1 VERSLAG van de vergadering van de Statencommissie Bestuur en Financiën op 23 november 2001. (Eerste gedeelte; de punten 12,13,16 en 17 worden z.s.m. nagezonden). Aanwezig: Mw. A.F.Bos (GroenLinks), M.Boumans (VVD), J.C.Gerritsen (PvdA), H.Hemmes (SP), D.A.Hollenga (CDA), F.C.A.Jaspers (PvdA), W. van der Ploeg (GroenLinks), mw. A.J.M. de Ridder (D66), R.A.C.Slager (GPV), mw. A.A.Waal van Seijen (VVD), J.Warris (RPF/SGP), N.R.Werkman (CDA). Afwezig: Mw. F.Q.Gräper-van Koolwijk (D66). Voorts zijn aanwezig: Ged. H.Bleker, ged. M.A.E.Calon, ged. T.A.Musschenga (punt 7 en 8), CdK (punt 5), H. van Bemmel (secr.), ambt. bijstand. 1. Opening. Mw. Waal (VVD) opent als voorzitter de vergadering. 2. Regeling van de werkzaamheden. De voorzitter deelt mee dat er van de D66-fractie een concept-initiatiefvoorstel is binnen gekomen betreffende het referendum. Als de commissie dat wenst te behandelen, kan dat bij agendapunt 11 betrokken worden. Mw. De Ridder (D66) licht toe dat haar fractie met de voorbereiding van een intiatiefvoorstel bezig is m.b.t. een goede referendumregeling. Graag wil haar fractie in deze commissie de eerste reacties peilen, zodat het initiatiefvoorstel zonodig nog aangepast kan worden voor de Statenbehandeling. De voorzitter stelt vervolgens vast dat de commissie instemt met de voorgestelde werkwijze. Verder ligt er een persverklaring van de fractie van GroenLinks m.b.t. het aanbestedingenbeleid van de provincie Groningen. Men had dit punt aanvankelijk als "Voorstel vreemd aan de orde" in deze vergadering willen inbrengen, maar intussen heeft de Commissaris aangegeven de commissie over dit onderwerp te willen informeren. Dat zal onder punt 5 (Mededelingen) gebeuren. Mevrouw Bos wil hierover eerst nog een mededeling doen. Mw. Bos (GroenLinks) wil allereerst met klem ontkennen dat haar fractie bouwers, provincie en ambtenaren zou beschuldigen, voordat er iets bewezen is. Dat verwijt krijgt haar fractie ten onrechte. We hebben steeds duidelijk gemaakt in gesprekken dat we geen oordeel kunnen velle n voordat er een gedegen onderzoek heeft plaats gevonden. Juist GroenLinks heeft in de Staten vaak gepleit voor een adequaat provinciaal controle - en handhavingsbeleid. Tijdens de laatste algemene beschouwingen hebben we daar zelfs een motie over ingediend, die is aangehouden. We vinden de verdachtmakingen over eventuele bouwfraudes in Nederland ernstig. Landelijk is er inmiddels een parlementaire onderzoekscommissie ingesteld, op gemeentelijk niveau wordt in dit verband ook onderzoek gedaan en haar fractie zou graag een reactie van het College horen op hetgeen in het Zembla -programma naar voren is gebracht. Verder horen we graag hoe het aanbestedingenbeleid van de provincie de afgelopen jaren heeft plaatsgevonden en nog plaatsvindt. Zowel van aanbestedingen van eigen provinciale projecten als van projecten, waarvan de provincie mede-financier is. Ook willen we graag weten of er grote verschillen zijn tussen de provinciale calculaties en de uiteindelijke aanbestedingsbedragen. Haar fractie acht het gewenst om dit samen met andere publieke organen, gemeenten, Groningen Seaports, te onderzoeken.
2 3. Gelegenheid tot spreken voor niet-statenleden. Hiervan wordt geen gebruik gemaakt. 4. Verslag van de vergadering van de Commissie Bestuur en Financiën van 19 oktobe r 2001. Het verslag wordt ongewijzigd vastgesteld. Naar aanleiding van de toezeggingenlijst vraagt dhr. Werkman (CDA) hoe het staat met de toezeggingen 3 (ICT-beleid), 4 (corporate volunteering) en 5 (ziekteverzuim), waarvan in alle drie de gevallen is toegezegd dat de commissie nog in 2001 zou worden geïnformeerd. Dhr. Bleker (ged.) zegt dat het College er alles aan zal doen om deze toezeggingen nog in 2001 gestand te doen. Het jaar is nog niet om. 5. Mededelingen Gedeputeerden. Dhr. Alders (CdK) wil als voorzitter van GS een aantal mededelingen doen over hetgeen het College heeft gedaan naar aanleiding van de mededelingen die in het TV-programma Zembla naar buiten zijn gekomen m.b.t. de aanbestedingen. Daar hebben natuurlijk velen op gereageerd en dat is ook niet zo onlogisch. Want wat in die uitzending naar voren wordt gebracht, roept natuurlijk twee aspecten op: 1. Er zijn ambtenaren omkoopbaar. Dat is sowieso al iets ernstigs. 2. Er vindt op grote schaal verspilling van overheidsgelden plaats. Als dat de twee berichten zijn dan is onderzoek geboden, zowel vanuit het belang van de overheid als van de bouwsector. In eigen huis hebben we ons de vraag gesteld of het nu zo is dat wij de afgelopen jaren bij onze aanbestedingen gekke dingen zijn tegen gekomen. Dan gaat het dus om de vraag of er tussen de calculaties die wij vooraf in eigen huis hebben opgesteld en de feitelijke aanbestedingen, opmerkelijke verschillen geconstateerd konden worden. Dat is de eerste indicatie, die je zou kunnen vinden. En de eerste mededeling die we daarover hebben gekregen is, dat dat niet het geval is. Het tweede punt is dat er wel eens dingen opvallen en wel zodanig, dat we daar alert op moeten zijn. Het begon ons bijvoorbeeld op te vallen, dat er in bepaalde gevallen wel heel veel bestekken werden gekocht. Terwijl we vervolgens zagen, dat er relatief weinig inschrijvingen waren en dat daar overal opmerkelijke uitkomsten in zaten. Toen dat een aantal keren gebeurd is, is dat voor ons aanleiding geweest om de Nationale Mededingings Autoriteit daarop te attenderen en zelfs de vraag te stellen of zij eens twee vergelijkbare aanbestedingen zouden kunnen volgen. Dat laatste is noodzakelijk, omdat de NMA meer mag dan wij. Wij zijn niet gerechtigd om van degene die je niet uitselecteert, de gegevens te controleren. De NMA is daartoe wel gerechtigd. De NMA heeft voor ons dat onderzoek gedaan en dus van haar bevoegdheid gebruik gemaakt. Maar men heeft ons uiteindelijk meegedeeld aan de hand van die gegevens niet te kunnen concluderen dat er problemen zouden zijn. Sterker nog: men heeft op dat moment aangegeven dat, zou je zoiets willen onderzoeken en toch tot zo’n conclusie willen komen, je dan op een veel grootschaliger manier onderzoek zou moeten verrichten. Als we nu kijken naar het aanbestedingsreglement, is dat eigenlijk niet zo heel erg ingewikkeld. Er is een uniform aanbestedingsreglement in Nederland. En voor aanbestedingen beneden de f 10 à f 11 miljoen geldt het uniform aanbestedingsreglement. Daarboven geldt een uniform aanbestedingsreglement van de Europese Gemeenschap. Dat zijn de regels, die wij hier toepassen en die zijn ook vertaald in regels voor de bedrijfsorganisatie.
3 Daaraan wordt voldaan. Er worden aannames en ramingen gemaakt. Vervolgens vindt de aanbesteding plaats. Toetst je dan die twee aan elkaar en er komen daarbij geen opmerkelijke verschillen naar voren, dan is je werk ook op dat punt gedaan. Als je zo de toets uitvoert, dan valt het niet mee om iets in de richting vast te stellen, zoals in de Zembla uitzending naar voren werd gebracht. Wij hebben toen ook gevraagd aan de diensten, om vervolgens nog een slag verder te gaan en eens op een rij te zetten hoe dat er nu uit zag over een reeks van jaren. Hoe zien dan precies die aanbestedingen van de afgelopen jaren eruit? Civiele Techniek besteedt zo’n f 25 miljoen per jaar. Praktisch alle zaken vallen onder het uniforme aanbestedingsreglement. Dan gaat het er dus om wat onze geraamde aannemingssom was en hoe we tot die geraamde aannemingssom komen. Onze ramingen zijn gebaseerd op ervaringen, die met vergelijkbare werken de afgelopen jaren zijn opgedaan, waarop je -als er recente ontwikkelingen in de markt zijn- nog een correctie toepast. Die ramingen maak je en vervolgens kun je dan zien, of de aanbestedingssom daar wel mee overeen komt. Als je kijkt naar de Civiele Techniek dan moet je vaststellen, dat wij over de afgelopen jaren ca. 80 projecten hebben aanbesteed. Van die 80 gevallen waren er 70, waar de aannemingssom beneden de door ons gemaakte raming bleef. En in 10 gevallen was de aannemingssom hoger dan de door ons gemaakte raming. Daar zitten soms hele kleine en soms opmerkelijke verschillen in. Dus wij hebben nu ook de vraag uitgezet: kan er bij opmerkelijke verschillen per post worden nagegaan, waar die verschillen in zitten. Soms is er een heel erg voor de hand liggende verklaring, bijvoorbeeld omdat er op het allerlaatste moment nog werken zijn toegevoegd. Dan ben je eigenlijk meerwerk gaan creëren. In andere gevallen blijkt in het overleg zelf, dat er alternatieven voorhanden zijn die aanzienlijk goedkoper zijn dan waarmee je gewerkt hebt. Dus daar zijn heel vaak verklaringen voor te geven. Daar hebben wij, zowel wat betreft de Civiele Techniek als wat betreft de aanbestedingen van DWK nu een eerste inventarisatie van. We hebben nu gevraagd om nadere bijzonderheden te vermelden. Dat materiaal zal dus op korte termijn beschikbaar zijn. Opnieuw kan dan de vraag gesteld worden of je nu met deze gegevens iets kunt zeggen over alles wat er in de uitzending van Zembla aan de orde was. Het antwoord is "nee". Je kunt hooguit constateren dat, waar het gaat over de ramingen die we maken - en die ramingen worden in heel Nederland op een uniforme wijze gemaakt- het heel moeilijk is om uit die cijfers te concluderen dat er iets mis zou zijn. Als je dan met degene gaat praten die zich met de aanbestedingen bezighouden, dan zie je dat het nog een slag ingewikkelder wordt. Als wij erin slagen om veel van onze werken vroeg in het jaar klaar te hebben voor aanbesteding, blijken we aanzienlijk goedkoper uit te zijn dan wanneer wij dat later in het jaar doen. Dus als wij erin slagen om in maart onze werken aan te besteden en de orderportefeuilles bij de aannemers zijn nog niet gevuld, dan blijkt de uitkomst in alle gevallen aanzienlijk lager te zijn dan in het jaar waarin je in juni aanbesteedt. En je kunt dan ook vervolgens geconfronteerd worden met het feit, dat een aannemer een bepaalde prijs heeft gecalculeerd en dan aan het eind een korting wil geven. Dan heeft die aannemer werk nodig dan wel wil hij zich een positie verwerven, omdat hij in die markt nog nooit actief is geweest. Dus er gebeuren allerlei dingen, die de gecalculeerde prijzen nog kunnen corrigeren. Maar opnieuw: daar ging de Zembla -uitzending nog steeds niet over. De gegevens van de heer Bos - en die gegevens hebben wij niet en krijgen we ook niet- zijn door de Minister van Justitie in ontvangst genomen en overgedragen aan het Openbaar Ministerie. Het Openbaar Ministerie doet daar nu haar werk mee, deelt die gegevens met de NMA. De Minister van Justitie heeft in de Kamer uitgelegd, dat die gegevens op zichzelf niet genoeg materiaal opleveren om het onderzoek te doen. Je bent hierbij afhankelijk van de bereidheid van mensen uit de sector zelf om hieraan mee te werken. Dan zou het mogelijk tot een onderzoek komen.
