Culemborg, 27 april 2016 Tekst: 1 Korintiërs: 17-34 Thema: ‘De maaltijd’ Voorganger: ds. Henri Veldhuis
Gemeente van onze Heer, Jezus Christus, Toen Paulus zijn eerste brief aan de gemeente van Korinthe schreef, kon hij niet vermoeden dat die, en ook andere brieven, later een plekje zou krijgen in de bijbel. Moet je voorstellen: Jouw brief in de bijbel, naast de boeken van Mozes en de profeten! Als Paulus dat geweten had, zou hij nooit meer een brief durven schrijven. In de lopen der jaren heb ik voor Paulus en zijn brieven steeds meer bewondering gekregen. Paulus was een streng joodse man, die zich liet bekeren tot Jezus en zijn evangelie, - een moedige man die vanuit Gods liefde opkwam voor de gelijkheid van Jood en Griek, man en vrouw, heer en slaaf. Onvermoeibaar ging hij op reis door Klein Azië (wat nu Turkije heet) en Griekenland, om daar gemeenten te stichten van liefde, vergeving en gelijkheid, - ondanks veel tegenstand, ook van joodse geloofsgenoten. Vanmorgen lezen we uit één van zijn brieven die Hij schreef vanuit Efeze, een belangrijke stad aan de zuidkust van Klein-Azië (nu Turkije). Paulus was daar aangekomen vanuit de Griekse havenstad Korinthe, waar hij een christelijke gemeente had gesticht. Ongeveer twee jaar zou hij in Efeze blijven, om vervolgens terug te reizen naar Jeruzalem. In Efeze hoorde Paulus verontrustende berichten over verdeeldheid in de gemeente van Korinthe en over respectloze omgang met het Heilig Avondmaal. Als een goed pastor schrijft Paulus daarom een brief aan de gemeente van Korinthe, om de gemeenteleden te manen hun leven te beteren. In de tekst van deze morgen gaat het vooral over de Maaltijd des Heren, met daarin één van de oudste teksten uit het Nieuwe Testament. Paulus eerste brief aan de Korintiërs is ongeveer in 53 na Christus geschreven. Dat is nog maar 23 jaar na de kruisdood en opstanding van Jezus, niet langer bijvoorbeeld dan dat ik in Culemborg woon. Sommige verhalen over Jezus heeft Paulus uit de eerste hand, waaronder die héél belangrijke woorden van Jezus zèlf bij het laatste avondmaal. Paulus geeft ons woorden van Jezus zelf, zoals die wij straks weer zullen horen in het tafelgebed. Woorden die al direct na Pasen de liturgie zijn geworden van de heilige maaltijd van de eerste christelijke gemeenten. Bijzonder dat we de eigen woorden van Jezus bij het Avondmaal door hebben gekregen via Paulus en later via de evangeliën. Woorden van Jezus voor een maaltijd die de kern is gaan vormen van het christelijk leven, een herhaalde maaltijd op zondag waar arm en rijk, Jood en Griek, man en vrouw, samen aan tafel zitten om de liefde van Christus te delen. Aanvankelijk was die maaltijd een combinatie van sacrament en gewone maaltijd. De rijkere mensen namen voedsel en drank mee dat werd uitgedeeld en samen genuttigd. Maar het was ook liturgie, een Paasviering in dankbaarheid voor de liefde van de opgestane Heer. Liefde die
sterker is dan zonde en dood, en die nu heel de wereld rond kan gaan. In de eerste plaats is het een maaltijd van ‘eucharistie’, wat het Griekse woord is voor ‘dankzegging’, dankzegging die zich vervolgens vertaalt in diaconie, dienst aan elkaar en de wereld. In de cultuur van toen was het overigens heel gewoon om een gewone maaltijd een liturgisch karakter te geven. In de meeste godsdiensten werd een maaltijd vaak begonnen met een offer aan de goden, om die gunstig te stemmen en ze deelgenoot te maken van de maaltijd, Zo’n verbinding van offer en maaltijd, waarbij de tafel dus ook een altaar is, was heel gebruikelijk. In zo’n context krijgen brood en wijn vanzelf een diepere symbolische betekenis. Net zoals het vlees en bloed van dieren, als die aan het begin van zo’n maaltijd geofferd worden aan de goden. In zo’n religieuze context klinken dus de woorden van Jezus, als Hij het brood uitdeelt als teken van zijn gebroken lichaam, en de wijn als teken van zijn vergoten bloed. Omdat wij nu leven in een heel andere, geseculariseerde cultuur, is het moeilijk