VLAAMS MINISTERIE VAN ONDERWIJS EN VORMING Onderwijsinspectie - Secundair Onderwijs
Inspectieverslag over de schooldoorlichting van het Koninklijk Technisch Atheneum te Mol
Inrichtende macht
SGGO Mol (111641)
Instelling
Koninklijk Technisch Atheneum Mol Adres Telefoon Fax E-mail Website Instellingsnummer Werkstation Datum doorlichting
Leander Froidcoeur
Leenhofstraat 34 2400 Mol 014 31 18 61 014 31 28 99
[email protected] http://www.kta-mol.be 40964 27 13-10-2008 t.e.m. 17-10-2008
Samenstelling inspectieteam Gabriël Poppe
Diane Spilthoorn
Vinciane Vanderheyde
Yolanda Warson Deskundige, behorend tot de administratie Andere deskundigen die niet tot de inspectie behoren Coördinatie en verslaggeving
Gabriël Poppe
Intern nummer van de school Datum van bespreking met de directie
G 12/01 19-11-2008
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 1
VOORAF 1 •
Leeswijzer
Voor u ligt een verslag van de onderwijsinspectie van de Vlaamse Gemeenschap over de doorlichting van een school voor secundair onderwijs. Deze doorlichting vindt haar rechtsgrond in het decreet van 1991 m.b.t. de onderwijsinspectie, de pedagogische begeleidingsdiensten en de dienst voor onderwijsontwikkeling. Daarin wordt de inspectie o.a. belast met de controle op - de kwaliteit van het studiepeil en - de naleving van de regelgeving. De inspectie is niet bevoegd voor de evaluatie van individuele leraren, individuele directieleden en andere individuele personeelsleden. De lezer vindt dus ook geen lerarenbeoordelingen terug in dit verslag. Voor de controle van de kwaliteit van het studiepeil dient de inspectie na te gaan of de school goedgekeurde leerplannen volgt en realiseert bij haar leerlingen. De inspectie doet een directe controle op de naleving van de onderwijsregelgeving. Wat de controle op de naleving van andere regelgeving betreft, i.c. de controle op de naleving van de wet op de veiligheid, het welzijn en de hygiëne, is de inspectie belast met een marginale toetsingscontrole. Wanneer de school een goed studiepeil realiseert en ze in orde is met de naleving van de regelgeving krijgt ze een gunstig advies. Dergelijk advies is noodzakelijk wil de school verder wettige getuigschriften en diploma's kunnen uitreiken aan haar leerlingen en wil ze (indien gewenst) verder opgenomen worden in de financierings- en subsidiëringsregeling. De wijze waarop een school haar wettelijke verplichtingen nakomt, is echter vrij en behoort tot de autonomie van de school. De pedagogische werking van een school kan echter in grote mate mede bepalend zijn voor de kwaliteit van het studiepeil. Ook de schoolpopulatie zelf, de infrastructuur en de wijze waarop de werkingsmiddelen worden besteed kunnen daarin een rol spelen. Daarom wil de onderwijsinspectie bij de beoordeling van het schoolrendement rekening houden met deze pedagogische aspecten zonder er sanctionerend op in te grijpen. Om haar dubbele opdracht op een transparante wijze uit te voeren, met name controleren van het studiepeil en naleving van de regelgeving enerzijds en anderzijds bij de beoordeling ervan rekening houden met de specificiteit van de school, beschikt de onderwijsinspectie over een doorlichtingsconcept met bijbehorend instrumentarium, aangepaste procedures en verslaggeving. Voor meer informatie kan de lezer de website van de inspectie secundair onderwijs raadplegen: www.onderwijsinspectie.be Een correcte lezing van het verslag vraagt echter een goed inzicht in het achterliggende concept en de structuur van het verslag. Daarom wordt dit hieronder kort toegelicht. Wat de conceptueel-inhoudelijke benadering betreft, wordt uitgegaan van volgende drie principes: - het verslag wil 'concluderend' zijn; - het verslag wil 'confronterend' zijn; - het verslag maakt gebruik van 2 verschillende schalen. Er werd geopteerd voor een 'concluderend' verslag en niet voor een 'beschrijvend' verslag. Dit impliceert dat de lezer geen volledige beschrijvingen zal vinden van alles wat onder een bepaalde rubriek over de betrokken school te vertellen valt. De inspectie zal na haar onderzoek tot een 'conclusie' komen. Deze conclusie is de (cursieve) openingszin onder de titel van een rubriek. In de tekst daaronder wordt de conclusie verder onderbouwd aan de hand van een aantal vaststellingen. 1
Ingevoegd vanaf september 2006.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 2
Omwille van de gelijke behandeling van scholen en van een transparante beoordeling werd ervoor geopteerd om de concluderende zinnen te standaardiseren. In deze zinnen wordt steeds één van 2 mogelijke schalen gebruikt, afhankelijk van de rubriek. - een 2-puntenschaal: voldoet / voldoet niet of in voldoende mate/ niet in voldoende mate, waarmee de inspectie haar controle-opdracht duidelijk stelt; - een 4-puntenschaal waarmee de inspectie haar evaluatie uitdrukt.: goed /veeleer goed / veeleer zwak / zwak of veel /voldoende/ (erg) weinig/ onvoldoende of duidelijk/ overwegend duidelijk/ veeleer duidelijk/ onduidelijk Indien de rubriek betrekking heeft op aspecten die onder de controlebevoegdheid van de inspectie vallen (i.c. studiepeil en regelgeving), kan de inspectie sanctionerend optreden. Uit de onderbouwing zal dan verder blijken welke schakeringen de inspectie binnen deze schalen heeft aangetroffen (bijvoorbeeld tussen nipt voldoende en excellent). Indien de rubriek betrekking heeft op aspecten die tot de pedagogische vrijheid van de school behoren, onthoudt de inspectie zich van een uitspraak m.b.t. het al dan niet voldoende zijn van bijvoorbeeld 'het algemeen beleid' van de school, maar wenst zij wel uit te drukken in welke mate 'het algemeen beleid', zoals het in de school wordt gevoerd, een bijdrage levert of ondersteunend werkt m.b.t. het realiseren van een voldoende studiepeil en / of de zorg voor de naleving van de regelgeving. De rode draad doorheen het verslag is de onderlinge confrontatie van de verschillende rubrieken. Deze confronterende benadering krijgt expliciet vorm in de rubriek 'kernproces'. Hier wil de inspectie duidelijk weergeven of en in welke mate het algemeen beleid effectief wordt gerealiseerd in de dagdagelijkse schoolpraktijk (m.a.w. doet de school wat ze zegt dat ze doet?). In deze rubriek wil zij tevens aangeven waar de sterktes en de zwaktes van de school liggen. In het verslag worden een aantal rubrieken afgesloten met 'voorbeelden van goede praktijk' en met 'werkpunten'. Met de voorbeelden van goede praktijk wil de inspectie de scholen wijzen op de knowhow en de expertise die ze reeds in huis hebben. De werkpunten, voor zover ze niet zijn opgenomen in de rubriek 'dringende actiepunten' zijn bedoeld als vrijblijvende aanbevelingen voor de school. De ‘dringende actiepunten’ betreffen enkel tekorten die onder de controle vallen van de inspectie en die een impact hebben op de erkenning en / of de financiering en / of subsidiëring van de school. Zij worden geconcretiseerd in het advies. In de formulering van het advies kan de inspectie gebruik maken van drie mogelijkheden of combinaties ervan: - Gunstig: de school voldoet aan de minimaal opgelegde voorwaarden. - Gunstig, beperkt in de tijd: de school of één of meer onderdelen van de school voldoet/voldoen niet aan een aantal wettelijk opgelegde voorwaarden. De tekorten zijn echter van die aard dat de inspectie van mening is dat de school deze binnen een redelijke termijn kan wegwerken. In dat geval wordt in het advies duidelijk geformuleerd welke tekorten moeten worden weggewerkt in welk structuuronderdeel. De termijn wordt tevens aangegeven. - Ongunstig: de school of één of meer onderdelen voldoet/voldoen niet aan de wettelijk opgelegde voorwaarden. De tekorten zijn zo ernstig dat de inspectie van mening is dat geen bijsturing meer 2 3 mogelijk is. In dat geval treedt automatisch art. 13 van het Besluit van de Vlaamse regering i.v.m. de uitvoering van sommige bevoegdheden van de onderwijsinspectie in werking.
2
Een negatief advies zal voor wat de scholen en onderwijsinstellingen betreft aanleiding geven tot uitvoering van het besluit van de Vlaamse regering van 2 februari 1999 betreffende de werking en de organisatie van het paritair college van onderwijsinspecteurs.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 3
Ten slotte willen wij de lezer attent maken op de tijdgebondenheid van de vaststellingen in dit verslag. Immers, n.a.v. een schooldoorlichting kan/moet een school effectief bepaalde werkpunten opnemen zodat deze na enige jaren tot het verleden kunnen behoren. De directeur van de school is verplicht dit verslag binnen een termijn van 30 kalenderdagen na ontvangst op de agenda te plaatsen van een personeelsvergadering. Zij/hij is verplicht dit verslag integraal met het personeel te bespreken. Het personeel heeft inzagerecht en kan desgewenst van de school een kopie van het verslag krijgen. Tenzij de termijnen anders gesteld werden vindt in principe in het derde jaar na de schooldoorlichting de opvolging plaats. Het advies over de school wordt dan bijgesteld en toegevoegd aan het schooldoorlichtingsverslag. •
Openbaarheid
Het verslag is openbaar en kan, ongeveer drie maanden na de doorlichting, geraadpleegd worden op de website van het departement onderwijs op het adres: www.ond.vlaanderen.be/doorlichtingsverslagen of op www.schooldoorlichting.be. •
Opmerking
Het verslag mag niet gebruikt worden voor commerciële doeleinden (bijv. met het oog op leerlingenwerving). Het is niet toegelaten een vergelijking van scholen uit te werken op basis van een vergelijking van gegevens uit doorlichtingsverslagen. Dit zou een negatie betekenen van de schooldoorlichting waarin de inspectie de eigenheid van de school maximaal wil respecteren.
Dit verslag werd door de inspecteur-generaal voor het Secundair Onderwijs naar de inrichtende macht en naar de directie van de school verzonden op 16 december 2008.
3
Besluit van de Vlaamse regering betreffende de wijze waarop sommige bevoegdheden van de onderwijsinspectie van de Vlaamse Gemeenschap worden uitgevoerd van 2 februari 1999.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 4
INHOUDSOPGAVE 1
Over welke school gaat het?..........................................................................................................6
1.1
Identificatie ....................................................................................................................................6
1.2
Leerlingenaantallen en onderwijsaanbod.......................................................................................6
1.3
Vorige doorlichting ........................................................................................................................7
1.4
Huidige doorlichting ......................................................................................................................7
2
Hoe goed is het beleid van de school? ..........................................................................................8
2.1
Algemeen beleid ............................................................................................................................8
2.2
Onderwijskundig beleid .................................................................................................................8
2.3
Personeelsbeleid...........................................................................................................................13
2.4
Logistiek beleid............................................................................................................................15
3
Hoe goed werkt de school?..........................................................................................................20
3.1 3.1.1 3.1.2 3.1.3 3.1.4
Vakverslagen................................................................................................................................20 Frans.............................................................................................................................................20 Lichamelijke opvoeding...............................................................................................................23 Toegepaste economie...................................................................................................................26 Wiskunde .....................................................................................................................................29
3.2 Studierichtingsverslagen ..............................................................................................................31 3.2.1 Basismechanica, Auto en Naamloos leerjaar ...............................................................................31 3.2.2 Elektromechanica.........................................................................................................................32 3.3
Vakoverschrijdende eindtermen/ontwikkelingsdoelen ................................................................34
3.4
Kernproces in relatie tot het schoolbeleid....................................................................................36
4
Welke resultaten boekt de school?..............................................................................................38
4.1
Schoolrendement..........................................................................................................................38
4.2
Welbevinden ................................................................................................................................39
5
Conclusies....................................................................................................................................43
5.1
Wat zijn de sterke punten van de school? ....................................................................................43
5.2 Wat zijn de zwakke punten van de school? .................................................................................43 5.2.1 Punten voor verbetering vatbaar ..................................................................................................43 5.2.2 Dringende actiepunten .................................................................................................................43 6
Advies...........................................................................................................................................44
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 5
1
OVER WELKE SCHOOL GAAT HET?
1.1
Identificatie
De school vormt sinds 2005, samen met de Middenschool en het Koninklijk Atheneum die op dezelfde campus gelegen zijn en de SBSO Kasterlee, een regionaal samengestelde scholengemeenschap met als inrichtende macht ‘Scholengroep Kempen’. De op dezelfde campus gelegen scholen vormden al sinds 1999 een scholengemeenschap. Het KTA heeft bijna evenveel leerlingen als beide andere scholen samen. De school ligt aan de rand van het centrum en is gemakkelijk bereikbaar met de fiets en het openbaar vervoer. 1.2
Leerlingenaantallen en onderwijsaanbod
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de leerlingenaantallen en van het onderwijsaanbod (september 2008). Alle structuuronderdelen zijn uniek binnen de scholengemeenschap. K.T.A. STUDIEGEBIED/ STRUCTUURONDERDEEL Studiegebied Auto BSO Studiegebied Bouw BSO Studiegebied Handel TSO
Basisoptie/beroepenveld/ studierichting Graad
Studiegebied Handel BSO
Studiegebied Hout BSO Studiegebeied Kantoor BSO Studiegebied Mechanica-elektriciteit TSO Studiegebied Mechanica-elektriciteit BSO
Studiegebied Personenzorg TSO Studiegebied Personenzorg BSO
Studiegebied Sport TSO Studiegebied BSO
Auto Duurzaam wonen Handel Handel Kantoor Verkoop Verkoop Hout Houtbewerking Kantoor Elektromechanica Elektromechanica Basismechanica Elektrische installaties Elektrische installaties Sociale en technische wetenschappen Sociale en technische wetenschappen Kinderzorg Verzorging Verzorging-voeding Lichamelijke opvoeding en sport Lichamelijke opvoeding en sport Naamloos leerjaar
3 2 2 3 3 2 3 2 3 2 2 3 2 2 3 2 3 3 3 2 2 3 3
lj 12 1 12 12 12 2 12 12 12 1 12 12 12 2 12 12 12 3 12 12 12 12 3
totaal SGB 11 11 8 8 13 13 26 8 5 15 28 10 7 17 10 10 9 14 23 28 7 15 50 24 19 43 10 20 15 45 16 25 41 25 25 327 lln
Het studieaanbod is ruim voor het aantal leerlingen (gemiddeld slechts 8 leerlingen per klasgroep). Het leerlingenaantal bleef gedurende de laatste vijf schooljaren ongeveer gelijk. Vorig schooljaar had de school twee vestigingsplaatsen voor het studiegebied TSO Sport met 54 leerlingen, die sinds dit schooljaar werden ondergebracht in de plaatselijke scholen (Geel en Westerlo). In het BSO zit momenteel 56 % van het aantal leerlingen, bijna 60 % van het aantal leerlingen zijn jongens. De studiegebieden Personenzorg (met 45 leerlingen in BSO en 43 in TSO) en Mechanica-elektriciteit (met 50 leerlingen in het BSO en 23 in het TSO) zijn het best bevolkt. Sinds dit schooljaar organiseert men de nieuwe studierichting Duurzaam wonen waarin men BSO-leerlingen wil opleiden tot polyvalent onderhoudswerker.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 6
1.3
Vorige doorlichting
De vorige doorlichting vond plaats van 2-6-1996 tot 7-6-1996. Volgende vakken / studierichtingen waren toen het uitgangspunt: moderne talen, wetenschappen, kleding, mechanica, glasinstrumentenbouw, houtbewerking en elektrotechnische vakken. De school kreeg een negatief advies dat bij de opvolging in 1997 positief werd. 1.4
Huidige doorlichting
Bij de huidige doorlichting werd uitgegaan van volgende vakken van de decretale basisvorming en van het specifiek gedeelte: •
Frans;
•
kantoortechnieken;
•
lichamelijke opvoeding;
•
toegepaste economie;
•
verkoop;
•
wiskunde.
De volgende studierichtingen werden via een aantal vakken van het specifiek gedeelte doorgelicht: •
Auto;
•
Basismechanica;
•
Elektromechanica;
•
Kantoor;
•
Lichamelijke opvoeding en sport;
•
Naamloos leerjaar.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 7
2
HOE GOED IS HET BELEID VAN DE SCHOOL?