4
We hebben ook gekeken naar waar wij bijdragen aan leveren, zoals de GDU-middelen Daar komt een eerste aanvraag en een eerste toedeling. Als de eerste toedeling heeft plaats gevonden, vragen we uiteindelijk de beschikking. In die beschikking staat dat de werkelijke toekenning gebeurt nadat de gunning heeft plaats gevonden. Dus we kunnen dan de aanbesteding controleren. Niet de eerste calculatie is bepalend, maar de werkelijke aanbesteding. Vervolgens wordt het werk uitgevoerd. Dan moet er een accountantsverklaring afgegeven worden over het uitgevoerde werk. En uiteindelijk is dat bepalend voor het bedrag, dat in GDU-middelen beschikbaar worden gesteld. Als wij dit materiaal nogmaals verbijzonderd hebben op de wijze, zoals hij zojuist heeft gezegd, dan lijkt het ons dat wij die informatie bijvoorbeeld beschikbaar kunnen stellen aan de Rekeningcommissie, zodat u dat daar ook allemaal kunt bekijken. Maar het levert o.i. nog niet het materiaal op, op grond waarvan je eventuele misstanden zou kunnen aantonen. Als je je verder gaat verdiepen in het uniforme aanbestedingsreglement, wordt het nog ingewikkelder. Want de meeste werken waar wij het over hebben, vallen niet onder de E.G.-bepaling maar onder de bepalingen van het uniforme aanbestedingsreglement. En daar zult u tot uw verbazing in artikel 42 en 43 de vergoeding van de inschrijvingskosten tegenkomen, met daarbij een tabel waarin precies staat welk percentage mag worden meegenomen voor de gemaakte kosten om tot inschrijving te komen. Dat zou dan hetgeen zijn, waar de fraude over gaat. Dat betekent eigenlijk dat de tien laagste inschrijvers een vergoeding kunnen krijgen voor de kosten, die ze gemaakt hebben om in te schrijven. Dus dat is in feite het fenomeen, waar het over gaat. Dat staat er sinds kort in en is een facultatieve bepaling. De provincie Groningen heeft in het afgelopen jaar besloten om deze regeling niet toe te passen. Dus samenvattend is ons voornemen, dat wij deze gegevens verder verzamelen en vervolgens aan de Rekeningcommissie beschikbaar stellen, zodat u er ook naar kunt kijken. Met het materiaal dat nu op tafel ligt, zouden wij niet zelf het soort onderzoek kunnen doen dat aan de orde is gesteld in de Zembla uitzending. Daarvoor zouden we moeten beschikken over het materiaal dat daar voorgelegd is en daar beschikken wij niet over. Ten tweede zouden we dan ook nog medewerking moeten krijgen van zowel de heer Bos als van anderen. Op dit moment vindt er een vooronderzoek plaats door het Openbaar Ministerie en door de Nationale Mededingingsautoriteit. Mocht dit leiden tot een onderzoek, dan lijkt ons dat de meest aangewezen weg. Wij hebben in contacten met Den Haag gezegd dat wij zonodig gaarne bereid zijn om ook onze projecten daarvoor beschikbaar te stellen. Tot op dit moment hebben wij dus het beeld, dat een eigen onderzoek niet meer op tafel kan brengen dan we op dit moment op tafel hebben gelegd Mw. De Ridder (D66) vraagt naar aanleiding van de toelichting door de Commissaris of er ook gekeken wordt naar Groningen Seaports. Want zij heeft begrepen dat de heer Bos daar ook informatie over had. Dhr. Gerritsen (PvdA) verbaast zich erover dat de inschrijvingskosten nog in het reglement staan. Hij heeft begrepen dat het vanaf 1998 verboden is om dat nog te verrekenen en toe te passen. Verder heeft hij zich gestoord aan de opstelling van de GroenLinks, die naar aanleiding van de Zembla-uitzending toch naar buiten toe in ieder geval de suggestie heeft gewekt dat er ook met het provinciale aanbestedingenbeleid van alles mis zou kunnen zijn. Terwijl die uitzending alleen over bouwbedrijven ging.
5 Zojuist hebben we nog eens bevestigd gekregen dat er met het aanbestedingenbeleid in onze provincie niets mis is. Het is goed dat het College de werkwijze nog eens goed heeft nagelopen. Het is ook heel belangrijk te beseffen dat wij als overheid nooit alle gegevens boven tafel krijgen waar het gaat om de afspraken tussen bouwers en aannemers. Dat blijft nadrukkelijk uit het zicht van de overheid. De enige weg om daar achter te komen, is een justitieel onderzoek. Dat gaat nu gebeuren. Iets anders is het, als er sprake zou zijn van omkoping. Maar ook dan geldt dat justitieel onderzoek de aangewezen weg is. Mw. Bos (GroenLinks) is blij met de uitgebreide reactie van de Commissaris. Zij heeft begrepen dat alle stukken die op deze zaak betrekking hebben, naar de rekeningcommissie gaan. Als daar aanleiding mocht blijken voor verdere stappen, horen we dat wel. Dhr. Alders (CdK) herhaalt dat er landelijk tot een vooronderzoek is besloten. Dat is dus nog niets anders dan dat Justitie en de NMA zich oriënteren op de vraag of hier wel sprake is van een casus. Want voor een justitieel onderzoek heb je een verdachte en een verdenking nodig. Een verdenking moet geïndividualiseerd kunnen worden. Dat was nu juist het probleem in het verleden. Justitie kon tot nu toe niets met de gegevens. Het gaat ook om de welwillende medewerking van mensen die goed ingevoerd zijn in de bouwwereld. Wat betreft Seaports vindt er op dit moment forensisch onderzoek plaats. Maar hij is bang dat er ook bij Seaports niets anders te zien zal zijn dan bij ons en dat je dus elders onderzoek zult moeten doen om tot datgene te kunnen komen, waar we het hier over hebben. Tenslotte heeft de heer Gerritsen gelijk dat de oude praktijk op een bepaald moment door de Europese Unie is verboden. Toen is er drie tot viermaal geprobeerd daarvoor een nieuwe regeling te maken. Dat is niet gelukt. Er is in 1998 wel een nieuwe regeling tot stand gekomen. Die regeling is nu getoetst door de Europese Unie en goedgekeurd. Dat staat dus nu in het vigerende, algemene, uniforme aanbestedingsreglement. Wat tot begin van de 90-er jaren gebruikelijk was en nu was verdwenen, is weer in het uniforme aanbestedingsreglement terecht gekomen. Heel gereglementeerd is een ingenieus systeem opgenomen om de inschrijvingskosten te versleutelen. Hij denkt dat de conclusie zal zijn dat dit systeem zal worden omgekeerd en dat het straks de overheid zal zijn, die bij een aanbesteding aan de tien laagste inschrijvers een vergoeding gaat betalen in plaats van een verdeling tussen de aannemers zelf. 6. Ingekomen stukken. Geen opmerkingen. 7. Brief van GS van 21 september 2001, nr. 2001-14.309/37/A.14, IBT betreffende Verslag uitgeoefende toezicht op de financiën van de Groninger gemeenten en gemeenschappelijke regelingen in de periode augustus 2000-augustus 2001. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) leest op blz. 4 van het verslag dat het een illusie is te denken dat met het beleidskader het financieel toezicht voor 100% geregeld is. Er zal altijd ruimte moeten zijn voor het bieden van een passende oplossing voor een specifiek geval. Op zich is dat prima, maar hij gaat er wel vanuit dat als zich dit voordoet, dat dan ook in dit verslag gemeld wordt. Op blz. 6 wordt de lokale rekenkamer genoemd. Daar wordt verder niet op ingegaan, maar dat is toch ook een instituut dat op een bepaalde manier toezicht kan houden. De vraag is dan hoe de interactie tussen de provincie en de lokale rekenkamer zou kunnen gaan. Of moeten we er vanuit gaan, dat bijvoorbeeld een verslag als dit slechts ter kennisgeving zal worden toegezonden aan een lokale rekenkamer?
