Culemborg, 21 augustus 2016 Tekst: Lucas 13: 22-30 Thema: ‘De smalle deur’ Voorganger: ds. Henri Veldhuis
Gemeente van onze Heer, Jezus Christus, Over vier weken, op zaterdag 17 september, is er hier in kerk een Lutherfeest, dat wordt georganiseerd door de landelijke Raad van Kerken en de Culemborgse Roos. Het is dan ‘Luther light’, een lichtvoetige opmaat voor de internationale herdenking van 500 jaar Reformatie in 2017. Anders dan Calvijn heeft het leven van Luther aspecten waar je inderdaad wel een licht programma van kunt maken, zoals zijn kerkmuziek, zijn huwelijk, eten, drinken en kletsen aan tafel. Een ‘amuse’ dus over de lichte Luther, alhoewel . . . ik las dat het eerste deel van de tafelgesprekken op 17 september zal gaan over de vraag: “Is het geloof radicaal?” Dat is geen lichte vraag, maar wel één die je naast de tekst van deze morgen kunt leggen. Want in dat verhaal krijgt Jezus een vraag die voor Luther de vraag van zijn leven was. Een omstander vraagt aan Jezus: “Heer, zijn er maar weinigen die worden gered?” Misschien werd die vraag gesteld als begin van een theologische steekspel. Kan ook zijn dat die vraag oprecht was, als de vraag van elk mensenhart, de vraag namelijk wat jij betekent voor God en de mensen. Mag ik er zijn? Gunt God mij het geluk, nu en later in zijn Koninkrijk? Is zijn eeuwig leven ook voor mij, of alleen maar voor een paar uitverkorenen? “Hoe vind ik een genadig God?” Zo kennen wij die vraag in de taal van Luther. Hoe vind ik een God die mij liefheeft en vergeeft, ondanks alles waarin ik tekort schiet? Die vraag is geen ontdekking van Luther, want die beroert alle mensen van alle tijden. In elk contact met God en de mensen zoeken wij naar bevestiging, hopen we gehoord en gewaardeerd te worden. We kunnen er mee worstelen, of we wel waardevol zijn; of we blij mogen zijn met onszelf. Wat jammer dat juist die vraag tot zo’n grote kerkscheuring heeft geleid. Hoe treurig dat we elkaar de tent uitvechten als we zoeken naar God als grond ons bestaan en naar bevestiging bij elkaar. Hoe antwoordt Jezus als Hem dat gevraagd wordt: "Heer, zijn er maar weinigen die door God worden gered?" Volgens de Farizeeën van die tijd luidde het antwoord ronduit ‘ja’. Het zijn inderdaad maar weinigen, want je kon volgens hen alleen gered worden als je leefde volgens de vele geboden van de bijbel, een streng programma dat de Farizeeën niet alleen zichzelf maar ook het gewone volk wilden opleggen. Het volk voelde wel, dat het daar niet aan kon voldoen: nooit werken op sabbat, al die reinigingswetten in acht nemen, al je driften en verlangens streng in toom houden. Wie kan dat? Dus ja, als jij jezelf dan voelt staan voor de rechterstoel van zo’n strenge God, dan kun je - net zoals Luther - wel bang worden. En dan krijg je elke dag het gevoel dat je faalt, dat je niets voorstelt in vergelijking met echt vrome mensen. Welnu, als ruimdenkende protestanten van onze tijd rekenen we erop dat Jezus de deuren van Gods genade wijd open zal zetten met een hartelijk antwoord: “Nee hoor, God houdt van alle
mensen, en uiteindelijk zal het met iedereen goed komen.” Zo zijn we graag kerk in deze tijd: open en gastvrij, iedereen mag erbij horen, zeker nu onze kerken steeds kleiner worden. Maar zo ruimhartig antwoordt Jezus dus niet. “Strijdt om in te gaan door de enge poort”, zo staat er in de oude vertaling, wat misschien doet denken aan strenge preken van vroeger die ons ervoor waarschuwden niet gemakkelijk te denken over de genade van God. Jezus gebruikt niet het beeld van grote deuren die wijd opengaan, maar van een smalle deur ... erger nog: een gesloten deur. Op een gegeven moment gooit de Heer van het huis de deur in het slot, zodat je er niet meer in kunt. Nou, wat kun je dáár nog mee als modern protestant? Iedereen verdient toch een nieuwe kans? Je kunt toch altijd weer een beroep doen op Gods vergeving? Hebben we juist dat niet van Luther en Calvijn geleerd? Hoewel ... van hen kregen we ook de leer van de dubbele predestinatie, die betekent dat een relatief klein aantal mensen door God is uitverkoren, terwijl de