2.1
Algemeen beleid
De school vertrekt voor haar beleidsvisie van het pedagogisch project van het Gemeenschapsonderwijs (GO). Het schoolbestuur heeft een doordachte en gedragen visie met het accent op leerlinggericht onderwijs en een degelijke opvoeding rondom de gedachte leren, denken en doen via begeleid zelfstandig leren, doestages en werkplekleren in een stimulerende school- of werkomgeving. Het welbevinden van alle schoolparticipanten staat daarbij centraal. Door de vele directiewissels en de vele personeelswissels (omwille van pensionering) was er in het verleden geen eenduidige visie binnen de school en evenmin tussen de scholen op de campus. Naast praktische en organisatorische afspraken is er een langzaam groeiende, maar nog niet optimale samenwerking tussen de drie scholen. Vanuit de scholengroep worden verscheidene aspecten van de schoolwerking en beleidsondersteunende initiatieven (soms erg sterk) aangestuurd. De scholen hebben de wettelijk verplichte overlegstructuren. Daarnaast zijn er geregeld algemene personeelsvergaderingen en pedagogische studiedagen waarop een consensus rond pedagogische beslissingen of vernieuwingen wordt nagestreefd. Binnen de scholengemeenschap zijn er afspraken aangaande de financiële middelen en uren en is er een aanzet tot meer pedagogische samenwerking. Het schoolbeleid streeft naar een breed draagvlak bij het personeel via een coördinatiecomité dat bestaat uit afgevaardigden van diverse (thematische) werk- en vakgroepen waaraan alle personeelsleden participeren. Voor sommige beslissingen bevraagt men de leraren via enquêtes of via de vakgroep. Via de vakgroepen hebben de leraren inspraak m.b.t. attributies, taakverdeling, aankopen en examenroosters. De schoolraad wordt vooral gezien als een formeel orgaan dat bijeenkomt voor vastgelegde participatie en waarbij vooral informatie wordt verstrekt aan de externe leden. In haar communicatie streeft het schoolbeleid naar een transparante opendeurcultuur. Zowel de gestructureerde interne informatiestroom als de informele gesprekken tussen directie, schoolteam en leerlingen/ouders zorgen ervoor dat alle belangrijke informatie de betrokken participanten bereikt. Er zijn voldoende communicatiekanalen (beleidsraad, schoolraad, basiscomité, coördinatiecomité, interculturele raad, leerlingenraad, vak- en themawerkgroepen rondom sociale interactie, participatie, milieu en gezondheid, communicatie, extra muros, ICT en public relations). De dienstmededelingen gebeuren frequent en behandelen alle aspecten van het schoolleven. De stijl waarin ze gesteld zijn, is duidelijk, bevestigend en uitnodigend. De school streeft naar continuïteit op alle vlakken (opdrachten, vast team, vakgroepwerking, leerlingenbegeleiding, …). Met de lokale gemeenschap en het bedrijfsleven worden de contacten onderhouden via stages, bedrijfsbezoeken en de geïntegreerde proef (GIP). De gegevensverzameling gebeurt zowel formeel via oudercontacten, personeelsvergaderingen en schoolraad, als informeel via gesprekken in de wandelgangen met collega’s, via ontmoetingen met ouders (tijdens extra-scolaire activiteiten en infoavonden) en activiteiten in de socioculturele sfeer van de lokale gemeenschap. De leerlingenbegeleiding en het leerlingvolgsysteem krijgen meer en meer vorm. 2.2
Onderwijskundig beleid
Schoolcurriculum In haar onderwijskundig beleid besteedt de school voldoende aandacht aan de realisatie van de basisvorming / de specifieke vorming / de vakoverschrijdende vorming. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school hiervoor enkele initiatieven genomen.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 8
Het studieaanbod is ruim t.o.v. het leerlingenaantal. Het huidige onderwijsaanbod in de derde graad TSO wordt in stand gehouden ten koste van de derde graad BSO. Men besteedt 1/3 meer lesuren in de derde graad TSO t.o.v. het aantal uren dat door deze leerlingen gegenereerd wordt. De school volgt bij de invulling van het schoolcurriculum de lessentabellen en leerplannen van het Gemeenschapsonderwijs. De verantwoordelijkheid voor de implementatie van de vakgebonden eindtermen, het nastreven van eindtermen en ontwikkelingsdoelen en de realisatie van de leerplandoelstellingen ligt bij de vakgroepen en bij de individuele leraar. De leraren krijgen een ruime autonomie en worden ondersteund door gepaste materiële voorzieningen. Voor begeleiding van de vakgroepen en individuele leraren doet men geregeld beroep op de pedagogisch adviseurs van het Gemeenschapsonderwijs. Er is nog geen interne controle en kwaliteitsbewaking t.a.v. de leerplanrealisatie. Men heeft veel aandacht voor discipline, orde en veiligheid. Alle leerlingen uit de nijverheidstechnische studierichtingen volgen een VCA4-opleiding. In het BSO wordt sinds dit schooljaar de studierichting ‘Duurzaam wonen’ georganiseerd, waarvoor men momenteel nog niet voor alle vakken beschikt over een goedgekeurd leerplan. Men beschikt over een afwijking waardoor men slechts vanaf 1/1/2009 moet beschikken over een goedgekeurd leerplan voor het specifiek gedeelte. Zes complementaire lesuren worden in deze studierichting besteed aan een sportactiviteit. Een geschikte infrastructuur en een voldoende aantal leermiddelen maken het de school mogelijk om een beleid inzake eindtermen en leerplandoelstellingen binnen de basisvorming en de specifieke vorming concreet gestalte te geven. Er worden veel inspanningen geleverd om in de mate van het mogelijke de leermiddelen te actualiseren en de bestaande lokalen te verfraaien. Recent werden zes computerklassen, twee open leercentra en een kantoorklas ingericht. Verscheidene klassen en werkplaatsen werden uitgerust met ICT-middelen. T.a.v. de vakoverschrijdende vorming wordt de realisatie van de VOET5 binnen de diverse vakken (na inventarisatie) aangevuld met het opzetten van vakoverschrijdende projecten en initiatieven die tegemoetkomen aan de vastgestelde leemten. Men organiseert geregeld projecten en de extramurale initiatieven zijn meestal voldoende ingebed in het vormingsconcept. Samen met de MS en het KA startte het KTA Mol zijn werking m.b.t. taalbeleid op het einde van het schooljaar 2006-2007. Het vorige schooljaar werd besteed aan het voorzien in de nodige randvoorwaarden als basis voor een stevig taalbeleid. De schoolleiding ontwikkelde een globale visie en een beleidsplan met algemene doelen die echter nog niet werden omgezet in concrete acties en daaraan gekoppelde verwachte effecten. De school richtte een taalteam op waar zowel taalleraren als zaakvakleraren deel van uitmaken. Ze besteedde veel aandacht aan sensibilisering en deskundigheidsontwikkeling van het taalteam en van andere leraren en bereikte met de nascholingen ongeveer één derde van het team. Verder ondersteunt de schoolleiding de werking van het taalbeleid door het op te nemen in het competentieprofiel van leraren en door het gebruik van algemeen Nederlands op te nemen in het schoolreglement. De beginsituatie van leerlingen wordt in kaart gebracht via intakegesprekken bij de inschrijving. Er is echter nog weinig doorstroming van informatie over leerlingen vanuit de middenschool. Voor taalzwakke leerlingen zijn er taallessen. De school hanteert bij haar interne en externe communicatie een verzorgde taal. Het leren van moderne vreemde talen wordt ondersteund in de studierichtingen Kantoor en Verkoop via het complementair gedeelte. Ook in de derde graad van het TSO gaat veel aandacht naar moderne vreemde talen dankzij de taalstage Engels. De school heeft nog geen zicht op de implementatie van het taalbeleid binnen de klaspraktijk en outputgegevens van de leerlingen werden in dit verband nog niet geanalyseerd. Voorbeelden van goede praktijk • 4 5
De inspanningen om de infrastructuur en leermiddelen te actualiseren.
VCA: Veiligheids Checklist Aannemers VOET: VakOverschrijdende EindTermen
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 9
•
De aandacht voor orde, discipline en veiligheid.
•
De structurele randvoorwaarden voor het taalbeleid.
•
De aandacht voor de brede vorming.
Werkpunten • Voor de studierichting Duurzaam wonen alle leerplandoelstellingen van een goedgekeurd leerplan realiseren. •
De bewaking van het studieaanbod en de overheveling van lesuren vanuit het BSO beperken.
•
Interne kwaliteitscontrole t.a.v. de curriculumrealisatie inbouwen.
•
Het taalbeleidsplan concretiseren in tijdgebonden acties en daaraan gebonden effectmeting.
•
Het taalbeleid implementeren.
Leerlingenbegeleiding Het beleid met betrekking tot leerlingenbegeleiding functioneert goed. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school hiervoor verscheidene initiatieven genomen. De school stelt zich open voor alle leerlingen. De soms minder op de leerlingmogelijkheden afgestemde studiekeuze, de groter wordende groep leerlingen met GOK-indicator6 en/of thuistaal anders dan Nederlands en/of een moeilijke thuissituatie confronteert de school geregeld met socioemotioneel zwakke en leerbedreigde leerlingen. De school heeft haar visie afgestemd op deze doelgroepen en heeft vooral van socio-emotionele leerlingenbegeleiding het speerpunt van haar beleid gemaakt. De school investeert (3,5 %) in extra pedagogische begeleiding, leerlingenbegeleiding en coördinatie. Dit resulteerde in bijzondere aandacht voor de uitbouw van de leerlingenbegeleiding met o.a. een aanzet tot begeleid zelfstandig leren en de in de school geïntegreerde GOK-werking rondom preventie, vaststelling en remediëring van leerachterstanden en het stimuleren van een positief zelfbeeld en sociale competenties. Er werden planmatig voorzieningen getroffen voor het implementeren van ICT als werkmiddel in een aangepaste leeromgeving. Voor de specifieke vorming wordt goed samengewerkt met bedrijven, sectororganisaties (voor stages en werkplekleren) en occasionele en/of plaatselijke initiatieven worden benut Er wordt veel energie gestoken in een goede opvang van nieuwe leerlingen op school. Men beschikt over een verzorgde informatiebrochure met naast het overzicht van het studieaanbod en de lessentabellen heel wat praktische informatie. M.b.t. de psychosociale begeleiding is er een nauwe band tussen leraren en leerlingen waardoor de leraar voor de eerste hulp instaat. In tweede instantie kunnen ze met specifieke problemen terecht bij de leerlingbegeleiders en de directie. Ook met de CLB-medewerker kunnen ze steeds een afspraak maken. Via het leerlingvolgsysteem signaleert en volgt men problemen bij leerlingen op; het biedt de begeleiders de kans om op de hoogte te blijven van de reeds ondernomen acties. Op klas- of schoolniveau organiseert men informatiemomenten en acties om de klassfeer te verbeteren, conflicten op te lossen of te voorkomen, weerbaarheid te vergroten (tegen pestgedrag, verslaving, …), … Vooraleer zij curatief optreedt, probeert de school problemen te voorkomen door een leerlinggericht schoolklimaat te creëren waarin niet enkel aandacht gaat naar schoolprestaties, maar ook naar de leerling als persoon. Werken aan de motivatie en het welbevinden en zorgen voor succeservaringen zijn daarbij belangrijke aandachtspunten. Leerlingen worden nauwgezet gevolgd. Indien zich studieproblemen of problemen van psychosociale aard voordoen, wordt gezocht naar een oplossing of een aangepaste begeleiding. Leerlingen met sociale problematiek(en) en leerlingen met leerstoornissen
6
GOK-indicator: indicator voor Gelijke OnderwijsKansen waarbij het opleidingsniveau van de moeder, het leven van een vervangingsinkomen en een thuistaal anders dan het Nederlands de belangrijkste factoren zijn.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 10
(dyslexie, dyscalculie, autisme, ADHD7, …) worden individueel besproken en zo nodig wordt in een aangepaste begeleiding voorzien (een contract, sticordimaatregelen,8 handelings- of stappenplannen). De klassenleraar, maar ook de vakleraren, de leerlingenbegeleiders en de directeur zijn de spilfiguren inzake leerlingenbegeleiding. De leerlingenbegeleiders werken nauw samen met de directeur, de TAC, het leerlingensecretariaat en het CLB. Indien nodig wordt er doorverwezen naar externe hulpverlenende instanties. Op het gebied van studiebegeleiding worden er leraarafhankelijk wel initiatieven genomen, maar een gestructureerde diagnose en hieraan gekoppelde remediëring (met concrete afspraken en opvolging) kan nog niet aangetoond worden. Via het digitaal leerplatform (dat meer en meer ingezet wordt) biedt men extra mogelijkheden voor individuele studiebegeleiding. Men gaat correct en zorgzaam om met belangrijke beslissingen zoals clausulering en sanctionering, hoewel men niet steeds kan aantonen dat er tijdig geremedieerd wordt. Uitgestelde beslissingen zijn de laatste twee schooljaren uitzonderlijk, maar werden voordien al te vaak gegeven als sanctioneringmaatregel. Indien nodig worden er extra klassenraden en/of oudercontacten georganiseerd. In de begeleidende klassenraden heeft men aandacht voor begeleiding en remediëring, recentelijk startte men extra begeleiding op via taalklassen, avondstudie en examenbegeleiding en richtte men een open leercentrum in waar de leerlingen ook terecht kunnen voor en na de lessen. Occasioneel worden er lessen of infoavonden i.v.m. leren leren georganiseerd. De klassenraaddossiers geven een synthese van leerlingengegevens, de bevindingen en de adviezen van de klassenraad. De notulen bevatten meestal een beknopte registratie van vaststellingen. De remediëringsstrategieën en de effecten ervan worden niet steeds genoteerd. Het leerlingenvolgsysteem is in ontwikkeling en vertoont nog tekorten qua registratie van acties, remediëring en opvolging inzake studiebegeleiding. In de nabije toekomst wil men dit informatiseren. Binnen de CLB-werking is er voldoende aandacht voor de afwezigheidproblematiek. Vorig schooljaar werden een aantal leerlingen op een professionele manier individueel begeleid. De meeste interventies betreffen sociaal-emotionele problematieken (zelfbeeld, identiteit). Wekelijks is er een bespreking van de ‘lopende dossiers’. De samenwerking met het CLB verloopt goed en wordt vergemakkelijkt door de regelmatige aanwezigheid van een CLB-medewerker op school. Het CLB ondersteunt de interne begeleidingsstructuren en komt o.a. tussenbeide m.b.t. diagnostisering van leerproblemen, psychosociale problematiek, studiekeuzebegeleiding en heroriëntering. De leerlingen kunnen met hun persoonlijke problemen (na afspraak) steeds terecht bij de leerlingenbegeleiders of bij het CLB. Afwezigheden van de leerlingen worden nauwkeurig geregistreerd. Het leerlingensecretariaat volgt de afwezigheden administratief op en houdt de vinger aan de pols wat het laattijdig aankomen betreft. Bij onaangekondigde afwezigheid wordt er zo snel mogelijk (telefonisch) contact opgenomen. Problematische afwezigheden worden nauwgezet geregistreerd en gevolgd door een analyse die aanleiding geeft tot een accurate opvolging. Het gemiddeld aantal halve dagen problematische afwezigheid ligt ongeveer op het Vlaams gemiddelde. In alle leerjaren, maar vooral in de derde graad, zijn er veel problematische afwezigheden; bijna de helft van het aantal leerlingen heeft enkele dagen problematische afwezigheid, in de derde graad zijn 20 % van de BSO leerlingen meer dan 10 dagen problematisch afwezig, in de derde graad TSO meer dan 10 %. Individuele leerlingenoriëntering verloopt vooral via de adviezen van de klassenraden op basis van studieresultaten en studiehouding en via de attestering. De studie- en beroepskeuzebegeleiding bestaat uit verschillende informatiemomenten met leerlingen en/of ouders bij het onthaal of de overgang naar een volgende graad. De laatstejaarsleerlingen worden in hun verdere werk- of studieloopbaan begeleid via kennismaking met het hoger onderwijs of de arbeidsmarkt (SID-in, dream-day, infosessie VDAB, CLB, bedrijfsbezoeken). De resultaten in het hoger onderwijs (zie 4.1 Schoolrendement) wijzen op een efficiënte begeleiding en afstemming op hun 7 8
ADHD: Attention Deficit Hyperactivity Disorder Sticordi staat voor stimuleren, compenseren, remediëren en dispenseren
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 11
mogelijkheden bij het maken van een studiekeuze. Alle laatstejaarsleerlingen krijgen tijdens hun stage de mogelijkheid om het beroepsleven te leren kennen. Er zijn veel contacten met de beroepswereld. Veel leerlingen krijgen op hun stageplaats al een tewerkstellingsaanbod. Het schoolreglement is duidelijk en aanvullend heeft men voor de werkplaatsen specifieke richtlijnen met bijzondere aandacht voor houding, attitude, veiligheid, gezondheid en gedrag. Via een recent ingediend proeftuinproject, op niveau scholengemeenschap, wil men scholen, onderwijsvormen en -niveaus beter op elkaar laten aansluiten en de leerlingen beter begeleiden in hun studiekeuze. Voorbeelden van goede praktijk •
De psycho-sociale begeleiding via de leerlingenbegeleiders.
•
De algemene leerlinggerichtheid van de school.
•
De aandacht voor motivatie via afwisselende werkvormen, actualisatie, onderwijsvernieuwing en ICT-gebruik.
•
Het open en verdraagzaam leefklimaat.
•
De snelle interventie bij problemen en opvolging van de afwezigheden.
Werkpunten •
Een leerlingenvolgsysteem met concrete remediëringsvoorstellen en -acties uitwerken.
•
De studiebegeleiding optimaliseren.
Leerlingenevaluatie Het beleid met betrekking tot leerlingenevaluatie is overwegend goed. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school hiervoor initiatieven genomen. De school heeft afspraken gemaakt over de evaluatiecriteria en de deliberatieprocedure. Bij de beoordeling houdt men rekening met dagelijks werk en examenresultaten. De verhouding tussen beide is verschillend voor BSO en TSO. Dit schooljaar bespreekt men in de vakgroepen de eventuele overgang naar permanente evaluatie voor het BSO. Er zijn afspraken over de afstemming van de evaluatie op de leerplandoelstellingen en een evenwichtige beoordeling van kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes. Zelfevaluatiemogelijkheden worden nog weinig benut. De geïnformatiseerde rapporten zijn overzichtelijk en in begrijpelijke taal opgesteld. Het dagelijks werk wordt in drie periodes gerapporteerd aan leerlingen en ouders. Er zijn twee proefwerkperiodes waarbij men het halve dagsysteem hanteert. Het aantal dagen dat besteed wordt aan proefwerken is verantwoord. Vanaf dit schooljaar maakt men gebruik van een nieuw rapport, waarbij de leraren de cijfers, commentaar en begeleidingsgegevens thuis kunnen ingeven en de leerlingen hun positionering in de klas kunnen aflezen. De commentaar bij de rapporten is meestal een parafrase van de resultaten met bemoedigende of vermanende opmerkingen. Concrete tips of adviezen voor remediëring zijn erg schaars. Studieresultaten worden besproken met de leerlingen en toegelicht door de vak- en klassenleraren op regelmatige, goed georganiseerde ouderavonden. Dankzij duidelijke procedures maakt de school steeds minder gebruik van uitgestelde beslissingen. In het verleden werd 60 tot 75 % van het aantal uitgestelde beslissingen nadien omgezet in een a-attest. Op het einde van het schooljaar besteedt de school onvoldoende aandacht aan gemotiveerde adviezen. De B- en C-attesten worden onvoldoende gedetailleerd gemotiveerd. De enige motivatie bestaat uit een standaardzin waarin men stelt dat de beoogde eindtermen niet behaald worden.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 12
In de tweede leerjaren van de derde graad TSO en BSO spelen de stages en de geïntegreerde proeven (GIP) een belangrijke rol bij de evaluatie en de deliberatie. Voor de GIP is er op schoolniveau een gelijkgerichte visie omtrent het gewicht van de proces- en de productevaluatie en de rapportering. Voor de GIP en de stages zijn er tussentijdse rapporteringen. Bij de GIP wordt meestal aandacht besteed aan de integratie van de fundamentele vakken en hanteert men duidelijke beoordelingscriteria, met tussentijdse opvolging, remediering en rapportering via een apart evaluatiedocument De school beschikt over overzichtslijsten met de resultaten en gemiddelden per leervak. Ze verzamelt gegevens over attesteringen en zittenblijvers, maar is nog niet toegekomen aan een oordeelkundige analyse van deze resultaten in de zin van een confrontatie met haar onderwijskundig beleid. Uit de attesteringsgegevens blijkt dat de school veel meer C-attesten heeft dan het Vlaams gemiddelde. Voorbeelden van goede praktijk •
De geïnformatiseerde rapporten.
•
De bewaking van het aantal evaluatiedagen.