6 M.b.t. het treasurystatuut en leningen in het algemeen kan hij zich voorstellen dat er ook leningen worden verstrekt die gekoppeld zijn aan een vorm van een project. Hoe wordt in het provinciale toezicht met dit soort leningen omgegaan? Dan leest hij op blz. 9 dat, gelet op de recente ontwikkelingen rond de herstructurering van de sociale woningbouw in een aantal gemeenten en de daarmee gepaard gaande financiële onzekerheden voor het meerjarenperspectief van deze gemeenten, een toename van het aantal preventieve toezichtgemeenten de komende jaren niet denkbeeldig is. Hij neemt aan dat op het moment dat de provincie dit constateert, in de communicatie met die gemeenten ook heel concreet wordt overlegd hoe daar in een meerjarenperspectief mee wordt omgegaan. Hoe verloopt dit overleg in het kader van dit toezicht en welke gemeenten zijn hier concreet aan de orde? Dhr. Jaspers (PvdA) hoort graag hoe m.b.t. de herstructurering van de sociale woningbouw de risicobepaling plaatsvindt in het kader van het toezicht. Met welk toetsingskader bepaal je of hier echt substantiële risico's worden gelopen en hoe wordt daarmee omgegaan? Op blz. 5 leest hij een uiteenzetting over de dualisering van het gemeentebestuur. Hij begrijpt daaruit dat we straks met drie benaderingen gaan werken: een programbegroting voor de Raad, een productbegroting c.q. –rekening voor het College van B en W en een voorgeschreven functionele indeling voor het Rijk, het CBS en de toezichthouder. Zijn vraag is nu waar op getoetst gaat worden omdat je straks met het College en met de Raad te maken hebt. Daarover vindt hij in het beleidskader helemaal niets terug. Dhr. Warris (RPF/SGP) leest bij de gemeenschappelijke regelingen (punt 8) dat de WSW-bedrijven zich financieel gunstig ontwikkelen. Maar dat inzicht biedt dit stuk niet; nergens vindt hij aangegeven wat de gemeenten bijdragen aan de WSW-bedrijven. Dat inzicht zou hij voortaan wel graag krijgen. Verder constateert hij een foutje in de tabel onderaan blz. 21. Boven het jaar 2000 staat namelijk tweemaal “begrotingen”. Hij neemt aan dat boven de laatste kolom dus “rekening”moet staan. Dhr. Musschenga (ged.) zegt dat wat betreft de laatste opmerking van de heer Warris, de tekst in de tabel op blz. 21 inderdaad een foutje bevat. Boven de laatste kolom had “begroting 2001” moeten staan. Verder begrijpt hij dat de heer Warris ten aanzien van de werkvoorzieningschappen graag aangegeven wil zien, welk bedrag per werkvoorzieningschap nodig is als gemeentelijke bijdrage om de begroting sluitend te krijgen. Hij zegt toe dat dat voortaan zal gebeuren. Dan heeft de heer Van der Ploeg gevraagd hoe de interactie tussen provincie en lokale rekenkamer gaat verlopen. Dat is nog iets dat van de grond moet komen en zich nog moet ontwikkelen. Daarover hebben we ons intern nog niet beraden. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) vraagt of, gesteld dat de provincie iets zou tegenkomen vanuit haar onafhankelijke manier van toezicht houden, dan aan de lokale rekenkamer gevraagd zou kunnen worden om dat dieper te gaan uitzoeken. Of moet dat juist niet? Dhr. Musschenga (ged.) acht de wijze van omgaan straks met de lokale rekenkamer inderdaad een punt, dat wij intern nog eens goed met elkaar moeten bespreken. Daar moeten we nog een goede vorm voor vinden. Datzelfde geldt in feite voor de vragen en opmerkingen van de heer Jaspers m.b.t. de dualisering van het gemeentebestuur en hoe wij daar in ons financieel toezicht precies vorm aan gaan geven. Wij zullen ons hierop nog beraden en u daarover informeren, om na te gaan of wij hier op één lijn zitten.
7 Wat betreft de herstructurering van de sociale woningbouw is de invalshoek van de toezichthouder om te toetsen of de dekking goed geregeld is, ook in meerjarenperspectief. Als die dekking structureel goed zit, is daarmee voor de financiële toezichthouder de zaak akkoord. Dus het financiële risico dat aan die herstructurering verbonden is hoort vooraf goed afgedekt te worden en die dekking hoort dan in de begroting en meerjarenramingen te zijn aangegeven. Daar toetsen wij op. Dan is gevraagd naar de communicatie met de gemeenten.Er vindt op ambtelijk niveau jaarlijks overleg plaats met de gemeenten, waarin onderwerpen die in het kader van de begrotingsbeoordeling belangrijk zijn aan de orde komen en waar zonodig aanvullende informatie door ons wordt gevraagd. Daarnaast is er, als er problemen liggen, ook op bestuurlijk niveau geregeld overleg. Dus de communicatie met de gemeenten vindt frequent en op een goede manier plaats. Tenslotte leningen van gemeenten aan bedrijven. Die komen in beeld bij de begroting en jaarrekening; die worden niet apart gemeld of ter goedkeuring ingediend. 8. Voordracht van GS van 16 oktober 2001, nr. 2001-16.198, RBB tot instemming met de intrekking van de delegatie van milieutaken aan de gemeenten en regeling van de daaruit voortvloeiende personele en financië le gevolgen. (Nr. 49/2001). Dhr. Jaspers (PvdA) zegt dat het hier gaat om het terughalen van een provinciale bevoegdheid. Dan bevreemdt het hem zeer dat deze centralisatie met een kostenstijging van ruim f 1 miljoen gepaard gaat. Het rijk geeft als men decentraliseert geld mee door en hier gaat het in feite net andersom. Wij nemen taken over van gemeenten en nu mag de gemeente Groningen zelfs f 75.000,houden. Kan dat eens uitgelegd worden? Dhr. Musschenga (ged.) vindt dit op zich een logische vraag. Uit de voordracht blijkt de reden waarom deze milieutaken teruggehaald worden. We hebben uiteindelijk in overleg met de gemeenten besloten om al die overgedragen taken terug te nemen en niet om nog iets bij gemeenten te laten. Toen zijn we aan het rekenen gegaan om de consequenties hiervan te bepalen. Bij die berekening kom je dan tegen dat de inkomsten uit leges die gemeenten zouden mogen innen op grond van hun taken, er in 1998 door het rijk zijn afgehaald. Vervolgens zaten gemeenten met de kater: men moest wel taken uitvoeren maar had geen inkomsten meer. Dat betekent nu voor ons dat wij op dit punt niets meer bij gemeenten kunnen halen, want hun legesinkomsten zijn vervallen. Dus de berekening aan de inkomstenkant was in feite een hele simpele: alleen de f 180.000,- die wij anders aan de gemeenten zouden betalen voor toezicht en handhaving van de onderhavige milieutaken, besparen we nu. Bij het berekenen van het aantal benodigde formatieplaatsen voor het terughalen van de taken en ook rekening houdend met een uitbreiding van het inrichtingenbestand en met verzwaring door allerlei procedures en regelgeving, komen we uiteindelijk uit op 8,8 benodigde formatieplaatsen. Dat is nog aan de voorzichtige kant, als je bijvoorbeeld kijkt naar de normen die een provincie Overijssel hanteert; dan zouden we zelfs 13-14 formatieplaatsen moeten hebben. We hebben hierover intensief overleg gevoerd en zijn uiteindelijk, mede door een wat efficiëntere werkwijze toch op die 8,8 fte’s uitgekomen. Alles met elkaar resulteert dat in ruim f 1 miljoen aan extra kosten. De voorzitter concludeert dat deze voordracht als B-stuk kan worden opgevoerd voor de komende statenvergadering.
8 9. Voordracht van GS van 16 oktober 2001, nr. 2001-15.620, CB tot intrekking van de Verordening persoonsregistraties provincie Groningen, alsmede tot wijziging van het Delegatiebesluit PS-GS provincie Groningen 1991. (Nr. 50/2001). Geen opmerkingen. 10. Voordracht van GS van 16 oktober 2001, nr. 2001-16.287, CMB tot wjziging van de organisatorische hoofdstructuur van het provinciale ambtelijke apparaat. (Nr. 53-2001). Dhr. Werkman (CDA) kan namens zijn fractie in hoofdlijnen instemmen met deze voordracht. Toch roept deze wel een aantal vragen op. Allereerst is er sprake van een overgangstermijn. Zijn fractie is van mening dat die overgangstermijn zo kort mogelijk moet zijn en dat er duidelijk een peildatum is, waarop de nieuwe organisatie in werking treedt. Wat betreft de kosten worden deze voor 2001 indicatief op f 448.000,- geraamd en voor 2002 op ca. f 850.000,-. Maar de onderbouwing daarvan is ons nog niet geheel helder. Kan daarover wat meer informatie worden gegeven? Dan wordt in de voordracht aangegeven dat bij eventuele boventallige medewerkers het sociaal statuut van kracht is. Wat doet het College in dit kader aan externe en interne mobiliteit van medewerkers? Voorts lezen we dat de OR zich "in hoofdlijnen" kan vinden in de nu ingezette koers. Kan het College aangeven op welke punten dan nog geen overeenstemming is bereikt met de OR? Tenslotte hoort hij graag of er medewerkers zijn die straks op garantieloon komen. Wat betekent dat financieel voor de provincie, ook structureel? En leidt de nieuwe organisatie ook tot een nieuwe herwaarderingsronde? Zo ja, wat zijn daarvan dan de financiële consequenties? Dhr. Warris (RPF/SGP) kan op zich instemmen met de voorgestelde veranderingen in de organisatie. Maar dat vraagt ook wel om een cultuurverandering en juist aan dat aspect wordt in deze voordracht weinig aandacht geschonken. We zouden in dat verband met het apparaat moeten komen tot een aantal cultuurprofielen, waaraan men elkaar houdt. Je zou daarbij bijvoorbeeld ook kunnen denken aan het opstellen van een integriteits-certificaat. Ook zijn fractie vraagt zich af wat het betekent dat de OR "in hoofdlijnen" met dit proces kan instemmen. Wat betreft het financiële aspect van de hele operatie, krijgen we toch niet goed zicht op de totale kosten. Dat krijgen we terug via begroting, Voorjaarsnota, voordrachten etc. Tenslotte begrijpt hij uit deze voordrach dat het voorkomen van gedwongen ontslagen bijna niet haalbaar is. Kan dat nog eens worden toegelicht? Mw. Bos (GroenLinks) wil beginnen met de opmerking dat zij toch de indruk heeft, dat de ene reorganisatie nog niet afgelopen is of de volgende dient zich al weer aan. Reeds ingezette processen worden soms weer teruggedraaid. Al met al heeft zij dan de angst dat kleine problemen die er bestaan, door dat reorganiseren niet goed worden opgepakt. Graag hoort zij hoe dat wordt opgevangen. Het doel van deze voordracht is om te komen tot een verplatting van de organisatie. Verder zal er projectmatig gewerkt gaan worden met mensen uit meerdere afdelingen. Dat zal geen gemakkelijke opgave zijn. Kan daarover straks nog eens wat meer worden gezegd? Haar fractie hoopt dat er meer aandacht voor cultuur- en gedragsverandering en communicatie komt, dan nu staat aangegeven. Ook de OR legt daar sterk de nadruk op. Verder vraagt zij hoe het monitoren van deze beleidsverandering en de evaluaties in z'n werk gaat. Hoe vaak en wanneer gebeurt dat?
