Culemborg, 13 december 2015 - Derde Advent Tekst: Lucas 1: 39-56 Thema: ‘Barmhartigheid’ Voorganger: ds. Henri Veldhuis Gemeente van onze Heer, Jezus Christus, De verhalen van Lucas 1 gaan weliswaar over individuele personen, zoals Zacharias, Elisabeth en Maria, maar die betekenen daarin veel meer dan zichzelf. Ze vertegenwoordigen het hele volk Israël en de lange geschiedenis daarvan. In hen komt eigenlijk heel het Oude Testament samen, om zich tenslotte toe te spitsen in de levens van Johannes de Doper en Jezus. Vanmorgen is dat prachtig te zien in de ontmoeting tussen Elisabeth en Maria. Elisabeth staat voor het oude Israël zonder toekomst. Elisabeth was kinderloos en Israël dreigde voor altijd te verdwijnen onder de Romeinse bezetting. Geen eigen koning meer op de troon van David. De stem van de profeten was tot zwijgen gekomen. Godsdienst dreigde te verstarren. Maar Elisabeth is alsnog zwanger geworden. Uit haar zal een groot profeet van Israël opstaan, toch weer een profeet die als een tweede Elia de Messias zal aankondigen. Maar let wel, het zal de laatste der oudtestamentische profeten zijn. In hem komt het Oude Testament tot een einde. Hij zal de laatste zijn die de profetische stem van Jesaja, Jeremia en nog zoveel anderen vurig zal laten klinken. Ná hem komt volstrekt iets nieuws, en misschien gaat alles wel heel anders dan hij, Johannes de Doper, kan vermoeden. Dat volstrekt nieuwe zien we in Maria, niet een oude vrouw zoals Elisabeth, maar een jong meisje. Dat meisje draagt de nieuwe toekomst van Israël bij zich. Zij is daar zo blij en verrukt over, dat ze het wel móet vertellen aan tante Elisabeth, vertellen aan het oude Israël. Opgetogen en vol verwachting reist Maria van Nazareth naar een dorpje in Juda. Dansend over de heuvels komt ze naar tante Elisabeth om samen hun geluk te delen, het geluk van heel Israël. Het was bij Maria begonnen met een groet van de engel Gabriël, ‘Wees gegroet Maria!’. Die groet kan Maria nu overnemen en doorgeven: ‘Wees gegroet tante Elisabeth!’. En dan werkt ook de Geest van God weer door in de hoofden, harten èn buiken van beide vrouwen. Elisabeth voelt haar kind opspringen in haar buik, alsof haar kind die groet hoort en weer teruggeeft aan het kind van Maria. Zo begroeten het nieuwe en oude Israël elkaar. Een nieuwe groet gaat over de wereld, van vreugde, vrede en verwachting. Als beide vrouwen elkaar zo hebben begroet en omhelsd, breekt Maria uit in een lofzang, een psalm helemaal in de stijl van de oudtestamentische psalmen, een loflied vol vreugde, omdat alle beloften voor het oude Israël nu in vervulling gaan. Er staat veel in die lofzang, maar ik richt de aandacht nu op één woord: ‘barmhartigheid’. Dat past goed nu de Paus de Deuren van Barmhartigheid geopend heeft aan het begin van een nieuw Heilig Jaar. ‘Barmhartigheid’ is een belangrijk woord dat twee keer in Maria’s lofzang voorkomt. Bovendien komt het ook twee keer voor in de lofzang van Zacharias, die hij zingt bij de geboorte van zoon Johannes, als de oude priester weer spreken kan.