•
Het terugdringen van de uitgestelde beslissingen.
Werkpunten •
De B- en C-attesten motiveren en deze motivatie koppelen aan een efficiënt leerlingvolgsysteem.
•
Remediërende of aanmoedigende commentaar voorzien op de rapporten (zeker bij tekorten of zwakke resultaten).
•
Nagaan waarom het aantal C-attesten zo hoog ligt.
2.3
Personeelsbeleid Het personeelsbeleid functioneert goed. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school hiervoor initiatieven genomen.
De criteria en afspraken voor het personeelsbeleid (selectie, aanstellingen, benoemingen, functiebeschrijvingen, evaluatie) worden vanuit de scholengroep gemaakt. De functiebeschrijvingen (op basis van resultaatsgebieden, competentieprofielen en functiespecifieke vaardigheden) worden geconcretiseerd en aangevuld n.a.v. functionerings- en evaluatiegesprekken. Er zijn afspraken over de verdeling van de extra-urenleraar, de punten ondersteunend personeel, de resturen TAC, de verdeling van de uren ICT-ondersteuning, taak- en functiedifferentiatie. Bij de selectie en de ambtsverdeling tracht de schoolleiding zowel rekening te houden met het profiel van de leerlingengroepen als met de competentie van de leraren. Men trekt bij voorkeur personeelsleden aan met het vereiste bekwaamheidsbewijs, maar vaak is er weinig keuzemogelijkheid en is het moeilijk om iemand te vinden. Bij de verdeling van de ambtsopdrachten streeft men naar een evenwichtige taakverdeling, beperkt men zoveel mogelijk de opdrachtenwissels, houdt men rekening met voorstellen van de vakgroepen en benut men de individuele kwaliteiten en interessesferen van de personeelsleden. Een groot aantal personeelsleden neemt vrijwillig extra taken op zich, bv. bijwerklessen, projecten en deelname aan ad hoc werkgroepen. De werkdruk van het personeel wordt verhoogd door de toezichtbeurten, weinig of geen parallelle opdrachten en vervangingen van collega’s, hoewel men ook hier de taken evenwichtig verdeelt. De ondersteuning door het beleid wordt door de meeste personeelsleden gewaardeerd (degelijke accommodatie, veel participatie, voldoende leermiddelen, voldoende waardering en aanmoediging). De laatste schooljaren was er een grote uitstroom van personeelsleden door pensionering en langdurige ziekte (o.a. burn-out), een sterke verjonging en vervrouwelijking met een groot aantal verloven (zwangerschap) waardoor de continuïteit niet steeds gegarandeerd werd (58 % is vastbenoemd en 57 % is jonger dan 45 jaar). De
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 13
school wordt vaak geconfronteerd met vervangingen en dienstonderbrekingen. Slechts 35 % was vorig schooljaar geen enkele keer afwezig en 10 % was nooit in de school aanwezig. De plotse top-down-beslissing van de Raad van Bestuur om twee vestigingsplaatsen (Westerlo en Geel) over te hevelen naar de plaatselijke scholen had consequenties op de werking van het studiegebied Lichamelijke opvoeding en sport. De laatste jaren heeft men, mede onder invloed van de GOK-werking, een middenkader gecreëerd om leerlingen beter te begeleiden en te ondersteunen (vooral op socio-emotioneel vlak). De vakgroepen bepalen zelf de agenda aangevuld met beleidsopgelegde werkpunten per schooljaar en de inhoudelijke invulling. De intensiteit en de kwaliteit van de werking is vakafhankelijk. Naast de vakgroepen zijn er verscheidene werkgroepen (zie 2.1 Algemeen beleid) die via voorstellen mee helpen om het beleid te bepalen. Er is geregeld briefing aan de directie en er is een beleidsmatige opvolging of evaluatie. Nieuwe leraren krijgen, na een gesprek met de directeur, een ‘leidraad voor nieuwe leerkrachten’ en een schoolbrochure. Nadien zijn er geregeld functioneringsgesprekken. Binnen de school heeft de vakgroep een belangrijke verantwoordelijkheid om beginnende collega’s te helpen op praktischorganisatorisch vlak. Vaktechnisch worden ze opgevangen door collega’s, de vakverantwoordelijke en binnen de respectieve vakgroepen. Er is een aanvangsbegeleiding met aandacht voor pedagogischdidactische ondersteuning via de directie en de recent aangestelde mentor (die hiervoor een aantal lestijden vrijgesteld is). Leraren wonen op vrijwillige basis bij andere leraren lessen bij (peer to peer) en maken hiervan een verslagje (verplicht voor nieuwe leraren). Het schoolbeleid werkt aan de optimalisatie van het participatief karakter en aan het bevorderen van de communicatie. De personeelsleden voelen zich voldoende gesteund door de directie. Er is een goede verstandhouding en een vlotte interne communicatie tussen de meeste personeelsleden. Er is veel dynamiek en bereidheid tot engagement aanwezig om op een constructieve manier te werken aan een gelijkgerichte visie. Men heeft duidelijke functiebeschrijvingen voor het onderwijzend en het ondersteunend personeel. Via functioneringsgesprekken krijgen de nieuwe leraren tussentijds en op het eind van het schooljaar de nodige feedback. Indien nodig of gewenst kan men beroep doen op de pedagogisch begeleider van het Gemeenschapsonderwijs. Voor de functioneringsgesprekken gebruikt men een door de scholengroep ontwikkeld document op basis van de functieprofielen. Personeelsleden kunnen deze gesprekken voorbereiden aan de hand van vooraf ter beschikking gestelde zelfevaluatiedocumenten. Na de functionerings- en evaluatiegesprekken worden schriftelijke afspraken gemaakt betreffende nascholingen en/of persoonlijke actiepunten. 9
De technisch adviseur-coördinator, die ook instaat voor de Middenschool en het DBSO op de campus en plaatselijk contactpersoon is voor het preventiebeleid, wordt ondersteund door een halftijds aangesteld administratief medewerker. De school heeft (samen met de andere op de campus gelegen scholen en diverse basisscholen) op basis van de toegekende puntenenveloppe voor ICT-personeelsomkadering10 een ICT-coördinator die instaat voor de technische ICT-ondersteuning. Het ondersteunend personeel draagt bij tot een vriendelijke dienstverlening, een degelijke ondersteuning van het beleid op het vlak van boekhouding, personeels- en leerlingenadministratie en is betrokken bij verscheidene aspecten van de leerlingenbegeleiding (eetzaal, onthaal, voor- en nabewaking, …). Het onderhoudspersoneel zorgt met veel inzet en verantwoordelijkheidszin voor een mooie en goed onderhouden campus. 9
DBSO: de school is meewerkende school voor het Deeltijds BeroepsSecundair Onderwijs.
10
Omzendbrief GD/2001/07 van 12 augustus 2002
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 14
De school beschikt over een nascholingsplan conform het decreet11. Achter het beleid zit de visie dat ‘navorming stimuleren’ een prioriteit is die de motivatie bevordert en de vakbekwaamheid verdiept. Men tracht dit te doen door enerzijds de nascholingsbehoeften te inventariseren en het personeel via de vakgroepen te informeren m.b.t. nascholingsthema’s die aansluiten bij de behoeften, anderzijds door voldoende faciliteiten te voorzien om aan navorming deel te nemen, bijvoorbeeld door volledige tegemoetkoming in de kosten. Men brengt de personeelsleden op de hoogte van aanbodgestuurde nascholingsinitiatieven en verwacht dat ze minimaal één vakgebonden en één vakoverschrijdende nascholing per schooljaar volgen. Het beleid focust op teamgerichte en individueel gerichte nascholing op basis van gemaakte afspraken tijdens functionerings- en evaluatiegesprekken. De thema’s van de pedagogische studiedagen sluiten aan bij de beleidsopties (vooral m.b.t. leerlingenbegeleiding). Op niveau van de scholengroep werd een nascholing m.b.t. begeleid zelfstandig leren georganiseerd per vakgroep. Verder gaat er veel aandacht naar het implementeren van ICT in de lessen en innovatieve projecten. Het multiplicatoreffect en de opvolging van deze implementatie staan nog niet op punt en de organisatie van vele nascholingen tijdens de lesuren leidt soms tot organisatorische problemen en/of lesuitval. Het onderwijzend personeel volgt meer dan gemiddeld vakgerichte nascholing (meer participatie en meer dagen), qua algemeen pedagogische nascholing is de participatie hoger dan gemiddeld, maar het aantal dagen is lager dan het gemiddelde. Van het ondersteunend opvoedend en administratief personeel volgden meer dan het Vlaamse gemiddelde algemeen pedagogische en administratieve nascholing gedurende een gemiddeld aantal dagen. Naast de formele teambuildingsmomenten (jaarlijks personeelsfeest, ontmoetingsdag met gepensioneerde collega’s, die met steun van de school een maandelijkse activiteit organiseren) streeft men naar een aangename werksfeer en -omgeving (goed ingericht lerarenlokaal, goed onderhouden campus, vernieuwde werkruimte voor leerlingenbegeleiding) en veel inspraak via werkgroepen en een coördinatiecomité. Er zijn heel veel informele contacten binnen het schoolteam. De school verzamelt nog geen statistische gegevens over het personeel aan de hand van criteria en standaarden, hoewel men algemeen ervaart dat de laatste schooljaren het welbevinden van personeel en leerlingen is toegenomen. Voorbeelden van goede praktijk •
Het responsabiliseren en toekennen van eigen verantwoordelijkheden aan alle personeelsleden wat geleid heeft tot een grote betrokkenheid en engagement.
•
Het benutten van de aanwezige competenties van de personeelsleden.
•
De dagelijkse bereikbaarheid en aanspreekbaarheid van de directie.
Werkpunten •
Nagaan waarom het aantal dienstonderbrekingen zo hoog is.
•
Gegevens verzamelen met het oog op kwaliteitsbewaking.
2.4
Logistiek beleid
Aspecten van financieel beleid Het financieel beleid is duidelijk. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school hiervoor initiatieven genomen.
11
Decreet nascholing en lerarenopleiding 16-04-1996, GD – AO13/LVL (12-04-1996)
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 15
De infrastructuur wordt beheerd op het niveau van de campus. Zware investeringen gebeuren op niveau van de scholengroep. Via het college van directeurs heeft de school inspraak in deze materie. Voor het logistiek en materieel beleid zijn er binnen de scholengroep samenwerkingsakkoorden en de school pleegt regelmatig formeel of informeel overleg met het in de school gehuisveste CVO (waar ook overdag veel cursussen georganiseerd worden). De verdeling van de middelen gebeurt via de scholengroep. De begroting van de school en scholengemeenschap wordt opgesteld op basis van een budget. De boekhoudkundige cel van de scholengroep controleert alle verrichtingen. Grote infrastructuurwerken en een aantal gemeenschappelijke zaken worden centraal vanuit de scholengroep toegewezen, beheerd en/of aangekocht (o.a.: energie, telefonie, kopieerapparatuur, ICT-materiaal). Men werkt binnen de scholengemeenschap met een campusbegroting waarin een gezamenlijk deel en een deel per school voorzien is. De begroting wordt besproken op het coördinatiecomité en de schoolraad. De laatste schooljaren is er (na een rationalisatie van studierichtingen met gering leerlingenaantal) sterk geïnvesteerd in de uitrusting van de overblijvende studierichtingen en in de verfraaiing van de infrastructuur. Mede door de sterke groei van het CVO is de bezettingsgraad van de lokalen sterk toegenomen. Het bepalen van korte en lange termijninvesteringen gebeurt via bevraging van de vakgroepen, het coördinatiecomité en de schoolraad. De voorstellen worden bekeken op haalbaarheid en noodzakelijkheid (met het oog op de leerplaneisen). Voor de aankoop van verbruiksgoederen beschikt de TAC per afdeling over een bedrag in de begroting. De extra investeringsmiddelen voor de TSO/BSO studierichtingen en de nascholingsgelden werden goed besteed. Op het niveau van de school is er een financieel verantwoordelijke die o.a. instaat voor de lokale bestellingen, de opvolging van leveringen, de controle van de facturen, het voorraadbeheer en de facturatie van leerlinggebonden activiteiten. De PC/KD-middelen12 van de voorbijgaande schooljaren en de werkingsmiddelen voor ICTcoördinatie van het vorige schooljaar13 en de nascholingsgelden werden conform de regelgeving besteed. Gezien de beschikbaarheid van de huidige computerinfrastructuur en de kleine klassengroepen in de derde graad, is het organisatorisch mogelijk om de ICT-integratie in de meeste niet-informatica vakken voldoende kansen te geven. Via het schoolreglement en de schoolwebsite worden de ouders en leerlingen goed geïnformeerd over de elementen die bepalend zijn voor de bijdrageregeling en de globale schoolkosten. De kosten worden zo laag mogelijk gehouden, men voorziet in gespreide betalingen en indien nodig, kunnen onbemiddelde leerlingen discreet ondersteund worden. Leerlingen kunnen tegen een democratische prijs een verzorgde warme maaltijd of een broodje bekomen op school. Voorbeelden van goede praktijk •
De financiële werking, gestuurd binnen de regels van de scholengroep.
•
De besteding van de werkingsmiddelen.
Materieel beleid Het materieel beleid is goed. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school hiervoor initiatieven genomen. Het financieel beleid wordt sterk centraal gestuurd vanuit de scholengroep. Ze voorziet in het minimum aan onderhoudspersoneel (poetsen, keuken, busvervoer, klussen) in elke school. Het dagdagelijks onderhoud van de school is voorbeeldig. De gebouwen liggen op een grote campus waardoor het klein en groot onderhoud een permanente zorg zijn. Er worden veel inspanningen geleverd en jaarlijks investeert men om de campus te verfraaien. Verscheidene gebouwen en lokalen zijn recent gerenoveerd of vernieuwd (keuken, 12 13
Zie omzendbrief ICT-infrastructuurprogramma: http://edulex.vlaanderen.be/fulldoc.html?docid=13262 Omzendbrief GD/2002/07 van 12 augustus 2002
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 16
verwarmingsinstallaties, sporthal, lerarenlokaal, laagspanningsinstallatie). Men gaat zorgzaam en efficiënt om met de beschikbare infrastructuur; minimale stock, energiebesparende maatregelen, verhuren of gemeenschappelijk gebruiken van infrastructuur waar mogelijk (CVO, sportverenigingen, eetzaal, keuken, …). Voor de aankoop van leermiddelen heeft de school een grote autonomie voor het besteden van de daarvoor begrote deeldotatie. Door goede contacten met de bedrijfswereld kon men bijkomend materiaal en uitrusting bekomen. De ICT-infrastructuur is uitgebreid (in samenwerking met het volwassenenonderwijs) en toekomstgericht uitgebouwd. Het aantal computers, computerklassen en projectiemogelijkheden werden uitgebreid. De school werkt met een serversysteem dat een gemakkelijke installatie en een goede beveiliging van de software toelaat. Voorbeelden van goede praktijk •
Het beheer van de beschikbare middelen.
•
De inspanningen en resultaten om de uitrusting te actualiseren.
•
Het dagdagelijkse onderhoud van de campus.
Veiligheid en welzijn Veiligheid en welzijn voldoet. Op het vlak van interne kwaliteitszorg werkt de school systematisch, integraal en cyclisch aan gegevensverzameling, gegevensanalyse en kwaliteitsbijsturing. Organisatie van het welzijnsbeleid De scholengroep kan voor al haar scholen beroep doen op een coördinerende preventieadviseur van het Gemeenschapsonderwijs. De effectieve ondersteuning van het lokale beleid wordt als efficiënt ervaren. De lokale preventieadviseur (voor de drie scholen van de campus) volgde een veiligheidsopleiding niveau 3 en combineert deze taak met deze van technisch adviseur-coördinator van het KTA. Hij wordt voor het administratieve werk bijgestaan door een personeelslid van het ondersteunend personeel (met veiligheidsvorming niveau 2). De directeur heeft bovendien een veiligheidsvorming niveau 1. Verscheidene personeelsleden hebben een vca-attest voor leidinggevenden behaald. De leden van de hiërarchische lijn voeren het welzijnsbeleid van het schoolbestuur uit bij de leerlingen en personeelsleden, aan wie zij bevoegd zijn om opdrachten te geven. Het welzijnsbeleid is geïntegreerd in het schoolbeleid en men beschikt over een goed uitgebouwd dynamisch risicobeheersingssysteem. De scholen beschikken over een beleidsverklaring en een globaal preventieplan, waaruit een aantal prioritaire acties in een (globaal voor de campus opgesteld) jaaractieplan worden vastgelegd. Het basiscomité heeft veiligheid en preventie als een geregeld terugkerend agendapunt opgenomen. Dit comité is samengesteld en functioneert zoals de regelgeving het oplegt. De Interne Dienst P.B.W. is intensief betrokken bij het beleid en draagt bij tot het opzetten van leerprocessen, de Externe Dienst voert geregeld controles uit in de school en werkt complementair aan de Interne Dienst. Het welzijnsbeleid is goed uitgebouwd. Men beschikt over een recente risicoanalyse waarop het globaal preventieplan is geënt. De plaatselijke preventieadviseur heeft risicoanalyses gemaakt voor de ganse campus die de basis vormden voor het opstellen van het jaarlijks actieplan. De leden van de hiërarchische lijn voeren regelmatig veiligheidsinspecties uit op o.a. de arbeidsmiddelen, de collectieve en persoonlijke beschermingsmiddelen en de gebruikte preparaten en stoffen. Het personeel en de leerlingen leven de instructies voldoende na. De meeste leraren bespreken de veiligheidsinstructies en de beschermingsmiddelen in de lessen. Er is binnen de lessen aandacht voor gezondheidseducatie, afvalbeheer, preventie en veiligheidsbewustzijn. Alle leerlingen van TSO/BSO harde sector kunnen het VCA-attest behalen via een interne opleiding.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 17
Arbeids- en leermiddelen Voor het aankoop- en indienststellingsbeleid is er een goede taakverdeling tussen het lokale en centrale niveau, overeenkomstig de nieuwe procedure van de scholengroep. De preventieadviseur wordt betrokken bij het aankoopbeleid, de controle op welzijn, hygiëne en gezondheid en hij maakt indienststellingsverslagen en risicoanalyses. Voor de meeste toestellen en leermiddelen zijn gebruiks- , veiligheids- en onderhoudsinstructies in het Nederlands voorhanden. De vigerende reglementering aangaande de geschreven instructies op apparaten en machines wordt nageleefd. Leer- en werkomgeving Er wordt voldoende aandacht besteed aan het risico valgevaar en de maatregelen om het valgevaar te beperken zijn geïntegreerd in het schoolbeleid. Op de speelplaats zijn er nog enkele oneffenheden die struikel- en valgevaar kunnen veroorzaken. De scholen beschikken over een recent brandpreventieverslag. Er werd nog geen gevolg gegeven aan enkele minder belangrijke opmerkingen, maar al deze punten zijn wel opgenomen in het risicobeheersingssysteem en worden afhankelijk van de middelen en prioriteit opgenomen in het jaaractieplan. De meeste zijn reeds in uitvoering of aanbestedingsfase. Het evacuatiescenario is voorbeeldig uitgewerkt en geïntegreerd in het schoolbeleid. Jaarlijks worden minimum twee evacuatieoefeningen georganiseerd (een aangekondigde en een niet aangekondigde). Uit de evacuatieverslagen blijkt een voldoende verantwoordelijkheidszin en voldoende medewerking van alle personeelsleden. De gebouwen zijn voldoende gecompartimenteerd. Het aantal pictogrammen om de vluchtwegen aan te duiden voldoet. De scholen beschikken over een voldoende aantal gekeurde blustoestellen en haspels. Globaal voldoet de bewoonbaarheid van alle gebruikte gebouwen en in de mate van het mogelijke verfraait men de campus en/of worden verbeteringswerken uitgevoerd (o.a. nieuwe verwarmingsinstallaties). Het keuringsverslag van de elektrische installaties vermeldt nog enkele tekortkomingen die geen onmiddellijk gevaar voor het personeel en leerlingen inhouden, maar die wel zonder vertraging moeten uitgevoerd worden. Het betreft vooral het ontbreken van een volledige set schema’s van de elektrische installaties. Men beschikt over een inventaris van de producten met gevaarlijke eigenschappen en een asbestinventaris. In de labo’s zijn geen grote hoeveelheden chemicaliën opgeslagen en de opberging ervan wordt voldoende opgevolgd. De gebouwen worden goed onderhouden en kleine beschadigingen worden zo snel mogelijk weggewerkt, maar toch blijft continue aandacht nodig voor deze problematiek. Hygiëne en gezondheid Hygiëne en gezondheid komen op een geïntegreerde manier aan bod in het leef- en leerdomein van de leerlingen. Er zijn voldoende sanitaire installaties en toebehoren voor beide geslachten en het onderhoud ervan voldoet. Ondanks het regelmatig onderhoud door het schoolpersoneel is er soms nog geurhinder. De handhygiëne en aanduiding van jongens- en meisjestoiletten voldoen. De scholen beschikken over een vergunning voor het in de handel brengen van voedingsmiddelen. De maaltijden worden in de school aangeleverd en opgediend door medewerkers van de school die hiervoor een specifieke opleiding hebben gekregen. De infrastructuur en de installaties voldoen aan de vigerende reglementering. E.H.B.O. is geïntegreerd in het schoolgebeuren; de bevoegde personen adviseren de dienst en het comité PWB bij het uitwerken van een veiligheidsbeleid dat gericht is op het voorkomen van ongevallen. De scholen beschikken over een EHBO-lokaal en kunnen rekenen op de permanente aanwezigheid van een bevoegd persoon met de nodige opleiding. Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 18
Voorbeelden van goede praktijk •
De samenwerking tussen school en scholengroep bij de aansturing en de opvolging van het veiligheidsbeleid.