andere mensen voor altijd zijn verdoemd. Daar raak je wel van in de war. Hoe zit dat nou? Laten we het maar houden bij een ‘Luther light’ of een ‘Calvijn light’, want je komt er toch niet uit. Maar dat is te kort door de bocht; de bijbeltekst verdient een betere kans. Om te beginnen is het goed te beseffen dat Jezus niet vertelt in dogmatische taal, maar in beelden en gelijkenissen. In deze preek blijf ik ook dicht bij die taal. Belangrijk om dan het springende punt te zoeken dat Jezus wil maken, zonder van de hele gelijkenis een geloofsleer te maken. Waarom wordt die smalle deur op een gegeven moment dicht gegooid? Nou, Jezus zegt het heel duidelijk: Je komt er niet in als je hoort bij de rechtsverkrachters. Laat ik een vergelijking maken: Honderdduizenden vluchtelingen uit Afrika en Azië proberen asiel te krijgen in Europa, maar wij hebben van de toegang tot Europa een hele kleine deur gemaakt. En wie komen er in ieder geval niet in? Terroristen van Isis en andere extremistische groepen. Want één ding staat voorop na de aanslagen in Parijs, Brussel, Istanbul, Nice, Rouen en Anstadt: We willen een veilig Europa. Daarom is de poort naar Europa heel klein gemaakt, en moeten duizenden mensen letterlijk strijden om binnen te komen. Zo bewaakt God ook zo zijn eigen Koninkrijk. Het kan niet zo zijn dat onbekeerde rechtsverkrachters tussen de slachtoffers komen te wonen in de straten van Gods Koninkrijk. Egoïsten, onderdrukkers, uitbuiters en racisten wordt de toegang ontzegd. Natuurlijk moet de Heer van dat huis buitengewoon streng zijn, want het gaat om de vrede en veiligheid van zijn Koninkrijk. Hij zal daarom onze diepste bedoelingen toetsen voordat we worden toegelaten tot het grote feest van zijn vrede. Wij bewaken de grenzen van een vrij en veilig Europa. Laten we blij zijn dat God zelf de grenzen van zijn Koninkrijk bewaakt. Maar hoe kom je er dan wel in? Wat is het karakter van die smalle toegang, de enige deur waardoor je binnen komt? Nou die deur is alleen voor mensen - hopelijk heel véél mensen - die beseffen dat jij je eigenwaarde niet zelf kunt en hoeft te verdienen, - dat jij je zelf niet groot hoeft te maken tegenover God en ten koste van anderen. De kleine deur is groot genoeg voor mensen die geloven dat ze toch al kostbaar zijn in de ogen van God, en in de ogen van mensen die van je houden. Al vanaf de eerste dag van je bestaan 2
ben je waardevol door de waarde die de Schepper jou heeft toegekend. Daar kun je niks aan doen, en daar hoef je niks aan te doen. Zonder ballast, zonder je groter te maken, kun je door die kleine poort van Gods grote liefde. Waarom kan het dan toch een strijd zijn, zoals Jezus zegt, om door die poort binnen te komen? Omdat we ondanks de liefde van God en anderen toch zó kunnen twijfelen aan onszelf. Omdat angstig eigenbelang ons kan aansporen toch maar te proberen onszèlf waar te maken ten koste van anderen. Alle mensen en volken die egoïstisch strijd voeren met anderen - en misschien horen wij daar ook bij -, zijn ten diepste onzeker over zichzelf en hun eigenwaarde. Daarom is er oorlog, zelfs tussen gelovigen. Daarom willen wij ons misschien ook Gods Koninkrijk binnen vechten. Maar we komen er niet in, want de Heer van de gelijkenis bewaakt de veiligheid van zijn Koninkrijk. Zijn afwijzing is dus geen vorm van zuinige genade. Hij wil voor ieder mens alleen maar het goede, en dat kan alleen via die poort voor mensen die eenvoudig, zelfkritisch, afhankelijk en gastvrij kunnen zijn. Als je dat begrijpt, zie je ook hoe gastvrij die smalle deur eigenlijk is. Want als dat de poort is van de liefde mag iedereen erdoor heen die de liefde haar werk laat doen in jouw leven, ook in de vergeving van verkeerde dingen die je hebt gedaan, ook in de strijd met je verslavingen, ook in je dienst aan de naaste. Daarom eindigt de gelijkenis van Jezus, die zo streng lijkt te beginnen met een smalle en zelfs gesloten deur, zo breed en gastvrij als maar kan. Want, zo zegt Jezus, uit alle windstreken zal ik ze ontvangen: rijken en armen, hoeren en tollenaars, mannen en vrouwen, hetereo’s en homo’s, Joden en