout
Virgo Sapiensinstituut – Londerzeel
Inspectie Secundair Onderwijs
november 2007
blz. 36