Oude Kerk, Amsterdam, 25 januari 2009 derde zondag na Epifanie; Jona 4; Marcus 1:14-20
In een inaugurele rede legt iemand het programma voor, waarvoor hij gekozen is of zich aangewezen weet, waarvoor hij een belangrijk stuk van zijn leven geeft, in zekere zin zijn leven op het spel zet. Zo was het met Jezus, zo was het afgelopen week met Obama. Ik was vast niet de enige die zijn ogen niet droog kon houden voor de buis. Na alle teleurstellingen van de afgelopen jaren trad hier iemand aan die een nieuw begin belooft. Alle opgegeven hoop, alle beschaamde verwachting, alle vergeten verlangen richt het hoofd op. Het was echt een “messiaans moment”. Zou het Koninkrijk van God nabijgekomen zijn? Natuurlijk niet. Obama pretendeert dat ook niet. En wij in synagoge en kerk zijn wel wijzer geworden. Al zo vaak is iemand gekomen met de pretentie “ik ben het”. Jezus zelf was ook wel wijzer, horen we ergens in Matteüs: “Als ze zeggen: hier is de Messias, of daar... geloof het niet!” En hij laat er een heerlijk cynische spreuk op volgen: “Waar het aas ligt, daar verzamelen zich de gieren!” (Matt 24:28). Waar mensen te hoop lopen voor een revolutie, een vermeende messiaanse verlossing, een nieuwe heilsstaat, daar moet je het ergste vrezen: aas... Het is ook niet voor het eerst dat een nieuwe leider als bevrijder begroet wordt. Zo was het ook tijdens de Franse revolutie. Veel Joden, die tweederangs burgers waren, begroetten de Revolutie als de Messias en als de Nieuw Tempel. In Oost-Europa werd Napoleon gezien als een messiaanse bevrijder, toen hij daar met zijn legermacht de beginselen van “vrijheid, gelijkheid en broederschap” kwam invoeren. Daar hebben we allerlei Joodse anecdotes aan overgehouden. Zo is er het verhaal van de jongen die opgewonden thuiskomt en tegen zijn vader zegt: “De Messias is gekomen,” De rabbijn staat op, doet het venster open, snuift en zegt: “Het ruikt er nog niet naar.”
Obama heeft geen messiaanse pretenties. Hij begon met te zeggen dat hij daar, voor zijn wereldwijde gehoor, nederig stond, “humbled by the task before us”, een taak die hij als volgt omschreef: “Vanaf vandaag moeten we onszelf oprapen, het stof van ons afslaan, en opnieuw het werk aanvatten om Amerika op te bouwen.” Prachtig! In het diepst van de krisis Amerika opnieuw uitvinden, niet door macht en geweld, maar vanuit de idealen van de Founding Fathers, de stichters van het land. Bovendien verwoord door (letterlijk) een Afro-Amerikaan die in dit hoogste ambt de gelijkwaardigheid van alle mensen belichaamt. 1
Het was een weergaloos moment. Een kippevelmoment, zoals de dag dat Nelson Mandela werd vrijgelaten.
Maar anderzijds mag ik ook niet verzwijgen wat mij in kleine kring tebinnen schoot: zulk kippevel bezorgde Hitler je ook, als hij arriveerde in een uitzinnige juichende menigte. Dit werd verteld door Grete Weil, een joodse émigrée in Amsterdam. Als 16-jarig meisje was ze met haar niet-joodse vriendin meegegaan naar het grote stadion in Berlijn. Voor ze het wist schreeuwde ze mee met haar rechterarm in de lucht. Ontnuchterend. Niet om Obama naar beneden te halen, maar om ons tebinnen te brengen “wat maaksel wij zijn”, zoals de psalm het zegt: mensen van vlees en vloed, intelligente maar manipuleerbare kuddedieren. Wij in kerk en synagoge zijn wijs geworden door de geschiedenis. Wij weten dat waar zich het goede aftekent, ook de machten van het kwaad zich opmaken. Jezus’ inaugurele volgt in Marcus op de gevangenneming van Johannes, die nog een paar hoofdstukken verder wordt onthoofd. En Jezus, die zich door Johannes liet dopen, zei: ‘De discipel is niet meer dan zijn meester.’ Bovendien: ook een profeet kan falen, kan bekrompen zijn, kan vluchten. Jona dus.