•
De organisatie van het welzijnsbeleid.
•
De dagdagelijkse aandacht voor veiligheid en welzijn.
Werkpunten •
De tekorten opgesomd in de brandpreventieverslagen wegwerken.
•
De tekorten opgesomd in het verslag van de elektrische installaties wegwerken en zorgen voor een volledige set schema’s van de elektrische installaties.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 19
3
HOE GOED WERKT DE SCHOOL?
3.1
Vakverslagen
3.1.1
Frans
De eindtermen en leerplandoelstellingen voor Frans worden in voldoende mate gerealiseerd in de tweede en derde graad TSO. De leerplandoelstellingen voor Frans worden in voldoende mate gerealiseerd in de tweede en de derde graad BSO. Leerplanrealisatie De leerplanrealisatie in het TSO is doorgaans voldoende. Er is veel aandacht voor communicatieve vaardigheden. In de tweede graad TSO wordt de kennis (grammatica en woordenschat) doorgaans in alle studierichtingen aangebracht en ingeoefend in representatieve en betekenisvolle contexten. Het transfergehalte naar productieve vaardigheden (spreken en schrijven) is behoorlijk. Uit de agenda’s en de notities van de leerlingen blijkt dat de lees- en luistervaardigheid doorgaans voldoende worden ingeoefend en dat het studiepeil van de leerlingen vrij goed is. Voor de productieve vaardigheden is het studiepeil van de leerlingen echter veeleer zwak. Er is voldoende variatie in tekstsoorten. Het werken aan tekstkenmerken en leerstrategieën voor de vier vaardigheden is echter beperkt. Wel leren leerlingen vanaf de tweede graad werken met een woordenboek. In de derde graad TSO komen de vier vaardigheden vrij evenwichtig aan bod. Globaal gezien is het studiepeil goed voor de receptieve vaardigheden en behoorlijk voor de productieve. Toch is er een groeimarge wat betreft de leerplangerichtheid: het uitvoeren van alle taakspecifieke opdrachten die de leerplannen voorschrijven, het variëren van tekstsoorten en het werken aan tekstkenmerken en leerstrategieën zijn nog niet optimaal. Bij spreken en schrijven ligt de nadruk vooral op het product (woordgebruik, spelling/uitspraak, toepassing van grammaticale regels). Tekstkenmerken worden niet besproken en aan de manier waarop het schrijf- of spreekproduct tot stand komt, wordt weinig aandacht geschonken. Bovendien wordt in de studierichting Handel te weinig aandacht besteed aan de specificiteit van de studierichting. Handelscorrespondentie en vergaderen komen aan bod. Maar een 14 communicatietraining die ook meer gericht is op andere aspecten van de handel zou een meerwaarde bieden voor de leerlingen in functie van hun verdere beroepsleven. Via de GIP levert de vakgroep een inspanning in alle studierichtingen om aan te sluiten bij het profiel van de studierichting. De kwaliteit van de bijdrage tot de GIP is echter soms vrij zwak en wordt vaak leerlingafhankelijk ingevuld. Dit komt enerzijds doordat de opdrachten vaak een te reproductief antwoord mogelijk maken, waardoor leerlingen gaan kopiëren van het internet. Anderzijds werden vooraf geen duidelijke criteria afgesproken naar lengte van de opdracht en kwaliteit van de tekst. In de studierichting Verkoop in de tweede graad BSO en Verkoop en Kantoor in de derde graad BSO gebruikt de vakgroep een leerboek dat qua leerinhouden goed aansluit bij deze handelsrichting. De aanpak is doorgaans functioneel. Er is een goede variatie in tekstsoorten. Leerstrategieën en communicatiestrategieën worden nog niet steeds voldoende gericht onderwezen. De school heeft de optie genomen om in het Naamloos leerjaar van de derde graad BSO twee uur Frans aan te bieden in het complementair gedeelte voor de leerlingen die uit de studierichting Kantoor komen. De invulling van deze lessen biedt beslist een meerwaarde voor de opleiding. De leerinhouden zijn hier goed afgestemd op de specificiteit van de studierichting. Vaardigheden worden goed geoefend.
14
Leerplan Frans, 2005/061, p.24.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 20
In alle onderwijsvormen en studierichtingen heeft de opleiding een behoorlijke actualiteitswaarde door het werken met krantenartikels, nieuwsberichten, films en ander authentiek materiaal. De uitstappen voor alle leerlingen naar Franstalige regio’s en de hieraan verbonden uitdagende verwerkingsopdrachten verhogen de motivatie van de leerlingen. Ze bevorderen hun zelfredzaamheid en communicatievaardigheid en dragen bij tot het realiseren van de interculturele component van het leerplan. In alle bijgewoonde lessen communiceerden leraren hoofdzakelijk in de doeltaal. Hierdoor krijgen de leerlingen een taalbad. De leerlingen worden meestal uitgenodigd om te participeren en zich uit te drukken in het Frans. Leraarafhankelijk worden ook werkvormen aangewend om communicatie in de doeltaal tussen leerlingen onderling tot stand te brengen. Leraren stimuleren doorgaans de spreekdurf. Toch krijgen leerlingen in sommige lessen te weinig ruimte en tijd om te spreken. Samen met PAV heeft de vakgroep Frans de behandelde VOET voor de tweede graad in kaart gebracht. De vakgroep behandelt aspecten van burgerzin, muzisch-creatieve vorming, gezondheids- en milieueducatie via excursies, films, werken met liedjes en via de inhouden van teksten en gesprekken. Aan sociale vaardigheden wordt enkel aandacht besteed door groepswerk te organiseren en bij uitstappen. Voor leren leren heeft de vakgroep een aantal initiatieven genomen (zie Leerlingenbegeleiding). Toch is de invulling van VOET nog niet voldoende gericht op het bewust verwerven van de vaardigheden doordat er niet met de leerlingen over wordt gereflecteerd. Er zijn twee taallokalen. Leraren kunnen beschikken over het nodige audiovisueel en ander didactisch materiaal. Ze gebruiken af en toe ICT bij zoekopdrachten voor leerlingen. De integratie van ICT in de lespraktijk is echter erg beperkt. Een adequate aanwending van computersoftware kan een meerwaarde bieden bij het verhogen van het leerrendement. In de lokalen besteedt men aandacht aan stimulerende decoratie met verwijzing naar de Franse leefwereld en cultuur. De vakgroep is samengesteld uit leraren talen, geschiedenis en PAV. De leraren Frans dragen bij tot de eigen professionalisering door nascholingen te volgen, waarvan de impact doorgaans te merken is in de lespraktijk. Er is veel informeel overleg. De leraren maken afspraken over het gebruikte leermateriaal, de uitstappen en de evaluatie. Verder worden de leerplangerichtheid en het implementeren van onderwijsvernieuwing (o.a. bzl en ICT) besproken. De vakgroep heeft op vraag van de directie de leerplanrealisatie nagetrokken door het jaarplan te vergelijken met de leerplannen. Deze analyse heeft echter nog niet geleid tot een voldoende bijsturing van de lacunes in de leerplanrealisatie. De functionaliteit en overzichtelijkheid van de jaarplannen en vorderingsplannen kan in dat verband in vraag gesteld worden. De vakgroep kan beslist nog meer kwaliteit halen uit haar overleg door haar didactisch handelen grondiger te evalueren en door periodiek te werken met prioritaire aandachtspunten, die dan ook grondig kunnen aangepakt en opgevolgd worden. De verslaggeving werkt niet voldoende ondersteunend, omdat de afspraken niet nauwkeurig worden genotuleerd. Leerlingenbegeleiding Er heerst in het algemeen een leerlingvriendelijk klimaat in de lessen. Leraren vervullen ook een eerstelijnszorg voor leerlingen. De communicatie is laagdrempelig. Leraren leveren veel inspanningen om de leerlingen te interesseren voor hun vak. Agenda's worden meestal degelijk ingevuld. Leerlingennotities zijn leerlingafhankelijk in orde. Leraren nemen hierbij niet altijd een voorbeeldfunctie waar. Al te vaak laten de orde en netheid van hand-outs voor de lessen en de evaluatie te wensen over. De remediale studiebegeleiding sluit aan bij de werking op schoolniveau. Leraren zijn bereid om leerlingen bijlessen te geven en inhaaltoetsen te laten maken. Voor leerlingen met taalachterstand is er ook een taalklas voorzien. Grotere toetsen en examens worden klassikaal besproken. I.v.m. leren leren (preventieve studiebegeleiding) heeft de vakgroep initiatieven genomen, maar het ontbreekt nog aan een duidelijke leerlijn in dat verband. - De studietips die worden aangereikt door het leerboek worden gebruikt en mondeling aangevuld door de leraren.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 21
- Er is aandacht voor planningsvaardigheden: leerlingen krijgen een afsprakenblad bij het begin van het schooljaar en taken en toetsen worden goed gepland. De agenda’s dienen als planningsdocument. Er wordt echter weinig over planningsvaardigheden gereflecteerd met leerlingen. - Het luik 'informatie verwerven en verwerken' krijgt gaandeweg meer aandacht naar de derde graad toe. Zowel in het TSO als in het BSO worden zoek- en verwerkingsopdrachten opgegeven. - Via deze zoek- en verwerkingsopdrachten implementeert de vakgroep ook de beleidsoptie om begeleid zelfstandig werken en leren in te voeren. Er is een positieve aanzet tot het ontwikkelen van studiewijzers voor zelfstandige opdachten in groep of individueel. In elke klas wordt per jaar één taakgerichte opdracht uitgevoerd, waarbij taalvaardigheidsontwikkeling, kennis van de franstalige cultuur en het verwerven van andere vaardigheden (informatie verwerven en verwerken, ICTvaardigheden, sociale vaardigheden en beroepsgerichte vaardigheden zoals bijv. budgetteren) geïntegreerd aan bod komen. Deze aanpak vormt een voorbeeld van goede praktijk. Buiten deze enkele zelfstandige verwerkingsopdrachten (in groep of individueel), hanteren leraren echter meestal het onderwijsleergesprek als didactische werkvorm, waarbij de interactie doorgaans erg leraargericht is en de vereiste autonomie van leerlingen gering. Men werkt ook nog weinig met softwareprogramma's of met correctiesleutels voor het inoefenen van de leerstof. Het vormt een uitdaging voor de vakgroep om te exploreren op welke wijze men via aangepaste werkvormen een hoger leerrendement en meer binnenklasdifferentiatie zou kunnen inbouwen. - Er is een aanzet m.b.t. ontwikkeling van metacognitieve vaardigheden (reflectie over het leerproces) doordat toetsen en taken worden besproken. Er zijn echter nog geen voorbeelden waarbij leraren op basis van een scorewijzer met criteria zelfevaluatie en/of peerevaluatie inbouwen in het leerproces. Verder bespreekt men ook nog niet systematisch met de leerlingen welke de precieze doelstellingen zijn voor het vak. Leerlingenevaluatie De organisatie van de evaluatie sluit globaal aan bij de afspraken op schoolniveau. De evaluatie wordt gebaseerd op het dagelijks werk en op proefwerken. In het BSO ligt evenveel gewicht op het dagelijks werk (procesevaluatie) als op de proefwerken, maar in het TSO ligt meer gewicht op de proefwerken. De vakgroep maakt verder ook afspraken over de inhoudelijke invulling en de puntenverdeling bij proefwerken. De puntenverdeling weerspiegelt de filosofie van het leerplan waarbij de nadruk ligt op de communicatieve vaardigheden. Verder heeft de vakgroep de optie genomen om in het BSO meer nadruk te leggen op leesvaardigheid en op spreekvaardigheid. Deze visie weerspiegelt zich ook in de lespraktijk waar veel aandacht wordt besteed aan lezen en spreken. Voor de kenniscomponent is de evaluatie doorgaans representatief in het TSO. In het BSO is de leerstofproef echter te weinig representatief en onvoldoende gericht op communicatief taalgebruik. Wat de vaardigheden betreft, vindt men dezelfde hiaten terug als in de lespraktijk. Het is positief dat de vakgroep inspanningen levert om tijdens het jaar ook veel aandacht te schenken aan toetsing van vaardigheden. Zo kunnen vorderingen van leerlingen in dat verband goed worden opgevolgd en krijgen leerlingen een duidelijker beeld van de doelstellingen die de school heeft voor hen m.b.t. het vak Frans. De kwaliteit van de vraagstelling voor de leerstofproef is doorgaans goed in het TSO en matig in het BSO waar men voor de leerstofproef soms nog toetsen met contextloze opvraging van woordenschat en veel vertalingsoefeningen aantreft. De vraagstelling in de vaardigheidstoetsen sluit in alle graden meestal aan bij de lespraktijk en bij de vernieuwde didactische inzichten ter zake. Hierop wordt een kleine uitzondering gevormd doordat het criterium van authenticiteit van de evaluatie niet altijd wordt gerespecteerd omdat leraren bijv. voor schrijfvaardigheid geen taakspecifieke schrijfopdrachten geven, maar dialogen laten schrijven. Voor spreekvaardigheid rapporteren de vakgroepen leraarafhankelijk op basis van scorewijzers met criteria, waardoor de evaluatie gericht gebeurt en het leerproces sterker ondersteund wordt. Deze praktijk wordt echter nog niet toegepast voor schrijfvaardigheid en is nog niet veralgemeend voor spreekvaardigheid. De commentaren op rapporten zijn eerder vaststellend dan begeleidend. Ze bevatten weinig remediëringsvoorstellen.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 22
De resultaten voor Frans zijn meestal vrij laag. Ze worden nog niet systematisch besproken in de vakgroepen met oog op het bijstellen van het didactisch handelen van leraren. Voorbeelden van goede praktijk •
Het vaardigheidsgerichte taalonderwijs.
•
De actualiteitswaarde van de taallessen.
•
De grote aandacht voor het ontwikkelen van spreekdurf bij leerlingen.
•
De aanzet tot het hanteren van zelfstandigheidsbevorderende werkvormen en de studiewijzers bij zelfstandige taakgerichte opdrachten.
•
De activiteiten en uitstappen waardoor de totale ontwikkeling van leerlingen wordt nagestreefd en de motivatie verhoogd.
Werkpunten •
De leerplanrealisatie bewaken in alle graden en voldoende aandacht besteden aan taakspecifieke opdrachten, variatie in tekstsoorten en het werken aan tekstkenmerken en leerstrategieën.
•
De studiebegeleiding meer gestructureerd aanpakken en het leerrendement optimaliseren.
•
Verzorgde hand-outs gebruiken in de lessen.
•
De vakgroepwerking aanwenden om systematische kwaliteitszorg in te bouwen.