Palestijnen, blanken en zwarten, Europeanen en Arabieren. Het doet er niet toen, als je maar binnen wilt gaan door die poort: de poort van de liefde. Het is een deur die smal kan lijken omdat je alles waarmee jij jezelf hebt op opgetuigd en opgedirkt moet afleggen. Het is allemaal niet nodig voor God en de naaste. “Mijn God, wat een opluchting: het is allemaal niet nodig.” Geen deur zo ruimhartig als die smalle deur van de belangeloze liefde. Wij vinden dat de grenzen van Europa streng bewaakt moeten worden door smalle poorten, zodat we veilig blijven in de straten van Amsterdam, Parijs en Brussel. En dat is ook vanuit het evangelie gezien een goed uitgangspunt. Maar zouden onze Europese poorten ook niet kunnen leren van die smalle poort van Gods Koninkrijk? Hoe gastvrij en ruimhartig zijn we zèlf, wanneer we ons druk maken over zo’n strenge gelijkenis met een smalle deur? Die kleine poort van God zou wel eens veel gastvrijer kunnen zijn dan de poorten van Europa. Dus als wij het al zo moeilijk hebben met ons asielbeleid, waarom dan zo snel opgewonden over het toelatingsbeleid van God? Ik zei het al: Jezus spreekt in de beeldtaal van gelijkenissen. Daarom heb ik nog een andere gelijkenis gelezen die Jezus kort erna vertelt. Daar wordt een brede kring van mensen ruimhartig uitgenodigd voor de maaltijd van het Koninkrijk. Maar ze komen niet. Iedereen heeft het te druk met zijn eigen werk, eigen relaties, eigen vrijetijdsbesteding. Geen tijd voor het feest van de naastenliefde, geen tijd voor de liturgie van eerlijk delen, geen tijd voor de bedoelingen van God. “Geen tijd”, dat is misschien ook het refrein van onze tijd.
3
En wat doet de Heer dan van die gelijkenis? Nou, hetzelfde als in die eerdere gelijkenis: Van heinde en ver worden alle armen, zieken en verstotenen uitgenodigd die wèl willen komen, die wel mee willen doen aan het feest van samen delen, aan de liturgie van recht en waarheid, aan de herdenking van Gods grote Reformatie van deze wereld, waarmee alles wordt recht gezet. In deze gelijkenis wijst God niemand af, niemand wordt weggestuurd. De mensen die er niet bij zijn, hebben zichzelf uitgesloten. Zulke mensen die niet mee willen vieren, die het feest alleen maar zouden bederven, wil God er ook niet bij hebben. Zijn afwijzing is dus altijd de keerzijde van onze afwijzing. Bij God begint het altijd bij zijn Ja-woord, zijn onvoorwaardelijke liefde voor elke mensenkind. Als we dat jawoord van de liefde toch een te smalle deur vinden, en willen leven voor eigen rekening ten koste van anderen, dan sluiten we onszelf buiten. Dan komen we er niet in, want we zouden het feest alleen maar bederven. Dat is de kern van de Reformatie van Luther en Calvijn: dat onze eigenwaarde verankerd ligt in Gods liefde en genade, - dat onze diepste levensangst daarin tot rust mag komen. Wel verdrietig dat in de kerken van de Reformatie de nadruk op Gods genade vaak is doorgeschoten in een strenge leer van verkiezing en verwerping, waardoor het geloof toch weer angstig werd. Zulke strijd over ‘dubbele predestinatie’ is trouwens na de Reformatie ook nog weer gevoerd binnen de Rooms Katholieke kerk zelf. Laten we nooit meer overgaan tot kerkscheuring over de diepste levensvraag van elk mens, gelovig of niet, de vraag die Jezus tot een laatste antwoord brengt in de liefde van God. Wat mij betreft is er weinig reden om de Reformatie te vieren. Er is alle reden om elke week het evangelie te vieren, - het evangelie dat ons leven licht kan maken. Amen
4
Gebed van de zondag Goede God, We kennen hier niet iedereen, maar het is wel onze vertrouwde gemeente waarvoor we dankbaar zijn. We kennen U maar zeer ten dele, maar we vertrouwen op wat U ons hebt gezegd in Jezus uw Zoon, Hij, betrouwbaar tot en met, in liefde voor ons allemaal. We bidden U, als we ons toch een beetje alleen voelen, hier of thuis, leg dan verbinding door uw Geest. Dan tillen we elkaar op in samen zingen en bidden, dan voelen we ons veilig bij uw Woord, en bij mensen die naast ons zitten. Kinderen zijn er ook weer, kinderen van U en ons; daar worden we vrolijk van. Amen
5