9 Op blz. 5 leest zij dat er in het algemeen voldoende draagvlak is in de organisatie. Verder heeft de OR in hoofdlijnen ingestemd met de veranderingen. Dat klinkt een beetje alsof er toch ook nog wel een redelijk grote groep is, die hier wat moeite mee heeft. Hoe zit dat precies? Wat betreft de dekking van de kosten krijgen we via de Voorjaarsnota een voorstel. Zij is wel benieuwd of dat hoger of lager uitvalt. Daar is niet echt veel duidelijkheid over. Mw. De Ridder (D66) vindt het organisatieschema er op zich goed uitzien. Alleen hangt de ondersteuning van PS er erg los bij. Is er al over nagedacht hoe dat vanaf 2003 moet? Want het zou toch wel goed zijn, als de ondersteuning van PS iets beter vertakt zou raken in de organisatie. Verder mist zij in het rijtje eisen onder punt 3 (blz. 53-3) twee uitgangspunten, namelijk kwaliteit van beleid en externe dienstverlening. Kan het College uitleggen waarom dat geen uitgangspunten zijn? Dhr. Hemmes (SP) leest wel iets over het Budget bevordering gerichte uitstroom personeel, maar hoe zit het nu met de instroom van nieuw personeel. Hij heeft begrepen dat bij het overheidspersoneel sprake is van een sterke vergrijzing en dat het voor de overheid heel moeilijk is om vacatures vervuld te krijgen. Hoe zit dat bij de provincie Groningen? Dhr. Boumans (VVD) zegt dat we vorig jaar met elkaar hebben gesproken over het personeelsbeleid. Nu gaat het over het organisatiebeleid. Op basis van de stukken en de gevoerde gesprekken, heeft hij de indruk dat hier een model voorligt dat ergens over gaat en op draagvlak kan rekenen. Hij heeft nog wel een vraag aan het College. Hoe zijn de wensen uit de eerdere P&O-nota vertaald in dit organisatiemodel, met name waar het gaat om de plaatsing van het personeel? En hoe waarborgen we dat de cultuurverandering ook daadwerkelijk wordt doorgezet? Uit de stukken begrijpt hij dat de nieuwe organisatie niet tot hogere structurele kosten zal leiden. Klopt die conclusie? Integraal management dat ingevoerd wordt sluit goed aan bij effectief management, evenals de matrixunits. De verplatting van de organisatie en het leggen van verantwoordelijkheid bij de mensen die daar het meest effectief gebruik van kunnen maken, is een goede zaak. Verder heeft de verantwoording de nodige aandacht. Stafafdelingen worden versterkt, met name P&O en financieel management. Wel vraagt zijn fractie het College om de nodige aandacht voor met name de ICT-ontwikkeling en ook voor de internationale samenwerking. Tenslotte hoort hij graag hoe het Bureau Ondersteuning PS er precies uit komt te zien. Is hierover ook overleg geweest met de Werkgroep Bestuurlijke Vernieuwing? Dhr. Jaspers (PvdA) wil niet aansturen op een te snelle evaluatie en monitoring. Voor ons is straks in een duaal stelsel vanuit de eigen politieke verantwoordelijkheid eigenlijk maar één vraag relevant, namelijk wat dit uiteindelijk oplevert met betrekking tot de output die we wensen. Hij denkt niet dat we moeten monitoren, maar we moeten ergens wat paramete rs hebben aan de hand waarvan je over een aantal jaren kunt zeggen wat het heeft opgeleverd. Vorig jaar hebben we ook in het kader van de Nota Strategisch P&O-beleid elke periode van 5 tot 7 jaar gedefinieerd als een overbruggingsperiode, waar daarna een aantal andere dingen zouden gebeuren. Dus je moet de organisatie ook de kans geven om daar enige tijd over te doen. Ten tweede zou hij wat meer helderheid willen hebben over hoe de onderlinge positionering is van het College ten opzichte van het MT, dat in de voorbereidingen en de uitvoering nadrukkelijke verantwoordelijkheden heeft. Hoe ziet het College dat en hoe wil het College dat uiteindelijk gaan regelen? Want daar zullen gedragsafspraken met elkaar gemaakt moeten worden. Dat ziet hij als een van de belangrijkste punten waar wrijving kan gaan ontstaan vanuit de structuur die hier ingevuld moet worden.
10 Dhr. Bleker (ged.) antwoordt dat deze voordracht een op zichzelf noodzakelijk markeringspunt vormt in de organisatieontwikkeling, die ca. anderhalf jaar geleden in gang is gezet. Die is in gang gezet met het oog op het presterende vermogen van de provincie en om de organisatie op een aantal punten te laten aansluiten bij de politiek-bestuurlijke ambities De vraag die wij als College en ook als Staten moeten beantwoorden is, of wij onze organisatie qua bemensing, functioneren, structuur voldoende op orde hebben om die ambities en dat presterende vermogen waar te kunnen maken. Geconstateerd is dat daar nog een ontwikkelingsslag te maken is. Daar is de afgelopen tijd al het een en ander aan gedaan. Er zijn bijvoorbeeld vormen van projectmatig en gebiedsgericht werken geïntroduceerd. Waar het gaat om met name de structuur zeggen we nu, dat er een beperkt aantal aanpassingen nodig is om die structuur beter ondersteunend te kunnen laten zijn voor het functioneren van de mensen op beleid, uitvoering enz. Er vindt dus een soort formele aanpassing van de organisatiestructuur plaats. Met een aantal gevolgen in de zin van nieuwe leidinggevende functies, plaatsingsprocedures etc. Dat gebeurt eigenlijk in een verbazend korte tijd. We verwachten dat al begin volgend jaar het nieuwe afdelingsmanagement -dat overwegend intern geworven is- benoemd kan zijn. Het betekent ook, dat in de loop van volgend jaar de plaatsing van de overige medewerkers in de -soms enigszins aangepaste - functies plaatsvindt. Het feit dat de OR op hoofdlijnen akkoord gaat, betekent dat men het groene licht heeft gegeven om die plaatsings- en benoemingsprocedures in gang te zetten. Voor ons is het van het grootste belang dat de OR daarvoor het groene licht geeft; dan heb je een gezonde basis gecreëerd en dat betekent ook dat er een behoorlijk draagvlak is. Er is in ieder geval geen zichtbaar verzet georganiseerd bij grote groepen mensen binnen de organisatie. Natuurlijk is er hier en daar ook wel scepsis, dat bleek gisteravond op het personeelsfeest ook uit sommige prachtige presentaties, maar er is geen georganiseerd verzet. Anders zou een OR ook niet zo snel zijn overgegaan tot het verlenen van het groene licht. De overgangstermijn is dus razend kort. Er is in feite ook niet zozeer sprake van een oude en nieuwe situatie maar meer van een organisatie die zich aan het ontwikkelen en veranderen is. Wat betreft de kosten is er een aantal eenmalige ontwikkelkosten aan de orde. Die ziet u op blz. 26. Die kosten zijn daar al behoorlijk gespecificeerd en het College ziet er weing in om dat nog verder te gaan verbijzonderen. De heer Werkman heeft ook gevraagd hoe het zit met de structurele meerkosten en met de eventuele herwaardering van functies. Waar het gaat om een reeks van leidinggevende functies, zal er sprake zijn van het opnieuw waarderen van die functies. Dat kan betekenen dat er op dat specifieke punt in ieder geval een stijging van de kosten zal ontstaan. Maar uiteindelijk gaan we wel toe naar een situatie met minder managementlagen. Structureel zou dat een zekere besparing kunnen opleveren. De algemene lijn is dat deze organisatieontwikkeling en –verandering, behoudens de zojuist genoemde punten, niet vooropgezet plaatsvindt met structurele verhogingsveronderstellingen. Maar we hebben wel een aantal hele specifieke ambities geformuleerd, bijvoorbeeld projectmatig en gebiedsgericht werken. Dat vereist soms extra inzet of hoogwaardiger of andersoortiger inzet van menskracht. Dat zien we bijvoorbeeld bij de gebiedsuitwerking in het kader van het POP. Dat zijn extra kosten die direct gekoppeld zijn aan extra beleidsinspanningen die we willen leveren en daar zit natuurlijk wel een stijging in het personeelskostenbudget van de provincie. De vraag m.b.t. het garantieloon zal via het verslag worden beantwoord. (Noot secr. : Blijkens informatie van de afdeling is het Sociaal Statuut uitgangspunt, op grond waarvan ieders huidige rechtspositie is gewaarborgd. Dus mensen houden hun huidige salaris ook bij een andere functie. De financiële gevolgen kunnen nog niet aangegeven worden, omdat de invoering van de nieuwe structuur met de nieuwe leidinggevenden fasegewijs plaatsvindt).
