1
Lukas 1:39-55 – 3e advent – 13 december 2015 – Oude Kerk Amsterdam Het Woord dat doet opstaan Elisabeth prijst Maria, omdat ze er op vertrouwt dat het gesproken Woord ook daadwerkelijk iets doet.. Zo had Gabriël het gezegd: ‘geen woord van God zal machteloos zijn’ (Gen.18:14) Dat is geen alledaagse en algemene werkelijkheid. Het wordt waar, voor wie er op vertrouwt. Alleen in een open hart zet het vrucht. Met die woorden ‘laat uw Woord aan mij geschieden’ draait ze de deur naar binnen open. De oude schilders hebben dat haast mystiek verbeeld: een witte duif vliegt op Maria’s oor af: het gehoorde Godswoord zet vrucht in haar. Zacharias had gezegd: ‘Hoe kan dat nou?’ Hij vertrouwde de belofte niet. Maria wel, zij vraagt alleen: ‘Hoe zal dit geschieden?’. En dat woord doet ook al meteen zijn werk, het draagt al vrucht: ze staat op, en ze gaat. En nog wel met spoed. Het Woord zet haar in beweging, de belofte doet haar tegen bergen opklimmen. En zo belichaamt ze meteen al de houding, die hoort bij de verwachting van het Rijk van God. Niet afwachtend, met reserve, niet passief; er op vertrouwend dat het woord wáár is. Het zet aan tot initiatief. En er zit spoed achter! Zo is dit meisje Mirjam, - Maria voor wie geen Aramees spreekt - het voorbeeldige prototype van de mens die ‘ja’ tegen God heeft gezegd. Daarom verbeeldt zij zijn Geliefde, de dochter van Sion. Het is zo’n typische bijbelse manier van spreken, die schijnbaar overbodige mededeling: Hij staat op en hij gaat…. Zo klinkt het al sinds Abraham. Hij stond op uit de tredmolen, weg van het geijkte pad. Ook in eenzelfde vertrouwen, - ‘door het geloof,’ noemt de Hebreeënbrief het – Na de belofte van een nieuw, en beter vaderland. En zo gaat het steeds opnieuw. Zo stond Hanna op uit haar verdriet, haar vernedering. Na de belofte van een hoopvolle toekomst, belichaamd in een kind. Zo stond Israel op, uit de nacht van de slavernij. Het maakt de bijbel tot een keten van opstandingsverhalen. Het beloftevolle Woord zet mensen steeds weer in beweging. De ontmoeting Het is een ‘iconische’ ontmoeting, van deze twee vrouwen. deze ‘draagmoeders’ van de belofte.
2
De eeuwen door vaak geschilderd, verbeeld, tot op vandaag de dag. Ik heb de voorbije dagen veel daarvan nog eens beschouwd. En het voel me op, hoe un houding altijd dezelfde is: ze omarmen elkaar, terwijl ze elkaar aankijken, geven elkaar de zogenaamde ‘pax’, de vredegroet. Een dikke pax is het. Alsof ze in elkaar ook de belofte van toekomst omarmen. Ze zijn ‘verwant aan elkaar’. Familie van elkaar. En dat wordt dan minder bepaald door een gezamenlijke af-komst, als wel door een gezamenlijke toe-komst. Beide dus de ‘draagmoeders’ van Gods beloften. Icoon van wie het van God verwachten, langs andere dan de gebruikelijke, natuurlijke wegen. In hun ontmoeting brengt Lukas de beide verhaallijnen, waarmee hij begon, nu samen: De lijn van Johannes, en de lijn van Jezus. Die twee ontmoeten elkaar hier nu al, in de moederschoot. Want: ‘Johannes springt op haar schoot’ De verwachting wordt voelbaar aan den lijve. Elke vrouw die moeder wordt, kent de bijzondere gewaarwording, wanneer het kind dat zij in zich draagt, zich voor het eerst laat voelen. Als het, zoals dat heet, ‘schopt’. Dat kan al snel tot uitspraken leiden als: ‘dit wordt een echte voetballer!’ ‘dit gaat een balletdanseres worden!’ Je zou het de ‘kick-off’ van Johannes als profeet kunnen noemen. Hij doorziet wie daar komt! Hij spring als het ware in de houding voor zijn groet. ‘Dit wordt een echte profeet’ zou Elizabeth kunnen zeggen, want zij wordt op datzelfde moment ‘vervuld van de heilige Geest’. De Geest die altijd weer mensen profetisch heeft gemaakt, een méér dan scherp zicht geeft. Ze wéet wie ze begroet … Een eschatologisch dansje Het is heel goed mogelijk, dat er in het Israel van die dagen vragen bestonden over wie nu werkelijk de Messiaanse toekomst belichaamde: was het Johannes, of was het Jezus? Zelfs wanneer Johannes in de gevangenis zit, lijkt hij ook weer onzeker te worden: Ben jij het werkelijk? Het feit dat er leerlingen zijn die van leraar, rabbi wisselen, onderstreept dat: Bent u het, of toch hij misschien? Lukas tekent hier in deze ontmoeting, dat dat vanaf, vanaf de moederschoot, het begin duidelijk is geweest. Johannes springt op, bij wijze van groet! Op oude iconen zie je dat zelfs: in een dwarsdoorsnee van Elizabeths’ schoot
3
staat de kleine Johannes parmantig te wuiven tegen de buik van Maria. En als Lukas hier dat woord gebruikt ‘opspringen’ komt dat nog maar eenmaal elders voor in de Schrift: Maleachi 3:20. Maar gloren zal voor u die mijn naam vreest de zonne der gerechtigheid, met geneeskracht onder haar vleugels, en uittrekken zult ge en dartelen als kalveren, net van stal…. Johannes maakt een eschatologisch dansje! En dat zit dan in de familie, want volgende week zal ook zijn vader Zacharias in een lied uitbreken, en daarin verwijzen naar diezelfde ‘Zon der gerechtigheid’ . In dat koor doet overigens ook Tom Naastenpad mee: in het tafellied dat we straks zingen: Groet de dageraad, heden zal de zon u vinden die genezing voor de blinden in haar wieken draagt…. De wegbereider Zo is de toon gezet voor ‘wie wie is’. We leren dat altijd zo keurig: Johannes was de voorloper van Jezus. Maar heeft Jezus zo’n heraut, zo’n wegbereider nodig? Ja, want dat is volgens ‘het boekje’! En wel het profetische boekje! Johannes is er, om aan te geven dat Jezus de weg gaat die profetenstemmen hebben gewezen. Want het zijn steeds weer de profeten geweest, die de vinger soms heel concreet hardhandig op de zere plekken konden leggen, waarom dat ‘project Beloofde Land’ de vernieling in geholpen werd; maar zij waren het ook, die voorbij aan de waan van de dag visioenen ven een nieuwe vrede zagen, zelfs te middernacht. Een belofte die geboren werd uit wanhoop, uit verlies, en daarom als een zonsopgang begroet kon worden. Johannes staat er, in die profetenmantel, als de samenvatting van al zijn voorgangers. Met zijn groet aan de opgang van de zon! In alles moet duidelijk worden, dat Jezus daarvan de invulling is, de belichaming. ‘Gerechtigheid zal voor hem uitgaan zijn’. Gerechtigheid immer is de enige weg naar de vrede. Wie Kerst viert zonder Advent, en zich wil laven aan de Kerstgedachte en ‘Vrede op aarde zingen’, zal tot zijn enkels in de poedersuiker zakken. Advent dient om ons, met de vinger bij de Profeten en de Psalmen, de weg naar die vrede te zien: de weg van de gerechtigheid! Daarzonder bestaat geen vrede. ‘Vrede en recht kussen elkaar’; oftewel: die verhouden zich heel innig tot elkaar!