Laten we eerlijk zijn: het boek Jona is eigenlijk een parodie. Jona is de anti-profeet, die op het verkeerde moment kwaad wordt en tevreden. Weet hij zelf het verschil wel tussen links en rechts, goed en slecht? Hoe kan hij dan een oordeel hebben over al die mensen in Ninevé, die grote stad? We hoorden het vorige week al: Ninivé, dat toen Jona geschreven werd trouwens allang niet meer bestond, was ooit het centrum van het rücksichtlos gewelddadige Assyrische rijk, spreekwoordelijke hoofdstad van het kwaad. Het geheel ademt de sfeer van de oosterse wijsheid van een elite in Jeruzalem, vergelijkbaar met Prediker en Esther. En dan die omkering van het bekende vers uit Exodus: ‘Barmhartig en genadig is de Heer, lankmoedig en rijk aan goedertierenheid...’ (Ex. 34:6). Ze hebben echt plezier gehad tijdens het maken van deze cartoon van de profeet... Maar niet alleen sublieme ironie vinden we hier, ook een verbazend universalisme en een diepgaande Israëlitische zelfkritiek. Want hier klinkt toch die ernstige, echt-profetische vraag: is Israël zich intussen niet aan het inbouwen en aan het afschermen? Als je dat zegt denk je natuurlijk aan de recente Gaza-oorlog, de enorme verwoestingen, de honderden onschuldige slachtoffers die Israël gemaakt heeft. De eis aan ons is wel, zoals het ook voor de auteurs van Jona gold: “kritiek vanuit solidariteit”, niet van buiten af, niet vanuit
2
de vooronderstelling dat de staat Israël er nooit had moeten wezen. Israël is er en moet blijven bestaan, maar het moet worden beoordeeld als elke andere staat.
Dit hoofdstuk van Jona is goed gekozen bij het evangelie van vanmorgen. Centraal staat het thema van de ommekeer: Ninevé wordt aan Jona en Israël ten voorbeeld gesteld. Treffend: juist dat wordt ook overgeleverd uit Jezus’ mond. Als men hem om een teken vraagt zegt hij: “De Ninevieten zullen deze slechte generatie van nu oordelen in de opstanding, want zij bekeerden zich, op de verkondiging van Jona, en zie: meer dan Jona is hier.” Zo springen we van Jona terug naar Jezus’ inaugurele.
In die paar verzen in Marcus wordt het programma samengevat waar Jezus voor gekomen is. Dat is dus waar de kerk voor staat, en waar wij ons ook als Oude Kerkgemeente op zouden moeten oriënteren. Het begin is opmerkelijk: “De tijd is vol, het Koninkrijk is daar!” Het Grieks heeft hier twee keer een perfectum, dat wil zeggen: de handeling is voltooid en heeft zijn doel bereikt. Het vervullen van de tijd is voorbij, het naderen van het Koninkrijk is klaar. Ik denk, historisch gesproken, dat Jezus dit echt zo gezegd heeft.
Maar heeft hij zich niet vergist? Kwam er niet een enorme tegenwerking, is hij niet met succes uit de weg geruimd? Wat is er nou helemaal van zijn programma terechtgekomen? Dit is een wezenlijke vraag, waar we meestal omheen lopen. We wijken al gauw uit naar zijn ‘verzoenend lijden’, naar ‘de kracht van zijn opstanding’. Maar wordt onze wereld, ons leven, onze samenleving, daar echt anders van? Of is het eigenlijk een soort mythologische vlucht naar een andere wereld? Het koninkrijk van God is voor deze wereld. De uitspraak die Jezus in Johannes doet tegen Pilatus − “Mijn koninkrijk is niet van deze wereld” − gaat over iets anders. Het Koninkrijk is voor deze wereld, maar niet op de manier van deze wereld, niet op de manier van Pilatus en Felix, Caesar en Augustus, van de krijgsheren en dictators die oorlog voeren om macht en rijkdom te verwerven.