11 Verder is er veel aandacht voor de interne mobiliteit. We hebben een aparte unit in de organisatie, om dat op een heel gerichte manier te ondersteunen. Wat betreft de cultuur gaan we niet allerlei cultuurprojecten introduceren. Het belangrijkste is dat we vier leidinggevenden in het MT hebben die een bepaalde wijze van aansturing, van leidinggeven, van resultaatgericht werken in zich dragen en zij dienen dat op een goede manier over te dragen op de 15 leidinggevenden op afdelingsniveau. De nieuwe afdelingshoofden worden ook gescreend op dat vermogen; daar vinden oriëntatiegesprekken mee plaats. Er komt begin volgend jaar een regeling Integriteit ter vaststelling in de Staten. Projectmatig werken is niet gemakkelijk. Gebiedsgericht werken ook niet. Maar daarmee wordt nu wel ervaring opgedaan en we maken op dat punt vorderingen. Dan de instroom van nieuw personeel. Wij hebben op dat punt nog niet echt een probleem. Het is wel een aandachtspunt in het werkgeversoverleg van de twaalf provincies. De Nota Arbeidsvoorwaardenbeleid die uitgangspunt is voor de CAO-onderhandelingen, schenkt ook aandacht aan dat punt hoe we onze positie op de arbeidsmarkt voldoende sterk kunnen houden of zonodig kunnen versterken. Met de heer Boumans zijn wij van mening dat wij op het punt van het ICT-beleid nog een behoorlijke slag moeten maken. Onze organisatie is op dat punt nog niet op sterkte en nog teveel alleen op lopende beheerszaken gericht. De relatie tussen ons externe en interne ICT-beleid verdient nog aandacht. Daarvan zijn we ons bewust en daarin moeten we de komende tijd extra investeringen plegen. Hij deelt de opvatting van de heer Jaspers dat we niet teveel en te snel moeten monitoren. Verder sneed de heer Jaspers de relatie MT-GS aan. Het College opereert in toenemende mate als een collegiale bestuurdersclub, die zaken in gang probeert te zetten. We hebben altijd het MT als sparringpartner willen zien, maar dat is nog niet echt goed uit de verf gekomen. Daar moeten we met elkaar nog onze weg in vinden en spelregels voor bepalen. In tweede termijn zegt dhr. Werkman (CDA) dat zijn vraag over het bevorderen van de mobiliteit van de medewerkers nog niet is beantwoord. Mw. De Ridder (D66) heeft nog geen antwoord gekregen op haar vraag waarom de kwaliteit van beleid en externe dienstverlening onder punt 3 niet als uitgangspunten zijn opgenomen. Dhr. Jaspers (PvdA) wil nog eens benadrukken dat het voor het totale functioneren van het apparaat heel essentieel is, dat de verhouding tussen het College en het MT heel helder wordt gedefinieerd en ook word vastgelegd. Dhr. Boumans (VVD) heeft nog niet gehoord hoe het nu gaat met de ondersteuning van PS. Verder had hij gevraagd hoe we nu omgaan met de internationale samenwerking in relatie tot de ambtelijke ondersteuning. Dhr. Warris (RPF/SGP) heeft nog geen goed beeld gekregen van de totale kosten. Er wordt in deze voordracht een tekort aangegeven en bovendien schetste de gedeputeerde zojuist nog een aantal aanvullende mogelijke financiële consequenties. Kunnen we nog meer verwachten op dit punt? Wat betreft de cultuurverandering, zou hij dat niet alleen aan de mensen willen overlaten maar toch een aantal spelregels willen afspreken. Dhr. Bleker (ged.) antwoordt in tweede termijn dat waar het gaat om de cultuur, in de competentie profielen die nu in ontwikkeling zijn heel nadrukkelijk ook gedragskenmerken naar voren komen. Ook in de jaargesprekken behoort dat tot de toetspunten. Dus die spelregels zitten op die manier in de organisatie verweven.
12
De twee uitgangspunten die mevrouw De Ridder noemde t.w. kwaltite it van het beleid en externe dienstverlening passen op zichzelf bij de set van uitgangspunten onder punt 3, dus toevoeging daaraan is geen probleem. Dan het punt van de internationale samenwerking. Hij zou dat hier nu even buiten beschouwing willen laten en nog eens nader willen bezien hoe daar nu invulling aan wordt gegeven. Wat betreft de ondersteuning van PS is straks, als de Provinciewet is gewijzigd, sprake van een situatie waarbij het provinciale parlement een eigen griffier heeft met ondersteuning. En elk provinciaal parlement zal aard en omvang van die ondersteuning kunnen bepalen. De voorzitter concludeert dat deze voordracht als B-stuk op de agenda voor de Staten kan worden geplaatst.
11. Mededeling van GS van 16 oktober 2001, nr. 2001-14.043, CB betreffende de Tijdelijke referendumwet. (Nr. 56/2001). De voorzitter geeft aan dat bij de behandeling het concept-initiatiefvoorstel van de D66-fractie kan worden betrokken. Dhr. Slager (GPV) ziet in deze voordracht uitvoerig toegelicht, hoe een en ander tot stand is gekomen. Hij heeft geen behoefte om daar uitgebreid op in te gaan. Wel heeft hij al lezend de conclusie getrokken dat gezien de kosten, de doorlooptijd en de vereiste inspanningen om een referendum tot stand te brengen, wat hem betreft terughoudendheid moet worden betracht met het toepassen daarvan. Wat betreft het concept-initiatiefvoorstel van D66 leest hij in de samenvatting daarvan o.m. dat hieraan de nodige publiciteit moet worden besteed. Uit zijn eerste opmerking zal duidelijk zijn, dat hij weinig behoefte heeft aan uitgebreide publiciteit op dit punt. Hij moet er niet aan denken dat we meerdere referenda in een jaar zouden moeten behandelen en vraagt zich af wat dan zijn taak als statenlid nog is. Dhr. Hollenga (CDA) ziet in deze mededeling niet meer dan hetgeen de wet ons voorschrijft. Het gaat duidelijk om een tijdelijke regeling voor een raadgevend referendum, gebaseerd op een compromis uit 1999. De kans is vrij klein dat we hiermee de komende jaren geconfronteerd zullen worden als je ziet wat er referendabel is. Het enige interessante punt dat ook de burger zou aanspreken is, als we bijvoorbeeld de provincienaam "Groningen" zouden besluiten te wijzigen in "Friesland". Op zich is het raadgevend referendum een vorm van raadpleging van de kiezer waar zijn fractie achter staat. Maar als je dan het voorstel van D66 ziet, slaat dat door naar de andere kant. Want die fractie wil alles referendabel gaan maken en onderbouwt dat met de stelling, dat je op die manier de vertegenwoordigende democratie tot de orde kunt roepen. Naar zijn mening praat je dan niet meer van een raadplegend maar eerder van een correctief referendum. Zijn fractie stemt in met deze mededeling, maar sluit niet uit dat daarover nog eens een nadere discussie komt. Als D66 met een heel goed initiatief komt op basis van een raadgevend referendum, waar helderder in staat wat niet referendabel is, wil zijn fractie daarover nog eens verder discussiëren. Dhr. Gerritsen (PvdA) wil beginnen met het voorstel van D66. Hij kan zich vinden in de toelichting die daar gegeven wordt, waar het gaat om de kloof tussen burger en bestuur. We moeten ons inderdaad druk maken over de vraag of besluiten van ons voldoende draagvlak in de samenleving hebben. Maar het is bekend dat het referendum bij zijn fractie geen weerklank kan vinden. Wij vinden die methode niet goed om een representatief beeld te krijgen van de opvattingen in de samenleving. Omdat daarbij de tegenstem op allerlei oneigenlijke manieren wordt versterkt en uitvergroot.