4
Zonder gerechtigheid zal ook de aarde, de schepping ten onder gaan. Gerechtigheid voor al wat ademt. Ook alle jubel over de resultaten in Parijs, op de klimaattop, zullen wij moeten onderzoeken op hun gehalte aan gerechtigheid. ‘De vrede is ‘begaanbaar’ zingen we zo meteen met Zacharias mee. Een begaanbare weg. Het ‘Magnificat’ En op die weg, onderweg, zingen wij! Letterlijk en simpelweg: om de moed erin te houden. De Lofzang van Maria, het Magnificat, bij voorkeur. Dit lied kreeg ook ooit zijn vaste plek in de liturgie van de kerk: het werd het hart van de Vesper, dat gebed op de drempel van licht naar donker. De tekst behoeft nauwelijks uitleg: die is duidelijk genoeg. Maar ik leg graag nog even de vinger bij een paar accenten: ik en wij Maria bezingt haar eigen, persoonlijke ervaring: ze weet zichzelf opgenomen in de barmhartigheid van de Eeuwige. Maar ze ziet zich ook in het bredere kader van de generaties die haar zijn voorgegaan, ‘al sinds Abraham’, en van de generaties die gaan komen. Het ‘ik’ van deze zingende Madonna, beter: ‘prima donna’, vervloeit in het ‘wij’. Ook dat maakt haar tot een ieder omvattende, symbolische gestalte. Hier zingt ‘de dochter van Sion’, en ze zingt ook nog eens in de toonsoort van de Psalmen: zoals Israel zingt, als de Geliefde van God is, en zoals de Gemeente zingt, de Ekklesia, als de Bruid van Christus. Zij zijn in Maria ‘geportretteerd’. Vernedering Maria is niet zelden als de kuise en nederige, gehoorzame maagd afgeschilderd. Ze zingt: ‘die naar mij heeft omgezien in mijn …lage staat…leerde ik vroeger. Ze was tenslotte maar een simpel boerenmeisje, was dan de gedachte. ‘In mijn nederheid’ heet het ook wel, met een oud-Nederlands woord. Toch heb ik ooit anders gekozen: ‘hij heeft mij gezien in mijn vernedering’, zongen we daarnet. Het oorspronkelijke Griekse woord geeft deze ruimte. In de gestalte van Maria zie ik niet zomaar een eenvoudig jong meisje, maar inderdaad het beeld van ‘de dochter van Sion’, jonkvrouw/juffrouw Jeruzalem. Haar ‘vernedering’ is: haar onderdrukking, haar ballingschap, haar verlorenheid. In dat Barnard-lied uit het vorige Liedboek, niet meer teruggekeerd, (zingend van Vrouwe Jeruzalem): Geen kracht meer om te leven, geen licht om op te staan; de stad van onze vrede, de stad van Gods bestaan, is kinderloos alleen, berooid, beroofd, verlaten,
5
de wanhoop in haar straten, de winter om haar heen. Wij zijn als een onreine, een afgevallen blad… Zou men de tekst te moeilijk gevonden hebben misschien ? Het kost geen enkele mooie bij deze woorden beelden te zien uit de dagelijks journaals: platgegooide steden, een uitgeputte natuur, wanhopige verloren mensen. Pure vernedering van Gods eigen geliefde. Toekomstmuziek Elisabeth spreekt haar messiaanse verwachting uit en Maria vult die meteen zingend in, als was het al zover! Ja, ze zingt ervan, alsof het al gebeurd is: Hij heeft heersers van de troon gestoten, hij hééft vernederden verhoogd. Alsof het al een feit is, die grote omkeer in de menselijke verhoudingen, die nieuwe ruimte voor wie alle ruimte was benomen, een ereplaats voor wie nauwelijks op de achterste rij worden geduld. Wij ervaren elke dag weer, dat er niets veranderd is: wie het geld heeft, heeft de macht, heeft de wapens, en heeft winst maken tot doel. Dat is vernederend voor de mensen met lege handen, en lege magen. En telkens weer zijn zij de verliezers. Voor Maria is dat al verleden tijd; zij zingt verre haar tijd vooruit. Is dat naïviteit? Veel mensen zullen dat zo noemen. Maar ze ‘beweert’ of betoogt het niet, ze zingt het! Daarmee geeft zij aan, wat misschien wel een van de grootste functies is van een zingende de kerk: toekomstmuziek hoorbaar maken, om er steeds opnieuw weer van doordrongen te raken waar het met onszelf en met deze wereld naar toe moet. ‘Die belofte van de uiteindelijke gerechtigheid’ zei iemand me onlangs ‘is de enige reden, waarom ik geloof, waarom ik nog geloof: de gedachte dat de dingen toch rechtgezet gaan worden, dat gerechtigheid bestaat, en al dat verloren leven en vergoten bloed niet tevergeefs was.’. Uit het vertrouwen van Maria wordt de toekomst nieuwe geboren. We moeten haar Lofzang maar beschouwen als het legitieme volkslied van de kerk!