Waarvoor is Jezus dan gekomen? Om voor onze zonden te sterven, zegt men vaak. Maar Jezus was geen Gereformeerde Bonds-evangelist, hij predikte niet “het evangelie van Jezus Christus en die gekruisigd”. Daarover lezen we in een brief van Paulus, en het is een goede vraag, wat hij er daar mee bedoelt. 3
We moeten precies lezen. Volgens Marcus predikte Jezus “het evangelie van God”, het “goede nieuws” van Gods Koninkrijk dat dààr is. Na zijn doop en zijn beproeving in de woestijn treedt hij voor het voetlicht met de oproep: “De tijd is vol, Gods koninkrijk is daar; raap jezelf op, verander je leven, geloof het evangelie.” Zeker, Jezus is gekruisigd. Maar was dat het doel van zijn komst, of het was het gevolg, omdat de machthebbers, de bondgenoten van de keizer en zijn ondergeschikten, er niet aan wilden, aan die boodschap van het Koninkrijk van God? Zeker. En hij zag het van tevoren aankomen. “Hij wist wat in de mens is”, staat er in Johannes. Jezus had een grote mensenkennis, zo zit de wereld in elkaar, dat wist hij maar al te goed. Ik denk dat hij ook een groot inzicht had in de politieke verhoudingen van zijn tijd. Wat heeft Jezus dan gezien, waar put hij − juist met al zijn mensenkennis en politiek inzicht − dat optimisme uit, als hij verkondigt: ‘Gods koninkrijk is dààr?’ Hij zag dit: het koninkrijk is hier, vandaag, als wij naar Gods evangelie luisteren. Het is er op verborgen wijze, onooglijk als mosterdzaad, onzichtbaar als zuurdesem in het deeg. Want om wat voor een soort koninkrijk gaat het? Dit wordt verderop in Marcus uitgespeld. De leerlingen vragen Jezus wie zijn ministers mogen zijn als hij eenmaal op zijn troon zit in het Koninkrijk. Het antwoord luidt: ‘Zij die de volken denken te regeren, heersen over hen, onderwerpen hen als machthebbers. Zo niet met jullie. Wie groot wil zijn onder jullie, moet jullie dienaar zijn, en wie de eerste wil zijn, moet aller knecht zijn. Want de zoon des mensen is ook niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen’ (Marc. 10:42-45). Zo komt het koninkrijk van God. Niet met macht en geweld, maar met dienen en je leven inzetten. We kunnen niet zonder geweld. Misdadig geweld moet beteugeld worden − met geweld. Denk maar aan de hoeveelheid beveiliging die nodig is voor Obama, om idioten en handlangers van het kwaad te beletten, hem te vermoorden. Maar geweld en dwang kunnen nooit meer bereiken dan het beteugelen van het kwaad. Het goede kunnen we er niet mee realiseren. Daar komen we alleen bij op de manier die Jezus predikt, met dienen en je leven inzetten.
Het evangelie is niet een boodschap van bevrijding die God in zijn almacht vanuit de hemel met geweld over ons heendondert.
4
Het is ook geen politiek programma dat door man en macht kan worden georganiseerd en uitgevoerd. Het evangelie is een boodschap van bevrijding, die alleen door onszelf heen waar kan worden, door ons eigen leven heen, in het kleine en verborgene. Het is niet in de hemel, niet op de voorpagina’s en het achtuurjournaal, geen succesnummer in de statistieken en opiniepeilingen. - Maar het is zeer reëel, dicht bij ons en in ons, elke dag opnieuw; - het is er in de dagelijkse, zelfopofferende zorg voor een gebrekkig familielid of een zieke partner; in de trouwe, pretentieloze inzet voor de gemeenschap; in het on-spectaculaire bieden van een luisterend oor en een helpende hand aan een broeder, een zuster, die helemaal vast zit, die de hoop verloren heeft, die haar lichaam ziet wegkwijnen; - en soms, bij gelegenheid, licht het op in meer spectaculaire daden van menslievendheid, van opofferingsgezindheid, van vastbeslotenheid tot het goede, voor wie dat gegeven is in een hoge positie, voor leidersfiguren als Obama, God sta hem bij; - maar steeds is het er alleen, denk ik, als we de nood en het verdriet, maar ook de kleine en grote daden van dienstbaarheid en zelfopoffering, blijven zien in het kader van Gods Koninkrijk dat komt en dààr is. Zo waarlijk helpe ons God almachtig. De tijd is vol, Gods koninkrijk is daar: verander je leven en geloof dit evangelie!
5