3.1.2 Lichamelijke opvoeding De eindtermen en leerplandoelstellingen van het vak lichamelijke opvoeding (basisvorming) in de tweede en derde graad BSO en TSO worden in voldoende mate gerealiseerd. De eindtermen en leerplandoelstellingen van de vakken lichamelijke opvoeding en sport in TSO Lichamelijke opvoeding en sport (tweede en derde graad) worden in voldoende mate gerealiseerd. Leerplanrealisatie In de tweede en derde graad BSO en TSO, komen voor het vak lichamelijke opvoeding (basisvorming) de meeste voorgeschreven bewegingsgebieden op een evenwichtige wijze aan bod. Dit geldt niet voor het bewegingsgebieden ‘ritmische en expressieve vorming’ (sommige jongensgroepen) en ‘contact- en verdedigingssporten’ (sporadisch, kortstondig en leraargebonden). Verder worden de lessen m.b.t. reanimatie en EHBO (derde graad) wel opgenomen in de planningsdocumenten, maar uit de agenda’s van de leerlingen kon worden afgeleid dat de realisatie niet voldoet. In de tweede en derde graad TSO Lichamelijke opvoeding en sport komen de verschillende voorgeschreven bewegingsgebieden van de sportpraktijk aan bod. De meeste lessen krijgen een kwaliteitsvolle invulling dankzij een doordachte oefenstofkeuze, gevarieerde didactische werkvormen en degelijke randvoorwaarden (materiële voorzieningen, groepsgrootte). De integratie tussen theorie en praktijk is stevig uitgebouwd en komt o.m. tot uiting in het zorgvuldig gebruik van de juiste vakterminologie, het inzichtelijk doorlopen van klimmingen in moeilijkheidsgraad, het veelvuldig verwijzen naar fysiologische processen en trainingsprincipes en het benutten van kijkwijzers voor foutenanalyse. Er kan nog wel meer geïnvesteerd worden in het actief betrekken van de leerlingen bij het sturen en optimaliseren van hun persoonlijk leerproces. Ook de bewegings- en sportgerelateerde theorievakken worden naar behoren ingevuld. De leraren ontwikkelden zelf verzorgd en studieondersteunend cursusmateriaal. Ook in deze lessen is er voldoende oog voor integratie van theorie en praktijk. In de derde graad is het pakket fysiologie erg zwaar en voor vereenvoudiging vatbaar.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 23
De geïntegreerde proef wordt uitgebreid ingevuld en begeleid. De leerlingen krijgen de kans om te werken aan een thema dat aansluit bij hun persoonlijke belevingswereld. Het integratief karakter wordt bevorderd door vanuit verschillende invalshoeken opdrachten rond eenzelfde probleemstelling uit te werken. De inbreng vanuit Frans en Engels is bescheiden en mist sturing, opvolging en evaluatie. Het eindresultaat is verzorgd en illustreert duidelijk de meerwaarde die de GIP voor de betrokken leerlingen heeft opgeleverd. Voor de stages koos de vakgroep voor een combinatie van alternerende stage en blokstage. Deze optie biedt kansen voor verdieping en remediëring die dankzij de geëngageerde begeleiding ook meestal benut worden. Meerdaagse extramurale sportactiviteiten (watersportstage, skistage), vullen het curriculum aan en bevorderen de vakkenintegratie. De planning is zowel op organisatorisch als pedagogische vlak goed uitgewerkt. De koppeling aan de vakoverschrijdende eindtermen kan zeker meer expliciete manier aandacht krijgen. Er zijn verschillende factoren die de leerplanrealisatie ondersteunen. De vakgroep bestaat uit gemotiveerde en pedagogisch geëngageerde leraren. Dit blijkt o.m. uit de verzorgde planningsdocumenten (gebaseerd op een behoorlijke leerplanstudie), het frequent vakoverleg over organisatorische en pedagogische onderwerpen, de aandacht tijdens de lessen voor zowel bewegings- als persoonsgebonden doelen, de collegiale opvang van interimarissen (peer to peer) en bij velen ook een betrokkenheid die ruimer is dan de strikte lesopdracht (schoolsport, projecten, gezondheidsopvoeding, de ‘integratiesportdag’, actieve inbreng bij opendeurdagen, enz.). De vakgroep creëert een sport- en bewegingscultuur waarbij de gevarieerde initiatieven schooloverschrijdend worden georganiseerd en er bovendien ruimte is voor een actieve, emanciperende inbreng van de leerlingen van TSO-LOS (derde graad). De ondersteunende houding van de schoolleiding komt tot uiting in de lessentabellen BSO, harde sector (1 extra uur per week LO), het personeelsbeleid (zowel op het niveau van aanwerving als voor wat betreft het competentiemanagement) en de investeringen in infrastructurele en materiële noden. De leerplanrealisatie kan nog geoptimaliseerd worden door de gelijkgerichtheid binnen de vakgroep verder uit te breiden. De collegiale sfeer binnen de vakgroep heeft heel wat positieve effecten (een stevig zaalverdelingsplan, de gezamenlijke afspraken over kledij en de praktische organisatie van de lessen, de ontwikkeling van een leerlingvolgsysteem, teamteaching), maar wordt nog niet ten volle benut om de verticale samenhang te verfijnen. Gezien de sterke leerplangerichtheid van de individuele leraren is er voor de meeste bewegingsgebieden wel een behoorlijke opbouw doorheen de graden. Dit is duidelijk minder het geval voor de persoonsgebonden doelen (die meer impliciet worden nagestreefd) en voor de sporten die niet door alle leraren even grondig beheerst worden (zoals dans en contact- en verdedigingssporten). Er zijn ook grote leraargebonden verschillen in het aanbod niettraditionele sporten (bijv. piramidebouw, circustechnieken, tennis, frisbee, hockey of rugby). Heel wat van deze sporten komen in de tweede graad aan bod, maar worden niet echt planmatig in de derde graad verder uitgebouwd. Voorts werd vastgesteld dat enkele leerplanhiaten ontstaan omdat sommige leraren te weinig investeren in het wegwerken van persoonlijke nascholingsnoden (EHBO, dans, contact- en verdedigingssporten). Tenslotte gaat geregeld lestijd verloren of worden geplande lesonderwerpen aangepast omdat de afspraken m.b.t. de zaalverdeling niet strikt worden nageleefd. Leerlingenbegeleiding De lessen verlopen doorgaans in een taakgericht en veilig (fysiek en socio-emotioneel) leerklimaat. Er is algemeen een goed contact tussen leraren en leerlingen. De leerlingen die niet actief kunnen deelnemen aan de les worden meestal zinvol bij de les betrokken. De meeste leraren hebben oog voor de verschillende prestatieniveaus binnen eenzelfde lesgroep, maar lang niet iedereen slaagt erin om binnenklasdifferentiatie organisatorisch en didactisch op een deskundige manier uit te bouwen. Werkvormen gericht naar zelfstandig, inzichtelijk en samenwerkend leren, die momenteel (leraargebonden) wel worden aangeboden, verdienen zeker een ruimere implementatie. De vakgroep levert ook inspanningen om het vak LO (basisvorming) ook in te kleuren in functie van beroepsgerichte activiteiten (tiltechnieken, bewegingsactiviteiten voor bijzondere doel- of leeftijdsgroepen, het VCA-attest, ergonomie, enz.). Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 24
Ook in de sportstudierichting (TSO-LOS) is de leerlingenbegeleiding sterk uitgebouwd. Zowel de praktijk- als theorielessen verlopen in een aandachtig leerklimaat waarbij leerlingen geregeld uitgenodigd worden verdiepingsopdrachten uit te voeren. Hiervoor wordt de informatie meestal van internet geplukt. De school is niet geabonneerd op sport- en gezondheidsgerelateerde tijdschriften. Dankzij contacten met de (professionele) sportwereld worden meer mogelijkheden gecreëerd om de GIP en de stages te organiseren in uitdagende leersituaties. De stageschriften inventariseren echter nog te weinig de begeleidende interventies van stagebegeleider en -mentor. Bovendien worden de stageactiviteiten nog te weinig gekoppeld aan concrete leerplandoelstellingen. Het elektronisch platform is in uitbouw. De vakgroep investeerde momenteel nog niet echt in het benutten van dit medium om strategieën uit te werken die de leerlingenbegeleiding kunnen ondersteunen (invullen van de agenda’s, trainings- en remediëringsprogramma’s, vervangtaken). De leerlingenagenda’s worden zorgvuldig ingevuld. Hierdoor worden kansen benut om vakterminologie, trainingsonderdelen, verbanden tussen activiteiten en doelen, inzicht in de uitbouw van een lessenreeks, enz. bij de leerlingen te verduidelijken. Andere initiatieven die het taalbeleid ondersteunen (o.a. begrippenlijst), ontbreken. Leerlingenevaluatie De leerlingenevaluatie sluit aan bij elke periode waarbij aan een afgebakend bewegingsgebied gewerkt werd. Dit draagt bij tot de betrouwbaarheid van de evaluatie. De vakgroep investeerde recentelijk in het uitwerken van een gelijkgerichte aanpak voor de evaluatiepraktijk. Dit is een verdienstelijk initiatief, maar leerlingen worden toch nog overwegend geëvalueerd op basis van hun motorisch prestatieniveau, terwijl voor de persoonsgebonden doelen de criteria veel minder duidelijk zijn. Recentelijk werd een leerlingenvolgsysteem ontworpen waarbij de jongeren ook zullen uitgenodigd worden tot zelfevaluatie. Momenteel is het ontwerp nog niet echt gebruiksvriendelijk omwille van de uitgebreidheid en de administratieve planlast. De basisidee is echter wel verdienstelijk. De toetsen en examens van de sporttheoretische vakken worden met zorg opgesteld. De vakgroep gebruikt de resultaten van de examens nog niet om hun eigen aanpak in vraag te stellen en waar nodig bij te sturen. De evaluatie van de stages richt zich nog onvoldoende op afgebakende stagedoelstellingen. De evaluatie van de GIP staat op punt. Het betrekken van externe juryleden bij de productevaluatie stimuleert de leerlingen om een verzorgd eindwerk af te geven. Op de rapporten worden de cijfers zinvol toegelicht. Voor de sportstudierichting zijn de cijfergegevens opgesplitst volgens de deelgebieden of aanverwante vakken. Voorbeelden van goede praktijk •
De bijdrage vanuit het vak LO ter voorbereiding op beroepsgerichte activiteiten.
•
De goede integratie van sportpraktijk en -theorie in TSO-LOS.
•
De infrastructurele en materiële randvoorwaarden voor het aanbieden van aantrekkelijk en eigentijds bewegingsonderwijs.
•
De plaats van sport en beweging in de globale schoolcultuur.
•
De manier waarop de leerlingen van de derde graad TSO-LOS geresponsabiliseerd worden om verantwoordelijkheden en taken op te nemen bij de uitbouw van het extracurriculaire sportaanbod.
•
De professioneel collegiale cultuur waarbij beginnende leraren volgens een geformaliseerd systeem via peer to peer acties hun deskundigheid verhogen.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 25
Werkpunten •
In de basisvorming (tweede en derde graad) erover waken dat de leerplandoelstellingen m.b.t. ‘ritmische en expressieve vorming’ en ‘contact- en verdedigingssporten’ bij alle leerlingen gerealiseerd worden.
•
In de basisvorming (derde graad) erover waken dat de leerplandoelstellingen m.b.t. reanimatie en EHBO gerealiseerd worden.
•
De verticale samenhang voor wat betreft de persoonsgebonden doelen verfijnen.
•
Meer aandacht besteden aan het wegwerken van belangrijke nascholingsnoden (sommige bewegingsgebieden, binnenklasdifferentiatie).
•
Tijdverlies door onverwachte zaalwissels vermijden.
•
De evaluatie verder uitbouwen:
•
•
de leerlingen meer betrekken bij de evaluatie;
•
bij de stages de evaluatie meer afstemmen op de leerplandoelen;
•
het leerlingenvolgsysteem gebruiksvriendelijker maken.
Als vakgroep meer aansluiten bij het taal- en ICT-beleid op schoolniveau.
3.1.3 Toegepaste economie De leerplandoelstellingen voor toegepaste economie (handelseconomie en boekhouden), kantoortechnieken en verkoop in de tweede graad TSO Handel worden in voldoende mate gerealiseerd. De leerplandoelstellingen voor toegepaste economie (recht en wetgeving), kantoortechnieken, stages en boekhouding in de derde graad BSO Kantoor worden in voldoende mate gerealiseerd. De leerplandoelstellingen voor kantoortechnieken en stages worden in het Naamloos leerjaar in voldoende mate gerealiseerd. Leerplanrealisatie De schoolleiding heeft veel aandacht voor het studiegebied Handel. In de tweede graad Handel worden in extra lestijden voor verkoop en kantoortechnieken voorzien. Op materieel vlak heeft de school inspanningen geleverd om de materiële tekorten in de studierichting Kantoor ongedaan te maken. In het huidige schooljaar werd een kantoorklas ingericht die beantwoordt aan de minimale materiële vereisten. Daardoor kunnen de vaardigheden, die in de vorige schooljaren grotendeels werden ingeoefend in projecten en in het schoolsecretariaat, nu in de kantoorklas worden ingeoefend en verworven. In de tweede graad Handel worden de leerplandoelstellingen voor het vak toegepaste economie (handelseconomie en boekhouden) voldoende gerealiseerd. Alle leerplanonderdelen worden behandeld. In handelseconomie wordt goed ingespeeld op de actualiteit en op het plaatselijke economische leven. Zoekopdrachten spelen inhoudelijk in op de leefwereld van de leerlingen en bij de uitvoering van de opdrachten wordt gebruikgemaakt van internetsites, filmfragmenten en teksten. Leerlingen krijgen daardoor een algemeen economisch inzicht, leren verbanden leggen tussen de onderneming en de individuele consument en tussen sociaal-maatschappelijke toestanden in het heden en in het verleden. Klassendiscussies worden daarbij niet uit de weg gegaan. In boekhouden verwerven de leerlingen bedrijfseconomisch inzicht. De basisbegrippen van het dubbel boekhouden worden grondig aangeleerd. Om hun redeneervermogen op dat vlak te ontwikkelen, wordt de registratie met algoritmische schema’s ondersteund, waarbij het rekeningstelsel als leidraad fungeert. Het inboeken van de gegevens gebeurt correct, maar weinig nauwgezet. In II,2 gebeurt de registratie conform het leerplan met computerboekhouden. Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 26
Voor het vak kantoortechnieken was er tot eind vorig schooljaar geen kantooromgeving. Er werd probleemoplossend gewerkt, door de leerlingen een aantal administratieve taken te laten uitvoeren in het schoolsecretariaat. Aangezien het om kleine groepen ging, konden de vaardigheden op die manier in voldoende mate, zij het niet gestructureerd, worden geoefend. Dankzij de inrichting van de kantoorklas in het lopende schooljaar kan het leerplan volwaardig worden gerealiseerd. In het vak verkoop worden de theoretische items voldoende praktijkgericht benaderd. De doelstellingen van hoofdstuk 10 (Project “Mijn eigen winkel”) worden gerealiseerd met het Jieha!-project15. Een actualiteitenmap waarin artikels worden gekoppeld aan de lesonderwerpen wordt aangelegd. Een minpunt is het gemis aan software voor de uitvoering van kassaverrichtingen met computer. Dat tekort wordt grotendeels opgevangen, doordat de leerlingen buiten de school de mogelijkheid krijgen om in winkelketens deze kassaverrichtingen te leren beheersen. Didactische uitstappen, waaronder winkelbezoeken en kennismaking met ambulante handel, worden goed voorbereid en er wordt gericht teruggekoppeld naar de leerplandoelstellingen. In de derde graad BSO Kantoor wordt het heel omvangrijke leerplan recht en wetgeving naar best vermogen gerealiseerd, wat in concreto betekent dat enkele leerplanonderdelen zoals ‘de handelshuur’ en ‘fiscale wetgeving’ summier behandeld worden. Globaal wordt het leerplan met voldoende diepgang gerealiseerd. Lesonderwerpen worden aangebracht met behulp van actuele teksten. De leerlingen worden actief en interactief bij de realisatie betrokken in een krachtige leeromgeving. Met gerichte zoekopdrachten wordt gebruikgemaakt van digitale informatie en andere bronnen. Daarbij worden verscheidene vakoverschrijdende eindtermen binnen de thema’s leren leren en burgerzin bewust nagestreefd. Vorig schooljaar werden verscheidene items van het vorige leerplan recht die met boekhouden overlappen, doorgeschoven naar het vak boekhouden en daarin behandeld. Er werden echter geen structurele afspraken in dat verband gemaakt, zodat de vakgroep onvoldoende kijk op de realisatie had. Ook dit schooljaar werd nog geen gezamenlijke planning uitgewerkt en werd het vak nog niet opgenomen in de programmatie van de geïntegreerde proef (GIP). Binnen de vakgroep wordt het GIPconcept herbekeken. Het vak boekhouden wordt conform de leerplanprincipes zowel manueel als met een softwarepakket gerealiseerd. De leerlingen worden vertrouwd gemaakt met het gebruik van structuren (zoals voor de BTW-berekening) en er is veel aandacht voor aanschouwelijk onderwijs bij het aanbrengen van de balans en de balansrekeningen. Voor het vak kantoortechnieken werd de vakgroep in dit structuuronderdeel tot eind vorig schooljaar geconfronteerd met dezelfde problematiek als in de TSO-studierichting Handel in de tweede graad, met dit verschil dat de vaardigheden wat de derde graad BSO betreft ook tijdens de stage worden geoefend. Sedert september vinden de lessen plaats in een volwaardige kantoorklas. De realisatie voldoet, behalve voor de leerplanhoofdstukken zeven en acht: de onderzoeksopdracht (de kantoorcollage) gebeurt nog niet volgens een stappenplan. Tot en met vorig schooljaar werden de activiteiten rondom de didactische uitstap niet gepland en ook niet uitgevoerd. Vanaf dit schooljaar wordt de didactische uitstap in de planning opgenomen. De school heeft noch in de derde graad Kantoor, noch in het Naamloos leerjaar een virtueel kantoor of een leerbedrijf, zodat de inhouden voor het vak kantoortechnieken van leerjaar tot leerjaar telkens op dezelfde manier worden aangebracht. Daardoor is er geen verticale opbouw en ontbreekt een stijgende moeilijkheidsgraad. Bovendien belemmert het gebrek aan een leerbedrijf de uitwerking van een geïntegreerd curriculumconcept, waarbij naast de handelsvakken ook taalvakken en het vak informatica worden betrokken. De stages in de studierichting Kantoor worden kwaliteitsvol voorbereid en georganiseerd. Er is een goede samenwerking met het bedrijfsleven. De stagedocumenten worden keurig bijgehouden en zijn 16 conform de regelgeving . De opvolging en de begeleiding gebeuren nauwgezet. 15 16
Jong initiatief ethische handel, een project ondersteund door Vlaamse Jonge Ondernemingen. SO/2002/09 en bijlage 1
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 27
De geïntegreerde proef is hoofdzakelijk afgestemd op de stages en gedeeltelijk op de leerstof. In verscheidene vakken worden losstaande opdrachten gegeven, die niet geënt zijn op de stage en die niet geïntegreerd worden in het geheel van de proef. De bestaande visie en uitwerking beantwoorden met andere woorden niet aan het concept van de geïntegreerde proef. De schoolleiding stimuleert de vakgroep om zelf binnen haar vakdomein de kwaliteit te bewaken. De vakgroep neemt deze opdracht ernstig en streeft ernaar de onderlinge samenhang te optimaliseren op het vlak van werkvormen en evaluatiepraktijk. Beginnende leraren worden binnen de vakgroep goed opgevangen, ondersteund en geïnformeerd. De vakgroep professionaliseert zich zowel vakinhoudelijk als op pedagogisch-didactisch vlak. De jaarplannen worden geconcipieerd als jaarvorderingsplannen. Projecten en vakoverschrijdende eindtermen worden in de jaarplanning opgenomen. Taken en toetsen worden niet opgenomen. Leerlingenbegeleiding Aan leren leren wordt in de lessen voldoende belang gehecht. Het schematiseren, plannen en leren verwerken van leerstof worden leraargebonden in de lessen geïmplementeerd. Zowel in de studierichting Handel als in de studierichting Kantoor stromen heel wat leerlingen in die van studierichting veranderen. Deze leerlingen hebben meestal leerachterstand voor diverse economische vakken en hebben het moeilijk om boekhoudkundig inzicht te verwerven. In de klas worden ze persoonlijk begeleid en buiten de lessen kunnen ze een beroep doen op inhaallessen. Ondanks extra inspanningen presteren deze leerlingen dikwijls ondermaats. Voor de stages en de GIP worden de leerlingen procesmatig goed begeleid. Ze krijgen regelmatig feedback over hun leerproces. De leerlingennotities voor boekhouden zijn vaak slordig en worden in potlood ingevuld, wat niet beantwoordt aan de vereiste beroepsattitudes. Leerlingenevaluatie Algemeen wordt regelmatig getoetst. Alle leerplancomponenten komen aan bod, zodat de toetsing aan de representativiteitsvereisten beantwoordt. De puntenverdeling is voldoende bekend en transparant. Vaste afspraken over de verhouding dagelijks werk en examen worden binnen de vakgroep gemaakt. Voor de meeste handelsvakken is er een klassiek examensysteem, aangevuld met tussentijdse beoordelingen van projecten en permanente evaluatie, onder meer binnen het Jieha!-project. Toch worden nog een aantal vaardigheden vooral binnen kantoortechnieken cognitief bevraagd. Zelfstandige opdrachten, waaronder de GIP-opdrachten, worden proces- en productgericht geëvalueerd. Voor boekhouden wordt voor examentoepassingen de computer ingezet. 17 Vaardigheden en attitudes worden aan de hand van de SAM-schaal beoordeeld en mee verrekend in het totale beoordelingscijfer. De evaluatiecriteria voor de GIP zijn duidelijk en transparant, zowel voor de leerlingen als voor de ouders. De schriftelijke weergave van de procesbegeleiding per vak is echter te summier.