13 Mw. De Ridder (D66) merkt op dat het hier niet om een raadplegend maar om een raadgevend referendum gaat. Wij gaan niet voorafgaand aan een besluit maar na een door ons genomen besluit de mening van de burgers vragen. Dhr. Hemmes (SP) interrumpeert dat het standpunt dat de heer Gerritsen hier naar voren brengt, alleen de mening is van de PvdA-statenfractie. Want de raadsfractie van de PvdA in Winschoten heeft juist het voorstel gedaan om het referendum in Winschoten te gaan invoeren. Dhr. Gerritsen (PvdA) vervolgt dat het nu helemaal niet gaat om de discussie of we wel of geen referendum moeten houden. Het gaat er nu om dat de wet wordt ingevoerd. Die is aanvaard in de Eerste Kamer, niet lang na de statenvergadering van 4 juli waar wij over dit punt hebben gesproken. De vraag is nu of wij kunnen instemmen met allerlei zaken, die de Tijdelijke referendumwet met zich meebrengt. Wat hem verbaasd heeft, is de enorme druk waaronder dit nu allemaal tot ons komt. Eerst speelde de discussie zich op landelijk niveau af. Later is die discussie verbreed om de crisis op te lossen. Toen is ook gezegd dat dit in gemeenten en provincies moest worden ingevoerd. Dat heeft allemaal met coalitie -overwegingen te maken, heel begrijpelijk, maar dat is vervolgens heel snel de adviesrondes ingegaan. In deze mededeling lees je ook dat het IPO op hoofdlijnen heeft gereageerd op het toen voorliggende wetsvoorstel. Maar waarom heeft het IPO niet geprotesteerd tegen deze gang van zaken? Waarom heeft men niet gezegd eerst de Staten te willen horen? Nu heeft men eigenlijk per kerende post een advies teruggestuurd en dat vindt hij gewoon te kort door de bocht. Toch zijn er over de invoering nog wel een aantal lichtpuntjes te melden. Er is sprake van hoge drempels en daar stemt zijn fractie mee in. Het is vooral goed dat men naar het gemeentehuis of proviciehuis moet om een handtekening te zetten. Ook heel goed is dat GS aankondigen dat als het tot een referendum komt, wij er dan ook hard tegenaan zullen gaan. In ieder geval zal zijn fractie zich daar dan flink in gaan mengen. Over drie jaar wordt er geëvalueerd. Dat zien wij met vertrouwen tegemoet. Tenslotte heeft ook zijn fractie -net als de heer Slager- niet zoveel behoefte aan veel publiciteit op dit punt. Dhr. Boumans (VVD) sluit zich aan bij de visie van de heer Slager. Dhr. Hemmes (SP) zegt dat zijn fractie -zoals bekend- voorstander is van een referendum. Naar zijn mening gaat het nu voorliggende voorstel niet ver genoeg. Maar het voorstel van D66 gaat weer te ver. Wat zijn fractie betreft hoeft niet alles referendabel te zijn. Daar heeft de burger ook helemaal geen behoefte aan. Maar een plan als De Blauwe Stad zou toch een goed voorbeeld zijn geweest. Hij vindt de onderbouwing van het standpunt van de PvdA-fractie over het referendum zeer zwak, vooral waar men het heeft over de percentages. Die discussie is op 4 juli ook in de Staten gevoerd. We hebben het over bestuurlijke vernieuwing, dualisme, mensen meer betrekken bij de politiek. En dan begrijpt hij niets van het standpunt van de PvdA-statenfractie in Groningen. Mw. De Ridder (D66) vraagt waarin de SP-fractie vindt dat D66 te ver gaat. Dhr. Hemmes (SP) zegt dat uit het voorstel van D66 blijkt dat alle PS-besluiten in principe referendabel gemaakt moeten worden. En dat gaat zijn fractie te ver. Burgers hebben er geen behoefte aan om telkens weer naar het stemhokje te moeten. Mw. Bos (GroenLinks) ziet het referendum als een extra mogelijkheid voor burgers om een uitspraak te doen over besluiten van de overheid en die besluiten ook te kunnen wijzigen. Ook zij vindt de opstelling van de PvdA zeer teleurstellend en merkwaardig. Die opstelling verbaast haar des te meer omdat men toch ook in de Werkgroep Bestuurlijke Vernieuwing zit en daar gaat het er juist om de burger dichter bij het bestuur te brengen.
14 Van dit instrument zal inderdaad weinig gebruik worden gemaakt. Dit is ook een heel zwak aftreksel van wat GroenLinks ooit voor ogen had met een referendum. Als je ziet wat er allemaal referendabel is, zoals besluiten over het instellen en wijzigen van statencommissies, het reglement van orde, de rechtspositie voor ambtenaren etc., dan moet je je wel afvragen welke burger daar op zit te wachten. Een heel groot nadeel vindt zij, dat concrete beleidsbeslissingen uit het POP geen algemeen verbindende voorschriften zijn en dus niet referendabel. Dan hebben we het dus over projecten als De Blauwe Stad, Meerstad, de magneetzweefbaan. Maar de provincie geeft in het kader van artikel 19-WRO toch "Verklaringen van geen bezwaar" af, juist om dergelijke projecten mogelijk te maken. Zijn dat dan geen algemeen verbindende voorschriften? Dhr. Calon (ged.) zegt dat een artikel 19-procedure er alleen is om voor kleinschalige ingrepen snel te kunnen afwijken van het geldende bestemmingsplan. Maar grootschalige projecten zullen nooit via een artikel 19-procedure kunnen worden geregeld. Dhr. Bleker (ged.) voegt hieraan toe dat verdere discussie op dit punt ook overbodig is, simpelweg omdat dat dan een GS-besluit betreft en daarbij is de Tijdelijke referendumwet niet aan de orde. Mw. Bos (GroenLinks) zou tenslotte wat het initiatiefvoorstel van D66 betreft graag nog eens wat concreter horen, aan welke referendabele projecten dan gedacht wordt. Aanvankelijk had zij ook de vraag of de uitbreiding van de referendabele besluiten wettelijk wel mogelijk was, maar zij heeft inmiddels begrepen dat dat op grond van artikel 166 kan. Mw. De Ridder (D66) wil hier gelijk op antwoorden. Het initiatiefvoorstel zou tevens een verordening bevatten, die overigens binnen de Trw referendabel zou zijn. Voor het overige hebben de CDA- en GroenLinks-fracties al duidelijk aangegeven dat de Trw vooral besluiten referendabel maakt, die de burger niet raken. Daar schieten we dus niet zoveel mee op. Want de burger wil juist over de onderwerpen waarover men zich druk maakt, invloed kunnen uitoefenen op het beleid. Daar moet een democratisch orgaan ook voor open staan. De gang van zaken bij de Grote Markt is het voorbeeld geweest, van hoe goed een referendum kan werken. Wij willen dus alle burgers in de provincie de gelegenheid geven om op deze manier invloed op het provinciale beleid uit te oefenen. Vandaar dat wij het initiatiefvoorstel in concept in deze commissie hebben ingebracht. In concept omdat wij hiermee graag een meerderheid halen en ook wel eens willen peilen hoe iedereen hierover denkt. Zij begrijpt dat er naast D66 nog drie fracties positief tegenover dit voorstel staan. Met deze fracties wil zij graag in gesprek gaan om na te gaan hoe we een referendumregeling kunnen opstellen, die vooral ook de instemming van de CDA- en SP-fractie zou kunnen krijgen. Zij zou daarover graag in tweede termijn al wat meer duidelijkheid krijgen. Er is gezegd dat het D66-voorstel niet duidelijk is, maar we zijn juist heel duidelijk met ons voorstel. Alle besluiten zijn daarin namelijk referendabel, dus over elk besluit waarover de burger zich druk maakt, kan een referendum worden aangevraagd. We lopen niet het risico dat de burger nu ineens heel vaak naar de stembus zou moeten, want als je kijkt naar de opkomstdrempels zijn er voor de eerste aanvraag -het inleidend verzoek- bijna 1.500 handtekeningen nodig. En voor het definitieve verzoek zijn in de provincie Groningen ca. 22.000 geldige steunverklaringen nodig. Dus alleen voor onderwerpen waarover de burger zich echt druk maakt, zal men die moeite willen doen. Al met al heeft haar fractie dus een simpel en overzichtelijk voorstel gedaan, dat bovendien goed te communiceren valt. En graag hoort zij met name van de CDA- en SP-fractie, welke kant men op denkt.
15
Dan zegt het College dat er nog geen financiële consequenties hoeven te worden getrokken. Haar fractie vraagt zich toch af of dit dan niet in de risico-paragraaf moet worden opgenomen of dat daarvoor een reservering wordt gemaakt. Straks moet er per besluit gekeken worden of iets referendabel is of niet, dus zal er per besluit gecommuniceerd moeten worden. Dit zal toch een dusdanige verhoging van de communicatiekosten met zich meebrengen, dat het College daarvoor een verhoging van dat budget in de begroting zou moeten voorstellen. Uit de Integrale Bijstelling blijkt er f 2,74 miljoen aan de begrotingsruimte voor 2002 wordt toegevoegd. Misschien is het wel handig om een deel daarvan te benutten om de nieuwe regelgeving omtrent het referendum duidelijk te communiceren naar de burgers. Dhr. Bleker (ged.) stelt vast dat deze mededeling op zeer brede steun van de Staten mag rekenen. Er zijn nauwelijks inhoudelijke vragen over gesteld, behalve de vraag van mevrouw De Ridder over de extra voorlichtingskosten. Maar er is geen sprake van een wezenlijke kostenverhoging. Wij vinden het verstandig om op het moment dat een referendum zich aandient, dat dan in onze reguliere plannings- en begrotingscycli te verwerken. Bovendien hebben wij altijd posten zoals Onvoorzien, waaruit dekking dan zou kunnen plaatsvinden. Voor het overige volgt het College met interesse de discussie die zich hier nu afspeeelt. Hij heeft wel de indruk dat de opwinding over een referendum in Nederland aanmerkelijk groter is dan in vele andere landen, waar zo'n referendum regelmatig plaatsvindt. Wat betreft de opmerking van de heer Gerritsen over het IPO-advies richting BZK, moest het IPO op heel korte termijn reageren. Daarbij heeft ook realiteitszin een rol gespeeld. Het wetsvoorstel waarover wij moesten adviseren, was de resultante van een politieke coalitie, een lijmactie. Wij hadden niet de indruk dat daarover nog heropening van de beraadslagingen zou plaatsvinden. Daar kwam bij dat binnen de provincies de opvatingen over wel of niet een referendum ook variëren. Dus het was ook een onderwerp dat meer door partijpolitieke opvattingen wordt bepaald, dan door de bestuurslaag provincie -gemeente. Daarom hebben we daar vanuit het College en het IPO-AB verder ook geen punt van gemaakt. Dhr. Gerritsen (PvdA) kan zich daar op zich iets bij voorstellen. Maar hij stelt wel vast dat de Staten pas in een heel laat stadium geïnformeerd zijn dat dit advies afgegeven was. Het IPO had ook kunnen protesteren tegen de korte tijd die gegeven was voor een advies en kunnen aangeven dat de Staten hier nog bij betrokken moesten worden. Dhr. Bleker (ged.) geeft toe dat de informatievoorziening naar de Staten toe op dit punt ontoereikend is geweest. Dhr. Hollenga (CDA) begrijpt heel goed de nieuwsgierigheid van D66 om te horen waar zijn fractie de grens heeft gelegd, maar die grens hebben we op dit moment nog niet gelegd. Hij heeft zich naar aanleiding van deze mededeling nog eens goed laten voorlichten in dit huis en de conclusie getrokken, dat de kans dat er een referendum komt nihil is. D66 wil nu alle PS-besluiten referendabel maken. Zijn fractie kan niet goed overzien wat nu wel of niet referendabel gemaakt moet worden. Wij zijn ook bezig om ons te oriënteren op wat er op dit moment in andere provincies gebeurt. Daar heeft men ook niet even op een achternamiddag een verordening gemaakt. Dus hij wacht de verdere initiatieven van D66 af en zijn fractie gaat zelf ook verder. Dhr. Hemmes (SP) kan op zich wel ver meegaan met D66 waar het gaat om een referendum, maar hij is toch bang dat het trekken wordt aan een dood paard. We zullen misschien nog een kleine kans maken als er door D66 een goed voorstel -eventueel samen met andere partijen- wordt voorbereid en daarover dan in de Staten hoofdelijk wordt gestemd. Want hij wil toch wel eens zien wie er nu precies tegen een democratisch referendum zijn.