Bij de komst van Jezus en Johannes klinken dus lofzangen van het oude en nieuwe Israël over ‘barmhartigheid’. Blijkbaar is dat het kernwoord, het scharnierpunt tussen verleden en toekomst, tussen Oude en Nieuwe Testament: barmhartigheid, in de eerste plaats Gods grote barmhartigheid. Barmhartigheid behoort met ontferming en liefde tot de mooiste en belangrijkste woorden van bijbel en geloof. We voelen wel aan wat we ermee bedoelen, maar hoe zeg je het in woorden wat het betekent? Lucas schrijft in het Grieks, en het woord voor ‘barmhartigheid’ is dan eleos, wat we bijvoorbeeld terughoren in ‘kyrie eleison’, ‘Heer, erbarm u’. Dat Griekse woord eleos staat voor twee Hebreeuwse woorden: chesed of rachamim. Eerst ‘chesed’, dat je dus kunt vertalen met barmhartigheid, of genade, of goedertierenheid. Twee aspecten springen bij ‘chesed’ in het oog. Ten eerste het aspect van ‘genade’, een woord dat bij ons minder vaak wordt gebruikt dan vroeger, omdat we daarbij vaak denken aan een strenge God die ons klein wil maken en ook houden. Maar daarin ligt niet de glans van dat mooie woord ‘genade’, niet zozeer dat wij klein zijn (al zijn we dat wel vaak), maar dat God groot is in zijn grootmoedigheid, - dat Hij ook naar ons omziet als wij het er niet naar hebben gemaakt, als wij het niet verdiend hebben. God is trouw, zelfs als wij ontrouw zijn, dat is ‘chesed’. Wat een verrassing dat God ook dán nog naar ons omziet, ook dán nog steeds het goede voor ons wil. In ‘genade’ klinkt de verrassing van belangeloze en onvoorwaardelijke liefde. Zelfs wanneer wij ons leven en deze wereld in het ongeluk hebben gestort, blijft God ons verrassend en liefdevol genadig, tot in vergeving toe. Dat is de eerste grondtoon in de lofzangen van Maria en Zacharias. Israël is telkens weer de dwaalwegen opgegaan van afgoderij en onrecht. Maar toch blijft God omzien naar zijn volk en alle mensen. Daarin blijft Hij ook trouw aan de vriendschap die Hij ooit gesloten heeft met Abraham en zijn nageslacht. In zijn verbond met Israël en alle volken blijft God onverbrekelijk trouw, ook al moet zijn liefde volstrekt van één kant komen. Dan is er nog een tweede aspect van ‘chesed’ dat we terughoren in de ‘barmhartigheid’ waar Maria over zingt. In ‘chesed’ gaat het altijd om concrete barmhartigheid in een concreet bestaande relatie, zoals het verbond met Israël. ‘Chesed’ is dus meer dan een mooi en algemeen gevoel van mededogen of compassie. De barmhartigheid van ‘chesed’ ziet een concreet medemens, met wie je verbinding maakt en voor wie je daadwerkelijk wat doet. Zulke barmhartigheid is meer dan een algemeen gevoel achter de TV bij het zien van al die vluchtelingen. Nee, je legt concreet contact met één of meer van hen, en je probeert concreet te helpen. Angela Merkel zag duizenden vluchtelingen komen, en toen zei ze: “Wir schaffen das.” Dat is ‘chesed’, barmhartigheid in woord en daad. Zulke ‘chesed’ van God ervaren Maria en Elisabeth aan den lijve: God zendt niet alleen een nieuwe profeet, maar ook de Messias in wie Hij zèlf een mens wordt van vlees en bloed in onze donkere wereld, een mens met handen die kunnen helen, een stem die spreekt, een lichaam dat zal dragen.
2
Zó geschiedt er barmhartigheid, menselijk en tastbaar: wanneer je afdaalt in het leven van de naaste mens en dáár deelt in lief en leed, - in die wereld van de ander jouw liefde handen en voeten geeft. Zulke barmhartigheid is de ultieme vervulling van het Oude Testament: dat God een mens wordt als wij, in zijn liefde voor ons. Barmhartigheid, mededogen en compassie zijn woorden die we graag en veel gebruiken. In het laatste beginselprogramma van het CDA is ‘compassie’ het kernwoord. En ‘barmhartigheid’ is één van de meest gebruikte woorden voor Allah in de Koran. Mooie en verbindende woorden zijn dat. Maar zie dan wel hoe die compassie en barmhartigheid in praktijk worden gebracht. Komt Allah of de politicus, of jij zelf, ook van zijn hoge troon af? Daalt hij neer in het diepste van gewone mensen met al hun lief en leed? Beoefen jij of jouw god dan ook die incarnatie, die afdalende menswording in de leefwereld van arme en lijdende mensen? In de compassie zoals Jezus die beoefent, speelt veel meer dan gevoel alleen. Je komt naast de ander te staan in al zijn nood en schuld, in al zijn wanhoop en angst. Je gaat daarin delen, meevoelen en meedragen. - Het maakt daarom veel vanuit welke positie je meevoelt met mensen: hoog op je troon of ook als medemens in de diepte van het menselijke bestaan. Als wij in de politieke en religieuze dialoog spreken over barmhartigheid en compassie, wat bedoelen we dan precies? Zijn we dan ook bereid een prijs te betalen, concreet af te dalen naar de wereld van die ander, met alle risico’s van dien? Franciscus van Assisi