nog goed contact te maken met zulke symboliek. Met name bij de wijn als symbool van bloed kunnen we ons ongemakkelijk voelen. Toch kan zulke oude symboliek ook in onze tijd weer opduiken in zijn oorspronkelijke kracht. Onlangs zag ik een documentaire over de beruchte motorclub Satudarah, een multiculturele club met een sterk Molukse inslag. Als een aspirantlid van Satudarah wordt ingezworen als volledig lid, drinkt hij uit een beker bloed, als ritueel bij de naam ‘Satudarah’, die ‘één bloed’ betekent. De leden van Satudarah voelen zich bloedverwant, bloedbroeders, die bereid zijn hun eigen bloed voor elkaar te geven. Als in oude religies dieren worden geofferd, staat hun bloed symbool voor het leven dat mensen willen geven voor de goden. Die symbolische betekenis kun je nog humaan vertalen door te zeggen: We zijn dankbaar voor wat god ons geeft en we zijn gehoorzaam aan zijn geboden. - Je kunt die betekenis ook veel zwaarder en meer heidens opvatten: Onze god wil bloed zien, en daarom offeren we ons leven, of dat van onze kinderen, om de toorn van god of de goden tot bedaren te brengen. De betekenis van zo’n offermaaltijd kan dus heel ambivalent zijn en heel verschillend ervaren worden . Mensen kunnen hun bloed en leven geven voor egoïstische en criminele doeleinden, zoals bij Satudarah, en dat legitimeren met mythisch-religieuze symbolen, zoals drinken uit een beker met bloed. - Of je geeft het bloed van jezelf, of je kinderen, door zelfpijniging, kinderoffers of andere masochistische pijn om de gunst van de goden te verdienen. Heel anders is de betekenis die Jezus geeft aan zijn Avondmaal en de Eucharistieviering die eruit is voortgekomen. Als je nauwkeurig leest en ziet hoe Jezus het laatste Avondmaal instelt, kun je niet anders concluderen dan dat die Maaltijd tégenritueel is van alle heidense offers en hun betekenissen. Ten eerste maakt Jezus geen gebruik van vlees en bloed van dieren of mensen, maar gebruikt de symbolen van brood en wijn. De mythische kracht van bijvoorbeeld bloed en het mogelijke misbruik daarvan blijven op afstand. De wijn verwijst symbolisch naar bloed, maar niet omdat God graag bloed wil zien in zijn straffende toorn.
2
Bloed is in de oosterse beleving het symbool van het leven zoals dat ons lichaam bezielt. Christus verwijst met die beker wijn naar zijn eigen leven, dat Hij bereid is te geven voor ons. Je kunt evengoed zeggen: de wijn staat symbool voor Jezus’ liefde, die zo groot is dat Hij zelfs bereid is om zijn leven voor ons te geven. Níet omdat Jezus masochistische trekjes heeft, maar om ons te redden. Niet omdat God de Vader graag bloed wil zien, maar ons léven. Niet omdat Jezus graag dood wil aan het kruis. Maar àls het echt nodig is, ja dan is Hij ook bereid om lichaam en ziel te geven, of in de taal van toen: lichaam en bloed. Brood en wijn staan dus symbool voor lichaam en leven van Christus’ onvoorwaardelijke liefde, liefde voor alle mensen van welke afkomst, stand of geaardheid ook. Bij het laatste Avondmaal gebruikt Jezus zijn lichaam en bloed als tégensymbolen, die ingaan tegen elk vorm van bloeden-bodem- denken waarin de eigen kracht en macht van mensen, vooral die van mannen, wordt verheerlijkt met mythische symbolen. Het Avondmaal is het antiritueel van weerloze liefde, waarin Christus zichzelf geeft aan egoïstische mensen, die elkaar vaak naar het leven staan. In een heidense offermaaltijd geven mensen zichzelf aan de goden, uit angst of trots. In het Avondmaal geeft God zelfzelf aan ons, zijn wij in de eerste plaats ontvangers. Daarom is het Avondmaal in de eerste plaats Eucharistie, dankzegging voor Gods onuitputtelijke liefde. Wat zou het mooi zijn als in onze godloze cultuur de beeldtaal van het Avondmaal weer nieuwe kracht zou krijgen, als tegensymbool van alle macho-taal en -symboliek in reclame, film, economie en politiek. Wat zou het mooi zijn als ook in protestante gemeenten, waar we vaak weinig beleven bij het Avondmaal, de liturgie van brood en wijn