16
Mw. De Ridder (D66) wil zelf ook graag die hoofdelijke stemming. Zij zal contact opnemen met de andere partijen om te kijken hoe het initiatiefvoorstel er het beste uit kan zien. De voorzitter concludeert dat dit een B-stuk kan worden. 12. Brief van GS van 2 november 2001, nr 2001-17.187/44/A.37, CB betreffende Plan van aanpak pilotproject Duale Provincies. Wordt nog toegezonden.
13. Brief van GS van 12 november 2001, nr. 2001-15.716/44, CC betreffende Evaluatie ViaDorkwerd en Blue Moon. Wordt nog toegezonden.
14. Voordracht van GS van 16 oktober 2001, nr. 2001-15.732, RMA tot wijziging van de Verordening op de heffing en invordering van de nazorgheffing gesloten stortplaatsen provincie Gronngen. (Nr. 52/2001). Geen opmerkingen.
15. Brief van GS van 2 november 2001, nr. 2001-16.578/44/A.52, RRL betreffende Meefinanciering integraal project inrichting Westerbroekste rmadepolder en Krops wolderbuitenpolder (Rolkepolder) voor natuur, recreatie en waterberging. Geen opmerkingen.
16. Brief van GS van 2 november 2001, nr. 2001-4100b/41/A.12, CC betreffende subsidie aanvraag DelfSail 2003 o.g.v. Criteria Grote Evenementen. Wordt nog toegezonden.
17. Brief van GS van 12 november 2001, nr. 2001-16.132a/42/A.28, CC betreffende subsidie toekenning Festival di Gironingen 2002. Wordt nog toegezonden.
17 18. Voordracht van GS van 30 oktober 2001, nr. 2001-15.706, CMB betreffende de Integrale Bijstelling van de Begroting 2001 (5 e wijziging Begroting 2001 en 1e wijziging Begroting 2002). (Nr. 58/2001). Dhr. Calon (ged.) heeft voorafgaand aan de behandeling een mededeling te doen. Gistermiddag is hij geïnformeerd over een fout die in de organisatie is gemaakt m.b.t. de kosten van een digitale telefooncentrale. Er wordt namelijk een nieuwe digitale telefooncentrale gekocht; de bedoeling was om dat volgend jaar bij de Voorjaarsnota te regelen. Daarom was dit ook niet opgevoerd bij de Integrale Bijstelling. Nu heeft KPN het onderhoudscontract van de oude telefooncentrale per 1 maart a.s. opgezegd. Met de nieuwe digitale telefooncentrale is een enorm bedrag gemoeid en daarom wordt dit een Europese aanbesteding. Met die aanbesteding moeten de mensen nu aan de gang. Het lijkt hem de wijste weg om hiervan op dit moment mededeling te doen, te proberen om e.e.a. op een begrijpelijke manier in een brief of aanvullende voordracht te verwerken en dat -als u hiermee kunt instemmen- nog onder deze Integrale Bijstelling te brengen. Dat betekent wel dat dit punt pas op 4 december a.s. in het College komt en dat dan ook pas de brief kan uitgaan, dus heel kort voor de statenvergadering van 12 december a.s. Financieel betekent dit structureel een hogere jaarlast van f 254.000,-. We kunnen dit alleen voorkomen door nu tegen redelijk hoge kosten het onderhoudscontract met KPN toch te verlengen, zodat je de hele zaak 3-6 maanden naar achteren kunt schuiven. Maar omdat de oude centrale toch vervangen moet worden door een nieuwe digitale centrale, lijkt hem dit de beste oplossing. Dus hoewel dit ingaat tegen alle procedures, hoort hij graag of de fracties met dit voorstel kunnen instemmen. Dhr. Slager (GPV) kan instemmen met deze Integrale Bijstelling. Het past geheel in het beeld van de andere jaren. Daarop is één uitzondering namelijk de ontwikkelingen rond de Kompasgelden. Daar is duidelijk sprake van een vertraging van de activiteiten. De redenen daarvoor zijn aangegeven dus dat is voor zijn fractie voldoende verklaard. Dhr. Werkman (CDA) kan namens zijn fractie met de voorliggende bestedingsvoorstellen instemmen, onder de kanttekening die hij bij agendapunt 16 al plaatste m.b.t. het voorschot DelfSail2003. Naar de mening van zijn fractie zou dat in feite toch anders moeten. Verder stelt het College voor om het uiteindelijke overschot te bestemmen bij de jaarrekening 2001. Tot dusverre was dat niet gebruikelijk en naar zijn mening kiest het College hier nu de juiste lijn. Al met al kan zijn fractie met deze voordracht instemmen. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) komt bij de Groninger Veemarkt tegen dat er f 150.000,- terugvloeit van de toegezegde f 500.000,-. Waarom vloeit niet de volledige f 500.000,- terug? Hij had toch de indruk dat het ging om een investering voor een geheel nieuw veemarktgebouw. Dat gaat nu niet door. Zouden wij daarom niet een claim kunnen leggen bij de gemeente Groningen, die in feite het project heeft stopgezet. Op blz. 8 komt hij het managementcontract DWK tegen, waarbij er op een andere manier met accressen wordt gewerkt. De achtergrond daarvan wil hij graag toegelicht hebben. M.b.t. de externe adviseurs (blz. 6) kan worden geconstateerd dat daar veel extra geld naar toe gaat. Die trend is al eerder aan de orde geweest en het is de vraag of wij daarin niet enige matiging zouden moeten betrachten. Wat betekent dit nu structureel, want hij krijgt de indruk dat naar een structurele ophoging wordt toegeredeneerd. Dan ligt er m.b.t. de MKZ kennelijk een claim bij LNV namens de gezamenlijke provincies. Als de kans dat deze claim gehonoreerd wordt nul is, zoals wordt gesteld, dan is dit dus geen risico meer maar een zekerheid en zou dit gewoon verwerkt moeten worden.
18 Voor muskusrattenbestrijding wordt f 160.000,- opgevoerd vanwege de MKZ-crisis. Hij begrijpt die relatie niet. Zijn fractie ziet al met al deze voordracht graag als A-stuk voor de Staten geagendeerd. Dhr. Jaspers (PvdA) leest m.b.t. de Cofinanciering Kompas dat wij moeten herschikken, omdat niet voldaan wordt aan de criteria voor de cofinanciering. Vervolgens wordt dit ten laste van het flexibel budget gebracht. (ICT-Kenniscentrum f 200.000,- en Erfgoedlogies particulieren f 700.000,-). Dat zijn enorme bedragen in relatie tot de omvang van het flexibel budget. Is het zo, dat dergelijke gevallen dan voor 100 % voor rekening moeten komen van het flexibel budget? Naar zijn mening moet dat geen automatisme zijn. Ten tweede is het m.b.t. de toewijzing van de bestedingsruimte en de bestedingsvoorstellen niet alleen zo, dat projecten zijn uitgesteld. Er valt nu wat betreft de bestedingsvoorstellen voor 2001 een verschil van ca. f 6,5 miljoen te constateren t.o.v. de Voorjaarsnota (tabel 1 en 2). De bedoeling voor 2001 was f 10 miljoen aan bestedingsvoorstellen, er liggen nu voorstellen tot f 3,4 miljoen en er is dus een verschil aan verwachte bestedingsvoorstellen van f 6,5 miljoen. Die zie je ook niet terug in 2002 en 2003. Bij de onder 4.2. genoemde subsidieverschuivingen van 2001 naar 2002 binnen de subsidie programma's landinrichting, PLOP en GeBeVe speelt iets soortgelijks. Blijkbaar heeft men moeite met het bedenken c.q. het planklaar maken van projecten. Ook bij de begrotingsbehandeling heeft zijn fractie dit punt al expliciet aan de orde gesteld. Dus opnieuw vraagt hij of we toch geen problemen hebben om de juiste projecten in het kader van de doelstellingen van het Kompas te krijgen. Tot slot wijzigen de economische vooruitzichten zich nadrukkelijk. Wat is de inschatting op dit moment van het College waar het gaat om de consequenties hiervan voor het provinciale accres? Mw. Waal (VVD) heeft namens haar fractie een aantal opmerkingen en vragen. Het Kompas voor het Noorden lag niet op koers. Hoe loopt het nu? Het begrotingssaldo van f 2,74 miljoen gaat naar het flexibel budget. Er wordt gezegd dat er bij de Voorjaarsnota ideeën over de invulling daarvan worden gepresenteerd, maar eigenlijk liggen die er al wel. De MKZ-crisis heeft f 675.000,- gekost. LNV geeft kennelijk niet thuis, maar kunnen we daar niet iets aan gaan doen? Geld voor opleidingen gaat naar het personeelsfeest. Dat kan toch eigenlijk niet. Verder is deze voordracht doorspekt met nieuwe toerekeningen van apparaatskosten. Zij kan het allemaal nauwelijks meer volgen. Op blz. 35 wordt gesproken over bedrijfsverplaatsing Felland, waar waarschijnlijk bedrijventerrein Felland is bedoeld. Tenslotte mag de afkortingenlijst wel weer eens geactualiseerd worden. Wat betreft de digitale telefooncentrale kan haar fractie instemmen met de door de gedeputeerde voorgestelde procedure. Dhr. Calon (ged.) gaat allereerst in op het Kompas-programma. Daar zit inderdaad vertraging in. Hij heeft overigens niet het idee dat dat niet goed zal komen. Het College vindt wel dat het niet makkelijk is. We lopen tegen zeer veel regels aan, maar dat is een back-office-probleem. Met het nieuwe financiële systeem, waar het projectregistratiesysteem in komt, denkt hij het back-office-probleem beter te kunnen tackelen. Vanuit het werkveld komen er genoeg projecten. Er is één loket en je ziet de laatste tijd ook meer binnenkomen. Er zit een aantal hele grote projecten in de pijplijn die hier nog niet eens bij staan, dus hij heeft niet het idee dat dat verkeerd zal gaan. Maar het back-office-probleem is door ons en ook door de medewerkers stevig onderschat.