Voor een aantal leerlingen is Kantoor een volledig heroriënterende keuze, waardoor extra begeleiding en opvolging noodzakelijk zijn. Voorbeelden van goede praktijk •
De vakgroepwerking.
•
De leerlingenbegeleiding.
•
De administratie en de opvolging van de stages.
•
De samenwerking met de bedrijfswereld.
17
schaal voor attitudemeting
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 28
Werkpunten •
De vaardigheden in de kantoorklas inoefenen.
•
Voor het vak kantoortechnieken een leerlijn uitzetten, waarbij de moeilijkheidsgraad wordt opgebouwd over heel de derde graad.
•
De leerlingennotities ordelijk bijhouden.
•
Het GIP-concept en de GIP-evaluatie herbekijken en conform de leerplanbepalingen bijsturen.
•
Het evaluatiesysteem verder afstemmen op het beroepsprofiel.
3.1.4 Wiskunde De eindtermen en de leerplandoelstellingen worden in de tweede en derde graad TSO in voldoende mate gerealiseerd. Leerplanrealisatie De school organiseert alleen wiskunde in het TSO, de functionele rekenvaardigheid komt in het BSO aan bod binnen het vak PAV. In de tweede graad wordt wiskunde aangeboden op twee verschillende niveaus: de studierichtingen Lichamelijke opvoeding en sport, Handel en Sociale en technische wetenschappen (drie wekelijkse lestijden, maar Handel heeft er vier in het eerste leerjaar en de leerlingen zitten dan samen met deze van Elektromechanica) krijgen de basisleerstof, terwijl in de studierichting Elektromechanica (vier wekelijkse lestijden) deze basisleerstof uitgebreid wordt met één lesuur uit het specifieke gedeelte. In de derde graad zijn er eveneens twee verschillende wiskundepakketten: de basisleerstof in de studierichtingen Lichamelijke opvoeding en sport, Handel en Sociale en technische wetenschappen (twee wekelijkse lestijden) en een uitgebreider pakket in de studierichting Elektromechanica (vier wekelijkse lestijden). De leerplanrealisatie wordt in gunstige zin beïnvloed door het gebruik van planningsdocumenten, die vertrekken van de leerplaninhouden en door de leraren gebruikt worden als vorderingsdocumenten. Leraarafhankelijk worden ze gebruikt om aan te duiden welke leerinhouden werden behandeld. Deze documenten worden echter nog onvoldoende gebruikt om een volledige leerplanrealisatie te bewaken. De leerstof, voorzien in de planningsdocumenten voor het einde van het schooljaar, komt daardoor soms onvolledig en met minder diepgang aan bod. Verder verhindert het grote aantal dagen besteed aan evaluatie en extramurale activiteiten een evenwichtige leerplanrealisatie. Toch kan in grote lijnen 18 gesteld worden dat de basisdoelstellingen van de leerplannen in voldoende mate worden nagestreefd, maar voor een aantal leerplanonderdelen is de invulling nog te beperkt. Dit is voornamelijk te wijten aan de overdreven aandacht voor monotone oefeningenreeksen op rekenwerk uit het leerboek o.a. voor machten en wortels. Zo is vorig schooljaar in de tweede graad de leerstof in het eerste leerjaar over vraagstukken die te herleiden zijn tot ongelijkheden van de eerste graad met één onbekende pas laat en erg beperkt aan bod gekomen, zodat de leerlingen maar weinig inoefentijd kregen voor de examens. In het tweede leerjaar is ruimtemeetkunde en goniometrie onvolledig uitgewerkt. In de derde graad is de diepgang die bereikt wordt in het basisgedeelte voor exponentiële en logaritmische functies veeleer beperkt. De leerplanrealisatie verloopt in de studierichting Elektromechanica evenwichtiger door het meer heterogene leerlingenpubliek, maar ook hier dient gewaakt over een goede spreiding van de leerplandoelstellingen over het schooljaar. De lesgroepen zijn in beide graden niet te talrijk, maar erg heterogeen. Meer binnenklasdifferentiatie en minder leerboekgericht werken moet dit probleem enigszins kunnen opvangen. De vaste inroostering van de lessen wiskunde in een eigen leraargebonden vaklokaal met wiskundige uitrusting zou de mogelijkheid kunnen bieden om het lokaal zo in te richten dat het wiskundig formularium via de wandversiering blijvend onder de aandacht van de leerlingen kan gebracht worden. Dit wordt echter slechts deels vastgesteld. In één van de ruime lokalen staat een computer met 18
Tweede graad: 2007/038 en derde graad : 2005/069
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 29
internetaansluiting en ook de ICT-lokalen en het open leercentrum kunnen vlot gereserveerd worden. Uit lesobservaties blijkt dat de ICT-integratie toch nog hoofdzakelijk gebeurd via demonstratief gebruik door de leraar met grootbeeldprojectie. Naast dit computergebruik verloopt de ICT-integratie bij de leerlingen in de studierichting Elektromechanica door verwijzingen naar interessante websites op internet o.a. voor het tekenen van grafieken. Men maakt slechts beperkt gebruik van grafische rekenmachines omdat niet alle leerlingen hierover kunnen beschikken. Uit de verslagen van de vakgroep blijkt dat vooral praktische afspraken onderwerpen zijn van de vergaderingen. Hoewel nascholingselementen ter sprake komen, blijkt uit de verslagen niet dat een multiplicatie van de nascholingen in de vakgroep opgezet wordt en dat de vakgroep actief op zoek gaat naar het realiseren van een aantal leerplandoelstellingen op extramurale activiteiten. Overleg, over de grenzen van de school heen met leerplanstudie, uitwerking van leerlijnen om leerlingen geleidelijk aan zelfstandiger te laten werken en een analyse van de leerlingenresultaten met het oog op de bijsturing van de evaluatieprocedure zijn nog niet aan de orde geweest. Leerlingenbegeleiding Meestal overheerst in de lessen de frontale aanpak en wordt het onderwijsleergesprek aangestuurd door de leraar. Wellicht speelt de over het algemeen traditionele opstelling van de leerlingenbanken hierbij een rol. Deze frontale opstelling is niet gericht op moderne onderwijsmethoden. Uit de leerlingendocumenten blijkt wel dat soms leerlingactieve werkvormen voorkomen, maar algemeen is de aandacht voor zelfregulering nog erg beperkt en sporen van begeleid zelfstandig leren blijven veeleer schaars. De leraren bezorgen de leerlingen verzorgd opgestelde notities waarop ze via invuldidactiek aantekeningen maken. Deze notities vormen een aanvulling bij de gebruikte leerboeken. Uit de notities van het vorige schooljaar blijkt dat leerlingen het cursusmateriaal onoverzichtelijk bewaren, wat de studiebegeleiding onvoldoende ondersteunt. De aantekeningen in de agenda over de behandelde lesonderwerpen zijn veeleer vaag of wekenlang onveranderd, zodat dat weinig ondersteuning biedt aan het leerproces. Positief is wel dat de toetsen en taken meestal klassikaal verbeterd worden en indien nodig, individueel besproken worden. Wanneer een leerling een onvoldoende heeft bij het eerste examen, wordt een remediërende taak opgesteld. De leerlingen worden goed voorbereid op de examens via de herhalingstoetsen en door tijdens de herhalingsweek de examenvragen van vorige jaren op te lossen en te bespreken. Op aanvraag van de leerlingen worden bijlessen gegeven en worden er extra taken bezorgd. Leerlingenevaluatie Het aantal taken en toetsen is ruim voldoende om op een gefundeerde manier feedback te geven aan de leerlingen over het dagelijks werk. Naast het aantal evaluatiedagen bij het einde van een semester wordt nog een belangrijk deel van de onderwijstijd besteed aan toetsen. Hierdoor staat de evaluatietijd niet in verhouding met de instructietijd. De examenopgaven zijn verzorgd opgesteld en voorzien van een puntenindeling. De vragen bevatten in de tweede graad een deel met en een deel zonder rekenmachine en in de derde graad mogen de leerlingen voor een deel van hun examen gebruik maken van de computers in het open leercentrum (OLC). De variatie in vraagstelling voldoet en spoort met de moeilijkheidsgraad van de prestaties dagelijks werk. In enkele lesgroepen, vooral in de derde graad, werden er vorig schooljaar lage gemiddelden op de examens vastgesteld met soms een discrepantie tussen beide examens. Dit valt vooral op in de studierichtingen ‘Lichamelijke opvoeding en sport’ en in ‘Sociale en technische wetenschappen’. Voorbeelden van goede praktijk •
De zorg besteed aan het cursusmateriaal dat aan de leerlingen ter ondersteuning van het leerproces wordt aangeboden.
•
De degelijke voorbereiding op de examens.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 30
Werkpunten •
Leerplanstudie in de vakgroepwerking opnemen om een evenwichtige leerplanrealisatie na te streven en de leerplanvoortgang nog beter te bewaken.
•
Een leerlijn uitwerken om de leerlingen geleidelijk aan in staat te stellen het leerproces zelf te reguleren.
•
In de vakgroep reflecteren over het gevoerde evaluatiebeleid, vooral in de derde graad.
3.2
Studierichtingsverslagen
3.2.1 Basismechanica, Auto en Naamloos leerjaar De leerplandoelstellingen van het specifiek gedeelte van de studierichting Basismechanica worden in voldoende mate gerealiseerd. De leerplandoelstellingen van het specifiek gedeelte van de studierichting Auto worden in voldoende mate gerealiseerd. De leerplandoelstellingen van het specifiek gedeelte van het Naamloos leerjaar (Auto) worden in voldoende mate gerealiseerd. Leerplanrealisatie De leerplandoelstellingen van de technische en praktische vakken worden in voldoende mate gerealiseerd. Alle leerinhouden komen aan bod en voor praktijk worden de leerplandoelstellingen kwaliteitsvol gerealiseerd aan de hand van goed geplande werkopdrachten. Hoewel de leerplandoelstellingen voor praktijk in de tweede graad Basismechanica wel gerealiseerd worden zijn voor het conventioneel machinewerk de werkstukken weinig uitdagend en is de 19 uitvoeringstijd soms te lang. De CNC -mogelijkheden worden nog niet benut. Voor lassen sluiten de werkopdrachten zeer goed aan bij de leerplandoelstellingen. De uitrusting is volledig en wordt goed gebruikt. De werkplaatsruimte voldoet voor het aantal leerlingen. Voor praktijk en labo beschikt men in de derde graad Auto en het Naamloos leerjaar (Auto) over de minimale infrastructuur en werkt men intentioneel aan leerplangerichte opdrachten. Het lesrendement voldoet en er is aandacht voor nascholing en recente technologieën. De praktijkopdrachten bestaan uit montage- en demontageopdrachten, diagnosestelling, herstellingen, storingsanalyse en motormanagement. De werkplaatsruimte en de nabijgelegen vaklokalen bieden mogelijkheden voor realiteitsgericht onderwijs. Er wordt gepast gebruik gemaakt van de beschikbare opstellingen en mogelijkheden om een degelijke basisopleiding te geven. Men beschikt over enkele moderne motoren en voert geregeld herstellingen en onderhoudsopdrachten uit aan recente wagens. De theoretische lessen sluiten goed aan bij de praktische werkopdrachten en er wordt voldoende geactualiseerd. Men streeft een hoog studiepeil na. Leerlingenbegeleiding Voor de technische en praktische vakken zijn de planningsdocumenten en de gehanteerde werkvormen representatief voor de voorgeschreven leerplandoelstellingen. De praktijkopdrachten en de daarbij horende evaluatie is goed uitgewerkt, voldoende gestructureerd en op het leerplan gebaseerd. De omgang met en de begeleiding van de leerlingen is, vooral in de derde graad, voorbeeldig. In de derde graad wordt meestal per twee en gemotiveerd samengewerkt aan consecutief uitgewerkte opdrachten die aansluiten bij de mogelijkheden van de leerlingen. De werkvormen zijn voldoende aangepast aan 19
CNC: Computer Numeric Controlled
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 31
de te bereiken leerplandoelstellingen. De organisatie van de stages, de begeleiding en de evaluatie zijn eveneens goed uitgewerkt. De leerlingen van het eerste leerjaar volgen een halve dag stage per week, deze van het tweede leerjaar een dag en deze van het naamloos leerjaar twee dagen. De stageactiviteiten die de leerlingen uitvoeren worden duidelijk omschreven en sluiten aan bij de leerplandoelstellingen. Het cursusmateriaal is geactualiseerd, maar soms kan het nog beter gestructureerd worden. Leerlingenevaluatie De evaluatie is representatief voor de leerplandoelstellingen. Het niveau van de examens en geïntegreerde proeven voldoet. De proefwerkvragen zijn over het algemeen relevant voor de studierichting en inzicht- en toepassingsvragen komen voldoende aan bod. Soms worden zelfevaluatiemogelijkheden gepast benut. Voor praktijk is de evaluatie gebaseerd op de leerplandoelstellingen. Het nieuw ingevoerde evaluatiesysteem is goed uitgewerkt en biedt mogelijkheden voor een goed overzicht en planning. Uit de evaluatie en rapportering blijkt dat de cijfers binnen de normale spreiding liggen. De verslaggeving en de presentatie van de geïntegreerde proeven zijn verzorgd, maar onvoldoende relevant voor het essentiële van de studierichting en niet afgestemd op de praktische opdracht. De theoretische bespreking bestaat uit kopieerwerk dat niet steeds in verband staat met de uit te voeren werkopdracht. Voorbeelden van goede praktijk •
De leerlingbegeleiding voor praktijk.
•
De uitdagende en realiteitsgetrouwe werkopdrachten in de derde graad.
•
Het studiepeil in de derde graad.
Werkpunten •
Voor de tweede graad Basismechanica werkopdrachten met een modern design en korte uitvoeringstijd uitwerken.
•
Structureren van het cursusmateriaal.
•
De geïntegreerde proef afstemmen op het fundamentele van de studierichting (onderhoud- en/of herstellingswerkzaamheden) en de uitgevoerde werkopdracht.