weer beleefd zou worden als hart van de gemeente en bron van tegencultuur. Het Avondmaal is in de eerste plaats dankzegging voor het lichaam en leven van Christus, voor zijn offer aan ons. Vervolgens is het Avondmaal ook wel een offerritueel, net zoals tweeduizend jaar geleden. Want we delen er de liefde van Christus met elkaar. Wij delen ons geld en voedsel, onze welvaart, met de armen. De collectezakken, - opbrengst van de dienst der offerranden -, liggen op de avondmaalstafel. Het Avondmaal is ook een diaconale maaltijd. Vanuit de liefde van Christus zijn we dienstbaar aan elkaar, hebben wij veel over voor elkaar, in extreme omstandigheden misschien ook wel ons leven. Als je zo het Avondmaal weer kunt zien en beleven, als het sacrament van Gods liefde die we delen met elkaar, kun je ook wel begrijpen wat Paulus bedoelt met die beladen uitspraak over “het jezelf tot een oordeel eten en drinken”. Als jij deelneemt aan de maaltijd van de liefde met een egoïstisch hart, dan bederf je die feestelijke maaltijd, dan schend je de gedachtenis van Christus, dan schend je de gemeente en ook jezelf. Je staat dan niet in de kring van de liefde om die te delen, maar om die te beschadigen. Wanneer je aan de maaltijd komt zoals Judas, met verraad in je hart, dan kun je maar beter weggaan of worden weggestuurd.
3
Jezus stelt het Avondmaal ook in als een maaltijd ‘tot zijn gedachtenis’. Laat ik een vergelijking maken. Stel dat ouders een kind verliezen, bijvoorbeeld een dochter van twintig jaar. En elk jaar komen ze op haar sterfdatum bij elkaar met familie en vrienden om haar leven te gedenken, verdrietig en dankbaar. Bij de maaltijd zeg je dan iets over haar, hoeveel ze nog steeds betekent. Stel je voor dat er dan iemand kwetsende dingen zegt of doet, die haar gedachtenis beschadigen. Dat doet heel erg zeer. Zo iemand moet direct vertrekken. Zó moet je Paulus’ kritische woorden lezen over wangedrag bij het Avondmaal. Bij die maaltijd vier je de meest zuivere liefde van Christus, waarvoor Hij zijn leven gaf. Kijk dan uit, dat je liturgie van die liefde niet beschadigt met foute woorden en gedrag. Dat is zó pijnlijk. Dan beschadig je de gemeente in het hart van haar geloof. Als je niks hebt met zulke liefde, als je die alleen maar wilt kwetsen, kom dan niet bij het Avondmaal, en kom dan ook niet in de kerk. Maar als je er wèl naar verlangt, schoorvoetend of vol van verlangen, - als je er wèl naar verlangt, ook al vind jij jezelf niet zo’n goed mens, of misschien wel heel slecht, - als je er wèl naar verlangt, heel timide of met een vurige hart, nou dan ben je welkom!, wie je ook bent, rijk of arm, zwart of blank, man of vrouw, hetero of homo. Kom in de kring van alle kleuren en talen, hand in hand, zingend en biddend, een kring van de tegencultuur als klein begin van Gods nieuwe wereld. Paulus ziet wangedrag bij het Avondmaal als mogelijke oorzaak van ziekte een vroegtijdig overlijden. Dat paste in de beleving van toen, waarin symbolische en fysieke verbanden gemakkelijk in elkaar overgaan. Voor ons liggen die verbanden niet meer zo direct. Maar in de kern heeft Paulus nog steeds gelijk: In schending van Gods liefde, zoals Hij die ons geeft in Jezus, veroordelen we onszelf en de wereld tot onheil en duisternis. - Beter kunnen we het omgekeerde zeggen en doen: In de liefde die Christus ons geeft en zoals we die vieren en delen in het Avondmaal, ligt het begin van een nieuwe wereld van vrede, vrijheid en vriendschap. Amen
4
Gebed van de zondag God van liefde en verbondenheid, We bidden dat we in deze kerkdienst iets van Uw verbondenheid zullen ervaren. Want vaak leven we erg op onszelf, - en voor onszelf. Laat uw Woord ons uit de tent lokken zodat we opengaan voor U, we oog krijgen voor elkaar en we misschien minder eenzaam zullen zijn. Geest van God, beziel ons ‘samen zingen’, zodat we één worden in hetzelfde lied. Schep verbondenheid wanneer brood en beker rondgaan van hand tot hand, en we contact maken van hand tot hand. Amen
5