deed dat, toen hij, in navolging van Jezus, een melaatse omhelsde, een mens die moest leven buiten de stadsmuren, bij de onraakbaren. Zo’n omhelzing moet je leren van God zelf, die zelf een mens is geworden om ons te omhelzen, wie we ook zijn. De vraag wat echte barmhartigheid is, speelt trouwens ook nog in de lofzangen van Maria en Zacharias zelf. Want ze zingen ook over van de bevrijding van Israël, en over de vijanden die de nieuwe Messias met geweld zal verslaan. Zo zal Johannes de Doper preken over de nieuwe Messias, als over een oordelende rechter die de zondaars en de tegenstanders van Israël met vuur zal vernietigen. Alleen de mensen die op tijd tot bekering komen, zullen gered worden. Maar met verbijstering en teleurstelling zal Johannes zien, dat Jezus het zó niet zal doen. Jezus zal nog veel barmhartiger zijn dan Johannes en veel anderen durven hopen, of liever helemaal níet hopen. Zelfs tot de harten en levens van Gods ergste vijanden probeert Jezus toegang te krijgen, met veel meer geduld dan Johannes denkt en hoopt. God gaat veel dieper, met veel meer ruimte voor bekering en verzoening. Zúlke barmhartigheid kan Johannes nog niet kan vermoeden en geloven: de mogelijkheid van vergeving voor de meest slechte mensen en Gods ergste vijanden. Zó diep is de Allerhoogste met ons bewogen. En daarmee kom ik - na chesed - bij het tweede Hebreeuwse woord dat doorklinkt in het eleos van Maria: rachamim. Zoals ‘chesed’de nadruk legt op de concrete relatie en de concrete daad van barmhartigheid, legt ‘rachamim’ de nadruk op wat je er van binnen bij voelt: de innerlijke
3
ontferming van je ziel, het mededogen dat je letterlijk voelt in je buik. ‘Rachamim’ komt niet toevallig van ‘rechem’ en dat betekent ‘baarmoeder’. Nou, daarover gaat het vanmorgen helemaal: gevoel in je baarmoeder: Maria en Elisabeth voelen hun kinderen in hun buik, en ook de Geest van God, en hun grote vreugde daarover. Vreugde die uitbreekt in verrukte begroeting en extatische lofzang. Waarom zijn beide vrouwen zo blij? Omdat God zóveel barmhartigheid heeft in zijn eigen allerbinnenste, in zijn eigen ‘schoot van ontferming’. Als een vader en moeder is God ten diepste bewogen over zijn volk en alle volken ter wereld. Zulke diepste bewogenheid wil Hij tonen in de innerlijke ontferming van Jezus voor armen en melaatsen, hoeren en tollenaars, voor de verworpenen der aarde en verblinde heersers op hun troon. De barmhartigheid van God komt uit zijn eigen ‘rechem’, om ons van daaruit te raken, te troosten en bekeren in ons eigen allerbinnenste; - dan kunnen we elkaar ook raken en troosten in elkaars binnenste. Vanmorgen zien we twee moeders van Israël die beleven en bezingen dat God een moeder van zijn volk wil zijn, een moeder die zich het lot van haar kinderen aantrekt en die een golf van ontferming door de wereld doet gaan. Een moeder die boze mensen niet hard wil maken maar zacht. Die vijanden tot inkeer wil brengen, want ook die blijven haar kinderen. Die angstige weerstand tot bedaren probeert te brengen. Die onrecht zó helder aan de kaak zal stellen, dat je die voor altijd en eeuwig wilt afzweren. Een moeder die jouw schuld en verantwoordelijkheid zo duidelijk maakt, dat je haar vergeving ontvangt als het mooiste geschenk van je leven. Als je gelooft dat Jezus de lofzang van zijn moeder zó tot vervulling zal brengen, dan wordt je deelgenoot van een wereldbeweging die gaat van schoot naar schoot, van ‘rechem’ naar ‘rechem’, van hart naar hart, van liefde naar liefde, van compassie naar compassie, - in concrete relaties en daden van naastenliefde. We dalen af van hoge tronen waarop we zelf zijn gaan zitten, en stemmen van harte in met Maria als zij zingt: “Machtigen heeft hij van de troon gestort en nederigen verhoogt”. Zoals ik al zei komt ‘barmhartigheid’ ook twee keer voor in de lofzang van Zacharias. Ik eindig met de woorden van zijn lofzang, want veel mooier kun je het niet zeggen: “Dankzij de liefdevolle barmhartigheid van onze God zal het stralende licht uit de hemel over ons opgaan en zal dat licht verschijnen aan allen die leven in duisternis en verkeren in de schaduw van de dood, zodat we onze voeten kunnen zetten op de weg van de vrede.” (Lucas 1: 78-79) Amen
4
Gebed van de zondag Barmhartige God, We hopen wel dat U ons troost, inspireert en kracht geeft, ook vandaag. Maar we worden ook graag met rust gelaten en gaan we liever onze eigen weg. We willen openstaan voor alles van U wat lief en mooi is, maar als datzelfde ook pijn doet of ons verantwoordelijkheid maakt, keren we ons liever van U af. God, bevrijdt ons uit die aarzeling of gemakzucht. Laat uw grote barmhartigheid ons zo vervullen dat we van harte putten uit uw kracht, en we barmhartige mensen worden voor elkaar in woord en daad. Amen
5