3.2.2 Elektromechanica In de studierichting Elektromechanica van de tweede graad worden de leerplandoelstellingen niet in voldoende mate gerealiseerd. In de studierichting Elektromechanica van de derde graad worden de leerplandoelstellingen niet in voldoende mate gerealiseerd. Leerplanrealisatie In de tweede graad worden de leerplandoelstellingen voor de technische vakken en praktijk mechanica in voldoende mate gerealiseerd. Het aandeel van CNC is echter nog beperkt. Voor het vak elektriciteit worden de leerplandoelstellingen voldoende gerealiseerd, maar het studiepeil is erg zwak (in het eerste leerjaar behaalden 3 op 8 leerlingen vorig schooljaar een onvoldoende voor elektriciteit). Voor praktijk elektriciteit werd vorig schooljaar amper de helft van het aantal leerplandoelstellingen gerealiseerd. De doelstellingen m.b.t. lichtschakelingen werden uitgebreid aangeboden en gerealiseerd. Deze m.b.t. gaten maken in volle wanden, kabelgoten, verlichtingsarmaturen, deurbode, parlofoon, videofoon, telefoon, noodverlichting, verdeelborden en meterkast werden niet gerealiseerd.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 32
In de derde graad worden de leerplandoelstellingen voor de vakken elektriciteit en toegepaste elektriciteit in voldoende mate nagestreefd, maar het algemeen studiepeil is erg zwak (de helft van het aantal leerlingen behaalde vorig schooljaar een onvoldoende voor elektriciteit en toegepaste 20 elektriciteit). De school beschikt voor deze vakken over een goed uitgerust lokaal met ICT 21 mogelijkheden, een degelijke PLC -uitrusting en didactisch verantwoorde opstellingen. Voor elektronica wordt voor de theorie leerplangericht gewerkt, maar de proefondervindelijke en labgerichte werking kan nog beter uitgebouwd worden. Voor praktijk mechanica worden de leerplandoelstellingen m.b.t. monteren en demonteren van mechanismen en verbindingstechnieken niet systematisch aangeboden, lassen werd vorig schooljaar niet aangeboden. De leerplandoelstellingen m.b.t. slijpen, conventioneel draaien en frezen worden in voldoende mate gerealiseerd, maar de moeilijkheidsgraad is van het niveau tweede graad. Het aandeel van de opdrachten gerealiseerd met computergestuurde productiemachines voldoet niet: vorig schooljaar kon men niet beschikken over de infrastructuur en dit schooljaar werd de beschikbare CNCinfrastructuur nog niet gebruikt gedurende de lesuren praktijk. Voor labo (mechanica) beschikt men niet over goed uitgewerkte labopdrachten. Er kan geen enkel meetverslag of beschrijving van uitgevoerde labopdrachten voorgelegd worden. Momenteel bestaan de lessen uit weinig zinvol opzoekwerk. Ook vorig schooljaar werden de leerinhouden enkel theoretisch behandeld en ging er veel tijd naar opzoekwerk. Voor technologie en sterkteleer kan men niet aantonen dat vorige schooljaren de leerplandoelstellingen in voldoende mate werden gerealiseerd. Gestructureerd cursusmateriaal ontbreekt en ook dit schooljaar wordt er in het tweede leerjaar onvoldoende intentioneel en leerplangericht gewerkt. Het lesrendement waarbij meer dan anderhalve maand klassikaal gewerkt wordt aan het opzoeken en maken van een verslagje over het verrichte opzoekwerk i.v.m. nabewerkingen (technologie) of lasbewerkingen (sterkteleer) is onvoldoende. De voorgeschreven CAD22-CAM23-link is nog niet operationeel. CNC kreeg vorig schooljaar enkel een theoretische benadering. In het vak mechanica en technisch tekenen wordt voldoende leerplangericht gewerkt. CAD komt voldoende aan bod. De keuze van het klassikaal onderwerp van de geïntegreerde proef (van vorig schooljaar) sluit in voldoende mate aan bij het profiel van de studierichting. De technische en praktische vakken worden voldoende geïntegreerd. Dit jaar zijn er verschillende opdrachten en ligt de klemtoon sterker op elektriciteit en automatisering. De mechanische component krijgt weinig aandacht. De leerlingen krijgen een blokstage van twee weken aangeboden. De stageactiviteiten sluiten voldoende aan bij het profiel van de studierichting. Gesprekken met leraren en leerlingen, resultaten van toetsen en vervolgresultaten wijzen op een zwak studiepeil, waardoor sommige leraren zich afvragen of het behaalde niveau niet beter aansluit bij een kwalificatiegerichte studierichting. Leerlingenbegeleiding De begeleiding van de leerlingen voldoet voor praktijk, maar de werkstukken zijn weinig attractief en gedateerd. Er is gepaste aandacht voor attitudevorming. In de derde graad zijn de leerlingen minder gemotiveerd en geboeid voor praktijk mechanica. Voor toegepaste elektriciteit wordt wel gemotiveerd gewerkt. De school heeft inspanningen geleverd om de werktuigmachines te beveiligen. De werkplaats mechanica is ruim en wat de machines betreft, goed uitgerust. Voor technisch tekenen maakt men gebruik van een degelijke ICT-infrastructuur. Voor elektriciteit en toegepaste elektriciteit is het cursusmateriaal representatief voor de te realiseren leerplandoelstellingen. Voor elektronica en de mechanisch georiënteerde vakken is het onvoldoende geactualiseerd en/of gestructureerd. De kwaliteit van de studiebegeleiding is leraarafhankelijk. Voor de mechanisch georiënteerde technische vakken voldoet de begeleiding niet. 20 21 22 23
ICT: Information and Communications Technology PLC: Programmeerbare Logische Controllers CAD: Computer Aided Design CAM: Computer Aided Manufacturing
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 33
Door het organiseren van leerlingenstages worden de leerlingen in de mogelijkheid gesteld om het arbeidsmilieu te leren kennen. De stages zijn goed georganiseerd en worden degelijk begeleid. Leerlingenevaluatie Voor de technische vakken mechanica (tweede en derde graad) gaat men bij het evalueren niet steeds in voldoende mate uit van de leerplandoelstellingen (mechanica, sterkteleer, technologie en labo mechanica); verscheidene leerplandoelstellingen worden niet bevraagd en vaak overwegen weetvragen op inzicht- en toepassingvragen. Voor labo mechanica is het examen niet representatief voor de leerplandoelstellingen. Het niveau en de resultaten van de evaluatie zijn zwak. Voor de technische vakken elektriciteit/elektronica voldoet het niveau en is de evaluatie representatief voor de leerplandoelstellingen, maar ook hier zijn de resultaten erg zwak. Waar de doelstellingen van het leerplan worden gerealiseerd, is het niveau van de praktijkopdrachten mechanica representatief en sluit de evaluatie daarbij aan. Er is een aanzet tot permanente evaluatie en zelfevaluatie. De evaluatie voor praktijk elektriciteit in de tweede graad is niet representatief voor alle leerplandoelstellingen. In de rapportering naar de ouders worden problemen wel gesignaleerd, maar onvoldoende initiatieven voor remediëring vermeld. Het niveau van de geïntegreerde proef voldoet. De vakken van het specifiek gedeelte worden voldoende geïntegreerd. Het studieprofiel i.v.m. elektriciteit, mechanica en automatisering krijgt voldoende aandacht. Gesprekken, de examenresultaten, de participatie en de vervolgresultaten in het hoger onderwijs wijzen op een laag studiepeil. Een minderheid van het aantal afgestudeerde leerlingen vat een vervolgstudie in het hoger onderwijs van één cyclus aan. Voorbeelden van goede praktijk •
De aandacht voor een up-to-date en beveiligd machinepark.
•
De begeleiding voor de elektrotechnische vakken in de derde graad.
Werkpunten •
Alle leerplandoelstellingen voor PV elektriciteit in voldoende mate realiseren in de tweede graad.
•
Alle leerplandoelstellingen voor TV mechanica (technologie, labo mechanica en sterkteleer) in voldoende mate realiseren in de derde graad.
•
Alle leerplandoelstellingen voor PV mechanica in voldoende mate realiseren in de derde graad.
•
Het studiepeil bewaken en de evaluatie afstemmen op de leerplandoelstellingen.
•
Het cursusmateriaal voor de mechanisch georiënteerde vakken en elektronica actualiseren en structureren.
•
De beschikbare CNC-infrastructuur optimaal gebruiken.
•
Voor praktijk mechanica in de tweede graad werkopdrachten met een modern design en korte uitvoeringstijd uitwerken.
3.3
Vakoverschrijdende eindtermen/ontwikkelingsdoelen De vakoverschrijdende eindtermen/ontwikkelingsdoelen worden voldoende nagestreefd. Er zijn vooral sterke punten. De weinige minpunten hebben geen belangrijk negatief effect op de inspanningsverplichting.
Visieontwikkeling en planning Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 34
Reeds voor de invoering van de vakoverschrijdende eindtermen was er in de school veel aandacht voor een brede vorming en voor het bieden van maximale kansen tot een vlotte maatschappelijke integratie. In de loop der jaren heeft de school een beleidsvisie uitgebouwd waarbij nagestreefd wordt dat alle domeinen van de vakoverschrijdende eindtermen globaal voor alle leerlingen aan bod komen met een expliciet accent op sociale vaardigheden en gezondheidseducatie, en meer recent ook op het opnemen van begeleid zelfstandig leren in een leerlijn leren leren. Voor gezondheidseducatie werd een expliciete visietekst uitgeschreven en een duidelijke planning opgemaakt. De aandacht voor een brede vorming blijkt ook uit de communicatie over de activiteiten (de 'troeven van de school') naar de buitenwereld via de schoolbrochure en de website. De schoolleiding heeft voorzien in structurele randvoorwaarden om de inspanningsverplichting na te komen. Er is een coördinator vakoverschrijdende eindtermen en een coördinatiecomité bestaande uit vertegenwoordigers van alle vakgroepen. Verder werd er een werkgroep gezondsheidseducatie en milieu op school opgericht op campusniveau. De communicatie over vakoverschrijdende eindtermen verloopt via de vakgroepen en het elektronisch platform. Er werd voorzien in nascholingen m.b.t. begeleid zelfstandig leren. De school kiest voor de kracht van een meersporenbeleid: de vakoverschrijdende eindtermen moeten vorm krijgen in activiteiten en projecten op schoolniveau, geïntegreerd worden in de gehele schoolcultuur en maximaal ingebed worden in de verschillende curriculumvakken. Ze heeft inspanningen geleverd om de reeds nagestreefde vakoverschrijdende eindtermen in de tweede graad en via projecten te inventariseren om zo hiaten op te sporen en bij te sturen. Er werd een actieplan opgesteld om de hiaten in de vakken weg te werken via extramurosactiviteiten en projecten. In de derde graad is de inventaris nog niet volledig. Het is ook niet duidelijk op welke manier de school bij de planning en uitvoering probeert te differentiëren tussen de studierichtingen door aanvullend te werken bij de eindtermen die reeds in de vakgebonden leerplannen vervat zitten. Er werd nog geen overzicht gecreëerd van hoe er in de loop van de verschillende leerjaren aan de verschillende vakoverschrijdende eindtermen wordt gewerkt binnen een leerlijn. Verder is het ook een aandachtspunt, zowel voor de coördinatoren als voor elk betrokken personeelslid om de realisatiegraad bij de inventarisering correct in te schatten. Toch kan men beoordelend en concluderend stellen dat de visie en de planning in de loop van het ontwikkelingsproces aan diepgang en verankering gewonnen hebben. Uitvoering Alle leerlingengroepen worden betrokken bij de concrete uitvoering van de verschillende initiatieven op schoolniveau en de meeste vakgroepen leveren op één of andere manier een actieve bijdrage tot de realisatie van de activiteiten. Wat betreft de integratie van de vakoverschrijdende eindtermen binnen het vakkenonderwijs is er een positieve evolutie merkbaar. Door het opmaken van de inventaris zijn leraren zich meer bewust geworden van de inhoud en draagwijdte van de vakoverschrijdende eindtermen waardoor ze deze ook iets meer gericht hebben aangepakt in de lespraktijk. Toch is hier leraar- en vakgroepafhankelijk nog een flinke groeimarge. De kwaliteit en de diepgang waarmee wordt gewerkt aan de vakoverschrijdende eindtermen is erg verschillend en hangt gedeeltelijk ook af van de perceptie en deskundigheid ter zake van de individuele leraar en/of de vakgroep. Als men het geheel van alle initiatieven op vakniveau en op schoolniveau naast elkaar legt, is het zeker zo dat de meeste van de vakoverschrijdende eindtermen van de domeinen gezondheidseducatie, sociale vaardigheden, leren leren, milieueducatie en burgerzin bij alle leerlingen worden nagestreefd. De muzisch-creatieve vorming is echter de zwakkere schakel in de planning en de uitvoering. Globaal maken de vakoverschrijdende eindtermen echter mee de dynamiek van de school uit. Evaluatie en bijsturing De projecten worden globaal geëvalueerd en bijgestuurd door de leraren en coördinatoren. De evaluatie betreft meestal voornamelijk praktische aspecten van de werking en minder inhoudelijke aspecten. Er is nog geen systematische evaluatie van de vorderingen die de leerlingen hebben gemaakt
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 35
voor de verschillende vakoverschrijdende eindtermen, dit binnen een leerlijn doorheen de leerjaren en aansluitend bij de werking van de eerste graad. Het correct inschatten van de realisatiegraad vormt hier een uitdaging voor de school. Voorbeeld van goede praktijk •
De talrijke kwalitatieve activiteiten en projecten die bijdragen tot een brede vorming.
•
De goede spreiding over de leerjaren en studierichtingen.
Werkpunten •
De kwaliteit van de implementatie binnen de vakken bewaken.
•
De vakoverschrijdende eindtermen nastreven binnen een leerlijn.
•
De evaluatie van de vorderingen van de leerlingen systematiseren binnen deze leerlijn.
3.4
Kernproces in relatie tot het schoolbeleid
Curriculum Voor de meeste vakken voldoet het studiepeil en worden de leerplandoelstellingen en eindtermen in voldoende mate gerealiseerd. Soms wordt het leerboek i.p.v. het leerplan te veel als norm genomen en voor enkele vakken beschikt niet over een leerboek en/of cursusmateriaal. Interne kwaliteitszorg m.b.t. de controle van de leerplanrealisatie is er nog niet. De schoolleiding legt de verantwoordelijkheid voor de realisatie van het curriculum bij de vakgroepen en de individuele leraren. De schoolleiding stuurt aan op een professionele werking van de vakgroepen, afgestemd op leerplanstudie en -realisatie, op horizontale en verticale samenhang en op een bewuste werking rondom de VOET binnen de vakken en via verscheidene goed georganiseerde projecten. Onderwijsvernieuwing en aanpassing van programma’s, didactiek en methodiek worden leraarafhankelijk, goed geïmplementeerd. Er is voldoende aandacht voor vakgerichte en algemeen pedagogische nascholing. Het zorgzaam materieel beleid heeft duidelijke en positieve effecten op het niveau van het kernproces. De campus is goed onderhouden en binnen de klassen zijn de nodige voorzieningen aanwezig om leerkrachtige en eigentijdse werkvormen aan te bieden, hoewel ze nog niet steeds optimaal aangewend worden. Het taalbeleid van de school wordt nog niet voldoende geconcretiseerd op het niveau van de onderwijspraktijk. Meestal zijn cursusteksten in een verzorgde taal opgesteld, maar voor een aantal technische vakken laat dit te wensen over. Het taalgericht vakonderwijs (taalonderwijs in context met taalsteun en vol interactie) maakt doorgaans nog geen deel uit van het didactisch handelen op klasniveau. In een beperkt aantal vakken wordt het vakjargon toegelicht aan de leerlingen via begrippenlijsten. Leerlingen krijgen niet altijd voldoende kansen om mondeling te participeren en om hierbij vragen en antwoorden precies te formuleren. Ook is er nog weinig aandacht voor strategieën om informatie gemakkelijk te verwerken. Wat het gebruik van een verzorgde taal betreft, vervullen leraren niet altijd een voorbeeldfunctie. Voor praktijk en technische vakken is er soms weinig aandacht voor een verzorgd taalgebruik. Het valt op dat leerlingen vaak dialect spreken en niet altijd blijk geven van voldoende spreekvaardigheid. Het open karakter van de school werkt echter wel in de hand dat de leerlingen voldoende spreekdurf manifesteren. Leerlingenbegeleiding De omgang met de leerlingen is aanmoedigend, open en vriendelijk. Het algemeen welbevinden van de leerlingen scoort evenwel lager dan gemiddeld, hoewel men wel tevreden is over de omgang met de leraren, de infrastructuur en de studiedruk. Vaak vindt men de lessen saai en te theoretisch, is men in de tweede graad niet tevreden over het gedrag van de medeleerlingen en de lessenroosters.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 36
De psychosociale leerlingenbegeleiding is goed uitgebouwd. De meeste leraren zijn sterk betrokken bij het wel en wee van hun leerlingen en er gaat veel aandacht naar begeleiding. De algemene aanspreekbaarheid en het echt kennen van de leerlingen, zijn in de school vanzelfsprekend. Doordat bij de studiebegeleiding vooral wordt opgetreden naar aanleiding van individuele leerproblemen, is ze voornamelijk curatief ingesteld. Inhaallessen (op vrijwillige basis) en remediëringstaken helpen leerlingen om leerstoftekorten weg te werken. Voor leren leren is er nog een groeimarge, voor begeleid zelfstandig leren is er reeds een goede aanzet. De meeste leraren hebben tijdens hun lessen voldoende oog voor dit aspect en de school heeft een leerlijn ontwikkeld om de leerlingen te begeleiden in hun ontwikkeling naar leerautonomie. Het schriftelijk registreren van de remediëring is nog een werkpunt. De goed georganiseerde stages vormen een meerwaarde voor de opleiding. De tewerkstelling- en studieloopbaanbegeleiding zijn goed georganiseerd. Leerlingenevaluatie Beleidsmatig zijn er vooral richtlijnen m.b.t. tot organisatorische aspecten van de leerlingenevaluatie. Meestal sluit de evaluatie voldoende aan bij de leerplandoelstellingen, maar in een aantal vakken overweegt reproductieve en kennisgerichte toetsing van leerinhouden. Het organiseren van praktijkexamens gebeurt vanuit het oogpunt dat de BSO-leerlingen ook een volwaardige examenperiode hebben. Soms worden expliciet vaardigheidsgerichte leerinhouden cognitief bevraagd. Toetsen en proefwerken zijn meestal in een duidelijke taal opgesteld (met voorbeeldoplossing). De kwaliteit van de leerlingenevaluatie wordt nog niet systematisch bewaakt. In sommige GIP’s worden de fundamentele vakken onvoldoende geïntegreerd. Interne kwaliteitszorg kernproces Het beleid heeft rond een aantal aspecten van zorgbreedte een relevante visie ontwikkeld en ook door middel van acties en projectwerk enkele mooie verwezenlijkingen geconcretiseerd. In verband hiermee heeft de school reeds een aantal relevante initiatieven genomen om de kwaliteit hiervan te waarborgen (bv. leerlingvolgsysteem, organisatie van de klassenraden, deliberatieprocedure). Anderzijds beschikt de school nog niet over objectieve criteria en gegevens (o.a. vervolgresultaten in het hoger onderwijs, attestering, retentiviteit, …) om te analyseren en er gericht rond te werken. De leraren zetten zich in om kwaliteitsvol onderwijs aan te bieden, maar er bestaat nog niet echt een traditie om de eigen aanpak te koppelen aan interne kwaliteitszorg. De meeste vakgroepen werken nog niet volgens afgebakende doelen op het vlak van leerplanrealisatie en leerlingenevaluatie.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 37
4
WELKE RESULTATEN BOEKT DE SCHOOL?
4.1
Schoolrendement Rekening houdend met de eigenheid van de school is het algemeen rendement goed. Dit blijkt uit de gemiddelde resultaten, de zittenblijvers en schoolverlaters, de doorstroming naar het hoger onderwijs en de tewerkstelling.