19 Dan de Groninger Veemarkt. De heer Van der Ploeg heeft gelijk dat voor investeringen in de nieuwe veemarkt f 500.000,- beschikbaar was gesteld. Men was met de bouw van de nieuwe veemarkt begonnen, toen vervolgens de MKZ-crisis uitbrak. Daarop gingen de veemarkten dicht en heel lang is gedacht dat de veemarkt in Groningen wel weer open zou gaan. Dus er is doorgebouwd. Op een bepaald moment werd duidelijk dat de veemarkt niet meer open zou gaan. Toen was er op dat moment al voor ca. f 200.000,- verspijkerd. Het lag in de lijn dat daar nog eens f 150.000,- bij zou komen. Daar kon men eigenlijk niet meer onderuit. Dus het verschil tussen die f 500.000,- en f 350.000,- vloeit terug. We hebben daar met de gemeente Groningen wel een stevig gesprek over gevoerd, maar we vonden het niet reëel en redelijk om nu de volledige f 500.000,- terug te vorderen. Het antwoord op de vraag over de aanpassing van de accressen op basis van het managementcontract DWK zal aan het verslag worden toegevoegd. (Noot secr.: Zie bijlage I). Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) merkt op dat hij alleen bedoeld heeft te zeggen dat uniformiteit in het toepassen van accressen de voorkeur van zijn fractie heeft. Dhr. Calon (ged.) vervolgt met de vraag of de inschakeling van externe adviseurs trendmatig wordt. Hij gelooft dat niet. Dit jaar komt de ophoging van het budget deels door de Commissie Beleidsonderzoek maar ook door een heel groot gedeelte Blauwe Stad. Hij verwacht niet dat we volgend jaar weer dit soort grote incidentele zaken zullen krijgen. In z'n algemeenheid kun je overigens wel zeggen dat inhuur van externe adviseurs steeds duurder wordt, dus in die zin is er wel sprake van een trendmatige verhoging waar het gaat om de basisbehoefte aan advisering door externe deskundigen. Over de MKZ-claim bij LNV is inderdaad door het College een discussie gevoerd. We wisten dat die claim geen grote kans maakte, maar als je daarover in provinciaal verband gaat praten met LNV is het niet zo slim om dat dan in je eigen stukken alvast te gaan afboeken. Inmiddels is dit overigens in het IPO gestrand en de claim zal dus definitief niet gehonoreerd worden. Deze meerkosten zullen dus gewoon verrekend moeten worden. Dan de relatie tussen de muskusrattenbestrijding en de MKZ-crisis. Door de MKZ-uitbraak is de muskusrattenbestrijding een tijdlang stil komen te liggen. Daardoor kon de muskusrattenpopulatie zich ongestoord uitbreiden en moet nu naast het in kortere tijd uitvoeren van de oorspronke lijk geplande werkzaamheden, ook nog extra ingegrepen worden om deze effecten te bestrijden. Dat brengt dus extra kosten met zich mee. Dan heeft de heer Jaspers gevraagd of projecten die oorspronkelijk zijn geoormerkt als te financieren uit de Cofinancie ring Kompas en die nu blijken niet aan de criteria te voldoen, dan ook automatisch uit het flexibel budget gefinancierd moeten kunnen worden. Het is geen automatisme om dat dan maar uit het flexibel budget te doen. Je moet wel kijken of het niet onder CESI of onder IIE kan worden ondergebracht. Maar als wij op een gegeven moment hebben ingestemd met een projectvoorstel waar de provincie bijvoorbeeld f 700.000,- aan zal bijdragen, kunnen we niet meer de afweging maken of we die hele f 700.000,- wel moeten opbrengen. We kunnen dan alleen nog maar de afweging maken, waar we dat project dan elders zullen onderschuiven als het niet uit de Cofinanciering Kompas kan. Of we gaan de criteria oprekken; dat is vorig jaar ook gebeurd. Dan zegt de heer Jaspers vervolgens ook dat hij de bestedingsvoorstellen die vervallen, de komende jaren niet ziet doorwerken. Hij zal dat nog eens nader bekijken en het antwoord aan het verslag toevoegen. (Noot secr.: Zie bijlage I).
20 Het personeelsfeest is gisteravond gehouden en het zou best eens zo kunnen zijn, dat een dergelijk personeelsfeest meer effect heeft voor de verplatting en integraliteit van werken dan alle nota's bij elkaar. Felland is inderdaad een bedrijventerrein. De toerekening apparaatskosten is een vrij technisch verhaal. Tenslotte zulen we de afkortingenlijst controleren en als daar voldoende aanleiding voor is, zulen we volgend jaar een nieuwe uitbrengen. In tweede termijn zegt dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) dat hij geen probleem heeft met de procedure die de gedeputeerde voorstelt m.b.t. de digitale telefooncentrale. Dhr. Jaspers (PvdA) is benieuwd naar een verklaring van het verschil tussen tabel 1 en tabel 2, met name waar het gaat om de bestedingsvoorstellen 2001 Cofinanciering Kompas. Daar zit een verschil tussen van f 6,5 miljoen. In de tweede plaats is het zo dat, ook al heb je besloten om aan iets mee te doen, op de achtergrond bij de besluitvorming altijd de wijze van financieren meespeelt. Als je middelen hebt in het kader van de cofinanciering, is dat bestuurlijk een andere beslissing dan dat je iets voor 100% ten laste moet laten komen van het flexibel budget. Het gaat hier nu zomaar om een bedrag van ca. f 1 miljoen dat overgeheveld wordt naar het flexibel budget en met dat automatisme is hij het niet eens. Dat onderscheid moet je wel handhaven. Graag komt hij daarop een andere keer nog eens terug. Dhr. Warris (RPF/SGP) zegt dat hij begrepen heeft dat de bijdrage van f 100.000,- aan de Stichting Schaak inmiddels is komen te vervallen vanwege het niet doorgaan van het Europees schaakkampioenschap. Verder wil hij toch even wijzen op de onduidelijke discussie die bij de begrotingsbehandeling heeft plaatsgevonden m.b.t. de Groninger veemarkt. Hij heeft toen gevraagd naar de investeringen daarin vanuit de provincie. Gedeputeerde mevrouw Jansen heeft daarbij aangegeven dat dat niet het geval was. Nu blijkt ineens dat we hier f 350.000,- bij inschieten. Dhr. Calon (ged.) kan op dat laatste geen antwoord geven. Dan zou hij naar de handelingen moeten kijken. Inderdaad zal de bijdrage van f 100.000,- aan de Stichting Schaak waarschijnlijk niet doorgaan. Dat vindt u dan bij de rekening terug. De vraag van de heer Jaspers over het verschil tussen tabel 1 en 2 zal via het verslag worden beantwoord. (Noot secr.: Zie bijlage I). Dan wil hij nog even terugkomen op de kwestie die door de heer Jaspers naar voren wordt gebracht over de cofinanciering en het flexibel budget. Inderdaad is het soms zo, dat de Staten makkelijker een besluit nemen als het uit de Reserve Cofinanciering Kompas komt dan wanneer het uit het flexibel budget zou komen. Bij ons is het ook niet zo dat als het niet uit de cofinanciering kan dan automatisch naar het flexibel budget wordt gekeken. Dan kijken we eerst of het uit de fondsen CESI of IIE kan. Maar aan de andere kant kunnen we ook niet terugkomen op een eenmaal genomen besluit om een bepaald bedrag beschikbaar te stellen. Wat betreft de ontwikkelingen naar de toekomst toe, maakt hij zich daar zorgen over. De ruimte bij de komende Voorjaarsnota zal minder groot zijn dan veel mensen nu misschien nog verwachten. Tot nu toe is het de laatste jaren steeds meegevallen maar deze keer zou dat wel eens kunnen tegenvallen.
21 De voorzitter concludeert dat deze voordracht op verzoek van de GroenLinks-fractie als A-stuk zal worden geagendeerd voor de eerstkomende statenvergadering.
19. Rondvraag. Hiervan wordt geen gebruik gemaakt. 20. Sluiting. De voorzitter sluit de vergadering om ca. 18.30 uur.
22
Toezeggingenlijst Commissie Bestuur en Financiën.
1. De commissie zal in het kader van de overboeking kredieten worden geïnformeerd over collegebesluiten m.b.t. projecten, waarvan pas na de vaststelling van de Integrale Bijstelling blijkt dat uitvoering niet meer in het lopende jaar kan plaatsvinden en waarvoor meteen aan het begin van het nieuwe jaar een budget beschikbaar moet zijn. (Cie. BF 19-1-2001; CM). 2. De commissie wordt nog in 2001 geïnformeerd over het ICT-beleid. (Cie. BF 14-9-2001; CD). 3. Nog in 2001 zal een notitie worden uitgebracht m.b.t. "corporate volunteering" (vrijwilligerswerk in diensttijd). (Cie. BF 14-9-2001; CMB). 4. Najaar 2001 zal de commissie worden geïnformeerd over de ontwikkelingen m.b.t. het ziekteverzuim in de provinciale organisatie. (Cie. BF 11-5-2001; CMB). 5. Met ingang van de jaarrekening 2001 zal jaarlijks bij de rekening een overzicht worden gegeven van de stand en aangegane verplichtingen m.b.t. de bestemmingsreserves Co-financiering Economische en Sociale Infrastructuur, Investeringen Infrastructuur en Economie en Co-financiering Kompas. (Cie.BF 11-5-2001; CM).