Optimaal gebruik van de schooltijd De school bewaakt het aantal dagen dat besteed wordt aan proefwerken en extramurale activiteiten waardoor er in zowel in BSO als in TSO 91 tot 94 % van de effectieve lestijd overblijft. Attestering De attesteringscijfers bevestigen dat de school wordt geconfronteerd met een groot aantal leerlingen die het op studiegebied moeilijk hebben. Het aantal A- en B-attesten is lager dan het Vlaams gemiddelde. Minder dan in Vlaanderen worden leerlingen tijdig geheroriënteerd via B-attesten en veel meer dan het Vlaams gemiddelde worden ze (vooral in het TSO, de tweede graad BSO en het eerste leerjaar van de derde graad BSO) tegengehouden via C-attesten. Het aantal uitgestelde beslissingen was veel hoger dan het Vlaams gemiddelde, maar dit werd de laatste twee schooljaren wel sterk teruggedrongen waardoor de uitgestelde beslissingen beperkt werden tot 2,2 (BSO) en 1,5 % (TSO). Vorig schooljaar werd de beslissing zelfs maar voor vijf leerlingen uitgesteld, waarvan drie nadien werden omgezet in een A-attest en twee in een C-attest. Gemiddelde attestering over de vijf laatste schooljaren
BSO-II,1 BSO-II,2 BSO-III,1 BSO-III,2 BSO-III,3 BSO TSO-II,1 TSO-II,2 TSO-III,1 TSO-III,2 TSO Totaal
A-attesten Gem. School 85,2% 79,7% 88,8% 84,4% 88,8% 81,3% 90,3% 93,5% 93,7% 96,9% 89,1% 86,8% 80,3% 73,7% 78,7% 79,9% 82,5% 72,0% 92,9% 86,8% 83,4% 77,2% 86,6% 82,8%
B-attesten Gem. School 3,3% 0,5% 3,4% 1,1% 0,1% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 1,5% 0,3% 13,8% 9,1% 15,5% 7,8% 6,1% 1,2% 0,0% 0,0% 9,0% 5,3% 7,8% 2,4%
C-attesten Gem. School 11,5% 19,8% 7,8% 14,5% 11,1% 18,7% 9,6% 6,5% 6,3% 3,1% 9,4% 12,9% 5,9% 17,2% 5,8% 12,3% 11,5% 26,7% 7,1% 13,2% 7,7% 17,5% 5,5% 14,8%
Uitgesteld Gem. School 2,8% 6,4% 2,7% 6,1% 3,8% 2,5% 3,7% 2,0% 2,1% 3,1% 3,0% 4,1% 2,8% 16,7% 3,5% 16,2% 6,1% 16,1% 3,3% 10,4% 3,9% 15,4% 2,7% 8,7%
Doorstroming naar het hoger onderwijs en tewerkstelling Om op de hoogte te blijven van de loopbaan van de afgestudeerden heeft de school recent de resultaten van de afgestudeerden van de laatste vier schooljaren opgevraagd. Hieruit blijkt dat ongeveer de helft van het aantal leerlingen uit het TSO (voor Elektromechanica veel minder) enige vorm van hoger onderwijs aanvat (meestal HO 1 cyclus), waarvan 70 % slaagde in het eerste leerjaar. De overige leerlingen zijn allen aan het werk. Uit de tewerkstelling- en voortstudeergegevens van de BSO-afgestudeerde leerlingen blijkt dat degene die een specialisatiejaar of naamloos leerjaar volgen meestal slagen (94 %) en dat vrijwel alle leerlingen die niet verder studeren tewerkgesteld zijn, meestal in een bij hun opleiding aanverwante sector.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 38
Retentiviteit in de tweede en de derde graad 24 De retentiviteit in de tweede en derde graad werd berekend op basis van drie opeenvolgende instapjaren. Zowel in het BSO als in het TSO is er veel schommeling in de retentiviteitscijfers waar te nemen. Het gemiddeld percentage leerlingen dat op tijd een einddiploma of -getuigschrift behaald ligt zowel in het BSO (54,8 %) als in het TSO (42 %) ongeveer op het Vlaams gemiddelde (54,6 % en 44,2 %). Het aantal leerlingen dat met vertraging het einddiploma of -getuigschrift behaalt, is veel hoger dan het Vlaams gemiddelde (20,6 % t.o.v. 3,4 % gemiddeld in BSO en 28 % t.o.v. 9,6 % gemiddeld in TSO). De globale retentiviteit voor respectievelijk BSO- en TSO-starters bedraagt 75,4 % voor BSO en 69,8 % voor TSO. Voorbeelden van goede praktijk •
Het terugdringen van het aantal uitgestelde beslissingen.
•
De goede tewerkstellingsresultaten.
•
De slaagcijfers in het hoger onderwijs voor de meeste studierichtingen.
Werkpunten •
De oorzaken nagaan van het hoog aantal C-attesten in het TSO, de tweede graad BSO en het eerste leerjaar van de derde graad BSO.
•
De doorstromings- en slaagkansen in het vervolgonderwijs grondiger onderzoeken en deze resultaten benutten om de eigen aanpak bij te sturen.
4.2
Welbevinden
Leerlingen Onderstaande vaststellingen steunen op de resultaten van de gesprekken die gevoerd zijn bij een representatief staal van de schoolbevolking. Er werden gesprekken gevoerd met leerlingen in groepen van 12 per graad. Hun meningen zijn gerangschikt onder 4 schalen die op hun beurt onderverdeeld zijn in verschillende subschalen. De resultaten worden vergeleken met het gemiddelde van de resultaten van de bevragingen tijdens de schooldoorlichtingen van 2002-2003 en 2003-2004. Het algemeen welbevinden van de school ligt lager dan het gemiddelde waarover de inspectie beschikt. Enkel voor ‘inspraak op klassenniveau, contacten met leraren, studiedruk’ scoort de school iets hoger dan het gemiddelde. Voor ‘de infrastructuur en voorzieningen, contacten met andere personeelsleden’ scoort ze gelijk aan het gemiddelde. Beleving en tevredenheid op klassen- en schoolniveau Over de inspraak op klassenniveau zijn de meeste leerlingen tevreden. Ze vinden dat ze voldoende vragen kunnen stellen in de lessen en dat ze voor hun meningen kunnen uitkomen. De meerderheid van de leerlingen ervaart de contacten met de leraren als positief. De leerlingen van de tweede graad vinden dat hun leraren, op enkele uitzonderingen na, spontaan en enthousiast met hen omgaan. De derdegraadsleerlingen delen deze mening en voegen daaraan toe dat de meeste leraren vriendelijk en behulpzaam zijn. Er is wederzijds respect. Het welbevinden m.b.t. het leerproces scoort in beide graden lager dan gemiddeld. In de tweede graad zijn de meningen daarover verdeeld. De TSO-leerlingen vinden dat veel lessen te theoretisch worden aangebracht met weinig gebruik van leermiddelen. Daartegenover vinden de leerlingen uit het BSO dat er voldoende afwisseling is tussen theorie en praktijk. De derdegraadsleerlingen zijn algemeen ontevreden. De lessen bieden weinig afwisseling. Dat heeft vooral te maken met de uurroostering: te 24
Retentiviteit tweede en derde graad: het percentage leerlingen, gestart in het eerste leerjaar van de tweede graad BSO en TSO, dat in dezelfde school al dan niet met vertraging een einddiploma secundair onderwijs behaalt.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 39
veel uren van hetzelfde vak worden na elkaar geroosterd. Daardoor worden de lessen monotoon en saai. Studierichtinggebonden zijn er alternatieve werkvormen zoals groepswerken, die door de leerlingen erg worden geapprecieerd. Ook uiten ze hun tevredenheid over de leermiddelen en de moderne computerinfrastructuur waarover ze kunnen beschikken. Het welbevinden m.b.t. de infrastructuur en voorzieningen scoort goed. Algemeen zijn de leerlingen zeer tevreden over de goed uitgeruste labo’s. De tweedegraadsleerlingen merken op dat in sommige wetenschapslokalen de vloertegels los liggen. Alle leerlingen klagen over geurhinder op de toiletten, hoewel de schoolleiding daaromtrent maatregelen neemt. De actieplannen op schoolniveau scoren vooral in de derde graad aanzienlijk lager dan het Vlaams gemiddelde. De leerlingen vinden dat de activiteiten niet gelijk verdeeld zijn over de verschillende studierichtingen. Positief vinden ze dat de meeste activiteiten worden gekoppeld aan het leerprogramma. De tweedegraadsleerlingen zijn ontevreden, omdat vorig schooljaar bepaalde beloofde activiteiten niet zijn doorgegaan. Het schoolklimaat scoort vooral laag in de tweede graad. Hiervoor wordt geen verklaring gegeven. De derdegraadsleerlingen vinden de sfeer goed. Ze vinden dat ze voldoende vrijheid krijgen. Ze appreciëren het dat ze zelfstandig mogen werken in de technische vakken en in de praktijkvakken. In verband met de regelgeving scoort de school iets lager dan gemiddeld. De meeste leerlingen zijn tevreden over het schoolreglement en de leraren gaan er consequent mee om. Het gebruik van de gsm tijdens de pauzes en de piercings zijn heikele punten. Inspraak op schoolniveau scoort vooral goed in de tweede graad. Algemeen vinden de leerlingen dat de leerlingenraad goed werkt, hoewel er nog weinig concrete resultaten zijn. Toch wordt opgemerkt dat de leerlingenraad zichzelf en zijn werking te weinig bekendmaakt. De affiches die daarvoor worden gebruikt zijn ontoereikend. Wat de contacten met de andere personeelsleden van de school betreft, zijn alle leerlingen tevreden. De personeelsleden zijn behulpzaam en vriendelijk. De derdegraadsleerlingen vinden dat ze goed worden opgevangen door hun leraren en de groene leraar. De tweedegraadsleerlingen vinden bij de groene leraar een luisterend oor, maar missen concrete actie. Het welbevinden m.b.t. beleving en tevredenheid m.b.t. studiedruk en leerprogramma scoort gelijk aan het gemiddelde. Over de studiedruk zijn alle leerlingen zeer tevreden. De studiedruk is meestal evenwichtig verdeeld. Voorafgaand aan de uitreiking van de rapporten zijn er afhankelijk van de studierichting, piekmomenten. Wat het leerprogramma en de leerinhoud betreft, scoort de school vooral in derde graad lager dan gemiddeld. Afhankelijk van de studierichting zijn er grote verschillen in het aanbrengen van de leerstof. Het puntensysteem scoort vooral goed in de tweede graad. De leerlingen vinden het goed dat attitudes zowel in de positieve als in de negatieve zin worden verrekend in het eindtotaal. Leerlingen van de derde graad merken op dat in sommige studierichtingen van de derde graad het gewicht van de attitudes ten aanzien van het eindtotaal te groot is. Het gedrag De leerlingen van de tweede graad uiten hun ontevredenheid over het gedrag van hun medeleerlingen op deze school. Er is licht pestgedrag en er wordt gespijbeld, hoewel overtredingen streng worden gesanctioneerd. Ook vinden ze dat niet alle leerlingen gelijk worden behandeld. Voor sommige leerlingen wordt het spijbelen door de vingers gezien. De beleving en tevredenheid m.b.t. vrienden
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 40
Ook over de contacten met hun medeleerlingen zijn ze minder tevreden. Leerlingen van de tweede graad vinden dat er weinig vertrouwen onder elkaar is. Deze mening wordt niet gedeeld door de derdegraadsleerlingen: zij vinden dat ze wel binnen de school vrienden kunnen maken en dat er geen leerlingen worden uitgestoten. De leerlingen besluiten dat de computeruitrusting en het contact met hun leraren pluspunten zijn. Als minpunt wordt vooral het leerproces met de minder goede uurroostering aangegeven. Personeel Er werden gesprekken gevoerd met leraren van doorgelichte en van niet-doorgelichte vakken en een afvaardiging van het secretariaatspersoneel. De leraren zijn doorgaans tevreden over hun individuele lesopdracht en de vrij evenwichtige taakverdeling op schoolniveau. Algemeen voelen ze zich in de school goed en werken ze er graag. De teamgeest, de collegialiteit en de sfeer van samenhorigheid scoren de laatste schooljaren hoog. De meeste personeelsleden noemen het KTA een school waar veel bereidheid bestaat om mekaar te helpen. De personeelsleden ervaren de school als een leefgemeenschap waarin ze gehoord worden en zich betrokken voelen. Zij noemen hun school een participatieve school met openheid en luisterbereidheid van het beleid. Er zijn voldoende structuren aanwezig om tot inspraak en overleg te komen. Het personeel vindt dat het schoolbeleid ruimte creëert voor initiatieven en behoorlijk wat vertrouwen geeft, waardoor het KTA een meer dynamische school is geworden. Bovendien ervaren velen vanwege de directie waardering voor genomen initiatieven en krijgen ze geregeld bevestiging voor wat ze doen. Men omschrijft de directie als stimulerend en inspirerend, met veel interesse voor wat er gebeurt in de school. De toegenomen zorg voor de leerlingen en aandacht voor orde en discipline ervaart men als positief. Het klasklimaat bevordert een constructieve leerhouding bij de leerlingen. De meeste leraren schrijven de toegenomen werklast hoofdzakelijk toe aan de zich wijzigende leerlingenpopulatie en aan het gewijzigde verwachtingspatroon t.a.v. de onderwijsopdracht. De bereidheid zich in te zetten is evenwel groot en de werkdruk wordt meestal voldoende gecompenseerd door de goede sfeer en de collegialiteit. Het schoolbestuur tracht bovendien de bijkomende taken op een evenwichtige wijze te verdelen. De communicatie over het dagelijkse schoolgebeuren, maar ook over de schoolorganisatie, de urenverdeling, de functieverdeling en -inhouden, … wordt algemeen als vlot en transparant omschreven. De soms grote klasgroepen voor algemene vakken wordt als een aandachtspunt vermeld. De samenwerking van de verschillende scholen op de campus is volgens hen ook nog voor verbetering vatbaar. De beginnende leraren voelen zich goed opgevangen, geïntroduceerd en begeleid. Ze voelen zich snel thuis en opgenomen als lid van de schoolgemeenschap. De infrastructuur, de beschikbare ruimte en de aanwezige leermiddelen (inclusief ICT-uitrusting) leiden bij de meeste personeelsleden tot een gevoel van welbevinden. Algemeen vindt men dat het schoolbestuur hiervoor heel wat inspanningen doet. De leerplanrealisatie kan daarom vanuit materiële invalshoek geen probleem zijn. De leden van het ondersteunend personeel (personeelsadministratie, leerlingensecretariaat) zijn tevreden over de werksfeer, de onderlinge contacten en de waardering vanwege directie en personeel. De meesten worden mee ingeschakeld bij diverse toezicht- en bewakingsopdrachten en naast hun specialisatie is er ook aandacht voor een brede inzetbaarheid waardoor taken kunnen verdeeld worden. Externe partners Er werden gesprekken gevoerd met enkele ouders en CLB medewerkers. De ouders kiezen voor de school omwille van de leerlinggerichtheid, het wederzijdse respect tussen leraren en leerlingen, het engagement van leraren en directie, de goede reputatie qua vakkennis,
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 41
onthaal, aandacht voor leerlingen met leerproblemen, de discipline, de goede leerlingenbegeleiding, de goede organisatie en het specifieke studieaanbod. Zij vinden dat hun kinderen nauwgezet opgevolgd worden en dat ze daarover goed geïnformeerd worden. De rapporten en de frequente en goed georganiseerde oudercontacten spelen daarbij een belangrijke rol. De aanspreekbaarheid en luisterbereidheid van leraren en directie worden naar waarde geschat. Het oudercomité is samengesteld op vrijwillige basis en is niet goed gekend bij verscheidene ouders. De CLB-medewerker verdeelt zijn tijd over MS, KA en KTA en heeft daarnaast nog andere scholen onder zijn bevoegdheid. Men werkt vraaggestuurd. Mede dank zij de aanwezigheid in de school verlopen de wekelijkse vergaderingen met de leerlingenbegeleiders en de directie op een professionele wijze. De taakverdeling, afgesproken tijdens de teamvergaderingen, wordt soms doorkruist door dringende interventies. Het bijwonen van klassenraden in de verschillende scholen is soms moeilijk organiseerbaar.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 42
5
CONCLUSIES
5.1
Wat zijn de sterke punten van de school?
•
De doordachte visie en duidelijke structuren.
•
De leerlinggerichtheid en de leerlingenbegeleiding op psycho-sociaal vlak.
•
De invulling van het curriculum voor de meeste vakken.
•
De materiële uitrusting en het veiligheidsbeleid.
•
De organisatie van de stages en de contacten met de bedrijfswereld.
5.2
Wat zijn de zwakke punten van de school?
5.2.1 Punten voor verbetering vatbaar •
De motivering van B- en C-attesten.
•
De studiebegeleiding en de remediëring op de rapporten.
•
Het bewaken van de leerplanrealisatie voor alle vakken en studierichtingen.
•
De integratie van de fundamentele vakken in de GIP’s en de verslaggeving van de GIP in verscheidene studierichtingen.
•
Het groot aantal C-attesten in het TSO.
5.2.2 Dringende actiepunten •
De realisatie van de leerplandoelstellingen voor praktijk elektriciteit in de tweede graad Elektromechanica.
•
De realisatie van de leerplandoelstellingen voor praktijk mechanica en de technische vakken sterkteleer, labo mechanica en technologie in de derde graad Elektromechanica.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 43
6
ADVIES
Het inspectieteam dat belast werd met de doorlichting van het Koninklijk Technisch Atheneum te Mol komt tot volgende besluiten: Studiepeil Het studiepeil voldoet voor de onderzochte structuuronderdelen m.n. de tweede en derde graad BSO en alle studierichtingen in de tweede en derde graad TSO binnen de studiegebieden Handel, Personenzorg en Sport. Het studiepeil voldoet niet voor volgende structuuronderdelen m.n. de tweede en derde graad TSO Elektromechanica. Vakoverschrijdende eindtermen/ontwikkelingsdoelen De school levert voldoende inspanningen om de vakoverschrijdende eindtermen/ontwikkelingsdoelen bij haar leerlingen na te streven. De school werkt via een eigen planning aan de vakoverschrijdende eindtermen/ontwikkelingsdoelen. Veiligheid en welzijn Veiligheid en welzijn voldoet voor volgende onderdelen: organisatie van het welzijnsbeleid, arbeidsen leermiddelen, leer- en werkomgeving, hygiëne en gezondheid. Regelgeving De toepassing van de regelgeving voldoet.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 44
Het inspectieteam dat belast werd met de doorlichting van het Koninklijk Technisch Atheneum te Mol brengt, op basis van hoger vermelde besluiten, bij consensus volgend advies uit m.b.t. erkenning en financiering: ADVIES GUNSTIG voor alle structuuronderdelen met uitzondering van de structuuronderdelen die in dit advies vermeld staan onder “gunstig beperkt in de tijd”. GUNSTIG beperkt tot de schooljaren 2008-2009, 2009-2010 en 2010-2011 voor: •
Tweede graad TSO Elektromechnica Omwille van studiepeil. Alle leerplandoelstellingen in voldoende mate realiseren voor praktijk elektriciteit.
•
Derde graad TSO Elektromechanica Omwille van studiepeil. Alle leerplandoelstellingen in voldoende mate realiseren voor praktijk mechanica en de technische vakken sterkteleer, labo mechanica en technologie.
Vanaf 1 september 2011 zal de school moeten aantonen dat de vermelde tekorten weggewerkt zijn.
Handtekening inspecteur-verslaggever
Handtekening Inrichtende Macht / Directie
Gabriël Poppe
Jurgen Hus
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 45